Adviesrapport accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek Voltijd – duaal Hogeschool Utrecht
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek Voltijd – duaal Hogeschool Utrecht CROHO nr. 34279
Hobéon® Certificering BV Datum: 14 december 2010 Auditteam: Drs. R.B. van der Herberg Ir. W.J. van Niekerk Ir. D. Stoelhorst S. Marges Secretaris: Drs. L. Blom- Van Veen H. Bleijs (proces)
INHOUDSOPGAVE DEEL 1
1
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
MANAGEMENT SAMENVATTING INTEGRAAL ADVIES ALGEMENE GEGEVENS BEOORDELING OP FACULTEITS- EN OPLEIDINGSNIVEAU SAMENSTELLING AUDITTEAM SAMENVATTENDE BEOORDELING
1 1 1 1 1 2
2.
INLEIDING
5
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
7
4.
VORIGE ACCREDITATIE
DEEL 2
11 13
5.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER 1. Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau: Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO 2. Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit personeel Facet 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
13 13 13 16 18 19 19 23 27 29 31 33 34 36 38 38 40 42 45 45 46 49 49 51 53 55 55 57
6.
OORDEELSCHEMA
61
7.
BIJLAGEN BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS BIJLAGE II Kwantitatieve gegevens van de opleiding BIJLAGE IIIa Curricula Vitae auditoren Generieke audit BIJLAGE IIIb Curriculae Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren BIJLAGE IV Werkwijze, beoordelingsprocedure en beslisregels Hobéon BIJLAGE V Bestudeerde documenten
63 65 67 69 71 78 81
DEEL 1 1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
1.1.
Integraal advies
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, verzorgd door de Hogeschool Utrecht, Croho nummer 34279, in beide varianten te accrediteren. Dit advies is in onderhavig rapport gefundeerd.
1.2.
Algemene gegevens
Naam van de instelling: Naam van de opleiding: Varianten van de opleiding: Locatie van de opleidingen:
Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht hbo Bacheloropleiding Civiele Techniek voltijd, duaal Utrecht
Naam VBI: Datum visitatie(FNT, generiek): Datum visitatie opleiding: Datum adviesrapport:
Hobéon Certificering b.v. 20 april 2010 21 april 2010 14 december 2010
1.3.
Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau
Op verzoek van de Hogeschool Utrecht heeft Hobéon Certificering beoordelingen uitgevoerd op faculteits- en opleidingsniveau. Op faculteitsniveau is beoordeeld of de FNT de processen beheerst en borgt betreffende: Doelstellingen, Inzet Personeel, Voorzieningen, Interne Kwaliteitszorg en Rendementen. Deze onderwerpen corresponderen deels met de onderwerpen 1, 3, 4, 5 en 6 uit het NVAO accreditatiekader. De uitkomsten van deze generieke audit dienden als basis voor de audits op opleidingsniveau. Bij de opleidingsaudit is beoordeeld hoe de opleiding invulling geeft aan het FNT-beleid en -doelstellingen en zijn het programma, de personeelskwaliteit, opleidingsspecifieke voorzieningen en het gerealiseerd niveau beoordeeld. Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003).
1.4.
Samenstelling auditteam
Het auditteam bij de opleidingsaudit bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Ir. W.J. van Niekerk, werkvelddeskundige, directeur Bam Infraconsult; Ir. D. Stoelhorst, vakdeskundige, directeur Betonvereniging; S.J. Marges, 3e jaars student Civiele Techniek aan De Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; Drs. L. Blom-van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur met focus op kwaliteitszorg binnen onder andere het hoger beroepsonderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 1
De audit op facultair niveau is uitgevoerd op 20 april 2010. Het auditteam bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Prof. ir. J.J.M. Cauberg, Vak/ werkvelddeskundige, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp en Directeur Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV; M.E. Cohen, werkvelddeskundige, Architect en oprichter en voormalig directeur/partner van Architectenbureau CEPEZED; B. van der Meer, student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; Drs. L. Blom-van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg. Zie voor de auditprogramma’s Bijlage 1. Voor Curricula Vitae zie Bijlage III.
1.5.
Samenvattende beoordeling
De Hogeschool Utrecht is een hogeschool met een sterk generieke aansturing op facultair- en instituutsniveau. Bij de opleiding Civiele Techniek is deze aansturing waarneembaar. In het rapport zijn derhalve naast opleidingsspecifieke passages ook passages op faculteits- en instituutsniveau opgenomen. Hobéon Certificering baseert het advies tot accreditatie van de opleiding Civiele Techniek op de volgende overwegingen: Algemeen beeld Het auditteam kenschetst het docententeam van de opleiding Civiele Techniek als gedreven, capabel en stabiel. Het team biedt studenten een opleiding die beroepsgericht en actueel is. Hiertoe zet de opleiding (gast)docenten in met een achtergrond in het werkveld en is er veel aandacht voor de praktijkgerichtheid van de studieopdrachten, die steeds meer uit de beroepspraktijk verkregen worden. Daarnaast ligt een sterk accent op het voorbereiden van de student op het multidisciplinaire karakter van het vakgebied. Dit komt tot uiting in het competentieprofiel, in de onderwijsvorm (thematisch projectonderwijs) en met name doordat binnen het Instituut Gebouwde Omgeving (IGO) groeiende aandacht is voor ‘kruisbestuiving’ tussen de opleidingen. De opleiding profileert zich ‘breed en technisch’ en is nationaal georiënteerd op Nederland, zonder daarbij het internationale aspect uit het oog te verliezen. De opleiding richt zich op natte en droge waterbouwkunde, infrastructurele werken en projectmanagement. Ook is aandacht voor duurzaamheid, een centraal thema binnen de FNT. De studenten herkennen bovenstaand opleidingsprofiel. Het werkveld en het auditteam herkennen dit profiel in de studenten en in het afstudeerwerk. Studenten waarderen de inhoud van de opleiding, de praktijkkennis van docenten en de actualiteit van de opleiding zeer. Er is groeiende aandacht voor de onderzoekscomponent binnen de opleiding met name door de invloed van de lectoraten op het onderwijs. Onderwerp Doelstellingen opleiding: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: Het IGO en de onderhavige opleiding nemen actief deel aan landelijk overleg op initiatief van de Hoger Onderwijs Groep Bouw en Ruimte (HOG B&R), waarin de gezamenlijke opleidingen met elkaar gekomen zijn tot domeincompetenties (gerelateerd aan de Dublin Descriptoren) en opleidingscompetenties voor de Bachelor of Built Environment (BBE) en waarin ook het relevante beroepenveld betrokken is bij validatie en actualisering van het beroepsprofiel. Op deze wijze is geborgd dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij het internationaal gedefinieerde bachelorniveau en de eisen vanuit het beroepenveld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 2
Alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen opleiding”) worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: De opleiding biedt een actueel programma en zorgt er op diverse manieren voor dat studenten in een op de praktijk gerichte leeromgeving de kennis en vaardigheden ontwikkelen die zij nodig hebben in de beroepspraktijk. Het programma toont een duidelijke samenhang tussen kennis en (beroeps)vaardigheden, tussen theorie en praktijk en tussen het binnenschoolse- en het buitenschoolse deel. De beroepsgerichtheid komt tot uiting in het gebruik van relevante vakliteratuur, docenten die tevens in de praktijk werkzaam zijn, gastdocenten afkomstig uit het werkveld, maar met name doordat veel aandacht is voor het leren in een zo realistisch mogelijke (praktijk)omgeving. Tevens verzorgen IGO en de opleiding voor studenten in samenwerking met het Kenniscentrum afstudeerateliers. Het doel van de afstudeerateliers is dat studenten tijdens het afstuderen efficiënt met elkaar leren overleggen opdat er een zo goed mogelijk afstudeerresultaat wordt bereikt. Civiele Techniek studenten zijn zeer positief over de afstudeerateliers. In samenwerking met het lectoraat van de Hogeschool, ‘ICT en hoger onderwijs’ is de ‘Methodiek Ontwerpprojecten’ ontwikkeld. Bij deze methodiek komen naast het oplossen van een praktijkvraag van een realistische (bestaande) opdrachtgever ook een antwoord op een kennisvraag van een kennisinstituut en een competentievraag van een student aan de orde. Het bijzondere van deze methodiek is ook dat studenten van andere opleidingen, instituten en faculteiten samen kunnen werken in één project, waarbij ieder zijn of haar eigen vragen beantwoordt. De reactie van studenten op deze methodiek is positief. Met behulp van de lectoraten van het Kenniscentrum werkt de opleiding thans aan de explicitering en versterking van de onderzoekscomponent binnen het programma. Studenten van de opleiding volgen wekelijks voldoende contacturen om de competenties te kunnen behalen. Tot voor kort bevonden met name de duale studenten de studie te licht. Op dit punt is actie ondernomen door de opleiding. De opleiding hanteert sinds 2008 de FNT vernieuwde visie op toetsen en beoordelen dat aan de hand van professionele criteria gericht is op de beroepsopdrachten en de ontwikkeling van de student. Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: De opleiding zet voldoende personeel in dat aantoonbare banden heeft met de beroepspraktijk. Studenten geven aan dat docenten soms lastig bereikbaar zijn per email, maar dat zij in de faculteit goed benaderbaar zijn. Op het niveau van de opleiding en op het niveau van de individuele docent, opereert de opleiding binnen een professioneel netwerk waarvan zij aantoonbaar gebruik maakt, met name ten behoeve van onderwijsontwikkeling en –uitvoering. In strategisch opzicht liggen hier nog mogelijkheden. Binnen de faculteit streeft men naar het ontwikkelen van kennis bij de medewerkers om diverse rollen als docent, coach, studieloopbaanbegeleider en onderzoeker te kunnen bekleden. Hiertoe zijn er scholingsmogelijkheden. Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid:
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 3
Civiele Techniek kent in het opleidingsprogramma projectonderwijs en flankerend onderwijs in de vorm van practica, hoorcolleges en klassikaal onderwijs. De ruimtelijke en ICTvoorzieningen zijn hierop toegespitst en grotendeels toereikend. De mediatheek (uitgebreid en breed assortiment) is van hoge kwaliteit en er is ruimte voor practica. Studenten zijn tevreden over de voorzieningen. Het systeem van studiebegeleiding is gericht op inhoudelijke begeleiding, stagebegeleiding en studieloopbaan begeleiding. Op het vlak van studieloopbaanbegeleiding en informatievoorziening (onder andere het bekend maken van resultaten) worden momenteel verbeteringen doorgevoerd om de studenttevredenheid te verhogen. Eén facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) wordt als goed beoordeeld voor beide varianten deze opleiding, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: De FNT heeft een adequaat integraal kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld en geïmplementeerd, op basis waarvan voortdurend naar verbetering van de organisatie wordt gestreefd. Met de belangrijke stakeholders, zoals studenten, stagebegeleiders en het afnemend werkveld, vinden evaluaties plaats. Het auditteam heeft vastgesteld dat zowel op FNT - als op IGO- en opleidingsniveau gerichte verbeteracties zijn ondernomen. Op het niveau van de opleiding hanteert het opleidingsteam diverse instrumenten om de kwaliteit van het onderwijs, de docenten en het eindwerk te borgen. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel van het auditteam over beide facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: De afstudeerwerkstukken weerspiegelen, naar het oordeel van het auditteam, in voldoende mate de reikwijdte, het niveau en de beroepsgeoriënteerdheid van de opleiding. De FNT heeft ambitieuze streefcijfers gesteld ten aanzien van rendementen. Rendementscijfers wijzen uit dat deze streefcijfers voor de opleiding Civiele Techniek niet gehaald worden. De opleiding onderneemt actie om de rendementen te verbeteren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 4
2.
INLEIDING
Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau Op verzoek van de Hogeschool Utrecht heeft Hobéon Certificering beoordelingen uitgevoerd op faculteits- en opleidingsniveau. Op faculteitsniveau is beoordeeld of de FNT de processen beheerst en borgt betreffende: Doelstellingen, Inzet Personeel, Voorzieningen, Interne Kwaliteitszorg en Rendementen. Deze onderwerpen corresponderen deels met de onderwerpen 1, 3, 4, 5 en 6 uit het NVAO accreditatiekader. De generieke audit op faculteitsniveau is uitgevoerd voorafgaand aan de audits van de afzonderlijke opleidingen van de faculteit en diende als basis hiervoor. Bij de opleidingsaudit is beoordeeld hoe de opleiding invulling geeft aan het FNT-beleid en – doelstellingen. Daarnaast zijn het programma, de personeelskwaliteit, de opleidingsspecifieke voorzieningen en het gerealiseerd niveau beoordeeld. Het bereik van de generieke audit strekt zich uit over de opleidingen die in 2011 geaccrediteerd worden, te weten: Built Environment-opleidingen; ICT-opleidingen; AOT (Algemene Operationele Techniek) en Applied Science-opleidingen. In de rapporten van deze opleidingen zijn bevindingen en overwegingen opgenomen, ontleend aan de generieke en de opleidingsaudit. Daarnaast hebben de Built Environment-opleidingen, behorende bij het Instituut voor Gebouwde Omgeving (IGO), een aantal kenmerken gemeenschappelijk. In dit rapport worden telkens drie niveaus bediend: faculteit, instituut en opleiding. Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo bacheloropleiding Civiele Techniek verzorgd door het bachelordomein Built Environment van Hogeschool Utrecht Croho nummer 34279. De opleiding wordt aangeboden in de varianten voltijd en duaal. Als basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering dienden twee Management Reviews (een op generiek- en een op opleidingsniveau) en de bijbehorende onderliggende documenten. Bij het onderzoek is het beoordelingskader ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003) gehanteerd. De opleidingsaudit vond plaats op 21 april 2010. Het programma van de audits is opgenomen in Bijlage I. Het auditteam bestond uit de volgende personen: drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Ir. W.J. van Niekerk, werkvelddeskundige, directeur Bam Infraconsult; Ir. D. Stoelhorst, vakdeskundige, directeur Betonvereniging; S.J. Marges, student Civiele Techniek Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; drs. L. Blom-van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 5
werkveld voorzitter drs. R.B. van der Herberg, senioradviseur/partner Hobéon werkvelddeskundige ir. W. van Niekerk vakdeskundige ir. D. Stoelhorst student S.J. Marges secretaris drs. L. Blom-van Veen
vak / discipline
onderwijs x
x
x
x
x
kwaliteitszorg /audit x
studentperspectief
x x x
x
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Civiele Techniek noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De audit op facultair niveau heeft plaatsgevonden op 20 april 2010. Zie voor programma Bijlage I.) Het auditteam bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Prof. ir. J.J.M. Cauberg, Vak/ werkvelddeskundige, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp en Directeur Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV; M.E. Cohen, werkvelddeskundige, Architect en oprichter en voormalig directeur/partner van Architectenbureau CEPEZED; B. van der Meer, student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; Drs. L. Blom-van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg. Voor Curricula vitae zie Bijlage III. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar. werkveld voorzitter drs. R.B. van der Herberg, senioradviseur/partner Hobéon vak/ werkvelddeskundige prof. ir. J.J.M. Cauberg, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp en Directeur CaubergHuygen Raadgevende Ingenieurs BV werkvelddeskundige M.E. Cohen, Architect en oprichter en voormalig directeur/partner van Architectenbureau CEPEZED student B. van der Meer, derdejaars student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool secretaris drs. L. Blom-van Veen, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg
x
vak / discipline
x
onderwijs x
kwaliteitszorg /audit x
x
x
studentperspectief
x
x
x
x
Voor de curricula vitae: zie Bijlage III. Voor de werkwijze, beoordelingsprocedure en beslisregels: zie Bijlage IV.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 6
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
Faculteit Natuur & Techniek De Faculteit Natuur & Techniek (FNT) is met 6.350 (jan. 2010) bachelorstudenten één van de zes faculteiten van de Hogeschool Utrecht (HU). De faculteit bestaat uit vier instituten: IGO (Instituut voor Gebouwde Omgeving), ILC (Institute for Life Sciences & Chemistry), ICT en Engineering. De instituten beslaan vier bachelordomeinen die verder onderverdeeld zijn in clusters van opleidingen. De vier bachelordomeinen zijn: gebouwde omgeving (bachelor of Built Environment), life sciences & chemistry (bachelor of Applied Science), ICT (bachelor of ICT) en industrie (bachelor of Engineering). Naast de genoemde instituten zijn er de academie waarin de masteropleidingen zijn ondergebracht, het facultaire Kenniscentrum Technologie & Innovatie en het Centrum voor Natuur & Techniek voor het commercieel cursusaanbod. Het onderwijs vindt voornamelijk in Utrecht op drie locaties plaats. 25% van de studenten van FNT doen de studie in deeltijd of duaal. De faculteit geeft aan door maatwerk in te spelen op deze (voornamelijk) volwassenen met enkele jaren werkervaring. Utrechtse Ingenieur De ingenieur die de FNT wil afleveren is een ondernemende teamworker en een integraal denker, die vakkennis toepast op unieke problemen, vindingrijk is en nieuwe kennis ontwikkelt en reflectief lerend vermogen heeft. Het begrip ‘Utrechtse Ingenieur’ is door de FNT als streefbeeld ingegeven door de permanente dialoog met het werkveld. Daar wordt dit beeld herkend en (ambitieus maar) valide bevonden. FNT is wel van mening dat het concept Utrechtse Ingenieur nog inhoudelijk versterkt kan worden. Aandacht voor vernieuwing Op facultair niveau is er sprake van een vijftal strategische ontwikkelingen (Ketens; Leren=Werken en Werken=Leren; Onderzoek; Partnerships; en Masters en Promovendi) die in de opleidingen hun uitwerking krijgen in een flink aantal vernieuwingstrajecten. FNT heeft strategisch beleid ontwikkeld, dat onder de naam ‘Ontplooiing’ op heldere wijze richting geeft aan hoe de faculteit de geformuleerde strategische doelen gaat realiseren. Men streeft hierbij naar een cultuur waarin men gezamenlijk de projecten draagt en met elkaar de tijd neemt om hieraan te werken. Zie verder facet 1.1. Eén van de meest belangrijke projecten is het programma Leren=Werken=Leren (L=W=L). Dit programma is in 2006 ontwikkeld omdat het de FNT, naar eigen zeggen, aan een duidelijke onderwijsvisie ontbeerde. In L=W=L zijn de diverse trajecten die op het gebied van projectonderwijs binnen de FNT liepen opgepakt en gestructureerd onder één noemer. De faculteit probeert doelbewust voorbeelden van Best Practices te benutten of te laten benutten. De mogelijkheden om binnen de FNT nog dwarsverbanden te benutten zijn nog niet uitgeput. L=W=L zal in de toekomst in innoverende en structurerende zin in het curriculum verder geoperationaliseerd worden. De wisselwerking tussen het kenniscentrum en het onderwijs krijgt in een aantal activiteiten gestalte. Binnen het facultaire Kenniscentrum Technologie & Innovatie legt het thema ‘People, process and technology’ de verbinding tussen de verschillende lectoraten. Dit betekent dat elk lectoraat aantoonbaar gericht is op het samenspel van mens/maatschappij, processen, en technologie, terwijl maatschappelijke thema’s als duurzaamheid, gezondheid, leefomgeving en veiligheid prominent in het onderzoeksprogramma aanwezig zijn. Een goed voorbeeld van samenwerking tussen lectoraten en FNT is de ontwikkeling van de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarin praktijk, competentieontwikkeling en ontwikkeling van nieuwe kennis centraal staan. Zie verder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 7
Samenwerking met het werkveld Op faculteitsniveau is het beleid erop gericht dat de aansluiting van de eindkwalificaties van de opleidingen van FNT op het beroepenveld, naast het inzicht van docenten en de ervaringen opgedaan tijdens de begeleiding van stages en afstudeeropdrachten, mede bepaald wordt door samenspraak met het relevante beroepenveld. De Beroepenveldcommissie (BVC) speelt binnen de FNT een belangrijke rol bij de actualisering van het curriculum en de aansluiting op het beroepenveld en komt minimaal eenmaal per jaar bijeen. Daarnaast is er het College van Toezicht (CvT) dat de kwaliteit en het niveau van de afgestudeerden aan de hand van de eindkwalificaties toetst. Het CvT adviseert het clustermanagement over de verbetermaatregelen ten aanzien van de kwaliteit van afgestudeerden. Zie ook facet 1.1. Het Instituut voor Gebouwde Omgeving Het Instituut voor Gebouwde Omgeving (IGO) omvat zes opleidingen en maakt deel uit van de Faculteit voor Natuur en Techniek (FNT) van de Hogeschool Utrecht. Het is verdeeld in twee clusters. De opleiding Civiele techniek behoort samen met Geodesie/ Geo-Informatica, Milieukunde en Ruimtelijke Ordening en Planologie tot het cluster Ruimte en Infra. Het cluster Bouw omvat Bouwkunde en Bouwtechnische Bedrijfskunde. Gezamenlijk eerste semester Alle eerstejaars voltijdstudenten van IGO volgen in het eerste semester hetzelfde programma (S1G). Gedurende dit eerste half jaar krijgen zij een breed beeld van de onderwerpen en beroepen van de gebouwde omgeving en de onderlinge samenhang. Zo zijn er de projecten ‘Regie Stedelijke Vernieuwing’ en ‘Duurzaam Rijnenburg’ waarin eerstejaars studenten integraal werken aan een opdracht van een externe opdrachtgever (zie facet 2.2.). Aansluitend op dit gezamenlijke eerste semester kan er zonder studievertraging eventueel van opleiding worden veranderd. Excellente studenten Binnen het Instituut voor Gebouwde Omgeving is een honoursprogramma opgezet voor excellente studenten om op onderdelen een hoger niveau dan regulier te realiseren. Voor deze studenten zijn in samenwerking met de lectoraten ‘extra’ opdrachten te volgen waarin de onderzoekscomponent extra aangezet is. Het honoursprogramma heeft onder studenten nog niet de ‘status’ die het zou moeten of kunnen hebben. Opleiding Civiele Techniek In dit rapport treft u de opleiding Civiele Techniek aan. In 1910 is door de Nederlandse Aannemersbond een Middelbare Technische School voor Bouwkunde opgericht waar naast Burgerlijke Bouwkunde de opleiding Waterbouwkunde gegeven werd. In de jaren ’80 volgde aansluiting bij de Hogeschool Utrecht in de sector ‘Bouwnijverheid’. Het Instituut Gebouwde Omgeving is de opvolger van de sector Bouwnijverheid. De duale opleidingsvariant is drie jaar geleden ontstaan vanuit de opleiding projectmanagement Infra. In Nederland bieden twaalf hogescholen en twee technische universiteiten een bacheloropleiding Civiele Techniek aan, waarvan vijf hogescholen tevens een duale variant aanbieden. In 2009 had de onderhavige opleiding aan de HU met betrekking tot de instroom een marktaandeel van 12,5% (voltijd en duaal). Het huidige marktaandeel van de opleiding is 8,8 % voor de voltijd- en 36,5 % voor de duale opleiding. Zie verder facet 6.2. De opleiding in Utrecht richt zich op natte en droge waterbouwkunde, infrastructurele werken en projectmanagement. In samenwerking met een van de lectoraten heeft de opleiding hier een accent opgelegd. Ook is extra aandacht voor duurzaamheid, dat momenteel binnen de FNT een centraal thema is. In Utrecht krijgen planologie en verkeerskunde, in vergelijking met andere Civiele Techniek opleidingen in Nederland, relatief weinig aandacht, deze gebieden krijgen namelijk binnen de FNT aandacht in de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 8
