Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding voltijd - deeltijd Pedagogiek Hogeschool Utrecht
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding voltijd - deeltijd Pedagogiek CROHO nr. 35158 Hogeschool Utrecht
Hobéon® Certificering BV Datum: 21 januari 2010 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Prof. dr. H. Letiche H.G. Korfage ME Drs. R. Zunderdorp M. Bastings Secretaris: Drs. L. Blom-van Veen
INHOUDSOPGAVE DEEL 1 1. 1.1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 3. 4. 5. DEEL 2 6.
7. 7.1. 7.2. 8. BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE
MANAGEMENT SAMENVATTING INTEGRAAL OORDEEL/ADVIES AAN NVAO INLEIDING KWALITEIT OPLEIDING FUNCTIE VAN HET RAPPORT BEREIK VAN DE BEOORDELING KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING TOETS NIEUWE OPLEIDING EN INTERNE AUDIT AUDITTEAM
1 1 1 6 6 6 6 7 11 13
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO - ACCREDITATIEKADER 1. Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma Facet 2.1. Eisen hbo Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing 3. Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen hbo Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL OORDEELSCHEMA HBO BACHELOROPLEIDING PEDAGOGIEK VOLTIJD OORDEELSCHEMA HBO BACHELOROPLEIDING PEDAGOGIEK DEELTIJD INTEGRAAL OORDEEL/ADVIES AAN NVAO
15 15 15 15 18 21 22 22 27 32 36 39 39 42 43 46 49 49 51 53 55 55 57 59 59 61 63 65 65 67 69 69 70 71
I: II: III: IV:
basisgegevens van de opleiding aanpak curricula vitae en verklaringen auditoren PROGRAMMA
73 75 79 87
DEEL 1 1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
Algemene gegevens Naam van de instelling: Naam van de opleiding:
Instituut voor Ecologische Pedagogiek, Hogeschool Utrecht HBO bacheloropleiding Pedagogiek
Varianten van de opleiding: Locatie van de opleiding:
voltijd, deeltijd Utrecht
Naam VBI: Datum visitatie: Datum VBI-rapport
Hobéon Certificering b.v. 5 november 2009 21 januari 2010
Beoordelingskader Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is geweest ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). Ten tijde van de audit waren de eerste studenten van de voltijd opleiding Pedagogiek bezig in het vierde jaar, terwijl de eerste studenten van de deeltijdopleiding bezig waren in het derde jaar. De beoordeling van de opleiding is in dit geval een combinatie van beoordeling van gerealiseerde kwaliteit in de eerste drie leerjaren (operationeel) en een planbeoordeling in het laatste leerjaar (nog niet operationeel). Samenstelling auditteam Het auditteam van Hobéon Certificering voor de opleiding Pedagogiek bestond uit de volgende personen: Drs. W.G. van Raaijen, partner Hobéon Groep, voorheen onder andere rector aan het Luzac College. Prof. dr. H. Letiche, vanaf 1999 Research Professor Organisatietheorie en Bijzonder Hoogleraar ‘Meaning in Organisation’ en Programmadirecteur Phd/DBA van de Universiteit voor Humanistiek. H.G. Korfage ME, vestigingsmanager van de Pabo in Meppel en tevens lid van het managementteam Opleidingen Leraar Basisonderwijs hogeschoolbreed. Drs. R. Zunderdorp, directeur adviesbureau dat zich bezig houdt met beleidsonderzoek en – advisering, procesmanagement en bestuurskundig advies met focus op onderwijs- en kennismaatschappij, jeugdbeleid en zorg en welzijn. M. Basting, vierdejaarsstudent Pedagogiek bij Hogeschool van Amsterdam. Drs. L. Blom –van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur met focus op kwaliteitszorg binnen onder andere het hoger beroepsonderwijs.
1.1.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de HBO bacheloropleiding Pedagogiek, verzorgd door Hogeschool Utrecht, crohonummer 35158 in al haar varianten te accrediteren. Dit advies is gebaseerd op de volgende overwegingen. Algemeen beeld Het Instituut voor Ecologische Pedagogiek (in het vervolg: het Instituut) van Hogeschool Utrecht (in het vervolg: HU) verzorgt sinds september 2006 de voltijd bacheloropleiding Pedagogiek en de deeltijd masteropleiding (Ecologische) Pedagogiek en sinds september 2007 de deeltijd bacheloropleiding Pedagogiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 1
Studenten worden opgeleid tot pedagoog. Zij worden opgeleid om vragen vanuit verschillende opvoedingsmilieus met elkaar in verband te brengen en de pedagogische activiteiten op elkaar af te stemmen. Hierbij worden door de opleiding in aanvang drie milieus onderscheiden: de ouders (het eerste milieu); de school (het tweede milieu); en de buurt en de vrije tijd (het derde milieu). Daarnaast wordt ook het zgn. vierde milieu, de virtuele omgeving (tv, internet) van het kind (jongere, opvoeder) onderscheiden. Afgestudeerden van de opleiding zijn werkzaam in ondersteunende en coördinerende functies, zoals: voorlichting; advisering en begeleiding; doorverwijzing; signalering; coördinatie; en beleidsvoorbereiding en – ondersteuning. Binnen de opleiding ligt de nadruk sterk op leren samenwerken in een multidisciplinaire context en het leren verbinden van de (perspectieven van de) verschillende opvoeders van het kind en de jong volwassene. Hiermee sluit de opleiding aan bij de behoefte aan professionals die competent zijn in het verbinden van de verschillende opvoeders en het coördineren van de opvoeding(ondersteuning) die er geboden wordt. De opleiding onderscheidt zich van andere pedagogiek opleidingen in Nederland door haar ecologische benadering van pedagogische vraagstukken. Binnen de ecologische benaderingswijze wordt uitgegaan van een voortdurende wisselwerking tussen de mens en de wereld die haar omgeeft. Binnen de opleiding vervult de praktijk een sleutelrol, want de competenties worden in de beroepspraktijk aangetoond en/of verder ontwikkeld op basis van het uitvoeren van beroepstaken. Onderwerp Doelstellingen Opleiding: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is voor de beide varianten van de opleiding Pedagogiek positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: De eindcompetenties sluiten aan op het landelijk opleidingsprofiel het “beroeps- en opleidingsprofiel voor de HBO-pedagoog” (Kuipers 2000, HBO-Pedagogiek Beroeps- en opleidingsprofiel). In het najaar van 2008 is door het LPP (Landelijk Platform Pedagogiek) een nieuw opleidings- en competentieprofiel aangenomen. De opleiding neemt de tijd om in 2009/2010 het programma aan te passen op dit nieuwe profiel ten behoeve van 2010/2011. Studenten kunnen competenties verwerven, die zij nodig hebben om ook in een internationale/interculturele context te kunnen werken. De opleiding heeft hiertoe contacten met universiteiten en/of organisaties en scholen in België, Turkije, Engeland en de Verenigde Staten waar reeds gewerkt wordt met benaderingswijzen die goed kunnen worden geïmplementeerd in de Nederlandse situatie als het gaat om een integraal werkende professional die goed in staat is verschillende opvoedingsmilieus met elkaar te verbinden en op elkaar af te stemmen. Zowel stage-instellingen en andere organisaties waar studenten opdrachten uitvoeren als medewerkers die werkzaam zijn binnen de lectoraten hebben de opleiding laten weten dat zij van mening zijn dat de huidige eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de wensen uit de pedagogische praktijk.
Het auditteam is evenwel van mening dat het ecologische aspect van het profiel duidelijker in de doelstellingen opgenomen zou moeten worden. De bachelor- en de masteropleiding zijn beide ontstaan uit een voorganger van de masteropleiding.
De cultuur van met name de voltijdopleiding, met instroom voornamelijk van havisten, verschilt van die van de deeltijdvarianten (bachelor en master). Hierdoor is een wat geleidelijker lijn te zien in de ontwikkeling van de ecologische aspecten in de voltijdopleiding. Opgemerkt kan worden dat het auditteam wel een enorme innovatiekracht heeft gezien om dit ecologieprofiel verder te ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 2
Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: Het auditteam heeft van de directies FE (Faculteit Educatie) en FMR (Faculteit Maatschappij & Recht) een schriftelijke bevestiging ontvangen van de voorbereiding van een nieuw lectoraat ‘Maatschappelijk Opvoeden’. Dit lectoraat zal voor de opleidingen de rol en de plaats overnemen van het lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’, dat in september 2010 komt te vervallen.
Het auditteam acht de oprichting van het lectoraat ‘Maatschappelijk Opvoeden’ van groot belang voor de beroepsoriëntatie van de studenten en het op een hoog peil houden en wellicht op een hoger peil brengen van de opleidingen ecologische pedagogiek. Op dit moment zijn er ten behoeve van de opleidingen vijf lectoraten actief, te weten de lectoraten: ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’; ‘Sociaal beleid,
innovatie en beroepsontwikkeling’; ‘Spel’; ‘Werken in een justitieel kader’; en ‘Participatie en maatschappelijke ontwikkeling’. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van het lectorenplan dat voortbouwt op de in april 2008 verschenen notitie Kenniscentrum Sociale Innovatie ‘visie en vormgeving’, waarin met name de rol benadrukt wordt die lectoren en kenniskringen hebben om onderzoek(sresultaten) ten goede te laten komen aan docenten, studenten en het onderwijs. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding voor de kennisontwikkeling van de studenten gebruik maakt van actuele en relevante, voornamelijk Nederlandstalige, (vak)literatuur. Studenten lopen vanaf het eerste jaar stage, waarin ze werken aan alle eindkwalificaties. De opleidingen hebben de negen eindkwalificaties per fase (eind propedeuse; eind hoofdfase; en startbekwaamheid) uitgewerkt in indicatoren voor achtereenvolgens: de complexiteit van de werkcontext; het zelfstandigheidniveau van de kandidaat; en de volledigheid van de eindkwalificatie. De daarvan afgeleide leerdoelen vormen het hart van de opleiding. Door het programma te doorlopen kunnen de studenten alle eindcompetenties ontwikkelen. De opleiding zorgt voor voldoende verticale - en horizontale samenhang in het programma en voor een samenhang tussen het binnenschools en buitenschools programma. De stage en het stagewerkplan van de student in de voltijdopleiding en het concurrency-principe in de deeltijdopleiding vervullen hierbij een belangrijke rol. Door de evenwichtige spreiding van de studielast, door voldoende contacturen, door diverse studievoortgangbevorderende maatregelen, zoals de mogelijkheid één vak naar keuze nog voor een derde keer te kunnen afronden en de proactieve houding naar studenten met studieproblemen, zorgt de opleiding ervoor dat het programma studeerbaar is voor alle studenten. Studenten van de deeltijdopleiding zijn hier tevreden over. Studenten van de voltijdopleiding die het auditteam sprak zijn tevreden over de door de opleiding genomen maatregelen ter verbetering van de spreiding van de studielast. Het programma sluit goed aan bij de studenten die met verschillende vooropleidingen instromen. De opleiding voldoet aan de wettelijke eis van 240 EC. De voltijdopleiding heeft gekozen voor een competentiegericht onderwijsmodel dat langzaam overgaat in het zgn. ‘levend leren’, dat ontwikkeld is vanuit het lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’. Levend leren gaat ervan uit dat de studenten zich doelgericht in vrijheid kunnen ontwikkelen tot zelfverantwoordelijke en zelfinzichtelijke individuen. Ook de deeltijd bacheloropleiding Pedagogiek heeft gekozen voor het competentiegericht onderwijsmodel het zgn. ‘levend leren’, dat ontwikkeld is vanuit het lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’. Met het leerlandschap van de deeltijd Bachelor Pedagogiek in de hand, zijn de studenten medeverantwoordelijk voor hun leren en de body of knowledge die ze zich eigen willen en kunnen maken binnen de beschreven kaders zoals opgenomen in het werkboek ‘De Reisgids’ van de opleiding. Voor beide varianten geldt dat de gehanteerde werkvormen voldoende aansluiten bij het didactisch concept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 3
De praktijk, waar de student zijn competenties aantoont en/of verder ontwikkelt speelt hierbij een sleutelrol. De opleiding heeft voor alle betrokkenen inzichtelijk gemaakt welke onderwijseenheden (voltijd) en welke domeinen (deeltijd) op welke wijze worden getoetst op basis van welke criteria. De opleidingen borgen de kwaliteit van de toetsen goed en maken gebruik van verschillende toetsvormen. Ook het werkveld is betrokken bij de beoordeling van de studenten. De deeltijdopleiding heeft een verbeteractie geformuleerd gericht op het actief betrekken van het beroepenveld bij de beoordeling van afstudeeronderzoeken. Er is sprake van een goed werkende, controlerende, Examencommissie. De studenten zijn tevreden over het programma, de mogelijkheden die ze krijgen om hun beroepsvaardigheden te ontwikkelen, de studeerbaarheid, de verschillende gehanteerde werkvormen en het toetsen en beoordelen. Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: Binnen de opleidingen werken coaches die een sterke binding hebben met de actuele beroepspraktijk. De opleidingen zetten ook regelmatig gastdocenten in. De opleidingen beschikken over voldoende personeel om de gewenste kwaliteit te verzorgen. De docent: student ratio voor de voltijdvariant is 1:21, voor de deeltijdvariant is deze 1:22. De streefnorm voor de FMR is op dit moment nog 1:27 in verband met ontwikkeling en innovatie. Voor 2010/ 2011 is deze norm 1:32. Om op deze norm te komen zijn teamplannen ontwikkeld. De coaches zijn zeer gedreven en enthousiast. Hoewel het ziekteverzuim laag is, vindt het auditteam de ervaren werkdruk wel een aandachtspunt voor het managementteam. Op basis van bestudering van de cv’s van coaches en de gevoerde gesprekken is het auditteam van mening dat de opleidingen voldoende expertise in huis hebben. Het auditteam adviseert de opleidingen wel om de jonge docenten ook masteropleidingen buiten het eigen Instituut te laten volgen, zodat er ook voldoende kritische mensen van buitenaf aanwezig blijven. De opleidingen geven aan dat inmiddels zes van de elf collega’s die een master volgen of hebben gevolgd dit buiten het eigen Instituut doen of hebben gedaan. Studenten zijn zeer tevreden over hun docenten. Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: De studenten van de voltijdopleiding volgen het onderwijs aan de Heidelberglaan, de deeltijdstudenten aan de Padualaan. Zij maken gebruik van alle geavanceerde voorzieningen, zoals mediatheek, theater, studio, collegezalen en intranet. Tijdens de rondleiding langs de voorzieningen heeft het auditteam geconstateerd dat er sprake is van adequate en prettige studieruimtes. Het is het auditteam echter opgevallen dat er weinig boeken voor de opleidingen in de mediatheek van de locatie Heidelberglaan aanwezig zijn. De boeken die er zijn, zijn voornamelijk Nederlandstalig. Het bleek dat het budget niet volledig gebruikt is. Het auditteam heeft voorts geconstateerd dat de betreffende vakliteratuur wel aanwezig is in de mediatheek van de Educatieve faculteit. Hier mogen de studenten Pedagogiek ook gebruik van maken. Daarnaast kunnen zij ook kosteloos gebruik maken van de universiteitsbibliotheek. De studenten zijn tevreden zijn over de huisvesting en de materiële voorzieningen. De studieloopbaanbegeleiding, die vanuit de leerteams wordt gerealiseerd, ondersteunt op adequate wijze de studievoortgang van de student en sluit aan bij de behoefte van de student. Elke student krijgt bij aanvang van de studie een leerteamcoach toegewezen. In de leerteams van acht studenten ontmoet men elkaar elke week. In het leerteam becommentariëren medestudenten en coach de studieresultaten en de studievoortgang van de individuele student. De resultaten van de besprekingen maken deel uit van het portfolio van de student. Voor de voltijdopleiding is de informatievoorziening over regels en procedures een aandachtspunt, terwijl de deeltijd hier tevreden over is. Door de betreffende opleidingsmanager zijn inmiddels verbetermaatregelen genomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 4
Zo is er op sharepoint een eigen site aangemaakt, speciaal voor de studenten pedagogiek, waarop ze actuele informatie over de opleiding gemakkelijker kunnen vinden. Daarnaast bleken vooral nieuwe collega’s niet altijd op de hoogte te zijn van regels en procedures. Deze zijn in middels vastgelegd in het boekje “wat iedere coach moet weten” en er wordt een site gemaakt die speciaal de pedagogiekdocenten informeert. Daarnaast bleek uit een analyse dat de informatie er wel is, maar dat studenten deze vaak niet wisten te vinden. De coaches zijn daarom geïnstrueerd vragen om informatie niet rechtstreeks te beantwoorden, maar de studenten te verwijzen naar waar ze deze kunnen vinden. Zo leren zij zelfstandig informatie te achterhalen. Tenslotte zijn regels en procedures nog nadrukkelijker in de studiehandleidingen opgenomen. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: Het Instituut voor Ecologische Pedagogiek evalueert de opleiding regelmatig onder studenten, medewerkers en vertegenwoordigers uit het werkveld van de opleidingen. Evaluaties vinden zowel op Instituutsniveau als op opleidingsniveau plaats. Er worden aantoonbaar verbetermaatregelen getroffen. Onder andere via de Opleidingscommissie, de studentenpanels, specifieke werkplaatsdagen van de deeltijd, de Beroepenveldcommissie en de diverse tevredenheidsonderzoeken zijn studenten, medewerkers en werkveld voldoende betrokken bij de interne kwaliteit van de opleidingen. Vanaf 2010/2011 worden de alumni van de voltijd en vanaf 2011/2012 worden de alumni van de deeltijd (bachelor) betrokken bij de kwaliteitszorg (de alumni van de deeltijd master vanaf 2009/2010). Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: Omdat er op dit moment nog geen afgestudeerden zijn heeft het auditteam daarom zowel voor de voltijd- als voor de deeltijdvariant gekeken naar tussenproducten van derdejaars studenten zoals werkstukken en portfolio’s. De ontwikkeling die de studenten tot op heden hebben doorgemaakt geeft het auditteam vertrouwen dat de studenten de nagestreefde eindcompetenties aan het einde van de het vierde studiejaar zullen bereiken. Ieder voorjaar wordt er door de opleiding een verantwoordingsrapportage opgesteld ten aanzien van de gemaakte afspraken in het managementcontract. De verwachte - en gerealiseerde rendementen van zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding voldoen aan de door de opleiding gestelde streefcijfers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 5
2.
INLEIDING
2.1.
Kwaliteit opleiding
Wij merken op dat in de rapportage, zoals gebruikelijk, aandacht besteed is aan het aantal contacturen (colleges, werk- en projectgroepen en individuele begeleiding waarbij de student in direct contact staat met de docent), de docent/student ratio en het opleidingsniveau van de docenten. Ook is voorafgaand aan en tijdens de audit (in de documentenanalyse) de wijze bestudeerd door het auditteam waarop de opleiding de contacten met het werkveld heeft vormgegeven en op welke wijze de opleiding de kwaliteit hiervan borgt. Verder heeft het auditteam de body of knowledge van de opleiding beoordeeld. De body of knowledge betreft de theoretische basiskennis waarover een startbekwaam pedagoog dient te beschikken.
2.2.
Functie van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de HBO bacheloropleiding Pedagogiek voltijd en deeltijd met crohonummer 35158.
2.3.
