Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Forensisch Onderzoek voltijd Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Forensisch onderzoek voltijd CROHO nr. 34112 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV april 2010
Auditteam: De heer R. van der Made De heer dr. J. De Kinder De heer drs. B. van den Hazel Mevrouw B. Bruijns (studentlid) Secretaris: De heer drs. G. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5.
Inleiding Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie Forensisch Onderzoek, Hogeschool van Amsterdam, 19 november 2009
1 1 1 1 2 2 4 4 5 5
2.
Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 10 11 12 12 14 16 18 20 22 23 25 28 28 29 30 32 32 33 35 35 37 38 40 40 42
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Forensisch Onderzoek, voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
43 43 44
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam verzorgt de HBO bachelor opleiding Forensisch Onderzoek. Het voorliggende rapport heeft betrekking op:
Forensisch Onderzoek, voltijd. Crohonummer: 34112.
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Forensisch Onderzoek.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
In 2004 heeft de hogeschool de nieuwe hbo opleiding Forensisch Onderzoek (Bachelor Applied Science) aangevraagd. Op 22 maart 2005 heeft een sitevisit/hoorzitting plaatsgevonden door een panel van deskundigen op het terrein van forensisch onderzoek. De beoordeling die door het panel is uitgevoerd is verricht aan de hand van het ‘Toetsingskader Nieuwe Opleidingen hoger onderwijs’ van de NVAO. Op 24 april 2005 heeft het panel een positief advies gegeven. Op 10 mei 2005 heeft de NVAO een positieve beoordeling gegeven van de aanvraag Toets Nieuwe Opleiding hbo-bachelor Forensisch Onderzoek. De opleiding Forensisch Onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam is de enige opleiding in het Nederlands hoger beroepsonderwijs op het gebied van forensisch onderzoek. De opleiding maakt deel uit van het domein Techniek van de Hogeschool van Amsterdam en biedt een onderwijsprogramma aan in de voltijdvariant. Het aantal ingeschreven studenten per september 2009 bedraagt 232. De opleiding Forensisch Onderzoek richt zich op jong volwassenen die (vrijwel) rechtstreeks instromen vanuit het voortgezet onderwijs (havo en vwo) en het mbo, en niet beschikken over relevante werkervaring. Studenten verwerven hun beroepscompetenties door het volgen van een vierjarig voltijd major-minor traject, waarvan een half jaar besteed wordt aan een praktijkstage, een minor en een afstudeerproject. De opleiding Forensisch Onderzoek behoort binnen het hbo tot het Domein Applied Science (Bachelor of Applied Science), waartoe alle Life Science-opleidingen behoren. Deze opleidingen zijn verenigd in het cluster ‘Applied Science’. Het cluster heeft in 2008 landelijk de brede competenties van de Bachelor of Applied Science beschreven in de notitie: Bachelor of Applied Science, een competentiegerichte profielbeschrijving. Voor het werkveld van de recherche is de beroepspraktijk van forensisch onderzoek gerelateerd aan die van de technische recherche en van de wetenschappelijk onderzoekers van het Nederlands Forensisch Instituut. De Forensisch Onderzoeker ‘managet’ het onderzoeksproces vanaf het onderzoek op de ‘plaats delict’ tot aan het oplossen van het misdrijf, draagt bij aan het forensisch onderzoek en zorgt o.a. voor communicatie tussen de technische recherche en de wetenschappelijk onderzoekers en terugkoppeling van de resultaten.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 1 De Internet Explorer-browser
Afgestudeerden van de opleiding vinden een baan bij de afdelingen ‘Forensische opsporing’ van politiekorpsen, bij het Nederlands Forensisch Instituut, bij het verzekeringswezen in de rol van expert/adviseur, onderzoeker of proces- of kwaliteitsmanager op het gebied van forensisch onderzoek. Op het moment van visitatie zijn de eerste afgestudeerden net afgeleverd, waardoor nog geen feitelijke gegevens over de arbeidsmarktrelevantie van de opleiding beschikbaar zijn. Eind 2009 wil de opleiding een lector forensisch onderzoek benoemen. De procedure is in een eindstadium. Aan dit lectoraat wordt een kenniskring verbonden waarin zowel docenten van de opleiding Forensisch Onderzoek als van de Politieacademie participeren. De opleiding biedt studenten de mogelijkheid om door te studeren aan de Masterstudie Forensic Science van de Universiteit van Amsterdam.
1.4.
Aanpak
1.4.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende: de opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Opleiding tot forensisch onderzoeker op hbo-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 2 De Internet Explorer-browser
Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van forensisch onderzoek, één student, één lead auditor en één auditor ‘onderwijs’/secretaris. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht cv’s van (gast)docenten; verbeterplannen; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1
Visitatie heeft op 19 november 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 3 De Internet Explorer-browser
1.4.2. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.4.3. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter:
De heer R. van der Made
Leden:
De heer dr. J. de Kinder De heer drs. B. van den Hazel Mevrouw B. Bruijns (student)
Secretaris, auditor onderwijs:
2
De heer drs. G. Broers
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een hbo nachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 4 De Internet Explorer-browser
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Forensisch Onderzoek noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van der Made is werkzaam geweest bij verschillende hoger onderwijsinstellingen, onder andere als manager en voorzitter van verschillende gremia hierbinnen. De werkveld- en vakdeskundige, resp. de heren De Kinder en Van den Hazel hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heren De Kinder, directeur-generaal van het Belgisch Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, en Van den Hazel, hoofd van de Bovenregionale Recherche Noord- en Oost Nederland, hebben op grond van hun ervaring en positie in het forensisch werkveld en vakgebied goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden gesteld worden aan professionals op het terrein van forensisch onderzoek. De heer De Kinder heeft eerder deelgenomen aan accreditatietrajecten in Amsterdam en Enschede. Mevrouw Bruijns heeft als studentlid deelgenomen aan de audit. Zij volgt aan de UvA en de VU de opleiding: Master Analytic Sciences en aan de UvA: Master Forensic Science. De deskundige ‘onderwijs’, de heer Broers, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.4.4. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5. Programma visitatie Forensisch Onderzoek, Hogeschool van Amsterdam. 19 november 2009 Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 5 De Internet Explorer-browser
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 6 De Internet Explorer-browser
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie hbo.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Het auditteam constateert dat er sprake is van een jonge, dynamische opleiding. Bij de ontwikkeling van het competentieprofiel en het domein van de opleiding heeft de opleiding zich laten leiden door de opleiding voor Forensisch Onderzoeker van de University of Central Lancashire in Preston. De Amsterdamse opleiding richt zich op de hele forensische keten en alle processen die daarbij horen. In dit verband wijst de opleiding er op dat men forensisch onderzoekers wil opleiden die op minimaal het bachelorniveau in het domein kunnen functioneren. Uitgangspunt daarbij vormt het sporenonderzoek op de ‘plaats delict’. Borging van het competentie- en beroepsprofiel van de opleiding Forensisch Onderzoek geschiedt door de beroepspraktijk. Het kaderstellende profiel is het profiel van de Bachelor of Applied Science. Eens in de vier/vijf jaar wordt het competentie- en beroepsprofiel op grond van actuele ontwikkelingen herijkt. De opleiding herijkt samen met een brede vertegenwoordiging van het beroepenveld in 2011 het competentie- en beroepsprofiel. Bij de formulering van de huidige competenties is uitgegaan van het volgende profiel van de Forensisch Onderzoeker. De afgestudeerde: heeft een gedegen basiskennis van (natuur)wetenschappelijk onderzoek. Kan (natuur)wetenschappelijke technieken inzetten t.b.v. classificatie, kwantificering en individualisering van materialen en objecten; is in staat scenario's te reconstrueren, uitgaande van de - veelal beperkte – aanknopingspunten; kan de waarde van resultaten van (natuur)wetenschappelijk onderzoek inschatten in een juridische context, gestaafd met de juiste statistische analyse; heeft kennis van kwaliteitssystemen en –procedures in relatie tot forensisch onderzoek; kan functioneren in een multidisciplinaire omgeving; kan mondeling en schriftelijk communiceren met zowel (natuur)wetenschappers als niet (natuur)wetenschappelijk opgeleiden. Omdat de opleiding nog jong is (in juni 2009 zijn de eerste studenten afgestudeerd) is ervoor gekozen eerst de ontwikkeling van het opleidingsprogramma goed af te ronden en in het beroepenveld te verankeren. De opleiding wijst er in dit verband op dat forensisch onderzoek een vakgebied is dat voortdurend in beweging is. Daarom is het noodzakelijk om verschillende ontwikkelingen van nabij te volgen. Zo heeft de opleiding een aantal aspecten en ontwikkelingen in het proces van opsporing gesignaleerd en onderkend, die na 2009 extra aandacht dienen te krijgen. In de ‘Strategische notitie Opleiding Forensisch Onderzoek’ wordt dit verder uitgewerkt. In deze notitie is in een bijlage een opsomming gegeven van ontwikkelingen in het forensisch veld en de verankering daarvan in de opleiding. Hiertoe behoren: laserscan, forensische fotografie, bewijswaarde van sporen, training scenario-denken, de bouw van relationele databases en een overzicht van verschillende kwaliteitssystemen. Het auditteam beaamt dat de in de notitie opgesomde recente ontwikkelingen correct zijn weergegeven. Van belang is dat de opleiding deze gesignaleerde ontwikkelingen ook inhoudelijk ‘vertaalt’ naar het curriculum.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 7 De Internet Explorer-browser
De validiteit van het competentieprofiel wordt bewaakt door structurele contacten met de beroepspraktijk. De structurele contacten met het werkveld zijn op verschillende manieren verankerd in de opleiding. Naast opleidingsadviesraad (zie hierna) bestaan deze contacten uit consultatie van experts die met name, maar niet uitsluitend, werkzaam zijn bij het Forensisch Instituut en de Politieacademie. Bij elk afstudeerproject is een externe deskundige betrokken, waardoor ook vanuit het werkveld het gerealiseerd niveau en de relevantie van de competenties worden beoordeeld. De opleidingsmanager Forensisch Onderzoek participeert in het landelijk clusteroverleg Applied Science. Het landelijk overleg onderhoudt contact met de brancheorganisaties en de grote spelers in het beroepenveld. Ook wordt één keer per jaar in het docententeam nagegaan welke aanpassingen in het curriculum noodzakelijk zijn op grond van actuele ontwikkelingen in het beroepenveld en de evaluaties van het uitgevoerde curriculum. Belangrijke spelers in het forensisch domein, zoals het Nederlands Forensisch Instituut en de Politieacademie, participeren in het onderwijsprogramma binnen projecten en practica. Stagebedrijven wordt expliciet gevraagd of het competentieprofiel van de opleiding herkenbaar is. De opleiding Forensisch Onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam kent een adviesraad waarin de volgende organisaties zijn vertegenwoordigd: Politiekorpsen Amsterdam Amstelland; Politieacademie; Nederlands Forensisch Instituut; Universiteit van Amsterdam, Master Forensic Sciences; Het Openbaar Ministerie in persoon van de forensisch officier. De samenstelling van de opleidingsadviesraad wordt verbreed, zo geeft de opleiding aan. Het auditteam wijst er met nadruk op, dat dit een belangrijke stap is. De adviesraad komt minimaal één keer per jaar bijeen in een plenaire zitting. De adviesraad heeft de afgelopen jaren gesproken over: Ontwikkelingen in beroep en op de arbeidsmarkt. Competentie- en beroepsprofiel opleiding Forensisch Onderzoek. Body of Knowledge opleiding Forensisch Onderzoek. Curriculum opleiding Forensisch Onderzoek. Het auditteam constateert dat de eerste afgestudeerden (cohort 2005-2006) de opleiding verlaten hebben. De opleiding volgt afgestudeerden. In dit kader merkt het auditteam op dat de opleiding ook in de toekomst nauwgezet dient bij te houden waar de afgestudeerden terechtkomen. Tevens moeten afgestudeerden blijvend in de gelegenheid worden gesteld de ervaringen in het werkveld terug te koppelen naar de opleiding. De opleiding maakt gebruik van gastdocenten afkomstig van verschillende organisaties. Het betreft veelal gastdocenten die werkzaam zijn bij politiekorpsen en het Nederlands Forensisch Instituut maar ook gastsprekers afkomstig van het Openbaar Ministerie, academische ziekenhuizen en Slachtofferhulp Nederland. Het internationale netwerk wordt uitgebreid. De eerste contacten met de University of Derby, opleiding Forensic Science zijn gelegd om onder hun begeleiding te komen tot een accreditatie door de Forensic Science Society. Uit de gesprekken en de documentatie is in dit verband gebleken dat de internationale aspiraties weliswaar vorm krijgen maar nog beperkt zijn: zij beperken zich voornamelijk tot uitwisseling en samenwerking met een aantal internationale partijen. In een planningsoverzicht van internationaliseringsactiviteiten van de opleiding blijkt dat er de komende jaren, tot en met 2014, een aantal concrete initiatieven genomen worden door docenten, de opleidingsmanager, de lector en de coördinator internationalisering. De opleiding wordt hiermee naar het oordeel van het panel nog niet op een internationaal niveau aangeboden, maar (het) vindt het wel een goede stap voorwaarts zonder al te ambitieus te zijn.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 8 De Internet Explorer-browser
