Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming – CMV voltijd - deeltijd - duaal Hogeschool van Amsterdam
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming – CMV voltijd - deeltijd - duaal CROHO nr. 34610 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV December 2006 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Prof. Dr. M. van der Kamp P. Maissan E. Kroon Drs. R. F. H.M. Stapert Drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Mensenwerk’ februari 2001 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 21 september 2006
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 13 15 15 18 21 24 27 29 30 32 35 35 37 38 40 40 41 43 43 45 47 49 49 51
3. 3.1 3.2 3.3. 3.4.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding CMV voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding CMV deeltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding CMV duaal Overall oordeel / advies aan NVAO
53 53 54 55 56
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren. Bijlage II: Programma visitatie 21 september 2006.
1 1 1 1 2 3 3 5 6 7 7
1. INLEIDING 1.1
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2.1. genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam – HvA, in casu het Instituut voor Sociale en Culturele Beroepen, verzorgt de HBO bachelor opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening – SPH, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening – MWD en Culturele en Maatschappelijke Vorming – CMV. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: de HBO bachelor opleiding CMV, voltijd crohonummer: 34610; de HBO bachelor opleiding CMV, deeltijd crohonummer: 34610; de HBO bachelor opleiding CMV, duaal crohonummer: 34610. 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd-, deeltijd- en duale variant van de opleiding CMV in één rapport samengevat omdat alle varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de varianten zichtbaar gemaakt. 1.2.3. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding CMV, voltijd, deeltijd, duaal.
1.3
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding CMV maakt deel uit van het Instituut voor Sociale en Culturele Beroepen – ISCB. Dit instituut verzorgt, zoals gezegd, drie opleidingen met elk een eigen studietraject en een eigen leeromgeving. Studenten die bij de opleiding CMV zijn afgestudeerd, ontvangen het diploma ‘Bachelor of Social Work’. Afgestudeerden van CMV van de HvA zijn onder meer werkzaam in het jongerenwerk, lokaal beleid, buurtcentra, evenementenorganisatie, theaterproductie, poppodia, de community school en musea. In september 2002 is de opleiding gestart met een volledig herzien programma op basis van een nieuw concept: ‘Ondernemend Leren’, dat gericht is op het verwerven van beroepscompetenties en dat studenten de vrijheid geeft zijn onderwijs vorm te geven. Samen met de invoering van ‘Ondernemend Leren’ heeft de opleiding haar organisatiestructuur aangepast. De opleiding wordt geleid door een opleidingsmanager, deze valt in lijn direct onder de instituutsdirecteur. Onder de opleidingsmanager vallen drie teamleiders die leiding geven aan de docenten van de opleiding. Daarnaast coördineren deze drie teamleiders de bureaus van de opleiding: het onderwijs-, het praktijk- en het assessmentbureau. Het onderwijsbureau geeft het onderwijsprogramma en de organisatie van de opleiding vorm, het praktijkbureau coördineert het verwerven van opdrachten en onderhoudt de contacten met het werkveld en het assessmentbureau organiseert de assessments en bewaakt de kwaliteit ervan. Het ISCB heeft een lectoraat onder de titel: ‘Vraaggerichte methodiekontwikkeling’. Twee docenten van CMV participeren in de kenniskring van het Lectoraat. Zij houden zich daarbinnen met name bezig met het versterken van het onderwijsaanbod met betrekking tot kennisontwikkeling en onderzoek binnen het ISCB.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 1
Daarnaast doet de kenniskring onderzoek naar en methodiekontwikkeling van het jongerenwerk. De thematieken en onderwerpen van het lectoraat vinden hun plek terug in het onderwijs van CMV, bijvoorbeeld in de ‘Kennis- en Onderzoekcolleges’ die in de propedeuse worden gegeven. Het ISCB volgt het HvA-beleid met betrekking tot de minoren. Vanaf het studiejaar 2006-2007 zijn studenten verplicht een minor te kiezen van 30 studiepunten in de tweede helft van de hoofdfase (4e of 5e semester). Zij kunnen deze minor kiezen uit een HvA-breed aanbod van 24 minoren en uit 15 minoren specifiek van en voor het ISCB. De minor dient een bijdrage te leveren aan de opleidingskwalificaties/competenties. De opleiding CMV heeft zelf vier minoren ontwikkeld en participeert in de ontwikkelingen van een aantal ISCBbrede minoren. Om het maatschappelijk ondernemende profiel van het ISCB verder te ontwikkelen, is het ‘Onderzoek en praktijkcentrum ‘de Karthuizer’ opgericht. Binnen ‘de Karthuizer’ wordt een aantal samenwerkingsprojecten met praktijkinstellingen en organisaties vormgegeven.
1.4
Visitatierapport ‘Mensenwerk’ februari 2001
Uit het visitatierapport, gepubliceerd in februari 2001, blijkt dat de visitatiecommissie ‘…veel aspecten als voldoende beoordeelt’. Zo heeft de commissie ‘…de overgrote meerderheid van de kwaliteitsaspecten (…) als voldoende kunnen beoordelen’. Opgemerkt wordt, dat de vormgeving en het consequent doorvoeren van het kwaliteitsbeleid ‘…respect’ afdwong. Als ‘voldoende’ beoordeelde de commissie de bewaking van de kwalificaties, de bereikte resultaten met betrekking tot de kwantitatieve door- en uitstroom van studenten, de opleidingscultuur, de inrichting en de structuur van de opleiding en het interne kwaliteitssysteem. De opleiding scoorde onvoldoende voor de eindtermen, de samenhang en integratie binnen het curriculum en de wetenschappelijke oriëntatie. Verder geeft de commissie in haar eindrapport aan dat het ontbreken van ‘… goede eindtermen (…) naar het oordeel van de commissie een belangrijke oorzaak van de onvoldoende samenhang en integratie binnen het curriculum (is)’. De commissie spreekt in het rapport (pag. 83, visitatierapport) de verwachting uit dat ‘….de opleiding de leemtes dicht en de samenhang in het curriculum versterkt’. Gerelateerd hieraan is ook het facet ‘externe oriëntatie’. Zo miste de visitatiecommissie ‘…beleid dat gericht is op het actueel houden van de verworven kennis en anderzijds beleid dat er op gericht is individuele docenten voeling te laten houden met het vak en het werkveld. Ook had de opleiding ten tijde van de visitatie in 2000 ‘…moeite (…) de diepgang van de opleiding te bewaken.’ Studenten besteedden ‘…relatief weinig tijd aan hun studie (…)’. Zowel bij het oordeel over de werkvormen als over de toetsing plaatst de commissie kanttekeningen die de beperkte studielast kunnen verklaren’. De docenten maakten ‘goede toetsen, maar rekenen hun studenten niet allemaal even streng af’. De opleiding heeft in haar Management Review (Amsterdam, 2006) per facet expliciet aangegeven welke verbetermaatregelen zij sedert de visitatie in 2000 genomen heeft. Het auditteam heeft tijdens de audit aandacht besteed aan de facetten die de commissie in 2000 als ‘onvoldoende’ beoordeelde en die hierboven kort zijn beschreven. We bespreken hierna samengevat tot welke conclusies het auditteam komt wat betreft de verschillende facetten. Voor een meer uitgebreide beschrijving verwijzen wij naar de facetwijze bespreking in hoofdstuk 2 van het voorliggende rapport. Tijdens de audit is ruim aandacht besteed aan de eindtermen die de opleiding hanteert, de relatie van de opleiding CMV met het werkveld en wijze waarop de opleiding zorgdraagt voor samenhang binnen het curriculum. Gebleken is dat de opleiding CMV van de HvA een netwerk bezit in het beroepenveld dat haar in staat stelt om ontwikkelingen op het terrein van CMV te vertalen naar de opleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 2
De opleiding CMV hanteert opleidingskwalificaties/competenties die zijn opgesteld in 1999. Gebleken is dat er thans wat betreft de HSAO-opleidingen, waartoe CMV behoort, sprake is van de ontwikkeling van een herziene set competenties onder auspiciën van het sectoraal adviescollege HSAO. Inmiddels is er een nota, een werkdocument, verschenen: ‘Profilering Agogisch Domein’, waarin de vraag centraal staat: ‘Welke competenties moet een Bachelor of Social Work bezitten’. Hierbij is vanuit de opleidingsprofielen van de verschillende sociaal agogische HBO-opleidingen (waaronder CMV) een analyse gemaakt van de gehanteerde competenties. De Amsterdamse opleiding CMV participeert actief hierbij en heeft een eigen inbreng waarbij haar band met het (regionale/grootstedelijke) werkveld een rol speelt. De docenten begeleiden studenten en beschikken mede hierdoor over voldoende contacten met het beroepenveld. Studenten hebben veelvuldig contact met het werkveld, hetgeen ertoe leidt dat de opleiding ook langs deze weg informatie krijgt over actuele ontwikkelingen.
1.5 1.5.1
Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleidingen CMV voltijd, deeltijd en duaal hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een CMV-opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de CMV-opleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport CMV, 2001 (zie ook § 1.4); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie,
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 3
-
de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
Op basis van de door de opleiding CMV van de HvA aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de drie opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke werkvelddeskundige op het gebied van CMV, één vakdeskundige op het terrein van CMV, één student, één lead auditor en auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering en een secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: Overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; Verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; Overzicht CV’s van (gast)docenten; Netwerkoverzicht docenten; Verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; Verslagen van docentevaluaties; Verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; Detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; 1
Visitatie heeft op 21 september 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 4
Stageverslagen en -beoordelingen; De ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; De ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.5.2
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: Uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; Primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: Een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 5
1.5.3
Een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; Een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
De heer drs. W.G. van Raaijen De heer prof. dr. M. van der Kamp De heer P. Maissan De heer drs R.F.H.M. Stapert Mevrouw E. Kroon De heer drs. G.W.M.C. Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding CMV noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van Raaijen heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. De heren Van der Kamp en Maissan, respectievelijk externe vakdeskundige en werkvelddeskundige, hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Van der Kamp en Maissan hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals. De heer Van der Kamp is thans hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen op het terrein van volwasseneneducatie en heeft daarnaast ruime ervaring op het terrein van visiteren. Hij is voorzitter geweest van de visitatiecommissie die in 2000/2001 de HBO-CMV-opleidingen beoordeeld heeft. Thans is hij voorzitter van de visitatiecommissie die de WO-opleidingen Pedagogiek en Onderwijskunde in Vlaanderen beoordeelt. Ook heeft hij deel uitgemaakt van de visitatiecommissie die de conservatoria in Nederland heeft beoordeeld. Door zijn werkzaamheden als docent maar ook als beoordelaar van NWOonderzoeksvoorstellen en zijn betrokkenheid bij verschillende internationale gremia, heeft hij een goed beeld van ontwikkelingen op het vakgebied. Daarnaast kan hij een vergelijking maken tussen de CMVopleidingen die hij in de jaren 2000-2001 in het kader van de visitatie bezocht heeft en de CMV-opleiding van de Hogeschool van Amsterdam anno 2006. De heer Maissan heeft ruime ervaring op het terrein van CMV, met name wat de ‘C’-component betreft van de opleiding. Na zijn opleiding aan het Conservatorium in Rotterdam is Maissan daarna werkzaam geweest als docent (pop)muziek, als directeur van het Utrechts Centrum voor de Kunsten en als directeur van Kunstweb in Amsterdam (tot 2005). Hij is mede-initiator van de Rockacademie in Tilburg.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 6
Thans voert hij freelance activiteiten uit binnen de sectoren kunst, cultuur, onderwijs en welzijn en binnen het bedrijfsleven en maatschappelijke en overheidsinstellingen. De deskundige op het terrein van onderwijs, Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De student, mevrouw Kroon, studeert sedert 2003 CMV aan de Haagse Hogeschool, alwaar ze tevens lid is van de opleidingscommissie CMV en de hogeschoolraad. De heer Broers heeft als onderwijskundige en/of secretaris reeds in tal van accreditatie-audits een rol gespeeld. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5
Programma visitatie 21 september 2006
Zie Bijlage II.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 7
2. BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De opleiding CMV van de HvA baseert zich bij het vormgeven van haar onderwijs op het in 1999 opgestelde landelijk opleidingsprofiel ‘Alert en Ondernemend’. De hierin beschreven competenties zijn in zijn geheel door de opleiding overgenomen. Dit landelijk opleidingsprofiel is in samenspraak opgesteld met en gevalideerd door het beroepenveld. Uit de documentatie en tijdens de audit werd duidelijk dat het profiel en de eindtermen op een zodanig niveau geformuleerd zijn, dat er sprake is van ‘kernformuleringen’ die de opleidingen ruimte laten zelf concrete invulling te geven aan de verdere invulling ervan. CMV heeft er in dit verband voor gekozen om in nauw overleg met het (regionale) beroepenveld het programma verder vorm te geven en de competenties, waar nodig, aan te passen of aan te vullen. Wat dit laatste betreft is het onderzoeksaspect binnen de opleiding CMV verstevigd. Op landelijk niveau wordt via het LOO jaarlijks een conferentie georganiseerd waarin werkgevers, werknemers en de opleidingen elkaar ontmoeten en waar uitwisseling van kennis van recente ontwikkelingen in de beroepspraktijk plaatsvindt. Op landelijk niveau is er inmiddels eveneens sprake van een hernieuwde profilering van het agogisch domein. Het auditteam heeft de nota (2004) bestudeerd waarin de competenties beschreven zijn waarover een afgestudeerde dient te beschikken die een hogere beroepsopleiding op het terrein van agogiek (waartoe CMV behoort) dient te beschikken. De nota blijkt een ‘werkdocument’ te zijn dat van tijd tot tijd in overleg met het werkveld en op basis van actuele ontwikkelingen wordt bijgesteld. Vertegenwoordigers van de opleiding zijn hierbij betrokken. De opleidingen die vallen onder het bachelordomein Social Work, waartoe CMV behoort, gaan een traject in waarbij de landelijke opleidingsprofielen herijkt zullen worden op de actualiteit van 2006 en verder. De Social Work- competenties worden, zo blijkt uit briefwisseling tussen het Instituut Sociale en Culturele Beroepen waartoe CMV behoort en het Platform Kwalificatiebeleid Zorg en Welzijn als generieke domeincompetenties van de Bachelor of Social Work beschouwd. De opleiding bewaakt het niveau en de validiteit van de eindkwalificaties via haar structurele contacten met de beroepspraktijk. Deze contacten worden onder andere vormgegeven in het Landelijk OpleidingsOverleg (LOO), werkveldgremia waarvan deel uit maken verschillende directeuren van maatschappelijke organisaties zoals de Stichting Buurtwerk Noord, het Stedelijk Jongerenwerk en de Stichting Welzijn Watergraafsmeer en de voorzitter van een Stadsdeelraad. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van gastdocenten. Zo zijn er in het studiejaar 2005-2006 55 gastdocenten ingezet, veelal rechtstreeks afkomstig uit het beroepenveld. Het auditteam heeft inzage gehad in notulen van vergaderingen van de opleiding met de Opleidings Advies Raad en de Werkveld Advies Raad.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 8