Bereik van de beoordeling
Hogeschool Utrecht (hierna ook wel HU genoemd), in casu het Instituut voor Ecologische Pedagogiek, verzorgt sinds september 2006 de voltijd bacheloropleiding Pedagogiek en de deeltijd masteropleiding (Ecologische) Pedagogiek en sinds september 2007 de deeltijd bacheloropleiding Pedagogiek. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de bacheloropleiding Pedagogiek. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding Pedagogiek in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 6
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
Algemeen De bacheloropleiding Pedagogiek maakt deel uit van het Instituut voor Ecologische Pedagogiek van Hogeschool Utrecht (HU). Hogeschool Utrecht (HU) is met zo’n 35.000 studenten en ruim 2.200 medewerkers één van de grootste en meest veelzijdige hbo instellingen in Nederland. De 6 faculteiten van HU bieden samen meer dan 75 bacheloropleidingen aan op het gebied van communicatie en journalistiek; economie en management; natuur en techniek; gezondheidszorg; onderwijs; en maatschappij en recht. Na het behalen van het bachelordiploma is het bij HU ook mogelijk in diverse richtingen een mastergraad te behalen. Het onderwijs is per opleiding georganiseerd en daardoor overzichtelijk en persoonlijk. Hogeschool Utrecht heeft onderwijslocaties in de binnenstad en op De Uithof en in Amersfoort. HU kiest voor een innoverende onderwijsontwikkeling die competentie - en vraaggericht is in een krachtige leeromgeving met aandacht voor een stevige theoretische basis. Dat doet men in samenwerking met het beroepenveld. De studiebegeleiding en de onderwijsorganisatie moeten het onderwijs optimaal ondersteunen. Het competentie- en vraaggerichte onderwijsprofiel van HU is tot stand gekomen na intensief overleg met docenten en studenten uit alle delen van de hogeschool. De hogeschool streeft hiermee naar een goede en efficiënte variëteit aan werkvormen in een goede verhouding tussen theorie, praktijk en beroepshouding. De authentieke beroepsomgeving speelt een belangrijke integrerende rol bij het verwerven van de beroepskwalificaties. Binnen de hogeschool was al langer bekend dat klassieke vormen van toetsen en beoordelen in competentiegericht onderwijs niet altijd toepasbaar zijn. Dit werd nog eens bevestigd in de discussie met studenten in de aanloop van KOERS 2012. Studenten gaven hier aan dat hun studie wel wat zwaarder mag zijn en dat de individuele prestaties moeten tellen, ook als je met elkaar samenwerkt. De oriëntatie op beroepscompetenties zijn onderdeel van de beroepsopleiding. De toetsing en beoordeling moeten in orde zijn en de variatie in werkvormen moet ruim zijn. Docenten maakten zich zorgen over het feit dat in bepaalde vormen van het competentiegericht onderwijs de conceptuele basis niet altijd als afzonderlijk vak zichtbaar is. Ook de afstemming van curricula kan lastig zijn, omdat de afzonderlijke eenheden niet altijd kunnen worden onderscheiden. Dit kan bij (internationale) samenwerking problemen opwerpen. Hier moesten oplossingen voor gevonden worden. Ten slotte bleek uit omgevingsanalyses dat hogescholen meer en meer diverse instroom kunnen verwachten en tegelijkertijd het studiesucces moeten verbeteren en de kwaliteit moeten waarborgen. Dit vereiste flexibilisering van het onderwijs. Tijdens de gesprekken met studenten en docenten kwam als punt van zorg naar voren dat het onderwijs te veel extensiveert. Onderwijs moet geen 'doe-het-zelf, doe-het-elders'-onderwijs worden. Het ontwikkelde onderwijsprofiel heeft inmiddels geleid tot standaarden en uitgangspunten die gereed zijn voor 'toetsing en beoordeling', 'theoretisch fundament van een opleiding' en 'flexibilisering van onderwijs'. Hiermee heeft de hogeschool al stappen gezet om een aantal risico's van competentiegericht leren weg te nemen. De implementatie hiervan is ingezet maar, naar de mening van de hogeschool, nog lang niet voltooid. De arbeidsmarktpositie van de afgestudeerden van Hogeschool Utrecht is over het algemeen goed. Dit houdt in dat eind 2005 95,4% van de afgestudeerden een passende functie had gevonden. Voor 90% van hen was de zoektermijn minder dan drie maanden. Ook blijkt de inhoudelijke aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt gunstig te zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 7
Ongeveer 79% van de afgestudeerden zou opnieuw dezelfde opleiding kiezen. Daarnaast gaf 84% van de afgestudeerden aan de initiële opleiding te beschouwen als een goede basis om verder te studeren. Tegelijkertijd vond bijna de helft van de ondervraagden echter dat zijn opleiding te weinig diepgang had. De signalen van studenten over het gebrek aan theorie en reflectie heeft de hogeschool ter harte genomen bij de organisatie van het onderwijs en de communicatie hierover naar de belanghebbenden (Strategisch Plan Hogeschool Utrecht 20072012). In onderhavig rapport worden de activiteiten van de bacheloropleiding Pedagogiek uiteengezet. Bachelor opleiding Pedagogiek Zoals reeds aangegeven maakt de bacheloropleiding Pedagogiek deel uit van het Instituut voor Ecologische Pedagogiek (Instituut) van Hogeschool Utrecht. Het Instituut is een samenwerkingsverband van de Faculteit Educatie (FE) en de Faculteit Maatschappij & Recht (FMR) en is per 1 januari 2009 in het geheel organisatorisch en logistiek gepositioneerd bij de FMR. De deeltijd bachelor- en masteropleidingen van het Instituut vielen tot 1 januari 2009 onder de Faculteit Educatie (FE) en de voltijd bacheloropleiding onder de Faculteit Maatschappij & Recht (FMR). Het Instituut verzorgt sinds september 2006 de voltijd bacheloropleiding Pedagogiek en de deeltijd masteropleiding (Ecologische) Pedagogiek en sinds september 2007 de deeltijd bacheloropleiding Pedagogiek. Dit betekent voor de bacheloropleiding dat de eerste voltijdstudenten die het gehele opleidingstraject hebben gevolgd afstuderen in 2010. Voor de deeltijd opleiding is dit in 2011. Medio 2008 is besloten dat het IEP (Instituut voor Ecologische Pedagogiek) per 1 januari 2009 organisatorisch en logistiek onderdeel is van de FMR. Het IEP is daarmee een instituut binnen de door de HU gestelde kaders. In het plan van aanpak wordt aangegeven wat het Instituut zich binnen dit voor haar nieuwe organisatorische kader tot doel stelt en op welke wijze dit wordt vormgegeven. Doelen van het management vanaf de oprichting van het Instituut zijn: op basis van o.a. de principes van het “Levend Leren” en vanuit een integrale visie op de relatie onderwijs, jeugdzorg en –welzijn, synergie tot stand te brengen tussen de medewerkers van de FMR en de FE; het realiseren van een instituut dat voldoet aan de verwachtingen van het beroepenveld, waarbij de opleidingen voldoen aan de eisen die de NVAO stelt (externe oriëntatie); aandacht voor de inhoud van de opleidingen, kennisontwikkeling en kenniscirculatie; verantwoordelijkheid voor de interne organisatie, vormgeven van het interfacultair karakter van het Instituut. In het plan van aanpak zijn de volgende uitgangspunten benoemd: een eigen identiteit waarmee als eenheid naar buiten wordt getreden; - een gezamenlijke invulling van het opleidingsconcept: op basis van de principes van “Levend Leren” worden professionals opgeleid, die opvoedingsvragen begeleiden vanuit een integrale visie op de relaties onderwijs, jeugdzorg en –welzijn; organisatorisch en logistiek onderdeel van de FMR, waarbij binnen het interfacultaire karakter van het Instituut ook gebruikgemaakt kan worden van faciliteiten van de FE (waarover in financiële zin afspraken gemaakt moeten worden); veelvuldige uitwisseling en samenwerking met alle instituten van de FMR en de FE en mogelijk met andere faculteiten van de HU. Het IEP kent elf kenmerken die niet los van elkaar staan, maar een vloeiende en ecologische verbinding en beïnvloeding kennen: Interfacultair Instituut Ecologische Pedagogiek; studenten Ecologische Pedagogiek, coaches Ecologische Pedagogiek; pedagogisch opleidingsconcept; lectoraat; landelijke spreiding; regionale dwarsverbanden; werkplek; pedagogisch perspectief; internationale positionering; en doorbreken van rollen. Deze kenmerken zijn onderschreven door de faculteitsdirecties van de FMR en de FE, de instituutsdirectie, het opleidingsmanagement en de medewerkers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 8
In het plan van aanpak zijn de volgende aandachtsgebieden nader uitgewerkt: beleid en strategie, organisatie en voorzieningen, onderwijs, kenniscentra, personeel, financiën, interfacultaire samenwerking en marketing & communicatie. De Utrechtse bacheloropleiding Pedagogiek wil de maatschappelijke integratie en participatie van kinderen en jongeren in het algemeen en van risicokinderen en -jongeren1 in het bijzonder actief bevorderen. Daarbij hanteert de opleiding een integrale en ecologische pedagogische aanpak, gericht op persoonlijkheidsvorming, sociaal-culturele ontwikkeling, cultivatie van normbesef en sociaal gedrag. Binnen de opleiding ligt de nadruk sterk op leren samenwerken in een multidisciplinaire context en het leren verbinden van de (perspectieven van de) verschillende opvoeders van het kind. Hiermee sluit de opleiding aan bij de behoefte aan professionals die competent zijn in het verbinden van de verschillende opvoeders en het coördineren van de opvoeding(ondersteuning) die geboden wordt. Een behoefte die gesignaleerd wordt naar aanleiding van onderzoek van onder andere Mischa de Winter (2001) en Operatie Jong (2004) en die door de opleiding het “gat in de pedagogische infrastructuur” genoemd wordt. De opleiding heeft tot doel professionals op te leiden die kunnen bijdragen aan het dichten van dit gat. De opleiding is gericht op het tot stand brengen van integraal denken en beroepsmatig handelen van studenten met betrekking tot de opvoeding in de thuis- en schoolsituatie en het derde milieu (buurt en vrije tijd). Men leidt studenten dan ook op tot een breed geschoolde professional die ook op een specifiek terrein gedifferentieerd weet te opereren (Verweij-Jonker Instituut2). Om dit te realiseren worden zij opgeleid vanuit de ecologische visie. Ecologische visie De opleiding onderscheidt zich van andere pedagogiekopleidingen in Nederland door haar ecologische benadering van pedagogische vraagstukken. Binnen de ecologische benaderingswijze wordt uitgegaan van een voortdurende wisselwerking tussen de mens en de wereld die haar omgeeft. Men gaat er vanuit dat de betekenis die mensen aan een gebeurtenis geven, niet voor iedereen hetzelfde is, maar afhankelijk is van het perspectief dat iemand hierop heeft. In de opleiding leren de studenten daarom om (pedagogische) vraagstukken vanuit verschillende perspectieven te bekijken: het perspectief van bijvoorbeeld ouders, jeugdzorg, school en dat van het kind. Alle perspectieven verschillen van elkaar. Studenten leren nieuwsgierig te zijn naar ieders perspectief, de verschillende perspectieven te onderzoeken en in het praktisch handelen vooral gericht te zijn op het verbinden van de verschillende perspectieven, wat de opvoedingscontext van het kind/de jongere ten goede zal komen. Niet één theorie zal een verklaring geven voor alles. Zo wordt vanuit het ene perspectief misschien een probleem gezien, terwijl vanuit een ander perspectief mogelijkheden kunnen worden ontdekt. De ecologische pedagogiek gaat uit van een complexe kijk waarbij sprake is van verbondenheid binnen - en tussen alle dimensies. In een complex systeem heeft het één gevolgen voor het groter geheel. Naast het verwerven van theoretische kennis, praktische vaardigheden en competenties en het leren doen van verschillende soorten praktijkonderzoek gaat er in de opleiding ook nadrukkelijk aandacht uit naar de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de student. De opleiding positioneert zich landelijk als bacheloropleiding Pedagogiek met een ecologische invalshoek. De opleiding is intensief betrokken geweest bij de organisatie en de inhoudelijke invulling van de landelijke studiedagen op 5 en 6 oktober 2009 ‘Grenzeloze Pedagogiek’ van de Vereniging tot Bevordering van de Studie der Pedagogiek (VBSP).
1
2
Risicokinderen en –jongeren zijn kinderen en jongeren waarbij opvoeding en onderwijs niet “vanzelfsprekend” verloopt. De Bruin, K., Duyvendak, J.W., Boonstra, N. & Plemper, E. (2004). Toekomstverkenning van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verweij-Jonker Instituut.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 9
In het Landelijk Platform Pedagogiek (LPP) brengt zij het standpunt naar voren om de problematiek van kinderen vanuit meerdere perspectieven te beschouwen. Door haar centrale ligging maar vooral ook door de positieve waardering van de studenten en het werkveld heeft de opleiding in korte tijd een zeer positief imago opgebouwd dat veel studenten aantrekt. Dat blijkt onder andere uit de belangstelling voor de voltijd variant (in 2009-2010 numerus fixus van 240 studenten) en uit de groei van de instroom voor de deeltijd variant (van 60 in 2007/2008 naar 106 in 2008-2009). Op 1 oktober 2008 telde de opleiding 663 studenten, waarvan 515 voltijd- en 148 deeltijdstudenten. De opleiding heeft een marktaandeel van 9% (2008). Deze snelle groei vraagt veel aandacht op inhoudelijk en organisatorisch gebied. De afgelopen jaren stonden daarom de uitvoering en de verdere ontwikkeling van de opleiding centraal. Daarnaast is veel energie gaan zitten in de organisatorische inbedding binnen HU (plan van aanpak jan. 2009). Naast de verdere inhoudelijke ontwikkelingen zal de bacheloropleiding Pedagogiek zich nu verder gaan richten op de borging van de kwaliteit en de verdere ontwikkeling van de contacten met het werkveld, onder andere via de Beroepenveldcommissie die sinds november 2008 actief is. Lectoraat Het auditteam heeft van de directies FE (Faculteit Educatie) en FMR (Faculteit Maatschappij & Recht) een schriftelijke bevestiging ontvangen van de voorbereiding van een nieuw lectoraat ‘Maatschappelijk opvoeden’. Dit lectoraat zal voor de opleidingen de rol en de plaats overnemen van het lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’, dat in september 2010 komt te vervallen. Het auditteam acht de oprichting van het lectoraat ‘Maatschappelijk Opvoeden’ van groot belang voor de beroepsoriëntatie van de studenten en het op een hoog peil houden en wellicht op een hoger peil brengen van de opleidingen ecologische pedagogiek. De samenwerking tussen de FE en de FMR in het algemeen en tussen de faculteiten en het Instituut voor Ecologische Pedagogiek in het bijzonder richt zich op het thema ‘Onderwijs en Opvoeding’. Het speerpunt hierbij is ‘wijkgericht werken’. Het instituut zal een sterke schakel worden in de verbinding tussen de verschillende opvoedingsmilieus en intensief samenwerken met de diverse actoren. De opleidingen ecologische pedagogiek gaan binnen dit nieuwe lectoraat dan ook een belangrijke plaats innemen. De praktijkgerichte wetenschappelijke inbedding, de ecologische pedagogiek en het onderliggende onderwijsconcept van het Instituut voor Ecologische Pedagogiek zijn georganiseerd en geborgd in het Kenniscentrum Educatie van de Faculteit Educatie in het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Faculteit Maatschappij & Recht. Voorts heeft het auditteam kennisgenomen van het lectorenplan dat voortbouwt op de in april 2008 verschenen notitie Kenniscentrum Sociale Innovatie ‘visie en vormgeving’. Het Instituut voor Ecologische Pedagogiek benadrukt met name de rol die lectoren en kenniskringen hebben om onderzoek(sresultaten) ten goede te laten komen aan docenten, studenten en het onderwijs. Dit blijkt onder meer uit de ontwikkeling van minoren, de begeleiding van docenten en de ontwikkelen van masterprogramma’s en uitstroomprofielen. Op dit moment zijn er binnen de opleidingen een vijftal lectoraten actief. Het lectorenplan zal in de loop van 2010 verder uitgebouwd en gepreciseerd worden. (Zie ook facet 2.1).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 10
4.
TOETS NIEUWE OPLEIDING EN INTERNE AUDIT
Het auditteam heeft de resultaten van het adviesrapport Toets Nieuwe Opleiding (september 2004) en het besluit NVAO (februari 2005) bestudeerd. Door de opleiding is in de Management Review per aandachtspunt de stand van zaken weergegeven met een verwijzing naar de betreffende passage: Literatuur voor deelterreinen nauwkeuriger beschrijven Inmiddels is een gedegen kennisbasis met bijbehorende literatuur uitgewerkt (zie hoofdstuk 2);
Het is een zware opleiding, ook als de eisen voor ‘onderzoek’ naar beneden worden bijgesteld Ofschoon het eerste cohort studenten nog niet is afgestudeerd en het uiteindelijke rendement nog niet bepaald kan worden is er geen grote uitval van studenten;
Zorg voor een sterke(re) verbinding met het beroepenveld i.v.m. het afstemmen van de ‘taal’ De afstemming met het werkveld heeft tot nu toe vooral plaats gevonden via contacten met (stage) instellingen en organisaties waarbinnen studenten praktijkopdrachten uitvoeren of in werkzaam zijn (deeltijdopleiding). Sinds het najaar van 2008 is er ook een Beroepenveldcommissie;
Er zijn (accent)verschillen die de deeltijd variant vraagt ten opzichte van de voltijd variant Uit de Management Review blijkt dat er duidelijke verschillen zijn tussen de voltijd- en de deeltijdopleidingen qua programma (zie hoofdstuk 2). Dat is ingegeven door het feit dat iedere variant bij een andere doelgroep aansluit;
Docent/studentratio De docent/studentratio bedraagt 1:27. Dit is conform de norm in de meerjarenbegroting en passend bij een opleiding in deze fase van ontwikkeling;
Logische samenhang in het programma In hoofdstuk 2 wordt zowel de inhoudelijke als de didactische samenhang van het programma beschreven. Na enige aanpassingen (op basis van evaluaties van studenten, docenten en management) is een evenwichtig programma ontstaan met een duidelijke didactische en inhoudelijke lijn. Voor een beschrijving van deze lijnen wordt verwezen naar facet 2.3.
De NVAO voegde hier in haar besluit (februari 2005) de volgende aanbeveling aan toe: bouw de ecologische visie verder uit in de theorie- en praktijkcomponent van de opleiding. De opleiding geeft hierbij aan dat het werken vanuit de ecologische visie in de opleiding inmiddels als een beoordelingscriterium is opgenomen. Daarnaast wordt de student al bij aanvang bewust gemaakt van het eigen perspectief op opvoeden en nieuwsgierig gemaakt naar de perspectieven van anderen op dit gebied, een voorwaarde om op ecologisch pedagogische wijze te kunnen werken. Tevens heeft het auditteam kennisgenomen van de uitkomsten van de interne audit die in juni 2008 heeft plaatsgevonden. Ook hier is door de opleiding in de Management Review per aandachtspunt de stand van zaken weergegeven met een verwijzing naar de betreffende passage: Kennisbasis Dit is verder uitgewerkt en komt aan de orde in hoofdstuk 2;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 11
Rol van lectoren in de opleiding Inmiddels komt de samenwerking met de kenniscentra tot stand en wordt komend jaar verder uitgebouwd; Studielast Dit komt aan de orde bij facet 2.4; Het coachen van instromers in het tweedejaar door derdejaars In 2008-2009 is in de voltijdopleiding het initiatief ontwikkeld om derdejaars studenten instromende tweedejaars te laten coachen. De instromende studenten gaven echter aan hier geen behoefte aan te hebben. De deeltijdopleiding is in 2008-2009 gestart met verticale leerteams waarin ouderejaars nieuwe studenten ondersteunen; Mannelijke studenten en allochtonen bij de voltijd De wens is om meer mannelijke studenten en allochtone studenten te interesseren voor de voltijd opleiding. Dit is nog steeds een aandachtspunt (zie paragraaf 2A.5 Instroom); Klikmomenten voor leerteams bij de voltijd Er is een klikmoment waarbij studenten kunnen veranderen van leerteam. Dit wordt beschreven in paragraaf 2A.3. In de studiehandleidingen van de leerteams staat de gang van zaken rondom de klikevaluatie uitgebreid beschreven. In het studiejaar 2008-2009 hebben een viertal studenten inderdaad het verzoek ingediend om te wisselen van leerteam omdat er geen klik werd ervaren. Deze verzoeken zijn allen gehonoreerd; Personeelsplan, inwerkplan Hierbij wordt verwezen naar hoofdstuk 3; Digitaal portfolio In de voltijd opleiding wordt al vanaf de start in 2006 gebruikgemaakt van een digitaal portfolio.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 12
5.
