Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Engineering Design & Innovation voltijd - deeltijd Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Engineering Design & Innovation voltijd - deeltijd croho nr: 39240 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV September 2008 Auditteam: Drs. W.G.. van Raaijen Ir. E. de Greef Prof. dr. Ir. J.C. Brezet J.A. de Bruijn Onderwijskundige / secretaris Drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5. 2.
3. 3.1. 3.2. 3.3.
Inleiding Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de hogeschool en van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 22 april en 27 mei 2008 Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
1 1 1 1 3 3 5 6 6 6 7 7 7 10 12 14 14 18 21 24 26 28 29 32 35 35 37 39 42 42 43 45 45 47 49 51 51 53 56 56 56 58
1. 1.1.
INLEIDING Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek, verzorgt de HBO bachelor opleidingen Bouwkunde, Civiele Techniek, Bouwtechnische Bedrijfskunde, (Bachelor of Built Environment), Forensisch Onderzoek, Bedrijfswiskunde (Bachelor of Engineering), Elektrotechniek, Technische Bedrijfskunde, Engineering, Design & Innovation, Aviation, Logistiek en Technische Vervoerskunde (Bachelor of Engineering) en Maritiem Officier (Bachelor of Maritime Operations). Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Engineering, Design & Innovation, voltijd crohonummer 39240. Engineering, Design & Innovation, deeltijd crohonummer 39240. 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de opleiding in één rapport beschreven omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Engineering, Design & Innovation (ED&I). De Management Review beschrijft de stand van zaken bij ED&I in het studiejaar 2007-2008 en heeft zowel betrekking op de voltijd- als de deeltijdvariant. Deeltijd en voltijd leiden op voor hetzelfde competentieprofiel. Omdat studenten van de deeltijd hun praktijkervaring inbrengen in de opleiding, zijn de programma’s op onderdelen verschillend. De programma’s verschillen echter alleen voor zover dit om deze reden noodzakelijk is. Ook is de deeltijdopleiding georganiseerd in semesters in plaats van in kwartalen zoals bij de voltijdopleiding. Beide varianten zijn onder de noemer Engineering Design & Innovation beschreven. Bij verschillen tussen beide varianten wordt hier in de Management Review expliciet op ingegaan. De gegevens over de opleidingsroute Ondernemen, Innoveren & Techniek (zie hierna) hebben betrekking op het onderwijsprogramma dat sinds september 2007 is uitgevoerd.
1.3.
Karakteristiek van de hogeschool en van de opleiding
De Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (hierna: AHT) is het techniekdomein van de HvA. Dit domein omvat de bestuurlijke eenheid, waarin alle technische opleidingen van de HvA gebundeld zijn. De AHT telt ruim 4000 studenten en rond 230 medewerkers. De AHT is in formele zin ontstaan in 2003, toen het College van Bestuur van de HvA besloot alle technische opleidingen te clusteren. Het doel hiervan was het creëren van één ‘krachtig technisch instituut’, dat de innovatieve rol in onderwijs, onderwijsontwikkeling en onderzoek beter zou kunnen vervullen dan de tot dan toe verspreide technische opleidingen. Vóór deze samenvoeging waren er in de HvA vier afzonderlijke technische instituten voor de voltijdopleidingen en één instituut voor de deeltijdopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 1
De Amsterdamse Hogeschool voor Techniek maakt een zeer dynamische indruk. De school heeft in de periode 2003 en 2004 ambitieuze doelstellingen geformuleerd, en we kunnen concluderen dat een groot deel hiervan inmiddels gerealiseerd is. De afgelopen jaren heeft het accent sterk gelegen op groei van de instroom. De ambitieuze doelstellingen voor wat betreft de groei zijn gerealiseerd middels het opzetten van nieuwe opleidingen en het herprofileren van bestaande opleidingen. Het auditteam is van mening dat de kwaliteit van de opleidingen en het studiesucces of rendement op dit moment alle aandacht verdienen. De school is zich hiervan bewust, en werkt sterk aan verbetering op velerlei fronten. Momenteel zijn er elf opleidingen binnen de bachelor domeinen in voltijd: Bouwkunde, Civiele Techniek, Bouwtechnische Bedrijfskunde, (Bachelor of Built Environment), Forensisch Onderzoek, Bedrijfswiskunde (Bachelor of Engineering), Elektrotechniek, Technische Bedrijfskunde, Engineering, Design & Innovation, Aviation, Logistiek en Technische Vervoerskunde (Bachelor of Engineering) en Maritiem Officier (Bachelor of Maritime Operations). Onder het croho-nummer van de Engineering, Design and Innovation is in studiejaar 2007/2008 de leerroute Ondernemen, Innoveren en Techniek van start gegaan in Almere. Met de vorming van de AHT zijn andere opleidingen ontwikkeld of ingrijpend vernieuwd. Deze vernieuwingen betroffen de volgende opleidingen of nevenvestiging: Logistiek en Technische Vervoerskunde (ontwikkeling naar twee profielen: Human Logistics en Business Logistics; in 2007/2008 is dit gesplitst in vier uitstroomprofielen); Bouwkunde (sterk inhoudelijk en onderwijskundig vernieuwd); Bouwtechnische Bedrijfskunde (nieuwe opleiding binnen het domein Built Environment); Forensisch Onderzoek; Ondernemen, Innovatie en Techniek (technische ondernemersopleiding in de vorm van een nevenvestiging van ED&I in Almere), gestart in 2007; Vorming van de Maritieme Academie in IJmuiden in samenwerking met het Nova College, Noordzee onderwijsgroep en ROC Kop van NoordHolland; In studiejaar 2005-2006 is Elektrotechniek (voorheen een opleiding van het Instituut voor Informatica) toegevoegd aan AHT. De opleidingen Aviation, Elektrotechniek, Engineering Design and Innovation en Technische Bedrijfskunde behoren binnen het domein Bachelor of Engineering. Al deze opleidingen zijn verenigd in het cluster Engineering. Het cluster heeft in 2006 landelijk de competenties van de Bachelor of Engineering beschreven in ‘Het profiel van de Bachelor of Engineering’. De opleidingen hebben deze competenties op opleidingsniveau verder uitgewerkt. In totaal heeft de opleiding Engineering Design and Innovation (hierna: ED&I) 285 studenten voltijd en 75 studenten deeltijd; Ondernemen, Innoveren & Techniek (hierna: OI&T) heeft 25 studenten in de opleiding. In september 2003 is de opleiding ED&I gestart na een uitgebreid marktonderzoek bij technische bedrijven waarbij onderzocht is welke eisen zij stellen aan hbo bachelors en welke kwalificaties nu en in de toekomst belangrijk zijn of gaan worden. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er behoefte bestaat aan breed denkende vakmensen die in staat zijn verbindingen te leggen tussen bijvoorbeeld ontwerpen en onderhoud, tussen de zakelijke kant en het construeren, tussen klantenwensen en productie-eisen. Hieruit is het profiel van de opleiding opgesteld, bestaande uit drie domeinen: Design and Engineering; Operations and Maintenance en Business Management. In september 2005 is de deeltijd opleiding ED&I gestart. OI&T is een opleidingsroute binnen ED&I en ligt op het snijvlak van techniek en ondernemerschap. Het auditteam heeft deze leerroute meegenomen in haar beoordeling en heeft daartoe een audit uitgevoerd op de vestiging van de HvA in Almere waar deze leerroute gegeven wordt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 2
De keuze voor Almere is voortgekomen uit plannen van de gemeente en de HvA om het beperkte maar succesvolle HBO-aanbod van de HvA te Almere (Information Engineering en PABO bevonden zich al in Almere voordat OI&T zich hier vestigde) uit te breiden met nieuw technisch aanbod. Het auditteam heeft zowel de vestiging van de hogeschool in Amsterdam bezocht waar ED&I onderricht wordt alsmede de OI&T vestiging in Almere.
1.4. 1.4.1.
Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de beide opleidingsvarianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende:
De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleiding en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”).
Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een ED&I opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding ED&I / AHT aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 3
-
internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
Op basis van de door de AHT aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van ED&I/OI&T, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’/secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen.
1
Visitatie heeft op 22 april en 27 mei 2008 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 4
Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.4.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 5
1.4.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Onderwijskundige/secretaris
Drs. W.G. van Raaijen Ir. E. de Greef Prof. Dr. Ir. J.C. Brezet J.A. de Bruijn (studentlid) Drs. G.W.M.C. Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding ED&I/OI&T noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van Raaijen is als lead auditor betrokken geweest bij een groot aantal audits binnen het hoger onderwijs. De werkvelddeskundige en vakdeskundige resp. mevrouw De Greef en de heer Brezet hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Zij hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van ED&I/OI&T. De deskundige ‘onderwijs’, de heer Broers, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem/haar in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Het studentlid, de heer De Bruijn, is thans tweedejaars student aan de TU Delft op het terrein van Industrieel Ontwerpen. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.4.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5.
Programma visitatie 22 april en 27 mei 2008
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De opleiding ED& I is voortgekomen uit de opleiding Werktuigbouwkunde die voorheen bestond aan de Hogeschool van Amsterdam. Deze historie is nog duidelijk herkenbaar in de inhoud van de opleiding. Dat ziet het auditteam als positief. In de markt is een sterke behoefte aan afgestudeerden met een stevige technische basis. ED&I behoort binnen het hbo tot het domein van de Bachelor of Engineering, waartoe ook de opleidingen Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde, Technische Bedrijfskunde en Technische Natuurkunde behoren. Al deze opleidingen in Nederland zijn verenigd in het cluster ‘Engineering’ en hebben regelmatig onderling overleg. Het cluster heeft in 2006 landelijk de (brede) competenties van de Bachelor of Engineering beschreven in het ‘Profiel van de Bachelor of Engineering’. De beschrijving van de competenties van de Bachelor of Engineering in deze profielbeschrijving is breed. De naamgeving Engineering, Design and Innovation maakt voor buitenstaanders niet direct duidelijk waar de opleiding voor staat, en behoeft uitleg volgens het auditteam. Ten opzichte van andere design opleidingen onderscheidt Engineering, Design and Innovation zich door de stevige technische basis. Vormgeving speelt nauwelijks een rol. Het profiel is niet direct duidelijk in de communicatie (o.a. de website) van de opleiding. Het onderscheid ten opzichte van andere design opleidingen kan duidelijker gecommuniceerd worden. Er is in Nederland een grote behoefte aan opleidingen die een stevige technische basis bieden. In die zin voorziet de opleiding ED&I zeker in een behoefte. De stevige vakinhoudelijk/ technologische basis is wat het auditteam betreft een goed aanknopingspunt voor de opleiding om zich te positioneren ten opzichte van andere design opleidingen. Er kan overwogen worden om als opleiding een ‘egg head’, een boegbeeld - een bekende business leader/innovator – model te laten staan voor de opleiding (zoals Johan Cruijff voor de sport faculteit van de HvA). Ook succesvolle projecten en patenten bieden zeker aanknopingspunten voor communicatie. Van de technische voltijd- en deeltijdopleidingen binnen de HvA wordt verwacht dat zij de set competenties verder uitwerken tot wat men noemt ‘contextrijke competenties’, uitgaande van hun eigen strategische keuzes. Met ‘contextrijke Centraal in het ED&I competentieprofiel staat de totale levenscyclus van producten, systemen en diensten. De opleiding kiest hiermee voor een procesbenadering van het beroep, de zogenaamde life cycle engineering. De leerroute OI&T binnen ED&I (zie hierna) op het snijvlak van techniek en ondernemersschap is hier een voorbeeld van. De opleiding ED&I biedt het onderwijsprogramma aan in een voltijd- en een deeltijdvariant. Beide varianten gaan uit van een identiek beroeps- en competentieprofiel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 7
Het bedrijfsleven is vanaf de start van de opleiding betrokken bij het onderwijs. De opleiding beschikt over een Raad van Advies ‘Engineering, Design and Innovation’. Deze bestaat uit vier leden die werkzaam zijn binnen het voor de opleiding relevante werkveld. Minimaal één keer per jaar vindt er overleg plaats tussen de opleiding en haar adviesraad over de ontwikkelingen in het werkveld en de aansluiting van de opleiding met het werkveld. Het auditteam heeft inzage gehad in de samenstelling van de Adviesraad. Het betreft vier managers van organisaties in de regio Haarlem/Amsterdam. Concreet: een manager Research & Development, een manager Process & Technology, een Industriemanager en een regionaal innovatiemanager. Uit gespreksnotities is het auditteam gebleken dat met de leden van de adviesraad gesproken wordt over opleidingsrelevante onderwerpen zoals: de behoefte binnen bedrijven aan technisch personeel, de belangrijkste competenties waarover studenten dienen te beschikken en het belang van internationalisering en outsourcing voor de sector in de nabije toekomst. De validiteit van het competentieprofiel wordt bewaakt door de structurele contacten met de beroepspraktijk. Deze contacten met het werkveld zijn op verschillende manieren verankerd in de opleiding. Bijvoorbeeld: de opleidingsmanager ED&I participeert namens de AHT in het landelijk clusteroverleg Engineering. Het landelijk overleg onderhoudt contact met de brancheorganisaties en de grote spelers in het beroepenveld; de opleiding heeft een opleidingsadviesraad (hierna: OAR) met vertegenwoordigers uit het werkveld. Met de OAR vindt minimaal 1x per jaar overleg plaats. Het thema hierbij is vooral de aansluiting van de opleiding op actuele ontwikkelingen in het werkveld; bij elk afstudeerproject is een externe deskundigen betrokken, waardoor ook vanuit het werkveld het gerealiseerde niveau en de relevantie van de competenties worden beoordeeld; stagebedrijven wordt expliciet gevraagd of het competentieprofiel van de opleiding herkenbaar is. De voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding ED&I richt zich op de functionele toepassing van techniek waarbij de totale cyclus van producten, systemen en diensten aan bod komt. Daarbij horen het vertalen van de behoefte van de klant, het vinden en uitwerken van een technische oplossing, het ontwerp, de productie, het in gebruik nemen en het onderhouden van het product. Binnen de opleiding worden de volgende drie profielen onderscheiden: Design and Engineering (DE): creatie en herontwerp van producten, systemen en diensten; Operations and Maintenance (OM): onderhoud, beheer en productie vanuit technisch en bedrijfseconomisch perspectief; Business management (BM): combinatie van techniek, ondernemen en zakelijke dienstverlening. Het competentieprofiel is ontwikkeld met als perspectief de stand van zaken in het beroep over tenminste vijf jaar. De opleiding ED&I heeft het voornemen om in 2009 het competentieprofiel in samenwerking met het bedrijfsleven kritisch te evalueren omdat met name de internationale aspecten en globale ontwikkelingen zoals duurzaamheid (zie hierna) thans onvoldoende zichtbaar zijn. In dit verband constateert het auditteam dat internationalisering van de opleiding nog te weinig aandacht heeft gekregen. Er is wel een plan voor implementatie, maar het auditteam constateert dat dit aspect nog in de kinderschoenen staat. Ook merkt het auditteam op dat de opleiding de thans zichtbare technische basis in ieder geval dient te behouden, maar dat verder actualisering nodig lijkt met een aantal industrial design thema’s waaronder: collaborative design engineering; interactive design en sustainable design. Wat betreft de leerroute OI&T ligt de nadruk met name op het technisch innoveren. De kern van de leerroute bestaat uit het leren omzetten van innovatieve concepten naar kansrijke processen en het verwezenlijken van renderende toepassingen: een combinatie van technische innovatie met ondernemerschap. OI&T begint met een brede basis voor de nodige technische en bedrijfskundige kennis.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 8