De samenwerkingsverbanden tussen de opleiding met het werkveld hebben geresulteerd in de oprichting van ‘De Karthuizer’, het praktijk- en onderzoekscentrum van het ISCB. Dit is op 1 januari 2006 gestart en heeft als doel een impuls te geven aan de positionering en profilering van het ISCB als een onderwijsinstelling van de drie sociaalagogische opleidingen die: betrokken is op de grote stadsproblematiek van Amsterdam en omstreken; maatschappelijk ondernemend is in het zoeken en vinden van (nieuwe) oplossingen voor sociale en culturele vraagstukken; werkt aan kennisontwikkeling en kenniscirculatie (in het bijzonder op de genoemde gebieden); inspirerende leeromgevingen in de samenleving creëert en op deze wijze de talent- en beroepsontwikkeling van studenten én medewerkers bevordert. De opleiding CMV richt zich voor een belangrijk deel op de regio. Om niet de aansluiting te verliezen met hetgeen zich buiten de regio afspeelt, heeft de Amsterdamse opleiding door haar gesignaleerde ontwikkelingen in het beroepenveld vertaald in het visiestuk ‘De Maatschappelijk en cultureel ondernemende professional’, waarin zij de recente maatschappelijke trends binnen de beroepspraktijk verwoordt en deze verbindt aan de opleiding. Het auditteam constateert dat de opdrachten uit het werkveld t.b.v. de studenten aansluiten bij hetgeen in het visiestuk is beschreven. De visie en missie worden op alle facetten doorgevoerd en uitgewerkt. Zo is na een beperkte periode van 4 jaar van onderwijs (en dus ook cultuur-) verandering een consistente beleidsrealisatie zichtbaar geworden. Uit het gesprek met het management en de coördinatoren wordt ook duidelijk dat de opleiding naar voren kijkt en dat vanuit de sterke binding met de omgeving omgevingssignalen worden vertaald in acties die zijn gericht op aanvullen en bijsturen. De opleiding heeft er bewust voor gekozen de interculturaliteit van haar omgeving en de samenleving niet geïsoleerd in programma’s te behandelen, maar als geïntegreerd onderdeel in alle programma’s. Het belang dat de opleiding hecht aan de kennis van verschillende culturen in de omgeving van de CMV-er en zijn klanten komt onder andere expliciet tot uiting in de volgende kernformuleringen: Niveau 1: kernformulering Oriënteren en Contactleggen: Vaardigheden: De student kan contactleggen met individuen, groepen en organisaties met een diversiteit aan achtergronden. Kennis: De student heeft kennis van samenlevingsverbanden en achtergronden van diverse klantgroepen en individuen. Houding: De student gaat relaties aan vanuit erkenning en respect voor de leefwereld en identiteit van betrokkenen. Hij reflecteert op de eigen achtergrond en positie in relatie tot de positie en achtergrond van klanten. Niveau 1: kernformulering Programmeren en Organiseren: Houding: De student is dienstverlenend en klantgericht. Hij heeft respect voor waarden en normen van klantgroepen. De opleiding biedt de student via het Persoonlijk Activiteitenplan – PAP mogelijkheden om specifieke kennis rondom “cultuur” op te doen via de programma’s: Culturele Openheid; Waarden van culturen; Straattaal en straatcultuur; Cultuur van Nederland; MO-internationaal.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 9
De opleiding CMV is vertegenwoordigd in het bureau internationalisering van de ISCB. De opleiding geeft in de documentatie aan dat, hoewel de eisen die het Nederlandse werkveld stelt aan de internationale oriëntatie van haar werknemers laag zijn, zij het van belang acht dat de student zich breder oriënteert dan alleen op het Nederlandse werkveld. Daarom pleegt de opleiding substantiële inspanningen met betrekking tot internationalisering en bestaan er samenwerkingsverbanden met universiteiten en hogescholen in Europa, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. Deze resulteren onder andere in opdrachten voor studenten. Bij het uitvoeren van deze opdrachten krijgt de student ondersteuning van de onderwijsinstelling in het buitenland. In het studiejaar 2005-2006 organiseert het ICSB zeven uitwisselingsprogramma’s met partners in Duitsland, België, Spanje en Engeland (Manchester) en Marokko. Deze programma’s zijn gekoppeld aan projecten in het derde en/of vierde blok. Inschrijving vindt plaats vanaf november 2005. Deze uitwisselingsprogramma's zijn gericht op een brede oriëntatie. Het verblijf in het buitenland duurt 5 tot 7 dagen. De uitwisselingsprogramma's in de hoofdfase zijn thematisch en worden aangeboden als keuzevakken. Deze programma's vormen een goede voorbereiding op een buitenlandstage. Ook hierbij is het verblijf in het buitenland 5 tot 7 dagen. Uit de door het auditteam bestudeerde informatie blijkt, dat gedurende het studiejaar 2005-2006 19 hoofdfasestudenten van de opleiding CMV een opdracht van langer dan drie maanden in het buitenland hebben uitgevoerd. 47 Propedeuse- en hoofdfasestudenten hebben aan een korter uitwisselingsprogramma deelgenomen. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert opleidingskwalificaties die, waar ontwikkelingen in het beroepenveld dit noodzakelijk maken, regelmatig worden bijgesteld; de opleiding heeft goede contacten met het (regionale, i.c. grootstedelijke) beroepenveld; de opleiding volgt aantoonbaar en nauwgezet de ontwikkelingen in het beroepenveld en heeft op basis hiervan haar visie beschreven op het beroep waarvoor wordt opgeleid; det auditteam pleit wel voor een versnelde hernieuwde toetsing in landelijk verband van de eindtermen op basis van literatuurstudie en gesprekken met het werkveld. In dit verband is het sterk aan te bevelen om een ‘houdbaarheid’ van de landelijk afgesproken eindtermen in acht te nemen van vijf jaar. Tijdens de audit en uit de documentatie is overigens gebleken dat de opleiding CMV van de Hogeschool van Amsterdam de competenties in overleg met het werkveld via verschillende kanalen regelmatig aanpast.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft het document ‘Vertaalmodel’ bestudeerd, dat door de opleiding CMV is opgesteld. Hier zijn de ‘Alert en ondernemend’ competenties afgezet tegen de HBO-kernkwalificaties, die op hun beurt weer zijn afgezet tegen de Dublin Descriptoren. Uit het ‘Vertaalmodel-document’ blijkt duidelijk op welke wijze de opleiding de Dublin Descriptoren heeft gekoppeld aan de HBO-kernkwalificaties, deze vervolgens gekoppeld heeft aan de CMV-competenties en de kernformuleringen CMV van de HvA (zie ook volgende alinea). Dit is volgens het auditteam op een heldere en goed toetsbare wijze gebeurd. Om toetsing van de competenties uit het opleidingsprofiel duidelijk te maken, heeft de opleiding de competenties uit dit opleidingsprofiel geherformuleerd tot kernformuleringen. De kernformuleringen zijn beschreven op drie niveaus en gespecificeerd naar de door de student te verkrijgen: kennis; bijvoorbeeld: de student heeft kennis van samenlevingsverbanden en achtergronden van diverse klantgroepen en individuen; vaardigheden; bijvoorbeeld: de student kan contact leggen met individuen, groepen en organisaties met een diversiteit aan achtergronden; houding; bijvoorbeeld: de student gaat relaties aan vanuit erkenning en respect voor de leefwereld en de identiteit van betrokkenen. Volgens de normgang behaalt de student na één jaar niveau 1 (de propedeuse fase), na tweeëneenhalf jaar niveau 2 en na vier jaar niveau 3. Vijf kerntaken van de CMV’er worden binnen de kernformuleringen onderscheiden. Het gaat hierbij, zo blijkt uit de documentatie, om: oriënteren en contact leggen; programmeren en organiseren; begeleiding en leidinggeven; bedrijfsvoering; beroepsontwikkeling. In de afgelopen vier jaar zijn de kernformuleringen diverse malen bijgesteld om de leesbaarheid en duidelijkheid voor studenten te waarborgen. Hierdoor was het van belang de huidige kernformuleringen (voor het laatst bijgesteld in september 2005, zo blijkt uit de documentatie) weer naast de competenties van het eindtermendocument ‘Alert en ondernemend’ te leggen om te beoordelen of de kernformuleringen de competenties van alert en ondernemend nog dekken. Om het beeld compleet te maken, zijn de ‘Alert en ondernemend’-competenties afgezet tegen de HBOkernkwalificaties, die op hun beurt weer zijn afgezet tegen de Dublin Descriptoren. Die laatste exercitie heeft op centraal hogeschoolniveau plaatsgevonden. De opleiding heeft in een ‘vertaalmodel’ op een heldere en eenduidige wijze aangegeven op welke wijze men de stap heeft gemaakt van Dublin Descriptor naar kernkwalificaties naar competenties CMV en kernformulering CMV. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 11
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: de opleiding heeft op uitermate inzichtelijke en daarmee goed toetsbare wijze de relatie uitgewerkt tussen de competenties en de eisen, geformuleerd in de vorm van de Dublin Descriptoren, die gesteld worden aan een bachelor opleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen De eindkwalificaties/eindtermen die de opleiding CMV hanteert, zijn op landelijk niveau afgestemd met het relevante werkveld. Het auditteam constateert dat de competenties, geformuleerd in het document ‘Alert en Ondernemend’, zijn opgesteld in 1999. Deze competenties niet in de vorm van kernformuleringen geformuleerd. Deze actie heeft de opleiding CMV zelf verricht. Wel is tijdens de formulering van de competenties gesteld dat de houdbaarheid van de vastgestelde competenties 10 jaar zou zijn. Nadien, in 2003, hebben de hogescholen die sociaal agogische opleidingen aanbieden (waartoe CMV behoort) een werkveldconferentie gehouden waarbij ontwikkelingen in het hoger sociaal agogisch onderwijs centraal stonden. In een nota, in april 2004 verschenen, hebben de opleidingen beschreven over welke competenties afgestudeerden van sociaal agogische opleidingen zoals CMV dienen te beschikken. In de nota is aangegeven dat het document van tijd tot tijd zal worden bijgesteld op basis van ontwikkelingen in het werkveld. Hierbij wordt eveneens verwezen naar de ‘Beroepenstructuur 2005’, opgesteld door het NIZW en naar de door het Verweij-Jonker Instituut uitgevoerde ‘Toekomstverkenning ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn’. De opleiding CMV van de Hogeschool van Amsterdam heeft, zo blijkt tijdens de audit en uit de documentatie, intensieve contacten met het CMV-werkveld, waardoor de opleiding in staat is om adequaat in te spelen op recente ontwikkelingen in het beroepenveld. De opleiding heeft verder een notitie opgesteld getiteld ‘Notitie het werkveld is betrokken’, waarin ingegaan wordt op de contacten van de opleiding met het werkveld. Beschreven is de doelstelling en de uitgangspunten van de contacten met het werkveld, de werkwijze van de organisatie en het aspect internationalisering. Er ligt een groot netwerk en daarmee een schat aan informatie en kennis in de relatie van de opleiding met het werkveld. Op dit moment bestaat die relatie vooral uit het informele overleg met de opdrachtgevers en uit de momenten van de feitelijke confrontatie tussen werkveld en opleiding zoals de opdrachtenmarkt. Het auditteam constateert na bestudering van de documentatie dat de opleiding met kernformuleringen werkt die direct van de competenties uit het opleidingsprofiel ‘Alert en Ondernemend’ zijn afgeleid. Uit de lijst competenties en kernformuleringen, zoals opgesomd in de documenten ‘CMV Alert en Ondernemend’ en in het ‘Vertaalmodel’, valt af te leiden dat de hier geformuleerde competenties goed aansluiten bij de eisen die het werkveld stelt aan afgestudeerden. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding CMV beschrijven een voldoende niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor-niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De eindkwalificaties van de opleiding (zowel de landelijk overeengekomen kwalificaties als de specifiek “Amsterdamse” uitwerking daarvan) zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 13
De Amsterdamse opleiding maakt tevens gebruik van actuele vakinhoudelijke input uit het werkveld. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de CMV’er relevante werkveld goed geborgd. Voor het overige wordt de oriëntatie op het HBO in het programma van de drie varianten duidelijk zichtbaar. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties zijn mede ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel van CMV. (Zie onder facet 1.1.) uit de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke doelstellingen wordt het niveau van de beginnende CMV-beroepsbeoefenaar helder en goed geformuleerd. in vergelijking met de situatie ten tijde van de visitatie in 2000 is er thans sprake van een adequate en relevante set van (eind)competenties.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het onderwerp ”Doelstelling Opleiding” voor de drie varianten van de opleiding CMV als voldoende omdat: de opleiding in voldoende mate zicht heeft op de ontwikkelingen in het werkveld en dit inzicht qua thematiek en diepgang in voldoende mate vertaald heeft naar opleidingsdoelstellingen waarbij het werkveld in landelijk en regionaal verband betrokken is. de opleiding voldoende relaties heeft met het (regionale) werkveld, waardoor studenten de gelegenheid wordt geboden in ruime mate al tijdens de opleiding met het CMV-beroepenveld kennis te maken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Acrreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat de opleiding CMV de afgelopen jaren de theorielijn versterkt heeft om zo het niveau van de opleiding te verhogen. In het curriculum zijn meer kennisonderdelen opgenomen, hetgeen noodzakelijk was gezien de uitkomsten van evaluaties onder studenten en alumni waaruit bleek dat zij aangaven dat het van belang was het niveau van de opleiding te verhogen. Zo heeft de opleiding in de propedeuse met ingang van het studiejaar 2005-2006 het extra college ‘Kennis en onderzoeksontwikkeling’ opgenomen en zijn in de hoofdfase met name op niveau 3 nieuwe colleges ontwikkeld. De opleiding biedt, zo is het auditteam gebleken na bestudering van de documentatie, de student een leeromgeving aan waarbinnen sprake is van het verwerven van voor de beroepspraktijk relevante kennis en vaardigheden. Uit de studiegids is af te leiden dat de opleiding CMV gebruik maakt van literatuur die tijdens de audit door het auditteam bestudeerd is en die het auditteam beoordeelt als adequaat en in voldoende mate up to date. Er is sprake van voldoende diepgang en er wordt gebruik gemaakt van ‘echte onderwijsboeken’ en meer essayachtige literatuur. Het auditeam heeft tevens readers ingezien die de opleiding gebruikt. Hierbij is in de regel sprake van de indeling: programmabeschrijving, opdrachten en teksten. Deze teksten zijn up to date en bevatten recente artikelen. Voortbordurend op de landelijke profilering ‘Alert en Ondernemend’ luidt het onderwijsconcept ‘Ondernemend Leren’. Het hanteren van dit concept is geen modieuze zaak gezien het feit dat er serieus wordt getracht een en ander te vertalen in het programma. Binnen dit concept van ‘ondernemend leren’ voeren studenten tijdens zowel de propedeuse als de hoofdfase van de opleiding praktijkopdrachten uit om de competenties te verwerven. Met uitzondering van een enkel studieonderdeel hebben alle opdrachten een externe opdrachtgever in de vorm van een voor het vakgebied relevante instelling, organisatie of bedrijf. Voor deeltijd- en duale studenten geldt dat dit zoveel mogelijk de eigen werkgever is. Deze praktijkopdrachten vormen de ruggengraat van de vernieuwde opleiding CMV. Door deze opdrachten uit te voeren, kunnen studenten de competenties verwerven die noodzakelijk zijn voor het behalen van de bachelor. Naast het uitvoeren van praktijkopdrachten volgt de student onderwijs aan de hand van een persoonlijk aanvullend programma (hierna: PAP). In het PAP zijn colleges, trainingen en practica opgenomen waaruit de student een keuze maakt voor één college en één programma/vak per kwartaal.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 15
