Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding voltijd – deeltijd - duaal Leraar Leraar Leraar Leraar Leraar Leraar
2e 2e 2e 2e 2e 2e
graad graad graad graad graad graad
vo vo vo vo vo vo
Biologie Gezondheidszorg en Welzijn Natuurkunde Scheikunde Techniek Wiskunde
Fontys Hogescholen Fontys Lerarenopleiding Tilburg Cluster Exacte Vakken
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding voltijd – deeltijd - duaal Leraar 2e graad CROHO nr.35301 Leraar 2e graad CROHO nr.35388 Leraar 2e graad CROHO nr.35261 Leraar 2e graad CROHO nr.35199 Leraar 2e graad CROHO nr.35254 Leraar 2e graad CROHO nr.35221
Hobéon® Certificering BV December 2009 Auditteam: Drs. R.B. van der Herberg Drs. P.J. Ronner Prof. dr. T. Wubbels Prof. dr. T. Plomp T. Klinkhamer K. Groot Secretaris: Drs. G.W.M.C. Broers
vo Biologie vo Gezondheidszorg en Welzijn vo Natuurkunde vo Scheikunde vo Techniek vo Wiskunde
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1.
Management samenvatting Integraal oordeel/advies aan NVAO
2. Inleiding 2.1. Kwaliteit lerarenopleiding 2.2. Functie van het rapport 2.3. Bereik van de beoordeling 2.3.1. De kopopleidingen 2.3.2. Bijzonder kenmerk Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Biologie
1 1 6 6 7 7 8 8
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 4. 4.1. 4.2.
Karakteristiek van de opleiding Algemeen Vakmanschap en meesterschap Opleiden in de school Lectoraat Visitatierapport ‘Samen Scholen’ Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 30 en 31 maart en 1 april 2009
10 10 10 11 11 11 14 15 15
5.
Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
16 16 16 21 23 24 24 30 33 36 40 43 44 47 52 52 54 56 60 60 62 64 64 67 69 73 73 76
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8. 6.8.1. 6.8.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Integraal oordeel/advies aan NVAO Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels
Leraar Leraar Leraar Leraar Leraar Leraar
2e 2e 2e 2e 2e 2e
graad graad graad graad graad graad
vo vo vo vo vo vo
Biologie GZW Natuurkunde Scheikunde Techniek Wiskunde
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
78 78 79 80 81 82 83 84 84 84 86
1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
Algemene gegevens Naam van de instelling: Namen van de opleidingen:
Varianten van de opleiding: Locatie van de opleiding: Naam VBI: Datum visitatie: Datum VBI-rapport
Fontys Hogescholen Tilburg hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding Welzijn hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding voltijd, deeltijd en duaal Tilburg Hobéon Certificering b.v. 30-31 maart en 1 april 2009 december 2009
Biologie Gezondheidszorg en Natuurkunde Scheikunde Techniek Wiskunde
Beoordelingskader Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is geweest ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). Bij het uitvoeren van de audit heeft Hobéon Certificering voorts rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s aangaande de accreditatieonderzoeken van lerarenopleidingen. Deze behelzen afspraken over de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de visitatie aan de lerarenopleidingen, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Het auditteam heeft getoetst op welke wijze de opleidingen van Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) de samenwerking met de opleidingsscholen vorm geven en op welke wijze de opleidingen de kwaliteit van het ‘opleiden in de school’ borgen. Het auditteam heeft ook aandacht gegeven aan de implementatie van de landelijke kennisbases voor tweedegraads lerarenopleidingen. De audit omvatte verschillende tweedegraads lerarenopleidingen van de FLOT. In overleg met de NVAO is de beoordeling van deze opleidingen uitgevoerd in een aantal clusters, passend bij de wijze waarop de opleidingen binnen de hogeschool georganiseerd zijn.
Samenstelling auditteam Het auditteam van Hobéon Certificering bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, senior adviseur bij Hobéon. Drs. P. Ronner, rector grote scholengemeenschap in het midden van het land. Prof. dr. T. Wubbels, hoogleraar universiteit Utrecht. Prof. dr. T. Plomp, emeritus hoogleraar Universiteit Twente. K. Groot, student tweedegraads lerarenopleiding INHolland. T. Klinkhamer, student tweedegraads lerarenopleiding INHolland. Aan het auditteam was toegevoegd: drs. G. Broers als secretaris van Hobéon Certificering.
1.1.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo bachelor opleidingen tweedegraad vo Biologie, Gezondheidszorg en Welzijn, Natuurkunde, Wiskunde, Techniek en Scheikunde in al haar varianten te accrediteren. Dit advies is gebaseerd op de volgende overwegingen:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 1
Algemeen beeld Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) leidt leraren op voor het voortgezet onderwijs en de bvesector. FLOT is de grootste van de hbo-lerarenopleidingen in Nederland, zowel wat betreft het aantal bacheloropleidingen als wat betreft het studentenaantal. FLOT maakt deel uit van Fontys Hogescholen. Als Fontysinstituut streeft FLOT, zoals men in de Management Review aangeeft, naar voortdurende kwaliteitsverbetering. Dit is vastgelegd in de missie van Fontys: Idealisme in learning communities, een kwaliteitsstrategie (Eindhoven, 2008). Onderwerp Doelstellingen Opleiding: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de opleidingen hebben zicht op de ontwikkelingen in het werkveld. Zij betrekken het werkveld bij de opleiding, i.c. de verschillende profielen; de competenties zijn afgeleid van de eisen die vanuit het beroepenveld worden gesteld aan afgestudeerden van deze opleidingen. Voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact gelden voor een deel andere competenties dan die op landelijk niveau zijn vastgesteld; de opleiding betrekt thans het werkveld bij de verschillende lerarenopleidingen. Daartoe zijn werkveldcommissies per opleiding geïnstalleerd; de opleiding laat de Dublin Descriptoren in voldoende mate terugkomen in de door haar gehanteerde set competenties en de hier van afgeleide gedragsindicatoren; het auditteam is van oordeel dat de tweedegraads lerarenopleidingen gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Meetbare gedragsindicatoren dragen ertoe bij dat het HBO-niveau kan worden bereikt; de opleidingen hebben mede door het startbekwaamheidsonderzoek zicht op de eisen die het beroepenveld stelt aan afgestudeerden. Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de interactie met de beroepspraktijk vindt plaats zowel op het niveau van programmaontwerp als op het niveau van de programma-uitvoering; de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden van de studenten vindt plaats via recente vakliteratuur, via door de beroepspraktijk ingebrachte projecten & cases en via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal; de verbinding tussen werkplek en studieprogramma is nadrukkelijk aanwijsbaar in het gehele opleidingsprogramma. de opleiding heeft op de verschillende niveaus door het studieprogramma heen de leerdoelen, leerinhouden en werkvormen vastgesteld die aantoonbaar afgeleid zijn van de set competenties; de opleiding voldoet aan de wettelijke eis van 240 EC’s. De Kopopleiding voldoet aan de eis van 60 EC’s; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase het HBO-niveau te bereiken.; de opleiding heeft voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen expliciet vermeld; de opbouw van de curricula is zodanig dat er sprake is van een horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component; de opleiding besteedt zowel op studentniveau als op programmaniveau voldoende aandacht aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. De opleiding heeft hierdoor een instrument in handen om vroegtijdig studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen; wat het instroom niveau betreft houden de opleidingsprogramma’s rekening met de verschillen in de kwalificaties van de instromende studenten; analyse van het propedeuseprogramma laat zien dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende studenten waarbij op onderdelen specifieke leerroutes mogelijk zijn;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 2
het didactisch concept is in alle studieonderdelen ontleend aan de doelstellingen van de tweedegraads lerarenopleiding, zoals blijkt uit de beschrijving van de curricula. Centraal staat het verwerven van algemene en beroepsspecifieke competenties; de centrale rol die de praktijk in het studieprogramma innemen, is voldoende en consequent in alle leerjaren uitgewerkt waardoor er een integratie plaatsvindt van theorie en praktijk; de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze.
Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: uit de cv’s en uit gesprekken met de docenten is gebleken dat zij in voldoende mate contact onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; de opleiding werft in de regel docenten uit de beroepspraktijk. Deze docenten beschikken in de regel over een voldoende uitgebreid en relevant netwerk in de beroepspraktijk; de omvang van de formatie stelt de opleiding in staat de curricula op een voldoende adequate wijze uit te voeren; studenten zijn positief over de didactische kwaliteiten, de gerichtheid op de beroepspraktijk en de vak- en werkveldkennis van hun docenten; de bevordering bij het personeel van de opleiding van de werkvelddeskundigheid en van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt. Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma van de opleiding te realiseren; de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is adequaat; de informatievoorziening aan studenten en docenten is voldoende. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; de opleidingen voeren module- en projectevaluaties onder relevante partijen uit. Deze evaluaties bieden de opleidingen informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren; de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen; de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg. Dit gebeurt op een actieve wijze, dat wil zeggen: de opleiding benaderen deze relevante partijen op eigen initiatief en streeft er naar om hun suggesties om te zetten in concrete maatregelen. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: uit de eindproducten blijkt dat de studenten serieus werk hebben gemaakt van het door hen gekozen onderwerp; de eindproducten van de studenten zijn geschreven op een niveau dat van een afgestudeerde hbo’er verwacht mag worden; de opleiding houdt zelf nadrukkelijk een vinger aan de pols wat betreft de rendementscijfers; de opleiding constateert zelf een discrepantie tussen de streefcijfers en de gerealiseerde cijfers. De opleiding ziet zich hierbij geconfronteerd met enerzijds een instroom die achter blijft bij de vraag, zeker naar de toekomst toe, en anderzijds een vervroegde uitstroom van studenten naar de arbeidsmarkt; de opleiding heeft zicht op de oorzaken van de tegenvallende rendementen en probeert door maat gesneden maatregelen de rendementen te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 3
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 5
INLEIDING 1.2.
Kwaliteit lerarenopleiding
Hobéon Certificering heeft bij het beoordelen van de tweedegraads lerarenopleiding expliciet rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s op dit terrein. Dit naar aanleiding van een brief van de Staatssecretaris aan de NVAO (d.d. 14 november 2007) inzake ‘Accreditatie van lerarenopleidingen’. Hierin geeft de staatssecretaris aan dat de lerarenopleidingen de afgelopen jaren veel energie gestoken hebben ‘…in behoud en verbetering van kwaliteit en in het creëren van waarborgen voor duurzame kwaliteit’. Verder geeft zij aan dat in het accreditatietraject zekerheid dient te worden verkregen ‘…dat de opleiding aan studenten biedt wat zij nodig hebben om voldoende voorbereid en op HO-niveau het beroep van leraar uit te oefenen’. In overleg tussen de NVAO en de VBI’s is vervolgens een aantal afspraken gemaakt wat betreft de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de site visit aan de tweedegraads lerarenopleiding, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Om de ‘externe legitimering’ verder te borgen is de audit verlengd waardoor het voor het auditteam mogelijk was om additionele gesprekken te voeren met studenten, docenten en werkveld. Evenals bij de ‘reguliere’ eendaagse audits zijn ook bij deze audit (tussen)producten van studenten beoordeeld waaronder portfolio’s, toetsen en werkstukken. In het programma van de site visits is, naast de reguliere gesprekken, ook ruimte gemaakt voor gesprekken met (deels at random geselecteerde) studenten en docenten. Het curriculum van de verschillende tweedegraads lerarenopleiding is door het auditteam nadrukkelijk tegen het licht gehouden. Concreet betekent dit dat gekeken is naar zowel de vakinhoudelijk kant ervan als naar de specifieke vakdidactiek. Hiervoor zijn in deze rapportage de resultaten van de visitatie in april 2003 kort beschreven alsmede de reactie van de FLOT hierop. Wij hebben tijdens de audit expliciet aandacht besteed aan de wijze waarop de opleidingen zijn omgegaan met de aanbevelingen uit de vorige visitatie. Wij merken op dat in de rapportage, zoals gebruikelijk, aandacht besteed is aan het aantal contacturen (colleges, werk- en projectgroepen en individuele begeleiding waarbij de student in direct contact staat met de docent), de docent/student ratio en het opleidingsniveau van de docenten. Ook is voorafgaand aan en tijdens de audit (in de documentenanalyse) door het auditteam de wijze bestudeerd waarop de opleiding de contacten met het onderwijsveld heeft vormgegeven. Meer in het bijzonder heeft het auditteam concrete informatie bestudeerd waaruit blijkt op welke wijze de samenwerking tussen scholen en de opleiding vorm heeft gekregen en op welke wijze de opleiding de kwaliteit hiervan borgt. Hiermee volgt Hobéon Certificering de toezeggingen van de voorzitter van de NVAO aan de Staatssecretaris inzake de beoordeling van de kwaliteit van de lerarenopleiding (brief voorzitter NVAO aan de Staatssecretaris OCW, d.d. 22 november 2008, NVAO/20073488/FV). Het auditteam heeft verder gekeken naar de ontwikkeling van de kennisbases voor de verschillende opleidingen. In opdracht van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten (ADEF) is in 2004-‘05 de ontwikkeling van een landelijke kennisbasis voor de onderscheiden tweedegraads lerarenopleidingen tot stand gekomen. De kennisbasis betreft het geheel aan vakinhoudelijke kennis en vaardigheden die een leraar vo/bve in een bepaald schoolvak moet bezitten. Het auditteam heeft kunnen constateren dat de FLOT meewerkt aan het vaststellen van de vakinhoudelijke eindkwalificaties. Zie verder bij facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 6
1.3.
Functie van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo bachelor opleiding tweedegraad vo Biologie, Gezondheidszorg en Welzijn, Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Wiskunde met de croho nummers: 35301, 35388, 35261, 35199, 35254 en 35221. De opleidingen worden aangeboden in de varianten: voltijd, deeltijd en duaal.
1.4.
Bereik van de beoordeling
Fontys Hogeschool, in casu Fontys Lerarenopleiding Tilburg, verzorgt verschillende tweedegraads lerarenopleidingen die de onderwijsinstelling geclusterd heeft. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de tweedegraads lerarenopleidingen voltijd en deeltijd uit het cluster Exact: Biologie; Gezondheidszorg en Welzijn; Natuurkunde; Scheikunde; Techniek; Wiskunde. Hobéon Certificering heeft haar oordeel over de voltijd-, deeltijd- en duale varianten van de opleiding tweedegraads lerarenopleidingen in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin, in het rapport wordt daar waar nodig het onderscheid tussen de opleidingen en de varianten zichtbaar gemaakt. De NVAO is op 16 oktober 2008 akkoord gegaan met de behandeling van de verschillende opleidingen in clusters. Concreet betekent dit dat wij in dit rapport zes tweedegraads lerarenopleidingen zullen beoordelen omdat deze deel uitmaken van één cluster, het cluster Exacte vakken. Hobéon Certificering beoordeelt zoveel mogelijk aspecten, i.c. de facetten en onderwerpen uit het NVAO-beoordelingskader, op een zo hoog mogelijk aggregatieniveau. Specifieke aspecten die per cluster, opleiding en/of variant afzonderlijk en zelfstandig zijn ingevuld, worden telkens op dat niveau beoordeeld. Door de gemeenschappelijke aspecten slechts eenmaal te beoordelen, op het niveau waarop ze aangestuurd worden, wordt de accreditatielast voor de daaronder liggende niveaus beperkt. De tweedegraads lerarenopleidingen kenmerken zich door onderlinge samenhang; inhoudelijke samenwerking in o.a. ADEF-verband (Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten). De lerarenopleidingen hebben een Management Review geschreven in drie clusterdelen. Een aantal aspecten zijn voor alle opleidingen binnen een cluster en tussen clusters gelijk. Daarbij gaat het om (een deel van) de doelstellingen, werkplekleren/Opleiden in de School, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Ook minoren en lectoraten komen bij dit gemeenschappelijke deel aan de orde. Op clusterniveau heeft het auditteam gesproken met docenten, studenten, curriculumcommissies, toets- en examencommissies. Tevens zijn studiemateriaal, toetsen, afstudeerscripties en andere werk van studenten beoordeeld. Deze laatstgenoemde materialen zijn opleidingsspecifiek en in de beoordeling van de opleiding zelf opgenomen. De gemeenschappelijke aspecten, op clusterniveau of nog hoger, heeft het auditteam steekproefsgewijze geverifieerd op opleidingsniveau. Deze uitgangspunten zijn zichtbaar in opzet, uitvoering en rapportage: bij de samenstelling van het auditteam zijn per cluster vakdeskundigen en werkvelddeskundigen betrokken;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 7
tijdens de audit kwamen eerst generieke onderwerpen aan de orde, dan volgde verificatie op opleidingsniveau.
Bij de Fontys Lerarenopleidingen in Tilburg is naast sturing op een aantal generieke aspecten sprake van beleidsruimte op opleidingsniveau. In onze clusterrapporten komt dit tot uitdrukking doordat een aantal bevindingen op opleidingsniveau zijn geformuleerd. Voor elke opleiding/crohonummer hebben we een aparte beoordeling opgenomen in het adviesrapport. In dit rapport van het cluster Exacte vakken zijn de bovengenoemde opleidingen bij verschillende facetten samengevat omdat de opleidingen binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. In het rapport wordt, daar waar nodig, het onderscheid tussen de opleidingen en varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering zijn de Management Reviews (het instituutsdeel en de opleidingsspecifieke delen, geordend in drie clusterdelen) van de Fontys Lerarenopleiding Tilburg.
1.4.1. De kopopleidingen FLOT biedt studenten met een wo- of hbo-bachelor getuigschrift, of een eerder behaald gelijkwaardig getuigschrift, in een vakgebied dat verwant is aan een schoolvak de mogelijkheid om op basis van maatwerk de deeltijdopleidingen versneld te doorlopen. Op de werkvloer wordt over zgn. ‘kopopleidingen’ gesproken. De inhouden van de kopopleiding zijn primair gericht op het beroep leraar, dus focus op pedagogische en (vak)didactische vraagstukken. De wijze waarop de kopopleiding voldoet aan de NVAO-criteria voor accreditatie is in dit adviesrapport in algemene zin beschreven. Alleen voor de aspecten waar voor de ‘kopopleidingen’ specificering noodzakelijk is of wenselijk wordt gezien, wordt per onderwerp nader ingegaan op de voor de kopopleiding bepalende kenmerken. Sinds het studiejaar 2004 - 2005 is Fontys gestart met de reguliere Kopopleiding. FLOT heeft kopopleidingen voor alle tweedegraads lerarenopleidingen, behalve voor Gezondheidszorg en Welzijn.
1.4.2. Bijzonder kenmerk Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Biologie Fontys Lerarenopleiding Tilburg wil voor haar Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Biologie een ‘bijzonder kenmerk’ aanvragen. De beoordeling van het ‘bijzonder kenmerk’, waarbij duurzame ontwikkeling centraal staat, is door de Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Biologie apart aangevraagd bij Hobéon Certificering. Vervolgens heeft de opleiding een rapport van DHO (Duurzaam Hoger Onderwijs) overlegd. Hobeon Certificering zal separaat van het onderhavige adviesrapport aan de NVAO hierover rapporteren, uiterlijk 31 maart 2010.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 8
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 9
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING 1.5.
Algemeen
Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) leidt leraren op voor het voortgezet onderwijs en de bvesector. Binnen Fontys werkt FLOT in regieverband samen met twee andere lerarenopleidingen: Fontys Lerarenopleiding Sittard en Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool in Eindhoven. De directie van FLOT bestaat uit een directeur en twee adjunct-directeuren. De organisatie is opgedeeld in zeven resultaatverantwoordelijke teams. Zes van deze teams zijn gericht op het verzorgen van onderwijs voor de bacheloropleidingen en de masteropleidingen. Het betreft de teams: • Nederlands/Frans/Spaans; • Engels/Duits; • Geschiedenis/Aardrijkskunde/Maatschappijleer; • Economie/Wiskunde; • Biologie/Gezondheidszorg en Welzijn; • Natuurkunde/Scheikunde/Techniek. Eén team is gericht op bedrijfsondersteunende processen. Naast de onderwijsteams is er binnen FLOT een expertisecentrum dat bestaat uit een verzameling expertisegroepen. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 zijn de volgende expertisegroepen gevormd: Identiteit en Profilering; ICT; Vakmanschap; Internationalisering; Loopbaan; Meesterschap; Toetsing. Fontys Hogescholen is bezig met een onderwijstransformatie, die bestaat uit twee sporen: (1) de invoering van een major-minorstructuur en (2) de implementatie van competentiegericht leren. Vanaf cohort 2009-‘10 kennen opleidingen van de FLOT een bachelor met een major van 210 EC’s en nog één minor van 30 EC’s. Met ingang van september 2008 kunnen opleidingen binnen Fontys kiezen tussen of een bachelor bestaande uit een major van 180 EC en twee minors van 60 EC. Binnen Fontys Lerarenopleiding Tilburg volgen studenten vanaf het cohort 2008-2009 een bachelor bestaande uit een major van 210 en een minor van 30 EC.
1.6.
Vakmanschap en meesterschap
De FLOT onderscheidt binnen alle opleidingen twee pijlers. Bij de eerste pijler gaat het in feite om ‘vakmanschap’, waarbij de landelijk overeengekomen kennisbasis leidraad is. De kennisbasis bestaat uit een generiek deel dat voor elke student gelijk is en een vakspecifiek deel dat van toepassing op de afzonderlijke opleidingen. De tweede pijler waarop elke opleiding rust is die van het ‘meesterschap’, ofwel het functioneren als leraar. Het vakmanschap en meesterschap is uitgewerkt in competenties. Voor het vakmanschap fungeert de kennisbasis als het vakinhoudelijk fundament. Het programma van de lerarenopleidingen van FLOT heeft een omvang van 240 studiepunten. Deze zijn als volgt verdeeld: : Vakmanschap: 120 studiepunten voor de vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 10
Meesterschap: 120 studiepunten voor de beroepsvoorbereidende programmaonderdelen (flankerend onderwijs, stage, minor Innovatief beroepsonderwijs en de vrije minor).
Voor de vakkennis en vakdidactiek reserveren de opleidingen de helft van de tijd (120 EC). De vakinhoudelijke kwalificaties van de opleidingen zijn afgeleid van landelijk ontwikkelde kennisbases. De opleidingen reageren hiermee op de kwaliteitsagenda van de overheid ‘Krachtig Meesterschap’ voor het opleiden van leraren in de periode 2008 – ’11 dat tot doel heeft het eindniveau van opleidingen duidelijk vast te leggen. De tweede pijler waarop elke opleiding rust is die van het ‘meesterschap’, ofwel het functioneren als leraar. Het vakmanschap en meesterschap is uitgewerkt in competenties. Deze komen in hoofdstuk 2 in het rapport aan de orde.
1.7.
Opleiden in de school
Leren op de werkplek vormt het hart van de lerarenopleiding. Vanaf de propedeuse komt de student in aanraking met de beroepspraktijk. Werkplekleren heeft als doel het vakmanschap (de vakdeskundigheid) en het meesterschap (het functioneren als leraar) van de student te ontwikkelen. Het opleidingsprogramma onderscheidt vier verschillende momenten van werkplekleren: in de propedeuse, gericht op oriëntatie op het beroep leraar, in het tweede studiejaar gericht op de basisvaardigheden van het lesgeven en in het derde studiejaar, gericht op onderwijsontwikkeling en onderzoeksactiviteiten en de afstudeerstage. FLOT heeft nog geen keurmerk voor opleidingsscholen ontwikkeld, maar werkt, in navolging van het toetsingskader opleiden in de school van de NVAO en de Inspectie, mee aan een gemeenschappelijk keurmerk in ADEF-verband.
1.8.
Lectoraat
Binnen de tweedegraads lerarenopleiding van FLOT is een lectoraat gevormd op het terrein van leerstrategieën. Dit lectoraat bestaat uit een lector, twee associate lectoren, een docent Onderzoek en een kenniskring van docenten die uit het lectoraatsbudget uren krijgen om praktijkonderzoek te verrichten. Dit heeft inmiddels geresulteerd in een Modulewijzer Actieonderzoek ten behoeve van de afstudeerfase.
1.9.