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de (jonge) opleiding is bezig zich te positioneren binnen het complexer wordende forensische landschap op basis van recente ontwikkelingen en plannen; de opleiding onderhoudt structurele contacten met het werkveld via de adviesraad, die zal worden uitgebreid; de opleiding hanteert een set competenties die voldoende is uitgewerkt maar wel op onderdelen aan herziening toe is, gelet op de snelle ontwikkelingen in het werkveld. De opleiding geeft aan om op korte termijn op basis van informatie uit het werkveld de set competenties tegen het licht te houden en waar nodig bij te stellen/aan te vullen; er is sprake van verschillende initiatieven op het terrein van internationalisering. Het panel vindt het voor de opleiding van belang de internationale contacten verder uit te breiden.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 9 De Internet Explorer-browser
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de beschrijvingen van een Bachelor opleiding in het Hbo. Alle opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam nemen de hbo-kernkwalificaties als maatstaf voor de bepaling van het hbo-niveau. De opleiding merkt op dat de beroepsspecifieke competenties niet alleen dienen te passen binnen de domeincompetenties, maar ook binnen de algemene afspraken die zijn gemaakt over het Hbo-niveau. In het ‘Vertaalmodel Dublin Descriptoren – hbo-kernkwalificaties’ zijn deze kernkwalificaties in samenhang beschreven met de Dublin descriptoren. De opleiding heeft de generieke kernkwalificaties geïntegreerd in het competentieprofiel van de Forensisch Onderzoeker; zij zijn verwerkt in de 19 beroepscompetenties. De opleiding heeft in een overzicht de Dublin descriptoren geplaatst naast de Hbo-kernkwalificaties en de set competenties. Kennis en inzicht De afgestudeerde kan een representatieve verzameling van referentiemateriaal samenstellen; De afgestudeerde kan een onderzoekswerkplan opstellen en houdt daarbij rekening met kwaliteit, ethiek en veiligheid; De afgestudeerde kan sporen detecteren, identificeren en veiligstellen, zowel in het veld als in het laboratorium. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde kan bestaande analysetechnieken selecteren en zo toepassen, dat de resultaten valide en betrouwbaar zijn; De afgestudeerde kan een representatieve verzameling van referentiemateriaal samenstellen; De afgestudeerde kan procedures ontwikkelen om forensisch technische kwaliteit op een plaats delict en in de vervolgprocessen te garanderen. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan forensische activiteiten op de actuele ‘plaats delict’ voorbereiden en daarbij verklarende scenario’s formuleren en toetsen; De afgestudeerde kan bestaand forensisch onderzoek reviewen; De afgestudeerde kan afzonderlijke forensisch technische bewijsmiddelen interpreteren en combineren. Communicatie De afgestudeerde kan in overleg met de opdrachtgever vanuit verschillende scenario’s de onderzoeksvraagstelling formuleren; De afgestudeerde kan adviseren m.b.t. forensisch technische aspecten in opsporingslijnen; De afgestudeerde kan processen en incidenten evalueren en reviewen. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat zichzelf te sturen in zijn functioneren en in zijn ontwikkeling. Hij zorgt dat hij wat kennis en vaardigheden betreft op de hoogte is van de nieuwste ontwikkelingen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft de Dublin Descriptoren, de Hbo-kernkwalificaties en de competenties FO aan elkaar gerelateerd; De vijf Dublin Descriptoren zijn in voldoende mate terug te vinden in de competentieset.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 10 De Internet Explorer-browser
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen ‘Oriëntatie hbo’ heeft twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger onderwijs Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties en de doelstellingen van de opleiding FO beschrijven een voldoende niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelorniveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, is onder facet 1.2. beschreven. Beroepsonderwijs Zoals aangegeven in facet 1.1 is het werkveld bij de ontwikkeling van het competentieprofiel betrokken. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld. De afgestudeerde is actief in verschillende rollen. Uit de documentatie en tijdens de gesprekken is gebleken dat de afgestudeerde forensisch onderzoeker terecht komt op de volgende functies/sectoren: Forensisch technisch onderzoeker; Proces- of kwaliteitsmanager op het gebied van forensisch onderzoek; Expert / adviseur, binnen forensisch onderzoek, maar ook in aanverwante gebieden, zoals de verzekeringsbranche; Onderzoeker / adviseur ten dienste van één van de ‘spelers’ in de juridische context, zoals rechtbanken, parketten of advocatenkantoren; Onderzoeker op het brede terrein van laboratoriumonderzoek, bij voorbeeld bij keuringsdiensten en chemische of medische laboratoria. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding Forensisch Onderzoek kan gerekend worden tot het hoger onderwijs; de competenties van de opleiding Forensisch Onderzoek sluit aan bij het niveau van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een bacheloropleiding op het terrein van Forensisch Onderzoek; de opleiding heeft een beeld van de functies/sectoren waar afgestudeerde FO’ers terecht komen. SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Forensisch Onderzoek als voldoende gelet op de volgende observaties: de opleiding heeft zicht op ontwikkelingen in het werkveld. Van belang is dat deze ontwikkelingen - na raadpleging van het werkveld - op korte termijn opgenomen worden in het curriculum; de opleiding laat de Dublin Descriptoren in voldoende mate terugkomen in de set competenties; de competenties zijn afgeleid van de eisen die vanuit het beroepenveld worden gesteld aan afgestudeerden van dit type opleidingen. Verder noodzakelijke uitbreiding van de adviesraad is aanstaande; de internationale contacten zijn thans beperkt en verdienen uitbreiding.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 11 De Internet Explorer-browser
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Kennisverwerving neemt een cruciale plaats in bij de competentieverwerving van de student, zo geeft de opleiding aan. Verankering van de beroepskennis is van wezenlijk belang. Dit is vastgelegd in de Body of Knowledge die op hoofdlijnen is uitgewerkt in een leerplanschema. Deze Body of Knowledge vormt de basis voor het ijken van de verplichte vakliteratuur (zie hierna). De ontwikkeling van ‘beroepsvaardigheden’ staat centraal. De competenties van de opleiding Forensisch Onderzoek zijn vertaald in een leerplan, in leerdoelen en in leeractiviteiten. De studieonderdelen gaan uit van één of meer beroepssituaties, gebaseerd op casuïstiek uit en/of werkprocessen in de beroepspraktijk. Aldus vormt de beroepspraktijk het richtsnoer voor het onderwijsprogramma. De student werkt aan beroepsproducten die het resultaat zijn van een opdracht afkomstig uit de beroepspraktijk. In een training of practicum leert de student specifieke methoden, technieken en bijbehorende vaardigheden. Sommige trainingen zijn gericht op onderzoekstechnieken, andere op sociaalcommunicatieve- of leidinggevende vaardigheden. Door bij bepaalde organisaties een stage of een afstudeertraject te volgen kan de student een eigen accent geven aan de studie. Zo kan deze kiezen voor het forensisch laboratorium, de forensische praktijk binnen een politiekorps of een adviseurs rol binnen de advocatuur, het Openbaar Ministerie of een verzekeringsmaatschappij. Binnen die branches kan de student alle competenties van de opleiding behalen. Zowel in de propedeuse- als in de hoofdfase wordt gebruik gemaakt van Nederlandstalige en Engelstalige literatuur. Het betreft specifieke, op het vakgebied gerichte standaardwerken zoals Forensic Science maar ook meer algemene standaardwerken zoals het boek ‘General, organic and biological chemistry’. Ook de door de studenten te bestuderen (wetenschappelijke) artikelen uit de verschillende vakgebieden zijn vrijwel volledig Engelstalig. De docenten die betrokken zijn bij de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijs bepalen na onderling overleg de te bestuderen literatuur. Naast de voorgeschreven literatuur wordt gebruik gemaakt van uit de beroepspraktijk afkomstige geanonimiseerde dossiers, casuïstiek, protocollen en procedures en ander materiaal. Een andere belangrijke bron voor kennisontwikkeling wordt gevormd door materiaal dat direct aan de beroepspraktijk wordt ontleend, in de vorm van ‘case studies’ of opdrachten. Van studenten vraagt de opleiding dat zij diverse bronnen raadplegen voor hun werkstukken en projecten, zoals natuurwetenschappelijke, forensische, juridische en andere databanken, jurisprudentie, vaktijdschriften, recente publicaties binnen het vakgebied, zowel in boekvorm als op het Internet. De interactie met de beroepspraktijk varieert van gastcolleges en excursies (in de propedeuse) tot en met het Nederlands Forensisch Instituut, de Politieacademie en politiekorpsen. In de diverse leerlijnen (zie ook 2.3) worden gastcolleges gegeven, gericht op actuele ontwikkelingen met betrekking tot het centrale onderwerp in de cursus of beroepsopdracht.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 12 De Internet Explorer-browser
Studenten komen in het curriculum op de volgende manieren in aanraking met onderzoek: het in een kleine studiegroep, al dan niet onder begeleiding van een docent, formuleren van een probleemstelling, onderzoeksvraag naar aanleiding van een casus (in de eerste twee leerjaren); het individueel of met de studiegroep opstellen en afnemen van interviews met deskundigen in de eerste twee studiejaren; het doen van een kleinschalig onderzoek in de stage in het derde studiejaar; het uitvoeren van een onderzoek in de afstudeerfase; hieraan vooraf gaat een training in het schrijven van een afstudeervoorstel en in de methoden en technieken van praktijkgericht onderzoek. In 2009 wordt samen met de Politieacademie een nieuw lectoraat ‘Forensisch Onderzoek’ ingesteld. Uitgangspunt van het gezamenlijke lectoraat van de Politieacademie en de Hogeschool van Amsterdam is het samenstellen van een kenniskring uit zowel docenten van de Politieacademie als de opleiding Forensisch Onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam, alsmede externen (NFI, korpsen). Het lectoraat heeft als één van de vier kerntaken het opzetten en uitvoeren van toegepast onderzoek in wisselwerking met het forensisch domein. Docenten en studenten worden hier actief bij betrokken. Docenten van de opleiding gaan voor 0,6 fte deel uitmaken van de kenniskring. Het auditteam heeft de aanvraag Lectoraat Forensisch Onderzoek bestudeerd. Naar de mening van het auditteam wordt aan de aan te stellen lector een zeer zware taak toevertrouwd. De meerderheid van de studenten volgt stage binnen een politiekorps of het Nederlands Forensisch Instituut. Een kleine minderheid volgt stage bij een advocatenkantoor, een expertisebureau of een parket van het Openbaar Ministerie. Borging van stages vindt plaats doordat de opleiding eisen stelt aan het soort afdeling, de taken en het niveau van de verantwoordelijkheden die de student krijgt toegewezen. Eveneens biedt een stageplaats voldoende begeleiding en mogelijkheid tot leren. Dit wordt vastgelegd in het stagecontract. Het auditteam heeft uitgebreid gesproken over de stagefaciliteiten. Dit is een bron van zorg omdat het aantal benodigde stageplaatsen geen gelijke tred houdt met de behoefte. Van belang is dat de opleiding de stagemogelijkheden van studenten vergroot en interessanter maakt (zie hierna). De opleiding biedt studenten de mogelijkheid tot een (afstudeer)stage of minor in het buitenland, maar voert daar nog geen actief beleid op. Gelet op de beperkte contacten die bestaan op internationaal vlak, blijkt dit niet eenvoudig te realiseren. Tot nu toe is het pas aan drie studenten gelukt een stage-/ afstudeerplek in het buitenland te bemachtigen. Door de contacten met het Forensic Toxicology Laboratory van de University of Miami probeert de opleiding de komende jaren daar enkele stageplekken per jaar te realiseren. Het afgelopen voorjaar heeft een toxicoloog van het Forensic Toxicology Laboratory van de University of Miami, School of Medicine, Department of Pathology op uitnodiging van de opleiding een week lang voor de tweedejaarsstudenten onderwijs verzorgd. De studenten waar het auditteam mee heeft gesproken, geven aan dat zij tevreden zijn over het toegepaste onderzoek, de aansluiting op de beroepspraktijk en de gebruikte literatuur. De stagemogelijkheden en de begeleiding dienen naar de mening van studenten verder verbeterd te worden. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de interactie met de beroepspraktijk vindt plaats zowel op het niveau van programma-ontwerp als op het niveau van de programma-uitvoering; de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden van de studenten vindt plaats via recente vakliteratuur, via door de beroepspraktijk ingebrachte projecten en cases, en via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal; de stagecomponent binnen de opleiding verdient aandacht: een omvangrijkere en meer gevarieerder stagecomponent, die vanuit de opleiding stevig wordt begeleid, is noodzakelijk.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 13 De Internet Explorer-browser
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Uitgangspunt voor de inrichting van het programma is het competentieprofiel waarin de 19 competenties, de eindkwalificaties van de opleiding, staan beschreven die de student aan het einde van de opleiding bereikt dient te hebben. Deze competenties zijn geconcretiseerd naar beroepsproducten. Bestudering door het auditteam van het studieprogramma laat zien dat er sprake is van drie studiefasen: verwerving van een kennisbasis, voorbereiding op het beroep en profilering. Jaar 1
Onderdeel Propedeuse: Kennisbasis
2 en 3
Hoofdfase: Beroepsvoorbereiding
4
Afstudeerfase: Profilering
Kenmerken kennisbasis centraal; oriëntatie op studie en beroep; selectie en verwijzing. methodisch werken en praktijk centraal; kennisbasis en beroepsvaardigheden; keuze voor profilering. minor; afstudeerproduct.
