Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding voltijd – deeltijd - duaal Leraar 2e graad vo Aardrijkskunde Leraar 2e graad vo Algemene economie Leraar 2e graad vo Bedrijfseconomie Leraar 2e graad vo Geschiedenis Leraar 2e graad vo Maatschappijleer Fontys Hogescholen Fontys Lerarenopleiding Tilburg Cluster Mens en Maatschappij Vakken
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl
Adviesrapport
E
[email protected]
Accreditatie hbo bacheloropleiding voltijd – deeltijd - duaal Leraar 2e graad vo Aardrijkskunde CROHO nr.35201 Leraar 2e graad vo Algemene economie CROHO nr.35202 Leraar 2e graad vo Bedrijfseconomie CROHO nr.35203 Leraar 2e graad vo Geschiedenis CROHO nr.35197 Leraar 2e graad vo Maatschappijleer CROHO nr.35411 Fontys Hogescholen Fontys Lerarenopleiding Tilburg Cluster Mens en Maatschappij Vakken Hobéon® Certificering BV December 2009 Auditteam: Drs. R.B. van der Herberg Drs. P.J. Ronner Prof. dr. T. Wubbels Prof. Dr. R.J.F.M. van der Vaart T. Klinkhamer K. Groot Secretaris: Drs. G.W.M.C. Broers
INHOUD 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Management samenvatting Algemene gegevens Beoordelingskader Samenstelling auditteam Integraal oordeel/advies aan NVAO
2. Inleiding 2.1. Kwaliteit lerarenopleiding 2.2. Functie van het rapport 2.3. Bereik van de beoordeling 2.3.1. De kopopleidingen 2.3.2. Bijzonder kenmerk Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Aardrijkskunde
1 1 1 1 1 6 6 7 7 8 9
3. 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.3.
Karakteristiek van de opleiding Algemeen Vakmanschap en meesterschap Opleiden in de school Lectoraat Visitatierapport ‘Samen Scholen’
10 10 10 11 11 11
4. 4.1. 4.2.
Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 30 en 31 maart en 1 april 2009
14 15 15
5.
Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
16 16 16 20 22 23 23 29 32 38 42 46 47 50 57 57 59 61 66 66 69 71 71 74 76 79 79 82
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.7.1. 6.7.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Oordeelschema hbo bacheloropleiding Integraal oordeel/ advies aan NVAO Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels
Leraar Leraar Leraar Leraar Leraar
2e 2e 2e 2e 2e
graad graad graad graad graad
vo vo vo vo vo
Aardrijkskunde Geschiedenis Algemene economie Bedrijfseconomie Maatschappijleer
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
84 84 85 86 87 88 89 89 89 90
1. 1.1.
MANAGEMENT SAMENVATTING Algemene gegevens
Naam van de instelling: Namen van de opleidingen:
Varianten van de opleiding: Locatie van de opleiding: Naam VBI: Datum visitatie: Datum VBI-rapport
1.2.
Fontys Hogescholen Tilburg hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding hbo bachelor tweedegraads lerarenopleiding voltijd, deeltijd en duaal Tilburg Hobéon Certificering b.v. 30-31 maart en 1 april 2009 december 2009
Aardrijkskunde Geschiedenis Algemene economie Bedrijfseconomie Maatschappijleer
Beoordelingskader
Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is geweest ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). Bij het uitvoeren van de audit heeft Hobéon Certificering voorts rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s aangaande de accreditatieonderzoeken van lerarenopleidingen. Deze behelzen afspraken over de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de visitatie aan de lerarenopleidingen, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Het auditteam heeft getoetst op welke wijze de opleidingen van Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) de samenwerking met de opleidingsscholen vorm geven en op welke wijze de opleidingen de kwaliteit van het ‘opleiden in de school’ borgen. Het auditteam heeft ook aandacht gegeven aan de implementatie van de landelijke kennisbases voor tweedegraads lerarenopleidingen. De audit omvatte in totaal zestien tweedegraads lerarenopleidingen van de FLOT. In overleg met de NVAO is de beoordeling van deze opleidingen uitgevoerd in een aantal clusters, passend bij de wijze waarop de opleidingen binnen FLOT georganiseerd zijn.
1.3.
Samenstelling auditteam
Het auditteam van Hobéon bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, senior adviseur bij Hobéon. Drs. P.J. Ronner, algemeen directeur grote scholengemeenschap in het midden van het land. Prof. dr. T. Wubbels, hoogleraar universiteit Utrecht. Prof. dr. R.J.F.M. van der Vaart, dean en hoogleraar University College, Utrecht. K. Groot, student tweedegraads lerarenopleiding INHolland. T. Klinkhamer, student tweedegraads lerarenopleiding INHolland. Aan het auditteam was toegevoegd: drs. G.W.M.C. Broers als secretaris van Hobéon Certificering.
1.4.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo bachelor opleidingen tweedegraad vo Aardrijkskunde, Geschiedenis, Maatschappijleer, Algemene economie en Bedrijfseconomie in al haar varianten te accrediteren. Dit advies is gebaseerd op de volgende overwegingen:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 1
Algemeen beeld Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) leidt leraren op voor het voortgezet onderwijs en de bvesector. FLOT is de grootste van de hbo-lerarenopleidingen in Nederland, zowel wat betreft het aantal bacheloropleidingen als wat betreft het studentenaantal. FLOT maakt deel uit van Fontys Hogescholen. Als Fontysinstituut streeft FLOT, zoals men in de Management Review aangeeft, naar voortdurende kwaliteitsverbetering en vastgelegd in de missie van Fontys: Idealisme in learning communities, een kwaliteitsstrategie (2008). Onderwerp Doelstellingen Opleiding: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de competenties sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk op het terrein van tweedegraads lerarenopleidingen worden gesteld; de op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde set competenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een voldoende weergave van de ontwikkelingen binnen het vakgebied; validering van deze competenties vindt niet alleen plaats op landelijk maar ook op regionaal niveau, i.h.b. via de werkveldcommissies per opleiding; de competenties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik dat overeenkomt met het hbo-niveau waar de Dublin Descriptoren expliciet naar verwijzen; het auditteam is van oordeel dat de tweedegraads lerarenopleidingen gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Meetbare gedragsindicatoren dragen ertoe bij dat het HBO-niveau kan worden bereikt; het auditteam is van oordeel, dat de eindcompetenties van de tweedegraads lerarenopleidingen aansluiten bij het niveau van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een bacheloropleiding op het terrein van tweedegraads lerarenopleidingen; de opleidingen hebben mede, door het startbekwaamheidsonderzoek, zicht op de eisen die het beroepenveld stelt aan afgestudeerden. Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de interactie met de beroepspraktijk vindt plaats zowel op het niveau van programmaontwerp als op het niveau van de programma-uitvoering; de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden van de studenten vindt plaats via recente vakliteratuur, via door de beroepspraktijk ingebrachte projecten & cases en via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal; de opleiding heeft op de verschillende niveaus door het studieprogramma heen de leerdoelen, leerinhouden en werkvormen vastgesteld die aantoonbaar afgeleid zijn van de set competenties; de opleiding heeft voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen expliciet vermeld; de opbouw van de curricula is zodanig dat er sprake is van een horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component; er is sprake van een rond beroepstaken opgebouwde opleiding hetgeen de horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component van de programma’s borgt; er is sprake van verticale samenhang binnen de studieprogramma’s gelet op de toenemende complexiteit van de te onderscheiden studieonderdelen; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase het HBO-niveau te bereiken; de opleidingen voldoen aan de wettelijke eis van 240 EC’s. De Kopopleiding voldoet aan de eis van 60 EC’s; de opleiding besteedt zowel op studentniveau als op programmaniveau voldoende aandacht aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. De opleiding heeft hierdoor een instrument in handen om vroegtijdig studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 2
het didactisch concept is in alle studieonderdelen ontleend aan de doelstellingen van de tweedegraads lerarenopleiding, zoals blijkt uit de beschrijving van de curricula. Centraal staat het verwerven van algemene en beroepsspecifieke competenties; de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze.
Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: uit de cv’s en uit gesprekken met de docenten is gebleken dat zij in voldoende mate contact onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; de omvang van de formatie stelt de opleiding in staat de curricula op een voldoende adequate wijze uit te voeren; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten zijn de opleidingen in staat de gewenste kwaliteit (niveau, vakinhoudelijk, vakdidactisch) te leveren. wat betreft vakdeskundigheid, werkveldervaring en inzicht in ontwikkelingen binnen het domein waar de opleidingen betrekking op hebben zijn de docenten voldoende toegerust om hun opleiding op het gewenste niveau te verzorgen; er kan meer sturing gegeven worden aan de professionalisering van de docenten zodat de profileringstijd besteed wordt aan versterking van profiel en gezicht van het cluster van opleidingen en zodat bewaakt wordt dat de professionaliseringstijd werkelijk aan speerpunten van instellings- en clusterstrategie wordt besteed. Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma van de opleiding te realiseren; de recente vergrote instroom van studenten heeft geleid tot knelpunten die de opleiding voor een deel heeft opgelost; de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is adequaat; de informatievoorziening aan studenten en docenten is voldoende. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; de opleidingen voeren module- en projectevaluaties onder relevante partijen uit. Deze evaluaties bieden de opleidingen informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren; de kwaliteitsdiscussie binnen de opleidingen zou frequenter gevoerd kunnen worden waarbij keuzes gemaakt worden en er sprake is van een heldere strategie met duidelijke lijnen. Het management dient hierbij een voortrekkersrol te vervullen; de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen; de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg. Dit gebeurt op een actieve wijze, dat wil zeggen: de opleiding benadert deze relevante partijen op eigen initiatief en streeft er naar om hun suggesties om te zetten in concrete maatregelen. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: uit de eindproducten blijkt dat de studenten serieus werk hebben gemaakt van het door hen gekozen onderwerp; de eindproducten van de studenten zijn geschreven op een niveau dat van een afgestudeerde hbo bachelor verwacht mag worden. Dit geldt zeker voor de eindwerkstukken die studenten vanaf april 2009 hebben geschreven;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 3
de opleiding houdt zelf nadrukkelijk een vinger aan de pols wat betreft de rendementscijfers; de tweedegraads lerarenopleiding constateert zelf een discrepantie tussen de streefcijfers en de gerealiseerde cijfers. De opleiding ziet zich geconfronteerd met enerzijds een instroom die achter blijft bij de vraag, zeker naar de toekomst toe, en anderzijds een vervroegde uitstroom van studenten naar de arbeidsmarkt; de opleiding heeft zicht op de oorzaken van de tegenvallende rendementen en probeert door op maat gesneden maatregelen de rendementen te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 5
INLEIDING 1.5.
Kwaliteit lerarenopleiding
Hobéon Certificering heeft bij het beoordelen van de tweedegraads lerarenopleiding expliciet rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s op dit terrein. Dit naar aanleiding van een brief van de Staatssecretaris aan de NVAO (d.d. 14 november 2007) inzake ‘Accreditatie van lerarenopleidingen’. Hierin geeft de staatssecretaris aan dat de lerarenopleidingen de afgelopen jaren veel energie gestoken hebben ‘…in behoud en verbetering van kwaliteit en in het creëren van waarborgen voor duurzame kwaliteit’. Verder geeft zij aan dat in het accreditatietraject zekerheid dient te worden verkregen ‘…dat de opleiding aan studenten biedt wat zij nodig hebben om voldoende voorbereid en op ho-niveau het beroep van leraar uit te oefenen’. In overleg tussen de NVAO en de VBI’s is vervolgens een aantal afspraken gemaakt wat betreft de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de site visit aan de tweedegraads lerarenopleiding, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Hobéon Certificering heeft voorafgaand aan de audit een lijst opgesteld van potentiële auditteamleden. Deze lijst is voorgelegd aan de NVAO en als adequaat beoordeeld. Vervolgens heeft Hobéon Certificering uit deze lijst een aantal externe auditoren geselecteerd. Hierdoor is voldoende geborgd dat er aandacht is besteed aan de kwaliteit van de inhoudelijke samenstelling van de panels. Om de ‘externe legitimering’ verder te borgen is de audit verlengd waardoor het voor het auditteam mogelijk was om additionele gesprekken te voeren met studenten, docenten en werkveld. Evenals bij de ‘reguliere’ eendaagse audits zijn ook bij deze audit (tussen)producten van studenten beoordeeld waaronder portfolio’s, toetsen en werkstukken. In het programma van de site visits is, naast de reguliere gesprekken, ook ruimte gemaakt voor gesprekken met (deels at random geselecteerde) studenten en docenten. Het curriculum van de verschillende tweedegraads lerarenopleiding is door het auditteam nadrukkelijk tegen het licht gehouden. Concreet betekent dit dat gekeken is naar zowel de vakinhoudelijk kant ervan als naar de specifieke vakdidactiek. In deze rapportage zijn de resultaten van de visitatie in april 2003 kort beschreven alsmede de reactie van de FLOT hierop. Wij hebben tijdens de audit expliciet aandacht besteed aan de wijze waarop de opleidingen zijn omgegaan met de aanbevelingen uit de vorige visitatie. Wij merken op dat in de rapportage, zoals gebruikelijk, aandacht besteed is aan het aantal contacturen (colleges, werk- en projectgroepen en individuele begeleiding waarbij de student in direct contact staat met de docent), de docent/student ratio en het opleidingsniveau van de docenten. Ook is voorafgaand aan en tijdens de audit (in de documentenanalyse) door het auditteam de wijze bestudeerd waarop de opleiding de contacten met het onderwijsveld heeft vormgegeven. Meer in het bijzonder heeft het auditteam concrete informatie bestudeerd waaruit blijkt op welke wijze de samenwerking tussen scholen en de opleiding vorm heeft gekregen en op welke wijze de opleiding de kwaliteit hiervan borgt. Hiermee volgt Hobéon Certificering de toezeggingen van de voorzitter van de NVAO aan de Staatssecretaris inzake de beoordeling van de kwaliteit van de lerarenopleiding (brief voorzitter NVAO aan de Staatssecretaris OCW, d.d. 22 november 2008, NVAO/20073488/FV). Het auditteam heeft verder gekeken naar de ontwikkeling van de kennisbases voor de verschillende opleidingen. In opdracht van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten (ADEF) is in 2004-‘05 de ontwikkeling van een landelijke kennisbasis voor de onderscheiden tweedegraads lerarenopleidingen tot stand gekomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 6
De kennisbasis betreft het geheel aan vakinhoudelijke kennis en vaardigheden die een leraar vo/bve in een bepaald schoolvak moet bezitten. Het auditteam heeft kunnen constateren dat de FLOT meewerkt aan het vaststellen van de vakinhoudelijke eindkwalificaties. Zie verder bij facet 1.1.
1.6.
Functie van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo bachelor opleiding tweedegraad vo Aardrijkskunde, Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie en Maatschappijleer met de croho nummers: 35201, 35197, 35202, 35203, 35411. De opleidingen worden aangeboden in de varianten: voltijd, deeltijd en duaal.
1.7.
Bereik van de beoordeling
Fontys Hogeschool, in casu Fontys Lerarenopleiding Tilburg, verzorgt verschillende tweedegraads lerarenopleidingen die de onderwijsinstelling geclusterd heeft. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de tweedegraads lerarenopleidingen (voltijd, deeltijd en duaal) Mens en Maatschappijvakken (hierna M&M vakken): Aardrijkskunde; Geschiedenis; Algemene economie; Bedrijfseconomie; Maatschappijleer. Hobéon Certificering heeft haar oordeel over de voltijd-, deeltijd en duale varianten van de tweedegraads lerarenopleidingen in één rapport samengevat omdat de lerarenopleidingen in alle varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin, in het rapport wordt daar waar nodig het onderscheid tussen opleidingen en varianten zichtbaar gemaakt. De NVAO is op 16 oktober 2008 akkoord gegaan met de behandeling van de verschillende opleidingen in clusters. Concreet betekent dit dat wij in dit rapport vijf tweedegraads lerarenopleidingen uit het cluster M&M vakken zullen beoordelen. Hobéon Certificering beoordeelt zoveel mogelijk aspecten, i.c. de facetten en onderwerpen uit het NVAO-beoordelingskader, op een zo hoog mogelijk aggregatieniveau. Specifieke aspecten die per cluster, opleiding en/of variant afzonderlijk en zelfstandig zijn ingevuld, worden telkens op dat niveau beoordeeld. Door de gemeenschappelijke aspecten slechts eenmaal te beoordelen, op het niveau waarop ze aangestuurd worden, wordt de accreditatielast voor de daaronder liggende niveaus beperkt. De tweedegraads lerarenopleidingen kenmerken zich door: onderlinge samenhang; inhoudelijke samenwerking in o.a. ADEF-verband (Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten). De lerarenopleidingen hebben een Management Review geschreven in drie clusterdelen. Een aantal aspecten zijn voor alle opleidingen binnen een cluster en tussen clusters gelijk. Daarbij gaat het om (een deel van) de doelstellingen, werkplekleren/Opleiden in de School, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Ook minoren en lectoraten komen bij dit gemeenschappelijke deel aan de orde. Op clusterniveau heeft het auditteam gesproken met docenten, studenten, curriculumcommissies, toets- en examencommissies. Tevens zijn studiemateriaal, toetsen, afstudeerscripties en ander werk van studenten beoordeeld. Deze laatstgenoemde materialen zijn opleidingsspecifiek en in de beoordeling van de opleiding zelf opgenomen. De gemeenschappelijke aspecten, op clusterniveau of nog hoger, heeft het auditteam steekproefsgewijze geverifieerd op opleidingsniveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 7
Deze uitgangspunten zijn zichtbaar in opzet, uitvoering en rapportage: bij de samenstelling van het auditteam zijn per cluster vakdeskundigen en werkvelddeskundigen betrokken; tijdens de audit kwamen eerst generieke onderwerpen aan de orde, dan volgde verificatie op opleidingsniveau. Bij de Fontys Lerarenopleiding Tilburg is naast sturing op een aantal generieke aspecten sprake van beleidsruimte op opleidingsniveau. In onze clusterrapporten komt dit tot uitdrukking doordat een aantal bevindingen op opleidingsniveau zijn geformuleerd. Voor elke opleiding/crohonummer hebben we een aparte beoordeling opgenomen in het adviesrapport. In dit rapport van het M&M cluster zijn de bovengenoemde opleidingen bij verschillende facetten samengevat omdat de opleidingen binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. In het rapport wordt, daar waar nodig, het onderscheid tussen de opleidingen en varianten zichtbaar gemaakt . De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering zijn de Management Reviews (het instituutsdeel en de opleidingsspecifieke delen, geordend in drie clusterdelen) van de Fontys Lerarenopleiding Tilburg. Wij merken ten aanzien van de beide economische lerarenopleidingen het volgende op. Na de visitatie in 2002 zijn de tweedegraads lerarenopleidingen op de terreinen Algemene economie en Bedrijfseconomie gestart met een nieuw gescheiden curriculum. Binnen dit curriculum was 56 EC’s gereserveerd voor de kennisbasis. Met ingang van het studiejaar 2005-2006 heeft de FLOT besloten om deze kennisbasis te verruimen waarbij beide opleidingen gestart zijn met, opnieuw, een herzien leerplan. Bestudering door het auditteam van het curriculum laat zien dat er sprake is van een vakinhoudelijke gemeenschappelijke basis. In de terminologie van de opleiding: ‘Een leraar Algemene economie dient over basiskennis bedrijfseconomie te beschikken en vice versa’. Het meest recente curriculum heeft een gemeenschappelijke vakinhoudelijke basis van algemene economie en bedrijfseconomie. Deze vakinhoudelijke basis omvat twee jaar van de studie en wordt gevolgd door een uitstroomjaar in de specifieke richting. De kennisbasis voor beide opleidingen is fors uitgebreid naar 90 EC’s en de beroepsvoorbereiding is voor beide lerarenopleidingen identiek. Vanwege de hiervoor beschreven relatie tussen beide opleidingen, is er voor gekozen om beide opleidingen tezamen te beschrijven. Daar waar evidente verschillen blijken te bestaan, wordt dit onder ‘bevindingen’ vermeld.
1.7.1. De kopopleidingen FLOT biedt studenten met een wo- of hbo-bachelor getuigschrift, of een eerder behaald gelijkwaardig getuigschrift, in een vakgebied dat verwant is aan een schoolvak de mogelijkheid om op basis van maatwerk de deeltijdopleidingen versneld te doorlopen. Op de werkvloer wordt over zgn. kopopleidingen gesproken. De inhouden van de kopopleiding zijn primair gericht op het beroep leraar, dus focus op pedagogische en (vak)didactische vraagstukken. De wijze waarop de kopopleiding voldoet aan de NVAO-criteria voor accreditatie is in dit adviesrapport in algemene zin beschreven. Alleen voor de aspecten waar voor de ‘kopopleidingen’ specificering noodzakelijk is of wenselijk wordt gezien, wordt per onderwerp nader ingegaan op de voor de kopopleiding bepalende kenmerken. Sinds het studiejaar 2004 - 2005 is Fontys gestart met de reguliere Kopopleiding. FLOT heeft kopopleidingen voor alle tweedegraads lerarenopleidingen, behalve voor Gezondheidszorg en Welzijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 8
1.7.2. Bijzonder kenmerk Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Aardrijkskunde Fontys Lerarenopleiding Tilburg wil voor haar Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Aardrijkskunde een ‘bijzonder kenmerk’ aanvragen. De beoordeling van het ‘bijzonder kenmerk’, waarbij duurzame ontwikkeling centraal staat, is door de Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Aardrijkskunde apart aangevraagd bij Hobéon Certificering. Vervolgens heeft de opleiding een rapport van DHO (Duurzaam Hoger Onderwijs) overlegd. Hobeon Certificering zal separaat van het onderhavige adviesrapport aan de NVAO hierover rapporteren, uiterlijk 31 maart 2010.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 9
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING 1.8.