Na de brede basis kiest de student uit één van de drie profielen: Technisch Innovator: om zich te ontwikkelen tot een expert die wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen kan vertalen naar innovaties voor bedrijven; Technisch ondernemer: om zich te ontwikkelen tot een expert die zijn of haar eigen bedrijf opzet; Innovatiemanager: om zich te ontwikkelen tot iemand die technische innovatie goed kan doorvoeren in een onderneming. Binnen ED&I richt de leerroute OI&T zich op het vinden van productiekansen, het ontwerpen van commercieel- en technische haalbare producten, het produceren en het succesvol vermarkten van deze producten. De afgestudeerde van OI&T kan een marktvraag vertalen naar een technisch vraagstuk en is in staat innovatieve en creatieve oplossingen te bedenken en uit te werken. OI&T leidt studenten gericht op voor een breed technisch werkveld, voor zowel kleine als grote bedrijven en voor diverse sectoren. Binnen de opleiding wordt een voorselectie gemaakt door specifieke opdrachten aan te bieden die passen bij de ontwikkelingen in de regio. Met een goede interactie tussen het onderwijs en het bedrijfsleven komt die selectie vanzelf tot stand. Het lectoraat Technisch Innoveren en ondernemen is verbonden aan opleidingen binnen de AHT waaronder ED&I en hierbinnen de leerroute OI&T. Het lectoraat heeft als doelstelling het ontwikkelen en verspreiden van kennis rondom technisch innoveren en ondernemen, aansluitend op de praktijk. Daarmee levert het lectoraat een bijdrage aan de professionalisering van de onderwijs- en kennisfunctie van de AHT in haar regio. Eén van de kerntaken van het lectoraat is om docenten te professionaliseren op het terrein van uitvoeren van onderzoek en het versterken van de externe oriëntatie van de hogeschool door samenwerking met het regionale bedrijfsleven en kennisinstellingen. Het lectoraat heeft als primair doel het ontwikkelen en verspreiden van kennis rondom technisch innoveren en ondernemen, aansluitend op de praktijk. De meest concrete invulling van het lectoraat is op dit moment ‘Moving Borders’ en het Innovation lab. Het lectoraat is nog duidelijk in een opbouwfase. De eerste stappen die gezet zijn hierin geven het auditteam het vertrouwen voor de toekomst. Een belangrijke rol is weggelegd voor het Innovation lab en de kenniskring waarin ook intensieve samenwerking gezocht wordt met het bedrijfsleven. Het opzetten van onderzoek en het professionaliseren van docenten op het gebied van het uitvoeren van onderzoek moet nog verder uitgebouwd worden. Het lectoraat zou meer kunnen samenwerken met UVA, VU of een Technische Universiteit. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de competenties sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk op het terrein van engineering, innovation en construeren worden gesteld; validering van deze competenties vindt niet alleen plaats op landelijk maar ook op regionaal niveau; de op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde competenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede en volledige weergave van de ontwikkelingen binnen het domein engineering. Van belang is wel dat internationalisering binnen de opleiding meer aandacht krijgt. het lectoraat sluit vakinhoudelijk goed aan op de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 9
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De hbo-kernkwalificaties zijn geïntegreerd in de beschrijving van de beroepscompetenties van de opleiding ED&I. De opleiding is nagegaan of alle competenties voldoende in het programma aan de orde komen. Daarnaast is afzonderlijk nagegaan of de hbo-kernkwalificaties voldoende zijn verankerd in het programma. De opleiding besteedt nadrukkelijk aandacht in de opleiding aan de Dublin Descriptoren. Dat wil zeggen: het is mogelijk de competenties en doelstellingen (deze laatste beschreven in de ‘Beschrijving studieonderdelen’) te koppelen aan de Dublin Descriptoren. Ter adstructie geven wij de volgende voorbeelden: Kennis en inzicht: Het competentieprofiel is breed opgezet. In de opleiding zijn een aantal inhoudelijke leerlijnen te herkennen waarin basiskennis (wiskunde, natuurkunde), technische kennis (constructieleer, fabricagetechnieken, meet en regelsystemen) en gespecialiseerde beroepskennis (toepassingen) aan bod komen. Dit komt ook in de beschrijving van de studieonderdelen naar voren: zo wordt binnen het onderwerp “Mechanische systemen’ aandacht besteed aan onderwerpen uit de technische mechanica, de sterkteleer en de constructieleer van aandrijfcomponenten. Bij het studieonderdeel ‘Statistics: Basic Engineering Tools’ wordt aandacht besteed aan elementaire statistische begrippen en bij ‘Fabricagetechnieken’ aan de kenmerken van het gietproces, draaien, frezen, verbindingstechnieken en het assemblage gericht ontwerpen. In het werken aan beroepsopdrachten wordt steeds op meerdere competenties een beroep gedaan. Dit geldt voor projecten, stage, ingenieursfase, minoren van de opleiding en afstudeeropdracht. De student leert daar kennis en vaardigheden van verschillende vakgebieden integreren. Toepassen kennis en inzicht: Bij elke competentie staat de aanpak en oplossing van praktijkproblemen centraal. De student leert in de basisvakken complexe probleemsituaties analysen met behulp van concepten, modellen en complexe algoritmen. Tijdens de projecten en de ondersteunende lessen in methodisch ontwerpen wordt de student getraind in een systematische probleemaanpak, in practica ontwikkelt de student instrumenteel-technische vaardigheden en bij het werken aan beroepsopdrachten leert hij deze vaardigheden zelfstandig toepassen. Zo wordt bij het studieonderdeel ‘Process Control Tools’ in een aantal practicumsessies aandacht besteed aan de besturing door middel van een relais schakeling. Ook leren studenten bij dit studieonderdeel omgaan met de componenten uit de digitale techniek. De student wordt bij het werken aan beroepsopdrachten vanaf het begin uitgedaagd om zelf problemen te definiëren, nieuwe inzichten te ontwikkelen en in een nog niet bestaand ontwerp te realiseren. Oordeelsvorming: In de projecten leert de student planmatig en reflecterend tewerk gaan, eerst onder begeleiding van docenten en later zelfstandig. Tijdens de lessen COM en bij de SLB wordt hij/zij daarin ondersteund. Bij verschillende projecten, zoals bijvoorbeeld ‘Cogeneration’ in het tweede jaar komen problemen van energiebeleid aan bod.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 10
Communicatie: Communiceren is van belang bij elke competentie. In het werken aan de beroepsopdrachten maar ook bij het vakonderwijs komt deze bekwaamheid impliciet en expliciet vaak aan de orde. Bij de lessen COM in het eerste jaar wordt de vaardigheid expliciet getraind. In de projecten ontwikkelen studenten managementvaardigheden, en komen ook zelfevaluaties, peerfeedback en reflecties aan bod. Leervaardigheden: Bij de ontwikkeling van het competentieprofiel is gekozen voor een brede inhoudelijke insteek en voor een systematische wisseling in niveaus van werken. Dit leidt tot een breed spectrum van beroepsopdrachten in de basis en tegelijkertijd de mogelijkheid van unieke specialisaties/combinaties. Studenten leren tijdens de studieloopbaanbegeleiding en het opstellen en bijhouden van hun persoonlijk opleidingsplan systematisch te reflecteren en geven richting aan de studieloopbaan. Ze ontwikkelen vaardigheden om zich te oriënteren op eigen kwaliteiten en vandaar keuzes te maken voor beroepstaken en beroepscontexten. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de competenties en de daarvan afgeleide generieke en beroepsspecifieke competenties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik dat overeenkomt met het hbo-niveau waar de Dublin Descriptoren expliciet naar verwijzen; de competenties sluiten aan bij de vijf dimensies van de Dublin Descriptoren. Zij zijn in het studieprogramma verankerd in termen van helder uitgewerkte doelstellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 11
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen Zoals aangegeven in facet 1.1 is het werkveld bij de ontwikkeling van het competentieprofiel betrokken geweest. De competenties zijn gericht op het uitoefenen van een beroep op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties en de doelstellingen van de opleiding beschrijven een voldoende niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding ED&T/OI&T gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, is onder facet 1.2. beschreven. ED&T afgestudeerden vinden een baan als project engineer, proces engineer, product engineer, mechanical engineer, zelfstandig ontwerper, productmanager, operations of maintenance manager, project engineer en project manager en zelfstandig ondernemer. Dit binnen een divers aantal branches, zoals: machinebouw, ingenieursbureaus, gemeentes, jachtenbouw, tuinbouw, procestechnologie, offshore, staalindustrie, verpakkingsindustrie, ontwerpbureaus en energietechniek. De leerroute OI&T binnen EI&D leidt ingenieurs op in het vinden van productiekansen, het ontwerpen van commercieel- en technische haalbare producten, het produceren ervan en het succesvol vermarkten van deze producten. Het auditteam constateert op basis van de bestudering van documenten dat de opleiding ED&T/OI&T in het curriculum voldoende aandacht besteedt aan deze beroepsrollen. Tevens besteedt de opleiding uitgebreide en praktisch vormgegeven aandacht aan de inhoudelijke kant van deze rollen. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1.) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd (via de opleidingsadviesraad). Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor ED&T relevante werkveld geborgd. De opleiding beschikt behalve over een adviesraad over verschillende contacten met het werkveld. Hiertoe behoren contacten die docenten hebben met het werkveld, contacten met stagegevers en alumni. Door middel van al deze contacten met het werkveld toetst de opleiding het profiel en de competenties aan de beroepspraktijk. Het werkveld bevestigt de opleiding in de gemaakte keuzes ten aanzien van het competentieprofiel. In de vertaalslag naar het curriculum worden jaarlijks de trends en ontwikkelingen bezien in relatie tot het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 12
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de landelijk overeengekomen competenties uitgewerkt tot op het niveau van doelstellingen. De opleiding houdt actuele ontwikkelingen in het beroepenveld bij en verwerkt deze in het studieprogramma; de opleiding heeft goed zicht op de functies waarvoor studenten opgeleid worden; in de van het beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke competenties wordt uitdrukkelijk ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de beide opleidingsvarianten als voldoende uitgaande van de volgende overwegingen: de opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het werkveld. Zij betrekt het werkveld bij de opleiding, i.c. de verschillende profielen; de competenties van de verschillende profielen zijn afgeleid van de eisen die vanuit het beroepenveld worden gesteld aan afgestudeerden van deze opleiding. Studenten vinden mede daarom gemakkelijk een baan; de opleiding geeft blijk van het ontwikkelen en uitvoeren van nieuwe initiatieven waarbij men de praktijk, i.c. het werkveld actief betrekt hetgeen naar de mening van het auditteam de relevantie van het curriculum alsmede de voorbereiding van de student op het werkveld ten goede komt. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 13
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen De uitgangspunten van de onderwijsprogramma’s van de AHT zijn als volgt samen te vatten: beroepsproblemen staan in alle technische opleidingen centraal (zie hierna); de funderende disciplines ondersteunen dit. De opleidingen zijn consequent competentiegericht; de student krijgt tijdens zijn opleiding in toenemende mate de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces; de opleider faciliteert dit. De studenten worden opgeleid tot zelfsturende professionals; de uitgangspunten zijn opgenomen in de onderwijsvisie van de AHT 2004-2007 en bieden ruimte aan de opleidingen hier afzonderlijk de ontwikkelpunten uit te halen voor de ontwikkeling en uitvoering van het competentiegericht onderwijs. Het auditteam heeft het studieprogramma (voltijd en deeltijd) bestudeerd. Hieruit blijkt dat in het eerste studiejaar ruim aandacht wordt besteed aan funderende vakken zoals Wiskunde, Natuurkunde en Digitale technieken. In het tweede jaar wordt onder andere aandacht besteed aan Mechanische systemen en Thermodynamica alsmede aan Fabricagetechnieken en Materiaalkunde. Er is ruimte binnen het tweede studiejaar voor drie projecten. Het derde en vierde studiejaar staan in het teken van stages, de minor en het afstudeerproject. Ook wordt in het derde studiejaar aandacht besteed aan de juridische kant van het vakgebied, het schrijven van een businessplan en aan kwaliteitszorg. Niet alleen via praktijkopdrachten in projecten en stage ontwikkelen studenten algemene en specifieke beroepsvaardigheden, maar ook via werkcolleges en practica. Elke opleiding heeft een speciaal programma ontwikkeld waarin aandacht besteed wordt aan communicatieve vaardigheden en computervaardigheden. Tevens is hierbinnen de studieloopbaanbegeleiding opgenomen. Voor de voltijdvariant geldt het volgende. Een belangrijk aspect van de ED&I voltijdopleiding is de beroepsgerichtheid van het derde en vierde leerjaar. Het eerste en tweede leerjaar wordt gekenmerkt met aanbodgericht onderwijs met het doel alle studenten een technische basis mee te geven. In het derde en vierde leerjaar gaat de student steeds meer zelfsturing geven aan zijn leren. Door bij bepaalde bedrijven of in bepaalde branches een stage of een ingenieursfase door te brengen kan de student een unieke eigen invulling geven aan de studie. Zo kan een student bijvoorbeeld kiezen voor de jachtenbouw of de offshore en binnen die branche alle competenties van de opleiding behalen. Daarnaast is er voor de student de mogelijkheid zich extra te verdiepen in bijvoorbeeld de automatisering (aansturen van machines) of elektrotechniek .