De verschillende opdrachten worden ondersteund door ‘flankerend onderwijs’ met colleges, platformbijeenkomsten en practica. Het auditteam heeft tijdens de audit specifiek aandacht besteed aan de zwaarte van de theoretische component van de opleiding en deze na bestudering van de literatuur deze als voldoende zwaar beoordeeld. Door middel van het uitvoeren van deze praktijkopdrachten kunnen studenten alle CMV- competenties verwerven zoals beschreven in het landelijke opleidingsprofiel CMV ‘Alert en Ondernemend’. De formulering van de opdrachten is gebaseerd op de projecten die eerder in het kader van het “leren-leren” door de opleiding CMV zijn ontwikkeld en die de afgelopen jaren de kern van het CMVonderwijs hebben uitgemaakt. Om voldoende opdrachten te verwerven, onderhoudt het praktijkbureau contacten met relevante organisaties, instellingen en bedrijven in de regio. Laatstgenoemden kunnen contact opnemen met het praktijkbureau om opdrachten aan te bieden. Tijdens de audit bleek dat de opleiding per jaar zo’n 340 opdrachten krijgt, afkomstig van organisaties waar CMV’ers terechtkomen. De opleiding geeft aan deze relatie met het werkveld belangrijk te vinden en heeft het in dit verband over de ‘dynamiek met het werkveld’. De opdrachten vormen zelfs de ruggengraat van de opleiding. Ook studenten zelf kunnen op basis van hun eigen contacten en studieplanning praktijkopdrachten voorstellen. Het praktijkbureau beoordeelt of de opdrachten voldoen aan de criteria. Als de opdracht is goedgekeurd, wordt de instelling in het relatiebestand van CMV opgenomen en de opdracht aan studenten aangeboden. Voor duaalstudenten geldt dat de tijd en plaats waar de opdracht(en) word(en)t uitgevoerd, in beginsel in het leerwerk-contract wordt vastgelegd. Een ander voorbeeld van de relatie opleiding-werkveld is het ‘Werkveldverkenningsproject’, waarbij propedeusestudenten in kleine groepjes een onderzoek doen naar het werkveld van de CMV-professional. De projectgroep wordt begeleid door een docent die de groep tevens traint in projectvaardigheden, zoals projectmatig werken, vergadertechnieken en presenteren. Voor de deeltijdopleiding geldt dat de opleiding deeltijdstudenten adviseert een relevante werkplek te zoeken. De deeltijdstudent wordt geacht dezelfde beroepscompetenties op te doen als de voltijd student, deze worden ook op dezelfde manier getoetst. In de praktijk blijkt dat een student daarom veelal werkzaam is in een omgeving waarin hij in staat is deze competenties ook te verwerven. De opleiding toetst of de werkplek van de student qua niveau en qua mogelijkheden voldoet aan de eisen die de opleiding stelt. Belangrijk in dit verband is de constatering dat het deeltijdprogramma de werkomgeving van de student als een van de uitgangspunten hanteert bij de programmering van het binnenschools curriculum. Studenten brengen hun eigen werkervaring in als professionele vraagstukken die vervolgens door de opleiding worden vertaald in studieopdrachten, wederom leidend tot een realistisch beroepsproduct. Op deze wijze vindt er met betrekking tot de kennisontwikkeling en -toepassing door het hele programma heen en op concreet niveau een herkenbare en, naar het oordeel van het auditteam, voldoende interactie plaats tussen werkveld en opleiding. Voor de duale variant geldt hetgeen onder de deeltijdopleiding is vermeld. Specifiek voor de duale opleiding is dat de opleiding plaatsvindt in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen de opleiding en de organisaties waar de studenten werkzaam zijn. In die overeenkomsten wordt de kwaliteit en functionaliteit van de werkplek van de duale student geregeld alsmede de verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie t.a.v. de begeleiding en (mede)beoordeling van de student/werknemer. Voor de drie varianten van de opleiding geldt dat het contact van studenten met het werkveld intensief is. Naast de opdrachten die zij in het werkveld uitvoeren, krijgen de studenten regelmatig les van docenten afkomstig uit het CMV–werkveld.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 16
Dit gebeurt met name binnen de flankerende programma’s van de opdrachten. Daarnaast komt de student in contact met het werkveld door de begeleiding die zij van de ‘werkers’ krijgen op de opdrachtplek. De begeleiders vanuit het werkveld worden hierin ondersteund door het praktijkbureau. De opleiding heeft diverse (internationale) samenwerkingsverbanden. Vanuit deze (internationale) samenwerkingsverbanden worden conferenties georganiseerd waarin kenniscirculatie tussen het werkveld en de opleiding (zowel docenten als studenten) centraal staat. Uit de documentatie blijkt dat voltijdstudenten de internationale oriëntatie waarderen met een 3,2. De mogelijkheid om studieonderdelen in het buitenland te volgen, wordt door de voltijdstudent gewaardeerd met een 3,7, de deeltijdstudent waardeert dit aspect met een 3,3. De externe oriëntatie van de opleiding blijkt ook uit het binnen het ISCB gerealiseerde lectoraat ‘Vraaggerichte Methodiekontwikkeling’. Dit lectoraat heeft er onder andere voor gezorgd dat de opleiding CMV programma’s rond ‘Kennis en Onderzoek’ in haar curriculum heeft opgenomen. Uit de studententevredenheidsmeter blijkt dat studenten de inhoud van de opleiding waarderen met een 3,7 (voltijd) op een schaal van 5; de deeltijdstudent waardeert dit aspect met een 3,9. De studenten waarderen de aansluiting van het onderwijs op die beroepspraktijk dan ook als goed, in de studenttevredenheidsmeter 2006 scoort dit aspect een 3,6. De voltijdstudent waardeert de aandacht binnen de opleiding voor theoretische kennis met een 3,4 de deeltijdstudent met een 3,8.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de voltijdopleiding biedt via de praktijkonderdelen en via de stages en de afstudeerfase aan de student zeer ruime mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor het CMV-domein; de programma’s voor de deeltijd- en duale variant staan aantoonbaar en rechtstreeks in verband met de praktijkervaring van de deeltijd- respectievelijk duale student; het lectoraat speelt een rol als intermediair tussen de opleidingen enerzijds en tussen de opleidingen en het werkveld anderzijds.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 17
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Het auditteam constateert dat het CMV-studieprogramma van meet af aan op CMV gericht is en niet -bijvoorbeeld in de propedeuse- een onderdeel vormt van ‘Social Work’, zoals dat vaak wel bij andere hogescholen kan worden aangetroffen. De noodzaak om als opleiding te fuseren met belendende opleidingen is aan de Hogeschool van Amsterdam minder aanwezig vanwege het volume van de opleiding CMV (ongeveer 600 studenten), maar men geeft ook inhoudelijk goede argumenten om dit in Amsterdam niet te doen. Er is wel ruimte in het curriculum om andere disciplines te ontmoeten, maar er wordt relatief weinig gebruik van gemaakt. Het auditteam heeft uitgebreid inzage gehad in de inhoud en opzet van de verschillende studieonderdelen, i.h.b. in de verantwoording van elk studieonderdeel, de doelstelling ervan, de inhoud en opbouw en de studietaken. In een als Excel-bestand geleverde competentiematrix geeft de opleiding CMV vervolgens op een heldere wijze een overzicht van de verschillende onderwijsonderdelen per niveau gekoppeld aan de vijf kerntaken uit ‘Alert en Ondernemend’ (oriëntatie en contactleggen, programmeren en organiseren, begeleiden en leidinggeven, bedrijfsvoering en beroepsontwikkeling). Uit de bestudering van de documentatie is gebleken dat de opleiding CMV de opleidingscompetenties heeft uitgewerkt naar doelstellingen. De opleiding heeft dit op een zorgvuldige en transparante wijze gedaan en bovendien zo concreet dat de relatie tussen de landelijke eindkwalificaties en de specifieke doelstellingen goed inzichtelijk wordt. Daardoor kon het auditteam vaststellen dat de opleiding zich expliciet richt op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties. Analyse van het curriculum leert vervolgens dat de opleiding deze gerichtheid ook op programmaniveau consequent en consistent heeft uitgewerkt. Ieder programmaonderdeel is gericht op een leerdoel (het verwerven van een of meer deelcompetenties) waaraan individueel of in groepsverband wordt gewerkt. Een deel van de programmaonderdelen per studiejaar levert een product op dat direct gerelateerd is aan en relevant voor de beroepspraktijk. Voorbeelden daarvan werden het auditteam getoond. Op basis daarvan is het auditteam van mening dat de eisen waaraan deze beroepsproducten (moeten) voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het curriculum een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van de respectieve programma’s enerzijds en de CMVeindkwalificaties anderzijds. In het document ‘Vertaalmodel’ en in een bijlage bij de Management Review heeft de opleiding op een inzichtelijke wijze de landelijk geldende competenties CMV en de HBO-kernkwalificaties uitgewerkt in kernformuleringen. Om een goede beheersing van alle competenties tot het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar mogelijk te maken, zijn de van deze competenties afgeleide kernformuleringen verdeeld over de opleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 18
In elke fase van de opleiding, zo is het auditteam gebleken tijdens de audit, maakt de student in voldoende mate kennis met de beroepspraktijk. Uit de documentatie blijkt dat gedurende het eerste half jaar van de opleiding de student voorbereid wordt op ‘het ondernemend leren’. De opleiding heeft ervoor gekozen dit binnen een voorgeschreven curriculum te doen. In het eerste halve jaar krijgt de student binnen dit curriculum te maken met de diverse leerlijnen: project, ondersteunend onderwijs, colleges, expressie, studieloopbaanbegeleiding en stage (opdracht). Het verwerven van een voldoende theoretisch fundament staat hierbij centraal. Tijdens de hoofdfase verwerft de student competenties door het doen van opdrachten en het volgen van flankerend onderwijs en PAPprogramma’s. De opdrachten die CMV aanbiedt ter verwerving van competenties door de student zijn: cultureel ondernemen (geïndiceerd op niveau 2); maatschappelijk ondernemen (geïndiceerd op niveau 2); werken in een organisatie (geïndiceerd op niveau 2/3); bedrijfsmatig handelen (geïndiceerd op niveau 3); beleid- en Methodiekopdracht (geïndiceerd op niveau 3); masterproof (ná niveau 3). De beschrijvingen van de opdrachten en het ‘PAP-programma’ geven de student een indicatie van mogelijk te verwerven kennis, houding en/of vaardigheden en het niveau waarop dit gebeurt. Deze is voor de student herleidbaar naar de te verwerven competenties en het daarbij behorende niveau. Analyse van de deeltijd- en duale CMV programma’s laat zien dat het hierboven gestelde ook op deze varianten van toepassing is. Het belangrijkste verschil tussen de voltijdopleiding enerzijds en de deeltijd- en duale opleiding anderzijds ligt in het feit dat de voltijdopleiding in het binnenschools curriculum praktijkgerelateerde opdrachten kent, terwijl in de deeltijd- en duale opleiding studenten de praktijkgerelateerde opdrachten voor een belangrijk deel binnen de eigen werkplek moeten uitvoeren. In het studiejaar 2006-2007 is de opleiding gestart met de minor. De student kan uit drie soorten minoren kiezen, hij kan een ‘CMV minor’, een ‘ISCB minor’ of een ‘Vrije minor’ kiezen. Op dit moment is het voor de student nog niet toegestaan minoren buiten de HvA volgen. De ‘eigen minor’ is een door de opleiding CMV ontwikkelde minor die verdiepend op het in de eerdere fase aangeboden programma is. De ISCB en HvA minoren zijn in de meeste gevallen verbredend. De student moet in zijn Persoonlijk OntwikkelingsPlan zijn keuze verantwoorden waarom hij juist voor de door hem/haar gekozen minor kiest. Samenvattend mag gesteld worden dat het auditteam zich een goed beeld heeft kunnen vormen over de inhoud van de studie, zowel na bestudering van de documentatie alsook tijdens de audit. Duidelijk is dat de opleiding doelen heeft geformuleerd die goed aansluiten bij de CMV-competenties en dat vervolgens de leerdoelen in de documentatie op een heldere wijze zijn uitgewerkt. Het auditteam constateert nadat hij het curriculum heeft bestudeerd en zoals dat beschreven is in onder andere de studiegids, dat na afronding van de studie de bachelor de vereiste competenties van de opleiding CMV bereikt heeft.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 19