Bestudering van het curriculum laat verder zien dat er tijdens de eerste fase van de studie sprake is van een in belangrijke mate voorgestructureerd programma, waarbij kennis, vaardigheden en het gewenste beroepsproduct vooraf vastliggen. De begeleiding wordt gedurende de eerste twee studiejaren gekenmerkt door veel aanwijzingen en instructie. In het derde en vierde studiejaar bestaat meer ruimte voor een individuele leerroute en legt de student accenten in het competentieprofiel door de keuze van stage, afstudeeropdracht en minor. De opleidingscompetenties zijn vertaald in leerdoelen per onderdeel. Concreet: voor het programmaonderdeel ‘het zoeken van sporen’ zijn zeven doelstellingen geformuleerd, bijvoorbeeld: onderzoeken van verschillende veel voorkomende sporen, een aantal eenvoudige onderzoeksmethoden kunnen toepassen, principes van gebruikte onderzoeksmethoden beschrijven, beheersen basis van fotografisch vastleggen sporen, spoordragers en resultaten. Door het volgen van genoemd programmaonderdeel bekwaamt de student zich in vier competenties die deel uit maken van de volledige 19 competenties omvattende set. Concretisering van de competenties en de doelstellingen vindt verder plaats door een korte omschrijving voor studenten van het programmaonderdeel: ‘In deze training leer je een aantal methoden voor routinematig onderzoek naar diverse sporen op stukken van overtuiging (svo) en het (fotografisch) vastleggen van resultaten. Je leert ook om op een duidelijke manier over de onderzoeksresultaten te rapporteren. Tevens wordt er aandacht besteed aan het voorbereiden van het onderzoek in het labjournaal en het rapporteren tijdens het onderzoek op het logformulier’. Borging van de relatie tussen doelstellingen en inhoud is voldoende beschreven in het opleidingsprofiel, het leerplanschema en in de uitwerking van de verschillende programmaonderdelen. Eenmaal per twee jaar wordt het leerplanschema herijkt en zo nodig bijgesteld.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 14 De Internet Explorer-browser
Met een leerplanschema borgt de opleiding dat de vertaling van de hbo- en beroepscompetenties wat inhoud en niveau betreft richtinggevend zijn voor de invulling van de verschillende studiejaren, leerlijnen, programmaonderdelen en toetsing. De beroepsgerichtheid zien studenten terug in de projecten. De beroepsoriëntatie vindt plaats in de projecten en de studieloopbaanbegeleiding. In ieder jaar worden meerdere projecten aangeboden. Gastlessen en excursies brengen de student in aanraking met de beroepspraktijk en bieden de student een mogelijkheid een realistisch beeld van de beroepspraktijk te ontwikkelen. Eveneens krijgen studenten opdrachten om informatie te verzamelen in het werkveld, bijvoorbeeld door middel van interviews met deskundigen. Gedurende beide eerste studiejaren werkt de student nog hoofdzakelijk aan door de praktijk aangeleverde maar door de opleiding ‘opgegeven’ opdrachten, de opleiding is opdrachtgever. In het derde en vierde studiejaar werken studenten tijdens de stage en het afstuderen ook aan echte opdrachten waarbij een organisatie uit de beroepspraktijk eigenaar van de opdracht is. Ook worden realistische oefensituaties in de vorm van zittingen geboden (verdedigen van het deskundigenrapport ten overstaan van professionals (advocaten, officieren van justitie). De opleiding biedt een minor aan die zich specifiek richt op studenten Forensisch Onderzoek, getiteld “Van PD tot Rechtzaal”. 75 procent van de studenten van de opleiding volgt deze minor. Voor een minor die niet direct bij de opleiding aansluit, moet de student een gemotiveerd verzoek indienen bij de examencommissie. Voorwaarde is dat het minorprogramma geen overlap heeft met het majorprogramma en past in het competentieprofiel van de opleiding. Daarnaast kunnen studenten buiten het domein Techniek - bij een andere opleiding binnen de Hogeschool van Amsterdam of een andere hogeschool of universiteit (ook in het buitenland) - een minor volgen, onder voorwaarde dat het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de competenties van de opleiding. Ook dan is goedkeuring van de examencommissie nodig. Minoren buiten het domein Techniek worden veelal gevolgd binnen het bachelordomein van Applied Sciences, binnen een chemisch of biologisch laboratorium. Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding gerichte verbeteracties onderneemt om het curriculum verder te verbeteren i.c. inhoudelijk aan te passen aan de ‘state-of-the-art’ van het zich snel ontwikkelend vakgebied. Zo zijn er, zoals onder facet 1.1 aangegeven, acties geformuleerd op het gebied van internationalisering, het stimuleren van studenten om stage te lopen in het buitenland. Daarnaast wordt het curriculum aangepast op de nieuwe competenties en wordt de relatie tussen de competenties, de hbo-kernkwalificaties en de niveaus van de verschillende studieonderdelen verder geëvalueerd en waar nodig eveneens aangepast. Het auditteam heeft tijdens de audit uitgebreid gesproken met studenten van de opleiding FO. Zij zijn te karakteriseren als uitermate gemotiveerd, zeer doelgericht en een kritische gesprekspartner. Geconstateerd kan worden dat zij voor de opleiding van grote waarde zijn daar waar het verbeterpunten betreft en feedback vanuit het werkveld. Studenten beschrijven de opleiding als ‘pittig’ maar als je gemotiveerd bent dan is de opleiding goed te doen. Vakinhoudelijk biedt de opleiding hen wat ze er van verwachten. De relatie tussen de vakinhoud en de forensische werkelijkheid op de stageplek beschrijven ze als adequaat. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het totale programma biedt studenten voldoende mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken; de opleiding heeft op de verschillende niveaus door het studieprogramma heen onder andere de leerdoelen, leerinhouden en onderwijsvormen vastgesteld die aantoonbaar afgeleid zijn van de set competenties; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in niveau toe om tenslotte in de afstudeerfase het Hbo-niveau te bereiken.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 15 De Internet Explorer-browser
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Het auditteam heeft het curriculum bestudeerd en stelt het volgende vast: het curriculum is voldoende uitgewerkt in het leerplanschema en in de studiegids; een studiejaar bestaat uit vier perioden waarbij iedere periode in het teken staat van één of meerdere beroepsproducten; de beide eerste studiejaren worden gekenmerkt door aanbodgericht onderwijs met het doel alle studenten een gedegen forensische basis mee te geven. Hierin wordt aandacht besteed aan de verschillende aspecten van het forensisch onderzoek, zowel naar theorie als in de praktijk. Het derde studiejaar bestaat uit een stage van een half jaar en een minor van een half jaar. Naast onderwijs bestaat het vierde jaar uit het uitvoeren van een afstudeeropdracht. De samenhang tussen het beroeps- en competentieprofiel enerzijds en de uitwerking in het curriculum en de afzonderlijke studiedelen anderzijds, is een terugkerend agendapunt in het docentenberaad. Binnen het curriculum zijn een horizontale en een verticale samenhang te onderscheiden. De verticale samenhang wordt vormgegeven doordat de ontwikkeling van de competenties bij de studenten gefaseerd plaatsvindt van eenvoudig naar complex. Deze ontwikkeling start in de propedeuse waar de student werkt aan zijn kennisbasis, vervolgens werkt deze in de hoofdfase aan de beroepsvoorbereiding en tijdens de afstudeerfase aan de verdieping van zijn bekwaamheid. Voor de horizontale samenhang geldt dat deze wordt bevorderd door het leerlijnenmodel. Het programma kent geen losse vakken met losse eindtermen, maar onderwijseenheden die gekoppeld zijn aan competenties/eindkwalificaties, ondergebracht in één van vier leerlijnen (cursuslijn, vaardighedenlijn, studieloopbaanlijn en projectbegeleidingslijn). Binnen ieder blok zijn studieonderdelen van alle leerlijnen geprogrammeerd. Deze leerlijnen beïnvloeden elkaar ook. Zo verschaffen de theorielijn en de vaardighedenlijn kennis en vaardigheden die kunnen worden toegepast in de projecten. Leervragen uit de diverse studiedelen kunnen een input vormen voor de studieloopbaanbegeleiding. Samenhang en integratie wordt extra bevorderd door de beroepsproducten waaraan studenten in de projecten werken. De verticale samenhang kenmerkt zich door de doorlopende leerlijnen én doordat het onderwijsprogramma beroepsgericht is. Dat laatste betekent dat de student, naarmate deze vordert tijdens de studie zich steeds beter een beeld kan vormen van de beroepspraktijk. De opleiding geeft aan dat men bewust heeft afgezien van een model waarin eerst algemene overzichtskennis wordt aangeboden en de student deze pas later leert toe te passen. De kenmerkende beroepsproducten, de beroepsrollen en de competenties komen telkens in het programma terug, waarbij sprake is van een opbouw van oriëntatie naar verdieping en van een toenemende complexiteit en zelfstandigheid in de uitvoering van de opdrachten. In het derde en vierde studiejaar hebben studenten de gelegenheid om eigen leerdoelen te stellen en een eigen leertraject te ontwerpen. Naarmate de opleiding vordert, stellen de studenten zelf ook meer de kwaliteitscriteria vast van de beroepsproducten. De afstemming tussen het binnen- en buitenschools programma wordt bewaakt door de begeleiding op de werkplek en supervisie. Zo neemt de student vanuit het werkplekleren vragen mee die in de opleiding worden behandeld en omgekeerd. De projectopdrachten zijn rechtstreeks ontleend aan voorbeelden uit de praktijk en/of worden ten behoeve van de praktijk uitgevoerd. In de theorielijn spelen praktijkvoorbeelden en praktijkopgaven een belangrijke rol, namelijk bij het leren toepassen van theoretische concepten op vragen, problemen en opdrachten in de praktijk. In de vaardighedenlijn vormen praktijkcases en beroepsoriënterende opdrachten de context voor het leren en oefenen van vaardigheden.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 16 De Internet Explorer-browser
Studenten zijn tevreden over de samenhang in het programma. Er is volgens hen duidelijk sprake van een toenemende complexiteit binnen het totale studieprogramma. In de studiegids vinden ze informatie over de samenhang tussen de verschillende studieonderdelen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: er is sprake van een rond beroepstaken opgebouwde opleiding hetgeen de horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de stagecomponent van het studieprogramma voldoende borgt; er is sprake van een verticale samenhang binnen het studieprogramma door de toenemende complexiteit van de studieonderdelen. de opleiding heeft de relatie tussen de verschillende studieonderdelen beschreven in de documentatie voor de student.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 17 De Internet Explorer-browser
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De opleiding heeft in een studiepuntenmatrix het aantal studiepunten voor de verschillende studieonderdelen uitgewerkt. Bij het verdelen van de studielast hanteert de opleiding een aantal uitgangspunten: een studiejaar bestaat uit vier perioden/kwartalen van telkens tien studieweken; in het basisprogramma heeft elke periode een vaste opbouw, aan de hand van de vier leerlijnen: aan onderwijseenheden zijn studiebelastingsuren gekoppeld; de studielast per programmaonderdeel is beschreven in de studiegids en de Onderwijs- en Examenregeling; de studiebelastingnorm stelt de student in staat zijn onderwijsactiviteiten te plannen en de studievoortgang te monitoren. Het Domein Techniek streeft naar gemiddeld 16 contacturen of meer per week in de eerste twee studiejaren. De opleiding Forensisch Onderzoek voldoet daaraan: gemiddeld 17 geprogrammeerde uren per week in het eerste studiejaar en 15 uur in het tweede studiejaar. In dit verband geven studenten aan dat zij de eerste fase van de studie veel tijd besteden aan het bestuderen van de vakinhoud en het maken van opdrachten; deze laatste individueel of in groepsverband. Concreet gevraagd naar het aantal uren dat besteed wordt aan de studie noemen zij een studielast die ligt tussen de 30 en 40 uur per week, afhankelijk van de studiefase en de vooropleiding van de student. Het aantal contacturen neemt naarmate de student vordert in de studie af, maar dat betekent niet, zo geven studenten aan, dat de belasting dan ook afneemt. Veelal is er dan sprake van stages waar de student het een en ander voor moet voorbereiden of zelfstudie geïnitieerd door de opleiding. Studenten overleggen ook veel onderling hetgeen ook weer ‘een hoop geregel en onderlinge afstemming’ betekent. Het auditteam constateert, na gesprekken met vertegenwoordigers van de opleiding en studenten, dat er een tekort dreigt aan stageplekken. Doordat drie andere hogescholen nu ook een forensische stroom binnen de opleiding Chemie of Biologie aanbieden, ontstaat er een tekort aan stage- en afstudeerplekken, zo geeft de opleiding aan. Via contacten met het beroepenveld probeert de opleiding het aantal stageplaatsen uit te breiden. In dit verband verwacht de opleiding dat in de toekomst het praktijkgericht onderzoek binnen het lectoraat Forensisch Onderzoek een uitbreiding van stageplaatsen met zich meebrengt. Het beschikbaar stellen van stageplaatsen in het buitenland is een doel van de opleiding dat op dit moment nog moeilijk te realiseren is. De stageproblematiek waar de opleiding zich mee geconfronteerd ziet, beschouwt zij zeker als een aandachtspunt voor de nabije toekomst. Het panel is van oordeel dat de opleiding in dezen krachtig dient op te treden. Samengevat geven de studenten aan dat het studieprogramma in voldoende mate studeerbaar is, daarbij de onvermijdelijke piekbelasting op de koop toe nemend. Zij zijn positief over de verdeling van de studielast, de voorbereidingstijd voor toetsen en herkansingen en de beschikbaarheid van informatie en roosters. Over het aantal contacturen en de tijdige beschikbaarheid van studiemateriaal wordt door de eerste en tweedejaars studenten positiever geoordeeld dan door de derde en vierdejaars studenten, die de eerste instroom van de opleiding vormden.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 18 De Internet Explorer-browser