Algemeen
Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) leidt leraren op voor het voortgezet onderwijs en de bvesector. Binnen Fontys werkt FLOT in regieverband samen met twee andere lerarenopleidingen: Fontys Lerarenopleiding Sittard en Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool in Eindhoven. De directie van FLOT bestaat uit een directeur en twee adjunct-directeuren. De organisatie is opgedeeld in zeven resultaatverantwoordelijke teams. Zes van deze teams zijn gericht op het verzorgen van onderwijs voor de bacheloropleidingen en de masteropleidingen. Het betreft de teams: Nederlands/Frans/Spaans; Engels/Duits; Geschiedenis/Aardrijkskunde/Maatschappijleer; Economie/Wiskunde; Biologie/Gezondheidszorg en Welzijn; Natuurkunde/Scheikunde/Techniek. Eén team is gericht op bedrijfsondersteunende processen. Naast de onderwijsteams is er binnen FLOT een expertisecentrum dat bestaat uit een verzameling expertisegroepen. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 zijn de volgende expertisegroepen gevormd: Identiteit en Profilering; ICT; Vakmanschap; Internationalisering; Loopbaan; Meesterschap; Toetsing. Fontys Hogescholen is bezig met een onderwijstransformatie, die bestaat uit twee sporen: (1) de invoering van een major-minorstructuur en (2) de implementatie van competentiegericht leren. Vanaf cohort 2009-‘10 kennen opleidingen van de FLOT een bachelor met een major van 210 EC’s en nog één minor van 30 EC’s. Met ingang van september 2008 kunnen opleidingen binnen Fontys kiezen tussen of een bachelor bestaande uit een major van 180 EC en twee minors van 60 EC. Binnen Fontys Lerarenopleiding Tilburg volgen studenten vanaf het cohort 2008-2009 een bachelor bestaande uit een major van 210 en een minor van 30 EC.
1.9.
Vakmanschap en meesterschap
De FLOT onderscheidt binnen alle opleidingen twee pijlers. Bij de eerste pijler gaat het in feite om ‘vakmanschap’, waarbij de landelijk overeengekomen kennisbasis leidraad is. De kennisbasis bestaat uit een generiek deel dat voor elke opleiding gelijk is en een vakspecifiek deel dat van toepassing op de afzonderlijke opleidingen. De tweede pijler waarop elke opleiding rust is die van het ‘meesterschap’, ofwel het functioneren als leraar. Het vakmanschap en meesterschap zijn uitgewerkt in competenties. Deze komen in hoofdstuk 2 aan de orde. Voor het vakmanschap fungeert de kennisbasis als het vakinhoudelijk fundament. Het programma van de lerarenopleidingen van FLOT heeft een omvang van 240 studiepunten. Deze zijn als volgt verdeeld: Vakmanschap: 120 studiepunten voor de vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 10
Meesterschap: 120 studiepunten voor de beroepsvoorbereidende programmaonderdelen (flankerend onderwijs, stage, minor Innovatief beroepsonderwijs en –tot september 2008- de vrije minor).
Voor de vakkennis en vakdidactiek reserveren de opleidingen de helft van de tijd (120 EC). De vakinhoudelijke kwalificaties van de opleidingen zijn afgeleid van landelijk ontwikkelde kennisbases. De opleidingen reageren hiermee op de kwaliteitsagenda van de overheid ‘Krachtig Meesterschap’ voor het opleiden van leraren in de periode 2008 – ’11 dat tot doel heeft het eindniveau van opleidingen duidelijk vast te leggen. De tweede pijler waarop elke opleiding rust is die van het ‘meesterschap’, ofwel het functioneren als leraar. Het vakmanschap en meesterschap zijn uitgewerkt in competenties.
1.9.1.
Opleiden in de school
Leren op de werkplek vormt het hart van de lerarenopleiding. Vanaf de propedeuse komt de student in aanraking met de beroepspraktijk. Werkplekleren heeft als doel het vakmanschap (de vakdeskundigheid) en het meesterschap (het functioneren als leraar) van de student te ontwikkelen. Het opleidingsprogramma onderscheidt vier verschillende momenten van werkplekleren: in de propedeuse, gericht op oriëntatie op het leraarberoep, in het tweede studiejaar gericht op de basisvaardigheden van het lesgeven en in het derde studiejaar, gericht op onderwijsontwikkeling en onderzoeksactiviteiten en de afstudeerstage. FLOT heeft nog geen keurmerk voor opleidingsscholen ontwikkeld, maar werkt, in navolging van het toetsingskader opleiden in de school van de NVAO en de Inspectie, mee aan een gemeenschappelijk keurmerk in ADEF-verband.
1.9.2. Lectoraat Binnen de tweedegraads lerarenopleiding van FLOT is een lectoraat gevormd op het terrein van leerstrategieën. Dit lectoraat bestaat uit een lector, twee associate lectoren, een docent Onderzoek en een kenniskring van docenten die uit het lectoraatsbudget uren krijgen om praktijkonderzoek te verrichten.
1.10. Visitatierapport ‘Samen Scholen’ Het auditteam heeft de resultaten van het visitatierapport ‘Samen scholen’ ( Den Haag, april 2004) bestudeerd. Ook heeft de opleiding in haar Management Review nadrukkelijk aandacht besteed aan de visitatie die op 15 en 16 april 2003 plaatsvond in Tilburg. De visitatiecommissie kwam tot drie onvoldoende beoordelingen. FLOT voerde een onvoldoende adequaat beleid voor de implementatie van haar visie op het werkveld en het beroep. Ook was de inrichting en de structuur van FLOT onvoldoende bevorderlijk voor de gewenste onderwijskwaliteit. De commissie doelde hiermee op de keuze van FLOT de organisatie in te richten volgens veldnabije (beroepscomponent) en vaknabije (vakcomponent) teams. De commissie deed de aanbeveling de beroeps- en de vakcomponent ook organisatorisch te integreren. Tenslotte vond de visitatiecommissie dat het door FLOT gevoerde personeelsbeleid te veel in de informele sfeer plaatsvond en dat een consistente beleidsmatige visie ontbrak op het op peil houden en het verder ontwikkelen van de expertise van het docententeam en de teamleiders. Wat betreft deze drie te verbeteren punten, zo geeft FLOT in de door het auditteam bestudeerde documentatie aan, zijn er maatregelen genomen. Wat betreft beide eerste punten heeft de onderwijsinstelling de aanbeveling van de visitatiecommissie om de beroeps- en vakcomponent ook organisatorisch te integreren overgenomen. Met ingang van 1 september 2004 is de organisatie in vak- en veldnabije teams opgeheven en is het primaire proces ingericht vanuit zes disciplinegeoriënteerde teams waarin de vak- en beroepscomponent geïntegreerd zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 11
Wat betreft het derde punt, het personeelsbeleid, is vanaf het najaar van 2005 het personeelsplan geactualiseerd. In het studiejaar 2003 – 2004 is gestart met het voeren van de eerste competentie-, ontwikkelings- en plangesprekken (COP-gesprekken). Deze gesprekken vinden nu in een vaste cyclus plaats. Voor het voeren van de gesprekken en het gebruik van het instrument zijn de teamleiders geprofessionaliseerd. Daarnaast heeft de visitatiecommissie een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot het volgen door FLOT van de ontwikkelingen in het mbo-veld. Inmiddels heeft FLOT structurele banden met het (regionale) mbo-veld. Ook was het de visitatiecommissie niet duidelijk of de tweedegraads lerarenopleidingen eraan hechtten in de nabije toekomst ook de eindkwalificaties voor de vakcomponent in competenties te formuleren en deze voor het brede tweedegraads gebied nader te specificeren. Intussen is er voor een aantal vakken een landelijk vastgestelde kennisbasis geformuleerd die beschouwd wordt als het minimale uitgangspunt. Het zgn. flankerend onderwijs diende naar de mening van de visitatiecommissie geëvalueerd en bijgesteld te worden. Inmiddels heeft FLOT de beschikking over een expertisegroep Flankerend onderwijs die de kennisbasis voor flankerend onderwijs bewaakt. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 is de expertisegroep ‘Flankerend onderwijs’ ondergebracht bij de expertisegroep Meesterschap. De visitatiecommissie was van mening dat het juiste evenwicht tussen de vak- en beroepscomponent scherper bepaald en bewaakt diende te worden door meer ‘vak’ (vakinhoud en vakdidactiek) in de beroepscomponent op te nemen. Hierop heeft FLOT gereageerd door een projectontwikkelgroep ‘Kennisbasis’ te starten. Deze projectgroep had tot taak een onderzoek te doen onder studenten, docenten, alumni en werkgevers naar de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de kennisbases van de bachelor lerarenopleidingen. Op basis van de onderzoeksresultaten is besloten dat van het totale aantal studiepunten (240 EC) voor de bachelorlerarenopleiding er 120 EC gereserveerd worden voor vak/vakdidactiek. Dit uitgangspunt is tevens gehanteerd bij de onderwijstransformatie van FLOT in het kader van de major/minorontwikkelingen. De visitatiecommissie deed de aanbeveling in het kader van het toetsbeleid de toetsing en beoordeling docentonafhankelijker te maken. Inmiddels heeft FLOT het toetsbeleid op dit punt aangepast. Ten aanzien van het voortijdig verlaten van de opleiding door studenten deed de visitatiecommissie in haar rapport in 2004 de aanbeveling om de norm van 21 studiepunten (oude studiepunten, dat wil zeggen 30 EC), te behalen in het eerste studiejaar, te heroverwegen om uitval na het eerste studiejaar verder te beperken. Tevens wees de commissie op systematisch te voeren exitgesprekken die meer inzicht geven in de motieven van uitvallers en vervolgens kunnen leiden tot maatregelen. Met ingang van studiejaar 2004 – 2005 zijn de criteria voor positieve en negatieve studieadviezen aangepast. De student krijgt aan het eind van het eerste jaar een bindend negatief studieadvies als hij/zij minder dan 40 EC heeft gerealiseerd. Het systeem van studieloopbaanbegeleiding moet begeleiders een vrij nauwkeurig inzicht geven in de motieven van studenten om de studie te staken. Bij beëindiging van de studie vindt altijd een exitgesprek plaats tussen student en begeleider. Het betreft hier zowel tussentijdse beëindiging als afronding van de opleiding. Tenslotte gaf de visitatiecommissie de opleiding ter overweging mee om tot een meer systematische kwaliteitsverbetering te komen. Daarop is FLOT met ingang van het studiejaar 2004/2005 gestart met een kwaliteitsbeleid dat is gebaseerd op het kwaliteitsbeleid van Fontys Hogescholen. De PDCA-cyclus vormt de basis voor het kwaliteitssysteem.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 12
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 13
AUDITTEAM De audit heeft plaatsgevonden op 30 en 31 maart en 1 april 2009. Het programma van de audit is opgenomen in een bijlage bij dit rapport. Het auditteam (kernteam en specifieke deskundige) was als volgt samengesteld: Panelleden
drs. R.B. van der Herberg (voorzitter) drs. P.J. Ronner (werkvelddeskundige) prof. dr. T. Wubbels (vakdeskundige) prof. dr. R.J.F.M. van der Vaart (vakdeskundige) drs. G.W.M.C. Broers (secretaris) T. Klinkhamer en K. Groot (studentleden auditteam)
Audit en kwaliteitzorg deskundigheid
Onderwijs deskundigheid
Werkveld Deskundigheid
Vakinhoudelijke deskundigheid
Student gebonden deskundigheid
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de tweedegraads lerarenopleiding noodzakelijke vakinhoudelijke en vakdidactische expertise aanwezig is. Evenals expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De lead auditor, de heer Van der Herberg, heeft ruime auditervaring zowel binnen het middelbaarals binnen het hoger onderwijs. Hij was jarenlang en tot voor kort directeur van een grote onderwijsinstelling in het midden van het land. De werkveld- en vakdeskundigen, de heren Ronner en Wubbels hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Ronner heeft ruime werkveldervaring binnen het secundair onderwijs, zowel als (vestigings)rector, centraal directeur en als lid van het bestuur van de VO-Raad en als voorzitter van het bestuur van de Scholenraad vmbo-vakcollege in Amersfoort. De heer Wubbels heeft in de jaren zeventig in het middelbaar onderwijs gewerkt om daarna te kiezen voor het wetenschappelijk onderwijs. Vanaf 2002 is hij hoogleraar Onderwijskunde in Utrecht, directeur van het Instituut Pedagogiek en Onderwijskunde en vicedecaan en portefeuillehouder Onderwijs binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen binnen de Utrechtse universiteit. De heer Van der Vaart is decaan van het University College van de Universiteit Utrecht. Hij was jarenlang onderwijsdirecteur van de bachelor- en masteropleidingen Sociale Geografie en Planologie van de UU. In de periode 2000-2004 was hij bijzonder hoogleraar Geografie en Aardrijkskundeonderwijs. In die functie heeft hij zich onder meer beziggehouden met het ontwikkelen van nieuwe examenprogramma’s aardrijkskunde voor havo en vwo.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 14
In zijn onderzoek heeft Van der Vaart zich met name gericht op: inhoudelijke kwaliteit van (aardrijkskunde)onderwijs. De heer Van der Vaart was lid van de commissie Van Oostrom die de historische en culturele canon heeft ontwikkeld. De heer Broers heeft in zijn rol als secretaris meerdere malen deel uit gemaakt van een auditteam. Voor de curricula vitae verwijzen wij naar Bijlage I.
1.11. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleidingen: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.12. Programma visitatie 30 en 31 maart en 1 april 2009 Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 15
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen Onder de coördinerende leiding van het ADEF hebben de tweedegraads lerarenopleidingen op landelijk niveau de ontwikkeling van twee kwaliteitsborgende instrumenten ter hand genomen: de kennisbasis en kennistoetsen. Voor een aantal vakken is de ontwikkeling hiervan vrijwel afgerond. De resultaten worden ondergebracht in een kennisbank waar de tweedegraads lerarenopleidingen vervolgens gebruik van kunnen maken. In 2009-2010 moet deze kennisbank operationeel zijn. Achtergrond hierbij is dat de tweedegraads lerarenopleidingen hebben onderkend dat er behoefte is de vereiste vakkennis explicieter te formuleren. Deze kennisbasis moet beschouwd worden als een referentiepunt voor de borging van de kennisvereisten van de startbekwame tweedegraads leraar. De balans tussen vak- en beroepsvoorbereiding is daarmee landelijk afgestemd; de kennis van het vak is in landelijke gremia vastgesteld. Zoals eerder aangegeven is het opleiden van leraren binnen FLOT gebaseerd op een balans tussen vakkennis en beroepscompetenties. Laatstgenoemde set competenties van de voltijd- en deeltijdvariant van de tweedegraads lerarenopleiding van FLOT zijn vastgelegd in competentiekaarten en in de kennisbasis per vak. Deze competentiekaarten zijn generiek en zijn vastgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). De set van voor iedere tweedegraads lerarenopleiding geldende competenties is per lerarenopleiding aangevuld met een kennisbasis. Dat betekent dat iedere bacheloropleiding de beroepsrol van de vakspecialist en vakdidacticus afzonderlijk en domeinspecifiek heeft ingevuld. Genoemde beroepscompetenties zijn afgeleid van vier beroepsrollen: de interpersoonlijke-, pedagogische-, vakinhoudelijke- en vakdidactische- en de organisatorische beroepsrol. Deze rollen zijn in vier beroepssituaties tegen het licht gehouden hetgeen heeft geleid tot zeven landelijk geldende competenties: 1 Interpersoonlijk competent: Leiding geven en zorgen voor een goede sfeer van omgaan met en samenwerking tussen leerlingen. 2 Pedagogisch competent: Zorgen voor een veilige leeromgeving en bevorderen van persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling. Bevorderen van de ontwikkeling tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. 3 Vakinhoudelijk en didactisch competent: Zorgen voor een krachtige leeromgeving en bevorderen van het leren. 4 Organisatorisch competent: Zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving. 5 Competent in samenwerken in een team: Zorgen dat het werk afgestemd is op dat van collega’s; bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. 6 Competent in samenwerken met de omgeving: In het belang van de leerlingen een relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en instellingen. 7 Competent in reflectie en ontwikkeling: Zorgen voor de eigen professionele ontwikkeling en de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening. Deze zeven SBL-competenties zijn beschreven in de wet BIO die sinds augustus 2006 geldt en zijn mede gebaseerd op de richtlijnen van de Europese Commissie inzake competenties en kwalificaties van docenten (Common European Principles for Teacher and Trainer Competences and Qualifications; Brussel, 2005).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 16
In een set van competentiekaarten, die het auditteam bestudeerd heeft, zijn de bekwaamheidseisen door de opleiding verder uitgewerkt in drie competentieniveaus: eind propedeuse:hoofdfase bekwaam; eind hoofdfase: afstudeer bekwaam; eind afstudeerfase: startbekwaam. Ten behoeve van de beoordeling en toetsing heeft de opleiding per competentie gedragsindicatoren vastgesteld, zodat duidelijk is welk concreet gedrag de student moet kunnen demonstreren aan het eind van elk van de drie studiefasen. Twee voorbeelden van deze gedragsindicatoren op het niveau eind hoofdfase luiden: de student beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen; de student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag. Tijdens bijeenkomsten van de tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M worden voor de opleidingen relevante onderwerpen besproken zoals: nieuwe ontwikkelingen binnen de vakgebieden, de kennisbasis, het beoordelen van studiemethoden, verdeling van studieonderdelen over de jaren. Doel van deze bijeenkomst is om te komen tot een nog betere aansluiting tussen de eindkwalificaties en de context van het beroepenveld. In het voorjaar van 2010 zullen opnieuw bijeenkomsten plaatsvinden met het werkveld. De directie van FLOT heeft besloten dat de werkveldcommissies twee keer per studiejaar bijeenkomen. Aan de opleidingen is opgedragen hiervoor zorg te dragen en in overleg met de betrokken commissieleden uit het werkveld concrete vergaderdata af te spreken. De inhoudelijke invulling en organisatie van de bijeenkomst van de werkveldcommissie vindt plaats binnen de afzonderlijke opleidingen. De samenwerking met de scholen voor vo/mbo is intensief, wat tot uitdrukking komt in een verdergaande samenwerking (dualisering bij de uitvoering van de opleiding, de training, kwalificering en inzet van veldassessoren bij assessments, participatie in het verzorgen van minoren (onder andere gastdocentschap), uitbreiding van het aantal opleidingsdocenten en de scholing van deze doelgroep. Met diverse schoolbesturen heeft FLOT in dit kader convenanten en intentieverklaringen afgesloten, zoals met het ROC Koning Willem 1 College, de scholengemeenschap Hooghuys in Oss, Onderwijsgroep Tilburg, de Brano- en Zeebra-scholen. Het auditteam heeft verslagen van deze bijeenkomsten bestudeerd en beoordeelt deze als adequaat. Dat wil zeggen: er worden voor de opleiding relevante onderwerpen besproken die de (inhoudelijke) kwaliteit van de lerarenopleiding ten goede komen. In het voorjaar van 2010 zullen opnieuw bijeenkomsten plaatsvinden met het werkveld. Uit de documentatie blijkt dat in de tweedegraads lerarenopleiding aandacht wordt besteed aan de vakvernieuwing die plaatsvindt in het vmbo, de onderbouw van havo en vwo en het mbo. Het auditteam geeft de opleiding in overweging dat ook aandacht besteed wordt aan het lesgeven in de bovenbouw van havo en vwo. In het bijzonder aan de visies, opvattingen en ideeën die ten grondslag liggen aan de ‘tweede fase’. Immers, er is sprake van een doorgaande leerlijn van basisvorming naar de tweede fase. Aardrijkskunde De vakspecifieke eindkwalificaties zijn vastgelegd in de ‘kennisbasis aardrijkskunde’ die in samenwerking met andere tweedegraads lerarenopleidingen aardrijkskunde, het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) en een hoogleraar Onderwijsgeografie tot stand is gekomen in september 2007. Evaluatie vindt plaats via jaarlijkse landelijke bijeenkomsten van Lerarenopleidingen Aardrijkskunde. De opleiding beschikt over een visiedocument, waarin de visie op het vak aardrijkskunde en het opleiden van leraren Aardrijkskunde is vastgelegd. Dit geeft de uitgangspunten voor het curriculum. Deze visie is mede afgeleid van de onderwijsvisie van FLOT. Dit visiedocument is het resultaat van studieweken in 2006-2007-2008. Actualisering en verdere uitbouw vinden plaats door middel van opleidingsoverleg (viermaal per jaar).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 17
Tot op heden zijn hierbij nog geen studenten en vertegenwoordigers van het werkveld betrokken geweest. De opleiding Aardrijkskunde participeert in het project ‘Duurzaamheid’. Hiervoor heeft een screening van het studieprogramma plaats gevonden waarop een actieplan is ontwikkeld om het onderwerp Duurzaamheid nog beter in het programma opgenomen te krijgen. Algemene economie en Bedrijfseconomie De landelijke kennisbasis is tot stand gekomen in samenspraak met de andere lerarenopleidingen op het terrein van Economie en het Ruud de Moorcentrum van de Open Universiteit. De eindtermen van het beroepenveld zijn daar input voor geweest. De eindkwalificaties voor de vakinhoudelijke kennis van de lerarenopleidingen Algemene economie en Bedrijfseconomie zijn vastgelegd in de landelijke kennisbasis. Sinds de invoering in het schooljaar 2007-2008 sluiten alle studieonderdelen van het vak en de vakdidactiek aan bij de kennisbasis. Deze kennisbasis is opgesteld door de gezamenlijke lerarenopleidingen economie en wordt in voldoende mate gedekt in de programma’s. De eisen die in het beroepenveld gesteld worden, komen terug in het curriculum van beide opleidingen. De opleidingen participeren in het landelijke overleg over de kennisbasis, kennisbank en kennistoetsen. In het overleg is de kennisbasis en de ontwikkeling daarvan een terugkerend punt van bespreking. In het landelijke overleg neemt ook het Ruud de Moorcentrum van de Open Universiteit deel aan de verdere ontwikkeling. De werkveldcommissie heeft de opdracht gekregen om voor de curricula van de opleidingen te toetsen of de eindkwalificaties overeenkomen met de door het beroepenveld gewenste kwalificaties. De opleidingen Algemene economie en Bedrijfseconomie zijn betrokken bij ontwikkelingen in het beroepenveld, zoals de ontwikkelingen van het leergebied Mens en Maatschappij en intersectoraal opleiden. Het leergebied is ingebed in het curriculum en gekoppeld aan de kennisbasis. De opleidingen participeren in het innovatieve project Cargo, het intersectoraal opleiden van docenten voor het vmbo. Daarnaast zijn economiedocenten betrokken bij het lectoraat. Hier wordt onderzoek gedaan naar de wijze waarop beelden effectief gebruikt kunnen worden in de bovenbouw van het economieonderwijs. Door middel van de zgn. regio-contactdocenten krijgt de opleiding vanuit verschillende regio’s input over ontwikkelingen in het werkveld die vervolgens een plek kunnen krijgen in het economiecurriculum. Geschiedenis De opleiding is gericht op de ontwikkeling van de zeven SBL-competenties uit de Wet BIO, uitgewerkt volgens de FLOT-indeling op drie niveaus voor de propedeuse, de hoofdfase en de afstudeerfase. Tevens werkt de opleiding volgens de kennisbasis geschiedenis, die ook geldt voor alle verwante opleidingen in Nederland, zowel wat betreft de kennis van onderwijsinhouden, als de kennis van de leerling, van leren en van de ontwikkeling. De opleiding omvat alle voorschriften die gelden voor de tweedegraads leraar geschiedenis: de kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs, de Canon van Nederland en het examenprogramma vmbo. De eindkwalificaties richten zich vooral op de kerntaken van de beginnende leraar Geschiedenis. Ze zijn opgesteld in overleg met instellingen zoals het Instituut voor Geschiedenisdidactiek en het Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken. Ook is rekening gehouden met wensen uit het beroepenveld, zoals geuit in directe contacten met leraren en in bijeenkomsten en publicaties van de Vereniging van docenten geschiedenis en staatsinrichting in Nederland. De opleiding beschikt over een mechanisme voor periodieke actualisering van de eindkwalificaties. Medewerkers van de opleiding houden zich op de hoogte van ontwikkelingen van zowel de eisen en wensen van vakgenoten. Een aanpassing van de eindkwalificaties vond bijvoorbeeld plaats bij de recente ontwikkeling in een groeiend aantal vmbo-scholen, waarbij geschiedenis werd geïntegreerd in het vak mens en maatschappij.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 18