Visitatierapport ‘Samen Scholen’
Het auditteam heeft de resultaten van het visitatierapport ‘Samen scholen’ ( Den Haag, april 2004) bestudeerd. Ook heeft de opleiding in haar Management Review nadrukkelijk aandacht besteed aan de visitatie die op 15 en 16 april 2003 plaatsvond in Tilburg. De visitatiecommissie kwam tot drie onvoldoende beoordelingen, te weten: FLOT voerde een onvoldoende adequaat beleid voor de implementatie van haar visie op het werkveld en het beroep; de inrichting en de structuur van FLOT was onvoldoende bevorderlijk voor de gewenste onderwijskwaliteit; de visitatiecommissie vond dat het door FLOT gevoerde personeelsbeleid te veel in de informele sfeer plaatsvond en dat een consistente beleidsmatige visie ontbrak op het op peil houden en het verder ontwikkelen van de expertise van het docententeam en de teamleiders. Wat betreft deze drie te verbeteren punten, zo geeft FLOT in de door het auditteam bestudeerde documentatie aan, zijn er maatregelen genomen. Wat betreft beide eerste punten heeft de onderwijsinstelling de aanbeveling van de visitatiecommissie om de beroeps- en vakcomponent ook organisatorisch te integreren overgenomen. Met ingang van 1 september 2004 is de organisatie in vak- en veldnabije teams opgeheven en is het primaire proces ingericht vanuit zes disciplinegeoriënteerde teams waarin de vak- en beroepscomponent geïntegreerd zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 11
Wat betreft het derde punt, het personeelsbeleid, is vanaf het najaar van 2005 het personeelsplan geactualiseerd. In het studiejaar 2003 – 2004 is gestart met het voeren van de eerste competentie-, ontwikkelings- en plangesprekken (COP-gesprekken). Deze gesprekken vinden nu in een vaste cyclus plaats. Voor het voeren van de gesprekken en het gebruik van het instrument zijn de teamleiders geprofessionaliseerd. Daarnaast heeft de visitatiecommissie een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot het volgen door FLOT van de ontwikkelingen in het mbo-veld. Inmiddels heeft FLOT structurele banden met het (regionale) mbo-veld. Het zg. flankerend onderwijs diende naar de mening van de visitatiecommissie geëvalueerd en bijgesteld te worden. Inmiddels heeft FLOT de beschikking over een expertisegroep Flankerend onderwijs die de kennisbasis voor flankerend onderwijs bewaakt. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 is de expertisegroep Flankerend onderwijs ondergebracht bij de expertisegroep Meesterschap. De landelijke visitatiecommissie was van mening dat het juiste evenwicht tussen de vak- en beroepscomponent scherper bepaald en bewaakt diende te worden door meer ‘vak’ (= vakinhoud en vakdidactiek) in de beroepscomponent op te nemen. Hierop heeft FLOT, naast participatie in ADEF , gereageerd door een projectontwikkelgroep ‘Kennisbasis’ te starten. Deze projectgroep had tot taak een onderzoek te doen onder studenten, docenten, alumni en werkgevers naar de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de kennisbases van de bachelor lerarenopleidingen. Op basis van de onderzoeksresultaten is besloten dat van het totale aantal studiepunten (240 EC) voor de bachelorlerarenopleiding er 120 EC gereserveerd worden voor vak/vakdidactiek. Dit uitgangspunt is tevens gehanteerd bij de onderwijstransformatie van FLOT in het kader van de major/minor-ontwikkelingen. De visitatiecommissie deed de aanbeveling in het kader van het toetsbeleid de toetsing en beoordeling docentonafhankelijker te maken. Inmiddels heeft FLOT het toetsbeleid op dit punt aangepast. Ten aanzien van het voortijdig verlaten van de opleiding door studenten deed de visitatiecommissie in haar rapport in 2004 de aanbeveling om de norm van 21 studiepunten (oude studiepunten, dat wil zeggen 30 EC), te behalen in het eerste studiejaar, te heroverwegen om uitval na het eerste studiejaar verder te beperken. Tevens wees de commissie op systematisch te voeren exitgesprekken die meer inzicht geven in de motieven van uitvallers en vervolgens kunnen leiden tot maatregelen. Met ingang van studiejaar 2004 – 2005 zijn de criteria voor positieve en negatieve studieadviezen aangepast. De student krijgt in het eerste jaar een bindend negatief studieadvies als hij/zij minder dan 40 EC heeft gerealiseerd. Het systeem van studieloopbaanbegeleiding moet begeleiders een vrij nauwkeurig inzicht geven in de motieven van studenten om de studie te staken. Bij beëindiging van de studie vindt altijd een exitgesprek plaats tussen student en begeleider. Het betreft hier zowel tussentijdse beëindiging als afronding van de opleiding. Tenslotte gaf de visitatiecommissie de opleiding als overweging mee om tot een meer systematische kwaliteitsverbetering te komen. Daarop is FLOT met ingang van het studiejaar 2004/2005 gestart met een kwaliteitsbeleid dat is gebaseerd op het kwaliteitsbeleid van Fontys Hogescholen. De PDCA-cyclus vormt de basis voor het kwaliteitssysteem.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 12
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 13
AUDITTEAM De audit heeft plaatsgevonden op 30 en 31 maart en 1 april 2009. Het programma van de audit is opgenomen in een bijlage bij dit rapport. Het auditteam voor het leergebied Mens en Natuur (kernteam en specifieke deskundige) was als volgt samengesteld: Panelleden
drs. R.B. van der Herberg (voorzitter) drs. PJ. Ronner (werkvelddeskundige) prof. dr. T. Wubbels (vakdeskundige) prof. dr. T. Plomp (vakdeskundige) drs. G.W.M.C. Broers (secretaris) T. Klinkhamer en K. Groot (studentleden auditteam)
Audit en kwaliteitzorg deskundigheid
Onderwijs deskundigheid
Werkveld Deskundigheid
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Vakinhoudelijke deskundigheid
Student gebonden deskundigheid
x
x
x
x
x
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de tweedegraads lerarenopleiding noodzakelijke vakinhoudelijke en vakdidactische expertise aanwezig is. Daarnaast was er binnen het auditteam sprake van expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De lead auditor, de heer Van der Herberg, heeft ruime auditervaring zowel binnen het middelbaarals binnen het hoger onderwijs. Hij was jarenlang directeur van een grote onderwijsinstelling in het midden van het land. De werkveld- en vakdeskundigen, de heren Ronner en Wubbels hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Ronner heeft ruime werkveldervaring binnen het secundair onderwijs, zowel als (vestigings)rector, centraal directeur en als lid van het bestuur van de VO-Raad en als voorzitter van het bestuur van de Scholenraad vmbo-vakcollege in Amersfoort. De heer Wubbels startte zijn carrière in het middelbaar onderwijs als docent om daarna te kiezen voor het wetenschappelijk onderwijs. Vanaf 2002 is hij hoogleraar Onderwijskunde in Utrecht, directeur van het Instituut Pedagogiek en Onderwijskunde en vice-decaan en portefeuillehouder Onderwijs binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen binnen de Utrechtse universiteit. De heer Plomp startte eveneens zijn carrière binnen het middelbaar onderwijs als docent. Vanaf de jaren zeventig heeft hij zich beziggehouden met curriculumtheorie en onderwijstechnologie. Hij heeft veelal in internationaal verband verschillende functies bekleed op het terrein van onderwijs en innovatie binnen wiskunde en de science vakken. Hij is emeritus hoogleraar aan de Universiteit Twente op het terrein van onderwijskunde. Mevrouw Groot en de heer Klinkhamer zijn student tweedegraads lerarenopleiding op Hogeschool INHolland.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 14
De heer Broers heeft in zijn rol als secretaris meerdere malen deel uit gemaakt van een auditteam. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.10. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleidingen: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.11. Programma visitatie 30 en 31 maart en 1 april 2009 Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 15
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen Onder de coördinerende leiding van het ADEF hebben de tweedegraads lerarenopleidingen op landelijk niveau de ontwikkeling van twee kwaliteitsborgende instrumenten ter hand genomen: de kennisbasis en kennistoetsen. Voor een aantal vakken is de ontwikkeling hiervan vrijwel afgerond. De resultaten worden ondergebracht in een kennisbank waar de tweedegraads lerarenopleidingen vervolgens gebruik van kunnen maken. In 2009-2010 moet deze kennisbank operationeel zijn. Achtergrond hierbij is dat de tweedegraads lerarenopleidingen hebben onderkend dat er behoefte is de vereiste vakkennis explicieter te formuleren. Deze kennisbasis moet beschouwd worden als een referentiepunt voor de borging van de kennisvereisten van de startbekwame tweedegraads leraar. De balans tussen vak- en beroepsvoorbereiding is daarmee landelijk afgestemd; de kennis van het vak is in landelijke gremia vastgesteld. Zoals eerder aangegeven is het opleiden van leraren binnen FLOT gebaseerd op een balans tussen vakkennis en beroepscompetenties. Laatstgenoemde set competenties van de voltijd- en deeltijdvariant van de tweedegraads lerarenopleiding van FLOT zijn vastgelegd in competentiekaarten en in de kennisbasis per vak. Deze competentiekaarten zijn generiek en zijn vastgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). De set van voor iedere tweedegraads lerarenopleiding geldende competenties is per lerarenopleiding aangevuld met een kennisbasis. Dat betekent dat iedere bacheloropleiding de beroepsrol van de vakspecialist en vakdidacticus afzonderlijk en domeinspecifiek heeft ingevuld. Genoemde beroepscompetenties zijn afgeleid van vier beroepsrollen: de interpersoonlijke, pedagogische, vakinhoudelijke en vakdidactische en de organisatorische beroepsrol. Deze rollen zijn in vier beroepssituaties tegen het licht gehouden hetgeen heeft geleid tot zeven landelijk geldende competenties: 1 Interpersoonlijk competent: Leiding geven en zorgen voor een goede sfeer van omgaan met en samenwerking tussen leerlingen. 2 Pedagogisch competent: Zorgen voor een veilige leeromgeving en bevorderen van persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling. Bevorderen van de ontwikkeling tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. 3 Vakinhoudelijk en didactisch competent: Zorgen voor een krachtige leeromgeving en bevorderen van het leren. 4 Organisatorisch competent: Zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving. 5 Competent in samenwerken in een team: Zorgen dat het werk afgestemd is op dat van collega’s; bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. 6 Competent in samenwerken met de omgeving: In het belang van de leerlingen een relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en instellingen. 7 Competent in reflectie en ontwikkeling: Zorgen voor de eigen professionele ontwikkeling en de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening. Deze zeven SBL-competenties zijn beschreven in de wet BIO die sinds augustus 2006 geldt en zijn mede gebaseerd op de richtlijnen van de Europese Commissie inzake competenties en kwalificaties van docenten (Common European Principles for Teacher and Trainer Competences and Qualifications; Brussel, 2005).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 16
In een set van competentiekaarten, die het auditteam bestudeerd heeft, zijn de bekwaamheidseisen door de opleiding verder uitgewerkt in drie competentieniveaus: eind propedeuse:hoofdfase bekwaam; eind hoofdfase: afstudeer bekwaam; eind afstudeerfase: startbekwaam. Ten behoeve van de beoordeling en toetsing heeft de opleiding per competentie gedragsindicatoren vastgesteld, zodat duidelijk is welk concreet gedrag de student moet kunnen demonstreren aan het eind van elk van de drie studiefasen. Twee voorbeelden van deze gedragsindicatoren op het niveau eind hoofdfase luiden: de student beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen; de student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag. Het auditteam heeft inzage gehad in recente verslagen van vergaderingen van de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen en hun werkveldcommissies en beoordeelt deze verslagen als adequaat. Dat wil zeggen, tijdens de bijeenkomsten worden relevante onderwerpen besproken zoals nieuwe ontwikkelingen binnen de vakgebieden, de kennisbasis, het beoordelen van studiemethoden, verdeling van studieonderdelen over de jaren. In het voorjaar van 2010 zullen opnieuw bijeenkomsten plaatsvinden met het werkveld. De directie van FLOT heeft besloten dat de werkveldcommissies twee keer per studiejaar bijeenkomen. Aan de opleidingen is opgedragen hiervoor zorg te dragen en in overleg met de betrokken commissieleden uit het werkveld concrete vergaderdata af te spreken. Doel van deze bijeenkomst is om te komen tot een nog betere aansluiting tussen de eindkwalificaties en de context van het beroepenveld. De inhoudelijke invulling en organisatie van de bijeenkomst van de werkveldcommissie vindt plaats binnen de afzonderlijke opleidingen. De samenwerking met de scholen voor vo/mbo is intensief, wat tot uitdrukking komt in een verdergaande samenwerking (dualisering bij de uitvoering van de opleiding, de training, kwalificering en inzet van veldassessoren bij assessments, participatie in het verzorgen van minoren (onder andere gastdocentschap), uitbreiding van het aantal opleidingsdocenten en de scholing van deze doelgroep. Met diverse schoolbesturen heeft FLOT in dit kader convenanten en intentieverklaringen afgesloten, zoals met het ROC Koning Willem 1 College, de scholengemeenschap Hooghuys in Oss, Onderwijsgroep Tilburg, de Brano- en Zeebra-scholen. Uit de documentatie blijkt dat in de tweedegraads lerarenopleiding aandacht wordt besteed aan de vakvernieuwing die plaatsvindt in het vmbo, de onderbouw van havo en vwo en het mbo. Het auditteam geeft de opleiding in overweging dat ook aandacht besteed wordt aan het lesgeven in de bovenbouw van havo en vwo. In het bijzonder aan de visies, opvattingen en ideeën die ten grondslag liggen aan de ‘tweede fase’. Immers, er is sprake van een doorgaande leerlijn van basisvorming naar de tweede fase. Biologie Voor de tweedegraads lerarenopleiding op het terrein van biologie geldt dat de eindkwalificaties zijn vastgelegd in de kennisbasis biologie. Deze is in samenwerking met andere tweedegraads lerarenopleidingen op het terrein van biologie tot stand is gekomen. Evaluatie vindt plaats via landelijke bijeenkomsten van lerarenopleidingen biologie. Bij het vaststellen van deze eindkwalificaties (kennisbasis en SBL kwalificaties) zijn studenten, het afnemend veld en docent opleiders geraadpleegd. In maart 2008 is er een landelijke dag voor lerarenopleiders Biologie georganiseerd door de vakgroep Biologie in Tilburg. Het auditteam heeft het verslag hiervan bestudeerd dat geschreven is naar aanleiding van deze studiedag en beoordeelt dit als inhoudelijk relevant voor de opleiding. Tijdens die dag is onder andere aandacht besteed aan de plaats van vakdidactiek binnen de kennisbasis en aan de uitwerking van de kernconcepten in de verschillende niveaus van studie binnen de biologie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 17
Binnen de opleiding is sprake van een wisselwerking tussen de ontwikkeling tot bioloog en de ontwikkeling tot leraar. Uit de documentatie blijkt dat de startbekwame leraar biologie in ieder geval: een goede theoretische basis heeft over de belangrijkste biologische onderwerpen uit het planten- en dierenrijk; praktische vaardigheden bezit, o.a. op het terrein van laboratorium- en veldonderzoek; beseft dat ‘permanent learning’ noodzakelijk is om bij te blijven op het vakgebied en handelt daar ook naar door onder andere wetenschappelijke bijlagen van dagbladen en vakbladen te lezen. leerlingen coacht, motiveert en enthousiasmeert. in staat is om mentortaken naar behoren uit te voeren; kan optreden als leerlingbegeleider. Gezondheidszorg en Welzijn De lerarenopleiding GZW leidt op tot docent Verzorging in de onderbouw van het voortgezet onderwijs, docent Zorg en Welzijn in de bovenbouw van het vmbo en tot docent in het mbo in de sectoren Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn, Sport en Uiterlijke Verzorging. Daarnaast is er de mogelijkheid om de specialisatie opleidingsfunctionaris in een gezondheidszorginstelling te kiezen voor studenten die (onbevoegd) opleidingsfunctionaris zijn in een zorginstelling en zich met onderwijsontwikkeling bezig houden. Voor de (toekomstige) docent verzorging in de onderbouw betekent dit, dat er samengewerkt wordt met docenten Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Biologie voor het leergebied Mens en Natuur en met docenten Aardrijkskunde, Geschiedenis, Maatschappijleer, Levensbeschouwing en Economie voor het leergebied Mens en Maatschappij. De in 2005 landelijk vastgestelde kennisbasis voor de opleiding Gezondheidszorg en Welzijn is gebaseerd op de 11 vakinhoudelijke competentiegebieden van de opleiding, vastgesteld in 2002. In het voorjaar van 2008 is door de gezamenlijke lerarenopleidingen gezondheidszorg en welzijn gewerkt aan een herziening van de kennisbasis. Vertegenwoordigers van Fontys FLOT, Windesheim en Amsterdam EFA hebben deze vernieuwde kennisbasis uitgewerkt. Bij de uitwerking van de meest recente kennisbasis (juli 2008) heeft FLOT een beroep gedaan op een aantal alumni. In de reacties gaven de alumni aan dat een aantal zaken niet voldoende in de opleiding aan de orde komt zowel op gebied van algemene didactiek, vakdidactiek als vak. Aan een aantal zaken, door de alumni genoemd in hun reactie op de kennisbasis, is in de loop van de afgelopen jaren al gewerkt. Dit geldt voor de opmerkingen over stagevoorbereiding en werken met een portfolio, werken met ICT en toetsing inclusief het programma van toetsing en afsluiting in vakdidactiek in het tweede studiejaar. Vanaf januari 2009 zal een werkveldcommissie van de lerarenopleiding GZW actief zijn. Deze veldcommissie bestaat uit een aantal docenten van het vmbo en een docent van het mbo. De werkveldcommissie zal de taken, zoals vermeld in de Taakstelling werkveldcommissie gaan uitvoeren. De discussie over de noodzaak van het opnemen in de kennisbasis GZW van onderdelen zoals facilitaire dienst en sport/bewegen was ten tijde van de audit nog gaande. Hiervoor wordt ondermeer informatie opgevraagd bij Kenwerk, kenniscentrum voor horeca, bakkerij, reizen, recreatie en facilitaire dienstverlening en Calibris, kenniscentrum voor leren in de praktijk in de sectoren Gezondheidszorg, Welzijn, Sport. Naast de vakspecialisatie op het terrein van biologie werkt de student in de laatste twee jaar van de opleiding aan de minor Innovatief Beroepsonderwijs, de vrije minor, het actieonderzoek en de afsluitende schoolstage. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek De vakspecifieke eindkwalificaties zijn vastgelegd in de kennisbasis van de vakgebieden natuurkunde, scheikunde en techniek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 18
De vakspecifieke eindkwalificaties zijn verder mede tot stand gekomen door ervaringen opgedaan uit meerdere projecten en onderwijsactiviteiten: 1 Via de minor Innovatief Beroepsonderwijs waarbij studenten, onder begeleiding van docenten, participeren in het beroepsonderwijs en daar actief bezig zijn met onderwijsinnovatie (leerstofontwikkeling). 2 Via projecten in bedrijven waarbij studenten onder begeleiding van docenten en mensen uit het bedrijfsleven allerlei opdrachten uitvoeren en op deze manier kennis maken met het bedrijfsleven en de betekenis van het vak binnen dat bedrijf. 3 Via participatie in verschillende vakinhoudelijke vernieuwingsprojecten zoals bijvoorbeeld Nieuwe Scheikunde en Nieuwe Natuurkunde. 4 Bij techniek via ervaringen opgedaan bij verschillende conferenties onder andere de PAT conferentie, een wereldwijde conferentie van docenten en onderzoekers technologie onderwijs en regionale bijeenkomsten van techniekdocenten. 5 Via docenten die gedeeltelijk gedetacheerd zijn naar het Ruud de Moor Centrum (OU) en daar onder andere werken aan de kennisbanken voor natuurkunde en scheikunde. 6 Via docenten die gedeeltelijk gedetacheerd zijn bij Eindhoven School of Education in het kader van onderwijskunde en vakdidactiek natuurkunde en scheikunde. Validatie van de ADEF-kennisbasis natuurkunde, scheikunde en techniek door het werkveld heeft plaatsgevonden door middel van veldraadplegingen tijdens bijeenkomsten in 2005 en 2006, waarin docenten uit het voortgezet onderwijs de verschillende kennisbases onder de loep hebben genomen. De vakinhoudelijke eindkwalificaties worden regelmatig op landelijk niveau geactualiseerd. Vanuit FLOT is voor natuurkunde, scheikunde en techniek een docent vertegenwoordigd in het K3-project van ADEF (een landelijk project voor de kennisbasis, kennisbank en kennistoetsen, gesubsidieerd door het ministerie van OCenW). Daarnaast is er voor natuurkunde, scheikunde en techniek twee maal per jaar een landelijk overleg met de lerarenopleiders van de verschillende hogescholen. Vanuit de ervaringen van het beroepenveld wordt gekeken naar de vakinhoudelijke eindkwalificaties en worden daar zaken aan toegevoegd. De opleidingen doen meer dan in de landelijke kennisbasis beschreven staat, zowel in de richting van verdieping (natuur- en scheikunde) als in de richting van verbreding (natuurkunde, scheikunde en techniek). Voorbeelden van onderdelen uit de opleiding in het kader van verdieping en verbreding zijn: Algemeen - minor Innovatief Beroepsonderwijs - toegepaste natuurwetenschappen Natuurkunde - astronomie - project techniek: technisch en industrieel ontwerpen (propedeuse) Scheikunde - organische chemie - biochemie - instrumentele technieken - project techniek: technisch en industrieel ontwerpen (propedeuse) Techniek - natuur- en scheikunde in studiejaar 1 en 2 (voltijd) - werkervaring in het beroepenveld van de deeltijdstudenten Verschillende docenten participeren in internationale projecten. Een aantal onderzoeksinstellingen spelen een rol bij de vormgeving van het opleidingsprogramma waaronder de Eindhoven School of Education (ontwikkeling minor onderwijskunde en uitwisseling vakdidactiekprogramma), het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit dat een rol speelt bij de ontwikkeling van kennisbanken op het terrein van natuurkunde en scheikunde. Het Freudenthal Instituut is betrokken bij de vormgeving van de didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen. Een aantal Fontys promovendi zijn gekoppeld aan het team NaSkTe met lopende onderzoeken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 19
Wiskunde De vakspecifieke eindkwalificaties van deze tweedegraads lerarenopleiding zijn direct gekoppeld aan de kennisbasis wiskunde. De opleiding beschouwt de kennisbasis als leidend principe. De in de kennisbasis genoemde onderwerpen zijn terug te vinden in de eindkwalificaties van de opleiding. De invulling is op een aantal punten bepaald vanuit de visie op ontwikkelingen in de vakinhoud en de vakdidactiek van de opleiding zelf. Daarnaast maakt de opleiding inhoudelijke keuzes uit de inhoud van de kennisbasis en de diepgang daarin. De kennisbasis wiskunde laat ruimte voor deze keuzes. Zo is bijvoorbeeld in de kennisbasis opgenomen dat studenten kennis moeten hebben van wiskundige structuren. Welke structuren dit zijn, is niet vastgelegd en biedt de opleiding ruimte op hierin eigen keuzes te maken.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding binnen het cluster Exact als goed gelet op de volgende overwegingen: de competenties sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk op het terrein van tweedegraads lerarenopleidingen worden gesteld; de op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde set competenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een voldoende weergave van de ontwikkelingen binnen het vakgebied; validering van deze competenties vindt niet alleen plaats op landelijk maar ook op regionaal niveau, i.h.b. via de werkveldcommissies per opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 20
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen Voor de tweedegraads lerarenopleidingen geldt dat op landelijk niveau de zeven competenties waarover de afgestudeerde dient te beschikken zijn aan de vijf Dublin Descriptoren. De tweedegraads lerarenopleiding heeft in competentiekaarten de verschillende competenties verder uitgewerkt op een wijze die het mogelijk maakt de hieruit resulterende gedragsindicatoren te rubriceren onder de verschillende Dublin Descriptoren. Wij merken op dat deze gedragsindicatoren gelden voor alle opleidingen van het cluster. In een schema is deze koppeling vervolgens beschreven voor elk van de competenties. Zo is de competentie op het terrein van vakinhoud en didactiek op de volgende wijze gekoppeld aan de vijf Dublin Descriptoren: Kennis en inzicht: met inachtneming van theoretische en methodische kennis met betrekking tot het fundament en de leerinhouden van vakken, didactiek (in relatie tot leren), opbouw en samenhang schoolmethodes, doorlopende leerlijnen. Toepassen kennis en inzicht: in een specifieke onderwijscontext kunnen ontwerpen en ‘uitvoeren en passend maken’ van leerinhoud(en) via methodieken en didactiek op basis van integratie tussen praktische kennis (schoolmethoden en leerinhouden), methodische- en theoretische kennis en op basis van de diagnose van de eigen praktijk. Oordeelsvorming: beredeneerde keuzes maken mede op basis van praktijkonderzoek met betrekking tot didactiek (in relatie tot leren) en inhoud van het vak en gericht op de verbetering van de eigen schoolpraktijk. Communicatie: uitleggen en verantwoorden van keuzes en hierbij rekening houdend met de doelgroep ten aanzien van de didactiek, de inhoud van het vak en de doelgroep leerlingen. Leervaardigheden: systematisch oriënteren, plannen en uitvoeren van ontwikkel- en verbeteracties en reflecteren op de eigen onderwijspraktijk en het kunnen inschakelen van professionele leervormen (o.a. via intervisie en supervisie). Bij de uitwerking van het schema is gebruik gemaakt van de professionele rollen die een leraar op hbo-bachelorniveau moet kunnen vervullen. Naast de rol van ‘uitvoerder van methodieken’ is een aantal andere rollen te onderscheiden zoals de rol van ‘ontwerper’, ‘onderzoeker van zijn praktijk’, ‘begeleider van collega’s’ en de rol van ‘zelfverantwoordelijke en zelfsturende lerende professional’. Kennis en inzicht De afgestudeerde vakken; De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde
legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vakdomein en die van verwante staat boven de leerstof; gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied; verantwoordt het nut van het vak voor de ontwikkeling van leerlingen.
Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde hanteert verschillende werkvormen; De afgestudeerde verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit; De afgestudeerde observeert en analyseert (vakspecifieke) leerproblemen; De afgestudeerde ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten. Oordeelsvorming De afgestudeerde bespreekt normen en waarden met leerlingen; De afgestudeerde onderzoekt en toets mogelijkheden om het sociale klimaat in een groep te verbeteren; De afgestudeerde herkent en benoemt enkele ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 21
De afgestudeerde verantwoordt zijn pedagogische opvattingen.
Communicatie De afgestudeerde communiceert effectief door het hanteren van verbale en non-verbale technieken; De afgestudeerde onderhoudt contact met leerlingen binnen de context van de school; De afgestudeerde gebruikt doelgericht schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen; De afgestudeerde geeft eenduidig opdrachten aan leerlingen en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten. Leervaardigheden De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde
raadpleegt reeds aanwezige informatie en registreert nieuwe informatie; gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied; verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit; stelt zijn eigen grenzen vast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding binnen het cluster Exact als voldoende gelet op de volgende overwegingen: de competenties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik dat overeenkomt met het hbo-niveau waar de Dublin Descriptoren expliciet naar verwijzen; de competenties sluiten aan bij de vijf dimensies van de Dublin Descriptoren. Zij zijn in het studieprogramma verankerd in termen van verder uitgewerkte gedragsindicatoren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 22
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs Zoals al onder 1.2. is beschreven hebben de tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact op landelijk niveau een relatie gelegd tussen de Dublin Descriptoren en de SBL competenties en kennisbases. Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen daarom gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Beroepsonderwijs Zoals al onder 1.1. is beschreven hebben de tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact zich gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de landelijke SBL competenties en kennisbases. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de eindcompetenties van de tweedegraads lerarenopleidingen corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een hbo opleiding tweedegraads leraar. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam is van oordeel dat de tweedegraads lerarenopleidingen gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Meetbare gedragsindicatoren dragen ertoe bij dat het HBO-niveau kan worden bereikt. het auditteam is van oordeel, dat de eindcompetenties van de tweedegraads lerarenopleidingen aansluiten bij het niveau van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een bacheloropleiding op het terrein van tweedegraads lerarenopleidingen; de opleiding heeft mede door het startbekwaamheidsonderzoek zicht op de eisen die het beroepenveld stelt aan afgestudeerden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 23
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen De kennisontwikkeling in het opleidingsprogramma vindt hoofdzakelijk plaats door gebruik van literatuur, door het hanteren van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal in het programma, via interactie met de beroepspraktijk en in toegepast onderzoek. De ontwikkeling van de beroepsvaardigheden in het opleidingsprogramma vindt hoofdzakelijk plaats in aan de beroepspraktijk gerelateerde opdrachten en/of projecten, in practica en in stages. De tweedegraads lerarenopleiding binnen Fontys kenmerken zich door in het eerste- en tweede studiejaar ‘flankerend onderwijs’ aan te bieden waarbij studenten vakliteratuur dienen te bestuderen. Er wordt altijd gestart vanuit de praktijk. De theorie draagt daaraan bij in de vorm van studieboeken en readers. De literatuur wordt aan de gepresenteerde praktijk gekoppeld. De opleiding heeft een notitie opgesteld waarin zij ingaat op de literatuureisen die binnen het flankerend onderwijs op de FLOT gelden vanaf 1 januari 2010. De hierin geformuleerde literatuureisen zijn door de opleiding thans in voldoende mate uitgewerkt. In de notitie wordt aangegeven dat de voorgeschreven literatuur en de gebruikte bronnen in readerteksten, waar van toepassing, van voldoende wetenschappelijk niveau zijn. Een deel van de voorgeschreven literatuur en readerteksten zal een voorbeeldfunctie hebben en afkomstig zijn uit recente publicaties waaronder kranten en tijdschriften. De FLOT onderhoudt contacten met het werkveld via het lectoraat. Het lectoraat Leerstrategieën beschouwt het verrichten van praktijkgericht onderzoek door docenten als een professionele leerstrategie. Doel van het lectoraat is professionalisering te bevorderen in de lerarenopleidingen en in het werkveld (de scholen voor voortgezet onderwijs en voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie). Docenten van de lerarenopleiding doen praktijkgericht onderzoek met ondersteuning van het lectoraat. Voorbeelden hiervan zijn: oorzaken van uitval in de propedeuse, taalgericht vakonderwijs in lerarenopleiding en het gebruik van beelden bij economieonderwijs in het voortgezet onderzoek. Het lectoraat begeleidt verder promotieonderzoek van docenten. Het lectoraat organiseert jaarlijks een Onderzoeksdag. Docenten van scholen uit de regio, opleiders en studenten presenteren daar hun praktijkgerichte onderzoek. Ook begeleidt het lectoraat scholen die hun (innovatie)projecten willen onderzoeken met maatwerktrajecten Voor de twee componenten van de opleiding (vakmanschap en meesterschap) is een balans gekozen en in de vakdidactiek wordt regelmatig verband tussen de twee gelegd, al kan dat bij sommige opleidingen worden verbeterd. Wat echter ontbreekt is en expliciete reflectie op de samenhang tussen de gekozen kennisbasis en het leraarsberoep. Elementen van de oude traditie waarin het vak een waarde in zichzelf vertoont zijn, zo constateert het auditteam met instemming, nog duidelijk aanwezig. Dat biedt nadrukkelijk een goed uitgangspunt in het beroep van leraar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 24
De studenten werken met beroepstaken waarbij de student steeds meer zelfstandigheid moet tonen en waarbij dus de sturing verschuift van docentsturing naar zelfsturing. De beroepstaken waarover afgestudeerden dienen te beschikken zijn gerelateerd aan de competenties zoals beschreven in de competentiekaarten van FLOT, de generieke kennisbasis en kenmerkende situaties zoals beschreven door het Ruud de Moor Centrum en daaraan gerelateerde beroepstaken en leertaken en de hbo-kernkwalificaties. In het kader van het Opleiden in de School onderhouden de tweedegraads lerarenopleidingen een nauwe relatie met de onderwijspraktijk waarvoor zij opleiden. Vanaf de propedeuse komt de student in aanraking met de beroepspraktijk. Werkplekleren vormt daarom het hart van de lerarenopleiding en fungeren als spil tussen de opleidingsscholen en de lerarenopleiding. Ze vormen de leeromgeving voor het zogenaamde werkplekleren, het leren op de opleidingsschool. De omvang van het werkplekleren neemt in de loop van de opleidingen toe. Het werkplekleren levert praktische impulsen op voor de opleiding, zodat er sprake is van een wisselwerking tussen opleiding en schoolpraktijk. In de voltijd- en deeltijdvariant worden drie perioden van werkplekleren onderscheiden: de eerste periode is gericht op oriëntatie op het beroep van leraar en de eerste oefeningen in het lesgeven. De student formuleert leervragen en voert op grond daarvan taken uit rond algemene aspecten van het onderwijs, de plaats en positie van het eigen vak en zijn motivatie voor het leraarschap. Tijdens deze stage oefent de student ook eenvoudige vormen van lesgeven. in tweede periode hoofdfase staan de basisvaardigheden van het lesgeven centraal. Daarbij oefent de student in de omgang met leerlingen, ervaart de verschillen in de kenmerken tussen leerlingen en leert om te gaan met (verschillen tussen) leerlingen. Tegelijkertijd ervaart de student de complexiteit van het onderwijs als organisatie van onderwijsleersituaties (werkplekleren, leergebieden, vakgebieden). de laatste afrondende fase van het werkplekleren vormt het sluitstuk van de opleidingen, de kroon op het werk. De student voert zoveel mogelijk zelfstandig de verschillende leraartaken uit. Er is sprake van zelfstandig studeren onder eigen verantwoordelijkheid. De verwevenheid tussen theorie en praktijk in de opleidingsprogramma’s van FLOT blijkt ook uit het onderzoek dat studenten in de beroepspraktijk uitvoeren. In de afstudeerfase werken studenten individueel een gehele onderzoekscyclus uit in hun actieonderzoek. In het kader van hun actieonderzoek onderzoeken studenten een praktijkprobleem op hun stageschool theoretisch en empirisch en vertalen ze de uitkomsten vervolgens in toepassingen. Actuele ontwikkelingen komen op verschillende manieren de opleidingen ‘binnen’. Het personeel zorgt voor de inbreng van actuele ideeën door het bijhouden van literatuur en congresbezoek op het vakgebied. Daarnaast organiseren de opleidingen van FLOT zelf studiedagen over actuele thema’s waar externe experts aan deelnemen. Waar relevant nodigen opleidingen gastdocenten uit. De inrichting van het vakdidactisch afstuderen binnen FLOT bestaat uit het succesvol uitvoeren van een actieonderzoek. Daarbij wordt gezocht naar invullingen die zowel de professionele ontwikkeling van de desbetreffende studenten, als de vermeerdering van kennis aangaande het onderhavige vakgebied ten goede komen. Studenten sluiten aan bij het toegepast onderzoek binnen het instituut en vormen daarmee een 'good practice' als het gaat om het doen van onderzoek als professionele leerstrategie. Met deze invulling wordt zowel inhoudelijk als qua werkwijze niet afgeweken van de gangbare onderwijspraktijken binnen het instituut maar wordt aanvullend, binnen gestelde kaders, gezocht naar synergie tussen (bachelor-) studenten, opleiders en onderzoekers. Er wordt gebruik gemaakt van gastsprekers uit het voortgezet onderwijs en de onderwijsverzorging die vooral worden ingezet bij vakdidactische modules. Zo komen bij de module Methodekeuze uitgeverijen presentaties houden over actuele ontwikkelingen in hun methodes. Bij Oriëntatie op Studie en Beroep komen docenten uit het voortgezet onderwijs vertellen over hun leven als leraar en de aard van het beroep. Bij vakdidactiekmodules in de deeltijd komen sprekers met een schoolof vakdidactische achtergrond.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 25
Biologie De opleiding maakt in de eerste twee studiejaren voornamelijk gebruik van het boek Biology van Campbell and Reece waarbij overige studiematerialen als ondersteuning dan wel verdieping dienen. Landelijk is overeengekomen dat alle bacheloropleidingen tot leraar Biologie met dit boek werken. Studenten worden lid van het Nederlands instituut voor Biologie en ontvangen ze daardoor het tijdschrift Bionieuws. Indien relevant worden artikelen uit Bionieuws tijdens de opleiding besproken en/of gebruikt als casus bij een tentamen. De opleiding geeft een uitgebreide beschrijving van de studieonderdelen en de doelstellingen, onderverdeeld in kennis, vaardigheden en persoonlijke eigenschappen en attitudes. De opleiding maakt in haar onderwijs gebruik van practica, veldwerk en het determineren van planten en dieren. Binnen de vakgroep Biologie is er sprake van contacten met stagescholen, bezoek aan symposia en congressen en externe contacten. Nieuwe inzichten en informatie worden verkregen door middel van een bezoek aan een symposium of congres en worden met vakgroepgenoten gedeeld door een verslag dat digitaal beschikbaar is via N@tschool. Een deel van de docenten is tevens werkzaam in de beroepspraktijk. Verder is er sprake van een structurele bijdrage van gastsprekers, het gebruik van materiaal verkregen op symposia op bijvoorbeeld het gebied van concept-context benadering binnen vakdidactiek en samenwerking met het Ruud de Moorcentrum binnen de cursus Vakdidactiek/misconcepten. Ook wordt er jaarlijks een excursie georganiseerd waarbij een onderwijsorganisatie bezocht wordt. De opleiding wijst er nadrukkelijk op dat men zich vooral oriënteert op de regio. Als voorbeeld worden genoemd een bezoek aan en het verrichten van gedragsonderzoek in de Beekse Bergen als onderdeel van het studieonderdeel Gedragsbiologie en aan diverse veldexcursies. Tevens wordt op beheer afgestemd onderzoek uitgevoerd in natuurgebied de Kaaistoep. Studenten kunnen na afloop van hun studie deze meer regionaal georiënteerde activiteiten ook weer in hun eigen lespraktijk gebruiken. De vakgroep Biologie houdt voeling met de vakdiscipline en de beroepspraktijk door middel van contacten met stagescholen, maar ook door bezoek aan symposia en congressen. Nieuwe inzichten en informatie opgedaan bij een bezoek aan een symposium of congres worden met vakgroepgenoten gedeeld middels een verslag, dat digitaal beschikbaar is. De lerarenopleiding Biologie maakt binnen verschillende curriculumonderdelen structureel gebruik van gastsprekers. Daarnaast onderhoudt de lerarenopleiding Biologie diverse externe contacten met enerzijds het oog op samenwerking en anderzijds aanvulling op/verbetering van het bestaande curriculum. Een aantal symposia wordt jaarlijks bezocht: bijeenkomsten van het CVBO, NIBI en VELON. Daarnaast zijn er verschillende symposia en congressen die naar gelang de mogelijkheden wordt bezocht. In het schooljaar 2007-2008 zijn de onderstaande bijeenkomsten bezocht: Reehorst conferentie in Ede Bijscholing Veldbiologie in Wageningen Bijscholing Sexualiteit bij planten in Wageningen SOVON-bijeenkomst in Nijmegen Conferentie handicap en studie in Tilburg Gezondheidszorg en Welzijn Kennisontwikkeling door studenten van de opleiding GZW vindt plaats door het bestuderen van vakliteratuur en ander studiemateriaal. Actuele ontwikkelingen vormen voor de opleiding GZW de kern om steeds aan te kunnen sluiten bij de dynamiek van het vak en het onderwijs. De opleiding springt hier op diverse manieren op in: Bij gezinssociologie bijvoorbeeld blijven de begrippen hetzelfde, nieuwe actuele input wordt verkregen door gebruik te maken van recente publicaties, zoals kranten- en tijdschriftartikelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 26
Bij vakdidactiek wordt door het volgen van ontwikkelingen bij netwerkbijeenkomsten vmbo, door de informatiebrieven over diverse methoden en scholingen op het gebied van toetsing, bijvoorbeeld georganiseerd door het APS (Algemeen Pedagogisch Studiecentrum), telkens nieuwe input in het programma gerealiseerd. Bij voeding/dieetleer vormt het internet, bijvoorbeeld de site van het voedingscentrum, een bron van actuele informatie over bijvoorbeeld nieuwe (dieet)producten en voedingsvoorlichting.