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 14
Voor de deeltijdvariant geldt het volgende. De deeltijdopleiding richt zich op volwassenen die over werkervaring beschikken in het domein van de opleiding op minimaal MBO-niveau. Studenten verwerven (de aanvulling op) hun beroepscompetenties tijdens de opleiding deels op hun werkplek. Het programma van de deeltijd is opgebouwd uit studieonderdelen die ook worden aangeboden op de voltijdopleiding. Het studieprogramma wordt sterk gecomprimeerd aangeboden. Twintig studiepunten zijn jaarlijks in het programma gereserveerd voor competentieontwikkeling op de werkplek. Het auditteam heeft het leerplanschema voor de deeltijdvariant bestudeerd en beoordeelt dit als adequaat voor een deeltijdopleiding. Het auditteam heeft studiemateriaal bestudeerd van ED&I/OI&T waaronder de ‘Workshop Octrooirecht’ en ‘Businessplan’ alsmede een beschrijving van de studieonderdelen van de opleiding. Hieruit is gebleken dat per studieonderdeel een korte beschrijving wordt gegeven en een opsomming van de competenties en de doelstellingen, de werkvormen worden genoemd alsmede de toetsvorm en de weging va de toetsen. Het aantal contacturen is bepaald alsmede het studiemateriaal. Ook is de relatie aangegeven met andere studieonderdelen. ED&I biedt een studieprogramma aan, waarin studenten hun competenties ontwikkelen door te werken aan concrete beroepsproblemen. Hierdoor kunnen ze zich optimaal voorbereiden op een functie in de beroepspraktijk. De praktijkgerichtheid krijgt vorm door projecten, lezingen en excursies, action learning, stage en afstudeeropdracht. Action Learning wordt vanaf het derde jaar als werkvorm toegepast. Bij deze werkvorm brengen studenten direct een verband aan tussen de theorie en de praktijk waarbij een opdracht wordt uitgevoerd bij het bedrijf waar ze op dat moment voor de ingenieursfase werken. Wat betreft de leerroute OI&T binnen ED&I is het auditteam het volgende gebleken. Vóór de start van de leerroute OI&T is het propedeusejaar in detail uitgewerkt. De jaren twee en drie zijn globaler beschreven en worden in detail ingevuld op basis van de ervaringen met de propedeuse in studiejaar 2007-2008. Bij het opstellen van het leerplanschema is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: het profiel van de leerroute OI&T komt voor minimaal 60% overeen met het overkoepelende competentieprofiel van ED&I; in de eerste twee kwartalen weegt de integrale leerlijn zwaarder dan in de laatste twee. Reden hiervoor is dat de student vanaf de eerste dag geconfronteerd wordt met het werken in projecten en met een behoorlijke mate van vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. gastdocenten en sprekers worden voor het hele jaar ingepland. Het invullen wordt, voor een optimale aansluiting op de ontwikkelingen binnen de projecten, zo laat mogelijk bepaald. Het auditteam heeft de lijst met gastdocenten van de opleiding bestudeerd. Hieruit blijkt dat de opleiding over de studiejaren 2006 t/m 2008 15 gastdocenten heeft uitgenodigd afkomstig van onder andere NUON, Shell/NAM, Tebodin, Energie Centrum Nederland en Dutch Thermal Engineering. eind van iedere week is een evaluatiemoment m.b.t. voortgang. Zowel docenten als studenten zijn hierbij betrokken. leren is het meest effectief als een student het aan anderen uitlegt. Studenten regelmatig een ‘elevator pitch’ te laten houden over actuele onderwerpen en thema’s. Projecten hebben een belangrijke plaats in het programma. In de projecten werken de studenten vanaf het begin aan beroepsproblemen en tijdens het hele opleidingstraject komen ze in aanraking met actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Gedurende het eerste jaar zijn de projectopdrachten grotendeels gesimuleerd en ontworpen door docenten. Ze worden binnenschools uitgevoerd. Ook in het tweede studiejaar werken de studenten nog binnenschools aan projecten, maar deze worden aangereikt door externe opdrachtgevers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 15
De projecten zijn groter en complexer dan in het eerste jaar en er wordt meer zelfstandigheid van de studenten gevraagd. Na de stage, in de eerste helft van het derde leerjaar, voeren de studenten de praktijkopdrachten uit binnen de drie profielen van ED&I: Design and Engineering (DE), Operations and Maintenance (OM) en Business Management (BM). Voor propedeusestudenten van de opleiding ED&I en de leerroute OI&T worden er beroepsoriënterende lezingen georganiseerd. Deze lezingen worden verzorgd door verschillende bedrijven en vinden plaats in het kader van het studieloopbaanbegeleiding programma. Ook bezoeken de studenten in het kader van hun project bijvoorbeeld de installatiebeurs om onderzoek te doen op het terrein van duurzame energie, als onderwerp van hun project. Voor de tweedejaars zijn er verschillende excursies naar bijvoorbeeld Corus, bij het vak materiaalkunde en fabricagetechniek en naar Nuon in het kader van het project ‘Cogeneration’. In de eerste helft van het derde studiejaar lopen de studenten van de voltijdopleiding stage bij een bedrijf. Als voorbereiding op de externe periodes in de leerjaren drie en vier doen de studenten beroepsvaardigheden op in het eerste en tweede leerjaar. Daarbij gaat het niet alleen om de projecten maar ook om concrete vaardigheden zoals werkplaatstechnieken, technisch tekenen, verslaglegging, samenwerken, besturings-, en meet- en regeltechniek. De studenten oriënteren zich in de stage op één of meer mogelijke beroepen, binnen één of meer domeinen van het competentieprofiel. In de stagehandleiding staan alle voorwaarden en afspraken vermeld. Stages en afstudeeropdrachten kunnen onder bepaalde voorwaarden ook bij buitenlandse bedrijven worden uitgevoerd. Studenten kunnen hiervoor ondersteuning krijgen bij het bureau internationale contacten. Ook door de stagebegeleiding krijgen docenten veel informatie over ontwikkelingen in de praktijk. Elke externe plaats (voltijd), stage, ingenieursfase en het afstudeerproject, wordt bovendien minimaal een keer bezocht door een docent, die daar ook contact heeft met de bedrijfsbegeleider. Stagebedrijven wordt daarbij expliciet gevraagd naar de aansluiting van de opleiding op het werkveld. Informatie over de aansluiting op de beroepspraktijk krijgt de opleiding ook via de externe deskundigen die worden ingeschakeld bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten. Recent is een nieuw lectoraat ‘Technisch Innoveren en Ondernemen’ ingesteld. Het lectoraat heeft als één van de vier kerntaken het opzetten en uitvoeren van toegepast onderzoek in wisselwerking met de omgeving. Docenten en studenten worden hier actief bij betrokken. Met ondersteuning vanuit het lectoraat zijn de twee projecten “Innovatielab” en “Moving Borders” met RAAK/SIA-subsidie gehonoreerd. De gebruikte vakliteratuur wordt door de docenten jaarlijks geselecteerd, onder meer op basis van relevantie, actualiteit, leesbaarheid en prijsstelling. Naast boeken wordt steeds meer gebruik gemaakt van relevante websites en artikelen uit vakbladen. Daarnaast komen internationale normen en Europese richtlijnen aan bod. Uit het door het auditteam bestudeerde overzicht van gebruikte literatuur blijkt dat de opleiding met name gebruik maakt van Nederlandstalige literatuur. Bij een enkel studieonderdeel, zoals ‘Beheer en onderhoud’ wordt Engelstalige literatuur gebruikt. Naar de mening van het auditteam zou er binnen de opleiding meer gebruik kunnen worden gemaakt van Engelstalige literatuur. Er is op dit terrein uitstekende literatuur beschikbaar. Gebruik hiervan kan ook een impuls betekenen voor de internationale oriëntatie van de opleiding. Het auditteam wijst in dit verband naar de eveneens tot de AHT behorende opleiding Aviation.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 16
De beroepspraktijk van veel bedrijven rond Amsterdam is internationaal georiënteerd. Ook regionale bedrijven hebben internationale relaties en spelen in op internationale technische ontwikkelingen. Tijdens de periodes die de studenten bij bedrijven werken komen ze hiermee in aanraking. In het meerjarenplan 2007-2011 van de opleiding zal expliciet aandacht worden besteed aan de internationale oriëntatie. Er is een eerste versie opgesteld van een internationaliseringplan. Het volgende is inmiddels gerealiseerd: bij de ingenieursfase en bij het afstudeerverslag wordt steeds vaker het verslag in het Engels geschreven omdat dit een vereiste is van het bedrijf; een groeiend aantal studenten gaat in het buitenland voor een stage of afstudeerproject. Het afgelopen schooljaar waren studenten in Engeland, Singapore, USA en Suriname; studenten kunnen samen met studenten E-technologie deelnemen aan een internationale projectweek in Antwerpen aan de Plantijnhogeschool. Dit project wordt begeleid door docenten van de HvA en van Plantijn; studenten kunnen per september 2008 een Engelstalige minor volgen in Béthune (Frankrijk) op het terrein van Mechanical Engineering; bij het vak Warmte kracht koppeling in het tweedejaar worden de lessen in het Engels gegeven. Ook wordt er gebruik gemaakt van Engelstalige vakliteratuur. Uit de Student Tevredenheids Monitor (STM) blijkt dat de studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding maar dat vooral de ouderejaars minder te spreken zijn over de internationale oriëntatie van de opleiding. Dit probleem wordt herkend en inmiddels zijn de eerste stappen gezet om dit te verbeteren zoals hierboven aangegeven. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de interactie met de beroepspraktijk vindt plaats zowel op het niveau van programmaontwerp als op het niveau van de programma-uitvoering; de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden van de studenten vindt plaats via recente vakliteratuur, via door de beroepspraktijk ingebrachte projecten & cases en via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal; de opleiding heeft inmiddels adequate maatregelen genomen om de internationale dimensie binnen de opleiding ED&T en de leerroute OI&T duidelijker te profileren; de verbinding tussen werkplek en studieprogramma is nadrukkelijk aanwijsbaar in het gehele opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 17
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen De opleiding heeft de ‘vertaling’ van de competenties naar het studieprogramma duidelijk zichtbaar gemaakt door per studieonderdeel (een set) leerdoelen te formuleren. De beschrijving van de verschillende studieonderdelen heeft het auditteam een goed overzicht verschaft van de relatie tussen de competenties en de leerdoelen. Vervolgens zijn in het leerplan de doelstellingen voor de studieonderdelen geoperationaliseerd. Het auditteam constateert dat de opleiding er op deze wijze in voldoende mate in is geslaagd op alle niveaus binnen het voltijd- en deeltijdprogramma de functionaliteit van de studieonderdelen ten opzichte van elkaar en in het perspectief van de competenties voldoende inzichtelijk te maken. De competenties voor de opleiding ED&I en de leerroute OI&T zijn duidelijk omschreven en vastgelegd. Om flexibel te kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen, landelijk en regionaal, heeft de opleiding gekozen voor een aanpak die gekenmerkt wordt door een top down aanpak (concretisering van competenties naar leerdoelen en invulling curriculum), aangepast met ook een bottom up-aanpak waarbij input vanuit het relevante werkveld informatie levert om de competenties aan te passen aan recente ontwikkelingen. Hierdoor beantwoordt de opleiding aan de huidige eisen zoals deze gesteld worden, landelijk en regionaal. Dit heeft geleid tot: • het uitgewerkte beroepsprofiel, met functies, taken, typische beroepssituaties en beroepshoudingen, • het opleidingsprofiel, met karakterisering van het beroep, beroepsspecifieke en beroepsoverstijgende competenties, vakinhoud en uitgangspunten voor het onderwijs, • de blauwdruk van de opleiding, met een opdeling in blokken, met bijpassend werkvormen waaronder projecten en funderend onderwijs, • de nadere uitwerking van de verschillende studieonderdelen. Het auditteam heeft op basis van het voltijd- en deeltijdstudieprogramma en op basis van een analyse van verschillende modulebeschrijvingen goed zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Analyse van de beschrijving van de programmaonderdelen laat zien, dat elk onderdeel wat inhoud en werkvorm betreft correspondeert met de bij dat onderdeel te verwerven competenties. De ‘vertaling’ van de competenties van de opleiding naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elk semester en in de leerdoelen van de blokken en de daarin gepositioneerde praktijkopdrachten en (theorie)modulen. Het auditteam concludeert dat er op de verschillende niveaus van het programma een duidelijke relatie bestaat tussen deze doelstellingen en de set competenties die de opleiding nastreeft. Een belangrijk onderdeel van het onderwijsprogramma is het uitvoeren van externe projecten/onderzoeken (voor de deeltijdstudent: op de werkplek) en het lopen van stages. Het auditteam heeft tijdens haar bezoek aan de leerroute OI&T in Almere een aantal interessante voorbeelden kunnen zien. Hier presenteerden studenten de resultaten van (onderzoeks)projecten die ze hadden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 18
Het auditteam is op basis van de gesprekken en de presentaties van studenten van mening dat de eisen waaraan de resultaten van de praktijkopdrachten in voldoende mate anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het programma een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het programma enerzijds en de eindkwalificaties, geformuleerd als competenties, anderzijds. Door de koppeling van de resultaten van praktijkopdrachten(output) aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen daadwerkelijk heeft gerealiseerd, voldoende toetsbaar. De leerdoelen zijn daarmee vertaald naar concreet professioneel gedrag en naar professionele ‘resultaten’. Bijvoorbeeld (afkomstig uit het studieonderdeel ‘Basic Engineering Tools’): De student kan: door analyse de onderdelen van een systeem onderscheiden en deze vereenvoudigen; een differentiaalvergelijking opzetten uit een energiebalans. Het auditteam heeft op basis van het uitgewerkte studieprogramma voldoende zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Bestudering van studiemateriaal toont aan dat de opleiding er in voldoende mate in geslaagd is de doelstellingen op een heldere wijze te formuleren en verder uit te werken in het curriculum. Het auditteam concludeert dat op de verschillende niveaus van het programma een herkenbare relatie bestaat tussen de doelstellingen en de eindkwalificaties van de opleiding. Het eerste studiejaar heeft een duidelijk oriënterende functie ten aanzien van het beroepsprofiel en de competenties. Studenten worden geconfronteerd met een aantal funderende vakken en krijgen een eerste indruk van het werkveld. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de raakvlakken en samenhang tussen de verschillende vakgebieden. De propedeuse heeft tevens als doel om studenten inzicht te geven in de vraag of ze geschikt zijn voor het beroep waarvoor wordt opgeleid. Daarmee ondersteunt het programma de verwijzende functie van de propedeuse. In beide volgende studiejaren vindt er verdere verdieping plaats van het propedeusecurriculum en krijgt de student een aantal additionele vakken. De complexiteit van de casuïstiek neemt toe en de student werkt intensief samen met andere (aankomende) beroepsuitoefenaars binnen het domein van ED&I/OI&T. Ook verwerft de student competenties door de uitvoering van praktijkopdrachten. Per onderwijseenheid zijn de studiebelasting, doelstelling, inhoud, werkwijze en competenties gedefinieerd en geplaatst binnen het kader van de competenties. De studenten vinden hierover voldoende informatie in de studiegids. Vaardigheden en theorie, nodig om de opdrachten uit te voeren, worden getraind of gedoceerd in werkcolleges, practica en workshops. Leerinhoud en vaardigheden zijn duidelijk geplaatst binnen een beroepscontext hetgeen duidelijk blijkt uit de ‘relatie met de beroepspraktijk’ die voor ieder studieonderdeel bepaald is en als volgt is geformuleerd: de ingenieur doet een onderbouwde materiaalkeuze; de ingenieur is een gesprekspartner voor een materiaaldeskundige; de ingenieur ontwerpt, implementeert en/of operationaliseert een geautomatiseerd technisch systeem. De vormgeving van de studieonderdelen binnen ED&I en de leerroute OI&T, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving voor beide opleidingsvarianten waarin het leerproces van de student centraal staat. Kennis en de vaardigheden moeten door de student worden toegepast, wil deze de opdrachten met succes kunnen uitvoeren. De projecten worden complexer naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, hetgeen het de student mogelijk maakt alle eindkwalificaties op het vereiste bachelorniveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 19
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft op vak-, practicum-, opdracht-/projectniveau door het studieprogramma heen de leerdoelen, leerinhouden en werkvormen vastgesteld die aantoonbaar afgeleid zijn van de set competenties; de projecten zijn gericht op een praktijkopdracht die gedefinieerd is in termen ontleend aan de competenties; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase het HBO-niveau te bereiken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding ED&I geformuleerde algemene HBO-competenties en specifieke ED&I/OI&T beroepscompetenties zijn, zoals reeds in deze rapportage bij onderwerp 1 is aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een afgestudeerde worden gesteld, zijn beschreven in onderlinge samenhang. De opleiding heeft de competenties per opleidingsjaar op een heldere wijze uitgewerkt naar leerdoelen per studieonderdeel. Uit het overzicht van de studieonderdelen is af te leiden dat er in verticale zin sprake is van een toenemende complexiteit van inhoud, vraagstelling en context. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten in voldoende mate geborgd. Deze toename in complexiteit blijkt ook uit de relatie van het studieonderdeel met de beroepspraktijk: naarmate de student vordert met zijn studie, wordt steeds meer van hem/haar verwacht. Zo is er in de eerste fase sprake van de uitvoering van technische berekeningen waarbij de student technieken uit het differentiëren en integreren toepast, of: het kunnen documenteren van de resultaten van technische bevindingen in de vorm van verslagen/rapporten. Later in de studie is er dan sprake van complexe beroepshandelingen waarbij er sprake is van ontwerpen, implementeren en/of operationaliseren van een geautomatiseerd technisch systeem of het kunnen leveren van een bijdrage aan het ontwerp en/of het operationeel houden van een installatie of product waarmee elektrische energie kan worden opgewekt. Bestudering van het studieprogramma voor de beide varianten per studiejaar door het auditteam laat het volgende zien. Per studieonderdeel heeft de opleiding de ‘relatie met andere studieonderdelen’ expliciet geformuleerd. In de propedeuse starten theorievakken op het terrein van wiskunde, natuurkunde, bedrijfskunde en digitale technieken. Daarnaast is er sprake van een aantal projecten. Deze structuur zet zich voort in onderwijsperioden van de hoofdfase, waarin de student werkt aan verdieping en verbreding van zijn competenties. Zowel de projectopdrachten als het theoretisch funderend onderwijs lopen op in niveau en complexiteit. Ook zorgen de zogenaamde ‘doorlopende leerlijnen’ voor de verticale samenhang in het programma. Vier leerlijnen worden hierin onderscheiden: een integrale lijn, een theoretische lijn, een vaardigheidslijn en een loopbaanlijn. In de eerste twee jaren van de studie wordt de horizontale samenhang verzorgd door theorie, vaardigheden en project op elkaar af te stemmen. Tijdens het eerste project maken studenten binnen de theorielijn kennis met ‘statica’ en ‘methodisch ontwerpen’ en is er tijdens de practica ruimte voor het zich eigen maken van werkplaatstechnieken door de student. Deze kennis en vaardigheden worden gebruikt in het project waar een model moet worden ontworpen, getekend en gebouwd. Tevens hoort er een constructiedossier bij waarbij niet alleen berekeningen maar ook verslagtechniek in terugkomen. Ten behoeve van de horizontale samenhang in het programma komen alle competenties uit het profiel tijdens het hele leertraject meerdere keren terug. Het leerplanschema van de opleiding maakt duidelijk waar precies welke competentie op welke momenten en op welk niveau aan de orde komt. Ook is waarneembaar hoe een bepaald onderwerp in een aantal leerjaren terugkomt met en steeds grotere complexiteit en een steeds grotere beroepsgerichtheid. Bijvoorbeeld: in het eerste jaar krijgen de studenten bij Systems Engineering (natuurkunde) vakken als Statica en Dynamica. In het tweede leerjaar wordt dit doorgezet met Mechanische systemen waarbij ook constructie-elementen worden behandeld. Als studenten kiezen voor de minor Design and Engineering gaat ze nog verder met de vakken Dynamica en Sterkteleer.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 21