AUDITTEAM
De audit heeft plaatsgevonden op 5 november 2009. Het programma van de audit is opgenomen in Bijlage IV. Het auditteam voor de opleiding Pedagogiek was als volgt samengesteld:
werkveld
voorzitter Drs. W.G. van Raaijen, partner/ directeur Hobéon groep, voorheen onder andere rector aan het Luzac College vakdeskundige Prof. dr. H. Letiche, vanaf 1999 Research Professor Organisatietheorie en Bijzonder Hoogleraar ‘Meaning in Organisation’ en Programmadirecteur Phd/DBA van de Universiteit voor Humanistiek werkvelddeskundige H.G. Korfage ME, pedagoog, vestigingsmanager van de Pabo in Meppel en tevens lid van het managementteam Opleidingen Leraar Basisonderwijs hogeschoolbreed werkvelddeskundige Drs. R. Zunderdorp, directeur adviesbureau dat zich bezig houdt met beleidsonderzoek en –advisering, procesmanagement en bestuurskundig advies met focus op onderwijs- en kennismaatschappij, jeugdbeleid en zorg en welzijn student M. Bastings, vierdejaarsstudent Pedagogiek bij Hogeschool van Amsterdam secretaris Drs. L. Blom –van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur met focus op kwaliteitszorg binnen onder andere het Hoger Beroeps Onderwijs
vak / discipline
x
x
onderwijs
x
x
x
x
x
Audit en kwaliteitszorg x
Studentgebon den deskundigheid
x
x
x
x
Voor de curricula vitae: zie Bijlage III. Voor de beoordelingsprocedure, de werkwijze en de beslisregels: Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 13
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 14
DEEL 2 6. 1.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO ACCREDITATIEKADER Doelstellingen Opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen. Bevindingen Opleidingsprofiel en wijze van totstandkoming De opleiding hanteert als uitgangspunt voor haar opleidingsprofiel het “beroeps- en opleidingsprofiel voor de HBO-pedagoog” (Kuipers 2000, HBO-Pedagogiek Beroeps- en opleidingsprofiel). De opleiding sluit hiermee met haar doelstellingen, eindkwalificaties en inhouden aan bij de andere opleidingen HBO Pedagogiek in Nederland. De HBO-pedagoog heeft volgens dit profiel in het algemeen een indirecte relatie met de ontvanger van opvoeding. Dit betekent dat hij professionele opvoedingsondersteuning geeft ofwel door voorlichting, advisering en begeleiding van diegenen die direct betrokken zijn bij de opvoeding van jeugdigen ofwel door zorg te dragen voor de ontwikkeling van pedagogisch beleid en voor onderlinge afstemming bij het vervullen van opvoedende taken. In het najaar van 2008 is een nieuw opleidings- en competentieprofiel aangenomen door de hbo bacheloropleidingen Pedagogiek die zijn verenigd in het LPP (Landelijk Platform Pedagogiek). Dit profiel is de vertaling van de publicatie “Vele takken, één stam”, waarbinnen een inhoudelijk kader en de generieke eindkwalificaties worden geschetst voor de verschillende sociaal-agogische opleidingen in Nederland (Opvoedingsrelaties versterken LPP, juni 2005/ november 2008). De opleiding neemt de tijd om in 2009/2010 het programma aan te passen op dit nieuwe profiel ten behoeve van 2010/2011. Een eerste aanpassing in het programma naar dit nieuwe inhoudelijk kader is reeds gemaakt. De opleiding kent een brede oriëntatie op het gehele terrein van de hbo -pedagoog. Binnen het eigen profiel van de Hogeschool Utrecht vindt de opleiding Pedagogiek het belangrijk om samen te werken met andere beroepsgroepen, die direct of indirect ook met pedagogische opgaven te maken hebben. Het opleidingsprogramma is daarop afgestemd. De profilering is gericht op het bevorderen van integraal denken m.b.t. opvoeding in de brede zin vanuit uiteenlopende perspectieven (Aanvraag NVAO, blz 5). Hiermee sluit de opleiding aan bij de conclusies van het Verweij-Jonker-instituut waarin een behoefte wordt gesignaleerd aan professionals die enerzijds generiek zijn opgeleid en anderzijds specifiek te werk kunnen gaan. De Utrechtse pedagoog wordt opgeleid om de vragen vanuit verschillende opvoedingsmilieus in onderling verband te brengen en de hierbij behorende pedagogische activiteiten op elkaar af te stemmen. Hiermee ligt de nadruk bij de opleiding op competenties die gericht zijn op praktische pedagogische ondersteuning. Dit houdt in dat de competenties afstemming bewerkstelligen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 15
tussen verschillende opvoedingscontexten en activiteiten behelzen gericht op preventie en opvoedingsondersteuning, integratie en participatie van jeugdigen in de samenleving met inbegrip van jeugdigen met beperkingen. De opleiding heeft negen algemene beroepscompetenties waar de Utrechtse pedagoog over moet beschikken uitgewerkt in drie segmenten, te weten: 1. methodisch werken met en voor cliënten; 2. werken in en vanuit een arbeidsomgeving; 3. werken aan professionalisering. Deze algemene competenties vormen de eindkwalificaties van de opleiding. Ze zijn uitgesplitst naar niveaus per studiejaar. In deze meer concrete uitwerking is de specifieke ecologischpedagogische visie van de opleiding herkenbaar. Door deze meer specifieke uitwerking van de kwalificaties zet de opleiding de studenten aan tot een onderzoekende houding in de beroepspraktijk met in achtneming van de eerder beschreven ecologische benadering. Ofschoon de pedagoog vanuit één van de onderstaande opvoedingsmilieus vertrekt, leren de studenten de verschillende milieus in ogenschouw te nemen en zoveel mogelijk te integreren. Het gaat hierbij om: het eerste milieu: de ouders (steunpunt voor opvoeding; centra voor jeugd en gezin; consultatiebureau; het tweede milieu: school ((speciaal) onderwijs; kinderopvang; brede school); het derde milieu: buurt en vrije tijd (buurtcentra; welzijnsorganisatie; jeugdzorg); het vierde milieu: de virtuele omgeving (tv, internet). In de opleiding komt het vierde milieu als onderwerp binnen verschillende onderwijseenheden aan bod. Zo wordt aandacht besteed aan de digitale vorm van vertellend leren. Afgestudeerden komen binnen het pedagogisch werkveld veelal terecht in ondersteunende en coördinerende functies. De opleiding onderscheidt hierbij vijf beroepstaken: 1. advisering en begeleiding van opvoeders 2. doorverwijzing van opvoeders en kinderen of minderjarigen naar gespecialiseerde hulpverleners 3. signalering van mogelijke problemen op pedagogisch terrein 4. coördinatie van werkzaamheden in- en tussen pedagogische basisvoorzieningen 5. beleidsvoorbereiding en –ondersteuning Actualisering profiel De opleiding borgt de aansluiting van de opleidingscompetenties op de landelijk vastgestelde competenties en op de actualiteit onder andere door deel te nemen aan het LPP (Landelijk Platform Pedagogiek). Daarnaast zijn er de driemaandelijkse bijeenkomsten van de Beroepenveldcommissie. Het auditteam heeft geconstateerd dat er in deze commissie gediscussieerd wordt over relevante onderwerpen zoals: verwachtingen van het beroepenveld van de hbo -pedagoog, werving van studenten en samenhang binnen het opleidingsprogramma. De commissie gaf aan in het nieuwe generieke beroepsprofiel het ‘levend leren’ en de ecologische component te missen. De opleiding heeft afgesproken medio maart 2010 op basis van onder andere de aanbevelingen van de Beroepenveldcommissie de huidige eindkwalificaties te herijken in het kader van het nieuwe beroepsprofiel. Voorts worden er als antwoord op het pleidooi van de gemeente voor meer casemanagers in het beroepenveld opdrachten geformuleerd waar studenten en docenten mee aan de slag gaan. Door op deze wijze te experimenteren met actuele problematiek wordt enerzijds de kennis van de opleiding bijgehouden, terwijl anderzijds de studenten zich ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 16
Internationalisering De opleiding wil de student voldoende toerusten om als verbindingspersoon te kunnen functioneren op microniveau (de individuele opvoedingssituatie), op mesoniveau (bijvoorbeeld de brede school) en op macroniveau (bijvoorbeeld de gemeente/overheid). Daartoe heeft de student op een aantal momenten in de opleiding de gelegenheid om ook buiten de Nederlandse maatschappij het pedagogische werkveld te verkennen. Zo zijn er voor de deeltijdopleiding mogelijkheden in België en Turkije en voor de voltijdopleiding in Engeland, de Verenigde Staten en België. Ook zijn er contacten gelegd met Denemarken (deeltijd). Er is specifiek gekozen voor samenwerking met organisaties, scholen en universiteiten in deze landen omdat in deze landen al gewerkt wordt met benaderingswijzen die goed kunnen worden geïmplementeerd in Nederland als antwoord op de vraag om een integraal werkende professional die goed in staat is verschillende opvoedingsmilieus met elkaar te verbinden en op elkaar af te stemmen. De beginnende beroepsbeoefenaar Het auditteam is op grond van bovenstaande en op basis van hetgeen zij heeft vernomen en gezien tijdens de audit van mening, dat de eindcompetenties van de opleiding geformuleerd op het derde niveau (startbekwaam) aansluiten bij het niveau van een startend pedagoog. Het auditteam is evenwel van mening dat het ecologische aspect van het profiel duidelijker in de doelstellingen opgenomen zou moeten worden. De bachelor- en de masteropleiding zijn beide ontstaan uit een voorganger van de masteropleiding. De cultuur van met name de voltijdopleiding, met instroom voornamelijk van havisten, verschilt van die van de deeltijdvarianten (bachelor en master). Hierdoor is een wat geleidelijker lijn te zien in de ontwikkeling van de ecologische aspecten in de voltijdopleiding. Opgemerkt kan worden dat het auditteam wel een enorme innovatiekracht heeft gezien om dit ecologieprofiel verder te ontwikkelen. Zowel stage-instellingen en andere organisaties waar studenten opdrachten uitvoeren als medewerkers die werkzaam zijn binnen de lectoraten hebben de opleiding te kennen gegeven dat zij van mening zijn dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de wensen uit de pedagogische praktijk. Dit betreft overigens nog niet het nieuwe opleidings- en competentieprofiel van de hbo -bacheloropleiding Pedagogiek (2008) dat door de LPP is aangenomen. Het nieuwe profiel is, zoals hierboven aangegeven, wel voorgelegd aan de Beroepenveldcommissie. Het nieuwe profiel is ook door de LPP voorgelegd aan de praktijk. Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding gerichte verbeteracties heeft geformuleerd gericht op het afstemmen van de opleiding op het nieuwe opleidings- en competentieprofiel van de LPP. In de deeltijdopleiding is in 2008/ 2009 hieraan een eerste invulling gegeven. Verdere invulling wordt in 2009/2010 vormgegeven. Tevens heeft het auditteam geconstateerd dat de Beroepenveldcommissie hierbij een actieve rol speelt. Doelstelling is om in het studiejaar 2010/ 2011 te werken vanuit het nieuwe profiel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 17
Facet 1.2. Niveau Bachelor
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen. Bevindingen: Toetsing van de eindcompetenties aan de Dublin Descriptoren De Utrechtse pedagoog moet beschikken over een aantal algemene beroepscompetenties, uitgewerkt in drie segmenten: 1. methodisch werken met en voor cliënten 2. werken in en vanuit een arbeidsomgeving 3. werken aan professionalisering. Segment 1: Competenties om methodisch te kunnen werken met en voor cliënten De Utrechtse pedagoog is in staat: een agogische en pedagogische relatie aan te gaan, te onderhouden en te beëindigen met een individu, groep en /of groter sociaal verband en op basis daarvan de kerntaken uit te voeren, die behoren tot het beroep van pedagoog; deze kerntaken op methodische wijze en op basis van sociaal wetenschappelijke, pedagogische, agogische en onderwijskundige kennis vorm te geven en uit te voeren door te laten zien dat hij in staat is planmatig, procesmatig, resultaatgericht en strategisch te werken en vanuit verschillende methodische benaderingen: o.m. vraaggericht, competentiegericht en systeemgericht; tot voortdurende evaluatie en bijstelling van zijn methodisch handelen en kan daarop reflecteren en zich daarover verantwoorden aan de hand van theoretische en normatieve kaders. Segment 2: Competenties om in en vanuit een arbeidsomgeving te kunnen werken De Utrechtse pedagoog is in staat: in en vanuit een arbeidsomgeving op professioneel niveau te functioneren in diverse rollen als collega, lid van een multidisciplinair team, werkbegeleider, coördinator en leidinggevende, als projectleider, als voorlichter, als leraar en als netwerker en als vertegenwoordiger van de organisatie in externe samenwerkingsverbanden; in en vanuit een arbeidsomgeving en op basis van gericht marktonderzoek en systematische evaluatie bij te dragen aan de vormgeving van beleid, de verbetering van de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening en de ontwikkeling van nieuwe producten; van toepassing zijnde financiële, beheersmatige, organisatorische, wettelijke en beleidsmatige kaders bij de uitvoering van zijn werk adequaat te hanteren. Segment 3: Competenties om te kunnen werken aan professionalisering De Utrechtse pedagoog: beschikt over een adequate beroepshouding, die tot uitdrukking komt in interactie met cliënten, collega’s leidinggevenden en externe partners, het vermogen tot kritische reflectie op het eigen beroepsmatig functioneren als ook over lerend vermogen , tot uitdrukking komend in het verantwoordelijkheid nemen voor de eigen professionele en loopbaanontwikkeling; kan bijdragen aan beroepsontwikkeling door ontwikkelingen in de samenleving, die samenhangen met opvoeden, vraagstukken van sociaal, pedagogisch en educatief beleid en wetenschappelijke kennis om te zetten in bruikbare toepassingen voor de beroepsuitoefening, door zelf onderzoek te verrichten, praktijktheorieën te ontwikkelen en bij te dragen aan de ontwikkeling van best practices;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 18
kan in woord en geschrift actief deelnemen aan de (internationale) maatschappelijke discussie over opvoedkundige vraagstukken en de maatschappelijke functie, identiteit en legitimiteit van de beroepsuitoefening van pedagogen.
Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding getoetst om te kunnen bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden) onderscheiden. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren in relatie gebracht met de eindkwalificaties van de opleiding. Hiermee toont de opleiding aan dat de eindkwalificaties van de opleiding Pedagogiek beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogenaamde Dublin Descriptoren. Voor de voltijdvariant heeft de opleiding dit als volgt uitgewerkt: Dublindescriptor Kennis en inzicht
Toepassen kennis en inzicht
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
Kwalificaties bachelor
Relevante competenties
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; verkeert normaal gesproken op een niveau dat, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten bevat waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied noodzakelijk is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werkzaamheden of beroep aantoont, alsmede in het bezit van competenties gekenmerkt door het opstellen en staven van argumenten en het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) om zich een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op de overweging van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aangelegenheden. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie te doen die een hoog niveau van autonomie veronderstelt.
Competentie 3 Competentie 8
Competentie 1 t/m 3 Competentie 1 Competentie 6
Competentie 3 Competentie 5 Competentie 8
Competentie 4 Competentie 9 Competentie 3 Competentie 7
Voor de deeltijdvariant geldt: Kennis en inzicht Het aspect “kennis en inzicht” komt in alle eindkwalificaties naar voren. Het gaat hierbij om specifieke kennis per onderdeel, meer generieke kennis, kennis ten aanzien van het professionele denken en kennis op het gebied van onderzoek. De ontwikkeling en uitvoering van de Bacheloropleiding vindt plaats met hoog gekwalificeerde coaches (variërend van minimaal masterniveau of daarvoor studerend). Uitwisseling en kennisdeling vindt onderling plaats waarbij tevens regelmatig gesprek plaats vindt met collega’s van andere opleidingsinstituten zoals het Seminarium voor Orthopedagogiek van de Faculteit Educatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 19
Ten behoeve van onderzoek wordt nauw samengewerkt met het Lectoraat “Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek”.
Toepassen kennis en inzicht Het aspect “toepassen van kennis en inzicht” komt door de onderzoekende kwaliteitsvraag in alle eindkwalificaties naar voren, maar met name in eindkwalificatie 1 t/m 3, 4 en 9. Alle onderzoeken zijn gebaseerd op een vraagstelling komende uit persoonlijke/professionele interesse en gericht op de dagelijkse praktijk. Studenten wordt gevraagd om zoveel mogelijk te communiceren met professionals over hun onderzoek. Studenten presenteren zowel hun ‘propedeuse – proof’ als ook hun ‘bachelor praktijkgerichte eindonderzoek’: implementatie van ‘pedagogisch handelen’ in de DEERA (Dutch Ecological Educational Research Association). Dit laatste is een initiatief van het lectoraat “Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek” waarin de opleiding participeert. Tijdens de DEERA zijn naast familie en bekenden van studenten ook vertegenwoordigers van het werkveld aanwezig. Oordeelsvorming Het aspect “oordeelsvorming” komt met name naar voren in eindkwalificatie 3, 5 en 8. In onderdelen van het portfolio komt het onderdeel oordeelsvorming in de vraag naar reflectie naar voren. In het leerlandschap is een scala van theorieën en modellen in de kaders van de leerdomeinen en uitstroomprofielen opgenomen. Van studenten wordt verwacht dat zij hierin keuzes maken in relatie met hun praktische context. Daarbij wordt beroep gedaan op hun kritisch vermogen, oordeelsvorming en reflectievermogen. Leerteambijeenkomsten, gesprekken met de coach, reflecteren / feedback geven, ontvangen en het voortdurend onderzoekend bezig zijn geven studenten mogelijkheden te over om het aspect oordeelsvorming te ontwikkelen. Communicatie Het aspect “communicatie” komt expliciet naar voren in de eindkwalificaties 2, 4, 6 en 9. Met name in het gekozen uitstroomprofiel kan de student de eigen kennis en inzichten uit wisselen met het werkveld waarmee hij zich kan profileren naar dat betreffende werkveld. Communicatie is een wezenlijk onderdeel van het functioneren als verbindingspersoon in de beroepspraktijk. In leerteambijeenkomsten wordt hier een beroep op gedaan als “oefenplek” voor de werkelijke werksituatie. De opleiding faciliteert digitale communicatie binnen het elektronisch platform Sharepoint. Leervaardigheden Het aspect “leervaardigheden” komt expliciet naar voren in eindkwalificatie 3, 6 en 7. Verder komt het nadrukkelijk naar voren in het portfolio, de leer- en communicatiekwaliteiten en het leerlandschap waar naast het product ook het proces van leren en de performance van het geleerde aandacht krijgt. Vanwege het feit dat de deeltijd later is aangevangen en als een eerste een slag heeft gemaakt richting het nieuwe beroepsprofiel is er een verschil in uitwerking te zien tussen voltijd en deeltijd opleiding. De koppeling met de Dublin Descriptoren wordt door de opleidingsmanagers naar aanleiding van het nieuwe opleidings- en competentieprofiel van de LPP ten behoeve van de studiegids 2010/ 2011 vóór mei 2010 geactualiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 20
Facet 1.3. Oriëntatie hbo
De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs Zie facet 1.2. Beroepsonderwijs Zie facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 21
2.
Programma
Facet 2.1. Eisen hbo
Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Lectoraat Kennisontwikkeling binnen de opleiding wordt ook versterkt door de samenwerking met de lectoraten van de hogeschool. Zoals in de inleiding is beschreven heeft het auditteam van de directies FE (Faculteit Educatie) en FMR (Faculteit Maatschappij & Recht) een schriftelijke bevestiging ontvangen van de voorbereiding van een nieuw lectoraat ‘Maatschappelijk Opvoeden’. Dit lectoraat zal voor de opleiding de rol en de plaats overnemen van het lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’, dat in september 2010 komt te vervallen.
Het auditteam acht de oprichting van het lectoraat ‘Maatschappelijk Opvoeden’ van groot belang voor de beroepsoriëntatie van de studenten en het op een hoog peil houden en wellicht op een hoger peil brengen van de opleidingen ecologische pedagogiek.
Voorts heeft, zoals vermeld, het auditteam kennisgenomen van het lectorenplan dat voortbouwt op de in april 2008 verschenen notitie Kenniscentrum Sociale Innovatie ‘visie en vormgeving’. Op dit moment zijn er ten behoeve van de opleidingen vijf lectoraten actief, te weten: Lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’ Dit lectoraat ontwikkelt en test een dynamische (zich zelf steeds vernieuwende) competentiegerichte opleidingsmethodologie en (algemene) opleidingsdidactiek; Lectoraat ‘Sociaal beleid, innovatie en beroepsontwikkeling’ Dit lectoraat is gericht op de ontwikkeling en uitvoering van lokaal sociaal beleid, integrale aanpakken waaronder jeugdbeleid en samenwerking tussen onderwijs en welzijn; Lectoraat ‘Spel’ Hier ligt het accent vooral op het onderzoeken van de onderwijsleeromgeving van de doelgroep en de wijze waarop de leerkracht een stimulerende rol kan spelen; Lectoraat ‘Werken in een justitieel kader’ Dit lectoraat is gericht op de professionalisering van het werken in een justitieel kader. Hiermee wordt het werk in de niet-vrijwillige hulpverlening bedoeld, zoals dat van gezinsvoogden, jeugdbescherming, reclassering, Tbs-klinieken, begeleiding en re-integratie van gevangenen; Lectoraat ‘Participatie en maatschappelijke ontwikkeling’ Dit lectoraat doet onderzoek naar wat gedaan kan worden om de participatie van burgers in de Nederlandse samenleving te bevorderen en naar de rol van sociale professionals daarbij.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 22
Internationalisering Op het gebied van internationalisering liggen er meerdere lijnen, te weten met de Verenigde Staten, Engeland, Turkije, België en Canada. In de praktijk blijkt dat vooral de voltijders hier gebruik van maken. Deeltijders kunnen zich, in verband met hun werkzaamheden, moeilijk vrij maken om naar het buitenland te gaan. Ook zijn er contacten met de McGill University in Canada en maakt de deeltijdopleiding gebruik van buitenlandse gastcoaches. Voor een goede inbedding wordt ervoor gezorgd dat er aangesloten wordt op het internationaliseringsbeleid van HU en FMR. Voltijd Vakliteratuur Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding voor de kennisontwikkeling van de studenten gebruik maakt van actuele en relevante, voornamelijk Nederlandstalige, (vak)literatuur. Naast de verplichte vakliteratuur (kennisbasis) wordt in veel onderwijseenheden ook vakliteratuur aanbevolen gericht op persoonlijke leervragen van studenten. De vakliteratuur wordt jaarlijks vastgesteld door de zgn. inhoudelijk coördinatoren. Deze bestuderen hiertoe met een klein team van docenten nieuw uitgebrachte vakliteratuur en monitoren of er ontwikkelingen zijn in de werkpraktijk die in het leerlandschap moeten worden opgenomen. Er zijn diverse onderwijseenheden waarin het opbouwen van een kennisbasis de primaire doelstelling is. Deze kennisbasis wordt door het bestuderen van vakliteratuur en hoorcolleges gerealiseerd. Interactie van studenten en docenten met het werkveld Het auditteam heeft geconstateerd, dat de studenten en de coaches van de opleiding op verschillende manieren in contact zijn met het werkveld waardoor de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden door de studenten voldoende geborgd is. Door de verschillende contacten met het werkveld zorgen de coaches van de opleiding er ook voor dat het programma actueel is en blijft. Praktijkgerichte cases In de opleiding wordt binnen vrijwel alle onderwijseenheden gebruik gemaakt van casusmateriaal. Bij voorkeur wordt er gewerkt aan opdrachten vanuit het werkveld, die worden ingebracht bij het praktijkbureau of worden ontleend aan de werkpraktijk van gastdocenten. Zo worden studenten in de onderwijseenheid ‘Beleid’ gevraagd in het provinciehuis voorstellen te verdedigen die het gebeuren binnen casus ‘Savanna’ tot het verleden kunnen maken (Savanna werd vermoord door haar opvoeders terwijl vele hulpverleners werkzaam waren binnen het gezin) en wordt binnen de onderwijseenheid ‘Coördineren’ gewerkt aan een casus die is voorgelegd door welzijnsorganisatie ‘Portes’. Daar waar de student niet direct aan werkelijke praktijkopdrachten kan werken worden deze (virtueel) gesimuleerd. Het casusmateriaal zet de student aan tot een ecologisch-pedagogische benaderingswijze en werkwijze die aansluiten bij de concrete werkpraktijk van de pedagoog in deze tijd en maatschappij en daagt de student uit tot het ontwikkelen van kunde en kennis. Vanuit concrete opdrachten en casussen wordt ook een kennisbasis ontwikkeld in de zgn. werkplaatsen, waarin praktijk en theorie direct met elkaar verbonden worden. Samen met de beroepspraktijk wordt gewerkt aan geïntegreerde opdrachten, waarbij de student expliciet gestimuleerd wordt om aan actuele en relevante maatschappelijke thema’s te werken. Hiervoor werd reeds de samenwerking genoemd met Portes. Daarnaast zijn er samenwerkingsverbanden met een pleegzorginstelling in Utrecht, een landelijke stichting voor mensen met een beperking, een welzijnsorganisatie in Friesland, scholen en organisaties in Engeland en de Verenigde Staten en gemeente en provincie. Ook komen actuele vraagstukken op het gebied van beleid en coördinatie veelvuldig aan de orde en leert de student een kritisch, onderzoekende houding aan te nemen, ondermeer door zelf onderzoek te leren doen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 23
Het reflectief vermogen en de eigen beroepsontwikkeling nemen een prominente plek in binnen het curriculum. Zo is vanuit de provincie en gemeente bij de opleiding aangeklopt met vragen en opdrachten die kunnen worden omgezet in leeropdrachten voor de studenten. Naast de eerder genoemde opdracht in het provinciehuis is het project Lokaal Bokaal een ander voorbeeld. Hierbinnen reiken studenten samen met minister Rouvoet een prijs uit aan de gemeente die het best aan jeugdbeleid doet. Op dit moment wordt een breder beleid ontwikkeld om opdrachten en vragen vanuit het werkveld zodanig te beantwoorden dat er contractactiviteiten gecombineerd worden met leeropdrachten om een goede doorstroom naar het werkveld voor studenten te bewerkstelligen. Dit beleid past binnen een algeheel beleid op faculteits- en HU-niveau waarin de hogeschool zich steviger gaat profileren als kennisorganisatie.