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding besteedt zowel op studentniveau als op programmaniveau voldoende aandacht aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast; de opleiding heeft hierdoor een instrument in handen om vroegtijdig studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen; studenten beoordelen de opleiding als in voldoende mate studeerbaar; de studeerbaarheid dreigt in het gedrang te komen door een tekort aan stageplekken in de nabije toekomst. Het panel is van oordeel dat de opleiding in dit verband versterkt dient in te zetten op het vergroten van de mogelijkheden voor het werven/aanbieden van stageplaatsen.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 19 De Internet Explorer-browser
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding hanteert de wettelijke toelatingseisen. Deze zijn in de Onderwijs- en Examen Regeling van de opleiding beschreven. Havo- en vwo-gediplomeerden worden toegelaten als ze het profiel Natuur & Techniek of Natuur & Gezondheid hebben gevolgd. Mbo'ers (laboratoriumonderwijs of procestechniek) hebben wettelijk met elk diploma (niveau 4) toegang. Voor studenten die niet voldoen aan de instroomeisen en ouder zijn dan 21 jaar, is het mogelijk deel te nemen aan de 21+ toets. Om toegelaten te worden tot de opleiding is het nodig om de onderdelen Nederlands, Engels, scheikunde, biologie en natuurkunde te behalen op havo-niveau. In verband met de grote belangstelling voor de opleiding, de beperkte onderwijscapaciteit en vooral het aantal banen dat op jaarbasis in het forensisch domein beschikbaar is, geldt voor de opleiding een numerus fixus. De instroom in de opleiding bestaat met name uit havisten en in mindere mate uit mbo’ers en vwo’ers. Het aantal instromers is sinds 2005, mede door de numerus fixus, vrij constant en ligt rond de 65 studenten. De Hogeschool van Amsterdam biedt instellingsbreed een oriëntatietraject aan voor studenten die nog twijfelen over hun studiekeuze. Daarnaast kent de hogeschool een heroriëntatietraject voor die studenten die na aanvang van de studie alsnog van opleiding willen veranderen. Op het gebied van taal, studievaardigheden, schrijven van rapportages of scripties biedt het Taal- en Schakelcentrum cursussen aan. Het domein Techniek biedt vanaf september 2009 bijspijkercursussen wiskunde en taal aan. De opleiding draagt er zorg voor dat de propedeusefase zo goed mogelijk aansluit bij de verscheidenheid aan instroomniveaus (mbo, havo en vwo). De studieloopbaanbegeleider voert met de studenten functioneringsgesprekken. Centraal daarbij staat de vraag of de student de juiste studiekeuze heeft gemaakt. Ook komen in het gesprek studiebelemmerende of juist bevorderende factoren aan bod. In de propedeuse gaat het in de begeleiding ook om het doorverwijzen van studenten die twijfelen over hun studiekeuze, studiehouding en over de oriëntatie op het beroep. Tevens is de studieloopbaanbegeleider een eerste aanspreekpunt voor persoonlijke problemen. Als het nodig is kan er ook doorverwezen worden naar de decaan. Tweedejaarsstudenten die aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar geen BAS (Bindend Afwijzend Studieadvies) hebben gekregen, maar minder dan 50 studiepunten hebben behaald, moeten in overleg met de studieloopbaanbegeleider een studieplan opstellen, gericht op het wegwerken van de achterstand. Vorig studiejaar is vanuit het samenwerkingsverband ‘bètapartners’ het project ITS-academy gestart. Binnen dit project werken een kleine veertig scholen in Noord-Holland en Flevoland, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool INholland, Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit samen om de aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs in de bètarichtingen te verbeteren en de belangstelling van scholieren voor bètastudies te stimuleren. In het kader van het vak Natuur, Leven en Techniek is er zowel voor het havo als voor het vwo een module Forensisch Onderzoek ontwikkeld. De opleiding Forensisch Onderzoek is bij deze ontwikkeling betrokken. In het kader van de ITS-academy is tevens een ITS-lab ontwikkeld. Enkele malen per jaar verzorgt de opleiding voor scholieren, die de NLT-module Forensisch Onderzoek doen een forensische laboratoriumtraining.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 20 De Internet Explorer-browser
Het auditteam constateert dat de opleiding een toegankelijke en informatieve website heeft. Docenten verzorgen open dagen. Tevens wordt er deelgenomen aan landelijke voorlichtingsbeurzen en manifestaties. Met decanen van middelbare scholen worden contacten onderhouden om voorlichting te geven. Studenten geven tijdens de audit aan dat zij tevreden zijn over de overgang vooropleiding naar de hbo-opleiding Forensisch onderzoek. Gebleken is dat vwo’ers zich gemakkelijker een weg banen door de opleiding dan bijvoorbeeld mbo’ers. Laatstgenoemden hebben duidelijk meer moeite met de inhoud (abstractievermogen, taalbeheersing) dan vwo’ers. Dit aspect is ook gerelateerd aan de studielast. Het kost mbo’ers meer tijd zich het studieprogramma eigen te maken dan vwo’ers. Studenten werken veel samen waardoor er sprake is van ondersteuning tussen studenten onderling waarbij zij gebruik maken van elkaars sterke punten.
Oordeel:voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat instroomniveau betreft houdt de opleiding voldoende rekening met de verschillen in niveau en kwalificaties van de instromende studenten; hogeschoolbreed wordt het proces van studiekeuze bij de studenten gefaciliteerd door een oriëntatietraject; analyse van het propedeuseprogramma laat zien dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende studenten.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 21 De Internet Explorer-browser
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC’S) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen De opleiding kent een studieprogramma van 240 EC’S.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC’S, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 22 De Internet Explorer-browser
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het auditteam heeft concreet studiemateriaal beoordeeld waaronder de verschillende uitgewerkte programmaonderdelen. Het didactisch concept dat hieruit af te leiden is, gaat uit van leerlijnen. Deze leerlijnen lopen als een rode draad door de studiepuntenmatrices van het eerste tot en met het laatste jaar. Het didactisch concept is een gespreksonderwerp in het teamoverleg. Borging geschiedt eveneens doordat docenten een didactische aantekening behalen. Het concept gaat uit van: beroepspraktijk en beroepsproducten; complexer wordende leerstof; toenemende zelfstandigheid in en verantwoordelijkheid voor het eigen handelen van de student. Uit de bestudering van het studiemateriaal is verder af te leiden dat de opleiding er van uit gaat dat vakkennis voorwaardelijk is voor het ontwikkelen van competenties. Dit heeft als consequentie dat naarmate de student in zijn studie vordert deze steeds meer de gelegenheid wordt geboden het geleerde toe te passen in de praktijk. Hiertoe hanteert de opleiding afwisselende werkvormen. Voorbeelden hiervan zijn: de ‘leerpraktijk’ waarin studenten samenwerken aan een beroepsproduct; hoorcolleges; trainingen gericht op het oefenen van vaardigheden, zoals presentatievaardigheden en gesprekstechnieken; deskundigheidsbevordering waarbij studenten een beroep doen op medestudenten om mee te denken over persoons- en functiegebonden vraagstukken en knelpunten in de eigen leer- en werksituatie; begeleiding waarin deskundigheidbevordering wordt verkregen onder leiding van een begeleider uit het werkveld; Individuele begeleiding door de docent op het terrein van competentieontwikkeling van de student; zelfstudie waarbij de student zelfstandig leeractiviteiten uitvoert. Van de student wordt in toenemende mate verwacht dat zij/hij zelf structuur aanbrengt in de opdrachten, zelfstandig beroepsproblemen oplost en optreedt als professional. Zij/hij formuleert zelf de stage- en afstudeeropdracht. In de begeleiding staat de docent steeds meer op afstand. In consulturen kunnen studenten op eigen initiatief vragen stellen aan een vakdocent of uitwerkingen laten beoordelen. In de opleiding wordt veel aandacht aan leren reflecteren besteed, zowel in studieloopbaanplanning als in het projectonderwijs. Reflectie is altijd onderdeel van het stageverslag en het afstudeerverslag. Ten behoeve van het theoretisch fundament van de opleiding hanteert de opleiding een theoretische leerlijn. Binnen deze leerlijn volgen studenten met name colleges. De leerlijn ‘projecten’ bestaat uit beroepsopdrachten of projectopdrachten. Door het werken met realistische beroepsopdrachten komt de student vanaf de start van de studie in aanraking met de beroepspraktijk. De integratie van kennis, inzicht en vaardigheden die in de beroepspraktijk wordt vereist, vindt plaats door het uitvoeren van deze opdrachten. Het doel van de projectopdrachten is beroepsbekwaam worden door beroepsproblemen op te lossen en beroepsproducten te maken. De docent begeleidt en ondersteunt de individuele student in de uitvoering van de opdracht. Met betrekking tot de inhoud is het de taak van de docent/begeleider erop toe te zien dat de discussies, de plannen, de rapportages over de onderwerpen, de inhoud en de producten voldoende kwaliteit en diepgang hebben.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 23 De Internet Explorer-browser
De stage, die een aanzienlijk deel van de opleiding FO vormt, heeft als algemene doelen: opdoen van werkervaring, oriënteren op één of meer mogelijke beroepen, het verkrijgen van inzicht in organisaties en bedrijfsculturen, het toepassen van sociale en communicatieve vaardigheden in werksituaties en het vergroten van inzicht in de eigen mogelijkheden en voorkeuren. De student wordt tijdens de stage begeleid door een medewerker van de stage-instelling (praktijkbegeleider) en een docent van de opleiding. Het betreft een beroepsopleidende stage waarin de student door mee te werken de dagelijkse beroepspraktijk beter leert kennen. Het leerproces van de student vindt zodoende in een andere context plaats. Ook voert de student gedurende zijn stage een stageopdracht (onderzoek) uit. Voor deze opdracht zijn criteria opgesteld, die zijn opgenomen in de stagehandleiding. De criteria houden onder meer in dat de stageopdracht voldoende mogelijkheden biedt om de algemene stagedoelen te realiseren: vakkennis en -vaardigheden toe te passen, uit te breiden en te verdiepen; de werkzaamheden zelfstandig en met eigen verantwoordelijkheid uit te voeren; kenmerkende beroepsproblemen op te lossen. De opleiding onderscheidt verder de leerlijn ‘vaardigheden’. Het doel van vaardigheidsopdrachten is effectiever (beroepsvaardiger) handelen. Het accent in de opleiding ligt op de praktische toepassing van de technisch-instrumentele beroepsvaardigheid. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan: het zoeken en veiligstellen van sporen, forensisch DNA-onderzoek, het bepalen van de chemische samenstelling van stoffen, fysische en optische meettechnieken, het samenstellen en bewerken van beeldmateriaal en een rechtbanktraining. De gebruikte werkvormen in de vaardighedenlijn zijn : practicum; training; werkcollege; zelfstudie. Tenslotte kent de opleiding een leerlijn ‘studieloopbaanbegeleiding’. Het doel is dat studenten het eigen leer- en werkproces leren sturen, de eigen studievoortgang leren bewaken en de opleiding binnen de gestelde termijn afronden. In deze leerlijn wordt gebruik gemaakt van individuele- en groepsopdrachten alsmede van reflectieopdrachten. De gebruikte werkvormen in de studieloopbaanbegeleiding zijn: individueel gesprek; groepsgesprek; consult; zelfstudie. Studenten geven tijdens de audit aan dat zij de didactische werkvormen adequaat vinden. De verhouding tussen theorie- en praktijkcomponent van de opleiding is naar hun mening in orde. Dat wil zeggen: de theoriecomponent bereidt hen in voldoende mate voor op het stagelopen/werken in de praktijk. In de studiegids vinden studenten informatie over de werkvormen die de opleiding per studieonderdeel hanteert. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is door de opleiding in voldoende mate uitgewerkt; uit de documentatie en de gesprekken blijkt dat de werkvormen die gehanteerd worden in voldoende mate aansluiten bij het didactisch concept; studenten zijn tevreden over de verscheidenheid aan didactische werkvormen die de opleiding gebruikt.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 24 De Internet Explorer-browser
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Bestudering van de Onderwijs- en Examenregeling laat zien dat hierin expliciet bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de aspecten die deel uit maken van toetsing. Hiertoe behoren onder andere: toetsvorm, volgorde, tijdvakken en frequentie, gestelde eisen en de inschrijvingsprocedure. De leerdoelen, wijze van toetsen, beoordelen en de beoordelingscriteria zijn beschreven in de handleiding en zijn voorafgaand aan het programma bekend bij studenten. Elk studieprogramma wordt beoordeeld op de kwaliteit van de beoordelingscriteria (productcriteria) ten aanzien van het gevraagde beroepsproduct of de toets. In de beoordeling vooraf van de toets wordt expliciet gebruik gemaakt van de toetsmatrijs, criteria van validiteit, betrouwbaarheid en representativiteit. De kwaliteit en inhoud van toetsen vormen een regelmatig agendapunt in het docentenberaad, waarbij docenten ook elkaars toetsen inzien. Informatie over de toetsing treffen de studenten aan in de studiegids en op het domeinbrede intranet. Studenten worden bij aanvang van elk programmaonderdeel ook mondeling geïnformeerd over de wijze van toetsen en inhoud van toetsen. Voorbeelden van onderwerpen en typen tentamenvragen zijn bij studenten bekend. Binnen het opleidingsteam is afgesproken om met de studenten duidelijke afspraken over deze onderwerpen en de wijze van feedback te maken. Per studiejaar wordt twee maal de gelegenheid geboden een tentamen af te leggen. De toetsing van de stage en het afstudeertraject is beschreven in de handleidingen. De
opleiding Forensisch Onderzoek hanteert bij toetsen een aantal uitgangspunten: er zijn gevarieerde onderwijsvormen en gevarieerde toetsvormen; de doelen van toetsen en de doelen van het onderwijs zijn op elkaar afgestemd; de opleiding maakt gebruik van summatieve en formatieve toetsen; er is een evenwichtige spreiding van toetsen; de eerste toets volgt direct op het onderwijsprogramma; de docent past in de constructie en afname van de toetsinstrumenten kennis toe over betrouwbaarheid, validiteit, representativiteit en authenticiteit.