De opleiding kent een integrale leerlijn waarbij de ontwikkeling van een beroepsproduct, met een praktische en theoretische onderbouwing, centraal staat. De bedoeling is dat de student zich op deze wijze binnen de verschillende fasen van de opleiding het beroepsgedrag eigen maakt. In de theoretische leerlijn staat specifieke kennisverwerving door de student centraal die nodig is voor het beroep. Voorbeelden hiervan zijn de studieonderdelen Besturingstechniek, Design Skills en Fabricagetechnieken. In de vaardighedenlijn staan professionele vaardigheden centraal. Deze vaardigheden zijn zowel technisch als niet-technisch van aard. Voorbeelden van vaardigheden zijn: werkplaatstechnieken, technisch tekenen, besturingstechniek, aandrijftechniek, maar ook presenteren, schriftelijke communicatie, vergaderen, reflecteren en samenwerken. In de eerste twee jaar wordt hiervoor de basis gelegd. In het derde studiejaar van de voltijdvariant gaan de studenten gedurende een half jaar op stage. De stage is fulltime en heeft een omvang van 30 studiepunten. Tijdens de stage voert de student een of meer opdrachten uit binnen een bedrijf. Daarbij wordt de student niet alleen door het bedrijf begeleid maar ook door de POP-coach. De POP-coach bezoekt minimaal één keer het bedrijf. Daarnaast wordt er voor alle stagiaires een terugkomdag georganiseerd. Daarbij worden ook korte presentaties gehouden voor de eerstejaars. Na de stage komt de student in de ingenieursfase. De student gaat dan gedurende een half jaar twee dagen per week naar school en hij werkt drie dagen per week bij een bedrijf aan beroepsopdrachten. De vakken die op school gevolgd worden gaan over de drie domeinen van de opleiding: DE, OM en BM en ze worden getoetst door middel van Action Learning opdrachten. Dat betekent dat de studenten een opdracht uitvoeren bij het bedrijf waar ze de rest van de week zijn. Wat betreft de deeltijdvariant van de opleiding is het auditteam specifiek het volgende gebleken. In de deeltijdopleiding wordt minder tijd besteed aan de technische vaardigheden en voor het eigen maken van het beroepsgedrag. Studenten hebben reeds werkervaring en zijn tijdens de opleiding werkzaam in de beroepspraktijk. De minor die de student dient te volgen ligt in feite in het verlengde van de opleiding die hij/zij tot dan toe gevolgd heeft. De studenten va de opleiding ED&I/OI&T kunnen een keuze doen uit één van de volgende mogelijkheden: een minor bij ED&I (Design and Engineering of Operations and Maintenance gedeeltelijk in de praktijk); een minor bij TBK (Technische Bedrijfskunde: Ondernemen in techniek); een minor in het buitenland in Béthune (op het terrein van mechanical engineering); voor andere minoren dient de examencommissie goedkeuring te verlenen. De studenten studeren altijd af bij een bedrijf met een project van 30 EC’s. Met het afstudeertraject laten ze zien dat ze op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar kunnen functioneren en kan wat complexiteit betreft beschouwd worden als de fase waarin de student alle kennis en vaardigheden die hij verworven heeft dient toe te passen. Naar het oordeel van het auditteam is de programmaopzet van de opleiding dusdanig dat er een hechte samenhang is tussen de verschillende programmaonderdelen, zowel binnen het binnenschools programma als tussen het binnenschools- en buitenschools programma. Ter overweging geeft het auditteam de opleiding mee om meer industrial design projecten als rode draad in het programma op te nemen. Uit gesprekken van het auditteam met studenten is gebleken dat ook zij de samenhang van het programma positief waarderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 22
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de relatie tussen de verschillende studieonderdelen expliciet vermeld; de opbouw van het curriculum is zodanig dat er sprake is van een horizontale samenhang tussen theorie, practica, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component; er is sprake van een sterk rond beroepstaken opgebouwde opleiding hetgeen de horizontale samenhang tussen theorie, practica, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component van het programma borgt; er is sprake van verticale samenhang binnen het studieprogramma gelet op de toenemende complexiteit van de te onderscheiden studieonderdelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat de opleiding op verschillende manier de studielast voor studenten verdeelt over de vierjarige opleiding. Zo is ieder studiejaar verdeeld in vier blokken van elk negen of tien weken: zeven onderwijsweken, twee toetsweken en (in geval een blok tien weken duurt) een week voor bijvoorbeeld inhaallessen, projectafronding, procesevaluatie of presentaties. De studielast is per studieonderdeel vastgesteld in de vorm van studiepunten (EC’s). Deze zijn in de studiegids bij elk onderdeel vermeld, zo is het auditteam gebleken. De totale studielast van 240 punten is evenwichtig over de studiejaren verspreid: elk studiejaar heeft 60 studiepunten. De studiegids bevat voor elk studiejaar een studiepuntenmatrix, zowel voor voltijd als deeltijd. Uit deze matrices blijkt dat het aantal studiepunten ook per kwartaal ongeveer gelijk is. De zwaarte van de studieonderdelen in relatie tot de toekenning van studiepunten wordt periodiek geëvalueerd in onderwijsenquêtes die de opleiding uitvoert na afloop van studieonderdelen. Indien nodig wordt de studielast op grond hiervan aangepast. Een toets kan worden herkanst in de volgende toetsperiode. Herkansingen op afwijkende tijdstippen zijn mogelijk wanneer een door de student beargumenteerd verzoek door de examencommissie wordt gehonoreerd. Voor bepaalde mijlpalen in de studie gelden instapeisen dat de student de vakinhoud maar ook bepaalde vaardigheden moet beheersen om de studie succesvol te kunnen vervolgen. Dit om studievertraging tegen te gaan. Zo kan de student pas op stage als het propedeuse diploma is behaald plus alle projecten en practica uit het tweede jaar. De opleiding heeft op een heldere wijze het aantal contacturen uitgewerkt over de vier studiejaren. Het eerste studiejaar is verdeeld in vier blokken. Blok 1 bestaat uit werkcolleges, hoorcolleges/lezingen, practica, projectbegeleiding en studieloopbaanbegeleiding. Het totaal aan contacturen voor de werk- en hoorcolleges bedraagt 20 uur per week. Voor practica, project- en studieloopbaanbegeleiding zijn 10 uren per week ingeroosterd. In het vierde blok van het eerste studiejaar zijn 12 uren ingeroosterd voor werkcolleges en hoorcolleges. Het uren voor practica, project- en studieloopbaanbegeleiding bedraagt dan 6 uren per week. Studenten met mbo vooropleiding hebben 4 uren extra werkcollege in blok 1 en 2. Als ze een technische vooropleiding hebben krijgen ze vaak vrijstelling voor sommige practica. Dit wordt altijd per individu beoordeeld door de examencommissie. Voor het tweede studiejaar geldt dat het aantal uren per week voor werk- en hoorcolleges varieert van 9 tot en met 12 uren. Het aantal uren ten behoeve van practica, project- en studieloopbaanbegeleiding varieert dan tussen 6 en 11 uren. De studenten voeren in het tweede studiejaar ook een additioneel keuzeproject uit met een omvang van vijf studiepunten. Dat wordt meestal begeleid door docenten en/of mensen van de werkplaats van de opleiding. Deze uren zijn meestal niet ingeroosterd. In het derde studiejaar is het aantal contacturen teruggebracht. Voor werkcolleges zijn 8 uur per week gereserveerd en begeleiding door de Persoonlijk Opleidingsplan Coach (POP-coach) 1-5 uur. In het laatste studiejaar blijven de contacturen beperkt tot contact met de scriptiebegeleider.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 24
De opleiding geeft aan dat men voor het nieuwe propedeuse jaar streeft naar een evenwichtigere studiepuntenverdeling tussen project en theorie waarbij ook afstemming van de vakken onderling meer aandacht zal krijgen. Ook wordt er meer balans gezocht tussen de technische en de niet-technische vakken, omdat de kracht van de leerroute er nu juist in ligt dat zowel de technische basiskennis als de ondernemersvaardigheden en kennis bijgebracht worden. Er vinden regelmatig evaluaties plaats via toetsing van de resultaten en via (informele) gesprekken met studenten. Daarbij wordt telkens expliciet nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. Bij onvoldoende studievoortgang worden samen met de student de belemmerende factoren geïdentificeerd en wordt er gezocht naar een structurele oplossing. Uit gesprekken met studenten is het auditteam gebleken dat zij buiten de hierboven geciteerde en formeel geldende contacturen een aanzienlijke hoeveelheid uren besteden aan de opleiding. Een totaal aantal uren rond de 40 is geen uitzondering. Veelal ligt de omvang hiervan aan de vooropleiding: mbo’ers studeren langer dan vwo afgestudeerden, zo is de indruk van het auditteam. Voor de leerroute OI&T geven studenten aan dat met name het eerste blok van de studie zwaarder zou kunnen. Dit wordt nu als licht ervaren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed op grond van de volgende observaties: de opleiding besteedt zowel op studentniveau als op programmaniveau voldoende aandacht aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. De opleiding heeft hierdoor een instrument in handen om vroegtijdig studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen; studenten beoordelen de studielast in een aantal gevallen als ‘hoog’ soms als ‘voldoende’ en de studeerbaarheid als ‘voldoende’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding hanteert de wettelijke toelatingseisen. Havo-gediplomeerden worden toegelaten als ze het profiel Natuur & Techniek of Natuur & Gezondheid hebben; voor het profiel Economie & Maatschappij geldt dat in het wiskunde A1,2 en natuurkunde 1 in het vakkenpakket hebben. Vwo-gediplomeerden hebben met elk profiel toegang, al worden wel eisen gesteld aan het vakkenpakket van het profiel Economie & Maatschappij (natuurkunde verplicht) en het profiel Cultuur & Maatschappij (wiskunde A en natuurkunde 1 verplicht). Mbo'ers hebben met elk diploma (niveau 4) toegang. Het auditteam vindt de eisen die de opleiding stelt adequaat, mede gelet op de inhoud van de opleiding waar wis- en natuurkunde belangrijke pijlers vormen van de meeste studieonderdelen. Havo en Vwo-gediplomeerden die niet voldoen aan de vooropleidingseisen met betrekking tot wiskunde of natuurkunde, kunnen een deficiëntieprogramma volgen bij het Taal- en Schakelonderwijscentrum van de HvA, waarna zij via een toelatingsonderzoek toegang tot de opleiding kunnen krijgen. Het auditteam constateert, op basis van bestudering van het studieprogramma, dat studenten in het eerste studiejaar binnen het studieonderdeel ‘Basic Engineering Tools’ in de gelegenheid worden gesteld hun kennis ‘bij te spijkeren’ op het gebied van wiskunde: de opleiding brengt hiermee de basisvaardigheden in het omgaan met formules op het vereiste niveau. Voor studenten die niet voldoen aan de instroomeisen en ouder zijn dan 21 jaar is het mogelijk deel te nemen aan de 21+ toets. Om toegelaten te worden tot de opleiding is het nodig om de onderdelen Nederlands, wiskunde en natuurkunde te behalen op tenminste Havo-niveau. ED&I en de leerroute OI&T participeert in een regionaal samenwerkingsverband tussen technische opleidingen van ROC’s en hogescholen, dat tot doel heeft de afstemming tussen de programma’s zo goed mogelijk te maken. Studenten die afkomstig zijn van deze middelbare beroepsopleidingen krijgen vrijstelling van de stage en kunnen in principe ook vrijstelling krijgen voor enkele (basale) practica. De opleiding heeft via haar docenten uitgebreide contacten met het ‘aanleverend’ onderwijs, waaronder ROC’s. Recentelijk zijn afspraken gemaakt met het ROC van Amsterdam en het Horizon College om voor de technische opleidingen doorlopende leerlijnen te ontwikkelen. ED&I is in het overleg met beide ROC’s momenteel bezig met het opstellen van een concreet werkplan voor verbetering van de aansluiting. Daarbij worden de knelpunten in kaart gebracht en de verschillende aansluitende programma’s naast elkaar gelegd voor een overzicht ten behoeve van de doorlopende leerlijnen. Uit ervaring is gebleken dat studenten met een mbo vooropleiding vaak tijdens de propedeuse grote moeite hebben met de vakken natuurkunde en wiskunde. De opleiding beschikt over aangepaste leerroutes voor mbo-studenten die van een technisch MBO komen. Ook hanteert de AHT een systeem van tutoring, waarbij ouderejaars de propedeusestudenten bijles geven in de vakken wiskunde en mechanica. Dit programma staat open voor alle studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 26
Voor beginnende studenten zijn er verschillende deficiëntieprogramma’s. Aankomend studenten die bijgespijkerd willen worden in wiskunde, kunnen een speciale zomercursus wiskunde volgen. Ook wordt een cursus natuurkunde aangeboden. Zoals eerder aangegeven dienen deze cursussen als voorbereiding op de toelatingsexamens 21+. De cursussen worden ook sterk aanbevolen aan studenten met een mboachtergrond om de algemeen geconstateerde achterstanden in de exacte vakken in te lopen. Wat betreft de aansluiting van de vooropleiding op de hbo-opleiding geven studenten aan over het algemeen tevreden te zijn over de aansluiting. Zo vindt 62% van de studenten de aansluiting wat niveau betreft ‘goed’ andere studenten kwalificeren de aansluiting met ‘voldoende’ tot en met minder goed. De HvA heeft voor deeltijd studenten een procedure voor het vaststellen en erkennen van verworven competenties (EVC’s). De EVC-procedure is bedoeld voor studenten die in hun werk zijn doorgegroeid naar een mbo plus-, of hbo-niveau, maar niet beschikken over een daarbijbehorend diploma. De procedure wordt hogeschoolbreed uitgevoerd door het HvA EVC-Centrum. Alle opleidingen van de HvA zijn competentiegericht: het uitvoeren van kerntaken uit de beroepspraktijk staat centraal. De EVC-procedure maakt duidelijk welke beroepstaken kandidaten al kunnen uitvoeren en of ze daarbij over het hbo-niveau beschikken. De assessoren krijgen een speciale training. Kandidaten die menen in aanmerking te komen voor erkenning van EVC’s kunnen zich melden bij het EVC-Centrum. Na het doorlopen van de procedure is het vaak mogelijk dat de kandidaat een verkorte, aangepaste leerroute kan volgen. Sinds de start van het EVC-Centrum heeft ED&I geparticipeerd in de procedure. Eén van de twee EVCmanagers van de AHT is lid van het docententeam ED&I. Het EVC-Centrum is inmiddels geaccrediteerd, het eindrapport wordt half maart 2008 verwacht. Vanaf 2006 hebben ongeveer twintig deeltijdstudenten van ED&I de EVC-procedure doorlopen. De meeste kandidaten konden op grond hiervan een verkorte leerroute krijgen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat het instroom niveau betreft houdt het opleidingsprogramma van de opleiding rekening met de verschillen in de kwalificaties van de instromende studenten; studenten krijgen de gelegenheid om hun kennis op het terrein van de ‘basics’ voor het vakgebied op peil te brengen; analyse van het propedeuseprogramma laat zien dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende student waarbij aangepaste leerroutes mogelijk zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 27
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Per programmaonderdeel is de omvang gedefinieerd in termen van EC’s. De totale omvang van het voltijden deeltijdprogramma voldoet aan de formele eis van 240 EC’s, waarvan 210 EC’s voor het major programma en 30 EC’s voor de minor. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de voltijd en deeltijdvariant van de opleiding ED&I en hierbinnen de leerroute OI&T een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als ‘voldoende’ te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 28
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De HvA streeft naar competentiegericht onderwijs bij alle opleidingen. De AHT heeft dit vertaald in een onderwijsvisie die bij alle opleidingen centraal staat, zo ook bij ED&I en de leerroute OI&T. Het doel van de voltijd- en deeltijdopleiding is dat studenten competent zijn bij de uitoefening van hun beroepsrol. Om dit mogelijk te maken heeft de AHT een aantal speerpunten opgesteld die bij alle technische opleidingen aan de AHT centraal dienen te staan. Hiertoe behoren onder andere het flexibel aanbod van leerwegen en eindprofielen, een partnerschap met het bedrijfsleven en ‘de opleiding als werkplaats’. Bij de start van de opleiding worden kennis en vaardigheden vooral apart aangeleerd door werkcolleges en practica. Bijvoorbeeld: bij het studieonderdeel Fabricagetechnieken maken studenten kennis met de meest gangbare fabricagetechnieken (…) De kennis en vaardigheden opgedaan tijdens het practicum Werkplaatstechnieken wordt toegepast bij het maken van een functioneel schaalmodel met de projectgroep (…) Voor het maken van het functioneel schaalmodel maken studenten een plan waarbij wordt overlegd met de werkplaatsmedewerkers. Studenten doen in de projecten enerzijds ervaring op met de beroepsrol (attitude) en tegelijkertijd leren ze ook hoe ze hun kennis en vaardigheden kunnen toepassen en combineren. In de eerste twee studiejaren is deze indeling zichtbaar. Daarnaast wordt er door middel van lezingen, uitwisseling met ouderejaars gewerkt aan het beroepsbeeld van de studenten en wordt ook gaandeweg duidelijker wat de competenties van de opleiding in de praktijk betekenen. Bij het ontwerpen van het voltijd- en deeltijdcurriculum is uitgegaan van de geleide ontwikkeling van instromende middelbare scholieren tot uitstromende professionals. Studenten beginnen met zich te oriënteren op het beroep en de studie. Tevens wordt de vaktechnische basis gelegd voor het vervolg. In de regel; richten studenten zich in de loop van de studie steeds meer op bepaalde competenties boven andere. Deze ontwikkelingsgang, van oriënterend naar meer specialiserend, krijgt vorm in de opbouw van de opleiding. Van een relatief beschermde omgeving waar de risico’s voor de student zijn ingeperkt, ontwikkelt de opleiding zich tot een echte beroepsomgeving, met alle risico’s en onverwachte situaties die daarin normaal gesproken een rol spelen. Deze ontwikkeling sluit aan bij de competentieontwikkeling. Zo dienen studenten in de tweede fase van de studie de praktische ervaring te gebruiken, samen met theoretische inzichten, om technische- en bedrijfskundige aspecten gerelateerd aan de gehele levenscyclus van een product te beoordelen. De opleiding streeft naar een flexibel aanbod van leerwegen en eindprofielen. Dit geeft de student ruimte om de eigen ambities te benoemen en op basis daarvan keuzes te maken voor de studie en het beroep. Dientengevolge worden studenten door de opleiding geïnspireerd om zich tot zelfsturende beroepsbeoefenaren te ontwikkelen, die beschikken over voldoende probleemoplossend vermogen en over het vermogen om zich verder te ontwikkelen. Bij de start van de opleiding worden zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten begeleid in het leren maken van keuzes en het plannen van hun (studie)loopbaan. Gedurende het eerste studiejaar overweegt het aanbod nog. Maar al snel neemt dit af en wordt de invloed van de student op het eigen studietraject groter.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 29