Maatschappijleer De kennisbasis maatschappijleer is terug te vinden in het curriculum van de opleiding Maatschappijleer. Deze kennisbasis is tot stand gekomen in gezamenlijk overleg tussen vertegenwoordigers van de vier lerarenopleidingen Maatschappijleer (Rotterdam, Amsterdam-HvA, Leeuwarden, Tilburg). Vertegenwoordigers uit het scholenveld hebben tijdens studiedagen hun commentaar kunnen geven op de concept kennisbasis. De inhoud van de kennisbasis is wat betreft de vakinhoudelijke onderdelen afgeleid van de bestaande eindtermen van het schoolvak Maatschappijleer (vmbo en havo/vwo) en van de Burgerschapscompetenties die geformuleerd zijn voor het bve. De lerarenopleiding Maatschappijleer van FLOT is in het verleden nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de bestaande eindtermen. Actualisering van de vakspecifieke eindkwalificaties uit de kennisbasis vinden plaats op landelijk niveau in het overleg tussen vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen Maatschappijleer. Uitgangspunt van eventuele actualiseringen zijn wijzigingen in de eindtermen voor het schoolvak Maatschappijleer en op- en aanmerkingen vanuit het scholenveld. In het landelijke overleg van lerarenopleiders is besloten de kennisbasis jaarlijks als agendapunt terug te laten komen.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding binnen het cluster M&M als goed gelet op de volgende overwegingen: de competenties sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk op het terrein van tweedegraads lerarenopleidingen worden gesteld; de op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde set competenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een voldoende weergave van de ontwikkelingen binnen het vakgebied; validering van deze competenties vindt niet alleen plaats op landelijk maar ook op regionaal niveau, i.h.b. via de werkveldcommissies per opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 19
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen Voor de tweedegraads lerarenopleidingen geldt dat op landelijk niveau de zeven competenties waarover de afgestudeerde dient te beschikken zijn gekoppeld aan de vijf Dublin Descriptoren. De tweedegraads lerarenopleiding heeft in competentiekaarten de verschillende competenties verder uitgewerkt op een wijze die het mogelijk maakt de hieruit resulterende gedragsindicatoren te rubriceren onder de verschillende Dublin Descriptoren. Wij merken op dat deze gedragsindicatoren gelden voor alle M&M-opleidingen. In een schema is deze koppeling vervolgens beschreven voor elk van de competenties. Zo is de competentie op het terrein van vakinhoud en didactiek op de volgende wijze gekoppeld aan de vijf Dublin Descriptoren: Kennis en inzicht: met inachtneming van theoretische en methodische kennis met betrekking tot het fundament en de leerinhouden van vakken, didactiek (in relatie tot leren), opbouw en samenhang schoolmethodes, doorlopende leerlijnen. Toepassen kennis en inzicht: in een specifieke onderwijscontext kunnen ontwerpen en ‘uitvoeren en passend maken’ van leerinhoud(en) via methodieken en didactiek op basis van integratie tussen praktische kennis (schoolmethoden en leerinhouden), methodische- en theoretische kennis en op basis van de diagnose van de eigen praktijk. Oordeelsvorming: beredeneerde keuzes maken mede op basis van praktijkonderzoek met betrekking tot didactiek (in relatie tot leren) en inhoud van het vak en gericht op de verbetering van de eigen schoolpraktijk. Communicatie: uitleggen en verantwoorden van keuzes en hierbij rekening houdend met de doelgroep ten aanzien van de didactiek, de inhoud van het vak en de doelgroep leerlingen. Leervaardigheden: systematisch oriënteren, plannen en uitvoeren van ontwikkel- en verbeteracties en reflecteren op de eigen onderwijspraktijk en het kunnen inschakelen van professionele leervormen (o.a. via intervisie en supervisie). Bij de uitwerking van het schema is gebruik gemaakt van de professionele rollen die een leraar op hbo bachelorniveau moet kunnen vervullen. Naast de rol van ‘uitvoerder van methodieken’ is een aantal andere rollen te onderscheiden zoals de rol van ‘ontwerper’, ‘onderzoeker van zijn praktijk’, ‘begeleider van collega’s’ en de rol van ‘zelfverantwoordelijke en zelfsturende lerende professional’. Kennis en inzicht De afgestudeerde vakken; De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde
legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vakdomein en die van verwante staat boven de leerstof; gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied; verantwoordt het nut van het vak voor de ontwikkeling van leerlingen.
Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde hanteert verschillende werkvormen; De afgestudeerde verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit; De afgestudeerde observeert en analyseert (vakspecifieke) leerproblemen; De afgestudeerde ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten. Oordeelsvorming De afgestudeerde De afgestudeerde verbeteren; De afgestudeerde leerlingen; De afgestudeerde
bespreekt normen en waarden met leerlingen; onderzoekt en toets mogelijkheden om het sociale klimaat in een groep te herkent en benoemt enkele ontwikkelings- en gedragsproblemen bij verantwoordt zijn pedagogische opvattingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 20
Communicatie De afgestudeerde communiceert effectief door het hanteren van verbale en non-verbale technieken; De afgestudeerde onderhoudt contact met leerlingen binnen de context van de school; De afgestudeerde gebruikt doelgericht schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen; De afgestudeerde geeft eenduidig opdrachten aan leerlingen en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten. Leervaardigheden De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde
raadpleegt reeds aanwezige informatie en registreert nieuwe informatie; gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied; verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit; stelt zijn eigen grenzen vast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding binnen het cluster M&M als voldoende gelet op de volgende overwegingen: de competenties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik dat overeenkomt met het hbo-niveau waar de Dublin Descriptoren expliciet naar verwijzen; de competenties sluiten aan bij de vijf dimensies van de Dublin Descriptoren. Zij zijn in het studieprogramma verankerd in termen van verder uitgewerkte gedragsindicatoren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 21
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs Zoals al onder 1.2. is beschreven hebben de tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M op landelijk niveau een relatie gelegd tussen de Dublin Descriptoren en de SBL competenties en kennisbases. Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen daarom gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Beroepsonderwijs Zoals al onder 1.1. is beschreven hebben de tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M zich gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de landelijke SBL competenties en kennisbases. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de eindcompetenties van de tweedegraads lerarenopleidingen corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een hbo bacheloropleiding tweedegraads leraar. Uit het door FLOT uitgezette zgn. Starbekwaamhedenonderzoek blijkt dat het merendeel van werkgevers vindt dat de afgestudeerden beschikken over voldoende vakkennis en vakvaardigheden, verbanden kan leggen tussen praktijk en theorie, een beeld heeft van de sociale verhoudingen/het klimaat onder de leerlingen en meedenkt over schoolrelevante thema’s. Alumni vermelden dat zij alle nagestreefde startbekwaamheden relevant vinden. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam is van oordeel dat de tweedegraads lerarenopleidingen gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Meetbare gedragsindicatoren dragen ertoe bij dat het HBO-niveau kan worden bereikt; het auditteam is van oordeel, dat de eindcompetenties van de tweedegraads lerarenopleidingen aansluiten bij het niveau van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een bacheloropleiding op het terrein van tweedegraads lerarenopleidingen; de opleidingen hebben, mede door het startbekwaamheidsonderzoek, zicht op de eisen die het beroepenveld stelt aan afgestudeerden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 22
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen De kennisontwikkeling in het opleidingsprogramma vindt hoofdzakelijk plaats door gebruik van literatuur, door het hanteren van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal in het programma, via interactie met de beroepspraktijk en in toegepast onderzoek. De ontwikkeling van de beroepsvaardigheden in het opleidingsprogramma vindt hoofdzakelijk plaats in aan de beroepspraktijk gerelateerde opdrachten en/of projecten, in practica en in stages. De tweedegraads lerarenopleiding binnen Fontys kenmerken zich door in het eerste- en tweede studiejaar ‘flankerend onderwijs’ aan te bieden waarbij studenten vakliteratuur dienen te bestuderen. Er wordt altijd gestart vanuit de praktijk. De theorie draagt daaraan bij in de vorm van studieboeken en readers. De literatuur wordt aan de gepresenteerde praktijk gekoppeld. De opleiding heeft een notitie opgesteld waarin zij ingaat op de literatuureisen die binnen het flankerend onderwijs op de FLOT gelden vanaf 1 januari 2010. De hierin geformuleerde literatuureisen zijn door de opleiding thans in voldoende mate uitgewerkt. In de notitie wordt aangegeven dat de voorgeschreven literatuur en de gebruikte bronnen in readerteksten, waar van toepassing, van voldoende wetenschappelijk niveau zijn. Een deel van de voorgeschreven literatuur en readerteksten zal een voorbeeldfunctie hebben en afkomstig zijn uit recente publicaties waaronder kranten en tijdschriften. De FLOT onderhoudt contacten met het werkveld via het lectoraat. Het lectoraat Leerstrategieën beschouwt het verrichten van praktijkgericht onderzoek (het actieonderzoek) door docenten als een professionele leerstrategie. Doel van het lectoraat is professionalisering te bevorderen in de lerarenopleidingen en in het werkveld (de scholen voor voortgezet onderwijs en voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie). Docenten van de lerarenopleiding doen praktijkgericht onderzoek met ondersteuning van het lectoraat. Voorbeelden hiervan zijn: oorzaken van uitval in de propedeuse, taalgericht vakonderwijs in lerarenopleiding en het gebruik van beelden bij economieonderwijs in het voortgezet onderzoek. Het lectoraat begeleidt verder promotieonderzoek van docenten. Het lectoraat organiseert jaarlijks een Onderzoeksdag. Docenten van scholen uit de regio, opleiders en studenten presenteren daar hun praktijkgerichte onderzoek. Ook begeleidt het lectoraat scholen die hun (innovatie)projecten willen onderzoeken met maatwerktrajecten. De studenten werken met beroepstaken waarbij de student steeds meer zelfstandigheid moet tonen en waarbij dus de sturing verschuift van docentsturing naar zelfsturing. De beroepstaken waarover afgestudeerden dienen te beschikken zijn gerelateerd aan de competenties zoals beschreven in de competentiekaarten van FLOT, de generieke kennisbasis en kenmerkende situaties zoals beschreven door het Ruud de Moor Centrum en daaraan gerelateerde beroepstaken en leertaken en de hbo-kernkwalificaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 23
In het kader van het Opleiden in de School onderhouden de tweedegraads lerarenopleidingen een nauwe relatie met de onderwijspraktijk waarvoor zij opleiden. Vanaf de propedeuse komt de student in aanraking met de beroepspraktijk. Werkplekleren vormt daarom het hart van de lerarenopleidingen en fungeert als spil tussen de opleidingsscholen en de lerarenopleidingen. Ze vormen de leeromgeving voor het zogenaamde werkplekleren, het leren op de opleidingsschool. De omvang van het werkplekleren neemt in de loop der jaren toe. Het werkplekleren levert praktische impulsen op voor de opleidingen, zodat er sprake is van een wisselwerking tussen opleidingen en schoolpraktijk. In de voltijd- en deeltijdvariant worden drie perioden van werkplekleren onderscheiden: de eerste periode is gericht op oriëntatie op het beroep van leraar en de eerste oefeningen in het lesgeven. De student formuleert leervragen en voert op grond daarvan taken uit rond algemene aspecten van het onderwijs, de plaats en positie van het eigen vak en zijn motivatie voor het leraarschap. Tijdens deze stage oefent de student ook eenvoudige vormen van lesgeven; in tweede periode hoofdfase staan de basisvaardigheden van het lesgeven centraal. Daarbij oefent de student in de omgang met leerlingen, ervaart de verschillen in de kenmerken tussen leerlingen en leert om te gaan met (verschillen tussen) leerlingen. Tegelijkertijd ervaart de student de complexiteit van het onderwijs als organisatie van onderwijsleersituaties (werkplekleren, leergebieden, vakgebieden); de laatste afrondende fase van het werkplekleren vormt het sluitstuk van de opleidingen, de kroon op het werk. De student voert zoveel mogelijk zelfstandig de verschillende leraartaken uit. Er is sprake van zelfstandig studeren onder eigen verantwoordelijkheid. De verwevenheid tussen theorie en praktijk in de opleidingsprogramma’s van FLOT blijkt ook uit het onderzoek dat studenten in de beroepspraktijk uitvoeren. In de afstudeerfase werken studenten individueel een gehele onderzoekscyclus uit in hun actieonderzoek. In het kader van hun actieonderzoek onderzoeken studenten een praktijkprobleem op hun stageschool theoretisch en empirisch en vertalen ze de uitkomsten vervolgens in toepassingen. Actuele ontwikkelingen komen op verschillende manieren de opleidingen ‘binnen’. Het personeel zorgt voor de inbreng van actuele ideeën door het bijhouden van literatuur en congresbezoek op het vakgebied. Daarnaast organiseren de opleidingen van FLOT zelf studiedagen over actuele thema’s waar externe experts aan deelnemen. Waar relevant nodigen opleidingen gastdocenten uit. Er wordt gebruik gemaakt van gastsprekers uit het voortgezet onderwijs en de onderwijsverzorging die vooral worden ingezet bij vakdidactische modules. Zo komen bij de module Methodekeuze uitgeverijen presentaties houden over actuele ontwikkelingen in hun methodes. Bij Oriëntatie op Studie en Beroep komen docenten uit het voortgezet onderwijs vertellen over hun leven als leraar en de aard van het beroep. Bij vakdidactiekmodules in de deeltijd komen sprekers met een school- of vakdidactische achtergrond. Begeleiding van afstudeerders vindt plaats in samenwerking met in de beroepspraktijk werkzame professionals. Aardrijkskunde Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via colleges, vakliteratuur, vanuit de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal, via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. In colleges en andere onderwijsactiviteiten, zoals vastgelegd in het curriculumoverzicht, ontwikkelen de studenten aardrijkskunde kennis met betrekking tot het vakgebied en het beroep. Het aardrijkskundecurriculum is gericht op: actuele probleemstellingen en ontwikkelingen in het beroep; maatschappelijke ontwikkelingen en problemen van macro- naar meso- en microniveau. Hiervoor heeft de opleiding in een visiedocument sleutelproblemen geformuleerd die sturend zijn voor keuze van leerinhouden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 24
Binnen de opleiding maken de studenten kennis met de recente en meest gebruikte schoolmethodes in het voortgezet onderwijs op het terrein van aardrijkskunde. Dit betreft niet alleen de handboeken en werkboeken, maar ook digitale- en audiovisuele materialen. Een deel van de literatuur wordt ook gebruikt in de bachelorfase van universitaire geografieopleidingen. Uit de aangeleverde boekenlijst blijkt dat een substantieel deel van de gebruikte literatuur van buitenlandse oorsprong is. Tevens voorziet het curriculum in de mogelijkheid om studenten materiaal voor het voortgezet onderwijs te laten ontwikkelen. Dit gebeurt in het algemeen op verzoek van en in samenwerking met scholen in het vo, musea en andere maatschappelijke instellingen. De opleiding houdt zich op de hoogte van nieuwe vakinhoudelijke en vakdidactische ontwikkelingen, onder andere door: lidmaatschappen van en participatie binnen de vakvereniging het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG): samenwerking met het KNAG rond onderwijsactiviteiten onder andere: in het studiejaar 2006-2007 heeft de opleiding samen met het KNAG een regionale studiebijeenkomst verzorgd voor het vo rond invoering van het brede leergebied Mens en Maatschappij; in november 2007 organiseerde de opleiding in samenwerking met het KNAG de landelijke onderwijsdag; deelname aan de commissie die gewerkt heeft aan het opstellen van de Canon Wereldburgerschap; deelname aan educatieve projecten zoals Cultureel Erfgoed Brabant en het Marco Poloproject. Deze worden op scholen in het voortgezet onderwijs uitgevoerd; betrokkenheid bij lesmethoden aardrijkskunde onderbouw en vmbo 3-4. Binnen de opleiding Aardrijkskunde zijn vier docenten werkzaam met recente werkervaring in het vo. Ook maakt de opleiding gebruik van gastdocenten en gastsprekers uit de beroepspraktijk en maatschappelijke velden, zoals: tijdens internationale uitwisselingsprojecten met de universiteit van Bremen en een lerarenopleiding in Slowakije; bij het studieonderdeel Migratie en de Multiculturele Samenleving een gastspreker van het Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking en Stichting Vluchtelingenhulp; bij het studieonderdeel Milieueducatie de directeur van IVN Noord-Brabant. Kennisontwikkeling via onderzoek vindt binnen de opleiding aanvullend plaats door: de verschillende veldpractica door systematisch veldonderzoek volgens het zogenaamde APOmodel (Aardrijkskundig Probleemgericht Onderzoek) waarbij het waarnemen, beschrijven, analyseren en verklaren van verschijnselen centraal staat; door deelname vanuit de opleiding aan onderzoek binnen de kenniskring van het lectoraat leerstrategieën; een academische geografiestudie door één van de docenten; implementatie vanuit de masteropleiding ‘Actief Leren’ van kennis over onderwijsontwerp theorieën in de opleiding Aardrijkskunde; een promotietraject van een docent met als onderzoekstitel ‘De invloed van de schoolmethode op de onderwijspraktijk’. Met betrekking tot de mogelijkheid voor studenten om de beroepsuitoefening op structurele basis in de praktijk te brengen, is er – naast de reguliere stage – o.a. een samenwerking met een initiatief van de Vereniging Nederlandse Gemeenten International, waarbij studenten voor scholen lesmateriaal rond het project Millenniumgemeente TV lesmateriaal ontwikkelen en uitvoeren. Deze samenwerking is begonnen met een eenmalige subsidie, maar inmiddels zijn er plannen om structurele samenwerking aan te gaan. Algemene Economie & Bedrijfseconomie De opleidingen gebruiken geen literatuur uit het voortgezet onderwijs, behalve op het terrein van vakdidactiek. Alle literatuur, op een enkele module na waar de literatuur uit de praktijk komt, is voor hbo bachelorniveau geschreven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 25
Bij de vakinhoudelijke vakken wordt gebruik gemaakt van relevante vakliteratuur. Ook de actuele ontwikkelingen worden in de opleiding betrokken. Zo is de laatste versie van de Macroeconomische verkenningen uitgangspunt voor een verdiepingsmodule en een voorspelling van de Nederlandse economie is de afsluitende vakinhoudelijke opdracht voor Algemene economie. Kennis verwerven studenten ook via studiemateriaal dat ontleend is aan de beroepspraktijk. Een voorbeeld hiervan is de module Verzekeringen. In deze module wordt studiemateriaal gebruikt dat in de beroepspraktijk van het verzekeringswezen gebruikt wordt als basismateriaal. De beroepsvaardigheden voor het meesterschap komen vooral aan de orde bij vakdidactiek, het flankerend onderwijs en het werkplekleren. Bij vakdidactiek wordt gewerkt vanuit beroepstaken in samenwerking van scholen en andere externe opdrachtgevers. In de minor Innovatief beroepsonderwijs komen ook verbanden met de beroepspraktijk naar voren voor de derdejaarsstudenten. Tijdens deze minor werken studenten aan een opdracht, die geformuleerd is door het Ruud de Moorcentrum en studenten van de Hogeschool voor de Kunsten. Tijdens de minorstage proberen studenten het eigen, ontwikkelde materiaal uit. Gedurende de minorstage verrichten de studenten ook een klein onderzoek naar de innovatiekracht van de geformuleerde opdracht. De beroepspraktijk van de docent in opleiding wordt regelmatig aan onderzoek onderworpen door excursies en opdrachten, die worden uitgevoerd op scholen in het beroepsveld. In 2008 hebben eerstejaarsstudenten van de opleidingen de leermiddelenmarkt Fresh georganiseerd. Hier werden nieuwe, door studenten ontworpen, onderwijsmiddelen gepresenteerd. De opleiding onderzoekt de mogelijkheden om duurzame ontwikkeling samen met het bureau Duurzaamheid vorm te geven. Een deel van het docententeam is werkzaam in het beroepenveld en mede daardoor zijn de opleidingen op de hoogte van de actuele ontwikkelingen. Aanpassingen van het studieprogramma kunnen daardoor snel doorgevoerd worden. De invoering van het leergebied M&M bij vakdidactiek is hiervan een voorbeeld. Ook wordt regelmatig gebruik gemaakt van gastsprekers voor colleges over de actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Geschiedenis Kennisontwikkeling door studenten van de opleiding Geschiedenis vindt plaats via actuele, relevante en werkvelddekkende vakliteratuur en ander studiemateriaal op hbo-niveau. De opleiding Geschiedenis stelt naast Nederlandstalige- ook Engelstalige literatuur verplicht om studenten vakkennis te laten ontwikkelen. De literatuur wordt regelmatig geactualiseerd. Het opleidingsprogramma geschiedenis is opgebouwd rond opdrachten die de actuele ontwikkelingen en/of probleemstellingen in het vakgebied reflecteren. In het licht hiervan constateert de opleiding Geschiedenis een vijftal trends die hun neerslag in het opleidingsprogramma hebben gevonden. Genoemd worden: het neonationalisme, een meer integrale benadering van de geschiedenis, de verdere popularisering van de geschiedenis, de belangstelling voor cultureel erfgoed en de toenemende regionalisering. De opleiding Geschiedenis is internationaal georiënteerd. Het curriculum omvat vaste excursies naar Berlijn en Parijs. Docenten moedigen studenten aan om hun historische kennis te vergroten door tijdens hun privéreizen tijd te besteden aan historische bezienswaardigheden. Inhoudelijk wordt in het curriculum aandacht besteed aan internationale geschiedenis, vooral de buitenlandse activiteiten en betrekkingen van Nederland, en gaat daarin verder dan de relatief eurocentrische kennisbasis. De opleiding Geschiedenis hanteert diverse procedures bij het door studenten laten kiezen van literatuur en ander studiemateriaal. In de eerstejaarscursus Vak en samenleving bestuderen studenten de inhoud van diverse methodes aan de hand van vijf vraagstellingen, zoals: op welke wijze wordt de geschiedenis van multicultureel Nederland na 1945 behandeld in een methode onderbouw vo;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 26
in de tweedejaarscursus Staat, natie en politiek gaan studenten zelf op zoek naar voorbeelden van digitaal educatief materiaal voor het schoolvak geschiedenis; in het derde studiejaar maken studenten bij het Meesterstuk zelf de keuze welk onderwerp ze gaan onderzoeken, wat uiteraard richtinggevend is voor de literatuur die bij dit onderwerp gehanteerd wordt. Zowel de vraagstelling als de literatuur moeten door de begeleidende docent goedgekeurd worden, om zowel de werkbaarheid als het niveau te bewaken. Bij het studieonderdeel Staatsinrichting en Theorie en historiografie van de geschiedenis bepalen studenten - binnen voorgeschreven thema's – zelf de onderwerpen van de essays die bij deze onderdelen geschreven worden.