Stages In de stages werkt de student in principe aan alle eindkwalificaties. Per leerjaar zijn de eindkwalificaties omgezet in leerdoelen, die een toenemende zelfstandigheid en zelfmanagement vragen en werkt de student aan taken die een toenemende complexiteit vragen. Stage eerste jaar De stage in het eerste jaar (6 EC) is belangrijk als eerste oriëntatie. Het is de bedoeling dat de student door de stage een realistisch beeld krijgt van het beroep van de pedagoog en zijn eigen mogelijkheden. De werkplek is een arbeidsomgeving waarin de student rechtstreeks in pedagogische zin met kinderen (opvoeders) werkt. Centraal staat het planmatig en procesmatig werken met kinderen en het ontwerpen van eenvoudige pedagogische en educatieve activiteiten. De student doet dus veel ervaring op in de opvoedersrol. Eigen ervaring in het (mede)opvoeden is namelijk essentieel om andere opvoeders te kunnen ondersteunen. Daarnaast leert de student te functioneren binnen een arbeidsorganisatie, te reflecteren op zijn beroepsmatig functioneren en zichzelf te evalueren en te beoordelen. Stage tweede jaar In het tweede studiejaar draait het veel meer om de kerntaken van de pedagoog. Het accent van deze stage (10 EC) ligt op het werken met opvoeders zoals ouders, vrijwilligers, peuterleidsters en leerkrachten. Daarnaast is de student voortdurend bezig met het verwerven van de eindkwalificaties en werkt hij toe naar grotere verantwoordelijkheid in meer complexe situaties. Gedurende dit stagejaar maakt de student een keuze voor een specifieke beroepspraktijk in het licht van het studietraject in de afstudeerfase. Als hij al een idee heeft van het werkveld waarbinnen hij zich wel specialiseren als pedagoog, dan krijgt hij het advies om een stageplaats te zoeken binnen dit werkveld. Stage derde jaar In het derde jaar (40 EC) werkt de student toe naar het uitvoeren van de kerntaken op het niveau van een beginnend professional. De student loopt stage binnen het gekozen uitstroomprofiel en werkt aan alle zes de beroeptaken. In de derdejaarsstage wordt de student ook uitgedaagd steeds meer ecologisch te werken. Dit houdt in dat hij de verschillende opvoedingsmilieus en verschillende perspectieven en overtuigingen met elkaar tracht te verbinden. Met deze opbouw is de student in staat om met steeds groter wordende zelfstandigheid aan steeds complexere taken te werken. De opleiding heeft coaches in dienst met recente ervaring in het werkveld en coaches die naast hun baan voor de opleiding in een verwante beroepstak werkzaam zijn en gebruik maken van hun relatienetwerk. Coaches dragen in de rol van ontwikkelaar bij aan de actualisering van het studieprogramma en de studiematerialen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 24
Daarnaast maakt de opleiding gebruik van gastdocenten uit het werkveld en lectoren van binnen en buiten de HU, die eveneens borg staan voor inbreng van actuele kennis en inzichten (zie verder facet 3.1). Het auditteam heeft geconstateerd dat de Beroepenveldcommissie vanaf november 2008 goed van start is gegaan, maar dat hier nog een vertegenwoordiger in dient te participeren die gericht is op interventies en onderzoek. Uit de documenten en de gesprekken tijdens de audit blijkt dat er inhoudelijk gediscussieerd wordt over relevante onderwerpen. Er vindt tenminste drie maal per studiejaar overleg plaats met de Beroepenveldcommissie. Oordeel studenten Studenten geven aan tevreden te zijn met de inhoud en praktijkgerichtheid van de opleiding (STO 2008 en 2009). De opleiding vindt dat de verbanden met de beroepspraktijk verder geconcretiseerd kunnen worden en dat de lectoraten nog onvoldoende betrokken zijn bij de invulling van het curriculum. De opleiding gaat de verbanden met de beroepspraktijk verder concretiseren door vanaf 2010 1x per jaar te overleggen over de opleiding en relevante ontwikkelingen met de Beroepenveldcommissie uitgebreid met een aantal critical partners uit het werkveld. Het Instituut heeft een concrete verbeteractie geformuleerd om de betrokkenheid van de lectoraten bij het Instituut op meer structurele basis vorm te geven. Er zijn inmiddels vijf docenten van de bacheloropleiding bij het kenniscentrum betrokken. Deeltijd Vakliteratuur Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding voor de kennisontwikkeling van de studenten gebruik maakt van actuele en relevante, voornamelijk Nederlandstalige, (vak)literatuur. Tijdens de audit geven studenten aan ook Engelstalige literatuur te moeten lezen. In het werkboek ‘De Reisgids’ wordt per onderdeel een optioneel literatuuroverzicht gegeven. Daarnaast is er optionele literatuur beschikbaar voor de studenten via de digitale leeromgeving. De literatuurlijst en verwijzingen worden jaarlijks bijgesteld met recente vakliteratuur. Docenten houden hun vakliteratuur bij en passen die in binnen de werkplaatsdagen en het werkboek ‘De Reisgids’. Interactie van studenten en docenten met het werkveld Het auditteam heeft geconstateerd, dat de studenten en de coaches van de opleiding op verschillende manieren in contact zijn met het werkveld waardoor de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden door de studenten voldoende geborgd is. Door de verschillende contacten met het werkveld zorgen de coaches van de opleiding er ook voor dat het programma actueel is en blijft. De inhoud van de deeltijdopleiding wordt vormgegeven op basis van ontwikkelingstaken van (maatschappelijk) opvoeden, die gerelateerd zijn aan de eigen beroepssituatie van de student. De student wordt gestimuleerd om voor de oplossing van pedagogische vraagstukken niet alleen de specifieke pedagogische expertise te zoeken die hiervoor vereist is, maar om ook te zoeken en actief onderzoek te doen naar oplossingen vanuit een integrale ecologische benadering. Hij leert dus nadrukkelijk om over de grenzen van zijn eigen pedagogische vakinhoud te kijken. Studenten maken een startportfolio om na te gaan waar zij ‘staan’ aan het begin van de opleiding en welke accenten zij willen gaan leggen gedurende de opleiding. Vanaf de start van de opleiding worden alle onderdelen vanuit een onderzoekend kader benaderd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 25
Het onderzoek heeft alles te maken met de driepoot: de student in zijn eigen beroepspraktijk als professional, als lid van de organisatie en als persoon in ontwikkeling. De opleiding heeft coaches in dienst met recente ervaring in het werkveld en coaches die naast hun baan voor de opleiding in een verwante beroepstak werkzaam zijn en gebruik maken van hun relatienetwerk. Coaches dragen in de rol van ontwikkelaar bij aan de actualisering van het studieprogramma en de studiematerialen. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van gastdocenten uit het werkveld en lectoren van binnen en buiten de HU, die eveneens borg staan voor inbreng van actuele kennis en inzichten (zie verder facet 3.1). Voor wat betreft de werking van de Beroepenveldcommissie, het lectoraat en het oordeel van de studenten geldt hetzelfde als bij de hiervoor gegeven uiteenzetting van de voltijdvariant.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 26
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Voltijd Concretisering eindcompetenties Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding door middel van een dekkingsmatrix uiteenzet welke eindcompetenties in welke onderwijseenheden aan de orde komen. Zo borgt de opleiding dat de studenten door het hele programma te doorlopen alle eindcompetenties kunnen ontwikkelen. Na afronding van de opleiding zijn de studenten startbekwaam voor het vakgebied. Van aanvang tot eind van de opleiding is er een toenemende mate van zelfmanagement in het uitvoeren van leeropdrachten, zelfsturend leren en complexiteit in de opdrachten. Een eerstejaars krijgt nog veel ondersteuning in de vorm van begeleiding van zijn coach, door de docent of coach ontwikkelde opdrachten en voorgeschreven literatuur en websites. De opleiding leidt studenten zo op dat zij in het vierde studiejaar geheel zelfstandig aan hun competentieontwikkeling kunnen werken. Hiertoe wordt in de leerteams de student geleerd hoe zelfsturend te kunnen leren en gemonitord of de student op een evenwichtige manier aan alle eindkwalificaties werkt. Samen met de coach wordt een persoonlijk ontwikkelingsplan en leeragenda opgesteld die de student helpen aan alle eindkwalificaties te werken en de leerervaringen binnen onderwijseenheden en stages te verbinden aan algemene eindkwalificaties. De professionele groei van de studenten binnen de eindkwalificaties fungeert als rode draad in het curriculum. Deze wordt zichtbaar in de portfolio’s, in de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de studenten en in de assessments. De beroepspraktijk is het vertrekpunt voor het competentiegerichte curriculum. Het resultaat van de opleiding is dat studenten een adequaat beroepsproduct leveren. Dit vraagt een sterke relatie met de beroepspraktijk. Dit wordt in het binnenschoolse curriculum onder meer vormgegeven door te werken met authentieke opdrachten en casuïstiek uit de praktijk. Tijdens de stage worden de studenten geconfronteerd met (complexe) beroepsvraagstukken. Het programma van de propedeuse heeft een oriënterend karakter. De student maakt kennis met de beroepscontext in de breedte. De rol en taken van de pedagoog worden verkend vanuit het perspectief van verschillende opvoedingscontexten: thuissituatie, school en derde milieu. Tijdens de eerstejaars stage maken de studenten kennis met de opvoedersrol en reflecteren zij op hun ervaringen binnen deze rol om deze te verbinden met het perspectief van andere opvoeders. In het programma van het tweede studiejaar staat pedagogische begeleiding en advisering in uiteenlopende opvoedingscontexten centraal: de thuissituatie, de school en andere leefomgevingen van kinderen en jongeren krijgen integraal aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 27
De belangrijkste doelstelling van het tweede jaar is dat de student zich de beroepstaken van de pedagoog dusdanig eigen maakt dat hij deze in het derde jaar in de stagepraktijk kan uitvoeren. Halverwege het tweede jaar kiest de student voor een uitstroomprofiel. Het onderwijs binnen de uitstroomprofielen is toegespitst op het werk binnen een specifieke werksetting. Het onderwijs in het tweede semester bereidt daarmee voor op de derdejaarsstage die uiteraard binnen een specifieke werksetting plaatsvindt en leidt toe naar het majorprogramma in het vierde jaar. In het derde jaar loopt de student 3,5 dag per week stage, waarin hij werkt aan het zelfstandig uitvoeren van de beroepstaken van de pedagoog. In het derde jaar dient de student nadrukkelijk aan te tonen dat hij in staat is opvoedingvragen en problemen te benaderen vanuit een ecologisch-pedagogisch perspectief. Voor het vierde jaar geldt dat de student het eerste semester zal vullen met een minor van 30 EC. Het tweede semester werkt de student aan een afstudeeropdracht die bestaat uit het ontwikkelen van een methode, training of beleidstuk dan wel het uitvoeren van onderzoek voor een zelfverworven opdrachtgever. Binnen de opdracht wordt de student ook gevraagd een ethische onderbouwing te geven voor het project. Voor het vierde jaar geldt: Major De student kan kiezen uit afstudeerprogramma’s binnen verschillende uitstroomprofielen van telkens 30 EC. De uitstroomprofielen zijn: ¾ Opvoedingsondersteuning in de thuissituatie ¾ Orthopedagogische ondersteuning ¾ Opvoeden in en vanuit het onderwijs ¾ Opvoeding in en vanuit het derde milieu ¾ Jeugdparticipatie en jeugdcultuur De afstudeerprogramma’s staan in het teken van praktijkgericht onderzoek, methodiekontwikkeling of beleid van de hbo pedagoog en ethiek. De student kan de afstudeeropdracht passend in het persoonlijke ontwikkelingsplan invullen.
Minor: eigen profilering De student kan kiezen uit een aanbod van minors van 30 EC gericht op verdieping dan wel verbijzondering rond onderwerpen als b.v. ¾ Spelbegeleiding ¾ Video interactiebegeleiding ¾ Intensieve pedagogische thuisbegeleiding ¾ Sportpedagogiek ¾ Verdieping Onderwijspedagogiek ¾ Verdieping Orthopedagogiek ¾ Training en coaching ¾ Brede schoolsamenwerking ¾ Liberal Arts ¾ Flow ¾ Multimediale taalvaardigheden ¾ De derde verdieping ¾ De verbindende samenleving De student kan ook zelf een minor samenstellen in samenspraak met zijn coach en de jaarcoördinator en ter goedkeuring van de Examencommissie Er zijn ook minors afgestemd op: ¾ Doorstroom naar een master met een versterkt accent op onderzoek ¾ Internationale beroepsuitoefening.
Vertaling van de eindcompetenties naar niveaus en leerdoelen De opleiding heeft de negen eindkwalificaties per fase (eind propedeuse; eind hoofdfase; en startbekwaamheid) uitgewerkt in indicatoren voor achtereenvolgens: de complexiteit van de werkcontext; het zelfstandigheidniveau van de kandidaat; en de volledigheid van de eindkwalificatie. De daarvan afgeleide leerdoelen vormen het hart van de opleiding. In de studiehandleidingen van de afzonderlijke onderwijseenheden zijn achtereenvolgens de eindkwalificaties, de leerdoelen, de toets, de wijze van beoordelen, de inhoud en werkvormen, de studiepunten en benodigde literatuur uiteengezet. De studiehandleidingen zijn over het algemeen eenduidig van opzet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 28
Oordeel studenten Op basis van de evaluaties van studenten, docenten en werkveld concludeert de opleiding dat het programma een goede vertaling is van de eindkwalificaties en dat het de studenten een goede mogelijkheid biedt de eindkwalificaties te bereiken. Wel geven praktijkbegeleiders op de stage-instellingen aan dat ze de eindkwalificaties erg abstract en breed vinden, waardoor de beoordelingscriteria (die hier rechtstreeks van zijn afgeleid) soms wat moeilijk hanteerbaar zijn. Uit panelgesprekken met de studenten komt naar voren dat de student meer kennis behoeft die nodig is om te achterhalen of de ontwikkeling van een kind adequaat verloopt. Aan de hand van de uitkomsten van bovenstaande evaluaties heeft de opleiding de volgende verbeteracties concreet gemaakt: In juli 2010 is duidelijk of het programma bijstelling behoeft als de eindkwalificaties aangepast zijn aan het nieuwe opleidings- en competentieprofiel van de LPP; Daar de eindkwalificaties in dit nieuwe profiel concreter geformuleerd zijn, zal de opleiding daarmee aan de feedback van de praktijkbegeleiders tegemoet komen door de leerdoelen en daarmee beoordelingscriteria van de stages ook concreter te formuleren; Daarnaast is de kennisbasis op het gebied van ontwikkelingspsychologie en deviante ontwikkeling in het eerste en tweedejaarsprogramma in studiejaar 2009/ 2010 verzwaard. In de propedeuse wordt in de leerteams meer aandacht geschonken aan de verwerking van de geleerde kennis en in het tweede jaar wordt in de onderwijseenheden ‘adviseren en begeleiden’ en ‘signaleren en verwijzen’ één van beide podia expliciet gewijd aan het bestuderen van de ontwikkeling van het kind en het toepassen van deze kennis binnen deze beroepstaken. Tussentijds en aan het eind van komend studiejaar zal digitaal en in panelgesprekken worden geëvalueerd of de studententevredenheid op dit gebied is toegenomen. De studenten die het auditteam sprak zijn positief over de inhoud van het programma. Zij vinden het een goede zaak dat er nu meer kennisbasis is opgenomen in het eerste jaar, zodat iedereen nu op hetzelfde niveau qua kennis komt. Ook gaven zij aan dat er tijdens het derdejaars assessment kritisch op toegezien wordt dat studenten de theorie en de koppeling hiervan naar de praktijk toe beheersen. Wat betreft het principe van ‘levend leren’ in de leerteams in combinatie met het competentiegerichte onderwijs gaven zij aan het heel positief te vinden dat er de mogelijkheid is te specialiseren en eigen keuzes te maken. In de leerteams wordt veel nadruk gelegd op reflectie in combinatie met het werk op de stageplek. Dit, en het feit dat er veel stage wordt gelopen tijdens de opleiding leiden er toe dat de student na afstuderen weet wat voor soort professional hij is en het gevoel heeft echt wat te kunnen. Je komt jezelf, volgens hen, immers nergens zoveel tegen als in de praktijk. Het auditteam was ervan onder de indruk hoe zelfbewust deze studenten al overkwamen. Deeltijd Concretisering eindcompetenties Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding door middel van een dekkingsmatrix uiteenzet welke eindcompetenties in welke domeinen (reisbestemmingen) van het leerlandschap aan de orde komen. Zo borgt de opleiding dat de studenten door het hele programma te doorlopen alle eindcompetenties kunnen ontwikkelen. Na afronding van de opleiding zijn de studenten startbekwaam voor het vakgebied. Net als bij de voltijdvariant geldt ook hier dat van aanvang tot eind van de opleiding er een toenemende mate is van zelfmanagement in het uitvoeren van leeropdrachten, zelfsturend leren en complexiteit in de opdrachten. Bij de aanvang van de opleiding krijgt een student nog veel ondersteuning in de vorm van begeleiding van zijn coach, door de docent of coach ontwikkelde opdrachten en voorgeschreven literatuur en websites.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 29
De opleiding leidt studenten zo op dat zij in het laatste studiejaar in hoge mate zelfstandig aan hun competentieontwikkeling kunnen werken. De beroepspraktijk is het vertrekpunt voor het competentiegerichte curriculum. Het resultaat van de opleiding is dat studenten een adequaat beroepsproduct leveren. Dit vraagt een sterke relatie met de beroepspraktijk. Dit wordt in het binnenschoolse curriculum onder meer vormgegeven door te werken met authentieke opdrachten en casuïstiek uit de praktijk. Tijdens de stage worden de studenten geconfronteerd met (complexe) beroepsvraagstukken. Het programma van de propedeuse heeft een oriënterend karakter. De student maakt kennis met de beroepscontext in de breedte. De rol en taken van de pedagoog worden verkend vanuit het perspectief van verschillende opvoedingscontexten: thuissituatie, school en derde milieu. De propedeuse vangt aan met het samenstellen van een startportfolio en wordt afgesloten met een eindpresentatie in de vorm van een propedeuse-proof. De opleiding schetst de propedeusefase in een taartmodel, waarbij de verschillende lagen: domein, leerteam en werkveld in het onderzoek worden betrokken. De hoofdfase start met een Startassessment waarin de student verantwoording aflegt over de mate waarin de Leef- en werkkwaliteiten worden beheerst. De student schrijft vervolgens een verslag over de nog te verwerven (onderdelen van) competenties met daarbij een beschrijving van de manier waarop en de planning waarbinnen deze doelen kunnen worden behaald. In de hoofdfase wordt vervolgens onderzoek gedaan naar de pedagogische werkdomeinen en de zogenoemde beroepstaken. De domeinen uit de hoofdfase kunnen onderling verbonden worden: Opleiden; Signaleren & Verwijzen; Coördineren & Beleid; Adviseren & Begeleiden; Creatief-agogisch werken. Na een vijftal domeinonderzoeken wordt een middenassessment afgelegd, aan de hand waarvan opnieuw gereflecteerd wordt op de eigen ontwikkeling van de leef- en werkkwaliteiten. Naast de beroepstaken wordt er in de hoofdfase onderzoek gedaan naar de kernfuncties van het beroep. De kernfuncties zijn voor studiejaar 2009/ 2010 in het kader van het veranderde beroepsprofiel als volgt geformuleerd. beleid ondersteunen; (mede) opvoeders ondersteunen bij opvoeding; (ortho) pedagogisch handelen; ontwikkeling van het kind stimuleren; voorwaarden scheppen voor opvoeding. De hoofdfase kent naast deze domeinen een minor en het afstuderen. De student sluit de hoofdfase van de deeltijd bacheloropleiding af in zijn afstudeerveld, waar het eindonderzoek en de presentatie deel van uitmaken. Vertaling van de eindcompetenties naar niveaus en leerdoelen De opleiding heeft de negen eindkwalificaties per fase (eind propedeuse; eind hoofdfase; en startbekwaamheid) uitgewerkt in indicatoren voor achtereenvolgens: de complexiteit van de werkcontext; het zelfstandigheidniveau van de kandidaat; en de volledigheid van de eindkwalificatie. De daarvan afgeleide leerdoelen vormen het hart van de opleiding. De ‘Reisgids’ vormt het werkboek van de deeltijdopleiding. Hierin worden in het licht van de ecologisch pedagogische zienswijze de verschillende eindkwalificaties, domeinen, leerdoelen, toetsen en beoordelingen met elkaar in relatie gebracht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 30
Oordeel studenten Op basis van de evaluaties van studenten, docenten en werkveld concludeert de opleiding dat het programma een goede vertaling is van de eindkwalificaties en dat het de studenten een goede mogelijkheid biedt de eindkwalificaties te bereiken. De opleiding wil in juli 2010 duidelijkheid hebben over het feit of het programma bijstelling behoeft als de eindkwalificaties aangepast zijn aan het nieuwe opleidings- en competentieprofiel van de LPP.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 31
Facet 2.3. Samenhang Programma
Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend
Oordeel: voldoende: voltijd Oordeel: goed: deeltijd Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Voltijd Verticale samenhang Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en inhoud van het programma van de voltijdopleiding Pedagogiek en heeft kunnen constateren, dat de opleiding er voldoende voor zorgt dat het programma verticaal samenhangend is. Dit gebeurt o.a. door: Van docentgestuurd naar zelfsturend leren In de propedeutische fase en in het eerste deel van de hoofdfase speelt de opleiding een sturende rol in de competentieontwikkeling. Daarna voert de student steeds meer zèlf de regie en bepaalt, in overleg met zijn coach, aan welke bekwaamheidseisen hij nog moet werken en op welke wijze hij dat het beste kan doen. De gevraagde mate van zelfsturing en zelfmanagement wordt op deze wijze geleidelijk opgebouwd. Leerteams Het zelfsturend leren wordt vooral binnen de leerteams ontwikkeld. Elke student maakt deel uit van een leerteam dat gemiddeld uit acht studenten bestaat in de eerste twee studiejaren en uit vier studenten in het derde jaar. Aan elk leerteam is een begeleider van de opleiding, een coach, verbonden. Een leerteam vormt een belangrijk klankbord voor de student. Het helpt hem zijn leervragen helder te krijgen, probleemstellingen aan te scherpen, geeft hem feedback, houdt hem een spiegel voor, staat hem bij in zijn leerproces en ondersteunt hem. De resultaten van de besprekingen maken, evenals de reflecties van de student op die resultaten, deel uit van het portfolio van de student. Direct vanaf het begin van de opleiding wordt veel aandacht besteed aan de reflectieve, sociale en communicatieve vaardigheden van de student. Dat betekent dat ook de attitudeontwikkeling en de bewustwording van de eigen houding een essentiële rode draad in het curriculum vormen. De coach heeft hierbij een belangrijke monitorfunctie. Elk half jaar gaat de student in een portfoliogesprek met zijn leerteamgenoten en zijn coach na in hoeverre hij gegroeid is in die vaardigheden. Op basis van onder meer 360-graden feedback (bijvoorbeeld ook van collega’s tijdens zijn stage) krijgt de student goed inzicht in zijn eigen professionele ontwikkeling. Horizontale samenhang Ook heeft het auditteam kunnen constateren dat de voltijdopleiding Pedagogiek er voldoende voor heeft gezorgd dat het onderwijsprogramma horizontaal samenhangend is. Ecologisch-pedagogische benadering Een belangrijke doelstelling van de opleiding is dat de student leert te werken vanuit een ecologisch-pedagogische benadering. Zo wordt de student zich in de propedeuse eerst bewust gemaakt van zijn eigen overtuigingen en perspectief op het gebied van opvoeden en hoe deze kunnen verschillen van die van medestudenten, van belangrijke denkers binnen de pedagogiek uit de geschiedenis en van opvoeders in andere culturen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 32