Dit valt samen met de overschakeling naar werken aan beroepstaken buiten de opleiding. De student bepaalt toenemend wat het aanbod is dat bij de beroepstaken hoort. Het idee achter deze opbouw is, dat ED&I ingenieurs zo leren een leven lang te blijven leren. Naarmate de student vorderingen maakt in zijn studie, neemt de complexiteit van de projectopdrachten (en dus ook van de te maken beroepsproducten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het initiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Navraag bij studenten door het auditteam laat zien dat zij het als ‘goed’ of als ‘prettig’ beschouwen indien zij steeds meer eigen verantwoordelijkheid krijgen. Sturing wordt lang niet altijd op prijs gesteld. De opleiding bevordert dat de student zich zoveel mogelijk opstelt als een lerende professional. Daartoe wordt een beroepsgerichte en rijke leeromgeving ingericht. Activerende- en competentiegerichte leerprocessen worden gecombineerd met authentieke beroepsgerichte vraagstukken. Dit culmineert tijdens de stage in het krijgen van praktische werkervaring. Ook binnen het gebouw gaan werken en leren samen hetgeen blijkt uit de volgende drie aspecten: de indeling, inrichting en aankleding van de diverse studie- en werkruimtes is zodanig dat deze zoveel mogelijk worden ingericht als een ontmoetingsplek voor studenten, docenten en professionals; studenten pakken authentieke beroepsproblemen aan en worden in de rol van beroepsbeoefenaar aangesproken. Zo werken studenten in het derde en vierde studiejaar van de opleiding aan opdrachten uit het bedrijfsleven. Voor de verschillende studiejaren geldt het volgende wat betreft de didactiek. Tijdens het eerste jaar zijn de beroepsopdrachten grotendeels gesimuleerd op grond van authentieke praktijkproblemen. Voltijdstudenten leren aan beroepstaken te werken via projecten. Zo maken zij kennis met de beroepspraktijk en leren samen te werken. Deeltijdstudenten worden gevraagd de eigen werksituatie centraal te stellen. Hiertoe worden zij bekend gemaakt met de methodiek van Action Learning, een didactisch model waarbij de studenten gevraagd wordt de eigen werksituatie te bestuderen en te verbeteren. Zowel projectonderwijs als Action Learning ondersteunen studenten bij het combineren van leren, reflecteren, samenwerken en het koppelen van de praktijk en de theorie. Voor het tweede studiejaar geldt dat de werkwijze dezelfde is als in het eerste studiejaar: ook hier krijgen studenten via projecten of Action Learning te maken met opdrachten binnen de vaardigheden- en theorieleerlijnen. Gedurende het tweede jaar krijgen studenten bij de projecten te maken met externe opdrachtgevers, die door de opleiding worden aangereikt. Aan het einde van het tweede jaar kiezen de studenten hun hoofddomein. Aan de start van het derde studiejaar (de ingenieursfase) is deze keuze in principe definitief. De keuze komt tot stand via het Persoonlijk Ontwikkelplan en wordt geaccordeerd door de opleiding. Het derde en vierde jaar bestaat, naast een minor (1/2 jaar) uit een ingenieursfase (1 jaar) en afstudeerfase (1/2 jaar). De opleiding is nu grotendeels vraaggestuurd ingericht. Het persoonlijk opleidingsplan (POP) speelt hierin een sturende rol. Studenten werken hoofdzakelijk aan beroepstaken van externe opdrachtgevers, binnen het door hun gekozen domein. De opdrachten verwerven zij zelfstandig uit het relatienetwerk van de opleiding. Zodoende maken zij kennis met het acquireren, opzetten en uitvoeren van projecten binnen het kennisdomein van het domein van de ED&I-ingenieur. Zowel voltijd- als deeltijdstudenten maken gebruik van Action Learning. Studenten kiezen of zij de ingenieursfase besteden op het interne ingenieursbureau dan wel extern, als ingenieur-in-opleiding bij een bedrijf.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 30
Analyse van het curriculum laat zien dat de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding het didactisch concept in praktijk brengt en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, excursies, practica en zelfstandig werken (individueel en in groepsverband). Het zelfstandig werken krijgt binnen de opleiding veel nadruk omdat het programma sterk projectgericht is, waarbij elk project moet leiden tot een beroepsproduct dat door een student of door een groep studenten moet worden opgeleverd. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle studieonderdelen ontleend aan de doelstellingen van de opleiding, zoals blijkt uit de beschrijving van het curriculum. Centraal staat het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke) competenties.; de centrale rol die de opdrachten/practica in het studieprogramma innemen, is goed en consequent in alle leerjaren uitgewerkt waardoor er een integratie plaatsvindt van theorie en praktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 31
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De kadernotitie ‘Kaders voor invulling toetsbeleid van de opleidingen’ van de AHT werd in september 2007 ontwikkeld. Het doel van de kadernotitie is om het opleidingsspecifieke toetsbeleid verder te operationaliseren. Op 19 december 2007 is voor alle opleidingen van de AHT een onderwijsconferentie georganiseerd met thema ‘Toetsen en beoordelen’. De focus is gelegd op de deskundigheidsbevordering in het gebruik en ontwikkeling van toetsvormen. De eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en organisatie van het toetsbeleid ligt bij de opleiding. De onafhankelijke examencommissie van de opleiding ziet toe op de implementatie van het toetsbeleid. Het toetsbeleid van de opleiding bestaat uit de volgende onderdelen: de Onderwijs- en Examenregeling (OER) waarin de procedures ten aanzien van toetsing en herkansingen zijn opgenomen; de organisatorische inbedding van het toetsen en beoordelen. Informatie over de toetsing kunnen studenten vinden in de studiegids van de opleiding. Per onderdeel wordt vermeld op welke wijze er getoetst wordt (presentatie, rapport, verslag, werkstuk, dossier, schriftelijk tentamen). In de studiegids is tevens aangegeven hoe men zich kan opgeven voor tentamens. Theorie wordt meestal getoetst met een schriftelijk tentamen, soms met een werkstuk of verslag. Theorie in de jaren 3 en 4 wordt getoetst via een verslag en/of presentatie. Vaardigheden worden getoetst met een practicumverslag, producten en via de projecten. Projecten worden getoetst op kennis (individueel), het product (dit kan weer bestaan uit verschillende onderdelen, in ieder geval ook altijd een presentatie) en samenwerken, hierbij gaat het over het functioneren van het team als geheel en over de individuele bijdrage van elke student. Per studiejaar wordt twee maal de gelegenheid geboden een theorietentamen af te leggen. De opleiding hanteert de volgende principes en voorrangsregels bij toetsing en beoordeling: de focus van de toetsing en beoordeling ligt op de ontwikkeling van de student van leek tot beginnend professional. Deze heeft een eigen en gevalideerde invulling aan het opleidingscompetentieprofiel gegeven; toetsing en beoordeling richt zich op een zo betrouwbaar mogelijke inschatting van de potentie van de student voor de eerstvolgende fase van de opleiding of werk, en op het onderzoeken van de mate waarin de student de eigen kwaliteit kan borgen; de gekozen toets- en beoordelingsvorm is congruent met de onderwijsvorm die hieraan vooraf ging. Aangezien het onderwijs in hoge mate ontwikkelingsgericht is, is de consequentie hiervan dat het aantal afsluitende (summatieve) toetsen beperkt wordt ten behoeve van de ontwikkelingsgerichte (formatieve); evenzo zijn de inhouden van onderwijs en toetsing congruent. Aangezien het onderwijs in hoge mate beroepsgericht c.q. integraal is, is de consequentie dat de toetsen ook in hoge mate beroepsgericht, en dus integraal zijn. Het auditteam heeft tijdens de audit originele toetsen bestudeerd (Toets Energie; Toets ADS aandrijfsystemen; Toets Statica Dynamica; Toets BET 1; Toets ELS Elektrische systemen) alsmede de uitwerking van de toetsen door studenten aan de hand van de originele antwoordbladen van studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 32
Het auditteam beoordeelt de toetsen als adequaat: zij zijn van voldoende hbo-niveau en zijn voldoende dekkend voor het studieonderdeel waar de toets betrekking op heeft. Ook heeft het auditteam verschillende opdrachten bestudeerd, waaronder een opdracht voor het studieonderdeel ‘mechanische systemen’. Hieruit blijkt dat studenten bijvoorbeeld een kinetisch diagram dienen te tekenen (inclusief de vrijheidsgraden van een verstelbare poot, een mechanische pers en een ruitenwisser). Op het terrein van goniometrie dienen studenten de grootte van een krukhoek van de kruk van een drijfstang mechanisme te bepalen. De opdrachten zijn helder geformuleerd alsmede de vraagstelling. De opdrachten zijn van een voldoende hboniveau. Het afstudeerproject wordt getoetst aan de hand van het eindverslag, de presentatie en de verdediging. Tijdens de verdediging wordt de student ondervraagd over het verslag en de presentatie. De producten die tijdens de ingenieursfase worden opgeleverd worden door het bedrijf beoordeeld (op basis van een beoordelingsformulier) en worden besproken met de POP-coach in het kader van de competentieontwikkeling van de student. De stage wordt getoetst aan de hand van: het eindverslag, dat bestaat uit een inhoudelijk verslag (van de opdracht en de resultaten), een bedrijfsverslag (beschrijving van het bedrijf of bedrijfsonderdeel) en een procesverslag (reflectie op het functioneren in het bedrijf en op het leerproces); de beoordeling door het bedrijf. Gedurende vier weken na het bekendmaken van de uitslag krijgt de student op zijn verzoek inzage in het beoordeelde werk en kan hij kennis nemen van de normen aan de hand waarvan het werk is beoordeeld. Ook kan de student het werk met de docent bespreken. In een pré-afstudeerassessment gaat een commissie van drie docenten gedetailleerd na of de competenties van de student het vereiste niveau hebben bereikt. Bij de deeltijdopleiding maakt de opleiding gebruik van twee assessoren. De student levert vooraf zijn portfolio en zijn bijgewerkte POP in. In het portfolio laat de student zien hoe hij de competenties behaald heeft en hij voegt bewijsstukken toe. Deze bewijsstukken zijn de beroepsproducten die de student tijdens jaar 3 en 4 heeft gemaakt/gedaan. De beroepsproducten die de student in de ingenieursfase heeft gemaakt, vormen de belangrijkste input voor het assessment. In de afstudeerfase dient de student vervolgens aan te tonen dat hij in staat is op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar zelfstandig een complexe beroepsopdracht uit te voeren. Deze opdracht wordt uitgevoerd in de beroepspraktijk en getoetst aan eisen die gelden in de beroepspraktijk. Het eindassessment wordt uitgevoerd door een commissie, die als volgt is samengesteld: - examinator, tevens POP-coach van de student (voorzitter); - assessor (tweede docent); - externe deskundige; - bedrijfsbegeleider van de student. Studenten van de deeltijdopleiding leggen over hun praktijktijd aparte verantwoording af. Zij doen dit door een verslag te maken. In dit verslag beschrijven zij hun praktijk (verantwoordelijkheid, activiteiten, behaalde resultaten) en reflecteren op hun competentieontwikkeling. Bij de examencommissie kunnen studenten bezwaar aantekenen tegen de behandeling of omstandigheden tijdens een toets en tegen een beslissing van examinatoren. Tegen besluiten van de examencommissie kunnen studenten in beroep gaan bij het college van beroep van de hogeschool.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 33
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen en de gebruikte toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor beide varianten als voldoende gelet op de volgende constateringen. naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op hbo niveau is vormgegeven en dat wat oriëntatie en organisatie betreft duidelijk gericht is op het vakgebied ED&I/OI&T ; de praktijkgerichtheid, de ordening, de sterke nadruk op de ontwikkeling als professional op het terrein van ED&I/OI&T en de gerichtheid op beroepstaken en beroepsopdrachten zijn een voldoende waarborg voor de interne samenhang van het studieprogramma; het programma biedt voldoende mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot professional op bachelorniveau te realiseren via gestructureerde interacties met het werkveld en via de in het studieprogramma opgenomen verbinding tussen het binnenschools - en buitenschools leren; de opleiding hanteert een adequate toetsingsprocedure waarbij het niveau van de toetsen het hboniveau laat zien. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes facetten van het onderwerp “Programma” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Uit bestudering van de cv’s van docenten en uit gesprekken met docenten van ED&I en OI&T is het auditteam gebleken dat de docenten in voldoende mate contacten hebben met de praktijk. Zo is gebleken dat de opleiding docenten werft die uit de vakgebieden afkomstig zijn die in ED&I centraal staan. Zo zijn docenten werkzaam geweest als system engineer en product engineer bij organisaties als Philips en Imtech. Ook hebben verschillende docenten werkervaring als tekenaar/constructeur of projectengineer op het terrein van machinebouw. Zo heeft één docent zich bezig gehouden met de mechanische engineering van nieuwe producten op het terrein van bulkhandeling, verpakkingsmachines en transportbanden. Een docent is binnen Schiphol werkzaam geweest als adviseur/sectormanager bouwkunde en als projectmanager operationele zaken. De opleiding vindt het van belang dat docenten niet alleen specialist zijn in hun vakgebied maar dat ze ook in brede zin betrokken zijn bij de opleiding en bij de studenten. Dit betekent dat alle docenten met een (bijna) fulltime aanstelling betrokken zijn bij het begeleiden van projectgroepen in de propedeuse of tweedejaar, bij studieloopbaan begeleiding in jaar 1 en 2 en als POP-coach. Het auditteam heeft uitgebreid met het docententeam van OI&T gesproken tijdens een extra audit. Gebleken is dat deze docenten beschikken over goede contacten met het (internationale) bedrijfsleven en tevens beschikken over voldoende vakinhoudelijke kennis. Beide aspecten gecombineerd, ervaring in de beroepspraktijk en vakinhoudelijke kennis, dragen er zorg voor dat bij de huidige bezetting van OI&T de relatie praktijk en opleiding voldoende geborgd is. Studieonderdelen die ook deel uitmaken van het programma van ED&I worden door docenten van ED&I verzorgd. De technische vakken worden verzorgd door practicum instructeurs in Amsterdam, op locatie de Leeuwenburg. De AHT in het algemeen en de opleiding ED&I in het bijzonder stimuleert docenten zich via relatienetwerken en contacten op de hoogte houden van ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Daarom is de praktijkervaring een belangrijk selectie criterium bij het aannemen van nieuwe docenten. Een belangrijk deel van de docenten is lid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs KIVI NIRIA en neemt deel aan de activiteiten die het instituut organiseert, zoals lezingen. Het auditteam heeft een overzicht bestudeerd van de netwerken die docenten onderhouden. Deze overzichten bestaan (per docent) uit een opsomming van de door hen bezochte bedrijven en de ED&I en/of OI&T contacten met het werkveld die docenten hebben. Verschillende docenten hebben hun contacten per jaar gespecificeerd. Uit de opsommingen blijkt dat de docenten beschikken over een uitgebreid netwerk in het relevante beroepenveld, zowel nationaal als internationaal. De internationale contacten hebben betrekking op bedrijven in Finland, België, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk. De bedrijfscontacten in Nederland liggen op het niveau van commercieel directeur, technisch manager, hoofd techniek, ontwerpers en constructeurs. Docenten hebben in het afgelopen jaar deelgenomen aan verschillende congressen zoals de IFME (International Forum of Mechanical Engeneering) in Oostenrijk en ALE in Toulouse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 35
Tevens maakt een docent van ED&I deel uit van de kenniskring rond het lectoraat ‘Technisch innoveren en ondernemen’. De kenniskring werkt nauw samen met het lokale midden- en kleinbedrijf. De AHT participeert in verschillende onderwijsnetwerken, waarin met collega’s van verwante opleidingen in het mbo en het universitair onderwijs wordt samengewerkt en afstemming plaatsvindt. Ook vanuit het docententeam wordt deelgenomen aan deze netwerken. Uit een netwerkoverzicht van de docenten blijkt dat zij bijvoorbeeld contacten onderhouden met de voorzitter van de werkgroep HBO van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, ROC Horizon College en het ROC van Amsterdam. De opleidingsmanager neemt deel aan het Landelijk Cluster Engineering (het landelijk hbo-overleg van de opleidingen engineering). Eén van de docenten bij de deeltijd opleiding ED&I is (tevens) werkzaam in de praktijk en in het afgelopen jaar zijn er twee docenten aangenomen met een zeer ruime praktijkervaring in het beroepenveld. Door het bezoeken van studenten tijdens hun externe fases (stage, ing-fase en afstuderen) hebben docenten vele contacten met bedrijfsbegeleiders over de uitvoering van beroepstaken in bedrijven. Docenten blijven (mede) hierdoor goed op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: uit de cv’s en uit gesprekken met de docenten is gebleken dat de docenten in voldoende mate contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; de opleiding werft in de regel docenten uit de beroepspraktijk en/of met een netwerk in de beroepspraktijk; docenten die dit netwerk vervolgens ook onderhouden en uitbreiden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De opleiding ED&I heeft veertien docenten en één opleidingsmanager in dienst. De omvang van de docentenformatie is 12,4 fte. Binnen de leerroute OI&T zijn vier additionele docenten werkzaam. Daarnaast zijn voor het onderwijs nog 4 fte beschikbaar in de werkplaats. Ook is er een budget beschikbaar voor het aantrekken van externe docenten voor gastlessen en kortere onderwijstrajecten. De docent-student ratio komt uiteindelijk uit op 1 op 22,3. Bij deze berekening zijn alle docenttaken meegenomen: onderwijsontwikkeling, onderwijs uitvoering, scholing, coördinatie etc. Ook de opleidingsmanager (0,6 fte) is hierin opgenomen. Het personeelsbudget wordt beheerd door de domeinvoorzitter van de AHT. Een kwantitatieve analyse is opgenomen in het personeelsplan. Binnen de AHT wordt de personeelsplanning besproken en gecoördineerd in het managementteam. Per opleiding zorgt de opleidingsmanager voor de werving en selectie en de inzetplanning van het personeel. De opleidingen van de AHT hebben zicht op de aanstellingen en toewijzing van uren via het zogeheten LOIS-systeem. Hierin worden jaarlijks de taken van docenten en de bijbehorende uren vastgelegd. Na vaststelling van het curriculum voor het volgende studiejaar wordt een raming gemaakt van de personele inzet. De concrete taaktoewijzing gebeurt rond juli op basis van het aantal zittende studenten en de verwachte instroom. De definitieve takenpakketten worden vastgesteld in september, op basis van de definitieve instroomcijfers. De toewijzing van taken geschiedt op basis van deskundigheid, waarbij rekening wordt gehouden met de voorkeur, affiniteit en beschikbaarheid van de docent. HvA-breed geldt als uitgangspunt een docent/student ratio van 1:30 voor voltijd en 1:50 voor deeltijd. In de begroting van de AHT is een docent/studentratio opgenomen van 1:26. Afhankelijk van het onderwijsmodel en de daarbij behorende werkvormen kan deze waarde per opleiding verschillen. In het studiejaar 2006-2007 zijn twee nieuwe docenten aangenomen en in het schooljaar 2007-2008 nog eens drie. Dit ter vervanging van mensen die vertrokken, al dan niet via vervroegde uittreding. Hierdoor is er ook een vernieuwing in het team geweest. Voor alle nieuwe docenten is er een inwerkprogramma opgesteld. Hieronder valt niet alleen een didactische training volgens een AHT-brede opzet maar is er ook extra tijd ingeruimd voor het voorbereiden van de lessen. Vanuit het team worden nieuwe collega’s ingewerkt in bijvoorbeeld de studieloopbaanbegeleiding, het toetsen van projecten en het begeleiden van studenten tijdens de externe fase. De opleiding geeft aan dat ‘…het onderwijs arbeidsintensief is’. Dit wordt veroorzaakt, zo geeft men aan, door bijvoorbeeld de intensieve aanpak van de theorievakken in de propedeuse waarbij acht lesuren per week besteed worden aan wis-, en natuurkunde. Ook de vele practica zijn arbeidsintensief vooral ook omdat de groepsgrootte soms maar zes studenten kan zijn vanwege veiligheidseisen. De AHT heeft een bedrijfsbureau en stafmedewerkers, die ondersteuning geven aan de opleidingen. Het bedrijfsbureau zorgt voor de cijferadministratie, roostering, vastlegging van de taakverdeling, instroomadministratie en ondersteuning publiciteit, kantoorautomatisering en administratieve ondersteuning van opleidingsmanagers en staf. Ook het praktijkbureau, dat de stages regelt, behoort tot het bedrijfsbureau .