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft de verschillende studieonderdelen zo concreet beschreven dat de relatie tussen de landelijk geldende competenties en de specifieke kernformuleringen en doelstellingen goed zichtbaar wordt. Vaststelbaar is dat de opleiding zich richt op de landelijk overeengekomen competenties; Analyse van het studieprogramma laat zien dat de opleiding CMV deze gerichtheid ook op het niveau van het programma op een consequente en consistente wijze heeft uitgewerkt. Het auditteam adviseert de opleiding om in de toekomst meer aan cross-overs met andere disciplines te werken zonder de eigenheid en identiteit van CMV prijs te geven.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de opleiding CMV geldende algemene HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties CMV zijn aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel. De eisen die aan een afgestudeerde HBO’er op het terrein van CMV worden gesteld, zijn beschreven in een onderling samenhangende set competenties. De opleiding geeft expliciet in de door het auditteam bestudeerde beschrijving van de verschillende studieonderdelen aan, welke ‘relatie’ het betreffende studieonderdeel heeft met andere studieonderdelen van de opleiding. Zo geeft de opleiding bij het studieonderdeel ‘Financieel beheer’ aan welke samenhang er bestaat tussen financieel beheer en andere programmaonderdelen: ‘Als aansluitend vak op financieel beheer kan fondsenwerving gevolgd worden. Het programma Financieel Beheer sluit aan op het studieonderdeel Inleiding Bedrijfskunde’. Omdat het studieprogramma vanuit beroepsvaardigheden is ontwikkeld, sluiten de theorie- en de praktijkcomponent van de opleiding voldoende op elkaar aan. Het auditteam constateert verder dat de opleiding de verschillende studieonderdelen zo concreet beschreven heeft, dat de relatie tussen de landelijk vastgestelde competenties en de specifieke doelstellingen inzichtelijk is gemaakt. Vaststelbaar is daardoor dat de opleiding zich baseert op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties. De samenhang binnen het studieprogramma wordt zowel inhoudelijk als didactische verder nagestreefd via een afstemming van de diverse werkvormen. Deze werkvormen staan genoemd in de programmabeschrijving. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen gedoceerd binnen een bepaalde studiefase) als op de verticale samenhang, waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. Uit de bestudering van de portfolio’s door het auditteam is gebleken dat de vormgeving van de modules uitgaat van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij deze de verworven kennis dient te activeren om vervolgens opdrachten met succes te kunnen uitvoeren. Onderdelen van het leerproces zijn tevens ‘zelfreflectie’ en ‘zelfregulatie’ die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Op die wijze worden studenten in staat gesteld hun eigen leerproces te sturen waarbij de voorbereiding op de beroepspraktijk centraal staat. Tijdens de audit geven docenten en het management van de opleiding aan dat studenten, naarmate ze vorderen, kennis moeten genereren bijvoorbeeld door het verrichten van onderzoek. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke programmaonderdelen bieden de student de gelegenheid om de vereiste competenties en doelstellingen te verwerven. De wijze waarop de programmaonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks binnen het programma zijn opgenomen, maakt het de student mogelijk de landelijk overeengekomen competenties en de hiervan afgeleide doelstellingen te verwerven.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 21
Uit de door het auditteam bestudeerde detailinformatie op het niveau van programmaonderdelen wordt de samenhang zichtbaar gemaakt op de volgende wijze: de programmaonderdelen waaruit het CMV curriculum is opgebouwd, zijn wat inhoud en thematiek ontleend aan bepaalde specifieke (deel)competenties zoals beschreven in de eindkwalificaties; kernelement in elk programmaonderdeel is de interactie tussen theorie en praktijk; de programmaonderdelen zijn zodanig ontworpen en in het curriculum opgenomen, dat zij ten opzichte van elkaar een verdiepende functie hebben in het leerproces van de student (zie hierna); de begeleiding door docenten is onder andere gericht op het bewaken van de samenhang in de individuele leerroute van de student (zie hierna); Bestudering van de documentatie laat verder zien dat de samenhang in het programma van de opleiding CMV met name gerealiseerd wordt door een fasegewijze opbouw die aansluit bij het ontwikkelingsproces van de student. De samenhang van het studieprogramma blijkt ook uit het streven van de opleiding om de student zich te laten ontwikkelen van een ‘volger’ gedurende de eerste fase van de studie naar een ‘vormer’ tijdens de hoofdfase van de studie. Dit wordt, zo blijkt uit de documentatie op de volgende wijze uitgewerkt: Niveau 1, propedeutische fase van de opleiding CMV is oriënterend. De student werkt alleen of in een groep aan een opdracht. De student doet voldoende theoretische kennis op om tot de tweede fase van de studie toegelaten te worden. Gedurende niveau 2 is er sprake van verdieping. Ook tijdens deze periode is er sprake van een interactie tussen theorie en praktijk waarbij, zo blijkt uit de documentatie, de handelingsbekwaamheid in de praktijk steeds meer centraal komt te staan. De opleiding omschrijft deze fase als: CMV’er in ontwikkeling. Binnen niveau 3 functioneert de student steeds vaker op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De ontwikkeling van de student is daarbij gericht op het voldoen aan de eisen die vanuit de beroepspraktijk aan hem worden gesteld. Met dit niveau is de student voorbereid op de uitoefening van een startfunctie. Uit de bestudering van de documentatie blijkt dat de opleiding de student een programma en opdrachten aanbiedt op drie niveaus. Een instromende student in de reguliere route start met de propedeuse waarbij de beroepsoriëntatie van de student centraal staat. Door programma’s te volgen en binnen de studieloopbaanbegeleiding aan een ‘persoonlijk opleidingsplan’ (hierna: POP) te werken, krijgt de student in het eerste half jaar een duidelijk beeld van het beroep, de competenties behorend bij de CMV’er en hoe hij zich daartoe verhoudt. In de hoofdfase (studiejaren 2, 3 en 4) verwerft de student competenties op de niveaus 2 en 3. Hij doet dit door middel van opdrachten en het daarbij behorende flankerend onderwijs dat oploopt in complexiteit en niveau, zo blijkt uit bestudering van de studiegids. Naast de opdrachten en het flankerend onderwijs kiest de student programma’s uit het ‘PAP-programma’. Het ‘PAP-programma’ bestaat uit programma’s gericht op kennis (colleges en werkcolleges), vaardigheden (werkcolleges en practica) en houding (practica). Voor de deeltijd- en de duale variant geldt het bovenstaande eveneens; de samenhang tussen ‘praktijk’ en binnenschools programma wordt geborgd via de wijze waarop de werkplek van de deeltijd- en duale student wordt getoetst. De samenhang tussen de programmaonderdelen waardeert de student in de studenttevredenheidsmonitor met een 3,5 op en schaal van 5.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 22
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de relatie tussen de leerdoelen van elk programmaonderdeel en de CMV-beroepspraktijk is volstrekt helder en ‘logisch’; de horizontale samenhang binnen het programma wordt bevorderd doordat de programmaonderdelen steeds ten dienste staan van een ontwikkelingslijn waarbinnen de student deze beroepsvaardigheden ontwikkelt; de opbouw van het curriculum waarbij leerdoelen en opdrachten telkens terugkomen in een toenemende mate van complexiteit maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden programmaonderdelen duidelijk.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Voor ieder studieonderdeel van de opleiding CMV beschikt de student over voldoende informatie, onder andere terug te vinden in de programmabeschrijving in de studiegids, zo constateert het auditteam. Het auditteam heeft de studiegids bestudeerd van de opleiding. Uit de bestudering blijkt, dat tijdens de opleiding aandacht besteed wordt aan een zelfstandige studiehouding, aan studiebegeleiding en aan studieadvisering. Uit bestudering van de studiegids blijkt dat de opleiding CMV is ingericht in kwartalen. Ieder kwartaal bestaat uit zeven lesweken die worden afgesloten met drie toetsweken. In deze toetsweken worden toetsen aangeboden ter afsluiting van het flankerend onderwijs en het ‘PAP-programma’. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om assessments te doen in de toetsweken. De student wordt in staat gesteld tenminste twee maal per jaar een assessment te doen. Op basis van persoonlijke omstandigheden van de student en het advies van zijn studieloopbaanbegeleider kan het assessmentbureau de student extra mogelijkheden aanbieden. Uit de documentatie blijkt dat het flankerend onderwijs behorend bij de opdrachten twee kwartalen omvat. Per kwartaal kiezen studenten zelf de programma’s uit het ‘PAP-programma’. Deze programma’s worden verspreid over de week aangeboden. Programma’s met een grote vraag worden meerdere malen per jaar, op verschillende dagen aangeboden. De student wordt op deze manier in staat gesteld de eigen studielast te ‘sturen’ en wordt hierbij ondersteund door de studieloopbaanbegeleider. Als de studieloopbaanbegeleider signaleert dat de student in grote mate afwijkt van de gangbare norm, dan zal dit onderwerp zijn van gesprek met de student. Uit de documentatie en tijdens de audit is gebleken, o.a. door de gesprekken met studenten van de opleiding CMV, dat indien er bijzondere (persoonlijke) omstandigheden van invloed zijn op de studievoortgang, de studenten gebruik kunnen maken van het studentendecanaat. Het studentendecanaat handelt onafhankelijk van de opleidingen. De decaan beoordeelt of de door de student aangevoerde omstandigheden volgens het studentenstatuut voldoen aan de omschrijving ’bijzondere omstandigheden’. Indien dit het geval is, wordt de opleiding CMV daarvan op de hoogte gesteld door het decanaat en dient de opleiding bij beoordeling en begeleiding van de student rekening te houden met deze bijzondere omstandigheden. De opleiding beschrijft in de notitie ‘Onderzoek Studiebelasting CMV’ op een heldere wijze een recent uitgevoerd onderzoek naar de studiebelasting van studenten. Uit de resultaten blijkt dat, naarmate de student in zijn studie vordert, er sprake is van een toename in studielast. De opleiding geeft aan de studielast van de studenten op niveau 3, gezien de hoogte ervan, verder te monitoren en, indien nodig, maatregelen te nemen. De studieloopbaanbegeleiding is uitgebreid beschreven in de door het auditteam bestudeerde documentatie. Hieruit blijkt dat de wenselijkheid van studieloopbaanbegeleiding voortkomt vanuit de onderwijsvisie van competentiegericht leren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 24
Het sturen, monitoren en toetsen van competentieontwikkeling vereist een systeem dat boven het niveau van de afzonderlijke studieonderdelen uitstijgt, het is een onderdeel van het competentiegericht toetsbeleid. De studievoortgang wordt gemonitord door de studieloopbaanbegeleiders waarmee studenten gedurende de opleiding een verplicht aantal gesprekken voeren. Bij onvoldoende studievoortgang worden samen met de betreffende studenten de belemmerende factoren geïdentificeerd en remediërende maatregelen getroffen. Studenten zijn blijkens de gesprekken tevreden over de kwaliteit van de begeleiding. Zo waarderen de propedeuse-studenten de studieloopbaanbegeleiding in de studenttevredenheidsmonitor 2006 met ‘goed’. De uitvoering van het onderwijs heeft de opleiding CMV uitgebreid beschreven in de studiegids. Hierin kunnen studenten kennisnemen van het beroepsbeeld, de opbouw en indeling van de opleiding, de opbouw en indeling van de propedeuse, een uitgebreide programmabeschrijving, opleidingsoverstijgende studieonderdelen, de organisatie van de opleiding, het ISCB alsmede in bijlagen de competentieniveaus van de opleiding. In de documentatie is terug te vinden wat van de student verwacht wordt op het gebied van kennis, vaardigheden en houding, alsook welke generieke competenties belangrijk zijn. Tevens zijn hierin de studiebelasting en het gewenste niveau vermeld. Per studieonderdeel is een korte beschrijving voorhanden van de inhoud, de toetsing, de literatuur, de werkvorm, de ‘looptijd’, de wijze van begeleiding (indien van toepassing) en de beoordeling. Het auditteam constateert op basis van de bestudeerde documentatie dat de student bij aanvang van de verschillende studieonderdelen beschikt over voldoende gestructureerde informatie De verantwoordelijkheid voor de studie en het leren komt naarmate de student vordert in zijn studie steeds meer bij de student zelf ligt. Deze stuurt zijn eigen studie (competentieontwikkeling) en loopbaan, aansluitend bij zijn behoeftes, vermogens en interesses. Deze zelfsturendheid is een belangrijke vereiste voor het goed functioneren in de vaak complexe beroepspraktijk waar de CMV’er al vroeg tijdens zijn studie mee geconfronteerd wordt. Uit gesprekken met studenten tijdens de audit is gebleken dat dit op een adequate wijze gebeurt. Door een meer individuele relatie tussen student en opleiding, waarbij de student verantwoordt wat hij kan en hij zijn behoeftes kenbaar maakt en via de loopbaanbegeleider feedback krijgt, signaleren student en opleiding sneller waar meer afstemming vereist is. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om aan de student de gelegenheid te geven de studielast te spreiden. Voor de deeltijd- en duale studenten geldt dat studiebelasting vaak te maken heeft met de organisatie van hun werk op de werkplek. Het komt regelmatig voor dat deze groep studenten problemen heeft om (opnieuw) een studieritme te vinden. De studieloopbaanbegeleiding gedurende de opleiding is hier dan ook mede op gericht. De voltijdstudenten waarderen de verdeling van de studielast met een 3,2; de deeltijdstudenten waarderen deze verdeling met een 3,0 op een schaal van 5.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 25
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studiebelasting wordt consequent en systematisch geëvalueerd. Er is blijkbaar sprake van een (te) hoge studiebelasting, met name naarmate de student in zijn/haar studie vordert. De opleiding besteedt hier, zo is gebleken tijdens de audit, op adequate wijze aandacht aan; de opleiding voert een intensief studiebegeleidingsprogramma (zie ook facet 4.2) uit om ook studievoortgang belemmerende factoren zoveel mogelijk weg te nemen. Studenten zijn hierover zeer te spreken; in het kader van de studieloopbaanbegeleiding worden in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast samen met de betreffende student adequate remediërende maatregelen getroffen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 26
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De toelatingseisen van de opleiding CMV zijn vastgelegd in de ‘Onderwijs en Examen Regeling’. Alle studenten afkomstig uit het HAVO, VWO of van niet-verwante MBO´s starten de opleiding in het eerste studiejaar. Zij worden op basis van hun vooropleiding zoveel mogelijk in homogene basisgroepen ingedeeld. Een deel van de groep instromers in de opleiding CMV behoort tot de tweede of derde generatie allochtonen. De opleiding probeert hier zo goed mogelijk op te anticiperen, reden waarom in de door het auditteam bestudeerde documentatie gedetailleerd ingegaan wordt op dit facet. Voor studenten met taaldeficiëntie biedt de opleiding in samenwerking met de overige ISCB- opleidingen studenten taalprogramma´s aan. Taaldeficiënties kunnen worden gesignaleerd door de studieloopbaanbegeleider, maar ook door de student zelf via het maken van de diagnostische taaltoets. Studenten met een niveau 4 diploma ‘MBO Sociaal Cultureel Werk’, ‘MBO Activiteiten Begeleiding’ en ‘MBO Sociaal Pedagogisch Werk’ worden in het eerste jaar in een gezamenlijke basisgroep ingedeeld. Deze studenten volgen op basis van hun eerdere studie en de daarbij verworven competenties een, in het eerste half jaar, afwijkend studieprogramma. Zij doen geen stage in de propedeuse en volgen één extra college Sociologie. Daarnaast doen zij hun ‘POP-assessment’ eerder, hun beroepsoriëntatie heeft immers al in grote mate tijdens de MBO-opleiding plaatsgevonden. Na een half jaar wordt via een ‘competentie-assessment’ bepaald hoe de student zich verhoudt tot niveau 1. Circa 50% van de MBO-studenten behaalt via deze weg na een half jaar voldoende niveau/studiepunten om de studie te vervolgen in de hoofdfase. Voor studenten afkomstig van andere CMV-opleidingen wordt door de Examencommissie op maat bepaald op welk niveau zij kunnen instromen. Dit gebeurt naar aanleiding van de op de vorige opleiding behaalde studieresultaten/studiepunten. Twee maanden na de instroom, doet iedere propedeusestudent een ‘diagnostisch POP-assessment’ waarbij de student laat zien dat hij antwoord kan geven op de vragen ‘wie ben ik’ en ‘wat wil ik’ (beroepsoriënterend). Vier maanden na instroom doet iedere student een ‘POP-assessment’. In dit assessment geeft de student naast antwoord op de voorgaande vragen, ook antwoord op de vraag ‘wat kan ik’. Hierdoor ontstaat ook besef van wat de student wel en niet kan. Het onderwijs dat hij vervolgens in het tweede halfjaar kiest, stemt hij hier op af. Het auditteam heeft meerdere POP’s bestudeerd en beoordeelt deze als goed, een enkele POP valt zelfs als zeer goed te kwalificeren. Ook studenten die hun propedeuse-certificaat binnen één van de opleidingen van het ISCB (SPH of MWD) hebben behaald, worden in de gelegenheid gesteld in de hoofdfase in te stromen. De student wordt bij deze ‘overstap’ begeleid door zijn studieloopbaanbegeleider om binnen zo kort mogelijke tijd specifieke CMVberoepscompetenties die hij tijdens zijn propedeuse SPH of MWD heeft gemist, te kunnen verwerven. De opleiding CMV werkt gedurende het eerste semester van de propedeutische fase met een mogelijkheid tot vrijstellingen. Het auditteam heeft hier tijdens de audit aandacht aan besteed en het ‘Aanvraagformulier Vrijstelling’ bestudeerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 27