De opleiding richt zich op de volgende doelgroepen: havo/vwo-gediplomeerden met profiel Natuur & Techniek en Natuur & Gezondheid, en mbo-gediplomeerden Civiele Techniek, al dan niet met werkervaring. De opleiding is sterk verankerd in het beroepenveld. Dit sluit aan bij het programma Leren=Werken=Leren zoals eerder genoemd. De student legt tijdens zijn studie de relatie met de praktijk middels stage, docenten die deels in de praktijk werkzaam zijn, colleges van gastdocenten en recent ook doordat de student realistische projectopdrachten uitvoert die verkregen worden uit de praktijk van reële opdrachtgevers, bijvoorbeeld in ‘afstudeerateliers’ (zie facet 2.1.). De opleiding leidt op voor de Nederlandse markt, waarbij internationalisering niet uit het oog verloren wordt, omdat in principe iedere afgestudeerde internationaal actief kan worden. In het curriculum zijn derhalve internationale componenten terug te vinden, zoals excursies, minoren, stage- en uitwisselingsmogelijkheden. Daarnaast is er een internationale klas. Momenteel werkt de opleiding Civiele Techniek intensief aan de actualisering en verdieping van het opleidingsprogramma. Daarbij spelen actuele ontwikkelingen in de beroeppraktijk een belangrijk rol. In het jaarplan 2010 van IGO staan enkele belangrijke paradigmaverschuivingen waarop de opleiding wil anticiperen: Van bouwproces naar beheer van de gebouwde omgeving; Van tekenen in 2D naar vormgeven in 3D; Van ontwerper naar regisseur; Van techniek en dan de rest naar integraliteit (levensduur, omgeving, andere disciplines); Van techneut naar sociaal vaardig, ethisch verantwoord, maatschappelijk verantwoord, vertrouwen, transparantie. De opleiding wil bovendien de beroepsgerichtheid verder versterken door een vernieuwde beschrijving van de beroepsproducten in het competentieprofiel van de Utrechtse CiT-er. Het belang van kennis komt daarbij tot uitdrukking in een degelijke beschrijving van de body of knowledge, die nodig is om de beroepsproducten te kunnen maken. Verder wil de opleiding de begeleiding en beoordeling van de competentieontwikkeling richting Utrechtse ingenieur stroomlijnen door bij alle beroepsopdrachten binnen IGO hetzelfde beoordelingsmodel te gebruiken. De laatste vijf jaar is de onderzoekscomponent binnen de opleiding steeds belangrijker geworden, onder andere door de komst van lectoren, door opdrachten die van het Kenniscentrum afkomstig zijn, maar ook door de betrokkenheid van bedrijven met innovatieve opdrachten. De opleiding kent een voltijd variant en een duale variant. De opleiding kan in vier jaar (voltijds) of met vrijstellingen in drie jaar afgerond worden (bijvoorbeeld voor mbo’ers en voor instromende studenten, die aantoonbaar al competenties of delen daarvan bezitten, die onderdeel uitmaken van de opleiding) en telt momenteel 261 studenten. De opleiding is gevestigd op de locatie Nijenoord. Er werkt een team van 28 docenten dat aangestuurd wordt door een teamleider. De voltijdopleiding Civiele Techniek bestaat uit acht semesters. Na de oriëntatie (S1) volgt een verdere kennismaking met het vakgebied (S2). In jaar twee volgt een verdere verdieping van de basis (S3 en S4). Daarna start de student met specialiseren. In het derde jaar met een semester voor vrije profileringruimte en een semester voor een specialisatiestage. In S7 kiest de student een afstudeerrichting en in het laatste semester studeert de student af op zijn gekozen specialisatie. De opleiding heeft een uitgebreide beschrijving opgenomen in de studiegids voltijd (2009/2010). Zie verder bij facet 2.2.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 9
Voor duale studenten is er in de studiegids duaal (2009/2010) een overzicht van alle varianten van het studieprogramma opgenomen. De duale studenten volgen het gemeenschappelijk semester niet, omdat zijn middels hun werksituatie geacht worden de kennis uit dit semester op te doen. Zij volgen een individueel gericht opleidingstraject dat onder andere wordt bepaald door vooropleiding en werkervaring, waarbij vanzelfsprekend dezelfde eindkwalificaties uitgangspunt en eindpunt zijn.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 10
4.
VORIGE ACCREDITATIE
FNT heeft in 2004 naar aanleiding van gehouden audits, accreditaties (2004/2005), ontwikkelingen binnen het onderwijs en het technisch beroepenveld en centraal HU beleid strategisch beleid opgesteld dat binnen de faculteit vorm kreeg onder de naam ‘Ontplooiing’. Door middel van het document ‘Beleidsdoelen, sturing en innovatie periode 2004-2010’ geeft de faculteit een heldere verantwoording van de totstandkoming, de uitvoering en de huidige gang van zaken van het strategisch plan ‘Ontplooiing’. De faculteit geeft onder andere door duidelijke tijdslijnen en toewijzing van verantwoordelijken (programmamanagers en stafdienst P&O) op heldere wijze richting aan hoe de vijf geformuleerde strategische doelen gerealiseerd gaan worden in de volgende programma’s: 1.
2.
3. 4.
5.
Ketens: verbetering van de doorstroom van studenten in de keten, waaronder instroomgroei en rendementsverbetering (einde in de loop van 2011). Zie ook facet 2.5; Leren=Werken en Werken=Leren: expliciteren van een onderwijsvisie gericht op competentieleren, gefundeerd op een stevige kennisbasis (einde 31 december2009). Zie ook facet 2.7; Onderzoek: het opzetten van toegepast onderzoek middels een onderzoeksagenda, lectoren en een kenniscentrum (afgerond in 2008); Partnerships: het consolideren van werkveldcontacten om de externe oriëntatie te vergoten en daarmee actualiteit in de curricula en het onderzoek te brengen (afgerond in 2007). De verworvenheden zijn inmiddels opgenomen in de andere programma’s; Masters en Promovendi: het stimuleren van persoonlijke professionele groei als basis voor collectieve groei (afronding in 2017). Zie ook facet 3.3.
In facet 1.1 wordt hierop verder ingegaan. De opleiding Civiele Techniek is in 2004 gevisiteerd en scoorde op alle onderdelen van het NVAO-accreditatiekader voldoende. De kwalificatie ‘goed’ werd behaald voor de facetten 1.1 (Doelstellingen Opleiding) en 2.1, 2.2, 2.3 en 2.7 (Programma). Op 25 maart 2009 heeft een interne audit plaatsgevonden die gericht was op alle zes opleidingen binnen het IGO. Dit leidde tot de volgende uitkomsten: Sterkte punten: Een gedegen opleiding, zowel breed als technisch; Betrokken en kundige docenten die oog hebben voor de actualiteit van het beroepenveld; Een flexibel programma, waarin studenten accenten kunnen aanbrengen, passend bij hun ambities; Zeer goede contacten met het beroepenveld. Verbeterpunten: Verbetering van de communicatie met studenten en alert reageren op klachten in het bijzonder voor de duale studenten; Studenten en alumni sterker betrekken bij de ontwikkeling van het programma; Studieloopbaanbegeleiding verbeteren in verband met lage studenttevredenheid; Eenduidiger beoordeling van opdrachten; Het sneller bekend maken van cijfers; Meer aandacht voor struikelvakken binnen de opleiding (wis-, natuurkunde en mechanica) om studierendement te verhogen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 11
Aandachtspunten en verbeterpunten naar aanleiding van de visitatie in 2005 en de interne audit in 2009 hebben geleid tot verbeteracties en zijn opgenomen in de jaarplannen en RGW afspraken (dit zijn afspraken in het kader van ‘ResultaatGericht Werken’) met docenten. Zie facet 5.2.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 12
DEEL 2 OORDEEL OP FACETNIVEAU 5.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER
1.
Doelstellingen opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen: Strategisch beleid FNT Door FNT is strategisch beleid, ‘Ontplooiing’, ontwikkeld, gebaseerd op de actuele ontwikkelingen in onderwijs en beroepspraktijk. Het auditteam is op basis van de gesprekken en de documentatie van mening dat FNT zich op transparante wijze verantwoordt over de totstandkoming, uitvoering en huidige gang van zaken van het ontwikkelde beleid. Bij de totstandkoming van de begroting voor 2010 zijn in overleg met de managers Onderwijs en Onderzoek, op grond van vigerende beleidsdocumenten en lopende innovaties in 2009, de belangrijkste innovatiethema’s voor 2010 benoemd: onderwijsvisie LWL, rendement, internationalisering, HRM, assortiment en ICT. Na verdeling van de budgetten over de thema’s en instituten kregen de clustermanagers de verantwoordelijkheid om met de verkregen budgetten op basis van ingediende project- en jaarplannen de door hen uitgewerkte strategische doelen te implementeren. Op verzoek van de faculteitsdirectie van FNT vindt halverwege 2010 een midterm review op de uitvoering en realisatie van de projectplannen binnen de vier instituten plaats. Op het moment van de audit was deze in voorbereiding. Aan het einde van dit jaar maakt men met behulp van een eindreview de balans op die leidt tot input voor 2011. Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit op constructieve wijze omgaat met de uitvoering en implementatie van het geformuleerde beleid. Competentieprofielen FNT heeft op facultair niveau vastgelegd dat de competenties waartoe wordt opgeleid mede ontleend zijn aan landelijk opgestelde en gevalideerde beroepsprofielen. Alle FNT opleidingen nemen actief deel aan het landelijk overleg waarin het relevante beroepenveld de beroepsprofielen valideert en actualiseert en waarin de gezamenlijke opleidingen met elkaar komen tot domeincompetenties en opleidingscompetenties. Hiermee is op facultair niveau geborgd, dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. Zoals eerder aangegeven (hoofdstuk 3) hanteert FNT het begrip ‘Utrechtse Ingenieur’, door het werkveld herkend en (ambitieus maar) valide bevonden. Dit is vooral een interne term die in het leven geroepen is om de abstracte discussie over ‘wat FNT afgestudeerden zouden moeten kunnen’ te kunnen voeren en concreter te maken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 13
Het auditteam is van mening dat wanneer deze term gebruikt wordt voor externe communicatie deze eerst binnenshuis concretere invulling moet krijgen. Het beroepsprofiel van de Bachelor of Built Environment (BBE) is tot stand gekomen op initiatief van de Hoger Onderwijs Groep Bouw en Ruimte (HOG B&R) door middel van een goede samenwerking tussen de deelnemende hogescholen en vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk. In het studiejaar 2007/2008 werd de competentieset uit 2003 afgestemd op de Utrechtse invulling van de landelijke BBE-competenties uit 2006 en zo geactualiseerd. De afstemming en actualisering zijn een terugkerend agendapunt op de bijeenkomsten van de Beroepenveldcommissie en het College van Toezicht. De HOG B&R is in 2009 gestart met het actualiseren van het competentieprofiel, de beroepsproducten en de indicatoren (Advies aan de HOG Stichtingsraad Werkgroep over de wenselijkheid en haalbaarheid van nieuwe domeinbeschrijvingen, 2010). Het plan is het aangepaste profiel vanaf augustus 2010 gefaseerd in te voeren. Voor alle opleidingen binnen IGO geldt de volgende indeling van competenties: Beroepsgerichte ingenieurscompetenties. Deze zijn opleidingsspecifiek uitgewerkt. (voor de twaalf beroepsspecifieke competenties van Civiele Techniek zie facet 2.2). Algemene hbo ingenieurscompetenties: denken in modellen, systemen en processen; proces beheersen; projectmatig werken; en veilig -, duurzaam – en kwaliteitsbewust handelen. Sociaal communicatieve competenties: communiceren; leidinggeven; en samenwerken. Zelfsturende competenties: zelfverantwoordelijk werken; en zelfverantwoordelijk leren. Actualisering profiel Zoals reeds in hoofdstuk 3 is aangegeven speelt de BVC binnen de FNT een belangrijke rol bij de actualisering van het curriculum en de aansluiting op het beroepenveld. De BVC komt minimaal eenmaal per jaar bijeen. Bij ieder overleg komt de aanpassing van het competentieprofiel en het curriculum aan de orde. Daarnaast adviseert het CvT jaarlijks het clustermanagement over de verbetermaatregelen ten aanzien van de kwaliteit van afgestudeerden. Per instituut, in dit geval instituut Gebouwde Omgeving, is er één BVC en één CvT ingesteld. De BVC’s van de onderscheiden opleidingen maken deel uit van de BVC op instituutsniveau. De opleiding hanteert het protocol ‘Beroepenveldcommissie en College van Toezicht’ van de faculteit (zie verder facet 2.1.). Het Kenniscentrum analyseert de verschillende werkvelden aan de hand van enquêtes die gehouden worden onder jonge professionals en alumni. De enquêtes zijn gericht op de noodzakelijke competenties voor de verschillende functieprofielen. Op basis van de uitkomsten van de enquêtes wordt een brede discussie gehouden met het beroepenveld en het onderwijs. De opleidingen baseren hierop de nodige aanpassingen van de curricula. Kenniscentrum en Onderzoek Het auditteam heeft, in vervolg op de bevindingen over het kenniscentrum en het thema “people, process and technology”, kennisgenomen van de onderzoeksthema’s en het leerstoelenplan 2010 – 2015 en is zeer positief over de rol en reikwijdte van de lectoraten bij FNT en vindt de ingeslagen weg van groot belang voor de kennisontwikkeling in de onderscheiden opleidingen. Het onderzoek aan de FNT is gericht op de bedrijven in de regio en betreft continu verschillende strategieën om de toenemende complexiteit van het samenspel van mens/maatschappij, processen, en technologie te kunnen hanteren. Zo is het bijvoorbeeld gericht op het regisseren van complexe processen bij stedelijke vernieuwing, het ontwikkelen van nieuwe tools, het ontwerpen van nieuwe producten en het optimaliseren van systemen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 14
Kenmerkend is dat er gewerkt wordt op grensvlakken, partijen met elkaar verbonden worden, processen geoptimaliseerd worden, ketenintegratie van belang is en dat integraliteit en wendbaarheid essentieel zijn. De lectoren krijgen hiermee een leidende rol in de kennisontwikkeling van de faculteit. Doelstelling is het verhogen van de onderwijskwaliteit, het aangaan van netwerken in het beroepenveld, het leveren van kennisproducten en het bijdragen aan maatschappelijke discussies. Er wordt een kennisprofiel opgesteld voor elk van de vier bachelortitels, met als doel de onderzoekslijnen meer samenhang te geven, om focus aan te brengen en om de faculteit naar buiten toe een duidelijk inhoudelijk profiel te geven. In facet 2.2 wordt de reeds aanwezige onderzoekslijn ten behoeve van de studenten en docenten nader gespecificeerd. Binnen de taaklastnormering wordt ruimte gecreëerd om docenten nog meer te kunnen betrekken bij de kenniskringen. Hier loopt een onderzoek naar en zal binnen het functiehuis zichtbaar worden gemaakt. De partnerships die een verbinding vormen tussen onderwijs, onderzoek en werkveld worden op dit moment verder uitgediept. Ook zal de faculteit haar relatienetwerk dienaangaande uitbreiden. Tijdens het gesprek met het kenniscentrum bleek dat de lectoren zich tot op heden nog voornamelijk bezig hebben gehouden met het verbeteren van het curriculum en het geven van onderwijs. Het is de bedoeling dat zij op korte termijn de rol van het onderzoek binnen het onderwijs verder expliciteren en vergroten en het onderwijs nog meer laten profiteren van hun netwerk. De lectoren hebben structureel contact met de curriculumcommissies die inhoudelijk op hetzelfde of verwant terrein actief zijn als hun lectoraten. De beginnende beroepsbeoefenaar Het auditteam is op grond van bovenstaande en op basis van hetgeen het heeft vernomen en gezien tijdens de audit van mening, dat de eindcompetenties van de opleidingen van FNT aansluiten bij het niveau van een startende Utrechtse Ingenieur. De vertegenwoordigers uit het werkveld zijn tevreden over de geformuleerde eindcompetenties, zo blijkt uit de verslagen en de gesprekken tijdens de audit. Het competentieniveau van de afgestudeerden zal naar hun verwachting goed aansluiten bij de functies waarin beginnende Utrechtse Ingenieurs terechtkomen en aansluiten bij de specifieke vraag vanuit het werkveld en de specifieke behoefte aan verdieping of verbreding. Internationalisering Uit het strategisch plan FNT (2007-2012) blijkt dat er sinds 2007 budget voor internationalisering wordt vrijgemaakt. De ‘fysieke mobiliteit’ oftewel de internationale uitwisseling van studenten en docenten neemt toe. Daarnaast is er aandacht voor ‘internationalisering at home’. Het is het streven van FNT om een benchmark op het gebied van internationalisering te realiseren. Het auditteam heeft vastgesteld dat de IGO in aansluiting op het FNT beleid doelstellingen voor 2009 en 2010 heeft geformuleerd gericht op het stimuleren van studenten en docenten van het Instituut om in het buitenland te studeren, les te geven of aan internationale projecten mee te doen. De studenten hebben de mogelijkheid om dit tijdens drie semesters te doen namelijk: S5 Profileringsruimte, S6 Stage en S8 Afstuderen. IGO heeft hiertoe een plan geformuleerd waarin doelstellingen, tijdslimieten, verantwoordelijkheden, kosten en toegezegde budgetten zijn uitgewerkt. Zo wordt er bijvoorbeeld vanaf september 2010 een Internationale klas Bouwkunde & Civiele Techniek aangeboden waarin de contacten met huidige- en nieuwe internationale partners worden benut en/of verder vormgegeven. Nederlandse studenten nemen ook komend studiejaar weer deel aan verschillende projecten van de minor People, Planet, Profit (PPP) in Zuid-Afrika. Het is de bedoeling dat de minor zowel in Zuid-Afrika als in Nederland (in het Engels) wordt gegeven. De opleiding Bouwkunde is uitgenodigd om in juli 2010 in Würzburg (Duitsland) aan de workshop ‘internationaal ontwerp’ deel te nemen dat afgesloten wordt met een eindpresentatie voor opdrachtgever, partneruniversiteiten en begeleidende docenten. Docenten van de opleiding BtB bezoeken vanuit het team ‘diversiteit’ universiteiten in Marokko voor mogelijke samenwerking in het kader van de Stichting Hassan II.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 15
Facet 1.2. Niveau: Bachelor
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen: Dublin Descriptoren en eindkwalificaties De opleiding Civiele Techniek heeft het niveau van de opleidingscompetenties op een goed herleidbare wijze gebaseerd op de Dublin Descriptoren. Hiertoe zijn allereerst de Dublin Descriptoren in relatie gebracht met de domeincompetenties van de Bachelor of Built Environment (BBE), vastgelegd in het door de landelijk Hoger Onderwijs Groep Bouw en Ruimte is opgestelde document ‘Domeincompetenties Bachelor of Built Environment’. De volgende niveau-indicatoren gedefinieerd: Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis van de producten en processen zoals die in de gebouwde omgeving worden gerealiseerd. Functioneert op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde informatiebronnen/leveranciers aspecten voorkomen waarop kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is, leidend tot kwalificering voor: - het zelfstandig uitvoeren van de taken van een beginnende beroepsbeoefenaar; - het functioneren binnen een arbeidsorganisatie; - de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep. Toepassen kennis en inzicht Definieert zelfstandig een probleem bij een (complexe) praktijksituatie in de beroepspraktijk. Pakt de problemen uit het vakgebied stelselmatig aan op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten. Ontwikkelt en past zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën toe en kan de effectiviteit hiervan beoordelen. Past beschikbare relevante kennis, inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten toe bij het oplossen van vraagstukken waar afgestudeerden in hun beroepsuitoefening mee geconfronteerd worden. Kan vraagstukken analyseren in de beroepspraktijk, waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn. Komt met ideeën en oplossingen. Is creatief, heeft zicht op (on)mogelijkheden en denkt vanuit de gebruiker(s). Werkt zowel sturend als participerend in multidisciplinaire teams. Is in staat problemen op te lossen waarin de invloed van de omgeving, zowel maatschappelijk als op de binnen het domein te onderscheiden schaalniveaus een rol speelt. Oordeelsvorming Is omgevingsbewust en in staat een oordeel te vormen over probleemstellingen waarbij sprake is van zowel maatschappelijke impact als op de binnen het domein te onderscheiden invloed op de verschillende schaalniveaus. Stelt realistische doelen, plant c.q. pakt planmatig werkzaamheden aan. Reflecteert op het (beroepsmatig) handelen, op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie. Heeft de professionele beroepshouding en betrekt daarin relevante ethische, normatieve en maatschappelijke aspecten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 16
Communicatie Is in staat te communiceren (verbaal, in geschrift zoals tekeningen, berekeningen en beschrijvingen en met behulp van ICT) en samen te werken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving en voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt. Is in staat eenvoudige leidinggevende - en managementtaken uit te voeren. Leervaardigheden Kan kennis, inzichten en vaardigheden toepassen in uiteenlopende beroepssituaties. Is blijvend toegerust met vaardigheden voor het ontwikkelen van actuele kennis die aansluit op recente kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede op de (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld zoals geschetst in het beroepsprofiel, leidend tot kwalificering voor: de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep. Voorts zijn door de opleiding alle domeincompetenties van de BBE door middel van een matrix in relatie gebracht met de opleidingspecifieke competenties van de opleiding Civiele Techniek, waardoor inzichtelijk wordt dat de eindkwalificaties, gevat het competentieprofiel van de opleiding, qua niveau overeenkomen met de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft dit verder uitgebouwd in het document ‘Competentiegericht curriculum Civiele Techniek’, waarin de relatie tussen het opleidingscompetentieprofiel en het curriculum aangetoond is. Zie hiervoor facet 2.2.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 17
Facet 1.3. Oriëntatie HBO
De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties o Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is
Oordeel: goed Overweging: Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de overweging, dat de in facet 1.3 benoemde aspecten volledig in facet 1.1 aan de orde zijn geweest en het oordeel derhalve identiek is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 18
2.