De vakgroep GZW hanteert de kennisbasis GZW als uitgangspunt voor de eerste twee jaren van de studie. Hiervoor is gekozen omdat het uitstroomprofiel van de studenten zeer breed is. In de eerste twee jaar van de studie werkt de student aan een brede basis, waarin praktisch de hele kennisbasis aan de orde komt. In het derde en vierde studiejaar specialiseert en verdiept de student zich. Een deel van de docenten is tevens werkzaam in de beroepspraktijk. In de laatste twee studiejaren is er geen gezamenlijk vakprogramma; de student kiest dan voor een eigen vakspecialisatie. Hiervoor worden als mogelijkheden aangeboden: specialisatie ‘Docent mbo in de sector gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn, sport of uiterlijke verzorging’, specialisatie ‘Docent bovenbouw vmbo Verzorging, Uiterlijke verzorging of Zorg en welzijn breed’ en specialisatie ‘Docent Verzorging in de onderbouw van het voortgezet onderwijs’. Studenten die in de gezondheidszorg onbevoegd als opleidingsfunctionaris werken, kunnen kiezen voor de specialisatie ‘Opleidingsfunctionaris in de gezondheidszorg’. De student volgt tijdens de specialisatie vakinhouden die passen bij de gekozen specialisatie. De betreffende vakken kunnen, afhankelijk van de gekozen specialisatie, bij de opleiding GZW en/of bij andere onderdelen van FLOT gevolgd worden. Daartoe zijn op dit moment afspraken gemaakt met de tweedegraads lerarenopleiding Biologie en de opleiding Social Studies. Ook verdiept de student zich in de beroepenvelden voor leerlingen/studenten horend bij de gekozen specialisatie. De opleiding nodigt regelmatig gastdocenten uit bij diverse leerstofeenheden. Bij de leerstofeenheid Juridische en ethische aspecten geven de klachtenfunctionaris van het Sint Elisabeth ziekenhuis Tilburg en een advocaat die gespecialiseerd is in arbeidsrecht college vanuit hun praktijkervaringen. Bij de leerstofeenheid Anatomie vertelt een COPD-verpleegkundige over haar ervaringen. Bij de leerstofeenheid Leefstijl spreekt een gastdocent op het gebied van anorexia. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek De opleiding geeft in een bijlage een overzicht van de verplichte en aanbevolen vakliteratuur. Een deel hiervan betreft anderstalige literatuur. Voor natuurkunde en scheikunde geldt dat er landelijke afspraken gemaakt zijn over de keuze van het basisboek. Binnen verschillende vak- en vakdidactische onderdelen van het onderwijsprogramma wordt tevens gebruik gemaakt van recente schoolmethoden en tijdschriften. De opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek proberen op allerlei manieren ervoor te zorgen dat actuele ontwikkelingen in het vakgebied, zowel vakinhoudelijk als (vak)didactisch, een plaats in het studieprogramma krijgen. Ten aanzien van actuele didactiek geldt in dit verband het volgende: Binnen de minor Innovatief Beroepsonderwijs (sinds het studiejaar 07/08) werken de studenten mee aan innovaties in het beroepsonderwijs, bijvoorbeeld interdisciplinaire samenwerking (ontwikkeling leergebied Mens en Natuur in VO en competentiegericht opleiden in MBO). Binnen de kenniskringen (heterogene samenstelling) en de tutorgroep (homogene samenstelling) worden studenten van elkaars activiteiten op de hoogte gesteld en doen studenten praktijkgericht onderzoek. Bij vakdidactiek zijn vaak docenten uit het voortgezet onderwijs of het middelbaar beroepsonderwijs opdrachtgever van de beroepstaak (sinds studiejaar 05/06). Chemie in context (sinds studiejaar 04/05): binnen dit vak ervaren studenten de nieuwste didactische en inhoudelijke ontwikkelingen binnen het scheikundeonderwijs in het voortgezet onderwijs; met name de concept-context-benadering. Studenten maken hierbij kennis met de chemie, gekoppeld aan relevante contexten uit het dagelijks leven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 27
Moderne natuurwetenschappen: studenten verdiepen zich in actuele natuurwetenschappelijke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld nanotechnologie. Module Duurzaamheid: hier wordt aangesloten op de actuele ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld groene chemie en recente onderzoeksresultaten t.a.v. opwarming van de aarde. Productkunde: studenten verdiepen zich in chemie van hedendaagse producten en materialen. Toegepaste natuurwetenschappen: de studenten komen in aanraking met actuele natuurwetenschappelijke ontwikkelingen en de toepassing hiervan in ‘natuurwetenschappelijke’ bedrijven, zoals ASML, OM&T, Van Weer Machinefabriek, Grase Valley.
Daarnaast ontwikkelt het team elk jaar een aantal pilots voor het onderwijs voor zowel de vakinhoud als voor de beroepsvoorbereiding. Hierbij wordt onderzocht hoe nieuwe ontwikkelingen een plek binnen het curriculum kunnen krijgen. De opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek maken regelmatig gebruik van gastsprekers. Naast de FLOT-generieke mogelijkheden voor beroepsuitoefening, zoals stage en de minor Innovatief Beroepsonderwijs bieden de opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek de studenten ook de mogelijkheid om vakinhoudelijk de beroepsuitoefening in de praktijk te brengen. Dit vindt plaats in het programmaonderdeel Toegepaste natuurwetenschappen (studiejaar 2 natuurkunde, scheikunde, techniek, voltijd). Studenten gaan gedurende 8 weken, 1 dag in de week naar een ‘natuurwetenschappelijk’ bedrijf en werken daar aan een onderzoeksopdracht van het betreffende bedrijf. Wiskunde De opbouw van het curriculum is beschreven in de modulewijzers en moduletableaus. De opleiding gebruikt als vakliteratuur zowel artikelen/dictaten als boeken. Er worden veel door de opleiding zelf vervaardigde dictaten gebruikt. Die zijn direct gebaseerd op nationale en internationale bronnen. Nederlandstalige wiskundeboeken op dit niveau zijn er ofwel bijna niet of ze zijn te omvangrijk om op de opleiding gebruikt te worden. De dictaten zijn, meestal beschikbaar als E-module via het intranet van de opleiding. Ook maakt de opleiding gebruik van materiaal uit het voortgezet onderwijs, met name VWO-wiskunde delen voor de 2e fase. Voor de module Vaardigheden wordt gebruik gemaakt van het boek van Craats, J. v.d., ‘Basisboek wiskunde’. De opleiding experimenteert met Engelstalig materiaal voor analyse. Het experiment met Engelstalig materiaal kan zowel positieve als negatieve effecten hebben. Wiskundestudenten geven vaak te kennen Engelstalig materiaal niet op prijs te stellen. Anderen daarentegen zien het kunnen lezen van Engelstalige vakliteratuur als een belangrijke competentie. Op opleidingsniveau is er een structuur aanwezig die de ontwikkelingen en de bijstelling van curriculumonderdelen volgt. Er zijn leerlijngroepen (analyse, meetkunde, statistiek, vakdidactiek, etc.) die actuele ontwikkelingen vertalen in curriculumonderdelen waaronder dynamische modellen en grafentheorie. Vanuit die leerlijngroepen zijn er contacten met andere opleidingen, bijvoorbeeld via het Samenwerkingsverband Lerarenopleiders Wiskunde en instituten als het Freudenthal Instituut en de Open Universiteit. Studenten participeren in toegepast onderzoek en afstudeerwerk wordt in de praktijk door externe opdrachtgevers uitgevoerd. Begeleiding van afstudeerwerk gebeurt mede door in de beroepspraktijk werkzame professionals. De opleiding heeft structurele contacten met instituten als FI, TUe, Ruud de Moorcentrum (OU) en SLO. Wat betreft de ontwikkelingen in de beroepspraktijk, die worden, als het wiskunde betreft, zoveel mogelijk snel geïntegreerd. Zo zijn er ontwikkelingen in de vakdidactiek, bijv. het ontwikkelen van een vakdidactisch (zo mogelijk digitaal) portfolio.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 28
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de interactie met de beroepspraktijk vindt plaats zowel op het niveau van programmaontwerp als op het niveau van de programma-uitvoering; de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden van de studenten vindt plaats via recente vakliteratuur, via door de beroepspraktijk ingebrachte projecten & cases en via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal; de verbinding tussen werkplek en studieprogramma is nadrukkelijk aanwijsbaar in het gehele opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 29
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen De opleidingscompetenties en domeinspecifieke eindkwalificaties worden geconcretiseerd in de leerdoelen van de generieke en vakspecifieke programmaonderdelen. De programmaonderdelen in het curriculum van FLOT weerspiegelen de twee pijlers van de opleiding: vakmanschap en meesterschap. De startende tweedegraads leraar dient te voldoen aan de inhoudelijke bekwaamheidseisen. Er is sprake van inhoudelijke (bekwaamheids)eisen van SBL en de niveaueisen (Dublin Descriptoren). Ook dient er bij afgestudeerde tweedegraads docenten sprake te zijn van een brede bevoegdheid. De tweedegraads lerarenopleiding ervaren op dit terrein een spanning: enerzijds mag niet aan de brede bevoegdheid worden getornd, anderzijds moet de afgestudeerde tweedegraads leraar beschikken over voldoende kennis in de diepte. Het doel is het creëren van een goed evenwicht tussen een brede beroepsvoorbereiding en een nadere profilering in de diepte. De tweedegraads lerarenopleidingen kennen drie profileringen: Vakinhoudelijke vorming, Beroepspraktijkvorming en het profiel Zorgontwikkeling. Deze profileringen beslaan een (beperkt) deel van het curriculum waardoor de brede bevoegdheid en de brede inzetbaarheid blijven bestaan. In het eerste en tweede studiejaar zijn telkens 10 EC gereserveerd voor het flankerend onderwijs en 10 EC voor de stage. Voor het vak en de vakdidactiek zijn 40 EC gereserveerd. In het derde studiejaar zijn de 60 EC verdeeld over de minor ‘Innovatief beroepsonderwijs’ en de stage binnen IBO en de vakinhoud/vakdidactiek. Het afstudeerjaar bestaat uit een stage van 20 EC, een vrije minor van 30 EC en vakdidactiek. Informatie over de vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen is te vinden in de afzonderlijke opleidingsdelen. In de cursusbeschrijvingen van flankerend onderwijs wordt de link gelegd tussen de generieke eindtermen van de kennisbasis, de competenties en de inhoud van de modules. De domeinspecifieke competenties zijn per opleiding geoperationaliseerd in concrete leerdoelen. Dit is per opleiding weergegeven in een schema, waarin de relatie wordt gelegd tussen kwalificaties, leerdoelen, onderwijseenheden en werkvormen, toetsen en studiepunten. In de studiegidsen van de afzonderlijke opleidingen is tevens per programmaonderdeel aangegeven, aan welke competenties en welke onderdelen van de kennisbasis door de student wordt gewerkt. Bij de vernieuwing van de kerndoelen van de onderbouw (vo) en het werken in leergebieden ontstond de behoefte om studenten opleidingoverstijgend kennis te laten maken met het werken in het leergebied Mens en Natuur. In 2007/2008 zijn de opleidingen Scheikunde, Natuurkunde, Techniek, Biologie en GZW hiermee gestart in de vorm van een pilot. Biologie Uit de documentatie, in het bijzonder na bestudering van de leerlijnen, is het auditteam gebleken dat de opleiding de doelstellingen per studieonderdeel in voldoende mate heeft uitgewerkt. Specifiek is aangegeven in de leerstofomschrijving welke voorkennis vereist is, de practica waaraan de student dient deel te nemen, en de doelstelling(en) per studieonderdeel. Er wordt binnen de opleiding zowel aandacht besteed aan specifiek biologische onderwerpen (dierkunde, ongewerveld; ecologie, metabolisme) als aan vakdidactiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 30
De leerdoelen zijn uitgebreid uitgewerkt en in een apart document gekoppeld aan de SBL competenties en het niveau, het studieonderdeel waar de doelstellingen aan gekoppeld zijn, de onderwijsleeractiviteit en de toetsvorm. In de digitale studiegids zijn op microniveau (sub-) leerdoelen geformuleerd. Het curriculum voor de opleiding is opgebouwd uit studieonderdelen waarvan de omschrijving in de digitale studiegids opgenomen is. Naast leerdoelen geeft elke cursusomschrijving in de digitale studiegids ook aan welke onderdelen van de kennisbasis aan bod komen. De opleiding valideert daarmee dat studenten het vereiste vakinhoudelijke niveau behalen. Daarnaast omvat de opleiding een omvangrijke component gericht op voorbereiding op het beroep docent. Het werkplekleren heeft daarbij een prominente plaats. Gezondheidszorg en Welzijn In de kennisbasis staat de vakinhoud aangegeven en in beperkte vorm ook de manier waarop de vakinhoud in de studie verwerkt moet zijn. Bij elke onderwijseenheid staat aangegeven welke onderdelen van de kennisbasis aan bod komen. De inhoudsaspecten van de kennisbasis zijn in het totale programma op deze wijze bijna helemaal gedekt. De overweging om sport, dienstverlening en veiligheid op te nemen in de herziening van de kennisbasis 2009 komt voort uit veranderingen in het vmbo. In de digitale studiegids zijn op microniveau (sub-)leerdoelen geformuleerd. Binnen de opleiding GZW wordt van studenten verwacht dat zij producten ontwikkelen, gericht op de vakinhoud, maar ten dienste van de onderwijspraktijk. Voorbeelden hiervan zijn: Analyse van gedrag en volledige beschrijving van interventie en evaluatie om gezond gedrag op school te beïnvloeden, behorende bij het onderdeel gedragsverandering. Met name de organisatorische competentie en competentie reflectie en ontwikkeling worden aangesproken. Studenten maken bij sociologie een werkstuk over de veranderingen binnen gezinnen en arbeid en maken een koppeling naar hun docentschap. De competentie reflectie en ontwikkeling wordt hier mede door ontwikkeld. Studenten houden bij de onderwijseenheid Keuzen van Jongeren een kwalitatief of kwantitatief praktijkgericht onderzoek om de keuzen van jongeren te begrijpen en met de doelgroep te spreken. De pedagogische competentie en het samenwerken met collega’s staat in het onderzoek centraal. Met de resultaten dienen de studenten ook een vakdidactische koppeling te maken. Op deze wijze staan de inhouden niet los van het vak leraar en wordt een koppeling gemaakt tussen kennisbasis en de SBL-competenties. Aanpassingen van het curriculum komen op verschillende wijzen tot stand in overeenstemming met de noodzaak en reden voor de aanpassing. De drie docenten bij GZW die in het vmbo of het mbo werken, houden de vakgroep op de hoogte van veranderingen en ontwikkelingen in het door hen verzorgde onderwijs. Daarnaast zorgt de grote groep deeltijdstudenten bij GZW door hun actuele werkervaring voor een levendige discussie over de inhoud van het programma. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek De opleidingen kennen een gemeenschappelijke propedeuse. De opleiding heeft in schemavorm de relaties zichtbaar gemaakt tussen de eindkwalificaties, de leerdoelen en onderwijseenheden van de studieprogramma’s. Aanpassingen van de curricula van deze opleidingen vindt plaats indien er sprake is van relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk, zowel didactisch als vakinhoudelijk, ontwikkelingen binnen FLOT; aangestuurd door de verschillende expertisegroepen, naar aanleiding van student-docentoverleg, periode evaluaties of onderzoek binnen het team. Voorbeelden van curriculumaanpassingen die door middel van een onderzoek geëvalueerd zijn, zijn: Projecten propedeuse natuurkunde, scheikunde en techniek, voltijd (2006-2007). Toegepaste natuurwetenschappen (2008 tot heden). Wiskunde Door middel van modulewijzers zijn alle (sub)leerdoelen in relatie gebracht met de eindtermen, cq. kennisbasis. In de modulewijzers staat de werkwijze beschreven, evenals de beoordelingswijzen en criteria.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 31
Via pilots worden vernieuwingen gefaciliteerd. Vervolgens worden die ontwikkeld en uitgevoerd en gemonitord door de betrokkenen en geëvalueerd via mondelinge en digitale evaluaties bij studenten. Op die wijze is bijvoorbeeld het curriculumonderdeel schoolwiskunde (omvang ca. 30 EC, verdeeld over acht modules) ontwikkeld. Op het ogenblik wordt een pilot uitgevoerd om via het beschrijven van beroepstaken vakdidactische competenties van studenten in kaart te brengen en te beoordelen in hoeverre die in de stage zichtbaar worden. Deze pilot moet opbrengsten leveren voor een vakdidactisch portfolio voor wiskunde waarvoor landelijk een eerste aanzet is gemaakt. Oordeel: voldoende en goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleidingen Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Wiskunde als voldoende op grond van de volgende observaties: Voor alle opleidingen geldt de opleiding heeft op de verschillende niveaus door het studieprogramma heen de leerdoelen, leerinhouden en werkvormen vastgesteld die aantoonbaar afgeleid zijn van de set competenties; de projecten zijn gericht op een praktijkopdracht die gedefinieerd is in termen ontleend aan de competenties; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase het HBO-niveau te bereiken. Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en Biologie van het cluster Exact als goed en wel op grond van de volgende, naast bovengenoemde, additionele observaties: Beide opleidingen hebben de kennisbasis uitgebreid beschreven in de documentatie. Voor het auditteam was het goed navolgbaar op welke wijze beide opleidingen de competenties in doelstellingen en deze doelstellingen concreet uitgewerkt hebben in het curriculum; Beide opleidingen hebben hierdoor de koppeling tussen de concrete kennisbasis en de SBLcompetenties goed inzichtelijk gemaakt; Voor Gezondheidszorg & Welzijn geldt bovendien dat de groep deeltijders de opleiding voorzien van relevante input vanuit het werkveld waardoor de opleiding in staat is om snel en adequaat te reageren op veranderingen in het werkveld op didactisch- en vakinhoudelijk terrein.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 32
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen De horizontale samenhang binnen de opleidingen wordt bepaald door de afstemming tussen vaken de beroepscomponent (vakmanschap en meesterschap). Samenhang in de programma’s wordt ook verkregen door de afstemming tussen FLOT en de praktijk. Deze afstemming krijgt gestalte doordat alle betrokkenen hetzelfde opleidingsconcept onderschrijven, gezamenlijk evalueren en bijstellen. De afstemming tussen instituut en praktijk komt ook tot stand door de Fontyscontactdocent die op beide plaatsen werkt en zowel betrokken is bij het flankerend onderwijs binnen FLOT als bij de samenstelling van het activiteitenplan van de student waarin deze aangeeft hoe hij in de praktijk aan de competentieverwerving wil gaan werken. De hoofdfase is kwalificerend en staat in het teken van het uitvoeren en vervolgens ontwerpen van onderwijs en onderwijsactiviteiten (vakinhoudelijke en vakoverstijgend). In de hoofdfase komt de student in ieder geval in aanraking met het beroepsonderwijs. Naarmate de student in zijn studie vordert wordt de student zich steeds sterker bewust van zijn beroep als leraar en van de kennis, vaardigheden en houdingen die nodig zijn om als competente leraar te kunnen functioneren. De verticale samenhang van het onderwijs bij FLOT krijgt met name vorm doordat de studie is georganiseerd in drie elkaar opvolgende opleidingsfasen: propedeuse, hoofd- en afstudeerfase. Elke opleidingsfase heeft een eigen functie en thematiek. De propedeuse is oriënterend en selecterend en staat voor de student in het teken van twee vragen: ‘Krijg ik een goed beeld van het beroep van leraar?’ en ‘Krijg ik zicht op mijn eigen rol en mogelijkheden in dezen?’ Toenemende complexiteit (verticale samenhang) in het programma van de lerarenopleiding is te herkennen doordat in de loop van de studie werkvormen gebruikt worden die leiden tot het kunnen uitvoeren van actieonderzoek. Het ontwikkelen van eigen verantwoordelijkheid voor de studie komt naar voren bij het reflecteren en het formuleren van leervragen. Dit wordt aangeleerd bij flankerend onderwijs en toegepast in het vakdeel bij cursussen, bij onderzoeksopdrachten, bij de competentie-examens en bij de inrichting van de specialisatie. De opleidingen hebben duidelijk nagedacht over de opbouw van het curriculum, zowel de inhoudelijke lijnen als de voortschrijdende samenhang tussen vakmanschap en meesterschap, dit is positief. De keuze die is gemaakt voor actieonderzoek als eindwerkstuk, verstoort in zekere zin de longitudinale samenhang. Vaak immers moest het auditteam constateren dat hierin van de vakinhoudelijke lijn (en wat studenten daarbinnen hebben geleerd) weinig was terug te zien. Dat ligt niet aan de keus voor actieonderzoek als zodanig, maar voor het ontbreken van duidelijke eisen daarbij aan de integratie van vakmanschap en meesterschap. De keuze voor actieonderzoek vereist een leerlijn onderzoeksvaardigheden, die gaandeweg verknoopt wordt met modulen vakmanschap en meesterschap (oefening en toepassing). Dit moet nog verder ontwikkeld worden. Biologie Uit de uitgebreide beschrijving van de studieonderdelen blijkt dat de horizontale samenhang expliciet is uitgewerkt in het curriculum, waarbij cursussen met onderlinge samenhang tijdens dezelfde periode worden geroosterd. Zo komen bijvoorbeeld tijdens de eerste periode van het eerste jaar de kennisonderdelen: Plantkunde, Dierkunde en Ecologie samen tijdens de, afsluitende, Waddenexcursie. In het curriculum is sprake van verticale samenhang, waarbij cursussen in toenemende mate complex zijn en meer en meer beroep doen op voorkennis. Een goed voorbeeld waar verticale samenhang zichtbaar is, vormt de leerlijn plantkunde waarin studenten kennis nemen van diversiteit, vorm en functie, gepaard gaande met toenemende complexiteit. De toenemende complexiteit wordt ook duidelijk uit competentiematrices.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 33
Naast de keuzevrijheid die de major-minorstructuur biedt, omvat het studieprogramma van Biologie nog verschillende andere mogelijkheden om eigen accenten aan te brengen. Binnen de studieonderdelen Natuur en cultuur en Duurzame samenleving zijn een aantal opdrachten beschikbaar. Gezondheidszorg en Welzijn De horizontale samenhang in het programma van de lerarenopleiding GZW komt tot uiting bij vakinhoud en bij gebruik van en training in werkvormen. Bij de training in praktische vaardigheden (Skillslab) heeft de student de bijbehorende theoretische kennis en inzicht nodig. Elk onderdeel van de praktische vaardigheden heeft werkkaarten. Via deze werkkaarten wordt de student niet alleen geattendeerd op deze samenhang, maar ook gestimuleerd om de theorie en de praktijk met elkaar te verbinden. In de afsluitende demonstratietoets speelt het kunnen integreren van theorie en praktijk een duidelijke rol bij de beoordeling. Het studieonderdeel Patiëntenvoorlichting en Juridische aspecten hebben op gebied van patiëntenrecht een zodanige samenhang dat informatie van de ene cursus toegepast wordt bij de andere cursus en vice versa. Het studieonderdeel Farmacologie is een vervolg op de studieonderdelen Anatomie, Fysiologie en Pathologie. Pedagogische- en didactische onderdelen uit het flankerend onderwijs worden binnen vakdidactiek gebruikt om werkvormen en lesorganisatie concreet vorm te geven en te leren om de diverse soorten leerling-groepen bij het lesgeven in GZW adequaat aan te spreken. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek Binnen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek is met ingang van het studiejaar 2005-2006 gestart met een vorm van ‘geïntegreerd leren’ in het eerste studiejaar. De reden hiervoor was dat er behoefte was aan meer samenhang tussen de verschillende onderdelen van de opleidingen en een betere aansluiting van de theorie op de beroepspraktijk (‘praktijknabij’). In elke periode zijn nu één theoretisch vak, het practicum, vakdidactiek en flankerend onderwijs volledig op elkaar afgestemd en is er één overkoepelende (betekenisvolle) vakdidactische eindopdracht in de vorm van een beroepstaak. Daarnaast moeten de studenten elke periode een à twee theoretische vakken volgen die niet in verband staan met het project, maar een bijdrage leveren aan de kennisbasis. Deze opzet geldt niet voor de deeltijdopleidingen. Deeltijdstudenten volgen een maatwerktraject, afgestemd op hun vooropleiding en werkervaring. In de hoofdfase worden verschillende vakinhoudelijke cursussen ondersteund door practica, bijvoorbeeld bij: Natuurkunde: wisselstroom, optica, interferentie, elektronica; Scheikunde: analytische chemie, instrumentele technieken, organische chemie; Techniek: huisinstallaties, besturingtechniek. Bij verschillende projecten moeten de inhouden van de vakinhoudelijke disciplines worden toegepast. Door bij zowel vakdidactiek als bij flankerend onderwijs met beroepstaken te werken, wordt de samenhang met de stage zo goed mogelijk gerealiseerd. In perioden dat studenten ook daadwerkelijk stage lopen in de beroepspraktijk, worden de beroepstaken en tussentijdse opdrachten of onderzoek vanuit vakdidactiek en flankerend onderwijs gericht op deze stage. In alle studiejaren wordt gewerkt aan de verschillende competenties met in de hogere studiejaren een toenemende complexiteit, zoals in de competentiekaarten van Fontys Lerarenopleiding beschreven is. Er zijn een aantal vakinhoudelijke en vakdidactische leerlijnen te onderscheiden. Deze zijn opgezet vanuit een mengvorm van concentrische en longitudinale programmering, waarbij per leerlijn een duidelijk accent te onderscheiden is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 34