In de opleiding Geschiedenis vindt kennisontwikkeling door studenten ook plaats via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal, zoals de brochure Dit is geschiedenis (2004), de kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs (2006) en De canon van Nederland (2007). Studenten geschiedenis ontwikkelen hun kennis ook via interactie met de beroepspraktijk. Vanaf de eerste weken van de propedeuse werken ze in beroepskenmerkende leeromgevingen, zoals bij de minilessen bij het studieonderdeel Oriëntatie van Flankerend onderwijs en het doelgericht ontwerpen van lesopzetten bij het studieonderdeel Werkvormen en leermiddelen. Vanaf de tweede helft van het eerste jaar gaan studenten vier maal op stage in een school voor vo. De opleiding Geschiedenis onderhoudt structurele contacten met alle lerarenopleidingen geschiedenis in het land. De opleidingscoördinatoren komen vier keer per jaar bijeen waarbij ze eens per jaar een themabijeenkomst voor alle geschiedenisopleiders organiseren. Studenten geschiedenis besteden een groot deel van hun studietijd in het beroepenveld. Studenten werken aan diverse opdrachten die betrekking hebben op actuele ontwikkelingen en problemen in het vakgebied. Bij de eerstejaarscursus Vak en samenleving stellen studenten bijvoorbeeld vast in hoeverre zij het mogelijk en wenselijk achten om bij het vak geschiedenis rekening te houden met en recht te doen aan verschillen in de multiculturele samenleving. Bij de tweedejaarscursus Mens en Maatschappij nemen studenten een beargumenteerd standpunt in over hun eigen houding ten aanzien van de vier scenario's in de nieuwe onderbouw vo. Bij een aantal cursussen (onder andere Staat, natie en politiek II en Sociaaleconomische geschiedenis) werken studenten aan opdrachten, gericht op de vervaardiging van materiaal dat in de beroepspraktijk kan worden ingezet. In 2005 begon de opleiding Geschiedenis in samenwerking met de opleidingen Aardrijkskunde, Economie en Maatschappijleer aan structurele aandacht voor mens en maatschappij in de diverse scenario's, naar aanleiding van de vermelding van het leergebied in de nieuwe kerndoelen onderbouw. Met twee modules sloot de opleiding aan op de groeiende praktijk waarbij vooral vmbo-scholen geschiedenis integreren in het vak mens en maatschappij, zowel wat betreft wijzigingen in leerstof als in werkvorm en leeromgeving. In 2006 begon de opleiding met expliciete behandeling van de 50 vensters van de Canon van Nederland. Om de studenten te informeren over bijzondere ontwikkelingen in het vo maakt de opleiding gebruik van uit de beroepspraktijk afkomstige gastsprekers, zoals in het studieonderdeel Regionale geschiedenis en Mens en maatschappij. Met hetzelfde doel bezoeken studenten scholen voor vo, zoals de Nieuwste School in Tilburg, in het kader van de module Mens en Maatschappij. Maatschappijleer De basiswetenschappen voor Maatschappijleer zijn sociologie, politicologie en culturele antropologie; hulpwetenschappen zijn onder meer sociale psychologie, recht en economie. Voor alle curriculumonderdelen waarin deze disciplines een rol spelen wordt de meest recente literatuur voorgeschreven. Internationale oriëntatie, met name wat de literatuur betreft, is beperkt. Aandacht voor actuele ontwikkelingen is inherent aan het vak Maatschappijleer en aan het opleiden van docenten in dit vak.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 27
Expliciet wordt in het curriculumonderdeel Actua voor de eerstejaars studenten aandacht besteed aan de actualiteit en aan didactische mogelijkheden om de actualiteit in de lessen Maatschappijleer te integreren. Didactische verwerking van de literatuur vindt onder andere plaats door te werken met actuele voorbeelden uit de praktijk, actuele tijdschrift- en krantenartikelen, nieuwsuitzendingen en actuele cijfers en statistieken. Deelname van docenten aan studiedagen, studiereizen, congressen, seminars vertaalt zich in het studieprogramma. Ontwikkelingen in de beroepspraktijk van de docent Maatschappijleer krijgen aandacht in artikelen in onder andere het vakblad voor docenten Maatschappijleer, welke artikelen vervolgens onderdeel worden van de door de studenten te bestuderen literatuur. Van gastsprekers en gastdocenten uit de beroepspraktijk van het onderwijs maakt de opleiding slechts spaarzaam gebruik. Van de huidige opleidingsdocenten heeft het merendeel recente ervaring in het voortgezet onderwijs en de studenten komen door middel van hun stages al voldoende in aanraking met de beroepspraktijk. Wel wordt gebruik gemaakt van gastsprekers bij inhoudelijke cursussen: bijvoorbeeld op het terrein van politicologie, de multiculturele samenleving, recht & criminaliteit. Oordeel: voldoende en goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleidingen Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Geschiedenis en Maatschappijleer van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de interactie met de beroepspraktijk vindt plaats zowel op het niveau van programmaontwerp als op het niveau van de programma-uitvoering; de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden van de studenten vindt plaats via recente vakliteratuur, via door de beroepspraktijk ingebrachte projecten & cases en via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal; de verbinding tussen werkplek en studieprogramma is nadrukkelijk aanwijsbaar in het gehele opleidingsprogramma. Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleiding Aardrijkskunde van het cluster M&M als goed en wel op grond van de volgende, naast bovengenoemde, additionele observaties: de opleiding houdt zich goed op de hoogte van recente ontwikkelingen op het terrein van aardrijkskunde, ook in meer regionaal verband; de opleiding heeft, zo is tijdens de audit gebleken, een uitgebreid netwerk binnen regionale- en nationale organisaties. De resultanten van dit netwerk zijn op onderdelen in het curriculum terug te vinden zo is het auditteam tijdens de audit (i.h.b. tijdens de rondleiding) gebleken; studenten waren tevreden over de aardrijkskunde opleiding: de opleiding bood hen voldoende interactie met het beroepenveld, zowel puur didactisch als vakinhoudelijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 28
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen De opleidingscompetenties en domeinspecifieke eindkwalificaties worden geconcretiseerd in de leerdoelen van de generieke en vakspecifieke programmaonderdelen. De programmaonderdelen in het curriculum van FLOT weerspiegelen de twee pijlers van de opleiding: vakmanschap en meesterschap. Het auditteam constateert dat de competenties en de hiervan afgeleide doelstellingen goed gedocumenteerd zijn en op een verdedigbare wijze zijn uitgewerkt in de opleidingsstructuur met vakonderwijs/vakdidactiek/flankerend onderwijs en stages. De invoering van nieuwe kerndoelen van de basisvorming en het nieuwe eindexamenprogramma vmbo waren mede aanleiding om in het studiejaar 2005-2006 het leerplan te herzien. De totstandkoming van brede leergebieden is een belangrijke ontwikkeling binnen het vo. Tijdens hun stage komen studenten hiermee in aanraking. Vanaf studiejaar 2005-2006 is het leergebied M&M opgenomen in het curriculum. In het huidige curriculum komt het leergebied M&M terug via het studieonderdeel ‘Leergebied M&M` en in de minor IBO (Innovatief BeroepsOnderwijs). In de minor IBO worden de leervragen van scholen bij dit leergebied uitgewerkt. In de minor IBO worden projectaanvragen van scholen bij dit leergebied uitgewerkt in (les)materialen en door dezelfde studenten onderzocht op hun effectiviteit. De startende tweedegraads leraar dient te voldoen aan de inhoudelijke bekwaamheidseisen. Er is sprake van inhoudelijke (bekwaamheids)eisen van SBL en de niveaueisen (Dublin Descriptoren). Ook dient er bij afgestudeerde tweedegraads docenten sprake te zijn van een brede bevoegdheid. De tweedegraads lerarenopleiding ervaren op dit terrein een spanning: enerzijds mag niet aan de brede bevoegdheid worden getornd, anderzijds moet de afgestudeerde tweedegraads leraar beschikken over voldoende kennis in de diepte. Het doel is het creëren van een goed evenwicht tussen een brede beroepsvoorbereiding en een nadere profilering in de diepte. De tweedegraads lerarenopleidingen kennen drie profileringen: Vakinhoudelijke vorming, Beroepspraktijkvorming en het profiel Zorgontwikkeling. Deze profileringen beslaan een (beperkt) deel van het curriculum waardoor de brede bevoegdheid en de brede inzetbaarheid blijven bestaan. In het eerste en tweede studiejaar zijn telkens 10 EC gereserveerd voor het flankerend onderwijs en 10 EC voor de stage. Voor het vak en de vakdidactiek zijn 40 EC gereserveerd. In het derde studiejaar zijn de 60 EC verdeeld over de minor ‘Innovatief beroepsonderwijs’ en de stage binnen IBO en de vakinhoud/vakdidactiek. Het afstudeerjaar bestaat uit een stage van 20 EC, een vrije minor van 30 EC en vakdidactiek. Informatie over de vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen is te vinden in de afzonderlijke opleidingsdelen. In het studieonderdeelbeschrijvingen van flankerend onderwijs wordt de link gelegd tussen de generieke eindtermen van de kennisbasis, de competenties en de inhoud van de modules. De domeinspecifieke competenties zijn per opleiding geoperationaliseerd in concrete leerdoelen. Dit is per opleiding weergegeven in een schema, waarin de relatie wordt gelegd tussen kwalificaties, leerdoelen, onderwijseenheden en werkvormen, toetsen en studiepunten. In de studiegidsen van de afzonderlijke opleidingen is tevens per programmaonderdeel aangegeven, aan welke competenties en welke onderdelen van de kennisbasis door de student wordt gewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 29
Aardrijkskunde Het programma van de opleiding Aardrijkskunde is gebaseerd op de landelijk vastgestelde kennisbasis Aardrijkskunde, de eindtermen van de onderbouw vo en de eindexamentermen van het vmbo. Daarnaast is in onderlinge beraadslagingen een viertal maatschappelijke ‘sleutelproblemen’ sturend gemaakt voor de invulling van het programma. Deze sleutelvragen zijn: economische ongelijkheid, tijd-ruimtecompressie, participatie en exclusie, milieuproblemen. Het auditteam merkt verder op: er is consistentie tussen visiedocument van de opleiding, geformuleerde doelen en inhoud van het programma. aardrijkskunde heeft inherent een natuurwetenschappelijke en een maatschappijwetenschappelijke component (fysische geografie/ aardwetenschappen en sociale geografie) en de opleiding heeft in dit opzicht een gebalanceerd programma-aanbod, waarbij beide dimensies ook nog worden geïntegreerd in veldwerken en excursies. de component van oordeelsvorming (in de doelstellingen) komt overtuigend terug in het programma (inhoudelijk en didactisch); zowel uit de materialen als uit antwoorden op vragen aan docenten en studenten blijkt dat hiervan moeiteloos veel voorbeelden kunnen worden gegeven (rond thema’s als ontwikkeling, duurzaamheid, demografie, en zo meer). Algemene economie & Bedrijfseconomie De concretisering van de eindkwalificaties en leerdoelen heeft de opleiding vastgelegd in een schema en in een matrix met de koppeling tussen de verschillende modules en de kennisbasis is uitgewerkt. Hieruit is af te leiden dat zowel de vakinhoudelijke als de vakdidactische componenten zijn verankerd in de gehele opleiding. In totaal zet de opleiding 120 studiepunten in voor de kennisbasis voor het vak en de vakdidactiek. De opleiding acht het mogelijk binnen deze randvoorwaarde een afdoende kennisbasis aan te brengen. De leerdoelen komen terug in de modules en de modulewijzers zijn terug te vinden in de digitale studiegids. De leerdoelen zijn vertaald naar een overzicht per week. In de modulewijzers zijn eveneens de koppelingen naar de eindkwalificaties van het beroepenveld opgenomen. Geschiedenis Het programma van de deeltijdopleiding is een gecomprimeerde versie van het voltijdprogramma, dat door studenten in kortere tijd afgerond kan worden dan in de voltijd. Het programma van beide varianten is een concretisering van de eindkwalificaties wat het niveau, de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen betreft. In een aparte bijlage heeft de opleiding verantwoord op welke wijze het voltijdprogramma geschiedenis voldoet aan de competenties uit de Wet BIO, aan de kennisbasis geschiedenis en aan de voor de opleiding relevante voorschriften van het voortgezet onderwijs: de kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs, de Canon van Nederland en het examenprogramma vmbo. Hiermee zorgt de opleiding Geschiedenis ervoor dat de startbekwame bachelor ten minste voldoende kennis heeft van alle in het vo gangbare historische inhouden op diverse kennisniveaus. De opleiding heeft de eindkwalificaties in een schema gekoppeld aan de leerdoelen per programmaonderdeel. Hier is tevens de koppeling van het programma aan de landelijk vastgestelde kennisbasis terug te vinden. Per studieonderdeel zijn de leerdoelen op diverse wijze nader gespecificeerd in subleerdoelen. De beschrijvingen van het studieonderdeel maken duidelijk op welke cursusonderdelen genoemde subdoelen betrekking hebben en welke relatie er is met eerdere studieonderdelen. De inhoud en werkvormen van de opleiding zijn zodanig, dat het realiseren van elk leerdoel voor studenten haalbaar is. De opleiding werkt met een grote diversiteit aan werkvormen, waarmee de student zijn kennis, inzicht, vaardigheden en houding in een voortdurend proces integreert tot competenties. Maatschappijleer Alle vakinhoudelijke en vakdidactische eindkwalificaties van de landelijke kennisbasis hebben in het curriculum van de opleiding Maatschappijleer een plaats gekregen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 30
De burgerschapscompetenties komen in het vakdidactiekonderdeel ‘Vaardighedenonderwijs en mbo-oriëntatie’ aan de orde. De leerdoelen van de afzonderlijke leerplanonderdelen zijn afgeleid van de eindkwalificaties die terug zijn te vinden in de landelijke kennisbasis en de SBL-competenties. Op basis van de geformuleerde leerdoelen en de beginsituatie van de studenten bepaalt de opleiding welke leerstof, werkvormen en toetsvormen het meest geëigend zijn. De relatie tussen de eindkwalificaties en de leerdoelen is weergegeven in een schema waaruit blijkt dat de inhouden en werkvormen van elk programmaonderdeel het realiseren van de leerdoelen mogelijk maakt. In het curriculum is een viertal expliciet op internationale ontwikkelingen gerichte leerplanonderdelen opgenomen: een inleiding in de Internationale Betrekkingen, een cursus Europa (EU), een cursus Noord-Zuid en een inleiding in de Nieuwste Geschiedenis (geschiedenis vanaf 1870). Aan het studieonderdeel Europa is een meerdaagse studiereis naar Brussel verbonden, waarin onder andere bezoeken worden gebracht aan het Europees Parlement, NATO, Belgische en Vlaamse politieke instellingen, een lerarenopleiding en scholen voor voortgezet onderwijs. De opleiding heeft contacten met lerarenopleidingen in Potsdam en Brussel en met scholen in (de buurt van) Berlijn en Brussel.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft op de verschillende niveaus door het studieprogramma heen de leerdoelen, leerinhouden en werkvormen vastgesteld die aantoonbaar afgeleid zijn van de set competenties; de projecten zijn gericht op een praktijkopdracht die gedefinieerd is in termen ontleend aan de competenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 31
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen De horizontale samenhang binnen de opleidingen wordt bepaald door de afstemming tussen vaken de beroepscomponent (vakmanschap en meesterschap). Samenhang in de programma’s wordt ook verkregen door de afstemming tussen FLOT en de praktijk. Deze afstemming krijgt gestalte doordat alle betrokkenen hetzelfde opleidingsconcept onderschrijven, gezamenlijk evalueren en bijstellen. De afstemming tussen instituut en praktijk komt ook tot stand door de Fontyscontactdocent die op beide plaatsen werkt en zowel betrokken is bij het flankerend onderwijs binnen FLOT als bij de samenstelling van het activiteitenplan van de student waarin deze aangeeft hoe hij in de praktijk aan de competentieverwerving wil gaan werken. De hoofdfase is kwalificerend en staat in het teken van het uitvoeren en vervolgens ontwerpen van onderwijs en onderwijsactiviteiten (vakinhoudelijke en vakoverstijgend). In de hoofdfase komt de student in ieder geval in aanraking met het beroepsonderwijs. Naarmate de student in zijn studie vordert wordt de student zich steeds sterker bewust van zijn beroep als leraar en van de kennis, vaardigheden en houdingen die nodig zijn om als competente leraar te kunnen functioneren. De verticale samenhang van het onderwijs bij FLOT krijgt met name vorm doordat de studie is georganiseerd in drie elkaar opvolgende opleidingsfasen: propedeuse, hoofd- en afstudeerfase. Elke opleidingsfase heeft een eigen functie en thematiek. De propedeuse is oriënterend en selecterend en staat voor de student in het teken van twee vragen: ‘Krijg ik een goed beeld van het beroep van leraar?’ en ‘Krijg ik zicht op mijn eigen rol en mogelijkheden in dezen?’ Toenemende complexiteit (verticale samenhang) in het programma van de lerarenopleidingen is te herkennen doordat in de loop van de studie werkvormen gebruikt worden die leiden tot het kunnen uitvoeren van actieonderzoek. Het ontwikkelen van eigen verantwoordelijkheid voor de studie komt naar voren bij het reflecteren en het formuleren van leervragen. Dit wordt aangeleerd bij flankerend onderwijs en toegepast in het vakdeel bij cursussen, bij onderzoeksopdrachten, bij de competentie-examens en bij de inrichting van de specialisatie. De opleidingen hebben duidelijk nagedacht over de opbouw van het curriculum, zowel de inhoudelijke lijnen als de voortschrijdende samenhang tussen vakmanschap en meesterschap, dit is positief. De keuze die is gemaakt voor actieonderzoek als eindwerkstuk, verstoort in zekere zin de longitudinale samenhang. Vaak immers moest het auditteam constateren dat hierin van de vakinhoudelijke lijn (en wat studenten daarbinnen hebben geleerd) weinig was terug te zien. Dat ligt niet aan de keus voor actieonderzoek als zodanig, maar aan het ontbreken van duidelijke eisen daarbij aan de integratie van vakmanschap en meesterschap. De keuze voor actie-onderzoek vereist een leerlijn onderzoeksvaardigheden, die gaandeweg verknoopt wordt met modulen vakmanschap en meesterschap (oefening en toepassing). Dit moet nog verder ontwikkeld worden. Voor de twee componenten van de opleiding (vakmanschap en meesterschap) is een balans gekozen en in de vakdidactiek wordt regelmatig verband tussen de twee gelegd, al kan dat bij sommige opleidingen worden verbeterd. Wat echter ontbreekt is een expliciete reflectie op de samenhang tussen de gekozen kennisbasis en het leraarsberoep. Elementen van de oude traditie waarin het vak een waarde in zichzelf vertoont zijn, zo constateert het auditteam met instemming, nog duidelijk aanwezig. Dat biedt nadrukkelijk een goed uitgangspunt in het beroep van leraar. Aardrijkskunde De samenhang in het curriculum van de opleiding Aardrijkskunde is terug te vinden in de opbouw van het programma dat loopt van funderend in de propedeuse naar verdiepend in de hoofdfase. In de propedeuse staan de geografische kernconcepten centraal. Waar mogelijk hanteert de opleiding een horizontale opbouw, beginnend in periode 1 met het college ‘Inleiding in de geografie’ en eindigend in periode 4 met veldwerk van een week in de Eifel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 32