Tevens heeft het auditteam gecheckt op welke gronden en op welke wijze de opleidingen vrijstellingen verleent: een bewijs van de onderwijsinstelling waar het betreffende studieonderdeel waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, dient de student te overleggen. De inrichting van het onderwijs in combinatie met de assessments stelt de student in staat zijn eigen tempo te bepalen. De opleiding heeft er voor gekozen daarom geen verkorte leerroutes aan te bieden. Studenten kunnen voor programma´s in het eerste half jaar vrijstellingen krijgen. Dit gebeurt op basis van bewijzen van elders/eerder verworven competenties (EVC). De vrijstellingen worden op basis van de bewijzen verleend door de Examencommissie. Uit gesprekken van het auditteam met de deeltijd- en duaalstudenten is gebleken dat zij: meerdere opties openhouden om hun leven in te richten; zich kenmerken door ondernemerszin; wat ouder en diverser zijn dan de groep voltijdstudenten; maatschappelijk engagement tonen; iets willen betekenen voor de samenleving. Bij het concreet invulling geven aan het studieprogramma probeert de opleiding rekening te houden met bovengenoemde specifieke kenmerken van deze groep instromers. De opleiding houdt zeven voorlichtingsdagen per jaar. Deze vinden plaats op de opleiding. Naast deze voorlichting op de opleiding, bezoekt het voorlichtingsteam gemiddeld 30 scholen per jaar. De voorlichting wordt uitgevoerd in samenwerking met de andere opleidingen van het ISCB: SPH en MWD. Sinds 1995 participeert de opleiding in het ‘aansluitingsprogramma VO-HBO’, waarin Hoger Beroepsopleidingen en scholen voor voortgezet onderwijs samenwerken. In het kader van dit programma organiseert de opleiding twee profiel-keuzedagen en twee HAVO-bezoekdagen. Daarnaast zijn er vier gastlessen op scholen voor het voortgezet onderwijs. Eerstejaars studenten zijn over het algemeen tevreden over de aansluiting tussen de propedeuse en de laatst gevolgde vooropleiding. 77% van de voltijdstudenten vindt de aansluiting goed. De aansluiting bij het niveau van de studie waardeert 66% als goed. Van de deeltijdstudenten waardeert 71% van de studenten de aansluiting als goed, 29% scoort neutraal. 57% van de deeltijdstudenten waardeert de aansluiting bij het niveau als goed, 43% staat hier neutraal tegenover.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet instroom van de drie opleidingsvarianten als goed op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft een goed beeld van de herkomst van de groep instromers voor alle varianten. waar mogelijk houdt de opleiding rekening met het niveau/de capaciteiten van de instromers. de opleiding werkt op een adequate wijze met assessments en is streng daar waar het de toekenning van vrijstellingen betreft.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 28
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van elk van de drie varianten van de opleiding CMV van de Hogeschool van Amsterdam bedraagt 240 ECTS, met 60 ECTS per jaar gelijk verdeeld over de studiejaren. Daarmee voldoen de voltijd-, deeltijd- en duale variant van de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bacheloropleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de drie opleidingsvarianten elk een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 29
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het onderwijsprogramma, zo bleek uit de documentatie, maar ook uit de gesprekken tijdens de audit, kent een scala aan werkvormen zowel individueel als in groepsverband. Daarbij stelt elke student zijn eigen POP op. Het auditteam heeft tijdens het bezoek inzage gehad in een aantal POP’s. Zij geven een uitstekende indruk van de wijze waarop studenten zich committeren aan de eisen van de opleidingen en aan hun eigen route daarbinnen. Het auditteam heeft tijdens en na de audit onderdelen van het studieprogramma ingezien. Gebleken is dat de opleiding bij de beschrijving van de verschillende studieonderdelen gebruik maakt van een format waarin de doelstellingen, de inhoud en opbouw van het curriculum, de studietaken, de beoordeling en de samenhang met andere studieonderdelen beschreven is. De globale doelstellingen zijn hier uitgewerkt naar kennis, vaardigheden en/of houding. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de didactische werkvorm: college, practicum of werkcollege. De opleiding heeft na de visitatie in 2000 haar didactisch concept drastisch gewijzigd. Zij heeft de omslag gemaakt van aanbodgestuurd onderwijs naar volledig vraaggestuurd onderwijs. Daarnaast is het nieuwe concept het antwoord van de opleiding op ontwikkelingen in de maatschappij en het beroepenveld, waarin steeds meer ondernemende competenties van de student en van de beginnende beroepskracht worden gevraagd. Uit de studiegids blijkt dat de opleiding CMV studenten de gelegenheid biedt vanaf de aanvang van de studie in contact te komen met het werkveld. Er zijn introductiecolleges en er is een werkveldverkenningsproject. Studenten werken tijdens hun studie aan beroepsrelevante vraagstukken op maatschappelijk en/of cultureel gebied. Een voorbeeld is de drop-out-problematiek in Amsterdam, of de bevordering van cultuurparticipatie van jongeren. Belangrijke competenties die hier worden getraind zijn het zelfstandig verwerken van beroepsrelevante literatuur in een schriftelijk stuk en samenwerken. Het werken in de projectgroep wordt ondersteund door een begeleider en met een training in vaardigheden die van belang zijn om dit projectmatig werken te bevorderen. Onderwerpen die in de training aan de orde komen, zijn onder andere: projectmatig werken, feedback en reflecteren. De manier waarop de opleiding het werken aan vaardigheden vorm geeft wordt goed geïllustreerd door het studieonderdeel ‘Faalangstbegeleiding’ dat het auditteam bestudeerd heeft. Hier is gekozen voor een opzet en werkwijze waarbij tijdens de training studenten praktisch bezig zijn om technieken te leren die hem/haar helpen in moeilijke situaties angst te reduceren. Met externe ondersteuning heeft de opleiding een variant van competentiegericht onderwijs ontwikkeld die de opleiding ‘Ondernemend Leren’ heeft genoemd. Studenten zijn hierbij zelf verantwoordelijk voor hun eigen studie en leerproces: ze zijn projectleiders of ondernemers van hun eigen persoonlijke leerweg. Dat betekent dat studenten na een korte introductie en oriëntatieperiode zelf hun eigen leertraject volgen. Dus geen vast omlijnd curriculum meer, maar uitgebreide keuzemogelijkheden en individueel maatwerk.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 30
De student plant zijn of haar eigen onderwijstraject via een POP en legt de resultaten vast in een portfolio. De student krijgt daarbij ondersteuning van een studieloopbaanbegeleider. Dit portfolio bestaat uit het CV van de student, een literatuurlijst van door de student in het kader van zijn studie gelezen boeken, een ‘ontwikkeldeel’ (wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik), een ‘bewijsdeel’ (competentiekaart, assessmentreflecie), ‘verzameldeel’(reflectie, leerverslag) en een ‘bewijslast’ (waaronder beoordelingen). Er bestaat, zo blijkt uit de documentatie, een strikte scheiding tussen onderwijsprogramma en beoordelingsprogramma. Studenten krijgen geen studiepunten meer voor onderwijsprogramma’s die ze met voldoende resultaat gevolgd hebben, maar moeten in aparte assessments laten zien dat ze bepaalde beroepscompetenties op een bepaald niveau verworven hebben. Gemeenschappelijk referentiepunt of ijkpunt zijn de competenties zoals die geformuleerd zijn in het landelijk opleidingsprofiel CMV: “Alert en Ondernemend”. In de ‘handleiding competentie assessment’ worden de formuleringen van de competenties regelmatig aangescherpt. Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verzamelen van de bewijzen voor de verworven competenties. Binnen het ‘Ondernemend Leren’ werkt de student niet aan fictieve projecten, maar voert hij echte opdrachten uit in de praktijk. De opdrachten zijn ook afkomstig uit deze praktijk. Ondersteunend aan deze opdrachten biedt de opleiding de student flankerend onderwijs aan. Daarnaast kan de student een keuze maken uit de aangeboden programma’s uit het ‘Persoonlijk Aanvullend Programma’ (PAP). Het ‘PAPprogramma’ maakt het voor de student mogelijk zijn eigen leerroute vorm te geven door het verwerven van specifieke competenties (verdiepend of verbredend). Tenslotte bieden de studieloopbaanbijeenkomsten de student ondersteuning aan bij het samenstellen van het juiste programma voor het verwerven van zijn specifieke competenties. Naast het uitvoeren van praktijkopdrachten volgt de student onderwijs aan de hand van een persoonlijk aanvullend programma (PAP). In het PAP zijn colleges, trainingen en practica opgenomen waaruit de student een keuze maakt voor één college en één programma/vak per kwartaal. De programma’s en colleges zijn te vinden op het intranet en verschillen per kwartaal. De praktijkopdrachten vormen de ruggengraat van de vernieuwde opleiding. Door deze opdrachten uit te voeren, kunnen studenten de competenties verwerven die noodzakelijk zijn voor het behalen van het bachelor diploma. Elke opdracht kent een flankerend onderwijsprogramma met colleges, platformbijeenkomsten en practica. Door middel van het uitvoeren van deze praktijkopdrachten kunnen studenten alle CMV-competenties verwerven zoals die beschreven zijn in het landelijke opleidingsprofiel CMV. De formulering van de opdrachten is gebaseerd op de projecten die eerder in het kader van het “leren-leren” door de opleiding CMV zijn ontwikkeld en die de afgelopen jaren de kern van het CMV- onderwijs hebben uitgemaakt. Nieuw is dat de projecten tot praktijkopdrachten zijn omgebouwd en externe opdrachtgevers hebben gekregen. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding. Oordeel: goed Voor de drie opleidingsvarianten kwalificeert het auditteam dit facet als goed op basis van de volgende observaties: het didactisch concept is goed uitgewerkt en herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke) competenties centraal en in het didactisch concept staat het professioneel handelen centraal; de werkvormen zijn in overeenstemming met het didactisch concept.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 31
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Het auditteam heeft programmabeschrijvingen bestudeerd waarin expliciet aandacht wordt besteed aan beoordelen. Hierin wordt aangegeven wat de ‘toetsvorm’ is en (indien van toepassing) het bewijsstuk (bijvoorbeeld toetsbriefje met cijfer). Binnen de opleiding wordt gebruik gemaakt van nieuwe vormen van toetsing waarbij competenties en kunnen reflecteren sleutelbegrippen zijn. Naast deze nieuwe vormen van toetsing hebben vooral bij de meer theoretische vakken de oude vormen van kennistoetsing terecht nog bestaansrecht. Verschillende programma’s worden getoetst via zowel open vragen en multiple choice toetsen. De resultaten van deze toetsen kan de student inzetten als bewijsstuk tijdens zijn assessment. Om zicht te hebben op het toetsbeleid van de opleiding heeft de student de beschikking over een assessmenthandleiding waarin de beoordelingsprocedure, de planning, de procedures, de vereisten en criteria van de assessments beschreven zijn. De planning en de procedures van de overige toetsen staan beschreven in het OER, dat eveneens voor studenten beschikbaar is. Uit de documentatie blijkt dat de student zijn studiepunten behaalt door assessments. In een ‘criterium gericht interview’ van een uur bepalen twee assessoren (om zoveel als mogelijk objectiviteit in te bouwen in het beoordelingsproces) het competent zijn van de student op een bepaald niveau. De assessoren doen dit door de student op vier onderdelen te beoordelen; de indicatoren, assessment-reflectie, bewijsstukken en gesprek. De beoordelaar van de indicatoren en de assessment-reflectie is de eerste assessor. Deze neemt ter voorbereiding op het assessment het schriftelijke materiaal van de student door. De bewijsstukken en het gesprek worden door assessor 1 en 2 gezamenlijk gescoord. Hoewel de bewijsstukken ook in veel gevallen schriftelijk zijn, vindt de opleiding het ook van belang dat de student deze bewijsstukken kan plaatsen binnen een context. Studenten in de propedeuse krijgen na twee maanden ‘een diagnostisch POP-assessment’ ter voorbereiding op het daadwerkelijke ‘POP-assessment’. In de hoofdfase doet de student twee keer per jaar een portfoliopresentatie. In deze presentatie geeft de student ter voorbereiding op zijn assessment zijn studieloopbaanbegeleider inzicht in zijn presentatie, zijn reflectie en zijn bewijsstukken. De studieloopbaanbegeleider en groepsgenoten van de student (peer assessment) beoordelen het materiaal formatief. De uitkomst van het assessment kan zijn dat de student competent is op een bepaald niveau, de student haalt dan alle studiepunten behorend bij het niveau. Het kan ook zijn dat de student ‘deels competent’ is. De student behaalt dan een deel van de studiepunten en zal in een volgend assessment moeten bewijzen dat hij wel volledig competent is op het betreffende niveau. Iedere opdracht wordt na afloop door de binnen- en buitenschoolse begeleider beoordeeld, dit resulteert in een geschreven feedback van de opdrachtgever (buitenschoolse begeleider) en één van de begeleider. De buitenschoolse begeleider van de opdracht wordt hierin ondersteund door het praktijkbureau.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 32
De procedures van het assessmentbureau en de toetscommissie worden bewaakt door de Examencommissie. Wanneer een student het oneens is met de beoordeling van een assessment of een toets (afkomstig uit het eerste halve jaar), kan hij tegen de uitslag in beroep gaan bij de Examencommissie. Deze beroepsmogelijkheid staat beschreven in de assessmenthandleiding en in het OER. .