De taxonomie van Bloom (kennis, inzicht, toepassing, analyse, synthese, evaluatie) is een belangrijk hulpmiddel bij de uitwerking van de doelstellingen bij de verschillende leerlijnen die hieronder weergegeven zijn. Binnen Natuurkunde en Scheikunde worden de volgende leerlijnen onderscheiden: Natuurkunde Leerlijn mechanica Leerlijn practica Leerlijn optica Leerlijn elektriciteit - elektromagnetisme Scheikunde Leerlijn Leerlijn Leerlijn Leerlijn
algemene chemie: van stoffen en reacties naar evenwichten en oplossingen practica organische chemie thermodynamica
Techniek Bij techniek wordt de samenhang gerealiseerd door te werken vanuit een visie op techniek (Ontwerpen, maken, gebruiken, onderhouden, recyclen) en (materie, energie informatie, maken, milieu). In verschillende projecten worden deze onderwerpen vervolgens uitgewerkt (bijvoorbeeld project ontwerpen). De verschillende theoretische vakken hebben in deze structuur een ondersteunend karakter. Wiskunde Horizontale samenhang wordt in de propedeutische fase vooral gekenmerkt door samenhang in vak en vakdidactiek en oriëntatie op studie en beroep en voor zover mogelijk binnen flankerend onderwijs. Al die onderdelen zorgen voor een samenhangende propedeuse. Daarnaast zijn er samenhangende leerlijnen in het vakgebied, zoals analyse en meetkunde. In hogere jaren wordt de horizontale samenhang wat meer losgelaten en vindt die voor wat betreft vak meer plaats binnen vakonderdelen als analyse, meetkunde, statistiek, voor wat betreft de combinatie vak en vakdidactiek binnen schoolwiskunde. Verticale samenhang vindt plaats: Bij Analyse, door opvolgende modules als vaardigheden, goniometrie, differentiaalrekening, integraalrekening, parameter- en poolvoorstellingen, numerieke wiskunde en differentiaalvergelijkingen. Bij meetkunde, vlakke meetkunde, ruimtemeetkunde, analytische meetkunde, meetkundeonderzoek en verdieping via de module Capita Selecta Meetkunde, waarin onder meer constructies zijn opgenomen. Ook binnen schoolwiskunde komen verschillende onderdelen in toenemende complexiteit terug. Zoals bijv. de getalsstructuren, redeneren en bewijzen, en probleem oplossen, onderdelen die verder worden aangevuld en uitgebouwd binnen de leerstofdomeinen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen expliciet vermeld; de opbouw van de curricula is zodanig dat er sprake is van een horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component; er is sprake van een sterk rond beroepstaken opgebouwde opleiding hetgeen de horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component van de programma’s borgt; er is sprake van verticale samenhang binnen de studieprogramma’s gelet op de toenemende complexiteit van de te onderscheiden studieonderdelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 35
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Het programma aanbod en de organisatie van het onderwijs is gebaseerd op een gemiddelde studielast voor de ‘gemiddelde’ student van 40 uur per week. Uitgangspunt voor studielastberekening zijn 40 studie-uren per week: circa 20 uur per week voor onderwijsactiviteiten en begeleiding en circa 20 uur voor zelfstudie en voorbereiding en uitvoering van het werkplekleren. Instellingsbreed is vastgelegd dat er per week twintig contacturen dienen te zijn in de propedeusefase van de studie. Deze twintig contacturen worden bij FLOT gerealiseerd door hoorcolleges, werkbijeenkomsten, stages en bijeenkomsten van studieloopbaanbegeleiders. Het jaarrooster van FLOT laat zien dat een jaar bestaat uit vier periodes van ieder tien weken: onderwijs-, stage en tentamenweken. Per opleidingsfase is het aantal onderwijs-, stage- en tentamenweken vastgelegd. Gedurende de opleiding neemt de contacttijd op de opleiding af en neemt het werkplekleren toe. De opleiding hanteert drie formele mechanismen om het programma zo nodig periodiek aan te passen: via de schriftelijke evaluatie van alle cursussen per periode, die kwantitatieve en kwalitatieve gegevens oplevert over de waardering onder studenten van het studieonderdeel, en die kunnen leiden tot aanpassingsvoorstellen met de resultaten in de propedeuse van cohort 2007; via het student-docentoverleg, dat vier keer per jaar plaatsvindt en waarbij docenten met vertegenwoordigers van studenten van alle studiejaren per periode de uitvoering van het programma evalueren besproken en zo nodig aanpassingsvoorstellen doen; via de studieloopbaanbegeleiders die op basis van hun regelmatige communicatie met studenten knelpunten in het programma signaleren en aanpassingsvoorstellen kunnen doen. In de regel leiden deze drie mechanismen tot voorstellen aan de opleidingsvergadering, die daarover besluit, vooral bij relatief grote aanpassingen. Op verschillende manieren wordt binnen FLOT getracht belemmerende factoren voor de studievoortgang van de student te voorkomen. In de propedeuse is het van belang dat de normen voor het studieadvies helder zijn voor de student. In de OER zijn de normen voor het studieadvies in de propedeuse vastgelegd. Binnen de FLOT wordt getracht de studievoortgang te bevorderen door de volgende maatregelen: De vaste jaarroosters zijn bij aanvang van het studiejaar beschikbaar, zodat studenten tijdig op de hoogte zijn van het studieprogramma. De weekroosters met daarin de contacturen en andere onderwijsactiviteiten worden per periode bekend gemaakt. De roosters zijn via de website beschikbaar. Dat geldt ook voor het tentamenrooster en de herkansingen. De website is ook thuis voor studenten toegankelijk. Via de on-line mededelingen van de opleidingen kunnen studenten zich altijd en overal op de hoogte stellen van eventuele roosterwijzigingen of andere mededelingen. Uit onderzoek binnen de onderwijsinstelling blijkt dat de tijd die voltijdstudenten aan hun studie besteden varieert. Ongeveer 50 procent van de studenten besteedt meer dan 30 uur per week aan hun studie. Het gehele studieprogramma is naar mening van de studenten te doen in de daarvoor gestelde tijd. Er zijn volgens de studenten echter wel piekbelastingen gedurende een studiejaar. Volgens de studenten zou de spreiding van de studielast over het jaar (score van 2,9 op een vijfpuntsschaal) verbeterd kunnen worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 36
Voor deeltijdstudenten is een meer flexibel onderwijsprogramma mogelijk, waardoor zij de opleidingen sneller kunnen ‘doorlopen’. Zij kunnen EVC’s inzetten en/of zich door extra begeleiding en zelfstudie bekwamen. Deeltijdstudenten regelen hun stageplaats zelf of zetten hun onderwijsbaan in als stage. Zij houden zich daarbij aan de daarvoor bestemde afspraken (zie stageprotocol). Voor alle studenten zijn de 60 studiepunten van het studiejaar opgedeeld in 4 perioden van 10 weken. In de eerste twee studiejaren ziet het programma van de voltijdstudent er als volgt uit. Per periode: studiepunten flankerend onderwijs en/of schoolstage; 2 à 3 studiepunten vakdidactiek; tot 8 studiepunten vakinhoud. Voor de deeltijdstudenten zijn vakinhoud en vakdidactiek per periode geroosterd zoals voor de voltijdstudenten. Studenten kunnen gedurende het hele studiejaar op de maandag en dinsdag inclusief de avond (alleen de deeltijdstudenten) en vanaf november ook op woensdagmiddag (alleen de voltijdstudenten), oefenen in het Skillslab. Vier keer per jaar kunnen studenten inschrijven voor de afsluitende demonstraties en theorietentamens van het Skillslab. De opleiding zet zich in om mogelijke studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen. In de eerste fase van de studie leren studenten om een groot aantal mogelijke studiebevorderende en -belemmerende factoren te onderkennen, en om hiermee verstandig en zelfverantwoordelijk om te gaan, variërend van het creëren van een gunstige werkplek tot het ontwikkelen van zelfdiscipline, met nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de eisen waaraan studenten in de propedeuse binnen de gestelde regels moeten voldoen. Ook leren zij om geconstateerde defecten in hun vaardigheden planmatig en zelfstandig te remediëren, zo nodig met hulp van derden. Biologie De opleiding heeft de verschillende studieonderdelen gedetailleerd uitgewerkt en voorzien van studiebelastingsuren. Uit de verdeling van studiepunten tussen biologische vakinhoud en vakdidactiek is af te leiden dat dit op een adequate wijze is gebeurd: de studiepunten zijn gelijkmatig over het curriculum verdeeld met 60 studiepunten per schooljaar. Het aantal contacturen is in het eerste jaar het hoogst, daarna neemt het aandeel van de schoolstages steeds toe (zie hierna). In het vierde jaar is naast de vrije minor, de vierdejaarsstage gepland en het vakdidactisch onderzoek. Bij theorievakken is de verhouding contacturen versus zelfstudie bij benadering één staat tot drie. Bij cursussen met practica is de verhouding één staat tot twee. Studenten geven aan dat zij de studielast ‘aanvaardbaar’ vinden hoewel er duidelijk sprake is van piekbelasting. Met name het eerste jaar van de studie waarin veel theorie wordt gepresenteerd is vrij zwaar. Ook het laatste jaar wordt als intensief gekarakteriseerd, met name de praktijkcomponent draagt hieraan bij. De modulewijzers, met daarin opgenomen de studiebelasting, worden aan het begin van de cursus besproken. Gezondheidszorg en Welzijn In de regel ervaren studenten de studielast als redelijk, zeker de voltijdstudenten zoals blijkt uit evaluaties onder studenten in november 2008. De deeltijdstudenten ervaren de studielast wat zwaarder, zeker in de eerste twee studiejaren met een vol collegerooster. Studieloopbaanbegeleiders maken de deeltijdstudenten regelmatig attent op hun eigen keuzemogelijkheid uit de geroosterde onderwijseenheden. Verder speelt het aantal EVC’s per deeltijdstudent hierbij een rol. Flankerend onderwijs jaar 1 en 2 deeltijd wordt in één jaar aangeboden, wat voor studenten die in dat jaar ook alle vakinhouden en vakdidactiek volgen, een zware studiebelasting oplevert. Het volgen van vakinhoud en vakdidactiek naast Flankerend onderwijs is geen verplichting. In overleg met de studieloopbaanbegeleider wordt gekeken welke onderdelen de student per periode volgt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 37
In het student-docentoverleg hebben de deelnemende studenten in de afgelopen studiejaren GZW mondeling geëvalueerd, waarbij ook de studielast aan de orde kwam. Over het algemeen zijn studenten GZW tevreden over de verdeling van de studielast hoewel bij hen op sommige perioden sprake is van piekbelasting. De modulewijzers, met daarin opgenomen de studiebelasting, worden aan het begin van de cursus besproken. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek De 240 EC voor de totale opleiding zijn evenredig verdeeld over de vier studiejaren. In de overzichten van de studieprogramma’s (bijlagen NaSkTe 11, 13 en 15) is weergegeven hoe per studiejaar 60 EC verdeeld zijn over de vier perioden van elk studiejaar. Per periode is er een studielast van 14 tot 16 EC. Dit komt overeen met een studielast van circa 40 uur per week. Over de verschillende perioden is ook een evenwichtige verdeling van de verschillende onderdelen van de studie: vak (theorie en practicum), vakdidactiek en flankerend onderwijs. De stage vormt hierop een uitzondering, die is meestal geconcentreerd in een tot twee perioden per studiejaar. Hiervoor worden op instituutsniveau (opleidingoverstijgend) afspraken gemaakt. Binnen de deeltijdopleiding Techniek is sprake van een evenwichtige verdeling van de studielast over 4 studiejaren. Binnen deze deeltijdopleidingen worden vanwege de grote instroomdiversiteit met de studenten afspraken op maat gemaakt over het studieprogramma en de planning over de studiejaren. Voor de deeltijdstudenten NaSkTe is sprake van een speciaal programma voor vakdidactiek en flankerend onderwijs. Ten opzichte van de voltijdopleidingen zijn er minder contacturen en wordt er een groter beroep gedaan op zelfstudie. De onderwijseenheden vakdidactiek, flankerend onderwijs zijn wat studiepunten (en inhoud) betreft groter van omvang en passen binnen één studiejaar, zodat het voor de studenten met een hbo/wo-achtergrond mogelijk wordt in één tot anderhalf jaar af te studeren. Het vakinhoudelijke deel van de deeltijdopleidingen Natuurkunde en Scheikunde wordt op maat van de studenten in zelfstudie uitgevoerd, met uitzondering van het praktische gedeelte. Studenten kunnen met vragen terecht bij de verschillende docenten. Dit betreft, vanwege de hoofdzakelijk hbo/wo-achtergrond van studenten, een zeer kleine groep studenten. In het algemeen blijkt uit de periode-evaluaties en uit het student-docentoverleg dat de studielast in elke studiejaar redelijk evenwichtig is verdeeld over de vier periodes. Gegronde klachten daarover worden gehonoreerd. Wiskunde Binnen het studieprogramma van de voltijd is er sprake van een evenwichtige studielast (15 EC per periode). In het geval dat de studenten de voorgestelde studielast niet evenwichtig vinden, dan worden daar via het student-docentoverleg oplossingen voor gezocht. Uit de laatste student-docent bijeenkomsten blijkt dat studenten tevreden zijn over de studielast. De studielast in de deeltijdopleiding wordt voor een groot deel bepaald door de student zelf. Hij/zij kan in overleg een eigen studieprogramma opstellen. Door de eerder verworven EVC is een vaste indeling van de studielast niet mogelijk. De zelfstudielast is in de deeltijd groter doordat er per module minder contacttijd beschikbaar is. Voor alle onderdelen bestaan op het intranet proeftentamens met uitwerkingen. In voorkomende gevallen kan een student een diagnostische toets afleggen. De studiebelasting is opgenomen in de modulewijzers die voor alle onderdelen bestaan. Deze worden aan het begin van elke module besproken met de studenten. Systematische evaluatie vindt plaats met name via het student docent overleg en het direct contact met studenten. Dit heeft geleid tot aanpassingen in contacturen en de studielast, verdeeld over het studiejaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 38
Oordeel: voldoende en goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleidingen Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Wiskunde als voldoende op grond van de volgende observaties: Voor alle opleidingen geldt: de opleiding besteedt zowel op studentniveau als op programmaniveau voldoende aandacht aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. De opleiding heeft hierdoor een instrument in handen om vroegtijdig studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen; studenten beoordelen de studielast over het geheel genomen als ‘te doen’. Is deze te hoog, dan zijn opleidingen bereid hierover met studenten te overleggen. Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en Biologie van het cluster Exact als goed en wel op grond van de volgende, naast de bovengenoemde, additionele observatie: de beide opleidingen bespreken de (te verwachten) studielast met studenten voorafgaand aan de studieonderdelen waardoor studenten inzicht krijgen in de belasting die de studie met zich meeneemt. Studenten kunnen hier met hun planning van werkzaamheden vervolgens rekening mee houden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 39
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen De instroomeisen (conform het ‘Fontys aansluitingsbeleid’) staan beschreven in de OER en in de voorlichtingsbrochures van de opleidingen. Instromers van 21 jaar of ouder kunnen vrijgesteld worden van de vooropleidingseisen als zij met goed gevolg een toelatingsonderzoek afleggen. Voor de instroom hanteren de opleidingen de wettelijke vooropleidingseisen: minstens vwo, havo, mbo niveau 4, middenkader of specialistenopleiding. Voor vergelijkbare buitenlandse diploma’s geldt nog de extra eis van beheersing van de Nederlandse taal op niveau 2 van het staatsexamen NT2. De voorlichting over de opleidingsmogelijkheden voor verschillende doelgroepen krijgt vorm door: brochures die een beeld geven van de bachelorlerarenopleidingen van FLOT; open dagen; meeloopdagen; informatie over de opleidingen op studiebeurzen; voorlichting op scholen voor voortgezet onderwijs; de websites van de afzonderlijke opleidingen. Voor de deeltijdstudenten geldt een intakeprocedure. De begeleiding en beoordeling zijn gericht op het voldoen aan de criteria die gesteld zijn aan de propedeuse. Voor deeltijdstudenten wordt op grond van intakegesprekken een studieovereenkomst opgesteld. De procedure voor het erkennen van verworven competenties voor deeltijdstudenten is vastgelegd in een protocol. Voor de voltijdstudenten geldt dat zij verworven competenties kunnen laten erkennen voor een bepaald studieonderdeel in overleg met de vakdocent en de studieloopbaanbegeleider hetgeen kan resulteren in een niet van toepassing verklaring in de studieovereenkomst. De procedure voor het erkennen van verworven competenties (EVC) voor voltijdstudenten is door de opleiding vastgelegd in een protocol. Tijdens studiebegeleiding kan (vraaggestuurd) met een docent bijscholing afgesproken worden. Studenten worden gestimuleerd elkaar te ondersteunen en vakdocenten zijn voor vragen te benaderen. Voor voltijd- en deeltijdstudenten geldt dat EVC’s toegekend worden op grond van de vooropleiding. Ook kunnen EVC’s toegekend worden op grond van werkervaring, vrijwilligerswerk, niet officieel erkende cursussen, etc. De student dient hiervoor bewijzen aan te dragen in de vorm van een (terugblikkend) portfolio; de toekenning geschiedt in overleg met de vakdocent. Bij de intake wordt nagegaan welke vakken of onderdelen van vakken een student al heeft behaald op de vorige opleiding. Aan de hand daarvan wordt nagegaan voor welke (vakinhoudelijk overeenkomstige) onderdelen van de aangemelde studie een EVC wordt verstrekt. Voor flankerend onderwijs en stage wordt daarbij gebruikt gemaakt van de EVC-procedure van FLOT. Voor het vakinhoudelijke deel zijn binnen het team algemene afspraken gemaakt voor vwostudenten. Dit geldt ook voor vakdidactiek, voor studenten met een tweedegraadsbevoegdheid in een ander bètavak. Ten aanzien van de overige studenten worden op maat de EVC’s vastgesteld. In de huidige situatie wordt voorlichting geven over de studielast en startniveau via open dagen, meeloopdagen, telefonische informatie, gesprekken ter informatie en voorlichtingsmiddagen bij het voortgezet onderwijs door studenten en docenten. Dit studiejaar is er bij de voltijdopleiding plotseling veel meer uitval bij de start van de opleiding. Door exitgesprekken proberen de opleidingen een beeld te krijgen van de oorzaken. Dit geeft aanleiding om te gaan starten met intakegesprekken in eerste week om onder andere aan te geven wat de student mag verwachten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 40
Tevens moet in de voorlichtingsbrochure het ‘vereiste’ vakkenpakket duidelijker worden opgenomen. EVC-procedure deeltijd: veel instromende studenten hebben een hbo-opleiding achter de rug, bijvoorbeeld in een bètarichting. In de intake die met iedere student plaatsvindt worden op grond van vooropleidingen gestandaardiseerde EVC toegekend. Indien studenten menen aanspraak te kunnen maken op meer EVC’s dan dienen zij dit in de eerste periode van de opleiding te doen door middel van een door de student, onder begeleiding van de studieloopbaanbegeleider, aan te leggen portfolio, waarin de argumenten en bewijzen zijn beschreven. Dat geldt voor vakinhoudelijke onderdelen en ook stageonderdelen en beroepsvoorbereidende onderdelen. De in het leerplan opgenomen onderdelen worden vastgelegd in een formele studieovereenkomst die het leerplan van de student beschrijft en vastlegt. In gevallen dat er ruimte zit tussen datgene wat door de intakeassessor wordt bepaald en wat de student denkt te kunnen aantonen neemt de examencommissie een besluit. Voor de Kopopleiding geldt dat een student toelaatbaar is op basis van een hbo- of wo-bachelor diploma en aantoonbare vakinhoudelijke verwantschap van de bachelor met de beoogde tweedegraads bevoegdheid. Biologie Studenten die moeite hebben met de Engelse taal, worden tegemoet gekomen door gebruikte studiematerialen tijdens hoorcolleges in het Nederlands aan te bieden. In de literatuurlijst wordt ook verwezen naar Nederlandstalige boeken, die ter ondersteuning kunnen dienen. Om deficiënties op het gebied van scheikunde weg te werken, kunnen studenten de CD-rom Chemie voor het leven bestellen. Gezondheidszorg en Welzijn Bij de leerstofeenheid Voeding/dieetleer mogen onder andere studenten met een hboVerpleegkunde-opleiding een aanvullende opdracht maken in plaats van de gehele cursus te volgen. Met de uitwerking van deze opdracht toont de student dat deze op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen op voedingsgebied zoals de voedingsvoorlichting en de levensmiddelenleer. Bij de leerstofeenheid Leefstijl mogen studenten, die ten minste een jaar in de onderbouw van het vmbo werkzaam zijn als docent, een apart traject volgen, de zogenaamde verkorte route. In deze alternatieve opdracht tonen studenten aan in hoeverre zij kennis hebben van de inhoud van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeken naar jongeren. Voor diverse vakinhouden, voeding/dieetleer, Anatomie en Woning/kleding is kennis van natuuren scheikunde noodzakelijk. In het eerste jaar is in het programma een studieonderdeel Natuurwetenschappen opgenomen die bestemd is voor studenten die weinig tot geen kennis van scheikunde/natuurkunde hebben. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek Voor de voltijdopleidingen geldt dat met een gemeenschappelijke propedeuse en studiejaar 2 ervan uit wordt gegaan dat studenten Natuurkunde en Scheikunde op minimaal havo-niveau hebben afgerond. Met studenten met deficiënties, bijvoorbeeld een mbo-student elektrotechniek ten aanzien van scheikunde, worden op maat afspraken gemaakt met de opleidingscoördinator. De studenten worden tijdens werkcolleges extra begeleid op vraag van de student. Voor deze incidentele situaties zijn nog geen structurele ‘deficiëntiemodulen’ ontwikkeld. Daarnaast verdienen de huidige ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs, waarin bijvoorbeeld natuurkunde geen verplicht onderdeel meer is van het havo-profiel Natuur en gezondheid, de aandacht van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 41
Wiskunde Bij alle deeltijdstudenten worden door middel van een uitvoerige intake de EVC’s vastgesteld en een programma op maat gemaakt. Voor de voltijd geldt dat het curriculum aansluit op een havoopleiding met wiskunde B12, in nieuwe termen wiskunde B. Studenten dienen dat niveau te hebben voor ze kunnen beginnen, aan te tonen door middel van een diploma of een certificaat of door een intaketoets die de opleiding zelf afneemt. De ervaring is dat de aansluiting van havoabituriënten op de opleiding redelijk is. In de toekomst zal echter via een betere voorlichting en wellicht via het in de intakeprocedure meenemen van het havo-eindcijfer voor wiskunde van de student de succeskans op de opleiding beter gecommuniceerd dienen te worden. Alle mbo-opleidingen niveau 4 geven toegang tot de wiskundeopleiding. De opleiding neemt een instaptoets af bij deeltijders en/of met een gesprek waarin de succeskans met de student wordt besproken. De uitval van mbo’ers is groot, ook landelijk. Vwo-instromers hebben recht op enkele ‘vrijstellingen’, voor vakinhoudelijke onderdelen. Die vrijstellingen zijn bepaald op basis van de vergelijking tussen het vwo-programma en het curriculum van de opleiding. In voorkomende gevallen kan dit leiden tot een verkorting van de studietijd met circa een half jaar. Met elke andere student, bijvoorbeeld wo-stoppers, wordt op basis van een intake bepaald welke curriculumonderdelen gedaan moeten worden. In de meeste gevallen wordt een volledige opleiding gevolgd. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat het instroom niveau betreft houden de opleidingsprogramma’s rekening met de verschillen in de kwalificaties van de instromende studenten; analyse van het propedeuseprogramma laat zien dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende studenten waarbij op onderdelen specifieke leerroutes mogelijk zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 42
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:1 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen In de studiegids is per tweedegraads lerarenopleiding de verdeling van studiepunten over het gehele programma en per studiefase verder geconcretiseerd. De studiepunten zijn verspreid over de opleidingsfasen van het majordeel: 60 studiepunten voor propedeuse-, respectievelijk hoofd- en afstudeerfase. De overige 60 studiepunten zijn gekoppeld aan twee minoren van elk 30 studiepunten. Het programma van de lerarenopleidingen van FLOT heeft daarmee een omvang van 240 studiepunten. Deze zijn als volgt verdeeld: : 120 studiepunten voor de vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen (vakmanschap); 120 studiepunten voor de beroepsvoorbereidende programmaonderdelen zoals flankerend onderwijs, stage, minor Innovatief beroepsonderwijs en de vrije minor (meesterschap). De Kopopleiding heeft een nominale studieduur van één jaar (60 EC) en leidt tot een hbo-bachelor getuigschrift. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende.