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 37
Aan de AHT zijn twee stafmedewerkers voor kwaliteitszorg verbonden en twee onderwijsadviseur. Vanuit het centrale bureau van de HvA wordt ondersteuning geboden door medewerkers van personeel&organisatie, planning & financiën en marketing & communicatie. Het ziekteverzuim was in 2007 gemiddeld 10 %. Daarvan is 8,3% veroorzaakt door een langdurig zieke docent; deze is inmiddels gepensioneerd. De HvA onderzoekt periodiek de beleving van het werk, de werkomstandigheden en werkdruk onder alle personeelsleden via de Medewerkers Tevredenheids Monitor. Uit een enquête onder medewerkers blijkt dat zij hun werk als positief en plezierig ervaren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: de omvang van de formatie stelt de opleiding ED&I en de leerroute OI&T in staat het curriculum op een adequate wijze uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit (niveau, vakinhoudelijk, vakdidactisch) te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 38
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen De AHT heeft het beleidskader voor de (permanente) ontwikkeling van docenten beschreven in de nota ‘Docentdevelopment’. Voor de concrete scholingsactiviteiten heeft de onderwijskundige staf de Docentenacademie AHT opgezet. De Docentenacademie organiseert trainingen, cursussen, consultaties, lezingen en congressen om de professionaliteit op peil te houden en te vergroten. De nadruk ligt op didactische scholing. Enkele voorbeelden zijn: een didactische introductiecursus voor nieuwe docenten; een op de AHT toegespitst cursusaanbod didactische bevoegdheid, in samenwerking met het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA) van de UvA; een startassessment didactische bekwaamheid voor ervaren docenten. AHT-breed wordt minimaal eenmaal per jaar een onderwijsconferenties georganiseerd (verplicht voor docenten). In 2006-2007 was het onderwerp 'Exact in het hbo' en in 2007-2008 'toetsen en beoordelen'. In 2007-2008 is voor alle opleidingsmanagers van de AHT een management development traject gestart met externe begeleiding. Dit is in lijn met het speerpunt ‘Verdere professionalisering van personeel en organisatie’, zoals in het strategisch plan ‘Nieuwe wegen met Techniek’. Eenmaal per jaar wordt HvA-breed een onderwijsconferentie gehouden (verplicht voor docenten), met lezingen en workshops over thema's als studieloopbaanbegeleiding, internationalisering en talentontwikkeling. Daarnaast worden door stafafdelingen van de HvA regelmatig symposia of werkconferenties georganiseerd, bijvoorbeeld over rendement, kwaliteitszorg en de doorstroom van mbo naar hbo. De opleidingsmanager stimuleert docenten hieraan deel te nemen en faciliteert dit ook. Voor het bijhouden van het vakgebied zijn 60 uur beschikbaar (bij een aanstelling van 0,5 fte of meer). Daarnaast is extra scholing mogelijk, op verzoek van de docent of op initiatief van de opleidingsmanager, bijvoorbeeld naar aanleiding van een functioneringsgesprek of evaluaties. De docenten van de opleiding ED&I en de leerroute OI&T zijn universitair geschoold, of hebben een hboopleiding afgerond. Van de 15 docenten hebben er 9 een master opleiding afgerond en 6 hebben een bachelor opleiding afgerond. Verder hebben bijna alle docenten een HBO didactische aantekening behaald. Voor de nieuwe docenten is dat nog niet altijd het geval, zij nemen nu eerst deel aan de AHT-cursus voor nieuwe docenten en zullen in het schooljaar 2008-2009 deelnemen aan een verkort traject om deze didactische aantekening te behalen. Uit de documentatie blijkt dat vakinhoudelijke, onderwijskundige en didactische competenties centraal staan in het aannamebeleid. Het beleid is erop gericht personeel aan te trekken met expertise die een aanvulling is op de aanwezige expertise, in overeenstemming met de ontwikkeling van het toekomstig onderwijs. Op dit moment zijn er geen tekorten in personeel, wel is er meer inhoudelijke specialisatie wenselijk, vooral op het terrein van Operations and Maintenance. Hiervoor zijn al contacten gelegd met de NVDO (Nederlandse Vereniging voor doelmatig onderhoud) en Stork (asset management) om afspraken te maken hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan deze specialisatie binnen de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 39
Voor de concrete scholingsactiviteiten heeft de onderwijskundige staf de ‘Docentenacademie AHT’ opgezet. Door de ‘Docentenacademie’ worden verschillende activiteiten georganiseerd om de professionaliteit op peil te houden en te vergroten. De nadruk ligt hierbij op didactische scholing. De Docentenacademie AHT organiseert didactische trainingen, cursussen, consultatie, lezingen en congressen. Enkele voorbeelden zijn: een didactische introductiecursus voor nieuwe docenten; een op de AHT toegespitst cursusaanbod didactische bevoegdheid in samenwerking met het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA) van de UvA; een startassessement didactische bekwaamheid voor ervaren docenten. Scholing wordt bij ED&I voor een deel georganiseerd om de onderwijsvernieuwing te ondersteunen, zodat de docenten in de gelegenheid zijn zich goed voor te bereiden op de veranderingen die hier voor hen uit voortvloeien. Daarnaast kunnen docenten in overleg met de opleidingsmanager een individueel scholingsprogramma volgen. In het schooljaar 2006-2007 hebben bijvoorbeeld vijf docenten die de exacte vakken geven een aantal dagdelen een training gevolgd in het activerend lesgeven. Deze training werd verzorgd door een externe deskundige. De opleiding heeft voor de ontwikkeling van docenten in het R&A 2006/2007 drie gezamenlijke speerpunten vastgesteld: Deze punten zijn in overleg met het team opgesteld: verdere training van coachingsvaardigheden en het leren toepassen hiervan bij de begeleiding van projectteams; training in de afname van het pré-afstudeerassessment (als onderdeel van een algehele verbetering van dit assessment); implementatie van de visiestukken in het docententeam. Met ingang van januari 2007 is er een extra mogelijkheid voor overleg, reflectie en training geroosterd voor alle docenten: de themalunch. Deze uren zijn elke week gereserveerd en wordt gebruikt voor training, discussie, overleg en intervisie. In het team wordt per blok geïnventariseerd waar behoefte aan is. Met alle medewerkers worden jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken gehouden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een format, waardoor een aantal vaste onderwerpen aan de orde komt, waaronder ‘scholing en persoonlijke ontwikkeling’. Laatstelijk hebben de gesprekken plaatsgevonden in februari, respectievelijk juni 2007. In functioneringsgesprekken worden afspraken gemaakt over (verdere) professionalisering. Als onderdeel daarvan komen ook afspraken over scholing aan de orde. Afspraken en beoordelingen worden schriftelijk vastgelegd. Studenten geven aan dat zij de gemiddelde kwaliteit van de docenten bij ED&I als voldoende beoordelen en dat deze kwaliteit in het afgelopen jaar gestegen is. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat betreft vakdeskundigheid, werkveldervaring en inzicht in ontwikkelingen binnen het domein waar de opleiding betrekking op heeft zijn de docenten voldoende toegerust om de opleiding op het gewenste niveau te verzorgen; studenten zijn positief over de didactische kwaliteiten, de gerichtheid op de beroepspraktijk en de vaken werkveldkennis van hun docenten; de bevordering van de werkvelddeskundigheid en van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 40
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende gelet op de volgende constateringen: kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt; kwalitatief is het personeel gekwalificeerd om de opleiding op hbo-niveau te realiseren; docenten van ED&I en de leerroute OI&T hebben voldoende zicht op ontwikkelingen in het relevante werkveld. De opleiding streeft er nadrukkelijk naar om docenten rechtstreeks afkomstig uit de beroepspraktijk aan te trekken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet personeel” als goed. Dit rechtvaardigt de kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 41
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De opleiding ED&I heeft op de vierde etage van Gebouw Leeuwenburg een eigen afdeling, de C-vleugel, waar de opleidingsmanager en de docenten gehuisvest zijn. De docenten hebben hier een eigen werkplek. Doordat de leden van het docententeam van ED&I vlak bij elkaar zitten, kunnen ze gemakkelijk contacten onderhouden en samenwerken. Bij ED&I is ook een studielandschap met computervoorzieningen. De mediatheek van gebouw Leeuwenburg kent een groot aanbod, zowel voor wat betreft de aanwezige literatuurcollectie, de tijdschriften als ten aanzien van de toegang tot externe informatiebronnen respectievelijk databanken. Daarnaast zijn er werk- en studeerplekken beschikbaar voor studenten en medewerkers. In goed overleg tussen de accountmanager van de bibliotheek en de opleiding wordt de collectie jaarlijks uitgebreid en geactualiseerd. Het afgelopen jaar is met name geïnvesteerd in de aanschaf van relevante tijdschriftabonnementen. Ook worden met ingang van dit jaar afstudeerscripties digitaal ter beschikking gesteld. Recent is het nieuwe Innovatielab ingericht, dat is verbonden met het lectoraat ‘Technisch Innoveren en Ondernemen’. Op 11 oktober 2007 vond de kick-off bijeenkomst plaats in aanwezigheid van directeuren en adviseurs van een aantal bedrijven in de regio. Het lab is bedoeld om samenwerking en kennisuitwisseling met bedrijven te realiseren op het gebied van de toepassing van nieuwe materialen en technologieën. Het richt zich in het bijzonder op het MKB en er wordt nauw samengewerkt met de vereniging van ondernemers in de regio Amsterdam. De HvA werkt aan het plan AmstelCampus. In het centrum van Amsterdam zal door de hogeschool een moderne campus worden gebouwd, waarop ook de AHT zal worden gehuisvest. De AHT werkt mee aan de planvorming en heeft hiervoor een werkgroep ingesteld. Wanneer op een later tijdstip naar de details van de inrichting wordt gekeken, zullen medewerkers van de AHT hier bij betrokken worden. De specifieke voorzieningen ten behoeve van ED&I, waaronder materiële voorzieningen, zijn voldoende. De opleiding beschikt over ruimten waar de voor de opleiding noodzakelijke activiteiten, waaronder de uitvoering van opdrachten, kunnen plaatsvinden. Het gebouw in Almere waar de leerroute OI&T is gevestigd is voldoende toegerust, alhoewel de voorzieningen hier niet zo omvangrijk zijn als op de vestiging in Amsterdam. Studenten moeten dan ook nogal eens uitwijken naar Leeuwenburg. In 2009 betrekt OI&T een nieuw gebouw in Almere. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende. De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn zowel in Amsterdam als in Almere toereikend om het programma van de opleiding te realiseren en voldoen aan de behoeften van medewerkers en studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 42
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen In lijn met het HvA brede beleid op het gebied van studieloopbaanbegeleiding heeft de AHT haar visie op studieloopbaanbegeleiding (hierna: SLB) beschreven in 'Studieloopbaanbegeleiding op de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek'. Centraal staat dat de student met behulp van SLB leert om zijn eigen studieloopbaan te regisseren. Dat betekent dat de student: leert de studie aan te pakken op een bij hem passende wijze; leert keuzes te maken en doelen te stellen die passen bij zijn talenten en ambities; een identiteit als professional ontwikkelt. In de studieloopbaanbegeleiding krijgt elke student vanaf het begin van de opleiding een docent als coach. Gedurende de eerste twee jaar van de studie houdt de student dezelfde docent als studieloopbaanbegeleider. Deze docenten worden door de opleiding toegewezen aan de studenten. Na twee jaar kiest de student zelf een POP-coach. Een enkele student geeft aan dat de studieloopbaanbegeleiding in Almere voor verbetering vatbaar is, andere studenten vinden deze aan de maat. Voor de Amsterdamse vestiging geven de studenten de studieloopbaanbegeleiding een ‘voldoende’. Opvallend is dat studenten aangeven dat zij in de regel niet zoveel behoefte hebben aan SLB. Of zoals een student het samenvatte: ‘Wij willen rekenen!’. Deeltijdstudenten geven aan dat zij ‘…niet mogen klagen over de begeleiding’. Wel is er de afgelopen jaren sprake geweest van regelmatige wisselingen bij de SLB’er. Zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten krijgen over het algemeen snel een antwoord op hun vragen aan docenten. Uit de gesprekken met studenten komt verder naar voren dat zij elkaar ondersteunen bij hun studie. Zij constateren zelf dat er sprake is van een forse uitval gedurende het eerste studiejaar. Zij geven aan dat dit vooral veroorzaakt wordt door het feit dat beginnende studenten te gemakkelijk denken over de opleiding, de vrijblijvendheid ten aanzien van het volgen van struikelvakken zou volgens de studenten moeten verdwijnen. Bij het richting geven aan het leren van de beroepscompetenties speelt het portfolio van de student een belangrijke rol. Aan de orde komen: het stellen van doelen in de studie, het maken van plannen, het evalueren, de beroepshouding en het bewaken van de voortgang. In een POP maakt de student duidelijk hoe hij de eigen ontwikkeling door middel van analyse kan sturen, bijstellen en vastleggen. Alhoewel studenten worden aangemoedigd om hun portfolio te blijven vullen, is dit nog geen algemeen geldende praktijk, zo is het auditteam gebleken. In de propedeuse gaat het in de begeleiding ook over studiekeuze, studiehouding en over de oriëntatie op het beroep. Tevens is de SLB-docent een eerste aanspreekpunt voor persoonlijke problemen. Als het nodig is kan er ook doorverwezen worden naar de decaan. Na twee jaar kiest de student een hoofddomein. Om dat gemotiveerd te kunnen doen maakt de student een SWOT analyse van zichzelf en stelt hij een persoonlijk ontwikkelingsplan op. Vervolgens kan de student zelf aangeven welke docent hij graag wil als POP-coach.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 43
Deze coach begeleidt de student gedurende de rest van de studie, inclusief het afstuderen. Voltijd studenten die in de praktijk werken, krijgen begeleiding van bedrijfsbegeleiders. Dit geldt zowel voor het werk in de beroepspraktijk van dagopleidingstudenten als voor deeltijdstudenten. Daarnaast zet de opleiding in Amsterdam en Almere een deel van de eigen capaciteit in voor het buitenschoolse programma. Aan stagiaires van de dagopleiding wordt een praktijkbezoek gebracht. De werkplek van de deeltijdstudenten wordt bezocht in het kader van de afstudeeropdracht. Voor deeltijdstudenten beschikt de opleiding over een model competentieontwikkeling voor deeltijdstudenten. Ter voorbereiding van het POP dienen werkplekstudenten een werkplekscan in te vullen. Hiermee wordt nagegaan wat de karakteristieke kenmerken zijn van de eigen werkplek en in welke mate deze werkplek geschikt is om de eigen competentieontwikkeling te garanderen. Voor de informatievoorziening aan studenten gebruikt de opleiding verschillende digitale en schriftelijke communicatiemiddelen. De AHT beschikt over een eigen intranetsite. Op deze site is per opleiding informatie te vinden over de roosters, de eigen groep en mededelingen van docenten. Ook staan op de site het Onderwijs- en examenreglement (OER), de vakomschrijvingen, clustermogelijkheden van vakken, een medewerkerslijst, informatie over stages, en allerlei andere informatie over de AHT en de opleidingen. Alle studenten krijgen een hogeschool e-mail account. Voor berichten aan groepen studenten maakt de opleiding veelal gebruik van de mededelingen via het intranet; de e-mail wordt veel gebruikt voor individueel contact. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is in op de Amsterdamse vestiging adequaat, op de Almeerse vestiging is deze nog voor verbetering vatbaar met het oog op de studievoortgang. de informatievoorziening aan studenten en docenten is voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor beide opleidingsvarianten als voldoende gelet op de volgende constateringen: de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren; de studentbegeleiding en informatievoorziening zijn voldoende geregeld en wordt, ook naar het oordeel van studenten, naar behoren uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 44