De opleiding wil de kwaliteit en transparantie van toetsen verder verbeteren. De beoordelingscriteria in een aantal studiehandleidingen zijn nog te zeer in algemene criteria beschreven. Dit geldt ook voor de stage- en afstudeerhandleiding. De opleiding wil deze criteria nader specificeren, zodat altijd voorafgaande aan elk studieonderdeel de beoordelingscriteria helder, eenduidig en duidelijk zijn. Iedere leerlijn kent zijn eigen toetsvormen waardoor er binnen de opleiding sprake is van een mix aan toetsvormen. Een periode wordt afgesloten met toetsen. Daarmee toetst de opleiding herhaaldelijk kennis, inzicht, vaardigheden en beroepsopdrachten die studenten maken. Het auditteam heeft toetsen bestudeerd. Daartoe heeft het auditteam voorafgaand aan de audit een pakket toetsen ontvangen van de opleiding. Het betrof in totaal 11 toetsen, verspreid over de verschillende studiejaren en over de verschillende programmaonderdelen. Concreet zijn onder andere toetsen bestudeerd op de terreinen: Forensisch DNA onderzoek opzetten, Reconstructie van de oorzaak van schade, Analyseren van organische en anorganische stoffen. Bestudering van deze toetsen laat zien dat binnen de leerlijn ‘theorie’ (de body of knowledge) de volgende type opdrachten gebruikt worden: Studieopdracht: de student wordt gevraagd bepaalde leerstof goed te bestuderen. Vergelijkingsopdracht: de student wordt gevraagd de relevante kenmerken van een probleem te vergelijken met de oplossingsbenadering vanuit verschillende theorieën of methodieken.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 25 De Internet Explorer-browser
Toepassingsopdracht: de student wordt gevraagd de geleerde theorie , forensische modellen, formules e.d. toe te passen. Probleemopdracht: de student krijgt de opdracht de verschijnselen van een specifiek probleem te analyseren en de oplossingsmethodiek te verantwoorden door gebruik te maken van een theorie of werkmodel. Conceptuele opdracht: studenten krijgen de opdracht zelf een werkmodel vanuit de theorie te vervaardigen of te verbeteren of zij krijgen de opdracht verschillende werkmodellen met elkaar te vergelijken, verbanden tussen modellen en theorieën aan te geven, een werkmodel te kiezen en de keuze hiervan te verantwoorden.
Theorie wordt in de regel getoetst met een schriftelijk tentamen, soms met een werkstuk of verslag. Het auditteam heeft voorafgaand aan de audit en tijdens de audit toetsen opgevraagd en deze bestudeerd. Op basis hiervan beoordeelt het auditteam het niveau van de tentamens als voldoende: de opleiding toetst in voldoende mate de relevante vakinhoud waarbij in de opdrachtformulering/de vraag ook de relatie met de praktijk wordt gelegd. De spreiding over de lesstof van de vragen is eveneens voldoende. In de vaardighedenleerlijn vindt toetsing plaats van toepassen van kennis en van communicatie. Vaardigheden worden getoetst met een practicumverslag en/of een laboratoriumjournaal. De beoordelingscriteria zijn uitgeschreven in termen van de beoogde vaardigheid of het te beheersen werkmodel. In de leerlijn studieloopbaanbegeleiding vindt toetsing van leervaardigheden plaats. Beoordeling van studievoortgang en beroepsontwikkeling gebeurt aan de hand van de studievoortgangsregistratie, het studieloopbaanplan en portfolio. In de tweede helft van de studie neemt het aantal toetsen af maar neemt het relatieve gewicht van toetsen van beroepsopdrachten/beroepsproducten toe. De opleiding heeft in een schema uitgewerkt hoe de onderscheiden leerlijnen zich verhouden tot de wijze van toetsing en beoordeling. Bij de toets van projecten gaat het om het beoordelen van de student om verworven kennis en vaardigheden aan te wenden in het oplossen van nieuwe problemen of bij het uitvoeren van beroepstaken. Projecten worden getoetst op: Kennis (individueel). Product, dit kan weer bestaan uit verschillende onderdelen, in ieder geval ook altijd een presentatie en een verslag. Samenwerken, hierbij gaat het over het functioneren van het team als geheel en over de individuele bijdrage van elke student. Tussentijds worden tussenproducten opgeleverd (teamcontract, plan van aanpak). Bij elk project vindt toetsing plaats op mondelinge en schriftelijke taalbeheersing. De beoordelingscriteria zijn uitgeschreven in kwaliteitscriteria (inhoudelijk, specifieke elementen van het product) en procescriteria. Het eindverslag, dat bestaat uit een inhoudelijk verslag (van de opdracht, het onderzoek en de resultaten) en een evaluatieverslag (reflectie op het functioneren in het bedrijf en op het leerproces). Het afstudeerproject wordt getoetst aan de hand van het eindverslag, de presentatie en de verdediging. Tijdens de verdediging wordt de student ondervraagd over het verslag en de presentatie. Bij het afstudeerproject zijn externe beoordelaars betrokken. Ten aanzien van het geven van feedback op toetsen is het auditteam het volgende gebleken. Docenten geven voorafgaande en gedurende de uitvoering van het programma mondeling informatie over toetsen. De uitslag van een toets (en daaraan gekoppelde studiepunten) dient uiterlijk vier weken na afname toets of toetsperiode bekend te zijn. Na de beoordeling is er mogelijkheid tot het nabespreken van toetsen en het geven van feedback. Gedurende vier weken na het bekendmaken van de uitslag krijgt de student op zijn verzoek inzage in het beoordeelde werk en kan hij kennis nemen van de beoordeling. Ook kan de student het werk met de docent bespreken.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 26 De Internet Explorer-browser
Omdat de opleiding nog relatief klein is, speelt het opleidingsteam samen met de examencommissie de rol van toetscommissie. De opleiding borgt de kwaliteit van toetsen door het “meer-ogen principe”. De opleiding beschikt over een examencommissie waarin medewerkers van de opleiding FO zitting hebben. Het auditteam heeft een aantal casussen bestudeerd waar de examencommissie mee te maken heeft gehad en beschouwt de procedure/afhandeling van de klachten als adequaat. Studenten geven aan de intensiteit en de kwaliteit van de toetsing voldoende te vinden. Daar waar het groepsopdrachten betreft zijn studenten voldoende kritisch op elkaar om ‘meeliftgedrag’ zoveel mogelijk te voorkomen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; het auditteam constateert dat de toetscommissie de toetsen en bijbehorende normeringen beoordeelt; de gehanteerde toetsvormen sluiten in voldoende mate aan op de werkvormen; de toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar; de kwaliteit van de toetsen wordt geborgd door het “meer-ogen principe”; de door de opleiding gebruikte toetsen zijn van een voldoende niveau.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding als voldoende gelet op de volgende constateringen: naar het oordeel van het auditteam hanteert de opleiding een studieprogramma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op hbo-niveau is vormgegeven en dat wat oriëntatie en organisatie betreft duidelijk gericht is op het vakgebied FO; docenten voeren overleg over de inhoudelijke ontwikkeling van het programma; de praktijkgerichtheid, de ordening, de sterke nadruk op de ontwikkeling als professional op het vakgebied van FO en de gerichtheid op beroepstaken en beroepsopdrachten zijn een voldoende waarborg voor de horizontale- en verticale samenhang van het curriculum; het curriculum biedt voldoende mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot professional op bachelorniveau te realiseren via gestructureerde interacties met het werkveld en via de in het studieprogramma opgenomen verbinding tussen de theorie- en de praktijkcomponent; de opleiding houdt rekening met de beginsituatie van de verschillende groepen instromers; de opleiding hanteert een adequate toetsingsprocedure waarbij het niveau van de toetsen het hbo-niveau laat zien.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 27 De Internet Explorer-browser
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Het auditteam heeft de cv’s bestudeerd van de docenten alsmede hun werkervaring. De docenten hebben kennis van en onderhouden contacten met het werkveld. Uit de gegevens blijkt dat zij bijvoorbeeld lid zijn van de Advies en Ontwikkelgroep Gevaarbeheersing Politieonderwijs, een achtergrond hebben op het terrein van senior research analist of onderzoeker (soms met internationale ervaring) en projectingenieur. Zowel bij projecten, stage als bij het afstuderen onderhoudt de opleiding haar relaties met relevante beroepsbeoefenaren. De begeleiding in het kader van de stage in het derde studiejaar en de afstudeeropdracht in het vierde studiejaar vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit het bedrijf waar de student zijn stage volgt en de afstudeeropdracht uitvoert. De opleiding merkt op dat er op de arbeidsmarkt thans nauwelijks personen te vinden zijn die als docent ingeschakeld kunnen worden en voldoen aan de eisen: een masteropleiding binnen één van de natuurwetenschappen en ervaring op het terrein van forensisch onderzoek. De opleiding stimuleert docenten om stage/scholing in het werkveld te lopen. Regelmatig zijn er docenten aanwezig bij het Nederlands Forensisch Instituut voor het volgen van cursussen en praktijkonderdelen. Dit traject wordt de komende jaren voortgezet. Ook is er contact met enkele korpsen om de mogelijkheid te onderzoeken of een docent enkele dagdelen met de Forensische Opsporing kan meelopen. De opleiding geeft aan dat docenten trainingen/stages volgen en zullen gaan volgen bij voor het vakgebied relevante organisaties zoals het Nederlands Forensisch Instituut en de Politieacademie. De opleidingsmanager neemt deel aan het Landelijk Clusteroverleg Domein Applied Science (het landelijk hbo-overleg van de opleidingen Applied Science). Ook neemt hij deel aan werkgroepen van de Politiekorpsen en de Politieacademie, die zich bezighouden met de toekomstige ontwikkelingen op forensisch gebied. Daarnaast zal er op het vakgebied de komende periode een inspanning geleverd moeten worden om docenten de gelegenheid te geven op de hoogte te blijven van het zich snel ontwikkelend vakgebied van forensisch onderzoek. De opleiding heeft een planning van scholingactiviteiten opgesteld die naar de mening van het auditteam omvangrijker kan. Zo kan bijvoorbeeld het bijwonen van internationale conferenties intensiever. De opleiding schakelt systematisch gastdocenten in ten behoeve van cursussen en projecten. Daarmee heeft de opleiding een belangrijk instrument in handen om de actuele beroepspraktijk en de daarmee verbandhoudende ontwikkelingen en professionele vraagstellingen rechtstreeks in het opleidingsprogramma in te brengen. De opleiding wil in de toekomst ook alumni inzetten als gastdocenten. De relatie met de beroepspraktijk wordt verder bestendigd na de introductie van het lectoraat. De studenten zijn tevreden over de mate waarin docenten blijk geven van hun kennis van de forensische praktijk. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: uit gesprekken met docenten is gebleken dat zij enthousiast zijn en bereid zijn zich verder te bekwamen in het FO-vakgebied. Hiertoe toont de opleiding al goede aanzetten, die naar het oordeel van het panel nog verder kunnen worden geïntensiveerd; de docenten onderhouden contacten met het werkveld, maar deze kunnen naar het oordeel van het panel omvangrijker en meer gedifferentieerd worden over het hele FO-vakgebied.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 28 De Internet Explorer-browser
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het personeelsbudget wordt beheerd door de directie van het Domein Techniek. Per opleiding zorgt de opleidingsmanager voor de werving en selectie en de inzetplanning van het personeel. Na definitieve vaststelling van het curriculum voor het volgende studiejaar wordt een raming gemaakt van de personele inzet. Doordat de instroom bij de opleiding vastligt in verband met de numerus fixus, is er in september geen aanpassing nodig op basis van de definitieve instroomcijfers. De toewijzing van taken geschiedt op basis van deskundigheid, waarbij rekening wordt gehouden met de voorkeur, affiniteit en beschikbaarheid van de docent. De opleiding heeft de laatste paar jaar geprobeerd de kwetsbaarheid per vakdiscipline te beperken door enkele docenten met een breder profiel aan te trekken, die zich op de grensvlakken van de verschillende vakdisciplines kunnen bewegen. De totale formatie van de opleiding Forensisch Onderzoek is op dit moment 9,5 fte verdeeld over dertien docenten en de opleidingsmanager. Zes docenten en de opleidingsmanager hebben een betrekkingsomvang van 0,8 tot 1,0 fte, de anderen 0,5 tot 0,6 fte. Eén werknemer is in de functie van docent praktijkonderwijs verantwoordelijk voor het laboratorium. Het opleidingsteam is de afgelopen jaren met ongeveer twee fte per jaar gegroeid. Naast de reguliere formatie heeft de opleiding de afgelopen jaren extra capaciteit ingezet ten behoeve dan de ontwikkeling van het programma. Een aantal docenten verricht ook coördinerende taken. Het gaat hierbij om coördinatie van de propedeusefase, stage en het afstuderen. Vooral de vele practica zijn arbeidsintensief, omdat de groepsgrootte beperkt is tot 16 studenten vanwege veiligheidseisen. Veel aandacht wordt besteed aan de individuele begeleiding van studenten in het eerste en tweede jaar in de vorm van studieloopbaanplanning. Studenten die bezig zijn met hun stage- of afstudeertraject krijgen ook begeleiding van docenten. Deze docenten brengen twee keer een bezoek aan de stageverlenende organisatie. De docent/student ratio bedraagt 1:25,3. Bij deze berekening zijn alle docenttaken meegenomen, zoals onderwijsontwikkeling, onderwijsuitvoering, scholing, externe contacten en coördinatie. Het aantal gastdocenten waar de opleiding gebruik van maakt ligt op jaarbasis gemiddeld tussen 30 en 40.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de omvang van de formatie is ruim voldoende om de opleiding te verzorgen; de docent/student ratio ligt op een voor het hbo bovengemiddeld niveau.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 29 De Internet Explorer-browser