Programma
Facet 2.1. Eisen HBO
Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen: Kennisontwikkeling Het auditteam heeft geconstateerd dat via vakliteratuur en de verschillende manieren waarop studenten en docenten in contact zijn met het werkveld de kennisontwikkeling van studenten goed geborgd is. Vakliteratuur Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding Civiele Techniek voor de kennisontwikkeling van de voltijd en duaal studenten gebruik maakt van actuele en relevante (vak)literatuur. De gebruikte boekenlijst is te typeren als degelijk en (vrij) conventioneel. Ze bestaat voornamelijk uit Nederlandse, maar ook Engelse literatuur. Daarnaast wordt veelvuldig gebruik gemaakt van actuele dictaten, readers en artikelen. Vakliteratuur is in de mediatheek beschikbaar. Via de mediatheek is er digitale toegang tot een groot aantal Nederlandse- en internationale (professionele en wetenschappelijke) tijdschriften. Verder behoort het structureel actueel houden van de vakliteratuur tot de taken van de nieuw gevormde docententeams op basis van het project Sociale Innovatie. Een deel van de actualisering hangt samen met ontwikkelingen in de Europese technische norm- en regelgeving voor het ontwerp van gebouwen en infrastructuur, de ‘Eurocodes’. Afstudeerateliers IGO verzorgt voor studenten (voltijd en duaal) in samenwerking met het Kenniscentrum sinds het begin van 2009 afstudeerateliers. Het doel van de afstudeerateliers is dat studenten tijdens het afstuderen efficiënt met elkaar leren overleggen opdat er een zo goed mogelijk afstudeerresultaat wordt bereikt. Zo wordt tijdens de opstartfase het literatuuronderzoek samen opgepakt, wordt er uitleg gegeven over de onderzoeksmethodiek en is er een minisymposium met praktijkdeskundigen. Tijdens de uitvoering van het onderzoek worden de voortgang en de ervaringen besproken met elkaar. Als afsluiting wordt er een gezamenlijk symposium georganiseerd waar de resultaten worden gepresenteerd en waarbij externe bedrijven worden uitgenodigd. Tevens wordt er in samenwerking met het lectoraat en een promovendus een artikel geschreven gericht op de bevindingen. Studenten hebben via SharePoint inzage in het overzicht van de verschillende afstudeerateliers. In samenwerking met externe opdrachtgevers wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan thema’s als ICT, Duurzaamheid, en Industrieel-Flexibel- en Demontabel Bouwen. Met de lectoraten werken studenten aan onderwerpen zoals: Nieuwe Bouwcultuur, Cultuurhistorie, en Duurzame Upgrading Woonwijken. Tijdens de audit gaven studenten Civiele Techniek aan de afstudeerateliers als zeer zinvol en motiverend te ervaren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 19
Interactie met de beroepspraktijk Het auditteam heeft geconstateerd dat bij de opleiding Civiele Techniek veelvuldig interactie met het werkveld is. In alle studiejaren worden gastcolleges aangeboden, in de eerste drie jaar worden structureel gastdocenten ingezet op uitnodiging van docenten. In het vernieuwde studieprogramma van semester 7 worden werkveldvertegenwoordigers ingezet bij workshops en een lezingenreeks. Er vinden door het hele curriculum excursies plaats. Studenten zijn hierover zeer te spreken. Studenten van de opleiding werken via onder andere het lectoraat Stedelijke Vernieuwing regelmatig aan projecten van externe opdrachtgevers. In Semester 1 zijn de projecten ‘Leidsche Rijn’ en ‘Bestaand stedelijk gebied, revitalisering’ hier voorbeelden van. Ook in semester 7 en in diverse minoren vindt interactie tussen student en de beroepspraktijk plaats, met name doordat gebruikt gemaakt wordt van realistische praktijkprojecten van reële opdrachtgevers. Om de beroepsgerichtheid van de voltijdopleiding verder te versterken zijn stageperioden ingebouwd, waarin studenten kennis nemen van de verschillende aspecten van de bouwnijverheid, van de ontwerp- tot en met de realisatie- en gebruiksfase. Bij de duale opleiding wordt dat geregeld via het buitenschoolse leren op de werkplek. De opleiding leidt in principe op voor de nationale markt, maar door de toename van regelgeving op Europees en mondiaal niveau wordt het voor studenten meer van belang ook op internationaal niveau kennis te ontwikkelen. Uitwisseling van studenten en docenten vindt plaats met de Fachhochschule Hildesheim en Bochum, de Universiteit van Brno en de TUT in Zuid-Afrika. De 4e jaars studenten zijn verplicht een buitenlandexcursie te organiseren en bij te wonen. Daarbij kan worden gekozen uit locaties als New York, Dubai, Hong Kong, Barcelona en Oslo. Actualiteit van het programma Door de verschillende contacten met het werkveld zorgt de opleiding Civiele Techniek ervoor dat het programma actueel is en blijft. De Beroepenveldcommissie (BVC) van IGO, bestaande uit de BVC’s van de onderscheiden opleidingen, ziet toe op de aansluiting van de opleidingen op de beroepspraktijk en de actualiteit van het studieprogramma. Zoals in facet 1.1 werd aangegeven is de samenstelling en het functioneren van de BVC geregeld in de FNT-Regeling Beroepenveldcommissie en College van Toezicht (CvT).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 20
Het auditteam heeft geconstateerd dat de BVC van de opleiding twee keer per jaar bijeenkomt en dat er gediscussieerd wordt over relevante onderwerpen zoals invulling en actualisering van het curriculum en samenwerking met het kenniscentrum. In de BVC en CvT hebben representatieve vertegenwoordigers uit het werkveld zitting, waarbij een sterke focus op ingenieursbureaus waarneembaar is. Het auditteam merkte tijdens de audit op dat de opleiding met de gremia BVC en het CvT een zeer praktische en directe relatie onderhoudt aangaande het curriculum en de aansluiting hiervan bij de beroepspraktijk. Het auditteam is daarnaast van mening dat de opleiding haar relatie met voornoemde gremia verder kan uitbreiden en meer dan zij nu doet kan benutten voor ontwikkeling van de opleiding op strategisch en tactisch niveau. De docenten hebben gezamenlijk een uitgebreid netwerk en benutten de netwerkcontacten, voornamelijk op informele wijze, uitstekend voor actuele input in het onderwijsprogramma. In de praktijk werkzaam zijnde lectoren en docenten zijn betrokken bij het up to date houden van de studieonderdelen. Tijdens de audit wordt door docenten bevestigd dat onder andere de lectoren van de lectoraten ‘Ondergronds Bouwen’ en ‘Regie Stedelijke Vernieuwing’ bij de aanpassing van het curriculum van de opleiding betrokken zijn. Afstudeeropdrachten worden door bedrijven verstrekt en begeleid. Zoals reeds genoemd in de opleidingskarakteristiek wil de opleiding anticiperen op een aantal belangrijke paradigmaverschuivingen die in het jaarplan van IGO zijn opgenomen. De opleiding wil ook de beroepsgerichtheid versterken door een vernieuwde beschrijving van de beroepsproducten in het competentieprofiel van de Utrechtse Civiel Ingenieur. Verder wil de opleiding de begeleiding en beoordeling van de competentieontwikkeling richting Utrechtse ingenieur stroomlijnen door bij alle beroepsopdrachten binnen IGO hetzelfde beoordelingsmodel te gaan gebruiken. Dit wordt door de opleiding verder uitgewerkt in verschillende IGO deelprojecten, gericht op: • innovatie van het competentieprofiel; • innovatie van het Civiele Techniek curriculum; • innovatie van begeleiden en beoordelen; • projectmanagement bij IGO; • de aansluiting tussen mbo en hbo te optimaliseren (DINK, doorstromen in de keten). Het auditteam heeft op basis van de documentatie en de gesprekken kennisgenomen van de inhoud van de deelprojecten, de planning 2009 – 2012, de verstrekte budgetten voor 2010 en 2011 en de organisatie van de innovatie bij IGO en de opleiding Civiele Techniek en heeft geconstateerd dat er sprake is van een adequate aanpak met een duidelijk begin en einde. Beroepsvaardigheden Het auditteam heeft geconstateerd dat het programma de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden van de studenten goed waarborgt en dat het aantoonbare verbanden heeft met de actuele beroepspraktijk. Methodiek Ontwerpprojecten Voorts waarborgt de opleiding de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden van de student naar de mening van het auditteam op een uitstekende manier door de invulling die gegeven wordt aan de methodiek ‘ontwerpprojecten’ (zie facet 2.7.). Deze methodiek is ontwikkeld binnen het HU lectoraat ‘ICT in het hoger onderwijs’ in samenwerking met andere Hogescholen en universiteiten. De HU levert binnen dit samenwerkingsverband een actieve bijdrage aan de verdere ontwikkeling van deze methodiek.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 21
In semester 7 werken studenten Civiele Techniek samen met studenten ROP en GEO op basis van de ‘Methodiek Ontwerpprojecten’ aan praktijkprojecten voor reële opdrachtgevers, zoals Herinrichting Stationsgebied Zeist voor ARCADIS, Randmeer Noordoostpolder voor Gemeente Noordoostpolder en Herinrichting Overvecht voor Gemeente Utrecht. Hier komt het multidisciplinair werken, dat in het vakgebied een must is, goed tot uiting. De studenten uitten zich tijdens de audit zeer positief over deze projecten. Oordeel studenten Hoewel STO 2009 uitwijst dat studenten de praktijkgerichtheid van het studieprogramma waarderen, wijst het eveneens uit dat de voorbereiding op de beroepspraktijk en de aansluiting bij actuele ontwikkelingen enige verbetering behoeven. De cijfers die studenten hiervoor geven liggen net onder de streefcijfers van de opleiding. Tijdens de audit uitten studenten zich positief op voornoemde punten. Zij gaven aan zeer positief te zijn over de reeds genoemde afstudeerateliers.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 22
Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen: Concretisering eindcompetenties Zoals in facet 2.1 reeds is aangegeven is het auditteam van mening dat IGO en de opleiding Civiele Techniek aandacht schenken aan de innovatie van het competentieprofiel en het opleidingsprogramma. Het auditteam is deze mening toegedaan na gevoerde gesprekken en bestudering van de concrete inhoud, planning, toegewezen budgetten en tussenrapportages van deze innovatieprojecten. Op dit moment heeft de opleiding door middel van een dekkingsmatrix inzichtelijk aan welke competenties per semester gewerkt wordt dat alle competenties in het curriculum aan de orde komen. Zo borgt de opleiding dat de studenten door het hele programma te doorlopen alle eindcompetenties kunnen ontwikkelen. De planning is om het vernieuwd curriculum met de daaronder liggende competentiekaart, waarmee de relatie tussen leerdoelen en vernieuwde eindkwalificaties helder wordt, in januari 2011 gereed te hebben. De opleiding heeft in het document ‘Competentiegericht curriculum Civiele Techniek’, de relatie tussen het opleidingscompetentieprofiel en het curriculum aangetoond. Hierin is in tekstvorm en in matrices aangegeven aan welke competenties de student per semester werkt. Uit het document ‘Competentiegericht curriculum Civiele Techniek’ is af te leiden dat het curriculum zo ontworpen is, dat het een concretisering is van de eindkwalificaties. Bij de opleiding Civiele Techniek worden, naast algemene hbo ingenieurscompetenties, sociaal communicatieve competenties en zelfsturende competenties (IGO), twaalf beroepsspecifieke competenties onderscheiden, te weten: 1. programma van eisen opstellen en ontwerpen hieraan toetsen 2. alternatieven en varianten opstellen 3. alternatieven en varianten beoordelen en kiezen 4. detailleren, berekenen en tekenen 5. contractdocumenten opstellen 6. begroting opstellen 7. uitvoeringsplan opstellen 8. planning opstellen 9. projectgebonden kwaliteitsbewaking beschrijven 10. bouwplaatsmanagement voeren 11. directie voeren 12. plan opstellen voor beheer en onderhoud van infrastructuur Vertaling van de eindcompetenties naar niveaus en leerdoelen Zoals gezegd heeft de opleiding heeft per semester uiteengezet welke leerdoelen de afzonderlijke cursusonderdelen dienen, waarbij de koppeling met het competentieprofiel gemaakt is. Hierbij is niet alleen de relatie tussen leerdoel en competentie benoemd, maar ook op welk niveau de competentie behaald dient te worden. Hiertoe zijn de beroepscompetenties in vier schaalniveaus verdeeld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 23
Niveau 1: de student heeft ervan gehoord en kan er wat mee onder begeleiding; Niveau 2: de student kan het zelfstandig; Niveau 3: de student kan het zelfstandig en creatief en kan het anderen uitleggen / kan anderen aansturen; Niveau 4: de student kan het ook in nieuwe situaties het creatief toepassen. De Algemene hbo-, de sociaalcommunicatieve en de zelfsturende competenties zijn eveneens in vier niveaus verdeeld: zeer slecht, onvoldoende, voldoende en goed. IGO werkt aan competentieprofielen die beter te vertalen zijn naar ontwikkeldoelen per cursus, project of stage/afstuderen. In het kader hiervan (project innovatie competentieprofielen), zal het competentieprofiel van Civiele Techniek herschreven worden in een nieuw format dat momenteel bij Bouwkunde ontwikkeld wordt. Het profiel wordt uitgewerkt in nieuwe competentiekaarten waarop beroepsproducten in niveaus zijn beschreven en zijn voorzien van (gedrags)indicatoren. Dit zal per januari 2011 gereed zijn. Daarna zal met pilots voor toetsing en beoordeling gestart worden. Vanaf september 2011 zullen alle IGO opleidingen ook in de studiewijzers gebruik maken van het nieuwe model (plan van aanpak onderwijsinnovatie IGO). Het programma Het auditteam is van mening dat de opbouw van het huidige curriculum de student in staat stelt de eindkwalificaties te behalen. Het auditteam acht de huidige tendens om het studieprogramma te intensiveren op het gebied van de wiskunde en mechanica vakken wenselijk. Het auditteam heeft vastgesteld dat zowel op FNT - als op IGO- en opleidingsniveau gerichte verbeteracties zijn ondernomen en dat men hier bij de opleiding Civiele Techniek reeds voortvarend mee aan de slag is gegaan. Zo is de duale opleiding onlangs vernieuwd om beter aan te sluiten bij de wensen van studenten en het beroepenveld. Daarnaast werkt de opleiding momenteel onder andere intensief aan de actualisering en verdieping van het opleidingsprogramma. Gemeenschappelijk eerste semester Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgen alle voltijdstudenten van IGO in het eerste semester hetzelfde programma (S1G), waarna aansluitend hierop zonder studievertraging eventueel van opleiding kan worden veranderd. Studenten krijgen op deze manier een breed beeld van de onderwerpen en beroepen van de gebouwde omgeving en de onderlinge samenhang. Zo is er het project ‘Regie Stedelijke Vernieuwing’ waarin teams van studenten van de verschillende IGO-opleidingen uitgedaagd worden om te werken aan een advies ten behoeve van het projectmanagementbureau Utrecht over de wijze waarop een aangewezen plangebied en haar omgeving kan worden herontwikkeld. In het project ‘Duurzaam Rijnenburg’ werken studententeams integraal samen om in opdracht van de Gemeente Utrecht een ruimtelijk ontwikkelingsplan op te leveren waarin uitgewerkt is hoe op de nieuwbouwlocatie Rijnenburg , binnen het kader van duurzaamheid, ruimtelijk invulling kan worden gegeven aan de functies wonen, werken, groen/recreëren, water en verkeer. Tijdens de audit gaf een deel van de studenten aan dit gemeenschappelijke semester als zeer zinvol te ervaren. Toch gaf ook een deel van de studenten aan dat zij in plaats van het gezamenlijk semester liever enkel civiel technische vakken volgen. Het auditteam is van mening dat het gezamenlijk semester niet alleen een goede keuze is in het kader van het voorkomen van studievertraging bij een eventuele verkeerde studiekeuze, maar ook zijn doel dient bij het kennismaken van de student met de diverse werkvelden binnen de sector ‘Gebouwde omgeving’.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 24
Balans theorie – praktijk De projecten in het programma van de voltijdopleiding zijn gepositioneerd rond thema’s als waterbouwkundige projecten, infrastructuur, constructieve projecten en ondergronds bouwen. De projectopdracht wordt, zoals aangegeven, bepaald door concrete vragen uit de beroepspraktijk. De inhoud van de cursussen rond de projecten draagt bij aan de kennis en het inzicht die binnen de projecten nodig zijn om tot een (geïntegreerd) goed resultaat te komen, of geven de mogelijkheid de competenties te verwerven die niet binnen het project worden verworven. In het binnenschools programma van de duale opleiding ligt het accent op het verwerven van kennis en voor een deel ook op vaardigheden. Dit blijkt uit de leerdoelen per cursus. Vaardigheden en houding worden in het buitenschools programma vraaggestuurd ontwikkeld. Dit gebeurt door in te spelen op de mogelijkheden van de werkplek van de student. Algemene hbo competenties worden voornamelijk ontwikkeld in het leren op de werkplek, tijdens het afstuderen en in de studieloopbaanontwikkeling. In september 2008 is een nieuwe duale studie Civiele Techniek opgezet, naar aanleiding van discussies met het werkveld en resultaten van studentenevaluaties, waarin het constructieve element sterker is aangezet. In het duale studieprogramma is nu meer ruimte voor het aanpassen van studieprogramma op de werksituatie van de student, oftewel maatwerk. Duale studenten hebben nu een aparte studiegids. Ook het Algemeen Werkend Leren is vertaald naar het duale studietraject en in de studiegids duaal opgenomen. De vernieuwing van het duale programma sluit aan bij de mening van studenten dat het niveau van de duale opleiding niet zwaar genoeg was. Minoren IGO hanteert naast het hoofdprogramma (major), ook een vrije keuzeruimte van 30 EC, de zogenaamde profileringsruimte. Deze profileringsruimte is bedoeld om een eigen accent aan de studie te geven en kan ingevuld worden met een minor (= een samenhangend pakket van keuzecursussen), een pre-master (= een schakeltraject ter voorbereiding op een masteropleiding), een tweede stage in het buitenland of met een pakket van keuzecursussen dat de student zelf samenstelt. Alles dient wel beargumenteerd en aangevraagd te worden bij de examencommissie. Zo dient het pakket in ieder geval op hbo niveau te zijn en het mag geen dubbeling in het programma veroorzaken. IGO verzorgt de minoren People Planet Profit (PPP), Regie Stedelijke Vernieuwing (RSV), Monumentenzorg en per september 2010 de pilot-minor Geo-Informatie. De minor PPP is vaak ingezet voor problemen in Zuid-Afrika, waar de studenten een half jaar verblijven. Zo hebben studenten een grote vrijheid in het kiezen van een minor en kunnen daarmee een eigen accent aan hun opleiding geven. In samenwerking met de Hogeschool Avans en Hogeschool Zeeland wordt de minor Carus (Centre Applied Research Underground Space) aangeboden. CARUS is gekoppeld aan het lectoraat ‘Ondergronds Ruimtegebruik’ van Hogeschool Zeeland. Ontwikkeling onderzoeksvaardigheden Hogeschool Utrecht streeft ernaar een kennisorganisatie te zijn. Essentieel onderdeel van de kennisorganisatie is het aanleren van onderzoeksvaardigheden en het stimuleren van toegepast onderzoek bij zowel docenten als studenten van de bacheloropleidingen. Om dit te realiseren worden binnen IGO samenvattend de volgende middelen ingezet: 1. het aanbieden van hiervoor genoemde minoren PPT en RSV. Binnen deze minoren wordt de methodiek van de ontwerpprojecten (zie facetten 1.1 en 2.1) ingezet. Vooral de kennis- en competentievraag binnen deze methodiek stimuleren het ontwikkelen en het gebruik van onderzoeksvaardigheden; 2. het systematisch in alle semesters organiseren van studentenprojecten, waar reële vragen, ingebracht door bedrijven en overheidsinstellingen, worden aangepakt. Hierbij wordt ook steeds meer de methodiek van de ontwerpprojecten gehanteerd. Dit is een onderdeel van de onderwijsvernieuwing op FNT niveau (LWL);