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Op het niveau van de HvA zijn de doelstellingen/normen vastgesteld waaraan de onder haar bestuur opererende opleidingen moeten voldoen. Overigens is de zorg voor de kwaliteit gedecentraliseerd naar het management van de opleidingen. De kwaliteit van alle opleidingen van de HvA wordt regelmatig intern en extern getoetst. De interne kwaliteitszorg van de opleiding kent een systematiek die ontleend is aan het kwaliteitszorgsysteem van de HvA. Centraal daarbij staan de volgende deelactiviteiten die tezamen een continu en cyclisch proces vormen: analyse van de bestaande situatie (de praktijk) ten opzichte van de gewenste situatie (doelstelling) leidt tot een…. ….oordeel en, indien de praktijk niet overeenkomt met de gewenste situatie, tot een….. ….probleemstelling waarvan de oorzaken worden onderzocht op basis waarvan verbeteracties worden geformuleerd waarvan de implementatie wordt gevolgd. In het kader van de planning- en controlecyclus maakt de AHT een strategisch plan met een looptijd van drie jaar. Het laatste plan, Nieuwe wegen met techniek, betreft de periode 2007-2010. Dit plan sluit aan bij het strategisch beleid van de HvA. Afgeleid van het AHT-plan maken de opleidingen een driejarenplan. Hierin geeft de opleiding invulling aan de vier speerpunten van de AHT (assortiment, studiesucces, kennisnetwerk en professionalisering) en aan eigen ambities. De opleiding werkt het driejarenplan jaarlijks uit in een resultaten- en activiteitenplan (hierna: R&A-plan). In het R&A-plan worden activiteiten op vier gebieden onderscheiden: kwaliteit en onderwijs; markt, omgeving en klant; personeel en organisatie; financiën en rendement. Per gebied wordt aangegeven welke resultaten de opleiding wil behalen en welke activiteiten daartoe ondernomen zullen worden. Hieraan zijn veelal streefcijfers gekoppeld. In halfjaarlijkse rapportages legt de opleiding verantwoording af over de vorderingen van het R&A-plan. Dit is de input voor het periodiek bestuurlijk overleg tussen de domeinvoorzitter van de AHT en het college van bestuur. Eén keer in de zes jaar (drie jaar voorafgaand aan een accreditatie) wordt bij een opleiding een interne audit uitgevoerd, aan de hand van het NVAO-beoordelingskader. Bij de vorming van de AHT is de audit ingezet als vertrekpunt voor verbetering. Verbeterpunten uit de audit zijn opgenomen in het driejarenplan en de R&Aplannen van de opleiding. Ieder jaar stellen alle opleidingen binnen de AHT in het kader van de planning- en controlecyclus een ‘Resultaten- en Activiteitenplan’ (hierna: R&A plan) op, gebaseerd op recente evaluaties (studenttevredenheid, kwaliteitsdoelstellingen, analyses van het studierendement zowel kwalitatief als kwantitatief, en een strategische oriëntatie).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 45
In dit plan wordt de gerealiseerde kwaliteit ten opzichte van de beoogde kwaliteit beschreven, het plan geeft inzicht in sterke en zwakke punten en er worden verbetermaatregelen en nieuwe projecten vastgesteld. De uitkomst van het eigen onderzoek van de opleiding wordt geanalyseerd door de betrokken medewerkers. Hier wordt eveneens nader ingezoomd op de scores. De uitkomsten kunnen leiden tot gevraagde verbeteracties. De vakevaluaties en de behaalde resultaten van de opleiding zijn een vast onderwerp bij de jaargesprekken (functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken) met de medewerkers binnen de opleiding. Veel docenten houden bovendien zelf een evaluatie tijdens de laatste les van een periode. Bij de voorbereiding voor een volgende keer wordt deze input weer gebruikt. Dit gebeurt nog niet systematisch en het wordt nog niet altijd schriftelijk vastgelegd. Voorbeelden waarbij dit wel is vastgelegd zijn beschikbaar voor de vakken Bedrijfseconomie en Marketing en Sales plan voor de deeltijd en Warmte kracht koppeling, tweede jaar, vt en dt. Binnen het opleidingsteam worden de resultaten breed besproken tijdens teamoverleg. Docenten zijn actief betrokken bij de periodieke evaluatie. Resultaten van onderwijsevaluaties die direct te herleiden zijn tot een individuele docent worden op individueel niveau besproken. De overzichten van de studievoortgang en de gesignaleerde knelpunten worden tijdens het teamoverleg besproken. Ook met de opleidingscommissie worden de resultaten en de evaluaties besproken. Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed gelet op het volgende: de opleiding wordt jaarlijks aan de hand van doelstellingen/normen geëvalueerd. Deze evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; de opleiding voert module- en projectevaluaties onder relevante partijen uit. Deze evaluaties bieden de opleiding informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 46
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Verbetermaatregelen worden in de regel opgenomen in het kwaliteitsplan en het R&A-plan van de opleiding. De voortgang wordt tweemaal per jaar gerapporteerd in de opleidingsrapportage aan de directie. In overleggen tussen de directie en de opleidingsmanager wordt verantwoording afgelegd en verbetervoornemens besproken en gefiatteerd. De maatregelen vormen op hun beurt input voor het kwaliteitsplan van de opleiding. Jaarlijks schrijft de medewerker kwaliteitszorg, in samenspraak met de opleidingsmanager, een kwaliteitsplan voor de opleiding. In dit kwaliteitsplan worden de speerpunten van het kwaliteitsbeleid van dat betreffende jaar vermeld. De interne audits en onderwijsevaluaties leveren de input voor de R&A-plannen van de opleidingen. De R&A-plannen van de opleidingen afzonderlijk worden na bilateraal overleg tussen de opleidingsmanager en de domeinvoorzitter vastgesteld door de domeinvoorzitter. In het R&A-plan van de opleiding worden de verbetermaatregelen benoemd, die zullen moeten bijdragen aan de realisatie van gestelde streefdoelen. Dit is een cyclisch proces. De uitkomsten van periodieke evaluaties worden onderzocht en benoemd voor gerichte acties op de lange- en korte termijn, afhankelijk van de complexiteit en de urgentie. Voorbeelden van verbeterplannen uit de afgelopen periode zijn: de opleiding kent een hoge mate van uitval in het eerste jaar van de opleiding. Uit onderzoek is gebleken dat de beeldvorming van de opleiding bij beginnende studenten niet overeenkomen met ervaringen in het eerste jaar. Vooral het beeld van Design zorgde voor verwarring. Dit heeft geleid tot het duidelijker profileren van de drie eenheid binnen de opleiding. Daarnaast wordt de Designkant met de ontwikkeling van het nieuwe vak ‘Vormgeving en ergonomie’ sterker belicht; verbeteren van resultaten natuurkunde en wiskunde vakken door aanpak van de didactiek en het ontwikkelen van een leertraject voor de mbo-instroom; de tevredenheid van studenten over de studiebegeleiding/ loopbaanbegeleiding, is bij ED&I lager dan het gemiddelde op de HvA: 2.7 tegenover 3.1. De tevredenheid is de laatste twee jaar wel iets gestegen. De oorzaken van deze relatief lage tevredenheid zijn geanalyseerd en beschreven in het resultaat- en activiteitenplan 2006/ 2007 en hebben geleid tot verbeteractiviteiten. De bevindingen waren dat studenten meer behoefte hebben aan duidelijkheid en de rol van de studieloopbaanbegeleiding binnen de opleiding. SLB werd ervaren als een los onderdeel binnen de opleiding. Het niveau van de SLB’er werd ook als onvoldoende gewaardeerd. Om de kwaliteit van de studieloopbaanbegeleiding verder te verbeteren wordt deze uitgebreid naar jaar 3 en 4. Gestart is met de invoering van het digitaal portfolio als instrument binnen voor de monitoring van de competentieontwikkeling. Docenten zijn actief betrokken bij deze ontwikkelingen en krijgen de nodige ondersteuning van de staf Onderwijskunde met trainingen en begeleiding (intervisie). In de Management Review heeft de opleiding voor zowel ED&I als OI&T een analyse gemaakt van mogelijke verbeteringen en worden er tevens verbetermaatregelen geformuleerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 47
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen; de implementatie van verbetermaatregelen wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 48
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Studenten kunnen hun oordeel over de kwaliteit van het onderwijs geven via de tevredenheidsmonitor, de STM , en de eigen onderwijsevaluaties van de opleiding. Studenten worden persoonlijk benaderd bij deze evaluaties. De resultaten en eventuele verbeteringen worden met de opleidingscommissie (vier tot zes studentleden), als vertegenwoordigend orgaan van de studentenpopulatie doorgenomen .Vier keer per jaar bespreekt de opleidingsmanager met de opleidingscommissie de onderwijsevaluaties voor de nodige nuance en het nodige advies voor verbetermaatregelen. Via intranet worden studenten geïnformeerd over de genomen verbetermaatregelen die voor studenten zullen moeten leiden tot zichtbare verbeteringen. De opleidingscommissie (OC)maakt een kwaliteitsplan en geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het opleidingsmanagement, bijvoorbeeld over het R&A-plan. Zij komt elk kwartaal bijeen. Hierbij is de opleidingsmanager en de kwaliteitscoördinator aanwezig. De opleidingscommissie maakt zelf een verslag van de vergaderingen. Vanuit de opleiding wordt nu bij de start van het studiejaar actief ingezet op de werving van studenten voor de opleidingscommissie. De staf kwaliteitszorg ondersteunt de opleidingscommissie inhoudelijk en procesmatig bij hun activiteiten en werkzaamheden. Medewerkers zijn op verschillende manieren actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg: evaluatieresultaten worden met hen besproken, individueel of in het teamoverleg; zij initiëren verbeteracties en leveren bijdragen aan verbeteractiviteiten; zij leveren een bijdrage aan onderwijsontwikkeling; het eigen functioneren wordt met hen geëvalueerd in de functioneringsgesprekken. De opleiding krijgt waardevolle feedback vanuit het werkveld via: de beroepenveldcommissie en opleidingsadviesraad; bedrijfsbegeleiders van stagiairs en afstudeerders; gecommitteerden bij afstudeersessies; gastdocenten die programmaonderdelen verzorgen. Via de bedrijfsbegeleiders krijgen de docenten tijdens hun praktijkbezoeken vaak waardevolle mondelinge feedback over de opleiding. Er is een korte vragenlijst ontwikkeld over het niveau en de kwaliteit van de opleiding. Deze zal vanaf maart 2008 gebruikt worden. Ook de bedrijfsbegeleiders die betrokken zijn bij de beoordeling van de afstudeerwerkstukken, wordt gevraagd feedback te geven over de kwaliteit van de opleiding. Op meer strategisch niveau is de opleidingsadviesraad betrokken bij de opleiding zoals onder onderwerp 1 is beschreven. De opleiding ED&I zal in 2008 studenten in de afstudeerfase actief betrekken om vanuit de opleiding invulling te geven aan het AHT-brede alumnibeleid. Het voornemen is dit te doen via panelonderzoek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 49
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg. Dit gebeurt op een actieve wijze, dat wil zeggen: de opleiding benadert deze relevante partijen op eigen initiatief en streeft er naar om hun suggesties om te zetten in concrete maatregelen; de opleiding kent een OC die actief participeert bij het op peil houden van de kwaliteit van de opleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide opleidingsvarianten als voldoende gelet op de volgende constateringen: de interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt. Studenten, docenten en het werkveld worden er op actieve en gestructureerde wijze bij betrokken. Het systeem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen waarvan de realisering wordt bewaakt. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 50
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen In het afstudeerjaar toont de student aan dat deze in staat is op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar zelfstandig een complexe beroepsopdracht uit te voeren. Zowel in de afstudeerfase als in de ingenieursfase worden de opdrachten uitgevoerd in de beroepspraktijk. Tijdens het proces wordt de student begeleid door iemand uit het werkveld en door een docent vanuit de opleiding. De bedrijfsbegeleider participeert ook in de beoordeling. De deelname van de bedrijfsbegeleider aan de eindbeoordeling draagt er daarnaast eveneens aan bij dat de bereikte competenties worden getoetst aan de eisen die gesteld worden in de praktijk. Aan de externe deskundigen wordt na afloop van ieder assessment gevraagd het niveau van de opleiding te beoordelen; hieruit blijkt dat men doorgaans ‘zeer tevreden’ is. De beoordelaars hanteren de eindkwalificaties van de opleiding als beoordelingskader; de criteria zijn vastgelegd in de Handleiding afstudeerfase. In 2006/2007 zijn de eerste studenten ED&I afgestudeerd. Vier studenten zijn er in geslaagd met een afstudeeropdracht een octrooi te verwerven. Via STM krijgt de opleiding gegevens over de tevredenheid van studenten, die aangeven hoe zij zelf het gerealiseerde niveau inschatten. Voor ‘Aansluiting op de beroepspraktijk’ geven studenten ED&I in 2007 als cijfer op een vijfpuntschaal: 3.4 (voltijd) en 3.3 (deeltijd). Het gemiddelde rapportcijfer dat de studenten aan de opleiding geven is de laatste jaren gestegen en ligt thans rond de 6,5. Het auditteam heeft een aantal afstudeerwerkstukken bestudeerd van verschillend niveau. De beoordeling varieerde van 6,5 tot 9,5. Het auditteam kan zich vinden in de beoordeling van de verschillende werkstukken, en vindt daarmee de kwaliteit van het eindniveau voldoende. ED&I heeft onder meer als doelstelling dat een afgestudeerde op innovatieve en creatieve manier een technisch vraagstuk kan oplossen. Deze innovatie en creativiteit heeft het auditteam niet expliciet terug gezien in de afstudeerwerkstukken die zijn geëvalueerd. Dat geldt in mindere mate ook voor het beschouwen van de totale levenscyclus en het denken in processen en systemen. De door het auditteam bijgewoonde presentaties van de studenten over hun eigen projecten laten zien dat er sprake is van hbo-niveau. Bovendien bleken de studenten tijdens de gesprekken zeer enthousiast te zijn over hun praktijkgerichtheid van de studie. Samenvattend concludeert het auditteam dat de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek en ED&I in het bijzonder de afgelopen jaren sterk aan de weg hebben getimmerd. Opleidingscoördinatoren, de lector en docenten zijn gemotiveerd en enthousiast. De plannen die er zijn, onder meer op het gebied van internationale samenwerking, verdergaande samenwerking met het bedrijfsleven en de uitbouw van het lectoraat, geven het auditteam veel vertrouwen voor de toekomst. Een stevige technische basis is cruciaal voor de kwaliteit van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 51
Vanuit het bedrijfsleven is aan deze technische basis, aangevuld met het vermogen om innovatief en creatief te denken en ondernemerschap, een sterke behoefte. De binnen de opleiding ontwikkelde leerroute Ondernemen, Innovatie en Techniek is duidelijk nog in opbouw en heeft de nodige opstartproblemen (gehad). Het auditteam maakt zich nog zorgen over deze leerroute binnen ED&I maar met meer steun vanuit ED&I ziet het auditteam voor de leerroute OI&T een goede toekomst weggelegd, dit mede gelet op het kwalitatief goede docententeam. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende overweging: de opleiding maakt bij de beoordeling van werkstukken ook gebruik van reacties uit het werkveld; de door het auditteam bestudeerde eindwerkstukken zijn van een voldoende hbo-niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 52