De horizontale opbouw bij het onderdeel Fysische geografie blijkt uit het volgende: het vak geofysica vormt de start: de opbouw van het landschap onder invloed van endogene krachten. Vervolgens komen in het onderdeel Klimatologie de exogene processen aan de orde, waardoor dit landschap onder andere vervolgens weer wordt afgebroken. In het derde onderdeel Geomorfologie bestuderen de studenten vervolgens alle ontstane vormen in het landschap. In periode 4 volgt dan bodem en vegetatie en komt aan bod hoe er in het afgebroken landschap bodems ontstaan en op die bodems verschillende vegetaties. In de hoofdfase wordt verder gebouwd op de kernconcepten door deze verder te verdiepen in programmaonderdelen die gerelateerd zijn aan de maatschappelijke vraagstukken en thema’s uit de onderbouw van het vo en het examenprogramma vmbo. Zo worden de kernconcepten en theorieën uit de economische geografie verder uitgediept binnen het onderdeel Toerisme. Een synthese en toepassing van alle vakinhoudelijke concepten en theorieën van de totale studie gebeurt in het derde studiejaar tijdens veldwerk in Marokko. De vakdidactische onderdelen in de hoofdfase verdiepen en verbreden de didactische kennis en vaardigheden die in de propedeuse onder andere bij Flankerend onderwijs aan bod zijn gekomen: bij vakdidactiek Structureren & concretiseren in het tweede studiejaar wordt dieper ingegaan op het structureren van leerstof en leerstofeenheden; bij het onderdeel Toetsing wordt het evalueren van leerdoelen verder uitgewerkt, ook richting examinering in de bovenvouw van het vmbo. In het studiejaar 2007-2008 heeft de opleiding Aardrijkskunde een aantal keuzeonderdelen ingevoerd. Dit naar aanleiding van bevindingen uit de Fontys Studentenenquête in 2006 waaruit bleek dat studenten het aantal keuzemogelijkheden in het curriculum te beperkt vonden. Het gaat hierbij om de twee keuzecursussen bij stedelijke en landelijke gebieden en twee regionale keuzecursussen Afrika en Latijns-Amerika. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 zijn in het curriculum ook drie studiepunten gereserveerd die een student naar keuze kan invullen met projectwerk of theoretische verdieping. De vrije minor in het curriculum biedt de mogelijkheden voor verbreding of verdieping. Studenten aardrijkskunde kunnen voor de totale omvang van 30 studiepunten cursussen volgen binnen of buiten Fontys. Algemene economie & Bedrijfseconomie In de opbouw van het programma voor de vakkennis en vakdidactiek wordt uitgegaan van leerlijnen. Het betreft de leerlijnen algemene economie, bedrijfseconomie, vakdidactiek en onderzoek. De studenten werken vanaf het eerste jaar met beroepstaken welke op het instituut voorbereid en op scholen uitgevoerd worden. Algemene economie Bij de opbouw van de kennisbasis van algemene economie is concentrisch. Uiteindelijk bereikt de student het startniveau om aan de opleiding Master of Education Algemene economie te beginnen. De opbouw in het curriculum kent de volgende leerlijn: beginnend vanuit een micro-economisch perspectief worden vervolgens de micro-economische uitgangspunten geaggregeerd tot macroeconomische principes. Om de basale kennis van het vak te verwerven, wordt in het propedeusejaar gestart op microniveau in de modules ‘Consument en producent’ en ‘Economische principes’) en later wordt de macro-economie van Nederland bestudeerd bij de modules ‘Produceren en besteden’ en Structuur en conjunctuur’. In de hoofdfase komen de basisbegrippen terug en worden de micro- en macroeconomische onderwerpen naar een meer ‘analytisch-theoretisch’ niveau gebracht. Daarbij worden de verschillende vakonderwerpen (micro, macro, monetaire economie, overheid, buitenland) uitgediept. Het leidt tot een synthese in de module ‘Projecten 2’. De student laat hierbij zien dat hij verbanden kan leggen tussen praktijk en theorie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 33
Bedrijfseconomie Bij de opbouw van de kennisbasis van Bedrijfseconomie is concentrisch. Uiteindelijk bereikt de student het startniveau om aan de opleiding Master of Education Bedrijfseconomie te beginnen. De opbouw in het curriculum kent de volgende leerlijn: van de afzonderlijke thema’s binnen een onderneming naar de keuzes die een onderneming maakt en de verantwoording daarover. Deze zaken worden in een toenemende mate van complexiteit behandeld. Om de basale kennis van het vak te verwerven, wordt in het propedeuse jaar gestart met de basisvaardigheden van administratie, management accounting en financial accounting. In de hoofdfase komen de basisbegrippen terug en worden deze onderwerpen naar een meer ‘analytisch – theoretisch’ niveau gebracht. Het leidt tot een synthese via de modules ‘Jaarverslaganalyse’ en ‘Ondernemingsplan’. De student laat hierbij zien dat hij verbanden kan leggen tussen praktijk en theorie. Aan het einde van de hoofdfase is de student vakinhoudelijk startbekwaam. De opbouw in het curriculum van beide economische opleidingen kent de leerlijn waar vanuit kleine, realistische taken gewerkt wordt naar taken die steeds complexer worden. Er wordt gestart met onderdelen uit de economie die aan elkaar uitgelegd worden, hierbij komen onder andere taalgebruik, vakdidactiek, leermiddelen en reflecteren aan de orde. Vervolgens wordt een eerste les in de praktijk gegeven in de vorm van een zakgeldproject op een school uit het voortgezet onderwijs. Dit alles ter voorbereiding op de eerste stage. De complexiteit in opdrachten neemt verder toe doordat opdrachten vanuit stageschool en andere opdrachtgevers worden gebruikt om economische kennis en de bijbehorende didactiek verder te ontwikkelen. De studenten ontwikkelen vaardigheden in het ontwerpen van onderwijsmaterialen, het differentiëren in de klas en kunnen verschillende werkvormen effectief inzetten. De vakdidactische onderdelen van de kennisbasis komen allen aan bod. Voorbeelden hiervan zijn studentgestuurde opdrachten, activerende didactiek en het maken en beoordelen van toetsen. Externe partijen (uitgevers, Ruud de Moor Centrum) geven opdrachten voor het ontwikkelen van aanvullend onderwijsmateriaal. Ook komt de samenwerking met andere vakken uit het domein Mens en Maatschappij in jaar 2 aan bod. In jaar 3 ontwikkelen studenten innovatief onderwijsmateriaal voor het beroepsonderwijs. Tevens oefenen studenten in het uitvoeren van een vakdidactisch onderzoek bij de minor Innovatief Beroepsonderwijs. Naast de hierboven genoemde doorlopende leerlijnen is in het curriculum ook sprake van horizontale samenhang. In het propedeusejaar werken de studenten aan de ‘Jaaropdracht’. Deze opdracht is gekoppeld aan vakmodules uit de verschillende periodes. De studenten plegen deskresearch naar actuele, bedrijfseconomische activiteiten van bedrijven en tevens doen ze onderzoek naar de actuele, macro-economische situatie van verschillende landen. Het streven daarbij is dat er een transfer plaatsvindt van de theoretische concepten naar actuele, waargenomen, economische verschijnselen. Evenals de ‘Jaaropdracht’ in het propedeusejaar is ‘De ondernemende docent’ gekoppeld aan vakmodules uit de verschillende periodes. In het tweede studiejaar bouwt de module ‘De ondernemende docent’ voort op de leerdoelen van de ‘Jaaropdracht’ uit het eerste jaar. Daar waar de jaaropdracht nog uit gaat van deskresearch, wordt het daarop volgende jaar tevens fieldresearch gepleegd. Geschiedenis De onderdelen en studieactiviteiten van het curriculum van de opleiding Geschiedenis hebben een onderlinge horizontale samenhang, waardoor ze elkaar ondersteunen. In de regel gaat het om aspecten van vakmanschap en meesterschap, waartussen de studenten al doende de samenhang leren zien in het kader van hun competentieontwikkeling. De propedeuse begint met vier cursussen die alle gericht zijn op het introduceren van de beroepsopleiding en het enthousiasmeren van de student voor het beroep van leraar geschiedenis. Docenten verwijzen naar overeenkomstige programmaonderdelen van elkaar. De studie- en onderzoeksvaardigheden die studenten tonen en ontwikkelen bij de eerste cursus vakdidactiek hebben ook betrekking op de drie andere cursussen, bijvoorbeeld plannen en reflecteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 34
Bij de vakcursussen Vakoriëntatie en Regionale geschiedenis gaan de studenten op hbo-niveau aan de slag met vaktermen en -vaardigheden. In de tweede periode bereiden studenten zich met een speciaal programma voor op de stage. In de vakcursussen ontwikkelen zij een brede historische kennis, waardoor zij redelijk flexibel inzetbaar in de stagescholen met hun diversiteit aan behandelde onderwerpen. Bij flankerend onderwijs en vakdidactiek leren studenten hier praktisch mee om te gaan, bijvoorbeeld door toepassing van hun intussen ontwikkelde kennis van gangbare methodes. Ter voorbereiding op de stage ontwikkelen studenten ook hun kennis en vaardigheden aangaande belangrijke aspecten van de leraar en de leerling in het onderwijsproces, en de contexten waarbinnen dit plaatsvindt. In de derde periode begint de wisselwerking tussen opleidingsinstituut en stageschool. Bij het flankerend onderwijs en vakdidactiek worden stage-ervaringen wekelijks teruggekoppeld; in opdrachten tijdens en na de stage passen studenten theorie toe op de stagepraktijk, bijvoorbeeld over de keuze van werkvormen bij zelfstandig en samenwerkend leren. De overeenkomsten en verschillen tussen de behandelde lesinhouden op de diverse stagescholen sluiten aan bij de inhoud van het studieonderdeel Historisch overzicht. In de vierde periode omschrijven studenten bij het studieonderdeel Vak en samenleving hun standpunt en houding ten aanzien van het beroep van leraar geschiedenis, in aansluiting op de afgesloten stage en ter voorbereiding op het competentie-examen. Terwijl studenten bij de vakcursussen hun historische kennis en vaardigheden in sociaaleconomisch perspectief verder verbreden, verdiepen ze zich bij vakdidactiek in de positie en verantwoordelijkheden van de leraar geschiedenis in de bredere context van de historische en hedendaagse multiculturele samenleving. Het in de propedeuse ingezette patroon van horizontale afstemming tussen de modules en tussen theorie en praktijk wordt in de hogere studiejaren in grote lijnen voortgezet. Er is een regelmatige wisselwerking tussen het studieonderdeel vakdidactiek, flankerend onderwijs en stage. Bij de diverse vakcursussen is er altijd aandacht voor de betreffende leerstof op vo-niveau waarbij studenten op grond van hun verworven kennis en inzicht hun standpunt verwoorden over de overheidsvoorschriften wat betreft tijdvakken, kenmerkende aspecten en canonvensters. De onderdelen en studieactiviteiten van het curriculum van de opleiding Geschiedenis hebben een onderlinge verticale samenhang, waardoor ze elkaar ondersteunen. Bij deze samenhang gaat het om voortdurend voortbouwen op eerdere leerresultaten, waardoor studenten hun kennis, inzicht, vaardigheid en houding op een telkens hoger niveau in competenties integreren. De opleiding is opgebouwd rond de volgende leerlijnen: competenties, kennis en vaardigheden. Competenties Aan het begin van hun studie werken de studenten aan een fundament van de beroepsopleiding, met een goede beheersing van studie- en onderzoeksvaardigheden, een lerende houding, belangstelling voor het leraarschap en enthousiasme voor geschiedenis als denk- en doevak. In de propedeuse ontwikkelen studenten een brede basis aan kennis, inzicht, vaardigheden en houding wat betreft vak en beroep, waarbij achtereenvolgende opdrachten voortborduren op eerdere activiteiten en een stijgend niveau hebben wat betreft complexiteit, abstractieniveau, omvang en reikwijdte. Bij het studieonderdeel Werkvormen en leermiddelen beginnen studenten bijvoorbeeld met het ontwerpen van een eenvoudige doceerles en eindigen ze met een didactische collectie met tien verschillende leer- en hulpmiddelen over één onderwerp, voorzien van een didactische uitwerking. Na de propedeuse ontwikkelen studenten de zeven competenties op een voortdurend hoger niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 35
Kennis In het kader van de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie kent het curriculum Geschiedenis een stijgend niveau van historische kennis. In de propedeuse ontwikkelen studenten een brede basis aan historische kennis. In de rest van de studie verdiepen zij deze kennis, waardoor ze ‘boven de stof’ komen te staan. Studenten tonen de toename van hun historische overzichtskennis onder andere door middel van de landelijke kennistoets, waarbij in eerste studiejaar een minimum van 50 procent van goed beantwoorde vragen geldt, in het tweede jaar 60 procent en in het derde jaar 70 procent. Vaardigheden Gedurende de studie beoefenen studenten vaardigheden op een telkens hoger niveau, met een evenwichtige aandacht voor vakmanschap en meesterschap. Bij deze leerlijn hoort ook de ICTleerlijn van de opleiding. Voor werkstukken, zoals onderzoeksverslagen, hanteert de opleiding een beperkt aantal regels in het eerste en tweede jaar; vanaf het derde jaar geldt een uitgebreider pakket aan regels (zie de sharepoint). Na een onderzoek van beperkte omvang in het begin van de propedeuse volgt een omvangrijker onderzoeksopdracht bij het studieonderdeel Regionale geschiedenis en Sociaaleconomische geschiedenis. In het tweede jaar doen studenten een onderzoek in het studieonderdeel Internationale verhoudingen en in het derde jaar werken studenten aan een complex praktijkonderzoek in het kader van de minor Innovatief beroepsonderwijs. Daarnaast werken ze aan een omvangrijk historisch literatuuronderzoek vanuit een duidelijke vraagstelling over een onderwerp naar eigen keuze: het meesterstuk. In het vierde jaar voeren studenten een omvangrijk actieonderzoek uit. Ter verdieping van het majorprogramma kiezen studenten in de minor Innovatief Beroepsonderwijs een kenniskring, passend bij hun praktijkopdrachten, bijvoorbeeld over toetsing of leergebieden in het vmbo. Relatief veel studenten geschiedenis kiezen in het vierde jaar voor een samengestelde minor met vakonderdelen aardrijkskunde, economie en maatschappijleer in verband in verband met hun aanvullende bevoegdheid voor het geïntegreerde vak mens en maatschappij en ter versterking van hun positie op de arbeidsmarkt. Maatschappijleer Horizontale samenhang In het eerste jaar zijn de basiswetenschappen sociologie en politicologie in het curriculum opgenomen. In de schoolthema’s Massamedia en De multiculturele samenleving worden de wetenschappelijke inzichten uit de sociale wetenschappen vertaald en didactisch vormgegeven. Ook in een thema als Arbeid & samenleving komen politiek-juridische noties (uit de politicologie), sociaaleconomische en sociaal-culturele noties (uit de economie en sociologie) aan bod. In het tweede studiejaar is er na de Inleiding recht aandacht voor het schoolthema Criminaliteit, zowel in vakinhoudelijke als vakdidactische zin. Curriculumonderdelen als De multiculturele samenleving, Sociale psychologie, Culturele antropologie, Arbeid & samenleving en Massamedia vertonen horizontale samenhang. Tevens is er een koppeling van de vakdidactische curriculumonderdelen aan de vakinhoudelijke onderdelen. Verticale samenhang Toenemende complexiteit treft men aan in de samenhang tussen enerzijds Politicologie (een inleiding) in het eerste studiejaar en Democratie & rechtsstaat (een verdiepingscursus) en Sociale en politieke filosofie in respectievelijk het tweede en het derde jaar. Andere voorbeelden zijn Arbeid & samenleving in jaar 1 en Economische sociologie in jaar 3, Sociologie en Sociale psychologie in jaar 1 en Socialisatie en Sociaal-culturele veranderingen in respectievelijk jaar 2 en jaar 3, de inleiding in de Internationale Betrekkingen in jaar 2 en het studieonderdeel Europa en Noord-Zuid in het derde studiejaar. Binnen leerplanonderdelen zijn er veelal keuzemogelijkheden uit meerdere opdrachten. In het curriculumonderdeel Technologie & Duurzame samenleving hebben de studenten de keuze uit deelname aan het studieonderdeel en participatie in het Bureau Duurzaamheid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 36
Aandachtspunt binnen de opleiding is de noodzaak om deze samenhang ten behoeve van de studenten nader te expliciteren. Vanaf het studiejaar 2008-2009 is het project op het einde van het eerste studiejaar geïntroduceerd waarin de verschillende studieonderdelen samenkomen. Aandachtspunt is ook de samenhang tussen vakdidactiek en het flankerend onderwijs. De opleiding heeft in de studiejaren 2007-2008 en 2008-2009 geëxperimenteerd met een integratie van enkele onderdelen van flankerend onderwijs en vakdidactiek met als doel geconstateerde overlap tussen beide onderdelen weg te nemen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads M&Mlerarenopleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen expliciet vermeld; de opbouw van de curricula is zodanig dat er sprake is van een horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component; er is sprake van een rond beroepstaken opgebouwde opleiding hetgeen de horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component van de programma’s borgt; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase het HBO-niveau te bereiken. er is sprake van verticale samenhang binnen de studieprogramma’s gelet op de toenemende complexiteit van de te onderscheiden studieonderdelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 37
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Het jaarrooster van FLOT laat zien dat een jaar bestaat uit vier periodes van ieder tien weken: onderwijs-, stage en tentamenweken. Per opleidingsfase is het aantal onderwijs-, stage- en tentamenweken vastgelegd. Gedurende de opleiding neemt de contacttijd op de opleiding af en neemt het werkplekleren toe. Het programma-aanbod en de organisatie van het onderwijs is gebaseerd op een gemiddelde studielast voor de ‘gemiddelde’ student van 40 uur per week. Uitgangspunt voor studielastberekening zijn 40 studie-uren per week: circa 20 uur per week voor onderwijsactiviteiten en begeleiding en circa 20 uur voor zelfstudie en voorbereiding en uitvoering van het werkplekleren. Instellingsbreed is vastgelegd dat er per week twintig contacturen dienen te zijn in de propedeusefase van de studie. Deze twintig contacturen worden bij FLOT gerealiseerd door hoorcolleges, werkbijeenkomsten, stages en bijeenkomsten van studieloopbaanbegeleiders. Het aantal contacturen wisselt gedurende de opleiding: tijdens de eerste fase van de opleiding ligt het aantal contacturen (direct contact tussen docenten en studenten) tussen de 15 en 20 uren. In de tweede helft van de opleiding neemt dit af, met name door de omvangrijke stagecomponent. Studenten geven aan dat met name dan de studielast fors is: veel lessen voorbereiden, lessen geven en evalueren. Op verschillende manieren wordt binnen FLOT getracht belemmerende factoren voor de studievoortgang van de student te voorkomen. In de propedeuse is het van belang dat de normen voor het studieadvies helder zijn voor de student. In de OER zijn de normen voor het studieadvies in de propedeuse vastgelegd. Binnen de FLOT wordt getracht de studievoortgang te bevorderen door de volgende maatregelen: De vaste jaarroosters zijn bij aanvang van het studiejaar beschikbaar, zodat studenten tijdig op de hoogte zijn van het studieprogramma. De weekroosters met daarin de contacturen en andere onderwijsactiviteiten worden per periode bekend gemaakt. De roosters zijn via de website beschikbaar. Dat geldt ook voor het tentamenrooster en de herkansingen. De website is ook thuis voor studenten toegankelijk. Via de on-line mededelingen van de opleidingen kunnen studenten zich altijd en overal op de hoogte stellen van eventuele roosterwijzigingen of andere mededelingen. Uit onderzoek binnen de onderwijsinstelling blijkt dat de tijd die voltijdstudenten aan hun studie besteden varieert. Ongeveer 50 procent van de studenten besteedt meer dan 30 uur per week aan hun studie. Er is volgens de studenten sprake van piekbelastingen gedurende een studiejaar. Volgens de studenten zou de spreiding van de studielast over het jaar (score van 2,9 op een vijfpuntschaal) verbeterd kunnen worden. Met name in de propedeuse is het aantal contacturen hoog (20-25 uur per week) en ervaren de studenten de studielast als hoog. In de latere studiejaren is het met name het praktijkdeel (les voorbereiden, lessen geven, evalueren, gesprekken voeren met begeleiders en het schrijven van verslagen) dat de studielast bepaalt. Uit de gesprekken is gebleken dat studenten de studielast weliswaar als vrij hoog ervaren maar wel zo gemotiveerd zijn om deze als draaglijk te omschrijven. Studenten geven verder aan dat de opleidingen te doen zijn. Wel zijn er verschillen tussen de verschillende instroomgroepen. Zo geven vwo’ers aan dat indien je goed plant, de opleidingen niet moeilijk zijn. Havisten laten weten dat je motivatie bij dit type opleidingen erg belangrijk is. Mbo’ers hebben het meeste moeite met de opleiding. Voor deeltijdstudenten is een meer flexibel onderwijsprogramma mogelijk, waardoor zij de opleidingen sneller kunnen ‘doorlopen’. Zij kunnen EVC’s inzetten en/of zich door extra begeleiding en zelfstudie bekwamen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 38