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 25
3. het stimuleren van het afstuderen via afstudeerateliers. De thema’s in het atelier zijn afgeleid van de onderzoekprogramma’s van Hogeschool Utrecht. Studenten studeren af bij een bedrijf, ieder met hun eigen afstudeeropdracht, maar zijn een deel van hun tijd ook op school actief in het atelier, waar zij begeleid worden door lectoren en docenten. Zie ook facet 2.1; 4. binnen alle opleidingen van IGO zijn gedurende de vier studiejaren leerdoelen opgenomen gericht op het verwerven van onderzoeksvaardigheden en ervaring met betrekking tot praktijkgericht onderzoek. Doelstelling is om binnen twee jaar hier op uniforme wijze mee om te gaan. Zoals uit het vorige punt al blijkt is het onderzoeksthema bij afstuderen een belangrijk onderwerp geworden. Om de onderzoekslijn bij de opleidingen duidelijker zichtbaar te maken zullen per september 2010 reeds voorgestelde aanpassing in de formuleringen in het afstudeerprotocol en de leerdoelen van de opleidingen verder aangescherpt zijn; 5. het stimuleren van participatie van docenten in kenniskringen. Er wordt samengewerkt met andere hogescholen om lectoraten zo efficiënt en effectief mogelijk in te kunnen zetten. Zo participeren Utrechtse docenten in kenniskringen van hun eigen hogeschool , maar ook in kenniskringen van de hogescholen Zeeland en Windesheim. Door de kenniskringen is het project in het instituutsbrede eerste semester ontworpen, is de minor Regie Stedelijke Vernieuwing opgezet, is bijgedragen aan het starten van de masteropleiding Master of Urban and Area Design en wordt momenteel gewerkt aan het systematisch introduceren van projectmanagement in alle opleidingen van het instituut. Het opzetten van praktijkgericht onderzoek is de afgelopen jaren sterk gestimuleerd doordat subsidie daarvoor is aangetrokken (SIA RAAK), waardoor vooral in afstudeeronderzoeken van studenten is geïnvesteerd door een sterkere inhoudelijke begeleiding en inzet van docenten. 6. het betrekken van de lectoren en hun onderzoeksvragen bij het bacheloronderwijs. Lectoren hebben hiertoe regelmatig overleg met management en docenten van het instituut en nemen zij deel aan vergaderingen van de Beroepenveldcommissie. Daarnaast begeleiden zij de promotietrajecten van docenten. Het auditteam heeft op basis van gevoerde gesprekken met lectoraat, management, docenten en studenten en bestudeerde documentatie geconstateerd dat zowel op IGO- als op opleidingsniveau intensief gewerkt wordt aan de explicitering van de reeds aanwezige onderzoekslijn en de verdere ontwikkeling hiervan. Oordeel studenten Uit STO 2009 blijkt dat studenten matig tevreden zijn over de inhoud van de opleiding. Studenten gaven tijdens de audit aan dat het niveau van de opleiding redelijk voldoet aan de verwachtingen. Duale studenten hebben aangegeven dat de studie inhoudelijk zwaarder mag. De opleiding heeft deze feedback ter harte genomen en heeft het constructieve aspect van met name de duale opleiding verzwaard.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 26
Facet 2.3. Samenhang programma
Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Verticale samenhang Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en inhoud van het programma van de opleiding Civiele Techniek en heeft geconstateerd, dat de opleiding er goed voor zorgt dat het programma verticaal samenhangend is, waardoor de student zich stapsgewijs ontwikkelt tot het bachelorniveau van de afstudeeropdracht bereikt is. De volgende zaken genereren verticale samenhang: De opleiding kent doorlopende leerlijnen, constructie, watermanagement, ondergronds bouwen, infrastructuur en projectmanagement, waarin toenemende complexiteit waarneembaar is. Deze leerlijnen hebben tot doel de ontwikkeling van kennis en vaardigheden en competenties evenwichtig te laten verlopen en naar de student te verduidelijken. Onderwerpen worden in verschillende werkvormen aangeboden afhankelijk van het feit of de stof ter introductie, herhaling of verdieping wordt aangeboden. Daarnaast wordt naar mate de studie vordert een steeds groter beroep op de zelfstandigheid van de student gedaan. Horizontale samenhang Ook heeft het auditteam kunnen constateren dat de opleiding er goed voor heeft gezorgd dat het programma horizontaal samenhangend is. Dit komt tot uiting doordat het studieprogramma thematisch is opgebouwd. Tijdens het eerste semester (S1G) maken de studenten kennis met het werkveld van de gebouwde omgeving en met de samenhang daarin. Vanaf het tweede halfjaar volgen zij het opleidingsspecifieke curriculum. Voorbeelden van thema’s zijn: waterbouw, infrastructuur en ondergronds bouwen. Centraal staat een project met daaromheen flankerend onderwijs. De inhoud van de cursussen rond de projecten draagt bij aan de kennis en het inzicht, die binnen de projecten nodig zijn om tot een (geïntegreerd) goed resultaat te komen, of geven de mogelijkheid de competenties te verwerven, die niet binnen het project worden verworven. Voor de duale opleiding wordt de horizontale samenhang verkregen doordat projecten nauw afgestemd worden op de werkplek van de duale student. Zo vormen in het nieuwe curriculum van de opleiding de domeinen beheer, initiëren, ontwerpen, specificeren en realiseren uit de Bachelor of Built Environment de horizontale thema’s. De kennisdomeinen binnen de opleiding vormen de verticale structuur. In de IGOthema’s duurzaamheid en virtueel bouwen(ICT), cultuur en ethiek en internationalisering worden deze aspecten verder geïntegreerd. Hierdoor zal zowel de verticale- als de horizontale samenhang in het programma verder versterkt worden. Samenhang tussen binnen- en buitenschools programma voltijd De samenhang tussen het binnen- en buitenschools programma komt duidelijk tot uiting in de stage, zo heeft het auditteam geconstateerd. Specifieke stageleerdoelen van studenten worden door de studenten in overleg met de externe stagebegeleider en de begeleidende docent geformuleerd en vastgelegd in het stagewerkplan. Studenten hebben de mogelijkheid zich vanaf de stagefase te specialiseren. De specialisatie die in de stage in gang wordt gezet, wordt in het zevende semester verder uitgewerkt. De projectopdracht in het zevende semester eist van de student om vanuit zijn specialisatie zijn rol in de projectgroep in te vullen en zo zijn beroepsspecifieke bijdrage te leveren aan het eindproduct.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 27
Samenhang tussen binnen- en buitenschools programma duaal Ook bij de duale opleiding komt de samenhang tussen het binnen- en buitenschools programma duidelijk tot uiting. Bij de duale opleiding vormt het buitenschoolse leren een veel groter deel van de opleiding dan bij de voltijdopleiding. Het begeleidingsprotocol van de duale opleiding schrijft voor hoe de relatie tussen binnen- en buitenschools programma wordt gelegd via het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Het POP maakt deel uit van het portfolio van de student, waarin de student de bewijzen van de verworven competenties verzamelt. Alle cursussen in het studieprogramma zijn gericht op het werkveld. Oordeel studenten Uit STO 2009 blijkt dat de duale studenten de samenhang in het programma met een 2.9 op een vijfpuntsschaal waarderen. Voltijdstudenten waarderen de samenhang met een 3.0. Tijdens de audit gaven aan studenten dat momenteel de aansluiting tussen theorie en project qua timing niet optimaal is. Het auditteam verwacht dat met het verder invoeren van de methodiek ontwerpprojecten deze samenhang op semesterniveau zal verbeteren. Op opleidingsniveau is de samenhang in het programma door het uitwerken van het curriculum in leerlijnen door de curriculumcommissie voor studenten inzichtelijker geworden. Maar ook de verbetering van communicatie met de student via internet en studiegids en via de studieloopbaanbegeleider heeft hieraan bijgedragen. Extra aandacht voor het Persoonlijk OntwikkelingsPlan van de student moeten de samenhang vanuit het oogpunt van de student verder vergroten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 28
Facet 2.4. Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Studielast Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding de studielast van 240 EC evenwichtig heeft gespreid over acht semesters. Ieder semester van de opleiding omvat in totaal 30 studiepunten. Contacturen De definitie die de opleiding Civiele Techniek hanteert is: het aantal uur dat ingeroosterd staat met een docent tijdens de lesweken (42 weken/per studiejaar). Niet opgenomen zijn verdere uren die al dan niet onder begeleiding van docent tijdens de lesweken plaatsvinden, zoals excursies, toetsen en assessments. contacturen
voltijd
deeltijd
duaal
e
19,6
Zie *
e
21,5
Zie *
e
afhankelijk van invulling profileringsruimte 17 (afhankelijk van keuzevakken)
Zie *
1 leerjaar 2 leerjaar 3 leerjaar
4e leerjaar
*
Zie *
Voor CT duaal geldt dat tijdens alle lesweken er ongeveer 7 uur contacttijd is en 0 uur onbegeleid.
Studievoortgang FNT zorgt er door de volgende maatregelen voor dat het programma studeerbaar is voor alle studenten: In het cursusoverzicht en in OSIRIS zijn alle cursusonderdelen omschreven volgens een vast stramien, inclusief de studielast in studiepunten. Duale studenten krijgen op basis van vooropleiding en ervaring een vrijstelling van 60 studiepunten. De studielast van een cursus bedraagt drie studiepunten of een veelvoud daarvan. Bij de duale opleiding is het buitenschoolse onderwijs ondergebracht in een cursus Algemeen Werkend Leren en is op dezelfde wijze als de andere cursussen in het cursusoverzicht terug te vinden. De toetsperioden zijn verdeeld over het studiejaar. Ieder studiejaar bestaat uit vier blokken van zeven lesweken, gevolgd door een toetsperiode van een week en een projectpresentatie week. Eén extra keer per jaar worden herkansingsmogelijkheden geboden, waarvoor extra toetsweken zijn ingepland. De studielast van programmaonderdelen maakt onderdeel uit van het STO en de cursusevaluaties. Het STO en de cursusevaluaties zijn aanleiding voor het bespreken van mogelijke verbeteringen in het programma. Bij kleine wijzigingen wordt dat door de docenten opgepakt. Bij grotere wijzigingen wordt een voorstel bij de curriculumcommissie ingediend.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 29
De opleiding kent twee instroommomenten: september en februari. Hierdoor is de opleiding in staat om programmaonderdelen twee maal per jaar aan te bieden. Door dit aanbod kunnen studenten te allen tijde een studeerbaar programma volgen. Om de studielastspreiding door het jaar heen te verbeteren is het programma van de studieloopbaanbegeleiding aangepast. In het nieuwe SLO-programma wordt aandacht besteed aan ‘leren leren’ en plannen. Het nieuwe SLO-programma wordt per september 2010 stapsgewijs geoperationaliseerd (zie facet 4.2). De wijze waarop het programma is vormgegeven is ingericht op studeerbaarheid. Zo kan een student niet aan zijn stage beginnen voordat een substantieel deel van de hoofdfase is afgerond en de student derhalve over voldoende kennis bezit om goed voorbereid zijn stage in te kunnen. Studenten gaven als ander voorbeeld hiervan dat mechanica en waterbouwvakken pas gevolgd kunnen worden als de wiskundebasis gelegd is. De opleiding zet diverse middelen in om te voorkomen dat de door studenten als zwaar ervaren exacte vakken een struikelblok vormen in de studievoortgang. Zo worden maatregelen genomen ten aanzien van de instroom (zie volgend facet), zijn er bijlessen voor de moeilijke vakken (waar veel gebruik van wordt gemaakt) en worden hogerejaars studenten ingezet voor het ondersteunen voor propedeusestudenten. Oordeel studenten Het STO 2009 wijst uit dat studenten van de opleiding tevreden zijn over de studiezwaarte, al gaven studenten tijdens de audit aan dat het programma best wat ‘steviger’ mag. De voltijdstudenten zijn over het algemeen tevreden over de spreiding van de studielast. Het blijkt echter dat studenten (met name mbo- en havo instromers) de wiskunde en mechanicavakken als pittig ervaren, waardoor semesters met veel constructiegerelateerde onderdelen zwaar zijn. Duale studenten zijn niet geheel tevreden over de spreiding van de studielast over het jaar. Als verbetering op bovengenoemde punten is de curriculumcommissie het programma aan het aanpassen zodat er meer evenwicht in de zwaarte van semesters ontstaat.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 30
Facet 2.5. Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (web) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Toelating Het auditteam heeft geconstateerd dat de FNT een duidelijke toelatingsprocedure hanteert. De opleiding richt zich op drie doelgroepen: havo- en vwo-gediplomeerden met profiel N&T, N&G E&M en mbo gediplomeerden. Bij Mbo'ers wordt niveau 4 vereist, conform de wettelijke eisen. Bij oudere studenten met afwijkende vooropleiding wordt de 21+-regeling toegepast. Voor de duale opleiding geldt als aanvullende eis dat zij werkzaam zijn binnen het werkveld van de Infratechniek of Bouwkunde. Voor de duale opleiding, die zich primair richt op mbogediplomeerden, kent de opleiding een intakeprocedure volgens de procedure zoals deze binnen het instituut en de faculteit geldt. Voor mbo instroom en voor de duale opleiding is een verkorte route mogelijk doordat er vrijstellingen verleend kunnen worden op basis van de vooropleiding. Eerder verworven competenties (EVC’s) kunnen worden erkend als de student vrijstellingen aanvraagt via de examencommissie (zie artikel 3.6 van de OER). Zowel binnen het instituut als binnen de faculteit wordt uniform gehandeld ten aanzien van het voeren van intakegesprekken (sinds vorig jaar) en het erkennen van eerder verworven competenties. Ter bevordering van een goede doorstroming volgen Utrechtse mbo-ers infratechniek hun lessen in het gebouw van IGO. Bij de voorlichting worden potentiële studenten altijd gewezen op de zwaarte van de wiskunde en mechanica vakken. Zoals in facet 2.2 is aangegeven heeft de opleiding, om uitval van studenten na het eerste gezamenlijke semester te voorkomen, er voor gezorgd dat studenten al in dit eerste semester aan hun specifieke beroepsbeeld kunnen werken. Voorlichting IGO hanteert voor voorlichting en werving het geformuleerde communicatieplan van het instituut. Zo wordt er door IGO vier maal per jaar aangesloten op hogeschool breed georganiseerde open dagen en – avonden. Er zijn ‘meeloopdagen’ waar individueel op afspraak aan kan worden deelgenomen. Tevens worden er jaarlijks oriëntatiedagen voor havo/vwo en mbo georganiseerd en worden er op middelbare scholen voorlichtingsbezoeken en artikelen in schoolkranten verzorgd. Aankomende studenten kunnen bij IGO tevens deelnemen aan workshopdagen. Aanvullend is er voor duale instroom een op de doelgroep gericht wervingsplan. De uitvoering gebeurt door een accountmanager. Gerichte werving door bedrijfsbezoeken is een belangrijke activiteit in het wervingsplan. Aansluiting Het auditteam is van mening dat FNT goed inspeelt op de verschillende typen instromende studenten. Zo heeft het programma Ketens, dat één van de vijf strategische doelen van de faculteit behelst (zie facet 1.1), inmiddels geleid tot een verbeterde instroom, een verbeterd propedeuserendement en het terugdringen van het aantal langstudeerders.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 31
Ook heeft het programma Ketens gezorgd voor verbeterde en duurzame relaties met het vo en mbo en verhoogde participatie van bedrijven en instellingen in de werving en onderwijsuitvoering. Het thema diversiteit is tot wasdom gekomen in de vorm van United Students en een faculteitsbreed alumnibeleid is onlangs gelanceerd. Ketens zal in de loop van 2011 als programma worden gestopt. Onderzocht wordt onder welke directieportefeuille de verworvenheden van het programma kunnen worden geborgd. Veel verworvenheden zijn reeds door het lijnmanagement overgenomen. In de praktijk blijkt de aansluiting voor mbo’ers op het gebied van wiskunde nogal eens tot problemen te leiden. Om deze reden worden er op faculteitsniveau zomercursussen aangeboden om deficiënties in wiskunde weg te werken en worden toelatingstoetsen voor wiskunde afgenomen. Deficiënties worden zo voor de start van de opleiding opgeheven. Er blijkt ook behoefte te bestaan aan cursussen voor natuurkunde. Studenten kunnen hiervoor terecht bij verschillende andere instituten van de HU. In het gezamenlijke eerste semester worden alle studenten naar dezelfde basis geleid en wordt tevens aandacht besteed aan de werkvormen die in het vervolg van de studie worden gehanteerd, met name het werken aan projectopdrachten. Er wordt een begin gemaakt met de beroepscompetenties en ook voor de algemene hbo-competenties wordt een basis gelegd. Studenten kunnen op aanvraag extra ondersteuning krijgen, bijvoorbeeld bijles in wiskunde. Tijdens de audit gaven studenten aan dat de aansluiting van onderhavige opleiding op mbo wat betreft de exacte vakken moeilijk is. De aansluiting op havo is nog steeds lastig. Vwo-ers kunnen de exacte vakken doorgaans goed volgen. Om de doorstroming naar de master op een technische universiteit te verbeteren is overleg met universiteiten over doorstroomminoren die studenten in hun vrije keuze ruimte kunnen doen. Oordeel studenten Uit STO 2009 lijkt dat de studenten tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding Civiele Techniek op hun vooropleiding. Uit de gesprekken tijdens de audit met docenten en studenten bleek dit echter niet geheel zo te zijn en werd duidelijk dat de doorstroming aandacht behoeft. Studenten geven positieve reacties op initiatieven als pre-bachelorcursussen, zomercursussen, en bijlessen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 32
Facet 2.6. Duur De opleiding voldoet aan de formele eis (240 studiepunten) m.b.t. de omvang van het curriculum: o HBO-bachelor: 240 studiepunten Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overweging.