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De AHT plaatst onderwijsrendement in het (bredere) perspectief van studiesucces. Het maken van de juiste keuzes, aansluitend bij de leerstijl en de interessegebieden van de student, bepaalt samen met de studievoortgang het studiesucces van de student en daarmee de kwaliteit en het rendement van de opleiding. Het studiesucces van de student wordt positief beïnvloed door de studeerbaarheid van het programma en het aanbod van praktijkgericht onderwijs binnen een inspirerende leeromgeving met een duidelijke beroepsoriëntatie in de propedeutische fase van de opleiding. Het studiesucces van studenten heeft de komende jaren een prominente plaats in de meerjarenplannen van de opleidingen. Uitgangspunt van de AHT is dat studenten binnen de AHT zijn geslaagd wanneer zij met een bachelortitel de AHT verlaten binnen een periode van 4,5 jaar. Dit kan bij de eerste opleiding van hun keuze, maar ook bij een tweede. Het vertrekken of omzwaaien met een juiste verwijzing wordt absoluut niet gezien als een falen, mits dit tijdig, in de propedeutische fase, gebeurt. Binnen de AHT zijn opleidingen verantwoordelijk voor het studiesucces van de student. Opleidingen dragen zorg voor een studeerbaar en inspirerend programma en voorzien in professionele keuzebegeleiding binnen een breed arsenaal aan (extra) mogelijkheden. Per studiejaar worden realiseerbare streefcijfers geformuleerd en opgenomen in het R&A-plan van de opleiding. De streefcijfers voor rendement worden bepaald op basis van de stand van zaken en passend binnen de algemene norm van de AHT. De opleiding houdt, zo is het auditteam gebleken, de studierendementen bij. Zo heeft het auditteam de notitie ‘Stand van zaken studiesucces opleiding ED&I’ bestudeerd. Uit de notitie is goed afleidbaar: de instroom, het aantal ‘actieve studenten’, ‘het maximaal te behalen aantal studiepunten dit kwartaal’, de gestelde norm en het aantal studenten dat 10-15, 16-25, 26-35 en het aantal studenten dat het maximaal aantal studiepunten heeft behaald. De opleiding heeft dit uitgewerkt voor de cohorten vanaf 2003 tot en met 2007. Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt verder dat de opleiding zicht heeft op het aantal langstudeerders (cohort 2003 en eerder). Op 3 maart 2008 bleken 27 studenten als langstudeerders aangemerkt te kunnen worden. Ook heeft het auditteam de rendementen per studieonderdeel voltijd, deeltijd van de opleiding kunnen bestuderen. Concreet heeft de opleiding per studieonderdeel in een overzicht aangegeven: het studieonderdeel, het percentage geslaagd, gezakt en het percentage niet deelgenomen/uitgevallen aan het studieonderdeel. Het auditteam is van mening dat de opleiding door de hierboven genoemde documentatie voldoende in staat is om zicht te houden op de gerealiseerde rendementen. Het auditteam heeft de korte notitie ‘Analyse studiesucces na blok 2 schooljaar 2007/2008’bestudeerd. Ook hieruit blijkt dat de opleiding ook gedurende een opleidingsjaar gedetailleerd analyseert hoe de rendementen zich ontwikkelen. De opleiding is naar de mening van het auditteam reëel wat betreft haar conclusies in de notitie. Zo blijkt dat er in de propedeuse sprake is van een duidelijke verbetering wat betreft de rendementen per studieonderdeel, voor tweedejaars geldt een verbetering van de rendementen ten opzichte van het vorig studiejaar maar, zo geeft de opleiding aan ‘…nog steeds te laag’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 53
Het terugdringen van het hoge uitvalpercentage is de laatste jaren het speerpunt van de opleiding. Vooral in het propedeutische jaar is het percentage uitval hoog: wat betreft het propedeuse cohort 2006 voltijd bedroeg voor ED&I de instroom 113 studenten waarvan er na een jaar 58 (ruim 55%) de opleiding verlaten hebben. Gestreefd wordt het propedeuserendement ten opzichte van de voortgaande jaren te verbeteren tot 15% na 1 jaar en 50% na twee jaar. Uit de jaarcijfers van de opleiding over 2006-2007 blijkt dat het aantal studenten met een Bindend Afwijzend Studieadvies na 1 jaar in 2006-2007 ongeveer gelijk is met dat van het schooljaar 2005-2006. Uit de meest recente cijfers van het schooljaar 2007-2008 blijkt dat na het eerste kwartaal de propedeuse studenten het veel beter doen. Het aantal studenten dat tussen de 9 en de 15 studiepunten heeft gehaald is gestegen van 44% naar 67%. Tegelijkertijd is het aantal uitvallers gestegen van 4% naar 13%. Dit wijst er op dat de gecombineerde aanpak van intensieve lessen, kleinere projectgroepen en intensievere SLB scherper selecteert maar ook de studenten stimuleert en helpt bij het behalen van studiesuccessen. Ook de tweedejaars halen betere resultaten. Na de eerste periode heeft nu 25% van de studenten meer dan 60 studiepunten gehaald, het jaar ervoor was dat slechts 9%, zo blijkt uit de cijfers. De opleiding heeft door een analyse van de rendementen zicht op de oorzaken van de tegenvallende rendementen. De opleiding geeft aan dat slechte resultaten van (vooral) MBO’ers bij de vakken wiskunde en natuurkunde in het eerste jaar, sterk hebben bijgedragen aan de tegenvallende rendementen. Van deze groep haalde slecht 40% een voldoende bij de eerste deeltoets. ED&I heeft om deze reden in 2006-2007 een verbeterprogramma uitgevoerd, dat na gebleken succes (het slagingspercentage was gestegen van 40% naar 75%) op grotere schaal is doorgezet in 2007-2008. De verbeteractiviteit bestaat uit een aantal elementen: een speciale didactische aanpak onder de naam ‘activerend lesgeven’ (veel structuur, frequente feedback, kleine groepen) voor wiskunde en natuurkunde in de propedeuse. Uitbreiding van het aantal lesuren voor deze vakken. Alle studenten krijgen nu 2x2 uur werkcollege in deze vakken. Voor de mbostudenten geldt dat ze het eerste half jaar 3x2 uur werkcollege krijgen voor zowel wiskunde als natuurkunde, waardoor ze meer tijd krijgen om de stof te oefenen; een training in de pedagogische aanpak van deze groep. Deze verbeteringen zijn door de opleiding stapsgewijs ingevoerd. Docenten hebben een training in het werken met activerende leervormen gevolgd. Om het rendement te verbeteren zijn de volgende maatregelen en besluiten genomen: de website zal worden aangepast om zo een (nog) betere voorlichting vooraf te bereiken; met alle tweedejaars die nog meer dan tien studiepunten uit de propedeuse moeten behalen, is een studieplan opgesteld; de projectgroepen in het eerste jaar zijn verkleind van 8 naar 5 studenten; er is meer overleg tussen alle docenten die bij de propedeuse betrokken zijn; er komt een plan om langstudeerders aan te pakken. Deze acties zijn op het laatste punt na al grotendeels geïmplementeerd, voor het probleem van de langstudeerders wordt ook op AHT niveau een plan geformuleerd. Naast deze specifieke verbeteractiviteit loopt er een hiervoor al beschreven project om de studieloopbaanbegeleiding te verbeteren. De verwachting is dat dit op wat langere termijn eveneens zal bijdragen aan een verbetering van het studierendement, zo geeft de opleiding aan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 54
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert duidelijke streefcijfers voor de studieprestaties; de opleiding houdt de studieduur bij van de studenten. Dit betreft de verblijfsduur in de propedeusefase en de totale verblijfsduur met en zonder diploma; de opleiding heeft maatregelen genomen om de achterblijvende rendementen te verbeteren.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor beide opleidingsvarianten als voldoende gelet op de volgende constateringen: het gerealiseerde niveau komt overeen met het niveau dat verwacht mag worden van een afgestudeerde Informaticus op hbo-niveau; de opleiding houdt een vinger aan de pols wat betreft de rendementen en neemt maatregelen nu de rendement niet aan de streefcijfers beantwoorden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 55
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING ED&I/OI&T voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V5
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V6
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
3.2.
V
Oordeelschema HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING ED&I/OI&T
4
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed. 6 Extra aantekening: goed. 7 Extra aantekening: goed. 5
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 56
deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V9
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V 10
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V V 11
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
V
8
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed. 10 Extra aantekening: goed. 11 Extra aantekening: goed. 9
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 57
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-‘Accreditatiekader’ vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek, verzorgde HBO bachelor opleiding: Engineering, Design & Innovation, aangeboden in de varianten voltijd en deeltijd, in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
twee facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 12 zes facetten van onderwerp 2 (“Programma”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 13 alle facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 14 alle facetten van onderwerp 5 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. 15
12
Zie §1.4.2. onder E. Zie §1.4.2. onder E. 14 Zie §1.4.2. onder E. 15 Zie §1.4.2. onder E. 13
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 58
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Willem G. van Raaijen Drs. W.G. van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Daarna was Van Raaijen Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij als Consultant Public Search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Erika de Greef Ir. E. de Greef is innovatiemanager bij Siemens Nederland. Zij studeerde Industrieel Ontwerpen aan de Technische Universiteit Delft. Vervolgens startte zij haar professionele loopbaan bij het InnovatieCentrum, later Syntens, waar zij als adviseur op het gebied van productontwikkeling en innovatie werkzaam was. Milieugerichte productontwikkeling was daarbij één van de speerpunten. Sinds 1999 werkt zij bij Siemens als innovatiemanager. Erika richt zich op het stimuleren en professionaliseren van innovatieprocessen die leiden tot concrete nieuwe business, onder meer in de sectoren veiligheid, mobiliteit, energie en gezondheidszorg. Zij begeleidt divisies binnen Siemens Nederland bij het formuleren van hun innovatiestrategie. Zij heeft zich onder meer gespecialiseerd in diverse methodes voor toekomstverkenning zoals scenario planning en trend-analyse en zet die samen met marktstudies in tal van workshops in. Mede hierdoor leiden de innovatieprojecten tot een significant aandeel in de omzet van Siemens Nederland. Buiten Siemens geeft Erika de Greef colleges en in-company trainingen. Zij is onder meer verbonden als docent voor het vak Conceptueel Ontwerpen aan de Master of Building Service Engineering van Avans Plus te Breda. Ook is zij bestuurslid van de Nederlandse afdeling van de PDMA (Product Development Management Association). Han Brezet Prof. dr. ir. J.C. Brezet studeerde elektrotechniek aan de TU Delft. Sinds 1992 is hij hoogleraar aan deze universiteit op het terrein van duurzame productontwikkeling aan de faculteit Industrieel Ontwerpen. Hij geeft leiding aan het Design for Sustainability-onderzoeksprogramma van de faculteit. Als parttime hoogleraar is hij verbonden aan het International Institute for Industrial Environmental Economics (IIIEE) aan de Zweedse Lund Universiteit. Bovendien is hij gastlector aan de Universiteit van Melbourne. Verder coördineert de heer Brezet het onderzoeksprogramma voor duurzame ontwikkeling van de TU Delft en het 3 TU Cartesius Instituut in Leeuwarden. Zijn onderzoeksveld omvat duurzame productontwikkeling, duurzame energietechnologieën, duurzame regionale ontwikkeling en duurzame productservicesystemen. Verder is hij actief in zakelijke netwerken en een scala van nationale en internationale bedrijfstakken die deelnemen aan het Design for Sustainability-programma. Ger Broers Drs. G.W.M.C. Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders. Jan de Bruijn Het studentlid, de heer J.A. de Bruijn, is thans tweedejaars student aan de TU Delft op het terrein van Industrieel Ontwerpen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 64
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie-audit opleiding Engineering, Design & Innovation/ Ondernemen, Innoveren en Techniek. Voltijd en deeltijd - Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT) Hogeschool van Amsterdam – 22 april 2008 Ochtend. Vestiging Almere. W. van Raaijen: lead auditor E. de Greef: werkvelddeskundige H. Brezet: vakdeskundige J. de Bruijn: studentlid G. Broers: onderwijsdeskundige/secretaris
Lokaal
Tijd 8.45 – 9.00 9.00 – 9.15
Gesprekspartners
9.15 – 10.15
Management opleiding ED&I/OIenT
10.15 – 11.00 Studenten OIenT (VT en DT)
11.00 – 11.30 Rondleiding voorzieningen en presentatie studenten
11.30 – 13.00
Auditoren Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef H. Brezet J. de Bruijn G. Broers Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef H. Brezet J. de Bruijn G. Broers Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef H. Brezet J. de Bruijn G. Broers
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbespreking auditteam
Marktpositie / Instroom / Toelating Internationalisering Innovatie Relatie beroepenveld Personeel / Scholing Resultaten / Onderwijsrendement Alumnibeleid Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid / studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef H. Brezet J. de Bruijn G. Broers
Reis Almere – Amsterdam en lunch auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 65
Programma Accreditatie-audit opleiding Engineering, Design & Innovation/ Ondernemen, Innoveren en Techniek. Voltijd en deeltijd - Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT) Hogeschool van Amsterdam – 22 april 2008 Middag. Vestiging Amsterdam. W. van Raaijen: lead auditor E. de Greef: werkvelddeskundige H. Brezet: vakdeskundige J. de Bruijn: studentlid G. Broers: onderwijsdeskundige/secretaris
Lokaal
Tijd Gesprekspartners 13.00 – 13.30 Onderwijscoördinatoren en examencommissie
Auditoren Deel auditteam: W. van Raaijen H. Brezet
13.30 – 14.15 Studenten ED&T voltijd
Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef H. Brezet J. de Bruijn G. Broers
14.15 – 14.45 Rondleiding voorzieningen
Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef H. Brezet J. de Bruijn G. Broers Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef H. Brezet J. de Bruijn G. Broers
14.45 – 15.30 Docenten ED&T/OIenT
15.30 – 16.00 16.00 – 16.30 Gesprek lector
Onderwerpen Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Praktijkcomponent/ Stage Studie(loopbaan)begeleiding Vrijstellingen / EVC Samenhang programma Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / Toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid / Studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Afstuderen
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheids-bevordering Studiebegeleiding Auditteam Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Deel auditteam: inhoud en opzet lectoraat W. van Raaijen aansluiting lectoraat bij onderwijs E. de Greef aansluiting lectoraat bij H. Brezet ontwikkelin-gen in het werkveld rol lectoraat bij kennisontwikkeling inhoudelijke rol docenten bij lectoraat
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 66
16.00 – 16.30 Studenten ED&T deeltijd
16.30 - 16.45 Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) 16.45 – 17.00 Verificatie documenten
Deel auditteam: J. de Bruijn G. Broers Auditteam
Auditteam
17.00 – 17.45
Auditteam
17.45 – 18.00 Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / Toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid / Studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Afstuderen
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Een deel van het auditteam, i.c. de lead auditor en de secretaris, hebben op 27 mei in een additionele audit op de Hogeschool van Amsterdam uitgebreid gesproken met de docenten van ED&I, opleidingsroute OI&T.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding ED&I/OI&T, Hogeschool van Amsterdam 67