Deeltijdstudenten regelen hun stageplaats zelf of zetten hun onderwijsbaan in als stage. Zij houden zich daarbij aan de daarvoor bestemde afspraken (zie stageprotocol). Voor alle studenten zijn de 60 studiepunten van het studiejaar opgedeeld in 4 perioden van 10 weken. In de eerste twee studiejaren ziet het programma van de voltijdstudent er als volgt uit. Per periode: studiepunten flankerend onderwijs en/of schoolstage; 2 à 3 studiepunten vakdidactiek; tot 8 studiepunten vakinhoud. Voor de deeltijdstudenten zijn vakinhoud en vakdidactiek per periode geroosterd zoals voor de voltijdstudenten. Studenten kunnen gedurende het hele studiejaar op de maandag en dinsdag inclusief de avond (alleen de deeltijdstudenten) en vanaf november ook op woensdagmiddag (alleen de voltijdstudenten), oefenen in het Skillslab. Vier keer per jaar kunnen studenten inschrijven voor de afsluitende demonstraties en theorietentamens van het Skillslab. In iedere periode start een cursus met de bespreking van het studieonderdeelbeschrijving, waarbij aangegeven wordt hoe de spreiding van de studielast over de periode eruit ziet. Per periode zijn de data van de diverse toetsvormen, zoals tentamens en opdrachten, dusdanig, dat de student zijn studietijd evenwichtig kan verdelen over de periode. Met ingang van studiejaar 2007/2008 is een verdere stroomlijning in het programma van de propedeuse aangebracht. De opleidingen hanteren drie formele mechanismen om het programma zo nodig periodiek aan te passen: via de schriftelijke evaluatie van alle cursussen per periode, die kwantitatieve en kwalitatieve gegevens oplevert over de waardering onder studenten van het studieonderdeel, en die kunnen leiden tot aanpassingsvoorstellen met de resultaten in de propedeuse van cohort 2007; • via het Student-Docentoverleg, dat vier keer per jaar plaatsvindt en waarbij docenten met vertegenwoordigers van studenten van alle studiejaren per periode de uitvoering van het programma evalueren en zonodig aanpassingsvoorstellen doen; • via de studieloopbaanbegeleiders die op basis van hun regelmatige communicatie met studenten knelpunten in het programma signaleren en aanpassingsvoorstellen kunnen doen. In de regel leiden deze drie mechanismen tot voorstellen aan de opleidingsvergadering, die daarover besluit, vooral bij relatief grote aanpassingen. Na elke periode wordt de studielast systematisch geëvalueerd in de periode-evaluaties, waarvan de uitkomsten onderwerp van gesprek zijn van het Studenten-Docentoverleg van de opleiding. Zo nodig wordt de omvang van een cursus aangepast. Als studenten in dit overleg acute knelpunten in de studielast signaleren bestaat de mogelijkheid om in te grijpen lopende de periode, maar tot op heden is dit zelden nodig geweest (afgelopen jaren is geen enkele cursus onvoldoende door studenten beoordeeld). Op basis van het rooster kunnen studenten keuzes maken uit het aanbod van modules. Dit speelt vooral voor de deeltijdstudenten omdat zij ieder hun eigen traject doorlopen. De studenten kunnen voor ondersteuning van hun keuzes een beroep doen op hun studieloopbaanbegeleider. De collegetijden voor de deeltijdstudenten zijn maandagavond, dinsdagmiddag en –avond. De studenten ontvangen in het begin van elk studiejaar een moduletableau waaruit de verdeling van de studielast over het studieonderdelen en stages per periode blijkt. Bij aanvang van elke cursus krijgen de studenten bovendien een programmaschets. Hierin wordt de bij het studieonderdeel behorende studielast, ook per week, duidelijk gemaakt en met de studenten besproken. In het algemeen is de studielast evenwichtig verdeeld. Aardrijkskunde De studeerbaarheid van het curriculum blijkt uit de verdeling van de studiepunten over de verschillende periodes per studiejaar. Ook in de studieonderdeelbeschrijvingen staat de verdeling van de studielasturen per cursus vermeld, verdeeld over contacturen, zelfstudie en opdrachten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 39
Uit contacten (mentorgesprekken en student-docentoverleg) blijkt dat de studenten de opleiding over het algemeen niet te zwaar vinden. Dit blijkt onder andere ook uit de periode-evaluaties. De opleiding zet zich in om mogelijke studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen. In de eerste fase van de studie leren studenten om een groot aantal mogelijke studiebevorderende en belemmerende factoren te onderkennen, en om hiermee verstandig en zelfverantwoordelijk om te gaan, variërend van het creëren van een gunstige werkplek tot het ontwikkelen van zelfdiscipline, met nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de eisen waaraan studenten in de propedeuse binnen de gestelde regels moeten voldoen. Ook leren zij om geconstateerde defecten in hun vaardigheden planmatig en zelfstandig te remediëren, zo nodig met hulp van derden. Algemene economie & Bedrijfseconomie Uit de evaluatie blijkt dat de studenten het programma gemiddeld goed studeerbaar vinden. Bij de deeltijdstudenten wordt een iets hogere werkdruk ervaren dan bij de voltijd studenten. Door de opbouw van de vakinhoud is het voor de voltijd studenten mogelijk om het tweede- en derde studiejaar naast elkaar te volgen (voor Algemene economie helemaal en voor Bedrijfseconomie grotendeels). De studenten krijgen twee keer per jaar de kans een tentamen te maken van een module. De eerste kans is direct na de module en de herkansing is een periode later. Bij de eerstejaars voltijd studenten wordt hier een uitzondering op gemaakt: voor hen worden de herkansingen verspreid over de periode geroosterd, zodat zij zich beter op de afzonderlijke tentamens kunnen voorbereiden. De modulewijzers, met daarin opgenomen de studiebelasting, worden aan het begin van de cursus besproken. Geschiedenis De opleiding Geschiedenis heeft een evenwichtige verdeling van studielast over het studiejaar, variërend van 13 tot 17 studiepunten per periode. De studielast per week blijft onder de 40 uur. Het aantal contacturen is evenwichtig gespreid, met gemiddeld een teruglopend aantal per oplopend studiejaar. Zijn er in het eerste jaar gemiddeld nog twintig contacturen per lesweek, in het derde jaar is dat teruggelopen tot gemiddeld vijftien contacturen per week. Dit komt overeen met het beleid van de opleiding dat met het voortschrijden van de studie de verantwoordelijkheid nadrukkelijker bij de student komt te liggen en met het feit dat meer tijd geïnvesteerd moet worden in de beide minoren en de stages in jaar 3 en 4. Om de student te steunen in zijn studieproces, hanteert de opleiding Geschiedenis in een aantal cursussen het systeem van formatieve toetsing, zoals in het studieonderdeel vakdidactiek, waarbij de student wekelijks uitwerkingen van opdrachten inlevert. De docent verstrekt hierop snelle feedback, waarin hij aan de individuele student duidelijkheid verschaft over zijn sterktes en zwaktes, zo nodig met de opdracht tot verbetering van de uitwerking. Het aldus verkregen inzicht past de student vervolgens in volgende opdrachten toe. Zo nodig wordt de student geadviseerd om extra aan bepaalde defecten te werken, bijvoorbeeld taalfouten. Maatschappijleer Studenten hebben moeite met de studieonderdelen op het terrein van de funderende maatschappijwetenschappen. Een aandachtspunt van maatschappijleer kan zijn dat studenten juist in de beginfase van de studie de moeilijkheidsgraad van de vakken en de tijd die nodig is om hieraan te werken onderschatten. Vraagstukken van (wennen aan) abstractieniveau, leerstofomvang en taalbeheersing bij studenten komen hier samen. De opleiding is zich hiervan bewust.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 40
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleidingen Aardrijkskunde, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Geschiedenis en Maatschappijleer als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding besteedt zowel op studentniveau als op programmaniveau voldoende aandacht aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. De opleiding heeft hierdoor een instrument in handen om vroegtijdig studievoortgang belemmerende factoren weg te nemen; studenten beoordelen de studielast over het geheel genomen als ‘te doen’. Is deze te hoog, dan zijn opleidingen bereid hierover met studenten te overleggen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 41
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen De instroomeisen (conform het ‘Fontys aansluitingsbeleid’) staan beschreven in de OER en in de voorlichtingsbrochures van de opleidingen. Instromers van 21 jaar of ouder kunnen vrijgesteld worden van de vooropleidingseisen als zij met goed gevolg een toelatingsonderzoek afleggen. Voor de instroom hanteren de opleidingen de wettelijke vooropleidingseisen: minstens vwo, havo, mbo niveau 4, middenkader of specialistenopleiding. Voor vergelijkbare buitenlandse diploma’s geldt nog de extra eis van beheersing van de Nederlandse taal op niveau 2 van het staatsexamen NT2. Studenten met een achterstand op taalgebied krijgen een intensieve training. Alle opleidingen hebben (in meer of mindere mate) problemen met deficiënties, vooral bij mbo instroom. De voorlichting over de opleidingsmogelijkheden voor verschillende doelgroepen krijgt vorm door: brochures die een beeld geven van de bachelorlerarenopleidingen van FLOT; open dagen; meeloopdagen; informatie over de opleidingen op studiebeurzen; voorlichting op scholen voor voortgezet onderwijs; de websites van de afzonderlijke opleidingen. Er zijn op instituutsniveau vrijstellingsregelingen en -procedures voor de minor Innovatief beroepsonderwijs, Flankerend onderwijs en stage. Voor de deeltijdstudenten geldt een intakeprocedure. De begeleiding en beoordeling zijn gericht op het voldoen aan de criteria die gesteld zijn aan de propedeuse. Voor deeltijdstudenten wordt op grond van intakegesprekken een studieovereenkomst opgesteld. De procedure voor het erkennen van verworven competenties voor deeltijdstudenten is vastgelegd in een protocol. Voor de voltijdstudenten geldt dat zij verworven competenties kunnen laten erkennen voor een bepaald studieonderdeel in overleg met de vakdocent en de studieloopbaanbegeleider wat kan resulteren in een niet van toepassing verklaring in de studieovereenkomst. De procedure voor het erkennen van verworven competenties voor voltijdstudenten is door de opleidingen vastgelegd in een protocol. Tijdens studiebegeleiding kan (vraaggestuurd) met een docent bijscholing afgesproken worden. Studenten worden gestimuleerd elkaar te ondersteunen en vakdocenten zijn voor vragen te benaderen. Deeltijdstudenten worden op grond van een intakegesprek (en zo nodig een 21+-toets) toegelaten tot de opleiding. Bij dit intakegesprek wordt een voorlopige studieovereenkomst opgesteld. Bij de intake wordt nagegaan welke vakken of onderdelen van vakken een student al heeft behaald op de vorige opleiding. Aan de hand daarvan wordt nagegaan voor welke (vakinhoudelijk overeenkomstige) onderdelen van de aangemelde studie een EVC wordt verstrekt. Voor flankerend onderwijs en stage wordt daarbij gebruikt gemaakt van de EVC-procedure van FLOT. Voor het vakinhoudelijke deel zijn binnen de teams algemene afspraken gemaakt voor vwostudenten. Dit geldt ook voor vakdidactiek, voor studenten met een tweedegraadsbevoegdheid in een ander M&M-vak. Ten aanzien van de overige studenten worden op maat de EVC’s vastgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 42
In de huidige situatie wordt voorlichting geven over de studielast en startniveau via open dagen, meeloopdagen, telefonische informatie, gesprekken ter informatie en voorlichtingsmiddagen bij het voortgezet onderwijs door studenten en docenten. Dit studiejaar is er bij de voltijdopleiding plotseling veel meer uitval bij de start van de opleiding. Door exitgesprekken proberen de opleidingen een beeld te krijgen van de oorzaken. Dit geeft aanleiding om te gaan starten met intakegesprekken in de eerste week om onder andere aan te geven wat de student mag verwachten. Tevens moet in de voorlichtingsbrochure het ‘vereiste’ vakkenpakket duidelijker worden opgenomen. Voor ‘kopopleidingen’ geldt dat een student toelaatbaar is op basis van een hbo- of wo-bachelor diploma en aantoonbare vakinhoudelijke verwantschap van de bachelor met de beoogde tweedegraads bevoegdheid. Aardrijkskunde In het algemeen sluit het programma aan bij de inkomende studenten met een afgeronde havo- of vwo-opleiding. De laatste jaren neemt de instroom van studenten met een afgeronde mboopleiding toe. Deze studenten, blijkt uit ervaring, hebben meer moeite met het hbo bachelorniveau. Deze studenten worden intensiever begeleid door een studieloopbaanbegeleider. Hierdoor kunnen zij vaak toch uiteindelijk aan de eisen van het curriculum voldoen. De opleiding aardrijkskunde kent geen aparte toelatingseisen. Hierdoor zijn er ten aanzien van het curriculum geen echte deficiënties te onderscheiden. Studenten die het met de inhoud van het vak moeilijk hebben, krijgen zo mogelijk extra begeleiding van individuele docenten. Algemene economie & Bedrijfseconomie De lerarenopleidingen starten de vakinhoud vanaf het begin, waardoor er, behalve het niveau, geen specifieke eisen gesteld hoeven te worden aan de vooropleiding. Omdat gebleken is dat studenten met als vooropleiding mbo-onderwijsassistent vrijwel altijd struikelen over de vakinhoud, wordt deze studenten dringend geadviseerd eerst een economische opleiding op niveau 4 te volgen of, indien zij dat niet willen, af te zien van instromen. Hoewel de studenten vanuit de economische mbo-opleidingen in het begin vaak moeite hebben met de literatuur en lesstof op hbo bachelorniveau, gaat het na verloop van tijd, regelmatig met extra hulp van de docenten, toch erg goed. Veel studenten blijken deficiënties te hebben op het gebied van de voor het vak noodzakelijke wiskundige vaardigheden. In de eerste periode wordt daarom hier expliciet aandacht aan besteed. Studenten vanuit het vwo, die kunnen aantonen dat zij dit onderdeel beheersen, kunnen hiervoor een ‘niet van toepassing’ verklaring aanvragen. Kenmerkend voor de deeltijdstudenten is dat zij vaak een heao-opleiding (deels) afgesloten hebben. De studie begint dan ook altijd met een intake-assessment, waar de studenten in de gelegenheid worden gesteld EVC’s aan te tonen. Omdat de curricula van de verschillende heao’s, ook van dezelfde studierichtingen, van elkaar verschillen is het aan elke individuele student om aan te tonen welke onderdelen van het curriculum van de lerarenopleiding aan bod zijn gekomen in hun eerdere opleiding. Werkervaring en bedrijfsopleidingen kunnen eveneens tot EVC’s leiden. Met studenten die uitvallen, worden, indien zij nog te bereiken zijn, exitgesprekken gehouden. Deze exitgesprekken worden gevoerd door de studieloopbaanbegeleider. Het doel hiervan is om zicht te krijgen op de redenen van de studiestaker en daar eventueel beleid op te laten volgen. Een voorbeeld hiervan is het ontmoedigen van de studenten met een vooropleiding als onderwijsassistent. De deeltijdstudenten zijn vaak lastig of helemaal niet te bereiken voor een exitgesprek. Geschiedenis In de voltijdopleiding bestaat de instroom - omstreeks 70 studenten in 2007 en 2008 - grotendeels uit studenten met een havo-diploma; daarnaast heeft circa tien procent een vwo- en heeft nog eens tien procent een mbo-diploma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 43
Een echte doorlopende leerlijn mbo-hbo is niet aan de orde. Wel hebben studenten met een mbodiploma onderwijsassistent de mogelijkheid om in hun studielast te profiteren van hun eerder verworven kwalificaties en competenties; anderzijds biedt hen dit meer tijd om de meestal bij hen in ruimere mate voorkomende vakinhoudelijke deficiënties weg te werken. In het algemeen geldt, dat studenten binnenkomen met de ervaring van redelijk overzichtelijke hoeveelheden studiestof van het vo; zij moeten leren omgaan met een (veel) grotere omvang van studiestof in het hbo, die een principieel grotere mate van planning, organisatie en discipline vergt. Er is sprake van een inleidend overzichtvak met een (mede) diagnostische doelstelling: studenten worden zich via dit vak bewust van deficiënties in voorkennis en hen wordt indien nodig aangereikt hoe hieraan te werken. De instroom in de deeltijdopleiding, ongeveer twaalf studenten in 2007 en twintig in 2008, bestaat uit studenten in de leeftijd van 25 tot 55 jaar met een heel andere en veel grotere diversiteit dan de studenten voltijd, waarop het programma van de deeltijdopleiding dan ook op andere manieren bij aansluit. Net als in de voltijd ligt in het deeltijdprogramma de nadruk op de verdere ontwikkeling van een zelfverantwoordelijke en lerende houding, gericht op de ontwikkeling van de FLOT-competenties. De deeltijdstudenten hebben in de regel een andere studie in het hoger onderwijs voor ten minste de helft voltooid, waardoor zij over voldoende studievaardigheden beschikken voor een hoger studietempo. Bij een aantal vooropleidingen zijn bepaalde studieonderdelen niet van toepassing (vrijstellingen), zoals cursussen van Flankerend onderwijs bij studenten met een andere onderwijsbevoegdheid, een of twee stages bij studenten met onderwijservaring en bepaalde vakinhoudelijke cursussen bij studenten met een universitaire opleiding geschiedenis. Alle studenten - ongeacht de instroomkwalificatie - doen het studieonderdeel Historisch overzicht, waarmee de vakinhoudelijke kennisbasis wordt ingedekt. Studenten wordt geleerd hoe zij hun specifieke achterstanden ten aanzien van hun historische overzichtskennis individueel kunnen inhalen. Tevens doorlopen alle studenten het vakdidactisch programma. Maatschappijleer In de voltijdopleiding doet de student nauwelijks of geen beroep op erkenning van EVC’s. In de deeltijdopleiding Maatschappijleer gebeurt dit wel en daar wordt dan ook in het studiecontract rekening mee gehouden. De opleiding Maatschappijleer kent alleen een verkorte deeltijdopleiding, die toegankelijk is voor hbo- en wo-gediplomeerden in een min of meer verwante discipline en voor mensen die op basis van studie en werkervaring een gelijkwaardig niveau hebben. Voor deze categorieën is een standaardprogramma ontwikkeld dat in twee à drie jaar kan worden voltooid. Binnen het standaardprogramma zijn er voor individuele studenten nog vrijstellingsmogelijkheden. De opleiding verleent binnen het standaardprogramma van de verkorte deeltijd verder alleen vrijstellingen als de student door middel van studieresultaten kan aantonen dat hij de vereiste competenties beheerst. Eerstejaars studenten in de voltijdopleiding, met name de studenten afkomstig van het mbo, die aantoonbaar voorkennis op het terrein van de Nederlandse staatsinrichting missen, worden met behulp van een zelfstudiepakket en extra begeleiding op het vereiste kennisniveau gebracht. Aandachtspunt vormt de groeiende instroom van mbo-abituriënten en de relatief grote uitval van deze studenten in het eerste studiejaar als gevolg van nog meer deficiënties dan de hierboven genoemde.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 44
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat het instroom niveau betreft houden de opleidingsprogramma’s rekening met de verschillen in de kwalificaties van de instromende studenten; analyse van het propedeuseprogramma laat zien dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende studenten waarbij op onderdelen specifieke leerroutes mogelijk zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 45
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:1 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen In de studiegids is per tweedegraads lerarenopleiding de verdeling van studiepunten over het gehele programma en per studiefase verder geconcretiseerd. De studiepunten zijn verspreid over de opleidingsfasen van het majordeel: 60 studiepunten voor propedeuse-, respectievelijk hoofd- en afstudeerfase. De overige 60 studiepunten zijn gekoppeld aan twee minoren van elk 30 studiepunten. Het programma van de lerarenopleidingen van FLOT heeft daarmee een omvang van 240 studiepunten. Deze zijn als volgt verdeeld: 120 studiepunten voor de vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen (vakmanschap); 120 studiepunten voor de beroepsvoorbereidende programmaonderdelen zoals flankerend onderwijs, stage, minor Innovatief beroepsonderwijs en de vrije minor (meesterschap). De ‘kopopleidingen’ hebben een nominale studieduur van één jaar (60 EC) en leiden tot een hbo bachelor getuigschrift. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen binnen de opleidingen M&M als voldoende.