Ook leert hij de verschillende werkvelden en bijbehorende perspectieven en overtuigingen kennen op micro- en mesoniveau en de basiscompetenties die nodig zijn om een onderzoekende houding te kunnen ontwikkelen. In het tweede jaar leert de student de perspectieven van opvoeders en kind/jongere met elkaar te verbinden in de praktische ondersteuning bij opvoedingsvragen (microniveau). Vervolgens leert hij dit toe te passen binnen een specifiek werkveld en te verbinden met de belangen, perspectieven en overtuigingen van een organisatie waarbinnen de pedagogische professional werkzaam is (micro- en mesoniveau). Ook leert hij de perspectieven en belangen van verschillende stakeholders te verbinden op meso- en macroniveau. In het derde jaar dient de student aan te tonen dat hij pedagogische vraagstukken zelfstandig op praktisch en theoretisch niveau kan benaderen vanuit een pedagogisch-ecologisch perspectief. Hoewel het auditteam een vloeiende overgang ziet van het docentgestuurde – naar het zelfsturende onderwijs (verticale samenhang), constateert het team dat het ecologische aspect in de opleiding veelal gericht was op reflectie. De nadruk heeft naar de mening van het auditteam tot voor kort meer gelegen op de persoonlijke ontwikkeling en reflectie van de student dan op de theoretische component. Domeinen In de opleiding worden zes domeinen onderscheiden die inhoudelijk ieder een doorgaande didactische lijn hebben: 1. Zorg 2. Onderwijs 3. Welzijn 4. Creatief-agogisch werken 5. Beleid en maatschappij 6. Onderzoek. Vrijwel alle onderwijseenheden zijn inhoudelijk gekoppeld aan één van deze domeinen. Een aantal van hen is echter te koppelen aan meerdere domeinen. Dit geldt met name voor de onderwijseenheden die tot doel hebben de studenten een kennisbasis mee te geven. Inhoudelijke coördinatoren van de opleiding bewaken de doorgaande inhoudelijke en didactische lijn binnen elk van deze domeinen en de inhoudelijke onderlinge afstemming tussen de afzonderlijke onderwijseenheden. Binnen- en buitenschools leren De samenhang tussen het binnen- en buitenschools leren komt duidelijk tot uiting in het persoonlijke stagewerkplan van de student waarin hij aangeeft welke persoonlijke doelen hij voor de stage heeft, zo constateert het auditteam. Tijdens de stage wordt de student vanuit de opleiding begeleid door de coach van zijn leerteam. In de leerteambijeenkomsten worden stage en de opleiding met elkaar in verband gebracht. De leerteamcoach is betrokken bij - en verantwoordelijk voor de evaluatie en beoordeling van de stage. De begeleiding vanuit de stageorganisatie is erop gericht het functioneren van de student te bespreken en daar feedback op te geven. Oordeel studenten Uit STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten van mening zijn dat er voldoende samenhang is in het onderwijsprogramma. Een evaluatie van het programma onder docenten leverde het inzicht op dat men vond dat de lijn in het opbouwen van de kennisbasis in het tweede jaar niet goed was doorgetrokken. Dit gold ook voor de inhoudelijke lijn binnen het domein ‘Onderwijs’. Er heeft inmiddels een dusdanige aanpassing plaatsgevonden dat de inhoudelijke - en didactische lijn nu steviger zijn neergezet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 33
Ook bleek uit panelgesprekken dat de student het onderwijs op het gebied van beleid in het tweede jaar als een herhaling van het eerstejaars programma ervaart. Daarnaast werden de subpodia (inhouden en werkvormen ter verdieping van het hoofdpodium) in het tweede jaar weinig inspirerend en te zeer als een herhaling van het hoofdpodium (kennisoverdracht) ervaren. Tenslotte leverde een inventarisatie onder de coaches van het derde jaar en bij het praktijkbureau het inzicht op dat veel studenten in het derde jaar binnen een ander uitstroomprofiel stage lopen dan het uitstroomprofiel dat ze in het tweede jaar hadden gekozen. In het licht van bovenstaande uitkomsten heeft de opleiding concrete verbeteracties geformuleerd: Er is een extra onderwijseenheid ‘Theoretische pedagogiek’ ontwikkeld die het opbouwen van de kennisbasis explicieter ondersteunt; ‘Beleid’ in het tweede jaar maakt een beter vervolg op het eerste jaar; Hoofd- en subpodia hebben duidelijk afgebakende inhouden gekregen. Het tweede jaar is heringericht. Dit houdt in dat de student pas aan het eind van het jaar een keuze maakt voor het uitstroomprofiel, terwijl de onderwijseenheden in het tweede semester meer generiek worden ingevuld. Dit maakt het mogelijk binnen de nu ontstane onderwijseenheid ‘voorlichting en educatie’ de inhoudelijk lijn binnen het domein onderwijs door te trekken; Deeltijd Verticale samenhang Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en inhoud van het programma van de deeltijdopleiding Pedagogiek en heeft kunnen constateren, dat de opleiding er goed voor zorgt dat het programma verticaal samenhangend is. Dit gebeurt o.a. door: Leerteams, levend leren Het ‘levend leren’- concept komt tot uiting in het werken in leerteams waarbinnen de student zodanig gecoacht wordt dat hij steeds vooral eigen verantwoordelijkheid kan nemen in het eigen leerproces en daarbij steeds meer leert door middel van een kritische, onderzoekende, houding, die zich ook tot buiten de opleiding uitstrekt. In de opleiding wordt van ‘teacher directed’ naar ‘self-directed’ en ‘co-directed’ leren gewerkt. Competentiegericht onderwijsmodel, toenemende complexiteit Het onderwijs is gericht op het verwerven van beroepscompetenties. In de terminologie van het levend leren wordt ook wel gesproken over leef- en werkkwaliteiten. Beoordelingsmomenten zijn bedoeld om vast te stellen welk beheersniveau van de competenties is bereikt en om de student inzicht te geven in de vorderingen in het eigen leerproces. Horizontale samenhang Ook heeft het auditteam kunnen constateren dat de deeltijdopleiding Pedagogiek er goed voor heeft gezorgd dat het onderwijsprogramma horizontaal samenhangend is. Ecologisch-pedagogische benadering, levend leren Een belangrijke doelstelling van de opleiding is dat de student leert te werken vanuit een ecologisch-pedagogische benadering. Het pedagogisch opleidingsconcept ‘levend leren’ vormt de basis voor de inhoudelijke en didactische vormgeving van de opleiding. ‘Levend leren’ kijkt kritisch naar leren en opleiden, waarbij aandacht wordt besteed aan zowel leren in de opleidingscontext, als leren in het werkveld, alsook leren in het dagelijks leven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 34
Binnen- en buitenschools leren De samenhang tussen het binnen- en buitenschools leren komt duidelijk tot uiting in het concurrency-principe, waarbij leermomenten op de opleiding, in de beroepspraktijk en daarbuiten met elkaar in verband worden gebracht en in samenhang met elkaar worden bekeken, zo constateert het auditteam. Oordeel studenten Uit STO 2009 blijkt dat studenten van mening zijn dat er voldoende samenhang in het onderwijsprogramma aanwezig is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 35
Facet 2.4. Studielast
Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Voltijd Spreiding studielast Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding de studielast van 240 credits evenwichtig heeft gespreid over – en binnen de studiejaren. Hierbij geldt voor de propedeuse een studielast van 60 EC en voor de hoofdfase 180 EC (major van 150 EC en een vrije profileringsruimte van 30 EC). Contacturen In 2008/ 2009 is het aantal contacturen per week als volgt verdeeld over de studiejaren:
Contacttijd
1e jaar 15 uur
2e jaar 11,5 uur
3e jaar 6 uur
Het auditteam heeft geconstateerd, dat bij de opleiding het bovenbeschreven aantal contacturen wordt gerealiseerd. Studenten die het auditteam sprak zijn tevreden over de tijd en aandacht die zij krijgen. Studievoortgangbevorderende maatregelen Het Instituut voor Ecologische Pedagogiek zorgt er voorts door de volgende maatregelen voor, dat het programma studeerbaar is voor alle studenten: Er zijn jaarlijks tenminste twee momenten dat een student een onderwijseenheid kan afronden c.q. kan herkansen. Daarnaast mag de student één vak naar keuze nog voor een derde keer proberen af te ronden. Via het studievoortgangsysteem OSIRIS kunnen studenten te allen tijde zelf hun studievoortgang bekijken. In het propedeusejaar krijgt de student vóór 15 februari een waarschuwing als hij minder studiepunten heeft dan 21 EC en de opdracht nadere studieafspraken te maken met de coach. Aan het einde van elk studiejaar stelt de Examencommissie de studievoortgang van iedere student vast. Bij de voltijdopleiding neemt men contact op met die studenten die een beduidende achterstand oplopen bij het behalen van de studiepunten. In overleg met de student wordt dan bekeken welke factoren de achterstand veroorzaken en of (en hoe) daar iets aan gedaan kan worden. De coach stelt vervolgens met de student een plan van aanpak op. Ook zijn er zgn. bezemklassen voor studenten die om wat voor reden dan ook studievertraging hebben opgelopen. Binnen de opleiding functioneert een contactpersoon Handicap en Studie die in samenspraak met decanen en examencommissie de studie aanpast voor studenten met een handicap. De opleiding kenmerkt zich door een proactieve houding naar studenten met studieproblemen. In eerste instantie probeert de opleiding die problemen zelf op te lossen, bij complexere zaken wordt de hulp ingeroepen van de Examencommissie en/of decanen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 36
Daarnaast is er extra begeleiding mogelijk door de leerteamcoach bij handicaps, functiestoornissen of psychische stoornissen. Ook zijn er meerdere herkansingsmogelijkheden voor deze studenten en krijgen zij bij bepaalde stoornissen extra tijd voor tentamens. Oordeel studenten Tijdens de door de opleidingscommissie georganiseerde evaluatiegesprekken tussen vertegenwoordigers van verschillende jaargroepen, de jaarcoördinator en de opleidingsmanager bleek aanvankelijk dat de studielast voor het eerste jaar te laag was. De studielast is vervolgens in het eerste studiejaar verhoogd door extra onderwijseenheden en opdrachten aan te bieden. Hiermee is het aantal contacturen ook verhoogd (zie bovenstaand schema). Tevens hebben er in het tweede studiejaar verschuivingen plaatsgevonden, aangezien aangegeven werd dat de studielast in het tweede studiejaar ongelijk verdeeld was over de twee semesters. Uit gesprekken begin 2009 blijkt dat beide kritiekpunten naar tevredenheid van de studenten zijn bijgesteld. Uit STO 2008 en 2009 bleek echter dat studenten toch nog minder tevreden zijn over de spreiding van de studielast (2008: 2.9 en 2009: 2.7). Uit panelgesprekken met de propedeusestudenten bleek een koppeling van een tweetal onderwijseenheden binnen een periode een te zware belasting op te leveren. Verder gaven de derdejaars aan dat ze het werken aan een zestal inhoudelijke thema’s zwaar en versnipperd vonden. Tevens bleek ook dat studenten in 2009 iets minder positief waren over het feit of de opleiding te doen is in de tijd die ervoor staat (2008: 4.0 en 2009: 3.5). Studenten besteedden in 2008 gemiddeld 28 uur per week aan de studie, terwijl dit in 2009 32 uur is. Het feit dat studenten minder hoog scoren op de vraag of de opleiding te doen is in de tijd die ervoor staat, kan naar de mening van de opleiding in relatie gebracht worden met de studieverzwaring, waardoor meer studenten in 2009 gemiddeld meer uren per week aan de studie besteedden dan in 2008. Naar aanleiding van de resultaten uit het STO 2009 heeft de opleidingsmanager in mei 2009 een overleg met de opleidingscommissie gehad, onder andere over hoe het komt dat studenten ondanks de doorgevoerde verbeteringen de studielast onvoldoende over het jaar verspreid vinden. De opleidingsmanager heeft vervolgens een verbeterplan opgesteld met het oog op een verbetering van de score in het STO 2010. Zo is de koppeling van de onderwijseenheden in de propedeuse herzien en zijn de thema’s in het derde jaar terug gebracht tot een drietal thema’s door thema’s samen te voegen of de inhouden van een thema in stageopdrachten op te nemen. Studenten lieten zich tijdens de audit zeer positief uit over deze verbetermaatregelen. Deeltijd Spreiding studielast Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding de studielast van 240 credits evenwichtig heeft gespreid over – en binnen de studiejaren. Hierbij geldt voor de propedeuse een studielast van 60 EC en voor de hoofdfase 180 EC (major van 150 EC en een vrije profileringsruimte van 30 EC). Contacturen In 2008/ 2009 gelden voor alle studiejaren 10 contacturen per week. Studievoortgangbevorderende maatregelen Het Instituut voor Ecologische Pedagogiek zorgt er voorts door de volgende maatregelen voor, dat het programma studeerbaar is voor alle studenten:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 37
In het kader van studieloopbaanbegeleiding krijgt elke student bij aanvang van de studie een coach toegewezen en vormt met een groep studenten een leerteam. De coach, een docent van de opleiding, is het eerste aanspreekpunt tijdens de studie. Studieloopbaanbegeleiding is het proces waarin de student de studie en loopbaan stuurt en leert sturen. Doel van studieloopbaanbegeleiding is dat de student: inzicht verwerft in het beroep en in de eisen die de beroepsuitoefening stelt; op basis daarvan kan beoordelen of hij zich in het beroep wil bekwamen en ontplooien; de student zich daadwerkelijk bekwaamt in de beroepsuitoefening, zodat de student na afronding van de opleiding voldoet aan de gestelde eindtermen; optimaal gebruik maakt van de beschikbare middelen en tijd, zodat een maximaal studierendement wordt bereikt. Via het studievoortgangsysteem OSIRIS kunnen studenten te allen tijde zelf hun studievoortgang bekijken. In het propedeusejaar krijgt de student vóór 15 februari een waarschuwing als hij minder studiepunten heeft dan 21 EC en de opdracht nadere studieafspraken te maken met de coach. Aan het einde van elk studiejaar stelt de Examencommissie de studievoortgang van iedere student vast. Ook bij de deeltijdopleiding spreekt de coach met die studenten die een beduidende achterstand oplopen bij het behalen van de studiepunten. In overleg met de student wordt dan bekeken welke factoren de achterstand veroorzaken en of (en hoe) daar iets aan gedaan kan worden. De coach stelt vervolgens met de student een plan van aanpak op. Binnen de opleiding functioneert een contactpersoon Handicap en Studie die in samenspraak met decanen en examencommissie de studie aanpast voor studenten met een handicap. Oordeel studenten Uit STO 2009 blijkt dat de deeltijdstudenten tevreden zijn over de studeerbaarheid van de opleiding. Aan de studie (incl. voorbereiding, contacturen, stages en zelfstudie) wordt gemiddeld 25 uur besteed. Het auditteam is van mening dat dit behoorlijk pittig is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 38
Facet 2.5. Instroom Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit een toelatingsonderzoek?
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Wettelijke eisen en toelatingsprocedure Het auditteam heeft geconstateerd, dat het Instituut voor Ecologische Pedagogiek een duidelijke toelatingsprocedure hanteert. De vierjarige voltijd- en deeltijdopleiding Pedagogiek is toegankelijk voor studenten die van het voortgezet onderwijs (HAVO of VWO) of van een middelbare beroepsopleiding (niveau 4) afkomstig zijn. Het programma is op deze instroom toegespitst. Er
kunnen vier groepen instromende studenten onderscheiden worden, te weten: studenten met HAVO/VWO/MBO (niveau 4) – instroom 1e jaar studenten met behaald 21+ toets – instroom in 1e jaar propedeuse hbo Social Work of Pabo van HU – instroom 2e jaar overige instroom via EVC-procedure (examencommissie).
Voltijd Doorstroom Studenten afkomstig uit een verwante opleiding uit het MBO kunnen een doorstroomtraject volgen, waarbij zij hun laatste jaar van de mbo opleiding combineren met het eerste jaar van de hbo -opleiding Pedagogiek. Zij stromen dus in het tweede jaar van de opleiding Pedagogiek als reguliere student in. Ook andere mbo-studenten kunnen middels een intake in het tweede jaar instromen. In de studiehandleiding ‘traject doorstroom mbo-hbo Social Work’ worden doelen, competentiegericht opleiden, portfolio en tijdspad nader uiteengezet. EVC Voor de opleiding geldt de EVC procedure. Er worden twee procedures toegelicht, te weten: een verkorte procedure voor kandidaten die eerder gevolgde opleidingen willen verzilveren; een uitgebreide procedure voor kandidaten die op basis van hun werkervaring en verworven praktijkkennis in willen stappen in het tweede-, derde- of vierde jaar van de opleiding. Heterogene instroom het auditteam is van mening, dat het Instituut goed inspeelt op de verschillende typen instromende studenten. Voor ongeveer 95% melden zich meisjes en vrouwen aan bij de voltijdopleiding en relatief minder allochtonen. De opleiding vindt het belangrijk dat deze grote instroom niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de opleiding en van de organisatie. Daarom is ervoor gekozen om in de studiejaren 2007/2008 en 2008/2009 een numerus fixus van 200 in te stellen. Voor het studiejaar 2009/2010 is deze verhoogd naar 240. De jaarlijkse instroom tot en met 2008/2009 is per jaar ongeveer 180 in het eerste studiejaar en ongeveer 50 studenten die direct in het tweede studiejaar instromen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 39
Naast de ecologische invalshoek spreekt volgens de opleiding de wijze waarop de Utrechtse opleiding zich profileert, waaronder met name de creatief-agogische invalshoek, veel (potentiële) studenten aan. Binnen het werkveld blijkt grote behoefte te bestaan aan pedagogische professionals die op metaniveau naar opvoedingssituaties kunnen kijken. De studenten hebben in het begin van de voltijdopleiding veel coaching nodig om zich de reflectieve vaardigheden en het analysevermogen op dat metaniveau eigen te maken. Het werken in leerteams onder begeleiding van een coach en de expliciete aandacht voor de studieloopbaanontwikkeling zijn hier essentieel. Ook fungeren de docenten hier als rolmodel voor de studenten.
Oordeel studenten Uit de evaluatieve panelgesprekken blijkt dat de studenten te spreken zijn over de begeleiding aan het begin van de opleiding in het leerteam en de studieloopbaanontwikkeling. Uit STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten van mening zijn dat de opleiding voldoende aansluit bij de vooropleiding. De leerteamcoaches hebben echter de indruk dat de instromers vanuit het mbo/hbo-traject in het tweede jaar meer moeite hebben met het kunnen werken en denken op metaniveau dan de overige tweedejaars. Ook het schrijven van verslagen en rapporten lijkt hen veel moeite te kosten. Op basis van de uitkomsten uit de evaluaties heeft de opleiding de volgende verbeteracties geformuleerd: De opleidingsmanager onderzoekt hoe instromers vanuit het mbo/hbo-traject presteren. Dit onderzoek is afgerond vóór de voorlichtingsronde voor instroom in 2010/ 2011, zodat tijdig besloten kan worden wat dit betekent voor de voortzetting van dit instroomtraject; Daarnaast is dit jaar een andere toelatingsprocedure gehanteerd. De studenten dienden deel te nemen aan een assessment i.p.v. een toelatingsgesprek. Dit heeft er toe geleid dat ruim 20 studenten zelf besloten toch in de propedeuse in te stromen nadat ze zagen wat dit assessment in houdt. Komend jaar zal bij de coaches worden geïnventariseerd of deze selectie beter toegeruste instromers heeft aangetrokken; In 2009/ 2010 zal een plan ontwikkeld worden door docenten en (vooral mannelijke en allochtone) studenten met als doel een grotere instroom onder mannen en allochtone studenten te realiseren. Deeltijd EVC Voor de opleiding geldt de EVC procedure. Er worden twee procedures toegelicht, te weten: een verkorte procedure voor kandidaten die eerder gevolgde opleidingen willen verzilveren; een uitgebreide procedure voor kandidaten die op basis van hun werkervaring en verworven praktijkkennis in willen stappen in het tweede-, derde- of vierde jaar van de opleiding. Heterogene instroom het auditteam is van mening, dat het instituut goed inspeelt op de verschillende typen instromende studenten. Aan de deeltijdopleiding studeren op dit moment 155 studenten. Zij zijn gemiddeld 30 jaar. De jongste student is 18 jaar, terwijl de oudste 59 jaar is. 12% van de studenten is van allochtone afkomst. Binnen het werkveld blijkt grote behoefte te bestaan aan pedagogische professionals die op metaniveau naar opvoedingssituaties kunnen kijken. De studenten hebben in het begin van de voltijdopleiding veel coaching nodig om zich de reflectieve vaardigheden en het analysevermogen op dat metaniveau eigen te maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 40
Het werken in leerteams onder begeleiding van een coach en de expliciete aandacht voor de studieloopbaanontwikkeling zijn hier essentieel. Ook fungeren de docenten hier als rolmodel voor de studenten.
Oordeel studenten De begeleiding door coaches in de leerteams wordt in hoge mate gewaardeerd. Aan het begin van de opleiding wordt veel tijd besteed aan het leren in de opleiding en het persoonlijk ontwikkelplan. Uit STO 2009 blijkt dat de deeltijdstudenten van mening zijn dat de opleiding voldoende aansluit bij de vooropleiding. In de ecologische pedagogiek vraagt ‘leren reflecteren’ en ‘onderzoekend leren’ veel aandacht van studenten en coaches. De opleiding besteedt hier structureel aandacht aan en organiseert vanaf 2009/2010 hierover een drietal werkplaatsdagen. Deze dagen zijn verplicht voor alle nieuwe studenten die in de deeltijdopleiding starten. Uit de gesprekken met studenten bleek auditteam dat de eventuele deficiënties, bijvoorbeeld op het gebied van taal, bij de opleiding worden opgelost.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 41
Facet 2.6. Duur
Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een hbo bacheloropleiding?
Oordeel: voldaan Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Het totale aantal studiepunten van, zowel de voltijd als deeltijd opleiding, zo blijkt uit de documentatie, bedraagt 240 EC.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 42
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Voltijd Didactisch concept De opleiding heeft gekozen voor een competentiegericht onderwijsmodel dat langzaam overgaat in het zgn. ‘levend leren’, dat ontwikkeld is vanuit het lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’. Levend leren gaat ervan uit dat de studenten zich doelgericht in vrijheid kunnen ontwikkelen tot zelfverantwoordelijke en zelfinzichtelijke individuen. Zij voelen zich daadwerkelijk betrokken bij hun eigen leerproces en leren op professionele wijze om te gaan met diverse situaties die zich binnen de (toekomstige) werkomgeving voordoen. De verantwoordelijkheid voor het leren ligt in deze opvatting voor een belangrijk deel bij de individuele student zelf. Dit houdt het volgende in: het onderwijs is gericht op het verwerven van beroepscompetenties; het leren wordt opgevat als een doelgerichte activiteit van de student. Het onderwijs bevordert actief en zelfstandig leren; De docent ondersteunt en coacht het leerproces van de student en is inhoudelijk expert op een bepaald competentiegebied; het leren vindt zoveel mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, waarbij leertaken lijken op beroepstaken. Hierbij wordt waar wenselijk en mogelijk gebruik gemaakt van moderne media (ICT), zodat ook hoogwaardige virtuele leeromgevingen ontstaan; met name in jaar 3 en jaar 4 is het onderwijs gebaseerd op het concurrency-principe, waarbij leermomenten op de opleiding en in de beroepspraktijk elkaar wederzijds positief beïnvloeden; het leren is een sociaal en interactief proces, waarbij de studenten samenwerken met elkaar, met hun coach, met hun andere docenten en met professionals uit de praktijk; toetsen, assessments en portfolio’s zijn bedoeld om vast te stellen welk beheersniveau van de eindkwalificaties is bereikt en om de student inzicht te geven in de vorderingen in zijn eigen leerproces. Het auditteam is van mening, dat het didactische concept passend is bij de bacheloropleiding Pedagogiek. De studenten kunnen door deze aanpak de vereiste doelen behalen. De inrichting van het profiel van de pedagoog versus didactiek kan naar de mening van het auditteam nog wel verder uitgewerkt te worden. Dit is ook terug te zien in de semantiek van de opleiding. Zo geven studenten aan dat de naamgeving van onderdelen een aantal keer veranderd is. Daarnaast geven studenten wel aan dat ‘levend leren’ duidelijk een leidraad is. Het auditteam heeft gezien en gehoord dat er bij de opleiding goede interactie tussen praktijk en leren aanwezig is. Werkvormen De didactiek van de opleiding is gericht op een balans tussen levensechte praktijkopdrachten en verdiepende cursorische lesprogramma’s en trainingen. De opleiding kent daarmee verschillende onderwijsvormen: leerteams in groepjes van acht studenten, ondersteuning en coaching van het binnen- en buitenschoolse leren. De leerteams zijn cruciaal voor het succes van het opleidingsconcept, waarbij de student in grote mate inhoud en vormgeving van zijn eigen leerproces bepaalt;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 43
theorieonderwijs: hoorcolleges, responsie- en werkcolleges en zelfstudieopdrachten; practicumonderwijs/werkgroepbijeenkomsten: trainingen in kleine groepen (max. 20 studenten) die erop gericht zijn dat de student zich methodische kennis eigen maakt en specifieke beroepsvaardigheden oefent praktijkbegeleiding: begeleiding van de praktijkperiode vanuit de opleiding en de instelling. intervisie: in kleine groepen met de coach gericht op reflectie op eigen beroepsontwikkeling. Onderlinge begeleiding, leren leren en supervisie in de vorm van cocoaching casus/projectonderwijs: groepsgewijze realisatie van producten in een afgebakende periode.