Na ieder ‘PAP’ of flankerend programma wordt door de docent van het betreffende programma getoetst of de student de specifieke programmadoelen heeft gerealiseerd. Het onderwijsbureau en de toetscommissie bewaken het niveau, de inhoud en de variatie van de toetsen. Na afloop van de toets wordt er een moment georganiseerd waarin de student inzage kan krijgen in de door hem gemaakte en door de docent nagekeken toets. Het auditteam heeft een aantal toetsen en de beoordelingen bestudeerd. Hiertoe behoorden o.a. de ‘Toets financieel beheer’ en de ‘Beoordeling keuzevak documentaire maken’. Eerstgenoemde toets bestaat uit open vragen en multiple choice-vragen die door het auditteam als adequaat worden beoordeeld. De ‘Beoordeling keuzevak documentaire maken’ is helder en besteedt aandacht aan zowel positieve- als negatieve aspecten. De voor ‘beoordeling en toetsing’ geldende vereisten, criteria, procedures en planning staan helder aangegeven in de documentatie van alle drie de opleidingsvarianten. Het systeem van beoordeling en toetsing en de implementatie ervan worden jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie zijn ook de studenten betrokken. Studenten zijn – zo geven zij aan – tevreden zowel over de informatievoorziening inzake ‘beoordeling en toetsing’ als over de feitelijke uitvoering ervan. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen, aangepast aan het studieonderdeel en het doel van toetsing. Het auditteam is echter de mening toegedaan dat de toetscommissie de opdracht moet krijgen om ook de laatste ‘eenpitter’-toetsen vóóraf aan duidelijke criteria te onderwerpen. de assessments die de opleiding hanteert, worden door studenten als ‘functioneel’ beschouwd. Het auditteam is onder de indruk van de daadwerkelijk geïntegreerde assessmentsystematiek. studenten hebben voldoende zicht op de verschillende toetsvormen; de op kennis gerichte toetsen zijn van een voldoende niveau en diepgang.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 33
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de drie opleidingsvarianten het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kennen de drie CMV-varianten een programma dat in termen van kennis-, houding- en vaardighedenontwikkeling zeker van HBO-niveau is. Tevens is het programma wat oriëntatie en organisatie betreft duidelijk gericht op het werkveld van de CMV’er. De opbouw van het CMV-programma, de inrichting ervan en de gerichtheid op beroepstaken bieden voldoende waarborg voor de interne samenhang van het programma en bieden voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot CMV’er te realiseren via interactie met het werkveld. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Acrreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes van de acht facetten van het onderwerp “Programma” als goed en twee als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De docenten van de drie CMV-opleidingsvarianten hebben aantoonbaar en voldoende brede contacten met de beroepspraktijk, zo concludeert het auditteam op basis van de CV’s en netwerkoverzichten waar het inzage in heeft gehad en op basis van de tijdens de audit mondeling verstrekte additionele informatie. Voorts heeft het overgrote deel van het docentencorps een professioneel netwerk via de stagebegeleiding, de afstudeerplaatsen en de duale leer-/werkplekken. Docenten blijven daardoor goed op de hoogte van de (jongste) ontwikkelingen in het werkveld. Uit studentonderzoek blijkt dat studenten over de werkveldkennis van hun docenten tevreden zijn. Een beeld dat in de gesprekken met studenten tijdens de audit werd bevestigd. De opleiding CMV onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Dit contact wordt op verschillende manieren vormgegeven. Het personeelsbeleid van CMV is erop gericht personeel met relevante werkervaring aan te nemen. Uit de door het auditteam bestudeerde CV’s blijkt dat docenten tevens werkzaam zijn binnen de media alsook (bijvoorbeeld) als projectleider Nieuw Beleid Centrum voor Cultuur en Levensbeschouwing, projectmedewerker, zelfstandige ondernemer of artistiek leider. De opleiding CMV maakt tevens goed gebruik van gastdocenten, onder andere afkomstig uit het netwerk van docenten. Het gehele netwerk van de opleiding is ondergebracht in het ‘Relatie Beheer Systeem’ (RBS). Daarnaast geeft dit programma informatie over lopende opdrachten en de studenten die hierin participeren. Ook alumni maken deel uit van het RBS. Binnen de opleiding participeren twee docenten in de kenniskring van het lectoraat: ‘Vraaggerichte Methodiekontwikkeling Sociaalagogisch Onderwijs’. Daarnaast komen docenten structureel in contact met het beroepenveld door de opdrachten en, dit geldt voor een aantal van hen, door hun rol als accountmanager. Het auditteam vindt de ‘accountrol’ van docenten interessant: docenten dienen hun netwerk te gebruiken om ontwikkelingen binnen het werkveld te traceren om vervolgens deze informatie te verspreiden onder het docentenkorps. Begeleiders van opdrachten hebben na afloop van de opdracht met de opdrachtgever een accountgesprek, hierin wordt het verloop van de opdracht geëvalueerd en worden er vervolgafspraken gemaakt voor eventuele nieuwe opdrachten. Ten slotte maken docenten deel uit van samenwerkingsverbanden die de opleiding heeft met het werkveld en met collega- onderwijsinstellingen. De actuele kennis van docenten over de beroepspraktijk wordt in de STM met een 3,8 gewaardeerd op een schaal van 5. Docenten worden door de studenten als zeer toegankelijk en deskundig ervaren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 35
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als goed en wel vanuit de overweging dat: docenten frequent en intensief contact onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; een aanzienlijk deel van het docentenkorps tevens werkzaam is in het CMV-werkveld; de opleiding goed gebruik maakt van een uitgebreide pool van gastdocenten; hoewel de opleiding ten tijde van de audit nog niet over een ‘eigen’ lectoraat beschikte, er duidelijke omschreven plannen waren voor lectoraten op het terrein van ‘burgerschap’ en ‘cultureel ondernemen’, onderwerpen die door het auditteam als zeer relevant voor de opleiding worden beschouwd. Ten tijde van het opstellen van de conceptrapportage voor dit rapport meldde de opleiding dat per 1 februari 2007 gestart wordt met het genoemde lectoraat ‘Cultureel ondernemen’ hetgeen het auditteam als positief waardeert.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De opleiding heeft zicht op de aanstellingen en de toewijzing van uren van haar personeel. De jaarlijkse taken van de docenten en medewerkers en de bijbehorende uren zijn digitaal vastgelegd. De taaktoewijzing gebeurt rond juli op basis van de te verwachten instroom en het aantal zittende studenten van de opleiding. Op basis van de definitieve instroomcijfers worden in september de takenpakketten vastgesteld. Gelet op de omvang van de CMV-studentenpopulatie (rond 600 studenten) is er sprake van een ‘dynamiek van het onderwijs’ die vraagt om een flexibele taaktoewijzing voor docenten. Het is, zo wordt door het management tijdens de audit aangegeven, niet bij voorbaat te voorzien welke programma’s studenten kiezen. De taaktoewijzing dient daarom drie keer per jaar bijgesteld te worden op basis van begrote en gerealiseerde programma’s. In totaal verzorgen 33 docenten het onderwijs. De gemiddelde aanstelling van de docenten is 0,5 fte. 30% van de aanstelling van docenten is gereserveerd voor onderwijsontwikkelingstaken, coördinatie en inhoudelijk overleg. Omdat de opleiding geen aparte programma’s voor de voltijd-, de deeltijd- en de duale route kent, maar zij gezamenlijk een gelijk programma volgen, werkt de opleiding met een docent-student ratio van 1:29. Wat betreft het aantal contacturen tussen de student en docent geldt binnen de opleiding CMV het volgende: de opleiding biedt een leeromgeving aan waarin de propedeusestudent gemiddeld 14 contacturen per week heeft. Deze contacturen bestaan zowel uit gezamenlijke (in lessen of projectgroepen) als uit éénop-één contacten (via studieloopbaanbegeleiding); de hoofdfase-student heeft volgens de norm gemiddeld 12 contacturen per week. Door de vrijheid die de student heeft in het samenstellen van zijn eigen onderwijs, kan hij dit uitbreiden tot meer contacturen door het kiezen van meer programma’s afkomstig uit het PAP, programma’s in de flexibele leerroute ISCB en keuzevakken HvA-breed. CMV maakt gebruik van de ondersteunende diensten die ISCB-breed worden georganiseerd. Tevens heeft de opleiding medewerkers toegewezen voor specifiek op CMV gerichte onderwijsondersteunende processen. Voorbeelden hiervan zijn: de roostering, de indeling in het ‘PAP- programma’ en de inschrijving voor assessments.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige omvang van de formatie stelt de opleiding in staat het opleidingsprogramma uit te voeren en ook voor de middenlange termijn kan deze omvang gehandhaafd blijven; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te blijven leveren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 37
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Gelet op de CV’s van de docenten en op het professioneel relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het management en docenten verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten inhoudelijk goed gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. Voorts heeft het auditteam kunnen constateren, dat door de opleiding in het aannamebeleid kwaliteitseisen worden gesteld aan het personeel en dan niet alleen in termen van opleiding maar ook in termen van competenties en werkervaring. Deze eisen hebben betrekking op vakinhoudelijke, onderwijskundige en/of organisatorische expertise, maar ook en uitdrukkelijk op de beroepservaring. Deze eisen zijn rechtstreeks ontleend aan de doelstellingen en de vormgeving van het CMV- opleidingsprogramma. Docenten die werkzaam zijn bij CMV dienen in het bezit te zijn van een didactische aantekening. Nieuwe docenten, afkomstig uit het CMV-werkveld, hebben deze aantekening vaak niet. Zij worden, als zij een jaar in dienst zijn en goed functioneren, door de opleiding in staat gesteld deze alsnog te behalen via een didactische cursus. De didactische kwaliteit van de docenten wordt in de studenttevredenheidsmonitor door de voltijd- student gewaardeerd met een 3,4, de deeltijdstudent scoort dit aspect met een 3,7, zo blijkt uit de documentatie. Nieuwe docenten krijgen naar rato van hun aanstelling 80 uur (met een minimum van 40 uur) tijd om zich in te werken. Ook krijgen zij een coach toegewezen. Deze coach is een docent met ruime ervaring binnen de opleiding. Wekelijks hebben de coach en de docent gesprekken met elkaar, deze gesprekken zijn zowel op het inhoudelijke als op didactische aspecten gericht. Door het lectoraat ‘Vraaggerichte Methodiekontwikkeling Sociaalagogisch onderwijs’ wordt jaarlijks een cursus ‘Sociaal Wetenschappelijke Onderzoeksmethoden’ voor docenten aangeboden, die inmiddels door tien CMV-docenten is gevolgd. Doel van de cursus is de competenties van docenten met betrekking tot kennisontwikkeling & onderzoek te vergroten. De opleiding CMV start eind 2006 met twee promotietrajecten, Maatschappelijk Ondernemen en Methodisch visueel onderzoek. Van beide promovendi wordt verwacht dat zij een eigen werkgroep creëren die gezamenlijk kennis ontwikkelt voor de opleiding en het instituut. In het rapport ‘Mensenwerk’ signaleert de visitatiecommissie in 2001 dat de scholing binnen de opleiding te weinig nadruk legt op het vakinhoudelijke aspect van CMV. De laatste jaren heeft de nadruk op bijscholing en deskundigheidsbevordering rondom didactiek gelegen. Met ingang van studiejaar 2006-2007 zal de nadruk meer op inhoudelijke bijscholing en deskundigheidsbevordering komen te liggen. Het huidige docententeam is competent voor de realisatie van het basisprogramma. Wanneer nodig, bijvoorbeeld bij vragen van studenten naar specialistische programma’s, maakt de opleiding goed gebruik van gastdocenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 38
De opleidingsmanager en de teamleiders van het assessment-, onderwijs- en praktijkbureau voeren tenminste éénmaal per jaar een functioneringgesprek (januari/februari). Het auditteam heeft deze functioneringsgesprekken bestudeerd en deze wat inhoud betreft als adequaat beoordeeld. Het ‘Persoonlijk Opleidingsplan’ van de docent is onderwerp van het functioneringsgesprek evenals vakkundigheid, het kunnen werken in teamverband en het opbouwen en onderhouden van relaties. In dit ‘POP’ geeft de docent aan hoe hij, in samenspraak met zijn leidinggevende, zijn uren voor deskundigheidsbevordering inricht. Uit de documentatie blijkt dat de opleiding nog niet beschikt over een instrument waarmee begeleiders op de werkplek structureel worden beoordeeld. Hierdoor heeft de opleiding geen expliciet beeld van de waardering van studenten over de afzonderlijke begeleiders. De opleiding acht dit wel van belang om het leerrendement van een opdrachtplek zo groot mogelijk te laten zijn. Het instrument is in het studiejaar 20052006 ontwikkeld en bij de start van studiejaar 2006-2007 geïmplementeerd. Bij de tussentijdse evaluatiegesprekken en de eindgesprekken van de opdrachten wordt thans expliciet gevraagd naar de wijze waarop de opdrachtbegeleiding is verlopen. Aan wordt hierbij besteed aan de gemaakte afspraken inzake de begeleiding, de frequentie van de begeleiding, de voorwaarden die zijn gecreëerd om de opdracht goed uit te voeren, de informatieverstrekking, de begeleiding op methodisch handelen, feedback op de resultaten van de opdracht en de feedback op de geproduceerde notities. De opleiding CMV hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden jaarlijks plaats. Ook op deze wijze krijgt de opleiding voldoende inzicht in de kwaliteit van zijn personeel. In de functioneringsgesprekken zijn de resultaten van deze evaluaties onderwerp van gesprek. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat vakdeskundigheid en inzicht in de respectieve werkveldontwikkelingen zijn de docenten goed toegerust om de CMV-opleiding adequaat te verzorgen; zowel de bevordering van de vakinhoudelijke deskundigheid als van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt. Dit geldt voor zowel het eigen docententeam als voor de begeleiders op de werkplek; in vergelijking met de docentengroep ten tijde van de visitatie in 2000 is er thans sprake van een enthousiast team dat met de genoemde deskundigheid via intercollegiale reflectie en overdracht heeft gezorgd voor een duidelijk aanwezig en merkbaar nieuw elan onder de huidige docentengroep.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor alle opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel op een dusdanig niveau dat dit het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit goed mogelijk maakt. Het auditteam vindt het wel van belang dat het management alert is op een eventuele verdere- onstuimige- groei van het studentenaantal, zodat de huidige aanwezige balans in het docententeam niet verstoord raakt. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Acrreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De opleiding CMV is gehuisvest in een groot en gemoderniseerd gebouw waarin zij een eigen etage tot haar beschikking heeft. Opmerkelijk is, zo constateert het auditteam n.a.v. een rondgang langs de generieke en opleidingsspecifieke voorzieningen, dat niet de indruk wordt gewekt dat hier een opleiding gehuisvest is met 600 studenten. De kleinschalige indruk wordt speciaal voor propedeusestudenten verder versterkt door de eigen ‘propedeusekamer’, waarin het visie-uitgangspunt dat ontmoeting centraal staat, vorm krijgt. In de documentatie geeft de opleiding aan dat de basisvoorzieningen voldoen. Docenten en studenten zijn, zo bleek ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, tevreden over de huisvesting en de materiële voorzieningen en dat is, naar het oordeel van het auditteam, terecht. Voldoende zijn ook de bibliotheekvoorzieningen, videovoorzieningen en de beschikbaarheid van project-/werkgroepruimtes. De gemiddelde schaalscore van de voorzieningen laten in de studenttevredenheidsmonitor bij de voltijdstudent een kleine teruggang zien van 3,2 in 2004 naar 3,1 in 2005. De opleiding wijdt deze teruggang in score aan de vele inbraken die zij te verduren heeft gehad in studiejaar 2004-2005. Hierdoor waren er geregeld minder computers of computers van een mindere kwaliteit voor studenten beschikbaar. De opleiding heeft dit opgevangen door een wireless LAN te installeren en een betere beveiliging van de computers te realiseren. In de studenttevredenheidsmonitor 2006 is de score inmiddels gestegen naar 3,3. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de constatering dat huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om de opleiding te realiseren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 40
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De studieloopbaanbegeleiding van de voltijd-, deeltijd- en duale student beschouwt de opleiding als een integraal onderdeel van het onderwijsprogramma en speelt een grote rol in zowel de propedeuse als in de hoofdfase en is beschreven in de door het auditteam bestudeerde documentatie zoals de studiegids en de studentenhandleidingen. Hieruit blijkt dat studenten in principe zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen studie en leerproces. Na een korte introductie en oriëntatieperiode zoeken zij zelf hun eigen leertraject uit. De student plant een eigen onderwijstraject via een persoonlijk ontwikkelingsplan en legt de resultaten vast in een portfolio, daarbij ondersteund door de studieloopbaanbegeleider. Wat betreft de studiebegeleiding ontstaat uit de documentatie en uit de gesprekken tijdens de audit het volgende beeld: de studieloopbaanbegeleiders ondersteunen studenten bij hun studievoortgang, competentieontwikkeling en persoonlijke problemen. De zelfregie van de student (flexibiliteit, zelfstandigheid en aansprakelijkheid) en het verwerven van persoonlijke en beroepscompetenties staan centraal in de studieloopbaan van de student; binnen de studieloopbaanbegeleiding wordt expliciet aandacht besteed aan het inzichtelijk maken van het leerrendement van de student; om de voortgang van studenten te kunnen volgen, krijgen studieloopbaanbegeleiders bij de start van ieder kwartaal een overzicht van de behaalde studieresultaten van de studenten. Deze overzichten zijn afkomstig uit het studievolgsysteem en de eigen monitoring van studieresultaten via het assessmentbureau; om de student te ondersteunen bij het vormgeven van zijn leren, en dus de keuze te maken voor de juiste opdracht en het PAP-programma om de competenties te kunnen verwerven, heeft de student bij de start van het jaar een ‘POP-gesprek’ met zijn studieloopbaanbegeleider. Bij bijstelling van het POP (na een assessment) volgt een nieuw gesprek; ter ondersteuning bij het maken van het POP en ter voorbereiding op zijn assessment heeft de student ieder semester een zogenaamde portfoliopresentatie. Tijdens deze presentatie geeft de student de studieloopbaanbegeleider inzicht in zijn leerplan en hoe hij zich op dat moment verhoudt tot zijn POP. Bij deze presentatie zijn ook andere studenten aanwezig, door in groepjes te werken vindt er uitwisseling van kennis en aanpak plaats; in de hoofdfase wordt de studieloopbaanbegeleiding vormgegeven via POP-gesprekken en portfoliopresentaties. In de POP-gesprekken introduceert de student zijn POP aan zijn studieloopbaanbegeleider. Hij geeft hierin inzicht in de competenties die hij het komende semester wil verwerven en hoe hij van plan is dit te doen. Wat betreft de overige studiebegeleiding kan de student gebruik maken van de algemene ondersteuningsmogelijkheden bij de afdeling studentzaken van de Hogeschool van Amsterdam.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 41
Studenten kunnen bovendien een afspraak maken met een decaan, bijvoorbeeld wanneer zij aanspraak willen maken op bijzondere regelingen (zoals verlengde toetstijd bij dyslexie), of bij twijfels over de juiste studiekeuze of bij persoonlijke problemen. Als er sprake is van ‘bijzondere omstandigheden’, ontvangt de studieloopbaanbegeleider een terugrapportage van het decanaat. De studiebegeleiding wordt door de door het auditteam gesproken studenten van alle varianten als persoonlijk ervaren. Wel merkt het auditteam op dat de deeltijdstudenten extra aandacht in de eindfase van hun studie verdienen gezien de door hen gevoelde en tijdens de audit als zodanig omschreven ‘geïsoleerdheid’. De opleiding CMV voorziet de studenten van de verschillende varianten van informatie over hun stages en/of werkzaamheden in het werkveld. Zo heeft het auditteam een stagehandleiding bestudeerd voor de ‘Propedeuse CMV voltijd’ waarin op een heldere wijze de inhoud, omvang en verwerving van stages beschreven is, de fasering en door de student op te leveren producten, de rol van de stage-instelling als opdrachtgever en de rol van de opleiding bij de stages. Studenten worden op verschillende wijze van informatie voorzien. De basis wordt gevormd door de studiegids en het intranet. Via het intranet kunnen docenten en studenten communiceren over roosters, studiemateriaal en dergelijke. Daarnaast heeft de opleiding de beschikking over mededelingborden op de gang van CMV. Op deze borden worden de roosters, behaalde cijfers en ad-hoc mededelingen gecommuniceerd. Studenten blijken over het algemeen tevreden te zijn over de wijze waarop zijn voorzien worden van informatie. Wel merkt het auditteam op dat niet alle studenten op de hoogte zijn van het door de opleiding gehanteerde concept van ‘Ondernemend Leren’. Wellicht dat studenten de gebruikte terminologie ‘Ondernemend leren’ niet kennen. De opleiding geeft aan dat men in de geschreven taal deze term wel degelijk gebruikt en onder andere terug te vinden is in de brochure ‘Ondernemend leren’, in de gesproken taal wordt daarentegen minder gerefereerd aan deze term hoewel CMV studenten wel tijdens het onderwijs met ondernemend leren geconfronteerd worden..