1
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 46
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Binnen het didactisch concept van de opleidingen van FLOT staat het competentiegericht leren centraal. Hiermee geeft FLOT vorm aan het uitgangspunt dat het bij opleiden van leraren gaat om een integratie van vakmanschap en meesterschap. Het gaat bij de SBL-competenties om zowel de vakinhoudelijke, de vakdidactische als de generieke beroepscompetenties van de student. In het leerproces staat de competentieverwerving van de student binnen de leeromgeving van het opleidingsinstituut en de werkplek centraal. Het onderwijs bij FLOT is praktijkgericht, geënt op de huidige beroepspraktijk, vanuit de visie dat praktijkervaringen de beste voedingsbodem vormen en de meeste uitdagingen bieden tot leren. De FLOT opleidingen bevorderen het autonoom en zelfverantwoordelijk studeren op hbo bachelorniveau. De toenemende eigen verantwoordelijkheid gaat gelijk op met een extensivering van het onderwijs en een overgang van docentafhankelijk naar meer zelfgestuurd leren door de student. In de studieprogramma’s is sprake van docentgestuurde werkvormen en werkvormen die zijn afgestemd op meer autonoom functionerende studenten. Ook werken studenten samen en wisselen ze ervaringen uit. De binnen FLOT gehanteerde werkvormen zijn tevens een oefening in het toepassen van werkvormen binnen de schoolpraktijk. Het flankerend onderwijs bevestigt het bovenstaande. Hier is sprake van activerende didactiek waarbij geleerd wordt vanuit de praktijk naar de theorie, van docentsturing naar studentsturing en van zowel samenwerkend- als zelfstandig leren. Belangrijke pijlers binnen vakinhoud en vakdidactiek zijn: het zelfverantwoordelijk zijn voor de studie, het koppelen van theoretische kennis aan de praktijk van alledag en aan de realiteit en de transfer naar de schoolsituatie. De gehanteerde methodiek om onderwijsprogramma's te ontwerpen is een weerspiegeling van het bovenstaande: leertaken: concrete en authentieke beroepstaken die toenemen in complexiteit en zo het skelet vormen van het onderwijsprogramma, bijvoorbeeld het schrijven van een lessencyclus; ondersteunende informatie: informatie die het leren ondersteunt, de theorie of leerstof. Bij het schrijven van die lessencyclus is het de informatie waaraan men de inhoud ontleent; just in time informatie: informatie die op een zeker moment voorwaarde is voor het leren, bijvoorbeeld informatie over het doen van systematisch onderzoek; deeltaakoefening: oefeningen van vaardigheden die studenten moeten automatiseren, bijvoorbeeld het gebruik van audiovisuele media. De werkvormen van de opleidingen sluiten aan bij de visie van de opleiding. De opleiding is van mening dat studenten aan een grote diversiteit aan werkvormen moeten kunnen deelnemen, maar dat ze hiermee ook in de eigen beroepspraktijk flexibel moeten kunnen omgaan, afhankelijk van diverse onderwijstypes, schoolcultuur of praktische omstandigheden. Het auditteam constateert dat er binnen de FLOT niet echt sprake is van een voor alle opleidingen gezamenlijk uitgewerkt didactisch model voor de vakinhoudelijke- en vakdidactische vorming in de zin van ideeën over longitudinale planning, veranderende mate van docent-/zelfsturing of de verantwoording van keuzes voor specifieke werkvormen. Uit de gesprekken van het auditteam met docenten is gebleken dat er wel aanknopingspunten zijn. In dit verband merkt het auditteam op dat er cultuurverschillen zijn in de wijze waarop de opleidingen binnen het M&M cluster zijn vormgegeven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 47
Dit weerspiegelt de cultuurverschillen van de disciplines/schoolvakken. Deze verschillen leiden tot een diversiteit tussen de vijf opleidingen die niet storend is. Aardrijkskunde Het didactische concept van de opleiding is beschreven in het visiedocument ‘Mission-statement aardrijkskunde’. In dit document zijn de keuzes verwoord en verantwoord. De concretisering van dit ‘Mission-statement aardrijkskunde’ is omschreven in het studieonderdeelbeschrijvingen maar dient verder uitgewerkt te worden. Als werkvormen gebruikt de opleiding: hoor- en werkcolleges, werken in groepen, workshops, veldonderzoek (waarnemen en weergeven) en presentaties. Bijvoorbeeld: studenten houden een presentatie over een onderwerp dat in een lesmethode staat beschreven in relatie met een achtergrondartikel. Het doel van de opdracht is om een goed beeld te krijgen van de wijze waarop het vakgebied op verschillende manieren aan bod komt in deze methoden. Algemene economie & Bedrijfseconomie De opleidingen benadrukken het belang van samenwerken en samen leren door de studenten. In het eerste studiejaar wordt dit bevorderd en gefaciliteerd door het van 9.00 uur tot 17.00 uur concept, waarbij de studenten de beschikking hebben over een eigen lokaal. In de loop van de studie krijgen de studenten steeds meer mogelijkheden tot het maken van eigen keuzes. De studenten worden uitgedaagd tot actief leren, waarbij de sturing door de opleiding in de loop van de tijd afneemt. Verschillen tussen studenten worden serieus genomen. Het vakinhoudelijke programma is concentrisch opgebouwd. In het eerste studiejaar vindt de kennismaking plaats met de kernvakken, in de jaren daarna is er sprake van verdere verbreding en verdieping. In schemavorm hebben beide opleidingen de leerdoelen uitgewerkt en deze gekoppeld aan onderwijsleeractiviteiten. Hierbij onderscheiden de opleidingen werkvormen zoals: werkcolleges, projecten, opdrachten, presentaties, excelopdrachten, jaaropdrachten. Geschiedenis In woord en handelen maken docenten van de opleiding hun studenten duidelijk dat het opleiden van leraren een gezamenlijke klus is van alle docenten, samen met alle andere betrokkenen. Studenten geschiedenis leren dat zij én hun leerlingen moeten leren rekening te houden en recht te doen aan verschillen. Bij het studieonderdeel Vak en samenleving ontwikkelen zij bijvoorbeeld inzicht in hun eigen sociaal culturele positie en leren ze dat het goed is als leraren geschiedenis een persoonlijke stempel drukken op hun lessen. Studenten geschiedenis ontwikkelen kennis en inzicht voor hun eigen vakmanschap en meesterschap. Studenten leren in de diverse onderwijstypen rekening te houden met pedagogische factoren, naast vakinhoudelijke en maatschappelijke factoren en belangen, bijvoorbeeld in het studieonderdeel Mens en maatschappij over de vier scenario's in het voorgezet onderwijs. Studenten ontwikkelen veel inzicht in de bijdrage van hun vak aan de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van hun leerlingen, en leren hoe ze hun eigen lessen en andere onderwijsactiviteiten daarop kunnen richten. Er zijn werkcolleges met opdrachts- en gespreksvormen in kleine groepen, met het accent op de ontwikkeling van vaardigheden en houding. In de meeste cursussen maken docenten gebruik van film en ICT; in enkele cursussen zijn werkcolleges in een computerlokaal. Studenten krijgen veel opdrachten om uit te voeren in de daarvoor bestemde studieruimtes met computers met internetverbinding. Daarnaast zijn er opdrachten die buiten de deur worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op straat en in het gemeentearchief in Tilburg. Er zijn cursussen waarbij studenten gezamenlijk op excursie gaan, zoals naar drie gebedshuizen in Tilburg en naar diverse musea in het land. Studenten volgen ook een cursus Drama en workshops, waarin zij leren omgaan met diverse vormen van informatieverwerving en verwerking.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 48
Maatschappijleer De opleiding is van mening dat een docent Maatschappijleer, in welk schooltype dan ook, vakinhoudelijk goed beslagen ten ijs moet komen. De didactische mogelijkheden van een docent worden vergroot indien hij de vakinhoudelijke onderdelen van de kennisbasis goed beheerst. Binnen de door het instituut getrokken grenzen heeft de opleiding gekozen voor een curriculum met een stevige plaats voor de vakinhoud. De opleiding kiest voor een nauwe verbinding tussen school en wereld. Dit betekent een keuze voor het gebruik van actueel lesmateriaal, gastsprekers, dagexcursies en studiereizen. Met name in de leerplanonderdelen die tevens een schoolthema zijn zoals Criminaliteit, Arbeid & samenleving, Massamedia en de Multiculturele samenleving, is plaats voor zowel de theorie als de vertaling van de theorie naar de schoolpraktijk. De opleiding kiest voor een variatie aan werkvormen en wil dat studenten met verschillende wijzen van werken kennismaken. De opleiding vindt dat zij als zodanig ook een voorbeeldfunctie vervult. Gezien de beginsituatie van de studenten kiest de opleiding voor Nederlandstalige literatuur. In hoor- en werkcolleges brengt de docent structuur aan in de leerstof, en maakt hij de leerstof duidelijk en inzichtelijk. Hulpmiddelen zijn daarbij de moduleschetsen, een overzicht van wekelijkse lesactiviteiten, college- en huiswerkopdrachten en sheets. Afhankelijk van de aard van het leerplanonderdeel (een inleiding in een basis- of hulpwetenschap, een schoolthema of een verdiepingscursus) en van onderwerp en benaderingswijze (politiekjuridisch, sociaal-cultureel, sociaal-economisch, historisch-vergelijkend) kiest de opleiding voor een bepaalde werkvorm of een mix van werkvormen. Hierdoor worden studenten in staat gesteld om zich actief, en ondersteund door de docent, de stof eigen te maken en de leerdoelen te bereiken. Rollenspelen en simulatiespelen worden ingezet om procedures en dilemma’s inzichtelijk te maken. Thema’s als De multiculturele samenleving en Socialisatie lenen zich voor een vorm van probleemgestuurd onderwijs (PGO). In deze cursussen leren de studenten wat een multidisciplinaire aanpak betekent. Tevens ervaren zij in de praktijk wat PGO is, waarvan ze de theorie leren bij Vakdidactiek. Bij het studieonderdeel Sociale psychologie is gekozen voor individuele en groepsopdrachten en kleine (sociale) experimenten. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van de opleidingen M&M als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle studieonderdelen ontleend aan de doelstellingen van de tweedegraads lerarenopleiding, zoals blijkt uit de beschrijving van de curricula. Centraal staat het verwerven van algemene en beroepsspecifieke competenties; de centrale rol die de praktijk in de studieprogramma’s innemen, is voldoende en consequent in alle leerjaren uitgewerkt waardoor er een integratie plaatsvindt van theorie en praktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 49
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Toetsing en beoordeling binnen FLOT sluiten aan bij uitgangspunten die door Fontys Hogescholen zijn vastgelegd in de OER. De opleiding heeft de regelgeving voor toetsing en examinering vastgelegd in een aparte notitie. Dit wordt door het auditteam als adequaat beoordeeld. Hierin besteedt FLOT onder andere aandacht aan: • De inhoud van de onderwijseenheden en de daaraan verbonden tentamens; • Tentamenperiodes; • Procedure aanmelding toetsen en tentamens; • Kwaliteitsbewaking; • Inzage van tentamens. De onafhankelijke examencommissie van iedere opleiding bewaakt of de toetsen volgens de regels van de OER zijn uitgevoerd. Studenten kunnen bij de examencommissie van de opleiding in beroep gaan. In de digitale studiegids staat vermeld welke beroepsmogelijkheden er met betrekking tot toetsing en beoordeling zijn. Het auditteam heeft van de tweedegraads lerarenopleiding een zeer uitgebreide set verslagen ontvangen van vergaderingen van de examencommissies per opleiding in het jaar 2007-2008. Hierin is een overzicht opgenomen van de behandelde klachten en verzoeken en een afrondend jaarverslag. De verslaglegging en afhandeling van klachten heeft op een adequate wijze plaatsgevonden. De opleidingen hanteren verschillende toetsvormen om verschillende facetten van de competenties, waaronder de inhouden van de kennisbasis, te toetsen. De toetsvormen zijn relevant voor de toetsing van alle leerdoelen van de onderwijseenheden en van de competentiebeheersing. De afronding en toetsing van de generieke beroepsvoorbereidende programmaonderdelen van het flankerend onderwijs, de stages, het onderzoeksdeel en het onderdeel Innovatief beroepsonderwijs worden centraal aangestuurd en zijn voor alle opleidingen gelijk. Het gaat hierbij zowel om de beroepsvaardigheden als ook om de inhouden van de generieke kennisbasis voor de bachelorlerarenopleidingen. De competentie-examens in de propedeuse, de hoofdfase en de afstudeerfase geven richting aan toetsing en beoordeling bij FLOT en worden per opleidingsfase stapsgewijs ingevoerd. Met ingang van het studiejaar 2008-2009 zal ook de afstudeerfase worden afgesloten met een competentieexamen. De beoordeling, die wordt uitgedrukt in de vorm van een cijfer voor prestaties geleverd tijdens kennis- en vaardigheidstoetsen voor vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen, ligt in handen van de opleiding. Op deze manier borgt FLOT dat de vakinhoudelijke kennisbasis door de student is gerealiseerd. In een aanvullende notitie heeft de opleiding de uitvoering van het toetsbeleid op een meer transparante wijze beschreven. Hieruit blijkt dat de opleiding in iedere modulewijzer vermelden zal op welke wijze er wordt getoetst en waarom de opleiding hierbij voor juist die bepaalde toetsvorm heeft gekozen. Bij de toetskeuze wordt dan nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het didactisch concept en de doelstellingen van de betreffende module. In deze aanvullende notitie is tevens beschreven wie er binnen de opleiding op toeziet dat afspraken betreffende het toetsbeleid daadwerkelijk worden nageleefd. De taakomschrijving van de toetscommissie Fontys Lerarenopleiding Tilburg is voldoende helder beschreven naar de mening van het auditteam. De externe beoordelaars geven de opleidingen feedback op het niveau van de afstudeerproducten en op prestaties tijdens afstudeerstages in relatie tot de gehanteerde beoordelingscriteria.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 50
De betrokken beoordelaars, alumni en hun werkgevers geven de opleidingen feedback over niveau, domeinspecificiteit en beroepsgerichtheid van de beoordelingscriteria in de afstudeerfase. Om de student te laten inzien waar deze in het leerproces staat ten aanzien van het verwerven van kennis en vaardigheden en het kunnen toepassen daarvan in de onderwijspraktijk wordt gebruik gemaakt van vormen van formatieve toetsing. De opleidingen van FLOT maken bij toetsing gebruik van de zogenaamde ‘methodemix’. Om goed te kunnen aansluiten bij de verschillende vormen van leren, gebruiken de opleidingen een variëteit aan toetsvormen. Soms is het immers mogelijk om meerdere competenties in één toets aan de orde te laten komen. Een andere keer is het beter afzonderlijke toetsen in te zetten om scherper te kunnen inzoomen op afzonderlijke deelcompetenties in de vorm van kennis of (vak)didactische vaardigheden. In de studiegids van iedere opleiding is voor alle programmaonderdelen vermeld op welke wijze die worden getoetst en beoordeeld. Iedere cursusbeschrijving geeft tevens inzicht in de wijze waarop de toetsvorm samenhangt met de leerdoelen en de inhouden van de desbetreffende cursus. De expertisegroep Toetsing is medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van toetsbeleid voor geheel FLOT en voor de toetsvormen, procedures en beoordelingscriteria daarbinnen. Zij geeft beleidsadviezen aan het management van FLOT. Na vaststelling van het beleid vindt implementatie en afstemming plaats binnen de teams en de opleidingen. Binnen iedere opleiding is er een wisselende groep van docenten die als toetscommissie fungeert. Deze commissie ziet erop toe dat: er steekproefsgewijs periodieke toets- en itemanalyse van afzonderlijke toetsen plaatsvindt. Voor de toetsen van het flankerend onderwijs wordt de toets- en itemanalyse centraal geregeld door expertisegroep Meesterschap. de uitkomsten van de toets- en itemanalyse in het opleidingsoverleg worden besproken. Op basis van de bevindingen worden afspraken gemaakt over de eventuele aanpassing van toetsen en beoordelingscriteria. Met ingang van het studiejaar 2008/2009 wordt elk jaar van een aantal onderwijseenheden het tentamen gescreend na afname. Het resultaat van dit onderzoek wordt door de toetscommissie met de betreffende docent besproken. Het tentamen wordt waar nodig en in overleg bijgesteld. Studenten leveren hun bijdrage achteraf via de evaluaties en in het student-docent-overleg. Doel van deze activiteit is het beter afstemmen van doelen, leerstofinhoud en tentamenvragen. Het portfolio Het portfolio, dat studenten dienen bij te houden, speelt een belangrijke rol bij het zgn. eindgesprek propedeuse. Dit portfolio is een reflectie op de beroeps- en studiekeuze, de motivatie voor het beroep en de gekozen opleiding. Tevens vormt het: een reflectie op het functioneren t.a.v. het studeren aan de opleiding (studievaardigheden, zelfdiscipline, samenwerking met studenten en docenten, e.d.); een reflectie op de ontwikkeling op competentie 3: vakinhoudelijk en didactisch competent. De student voegt eventueel ondersteunende documenten voor de reflectie als bijlagen toe; een reflectie op de ontwikkeling op competentie 7: competent in reflectie en ontwikkeling. Studenten waren tot vorig jaar minder tevreden over de feedback op studieresultaten. Dit beeld bleek uit de bevindingen tijdens een kwaliteitsevaluatie in de vorm van een ‘open space bijeenkomst’ in januari 2008. In die bijeenkomst zijn door docenten en studenten de volgende aandachtspunten met betrekking tot formatieve toetsing genoemd: er is behoefte aan meer formatieve toetsen en oefententamens om zo de student een beeld te kunnen geven van waar hij staat in zijn ontwikkeling. De oefententamens moeten de student een beeld van zijn niveau geven. Is dit nog actueel? Zie volgende alinea. Indien niet meer actueel, dan schrappen om te komen tot een betere borging van het leereffect moet de feedback op toetsen beter worden georganiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 51
Mede naar aanleiding hiervan is feedback meer structureel ingebracht in de opleiding. Na elke tentamenperiode krijgen studenten de gelegenheid om de toetsen in te zien en vragen te stellen. De docenten plannen hiervoor tijd en ruimte bij voorkeur in de eerste collegeweek na de tentamens. LIO-stage De LIO-stage wordt afgerond met een performance assessment en een criteriumgericht interview op basis van het stageportfolio. Het performance assessment wordt afgenomen door de Fontyscontactdocent, de opleidingsdocent en de schoolpracticumdocent. Het werkveld wordt dus actief betrokken bij de beoordeling en de beoordelingscriteria van de stages. Minor Innovatief beroepsonderwijs Indien de minor Innovatief beroepsonderwijs gekoppeld is aan de afrondende stage, geldt bij het performance assessment als aanvullende eis de succesvolle afronding van het werkplekleren binnen de minor Innovatief beroepsonderwijs. Per competentie beschrijft de student in zijn portfolio de gedragsindicatoren waar hij tijdens de stage aan heeft gewerkt. In overleg met de Fontys-contactdocent, de opleidingsdocent en de schoolpracticumdocent worden die gedragsindicatoren gekozen die beoordeeld moeten worden. Per competentie wordt beoordeeld of de student beheersing van de desbetreffende gedragsindicator over het algemeen goed heeft aangetoond, voldoende heeft aangetoond of nog niet voldoende heeft aangetoond. Het werkplekleren binnen de minor Innovatief beroepsonderwijs wordt beoordeeld door de Fontyscontactdocent, de opleidingsdocent en de schoolpracticumdocent. De meeste studenten volgen de minor Innovatief beroepsonderwijs in de hoofdfase van de opleiding. Sommige studenten krijgen van de examencommissie op basis van Eerder Verworven Competenties ontheffing. Afstudeeronderzoek Het tweede onderdeel van het competentie-examen aan het eind van de opleiding heeft betrekking op de beoordeling van het afstudeeronderzoek. Het afstudeeronderzoek heeft de vorm van actieonderzoek: het onderzoek van de student is gericht op het verbeteren van het eigen professionele handelen. Het actieonderzoek moet een duidelijke focus hebben op de lespraktijk, dat wil zeggen gericht zijn op verbeteren van het eigen handelen in de klas. Door middel van het actieonderzoek zijn studenten in staat om systematisch te reflecteren op het eigen gedrag en om op een planmatige wijze te werken aan de eigen ontwikkeling. De beoordeling van het actieonderzoek gebeurt aan de hand van beoordelingscriteria die zijn gerelateerd aan de competenties, de kennisbasis en de generieke hbo-kwalificaties/Dublin Descriptoren. Toetsen opdrachten Het auditteam heeft toetsen/opdrachten van de tweedegraads lerarenopleiding cluster M&M bestudeerd en kwalificeert deze als: van een behoorlijk niveau. Hierbij heeft het auditteam gelet op zowel de vakinhoudelijke, de onderwijskundige als de vakdidactische component. Het niveau van toetsing, i.c. de complexiteit van de vragen, is op hbo bachelorniveau. Ook op de meerkeuzevragen kunnen door studenten alleen een voldoende scoren indien zij voldoende kennis van en inzicht in het vakgebied hebben. Aardrijkskunde In het studieonderdeelbeschrijvingen van de afzonderlijke programmaonderdelen zijn de wijze waarop wordt getoetst en de beoordelingscriteria aangegeven. In een aantal toetsen worden ook vakdidactische toepassingen gevraagd, bijvoorbeeld: in het studieonderdeel Bevolkingsgeografie wordt van de student verwacht dat hij of zij een klein onderzoek doet naar de vergrijzing in één van onze buurlanden. Hiermee wordt niet alleen kennis en inzicht ten aanzien van vergrijzing getoetst, maar ook het vermogen om op een adequate manier informatie te verwerven, verwerken en te interpreteren; in het studieonderdeel Ontwikkelingsgeografie & Vakdidactiek Morele dilemma’s zijn er diverse toetsvormen. De studenten houden een presentatie over een verdiepend artikel dat aansluit bij een paragraaf uit één van de Nederlandse lesmethodes. Daarnaast maken de studenten bij dit onderdeel een les waar een moreel dilemma centraal in staat. Hier worden naast vakinhoudelijke kennis en inzicht, de vakdidactische vaardigheden getoetst;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 52
in het studieonderdeel Transport en vervoer dienen de studenten spelvormen te ontwikkelen; in het studieonderdeel Conflictgeografie en Vakdidactiek Structureren en concretiseren 1 is sprake van groepsgewijze mondelinge toetsing.