1
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 43
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Binnen het didactisch concept van de opleidingen van FLOT staat het competentiegericht leren centraal. Hiermee geeft FLOT vorm aan het uitgangspunt dat het bij opleiden van leraren gaat om een integratie van vakmanschap en meesterschap. Het gaat bij de SBL-competenties om zowel de vakinhoudelijke, de vakdidactische als de generieke beroepscompetenties de student. In het leerproces staat de competentieverwerving van de student binnen de leeromgeving van het opleidingsinstituut en de werkplek centraal. Het onderwijs bij FLOT is praktijkgericht, geënt op de huidige beroepspraktijk, vanuit de visie dat praktijkervaringen de beste voedingsbodem vormen en de meeste uitdagingen bieden tot leren. De FLOT opleidingen bevorderen het autonoom en zelfverantwoordelijk studeren op hbo-niveau. De toenemende eigen verantwoordelijkheid gaat gelijk op met een extensivering van het onderwijs en een overgang van docentafhankelijk naar meer zelfgestuurd leren door de student. In het studieprogramma is sprake van docentgestuurde werkvormen en werkvormen die zijn afgestemd op meer autonoom functionerende studenten. ook werken studenten samen en wisselen ze ervaringen uit. De binnen FLOT gehanteerde werkvormen zijn tevens een oefening in het toepassen van werkvormen binnen de schoolpraktijk. Het flankerend onderwijs bevestigt het bovenstaande. Hier is sprake van activerende didactiek waarbij geleerd wordt vanuit de praktijk naar de theorie, van docentsturing naar studentsturing en van zowel samenwerkend- als zelfstandig leren. Belangrijke pijlers binnen vakinhoud en vakdidactiek zijn: het zelfverantwoordelijk zijn voor de studie, het koppelen van theoretische kennis aan de praktijk van alledag en aan de realiteit in de gezondheidszorg en de transfer naar de schoolsituatie. De gehanteerde methodiek om onderwijsprogramma's te ontwerpen is een weerspiegeling van het bovenstaande: leertaken: concrete en authentieke beroepstaken die toenemen in complexiteit en zo het skelet vormen van het onderwijsprogramma, bijvoorbeeld het schrijven van lessencyclus; ondersteunende informatie: informatie die het leren ondersteunt, de theorie of leerstof. Bij het schrijven van die lessencyclus is het de informatie waaraan men de inhoud ontleent; just in time informatie: informatie die op een zeker moment voorwaarde is voor het leren, bijvoorbeeld informatie over het doen van systematisch onderzoek; deeltaakoefening: oefeningen van vaardigheden die studenten moeten automatiseren, bijvoorbeeld het gebruik van audiovisuele media. De werkvormen van de opleidingen sluiten aan bij de visie van de opleiding. De opleiding is van mening dat studenten aan een grote diversiteit aan werkvormen moeten kunnen deelnemen, maar dat ze hiermee ook in de eigen beroepspraktijk flexibel moeten kunnen omgaan, afhankelijk van diverse onderwijstypes, schoolcultuur of praktische omstandigheden. Het auditteam constateert dat er binnen de tweedegraads lerarenopleiding niet echt sprake is van een voor alle opleidingen gezamenlijk uitgewerkt didactisch model voor de vakinhoudelijke- en vakdidactische vorming in de zin van ideeën over longitudinale planning, veranderende mate van docent-/zelfsturing of de verantwoording van keuzes voor specifieke werkvormen. Uit de gesprekken van het auditteam met docenten is gebleken dat er wel aanknopingspunten zijn. Dit weerspiegelt de cultuurverschillen van de disciplines/schoolvakken. Deze verschillen leiden tot een diversiteit tussen de vijf opleidingen die niet storend is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 44
De meerwaarde van een clusterbenadering waarvoor FLOT gekozen heeft, is enigszins weerspiegeld in de programma’s maar zou nog verder benut en uitgewerkt kunnen worden. Biologie De didactiek van de bacheloropleiding leraar Biologie is competentiegericht onderwijs, gekenmerkt door zelfstandig, reflecterend, producerend en samenwerkend leren. De werkvormen dienen de student uit te dagen om vanuit de eigen beroepspraktijksituatie te werken aan kennis- en vaardighedenontwikkeling, aan de ontwikkeling van transfervaardigheden tussen theorie en praktijk en vice versa en om praktijkproblemen te onderzoeken en op te lossen. De opleiding heeft de verschillende onderwijsleeractiviteiten gekoppeld aan de curriculumonderdelen, de competenties en de leerdoelen. Uit de documentatie blijkt dat de opleiding gebruik maakt van colleges, practica, groepswerk, veldwerk en demonstraties. Deze werkvormen doen een beroep op het zelfverantwoordelijk leren van de student. Dit wordt zichtbaar in de werkvormen waarbij autonoom studeren en samenwerkend leren tot uitdrukking komen. Gedurende de studie is er een verschuiving zichtbaar in de mate van zelfstandigheid die van de student gevraagd wordt. Dit gaat op voor zowel de beroepsvoorbereidende component als voor de vakspecifieke component. De tweedegraads lerarenopleiding Biologie hanteert, naast de genoemde algemene uitgangspunten, een combinatie van gereedschappen en media in een e-Learning omgeving. Deze keuze wordt zichtbaar in de opgerichte community Biologie, waarin (bijna) alle cursusmaterialen digitaal beschikbaar zijn, het lesrooster, waarin bezoek aan de opleiding vorm krijgt en de leerstofomschrijvingen waarin aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht. De studentactiviteiten richten zich op werken in ICT-rijke omgevingen (waaronder: N@tschool, Digitaal portfolio) en traditionele vormen van onderwijs (herbarium, veldopdrachten, practicum). Gezondheidszorg en Welzijn Het aanleren van praktische vaardigheden maakt een belangrijk deel uit van de opleiding. Via de theorie verwerft de student kennis en inzicht die noodzakelijk zijn bij het aanleren van deze praktische vaardigheden. Niet alleen de theorie die direct verband houdt met het bewuste onderdeel (bijvoorbeeld receptenleer bij voeding), maar ook meer algemene onderwerpen zoals hygiëne, ICT en ARBO vinden hun toepassing bij deze praktische vaardigheden. De opleiding GZW is een breed programma, met toepassing in onderbouw, bovenbouw vmbo en mbo. Dat betekent dat studenten een variatie aan werkvormen en onderwijsconcepten dienen te bezitten om in de diverse gebieden aan de slag te kunnen. Binnen de opleiding is bewust gekozen voor werkvormen die in het werkveld gebruikelijk zijn, zoals probleemgericht onderwijs, samenwerkend leren, onderzoeksactiviteiten, discussie, excursie, werkcolleges, practica. Op deze wijze wordt studenten geleerd dat er binnen een school een scala aan didactische concepten is waarin de docent GZW werkzaam zal zijn, dat dit ook verandert en dat de docent daarin vormgever wordt. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek Binnen de lerarenopleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek is de praktijkgerichtheid niet alleen geënt op de huidige beroepspraktijk, maar ook op het specifieke karakter van de natuurwetenschappelijke praktijk. In de opleiding is daarom als didactisch element de practicumlijn van wezenlijk belang. De student leert hierin op een systematische wijze experimenteel onderzoek doen, waarbij het analyseren en aanpakken van technisch-natuurwetenschappelijke problemen centraal staat. De practicumleerlijn wordt net als in het principe ‘ teach what you preach’ gekenmerkt door het dubbele bodemprincipe. Het onderscheidt zich daarvan doordat het specifieke karakter van de natuurwetenschappen vereist dat de student theoretisch en praktisch geschoold moet zijn om in de beroepspraktijk deze natuurwetenschappelijke kennis en vaardigheden over te brengen aan de leerlingen. Zoals blijkt uit de beschrijving bij 2.2 en 2.3 is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen. De gebruikte werkvormensluiten aan bij het didactisch concept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 45
Bij vakdidactiek wordt gewerkt aan de hand van beroepstaken, vaak in opdracht van scholen vo/bve, zoals het ontwikkelen van een les, een toets of een practicum. Bij de practica wordt in eerste instantie in duo’s gewerkt aan opdrachten met een toenemende complexiteit om aan het einde van de hoofdfase individueel te kunnen werken. Het practicum wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan de ‘theoretische’ vakken. Bij de theoretische vakken is er een variatie aan werkvormen van hoorcolleges, werkcolleges tot projectmatig werken en presentaties door studenten. Deze mix van werkvormen past weer binnen de visie van het opleidingsteam en de dagelijkse praktijk in de beroepspraktijk. Wiskunde Wat betreft de opleidingsdidactiek, speelt competentiegericht opleiden binnen de vak- en vakdidactiek vooral in de schoolwiskunde, maar ook in specifieke vakonderdelen als bijvoorbeeld de meetkundelijn, via bijvoorbeeld meetkundeonderzoek. De opleiding besteedt aandacht aan zowel de vakgerichte als vakdidactische competenties van de studenten. De vakdidactische competenties zijn lastig te concretiseren. Op landelijk niveau wordt daar aan gewerkt, met name via de Samenwerkingsgroep Lerarenopleiders Wiskunde. Binnen het vak wiskunde speelt een specifieke wiskunde opleidingsdidactiek. Daardoor zijn er veel specifieke activiteiten ontwikkeld die vakdidactiek op de lerarenopleidingen een centrale rol toebedelen. Daarbij is een belangrijk uitgangspunt dat de student in veel gevallen op eigen niveau het leren van wiskunde ervaart en door discussies en reflecties leert te vertalen naar zijn/haar situatie als wiskundeleraar. Verwerking van de colleges vindt plaats in werkcolleges of zelfstudie. In projectgerichte onderdelen zullen studenten samenwerken, taken verdelen en onderdelen uitwerken en presenteren. De didactiek en daarmee ook de werkvormen worden voor een groot deel bepaald door de didactiek en werkvormen die de student in zijn beroep als wiskundeleraar tegenkomt. Mede daardoor worden werkvormen als projectgericht onderwijs, samenwerkingsvormen, experimenten, eigen presentaties en dergelijke veel beoefend. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle studieonderdelen ontleend aan de doelstellingen van de tweedegraads lerarenopleiding, zoals blijkt uit de beschrijving van de curricula. Centraal staat het verwerven van algemene en beroepsspecifieke competenties; de centrale rol die de praktijk in het studieprogramma innemen, is voldoende en consequent in alle leerjaren uitgewerkt waardoor er een integratie plaatsvindt van theorie en praktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 46
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Toetsing en beoordeling binnen FLOT sluiten aan bij uitgangspunten die door Fontys Hogescholen zijn vastgelegd in de OER. De opleiding heeft de regelgeving voor toetsing en examinering vastgelegd in een aparte notitie. Dit wordt door het auditteam als adequaat beoordeeld. Hierin besteedt FLOT onder andere aandacht aan: De inhoud van de onderwijseenheden en de daaraan verbonden tentamens; Tentamenperiodes; Procedure aanmelding toetsen en tentamens; Kwaliteitsbewaking; Inzage van tentamens. De onafhankelijke examencommissie van iedere opleiding bewaakt of de toetsen volgens de regels van de OER zijn uitgevoerd. Studenten kunnen bij de examencommissie van de opleiding in beroep gaan. In de digitale studiegids staat vermeld welke beroepsmogelijkheden er met betrekking tot toetsing en beoordeling zijn. Het auditteam heeft van de tweedegraads lerarenopleiding een zeer uitgebreide set verslagen ontvangen van vergaderingen van de examencommissies per opleiding in het jaar 2007-2008. Hierin is een overzicht opgenomen van de behandelde klachten en verzoeken en een afrondend jaarverslag. De verslaglegging en afhandeling van klachten heeft op een adequate wijze plaatsgevonden. De opleidingen hanteren verschillende toetsvormen om verschillende facetten van de competenties, waaronder de inhouden van de kennisbasis, te toetsen. De toetsvormen zijn relevant voor de toetsing van alle leerdoelen van de onderwijseenheden en van de competentiebeheersing. De afronding en toetsing van de generieke beroepsvoorbereidende programmaonderdelen van het flankerend onderwijs, de stages, het onderzoeksdeel en het onderdeel Innovatief beroepsonderwijs worden centraal aangestuurd en zijn voor alle opleidingen gelijk. Het gaat hierbij zowel om de beroepsvaardigheden als ook om de inhouden van de generieke kennisbasis voor de bachelorlerarenopleidingen. De competentie-examens in de propedeuse, de hoofdfase en de afstudeerfase geven richting aan toetsing en beoordeling bij FLOT en worden per opleidingsfase stapsgewijs ingevoerd. Met ingang van het studiejaar 2008-2009 zal ook de afstudeerfase worden afgesloten met een competentieexamen. De beoordeling, die wordt uitgedrukt in de vorm van een cijfer voor prestaties geleverd tijdens kennis- en vaardigheidstoetsen voor vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen, ligt in handen van de opleiding. Op deze manier borgt FLOT dat de vakinhoudelijke kennisbasis door de student is gerealiseerd. In een aanvullende notitie heeft de opleiding de uitvoering van het toetsbeleid op een meer transparante wijze beschreven. Hieruit blijkt dat de opleiding in iedere modulewijzer vermelden zal op welke wijze er wordt getoetst en waarom de opleiding hierbij voor juist die bepaalde toetsvorm heeft gekozen. Bij de toetskeuze wordt dan nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het didactisch concept en de doelstellingen van de betreffende module. In deze aanvullende notitie is tevens beschreven wie er binnen de opleiding op toeziet dat afspraken betreffende het toetsbeleid daadwerkelijk worden nageleefd. De taakomschrijving van de toetscommissie Fontys Lerarenopleiding Tilburg is voldoende helder beschreven naar de mening van het auditteam. De externe beoordelaars geven de opleidingen feedback op het niveau van de afstudeerproducten en op prestaties tijdens afstudeerstages in relatie tot de gehanteerde beoordelingscriteria.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 47
De betrokken beoordelaars, alumni en hun werkgevers geven de opleidingen feedback over niveau, domeinspecificiteit en beroepsgerichtheid van de beoordelingscriteria in de afstudeerfase. Om de student te laten inzien waar deze in het leerproces staat ten aanzien van het verwerven van kennis en vaardigheden en het kunnen toepassen daarvan in de onderwijspraktijk wordt gebruik gemaakt van vormen van formatieve toetsing. De opleidingen van FLOT maken bij toetsing gebruik van de zogenaamde ‘methodemix’. Om goed te kunnen aansluiten bij de verschillende vormen van leren, gebruiken de opleidingen een variëteit aan toetsvormen. Soms is het immers mogelijk om meerdere competenties in één toets aan de orde te laten komen. Een andere keer is het beter afzonderlijke toetsen in te zetten om scherper te kunnen inzoomen op afzonderlijke deelcompetenties in de vorm van kennis of (vak)didactische vaardigheden. In de studiegids van iedere opleiding is voor alle programmaonderdelen vermeld op welke wijze die worden getoetst en beoordeeld. Iedere cursusbeschrijving geeft tevens inzicht in de wijze waarop de toetsvorm samenhangt met de leerdoelen en de inhouden van de desbetreffende cursus. De expertisegroep Toetsing is medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van toetsbeleid voor geheel FLOT en voor de toetsvormen, procedures en beoordelingscriteria daarbinnen. Zij geeft beleidsadviezen aan het management van FLOT. Na vaststelling van het beleid vindt implementatie en afstemming plaats binnen de teams en de opleidingen. Binnen iedere opleiding is er een wisselende groep van docenten die als toetscommissie fungeert. Deze commissie ziet erop toe dat: er steekproefsgewijs periodieke toets- en itemanalyse van afzonderlijke toetsen plaatsvindt. Voor de toetsen van het flankerend onderwijs wordt de toets- en itemanalyse centraal geregeld door expertisegroep Meesterschap. de uitkomsten van de toets- en itemanalyse in het opleidingsoverleg worden besproken. Op basis van de bevindingen worden afspraken gemaakt over de eventuele aanpassing van toetsen en beoordelingscriteria. Met ingang van het studiejaar 2008/2009 wordt elk jaar van een aantal onderwijseenheden het tentamen gescreend na afname. Het resultaat van dit onderzoek wordt door de toetscommissie met de betreffende docent besproken. Het tentamen wordt waar nodig en in overleg bijgesteld. Studenten leveren hun bijdrage achteraf via de evaluaties en in het student-docentoverleg. Doel van deze activiteit is het beter afstemmen van doelen, leerstofinhoud en tentamenvragen Het portfolio Het portfolio, dat studenten dienen bij te houden, speelt een belangrijke rol bij het zg. Eindgesprek propedeuse. Dit portfolio is een reflectie op de beroeps- en studiekeuze, de motivatie voor het beroep en de gekozen opleiding. Tevens vormt het: een reflectie op het functioneren t.a.v. het studeren aan de opleiding (studievaardigheden, zelfdiscipline, samenwerking met studenten en docenten, e.d.); een reflectie op de ontwikkeling op competentie 3: vakinhoudelijk en didactisch competent. De student voegt eventueel ondersteunende documenten voor de reflectie als bijlagen toe; een reflectie op de ontwikkeling op competentie 7: competent in reflectie en ontwikkeling. Studenten zijn minder tevreden over de feedback op studieresultaten. Dit beeld wordt ondersteund door de bevindingen tijdens een kwaliteitsevaluatie in de vorm van een ‘open space bijeenkomst’ in januari 2008. In die bijeenkomst zijn door docenten en studenten de volgende aandachtspunten met betrekking tot formatieve toetsing genoemd: er is behoefte aan meer formatieve toetsen en oefententamens om zo de student een beeld te kunnen geven van waar hij staat in zijn ontwikkeling. De oefententamens moeten de student een beeld van zijn niveau geven. om te komen tot een betere borging van het leereffect moet de feedback op toetsen beter worden georganiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 48
Mede naar aanleiding van een opmerking over de klacht van studenten over de geringe feedback die zij kregen is feedback meer structureel ingebracht in de opleiding. Na elke tentamenperiode krijgen studenten de gelegenheid om de toetsen in te zien en vragen te stellen. De docenten plannen hiervoor tijd en ruimte bij voorkeur in de eerste collegeweek na de tentamens. LIO-stage De LIO-stage wordt afgerond met een performance assessment in de vorm van een criteriumgericht interview op basis van het stageportfolio. Dit performance assessment wordt afgenomen door de Fontys-contactdocent, de opleidingsdocent en de schoolpracticumdocent. Minor Innovatief beroepsonderwijs Indien de minor Innovatief beroepsonderwijs gekoppeld is aan de afrondende stage, geldt bij het performance assessment als aanvullende eis de succesvolle afronding van het werkplekleren binnen de minor Innovatief beroepsonderwijs. Per competentie beschrijft de student in zijn portfolio de gedragsindicatoren waar hij tijdens de stage aan heeft gewerkt. In overleg met de Fontys-contactdocent, de opleidingsdocent en de schoolpracticumdocent worden die gedragsindicatoren gekozen die beoordeeld moeten worden. Per competentie wordt beoordeeld of de student beheersing van de desbetreffende gedragsindicator over het algemeen goed heeft aangetoond, voldoende heeft aangetoond of nog niet voldoende heeft aangetoond. Het werkplekleren binnen de minor Innovatief beroepsonderwijs wordt beoordeeld door de Fontyscontactdocent, de opleidingsdocent en de schoolpracticumdocent. De meeste studenten volgen de minor Innovatief beroepsonderwijs in de hoofdfase van de opleiding. Sommige studenten krijgen van de examencommissie op basis van Eerder Verworven Competenties ontheffing. Afstudeeronderzoek Het tweede onderdeel van het competentie-examen aan het eind van de opleiding heeft betrekking op de beoordeling van het afstudeeronderzoek. Het afstudeeronderzoek heeft de vorm van actieonderzoek: het onderzoek van de student is gericht op het verbeteren van het eigen professionele handelen. Het actieonderzoek moet een duidelijke focus hebben op de lespraktijk, dat wil zeggen gericht zijn op verbeteren van het eigen handelen in de klas. Door middel van het actieonderzoek zijn studenten in staat om systematisch te reflecteren op het eigen gedrag en om op een planmatige wijze te werken aan de eigen ontwikkeling. De beoordeling van het actieonderzoek gebeurt aan de hand van beoordelingscriteria die zijn gerelateerd aan de competenties, de kennisbasis en de generieke hbo-kwalificaties/Dublin Descriptoren. Toetsen opdrachten Het auditteam heeft toetsen/opdrachten van de tweedegraads lerarenopleiding cluster Exact bestudeerd en deze als adequaat gekwalificeerd. Hierbij heeft het auditteam gelet op zowel de vakinhoudelijke, onderwijskundige als de vakdidactische component. Het niveau van toetsing, i.c. de complexiteit van de vragen, is op hbo-niveau. Ook op de meerkeuzevragen kunnen door studenten alleen een voldoende scoren indien zij voldoende kennis van en inzicht in het vakgebied hebben. Biologie en GZW Zoals geldt voor alle opleidingen binnen FLOT wordt er binnen de vakgroep Biologie elke tentamenperiode steekproefsgewijs één tentamen geanalyseerd door een toetscommissie. Daarnaast is de vakgroep actief om de kwaliteit van toetsen te borgen en te verbeteren. Binnen de vakgroep Biologie zijn bijvoorbeeld over het algemeen twee vakdocenten betrokken bij het tot stand komen van een tentamen. De opleidingen Biologie en Gezondheidszorg en Welzijn hebben een gemeenschappelijke toetscommissie. Deze komt na elke tentamenperiode bijeen en beoordeelt of toetsen voldoen aan de gestelde richtlijnen en geeft advies bij het opstellen van nieuwe toetsen of het aanpassen van bestaande toetsen. De toetscommissie bestaat uit een voorzitter en twee docenten. Informatie over en afkomstig van de toetscommissie wordt op het netwerk van de opleiding geplaatst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 49
Bij vrijwel alle vakinhouden zijn tenminste twee docenten betrokken. Tentamenopgaven worden in de regel door beide docenten gemaakt en/of bekeken. Het corrigeren van tentamens door twee docenten komt weinig voor. Wel vindt collegiale raadpleging plaats bij antwoorden en tentamenresultaten die vragen oproepen. Bij leerstofanalyse en vakdidactiek in het eerste jaar wordt formatieve toetsing toegepast: studenten beoordelen elkaars product en geven elkaar feedback. Dit kan met medestudenten onderling, maar ook de collega’s en leerlingen op school worden betrokken bij deze ‘collegiale’ consultatie. De feedback leidt niet tot afronding van het onderdeel, maar ondersteunt de studenten bij het afronden van hun producten. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek De resultaten uit periode-evaluaties en het student-docentoverleg worden door de opleidingscoördinator besproken in het opleidingsoverleg en met de teamleider. Met ingang van het studiejaar 2008-2009 is er binnen het team NaSkTe een toetscommissie ingesteld bestaande uit het lid van de Expertisegroep Toetsing en twee docenten (natuurkunde/techniek en scheikunde), die elke periode steekproefsgewijs twee toetsen bespreken met aandacht voor onder andere: de toetsmatrijs; het correctieschema; de toetsanalyse; de feedback aan studenten. De resultaten worden in het team besproken. Conclusies en aanbevelingen worden in een volgende toetsperiode verwerkt en opnieuw bekeken. Dit proces wordt ondersteund door de Expertisegroep Toetsing van FLOT. Wiskunde Voor de tweedegraads lerarenopleiding Wiskunde geldt nog het volgende. Dit studiejaar is in het eerste leerjaar gestart met een uitbereiding van het aantal contacturen tussen studieloopbaanbegeleider en zijn studenten in de pilot Oriëntatie op Studie en Beroep. Tijdens de drie ingeroosterde uren krijgen de studenten twee maal een rekentoets en twee maal een vaktoets voorgelegd. De resultaten geven de student informatie over zijn vaardigheid m.b.t. deze onderdelen en daarnaast zijn ze een onderwerp bij gesprekken met studieloopbaanbegeleiders èn de derdejaars studenten die bij deze pilot betrokken zijn. Bij vakken als goniometrie, vaardigheden en ruimtemeetkunde wordt de studenten tijdens de uitvoering van de cursus een diagnostische toets aangeboden waaruit blijkt waar mogelijke lacunes aanwezig zijn. De student krijgt daarna passend oefenmateriaal aangeboden. Bij alle vakmodules zijn via het intranet van de opleiding oefententamens met uitwerkingen voor de studenten beschikbaar. Bij het vak Schoolwiskunde (methodekeuze) wordt een peer-assessment afgenomen. De resultaten daarvan worden individueel met de student doorgesproken waarna verbeteracties worden vastgelegd. Vanzelfsprekend zijn er tijdens procesmatige programmaonderdelen zoals de Minor Innovatief Beroepsonderwijs (IBO) en in de afstudeerfase bij het Vakdidactische onderzoek formatieve toetsmomenten ingebouwd. Feedback wordt bij summatieve toetsen in de meeste gevallen individueel gegeven. Men name bij de voltijd kan dat plenair gebeuren. Vaak worden er ook uitwerkingen aan de studenten verstrekt. Door het belang dat de opleiding hecht aan een goede relatie met de studenten is het voor de studenten gemakkelijk om zelf een afspraak met een docent te maken als er behoefte is aan persoonlijke feedback. De opleiding is voornemens om hier in de naaste toekomst een structuur voor te realiseren die garandeert dat (indien mogelijk) alle studenten inzage krijgen in het gemaakte werk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 50
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen en de gebruikte toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 51
Onderwerp 3: Inzet van Personeel
Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel. Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen De inzet van personeel ten behoeve van het onderwijs gebeurt op het niveau van FLOT en op dat van de teams. FLOT stuurt door een actief wervings- en detacheringsbeleid aan op een flexibele schil van 15 á 20 procent, die wenselijk is om specifieke expertise te kunnen binnenhalen en snel te anticiperen op schommelingen in studentenaantallen. Biologie De docenten onderhouden contacten met het relevante beroepenveld. Zo is er sprake van een docentenwerkplaats, een regelmatig plaatsvindende bijeenkomst, zes keer per schooljaar, tussen Fontysdocenten, en docenten uit het voortgezet onderwijs, waarin gezamenlijk werkwijzen en middelen ontworpen worden voor de eigenpraktijk onderwijs. Enkele docenten hebben contacten met onderwijsinstellingen in het buitenland. In de cv’s van de docenten wordt aandacht besteed aan de interactie van de docent met de beroepspraktijk in de laatste vijf jaar m.b.t. de uitvoering van toegepast onderzoek en de interactie met (buitenlandse) vakgenoten en met universitaire instellingen. Docenten laten een breed palet aan initiatieven zien waaronder de deelname aan de klankbordgroep Natuurmonumenten Brabant, deelname aan een werkgroep rond de Waddeneilanden, collegiaal overleg met docenten van de Universiteit Witwaterrand (Z-Afrika), begeleiden van (buitenlandse) stagiaires. Docenten hebben daarnaast cursussen/opleidingen gevolgd op voor het onderwijs relevante terreinen waaronder op het gebied van schoolorganisatie en onderwijsmanagement, competentiemanagement, training leerlingbegeleiding en het opleiden van leraren. Gezondheidszorg en Welzijn Binnen het docententeam is sprake van expertise op het terrein van sociale processen, sociale psychologie in het onderwijs, onderwijssociologie, leerlingbegeleiding, mentoraat, leerproblemen en zorgstructuur. Docenten onderhouden o.a. contacten met het ROC Midden Brabant en het Midden Brabantcollege. Hieruit komen (na)scholingstrajecten en samenwerkingsafspraken voort. Zij voeren onderzoek uit naar de voorspellende validiteit van de adviezen van schoolhoofden, psychologen en de CITO-score op school- en beroepskeuze. Docenten onderhouden contacten met het relevante werkveld, waaronder tweemaandelijks overleg van de ZeeBra-scholen (een samenwerkingsverband van bijna 50 Zeeuwse en West-Brabantse scholen). Hieruit komen beleidsafspraken en (na)scholingstrajecten voort. Docenten onderhouden contacten met schoolorganisaties in het voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs. Natuurkunde, Scheikunde, Techniek Verschillende docenten beschikken over ruime ervaring daar waar het het opleiden van leraren betreft binnen hun vakgebied. Zij hebben dan een vakinhoudelijke opleiding gevolgd aan een woinstelling op de terreinen natuurkunde, scheikunde of techniek en deze aangevuld met didactische aantekeningen. Enkele docenten beschikken, voorafgaand aan hun docentschap binnen Fontys, ook over ervaring als docent binnen het middelbaar beroepsonderwijs en het voortgezet onderwijs. Wiskunde Docenten beschikken ook over onderwijservaring op basis van een docentschap aan een mboen/of vo-instelling. Verder zijn er drie docenten ook werkzaam in het beroepenveld, zijn er vijf docenten betrokken bij contractactiviteiten, zoals via OU, TUE en participeren twee docenten in kenniskringen van het lectoraat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 52
Docenten krijgen gelegenheid stage te lopen in het beroepenveld, dat wordt vastgelegd in het COPgesprek met de teamleider. Er is docentenuitwisseling met het Beatrixcollege in Tilburg. Docenten hebben als projectleider deelgenomen aan de Pilot Aanpassen Centraal examen Tilburg (2002-2004) en taakgroepen docenten exacte vakken ontwerpen pilots voor innovatie op Tilburgse vo-scholen in docentenwerkplaats. Zij hebben deelgenomen aan het aansluitingsproject vo/wo met alle Tilburgse scholen op management en lerarenniveau en als projectleider deelgenomen aan de implementatie competentiemanagement VMBO Boxtel (ISIS). In overleg met management en docenten competentieprofielen gebouwd en passend bij ontwikkelde innovatiestrategie. Er is sprake van regelmatig overleg met coördinatoren steunpunten wiskunde D en CTWO (commissie toekomst wiskunde onderwijs) en van werkbijeenkomsten met docenten wiskunde van HU en HvA ten behoeve van ontwikkeling digitale toetsen op lerarenopleiding. Oordeel: voldoende en goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleidingen Biologie, Gezondheidszorg en Welzijn, Natuurkunde, Scheikunde, Techniek als voldoende en van de opleiding Wiskunde als goed wel op grond van de volgende observaties: Voor alle opleidingen geldt uit de cv’s en uit gesprekken met de docenten is gebleken dat zij in voldoende mate contact onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; de opleiding werft in de regel docenten uit de beroepspraktijk. Deze docenten beschikken in de regel over een voldoende uitgebreid en relevant netwerk in de beroepspraktijk. Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleiding Wiskunde als goed en wel op grond van de volgende, naast de bovengenoemde, additionele observatie: een aantal docenten van de opleiding Wiskunde hebben ook regelmatig overleg met organisaties waar gesproken wordt over de toekomst van het wiskundeonderwijs waardoor zij deelgenoot zijn van nieuwe ontwikkelingen op hun vakgebied.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 53
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen FLOT heeft normen geformuleerd om het aantal benodigde docenten te berekenen en daardoor te kunnen beschikken over voldoende daadwerkelijk beschikbare docenten. Met als basis een docent/studentratio van 1:30 gaan de opleidingen uit van een studentenaantal van gemiddeld 30 deelnemers per onderwijsgroep. Om de docent/studentratio van 1:30 ook te borgen voor de kleinere opleidingen, heeft FLOT de volgende maatregelen genomen: bij de samenstelling van de zes onderwijsteams bij FLOT is bewust gekozen om grote en kleine opleidingen aan elkaar te koppelen. de kleinere opleidingen voegen, daar waar dat mogelijk is, bij bepaalde programmaonderdelen, jaargroepen van studenten samen, om zo voldoende ‘massa’ te maken. indien organisatorisch mogelijk, vormen voltijd- en deeltijdstudenten samen een groep. bij enkele deeltijdopleidingen is er sprake van een alternerend onderwijsprogramma. De totale formatie van FLOT bedraagt momenteel 148 fte. Het auditteam heeft voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de cv’s bestudeerd van het docententeam. Hieruit is het volgende beeld ontstaan waarbij opgemerkt moet worden dat een aantal docenten les geven bij verschillende tweedegraads lerarenopleidingen. Het beroepsmatig functioneren van de medewerkers wordt binnen de tweedegraads lerarenopleidingen besproken in de contracterings- en beoordelingsgesprekken. Door het aannamebeleid, het scholingsbeleid en het hanteren van een flexibele schil zullen de opleidingen de kwaliteit van het personeelsportfolio onderhouden en bevorderen. Het op peil houden van de kwaliteit van docenten wordt geborgd door scholingsplannen en het competentiemanagement van docenten op team- en op FLOT-niveau. In het kader van het ingevoerde competentiemanagement wordt structureel gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de medewerkers. Over professionalisering worden afspraken gemaakt tijdens functionerings- of contracteringsgesprekken. Deze worden vastgelegd in scholingsplannen. Sinds 2005 is er met de invoering van competentiegestuurd onderwijs aandacht besteed aan de nieuwe rollen van docenten als: studieloopbaanbegeleider; assessor; ontwikkelaar. Met ingang van het studiejaar 2004 – 2005 is, zo geeft FLOT thans aan, regulier 15 procent van de jaartaak van de individuele medewerkers gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Als onderdeel wordt er per team naar gestreefd om 10 procent van de totale formatie vrij te maken voor innovatie en ontwikkeling. De ‘kopopleidingen’ worden verzorgd door drie kerndocenten. Daarnaast maken vakdidactici per opleiding en de Fontys-contactdocenten op de stageplaatsen deel uit van de opleiding. Fontys investeert de komende jaren in kwaliteit door scholing op thema’s als ondernemerschap, waardenbewustzijn en duurzaamheid. Deze thema’s passen ook binnen het scholingsbeleid van FLOT. De teams binnen FLOT doen in hun teamplannen voorstellen voor professionalisering en ontwikkeling en vertalen deze naar kwaliteits-/scholingsafspraken en ontwikkelafspraken. De teamplannen moeten passen binnen het beleid van FLOT.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 54
Het aantal docenten binnen de tweedegraads lerarenopleiding Biologie bedraagt 9. Voor Gezondheidszorg en Welzijn zijn 12 docenten inzetbaar,voor Natuurkunde, Scheikunde en Techniek 22 docenten en voor Wiskunde 19 docenten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de omvang van de formatie stelt de opleiding in staat de curricula op een voldoende adequate wijze uit te voeren; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten zijn de opleidingen in staat de gewenste kwaliteit (niveau, vakinhoudelijk, vakdidactisch) te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 55