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de studiebegeleiding is effectief door de omvang en intensiteit waarmee de opleiding de begeleiding uitvoert. De studiebegeleiding van de deeltijdstudenten verdient nadere aandacht in de eindfase van de studie.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor alle opleidingsvarianten als voldoende. De ruimtelijke en materiële voorzieningen zijn voldoende. De studiebegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten is adequaat geregeld en wordt naar behoren uitgevoerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 42
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De kwaliteit van alle opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam wordt regelmatig intern en extern getoetst. De interne beoordeling/audit vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de hogeschoolbrede stafafdeling Onderwijs en Onderzoek, onderdeel Kwaliteit en Accreditatie. De interne- en externe beoordeling wisselen elkaar af. Tussen de beoordelingen zit telkens een periode van drie jaar. De interne audit vindt drie jaar vóór en na het onderzoek van de VBI plaats. In een audit is er nadrukkelijk aandacht voor het onderwijsproces, de noodzakelijke verbeteringen om te voldoen aan het beoordelingskader NVAO en de ‘interne’ motivatie van de opleiding zelf. Uit de documentatie blijkt dat het ISCB in het kader van de planning-en-control-cyclus ieder jaar een ‘Resultaat en Activiteitenplan’ opstelt. In dit plan wordt de gerealiseerde kwaliteit ten opzichte van de beoogde kwaliteit beschreven, het plan geeft inzicht in sterke en zwakke punten en er worden verbetermaatregelen en nieuwe projecten vastgesteld. In het plan van de gehele ISCB beschrijft CMV haar eigen plan. De maatregelen die onderdeel zijn van het ‘Resultaat en Activiteitenplan’ vormen op hun beurt input voor het kwaliteitsplan van de opleiding. Ieder jaar schrijft de medewerker kwaliteitsbeleid, in samenspraak met de teamleiders en de opleidingsmanager, een kwaliteitsplan voor de opleiding. In dit kwaliteitsplan worden de speerpunten van het kwaliteitsbeleid van dat betreffende jaar vermeld en de daarbij behorende toetsbare streefdoelen. De opleiding heeft, zo blijkt uit de documentatie, de beschikking over meerdere instrumenten om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. In schemavorm geven we deze hieronder weer: evaluatieobject instrumenten stakeholders Frequentie Programma’s vragenlijsten Studenten Ieder kwartaal Docenten management Assessments Assessmentmonitor Studenten Doorlopend, 2x Docenten per jaar management rapportage Programma / organisatie Panelgesprekken Studenten 2x per jaar (aparte Docenten gesprekken management propedeuse / hoofdfase) Programma / organisatie Studenttevredenheidsmonitor Studenten Jaarlijks Docenten management Medewerkertevredenheid MedewerkersMedewerkers Tweejaarlijks tevredenheidsmonitor Management
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 43
Aansluiting opleiding / werkveld
Alumnitevredenheidsmonitor
Aansluiting opleiding / werkveld
Werkgevertevredenheidsmonitor
Redenen van uitval
Exitgesprekken exittevredenheidsmonitor eerstejaars
Alumni Medewerkers Management Werkgevers Medewerkers Management Uitvallers Medewerkers Management
Tweejaarlijks
Tweejaarlijks
Doorlopend, 2x per jaar rapportage
Het auditteam heeft een aantal enquêtes onder studenten bestudeerd. Hieruit blijkt dat er in de enquêtes een onderscheid gemaakt wordt tussen vragen over de colleges en over de docent. Vragen hebben o.a. betrekking op de aansluiting van de colleges met andere studieonderdelen, het mediagebruik en de ‘duidelijkheid’ en de structuur van de door de docent behandelde stof. In het ‘Kwaliteitsplan 2005-2006’ wordt een gemiddelde score van 3.2 als streefdoel als resultaat van de kwantitatieve evaluaties genoemd. Wanneer dit streefdoel niet wordt behaald, kan dit aanleiding zijn voor verbetermaatregelen (zie facet 5.2). De resultaten en de verbetermaatregelen worden via intranet met studenten en medewerkers gecommuniceerd. De opleiding CMV beschikt over een klachtenprocedure. De formele procedure staat beschreven in het OER. Daarnaast werkt de opleiding met signaalkaarten. Op deze kaart geeft de student de inhoud van zijn signaal aan. De teamleider onderwijsbureau en eventueel de betrokken docent dragen zorg voor afhandeling van het signaal en de communicatie hierover naar de student. De medewerker kwaliteitsbeleid houdt het toezicht op de afwikkeling van de klachten. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het door de opleiding CMV gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via procedures; de kwaliteitsbewaking is uitstekend verzorgd, integraal en continu; de opleiding hanteert een vaste score als streefdoel. Wordt deze score niet behaald, dan worden aantoonbaar verbetermaatregelen in gang gezet.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 44
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat indien een onderwerp van evaluatie niet voldoet aan het streefcijfer, dit in eerste instantie wordt gesignaleerd door de medewerker kwaliteitsbeleid. Deze brengt het betrokken bureau hiervan op de hoogte. Het onderwerp wordt behandeld in de betreffende bureauvergadering en daarin worden verbetermaatregelen vastgesteld. Deze verbetermaatregelen worden gecommuniceerd met de betrokkenen (studenten) en de medewerker kwaliteitsbeleid, die de uitvoering en het effect van de verbetermaatregelen monitort. Voor de implementatie van verbetermaatregelen is, zo is gebleken tijdens de audit, toewijzing van uren mogelijk. Ter voorbereiding op de accreditatie heeft de opleiding een interne audit door de stafafdeling Kwaliteit en Accreditatie van de hogeschool laten uitvoeren. Deze audit heeft geresulteerd in de notitie rapportage ‘Audit CMV 27 april 2005’. Deze door het auditteam bestudeerde notitie is gebruikt als basis voor een actieplan dat de opleiding ter verbetering heeft uitgevoerd in de periode tussen de audit en het schrijven van de Management Review. Het actieplan laat zien dat er per aanbeveling aangegeven wordt welke actie ondernomen wordt, door wie, het resultaat van de actie en de deadline. Ter adstructie het volgende (geanonimiseerde) voorbeeld afkomstig uit het actieplan. Nr.
Aanbevelingen
Actie
Wie
Resultaat
Deadline
1
Tref maatregelen die de
Alert en
….
Missie + visie 2005-
nov.
aantoonbaarheid relatief makkelijk
ondernemend/ondernemend
2010
2005
kunnen verbeteren. Maak een
leren/ISCB: missie + visie op
opleidingsplan waarin o.a. de visie
beroep en samenleving Missie + visie 2005-
dec.
2010
2005
Opleidingplan
april
volgens format K&A
2006
Notitie: “het werkveld
nov.
is betrokken”
2005
op het beroep, relatie visie SAO, doelstellingen, uitgangspunten
Missie + visie op opleiding
….
programma etc. worden vastgelegd (zie format Opleidingsplan op intra.ka.hva.nl).
Operationele kant van het
….
opleidingsplan vanuit ZER 2
Geef de structurele betrokkenheid
Notitie
van het beroepenveld bij de
“verantwoorden/valideren/
opleiding bij de verschillende
legitimeren/waarborgen
onderwerpen (denk aan: validatie
(extern)”
….
Beleidsnotitie “structurele
okt.
programmaontwikkeling,
betrokkenheid
2005
gastdocenten, toetsing en
beroepsveld”
competenties, inhoud programma,
….