Het auditteam heeft geconstateerd dat de gehanteerde werkvormen goed aansluiten bij het didactisch concept. Oordeel studenten De opleiding geeft aan tevreden te zijn over de afstemming tussen de vormgeving en de inhoud. Het didactische concept sluit nauw aan op de onderwijsvisie. Wel zouden de leerteams nog meer het accent kunnen leggen op het bijbrengen van de basiscompetenties die de student nodig heeft om goed te kunnen leren. Hierbij wordt gedacht aan goed kunnen schrijven en een grote hoeveelheid literatuur weten te bestuderen. Uit STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen. De opleiding heeft een verbeteractie geformuleerd die erop gericht is dat in studiejaar 2009/ 2010 de jaarcoördinatoren en de coaches het werken aan de basiscompetenties een duidelijke plek in de inhoud van de leerteam bijeenkomsten geven. De studenten die het auditteam sprak waren zeer positief over de vormgeving en inhoud van de opleiding. Vooral de hoeveelheid stages leiden er volgens de studenten toe dat ze nu al weten wat voor soort professional ze zijn. Zij ervaren duidelijk een voorsprong op hun collega’s van andere hogescholen. Deeltijd Didactisch concept Ook de deeltijd bacheloropleiding Pedagogiek heeft gekozen voor een competentiegericht onderwijsmodel zgn. ‘levend leren’, dat ontwikkeld is vanuit het lectoraat ‘Vernieuwende opleidingsmethodiek en –didactiek’. Met het leerlandschap van de deeltijd Bachelor Pedagogiek in de hand, zijn de studenten medeverantwoordelijk voor hun leren en de body of knowledge die ze zich eigen willen en kunnen maken binnen de beschreven kaders zoals opgenomen in het werkboek ‘De Reisgids’ van de opleiding. De coach neemt ook als lerende deel aan leerteambijeenkomsten. Een leerteam is gericht op de kwalitatieve leer- en leef-ontwikkeling van zijn leden. De leerteamleden ondersteunen elkaar en zijn gericht op samen leren. Door onderzoekend leren zijn lerenden in staat om normen en waarden te doorzien en zich bewust te worden van de kracht van hun eigen kennis en stem. Het is niet eenvoudig om een cultuur van samenwerking en educatief partnership op te bouwen. Het voeren van dialogen als dagelijkse communicatiepraktijk vormt een brug tussen communicatie, leren en cultuur. Niet het weten is belangrijk, maar het willen weten, het kunnen en het durven (het leren en het - gezamenlijk onderzoeken). Voor het onderwijs betekent dit het volgende: het onderwijs is gericht op het verwerven van eindkwalificaties waarmee beroepstaken kunnen worden uitgevoerd; het leren wordt opgevat als een doelgerichte onderzoekende activiteit van de student; het onderwijs bevordert actief, zelfstandig en samenwerkend leren;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 44
de coach/opleider ondersteunt en coacht het leerproces van de student en is inhoudelijk expert binnen een bepaald pedagogisch leef- en werkdomein; het leren vindt zoveel mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, waarbij leertaken lijken op beroepstaken. Hierbij wordt waar wenselijk en mogelijk gebruik gemaakt van moderne media (ICT); leren is een dialogisch proces, studenten leren en werken samen: met elkaar, de coach/opleider en professionals uit de praktijk; demonstraties van leren zijn bedoeld om vast te stellen welk niveau van de eindkwalificaties is bereikt en de student inzicht te geven in de vorderingen in het eigen leerproces.
Het auditteam is van mening, dat het didactische concept passend is bij de bacheloropleiding Pedagogiek. De studenten kunnen door deze aanpak de vereiste doelen behalen. Het auditteam heeft gezien en gehoord dat er bij de opleiding een goede interactie tussen praktijk en leren aanwezig is. Werkvormen Voor de werkvormen bij de deeltijdopleiding betekent de beschreven visie het volgende: Bij de start van de opleiding vindt vanuit twee introductiedagen en vijf verplichte leerbijeenkomsten kennismaking met de opleiding, de opleidingsfilosofie en met de medestudenten en coaches plaats. Een eerste onderzoek en kennismaking met de elektronische leeromgeving maakt hier deel van uit; De aanbodsturing gericht op de eindkwalificaties en het leerproces kent een evenwichtige afstemming met de vraagsturing daar waar studenten hun leervragen en onderzoeksvragen formuleren; Er is sprake van afstemming en relatie met de praktische context zoals die door een urbane postmoderne samenleving aan pedagogen wordt aangereikt om kritisch onderzoekend mee om te gaan; In de werkplaatsdagen vindt ondersteuning plaats voor studenten met inhouden waarmee zij hun uitwerkingen vorm kunnen geven. De leerteams zijn van belang als feedbackgever, inspirator en critical friend; Van studenten wordt verwacht dat zij een actieve bijdrage leveren aan de leerteambijeenkomsten en de werkplaatsdagen. In de eindfase van de hoofdfase zijn studenten medeverantwoordelijk met de opleider voor de vorm, inhoud en uitvoering van de werkplaatsdagen/ trainingbijeenkomsten, leerlaboratoria, workshop; Binnen de werkplaatsbijeenkomsten worden diverse werkvormen gehanteerd: hoorcolleges, samenwerkings- en interactieve opdrachten, discussies, forum. Het auditteam heeft geconstateerd dat de gehanteerde werkvormen goed aansluiten bij het didactisch concept.
Oordeel studenten Het STO 2009 wijst uit dat de deeltijdstudenten van mening zijn dat er voldoende afwisseling in werkvormen is. Ook al is de tevredenheid hoog (STO 2009: 3.9), toch heeft de opleiding gemeend meer structuur te moeten aanbrengen in de aanbodkant door middel van het structureren van de kwaliteitskringen en een onderscheid in werkplaatsdagen voor de propedeuse en de hoofdfase. Tijdens de audit gaven studenten aan dat er een extra college aan de term ecologisch leren werd gewijd toen coaches ontdekten dat de term voor veel eerstejaars niet duidelijk was.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 45
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing
Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Relatie leerdoelen en toetsvorm Zoals al onder 2.2 is vermeld heeft het auditteam geconstateerd, dat de opleiding door middel van een dekkingsmatrix uiteenzet welke competenties in welke onderwijseenheden aan de orde komen. In de studiehandleidingen van de afzonderlijke onderwijseenheden van de voltijdopleiding en in de ‘Reisgids’ van de deeltijdopleiding worden onder andere de competenties, de leerdoelen, de toets, de wijze van beoordelen en de toetscriteria uiteengezet. Kwaliteitsborging toetsen Het auditteam is op basis van hetgeen zij gezien en gehoord heeft in de gesprekken tijdens de audit van mening, dat de opleiding er voor zorgt, dat de kwaliteit van de toetsen voldoende geborgd is. De Examencommissie speelt hier volgens het auditteam een goede rol in. De opleiding heeft de eisen aan toetsen vastgelegd in het document ‘Toetsbeleid voor de opleiding Bachelor Ecologische Pedagogiek’. Variëteit aan toetsvormen Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding verschillende toetsvormen hanteert, elk met een eigen doel en functie. Voorbeelden hiervan zijn: de kennistoets, de casustoets, het peer assessment, de stage- en praktijkopdracht, de projectopdracht, het portfolio assessment en het reflectieverslag. Examencommissie In de studiegids van de opleiding worden de samenstelling, verantwoording, werkwijze, taken en bevoegdheden en taakverdeling van de Examencommissie voor bachelor- en masteropleiding uiteengezet. De Examencommissie neemt als onafhankelijk orgaan periodiek de studiehandleidingen en beschrijvingen van toetsen door om te monitoren of deze op valide en adequate manier de te behalen eindkwalificaties en doelstellingen meten. Samen met de opleidingsmanagers worden de toetsen onder de loep genomen. Bij de voltijdopleiding wordt met een assessmentpsycholoog/methodoloog gekeken naar de validiteit en betrouwbaarheid van de toetsen. Ook wordt dan bekeken of er voldoende variatie is in de wijze waarop wordt getoetst en of er een goede balans is tussen de hoeveelheid groeps- en individuele toetsopdrachten. Tevens onderwerpt de Examencommissie per opleiding jaarlijks een vastgesteld aantal werkstukken aan een blind review en betrekt hierin ook het werkveld. De Examencommissie heeft ook als taak studenten te horen die bezwaar aantekenen tegen hun beoordeling. De student die in aanmerking denkt te komen voor een vrijstelling, voorziening of andere beslissing waartoe de Examencommissie bevoegd is, kan een verzoekschrift bij de Examencommissie indienen. Voltijd In het leerteam stelt elke student met begeleiding van zijn coach een eigen leeragenda op, waarbij een aantal leerinhouden en werkvormen (zoals co-coaching en Socratische gespreksvoering) al door de opleiding zijn vastgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 46
Studenten moeten twee keer per jaar hun ontwikkeling per competentie aangeven door middel van een portfoliogesprek of een assessment. Soms is de coach een van de assessoren. Daarnaast fungeren medestudenten of vakinhoudelijke docenten en geregeld ook deskundigen uit het werkveld als assessor. In een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) geven de studenten aan welke competenties ze verder gaan werken. Dit gebeurt in het kader van de studieloopbaanontwikkeling. Bij alle onderwijseenheden in de hoofdfase zijn opdrachten en casuïstieken opgenomen, waar de student heel gericht aan moet werken en die afzonderlijk (per onderwijseenheid) worden getoetst. Door een presentatie te houden, een proeve van bekwaamheid of een assessment af te leggen, vindt integratie plaats van de (leer)ervaringen in het opleidingsprogramma. Reflectie op die leerervaringen is de basis voor verder leren, dus ook daar wordt de student op bevraagd. Een aantal van deze opdrachten wordt in groepsverband uitgewerkt. Naast het groepsproduct wordt er ook een individuele reflectie gevraagd. Op deze manier worden studenten die ‘meeliften’ opgemerkt. Zij krijgen dan een aanvullende opdracht, die individueel wordt beoordeeld. Op deze wijze is de individuele toetsing geborgd. De kennisbasis wordt individueel getoetst door tentamens die thuis gemaakt kunnen worden, de zgn. take-home tentamens. Er worden vragen gesteld waarbij de student inzicht moet tonen in de theorie of er wordt gevraagd een essay te schrijven waarin de verplichte literatuur verwerkt moet zijn. Gedurende de stage wordt iedere student twee keer beoordeeld, te weten op de helft van de stage (middenevaluatie) en aan het eind van de stage (eindevaluatie). De praktijkbegeleider heeft hierin een adviserende rol. Aan het eind van de stage bepaalt de leerteamcoach de eindbeoordeling op grond van het eindverslag van de student, het behalen van leerdoelen en competenties uit het stagewerkplan, het beoordelingsformulier dat de praktijkbegeleider heeft ingevuld en het eindgesprek hierover. De opleiding geeft aan dat er verschillende acties zijn ondernomen om de resultaten binnen de afgesproken termijn van drie weken (15 werkdagen) bekend te maken. Zo is het aantal toetsen beter gespreid over het studiejaar om bij de docenten de grote piekbelasting van het nakijken van toetsen te verminderen. Daarnaast is er een controlesysteem opgezet dat er voor zorgt dat er tijdig gesignaleerd wordt dat een docent de deadline niet haalt en er actie kan worden ondernomen (bijv. collega’s die bijspringen). Deeltijd Ieder onderdeel van het leerlandschap wordt afgesloten door middel van een toets. De wijze van toetsing is in lijn met de opleidingsfilosofie waarin studenten zelf verantwoordelijk zijn voor het realiseren van hun leerproces gericht op de eindkwalificaties. De studenten dragen hiervoor de nodige bewijzen aan, die kunnen bestaan uit bijvoorbeeld beeldmateriaal, een verslag van werkzaamheden, een werkstuk, een onderzoeksverslag, een proefontwerp, deelneming aan werkcolleges en veldwerk. Al deze vormen worden door docenten beargumenteerd beoordeeld op de kwaliteit en het niveau. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de criteria zoals opgenomen in de beoordelingsformulieren in het werkboek ‘De Reisgids’ van de opleiding. Deze formulieren zijn door de Examencommissie getoetst. De student en medestudenten spelen een belangrijke rol bij selfassessment en peer assessment, met name in de fase van formatieve toetsing. Zij geven meerdere keren feedback alvorens een werkstuk of opdracht afgerond kan worden. Waar mogelijk vragen studenten ook feedback in het werkveld. De docent blijft uiteindelijk de door de Examencommissie aangewezen examinator op het moment van de summatieve beoordeling.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 47
Alle beoordelingsformulieren en – criteria zijn met de student besproken in de fase waarin deze een plan maakt binnen een domein. Het toetsbeleid van de opleiding is opgenomen in het werkboek ‘De Reisgids’ en goedgekeurd door de Examencommissie. Oordeel studenten Voltijd Assessoren en studenten blijken bij de eerste evaluatie zeer positief te zijn over de assessments, omdat ze de studenten uitdagen hun ontwikkeling op een systematische en onderbouwde manier weer te geven. STO 2008 en 2009 wijst uit dat vooraf duidelijk wordt aangegeven waarop beoordeeld wordt en dat de toets voldoende aansluit op het onderwijs (3.5). Over het tijdig bekend maken van de resultaten zijn studenten minder positief (STO 2008/2009: 2.6). Daarnaast waren de studenten minder tevreden over de duidelijkheid van de beoordelingscriteria. Het auditteam heeft gezien dat in de handleidingen van 2009/ 2010 de beoordelingscriteria inmiddels zijn opgenomen. De adviezen van de Examencommissie zijn in acties omgezet in studiejaar 2009/2010 of in het eerste semester van 2010/2011. Deeltijd STO 2009 wijst uit dat de deeltijdstudenten van mening zijn dat vooraf duidelijk wordt aangegeven waarop beoordeeld wordt (3.2), dat de toetsing aansluit op het onderwijs en dat resultaten tijdig bekend worden gemaakt (3.7). De deeltijdvariant is nu in het derde jaar. De opleiding heeft een verbeteractie geformuleerd gericht op het actief betrekken van het beroepenveld bij de beoordeling van afstudeeronderzoeken. Het auditteam heeft gezien en ook tijdens het gesprek met de Examencommissie kunnen constateren dat de opleiding (voltijd en deeltijd) de hantering van de beoordelingscriteria steeds beter weet te verantwoorden. De Examencommissie voor bachelor- en masteropleiding speelt hier volgens het auditteam een heldere en controlerende rol in. Zo heeft de commissie ook een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van het toetsbeleid en de beoordeling. De ontwikkeling van de studenten wordt nu gecheckt door middel van een assessmentlijn die concreet gericht is op de ontwikkeling van de student en waarbij gestandaardiseerde beoordelingsformulieren worden gehanteerd. Dit betekent voor de voltijdvariant dat in het eerste jaar beoordelingscriteria, toets en invulling van het onderwijsonderdeel vast staan. In het tweede jaar geldt dat de beoordelingscriteria en de toets vast staan, terwijl de student zelf kan bepalen wat hij wil leren. In het derde jaar liggen alleen de beoordelingscriteria vast. De student kiest dan binnen vastgelegde grenzen de manier van toetsing. Er vindt op dit moment bij alle eenheden door de Examencommissie een check op de borging plaats. Hierbij wordt opgemerkt dat de deeltijdopleiding één jaar later van start is gegaan en hierdoor nog niet aan de borgingsfase toe is gekomen. Dit staat het komende jaar op de planning. Periodiek wordt door de Examencommissie een grote check uitgevoerd. Zo bleek twee jaar geleden bijvoorbeeld dat de kennisbasis te zwak was. Nu wordt de kennisbasis in de ontwikkeling van de nieuwe eindkwalificaties veel explicieter meegenomen. Er worden in de propedeuse inmiddels vier kennistoetsen per jaar afgenomen. Op dit moment gaat de Examencommissie na wat er gedaan is met de aanbevelingen uit de laatste check. Het auditteam heeft geconstateerd dat in het jaarverslag 2008/ 2009 van de Examencommissie een heldere weergave wordt gegeven van de werkwijze van de commissie en de belangrijkste organisatieontwikkelingen, de prioriteiten verbeterpunten voor de toetsing van achtereenvolgens de deeltijd (bachelor en master)- en de voltijdopleiding in het betreffende studiejaar, de afstemming tussen de voltijd- en deeltijdvariant, waarna tot slot aanbevelingen aan de opleiding wordt gedaan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 48
3.
Inzet van Personeel
Facet 3.1. Eisen hbo
Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: In de HRM-notitie ‘Ruimte maken door samen op te trekken’ (2009) wordt uiteengezet dat de FMR zich ontwikkelt van een ‘instelling voor hoger beroepsonderwijs’ tot een ‘university of applied sciences’ die bijdraagt aan de professionalisering en innovatie van de beroepspraktijk in de velden waarop zij zich richt: “Personeelsbeleid is een belangrijke motor om het transformatieproces te realiseren. Het moet er toe bijdragen dat we een organisatie vormen waarin professionals – kenniswerkers – zich uitgedaagd en gefaciliteerd weten om op ons terrein een belangrijke maatschappelijke bijdrage te leveren, door direct en indirect bij te dragen aan de professionele kwaliteit van de beroepspraktijk en de beroepsbeoefenaars in de werkvelden waarop we ons richten. En het moet er toe bijdragen dat we innovatief zijn; dat wij ons oriënteren op de ontwikkelingen die zich in onze samenleving voordoen – soms ook dat we die ontwikkelingen mede tot stand brengen – en dat wij mensen en organisaties in onze domeinen concepten, methoden en instrumenten aanreiken waarmee zij in deze ontwikkelingen succesvol kunnen opereren. Het moet er toe bijdragen dat wij er in slagen (jonge) mensen een inspirerende leeromgeving te bieden waarin zij zich kunnen ontwikkelen tot (beginnend) professional en waarin zij een basis leggen voor hun verdere ontplooiing.” Het personeelsbeleid van het Instituut sluit zoveel mogelijk aan op bovenstaande uitgangspunten en worden concreet vertaald naar plannen op teamniveau. Relaties met het werkveld De opleiding is ingericht volgens het concept competentiegericht opleiden, waarbinnen de beroepspraktijk een belangrijke rol speelt. Binnen de opleiding werken coaches die een sterke binding hebben met de actuele beroepspraktijk. Dit gebeurt o.a. op de volgende wijze, zo blijkt ook uit de CV’s en de gesprekken die het auditteam voerde met de docenten van de opleiding Pedagogiek: Bij de voltijdvariant zijn twee medewerkers (0,6 FTE) tevens werkzaam in de beroepspraktijk, bij de deeltijdvariant heeft één medewerker (0,4 FTE) tevens een functie in de beroepspraktijk; De opleidingen schakelen regelmatig gastdocenten uit de praktijk in voor specifieke onderwerpen; Het Instituut onderhoudt contacten via het Landelijk Platform Pedagogiek (LPP) en de Vereniging tot bevordering van de Studie der Pedagogiek (VBSP); De contacten met het beroepenveld worden verder versterkt door het uitvoeren van onderzoek in de praktijk door coaches, door de studenten en via de kenniskringen van de lectoraten. Hier zijn met name de lectoraten ‘Spel’ en ‘Vernieuwende Opleidingsmethodiek en –didactiek’ bij betrokken; De opleidingen onderhouden ook internationale contacten met o.a. universiteiten en instellingen in USA en België; De contacten met het werkveld zijn vanaf november 2008 geformaliseerd in een actieve beroepenveldcommissie (zie facet 2.1)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 49
Medewerkers van de opleiding leggen contacten met de beroepspraktijk middels participatie in landelijke/regionale projecten. Voorbeelden hiervan zijn Lokaal Bokaal, de Week voor de Jeugdzorg, projecten bij Portes en bij Nicis Institute3.
Aannamebeleid Het aannamebeleid gaat ervan uit dat coaches een brede en specialistische ervaring hebben binnen het ecologisch pedagogische werkveld. De opleiding eist van coaches dat zij in het bezit zijn van een diploma op masterniveau of de bereidheid dit diploma te behalen. De docentenevaluaties bij de voltijdopleiding wijzen uit dat de coaches op een goede manier een verbinding kunnen maken tussen de opleiding en de beroepspraktijk. De keuzegids Hoger Onderwijs 2009 geeft een totaalscore van 70. Hiermee staat de opleiding in dit jaar op de derde plaats van Nederland. De keuzegids van 2010 wijst inmiddels uit dat de opleiding op de eerste plaats staat. Uit de cv’s blijkt dat de coaches relevante expertise op het gebied van het pedagogisch werkveld hebben en dat zij die expertise ook onderhouden. Oordeel studenten Uit STO 2008/ 2009 voltijd en 2009 deeltijd blijkt dat studenten van mening zijn dat docenten voldoende op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. Oordeel beroepenveld Het beroepenveld heeft aangegeven dat er meer behoefte is aan uitwisseling en inzet van de coaches in onderzoek in de beroepspraktijk. De opleiding erkent dit gegeven en is van mening dat meer coaches moeten participeren in onderzoek in de beroepspraktijk om kennis en ervaringen terug te koppelen naar de opleiding. De opleiding heeft een concrete verbeteractie geformuleerd om de participatie van tien coaches (4 FTE) in onderzoek in de beroepspraktijk te realiseren vóór december 2010. Medio 2009 waren dit zes coaches (2,4 FTE).