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Voor de docenten van FLOT geldt het volgende. Het beroepsmatig functioneren van de medewerkers wordt besproken in de contracterings- en beoordelingsgesprekken. Door het aannamebeleid, het scholingsbeleid en het hanteren van een flexibele schil zullen de opleidingen de kwaliteit van het personeelsportfolio onderhouden en bevorderen. Het op peil houden van de kwaliteit van docenten wordt geborgd door scholingsplannen en het competentiemanagement van docenten op team- en op FLOT-niveau. In het kader van het ingevoerde competentiemanagement wordt structureel gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de medewerkers. Over professionalisering worden afspraken gemaakt tijdens functionerings- of contracteringsgesprekken. Deze worden vastgelegd in scholingsplannen. Het auditteam constateert dat er hard gewerkt wordt op het terrein van personeelsbeleid. Het auditteam mist vooralsnog een overall beleid ten aanzien van het aantal gecertificeerde/te certificeren docenten. Een masterplan met daarin opgenomen streefcijfers zou zeker een welkome aanvulling zijn voor de opleiding op de scholingsplannen. Uit de cv’s is het auditteam gebleken dat binnen FLOT acht promovendi werkzaam zijn. Het betreft in de regel promoties op het terrein van onderwijskunde of didactiek. Voor een beperkt gedeelte van hun taak (0,1 fte) verzorgen zij onderwijstaken binnen de opleidingen van het cluster M&M. FLOT heeft bewust voor een beperkte inzet in het primair proces gekozen om zo te borgen dat het promotietraject binnen vier jaar wordt afgerond. FLOT streeft ernaar om, in navolging van het Fontysbeleid, te komen tot 10 procent gepromoveerden, doorgroeiend naar 30 procent in de komende jaren. Binnen het cluster M&M zijn een aantal gepromoveerde docenten werkzaam. Studenten zijn tevreden over het onderwijsaanbod en de kwaliteit van docenten. FLOT heeft zicht op de aanwezige en vereiste expertise en competenties van docenten, waardoor duidelijk is in welke expertise en competenties in de toekomst moet worden geïnvesteerd en welke kwaliteiten bij vacatures van een nieuwe medewerker zullen worden verwacht. In de afgelopen jaren is gebleken dat de docenten van de opleiding flexibel inzetbaar zijn, vooral bij het vervangen van colleges en cursussen van zieke docenten en het anticiperen op de aanmelding van studenten. Er is de afgelopen vijf jaar weinig werkgerelateerd ziekteverzuim geweest onder docenten van de opleiding. Voor nieuwe medewerkers zijn er centrale informatiebijeenkomsten. Tevens is er sprake van individuele begeleiding. De teamleiders van FLOT zijn er verantwoordelijk voor dat nieuwe medewerkers worden begeleid. In het eerste jaar van het dienstverband van de nieuwe medewerker wordt een ervaren collega gevraagd om de nieuwkomer te begeleiden. Sinds 2005 is er met de invoering van competentiegestuurd onderwijs aandacht besteed aan de nieuwe rollen van docenten als: studieloopbaanbegeleider; assessor; ontwikkelaar. Met ingang van het studiejaar 2004 – 2005 is, zo geeft FLOT thans aan, regulier 15 procent van de jaartaak van de individuele medewerkers gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Als onderdeel wordt er per team naar gestreefd om 10 procent van de totale formatie vrij te maken voor innovatie en ontwikkeling. De sturing van de professionalisering van medewerkers verdient nadrukkelijker aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 56
Fontys investeert de komende jaren in kwaliteit door scholing op thema’s als ondernemerschap, waardenbewustzijn en duurzaamheid. Deze thema’s passen ook binnen het scholingsbeleid van FLOT. De teams binnen FLOT doen in hun teamplannen voorstellen voor professionalisering en ontwikkeling en vertalen deze naar kwaliteits-/scholingsafspraken en ontwikkelafspraken. De teamplannen moeten passen binnen het beleid van FLOT. Alle Fontys-contactdocenten ontmoeten elkaar acht maal per jaar op een studieochtend waar actuele informatie wordt verstrekt en ervaringen worden uitgewisseld. Daarvan zijn er twee studieochtenden per jaar waar de Fontys-contactdocenten samen met de opleidingsdocenten van de stagescholen een relevant thema bespreken. Deze bijeenkomsten hebben tot doel de Fontyscontactdocenten en de opleidingsdocenten te professionaliseren voor hun taken op de stagescholen. In de jaarlijkse persoonlijke competentie-ontwikkelgesprekken en contracteringsgesprekken van de teamleider met de docenten hebben de opleidingen een werkend mechanisme om de kwaliteit van de docenten te borgen. Hierbij worden afspraken gemaakt over persoonlijk ontwikkelingsplannen voor de verdere ontwikkeling van de noodzakelijke kennis en competenties. FLOT stelt generiek voor alle docenten 15 procent van de tijd beschikbaar voor professionalisering. De invulling hiervan is zeer divers. Zo zijn er bijeenkomsten tijdens innovatiedagen waar algemene zaken aan bod komen betreffende onderwijs, maar ook bijeenkomsten van de vakgroep waarbij op cursusniveau diverse ontwikkelingen worden besproken. Naast deze activiteiten heeft een substantieel deel van het docentencorps de afgelopen vijf jaar aanvullende activiteiten verricht om de eigen deskundigheid te bevorderen. Docenten geven aan zich niet overbelast te voelen. Zij hebben ruimte voor professionalisering. Deze professionaliseringsactiviteiten van alle docenten als geheel lijken weinig gemeenschappelijke ‘richting’ te hebben. Voor beginnende docenten is er een medewerkersmap ‘Van introductie tot Portfolio’ beschikbaar. In deze map vindt de beginnende docent allerlei informatie over Fontys in het algemeen en FLOT in het bijzonder. Naast deze informatiemap wordt de beginnende medewerker een informatieochtend of –middag aangeboden. Binnen de vakgroep wordt elke beginnende docent ‘gekoppeld’ aan een zittende docent. In principe is er wekelijks overleg, wat in de loop van de tijd minder frequent wordt naarmate de vragen minderen. Behalve bovengenoemde bevindingen voor alle Exact opleidingen komt het auditteam aanvullend tot de volgende opleidingsspecifieke bevindingen. Uit de cv’s is het auditteam gebleken dat: Biologie: het team docenten voldoende vakinhoudelijk en didactisch opgeleid is om de opleiding te verzorgen. Docenten hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op voor het onderwijs relevante terrein. Concreet betekent dit dat docenten een opleiding hebben afgerond op het terrein van biologie, medische biologie, gezondheidskunde, chemie, pedagogiek, wiskunde. Docenten volgen of hebben daarnaast een opleiding gevolgd op het terrein van onderwijs(kunde). Genoemd worden o.a. de universitaire onderwijskundige Master of Science in Active learning aan de Open Universiteit, didactiek van de biologie, Master of Education, competentiemanagement en assessoren opleiden. Binnen de opleiding is een promovenda werkzaam. Haar proefschrift richt zich op het leren en doceren van evolutie en levensvisies binnen de context-conceptbenadering in de biologieklas. Een docent is gepromoveerd op het terrein van medische biologie in 2007. Gezondheidszorg en Welzijn: het team docenten voldoende vakinhoudelijk en didactisch opgeleid is om de opleiding te verzorgen. Er is sprake van een gedeeltelijke overlap tussen het docententeam van Biologie en Gezondheidszorg en Welzijn. Docenten van laatstgenoemde opleidingen hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op voor het onderwijs relevante terrein. Concreet betekent dit dat docenten een opleiding hebben afgerond op het terrein van humane voeding, huishoud- en consumentenwetenschappen, pedagogiek, verpleegkundige/dialyseverpleegkundige, wiskunde en gezondheidskunde, onderwijskunde.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 57
Natuurkunde, Scheikunde, Techniek: het team docenten van de tweedegraads lerarenopleiding op de terreinen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek laat overlap zien. Dat wil zeggen, docenten van de ene tweedegraads lerarenopleiding geven les bij de andere omdat de vakgebieden op onderdelen identiek zijn wat de inhoud betreft. Het auditteam heeft de cv’s bestudeerd van de docenten. Hieruit is gebleken dat het team docenten voldoende vakinhoudelijk en didactisch opgeleid is om de opleiding te verzorgen. Docenten hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op voor het onderwijs relevante terrein. Enkele docenten zijn gepromoveerd. Concreet betekent dit dat docenten een opleiding hebben afgerond op het terrein van natuurkunde en/of scheikunde. Wiskunde: het team docenten voldoende vakinhoudelijk en didactisch opgeleid is om de opleiding te verzorgen. Docenten hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op voor het onderwijs relevante terrein. Concreet betekent dit dat docenten een opleiding hebben afgerond op het terrein van wiskunde of een hieraan gerelateerd vakgebied (natuurkunde, scheikunde, techniek). Zo hebben docenten een wo-opleiding gevolgd op het terrein van werktuigkundige medische technologie, wiskunde, eerstegraads lerarenopleiding wis- en natuurkunde, psychologie en onderwijskunde. Ook binnen deze opleiding geldt dat docenten, naast een vakinhoudelijke exacte opleiding, aanvullende cursussen/opleidingen hebben gevolgd op het terrein van onderwijs/pedagogiek. Gezondheidszorg en Welzijn: Voor de docenten van Gezondheidszorg en Welzijn geldt additioneel dat de opleiding mogelijkheden kent voor detacheringen in de zogenoemde flexibele schil, bijvoorbeeld: Een scheikundedocent van het team NaSkTe (Natuurkunde, Scheikunde, Techniek) voor de propedeusecursus NAW (Natuurwetenschappen); Een (gepromoveerde) docent Onderwijskunde van het team NaSkTe voor gastlessen bij de leerstofeenheid op het terrein van de ontwikkelingspsychologie. Bij vakdidactiek eerste jaar deeltijd leren studenten samen te werken in leergebieden met studenten van het team NASKT en de studenten Biologie. Docenten beschikken over zowel vakdidactische als vakinhoudelijke expertise waaronder op het terrein van het geven van didactische ondersteuning en begeleiding bij deskundigheidsbevordering en bij leerprocessen met betrekking tot professionalisering en methodiekontwikkeling. Docenten hebben ook ervaring in de praktijk, i.c. op het terrein van verpleegkunde, onder andere in de scholing en begeleiding van intensive care verpleegkundigen. Bijna alle docenten van Natuurkunde, Scheikunde en Techniek hebben ervaring in het voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs. Een substantieel deel van de docenten publiceert regelmatig in tijdschriften of verzorgt workshops tijdens conferenties, zoals VELON en Woudschoten (Natuurkunde en Scheikunde). Daarnaast is een groot deel van de docenten lid van een beroepsvereniging. Een deel van het docentenkorps heeft in de afgelopen vijf jaar activiteiten verricht om de deskundigheid te bevorderen. Daarnaast zijn collega’s dit collegejaar ‘in opleiding’. In de contracterings- en beoordelingsgesprekken tussen teamleider en docent worden afspraken gemaakt over verdere professionalisering en deskundigheidsbevordering. Deze deskundigheidsbevordering wordt niet alleen vormgegeven door het volgen van een opleiding of cursus, maar ook door bezoek aan conferenties/congressen en het ontwikkelen van een nieuwe module. Voor wiskunde geldt additioneel het volgende. Op verzoek van de Vereniging van Wiskundeleraren is een rapport geschreven, Wiskunde Vaardig, waarin de beroepstandaarden worden geformuleerd om te komen tot een beroepsregister. Dat rapport is uitgangspunt om benodigde bekwaamheden van docenten te beschrijven. Het rapport is geschreven door het samenwerkingsverband Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW), Freudenthal Instituut (FI) en Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). De opleiding kent een aantal beroepsstandaarden wat betreft vakkennis, de omgevingsfactoren, de leerprocessen en het gebruik van vakdidactiek en toetsing, beoordeling en evaluatie. De opleiding gaat op korte termijn het curriculum toetsen aan de beroepstandaarden om zo te kunnen komen tot een invulling die direct aansluit bij de beroepspraktijk, meer dan al het geval is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 58
Tien docenten hebben een wo-opleiding, van wie er één gepromoveerd is. Een docent volgt de cursus Didactische Bekwaamheid hbo om zich didactisch bekwaam te maken. Er is een vijftal docenten met publicaties op hun naam. Ook zijn er enkele collega’s die zich profileren als auteur van modulen of methoden en onderwijsontwikkelaar. Een docent is hoofdredacteur van de Nieuwe Wiskrant. Docenten zijn betrokken bij en/of zijn lid van het Landelijk Platform Nascholing, het Platform beroepsonderwijs, VELON en de Werkgroep Structurering Kennisoverdracht. De helft van de docenten is actief betrokken als scholer/trainer/gastspreker. Hierbij is substantieel het aantal docenten dat deelneemt aan activiteiten in docentenwerkplaatsen. Er is focus op vakoverstijgend onderwijs, maar ook op vakspecifiek en vooral op (samen) onderwijs ontwerpen. Iedere docent van de opleiding besteedt jaarlijks 15 procent tijd aan professionalisering en deelname aan pilots. Dit wordt jaarlijks in het teamplan geëxpliciteerd. Beginnende docenten worden begeleid: ze worden gekoppeld aan een of meerdere collega’s. Binnen een maand na start van de werkzaamheden wordt met de teamleider een contracteringsgesprek gehouden. Wat betreft flexibiliteit wordt er incidenteel gebruik gemaakt van mensen ‘van buiten’, zoals gastsprekers (bij vakdidactiek), uitgevers bij meetkundeonderzoek, en collega-docenten. Tevens zijn er drie collega’s met een contract voor ‘incidentele werkzaamheden’. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat betreft vakdeskundigheid, werkveldervaring en inzicht in ontwikkelingen binnen het domein waar de opleidingen betrekking op hebben zijn de docenten voldoende toegerust om hun opleiding op het gewenste niveau te verzorgen; studenten zijn positief over de didactische kwaliteiten, de gerichtheid op de beroepspraktijk en de vak- en werkveldkennis van hun docenten; de bevordering van de werkvelddeskundigheid en van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 59
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen Het voorzieningenbeleid van FLOT is beleid van Fontys Hogescholen. Dit is onder meer uitgewerkt in een Fontys Huisvestingsbeleidsplan, ICT-beleidsplan en Mediatheekbeleidsplan en wordt uitgevoerd door de diverse onderdelen van het Fontys Facilitair Bedrijf. Binnen dit beleid en de vastgestelde budgetten en normpakketten formuleert de opleiding haar eigen prioriteiten. De opleidingen van FLOT zijn gehuisvest in het Mollergebouw dat in 1986 in gebruik is genomen. Gebouw en voorzieningen zijn recentelijk vernieuwd om te kunnen voldoen aan de nieuwe eisen die de veranderingen in het onderwijs en didactiek met zich meebrengen. De tweedegraads lerarenopleiding maakt gebruik van een digitale leeromgeving, die altijd en overal bereikbaar is, zowel op de computers in de school als thuis. Deze digitale leeromgeving is opgesplitst in internet en intranet. Het auditteam is op grond van eigen waarneming van mening, dat de voorzieningen in Tilburg in voldoende mate toereikend zijn om het programma te kunnen verzorgen. In de aparte lokalen is voldoende ruimte en materiaal aanwezig om specifieke vaardigheden te ontwikkelen. De docenten beschikken over aparte docentkamers met afhankelijk van de grote van de aanstelling een eigen werkplek. Wanneer studenten speciale literatuurverzoeken hebben wordt het benodigde voor de student opgevraagd bij een andere (PABO) opleiding van Fontys of een andere bibliotheek. Het auditteam miste wel voor de opleiding relevante buitenlandse literatuur in de bibliotheek. Web-enabled, plaats- en tijdsonafhankelijk studeren en werken is voor FLOT een belangrijk uitgangspunt bij de vormgeving van de primaire processen. Voor de vele initiatieven gericht op de verbetering van de onderwijskwaliteit en van de ondersteunende processen met behulp van ICT is door Fontys een algemeen beleidskader opgesteld, waaraan FLOT zich conformeert. Dat heeft onder andere geleid tot ICT-werkplekken voor alle studenten en medewerkers. De schoolpracticumdocenten, opleidingsdocenten en Fontys-contactdocenten zien er ook op toe dat de materiële voorzieningen op de buitenschoolse werkplekken toereikend zijn om het studieprogramma te realiseren. Het auditteam constateert in dit kader wel dat het de ICT voorzieningen wat mager vindt. Zo was er één smart board in het gebouw opgesteld waar alleen eerstejaars studenten een middag instructie over volgden. Tijdens eigen lessen werden deze innovaties weinig of niet gebruikt. Docenten gaven te kennen zeker open te staan voor dit type ontwikkelingen. In studiejaar 2008/2009 is FLOT geconfronteerd met een extra groei ten opzichte van het jaar daarvoor van circa 400 studenten. Daarmee samenhangend is ook het aantal medewerkers toegenomen. De grote toename van het aantal studenten leidt tot knelpunten in de faciliteiten: lokalen voor onderwijsactiviteiten en werkplekken voor medewerkers. Biologie Naast de algemene faciliteiten beschikt de tweedegraads lerarenopleiding Biologie over een drietal practicumruimtes en studenten kunnen buitenactiviteiten ontplooien waarbij gebruik gemaakt kan worden van het Bio-buitengebied (plantenkas en moestuin). Ook maakt de bacheloropleiding gebruik van professionele (medisch) biologische laboratoria van de Fontysopleiding Applied science in Eindhoven. Gezondheidszorg en Welzijn De opleiding GZW beschikt over een ruimte, het Skillslab, waarin alle praktische vaardigheden door studenten zelfstandig geoefend kunnen worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 60
De opleiding beschikt additioneel over de volgende apparatuur: zes computers waarop studenten (ook op internet) kunnen werken (op inschrijving), 1 computer voor de Skillslab beheerder; vier kookeenheden met kookbronnen (gas, inductie, elektrisch), koelkast, diepvrieskast en alle benodigde apparatuur en materiaal om praktische vaardigheden in de keuken te kunnen beoefenen; apparatuur en materiaal voor haarverzorging en uiterlijke verzorging; materiaal voor EHBO en ADL, met onder andere een rollator en een EHBO-pop, verbandmiddelen; materiaal voor woning/kleding waaronder: stoomgeneratorsysteem, wasmachine, droogtrommel en alle materiaal voor schoonmaak- en textielonderhoud in de gezinshuishouding; diverse anatomische modellen, microscopen, histologische materialen en Biologie praktijklokalen. De invoering van werkplekkenstructuur in de bovenbouw van het vmbo heeft binnen de opleiding geleid tot de inrichting van het Skillslab en aanpassing van de onderwijseenheid vakdidactiek. Studenten worden binnen de Skillslab vaardigheden niet alleen beoordeeld op het beheersen van een techniek (EHBO, bereidingstechniek etc.), maar ook de wijze van demonstreren van deze techniek wordt in de toetsing meegenomen. Studenten oefenen beide onderdelen (techniek en demonstreren) in het Skillslab. Voltijdstudenten uit het eerste- en tweede studiejaar worden als groep ingeroosterd om in het Skillslab te werken. Daarnaast kunnen zij ook individueel inschrijven op de werkplekken; met het voorbehoud dat de dinsdag in principe voor de deeltijdstudenten bedoeld is. Deeltijdstudenten kunnen per werkplek inschrijven op de dagdelen dat de beheerder aanwezig is. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek Naast de algemene faciliteiten, zoals bijvoorbeeld de mediatheek, beschikken de opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek over een aantal practicumruimten met speciale apparatuur. De lerarenopleidingen Natuurkunde en Scheikunde beschikken nog niet over een geschikt vakdidactiek/demonstratielokaal waar de uit te voeren theoretische lessen kunnen worden ondersteund met noodzakelijke demonstratieproeven. Om de teamvisie ‘teach what you preach’ vorm te geven ten aanzien van de combinatie van theorie en praktijk binnen een geheel, zijn de opleidingen van plan een vakdidactieklokaal in te gaan richten. Wiskunde De opleiding beschikt over een eigen lokaal, het wiskundewerklokaal. Daarin bevinden zich met name op school gebruikte materialen. De student kan die ook lenen voor stageopdrachten. Verder beschikt de vakgroep over specifieke wiskundeprogrammatuur, zoals Maple, Maple TA, Cabri, TI-interactive. Daarnaast maken veel docenten bij hun onderwijs gebruik van elektronische leeromgevingen als N@tschool en Sharepoint sites. Deze elektronische leeromgevingen bevatten in de meeste gevallen aanvullend studiemateriaal, zoals proeftentamens, uitwerkingen, bronnen en verwijzingen. Met name de forumgelegenheid om vragen en antwoorden uit te wisselen en gezamenlijk aan documenten te werken is een veel benutte functionaliteit. De opleiding beschikt over een uitvoerige website. Studenten kunnen daar alle noodzakelijke informatie vinden over de opleiding. Tevens staan hier proeftentamens, gedigitaliseerde dictaten, tentamenroosters en contactgegevens. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma van de opleiding te realiseren; de recente vergrote instroom van studenten bij sommige opleidingen heeft geleid tot knelpunten die de opleiding in belangrijke mate heeft weten op te lossen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 61
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen De studiebegeleiding start met een intakegesprek voor iedere student, waarna een studieovereenkomst wordt afgesloten. Er zijn daarnaast afspraken en regels vastgelegd ten aanzien van de coaching van de studenten. Gedurende het gehele eerste studiejaar vinden intensieve begeleiding en advisering plaats. De begeleiding zet zich voort in de daarop volgende studiejaren. De studenten worden tijdens hun gehele studie begeleid door een studieloopbaanbegeleider. Voor 1 februari van het studiejaar krijgt de propedeusestudent een voorlopig studieadvies. Een afwijzend advies wordt gegeven als de drempel van veertig studiepunten, de beroepspraktijkvorming inbegrepen, niet gehaald is. Naast het bindend studieadvies zijn er twee andere adviezen mogelijk: een student is geslaagd voor het propedeutisch examen en kan de studie voortzetten; het studieadvies wordt uitgesteld: indien aan het einde van het tweede studiejaar de propedeuse niet is behaald, wordt het advies omgezet in een definitief afwijzend bindend studieadvies. De structurele studiebegeleiding binnen de tweedegraads lerarenopleidingen bestaat uit het voeren van studievoortganggesprekken. Voor de studieloopbaanbegeleiding maakt FLOT gebruik van geschoolde begeleiders. Voor de scholing worden structureel bijeenkomsten belegd op het instituut. De studieloopbaanbegeleider en de student kunnen in onderling overleg de studieplanning bijsturen. Het systeem van studiebegeleiding is voorts gericht op inhoudelijke begeleiding, stagebegeleiding, studieloopbaanbegeleiding en eventueel doorverwijzing. Studieloopbaanbegeleiders houden een exitgesprek met studiestakers. Studenten van de tweedegraads lerarenopleiding houden gedurende hun studie een persoonlijk opleidingsplan (POP) bij. Hierin worden leervragen vastgelegd en in een (ontwikkelingsgericht) portfolio doet de student verslag van zijn/haar ontwikkeling, de gemaakte keuzes, de verantwoording en de reflectie daarop. Studenten die zich bepaalde competenties nog niet eigen hebben gemaakt, dienen onder begeleiding van een coach een aantal leervragen te formuleren om de ontbrekende competentie(s) alsnog te kunnen verwerven. Viermaal per jaar bespreekt de studieloopbaanbegeleider de studievoortgangresultaten met iedere student. Studenten met onvoldoende resultaten worden door de begeleider uitgenodigd voor een gesprek over de studieproblemen en oplossingen daarvoor. De afspraken worden vastgelegd in een gespreksprotocol. De docenten van FLOT, de docenten uit het werkveld, de Fontys-contactdocenten en de opleidingsdocenten helpen de student ervaringen, kennis en vaardigheden op te doen in de beroepspraktijk en ondersteunen de student bij het leggen van de verbindingen tussen de achterliggende theorie en het praktisch handelen in de onderwijspraktijk. Als blijkt dat er andere begeleiding nodig is, bijvoorbeeld bij beroepskeuze of persoonlijke problemen, wordt de student verwezen naar de decaan, de studentenpsycholoog, het loopbaancentrum van Fontys en/of de Fontys vertrouwenspersoon. Ten behoeve van de stagebegeleiding van de bachelorstudenten zijn de taken en rollen van de schoolpracticumdocent, de opleidingsdocent en de Fontys-contactdocent beschreven. De beschreven taken en rollen worden daadwerkelijk op de afgesproken wijze in praktijk gebracht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 62
De opleidingsdocenten worden geschoold in de vorm van regelmatig overleg met een Fontyscontactdocent en stelselmatige bijeenkomsten bij FLOT, maar FLOT heeft nog geen adequaat werkend mechanisme om de kwaliteit van externe begeleiders op de stagescholen (schoolpracticumdocenten en opleidingsdocenten) te borgen. FLOT heeft nog geen keurmerk voor opleidingsscholen ontwikkeld, maar werkt, in navolging van het toetsingskader Opleiden in de school van de NVAO en de Inspectie, mee aan een gemeenschappelijk keurmerk in ADEF-verband. Tijdens het volgen van de Kopopleiding worden studenten begeleid door drie docenten. Tijdens het werkplekleren vindt begeleiding plaats door de Fontys-contactdocent, een opleidingsdocent en een schoolpracticumdocent. In het begin van studiejaar 2008 – 2009 is veel ongenoegen geconstateerd bij studenten, docenten en collega’s van het onderwijssecretariaat met betrekking tot de invoering van toetsresultaten in het studentvolgsysteem. Om de problemen met betrekking tot het studentvolgsysteem het hoofd te bieden, maken de opleidingen veelal gebruik van een schaduwsysteem. Biologie: Biologie is voorloper bij ontwikkelingen binnen het studiebegeleidingsprogramma. Deze ontwikkelingen hebben vooral te maken met de begeleiding naar het competentie-examen toe. Daarvoor is vanuit Biologie een digitaal portfolio binnen N@tschool ontwikkeld, dat door vele andere opleidingen wordt gebruikt. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek Naast de algemene faciliteiten, zoals bijvoorbeeld de mediatheek, beschikken de opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek over een aantal practicumruimten met speciale apparatuur waarmee studenten kunnen experimenteren. In deze practicumruimten hebben studenten ook gelegenheid om op individuele basis vragen over de stof aan de docent te stellen. Wiskunde De opleiding wijst er op dat het vak wiskunde voor studenten nog als ingewikkeld wordt beschouwd. De opleiding vraagt van studenten toch een wiskundeniveau dat op hbo-niveau ligt. Daarom is er voor gekozen om de studiebegeleiding met name in de propedeusefase te intensiveren. Minstens vier keer tijdens deze periode wordt er door de studieloopbaanbegeleider een individueel gesprek gevoerd over de motivatie, de studievoortgang en de mate waarin studenten inhoudelijke problemen ervaren tijdens de studie. In het schooljaar 2008-2009 is gestart met de pilot Oriëntatie op Studie en beroep. De studenten krijgen daarbij onder andere vier formatieve toetsen voorgelegd over de vakinhoud. Deze stimuleren een reflectie op studieaanpak en -houding. De eerste resultaten daarvan zijn bemoedigend. Om de binding met de opleiding te versterken, worden bij de uitvoering naast twee studieloopbaanbegeleiders ook derdejaarsstudenten ingezet. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is adequaat. de informatievoorziening aan studenten en docenten is voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 63
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Op hogeschoolniveau geldt het volgende. In samenwerking met het team kwaliteitszorg van de afdeling Onderwijs van Fontys Hogescholen zijn de afgelopen jaren voor alle terreinen en doelgroepen evaluatie-instrumenten ontwikkeld en afgenomen. De evaluaties zijn ingebed in drie in elkaar grijpende PDCA-cycli: twee keer in de zes jaar vindt een integrale evaluatie plaats van de opleidingen (op alle facetten van het accreditatiekader) en het verbeterbeleid sinds de vorige visitatie. Eerst gebeurt dit via een interne audit door de Fontys auditor, vervolgens door het schrijven van een zelfevaluatie, een bezoek van een visitatiecommissie en het oordeel van de NVAO. Alle geledingen zijn hierbij betrokken; de zesjarige cyclus van accreditatie is gekoppeld aan een zesjarige onderzoekskalender waarop aangegeven wordt hoe vaak welk accreditatiefacet met welk evaluatie-instrument onder welke doelgroepen geëvalueerd wordt. Op FLOT-niveau geldt het volgende. In de zesjarige onderzoekskalender van FLOT wordt een overzicht gegeven van welke evaluatie-instrumenten in welk jaar worden gebruikt, het doel, de frequentie, de uitvoerder, de doelgroep en de relatie met de accreditatiefacetten. In de zesjarige onderzoekskalender worden o.a. de volgende onderzoeksinstrumenten meegenomen: Studenten: Keuzegids (twee tot drie jaar), Elsevier/ NIPO (drie jaar), HBO-monitor (jaarlijks), Fontys studentenquête (twee jaar), jaarevaluatie (twee jaar), stage-evaluatie (twee jaar), startbekwaamheidsonderzoek vierdejaars (jaarlijks), kwaliteitskringen (periodiek), analyse afstuderen (jaarlijks); Medewerkers: Fontys Personeelsenquête (jaarlijks), functioneringsgesprekken (jaarlijks), kwaliteitskringen (periodiek); Alumni en werkgevers: startbekwaamheidsonderzoek (drie jaar). Het auditteam constateert dat er sprake is van een kwaliteitscultuur: iedere opleiding binnen het cluster heeft de inzet en de ambitie om zo goed mogelijk onderwijs te verzorgen. Dit is het auditteam gebleken tijdens de door haar gevoerde gesprekken en werd bevestigd door de studenten. Er is echter weinig richting en leiderschap geconstateerd in het kwaliteitsdenken. Geconstateerd wordt een uitvoerige en formalistische infrastructuur van papier op instellingsniveau wat betreft het kwaliteitsplan. Het auditteam heeft weinig verbanden gezien tussen papier enerzijds en de kwaliteitsdiscussie in de opleidingen anderzijds. Een meer selectieve, ambitieuze en doorleefde houding is naar de mening van het auditteam op zijn plaats. Geconstateerd wordt dat er veel gemeten en bijgehouden wordt; meer keuzes en strategie zijn hier op zijn plaats, evenals transparantie, duidelijke lijnen en eenvoud. De tweedegraads lerarenopleiding gebruikt met name informatie uit de Fontys Studentenenquête, het landelijk studentevredenheidsonderzoek, de monitor studenttevredenheid, onderwijsevaluaties en student-docentoverleg om informatie te krijgen over de kwaliteit van de opleidingen. De evaluaties worden afgenomen volgens de onderzoekskalender. De kwaliteitscoördinator bewaakt de onderzoekskalender en kondigt tijdig afnamemomenten bij het managementteam aan. Externe of algemene Fontys instrumenten worden door de externe verantwoordelijken afgenomen; de kwaliteitscoördinator is aanspreekpunt bij eventuele problemen. De kwaliteitszorgsystematiek van de opleidingen heeft betrekking op alle onderwerpen van het NVAO-accreditatiekader en is geoperationaliseerd in termen van PDCA.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 64
Dit beleid is afgeleid van het Fontyskwaliteitsbeleid en voldoet aan de afspraken in het landelijk Bestuurscharter Lerarenopleidingen. In het Handboek kwaliteitszorg van FLOT is elk facet van het accreditatiekader volgens de PDCAcyclus uitgewerkt: per accreditatiefacet heeft de opleiding beleidsuitgangspunten beschreven en aangegeven in welke beleidsdocumenten het beleid is vastgelegd; per accreditatiefacet heeft de opleiding opgesomd welke geleding verantwoordelijk is voor de ontwikkeling respectievelijk uitvoering van beleid; per accreditatiefacet heeft de opleiding aangegeven via welke instrumenten geëvalueerd wordt of de beleidsuitgangspunten bereikt zijn en welke procedures en streefdoelen FLOT daarbij hanteren; per accreditatiefacet heeft de opleiding beschreven hoe volgens eenzelfde procedure verbeterbeleid opgesteld en geborgd wordt. In het kwaliteitshandboek dat de FLOT hanteert is o.a. vastgelegd wie voor de beleidsontwikkeling en uitvoering van de verschillende onderwerpen verantwoordelijk is, welke evaluatie-instrumenten worden gebruikt en met welke frequentie die worden ingezet en welke organisatie-, besluitvorming- en overlegstructuur wordt gehanteerd. Bij tegenvallende resultaten wordt nader onderzoek gedaan naar de oorzaken van de gevonden kwaliteitsproblemen. De informatie afkomstig van evaluaties, waaronder eerder genoemde studentenenquête waar gedetailleerde vragen worden gesteld, stellen de FLOT in staat om gericht actie te ondernemen. Het werken via kengetallen, streefcijfers, het vaststellen van smart geformuleerde doelstellingen waar men naar toe moet is minder ontwikkeld binnen FLOT. Dit uit zich ook in het vastleggen van afspraken, procedures die tot het garanderen van een bepaald minimum aan kwaliteit moet leiden. Een voorbeeld hiervan trof het auditteam aan bij de scholing van schoolpracticumdocenten (begeleiders van de student op de werkplek). Het auditteam vindt dit een goed initiatief maar van belang is dan wel dat de opleiding aangeeft wanneer een schoolpracticumdocent voldoende functioneert. De respons van studenten op de vragenlijsten is laag, soms omdat het moment van invullen niet gelukkig is (na een tentamen) of omdat studenten de noodzaak er niet van in zien. Het auditteam heeft de resultaten van studenttevredenheidsonderzoeken per opleiding bestudeerd alsmede de implicaties hiervan voor de opleidingen. De resultaten van de Fontys Studentenenquête uit 2006, zijn door de opleiding verder uitgesplitst per opleiding en opgenomen in een afzonderlijke bijlage die het auditteam bestudeerd heeft. Per opleiding wordt een duidelijk overzicht gegeven van verbeteracties die hebben plaatsgevonden of zijn geïnitieerd op basis van de tevredenheidsonderzoeken en het student docentoverleg. De benchmark van de opleiding is goed georganiseerd. De opleiding heeft goed zicht op de eigen positie binnen het veld van tweedegraads lerarenopleiding. Een internationale vergelijking ontbreekt. Biologie Na afloop van elke lesperiode volgt een schriftelijke evaluatie welke door de deelnemende studenten wordt ingevuld. Deze periode-evaluaties worden tijdens een geroosterd uur ingevuld. Gezondheidszorg en Welzijn In periode 2 van studiejaar 2007/2008 zijn de evaluaties schriftelijk ingevuld na afloop van het tentamen. Probleem bij deze wijze van werken was, dat studenten vaak bij het tentamen geen tijd meer hadden om het formulier in te vullen. Men nam het formulier mee naar huis met het resultaat dat ook bij deze schriftelijke evaluatie de opbrengst mager was. Van periode 2 studiejaar 2007/2008 is op deze wijze van negen studenten deeltijd en vier studenten voltijd een ingevuld evaluatieformulier ontvangen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 65
Natuurkunde, Scheikunde en Techniek De kwaliteitszorg binnen de opleidingen bestaat uit de volgende onderdelen: Periode-evaluaties: de resultaten worden besproken in het student-docentoverleg, het vakgroepoverleg en individueel met de teamleider tijdens de contracterings- en beoordelingsgesprekken (en, indien nodig, in een tussentijds gesprek); Student-docentoverleg (SDO) vindt tweemaal per periode plaats. Hier wordt de mening van studenten over alle facetten van de opleiding besproken. Teamstudiedagen (streven twee keer per jaar); tijdens deze teamstudiedagen worden verschillende programma onderdelen van de verschillende opleidingen kritisch besproken en worden er ontwikkelafspraken gemaakt. Tevens worden er ontwikkelingen in het onderwijsveld besproken, van waaruit veranderingen tot stand komen, bijvoorbeeld projecten in de propedeuse. Dagelijks koffie/lunchafspraken: tijdens deze ontmoetingsmomenten vindt veel overleg en afstemming plaats. Onderzoek: naar innovaties zoals projecten propedeuse en toegepaste natuurwetenschappen. Sinds een aantal jaar werken de opleidingen met een digitale, in plaats van een ‘papieren’, periodeevaluatie. Dit heeft geleid tot een sterke afname van het aantal respondenten. Wiskunde Na elke periode zijn er systematische digitale evaluaties. De respons is echter laag, wellicht mede door het goed functioneren van het SDO. Er zijn door de opleiding acties genomen om de respons op de digitale evaluaties te vergroten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; de opleidingen voeren module- en projectevaluaties onder relevante partijen uit. Deze evaluaties bieden de opleidingen informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren; de kwaliteitsdiscussie binnen de opleidingen zou frequenter gevoerd kunnen worden waarbij keuzes gemaakt worden en er sprake is van een heldere strategie met duidelijke lijnen. Het management dient hierbij een voortrekkersrol te vervullen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 66