Het totale aantal studiepunten van de voltijd – en duale opleiding, zo blijkt uit de documentatie, bedraagt 240 EC.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 33
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Didactisch concept Er is een gezamenlijke onderwijsvisie ‘Leren=Werken en Werken=Leren’ voor de faculteit ontwikkeld waarin het idee van leren door doen in een cyclisch proces en in een zoveel mogelijk op de beroepssituatie gelijkende leersituatie centraal staat. Het eindbeeld is een curriculum dat beschreven wordt in termen van beroepsproducten, waarin leren en werken zijn gekoppeld in sterke leeromgevingen en die door kenniscirculatie meegroeien met de ontwikkelingen in het beroepenveld. Om dit ideaalbeeld te bereiken worden door de faculteit vier stadia (Stepping Stones) onderscheiden waarbij alle facetten van de onderwijsvernieuwing in samenhang aanwezig zijn. Per stapsteen zijn er zeven kenmerkende thema’s: projectonderwijs; toetsen en beoordelen; vraagsturing; studie- en studieloopbaanbegeleiding; teams; organisatie en faciliteiten; en het goede voorbeeld geven. Uitgangspunt is dat er per stapsteen een uitbreiding van de criteria betreffende de genoemde zeven punten plaatsvindt. FNT hanteert hierbij de volgende planning: 1. Ruikfase (2006): experimenteren 2. Voedingsbodem (2007/2008): ontwikkelen deel van een opleiding 3. Omslag (2009): gestructureerde ontwikkeling gehele opleiding 4. Implementatie (2010 en verder): Het programma is door FNT tot 1 januari 2010 met €500.000 subsidie per jaar ondersteund. Na het opleveren van de onderwijsvisie, een visie op de verandering, het uitwerken van toetsbeleid en studieloopbaanplanning, het organiseren van vele ontwikkelworkshops en het gedurende vier jaar ondersteunen van de diverse implementatieprocessen bij instituten, is de uitvoeringsverantwoordelijkheid nu overgegaan naar het lijnmanagement. De opleidingen van FNT werken sinds 2006 volgens de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarbij naast het oplossen van een praktijkvraag van een bedrijf uit de regio ook een antwoord op een kennisvraag van een kennisinstituut en een competentievraag van een student aan de orde zijn. Het bijzondere van deze methodiek is ook dat studenten van andere opleidingen, instituten en faculteiten samen kunnen werken in één project, waarbij ieder zijn of haar eigen vragen (die wel in het grotere geheel moeten passen) beantwoordt. Er worden docenten ingezet in kenniskringen van lectoren, waarbij expertise wordt toegepast in de praktijk en de ervaringen weer worden ingezet in het onderwijs. Samen met het kenniscentrum, waarbinnen elf lectoren functioneren, zijn projecten opgezet waaraan studenten en docenten werken. FNT heeft hier reeds landelijke bekendheid mee geoogst. Zie ook facet 2.1. De opleiding sluit aan op deze onderwijsvisie door het thematische projectonderwijs. In dit onderwijsmodel staat, zoals eerder beschreven, een bepaald thema (bijvoorbeeld revitalisering, ondergronds bouwen, stedelijk waterbeheer of verkeer & mobiliteit) centraal met een aan de beroepspraktijk ontleende opdracht. In samenhang met dit project wordt flankerend onderwijs gegeven. De praktijkgerichtheid van de opleiding is wezenlijk. Het studieprogramma heeft een omvang van minimaal twee semesters in de beroepspraktijk (stage en afstuderen).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 34
De duale student verwerft een groot deel van zijn competenties op de werkplek. Daartoe voert hij door de school en het bedrijf gemeenschappelijk geformuleerde opdrachten uit. In de duale variant komt de beroepscomponent goed tot zijn recht. Het didactisch concept van het leren op de werkplek wordt aangescherpt (project Duaal Uniformeren), omdat het zich bewust zijn van de essentie van de leer/werkplek een nadere accentuering behoeft in de richting van duaal student en werkgever. Het auditteam is van mening, dat het didactisch concept passend is bij het programma van de opleiding Civiele Techniek en dat studenten door deze aanpak de vereiste doelen behalen. Werkvormen De opleiding kiest voor een variatie van werkvormen, die naar de mening van het auditteam in voldoende mate aansluiten bij het hiervoor beschreven didactisch concept: Projectonderwijs Het projectonderwijs binnen de opleiding wordt vormgegeven door concrete opdrachten uit de beroepspraktijk. Er wordt gewerkt met projectgroepen van maximaal acht studenten. De stage en het afstuderen worden gezien als bijzondere vormen van projecten waarin studenten hun ontwikkeling kunnen toetsen. In het stageprotocol en afstudeerprotocol zijn opzet, doelen en voorwaarden beschreven. Beroepsoriëntatie en studieloopbaanontwikkeling Als onderdeel van algemene vorming is het studieonderdeel beroepsoriëntatie in de semesters twee, drie en vier bedoeld om de studenten door middel van excursies, snuffelstages, bedrijfsbezoeken en presentaties van gastdocenten een actueel beeld te geven van de beroepspraktijk en daarmee voor te bereiden op het kiezen van een voor hen geschikte stageplaats en vervolgens een passende afstudeerrichting. Flankerend hieraan speelt het onderdeel studieloopbaanontwikkeling een rol in het opstellen en uitvoeren van persoonlijke ontwikkelingsplannen per semester. Practica en IZT IGO kent sinds 1999 de werkvormvariant IZT (Instructie-Zelfstudie-Terugkoppeling). Deze werkvorm behelst een inroostering van instructie (eerste uur), zelfstudie (tweede en derde uur) en terugkoppeling (vierde uur). Tijdens IZT wordt een beroep gedaan op de zelfwerkzaamheid van de student. Voor de voltijdopleiding wordt dit grotendeels toegepast, voor duaal wordt het zelfstudiedeel volledig buiten de school ingepland. De duale opleiding kent geen stage. Zoals aangegeven verwerft de student een groot deel van zijn competenties op de werkplek door het uitvoeren van door de school en het bedrijf gemeenschappelijk geformuleerde opdrachten. De werkwijze is beschreven in het duale begeleidingsprotocol. Oordeel studenten STO 2009 wijst uit dat zowel voltijd als duaal studenten tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 35
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen Het auditteam is op basis van hetgeen zij gezien en gehoord heeft tijdens de audit van mening dat FNT er voldoende voor zorgt dat de kwaliteit van toetsen geborgd is. De uitgangspunten van de vernieuwde visie op toetsen en beoordelen van FNT (2008) zijn: Toetsen en beoordelen zijn gericht op groei en ontwikkeling van de student. De summatieve beoordeling is gericht op de beroepsopdrachten die de student uitvoert. Beroepsopdrachten worden getoetst en beoordeeld aan de hand van professionele criteria. Beoordelen gebeurt door een team van docenten. De Visie op toetsen en boordelen (2008) is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de opleidingen binnen de faculteit. Er hebben verschillende pilots op het gebied van onderwijsvernieuwing plaatsgevonden (Competentieleren in de actualiteit, Competentieleren in de praktijk), waarbij gebruik gemaakt werd van de methodiek van ontwerpprojecten. Beoordelen en de criteria voor beoordelen zijn essentieel onderdeel van deze methodiek. In atelier bijeenkomsten zijn ervaringen en beelden uitgewisseld in het kader van het programma ‘Leren =Werken = Leren’. De input van de atelierbijeenkomsten is duidelijk herkenbaar in de visie op toetsen en beoordelen. Elke onderwijseenheid binnen IGO kent leerdoelen die zijn uitgewerkt in toetscriteria. Beoordelingsprocedures en –criteria voor stages en afstudeeropdrachten zijn vastgelegd in stage- en afstudeerprotocollen. IGO hanteert hiernaast voor de duale opleidingen een speciaal begeleidingsprotocol waarin criteria voor student, begeleiders, persoonlijk ontwikkelplan (POP), portfolio en beoordeling zijn opgenomen. Het auditteam heeft gezien dat binnen de opleiding Civiele Techniek door beoordelen en toetsen adequaat wordt getoetst of de studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd. Tevens heeft het auditteam op de auditdag kennisgenomen van de voorgenomen vernieuwing van de examencommissie en de reeds in de praktijk gebrachte aanpassing van het toetsbeleid. De opleiding heeft de concretisering van doelstellingen en verantwoordelijkheden in hiervoor bestemde documenten vastgelegd. De opleiding werkt er hard aan de studiewijzers uniform op te stellen. Variëteit aan toetsvormen Het auditteam heeft geconstateerd dat FNT een veelheid aan toetsen hanteert, elk met een eigen doel en functie. Voorbeelden hiervan zijn: schriftelijke toets (kennis en inzicht), verslagen (vaardigheden en integratie), mondelinge verdediging (integratie), presentatie (vaardigheden en integratie), peerbeoordeling (houding). De toetsing vindt plaats conform de regelgeving van het instituut en staat beschreven in de studiegids (Onderwijs- en Examenregeling), in het cursusoverzicht en in het jaarrooster. Inzage en feedback Het auditteam heeft gezien en vernomen dat de opleiding er voldoende voor zorgt dat de studenten op de hoogte worden gebracht van de resultaten van de gemaakte toetsen. Het werk van studenten wordt door de beoordelende docenten van feedback voorzien.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 36
Examencommissie In de gewijzigde Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt de positie van examencommissies versterkt. De wijzigingen betreffen zowel de samenstelling als de taken en bevoegdheden van de examencommissies. Het belang van het goed organiseren van de examencommissies wordt versterkt doordat toetsing en toetsbeleid bij de inwerkingtreding van de gewijzigde accreditatiewetgeving in het accreditatiekader een zwaardere positie krijgt. Hogeschoolbreed is een deel van de gewijzigde wetgeving al uitgewerkt in de totstandkoming van de OER 2010-2011 en de vernieuwing van het reglement examencommissies. Op facultair niveau wordt voor de implementatie en aanvulling daarvan gezorgd. De FNT hanteert hierbij de volgende mission statement: FNT-examencommissies zijn zelfstandig opererende, onafhankelijke organen, met kennis van het onderwijsprogramma, de relevante regelgeving, het toetsbeleid en het werkveld waartoe de opleiding opleidt. De kwaliteit van de af te geven getuigschriften staat voorop. Dit wordt tot uiting gebracht in de verantwoordelijkheid die de FNT-examencommissies nemen bij het borgen van de kwaliteit van de toetsing. De examencommissies zien er daarnaast op toe dat studenten gelijkwaardige kansen krijgen, waardoor de afgegeven diploma’s gelijkwaardig zijn’. Hoewel alle wijzigingen nog niet formeel zijn verwerkt in onderliggende reglementen, werkt de examencommissie in de praktijk wel al (voor zover mogelijk) volgens de nieuwe wettelijke eisen per 1 september 2010. Oordeel studenten STO 2009 wijst uit dat voltijd studenten net tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling, de duidelijkheid van de toetscriteria en de mate waarin de toetsing aansluit bij de doelen van het onderwijs. Studenten duaal geven op de eerste twee punten een lager oordeel en zijn dus niet tevreden. Over het bekend maken van resultaten zijn alle studenten zeer ontevreden volgens het STO. Tijdens de audit nuanceerden studenten dit door te melden dat tentamens vaak redelijk snel nagekeken worden, maar het soms lang duurt voordat opdrachten nagekeken zijn. Ondanks dat op het punt van beoordelingstermijnen goede voorschriften zijn vanuit de faculteit, blijkt het lastig deze te operationaliseren. Hiervoor is wel aantoonbaar aandacht vanuit de faculteit er zijn afspraken gemaakt met docenten. In de studiewijzers wordt vastgelegd op welke wijze studenten terugkoppeling krijgen op de door hen gemaakte toetsen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 37
3.
Inzet van personeel
Facet 3.1. Eisen HBO
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Het auditteam is van mening dat het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd wordt door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Achtergrond van docenten in het werkveld Uitgangspunt is dat docenten bij aanstelling aan de FNT minimaal drie tot vijf jaar relevante beroepservaring hebben. Docenten die al langer in het onderwijs werkzaam zijn worden door middel van de RWG-cyclus gestimuleerd om hun ervaring actueel te houden door bijvoorbeeld deelname aan een kenniskring of stage in de beroepspraktijk. In het strategisch plan FNT (2007-2012) wordt uiteengezet dat door het onderwijsvernieuwingsprogramma ‘Leren=Werken en Werken=Leren’ (2007-2010) zowel studenten als docenten nauw betrokken zijn bij de actuele beroepspraktijk door het projectonderwijs dat gekoppeld is aan externe opdrachtgevers. Externe begeleiders dienen over minimaal hbo-niveau en ervaring in het vakgebied te beschikken. Binnen het docententeam van Civiele Techniek hebben bijna alle docenten ervaring in de beroepspraktijk. Circa 10 docenten zijn naast hun betrekking aan de HU nog steeds werkzaam in de sector. Deze docenten vertegenwoordigen de beroepspraktijk binnen de opleiding waardoor de opleiding een continue link met actuele ontwikkelingen in het werkveld heeft. Naast de vaste docenten maakt de opleiding ook structureel gebruik van gastdocenten, die doorgaans werkzaam zijn in de praktijk. Door het gehele curriculum wordt de expertise van deze werkvelddeskundigen ingezet. Zoals reeds bij facet 2.2 genoemd hebben de Civiele Techniek docenten gezamenlijk een uitgebreid netwerk opgebouwd en benutten de docenten de netwerkcontacten, zij het voornamelijk op informele wijze, uitstekend om de actuele beroepspraktijk bij het onderwijsprogramma te betrekken. Relaties met het werkveld Het auditteam is van mening dat FNT een goede systematiek hanteert in het leggen van een verbinding tussen de opleidingen en de beroepspraktijk: bij steeds meer studentenprojecten zijn bedrijven betrokken die een realistische praktijkopdracht aanleveren. De opleidingen van FNT maken hierbij gebruik van de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarbij naast het oplossen van een praktijkvraag ook een antwoord op een kennisvraag van het kennisinstituut en een competentievraag van de student aan de orde is. Samen met het kenniscentrum, waarbinnen elf lectoren functioneren, zijn projecten opgezet waaraan studenten en docenten werken. FNT heeft hiermee landelijke bekendheid vergaard. de opleidingen maken veel gebruik van gastdocenten, die werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Nieuwe onderwijsonderdelen worden veelal opgezet in samenwerking met gastdocenten uit de beroepspraktijk; Betrokkenheid bij stagebegeleiding en afstuderen in het werkveld of bij begeleiding op de duale leerwerkplek.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 38
Het werkveld als opleider In het stageprotocol van het instituut (2009/2010) wordt de verantwoordelijkheid van de bedrijfsbegeleider uiteengezet. Zo is deze verantwoordelijk voor het verloop van de stage op de stageplek. Het Instituut voor Gebouwde Omgeving vraagt de bedrijfsbegeleider minimaal eenmaal per maand het verloop van de stage met de stagiair(e) te bespreken. Daarbij wordt steeds het opgestelde werkplan betrokken. De rol van de afstudeerbegeleider is beschreven in het afstudeerprotocol van het instituut (2008/2009). Deze bestaat uit het verstrekken van een afstudeeropdracht uit de actualiteit van het werkveld en het vanuit het bedrijf vakinhoudelijk begeleiden van de afstuderende student(en). Duale opleiding Bij de duale opleiding fungeert de bedrijfsbegeleider als vraagbaak voor de student binnen het bedrijf en geeft advies bij en terugkoppeling op de door de student verrichte werkzaamheden. Dit betekent dat een bedrijfsbegeleider ten minste hbo-niveau heeft, vakdeskundig is en voldoende tijd kan besteden aan de student. Hij werkt bij voorkeur op dezelfde locatie als de student (begeleidingsprotocol Algemeen Werkend Leren). Oordeel studenten STO 2009 wijst uit dat de studenten tevreden zijn over de kennis die docenten hebben van de beroepspraktijk. Tijdens de audit werd door studenten bevestigd dat docenten veel praktijkkennis hebben en dat zij hier gedurende de studie profijt van hebben.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 39
Facet 3.2. Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Streefcijfers en feitelijke docent:student ratio Uitgangspunt is dat de personeelsformatie gebaseerd is op de prognose van de studentenaantallen en de te verwachten projectgelden voor onderwijsvernieuwing en kennisontwikkeling. De ondergrens docent:student ratio dient 1:26 te zijn. Een efficiënte organisatie Doordat docenten binnen FNT breed inzetbaar zijn kan worden ingespeeld op fluctuerende studentaantallen en kunnen docenten ingezet worden bij verschillende opleidingen. Voor zeer specifieke deskundigheid en om grote fluctuaties op te vangen worden externe docenten ingezet. Werklast en werkdruk Het auditteam heeft geconstateerd dat er sprake is van een relatief hoge werkdruk bij het personeel en dat het ziekteverzuim binnen het cluster Ruimte & Infra is toegenomen van 6,7% in 2007 naar 7,3% in 2008. Hogeschoolbreed wordt momenteel een nieuwe leidraad voor taaktoedeling van docenten ontwikkeld rekening houdend met veelheid aan docenttaken anno 2010. Tevens wordt het frequent kort ziekteverzuim scherper gemonitord en aangepakt. Werkbelevingsonderzoek 2009 Uit het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat medewerkers binnen FNT weliswaar veel stressbronnen hebben in het werk, maar dat zij dusdanig veel positieve energiebronnen (waardering, autonomie, ontplooiing en prestatiefeedback) hebben, dat zij relatief weinig werkstress ervaren. Tijdens de generieke audit is aangetoond, dat FNT een systeem van integraal personeelsbeleid voert dat er voor zorgt, dat op alle onderhavige opleidingen voldoende personeel wordt ingezet om de gewenste kwaliteit te verzorgen. In de RWG cyclus wordt op facultair niveau gecontroleerd dat dit systeem uitgevoerd wordt. Het docententeam neemt deel aan het project sociale innovatie, waarin onder andere het werkplezier van docenten en een betere afstemming van taken centraal staan. Zie facet 3.3. Kengetallen personeel opleiding
Aantal aan de opleiding verbonden docenten
Aantal fte per variant
Docent – student ratio per variant
28 (Docenten worden bij zowel de Voltijd als bij de Duale variant ingezet, dit valt verder niet te specificeren omdat dit een variërende uitwisseling betreft) 10,83 FTE
1:24,6
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 40
Met de huidige docent-student ratio’s voldoet de opleiding aan eigen gestelde streefwaarden. De docenten hebben echter een hoge werkdruk door de veelheid aan taken die het doceren en de lopende onderwijsvernieuwingen met zich mee brengen. Deze druk vertaalt zich voor de studenten in moeilijk per email bereikbare docenten en het lang moeten wachten op beoordelingen van opdrachten. Verdere uitwerking en afronding van projecten als sociale innovatie en het project Leren=Werken=Leren zal het docententeam meer ruimte bieden om meer met de kerntaken van het onderwijs bezig te zijn. Overigens constateerde het auditteam dat het docententeam van Civiele Techniek een zeer stabiel team is dat zaken goed op orde heeft en prioriteiten stelt op het gebied van onderwijsuitvoering en onderwijsvernieuwing. Naast de vaste docenten worden eveneens veel gastdocenten ingezet in het curriculum.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 41
Facet 3.3. Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Borging van kwaliteit docenten op Faculteitsniveau De hogeschool en hiermee FNT ontwikkelt zich steeds meer tot een kennisorganisatie. Men heeft een helder beeld over hoe het personeelsbestand en het HRM-beleid ingezet kunnen worden ten behoeve van deze ontwikkeling. FNT focust hierbij op zes thema’s, te weten: competenties van medewerkers; RWG-cyclus en loopbaanontwikkeling; werken in teamverband; leiderschap; inrichting van de organisatie; en arbeidsmarkt. Aannamebeleid Docenten dienen te beschikken over beroepsgerichte competenties op het gebied van onderwijs, onderzoek en praktijk. De intentie op facultair niveau is dat docenten basisvaardigheden dienen te hebben op minimaal twee onderdelen van de trits - onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk - en in ieder geval op het terrein van onderwijs. Tevens onderschrijft de FNT het bewuste beloningsbeleid van de HU. Centraal staat hierbij een heldere communicatie naar werknemers over wat belangrijk is in het functioneren en de beloning daarvoor. Docenten worden bij aanname, zoveel mogelijk geselecteerd op de volgende terreinen: Relevante beroepservaring (drie – vijf jaar); relevante vakkennis; adequate opleiding op minstens masterniveau (hbo/wo); kennis van - en ervaring met onderwijsprocessen en het begeleiden van leerprocessen; een inspirerende en innovatiegerichte instelling; (de bereidheid tot het behalen van) een didactische bevoegdheid. Beginnende docenten ontvangen een begeleid inwerkprogramma op maat, worden geschoold in didactiek en volgen het HU kennismakingsprogramma. Nieuwe docenten worden gecoacht door een ervaren docent op hetzelfde expertisegebied. Deskundigheidsbevordering Via het programma Masters en Promovendi wordt stapsgewijs en in samenwerking met de instituten en het kenniscentrum gewerkt aan het verhogen van het aantal docenten met een masterdiploma (van 55% naar 100%) en het verhogen van het aantal gepromoveerden (van 14% naar 20%), één van de vijf strategische doelen van de faculteit (zie facet 1.1). Dit met het oog op een verbeterde kwaliteit van het onderwijs en vooral de beweging van onderwijsorganisatie naar kennisinstelling. De verantwoordelijkheid om deze cijfers te realiseren is intussen bij de managers onderwijs neergelegd, daar zij de docenten in dienst hebben. In 2017 moet dit proces zijn afgerond. Voor deskundigheidsbevordering is er voor iedere docent een budget in tijd van 10% van de aanstelling en 3,9% in euro’s van de brutoloonsom. Deskundigheidsbevordering van docenten is in belangrijke mate gericht op het didactisch concept dat vastgelegd is in de onderwijsvisie van FNT. De faculteit heeft de consequenties van het didactisch concept voor de rollen en benodigde competenties van docenten vastgelegd. Aan de hand van het implementatieplan ten behoeve van de onderwijsvisie (Stepping Stones) kunnen docenten stapsgewijs de benodigde competenties ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 42
Tijdens de audit gaven de leidinggevenden aan dat zij zich er bewust van zijn dat niet iedere docent in iedere rol past (docent, coach, onderzoeker). Tijdens de sollicitatieprocedure wordt hier selectief mee omgegaan. Daarnaast krijgen de docenten de gelegenheid en tijd om de benodigde competenties voor de gewenste rollen te ontwikkelen. De faculteit voorziet tevens in een doorlopend leiderschapstraject voor managers en een leergang voor teamleiders. Uit de gesprekken met managers en medewerkers blijkt dat er heldere afspraken over prestaties en persoonlijke ontwikkeling (POP) worden vastgelegd. Werkbelevingsonderzoek 2009 Uit het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat medewerkers van FNT tevreden zijn over de mogelijkheden tot ontplooiing. Het overgrote deel geeft aan zelf initiatief te nemen voor de eigen ontwikkeling. Ook blijkt uit het onderzoek dat het merendeel van de medewerkers in het afgelopen jaar een contract-, functionerings- of beoordelingsgesprek heeft gehad. De meesten van hen vonden deze gesprekken plezierig en motiverend. Borging kwaliteit docenten op instituutsniveau In aansluiting op het IGO project ‘Sociale Innovatie’ zijn docententeams van vijf tot twaalf personen rondom de onderwijseenheden van studenten georganiseerd. Deze docententeams zijn verantwoordelijk voor de studievoortgang in hun (mini-)opleiding. In een teamplan worden afspraken gemaakt over de resultaten, taakverdeling, de organisatorische ondersteuning en de kaders voor de volgende uitvoeringsronde. De organisatie eromheen moet de randvoorwaarden neerzetten om dit mogelijk te maken. Om dit voor elkaar te krijgen staat rond docententeams een organisatieschil die zich bezighoudt met de totale organisatorische facilitering van de docententeams (o.a. studievoortgang, tentamineren, roostering, organisatorische ondersteuning ten behoeve van externe activiteiten als studiereizen, excursies en bedrijvendagen, volgen van ontwikkelingen binnen het vakgebied in expertisegroepen). De IGO-teams worden tevens ondersteund door diverse meer of minder gespecialiseerde diensten/functionarissen binnen de Faculteit Natuur en Techniek, zoals de mediatheek, ICT, het onderwijsbureau, de afdeling marketing, P&O en financiële zaken. Kwaliteit docenten op opleidingsniveau Het auditteam heeft tijdens de audit en op basis van de CV’s van docenten geconstateerd dat het personeel in ruimte mate gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Opleidingsniveau docenten opleiding Docenten Bachelor hbo Master wo Gepromoveerd
28 10 18 3
Het overgrote deel van het docentencorps heeft een universitaire graad. Tien docenten zijn geschoold op bachelorniveau, waarvan er momenteel één de mastergraad behaalt. Vijf docenten zijn gecertificeerd SLB-er. Kennis en ervaringen worden op verschillende manieren gedeeld met collega’s. Op verschillende momenten in het jaar worden bijeenkomsten georganiseerd waarin onderwijsontwikkelingen worden geëvalueerd. Ook worden er samen met de lectoraten expertmeetings en symposia georganiseerd alsmede studiedagen met onderwerpen als ‘ICT in het onderwijs’ en ‘het nieuwe bouwen’. Docenten nemen deel aan congressen en symposia die van belang zijn voor het vakgebied. Docenten verzorgen ook publicaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 43
Oordeel studenten Uit STO 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de inhoudelijke deskundigheid van docenten, maar slechts matig tevreden over de didactische kwaliteiten van de docenten. De voltijd studenten zijn gemiddeld iets minder tevreden dan de duale studenten. In klankbordgroepen wordt besproken wat de oorzaak kan zijn van het lagere oordeel over de didactische kwaliteiten van docenten. Dit wordt vervolgens in de RGW-gesprekken aan de orde gesteld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 44
4.
Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële voorzieningen
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Het auditteam heeft tijdens de audit de huisvesting en mediatheek bekeken. Op grond hiervan en op basis van de tevredenheid van de studenten is het team van mening dat de huisvesting en de materiële voorzieningen in ruime mate toereikend zijn om alle programma’s van de FNT opleidingen te realiseren. Het auditteam heeft vertrouwen in de door de FNT genomen maatregelen op het gebied van de ICT voorzieningen. Gebouwen FNT is gevestigd op drie locaties. De gebouwen Oudenoord (BE) en Nijenoord (BE en ICT) functioneren in feite als één gebouw, er zijn zo min mogelijk overlappende functies aanwezig. De locatie aan de F.C. Dondersstraat (AS) heeft vanwege de afstand wel eigen voorzieningen. Het kenniscentrum is gevestigd in alle drie de gebouwen en bevindt zich zodoende dicht bij het onderwijs. De gebouwen hebben toonaangevende mediatheekvoorzieningen, goed ingerichte laboratoria, up to date ICT-infrastructuur. In alle gebouwen is geïnvesteerd in draadloos netwerk en studenten worden vanaf het eerste jaar gestimuleerd met een eigen laptop te werken. Op termijn zullen er minder vaste werkplekken voor docenten beschikbaar zijn en worden voorzieningen voor het werken met laptops op flexplekken uitgebreid. De inrichting van de gebouwen komt tot stand in samenspraak met de faculteit en de opleidingen. De faculteit streeft ernaar dat de huisvesting van voorzieningen ondersteunend zijn voor het competentiegerichte onderwijs. Het masterplan 2004 voorziet in het verbeteren van de voorzieningen, vooral door het investeren in materialen en infrastructuur. Het auditteam heeft gezien dat HU en FNT voortvarend bezig zijn de voorzieningen aan te passen op de onderwijsvisie. Zo zijn er in het gebouw aan de Oudenoord projectruimtes aanwezig waar teams van ontwerpprojecten kunnen functioneren. Tevens is er voldoende ruimte voor interactie en presentatie door de verschillende opleidingen. Mediatheek Het auditteam heeft geconstateerd dat de mediatheek een inspirerende plek is die uitnodigt tot studeren. Relevante vakliteratuur is in ruime mate aanwezig en er is een mechanisme om de collectie actueel te houden. Practica In het gebouw Nijenoord 1 zijn practicumruimtes. Voor de opleiding Civiele Techniek zijn hier ruim voldoende voorzieningen aanwezig, zoals een betonlab en een geavanceerde stroomgoot, studenten zijn hierover tevreden. Oordeel studenten Studenten zijn faculteitsbreed tevreden over de huisvesting en materiële voorzieningen. Zij zijn echter minder over de ICT voorzieningen. Tijdens de audit is gebleken dat FNT hierop actie heeft ondernomen. Studenten Civiele Techniek bevestigden tijdens de gesprekken deze uitkomsten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 45
Facet 4.2. Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Studieloopbaanbegeleiding FNT Het auditteam heeft geconstateerd dat de FNT er door verschillende vormen van studiebegeleiding voor zorgt dat de studievoortgang van de studenten voldoende is geborgd. Dit gebeurt o.a. op de volgende wijze: Uitgangspunt is de (vernieuwde) FNT visie op studieloopbaanbegeleiding die in het licht van de ontwikkeling van de onderwijsvisie FNT is gespecificeerd. Hierbij zijn ‘criteria voor goede studieloopbaanbegeleiding’ (2009) uitgewerkt. Centraal in de nieuwe aanpak op studieloopbaanbegeleiding (2009/2010) zijn: De gesprekken met de studieloopbaanbegeleider elke student is gekoppeld aan een studieloopbaanbegeleider; Het volgen van trainingen SLO (studieloopbaanontwikkeling) alle studenten die in de hoofdfase studeren volgen het cursusonderdeel SLO waarvoor trainingen worden gegeven: kernkwadranten, stage/ profileringsruimte, conflicten, groepsdynamica, voorbereiding beroepspraktijk en sollicitatiebrief en sollicitatiegesprek; POP/ portfolio tijdens de studie wordt het portfolio gevuld, beginnend bij de propedeuse en eindigend met het afstudeerwerk. Zowel de studievoortgang, de zelfreflectie, de competentieverwerving als de showcase worden gedocumenteerd en vastgelegd in het portfolio. In 2010 zullen door de FNT diverse verbeteringen doorgevoerd worden op het gebied van studieloopbaanbegeleiding. Zo worden voor het domein Built Environment voor alle opleidingen alle competenties uitgewerkt in niveaus en prestatie-indicatoren, waardoor de koppeling tussen de te behalen competenties en de curriculumonderdelen duidelijker wordt voor zowel docenten als studenten. Daarnaast wordt de digitale werk- en leeromgeving van docenten en studenten verder ontwikkeld (onder andere cursussites waarop docenten informatie ter beschikking kunnen stellen aan studenten en waar interactie tussen studenten en docenten kan plaats vinden, projectsites voor het verhogen van interactie tussen studenten en portfoliosites waarop studenten hun competentieontwikkeling kunnen aantonen). IGO In de propedeuse is de studieloopbaanbegeleiding het meest intensief. Bij binnenkomst krijgt de student een studieloopbaanbegeleider voor de duur van de propedeuse. Dit is een periode waarin de begeleiding zeer belangrijk is, omdat studenten kunnen twijfelen of ze de goede studie hebben gekozen of tegenvallende studieresultaten kunnen hebben. De studieloopbaanbegeleider werkt volgens een instituutsbreed opgesteld protocol (SLO Handleidingen) en begeleidt studenten op individueel en/of groepsniveau. In het POP geeft de student aan welke competenties hij in een bepaalde periode wil ontwikkelen. Het betreft hier zowel beroepscompetenties als algemene competenties. De vaardigheidstrainingen communicatietechniek en projectmanagement bieden hierbij ondersteuning. De werkwijze voor het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan is beschreven in het instituutsbrede begeleidingsprotocol (SLO Handleidingen).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 46
Door de tegenvallende waardering van de studieloopbaanbegeleiding zijn in het studiejaar 2007-2008 ingrijpende wijzigingen in de opzet aangebracht. De essentiële wijziging is dat specifiek geselecteerde docenten trainingen verzorgen over algemene hbo-competenties, zoals de training over zelfsturing. De trainers geven aan dat er nu gewerkt wordt met gemotiveerde en enthousiaste groepen studenten. Met ingang van september 2008 is de studieloopbaanbegeleiding in de hoofdfase anders vormgegeven dan voorgaande jaren. De taken voor studieloopbaanbegeleiding zijn geconcentreerd bij een kleinere groep docenten. In tegenstelling tot de propedeuse ligt hier het initiatief om contact op te nemen met de studieloopbaanbegeleider bij de student. Voor het maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan en portfolio is een handleiding beschikbaar. Ter ondersteuning worden zes trainingen georganiseerd, waarop studenten dienen in te tekenen. Voorbeelden van onderwerpen die in deze trainingen aan bod komen zijn kernkwadranten, groepsdynamica en voorbereiding beroepspraktijk. Daarnaast benaderen studieloopbaanbegeleiders in de hoofdfase actief studenten die langer dan vijf jaar met de studie bezig zijn. Samen met de student wordt een plan opgesteld om de studie af te ronden. Hiervoor wordt aangesloten bij het programma Ketens van de FNT. Voor cursussen waar studenten moeite mee blijken te hebben is er extra begeleiding. Dit wordt gerealiseerd door extra begeleidingstijd bij de reguliere lessen in te roosteren en ook door bij tegenvallende resultaten van een hele groep studenten extra lessen te organiseren. Er vinden er sinds juni 2009 intakegesprekken plaats met nieuwe studenten. Dit vindt plaats vanuit het programma ‘Ketens’ en is een vervolg op eerdere succesvolle experimenten die zich speciaal op ‘risico-instromers’ richtten. Vanuit het programma ‘Ketens’ worden ook de zogenaamde langstudeerders begeleid naar het bachelordiploma. Docenten worden vanuit het programma ‘Leren=Werken werken=Leren’ ondersteund bij de implementatie van de vernieuwde studie- en studieloopbaanbegeleiding. Dit gebeurt bijvoorbeeld door bijeenkomsten voor SLB-coördinatoren. Tijdens de audit geven studenten aan dat studieloopbaanbegeleiding is verbeterd met name doordat nu alle studenten een SLB docent hebben. Duaal De studieloopbaanbegeleiding is voor duale studenten gecombineerd met de begeleiding van de student in zijn buitenschoolse leren. Elke duale student krijgt gedurende de hele opleiding een docentbegeleider en een bedrijfsbegeleider. In het instituutsbrede begeleidingsprotocol voor de duale opleiding (Begeleidingsprotocol duaal) staan de rollen van de docentbegeleider en de bedrijfsbegeleider beschreven. Tevens wordt aangegeven wat de wijze van beoordeling van de buitenschoolse werkzaamheden is. Ook hier is er een POP, en extra begeleiding voor moeilijke cursussen. Opleiding De opleiding conformeert zich, wat betreft de studieloopbaanbegeleiding, aan het op FNT en IGO niveau vastgestelde beleid. Momenteel betekent dit voor de opleiding Civiele Techniek het implementeren van de nieuwe versie, waarin met name aandacht zal zijn voor de beoordeling van het portfolio. Informatievoorziening Het auditteam heeft gezien en vernomen dat de FNT er in het algemeen voldoende voor zorgt dat de informatievoorziening adequaat is met het oog op de studievoortgang van de student. Informatievoorziening vindt o.a. op de volgende wijze plaats: Door middel van het studievolgsysteem ‘OSIRIS’ vindt registratie van cijfers, inschrijving voor cursussen, minoren en tentamens plaats. De opleidingen gebruiken SharePoint voor het beschikbaar stellen van onderwijsinhoud en andere relevante informatie, zoals studiegidsen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 47
Daarnaast worden er voor specifieke onderwerpen zoals minors, stage en afstuderen informatiebijeenkomsten georganiseerd. Er zijn instituutsbreed afspraken gemaakt over het beantwoorden van email van studenten (binnen drie werkdagen) en over regels voor bereikbaarheid (Communicatieprotocol). Binnen de opleiding is verbetering van informatievoorziening naar studenten een belangrijk aandachtspunt, hier wordt aan gewerkt. Oordeel studenten In 2007/2008 zijn wijzigingen in de studieloopbaanbegeleiding ingevoerd, maar bleef de tevredenheid over de studieloopbaanbegeleiding in het STO 2008 laag. Uit klankbordgroepen bleek dat dit vooral te maken had met de studieloopbaanbegeleiding in de hoofdfase. Daarom is met ingang van studiejaar 2008-2009 in de hoofdfase overgestapt op een andere aanpak. De taken zijn bij een beperkte groep docenten neergelegd en er is expliciet gemaakt dat van hoofdfasestudenten een grote mate van eigen initiatief verwacht wordt. De verwachting is dat deze maatregelen zullen leiden tot een grotere studenttevredenheid. Studenten lieten zich tijdens de audit positief uit over de inzet van docenten. Wanneer zij kritische punten aandroegen betrof dit steeds administratief-organisatorische zaken en geen inhoudelijke. Studenten typeren emailcontact met de docenten echter als zwak. Daarentegen zijn docenten op de faculteit goed bereikbaar en altijd bereid te helpen. Studenten zijn minder tevreden over de informatievoorziening. Dit werd tijdens de audit door studenten bevestigd. Dit betreft zaken als ad hoc roosterwijzigingen en het tijdig bekend maken van resultaten van toetsen en met name van opdrachten. Bovenstaande leidt ertoe dat met name de duale studenten, die zich minder binnen de school bevinden dan de voltijd studenten, niet tevreden zijn over de mate waarin zij informatie en begeleiding ontvangen van docenten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 48
5.
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Het kwaliteitszorgsysteem Het auditteam heeft geconstateerd dat op faculteitsniveau een goed integraal kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld en geïmplementeerd is (IKS FNT, 2007) op basis waarvan voortdurend naar verbetering van de organisatie wordt gestreefd. Het managementcontract tussen faculteitsdirectie en CvB, de daarvan afgeleide RGW-afspraken, de begroting, de clusterjaarplannen en de jaarverslagen spelen in de planning-en-controlcyclus een centrale rol. In 2009 heeft de faculteit het HU beleid voor vereenvoudiging van de interne auditsystematiek ingevoerd. Het kwaliteitsbeleid vertaald naar de opleidingen De opleidingen hebben het facultaire kwaliteitszorgsysteem verder uitgewerkt in een (opleidingsgericht) kwaliteitsplan. Deze komt op het volgende neer: iedere zes jaar worden een externe audit en accreditatie en halverwege een interne audit uitgevoerd met de daarbij behorende Management Reviews. De opleidingen formuleren aan de hand van de uitkomsten de nodige verbeteracties, welke worden opgenomen in de jaarplannen (jaarverslagen) van de opleidingen en in de RWG-afspraken met de docenten (docentbeoordelingen). Zij leveren input voor de volgende jaarplannen. Zo heeft het auditteam gezien dat aandachtspunten en verbeterpunten naar aanleiding van de visitatie in 2005 en de interne audit in 2009 hebben geleid tot verbeteracties en dat ze zijn opgenomen in de jaarplannen en RWG afspraken met docenten. Evaluaties Het auditteam heeft geconstateerd dat de FNT een flink aantal instrumenten ter beschikking heeft voor het evalueren van de opleidingen en dat zij deze instrumenten ook regelmatig inzet. Hierbij wordt een streefnorm van resultaten van 3.5 gehanteerd met een ondergrens van 3.0 op een vijfpuntsschaal. Tijdens de auditgesprekken is het begrip ‘De Utrechtse Ingenieur’ uitgebreid besproken alsmede het hoge ambitieniveau dat de faculteit heeft ten aanzien van het niveau van FNT-afgestudeerden. Het auditteam geeft met oog op het voornoemde de FNT in overweging de ondergrens van de streefnormen te verhogen om deze meer in overeenstemming te brengen met de ambities. De
faculteit benut de volgende evaluaties onder studenten, docenten en werkveld: Interne en externe audits voor evaluaties onder externen (2x per 6 jaar) HBO-monitor (1x per jaar) HBO-keuzegids (1x per jaar) Beroepenveldcommissies (1x per jaar) College van Toezicht (1x per jaar) Bedrijfsevaluaties voor duale studenten (1x per jaar) Werkbelevingsonderzoek (1x per 2 jaar) STO (1x per jaar) Docentevaluaties (4x per jaar) Cursusevaluaties (1x per 2 jaar en bij grote herzieningen) Stage- en afstudeerevaluaties (2x per jaar) Tentamenrendement van cursussen (4x per jaar) Exit enquêtes (bij studenten die voortijdig de opleiding verlaten)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 49
In het kader van het project Sociale Innovatie (facet 3.3) komt de zorg voor de kwaliteit te liggen bij de teams en wordt dit een integraal onderdeel van de werkcyclus. Het team voor Kwaliteit & Financiële Bedrijfsvoering moet ervoor zorgen dat de benodigde (enquête) informatie op een eenvoudige manier verkregen en gepresenteerd wordt zodat de andere teams daar niet achteraan hoeven. Tijdens de generieke audit is aangetoond dat de FNT streefdoelen heeft vastgelegd die periodiek worden geëvalueerd volgens de evaluatiesystematiek zoals hierboven wordt aangegeven. Civiele Techniek De opleiding Civiele Techniek hanteert het FNT kwaliteitsbeleid en wordt derhalve periodiek geëvalueerd. Zie verder de facetten 5.2 en 5.3.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 50
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Verbetermaatregelen op basis van evaluaties Uit de aan het auditteam bij de generieke audit overlegde informatie en uit de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd is duidelijk geworden dat de uitkomsten van evaluaties de basis vormen voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Verbeteracties worden geëvalueerd in overleg van docenten en management. In het kwaliteitszorgsysteem van faculteit en opleidingen is een schema voor terugkoppeling van evaluaties en maatregelen opgenomen. Fundamentele verbeteracties worden opgenomen in de jaarplannen en als onderdeel daarvan uitgevoerd en bewaakt. De terugkoppelingen en evaluaties vinden plaats in de jaarverslagen. Genomen verbetermaatregelen op IGO niveau: Het is mogelijk gemaakt om op digitale wijze enquêtes af te nemen en het enquêteformulier is aangepast. Met deze nieuwe werkwijze worden meer cursussen en docenten geëvalueerd. De resultaten worden via SharePoint gecommuniceerd. Op dit moment ontwikkelen de vier duale opleidingen van het instituut gezamenlijk een assessment voor portfoliowerkzaamheden. Deze ontwikkeling is juist gestart. Daarbij wordt zoveel mogelijk geprobeerd het nieuwe competentiebeoordelingskader dat bij de voltijdopleiding Bouwkunde ontwikkeld wordt als leidraad te gebruiken. Het assessment gaat dan deel uitmaken van een begeleidings- en beoordelingstraject dat als rode draad door de voltijd- (project & stage) en de duale opleiding (leren op de werkvloer) loopt. De volgende concrete verbetermaatregelen zijn genomen om het rendement in met name de propedeuse te verbeteren: Bijlessen natuurkunde en wiskunde gestart in 2007. Voor wiskunde worden elke dag in het eerste semester extra lessen aangeboden voor wie dat nodig heeft. Voor natuurkunde gebeurt dat twee keer per week. Dit studiejaar (2009-2010) is gestart met onderscheid te maken naar bijlessen (student stelt zijn eigen vragen) en basisvaardigheden (de stof die in de les wordt behandeld, wordt gevolgd, maar er wordt expliciet op de basisvaardigheden ingegaan). Er is een duidelijke richtlijn gekomen op het gebied van studieloopbaanbegeleiding en er is geëxpliciteerd wat met de studieloopbaanbegeleiding wordt beoogd. Inzet van studentassistenten in de propedeuse, zowel bij de wiskundelessen als bij het practicum Autocad. Hierdoor kunnen de studenten op meer momenten en bij meer mensen hun vragen kwijt. Er is in 2009 voor het eerst in december een ouderavond voor de ouders van eerstejaars voltijdstudenten georganiseerd. In juni 2010 is voor het eerst een dag georganiseerd voor de aankomende voltijdstudenten (een intakedag).