beoordeling en scholing personeel) vorm. Leg het beleid vast in een beleidsnotitie en geef vervolgens uitvoering aan dit beleid.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 45
In het door het auditteam bestudeerde ‘Resultatenoverzicht actieplan’ is te zien hoever de opleiding inmiddels is met de uitvoering van het actieplan. Hieruit blijkt dat de opleiding er in geslaagd is een groot aantal aanbevelingen te voorzien van het predikaat ‘gereed’. Zie ook facet 6.2 wat betreft gerealiseerde verbetermaatregelen. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: de opleiding CMV maakt serieus werk daar waar dit het nemen van verbetermaatregelen betreft; uit de documentatie blijkt dat de opleiding goed zicht heeft op de resultaten van de verschillende verbetermaatregelen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 46
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Docenten hebben contacten met het werkveld via stageverlenende instellingen en opdrachtgevers en brengen deze ervaringen in. De belangrijkste uitkomsten van de contacten met stageverlenende instellingen worden besproken. De opleiding betrekt zowel het beroepenveld als de eigen medewerkers, studenten en alumni bij het verbeteren van het curriculum en de organisatie van het onderwijs. De medewerker kwaliteitsbeleid heeft tenminste eenmaal per kwartaal een gesprek met de opleidingscommissie over evaluaties en verbetermaatregelen. Studenten worden via de studententevredenheidsmonitor betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Ook de Opleidingscommissie (OC) zou hierbij een rol van betekenis kunnen spelen. Tijdens de audit kwam echter uit de gesprekken met de studenten de onbekendheid met en van de OC duidelijk naar voren. Voorts constateerde het auditteam dat de OC te klein van omvang is en geen goede afspiegeling vormt van studiejaren en varianten. De opleiding dient er dan ook voor te zorgen dat de intermediaire functie van de OC een duidelijke rol gaat spelen. Zo zou zij bijvoorbeeld tijdens de introductie van de nieuwe lichting studenten er expliciet aandacht aan kunnen besteden. Het auditteam heeft een alumnitevredenheidsmonitor (ATM) bestudeerd. Het betreft een ATM onder afgestudeerden van de Hogeschool van Amsterdam. Met name het derde deel van de enquête, daar waar gevraagd wordt naar de mate van aansluiting van de huidige functie op de gevolgde opleiding, is van belang voor de opleiding. Ook krijgen alumni een lijst voorgelegd met algemene competenties met daarbij de vraag naar het belang van deze competenties voor de huidige functie en de mate van ontwikkeling van deze competenties tijdens de opleiding. De vragenlijst die hierbij gehanteerd wordt, sluit in beperkte mate aan bij het NVAO-kader. De resultaten van de evaluaties en het gehele kwaliteitsbeleid is een structureel agendapunt van het ‘klein management team’ van de opleiding en van de bijeenkomsten waar het volledige team van de opleiding aanwezig is. In de documentatie lezen we: ‘De opleiding schrijft voor studenten een samenvatting van deze onderzoeken om de leesbaarheid van de onderzoeken te vergroten’. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld worden aantoonbaar en actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Hoewel de studententevredenheidsmonitor een geëigend middel is om studenten te horen, dient de Opleidingscommissie nieuw leven te worden ingeblazen als belangrijk intermediair gremium tussen studenten en opleidingsmanagement.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 47
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende. De opleiding wordt mede aan de hand van toetsbare streefdoelen structureel en periodiek geëvalueerd. De evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die goed worden gemonitord. Het kwaliteitszorgsysteem is goed uitgewerkt en wordt uitgevoerd in samenwerking met medewerkers, studenten, alumni en het werkveld. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Acrreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 48
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat aan het eind van de studie de student een masterproof schrijft waarin deze laat zien over de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar te beschikken. Deze masterproof wordt beoordeeld door een beoordelaar vanuit de opleiding en een werkvelddeskundige. De werkvelddeskundige beoordeelt de masterproof op relevantie voor het werkveld. De formele beoordeling ligt hierbij bij de opleiding, de werkvelddeskundige heeft hierin een adviserende rol. Bij de beoordeling van deze masterproofs maakt de opleiding een onderscheid tussen voldoende verantwoording van de keuze van het onderwerp, de leesbaarheid en opbouw en de relevantie voor het vakgebied. De masterproofs waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn wat betreft probleemstelling van voldoende diepgang. Het auditteam merkt op dat er sprake is van een aanzienlijke variatie in vakinhoudelijke kwaliteit: een aantal masterproofs is naar het oordeel van het auditteam ‘te journalistiek’, de aandacht voor het aspect zelfreflectie is in een aantal gevallen te groot en ook zou meer theoretische onderbouwing bij verschillende masterproofs wenselijk zijn. Sommige scripties bevatten uitvoerige passages over wat de student er zelf van geleerd heeft. Het auditteam merkt op dat voorstelbaar is dat een HBO-scriptie voor een externe opdrachtgever in de eerste plaats gericht is op wat de opdrachtgever ervan kan leren en uitmondt in heldere aanbevelingen op grond van empirische gegevens of een grondige literatuurstudie. Deze literatuur zou ook internationaler georiënteerd kunnen/mogen zijn: CMV is dan wel een Nederlandse opleiding, het object van studie is internationaal van aard. Naast de masterproof als ‘sluitend examen’ doet de student een assessment op niveau 3. Het assessment op niveau 3 toetst in welke mate de student competent is om op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar te functioneren. Bij het assessment lezen twee assessoren, die gespecialiseerd zijn op niveau 3, het materiaal van de student. Hierna voeren zij een professioneel gesprek van ongeveer 45 minuten. In dit gesprek worden de competenties van de student beoordeeld op basis van de kernformuleringen die geformuleerd zijn op niveau 3. De beoordelingsprocedure van de masterproof is vastgelegd in de ‘Project handleiding masterproof’, die van het assessment in de handleiding assessment. De opleiding heeft een goed beeld van het niveau van de afgestudeerden op grond van de informatie die zij via alumni-enquêtes verkrijgt. Voorts worden vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten werken, gevraagd naar hun oordeel over het niveau van de bij hen werkende studenten. Ten slotte zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 49
Aldus maakt de opleiding gebruik van voldoende bronnen om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. In de ATM 2004 beoordelen de alumni de aansluiting van de opleiding bij hun huidige dienstverband met een 3,3. De aansluiting van het niveau wordt eveneens met een 3,3 beoordeeld. Ten slotte: bovenstaande bevindingen gelden voor elk van de drie varianten van de CMV-opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleidingen als voldoende gelet op het volgende: de masterproofs zijn van een gemiddeld niveau; de theoretische onderbouwing van de masterproofs mag versterkt worden; de opleiding CMV beschikt over voldoende informatie vanuit het beroepenveld CMV om op basis hiervan te toetsen in welke mate de door de studenten bereikte competenties aansluiten bij de kwalificaties die het beroepenveld eist.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 50
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Jaarlijks stelt de opleidingsmanager in samenspraak met de instituutsdirecteur en het ‘klein managementteam’ streefcijfers voor het rendement op. Hierbij zijn behaalde resultaten in het verleden en genomen verbetermaatregelen leidend. Het rendement wordt gedurende het studiejaar bewaakt door de opleidingsmanager, het ‘klein managementteam’ en de afstudeercoördinatoren. De laatste jaren heeft de opleiding een verslechtering van het rendement laten zien, daarom heeft de opleiding in 2006 een rendementsonderzoek laten uitvoeren om de oorzaak van de achterblijvende rendementcijfers te achterhalen. De opleiding heeft naar aanleiding van dit onderzoek een plan van aanpak opgesteld. Het auditteam heeft twee notities: ‘Sturen op rendement’ en ‘Sturend op rendement. Reactie op “Stappenplan Sturen op Rendement” bestudeerd. Aan de hand van een ‘Checklist rendementen’ krijgt de opleiding inzicht in de factoren die van invloed zijn op het studiesucces van studenten. Centrale begrippen hierbij zijn: inhoudelijke integratie, sociale integratie en studentenfactoren. In eerstgenoemde notitie wordt tevens een aantal verbetermaatregelen genoemd. Het percentage studenten dat uitvalt, is zowel bij de voltijd- als de deeltijdvariant hoog. Tijdens de visitatie in 2000 werd hetzelfde al door de commissie gesignaleerd. Op landelijk niveau is er toen een onderzoek gedaan naar de redenen van uitval bij de CMV-opleidingen. Naar aanleiding van de uitkomsten uit dit onderzoek heeft de opleiding onder andere besloten de welzjjnsbrede propedeuse om te vormen naar een CMVspecifieke propedeuse. Dit is geëffectueerd in 2002. Dit heeft echter geen invloed gehad op de uitval binnen CMV. De uitval is in 2004 in de propedeuse gestegen naar 41,7% voor voltijdstudenten (in 2003: 31,1%), voor de deeltijders bedroeg de uitval in 2004 36,1% (in 2003: 38,7). De opleiding heeft zichzelf ten doel gesteld de uitval voor het volgende cohort te laten dalen naar maximaal 35%. Uit de tabellen blijkt dat met name de uitval in de hoofdfase een directe invloed heeft op de achterblijvende opleidingsrendementen. Deze uitval is zowel bij de voltijd- als de deeltijdvariant te hoog, zo geeft de opleiding zelf aan. Ook het auditteam is deze mening toegedaan: al wordt in de opleiding veel zorg besteed aan het verbeteren van het rendement, het percentage uitvallers geeft reden tot voortdurende zorg. Zowel in de propedeuse als in de hoofdfase wordt de studievoortgang van de studenten bewaakt door middel van het studievolgsysteem Volg+ en door de studieloopbaanbegeleider. Uit een vergelijking met andere CMV-opleidingen in het land blijkt, dat het opleidingsrendement van CMV van de Hogeschool van Amsterdam na 5 jaar lager is dan bij de CMV-opleidingen van de Hogeschool Rotterdam, en gelijk is aan dat van de Haagse Hogeschool. In vergelijking met de andere hogescholen scoort CMV Amsterdam hoger. Tijdens de audit heeft het auditteam uitgebreid aandacht besteed aan dit facet. Daartoe zijn management, docenten en studenten bevraagd. Gebleken is dat de Amsterdamse opleiding te maken heeft met een forse instroom van, in oorsprong, allochtone studenten. Daarnaast is sprake van een ‘type student’ dat een bepaald verwachtingspatroon heeft van de opleiding en een beeld heeft van het beroep dat niet overeenkomt met de werkelijkheid.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 51
Regelmatig blijkt de opleiding niet te (kunnen) voldoen aan de verwachtingen van studenten waarna zijn de opleiding (vertraagd) verlaten. Het zijn aspecten, zo geeft de opleiding aan, die je moeilijk kunt beïnvloeden. Wel werkt de uitval selecterend: degenen die door de propedeuse komen, maken een grote kans de opleiding af te maken, al duurt dit regelmatig langer dan wenselijk is. Ook het auditteam merkt op dat de opleiding nog steeds studenten trekt met verkeerde verwachtingen (pseudo kunstopleiding, te weinig feeling met de agogische kern van het vak, etc.). De door de opleiding ingezette instrumenten als niet-vrijblijvende intensieve studiebegeleiding en ‘consilium abeundi’ kunnen het rendement wellicht opkrikken. De opleiding heeft inmiddels een fors aantal verbetermaatregelen geformuleerd en in uitvoering gebracht om het rendement te verbeteren. Zo is de studieloopbaanbegeleiding versterkt, is er sprake van een diagnostisch POP-assessment gedurende het eerste studiejaar, is de portfoliopresentatie uitgebreid en worden er cohortteambesprekingen gevoerd waarin de voortgang van de verschillende cohorten besproken wordt.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam constateert dat de opleiding zich in een spagaat bevindt waarbij zij te maken krijgt met grote groep instromers, vaak van allochtone origine, die men de toegang tot de opleiding niet kan en wil ontzeggen. Inmiddels heeft de opleiding maatregelen genomen om studenten in een zo vroeg mogelijk stadium te confronteren met hun eigen capaciteiten en verwachtingen in relatie tot de inhoud en opbouw van de opleiding CMV. het auditteam beveelt aan de M van CMV bij de werving van studenten en in de informatiebrochures meer en expliciet te benadrukken.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende. De masterproofs zijn van een gemiddeld niveau dat in de toekomst omhoog kan door meer theoretische diepgang te eisen en dit in het eindwerkstuk tot uiting te laten brengen. Het rendement van de opleiding CMV is (landelijk) laag. De omstandigheden in aanmerking nemend, is het auditteam van mening dat de opleiding CMV voldoende maatregelen neemt die, op termijn, zullen kunnen leiden tot een verbetering van het rendement.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 52
3. SAMENVATTEND OORDEEL 3.1
Oordeelschema HBO bachelor opleiding CMV voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING CMV voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V5
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V6
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
7
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 53
3.2
Oordeelschema HBO bachelor opleiding CMV deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING CMV deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V9
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V10
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V V11
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
8
Extra aantekening: goed.
9
Extra aantekening: goed.
10
Extra aantekening: goed.
11
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 54
3.3.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding CMV duaal HBO BACHELOR OPLEIDING CMV duaal
Onderwerp / Facet
Oordeel V 12
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V13
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V14
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V V15
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
12
Extra aantekening: goed.
13
Extra aantekening: goed.
14
Extra aantekening: goed.
15
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 55
3.4.
Overall oordeel / advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-‘Accreditatiekader’ vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut voor Sociale en Culturele Beroepen, verzorgde HBO Bachelor Opleiding: Culturele en Maatschappelijke Vorming in alle drie de varianten voltijd, deeltijd en duaal in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
twee van de drie facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed en één als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 16 zes van de acht facetten van onderwerp 2 (“Programma”) als goed en twee a;s voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 17 twee van de drie facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) als goed en één als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 18 twee van de drie facetten van onderwerp 5 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed en één als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. 19
16
Zie §1.5.2. onder E.
17
Zie §1.5.2. onder E.
18
Zie §1.5.2. onder E.
19
Zie §1.5.2. onder E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 56
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W.G. van Raaijen - voorzitter Willem van Raaijen was jarenlang verbonden als rector verbonden aan het Luzac College. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de Commissie Voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Daarna was Van Raaijen Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Prof. dr. M. van der Kamp - externe vakdeskundige Max van der Kamp is thans hoogleraar Volwasseneneducatie aan de Universiteit Groningen. Hij was lid van de CMV visitatiecommissie in 2000/2001. Tevens is hij lid geweest van de internationale visitatiecommissie die de conservatoria heeft beoordeeld. Hij is voorzitter van de visitatiecommissie die de wo-opleidingen Pedagogiek en Onderwijskunde in Vlaanderen beoordeelt. Hij is actief (geweest) binnen zowel de culturele sector, bijvoorbeeld als lid van de Nationale UNESCO Commissie, als voorzitter van de Vereniging Academisch Beeldende Kunsten, als binnen de maatschappelijke sector als programmadirecteur van het GION-programma ‘Adult Education and Social Intervention’. Hij heeft verschillende artikelen op zijn naam staan rond het thema hoger onderwijs en volwassenen educatie en training. Hij is betrokken geweest bij projecten van de UNESCO, OECD en de NUFFIC. P. Maissan – externe werkvelddeskundige Peter Maissan heeft een brede achtergrond, zowel organisatorisch als vakinhoudelijk, binnen met name de culturele sector. Zo is hij in de jaren negentig mede-initiator geweest van de Rockacademie in Tilburg, i.h.b. als ontwikkelaar, onderhandelaar en begeleider/adviseur. Ook is hij directeur geweest van het Utrechts Centrum voor de Kunsten en directeur/bestuurder van Kunstweb in Amsterdam. De laatste jaren voert hij freelance activiteiten uit binnen de sectoren kunst, cultuur, onderwijs en welzijn. Zo is hij op dit moment actief bij de ontwikkeling van expertise op het terrein van community art in Nederland, als projectleider bij verschillende community art-projecten en als projectleider bij de ontwikkeling van het netwerk E-motive. Hij is lid van het bestuur van het Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming en van de Adviescommissie van de Stichting Cultuurfonds van de Bank Nederlandse Gemeenten. Drs. R. Stapert – deskundige onderwijs Robert Stapert is afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde/ Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS programma, gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral betrokken (als auditor ‘onderwijs’ en als secretaris) bij door Hobéon Certificering uit te voeren accreditatieonderzoeken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 57
E. Kroon – studentlid auditteam Eva Kroon is thans student CMV aan de Haagse Hogeschool. Tevens is zij daar lid van de Hogeschoolraad en vanaf 2004 lid van de opleidingscommissie CMV. Kroon heeft werkervaring binnen een breed werkveld sinds 1996, laatstelijk als medewerker programmering en financiën bij de organisatie van festivals. Drs. G. Broers Ger Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 58
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 59
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 60
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 61
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 62
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 63
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 64
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie - Audit opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming - voltijd, deeltijd, duaal - Hogeschool van Amsterdam - 21 september 2006
Lokaal D1A28 D1A28
Tijd 08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
D1A28
09.00 – 10.00
D1A28
10.00 – 10.45
D1A28
10.45 – 11.00
D1A28
11.00 – 11.45
Gesprekspartners Managementteam Baumfalk (Instituutsdirecteur ISCB) De Vries (Afdelingsmanager CMV) Hommel (Teamleider onderwijsbureau) Terwisscha (Teamleider praktijkbureau) Blaazer (Teamleider assessmentbureau) Managementteam
Kerndocenten/Coördinatoren Wachelder Bolte Van Vliet Lagrouw De Blauw
Auditoren Auditteam Auditteam: Van Raaijen Maissan Van der Kamp Kroon Stapert Broers
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid Assessmentsystematiek Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Varianten deeltijd en duaal Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Auditteam Docenten – voltijd / deeltijd / duaal Kind Goossens Kos Pelleboer Das Peerdeman
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding - varianten
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 65
D1A28
11.45 – 12.30
D1A27
11.45 – 12.30
D1A28
12.30 – 13.15
Studenten – voltijd Beentjes (propedeuse 20062007) Dalmeijer (niveau 2) Van Sliedregt (niveau 2) Tjen-A-Tak (niveau 2) Van Bergen (niveau 3) Van der Wal (niveau 2) Pennings (afgestudeerd) Studenten – deeltijd / duaal Bossé (propedeuse 2006-2007 duaal) Smeelen (niveau 2 – deeltijd) Panka (niveau 2 – deeltijd) Prins (niveau 2 – duaal) Mac-Nack (niveau 3 – duaal) Van Gestel (afgestudeerd deeltijd)
Van Raaijen Maissan Kroon
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Stapert Van der Kamp Broers
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
13.15 – 14.00
Rondleiding voorzieningen
(Deel) Auditteam
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
D1A27
14.00 – 14.45
Examencommissie Bolte Van Vliet Peerdeman
Van Raaijen Stapert Van der Kamp
D1A28
14.00 – 14.45
Verificatie documenten
D1A27
14.45 – 15.30
Kwaliteitszorg Van Vliet Blaazer
Maissan Broers Kroon Van Raaijen Maissan Kroon
Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
D1A28
14.45 – 15.30
Verificatie documenten
D1A28
15.30 – 15.45
D1A27
15.45 – 16.15
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Van der Kamp Stapert Broers Auditteam
(Deel) Auditteam
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 66
D1A28
16.15 – 17.00
D1A26
17.00 – 17.30
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV - Hogeschool van Amsterdam 67