3
Nicis Institute is het Maatschappelijk Top Instituut voor de steden en biedt praktische oplossingen door wetenschappelijk onderzoek, kennisdeling, opleiding en advies.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 50
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel
Wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Streefcijfers De personeelsplanning vindt plaats op instituutsniveau op basis van een meerjarenbegroting. Deze meerjarenbegroting houdt rekening met het feit dat het instituut in oprichting is betreffende de formatie. In de meerjarenbegroting gaat de opleiding voor de eerste vier jaar uit van 1 FTE (OP) op 27 studenten. Dit om mogelijkheden voor ontwikkeling, innovatie, het opleidingsconcept en het interfacultaire karakter van de opleiding te waarborgen. Facultair ligt deze verhouding van 1 FTE (OP) op 32 studenten. Jaarlijks wordt het management op HUniveau vanaf eind januari tweewekelijks geïnformeerd over de instroom van studenten. Op basis van de verwachte instroom wordt de formatie voor het betreffende jaar vastgesteld. Onderwijsontwikkeling Op dit moment telt het totale Instituut ong. 50 FTE (bachelor en master), verdeeld over 7 FTE ondersteunend personeel en 43 FTE onderwijzend personeel. Voor de voltijd bacheloropleiding is 25 FTE beschikbaar voor coaches en ong. 3 FTE voor OBP. Er wordt tevens in beperkte mate gebruik gemaakt van Personeel Niet in Loondienst (PNIL). Dit personeel wordt als expert ingezet in het onderwijs. In de bacheloropleiding worden naast de coaches, de lector en leden van de kenniskring ook andere gastdocenten ingezet. De voltijdopleiding verzorgt onderwijs aan 515 studenten. Dit betekent concreet een docent: student ratio van 1:21. Dit dankzij een beperkt aantal OBP-ers. De FMR hanteert hierbij een ratio OP:OBP van 1: 3,5. Voor de deeltijdopleiding is 7 FTE beschikbaar voor coaches en 1 FTE voor OBP. De deeltijdopleiding verzorgt onderwijs aan 148 studenten. Dit betekent een docent:student ratio van 1:22. Uitgangspunt bij de inzet van coaches is een flexibele en brede inzetbaarheid. Naast onderwijs en coachingstaken zijn er ontwikkeltaken en coördinatie taken. Conform het HU-kader besteden coaches 40% beschikbare tijd aan voorbereidende taken voor het leerlandschap, 40% aan directe studenttaken, 10% aan overleg en 10% aan professionalisering. Coaches kunnen coachen, lesgeven, ontwikkelen en betrokken zijn bij contractactiviteiten en praktijkonderzoek doen. De coaches krijgen voor aanvang van een cursusjaar een overzicht van taken voor het komende cursusjaar. Bij aanvang van het cursusjaar wordt dit met de medewerker als start van de RGW-cyclus in een vervolggesprek doorgenomen. Het ziekteverzuimpercentage bedroeg voor de voltijdopleiding over 2008 3,8%. Het percentage voor de deeltijdopleidingen (bachelor en master) was over 2008 2,3%. Het ziekteverzuim t/m mei 2009 is voor het hele Instituut 6,6%. Voor zover dit ingeschat kan worden door het management betreft dit voornamelijk langdurig ziekteverzuim dat niet werkgerelateerd is. Oordeel medewerkers Uitkomsten tussentijds werkbelevingsonderzoek FMR (2008) betreffende de voltijdopleiding: Medewerkers ervaren relatief veel werk thuis interferentie en werkdruk
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 51
Het beeld met betrekking tot ‘de energiebronnen’ is zeer positief, met name de scores op ontwikkelingsmogelijkheden en teamwork komen positief naar voren Medewerkers ervaren weinig werkstress en scoren positief op het gebied van arbeidsplezier Medewerkers zijn zeer betrokken en tevreden Medewerkers hebben relatief weinig problemen met de veranderingen die hebben plaatsgevonden
De uitkomsten van dit Werkbelevingsonderzoek zijn in teamverband met de medewerkers besproken. Daarnaast heeft iedere medewerker die geparticipeerd heeft aan het onderzoek een individuele feedbackrapportage ontvangen, met daarbij het aanbod dit te bespreken met de leidinggevende, P&O of eventueel de bedrijfsarts. In de teamontwikkelingsplannen, die 1 september 2009 gereed waren, wordt aangegeven hoe de docent:student ratio zich gaat ontwikkelen naar de FMR/HU-norm in 2010/ 2011 van 1:32. De Instituutsdirecteur monitort in 2009/ 2010 met de personeelsadviseur van het Instituut maandelijks het ziekteverzuim. Tijdens de audit heeft het auditteam vernomen dat voor de voltijdopleiding geldt dat de 10% voor deskundigheidsbevordering inderdaad gebruikt kon worden voor gewenning aan de nieuwe omgeving. Daarnaast vonden uiteraard de teamdagen waar deskundigheidsbevordering werd verzorgd, de masteropleidingen van medewerkers en de seminars hun doorgang. Bij de deeltijd waren er de innovatiegelden die gedurende twee jaar verstrekt werden. Tijdens de gesprekken met docenten heeft ook het auditteam kunnen constateren dat er sprake is van zeer gedreven mensen die de norm voor het aantal te werken uren inderdaad overschrijden. Dit vindt het auditteam een aandachtspunt. Oordeel studenten De studenten die het auditteam sprak zijn uitermate tevreden over de aandacht die ze van de coaches krijgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 52
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel
Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: De coaches van de voltijdopleiding zijn functioneel ingedeeld volgens het functiegebouw van de HU. In de voltijdopleiding zijn de meeste coaches ingeschaald als docent (schaal 10) of als hogeschooldocent 2 (schaal 11). Een aantal coaches is hogeschooldocent 1 (schaal 12). Deze coaches hebben ook een coördinerende taak. In de deeltijdopleiding zijn twee coaches ingeschaald als docent (schaal 10), 7 coaches als hogeschooldocent 2 (schaal 11) en 6 coaches als hogeschooldocent 1 (schaal 12). In 2017 dienen alle FMR-docenten minimaal een mastergraad te bezitten of een studie op dit niveau te volgen en is 20% van de FMR-docenten gepromoveerd of bezig met een promotietraject. Dit is conform de ambitie van de HU. Vak – en onderwijskennis De coaches beschikken over voldoende coachings- en ontwikkelkwaliteiten. Daarnaast wordt expertise van buitenaf ingeschakeld om bijdragen te leveren aan de ontwikkelactiviteiten en aan onderwijseenheden zoals pedagogiek, filosofie, psychologie en methodologie. Het merendeel van de coaches is in het bezit van een master- (science/education) of doctoraaltitel in het pedagogisch veld. In het aannamebeleid wordt rekening gehouden met de brede - en specialistische expertise op de terreinen van de opleiding, die aankomende docenten nodig hebben. Ook wordt rekening gehouden met hun ervaring op het gebied van educatie en social work. Het management beschikt o.a. over organisatorische kennis en laat zich daarbij door een staf ondersteunen. Op basis van bestudering van de cv’s van coaches en de gevoerde gesprekken is ook het auditteam van mening dat de opleiding voldoende expertise in huis heeft. Het auditteam adviseert de opleiding wel om de jonge docenten ook masteropleidingen buiten het eigen Instituut te laten volgen, zodat er ook voldoende kritische mensen van buitenaf aanwezig blijven. De opleiding geeft aan dat inmiddels zes van de elf collega’s die een master volgen of hebben gevolgd dit buiten het eigen Instituut doen of hebben gedaan. Scholing personeel In het kader van het ontwikkelingsplan van iedere coach en de ontwikkelingen die de opleiding doormaakt, worden de persoonlijke wensen geïnventariseerd in de RGW-cyclus en wordt professionalisering ook via opleidingen en cursussen buiten de bacheloropleiding gezocht. Zo volgen diverse nieuwe coaches in de voltijdopleiding een cursus didactiek (ontwikkeld in samenwerking met Studio Didaktiek). Intervisie vindt plaats in de zgn. werkteams en tussen de coördinatoren onderling (voltijd) of in de regioteams (deeltijd). Zowel het voltijd- als het deeltijdteam heeft tien gezamenlijke studiedagen per jaar. De beloning van medewerkers is gekoppeld aan de beoordeling van de resultaten op de gemaakte afspraken. Via een HU-breed project (‘Sturen op resultaat’) is de cyclus van gesprekken geformaliseerd in de RGW-cyclus en zijn hiertoe formats ontwikkeld. De docenten die het auditteam sprak gaven aan dat als ze de betreffende master hadden gedaan er vrij snel met de ecologische visie gewerkt kon worden. In de andere gevallen leverde dit in het begin werkdruk op die in de loop van de tijd verminderde.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 53
Oordeel studenten STO 2008/2009 voltijd en 2009 deeltijd wijst uit dat studenten van mening zijn dat docenten voldoende inhoudelijk deskundig zijn en dat zij over voldoende didactische kwaliteiten beschikken. Dit beeld wordt bevestigd door de uitkomsten van de periodieke cursusevaluaties. Ook de studenten die het auditteam sprak waren zeer tevreden over de deskundigheid van hun docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 54
4.
Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen
Zijn huisvesting en materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Gebouwen De faciliteiten voor een goede onderwijsverzorging en voor een optimale leeromgeving moeten aanwezig zijn. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van hogeschool, faculteit en instituut. Het Instituut voor Ecologische Pedagogiek is gehuisvest in de gebouwen aan de Padualaan (FE) en aan de Heidelberglaan (FMR). Vanwege het interfacultaire karakter van het Instituut wordt gebruikgemaakt van beide gebouwen. Het onderwijssecretariaat van de voltijdopleiding is gehuisvest in het FMR-gebouw. Het onderwijssecretariaat van de deeltijdopleidingen, waaronder de deeltijd bacheloropleiding, is gevestigd in het FE-gebouw. Beide gebouwen maken onderdeel uit van de Uithof, nabij andere HU-faculteitsgebouwen en de Universiteit Utrecht. In beide gebouwen zijn faciliteiten aanwezig voor goede onderwijsondersteuning in een krachtige leeromgeving. Uitgangspunt is dat de studenten voor wat betreft huisvesting en materiële voorzieningen volop ondersteund worden bij het studeren en bij hun ontwikkeling tot bachelor Pedagogiek. Materiële voorzieningen De studenten van de voltijdopleiding volgen het onderwijs aan de Heidelberglaan, de deeltijdstudenten aan de Padualaan. Zij maken gebruik van alle geavanceerde voorzieningen, zoals mediatheek, theater, studio, collegezalen en intranet. De studenten kunnen volop gebruik maken van de computerwerkplekken in het gebouw. De gebouwen beschikken over een draadloos netwerk. Met hun inschrijving krijgen studenten toegang tot het intranet van de HU sharepoint. Dit intranet is een belangrijk middel voor communicatie tussen studenten, coaches, de opleiding, de faculteiten en de HU. Alle lokalen zijn voorzien van standaard AV-uitrusting (TV, video, aansluiting voor een laptop). Een klein aantal lokalen is voorzien van een PC en een beamer. De voltijdopleiding beschikt over een eigen AV-afdeling met een technisch assistent. Smartboards vormen de standaarduitrusting van de nieuwbouw Padualaan. Voor de leerteams zijn relatief kleine, overzichtelijke, ruimtes nodig en voor de onderwijseenheden relatief grote ruimtes (voor de voltijd soms voor 180 studenten tegelijk). Hier bestaan mogelijkheden voor. De mediatheken hebben gespecialiseerde collecties en digitale abonnementen en bestanden. Zij werken samen met de mediatheken van de andere faculteiten en die van de Universiteit Utrecht. Deze mediatheken zijn toegankelijk voor HU-studenten. HU-studenten kunnen kosteloos gebruik maken van de universiteitsbibliotheken. Tijdens de rondleiding langs de voorzieningen heeft het auditteam geconstateerd dat er sprake is van adequate en prettige studieruimtes. Het viel het auditteam echter op dat er weinig boeken voor de opleidingen in de mediatheek van de locatie Heidelberglaan aanwezig waren. De boeken die er zijn, zijn voornamelijk Nederlandstalig. Het bleek dat het budget niet volledig gebruikt is. Het auditteam heeft voorts geconstateerd dat de betreffende vakliteratuur wel aanwezig is in de mediatheek van de Educatieve faculteit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 55
Hier mogen de studenten Pedagogiek ook gebruik van maken. Zoals hiervoor aangegeven wordt kunnen studenten wel kosteloos gebruik maken van de universiteitsbibliotheek. De deeltijdstudenten die het auditteam sprak gaven aan dat de mediatheek weinig wordt gebruikt omdat de studenten de boeken zelf aanschaffen. Ook gaven ze aan dat er ook Engelse literatuur gelezen moet worden tijdens de opleiding. Oordeel studenten Uit STO voltijd 2008/2009 en deeltijd 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de huisvesting en de materiële voorzieningen. De diensten en voorzieningen worden in 2009 door de voltijdstudenten beoordeeld met een 7,1 (2008: 6,9). De deeltijdstudenten beoordelen de diensten en voorzieningen in 2009 met een 7,3.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 56
Facet 4.2. Studiebegeleiding
Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van studenten?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Studiebegeleiding Het auditteam heeft geconstateerd dat de studieloopbaanbegeleiding, die vanuit de leerteams wordt gerealiseerd, op adequate wijze de studievoortgang van de student ondersteunt en aansluit bij de behoefte van de student. De opleiding formuleert haar beleid voor de studieloopbaanbegeleiding vanuit de kaders die door de hogeschool en de faculteiten zijn gesteld (Studiegids 2008-2009, 4.1.7 ). Het uitgangspunt voor de informatievoorziening aan studenten is dat deze wordt gekarakteriseerd door juistheid, volledigheid, relevantie, tijdigheid en terugvindbaarheid. Elke student krijgt bij aanvang van de studie een leerteamcoach toegewezen. In de leerteams van acht studenten ontmoet men elkaar elke week. In het leerteam becommentariëren medestudenten en coach de studieresultaten en de studievoortgang van de individuele student. De resultaten van de besprekingen maken deel uit van het portfolio van de student. Naarmate de studie vordert neemt de intensiteit van de studieloopbaanbegeleiding geleidelijk af. Bij de voltijdopleiding wordt ook gewerkt aan zelfsturend leren, waardoor de student steeds beter in staat is om zijn eigen leerproces vorm te geven. Bij persoonlijke problematiek van een student maakt het Instituut gebruik van faculteitsdecanen en psychologen, die verbonden zijn aan de FMR/HU. Het studentvolgsysteem van de HU OSIRIS signaleert digitaal tijdig eventuele studievertraging en de mogelijke oorzaken hiervan. Oordeel studenten over de studiebegeleiding Uit STO voltijd 2008/2009 en deeltijd 2009 blijkt dat studenten van mening zijn dat zij voldoende op de hoogte gesteld worden over de inhoud van de opleiding en over de studievoortgang en dat de studieloopbaanbegeleiding van voldoende kwaliteit is. De voltijdstudenten die het auditteam sprak lieten zich zeer positief uit over de werking van de leerteams. Zij benadrukten dat de spiegelingen van studenten, naast die van docenten, tijdens de bijeenkomsten van het leerteam de feedback completer maken. Door het werken met POP en stagetaken worden ook de minder actieve studenten aan het werk gezet. De deeltijdstudenten vonden het werken in leerteams in het begin wel even wennen, maar vinden de combinatie van samenwerken met andere leerjaren goed werken. Dit bevordert de informatie-uitwisseling op verschillende niveaus. De deeltijd werkt met heterogene groepen, terwijl de voltijd met homogene groepen werkt. Als een student specialistische vragen heeft bestaat er de mogelijkheid doorverwezen te worden naar een andere coach of naar een coach van de masteropleiding. Tijdens de zgn. ‘klikmomenten’ is het mogelijk te wisselen van coach. De opleiding beoogt binnen vijf jaar alle studieloopbaanbegeleiders (SLB’ers) van de voltijdopleiding te certificeren door Bureau Talent van de Hogeschool Utrecht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 57
Informatievoorziening Het onderwijssecretariaat vormt de spil van de organisatie. Het team onderwijssecretariaat verzorgt onder meer de informatievoorziening van organisatorische aard. Het team is goed bereikbaar voor studenten. De opleidingsmanager wordt op onderwijslogistiek gebied door dit team ondersteund. Alle relevante informatie voor de studenten en ook voor de coaches zijn te vinden op Sharepoint. Roostering van lokalen en andere ruimtes vindt plaats door het facultaire roosterbureau. De opleidingsmanager en het secretariaat hebben geregeld overleg met het roosterbureau. Binnen de HU wordt gewerkt met het onderwijsinformatiesysteem Osiris (Onderwijs en Studenten Informatie, Registratie en Inschrijf Systeem). Oordeel studenten over de informatievoorziening Uit STO voltijd 2008/2009 en deeltijd 2009 blijkt ook dat voor de voltijdopleiding de informatievoorziening over regels en procedures een aandachtspunt is, terwijl de deeltijd hier tevreden over is. De opleidingsmanager van de voltijdopleiding heeft in mei 2009 de informatievoorziening naar de studenten met de betreffende opleidingscommissie besproken en concrete verbeteracties geformuleerd. Zo is er op sharepoint een eigen site aangemaakt, speciaal voor de studenten pedagogiek, waarop ze actuele informatie over de opleiding gemakkelijker kunnen vinden. Daarnaast bleken vooral nieuwe collega’s niet altijd op de hoogte te zijn van regels en procedures. Deze zijn in middels vastgelegd in het boekje “wat iedere coach moet weten” en er wordt een site gemaakt die speciaal de pedagogiekdocenten informeert. Daarnaast bleek uit een analyse dat de informatie er wel is, maar dat studenten deze vaak niet wisten te vinden. De coaches zijn daarom geïnstrueerd vragen om informatie niet rechtstreeks te beantwoorden, maar de studenten te verwijzen naar waar ze deze kunnen vinden. Zo leren zij zelfstandig informatie te achterhalen. Tenslotte zijn regels en procedures nog nadrukkelijker in de studiehandleidingen opgenomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 58
5.
Interne Kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten
Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van meetbare doelen?
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Evaluaties Het auditteam heeft geconstateerd, dat het Instituut voor Ecologische Pedagogiek een flink aantal instrumenten ter beschikking heeft voor het evalueren van de opleidingen en de opleidingsvarianten en dat zij deze instrumenten ook regelmatig inzet. Het kwaliteitsmanagementplan (2008 – 2010) bevat de visie en uitgangspunten, de externe- en interne kaders, de opzet van de evaluatiesystematiek, een overzicht van alle betrokkenen, de evaluatieprocedures en de instrumenten waarmee geëvalueerd wordt. Er is ook een kwaliteitskalender opgenomen waarin duidelijk is vastgelegd wanneer wat wordt geëvalueerd en wie waarvoor verantwoordelijk is. De doelen en streefcijfers zijn in het managementcontract vastgelegd. Alle verbeteracties worden weergegeven in de activiteitenjaarkalender van het Instituut. Jaarlijks voert het Instituut in elk geval de volgende evaluaties onder studenten en docenten: • Cursus- of blokevaluaties minimaal drie keer per jaar; • Studententevredenheidsonderzoek; • Exitonderzoek; • Opleidingscommissie twee keer per jaar; • Studentenpanels vier keer per jaar Daarnaast vindt er iedere twee jaar een alumni-enquête (vanaf het moment dat er afgestudeerden zijn), een werkveldenquête en een werkbelevingsonderzoek plaats. Ook participeert de opleiding vanaf het moment dat er afgestudeerden zijn in de HBO-monitor. Naast genoemde schriftelijke enquêtes betrekt het instituut belanghebbenden op meerdere manieren bij kwaliteitszorg: • Instituutsdirecteur • Opleidingsmanager • Coaches • Studenten • Opleidingscommissie • Examencommissie • Beroepenveldcommissie • Alumni (vanaf 2009/2010 van de master en vanaf 2010/2011 voor de bachelor) De kaders voor de interne kwaliteitszorg worden gegeven door de Hogeschool Utrecht, de Faculteit Maatschappij & Recht (FMR) en het Instituut voor Ecologische Pedagogiek. Ook wordt hierbij rekening gehouden met de kaders van de Faculteit Educatie (FE). Naast het accreditatieen het toetsingskader van de NVAO heeft de HU haar eigen uitgangspunten voor kwaliteitszorg in een aantal notities neergelegd4. Ook de FMR heeft op facultair niveau uitgangspunten geformuleerd met betrekking tot de kwaliteitszorg. 4
“Het Accreditatieprotocol” van de HU vormt samen met “Uitgangspunten Kwaliteitszorg HU”, “HUauditprotocol”, “HU-evaluatiesystematiek” en “Beoordelingskader Masteropleidingen Hogeschool Utrecht” de beleidsdocumenten van het kwaliteitszorgsysteem van de HU.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 59
Het Kwaliteitsmanagement plan Pedagogiek 2008 - 2010, moet gezien moet worden als een groeidocument, een document dat continu in ontwikkeling is zoals passend bij ‘Levend Leren’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 60
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering
Vormen de uitkomsten van de periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de doelen?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Binnen Hogeschool Utrecht en binnen de opleiding worden de volgende streefnormen op een 5-puntmeetschaal gehanteerd: een gemiddelde score onder de 3,0 is aanleiding voor verbeterbeleid op dit facet c.q. onderwerp. Dit vereist dus een ingevuld format verbeteractiviteit voor het desbetreffende onderwerp en facet; een score tussen de 3,0 en 3,5 geeft aanleiding tot aanpassing, maar deze wordt opgenomen in de reguliere werkzaamheden van staf, coaches enz.; een score boven de 3,5 wordt geïnterpreteerd als “goed’ op het desbetreffende onderwerp/facet en vereist dus geen specifieke aanpassing dan wel verbetering. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de uitkomsten van de evaluaties binnen het Instituut voor Ecologische Pedagogiek hebben geleid en leiden tot het nemen van verbetermaatregelen. De evaluaties worden besproken binnen het team van coaches, met de studenten in studentenpanels en in de Opleidingscommissie. Daar worden ook punten van actie opgesteld. De informatie over het functioneren van de coach komt binnen de RGW-gesprekken met de opleidingsmanager ter sprake. Daar worden ook afspraken gemaakt rondom verbetering en deskundigheidsbevordering. Dit wordt vastgelegd tijdens de jaarlijkse contractafspraken. In het jaarlijkse managementcontract tussen de faculteitsdirecteur en de instituutsdirecteur worden de concrete activiteiten en verbeteracties benoemd. Daarnaast worden alle verbeteracties (zoals bijvoorbeeld uit het managementcontract, de Management Review, het Plan van aanpak IEP) opgenomen in de activiteitenjaarkalender van het Instituut, dat periodiek aan de orde komt in de vergaderingen van het Managementteam van het Instituut. De activiteitenkalender behelst per activiteit een uiteenzetting van de eigenaar van het actieplan, de stand van zaken, datum van gereedkomen actieplan en activiteit en eventuele opmerkingen. De kern van kwaliteitszorg binnen de Hogeschool Utrecht is het werken conform de professionele handelingscyclus, PDCA-cyclus. Het auditteam heeft gezien dat het Instituut bewust en continu werkt aan de borging en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, de daarbij behorende dienstverlening aan de klanten (studenten uit de diverse opleidingen, het afnemend werkveld en de overheid) en aan de ondersteunende processen vanuit de organisatie (management, personeelzaken, technische en administratieve ondersteuning). De studenten die het auditteam sprak bevestigden dat de opleiding suggesties van studenten gebruikt om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Voorbeelden van verbetermaatregelen die geïnspireerd zijn door studenten en recent door de bacheloropleiding genomen zijn: Veranderingen in het curriculum zoals het vak ontwikkelingspsychologie dat nu verplicht is voor alle eerstejaars studenten (was vrije ruimte); De onderdelen ‘Buurtonderzoek’ en ‘Beleid’ zijn uit elkaar gehaald. Studenten moesten voor beide vakken de straat op om interviews te houden. Hierdoor konden andere vakken niet gevolgd worden;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 61
Het invoeren van het vak ‘Theoretische pedagogiek’ in het eerste en tweede jaar.