In het kader van het programma ‘Ketens’ is er in 2008/2009 en 2009/2010 actie ondernomen met als doel de ‘Langstudeerders’ (ruim 300 studenten) naar het diploma te begeleiden. Resultaat tot op heden is dat 100 studenten hun diploma hebben behaald en dat 31 studenten definitief zijn afgehaakt. De focus van het programma ‘Ketens’ verschuift nu naar maatregelen ten behoeve van het voorkomen van langstuderen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 51
Genomen verbetermaatregelen bij de opleiding Civiele Techniek: Organisatie van zomercursussen om deficiënties in wiskunde weg te werken; Het communicatieprotocol wordt met een zekere regelmaat onder de aandacht van docenten en studenten gebracht; Naast ‘starre’ vormen van evaluatie zoals enquêtes, wordt meer gezocht naar de dialoog met de studenten, bijvoorbeeld in klankbordgroepen en lunchbijeenkomsten; Op tijd inleveren van cijfers is een gespreksonderwerp in de RGW-cyclus; Na elke toets-/tentamenperiode wordt door het management geïnventariseerd welke cijfers niet op tijd zijn ingeleverd en worden maatregelen genomen; Via de studievereniging van de opleiding is een ‘klachtenpostbus’ opgezet. Oordeel studenten Uit STO 2009 blijkt dat studenten niet tevreden zijn over de mate waarin de opleiding uitkomsten uit evaluaties benut en dat de opleiding niet adequaat op klachten reageert. De voltijdstudenten oordelen hierover positiever dan hun deeltijdcollega’s. Bij de opleiding is afgelopen schooljaar reeds aandacht geweest voor snel reageren en inhoudelijk terugkoppelen naar studenten. Gedurende, de bij verbetermaatregelen benoemde, klankbordgroep- en lunchbijeenkomsten zal expliciet aandacht zijn voor terugkoppeling naar aanleiding van verbeteracties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 52
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Het betrekken van stakeholders bij de kwaliteitszorg Het beleid van FNT is erop gericht medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld te betrekken bij de kwaliteitszorg door de verschillende evaluaties. Tevens wordt met hen overlegd hoe verbetermaatregelen en innovaties gerealiseerd kunnen worden. Onder facet 5.1 is al vermeld welke instrumenten de faculteit hierbij inzet. Studenten worden bij aanvang van een nieuwe STO schriftelijk geïnformeerd over de genomen maatregelen naar aanleiding van het vorige STO. Kort na een STO ontvangen studenten per mail een overzicht van resultaten en verbeterplannen. STO resultaten worden ook met de medewerkers besproken. Docenten en studenten participeren in de medezeggenschapsraad (FMR) en de gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC). Het College van Toezicht bewaakt en beoordeelt via het afstudeerwerk de afstudeerfase. Tevens wordt door dit orgaan door middel van de beoordeling van een afstudeerportfolio de gehele opleiding bewaakt. Ook functioneert de Beroepenveldcommissie, waarmee minimaal tweemaal per jaar wordt overlegd, als klankbord (FNT-regeling BVC en CvT, 2008/2009). De resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek (STO) worden eveneens in de instituutsmanagementteams besproken. Daarnaast worden zij besproken in de gemeenschappelijke opleidingscommissie en in de docententeams, waarna de speer- en verbeterpunten voor het volgende studiejaar worden geformuleerd. De resultaten van het werkbelevingsonderzoek worden in het instituutsmanagementteam met de medewerkers van de afdeling P&O besproken, waarop het instituutsmanagementteam acties definieert om de medewerkerstevredenheid te verhogen. De resultaten en acties worden ook met de gemeenschappelijke opleidingscommissie besproken. De decaan houdt exitgesprekken met elke student die de opleiding zonder diploma verlaat en verwerkt deze informatie in jaarlijkse rapportages aan het management. Daarnaast maken de opleidingen voor verbeteractiviteiten gebruik van de aanbevelingen van de Colleges van Toezicht en de Beroepenveldcommissies en overige contacten met het beroepenveld (zoals de bedrijfsbegeleiders). Zomer 2010 wordt de nieuwe klachtenprocedure ingevoerd. Deze is dan aangepast aan de nieuwe WHW. Het auditteam vindt de lage respons op studenttevredenheid enigszins zorgelijk. (STO 2008; 26%) Maar recent is er gewerkt aan vergroting van respons. Door het betrekken van docenten en GOC’s (Gemeenschappelijke OnderwijsCommissies) en het inzetten van studentengezelligheidsverenigingen en studieverenigingen bij het benaderen van studenten is de respons gestegen in 2009. Tevens is het aantal cursusevaluaties teruggebracht naar minimaal 1x per 2 jaar en bij grote herzieningen, dit om ‘evaluatie-moeheid’ bij studenten tegen te gaan. Tijdens de audit werd bevestigd dat er nieuwe kanalen worden gebruikt om de respons op evaluaties te verbeteren en dat dit inderdaad tot betere resultaten heeft geleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 53
Oordeel studenten STO 2009 wijst uit dat studenten (voltijd en duaal) van mening zijn dat zij niet voldoende betrokken worden bij de verbetering van de opleiding. Ook zijn zij niet tevreden over de mate waarin zij worden geïnformeerd over de uitkomsten van onderwijsevaluaties. De duale studenten zijn op bovengenoemde punten nog minder tevreden dan de voltijd studenten. De opleiding is het contact met alumni structureel aan het vormgeven door een tweejaarlijkse enquête en bijeenkomst te realiseren. Ook ziet de opleiding de noodzaak om studenten op een informele manier betrekken bij onderwijsevaluatie. Zo worden de resultaten van de evaluaties inmiddels op SharePoint via de kwaliteitssites bekend gemaakt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 54
6.
Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen: Het werkveld over het gerealiseerde niveau Het College van Toezicht is voor de opleiding momenteel het enige onafhankelijke orgaan dat controleert of het eindniveau van de afstudeerwerken aansluit bij de eindkwalificaties. Dit college is gemiddeld positief over de afstudeerresultaten, die naar haar mening divers en van voldoende kwaliteit zijn. Ook uit de resultaten van evaluaties van de bedrijfsbegeleiders en de HBO monitor blijkt dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties. Het verkrijgen van informatie over de eindkwalificaties en de mate waarin deze aansluiten bij hetgeen gevraagd wordt in de beroepspraktijk via alumni wordt momenteel faculteitsbreed gestructureerd. Borging eindniveau Het eindniveau van de opleiding is vastgelegd in het competentieprofiel. Zie hiervoor facet 1.1. Het auditteam heeft kennisgenomen van het Afstudeerprotocol en de aanpassingen hierop gericht op de verheldering van de onderzoekslijn binnen het curriculum en is van mening dat hierin voor alle betrokkenen duidelijk is beschreven waaraan het afstudeerwerkstuk moet voldoen en op basis van welke criteria de student zal worden beoordeeld. Voor de voorbereiding op het afstuderen wordt 3 EC verstrekt, voor de afstudeeropdracht 27 EC. De afstudeerfase bestaat uit vier onderdelen: projectvoorstel; plan van aanpak eindrapport; presentatie en verdediging. Het eindrapport wordt voor een commissie van twee examinatoren en een lid van het College van Toezicht verdedigd. Oordeel auditteam over het gerealiseerde niveau Het auditteam, waaronder een vakdeskundige en een werkvelddeskundige, heeft uit een lijst van afstudeerwerken een selectie gemaakt van te bestuderen werkstukken (Bijv. ‘Uitbreiding Scheveningen Haven’, ‘Horizontale effecten op Damwandconstructies’ en ‘Herinrichting aansluiting Zaandam’). Na bestudering van de werkstukken concludeerde het team dat de inhoudelijke kwaliteit van de scripties van voldoende hbo-niveau is. Daarbij werd opgemerkt dat de kwaliteit ‘zeer degelijk’ is, maar dat meer diepgang gewenst is. De gebruikte bronnen waren zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht van voldoende niveau. De beoordeling door docenten van de werkstukken was adequaat, al was de becijfering in ogen van het auditteam structureel een punt aan de hoge kant. Het auditteam is voorts van mening dat de aanwezige onderzoekslijn binnen de opleiding Civiele Techniek de student gedurende de vier studiejaren voldoende voorbereidt op het afstuderen al verdient deze lijn explicitering zowel naar studenten als docenten(zie facet 2.2). Een positieve ontwikkeling op het gebied van onderzoekend afstuderen, zijn de driewekelijkse bijeenkomsten van afstudeerateliers waar studenten tijdens het afstuderen door lectoren en docenten worden begeleid en efficiënt met elkaar leren overleggen opdat er een zo goed mogelijk afstudeerresultaat wordt bereikt (zie facet 2.1).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 55
Tijdens de audit waren de studenten die reeds aan het afstuderen waren zeer positief over de stimulerende werking van de afstudeerateliers en de mate waarin de diepgang van het afstudeerproject hierdoor wordt bevorderd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 56
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. FNT Streefcijfers De HU heeft geconstateerd dat het vijfjaarsrendement in de volle breedte bij de hogeschool sneller daalt dan het landelijk gemiddelde (Koers 2012). De hogeschool heeft zich ten doel gesteld het studiesucces van de bacheloropleidingen te verhogen om in 2017 uit te komen op 70%. De faculteit heeft dit vertaald in de volgende streefdoelen voor onderwijsrendement: Door gerichte werving en intakes blijft de uitval tijdens de propedeuse beneden 25%. Dat wil zeggen dat minimaal 75% van de studenten na 2 jaar nog ingeschreven moet zijn; Zo veel mogelijk studenten moeten de propedeuse in één jaar afronden. Voor studenten die dat niet lukt en die geen bindend studieadvies krijgen wordt gestreefd naar afronding van de propedeuse binnen 1,5 jaar. Het rendement van de propedeusefase na 2 jaar komt daarmee op 75%; De gemiddelde studieduur van afstudeerders moet lager zijn dan 4,5 jaar. Uitval in de hoofdfase moet beperkt blijven tot incidentele gevallen. Het diplomarendement na 6 jaar ligt tussen 70 en 75%. Als hoofdfaserendement wordt er een norm van minimaal 93% aangehouden. Dit houdt in dat als 75% van de studenten start met de hoofdfase en hiervan 5% afvalt, er een hoofdfaserendement is van 70/75%=93%. Het auditteam acht bovenstaande doelen realistisch en is van mening dat FNT hiermee de nodige ambitie uitstraalt. Analyse en verbetermaatregelen Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit jaarlijks de rendementscijfers verzamelt en analyseert. Om bovenstaande streefdoelen te bereiken zijn er diverse rendementsverbeterende activiteiten (programma ‘Ketens’) die zich richten op de verschillende fasen van de studie, onder andere: Instroom: intakegesprekken en aansluitingsprogramma’s; Propedeuse fase: studieloopbaanbegeleiding, opbouwen van binding met de studie; Hoofdfase: voorkomen en wegwerken van vertraging. Zo is er in 2008/2009 en 2009/2010 actie ondernomen met als doel de Langstudeerders (ruim 300 studenten) naar het diploma te begeleiden. Resultaat tot op heden: 100 studenten hebben hun diploma en 31 studenten zijn definitief afgehaakt. De focus van het programma ‘Ketens’ verschuift nu naar maatregelen ten behoeve van het voorkomen van langstuderen. Ter verbetering van het rendement in de toekomst is het ‘Rendementsverbeterplan FNT’ (2010 en verder) opgesteld. De doelen van dit plan zijn onder te verdelen in lange- en korte termijndoelstellingen. Op de korte termijn zijn dit onder andere: Het vergroten van de uitstroom bij de FNT met 19% gemeten in oktober 2010 (ten opzichte van de uitstroom in 2000). In absolute aantallen betekent dit 1255 afgestudeerden; Het structureel verlagen van het aantal langstuderenden met minimaal 10%; Het uniformeren van bewezen succesvolle aanpak bij de verschillende clusters;
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 57
Gezamenlijk (directie, cluster managers, p-coordinatoren, decanen en programmamanagement) nieuwe initiatieven voor rendementsverbetering opstarten, uitvoeren èn meten.
IGO Onderstaand overzicht laat de voor de huidige situatie meest relevante rendementscijfers van IGO zien: VOLTIJD 2003
2004
2005
2006
2007
2008
37
45
25
39
52
84
BWK
180
158
230
164
195
191
CIT
65
55
71
62
41
47
GEO
24
25
17
19
19
12
Totale instroom* BTB
ROP
58
73
78
86
82
87
364
356
421
370
389
421
BTB
70
53
64
72
62
0
BWK
58
60
61
48
53
0
CIT
62
62
68
55
51
0
GEO
88
84
71
21
53
0
ROP
60
68
58
57
56
0
Totaal
62
63
62
52
54
0
BTB
76
58
68
72
63
0
BWK
65
62
67
51
57
0
CIT
68
65
73
58
56
0
GEO
88
84
65
26
47
0
ROP
66
68
64
58
56
0
Totaal
68
65
67
55
57
0
BTB
96
100
56
29
0
0
BWK
85
77
72
19
6
0
CIT
98
74
67
15
0
0
GEO
86
81
83
25
0
0
ROP
77
88
76
6
0
0
Totaal
87
82
71
17
3
0
Aantal studenten dat met een P-diploma de opleiding verlaat
21
7
21
10
10
0
Totaal Na 2 jaar nog ingeschreven Norm > 75%
Propedeuserendement na 2 jaar Norm > 75%
Hoofdfaserendement na 6 jaar Norm > 93%
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 58
DUAAL 2003
2004
2005
2006
2007
2008
0
9
0
5
4
0
BWK
32
17
19
31
34
50
CIT
22
25
13
15
22
36
GEO
3
5
22
23
0
57
Totale instroom* BTB
MIL
14
9
15
15
23
27
Totaal
71
65
69
89
83
170
0
0
0
60
0
0
BWK
47
24
84
65
65
0
CIT
41
40
77
100
73
0
GEO
33
20
82
39
0
0
Na 2 jaar nog ingeschreven Norm > 75% BTB
MIL
57
44
67
100
78
0
Totaal
46
29
78
70
67
0
0
67
0
60
50
0
BWK
50
29
74
65
59
44
CIT
32
36
23
53
50
56
GEO
67
0
68
83
0
67
MIL
64
44
80
87
83
56
Totaal
48
37
64
71
63
56
0
0
0
70
0
0
BWK
73
100
81
67
18
0
CIT
67
80
40
67
6
0
GEO
200
400
83
73
0
0
MIL
88
100
100
82
0
0
Totaal
79
126
78
0
9
0
1
5
Propedeuserendement na 2 jaar Norm > 75% BTB
Hoofdfaserendement na 6 jaar Norm > 93% BTB
Aantal studenten dat met een Pdiploma de opleiding verlaat
De cijfers met grijze achtergrond zijn nog niet te berekenen omdat er nog onvoldoende jaren verlopen zijn.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 59
Analyse en verbetermaatregelen Uit de cijfers blijkt dat de afgelopen jaren vrijwel continu de normen voor de rendementen niet werden behaald. De cijfers gaan zelfs achteruit na 2005. Uit de tabel blijkt dat de opleiding de streefcijfers niet behaald. De cijfers voor de duale opleidingen zijn wisselend. Dat komt omdat de groepen kleiner zijn en omdat er veel wijzigingen in de programma’s hebben plaatsgevonden. Ook is in het verleden het bindend studieadvies voor de duale studenten minder strikt toegepast. Inmiddels is dat beleid bijgesteld en moeten duale studenten aan dezelfde normen als voltijdstudenten voldoen. Een fenomeen dat bij de analyse van de cijfers boven tafel kwam is het feit dat redelijk wat studenten de opleiding verlaten nadat ze het P-diploma hebben behaald. Omdat met deze studenten geen exitgesprekken worden gevoerd, is niet bekend wat de redenen zijn. IGO heeft hier aandacht voor en zal in het vervolg deze studenten hierover aanspreken. Bovenstaande tabellen worden aan de docententeams van de opleidingen voorgelegd voor verdere analyse en het vaststellen van verbetermaatregelen, voor zover deze niet al zijn genomen. IGO heeft op basis van de analyse van de uitkomsten verbetermaatregelen getroffen. Onder andere door duidelijke voorlichting over de opleiding, door een intakedag voor aankomende studenten en door een ouderavond voor ouders van eerstejaarsstudenten zorgt IGO ervoor dat de studenten (en hun ouders) weten wat ze van de opleidingen kunnen verwachten. Dat IGO voor duidelijkheid aan de poort zorgt, acht het auditteam van groot belang. Door bijscholingsprogramma’s en de verbeterde studieloopbaanbegeleiding zorgt IGO er vervolgens voor dat de studievoortgang zo goed mogelijk verloopt. Door het houden van exit-gesprekken brengt IGO in beeld waarom studenten stoppen met hun opleiding. Belangrijkste reden om te stoppen is niet meer gelegen in het feit dat er een deficiëntie is op het gebied van wis- en natuurkunde, maar in het feit dat studenten zeggen dat ze een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt. Andere redenen die aangegeven worden hebben te maken met persoonlijke omstandigheden. FNT heeft geconstateerd dat de tijd tussen het moment dat het onderwijs wordt uitgevoerd en het moment dat de cijfers bekend zijn te lang is. De ambitie van FNT en IGO is om op termijn een goed werkende studiepuntenmonitor te ontwikkelen. Dat zal in het studievolgsysteem OSIRIS ingebouwd moeten worden. Op korte termijn zal bekeken worden in hoeverre de informatie die OSIRIS levert op suboptimale wijze, via spreadsheets in Excel, tot bruikbare resultaten kan leiden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 60
6.
OORDEELSCHEMA Civiele Techniek Voltijd, Duaal
Onderwerp
/
Facet
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
Oordeel V1 G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
V G V G V G V V V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G V V
V
V2
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
G V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld
G V V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V V V V
Derhalve adviseert Hobéon Certificering de NVAO de Hbo Bacheloropleiding Civiele Techniek, verzorgd door Hogeschool Utrecht, Croho nummer 34279 in beide varianten te accrediteren.