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen De opleiding geeft aan (zie ook facet 3.1) dat forensische werkervaring als criterium per individuele docent bijna niet te realiseren is. In de forensische markt zijn relatief weinig kandidaten beschikbaar, die aan de door de opleiding gestelde criteria voldoen. Voor het onderdeel ’forensische opsporingsmethoden’ geldt tevens, dat er op de Nederlandse arbeidsmarkt op dit moment nauwelijks geschikte kandidaten beschikbaar zijn. Uit de cv’s blijkt dat vijf docenten een masteropleiding hebben gevolgd op het terrein van Biologie, Scheikunde of Forensic Sciences. Twee van deze docenten zijn gepromoveerd in Biochemie en Chemie. De overige docenten hebben een bacheloropleiding gevolgd in Natuurkunde, Biochemie, Politie Academie of Recht. Eén docent behaalt binnenkort de mastergraad Recht. Verschillende docenten hebben publicaties op hun naam staan in veelal Engelstalige tijdschriften. Van belang is dat docenten naast hun vorming op het terrein van de basiswetenschappen (biologie, scheikunde) zich ook verder bekwamen wat betreft de forensische basis. Er is een kwalitatief profiel in de vorm van een set van competenties voor de opleidingsmanager, docenten en ondersteunend personeel. In lijn met de eisen die het domein Techniek stelt, is elk docententeam deskundig op de terreinen onderwijs, werkveld en onderzoek. De opleidingsmanager is verantwoordelijk voor de werving en selectie van personeel. De opleidingsmanager is belast met het inwerken en coachen van nieuwe docenten. De hogeschool biedt alle nieuwe docenten een introductiecursus aan. Ook bezoeken nieuwe docenten lessen van collega’s. In 2005 is een functie classificatieronde uitgevoerd. Alle docenttaken zijn in dat jaar beoordeeld en in functies ingedeeld: (oplopend in functieniveau) docent 3, docent 2, docent 1 en lector. Bij de opleiding Forensisch Onderzoek hebben vrijwel alle docenten een docent 2-functie omdat het bijna zonder uitzondering om startende docenten gaat. Jaarlijks wordt een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek gevoerd op basis van het functieprofiel en de bijbehorende resultaatgebieden. In deze gesprekscyclus wordt structureel gestuurd op de kwaliteit van de vakinhoudelijke competenties, de didactische kwaliteiten en de bijdrage aan onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg. Ook wordt gekeken naar de resultaten van onderwijsevaluaties. In het functioneringsgesprek worden ontwikkel-/scholingsafspraken gemaakt. In het beoordelingsgesprek worden de resultaten beoordeeld, hetgeen bepalend is voor het wel of niet toekennen van een periodieke en/of vaste aanstelling. De opleiding stimuleert docenten om stage in het werkveld te lopen. In functioneringsgesprekken komt dit aan de orde. De behaalde resultaten, afgezet tegen de doelstellingen zoals opgenomen in het jaarplan, worden op teamniveau besproken in het periodiek teamoverleg en op individueel niveau in de jaarlijkse functionerings- en beoordelingsgesprekken. In de HRM-notitie van het domein Techniek zijn overzichten opgenomen van het Human Resource instrumentarium van de Hogeschool van Amsterdam en het scholingsaanbod van het domein Techniek. Voor de concrete scholingsactiviteiten heeft de onderwijskundige staf de Docentenacademie opgezet. De Docentenacademie organiseert trainingen, cursussen, consultaties, lezingen en congressen om de professionaliteit op peil te houden en te vergroten. De nadruk ligt op didactische scholing. Enkele voorbeelden zijn:
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 30 De Internet Explorer-browser
Elke docent met een aanstelling van 0,6 fte of meer die geen didactische bevoegdheid heeft, moet deze bevoegdheid halen. Het hebben van een didactische aantekening is een voorwaarde voor een vast dienstverband. De laatste twee jaar hebben drie docenten hun didactische aantekening behaald. Vier docenten volgen op dit moment nog de cursus. Daarmee beschikken op één na alle docenten over een didactische aantekening. Studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke kwaliteiten van hun docenten. Zij geven aan dat docenten op de hoogte zijn van de wetenschappelijke, in het bijzonder chemische, fysische en biologische, achtergrond van het vakgebied FO. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de docenten hebben voornamelijk vorming gehad op het terrein van basiswetenschappen. Dit is een voldoende uitgangspunt voor een professionele bachelor in de toegepaste wetenschappen zoals FO, indien aan de forensische basis gewerkt wordt; door middel van praktijkstages en congresbezoek kan naar het oordeel van het auditteam de forensische expertise bij de docenten nog verder worden versterkt; het docentencorps wordt door het auditteam beoordeeld als een team van gedreven professionals voor wie het streven naar kwaliteit de boventoon voert; studenten en alumni zijn tevreden over de kwaliteit van hun docenten; de bevordering van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt. SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende gelet op de volgende constateringen: kwantitatief is het docentenkorps op orde met een docent/studentratio van 1:25; kwalitatief is het personeel gekwalificeerd om de opleidingen op hbo-niveau te realiseren; de opleiding streeft er nadrukkelijk naar om docenten rechtstreeks afkomstig uit de beroepspraktijk aan te trekken en slaagt hier in beperkte mate in; de praktijkgerichtheid, i.c. de kennis van de praktijk van de docenten, kan verder versterkt worden, mede gelet op het zich snel ontwikkelend(e) vakgebied FO.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 31 De Internet Explorer-browser
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De opleiding Forensisch Onderzoek is gehuisvest op de locatie Leeuwenburg van de Hogeschool van Amsterdam. Deze locatie beschikt over een aantal centrale voorzieningen, zoals receptie, studentenservicebalie, audiovisuele dienst, reproservice, boekhandel, bibliotheek/mediatheek en een restaurant. De dienstverlening en openingstijden van de centrale voorzieningen, zoals mediatheek en restaurant, zijn afgestemd op zowel de voltijd- als deeltijdopleidingen. Het Domein Techniek heeft een bedrijfsbureau en stafmedewerkers, die ondersteuning geven aan de opleidingen. Het bedrijfsbureau zorgt voor de cijferadministratie, roostering, vastlegging van de taakverdeling, instroomadministratie en ondersteuning publiciteit, kantoorautomatisering en administratieve ondersteuning van opleidingsmanagers en -staf. Ook het kenniscentrum, dat de stages regelt, behoort tot het domein. In de aanvraag voor de nieuwe opleiding is gemeld dat de opleiding gebruik kan maken van de laboratoriumfaciliteiten van de Universiteit van Amsterdam en de biologische en medische practica van het Academisch Medisch Centrum. Doordat het domein Techniek zelf heeft geïnvesteerd in deze voorzieningen beschikt de opleiding over apparatuur die in ruime mate voldoet. Het auditteam merkt op dat de ontwikkelingen op het terrein van FO, bijvoorbeeld wat detectiemethoden betreft, zo snel gaan dat van de opleiding niet verwacht kan worden dat zij apparatuur voortdurend op het ‘state of the art’- niveau brengt. Naar het oordeel van het panel is de apparatuur voldoende up-todate om studenten reële praktijksimulaties te laten uitvoeren. In de subterre beschikt de opleiding over een forensisch laboratorium. Hier is alle apparatuur aanwezig, die nodig is voor technisch sporenonderzoek, zowel op de ‘plaats delict’ als voor laboratoriumonderzoek. Ook bevindt zich hier een verduisterde ruimte voor fotografie en onderzoek met forensisch licht. Voor het uitwerken van laboratoriumjournaals zijn hier voor de studententeams computers aanwezig. In de kelder is een ruimte beschikbaar met een ‘oefen-plaats delict’. Hier zijn twee kamers nagebouwd en ingericht, waar studenten plaats delictonderzoek kunnen oefenen. Voor een grootschalige plaats delict wordt ieder jaar gebruik gemaakt van de oefenruimtes van de Politie Academie in Zutphen. De afgelopen jaren zijn verbouwingen gerealiseerd om de voorzieningen voor studenten te verbeteren. Er is een draadloos netwerk aangelegd in combinatie met een laptopproject. Deze innovatie heeft geleid tot intensiever gebruik van studielandschappen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding beschikt over faciliteiten die als up-to-date gekwalificeerd kunnen worden op het terrein van forensisch onderzoek: de relevante apparatuur is aanwezig, alsmede de benodigde praktijkruimten.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 32 De Internet Explorer-browser
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De opleiding FO beschikt elk kwartaal over actuele gegevens waardoor zij risicostudenten in de studieloopbaanbegeleiding kan traceren en aanspreken om vervolgens met hen te overleggen hoe het studiegedrag/de studieresultaten verbeterd kan/kunnen worden. Ook wordt per vak bijgehouden welk percentage van de studenten slaagt, zakt of niet deelneemt. Vakken met een percentage geslaagden (na herkansing) lager dan 70 procent, worden tegen het licht gehouden. In de studieloopbaanbegeleiding krijgt elke student vanaf het begin van de opleiding een docent als coach. Naast het begeleiden van de competentieontwikkeling is met name de voortgang van de studie, waarvoor het verkeerslichtensysteem (zie hierna) informatie verschaft, een belangrijk aandachtspunt in de begeleiding. Op basis van het aantal behaalde studiepunten, afgezet tegen het maximaal haalbare, worden studenten geclassificeerd in vier groepen volgens het verkeerslichtensysteem: zwart, rood, oranje en groen. Het aantal potentiële langstudeerders of potentiële uitvallers wordt daarmee snel zichtbaar. De zwarte en rode groep zijn de vertragersgroepen en vragen om nadere analyse en actie. Met dit systeem is het aantal vertragers, de potentiële langstudeerders of uitvallers snel zichtbaar. Zowel de student als de opleiding heeft elk kwartaal inzage in de gegevens. Via individuele gesprekken en het portfolio volgt de coach de ontwikkeling en de studievoortgang van de student. Aan de orde komen: het stellen van doelen in de studie, het maken van plannen, de studievaardigheden, het evalueren, de beroepshouding en het bewaken van de voortgang De opleiding signaleert dat voor een groep van studenten de overgang van een gestuurde, begeleide omgeving, naar een omgeving die een grote mate van zelfstandigheid vraagt en een groter beroep doet op zelfsturing, moeilijk is. In het eerste jaar ligt de focus van studieloopbaanplanning vooral op het onderkennen van deficiënties, het leren reflecteren, het oriënteren op de studie forensisch onderzoek en op het beroepenveld. In het tweede jaar ligt de nadruk naast de bovengenoemde onderwerpen op het bewust sturen van de studievoortgang, een sollicitatietraining en het begeleiden van het zoeken van een stageplek en de keuze van de minor. In het derde jaar ligt de nadruk enerzijds op de reflectie op stage-ervaringen en anderzijds op het voorbereiden van het afstudeerproject. Vanaf jaar drie neemt een docent de rol van coach en de stagebegeleiding op zich. In het vierde jaar geldt dit voor coaching en afstudeerbegeleiding. Ook bestaat er binnen de opleiding een systeem van tutoring, waarbij een tweedejaarsstudent een eerstejaars team begeleidt. De nadruk ligt hierbij niet zozeer op wat de studenten doen maar vooral op hoe ze het doen. Het tutorsysteem biedt een mogelijkheid om de sociale binding tussen opleiding en student te versterken en draagt ook bij aan het tijdig signaleren van mogelijke studieproblemen. De studieloopbaanbegleider ondersteunt de tutoren en blijft de eindverantwoordelijke voor de zorg aan de student. Stagebedrijven wordt door docenten expliciet gevraagd naar de aansluiting van de opleiding op het werkveld. Hierbij komt nogal eens naar voren dat beide partijen, het stageverlenend instituut en de opleiding, verschillende verwachtingen hebben. In dit verband uiten studenten zich tijdens de audit kritisch over de begeleiding gedurende de stage vanuit de opleiding en zijn zij negatief over de begeleiding bij het vinden van een stageplaats (zie hierna). Eveneens vinden zij de mogelijkheid voor een buitenlandstage beperkt.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 33 De Internet Explorer-browser
Bij verschillende aspecten uit de evaluaties blijken ouderejaarsstudenten zich kritischer te uiten over de begeleiding dan eerste- en tweedejaarsstudenten. Dit constateert de opleiding maar wordt ook door studenten aangegeven tijdens de audit. Kennelijk vormt de overgang naar de hogere studiejaren voor een aantal studenten een grote stap. Studenten lijken meer begeleiding en structurering te verlangen dan de opleiding ze in de eindfase biedt. De opleiding signaleert dat haar verwachtingen ten aanzien van zelfstandigheid en het zelfsturend vermogen van een deel van de studenten, hoger zijn dan studenten in deze leeftijdsfase waar kunnen maken. De opleiding wil onderzoeken op welk moment meer begeleiding nodig is en hoe dit is te realiseren. Ook wil de opleiding de schriftelijke informatie in de stage- en afstudeerhandleiding verduidelijken.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opzet van de studiebegeleiding is van voldoende kwaliteit; de ontevredenheid bij studenten over de begeleiding tijdens het vinden van een stageplaats en tijdens de stage zelf is een punt van aandacht. De opleiding geeft aan na te gaan op welke wijze zij de begeleiding van studenten binnen de stage verder kan verbeteren; de informatievoorziening aan studenten is voldoende. SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleiding als voldoende gelet op de volgende constateringen: de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren; de studentbegeleiding en informatievoorziening zijn voldoende geregeld en worden naar behoren uitgevoerd; de begeleiding van de stagecomponent van de opleiding FO is een punt van aandacht. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 34 De Internet Explorer-browser
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Binnen het domein Techniek worden instrumenten voor module-, stage-, afstudeer- en minorevaluaties ingezet. Na ieder onderwijsblok worden met ondersteuning van de staf Kwaliteitszorg evaluaties uitgezet onder studenten. Uitkomsten van de medewerkerstevredenheidsmonitor zijn door de centrale voorziening niet verwerkt, aangezien het aantal respondenten onder de minimumnorm ligt. Het kwaliteitsplan van de opleiding FO bevat: De visie op kwaliteit; Een beschrijving van het kwaliteitszorgsysteem binnen de HvA; De kwaliteitszorgsystematiek; Een beschrijving van de kwaliteitsgebieden, kwaliteitsobjecten, prestatie-indicatoren. Het auditteam merkt op dat de prestatie-indicatoren in voldoende mate zijn uitgewerkt en wel op een zodanige wijze, dat zij goed toepasbaar zijn. Bijvoorbeeld: ‘visie op beroep en bijbehorende competenties zijn vastgelegd in het opleidingsplan’, ‘de bij een studieonderdeel behorende toets is in overeenstemming met de toetsnotitie’, ‘het curriculum wordt door het opleidingsteam besproken en vastgesteld’. De ambitie van het domein Techniek, waartoe de opleiding FO behoort, is gericht op een verdere verbetering en borging van de kwaliteit. De staf Onderwijs en Kwaliteit van het domein adviseert en ondersteunt de directie en de opleidingsmanagers met het doel de opleidingen op het gewenste kwaliteitsniveau te houden. Bij alle opleidingen van het domein Techniek functioneert een resultaatverantwoordelijk opleidingsteam. Het opleidingsteam voert het vastgestelde beleid uit (kwantitatieve- en kwalitatieve doelen) en draagt verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het curriculum, voor een zo optimaal mogelijk slagingspercentage en voor de verdere ontwikkeling van de opleiding. De opleiding FO formuleert eigen streefdoelen binnen de kaders van de domein Techniek. De verbetermaatregelen zijn opgenomen in het meerjarenplan van de opleiding en zijn verder geconcretiseerd in het jaarplan per studiejaar. In het Resultaat & Activiteitenplan van de opleiding zijn de streefdoelen geformuleerd op vier resultaatgebieden: kwaliteit en onderwijs; markt, omgeving en klant; personeel en organisatie; financiën en rendement. Per gebied wordt aangegeven welke resultaten de opleiding wil behalen en welke activiteiten daartoe ondernomen worden. Hieraan zijn veelal streefcijfers gekoppeld. In halfjaarlijkse rapportages legt de opleiding verantwoording af over de vorderingen van het Resultaat en Activiteitenplan. Dit is de input voor het periodiek bestuurlijk overleg tussen de domeinvoorzitter van het Domein Techniek en het college van bestuur. Vanaf studiejaar 2009 – 2010 wordt gewerkt met jaarplannen. In het jaarplan zijn streefdoelen, stand van zaken en acties geformuleerd op de volgende resultaatgebieden : positionering;
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 35 De Internet Explorer-browser
basiskwaliteit; assortiment; internationalisering; studiesucces; kennisontwikkeling en –uitwisseling; teamorganisatie en personeelsplanning.