Oordeel van studenten STO voltijd 2008/2009 en deeltijd 2009 wijst uit dat studenten van mening zijn dat er voldoende onderwijsevaluaties onder studenten plaatsvinden , dat men voldoende wordt geïnformeerd over de uitkomsten van onderwijsevaluaties, dat de opleiding adequaat reageert op klachten en problemen en dat de opleiding voldoende gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 62
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
Zijn –en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Het auditteam heeft geconstateerd, dat het Instituut voor Ecologische Pedagogiek er voldoende voor zorgt, dat studenten, medewerkers en werkveld betrokken zijn bij de interne kwaliteit van de opleiding. Onder facet 5.1 is al vermeld welke instrumenten het Instituut inzet en op welke wijze de verschillende gremia betrokken zijn bij de opleiding. Voltijd In 2006/2007 zijn alle blokken van de voltijdopleiding schriftelijk geëvalueerd. In 2007/2008 is er sprake van twee studiejaren, waardoor het aantal evaluaties verdubbeld is. In 2007/2008 is overgegaan op digitale afname en de (digitale) respons van het eerste blok in 2007-2008 viel tegen. Vanaf 2008-2009 worden de blokevaluaties gerichter ingezet. Er wordt voor gezorgd dat alle docenten minimaal 1x worden geëvalueerd, terwijl een deel van de studenten wordt gevraagd mee te doen aan de enquête. Dit heeft een positieve invloed op de respons, terwijl er voldoende informatie komt om op te sturen. Het Studententevredenheidsonderzoek 2008, waarvoor alle studenten worden gevraagd, had een goede respons (57%). De respons in 2009 bedroeg 52%. De uitkomsten van de STO worden besproken in de opleidingscommissie. Deeltijd Elk jaar worden alle studenten enkele malen uitgenodigd om samen met medewerkers de opleiding te evalueren. De opkomst bij deze dagen is hoog en de uitkomsten worden meegenomen in de opzet naar het volgend jaar. Vanaf 2009 worden de werkplaatsdagen geëvalueerd. Het Studententevredenheidsonderzoek 2008 had slechts een respons van 12%. Reden waarom de scores van 2008 niet zijn meegenomen in de Management Review van de opleiding (en ook niet in dit rapport). De respons in 2009 bedroeg 44%. Tijdens een werkplaats van de deeltijdopleiding worden alle uitkomsten van het STO besproken. Het doel is om de kwantitatieve gegevens van het STO aan te vullen met kwalitatieve gegevens op basis van fenomenologisch onderzoek. Het gaat hier om de ervaringen van de studenten en de coaches. Met de uitkomsten gaat de opleiding aan de slag. Het verrijken van de kwantitatieve gegevens met kwalitatieve ervaringen vindt ook plaats buiten deze werkplaatsdag. Vanaf 2010/2011 worden de alumni van de voltijd en vanaf 2011/2012 worden de alumni van de deeltijd (bachelor) betrokken bij de kwaliteitszorg (de alumni van de deeltijd master vanaf 2009/2010). Tijdens de bijeenkomst van de Beroepenveldcommissie in januari 2010 wordt de betrokkenheid van de commissie besproken. Oordeel van studenten Uit STO voltijd 2008 en 2009 en deeltijd 2009 blijken studenten van mening te zijn dat ze voldoende worden betrokken bij de verbetering van de opleiding. Dit wordt bevestigd door studenten die het auditteam sprak.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 63
De opleiding in zijn geheel wordt in 2009 door de voltijdstudenten beoordeeld met een 6,8 (2008: 6,4). De deeltijdstudenten beoordelen de opleiding in 2009 met een 7,5.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 64
6.
Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau
Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Zoals al eerder vermeld zijn de studenten van de voltijdvariant van de opleiding nu in het vierde – en de studenten van de deeltijdvariant in het derde studiejaar. De door het auditteam beoordeelde studiehandleidingen worden als zeer adequaat beoordeeld ten aanzien van criteria, vorm, inhoud, begeleiding en eindcompetenties. Het auditteam heeft tevens kennisgenomen van de afstudeerhandleidingen van zowel de voltijd – als de deeltijdvariant. De afstudeeropdracht voor de voltijdstudenten behelst 30 EC waarbij er keuze is uit drie typen opdrachten, te weten: een onderzoeksopdracht, een beleidsopdracht, een ontwikkel- of methodiekopdracht. De afstudeeropdracht bestaat uit vier onderdelen: Het voorstel voor de afstudeeropdracht; Het eindproduct van de afstudeeropdracht. Hier hoort een theoretische – en methodologische onderbouwing van de gemaakte keuzes bij; Een ethische beschouwing op de afstudeeropdracht; Een afsluiting in het leerteam over het digitaal portfolio en een performance op de eindmanifestatie. Het auditteam heeft de afstudeerhandleiding bestudeerd en is van mening dat hierin voor alle betrokkenen duidelijk is beschreven waaraan de afstudeerproducten moeten voldoen en op basis van welke criteria de student zal worden beoordeeld. Ter afronding van de deeltijdopleiding schrijft de student een reflectie-essay (5 EC), verricht een eindonderzoek (20 EC) en maakt zijn eindportfolio (5 EC). Het auditteam heeft kennisgenomen van de afstudeerhandleiding zoals beschreven in de ‘Reisgids voor de deeltijdopleiding Bachelor Pedagogiek’ (2009) en is ook hier van mening dat voor alle betrokkenen duidelijk is beschreven waaraan de afstudeerproducten moeten voldoen en op basis van welke criteria de student zal worden beoordeeld. Omdat er op dit moment nog geen afgestudeerden zijn, kan over de aansluiting van het competentieniveau van de afgestudeerden bij de functie van een beginnend pedagoog nog geen uitspraak worden gedaan. Het auditteam heeft daarom zowel voor de voltijd- als voor de deeltijdvariant gekeken naar tussenproducten van derdejaars studenten zoals werkstukken en portfolio’s. De werkstukken behelsden onderwerpen gericht op theoretische pedagogiek, op beleid en op onderzoek. Daaruit blijkt de ontwikkeling die de studenten tot op heden hebben doorgemaakt. Uit de portfolio’s blijkt duidelijk hoe de studenten werken aan hun competenties en welke bewijsstukken ze daarvoor kunnen overleggen. Op grond van de tussenproducten spreekt het auditteam zijn vertrouwen uit dat de studenten de nagestreefde eindcompetenties aan het einde van de het vierde studiejaar zullen bereiken. Dit houdt in dat het auditteam heeft gezien dat studenten intrinsiek gemotiveerde keuzes maken voor de onderwerpen die ze behandelen en dat deze ook relevant zijn binnen de ecologische pedagogiek. Daarnaast zijn de studenten naar de mening van het auditteam al goed in staat een rapport met een ‘kop en een staart’ te schrijven. Ze kunnen goed verbanden leggen tussen theorie en praktijk/ actualiteit, terwijl de gebruikte bronnen, hoewel overwegende Nederlands, zeker op niveau zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 65
Het auditteam vindt wel dat de mate waarin de studenten in staat zijn onderbouwd kritisch te reflecteren op theorie nog wisselend is en dat zij op het gebied van beleid voornamelijk nog hebben gekozen voor heel praktische interne beleidsonderwerpen, terwijl de criteria een brede ook externe beleidsverkenning benoemen. Dit dient verder uitgewerkt te worden in de feedback die studenten ontvangen. Uit de evaluaties van de stageorganisaties in augustus 2009 blijkt dat men tevreden is over het niveau van de studenten van de opleiding. Aangegeven wordt dat de studenten goed weten aan te sluiten bij de vragen en behoeften van hun cliënt(systemen). Met name de communicatieve vaardigheden, de kritische en reflectieve kwaliteiten en de proactieve houding en werkwijze van de studenten worden hoog gewaardeerd. Verscheidene derdejaars stagiaires krijgen tijdens of na afloop van de stage een vast contract aangeboden en regelmatig zoeken stage instellingen zelf contact met het praktijkbureau van de opleiding met het verzoek om stagiaires voor het volgend studiejaar. Ook de assessoren geven aan over het algemeen tevreden te zijn over het niveau van de gepresenteerde producten en performances. Tevens kreeg het auditteam zelf een positief beeld van het niveau van de voltijd- en deeltijdstudenten die het sprak tijdens de audit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 66
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Zijn, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over dit facet heeft betrekking op de in dit rapport genoemde opleiding Pedagogiek voor beide varianten en is gebaseerd op onderstaande bevindingen.
Bevindingen: Door managementrapportages worden de hogeschool-, de facultaire - en de instituutsrendementen en andere kengetallen op het gebied van personeel en financiën gemonitord. Deze managementrapportages worden opgesteld door de Instituutsdirecties ten behoeve van de Faculteitdirectie, waarna deze ze presenteert aan het College van Bestuur van HU. Ieder voorjaar wordt er door de opleiding een verantwoordingsrapportage opgesteld ten aanzien van de gemaakte afspraken in het managementcontract. In principe worden de streefcijfers gehanteerd van de FMR. In het algemeen geldt een hoofdfaserendement 0 - 4 jaar van 90%. Het afstudeerrendement 0 – 5 jaar ligt HBO landelijk en in de sector op ca. 60% (2007 – cohort 2002). Het afstudeerrendement 0 – 8 jaar op ca. 70% (2007 – cohort 1999). Voltijdopleiding Onderstaand overzicht laat de verwachte - en gerealiseerde rendementen zien:
Aantal ingestroomde studenten Verwacht afstudeerrendement 0 – 5 jaar Verwacht afstudeerrendement 0 – 8 jaar
2006 185 70% 80%
De meeste uitval van studenten vindt in het eerste jaar van de opleiding plaats. Gemiddeld over de jaren tussen 2006 en 2008 gaat 30% van de propedeusestudenten niet door naar de hoofdfase. Dat is ook landelijk gezien voor opleidingen Pedagogiek een gemiddeld percentage. In 2008/ 2009 was het uitvalpercentage veel lager: ca. 15%. De voltijdopleiding heeft jaarlijks een extra instroom van studenten in het eerste jaar van de hoofdfase. Dit heeft een positief effect op het afstudeerrendement. In 2009/2010 wordt verwacht dat ca. 140 studenten van de 180 vierdejaars studenten afstuderen. Deeltijdopleiding
Aantal ingestroomde studenten Verwacht afstudeerrendement 0 – 5 jaar Verwacht afstudeerrendement 0 – 8 jaar
2007 60 70% 80%
In 2008 hebben 27 studenten een propedeusediploma behaald. Zonder diploma hebben 12 studenten de studie gestaakt. Van de voltijdstudenten die zonder propedeusediploma in 2006/2007 zijn vertrokken, hebben 29 een exit-fomulier ingevuld. De meesten zijn gestopt vanwege ‘een verkeerde keuze’ of de ‘organisatie van de opleiding’. Een hoofdfaserendement van 90% lijkt hoog, maar ligt nog binnen de mogelijkheden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 67
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 68
7.
SAMENVATTEND OORDEEL
7.1.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding Pedagogiek voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING PEDAGOGIEK voltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V V V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V G V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
V
V
V
V
V G V V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 69
7.2.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding Pedagogiek deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING PEDAGOGIEK deeltijd
Onderwerp
/
Facet
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
Oordeel V V V V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V G V G V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
V
V
V
V G V V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 70
8.
INTEGRAAL OORDEEL/ADVIES AAN NVAO
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo bacheloropleiding Pedagogiek in haar varianten voltijd en deeltijd te accrediteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 71
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 72
BIJLAGE I: basisgegevens van de opleiding Naam van de instelling: Instituut voor Ecologische Pedagogiek, Hogeschool Utrecht Naam van de opleiding: hbo bacheloropleiding Pedagogiek
crohonummer 35158
Locatie van de opleiding:
Utrecht
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 73
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 74
BIJLAGE II: aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende voltijd - en deeltijdopleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De voltijd – en deeltijd bacheloropleiding Pedagogiek heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals wettelijk vastgesteld na landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Pedagogiek op hbo niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. De Hogeschool Utrecht heeft een set van ijkpunten (EVINAC) ontwikkeld, die (o.a.) dienen als de instellingsspecifieke vertaling van het NVAO-accreditatiekader en die op een aantal aspecten een eigen (streef-)norm bevatten. De opleiding heeft in haar Management Review aangegeven hoe zij zich tot deze normstelling verhoudt. Ook dit instellingsspecifieke kader heeft het auditteam in zijn beoordeling betrokken. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de bacheloropleiding Pedagogiek van het Instituut voor Ecologische Pedagogiek, Hogeschool Utrecht, aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examen Regeling – OER; Visitatierapport Toets Nieuwe Opleiding (september 2004) en het besluit NVAO (februari 2005); interne audit (juni 2008); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindcompetenties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 75
Op basis van de door opleidingen aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie5, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten drie externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Pedagogiek, waarvan twee auditoren tevens expliciet deskundig waren op het gebied van ‘onderwijs’, één student, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, lectoraat, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van onderwijseenheden, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de eind derdejaars werkstukken van studenten, vanwege het feit dat er op het moment van de audit nog geen afstudeerwerkstukken beschikbaar waren. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Eén en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
5
Visitatie heeft op 5 november 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 76
Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;6 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
6
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 77
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 78
BIJLAGE III: curricula vitae en verklaringen auditoren Drs. W.G. (Willem) van Raaijen De heer Van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Van Raaijen is partner bij de Hobéon Groep en eerste aanspreekpunt voor Hobéon SKO, het bedrijf dat persoonscertificering in uiteenlopende beroepsgroepen uitvoert. Prof. dr. H. (Hugo) Letiche De heer Letiche studeerde Cultural Studies aan de University of Chigago (B.A.) en Conflict Psychology in Leiden (M.Sc). Letiche promoveerde in de Pedagogiek aan de Vrije Universiteit op het onderwerp Career Development & Adult Learning en is vanaf 1999 Research Professor Organisatietheorie en Bijzonder Hoogleraar ‘Meaning in Organisation’ en Programmadirecteur Phd/DBA van de Universiteit voor Humanistiek. Zijn specialisatiegebieden zijn postfenomenologische en postmoderne organisatietheorie en complexiteitstheorie, met name zoals deze wordt toegepast binnen de gezondheidszorg. Van 1985 tot 1999 was hij Universitair Docent en Universitair Hoofddocent aan de Faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit. Daarvoor, van 1989 tot 1996, was hij Bijzonder Hoogleraar aan de Lancaster University en van 1995 tot 2001 aan de Keele University, beide in Groot-Brittannië. H.G. (Herma) Korfage ME Mevrouw Korfage is vestigingsmanager van de Pabo in Meppel. In 1981 is zij begonnen als groeps- en hoofdleidster kinderdagverblijf bij Stichting VOIK (nu SKSG) in Groningen. Hierna heeft zij diverse managementfuncties in het werkveld vervuld. Zo is zij afdelingshoofd medisch kleuterdagverblijf bij Jeugdhulpverlening in Amsterdam en directeur kinderdagverblijf en werk/leerproject werkzoekende jongeren in Winschoten geweest. Bij Hogeschool Utrecht vervulde zij aan de faculteit Educatie, Seminarium voor Orthopedagogiek de functie van onderwijsadviseur voor het primair en speciaal onderwijs en was zij docent/coach binnen de masteropleiding Special Educational Needs en nascholingstrajecten voor leraren. Tevens was zij lid van het managementteam in de regio Noord-Nederland. Vanaf 2008 is zij als vestigingsmanager van de Pabo in Meppel tevens lid van het managementteam Opleidingen Leraar Basisonderwijs hogeschoolbreed. Drs. R. (Rein) Zunderdorp De heer Zunderdorp is directeur van het gelijknamige adviesbureau in Den Haag. Dit bureau houdt zich bezig met beleidsonderzoek en –advisering, procesmanagement en bestuurskundig advies met de focus op onder meer: onderwijs- en kennismaatschappij, jeugdbeleid en zorg en welzijn. Zo is hij coördinator van het netwerk onderwijs en jeugd van de vier grote steden (G4) en directeur/extern secretaris van het Forum voor Democratische Ontwikkeling. De heer Zunderdorp studeerde theoretische sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij vervulde als student bestuurlijke functies aan de RUG en was acht jaar stafdocent aan de Academie voor Sociaal en Cultureel Werk. Voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was hij voorzitter van verschillende procesmanagementteams.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 79
Zo was hij betrokken bij de introductie van de basisvorming, het vmbo en de tweede fase voortgezet onderwijs. Daarnaast hield hij zich bezig met grotestedenbeleid, inburgeringsbeleid, overheidscommunicatie, de sociale infrastructuur, veiligheid en huiselijk geweld en waarden en normendebatten. M. (Mathijs) Bastings De heer Bastings is vierdejaarsstudent Pedagogiek bij Hogeschool van Amsterdam. Hij heeft stage gelopen bij Spirit, Leefgroep de Pijler, in Purmerend. Hier heeft hij onder andere een bijdrage geleverd aan de teambesprekingen, het organiseren van cliëntenparticipatie en het voeren van individuele coachingsgesprekken. Tevens is hij lid van de opleidingscommissie en kwaliteitscommissie. Drs. L. (Lisette) Blom-van Veen Mevrouw Blom-van Veen is afgestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (Beleid, Communicatie en Organisatie) en heeft verschillende managementfuncties binnen het bankwezen bekleed. Zo is zij 10 jaar als rayondirecteur bij Fortis Bank werkzaam geweest en heeft zij 2 jaar als segmentmanager Huis & Hypotheekadvies en als lid van het managementteam bij Rabobank gefunctioneerd. Vanuit haar eigen bedrijf houdt zij zich bezig met organisatieadvies met focus op kwaliteitszorg binnen onder andere het hoger beroepsonderwijs. Zij heeft inmiddels in diverse accreditatietrajecten opgetreden als secretaris.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 80
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 81
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 82
De verklaring van hr Letiche ontbreekt. Deze wordt z.s.m. nagestuurd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 83
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 84
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 85
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 86
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 87
BIJLAGE IV: Programma Programma Accreditatie-audit Pedagogiek Hogeschool Utrecht Donderdag 5 november 2009: Bachelor Pedagogiek HU – Instituut voor Ecologische Pedagogiek – bachelor Pedagogiek – voltijd, deeltijd Locatie: Heidelberglaan 7 te Utrecht Lokaal 2015
Tijd 08.30 – 08.45
2015
08.45 – 09.15
2015
09.15 – 09.30
2015
09.30 – 10.30
2015
10.30 – 11.15
2015
11.15 – 12.00
Gesprekspartners
Auditoren Auditteam*
Onderwerpen Inloop en ontvangst auditteam
Auditteam
Voorbespreking auditteam
Managementteam (Instituut voor Ecologische Pedagogiek en bacheloropleiding Pedagogiek) Marcel Meer Lisette van der Poel Riki Verhoeven John van Aken Managementteam Marcel Meer Lisette van der Poel Riki Verhoeven John van Aken (Kwaliteit)
Auditteam:
Kennismaking Definitieve vaststelling programma (ook voor 6 november)
Auditteam
Coördinatoren Pedagogiek (voltijd/deeltijd) Lieke Beenker, Arjen Nieuwenhuis Paul Mirck Hanske Douwenga Tom van Zuuren Ineke Edes
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie / instroom / toelating Internationalisering Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / scholing Resultaten / onderwijsrendement Alumnibeleid Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Toetsen en beoordelen/ Examencommissie Praktijkcomponent: stage- en afstuderen (coördinatie) Deskundigheidsbevordering Instroom/ vrijstellingen/ EVC Minoren Onderwijsorganisatie
Coaches Pedagogiek (voltijd) Aline Brandts Edwin Nieman Joost de Bruin Anneke Volp Jan-Willem Eversdijk Barbara Heyer
(Deel) Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling propedeuse Aansluiting instroom en programma Vrijstellingen Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent: stage- en afstuderen (coördinatie) Internationalisering Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Kwaliteitszorg Onderzoek
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 88
Lokaal 2017
Tijd 11.15 – 12.00 Parallel
12.00 – 12.45 12.45 – 13.15
Gesprekspartners Coaches Pedagogiek (deeltijd) Renzo Waasdorp Irene van Rijn Willeke Evertse
Rondleiding voorzieningen Examencommissie Jan de Bekker Anneke Volp Sandra Knopper Angela Pfaff
Auditoren (Deel) Auditteam
Onderwerpen Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling propedeuse Aansluiting instroom en programma Vrijstellingen Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent: stage- en afstuderen (coördinatie) Internationalisering Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Kwaliteitszorg Onderzoek
Auditteam (Deel) Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
(Deel) Auditteam
Auditteam Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie Interne terugkoppeling Verificatie van o.a. werkstukken en verslagen van studenten en de studiehandleidingen Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) Toetsen en beoordelen Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / toelating Afstuderen Deskundigheid docenten Informatievoorziening Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) Toetsen en beoordelen Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / toelating Afstuderen Deskundigheid docenten Informatievoorziening Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
2015
12.45 – 13.15 Parallel
2015 2017
13.15 – 13.30 13.30 – 14.15
2015
14.15 – 15.00
Studenten Pedagogiek (voltijd) Lotte Scholts Justine McCullough Godelinde Bleij Jolinda Ligthart Casper Spierenburg Mireille van Hecke
(Deel) Auditteam
2017
14.15 – 15.00 Parallel
Studenten Pedagogiek (deeltijd) Malu Lambert Saskia Carpaij Roswitha Zühlke Mariëtte Sas Nora Arbib
(Deel) Auditteam
2015
15.00 – 15.15
2015
15.15 – 15.30
2015
15.30– 16.30
3012
16.30 – 17.00
Verificatie documenten
Auditteam
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Alle gesprekspartners & genodigden
Curriculum Toetsen en beoordelen Afstuderen/ hbo -niveau
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling bacheloropleiding Pedagogiek en generieke aspecten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 89
*Auditteam: Voorzitter:
Drs. W.G. (Willem) van Raaijen
Leden:
Prof. Dr. H. (Hugo) Letiche - vakdeskundige
Secretaris:
H. (Herma) Korfage ME- werkvelddeskundige Drs. R. (Rein) Zunderdorp - werkvelddeskundige M. (Mathijs) Bastings - studentlid Drs. L. (Lisette) Blom-van Veen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Pedagogiek, Hogeschool Utrecht 1.0 90