1 2
Extra aantekening ‘Goed’ Extra aantekening ‘Goed’
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 61
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 62
7.
BIJLAGEN
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 63
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 64
BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS Programma Generieke audit Hogeschool Utrecht Faculteit Natuur en Techniek, 20 april 2010 Naast de IGO opleidingen (BWK, CiT, BtB, MK, ROP, GEO) gaat het ook over de domeinen AS, ICT en engineering (resp. mei en oktober.) Kernteam (beoordeelt de opleiding Bouwkunde en de Faculteit Generiek) : Voorzitter de heer R. van der Herberg, secretaris mevrouw L. Blom, processecretaris mevrouw H. Bleijs, Werkvelddeskundige De heer M. Cohen, Vakdeskundige De heer J. Cauberg, Student de heer B. van der Meer tijd onderdeel Aanwezig FNT Auditteam 8.00-8.10
Ontvangst Auditteam
Kernteam (6 p)
8.10-9.10
Intern overleg (Generiek)
Kernteam
9.10 10.10
Gesprek directie/management FNT + clustermanagers (BE, AS, ICT en Engeneering) Kennismaking Status verschillende rapporten: generiek en opleidingen
10.10 11.10
Gesprek Kwaliteitszorg iig kwal.med. facultair niveau + kwal. Medew. Vanuit elk bachelordomein (BE, AS, ICT en Engeneering)
11.10 11.25 11.25 12.10
Intern overleg auditteam Bespreken mogelijke pending issues Gesprek Examencommissie Medewerker facultair niveau + Afgevaardigde vanuit elk Bachelor domein
12.10 12.25
Rondleiding voorzieningen Bezoek gebouw 1: Oudenoord, Nijenoord 1. Verificatie documenten (ook na afloop ’s avonds) Interne terugkoppeling Afhandelen evt. pending issues Gesprek Lectoraat/Kenniscentrum
12.10 12.25 12.25 13.00 19.0020.00
A. Henken (voorzitter faculteit) J. van Laake (lid faculteits directieteam) A. Slootweg (lid faculteits directie team) D. Blankestijn (clustermanager Engineering) H. Plessius (clustermanager ICT) H. Velsink (clustermanager Gebouwde Omgeving) N. Bovy (clustermanager Life Sciences) G. Schoenmaker (clustermanager Chemistry) M. van Soest (staf) M. de Wolf (Gebouwde omgeving) F. Schouten (MT-lid ILC) G. Boshuizen (ICT) A. Griffioen (Engineering) E. de Rooij en/of Hans den Dikken (programma Ketens, Alumni)
Kernteam
Kernteam
Kernteam M. Verduijn (staf) P. Martens (voorzitter examencommissie IGO) A. ter Avest (lid examencommissie ILC) A.t Moes (voorzitter examencommissie Engineering) F. Hansen (voorzitter examencie ICT) L. de Leeuw (student Engineering) Student Gebouwd Omgeving Medewerkers ICT en Mediatheek staan bij.
Kernteam
Deel Kernteam
Deel Kernteam Nader te bepalen gesprekspartners
Kernteam
A. Slootweg N. Verdeyen (Dir. Kenniscentrum T&I)
Deel Kernteam
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 65
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 66
BIJLAGE II KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN DE OPLEIDING Factsheet Civiele Techniek, HU Civiele Techniek Studenten voltijd
deeltijd
duaal
180
91
24
2008
61 (tot 1-10-‘10 voorlopig cijfer) 47
2007
41
22
2006
62
15
Vooropleiding studenten
mbo-4
mbo-4:
havo: N&T en N&G
havo:
vwo: N&T, N&G, E&M
vwo:
ho:
ho:
havo: N&T en N&G vwo: N&T, N&G, E&M
overig:
overig:
ho:
Aantal studenten 2009 (bij meerdere lesplaatsen hier alle lesplaatsen noemen) Instroom studenten 2009
36
mbo-4: aangevuld met relevante praktijkervaring
overig: werkzaam binnen het werkveld CiT
Docenten Aantal aan de opleiding verbonden docenten
28 (Docenten worden bij zowel de Voltijd als bij de Duale variant ingezet, dit valt verder niet te specificeren omdat dit een variërende uitwisseling betreft)
Aantal fte per variant
10,83 FTE
Docent – student ratio per variant
1:24,6
Aantal docenten tevens werkzaam in beroepspraktijk
10
Aantal docenten met een master opleiding
18
Aantal docenten met een Phd
3
Aantal fte in kenniskringen
0,5
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 67
Rendementsgegevens Diplomarendement in aantallen en % (na 6 jaar, tot op heden)
voltijd aantal
deeltijd %
aantal
duaal %
aantal
%
cohort 2003
98
67
cohort 2004
74
80
cohort 2005
67
40
cohort 2006
15
167
Propedeuserendement in aantallen en % (na 2 jaar)
voltijd aantal
deeltijd %
aantal
duaal %
aantal
%
cohort 2003
68
32
cohort 2004
65
36
cohort 2005
73
23
cohort 2006
58
53
Contacturen Definitie: het aantal uur dat ingeroosterd staat met een docent tijdens de lesweken (42 weken/per studiejaar). Niet opgenomen: verdere uren die al dan niet onder begeleiding van docent tijdens de lesweken plaatsvinden: excursies, toetsen en assessments.
contacturen
voltijd
deeltijd
duaal
e
19,6
Zie *
e
21,5
Zie *
e
afhankelijk van invulling profileringsruimte 17 (afhankelijk van keuzevakken)
Zie *
1 leerjaar 2 leerjaar 3 leerjaar
4e leerjaar
Zie *
* Voor CT duaal geldt dat tijdens alle lesweken er ongeveer 7 uur contacttijd is en 0 uur onbegeleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 68
BIJLAGE IIIA CURRICULA VITAE AUDITOREN GENERIEKE AUDIT Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de Stuurgroep Academische Opleidingsschool, Utrechts Model’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatie onderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Prof. Ir. J.J.M. Cauberg De heer Cauberg, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp, studeerde Technische Natuurkunde aan de TU Delft. Als hoogleraar aan de faculteit Bouwkunde bij de TU hield hij zich bezig met de vraag hoe een comfortabel en functioneel binnenklimaat gerealiseerd kan worden met het ontwerp van de architect als belangrijk uitgangspunt. Zijn onderzoek richtte zich op het ontwikkelen van methodieken, systemen en producten die de architect ondersteunen bij het creëren van een goed binnenklimaat, zoals klimaatintelligente gevels, hoogwaardige isolatiesystemen of klimaatactieve bouwmaterialen. De interactie tussen klimaatontwerp en architectonisch ontwerpproces vormde één van de speerpunten van de leerstoel. Verder hield de heer Cauberg zich bezig met assessment van comfort, waarbij vragen als “Wat zijn precies de definities van comfort?” en “Hoe controleer je of het comfort dat je wilde daadwerkelijk bereikt is?” centraal stonden. Vanaf 1975 is hij algemeen directeur bij Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, waar hij zich bezig houdt met toegepast onderzoek voor instanties zoals Senter Novem en adviseert bij bouwprojecten zoals de universiteitsbibliotheek in Utrecht. De heer Cauberg heeft veel gepubliceerd op zijn vakgebied. M.E. Cohen, architect BNA De heer Cohen studeerde Architectuur aan de TU Delft. Hij heeft diverse functies binnen het vakgebied bekleed. Zo was hij de oprichter, directeur en voornaamste architect bij architectenbureau Cepezed in Delft. Daarnaast treedt hij op als gastspreker bij diverse opleidingen en gelegenheden, zoals de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en Groningen, Harvard University in Cambridge, de Katholieke Universiteit in Leuven en tijdens de Steel Construction Day Helsinki. De heer Cohen heeft verschillende prijzen en onderscheidingen op zijn vakgebied verworven, zoals bijvoorbeeld de BNA Kubus in 2008. Thans is hij werkzaam als onafhankelijk energieadviseur en architect. B. van der Meer De heer van der Meer is derdejaars student Bouwkunde aan de Haagse Hogeschool. Hij specialiseert zich richting de uitvoeringskant van de bouw en heeft op dit gebied een half jaar stage gelopen in Curaçao. Drs. L. Blom-van Veen Mevrouw Blom-van Veen is afgestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (Beleid, Communicatie en Organisatie) en heeft verschillende managementfuncties binnen het bankwezen bekleed. Zo is zij 10 jaar als rayondirecteur bij Fortis Bank werkzaam geweest en heeft zij 2 jaar als segmentmanager Huis & Hypotheekadvies en als lid van het managementteam bij Rabobank gefunctioneerd. Vanuit haar eigen bedrijf houdt zij zich bezig met organisatieadvies met focus op kwaliteitszorg binnen onder andere het hoger beroepsonderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 69
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 70
BIJLAGE IIIB CURRICULAE VITAE EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN AUDITOREN Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de Stuurgroep Academische Opleidingsschool, Utrechts Model’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatie onderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Ir. W.N. van Niekerk De heer Van Niekerk studeerde Civiele Techniek aan de Technische Universiteit te Delft. Binnen het civiele vakgebied zijn geotechniek en project management zijn specialismen. Zijn carrière startte hij binnen het projectmanagement van ingenieursbureaus/bedrijven als Fugro en Balast Nedam. Daarna bekleedde hij diverse staffuncties binnen Balast Nedam op het gebied van Onderzoek en ontwikkeling en Infrastructuur en werkte hij als directeur van BAM woningbouw. In zijn huidige functie is de heer Van Niekerk directievoorzitter van BAM Infraconsult, een advies- en ingenieursbureau dat diensten levert op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, grond-, water-, rail- en wegenbouwkundige werken alsmede installaties voor infrastructurele toepassingen. Tevens is hij directeur van de Netherlands Society for Soil Mechanics and Geotechnical Engineering. Ir. D. Stoelhorst De heer Stoelhorst is van huis uit Civiel Ingenieur, opgeleid aan de TU Delft. Hierna werkte hij bij de Provincie Noord Brabant als verantwoordelijke voor ontwerp kunstwerken en de kwaliteitszorg bij in uitvoering zijnde werken. Vervolgens bij de Provincie Zuid-Holland, eerst enkele jaren als Directeur Wegen, daarna enkele jaren als hoofd Projectorganisatie Bodemsanering. De heer Stoelhorst bekleedde bij een grote aannemer de functie van Directeur Research en Ontwikkeling, waarin hij o.a. verantwoordelijk was voor business development, de kwaliteitscontrole van het bedrijf en de scholing van het personeel. In zijn huidige functie is de heer Stoelhorst managing director van de Betonvereniging. In die hoedanigheid is hij betrokken bij het organiseren van (inter)nationale congressen, seminars en opleidingen betreffende betonconstructies. Hij is initiator van verschillende projecten om hoger, wetenschappelijk onderwijs en de civiele beroepspraktijk op elkaar af te stemmen en was betrokken bij de curriculumontwikkeling van het 7 jarige traject civiele techniek op mbo en aansluitend hbo. De ontwikkelingen binnen de aansluiting van reguliere civieltechnisch onderwijs en volwassenen educatie hebben zijn bijzondere interesse. S.J. Marges De heer Marges heeft als studentlid deelgenomen aan de audit. Hij is derdejaars student Civiele Techniek (voltijd) aan De Haagse Hogeschool. Tijdens zijn studie heeft hij stage gelopen bij Ingenieursbureau Fugro, waar hij nog steeds parttime werkzaam is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 71
Drs. L. Blom Mevrouw Blom is afgestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (Beleid, Communicatie en Organisatie) en heeft verschillende managementfuncties binnen het bankwezen bekleed. Zo is zij 10 jaar als rayondirecteur bij Fortis Bank werkzaam geweest en heeft zij 2 jaar als segmentmanager Huis & Hypotheekadvies en als lid van het managementteam bij Rabobank gefunctioneerd. Vanuit haar eigen bedrijf houdt zij zich bezig met organisatieadvies met focus op kwaliteitszorg binnen het hoger beroepsonderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 72
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 73
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 74
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 75
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 76
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 77
BIJLAGE IV WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE EN BESLISREGELS HOBÉON Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de verschillende voltijd-, deeltijd- en duale bacheloropleidingen van de Faculteit Natuur & Techniek (FNT) van de Hogeschool Utrecht is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld, waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 1 Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de Faculteit aangeleverde informatie op generiek niveau en van door de opleiding Civiele Techniek van Hogeschool Utrecht aangeleverde schriftelijke informatie. Kerndocumenten Management Review Bacheloropleiding Civiele Techniek (maart 2010) Onderliggende documentatie Zie Bijlage V Op basis van de door de Faculteit en de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen op generiek- en opleidingsniveau. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleidingen op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. 2 Audit De audits waren gericht op een actieve ‘controle’ door middel van visitaties3 , op generiek niveau uitgevoerd door een auditteam bestaande uit een kernteam met daarin twee externe onafhankelijke deskundigen, één student van een verwante bacheloropleiding, een voorzitter en een secretaris (+ een processecretaris) vanuit Hobéon Certificering. Voor de audits bij de verschillende opleidingen zijn per opleiding uit het vakgebied afkomstige werkveld- en domeindeskundigen als beoordelaars ingeschakeld. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (faculteitsmanagement, instituutsmanagement, opleidingsmanagement, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming.
3
De generieke visitatie heeft op 20 april 2010 plaatsgevonden, de opleidingsaudit op 21 april 2010.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 78
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleidingen overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 79
Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;4 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
4
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een hbo Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 80
BIJLAGE V BESTUDEERDE DOCUMENTEN Opleidingsniveau (representatieve selectie van bestudeerde documenten) IGO_Jaarplan Ruimte en Infra 2009 IGO_Domeincompetenties Bachelor of Built Environment CIT_competentieset opleiding CiT FNT_HU resp. FNT strategisch plan 2007-2012 CIT_ Competentiesets opleidingen: zie CIT_Competentie gericht Curriculum Civiele Techniek IGO_Competentieleren in de praktijk IGO_Competentieleren in de actualiteit (= IGO_COMPACT, eindreview) FNT_Kern Onderwijsvisie FNT dec. 2006 FNT_Programmaplan Leren=werken=leren FNT_FNT-regeling BVC en CVT 2009-2010 IGO_ Advies aan de HOG Stichtingsraad Werkgroep over de wenselijkheid en de haalbaarheid van nieuwe domeinbeschrijving (IGO_Bijlage-3-Advies aanpassing boekje BBE) IGO_Dublin Descriptoren: zie in IGO_Domeincompetenties BBE IGO_Eindrapport CCB: (zie ook CIT_competentiegericht curriculum Civiele Techniek ) IGO_Projectaanvraag nieuw beleid 2009 (= IGO_ Internationaliseringsplan 2010 CIT_Relatieschema’s leerdoelen-competenties: Zie CIT_Competentiegericht Curriculum Civiele Techniek CIT_Voorbeeld - leerlijn ondergronds bouwen-duaal IGO_Van in beweging zijn naar in beweging blijven, advies van de werkgroep verbreding Bachelor opleidingen HTNO, sept. 2002 CIT_Competentiegericht curriculum Civiele Techniek IGO_Studiegids 2009-2010 CIT_Studiegids 2009-2010 duaal deel 1 CIT_Studiegids 2009-2010 duaal deel 2 FNT_Kern Onderwijsvisie FNT dec. 2006 CIT_cursusoverzicht 2009-2010 voltijd CIT_cursusoverzicht 2009-2010 duaal IGO_Competentieleren in de actualiteit (= IGO_COMPACT Eindreview) IGO_Competentieleren in de praktijk IGO_Visie op het verandertraject, 2007 CIT_POP en portfolio,2009: zie CIT_Begeleidingsprotocol Duaal CIT_Boekenlijst voltijd CIT_Boekenlijst duaal FNT_Methodiek Ontwerpprojecten CIT_Lijst gastdocenten CiT
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 81
CIT_Lijst excursies CiT CIT_Vergelijking competenties en cursussen, Relatie-schema leerdoelen-competenties,zie: CIT_studiewijzers voltijd en duaal IGO_OSIRIS onderwijscatalogus: via link naar OSIRIS CIT_Projectopdrachtomschrijvingen = Projectboek S7 Project IGO_stageprotocol IGO_afstudeerprotocol CIT_Verslagenbundel Curriculumcommissie CiT CIT_Begeleidingsprotocol duaal CIT_Studiewijzer S7 2009-2010: zie CIT_Projectopdrachtomschrijvingen = projectboek S7 CIT_Voorbeelden van door studenten opgeleverde (beroeps)producten CIT_Jaarplan Curriculumcommissie 2008 CIT_Taken voor CurCie-Cit-2009-2010 IGO_voorbeeld blokenquête + IGO_uitkomsten blokenquête IGO_format RGW-formulier IGO_Schakel door naar techniek CIT_Intakeformulier duale opleiding IGO_OER: zie IGO_Studiegids 2009 - 2010 CIT_Wervingsplannen duaal/ Wervingsplan CiT 2008 duaal FNT_Kern Onderwijsvisie FNT dec. 2006 CIT_POP & portfolio, 2009, zie: CIT_Begeleidingsprotocol duaal FNT_Toetsings- en beoordelingsbeleid Faculteit Natuur en Techniek = Visie op toetsen en beoordelen CIT_Toetsboek docenten CIT_Begeleidingsprotocol duaal FNT_Werkbelevingsonderzoek FNT , Bijlage bij werkbelevingsonderzoek FNT IGO_Jaarplan Ruimte en Infra 2009 IGO_Begeleidingsprotocol nieuwe docenten IGO_Overzicht van docenten en deskundigheidsgebieden (= IGO_Overzicht taaktoeldeling) IGO_Hernieuwde visie op studieloopbaanontwikkeling, 2010 IGO_Jaarplan Ruimte en Infra 2009 CIT_Verslagen klankbordgroep FNT_FNT-regeling BVC en CvT IGO_Domeincompetenties bachelor of built environment CIT_Competentiesets opleidingen, zie: CIT_Competentiegericht curriculum Civiele Techniek CIT_Verslagenbundel CvT, afstuderen Zie ook: IGO_totaalverslag afstudeerpresentaties 2008 en 2009 CIT_Overzicht stagebedrijven en contactpersonen CIT_Lijst met selectie onderwerpen afstudeerscripties
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 82
Generiek niveau (representatieve selectie van bestudeerde documenten) Management Review 2010; Strategisch Plan FNT 2007-2012 Koers 2012 Strategisch plan van de Hogeschool Utrecht, februari 2007 Kern Onderwijsvisie FNT, december 2006 De HU op weg naar een bewuster beloningsbeleid, maart 2007 Criteria ‘Stepping stones’ L=W=L, FNT HRM beleid 2009-2012 Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht, januari 2009 Vernieuwing van de Interne Kwaliteitszorg FNT, maart 2007 Besturing van kwaliteitszorg v 1.1, oktober 2007 Kern Onderwijsvisie FNT, december 2006 BBE, Bachelor of Built Environment, Een toekomstgerichte profielbeschrijving Bachelor of Applied Science, Een competentiegerichte profielbeschrijving Bachelor of ICT, een competentiegerichte profielbeschrijving Profiel van de Bachelor of Engineering, maart 2006 FNT-regeling BVC en CvT 2008-2009, mei 2008 HRM beleid in het kader van Koers 2012, augustus 2008 De HU op weg naar een bewuster beloningsbeleid, maart 2007 Format Bestuurlijke Informatie Voorziening FNT bij MC 2010, november 2009 Koers 2012 Strategisch plan van de Hogeschool Utrecht, februari 2007 HRM beleid 2009-2012 Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht, januari 2009 Onderwijsvisie FNT: Wat zijn de gevolgen voor docenten?, september 2007 Jaarplan 2010 Engineering, december 2009 Masterplan huisvesting FNT Kern Onderwijsvisie FNT: De visie op Studie(loopbaan)begeleiding, december 2008 Criteria voor goede studieloopbaanbegeleiding, programma LWL, juli 2009 Projectopdracht koppeling OSIRIS-SharePoint FNT, maart 2009; Project Initiation Document OSIRIS-ELO 2 koppeling, mei 2009 Evaluatie en vereenvoudigingsvoorstel interne audit HU, SBV/2007-162/05 Interne audits FNT, Visie op aanpak en werkwijze, januari 2009 Vernieuwing van de Interne Kwaliteitszorg FNT, maart 2007 Besturing van kwaliteitszorg v 1.1, oktober 2007 Analyse HBO-monitor, FNT, september 2008 Analyse STO FNT, mei 2009 Notitie bevorderen respons evaluaties, FNT, januari 2008 Betrokkenheid studenten bij kwaliteitszorg, FNT, maart 2008 Plan van Aanpak FNT-Alumni, augustus 2009 Rendementsplan Studiejaar 2010 en verder, januari 2010
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Civiele Techniek, Hogeschool Utrecht, 1.0 ⏐ 83