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen Op basis van de diverse evaluaties en de analyse van de resultaten wordt verbeterbeleid geformuleerd en geconcretiseerd in verbeteracties. Evaluatieresultaten die betrekking hebben op eenvoudig op te lossen zorgpunten (hierbij gaat het meestal om ‘kleine kwaliteit’ als voorzieningen en informatieverstrekking) worden tussentijds aangepakt. De interne audit en accreditatie leveren twee keer per zes jaar de input voor verbeterbeleid. De jaarlijkse evaluatiecyclus doet dit aan het begin van elk studiejaar. Het verbeterbeleid wordt opgenomen in de jaarlijkse cyclus van planning en controle, waarin FLOT zich aan de Raad van Bestuur van Fontys verantwoordt. In het jaarlijkse Managementcontract wordt het verbeterbeleid vastgelegd; via managementrapportages controleert de Raad van Bestuur elke vier maanden de voortgang. Studenten wordt aan het einde van elke periode gevraagd naar de ervaren studielast. De uitslagen van de evaluaties worden per lesperiode besproken in het student/docentoverleg en docentoverleg. Met name in de propedeuse is het aantal contacturen hoog (20-25 uur per week) en ervaren de studenten de studielast als hoog. In de latere studiejaren is het met name het praktijkdeel (les voorbereiden, lessen geven, evalueren, gesprekken voeren met begeleiders en het schrijven van verslagen) dat de studielast bepaalt. Uit de gesprekken is gebleken dat studenten de studielast weliswaar als vrij hoog ervaren maar wel zo gemotiveerd zijn om deze als draaglijk te omschrijven. Eerder onder 5.1 hebben wij in deze rapportage aangegeven dat Fontys/FLOT de studenttevredenheid onderzoekt. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks vanaf 2000 afgenomen onder studenten. In het rapport, opgesteld door FLOT naar aanleiding van dit studententevredenheidsonderzoek, zijn per tweedegraads lerarenopleiding voorbeelden van verbetermaatregelen geformuleerd. Als een verbetering door een pilot vorm krijgt, dan wordt onder verantwoordelijkheid van de teamleider een projectplan voor de pilot geschreven. Het projectplan beschrijft onder andere doelstellingen, concrete opbrengsten, te ondernemen activiteiten en een tijdsplanning. Daarnaast wordt beschreven hoe de uitkomsten van de pilot door middel van onderzoek zullen worden geëvalueerd en wat de rol van het lectoraat daarbij is. Als verbeter pilots zijn afgerond worden de resultaten in het managementteam besproken en vindt verdere implementatie plaats bij teams en/of opleidingen. Regelmatig bespreekt het managementteam aan de hand van het pilot overzicht en het managementactieplan de stand van zaken rondom de verbeteringen. Met behulp van de pilotschouw, via innovatieochtenden en via de expertisegroepen worden de resultaten van de afzonderlijke pilots onder de aandacht gebracht. Als pilots eenmaal uitgevoerd zijn, komen er via cursusevaluaties en onderzoek van de evaluatieresultaten verbeterpunten beschikbaar. In besprekingen in het managementteam, de teams en de opleidingen worden de gewenste verbeteringen en innovaties expliciet besproken. Het auditteam constateert dat de FLOT steeds weer nieuwe initiatieven tot verbetering neemt waarbij adequaat gereageerd wordt evaluatieresultaten. Hierna geven wij een aantal recente voorbeelden van verbetermaatregelen voor de verschillende opleidingen. Wat betreft de kopopleidingen moet opgemerkt worden dat verbeteracties gericht waren op de onderlinge afstemming tussen de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 67
Biologie Enkele voorbeelden van verbeteringen die in het studiejaren 2007-2008 en 2008-2009 (tot 1 januari 2009) door de opleiding zijn doorgevoerd: Met ingang van het schooljaar 2007-2008 is er een start gemaakt met de uitvoering van de nieuwe leerlijn ecologie. Deze nieuwe leerlijn is opgezet naar aanleiding van interne evaluatie door het docententeam; Met ingang van het schooljaar 2008-2009 is er een start gemaakt met de uitvoering van de nieuwe leerlijn menskunde. Deze nieuwe leerlijn is opgezet naar aanleiding van opmerkingen van studenten over overlap tussen cursussen; Naar aanleiding van opmerkingen van studenten met dyslexie zijn alle tentamens zodanig opgesteld dat iedere student, ook de student met dyslexie, het tentamen binnen de gestelde tijd kan maken; Periode-evalaties worden digitaal afgenomen op een geroosterd moment. Dit levert snellere resultaten en een respons van vrijwel 100%; Binnen SDO worden resultaten van periode-evaluaties besproken en verder toegelicht; Een tentamen wordt door twee docenten opgesteld, waardoor kwaliteit omhoog gaat en aansluiting op de cursus beter is. Gezondheidszorg en Welzijn Enkele voorbeelden van verbeteringen die in de studiejaren 2007/2008 en 2008/2009 (tot 1 januari 2009) door de opleiding zijn doorgevoerd: ‘De te zware belasting van periode 3 is volgend jaar ondervangen: voeding/dieetleer is verschoven naar periode 1’. ‘De pauzes zijn nu goed geregeld met de individuele docenten. Ook gaat men niet meer te lang door zodat de volgende colleges op tijd kunnen starten’ Naar aanleiding van opmerkingen van studenten met dyslexie zijn alle tentamens zodanig opgesteld dat iedere student, ook de student met dyslexie, het tentamen binnen de gestelde tijd kan maken. Voor deeltijdstudenten worden regelmatig demonstraties georganiseerd door de skillslabbeheerder. De demonstraties worden uitgevoerd door experts onder de studenten. Deeltijdstudenten klaagden over de overbezetting van het skillslab op hun onderwijsdag. Naar aanleiding van deze klacht is de openstelling van het skillslab uitgebreid. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek Enkele voorbeelden van verbeteringen die in de studiejaren 2007-2008 en 2008-2009 door de opleidingen zijn doorgevoerd zijn: de invoering van een werkcollege voor ‘Bouw van de materie’; de intensivering van de begeleiding bij enkele practica scheikunde; het herschrijven van de practica ten behoeve van de cursus Optica; het herschrijven van de natuurkundige cursussen voor de Techniekopleidingen; het herschrijven van de cursusbeschrijving Project 1.4 Technisch ontwerpen. Wiskunde Uit recent doorgevoerde overleggen is het auditteam gebleken dat op de volgende terreinen door de opleiding acties zijn ondernomen: • Uit student-docentoverleg is gebleken dat studenten oude versies van readers kunnen downloaden omdat deze niet verwijderd zijn. Er moet beter aangegeven worden dat readers actueel zijn als ook de modulewijzers geactualiseerd zijn. • Eveneens uit recent studen-docentoverleg is gebleken dat sommige studenten in een studiefase een te hoge werkdruk ervaren. Hierover is met de studenten gesproken nadat de opleiding studenten heeft laten bijhouden hoe lang ze exact met hun studie bezig zijn. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als goed en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen; de implementatie van verbetermaatregelen wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 68
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Binnen FLOT wordt de betrokkenheid bij interne kwaliteitszorg als volgt vorm gegeven: terugkoppelen en betrekken van geledingen via MT-overleg (directie en teamleiders), teamoverleg, student-docentoverleg; publicatie van de activiteiten en de resultaten: in de notulen van de verschillende overlegvormen; op het internet via de FLOT-site; in de digitale FLOT-nieuwsbrieven; in een jaarverslag. Met ingang van studiejaar 2007/2008 is voor geheel FLOT de Studentenraad actief. Eenmaal per maand is er een overleg met de directie. In dit overleg zijn onder andere de volgende punten aan de orde gesteld en zijn de volgende resultaten bereikt: De door studenten ervaren diversiteit in stagebegeleiding door FCD’s. Naar aanleiding van dit overleg is een enquête gehouden over het functioneren van de FCD. Een aanbod van meer gezonde producten in de kantine van FLOT. Door inspraak van de Studentenraad is er op RvB-niveau meer aandacht gekomen voor het probleem over het studievoortgangssysteem PeopleSoft. Momenteel buigt de Studentenraad zich over de vertaling van de onderwijsvisie naar alle studenten. Er wordt gedacht aan grotere zichtbaarheid van de onderwijsvisie in het gebouw (bijvoorbeeld op posters) en aan een speciale uitgave van de visiebrochure Wat ons beweegt voor studenten. Ten laatste per 2007/2008 is er een student-docentoverleg gevormd binnen elke opleiding. De opleiding Wiskunde is hier al in 2003 mee gestart, Natuurkunde, Scheikunde en Techniek in 2004. Hiermee is het betrekken van studenten bij opleidingszaken sterk verbeterd. Studiebegeleiding en informatievoorziening komen aan bod in het student-docentoverleg. Tijdens het overleg worden onder andere kwaliteitsproblemen besproken die betrekking hebben op het niveau van het programma, de programmaopbouw, de programma-uitvoering en de begeleiding. In het overleg vindt een probleemanalyse plaats op basis waarvan verbetervoorstellen worden geformuleerd. Tevens monitort het overleg de implementatie van het verbeterbeleid en communiceert het over het gehele verbeterproces met studenten en medewerkers van de opleidingen. De opleidingen betrekken sinds kort alumni en het specifieke beroepenveld op een systematische wijze bij kwaliteitszorg. Sinds het studiejaar 2006-2007 is er een start gemaakt met de opzet van een FLOT-breed alumnibeleid. Het in 2007 uitgevoerde startbekwaamheidsonderzoek past binnen dit alumnibeleid. Tenminste eenmaal per jaar ontvangen de opleidingen belangstellende oudstudenten. De bijeenkomsten hebben een tweeledig doel: het informeren van de oud-studenten over onderwijskundige ontwikkelingen binnen de lerarenopleiding en het uitwisselen van expertise tussen opleiding en beroepenveld. De meest afgestudeerden van FLOT zijn werkzaam in het voortgezet onderwijs of binnen de beroepseducatie. FLOT streeft naar een groeiend aantal oud-studenten dat op termijn zelf een aandeel heeft in de te organiseren activiteiten en bijeenkomsten. Vooralsnog ligt de organisatie van de bijeenkomsten vooral bij de opleidingen van FLOT. De scores in de Fontys Studentenenquêtes van 2006 laten zien dat de studenten tamelijk tevreden zijn over de onderwijsevaluaties, het omgaan door de opleidingen met kritiek en suggesties ter verbetering, de wijze waarop klachten worden afgehandeld en de inspraakmogelijkheden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 69
Inmiddels telt de alumnivereniging zo'n 200 leden en dit aantal is groeiende. De concrete resultaten tot nu toe zijn per opleiding verschillend. Hieronder enkele voorbeelden. Biologie Via instituutsbrede overlegmomenten zorgt de Biologie vakgroep dat ze op de hoogte is van nieuwe ontwikkelingen en afspraken en houdt de vakgroep voortdurend het curriculum en de uitvoering ervan tegen het licht met het oog op verbeteringen. De vakgroep heeft een voortrekkersrol in dyslexiebeleid en op het gebied van het digitaal portfolio. De vakgroep vervult een actieve rol wanneer het gaat om landelijk overleg met andere lerarenopleiders Biologie. Door het student-docentoverleg en periode-evaluaties hebben studenten een handvat om bevindingen terug te koppelen aan de opleiding. Op grond van input van studenten, maar ook op basis van bevindingen van docenten en landelijke ontwikkelingen, zoals aanbevelingen van het CVBO, wordt het curriculum constant kritisch bekeken op verbeterpunten. Dit kan vervolgens resulteren in kleine of grotere aanpassingen van het curriculum. In het student-docentoverleg komen praktische zaken aan de orde. Het overleg wordt in de regel acht keer per jaar bijeengeroepen en wordt apart voor voltijd en deeltijd georganiseerd. In het overleg hebben minimaal één student (maar meestal twee) per studiejaar en één docent zitting. Voorzitter is een student gekozen door de zittende leden. Het overleg vindt plaats aan de hand van vaste agendapunten en wordt genotuleerd. Gezondheidszorg en Welzijn Om ook oud-studenten te betrekken bij de kwaliteit van de opleiding, is tijdens de alumnibijeenkomst van november 2008 een enquête gehouden. Deze enquête diende ervoor om onder alumni te peilen hoe zij de opleiding ervaren hebben na enkele jaren werken in de schoolpraktijk. Het student-docentoverleg wordt in de regel vier tot zes keer per jaar bijeengeroepen. Vanwege de grote studentenaantallen is vanaf het studiejaar 2008/2009 de roostering zodanig, dat een gezamenlijk overleg van voltijd- en deeltijdstudenten niet te realiseren was. Dit studiejaar is ervoor gekozen om de voltijdstudenten tijdens hun gezamenlijke studieloopbaan begeleidingsuur onder leiding van de docent ook onderwerpen uit het student-docentoverleg te laten bespreken. Voor deeltijdstudenten wordt een apart student-docentoverleg geroosterd. De vakgroepzaken worden in de vakgroepvergadering aan de orde gesteld, instituutszaken worden doorgespeeld naar het betreffende onderdeel van FLOT. In het studiejaar 2008/2009 is een deeltijdstudent van GZW lid van de studentenraad FLOT. De lijn voor het doorspelen van instituutszaken is hiermee kort geworden. Terugkoppeling naar studenten vindt plaats door verzending van de notulen naar de deelnemers van het student-docentoverleg met het verzoek de belangrijke zaken door te spreken met collegastudenten van de eigen groep. Ook wordt in de Nieuwsbrief waar nodig ingegaan op zaken die in het overleg aan de orde zijn geweest Bij de alumnibijeenkomst van november 2008 is een werving gedaan voor de werkveldcommissie. Er hebben zich drie kandidaten opgegeven, allen werkzaam in het vmbo. Door netwerken van collega’s is ook een kandidaat voor de werkveldcommissie gevonden die werkzaam is in het mbo. Natuurkunde, Scheikunde en Techniek In het student-docentoverleg is van elk studiejaar een voltijds student vertegenwoordigd en twee docenten uit het team, de opleidingscoördinator scheikunde en de opleidingscoördinator natuurkunde en techniek. Het student-docentoverleg komt tweemaal per periode bij elkaar. Zowel de betrokken studenten als de betrokken docenten zorgen voor agendapunten, deze worden bij aanvang van het overleg vastgesteld. Daarnaast is er een aantal vaste agendapunten, zoals perioderooster, tentamenrooster, periode-evaluaties en de jaarlijkse afsluiting van het studiejaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 70
De studenten die deelnemen aan het student-docentoverleg verzorgen de terugkoppeling van de besproken onderwerpen naar hun medestudenten. Dat gebeurt in het eerste studiejaar tijdens de studieloopbaanbegeleidingsuren en in de hogere jaren studiejaren tijdens een van de colleges. De besproken onderwerpen spelen ook een rol tijdens het vakgroepoverleg, het teamoverleg en gesprekken tussen docenten en de teamleider. Voor de deeltijdstudent is het lastig een student-docentoverleg in te richten. Zij zijn slechts een of twee avonden per week op het instituut en dan is het rooster volledig in beslag genomen door de verschillende opleidingen. Daarbij heeft elke deeltijdstudent een maatwerktraject. Door de opleidingscoördinator ook als docent in te zetten bij de colleges voor de deeltijd worden problemen snel opgemerkt en besproken. Eveneens geeft de opleidingscoördinator een terugkoppeling van de periode-evaluatie aan de groep studenten. Dit betreft voor scheikunde en natuurkunde hoofdzakelijk vakdidactiek en flankerend onderwijs. Om de betrokkenheid van het werkveld bij de kwaliteitszorg te verbreden en te intensiveren, is er in 2008 voor de opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek een overkoepelende werkveldcommissie opgericht, bestaande uit docenten uit het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (twee docenten per opleiding). Aansluitend bij het leergebied natuur en techniek in het werkveld, is gekozen voor een brede werkveldcommissie waar alle drie de vakgebieden vertegenwoordigd zijn. Wiskunde Er vindt minstens twee keer per periode een vakgroepoverleg plaats waarbij veel agendapunten gerelateerd zijn aan kwaliteitszorg. Deels komen deze agendapunten voort uit het student-docent overleg. Verder zijn er een aantal leerstofgroepen (algebra, analyse, meetkunde, statistiek) waaraan een aantal docenten deelnemen die kritisch naar de modulen uit de betreffende leerstofgroep kijken. Dit levert voorstellen tot wijzigingen en verbeteringen op die vervolgens ook uitgevoerd worden. Vanuit de leerstofgroepen wordt ook een vakinhoudelijke ondersteuner toegewezen aan nieuwe docenten. Het student-docent overleg bestaat uit twee docenten en minstens één student uit iedere jaargroep van de vier opleidingen: vier studenten van de voltijdlerarenopleiding, vier studenten van de bedrijfswiskunde opleiding, twee of drie studenten van de deeltijdlerarenopleiding en drie studenten masteropleiding. In principe komt het student-docentoverleg wekelijks bij elkaar. Vanwege roosterproblemen is deze frequentie voor deeltijders en masterstudenten niet haalbaar. Met hen wordt één of twee keer per periode vergaderd. Een van de doelen is het tijdig signaleren van onduidelijkheden of problemen. Dit heeft tot gevolg, dat er eerder actie ondernomen kan worden dan wanneer er gewacht zou worden totdat de digitale periode-evaluaties afgenomen zijn. Vaak levert dit ook agendapunten voor het vakgroepoverleg op. Aan het begin van iedere periode wordt er teruggeblikt op de vorige periode. De studenten in het student-docentoverleg verzamelen daartoe informatie in hun eigen groep. Van deze evaluatie wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat ook alle docenten voorgelegd wordt. Daarnaast worden de concept-(tentamen)roosters iedere periode besproken. Voor zover mogelijk hebben de studenten daar invloed op. Uit een verslag van een overleg van de opleiding met het werkveld ( daarin opgenomen vertegenwoordigers van vmbo, havo en vwo, is het auditteam gebleken dat hier voor de opleiding relevante onderwerpen worden besproken waaronder rekendidactiek, stages, toetsbeleid en het lesvoorbereidingsformulier.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 71
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg. Dit gebeurt op een actieve wijze, dat wil zeggen: de opleiding benaderen deze relevante partijen op eigen initiatief en streeft er naar om hun suggesties om te zetten in concrete maatregelen; de opleiding kent een student-docentoverleg waardoor studenten actief participeren bij het op peil houden van de kwaliteit van de verschillende tweedegraads opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 72
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen In 2007 is door FLOT een startbekwaamheidsonderzoek afgenomen onder recent afgestudeerden van de bachelor tweedegraads lerarenopleidingen, afgestudeerd in studiejaren 2001-2002 tot en met 2005-2006. Medio 2007 is door FLOT een startbekwaamheidsonderzoek verricht onder afgestudeerden en hun werkgevers. Hieruit blijkt ten aanzien van de beheersing van startbekwaamheden dat het merendeel van de werkgevers vindt dat de afgestudeerde beschikt over voldoende vakkennis en vakvaardigheden (92 procent), verbanden kan leggen tussen praktijk en theorie (89 procent), een beeld heeft van de sociale verhoudingen/het klimaat onder de leerlingen 85 procent) en meedenkt over schoolrelevante thema’s (86 procent). Uit het startbekwaamheidsonderzoek blijkt ook dat alumni alle vermelde startbekwaamheden relevant vinden. Zij zijn van mening dat het curriculum vooral ten aanzien van de ontwikkeling van de volgende startbekwaamheden moet worden bijgesteld: leerlingen stimuleren tot gewenst gedrag; beheersen en toepassen van professionele gespreksvaardigheden; leerlingen aanspreken op hun gedrag bij samenwerken; signaleren en diagnosticeren van ontwikkelings- en/of gedragsproblemen; inhoudelijk vakdisciplines met elkaar integreren; uit onderzoek inzichten, theorieën en concepten toepassen. Van de gerealiseerde hbo-kernkwalificaties beschouwen de studenten de volgende kernkwalificaties als relevant: zelfstandig functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar; zelfstandig functioneren in een arbeidsorganisatie; Eigen werkzaamheden planmatig aanpakken. Het startbekwaamheidsonderzoek in 2007 had betrekking op 28 competenties en 10 algemene hbo-bekwaamheden. Over het algemeen blijkt dat studenten het beheersingsniveau en relevantie van de startbekwaamheden voldoende vinden. Wel geven zij aan dat bijstellingen gewenst zijn, vooral ten aanzien van twee hbo-kernkwalificaties: uit onderzoek (fundamenteel en toegepast) beschikbare inzichten, theorieën en concepten toepassen; kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties toepassen. Door de tweedegraads lerarenopleiding is voldaan aan de gewenste bijstelling door de introductie van het actieonderzoek en de aard en opzet van het vakdidactisch afstuderen. De overige resultaten van het onderzoek worden geagendeerd voor het eerste student-docentoverleg in het studiejaar 2009-2010. Dan zullen naar aanleiding daarvan eventuele verbeteracties worden ondernomen, zo geeft de opleiding aan. Uit bestudering door het auditteam van een herschreven modulewijzer ‘Vakdidactisch afstuderen’ blijkt dat aspecten van vakdidactisch afstuderen die voorheen slechts hier en daar beschikbaar waren binnen de tweedegraads lerarenopleiding gebundeld, aangescherpt en verder gespecificeerd zijn. Onderzoek door studenten wordt aan alle lerarenopleidingen van belang geacht. Aan de lerarenopleiding te Tilburg is ervoor gekozen bachelorstudenten te laten afstuderen met een actieonderzoek volgens het model van Ponte. Dit actieonderzoek moet gaan over het eigen handelen van de docent in opleiding, vanuit een vakdidactisch perspectief onderzocht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 73
De afstudeerfase is erop gericht te beoordelen of een student competent is op het niveau ‘startbekwaam’. Daarom moet de student in deze fase laten zien dat deze kan functioneren als startbekwame leraar vo/mbo. Ook in de afstudeerfase gebeurt dit aan de hand van twee belangrijke toets- en beoordelingsmomenten. Het competentie-examen voor de hoofdfase bestaat uit: een performance assessment: de afronding van de hoofdfase stage in de vorm van een criteriumgericht interview en op basis van het stageportfolio. Aanvullend op het performance assessment geldt de afronding van het werkplekleren binnen de minor Innovatief Beroepsonderwijs. een portfolio-assessment dat bestaat uit: een Eindgesprek hoofdfase met als doel het toetsen van competentie 7: competent in reflectie en ontwikkeling, op niveau afstudeerbekwaam (hoofdfase niveau). Het eindgesprek vindt plaats in de vorm van een criteriumgericht interview op basis van een portfolio waarin enkele reflectieverslagen zijn opgenomen. De student voert dit gesprek met twee assessoren, de studieloopbaanbegeleider en een docent van de opleiding. Ook presenteert de student een overzicht van de studievoortgang. Tenslotte wordt de eindbeoordeling minor Innovatief Beroepsonderwijs en/of vrije minor hierbij betrokken. Om in aanmerking te komen voor het ‘Eindgesprek hoofdfase’ gelden voor studenten drie voorwaarden: de inhoud van de kennisbasis wordt beheerst. Hiervoor moeten alle onderdelen van Flankerend Onderwijs, Vakdidactiek en het Vak met een voldoende zijn afgerond; beide onderdelen van het performance assessment zijn positief afgerond; de minor Innovatief Beroepsonderwijs en/of de vrije minor is door de student behaald. Ter voorbereiding van het Eindgesprek hoofdfase levert de student zijn/haar portfolio in. In het kader van de colleges Voorbereiding van het afstudeeronderzoek hebben de studenten tweewekelijks overleg over de voortgang van hun onderzoek. Dan komt ook, zo geeft de opleiding aan, de implementatie ter sprake van de aangescherpte modulewijzer ‘Vakdidactisch afstuderen. Nieuwe werkstukken die geheel beantwoorden aan de afspraken in de nieuwe modulewijzer, zijn vanaf eind studiejaar 2009/2010 beschikbaar. Het auditteam heeft de opleidingen gevraagd om, naast werkstukken die de afgelopen jaren geschreven zijn door studenten (zie hierna) ook twee werkstukken aan het auditteam voor te leggen die sinds april 2009 zijn afgerond en ten dele gebaseerd zijn/voldoen aan de afspraken in de nieuwe modulewijzer. Hiervan heeft het auditteam 21 eindwerkstukken ontvangen, verspreid over 12 opleidingen waaronder de opleidingen waar deze rapportage betrekking op heeft. Uit de reflectieverslagen die het auditteam heeft bestudeerd blijkt het volgende. Reflectie door de student op bevindingen is vooral in termen van reflectie over de betekenis voor de eigen rol als docent/student. Reflectie over de betekenis van bevindingen in relatie tot theoretische notities uit de literatuur ontbreekt. Taal, stijl en structuur verdienen aandacht. In de nieuwe modulewijzer is hier aandacht aan besteed. Het auditteam, zowel de kernteamleden als de vakdeskundige, heeft voorafgaand aan de audit uit een lijst van eindwerkstukken een selectie gemaakt van door haar te bestuderen werkstukken. Voor Biologie kon een keuze gemaakt worden uit tien werkstukken (vb.: ‘Omgaan met niveauverschillen in de klas’, ‘Hoe kan ik het vak Biologie interessanter en leuker maken voor ongemotiveerde leerlingen?’, ‘Hoe leer ik leerlingen beter te concentreren’). Voor de opleiding op de terreinen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek ging het om een keuze uit resp. negen (vb: ‘De magneet’, ‘Een onderzoek naar de leerpyramide binnen het vak Natuurkunde’, ‘Computermeten in de onderbouw’), zes (‘Verschillen in benaderingswijzen van HAVO 3 en VWO-3 leerlingen bij Scheikunde’, ‘Toetsing in de tweede klas NaSkTe’, ‘Motivatie is de motor’) en nogmaals zes eindwerkstukken (‘Integratie van natuurkunde in techniek’, ‘Meisjes kiezen te weinig voor techniek’, ‘Gereedschap’). Van de tweedegraads lerarenopleiding Wiskunde waren tien eindwerkstukken beschikbaar (‘Rekentest, breuken en rekenen’, ‘Algebra kan beter digitaal’, ‘Ik vind het vak wiskunde…..’).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 74
FLOT heeft een aantal criteria geformuleerd voor het eindniveau van de eindwerkstukken. Het auditteam constateert grote variaties in de beoordeling van deze eindwerkstukken die niet altijd met de becijfering van het auditteam overeenkomen: in het algemeen komt het auditteam tot een lagere beoordeling. Wat het eindniveau betreft blijken studenten goed te reflecteren en over het algemeen adequate vakkennis te hebben in relatie tot de doelstellingen. Reflecties wat de beroepskant betreft zouden meer moeten worden geleid door up-to-date kennis over (vak)didactiek, (leer)psychologie en onderwijskunde. Studenten laten bij hun reflecties te weinig expliciet zien dat ze verbanden kunnen leggen tussen deze kennis en de praktijk. In de cursorische onderdelen dient ook meer van deze actuele kennis vanuit internationale tijdschriften te worden kennisgenomen om vervolgens in de eindwerkstukken verwerkt te worden. Met een herkenbaar interesse in pedagogisch-didactische onderwerpen in de eindproducten en hun leergierigheid rondom die onderwerpen ziet het auditteam de studenten als op de praktijk gerichte professionals die voldoende toegerust zijn voor hun taak. Er is veel werk gemaakt van het praktijkgerichte onderzoek, waarbij de ene student methodisch beter te werk ging dan de ander. Overigens is het auditteam van mening, juist met het oog op de praktische inzetbaarheid van het beroep als tweedegraads docent, dat de tweedegraads lerarenopleidingen zich een meer ‘academische habitus’ zouden kunnen aanmeten. Ook dient er meer aandacht te zijn voor de spelling in de eindproducten. Wat betreft de door studenten sedert april 2009 geschreven eindwerkstukken is het auditteam gebleken dat deze eindwerkstukken ten minste hbo-niveau bezitten. De spelling is t.o.v. oudere werkstukken aanmerkelijk verbeterd. Er wordt in de recentelijk geschreven werkstukken gewerkt met relevante literatuur en er is sprake van, in de regel interessant onderzoek. De koppeling theorie en praktijk wordt duidelijker voor het voetlicht gebracht. De eindwerkstukken hebben een heldere structuur met daarin opgenomen een eigen visie op het vraagstuk, de probleemstelling, beschrijvend onderzoek, de resultaten, de analyse van de resultaten en conclusies/aanbevelingen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle opleidingen binnen het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: uit de eindproducten blijkt dat de studenten serieus werk hebben gemaakt van het door hen gekozen onderwerp; de eindproducten van de studenten zijn geschreven op een niveau dat van een afgestudeerde hbo’er verwacht mag worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 75
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen De opleiding heeft het auditteam een uitgebreide set documentatie beschikbar gesteld inzake de rendementen. Concreet heeft het auditteam inzage gehad in de rendementscijfers per tweedegraads lerarenopleiding vanaf 2003. Deze rendementcijfers zijn uitgesplitst tot op het niveau van de individuele student. De door FLOT gehanteerde definitie van rendement sluit aan bij de door de HBO-raad gehanteerde omschrijving. Het rendement heeft betrekking op: het percentage geslaagden na vijf jaar; de gemiddelde studieduur van de geslaagden. Als benchmark voor de rendementscijfers gelden de landelijke gemiddelden zoals die berekend zijn door de HBO-raad. FLOT hanteert voor de voltijdopleidingen de volgende streefcijfers: het percentage geslaagden na vijf jaar is 60 procent (norm HBO-raad); de gemiddelde studieduur van geslaagden is maximaal vier jaar (norm HBO-raad); uitval is zoveel mogelijk geconcentreerd in het eerste studiejaar en is maximaal 25 procent per opleiding; uitval na het behalen van de propedeuse moet een uitzondering zijn en is maximaal 5 procent; de gemiddelde studieduur van de studiestakers is maximaal twee jaar (dit in verband met de termijn van twee jaar voor het daadwerkelijk Bindend Negatief Studieadvies (BNA) voor de propedeuse). Het auditteam heeft een overzicht bestudeerd van de rendementscijfers van alle opleidingen van FLOT. Concreet betreft het de rendementscijfers van de propedeuse (P) binnen twee jaar en de afstudeerfase (A). Voor de voltijd- en deeltijdopleidingen van het cluster Exact geldt het volgende: Cohort: Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Gezondheidszorg & Welzijn Techniek Biologie
2005-P 65,1 55,0 71,0 55,6
2005-A 45,9 38,8 58,1 45,5
2006-P 60,3 56,9 64,8 41,5
2006-A 32,0 29,2 42,0 29,2
2007-P 50,9 42,1 50,0 28,1
2007-A 17,1 14,5 27,1 14,1
2008-P 28,7 32,4 24,0 11,7
2008-A 0,8 6,8 2,7 0,6
62,9 72,8
60,0 49,1
51,5 70,2
45,5 33,3
33,3 55,7
30,0 16,7
10,3 35,9
6,9 1,1
De afstudeerpercentages voor de cohorten na 2005 liggen lager dan voor het cohort 2005 omdat eerstegenoemde cohorten de studie nog niet afgerond hebben. De reeds afgestudeerden vanaf het cohort 2006 betreffen meestal deeltijders. We merken op dat afstudeerpercentages voor het cohort 2005-A gelden na vier jaar. De discrepantie tussen streefcijfers en gerealiseerde cijfers wordt vooral veroorzaakt door: krapte op de arbeidsmarkt, waardoor derde- en vierdejaars studenten werk krijgen aangeboden en waardoor studievertraging optreedt; verkeerde studie- en beroepsbeelden, waardoor studenten op een laat tijdstip kiezen voor populaire opleidingen. Gedurende het eerste jaar komen studenten erachter dat het niveau van de studie te hoog is en/of dat het beroep van leraar niet aanspreekt; bij de deeltijdstudenten spelen vaak persoonlijke omstandigheden, zoals het kopen en verbouwen van een woning, gezinsuitbreiding, etc, een rol bij het uitlopen van de studie. Ten aanzien van de eerste oorzaak worden maatregelen bedacht die het ‘lang studeren’ onaantrekkelijker maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 76
Met betrekking tot de tweede oorzaak, waarvan de consequenties voornamelijk liggen bij het propedeuserendement, is hard geïnvesteerd in studiekeuzebegeleiding, betere studie- en beroepsvoorlichting en intensievere studieloopbaanbegeleiding. Uit exit-gesprekken met studenten blijkt verder dat uitvalredenen zeer divers kunnen zijn (relatie en gezin, verhuizing enzovoort), waarop als opleiding geen invloed uitgeoefend kan worden. Wat betreft de Kopopleiding hebben tussen september 2004 en juli 2008 75 studenten aan deze opleiding deelgenomen. Het aantal geslaagde studenten bedraagt 69. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle opleidingen binnen het cluster Exact als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding houdt zelf nadrukkelijk een vinger aan de pols wat betreft de rendementscijfers; De opleiding constateert zelf een discrepantie tussen de streefcijfers en de gerealiseerde cijfers. De opleiding ziet zich geconfronteerd met enerzijds een instroom die achter blijft bij de vraag, zeker naar de toekomst toe, en anderzijds een vervroegde uitstroom van studenten naar de arbeidsmarkt; De opleiding heeft zicht op de oorzaken van de tegenvallende rendementen en probeert door maat gesneden maatregelen de rendementen te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 77
SAMENVATTEND OORDEEL 1.12. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Biologie HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Biologie Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G V G V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V V G V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 78
1.13. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo GZW HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING GZW Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G V G V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V V G V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 79
1.14. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Natuurkunde HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Natuurkunde Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V V G V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 80
1.15. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Scheikunde HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Scheikunde Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V v
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V V G V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 81
1.16. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Techniek HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Techniek Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V V G V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 82
1.17. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Wiskunde HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Wiskunde Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V V G V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 83
1.18. Integraal oordeel/advies aan NVAO Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Fontys Lerarenopleiding Tilburg, verzorgde opleidingen: tweedegraads lerarenopleiding biologie, gezondheidszorg en welzijn, natuurkunde, scheikunde, techniek en wiskunde in de varianten voltijd, deeltijd en duaal in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO.