Eén keer in de zes jaar (drie jaar voorafgaand aan een accreditatie) wordt bij iedere opleiding een interne audit uitgevoerd, aan de hand van het NVAO-beoordelingskader. Voor de opleiding Forensisch Onderzoek is de eerste audit uitgevoerd op 7 oktober 2008. In de documentatie, in het bijzonder in de management review van de opleiding heeft de opleiding het oordeel van de studenten over de verschillende facetten van het NVAO-accreditatiekader beschreven en ieder facet apart geëvalueerd. Daarbij zijn tevens verbeterpunten geformuleerd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de opleiding geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; de opleiding voert module- en projectevaluaties onder relevante partijen uit; de opleiding heeft meetbare eisen en streefdoelen geformuleerd.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 36 De Internet Explorer-browser
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De verbeteringen die met de inhoud of structuur van het programma te maken hebben, worden opgenomen in de kwaliteitscyclus. De uitkomsten van de evaluaties worden besproken in het docententeam en met de opleidingscommissie en zijn input voor verbeteracties die worden opgenomen in het jaarplan. Verbeteringen in de systematiek van de uitvoering van het onderwijsprogramma leiden tot maatregelen. De opleiding heeft naar aanleiding van de interne audit de volgende verbeteringen/ maatregelen doorgevoerd : Voor alle programmaonderdelen zijn de leerdoelen met koppeling met de competenties in een apart document geformuleerd. De leerdoelen per onderwijsonderdeel zijn duidelijker beschreven en gekoppeld aan de competenties. Extra aandacht is geschonken aan de beoordeling van de afstudeerperiode, die in juni en augustus 2009 voor de eerste keer heeft plaatsgehad en de verslaglegging hiervan. Andere voorbeelden van verbeteringen op grond van evaluaties van de afgelopen drie jaar, zijn : De ordening binnen het competentieprofiel Forensisch Onderzoek is aangepast aan het algemene competitieprofiel van het Domein Applied Science. De minor die de opleiding aanbiedt, is verbeterd op de volgende punten: 1. meer colleges en gastlezingen 2. Intensieve begeleiding van de teams door de coaches Een aantal in gang gezette ontwikkelingen is de afgelopen jaren versterkt of geïnitieerd, waardoor de opleiding nog beter gepositioneerd wordt, zoals : Het werkveld is verder betrokken bij de opleiding. De opbouw van een internationaal netwerk is gestart (zie hierna). In samenwerking met de Politieacademie is de aanvraag voor een lectoraat gestart. De opleiding merkt op en het auditteam constateert dat het met name vierdejaarsstudenten zijn die op een aantal punten negatiever oordelen dan studenten uit de andere studiejaren. Voor een deel heeft dit te maken met het feit dat vierdejaarsstudenten steeds het eerste cohort zijn dat een programma uit een bepaald studiejaar volgt. Zij hebben de kinderziektes ervaren. Het is voor een belangrijk deel hun input geweest op grond waarvan de opleiding verbeteracties heeft genomen. De opleiding heeft voor het auditteam een aantal verbetermaatregelen verder uitgewerkt in een notitie. In deze notitie is een schema opgenomen met daarin aangegeven: de te nemen actie, de planning, de verantwoordelijke binnen de opleiding die deze actie uitvoert. Een concreet voorbeeld betreft de verdere internationalisering van de opleiding door het leggen van contacten met docenten bij instellingen van hoger onderwijs en onderzoek in Nederland en over de landsgrens.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen; de implementatie van verbetermaatregelen wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 37 De Internet Explorer-browser
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Er zijn meerdere overlegstructuren waarin de kwaliteit als onderwerp op de agenda staat. Bij het ontwerpen van de opleiding waren/zijn zowel medewerkers van de hogeschool als het afnemend beroepenveld betrokken. Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten en het afnemende beroepenveld van de opleiding betrokken. Nu de opleiding FO de eerste afgestudeerden heeft geleverd aan het werkveld, zullen ook zij betrokken worden bij de kwaliteitszorg (zie hierna). Vaste onderdelen die regelmatig ter advies aan deze partijen worden voorgelegd, hebben betrekking op het beroeps- en competentieprofiel, actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk en op de arbeidsmarkt, body of knowledge, opleidingsmodel en leerplanschema, onderwijs- en examenregeling, inhoud curriculum (inclusief stage en afstuderen), kwaliteitseisen toetsen, kwaliteitseisen docenten en uitkomsten van evaluaties. Binnen het tweewekelijks opleidingsteamoverleg besteedt de opleiding aandacht aan de verschillende programmaonderdelen. Zo worden ook alle stage- en afstudeeropdrachten, eisen aan toetsen en beoordelingsformulieren, eisen aan literatuur en de literatuurlijst gedurende dit overleg besproken, waardoor er een breed gedragen visie op onderwijsprogramma en beroepenveld ontstaat. Ook worden verbeterpunten benoemd en verbeteracties afgesproken. Studenten kunnen hun oordeel over de kwaliteit van het onderwijs geven via de Studenten Tevredenheids Monitor en de eigen onderwijsevaluaties van de opleiding. De evaluatieresultaten en eventuele verbetermaatregelen worden besproken in de opleidingscommissie (opgericht in 2006) waarin studenten uit alle studiejaren zijn vertegenwoordigd. De opleidingscommissie maakt elk studiejaar een kwaliteitsplan en geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het opleidingsmanagement, bijvoorbeeld over het resultaten- en activiteitenplan en de Onderwijs- en Examenregeling. De opleiding heeft het auditteam voorzien van uitgebreide informatie over de samenstelling en het functioneren van de opleidingscommissie. De commissie formuleert haar visie over kwaliteitszorg als volgt: ‘…wij streven ernaar de kwaliteit van het onderwijs zo goed mogelijk te houden. Tegelijkertijd willen wij de kwaliteit, waar dat mogelijk is, verbeteren. Daarnaast vinden we het belangrijk onze achterban zo goed mogelijk van dienst te zijn door ze te helpen bij problemen die zich voordoen’. In het kwaliteitsplan 2008-2009 beschrijft de opleidingscommissie verder de doelstellingen, de organisatie, de planning en evaluaties van haar functioneren. De opleiding Forensisch Onderzoek is nog jong. Binnen het teamoverleg wordt de stand van zaken besproken met daaraan gekoppeld acties ter verbetering. Veel van de input uit de evaluaties is gebruikt voor aanscherping van het onderwijsprogramma, nadat dit voor het eerst uitgevoerd was. Deze verfijning van het programma wordt steeds besproken in het opleidingsteam. De studenten waar het auditteam mee gesproken heeft, zijn mondig en maken een gemotiveerde, bij de opleiding betrokken indruk. Zij geven aan dat zij regelmatig, in de regel langs informele weg, contact hebben met docenten en leidinggevenden om zo mogelijke verbetermaatregelen onder de aandacht te brengen. Ook krijgt de opleiding feedback vanuit het werkveld via de opleidingsadviesraad, de Politieacademie, het Nederlands Forensisch Instituut, de bedrijfsbegeleiders van stagiairs en afstudeerders, gastdocenten en gecommitteerden bij afstudeersessies. In augustus 2009 zijn de eerste studenten Forensisch Onderzoek afgestudeerd. Dit studiejaar, 2009-2010, gaat de opleiding een start maken met alumnibeleid. Er wordt in ieder geval een database van alumni aangelegd, die ieder jaar geactualiseerd wordt.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 38 De Internet Explorer-browser
Verder wil de opleiding alumni uitnodigen voor gastlezingen. Na het opdoen van beroepservaring worden de alumni ook uitgenodigd om als gecommitteerden bij het afstuderen op te treden. Verder wil de opleiding alumni benutten als klankbord voor de kwaliteit en de inhoudelijke ontwikkeling van de opleiding. Uit de Studenten Tevredenheidsmonitor blijkt dat studenten met name uit de eerste drie studiejaren tevreden zijn over de kwaliteitszorg, de wijze van evaluatie , de informatie over evaluatie, de wijze waarop de opleiding omgaat met adviezen en suggesties van studenten en de opleidingscommissie en het functioneren van de opleidingscommissie. In het vierde studiejaar, zo geven studenten aan, zijn het met name de begeleiding op de stageplek en de begeleiding van het eindwerkstuk die beter geregeld moeten worden.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding benadert relevante partijen op eigen initiatief en streeft er naar om hun suggesties om te zetten in concrete maatregelen; de opleiding kent een adequaat samengestelde opleidingscommissie waardoor studenten actief participeren bij het op peil houden van de kwaliteit van de opleiding; de studenten zijn gemotiveerd en zijn actief betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende gelet op de volgende constateringen: de interne kwaliteitszorg van de opleiding FO wordt systematisch aangepakt. Studenten, docenten en het werkveld worden er op actieve en gestructureerde wijze bij betrokken. Het systeem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen waarvan de realisering wordt bewaakt.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 39 De Internet Explorer-browser
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Het afstudeertraject van de opleiding Forensisch Onderzoek bestaat uit een externe opdracht. In de uitvoering van de afstudeeropdracht wordt de student begeleid door een begeleider uit het bedrijf en door een docentbegeleider. De opleiding ziet erop toe of de opdracht die de student vervult in het kader van het afstuderen, voldoet aan de eisen van het hbo. In een startgesprek tussen docentbegeleider, bedrijfsbegeleider en student wordt dit getoetst. Met de opdracht toont de student aan dat deze de beroepscompetenties op hbo-niveau beheerst. Dit wordt beoordeeld op grond van het eindverslag, een presentatie en een mondelinge verdediging. De opleiding geeft aan dat het onderwerp van het eindwerkstuk een kenmerkend vraagstuk moet zijn uit het werkveld. Onderdelen van het vraagstuk dienen complex te zijn, dat wil zeggen dat geen standaardoplossing binnen de desbetreffende organisatie voor handen is. De student maakt gebruik van (wetenschappelijke) en actuele (internationale) vakliteratuur en literatuur die in de hogeschool gebruikt is. Ook onderbouwt de student met behulp van theorie de conclusies en aanbevelingen. De student past methoden van onderzoek op een systematische wijze op basis van een geaccepteerde methodologie toe, waardoor de gevolgde werkwijze verifieerbaar is. Uit de losse pols adviseren is dus beneden de maat. Ook wordt gebruik gemaakt van experts die veel van het onderwerp weten. De student presenteert de opdracht aan de opdrachtgever en externe beoordelaars en is in staat om aan vakgenoten/experts te beargumenteren waarom de conclusies en aanbevelingen een toegevoegde waarde hebben voor de organisatie en wat de praktische toepasbaarheid is. De notitie en conclusies zijn zakelijk verwoord. De resultaten zijn beschikbaar in een taal die de praktijk begrijpt. In juli en augustus 2009 zijn de eerste afstudeeropdrachten afgerond. Op grond van deze eerste ervaringen concludeert de opleiding zelf dat de kwaliteit van deze afstudeerscripties van hbo niveau zijn. De opleiding signaleert op grond van eigen beoordeling en op grond van terugkoppeling van externe begeleiders en beoordelaars, dat het niveau van studenten met name goed is op de volgende onderdelen: het systematisch opzetten en methodologisch uitvoeren van forensisch onderzoek en dit binnen de gestelde termijn afronden; het vakkundig en doelgericht verzamelen van de benodigde informatie; het structureel samenwerken; het vakkundig opstellen van rapporten; het kunnen omgaan met de tegenstellingen in het beroepsdomein. Een aantal afstudeeropdrachten is van hoog niveau. De opleiding baseert dit oordeel op de volgende criteria: hooggespecialiseerd onderzoek (bijvoorbeeld dna onderzoek bij kleine hoeveelheden, sporen) bij enkele afstudeeropdrachten; gecompliceerdheid van het te onderzoeken probleem bij enkele afstudeeropdrachten. Eveneens signaleert de opleiding op grond van haar eerste ervaringen met afstuderen enkele knelpunten: niet elke student is erin geslaagd om tijdig een afstudeeropdracht te verkrijgen;
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 40 De Internet Explorer-browser
een aantal studenten heeft door de aard van de opdracht meer tijd nodig voor het doen van onderzoek; bij een aantal studenten is de taalvaardigheid niet aan de maat; een aantal externe beoordelaars oordeelt dat het beoordelingsformulier (met competenties) te abstract is. Na een toelichting door de opleiding is het voor hen bruikbaar.
De vakkennis en het hbo-niveau worden mede beoordeeld door twee deskundigen uit het werkveld: de bedrijfsbegeleider en een gecommitteerde. In totaal heeft het afstudeerproject drie beoordelaars (de docentbegeleider, een tweede docent van de opleiding en een gecommitteerde), wat de betrouwbaarheid vergroot. De deelname van de bedrijfsbegeleider aan de eindbeoordeling moet er toe bijdragen dat de door de student bereikte competenties worden getoetst aan de eisen die gesteld worden in de praktijk. Het auditteam heeft voorafgaand aan de audit een lijst opgevraagd bij de opleiding FO van recente eindwerkstukken van studenten. Deze lijst, het ‘Overzicht afstuderen 2009, cohort 2005-2006’ bevat 32 eindwerkstukken met de beoordeling ervan (praktijk, verslag, verdediging) daarin opgenomen. De beide externe auditoren hebben ieder vier, door hen geselecteerde, eindwerkstukken opgevraagd en voorafgaand aan de audit bestudeerd. Bij de materiaalstudie tijdens de audit zijn in aanvulling hierop nog enkele andere scripties bestudeerd. Bij het bestuderen van de eindwerkstukken hebben de auditoren specifiek gelet op het gerealiseerd niveau, de inhoudelijke diepgang, de onderzoeksopzet, het gebruik van relevante literatuur, de relevantie van het eindwerkstuk voor het werkveld, het taalgebruik en de leesbaarheid. De beide externe auditoren zijn van mening dat er sprake is van een wisselende kwaliteit wat betreft het niveau en de inhoud van de eindwerkstukken. Dit is enerzijds te verklaren uit het brede inhoudelijke spectrum van de geselecteerde werkstukken, anderzijds waren er duidelijke verschillen in kwaliteit op het gebied van de definiëring van de probleemstelling en de methodologische aanpak. Aangezien de opleiding op datum van de visitatie net haar eerste afgestudeerden heeft afgeleverd, heeft het auditteam er begrip voor dat het docententeam nog zoekend is naar de juiste normering voor de eindwerkstukken. Naar de mening van het auditteam waren er naast scripties van voldoende niveau, ook eindwerkstukken die nog niet geheel aan de te verwachten norm voor het eindniveau voldeden. Deze kwaliteit kan mogelijk worden verbeterd door de externe docenten in te schakelen in het beoordelingsproces. Het taalgebruik is bij sommige studenten voor verbetering vatbaar, mede gelet op het feit dat binnen het vakgebied FO de juiste formulering zeer nauw luistert. De gebruikte literatuur in de eindwerkstukken is naar de mening van het auditteam van hboniveau, hoewel het gebruik van buitenlandse literatuur, zeker ten opzichte van de door de opleiding zelf gestelde norm, over het algemeen in omvang beperkt is. Gezien het feit dat uit de beoordelingen door de docenten blijkt dat zij een andere kwalitatieve norm hanteren dan het auditteam, adviseert het auditteam in de nabije toekomst een evaluatie van de bij de beoordeling gehanteerde criteria waarbij het werkveld nauw betrokken wordt. Dat zou uitstekend samen kunnen gaan met het regelmatig herzien/aanvullen van de eindkwalificaties in samenwerking met het werkveld. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende gelet op de volgende observaties: op enkele uitzonderingen na zijn de eindproducten van de studenten op hbo-niveau. Gelet op het feit dat de opleiding in 2009 de eerste afgestudeerden heeft afgeleverd, kan het auditteam zich voorstellen dat de docenten nog op zoek zijn naar een goede maatstaf wat betreft het niveau van de eindwerkstukken, waarbij het panel het van belang vindt dat de opleiding goede vakinhoudelijke deskundigheid inschakelt bij de beoordeling van eindwerkstukken en het verder uitwerken van de beoordelingscriteria; het taalgebruik in de eindwerkstukken is een punt van aandacht. De opleiding heeft dit inmiddels aangepakt door studenten in de gelegenheid te stellen hun taalvaardigheden te verbeteren.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 41 De Internet Explorer-browser
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Binnen het kwaliteitssysteem van de opleiding FO geven onderwijsevaluaties, streefcijfers en rendementcijfers de nodige managementinformatie. Per studiejaar worden realiseerbare streefcijfers geformuleerd en opgenomen in het jaarplan. De streefcijfers voor rendement passen binnen de algemene norm van het Domein Techniek. De rendementsgegevens worden besproken met het hele team. Binnen dit domein zijn in het voorjaar 2009 nieuwe normen geformuleerd. Deze normen bepalen, dat per cohort 70 procent van de studenten na twee jaar het propedeusediploma behaald heeft. Het hoofdfase rendement moet na vier jaar eveneens 70 procent bedragen. Deze doelstellingen moeten in 2012 gerealiseerd zijn. Met behulp van het eerder beschreven ‘verkeerslichtensysteem’ beschikt de opleiding elk kwartaal over actuele rendementscijfers per cohort en een overzicht van de studievoortgang van de nog in opleiding zijnde studenten. Het aantal vertragers als potentiële langstudeerders of potentiële uitvallers wordt daarmee snel zichtbaar. Het propedeuserendement van de jonge opleiding FO schommelt licht, maar voldoet wel aan de streefcijfers: van de eerste lichting 62 studenten die in 2005 zijn ingestroomd hebben 47 studenten het propedeusediploma behaald. Van deze 47 studenten zijn 35 studenten die voor 1 september 2009 afgestudeerd. Daarmee is het hoofdfase rendement na drie jaar: 74 procent (afgezet tegen de instroom met propedeusediploma in de hoofdfase) en 56 procent (afgezet tegen de instroom in het eerste jaar).
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het domein heeft streefcijfers geformuleerd; de rendementen voldoen aan de streefcijfers.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding als voldoende gelet op de volgende overwegingen: op enkele uitzonderingen na zijn de eindproducten van de studenten op hbo-niveau; er zijn streefcijfers geformuleerd en de rendementen voldoen aan deze streefcijfers.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 42 De Internet Explorer-browser
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Forensisch Onderzoek, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Forensisch Onderzoek voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
v v v
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
v v v v v v v v
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
v g v
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
4
V
V
V
V4 g v V g v v
V v v V
Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 43 De Internet Explorer-browser
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam in casu het Domein Techniek verzorgde voltijd HBO bachelor opleiding Forensisch Onderzoek in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Het auditteam beoordeelt bij onderwerp 4, Voorzieningen, één facet als ‘goed’, hetgeen een extra aantekening betekent voor dit onderwerp.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 44 De Internet Explorer-browser
BIJLAGE I: CV’s auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren H.R. van der Made De heer Van der Made is als docent communicatie en Engels geruime tijd werkzaam geweest in het voortgezet onderwijs en hoger beroepsonderwijs, bij zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen. Aan de lerarenopleiding Utrecht is hij betrokken geweest bij de ontwikkeling van trainingen en nascholingsprogramma’s voor docenten VO. Hij maakte enkele jaren een uitstap naar regionale media, waar hij o.m. het directeur/hoofdredacteurschap bekleedde van een media-/ omroepbedrijf. Als onderwijsmanager heeft hij deel uitgemaakt van het management van een particuliere hogeschool en was hij in die hoedanigheid onder meer verantwoordelijk voor ontwikkeling, accreditatie en uitvoering van opleidingen Bedrijfskunde, MER en IBMS. Van der Made is sinds 2009 werkzaam bij Hobéon Certificering als senior-adviseur. Drs. B. van den Hazel De heer Van den Hazel studeerde Bestuurskunde aan de VU. Hij is thans Hoofd van de Bovenregionale recherche Noord en Oost Nederland. Hij startte zijn carrière bij het korps Rijkspolitie in de jaren zeventig. Na het volgen van de officiersopleiding is hij werkzaam geweest bij zowel de Rijkspolitie als de gemeentepolitie. In 1993 werd hij benoemd tot chef van het toenmalige district Flevoland-Midden. Vanaf 2001 werkte hij voor het regionale politiekorps IJsselland, eerst als districtschef vervolgens als chef van de Divisie Recherche en Ondersteunende Diensten en thans als het eerder genoemde Hoofd. Sinds 2004 is hij voorzitter van de landelijke expertgroep Forensische opsporing. Tevens vertegenwoordigt hij Nederland binnen het ‘European Network for Forensic Science Institutes’. In zijn huidige functie is hij verantwoordelijk voor de bovenregionale bestrijding van middencriminaliteit en fraude, zware milieucriminaliteit, internationale rechtshulp en de opsporing van veroordeelde criminelen in het buitenland. Dr. J. De Kinder De heer De Kinder is werkzaam bij het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek in Brussel als directeur generaal. Hij studeerde Natuurkunde aan de Universiteit van Antwerpen, waar hij in 1987 afstudeerde. Vijf jaar later behaalde hij zijn doctorstitel aan dezelfde universiteit. Van 1992 tot september 1995 was hij werkzaam als postdoc in Frankrijk en de Verenigde Staten. Vanaf 1996 is hij werkzaam binnen het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek als gerechtelijk deskundige. Vanaf 2000 tot 2006 was hij hoofd van de sectie ‘Ballistiek’ van het instituut om hierbinnen vervolgens vanaf 2006 voor een periode van zes jaar benoemd te worden tot directeur generaal. Hij is (co)auteur van een groot aantal publicaties en treedt regelmatig op als (uitgenodigd) spreker op congressen wereldwijd. Gedurende zijn carrière heeft hij regelmatig gewerkt voor internationale accrediatieteams, o.a. ten behoeve van het Nederlands Forensisch Instituut. Hij is lid van de Raad van Advies binnen de Universiteit van Amsterdam voor de opleiding Master in Forensisch Onderzoek en voorzitter van het ‘European Network of forensic Science Institutes’. B. Bruijns Bsc Mevrouw Bruijns studeert de Master Forensic Science en de Master Analytic Science aan de UvA resp. UvA/VU sinds 2008. In 2007 behaalde zij haar Bachelor Advanced Technology aan de Universiteit Twente en in 2008 haar Master Science Education. Drs. G.W.M.C. Broers (secretaris) De heer Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt de heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 45 De Internet Explorer-browser
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 46 De Internet Explorer-browser
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 47 De Internet Explorer-browser
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 48 De Internet Explorer-browser
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 49 De Internet Explorer-browser
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 50 De Internet Explorer-browser
BIJLAGE II:
Programma Visitatie
Programma Accreditatie-audit opleiding Forensisch Onderzoek Domein Techniek Hogeschool van Amsterdam – 19 november 2009
De heer R. van der Made: lead auditor, senior adviseur Hobéon Groep De heer B. van den Hazel: werkvelddeskundige, Divisiechef Bovenregionale recherche Noord- en Oost Nederland De heer J. de Kinder: vakdeskundige, Directeur-generaal van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie te Brussel (B) Mevrouw B. Bruyns: studentlid, master student Forensic Science, Universiteit van A’dam De heer G. Broers: onderwijsdeskundige/secretaris, adviseur Hobéon Groep Lokaal
Tijd 8.45 – 9.00
Gesprekspartners
9.00 – 9.30
Auditoren
Auditteam: R. van der Made B. van den Hazel J. de Kinder B. Bruyns G. Broers Auditteam
9.30 – 10.30
Management opleiding Forensisch Onderzoek
10.30 – 11.30
Coördinatoren Examencommissie
Auditteam
11.30 – 11.45
Pauze
Auditteam
11.45 – 12.30
Studenten
Auditteam
12.30 – 13.15
Lunch auditteam
Auditteam
13.15 – 13.45
Rondleiding voorzieningen
Auditteam
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbespreking auditteam
-
Marktpositie / Instroom / Toelating Internationalisering Innovatie Relatie beroepenveld Personeel / Scholing Resultaten / Onderwijsrendement Alumnibeleid Kwaliteitszorg Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Praktijkcomponent/ Stage Studie(loopbaan)begeleiding Vrijstellingen / EVC Samenhang programma Kwaliteitszorg
- Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent Lunch en interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 51 De Internet Explorer-browser
Lokaal
Tijd 13.45 – 14.45
Gesprekspartners Docenten
Auditoren Auditteam
14.45 – 15.15
Verificatie
Auditteam
15.15 – 15.30
Bepaling pending issues
Auditteam
15.30 – 15.45
Pending issues
Auditteam
15.45 – 16.45 16.45 – 17.15
Auditteam Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Onderwerpen Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Instroom / propedeuse - Aansluiting instroom en programma - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / stages - Internationalisering / Deskundigheidsbevordering - Studiebegeleiding Verificatie documentatie, toetsen, producten studenten Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering⏐starten.lnk Adviesrapport Accreditatie Forensisch Onderzoek Hogeschool van Amsterdam ⏐ 52 De Internet Explorer-browser