1.19. Aanpak 1.19.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de opleiding en de varianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende. De tweedegraads lerarenopleidingen hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: ‘Domeinspecifieke Eisen’). De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Op de eerste plaats is er sprake van een analyse en beoordeling van door de tweedegraads lerarenopleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review, instituutsdeel en clusterspecifieke Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Samen Scholen’; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 84
De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie2, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten: meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van onderwijs en lerarenopleidingen, studenten, één lead auditor en één secretaris, beide laatstgenoemden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Het kernteam heeft hiertoe gedurende alle auditdagen zowel gesprekken gevoerd over de generieke onderwerpen die voor alle opleidingen van de FLOT gelden, als verschillende gesprekken op het opleidingsniveau.
2
Visitatie heeft op 30, 31 maart en 1 april 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 85
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens en na de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per tweedegraads lerarenopleiding en per onderwerp werd gegeven (zie hierna). Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de tweedegraads lerarenopleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Wij hebben er, in overleg met de NVAO en FLOT, voor gekozen om per cluster één rapport te schrijven. Voor het voorliggende rapport betekent dit dat wij hierin de bevindingen en oordelen geven van de vakken van het cluster Exact. Onder ‘bevindingen’ treft u de bevindingen aan van het auditteam op instituutsniveau voor de verschillende facetten en treft u de bevindingen aan van het auditteam uitgesplitst naar de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen die deel uitmaken van het cluster.
1.19.2. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 86
Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;3 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
3
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 87
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de Stuurgroep Academische Opleidingsschool, Utrechts Model’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatie onderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Drs. P.J. Ronner De heer Ronner behaalde zijn doctoraal Germanistiek aan de UvA in 1982, gevolgd door de afronding van de hno-opleiding p&o op Hogeschool De Horst. Na een aantal jaren werkzaam te zijn geweest binnen het voortgezet onderwijs als docent en als vakbondsbestuurder,werd hij in de periode vanaf 1995 bestuurder. In de periode 1995-1998 werkte hij als vestigingsmanager, daarna als rector en vanaf 2005 als centraal directeur van middelbare scholen. Vanuit deze functies was hij o.a. verantwoordelijk voor de start van onderwijskundige ontwikkelingen als de invoering van tweetalig resp. versterkt talenonderwijs, de universumschool en het vmbo-vakcollege. Daarnaast heeft hij zitting in verschillende besturen zoals de VO-Raad, het sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt, als voorzitter van de Scholenraad vmbo-vakcollege Amersfoort en de Raad van Bestuur van de Rabobank Soest/Baarn/Eemnes. Prof. dr. T. Wubbels De heer Wubbels is in de periode 1974-1978 als leraar natuurkunde binnen het middelbaar onderwijs werkzaam geweest. Nadien is hij tot 1994 als UHD werkzaam geweest binnen de Utrechtse universiteit (Faculteit Wis- en Natuurkunde en het IVLOS. Bij laatstgenoemde organisatie was hij van 1995-2001 hoogleraar-directeur). Na zijn bijzonder hoogleraarschap vanwege het Utrechts Universiteitsfonds ‘Leraarsgedrag als factor in leeromgevingen’, is de heer Wubbels vanaf 1994 als hoogleraar aangesteld binnen de Universiteit Utrecht. Zijn leeropdrachten hadden en hebben betrekking op didactiek en onderwijskunde. Thans is hij hoogleraar onderwijskunde, directeur van het Instituut Pedagogiek en Onderwijskunde van de Faculteit Sociale Wetenschappen en vicedecaan en portefeuillehouder onderwijs bij dezelfde faculteit. Hij heeft ruime ervaring op het terrein van visitatie, o.a. als voorzitter van de visitatiecommissie Kunst en Techniek (Hbo), lid en vicevoorzitter visitatiecommissie Pedagogiek Hbo en tweemaal kernlid van de visitatiecommissie van de HBO-raad voor de deeltijd eerstegraads lerarenopleiding. Prof. dr. T. Plomp De heer Plomp is wiskundige en is een aantal jaren als docent wiskunde werkzaam geweest in het middelbaar onderwijs. Nadien is hij 35 jaar verbonden geweest aan de Twentse technische universiteit. Eerst als docent wiskunde, daarna als onderzoeker op het terrein van instructieleer binnen het vakgebied wiskunde. In 1981 werd hij benoemd tot hoogleraar op het terrein van de onderwijskunde, i.h.b. de onderwijstechnologie en de curriculumtechnologie. Hij is dean geweest bij de Faculteit van Onderwijskunde en Onderwijstechnologie, directeur van het OCTO en voorzitter van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement. Hij is verschillende keren adviseur geweest voor OCW en is voorzitter geweest van een aantal werkgroepen die onderzoek deden op het terrein van onderwijs, bètavakken en pedagogiek. Hij is (co)auteur van drie boeken en (co)redacteur van verschillende publicaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 88
Drs. G. Broers De heer G. Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt hij zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders. K. Groot Mevrouw Groot is eerstejaars student tweedegraads Lerarenopleiding VO (Bedrijfs)economie (deeltijd) bij hogeschool INHolland te Amsterdam. Ten tijde van de audit nam zij in het kader van haar stage deel aan de ontwikkeling van het VMBO project “Werk aan de Winkel” bij College De Meer in Amsterdam. In 1988 heeft zij aan HEAO Alkmaar de opleiding HEAO-BE afgerond. T. Klinkhamer De heer Klinkhamer is 2e jaars voltijds student tweedegraads maatschappijleer mens en wereld aan de Hogeschool INHolland te Amstelveen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 89
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 90
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 91
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 92
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 93
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 94
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 95
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 96
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 97
BIJLAGE 2: Programma audit tweedegraads lerarenopleiding FLOT U treft hierna het volledige driedaagse programma aan van de audit tweedegraads lerarenopleiding FLOT. Hierin zijn dus ook de programmaonderdelen opgenomen die geen betrekking hebben op het cluster Exact.
Kernteam auditoren Drs. Ruud van der Herberg Drs. Ger Broers Drs. Lisette Blom Prof. dr. Theo Wubbels Drs. Peter Ronner Thymen Klinkhamer Kitty Groot
voorzitter/lead auditor onderwijskundige/secretaris tweede secretaris vakdeskundige generiek werkvelddeskundige generiek student student
Clusterdeskundigen Prof. dr. Tjeerd Plomp Prof. dr. Gerard Westhoff Prof. Dr. Rob van der Vaart
exacte vakken talen M&M-vakken
Maandag 30 maart 2009 Tijd/locatie Ma 08:30 – 09:00 Lokaal D107 (Commissiekamer) Ma 09:00 – 09:15 Lokaal D106
Gesprekspartners
Onderwerp
Onderlinge kennismaking leden kernteam auditoren: Kennismaken met Management Team Kernteam auditoren Vanuit FLOT: directie: Ans Buys Anton van den Brink Patrick Eckringa teamleiders: Simona Boersma Frank Horsten Arnoud van Leuven Joke van Oudheusden Véronique van de Reijt Harrie Schollen
Ma 09:15 – 10:15 Lokaal D106
Management Team Kernteam auditoren Vanuit FLOT: directie: Ans Buys Anton van den Brink Patrick Eckringa teamleiders: Simona Boersma Frank Horsten Arnoud van Leuven Joke van Oudheusden Véronique van de Reijt Harrie Schollen
Gespreksonderwerpen: managementstructuur: centraal/decentraal, generiek, clusterniveau, opleidingsniveau strategisch beleid/visie/missie - marktpositie en instroom - relatie beroepenveld, onder andere werkveldcommissie/raad van advies internationalisering - rendementen/resultaten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 98
Tijd/locatie Ma 10:15 – 11:00
Gesprekspartners Personeelsbeleid (Lokaal D106)
Onderwerp Kwaliteitszorg (Lokaal D108)
Kernteam auditoren: Ruud van der Herberg, Peter Ronner, Kitty Groot
Kernteam: Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer
Vanuit FLOT: Anton van den Brink Joke van Oudheusden Harrie Schollen
Ma 11:00 – 11:15 Lokaal D107 Ma 11:15 – 12:00
Gespreksonderwerpen: kwantiteit en kwaliteit personeel - hbopersoneel, binding praktijk en netwerken – functioneringsgesprekken – deskundigheidsbevordering Pauze
Gespreksonderwerpen: PDCA-cyclus - evaluaties en verbeterbeleid betrekken van verschillende geledingen bij de interne kwaliteit van de opleidingen
Toetsbeleid (Lokaal D106)
Lectoraat (Lokaal D108)
Kernteam: Ruud van der Herberg, Peter Ronner, Kitty Groot
Kernteam: Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer
Vanuit FLOT: Lianne Lamers Hans Palings Jorik Arts Anthony Paijmans Carel Burghout Wim Lansu
Ma 12:00 – 12:45
Vanuit FLOT: Ans Buys Hans Palings Arnoud van Leuven Véronique van de Reijt
Gespreksonderwerpen: toetsen en beoordelen: validiteit/ objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent - resultaten / rendementen - studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen Vertegenwoordigers werkplekleren/Opleiden in de school (Lokaal D106) Kernteam: Ruud van der Herberg, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit het werkveld: Annette Lievaart (opleidingsdocent Zeldenrustcollege, Terneuzen) Rob van den Nouweland (rector Mgr. Frencken College, Oosterhout, lid Raad van Advies VO) Harry Grimmius (voorzitter centrale directie Het Hooghuis, Oss, voorzitter Raad van Advies VO) Jeanne van Liempd (lid algemene directie Midden-Brabant College, Tilburg) Michel Wouters (programmadirecteur Onderwijsinnovatie, ROC Koning Willem I, ’s-Hertogenbosch) Carien Bol (opleidingsdocent dr.Knippenbergcollege, Helmond) Peter Haast (opleidingsdocent Marklandcollege, Oudenbosch)
Vanuit FLOT: lector Sanneke Bolhuis associate lector Quinta Kools associate lector Anne Kerkhoff docente onderzoek Ilona Mathijsen promovenda Maud Slaats docent-onderzoeker FLOT: Rita Schildwacht Docenten uit kenniskringen: Rutger van de Sande Mariëtte van Dam-Helmig Student: Danny Martens Gespreksonderwerpen: opdracht van het lectoraat - relatie en betrokkenheid bij het onderwijs - onderzoek kenniskring - participatie studenten Werkplekleren/Opleiden in de school (Lokaal D108) Kernteam: Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Ans Buys Simona Boersma Anthony Paijmans Adriaan Broeders Brigitte Weidema Els Geurts Ben Strik (Reserve: Hans de Vogel)
Gespreksonderwerpen: programma: inhoud en samenhang – afspraken – begeleiding – beoordeling - personeel- wie zijn er bij het werkplekleren betrokken, welke taken enzovoort – kwaliteitszorg
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 99
Tijd/locatie
Ma 12:45 – 13:30 Lokaal D107 Ma 13:30 – 15:00
Gesprekspartners Onderwerp Gespreksonderwerpen: contacten met opleiding over onder andere: actuele ontwikkelingen en doorvertaling naar programma - andere wensen vanuit het werkveld - stage en begeleiding Lunchpauze + Inpraten auditor Exacte vakken en Talen Curricula Exacte vakken (Lokaal D106)
Curricula Talen (Lokaal D108)
Auditteam: Ruud van der Herberg, Theo Wubbels, Tjeerd Plomp, Thymen Klinkhamer, Ger Broers
Auditteam: Lisette Blom, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot
Vanuit FLOT: Biologie: Kitty Walravens (reserve: Jorik Arts) Gezondheidszorg en Welzijn: Marga Amesz (reserve: Ellen Spuijbroek en Johan de Jong) Natuurkunde: Joop Daemen Scheikunde: Kennedy Tielman Techniek: Pieter Gruntjes Wiskunde: Jan Essers Minor IBO: Piet Noordzij Flankerend onderwijs: Marly Gootzen
Ma 15:00 – 16:00
Vanuit FLOT: Duits: Ton Janssen Engels: Carel Burghout Frans: Jacques Plettenburg Nederlands: Monica Verhagen Spaans:Maria José Steenbeek en Helma Dam Minor IBO: Lydie Gaullois Flankerend onderwijs: Hans de Vogel en Ben Strik
Gespreksonderwerpen: ontwikkeling en samenhang vakinhoudelijk programma - overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s vt en dt en tussen de programma’s van de verschillende opleidingen binnen het cluster - borging actualiteit – internationalisering – studielast - aansluiting instromende studenten - didactisch concept en werkvormen - er wordt een clusterrapport opgesteld; overeenkomsten en verschillen die belangrijk zijn, moeten aan de orde kunnen komen
Gespreksonderwerpen: ontwikkeling en samenhang vakinhoudelijk programma - overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s vt en dt en tussen de programma’s van de verschillende opleidingen binnen het cluster - borging actualiteit – internationalisering – studielast - aansluiting instromende studenten - didactisch concept en werkvormen - er wordt een clusterrapport opgesteld; overeenkomsten en verschillen die belangrijk zijn, moeten aan de orde kunnen komen At random-bezoek aan groepen voltijd Exacte vakken, M&M-vakken en Talen Aan de hand van een rooster van de lessen op dat moment aan de voltijdstudenten, kiest het auditteam er een paar en bezoekt die in deelgroepjes 20 minuten tot een half uur en wil dan met studenten in gesprek. Kernteamleden en clusterdeskundigen
Ma 16:00 – 16:30
Gespreksonderwerpen (onder andere): POP/portfolio - Competentiematrix - stage - toetsen - docenten - studiebegeleiding Voorzieningen Exacte vakken en Talen Rondleiding langs de algemene voorzieningen en de specifieke voorzieningen voor de opleidingen in de twee clusters. Voor de specifieke voorzieningen valt te denken aan de specifieke vakliteratuur in de bibliotheek, computerprogramma’s, laboratorium en dergelijke. Kernteamleden en clusterdeskundigen
Ma 16:30 – 18:30 (Lokaal D107) Ma 18:30 – 19:30
Vanuit FLOT: Kitty Walravens (Exacte vakken) Roseline Richard (Talen) Pauze en maaltijd At random-bezoek aan groepen deeltijd Exacte vakken, M&M-vakken en Talen Aan de hand van een rooster van de lessen op dat moment aan de voltijdstudenten, kiest het auditteam een paar lessen en bezoekt die in deelgroepjes 20 minuten tot een half uur en wil dan met studenten in gesprek. Kernteamleden en clusterdeskundigen Gespreksonderwerpen (onder andere): POP/portfolio – competentiematrix – stage – toetsen – docenten – studiebegeleiding
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 100
Tijd/locatie Ma 19:30 – 20:30
Gesprekspartners Onderwerp Gesprek met groepen studenten deeltijd Exacte vakken (D106), M&M-vakken (D108) en Talen (Bistro)
Lokaal D106 Auditteam: Ger Broers, Tjeerd Plomp, Theo Wubbels Vanuit FLOT: Biologie: Jochem Langerwerf dt1 en Maarten Quaijtaal dt2 (reserve Marieke van der Linden dt1) Gezondheidszorg en Welzijn: Erica van de Wouw dt4 en Lisette Willemse dt1 (reserve: Sonja Bentvelzen dt1, Laura van Breda dt1 en Monique Kemps dt1) Natuurkunde: Julie van Kraaij dt1 en Erwin Daale dt3 Scheikunde: René Prins dt2 en Peter Verweij dt2 Techniek: Mike Claassens dt2 en Linda hendriks dt3 (reserve Erwin Spijker dt1) Wiskunde: Natascha Meijer-Minnaar dt2 en Walther Hensen dt1 Lokaal D108
Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Peter Ronner, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Erik Nieuwkoop dt2 en Danny Haans dt2 Algemene economie en Bedrijfseconomie: Colette Baert dt1 en Mike van Lierop dt1 en dt3 Geschiedenis:Duco Bruns dt1 en Adrie landa dt2 Maatschappijleer: Christa Vogels dt3 en Charles van Waalwijk dt1 Auditteam: Lisette Blom, Gerard Westhoff, Kitty Groot
Bistro (rechts naast D108)
Vanuit FLOT: Duits: Nicole Aarts dt1 en Eric Wuite dt3 Engels: Marieke Snels dt4 en Kirsty Boom dt3 Frans: Ingrid van den Oord dt4 en Regine Retel Helmrich dt2 (reserve Inge de Bruin dt4) Nederlands: Joost Verheugen dt1 en Maaike van Wijk dt2 (reserve Janneke de Bonth dt2) Spaans: Guusje Claassens, John Broers dt 4 en Marloes Marchelinus dt 3 Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening - portfolio/ competentiematrix - toetsen en beoordelen - studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 101
Dinsdag 31 maart 2009 Dinsdagochtend - ontvangstruimte voor gespreksdeelnemers: lokaal D1.01 Di 08.30 – 09:30 Lokaal D106
Docenten Exacte vakken Kernteam en clusterdeskundige: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Biologie: Tom Toebes en Peter Krijnen (reserve: Kitty Walravens en Mariëlle Daemen) Gezondheidszorg en Welzijn: Johan de Jong en Marieke van Asten (reserve: Ellen Spuijbroek en Geerte Bodenstaff) Natuurkunde: Joop Daemen en Saskia Blom Scheikunde: Pierre Heldens en Kennedy Tielman Techniek: Pieter Gruntjes en Marly Gootzen Wiskunde: Tom Goris en Carla van Oorschot
Di 09:30 – 10:15 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: (Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft enzovoort) relatie beroepenveld - toetsen en beoordelen - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding Afstuderen Exacte vakken Kernteam en clusterdeskundige: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Biologie: Els Geurts en Kitty Walravens (reserve: Jork Arts) Gezondheidszorg en Welzijn: Ellen Spuybroek en Geerte Bodenstaff (reserve: Marga Amesz) Natuurkunde: Piet Noordzij Scheikunde: Kennedy Tielman Techniek: Rutger van de Sande en Ilona Mathijsen Wiskunde: Frans Liebregts en Hans Krabbendam
Di 10:15 – 10:30 Di 10:30 – 11:30 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: Procedures - begeleiding - scripties - beoordeling – niveaubewaking Pauze Studenten voltijd Exacte vakken Kernteam: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Biologie: Eva van Hartevelt vt2 en Jurgen Tromp vt3 (reserve: Luuk Bevers vt4) Gezondheidszorg en Welzijn: Irene van der Heyden vt2 en Margo Monsieurs 4vt (reserve: Lieke Sitaniapessy vt3) Natuurkunde: Yvette de Kruyf vt1 en Lotte van den Eijnden vt4 (reserve Eelke van Dijk vt3) Scheikunde: Kelvin Klemans vt2 en Marjo de Baere vt3 Techniek: Wijnand Fletterman vt 2 en Corné Remi vt2 Wiskunde: Jacolien Kuin vt3 en Bart van Asten vt3
Di 11:30 – 12:15 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening - portfolio/competentiematrix - toetsen en beoordelen studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent Examens Exacte vakken Kernteam: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 102
Vanuit FLOT: teamleiders Arnoud van Leuven, Véronique van de Reijt en Harrie Schollen Biologie: Jorik Arts (reserve: Peter Krijnen) Gezondheidszorg en Welzijn: Marga Amesz (reserve: Johan de Jong) Natuurkunde: Joop Daemen Scheikunde: Pierre Heldens Techniek: Pieter Gruntjes Wiskunde:Frans Liebregts Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie - vrijstellingen - instroom - bezwaar en beroep borging en uitvoering validiteit/objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent resultaten/rendementen - studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen
Dinsdagmiddag - ontvangstruimte voor gespreksdeelnemers: in de open ruimte voor lokalen D106, D107 en D108 Di 12:15 – 13:15 Lokaal D107 M&M-vakken Di 13:15 – 14:45 Lokaal D106 Talen Di 13:15 – 14:15 Lokaal D108
M&M-vakken Di 14:45 – 15:45 Lokaal D106 Talen Di 14.15 – 15.00 Lokaal D108
Lunchpauze + Kennismaking en inpraten auditoren M&M-vakken Curricula M&M-vakken
Docenten Talen
Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer
Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Duits: Anne Marie Degener en Erika Poettgens Engels: Linda Gijsen en Wilske Driessen Frans: Dieneke Werts en Frank Smarius Nederlands: Henriëtte Visser en Mariëtte van Dam-Helmig Spaans: Maria José Steenbeek en Helma Dam
Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Michel van Zijl Algemene economie en Bedrijfseconomie: Hjalmar Janson Geschiedenis: Tom van der Geugten Maatschappijleer: Hans van Tartwijk Minor IBO en Flankerend onderwijs: Dorien Doornebos en Peter Hurkxkens
Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - toetsen en beoordelen internationalisering - materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding
Gespreksonderwerpen: ontwikkeling en samenhang vakinhoudelijk programma overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s vt en dt en tussen de programma’s van de verschillende opleidingen binnen het cluster - borging actualiteit – internationalisering - studielast - aansluiting instromende studenten didactisch concept en werkvormen - er wordt een clusterrapport opgesteld; overeenkomsten en verschillen die belangrijk zijn, moeten aan de orde kunnen komen Studenten voltijd M&M-vakken
Afstuderen Talen
Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Hein Willekens vt1 en Gijs Maas vt3 Algemene economie en Bedrijfseconomie: Kim Dalessi vt1 en Suzan Rongen vt3
Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Duits: Ton Janssen Engels: Geert van Iersel Frans: Lidie Guillois en Jacques Plettenburg Nederlands: Bas Jongenelen en Bert Dussenbroek Spaans: Anne Brand en Maria José Steenbeek
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 103
Geschiedenis: Niek Engbers vt1 en Simone Kuijpers vt3 Maatschappijleer: Debby Borghmans vt2 en Tjietse Broeders vt4
M&M-vakken Di 15:45 – 16:45 Lokaal D106 Talen Di 15:00 – 16:00 Lokaal D108
Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening portfolio/competentiematrix toetsen en beoordelen studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent Docenten M&M-vakken Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Vertegenwoordigers van elke opleiding uit het cluster, maar niet meer dan 2 per opleiding: Aardrijkskunde: Brigitte Weidema en Peter Hurkxkens Algemene economie en Bedrijfseconomie: Henri van den Hout, Marij Veraa Geschiedenis: Ton Emonds en Jan de Nijs Maatschappijleer: Jefta Bego en Gerda Redmeijer
Gespreksonderwerpen: Procedures – begeleiding – scripties – beoordeling – niveaubewaking
Studenten voltijd Talen Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Per opleiding uit het cluster maximaal 2 en in totaal afgevaardigden vanuit alle vier de studiejaren: Duits: Annika Horijon vt2 en Vincent de Poorter vt2 Engels: Maarten van Bergen vt2 en Rob Steenhoven vt2 Frans: Daan van Boxtel vt2 en Charlotte Ribbers vt4 Nederlands: Theo de Maertelaere vt2 en Eva de Jong vt3 (reserve: Ineke Wijnen vt2 en Manon Diepstraten vt3) Spaans: Femke Tieges vt2 en Kirsten Brunschot vt3 Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening - portfolio/competentiematrix toetsen en beoordelen - studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent
Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - toetsen en beoordelen internationalisering - materiele voorzieningen deskundigheidsbevordering/POP – studiebegeleiding Talen Di 16:00 – 16:45 Lokaal D106
Examens Talen Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Simona Boersma – Frank Horsten Duits: Ton Janssen Engels: Geert van Iersel Frans: Frans Carré en Marty van Rijen Nederlands: Jan de Jong en Olav Severijnen Spaans: Maria José Steenbeek Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie - vrijstellingen - instroom - bezwaar en beroep - borging en uitvoering validiteit/objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent - resultaten/rendementen studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 104
Woensdag 1 april 2009 Ontvangstruimte voor gespreksdeelnemers: lokaal D1.01 Woe 08.30 – 09:15 Lokaal D106
Afstuderen M&M-vakken Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Martin de Wolf en Hans Palings Algemene economie en Bedrijfseconomie: Henri van den Hout en Dorien Doornebos Geschiedenis: Ton Emonds en Hugo Luijten Maatschappijleer: Hay Janssen en Rob van Otterdijk
Woe 09:15 – 10:00 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: procedures – begeleiding – scripties – beoordeling – niveaubewaking Examens M&M-vakken Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Joke van Oudheusden – Harrie Schollen Aardrijkskunde: Michel van Zijl Algemene economie en Bedrijfseconomie: Hjalmar Janson Geschiedenis: Wim Lansu Maatschappijleer: Gerda Redmeijer
Woe 10:00 – 10:30
Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie - vrijstellingen - instroom - bezwaar en beroep borging en uitvoering validiteit/objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent resultaten/rendementen - studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen Voorzieningen M&M-vakken Rondleiding langs de specifieke voorzieningen voor de opleidingen in het cluster. Voor de specifieke voorzieningen valt te denken aan de specifieke vakliteratuur in de bibliotheek, computerprogramma’s, laboratorium en dergelijke. Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot
Woe 10:30 – 11:30 Bistro Woe 11:30 – 12:30 Lokaal D107 Woe 12:30 – 13:30 Lokaal D106
Vanuit FLOT: Henri van den Hout, Tom van der Geugten, Martin de Wolf, Anoek Huisman Inzien materialen alle clusters, alle opleidingen Kernteam en clusterdeskundigen Interne terugkoppeling in verband met pending issues + lunch clusterdeskundigen
Kernteam en
Pending issues Kernteam en clusterdeskundigen Vanuit FLOT: In elk geval zijn de directie en de teamleiders beschikbaar en van elke opleiding minimaal één docent.
Woe 13.30 – 15:30 Lokaal D107 Woe 15:30 Lokaal D1.01
Interne terugkoppeling auditteam Terugkoppeling aan de opleiding Kernteam en clusterdeskundigen Vanuit FLOT: De terugkoppeling op onderwerpniveau en op hoofdlijnen is bedoeld voor iedereen die werkt bij FLOT en benieuwd is naar de mening van het auditteam over de kwaliteit van de opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Cluster Exacte Vakken 1.0 105