De tweedegraads lerarenopleiding Aardrijkskunde streeft er naar de student formatieve toetsmomenten te bieden. Het gaat hier om toetsmomenten die door de docent worden beoordeeld, maar enkel dienen om de student inzicht te geven in zijn of haar kennis en inzicht ten aanzien van de doelen van het studieonderdeel en op basis daarvan de student van feedback te voorzien. De docenten van de opleiding Aardrijkskunde zijn zich ervan bewust dat er wat betreft deze formatieve toetsing in de toekomst nog het een en ander verbeterd kan worden. Feedback op tentamens wordt binnen de opleiding Aardrijkskunde op verschillende manieren gegeven: bij schriftelijke tentamens conform de afspraken in de OER. Het tentamen, het antwoordmodel, scoringsvoorschrift en het gemaakt werk ligt voor de studenten ter inzage; bij mondelinge tentamens wordt meteen na afloop van het tentamen feedback gegeven; bij werkstukken wordt schriftelijk feedback gegeven volgens de beoordelingscriteria die vooraf aan de student bekend zijn gemaakt. De opleiding is niet geheel tevreden met de mogelijkheid tot feedback op schriftelijke tentamens. Relatief weinig studenten maken op eigen initiatief gebruik van de mogelijkheid het tentamen in te zien en feedback te krijgen. Om de vrijblijvendheid te verminderen en te proberen maximaal leereffect uit toetsmomenten te halen, heeft de opleiding besloten om de toetsen en de resultaten met de studenten te bespreken. Dit gebeurt vier keer per jaar. Tot september 2008 zijn slechts incidenteel toetsen en tentamens in het opleidingsoverleg van Aardrijkskunde besproken. Er is bij deze opleiding nog geen sprake van een structurele kwaliteitsborging van de toetsen door middel van een Toets en Itemanalyse. Wel voeren individuele docenten een dergelijke analyse uit. De gegevens daarvan gebruiken zij bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en validiteit van de toetsen. De analyse kan ook leiden tot een aanpassing van afzonderlijke toetsitems of de toets als geheel. Zo is de versie van het tentamen Bevolkingsgeografie in 2007/2008 aangepast op basis van een analyse van het tentamen in 2006/2007. Met ingang van het studiejaar 2008 – 2009 wordt vier keer per jaar, tijdens het opleidingsoverleg, de kwaliteit van de toetsing besproken. Verantwoordelijk hiervoor is een drietal docenten van de opleiding Aardrijkskunde die de toetscommissie van de opleiding vormen. Input voor dit overleg wordt verkregen uit: de Toets- en Itemanalyse van de desbetreffende toets; het studieonderdeel- en periode evaluaties. Evaluatie en beoordeling van het onderdeel ‘projectonderwijs’ vindt plaats in samenwerking met het veld. Peer assessment wordt af en toe toegepast, bijvoorbeeld bij het beoordelen van presentaties. Bij het studieonderdeel Fysisch Geografisch Veldwerk gebeurt dit aan de hand van een schema met beoordelingscriteria. Algemene economie & Bedrijfseconomie De studenten hebben altijd de mogelijkheid om individueel een afspraak te maken met de examinator om de toets te bespreken. In incidentele gevallen worden bij de vakmodules externe beoordelaars ingeschakeld. Dit komt bijvoorbeeld voor bij het opstellen en beoordelen van een ondernemingsplan of marketingcampagne. Bij de minor Innovatief Beroepsonderwijs maken de studenten van de economische opleidingen digitaal lesmateriaal waarin economische vakinhouden worden gecombineerd met beelden. Bij de eindbeoordeling zijn externe beoordelaars van het CBS, het Nederlandse instituut voor beeld en geluid en de Hogeschool voor de Kunsten betrokken. Ook het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit screent het product van de minor.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 53
Het Ruud de Moor Centrum beoordeelt vakdidactische opdrachten die de studenten maken om te bekijken of deze geschikt zijn om opgenomen te worden in hun database. Bij gebleken geschiktheid worden deze opdrachten in hun database opgenomen. Formatieve toetsing vindt bij veel vakmodules plaats via het maken van bijvoorbeeld proeftentamens of tussentijdse toetsen die moeten voorbereiden op de uiteindelijke summatieve toetsing. De formatieve toetsen kunnen de studenten vinden in de studentenwerkplaats op N@tschool. Bij vakdidactiek is het peer-assessment bij groepswerk een vast onderdeel van de beoordeling. In studiejaar 08-09 hebben de beide opleidingen een eigen toetscommissie opgericht, bestaande uit twee docenten van de opleiding. Deze toetscommissie heeft de richtlijnen omschreven waaraan de toetsen moeten voldoen en bespreekt incidenteel afgenomen of af te nemen toetsen. Verder streeft de opleiding ernaar om de modules bij de voltijd en de deeltijd opleidingen door verschillende docenten te laten uitvoeren. Deze docenten overleggen samen over de toetsen. Ook wordt de werkveldcommissie betrokken bij de toetsing. De opleidingen participeren in het K3-project (Kennisbasis, Kennisbank en Kennistoetsen). Hierdoor wordt de kennis van het ontwerpen van toetsvragen vergroot. Geschiedenis De digitale voortgangstoets Historisch Overzicht zet studenten aan tot een zich over de volle breedte van het vakgebied uitstrekkende leesexercitie, die zich vanwege het per jaargang stijgende scoringspercentage voortzet in de eerste drie cursusjaren. Bij opdrachten worden de beoordelingscriteria vermeld bij de opdrachttekst. Bij de correctie worden vaak beoordelingsmodellen gebruikt, die als verantwoording van het oordeel aan studenten worden verstrekt. Na de correctie van ingeleverd werk communiceren docenten in de regel binnen vijftien werkdagen over hun beoordeling naar studenten. Er zijn formatieve toetsen, gericht op het leerproces van de student, zoals met wekelijkse opdrachten in het studieonderdeel vakdidactiek. Ter voorbereiding op schriftelijke tentamens worden in diverse cursussen diagnostische toetsen aan studenten voorgelegd, waarmee zij hun kennis en inzicht kunnen vaststellen, bijvoorbeeld bij het studieonderdeel Vakoriëntatie. Bij het studieonderdeel Staatsinrichting en Theorie en Historiografie van de geschiedenis schrijven studenten essays over een bepaald thema, met een expliciete opdracht. Deze essays worden door de docent van feedback voorzien. De student ontwikkelt hiermee zijn inzicht en houding en verwerkt dit in daarop volgende essays. Bij de onderdelen Historisch overzicht gebruikt de opleiding de digitale voortgangstoets, waarbij de student aan een telkens hoger kennisniveau moet voldoen. In de opleiding Geschiedenis volgt de toetsing het programma didactisch en inhoudelijk. De opleiding hanteert een grote variëteit aan toetsvormen, in aansluiting met de per cursus geformuleerde leerdoelen. Studenten zijn over het algemeen te spreken over de diversiteit aan toetsvormen in de opleiding. Zie bijvoorbeeld de periode-evaluatie voltijd jaar 1 periode 1. Studenten maken summatieve toetsen, zoals schriftelijke tentamens en opdrachten, waarmee de beheersing van kennis, inzicht en vaardigheden wordt getoetst, zoals het studieonderdeel Politiekbestuurlijke geschiedenis moderne tijd, waarin kennis en inzicht prioriteit hebben. Opdrachten worden beoordeeld aan de hand van schriftelijke, vooraf verstrekte criteria. De opleiding gebruikt peer-assesments, zoals in het studieonderdeel Politiek-bestuurlijke geschiedenis: oudheid en middeleeuwen en het studieonderdeel Sociaaleconomische geschiedenis waarin studenten elkaars producten in presentaties moeten beoordelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 54
De docent blijft hierbij eindverantwoordelijke voor het vaststellen van het definitieve cijfer. Bij formatieve toetsen, opdrachten en essays ontvangen studenten een beredeneerde beoordeling van de docent. Bij schriftelijk tentamen wordt het resultaat klassikaal besproken in de eerste bijeenkomst van de volgende verwante cursus, of in een volgen het studieonderdeel van een docent. Bij de voortgangstoets Historisch overzicht ontvangt de student direct feedback vanuit het digitale systeem, in de vorm van scores per tijdvak. Studenten maken op grote schaal gebruik van de mogelijkheid om individuele feedback te vragen aan docenten over ontvangen beoordelingen, vooral bij onvoldoendes, met het oog op herkansing. Ter bevordering van de technische kwaliteit van de toetsen hanteert de opleiding sinds enige tijd het mechanisme van collegiale consultatie, waarbij docenten hun doelstellingen en toetsen kritisch evalueren met behulp van een deskundige didacticus in de opleiding. Deze procedure heeft tot diverse verbeteringen geleid. De opleiding onderkent het probleem van meelifters bij groepswerk. Voor een consistente beoordeling en om doorslaggevend meeliftgedrag te detecteren hebben cursussen met groepsopdrachten altijd ook een individuele toetsvorm. Docenten stimuleren en leren studenten om problemen met medestudenten in de samenwerking zelf op te lossen. Ten aanzien van meelifters vindt in de praktijk vrij snel een zelfregulerend gedrag onder studenten plaats. Maatschappijleer Op basis van de geformuleerde leerdoelen en de beginsituatie van de studenten wordt door de docenten een keuze gemaakt uit de meest geschikte toetsvormen voor de betreffende curriculumonderdelen. De opleiding gaat uit van het adagium: toetsen sturen het gedrag van de student. De visie van de opleiding ten aanzien van toetsing en kennis blijkt uit onderstaande voorbeelden. De Inleidingen in de Sociologie, Politicologie en Sociale psychologie in het eerste studiejaar worden door veel studenten ervaren als ‘(zeer) theoretisch’ en moeilijk (= beginsituatie). Om de studenten in staat te stellen zich de stof eigen te maken, is gekozen voor een dossier met opdrachten als voorbereiding op een schriftelijke toets. De opdrachten bestaan uit kennisvragen en toepassingsvragen. De kennisvragen vormen als het ware een lees- of studiewijzer. Vanuit de zorg voor een stevige vakinhoudelijke kennis is gekozen voor een schriftelijke toets waarin kennis en inzicht op hbo bachelorniveau worden getoetst. In het probleemgestuurde onderwijs dienen de studenten de studietaken uit te werken in een (digitaal) dossier (bijvoorbeeld: De multiculturele samenleving en Socialisatie). De schriftelijke toets garandeert dat iedere student de fundamentele kennis, zoals omschreven in de landelijke kennisbasis, op hbo bachelorniveau bezit. Voor de vakdidactiekonderdelen is veelal gekozen voor een dossier met opdrachten of een eindopdracht. Binnen de vakdidactiek gaat het veelal om het oefenen van vaardigheden (vanuit een theoretisch kader) en de reflectie op dit proces. Curriculumonderdelen met expliciete aandacht voor een vakdidactische vertaling worden veelal afgesloten met een schriftelijke toets èn een vakdidactische opdracht; dat kan zijn in de vorm van een (kleine) lessenreeks. Voorbeelden zijn het studieonderdeel Democratie & Rechtsstaat en Europa. De opleiding is bezig met de actualisering van het toetsplan, een overzicht waarin per onderwijsperiode en per studiejaar duidelijk te zien is welke curriculumonderdelen op welke wijze worden getoetst. Het toetsplan is bestemd voor studenten en docenten. Studenten hebben inzicht in de te verwachten studiebelasting per onderwijsperiode; het docententeam van Maatschappijleer kan op basis van dit overzicht én de evaluaties de programmering van curriculumonderdelen of de keuze voor bepaalde toetsvormen aanpassen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 55
Studenten worden geïnformeerd over de wijze van toetsen door middel van uitgebreide moduleschetsen. Criteria voor de beoordeling (voor bijvoorbeeld dossiers en werkstukken) zijn beschreven in deze moduleschetsen. De opleiding stelt studenten in de gelegenheid zich optimaal voor te bereiden op de toets. De literatuur wordt besproken, theoretische noties worden toegepast en deze toepassingen worden geoefend. De docenten zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor (de kwaliteit van) de toets en de toetsvragen. Toetsvragen worden individueel gemaakt, en individueel èn gezamenlijk gescreend. Na afname van de toets volgt overleg over de beoordeling en de cesuur, en de kwaliteit van de toets(vragen) wordt door de betrokken docenten geëvalueerd. Na publicatie van de toetsresultaten vindt er een nabespreking van de betreffende toets plaats. Deze nabespreking kan plaatsvinden tijdens een lesuur, tijdens het mentoruur of op een tijdstip buiten de reguliere lesactiviteiten om. Op verzoek van de student kan er altijd mondelinge individuele feedback worden gegeven. Over het algemeen wordt weinig gebruik gemaakt van deze mogelijkheden door studenten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen en de gebruikte toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 56
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen De inzet van personeel ten behoeve van het onderwijs gebeurt op het niveau van FLOT en op dat van de teams. FLOT stuurt door een actief wervings- en detacheringsbeleid aan op een flexibele schil van 15 á 20 procent, die wenselijk is om specifieke expertise te kunnen binnenhalen en snel te anticiperen op schommelingen in studentenaantallen. Bestudering door het auditteam van de 47 cv’s van docenten van het cluster M&M laat zien dat docenten participeren in landelijke- en regionale gremia. Docenten mengen zich actief in vakmatige discussies over hun vakgebied, getuige de artikelen die zij schrijven in tijdschriften. Een aantal docenten schrijft veel over het vakgebied, soms meer dan 25 publicaties. De relaties met het werkveld zijn in voldoende mate geborgd door de achtergrond van docenten, voortgekomen uit het onderwijs, of door bestaande relaties met het onderwijs. Voor het docententeam geldt dat wat betreft de (inter)nationale vakdidactische discussies zij hier redelijk ‘up to date’ zijn. Aardrijkskunde Een aanzienlijk deel van het docententeam heeft ervaring in het onderwijs, in de regel als docent aardrijkskunde of hieraan gerelateerde terreinen. Enkele docenten hebben contacten met buitenlandse onderwijsinstellingen en wisselen op deze manier ervaringen uit. Een van de docenten is lid van het KNAG en publiceert regelmatig op het terrein van aardrijkskunde. Ook een aantal andere docenten is actief als auteur of redacteur van lesmethoden in het voortgezet onderwijs. Geschiedenis Docenten beschikken over voldoende kennis van het werkveld waarvoor FLOT opleidt. Zo is een aantal docenten werkzaam geweest als docent binnen het voortgezet onderwijs en/of heeft les gegeven op een andere hbo-instelling dan Fontys. Zij werken samen met musea in binnen- en buitenland of hebben zelf deelgenomen aan opgravingcampagnes. Docenten beschikken verder over relaties met het werkveld zowel wat betreft de vakdidactiek als de vakinhoud. Dit laatste komt ook terug in de publicaties op het terrein van geschiedenis die docenten op hun naam hebben staan. Docenten publiceren regelmatig in (wetenschappelijke) tijdschriften op het terrein van geschiedenis en/of vakdidactiek. Economie Docenten beschikken over ervaring in het onderwijs, zowel op het niveau van middelbaar onderwijs (voortgezet onderwijs en mbo) als hbo. De expertise binnen het team is breed: zo zijn er docenten die gespecialiseerd zijn op het terrein van de vernieuwing van het economieprogramma havo-vwo economie, medeontwerper van eindexamenpilotvragen Cito, presentatie op het Velon-congres 2008, medeontwikkelaar van het vakdidactische nascholingsprogramma voor het havo-vwo, redactielid Velon tijdschrift, promotieonderzoek, artikelen in het Tijdschrift voor Economisch Onderwijs. Een aantal docenten werkt samen met wo-instellingen waaronder de Universiteit Maastricht op het terrein van speltheorie en op het terrein van PGO in het voorgezet onderwijs en met de Universiteit van Tilburg over de game algemene economie. Maatschappijleer Docenten van de opleiding beschikken over ervaring binnen het onderwijs op een breed terrein.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 57
Zo is er sprake van lidmaatschap van het bestuur van een onderwijsstichting, betrokkenheid bij de organisatie landelijke examenbesprekingen maatschappijleer, lid van een projectgroep binnen een ROC in het kader van de deskundigheidsbevordering van docenten, de deelname van verschillende docenten aan de landelijke docentendagen maatschappijleer en het verzorgen van workshops, lidmaatschap van de beroepsvereniging NVLM en internationale contacten met de Erasmus Hogeschool in Brussel en de lerarenopleiding Postdam (D). Verschillende docenten van de opleiding hebben ook les gegeven op onderwijstypen waar FLOT voor opleidt. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleiding van het cluster M&M als goed en wel op grond van de volgende observaties: uit de cv’s en uit gesprekken met de docenten is gebleken dat zij in voldoende mate contact onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen het werkveld en het studieprogramma; de opleiding werft in de regel docenten uit de beroepspraktijk en/of met een netwerk in de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 58
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen FLOT heeft normen geformuleerd om het aantal benodigde docenten te berekenen en daardoor te kunnen beschikken over voldoende daadwerkelijk beschikbare docenten. Met als basis een docent/studentratio van 1:30 gaan de opleidingen uit van een studentenaantal van gemiddeld 30 deelnemers per onderwijsgroep. Om de docent/studentratio van 1:30 ook te borgen voor de kleinere opleidingen, heeft FLOT de volgende maatregelen genomen: bij de samenstelling van de zes onderwijsteams bij FLOT is bewust gekozen om grote en kleine opleidingen aan elkaar te koppelen. de kleinere opleidingen voegen, daar waar dat mogelijk is, bij bepaalde programmaonderdelen, jaargroepen van studenten samen, om zo voldoende ‘massa’ te maken. indien organisatorisch mogelijk, vormen voltijd- en deeltijdstudenten samen een groep. bij enkele deeltijdopleidingen is er sprake van een alternerend onderwijsprogramma. De totale formatie van FLOT bedraagt momenteel 148 fte. Het auditteam heeft voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de cv’s bestudeerd van het docententeam. Hieruit is het volgende beeld ontstaan waarbij opgemerkt moet worden dat een aantal docenten les geeft bij verschillende tweedegraads lerarenopleidingen. Het beroepsmatig functioneren van de medewerkers wordt binnen de tweedegraads lerarenopleidingen besproken in de contracterings- en beoordelingsgesprekken. Door het aannamebeleid, het scholingsbeleid en het hanteren van een flexibele schil zullen de opleidingen de kwaliteit van het personeelsportfolio onderhouden en bevorderen. Het op peil houden van de kwaliteit van docenten wordt geborgd door scholingsplannen en het competentiemanagement van docenten op team- en op FLOT-niveau. In het kader van het ingevoerde competentiemanagement wordt structureel gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de medewerkers. Over professionalisering worden afspraken gemaakt tijdens functionerings- of contracteringsgesprekken. Deze worden vastgelegd in scholingsplannen. Sinds 2005 is er met de invoering van competentiegestuurd onderwijs aandacht besteed aan de nieuwe rollen van docenten als:
studieloopbaanbegeleider;
assessor;
ontwikkelaar.
Met ingang van het studiejaar 2004 – 2005 is, zo geeft FLOT thans aan, regulier 15 procent van de jaartaak van de individuele medewerkers gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Als onderdeel wordt er per team naar gestreefd om 10 procent van de totale formatie vrij te maken voor innovatie en ontwikkeling. De ‘kopopleidingen’ worden verzorgd door drie kerndocenten. Daarnaast maken vakdidactici per opleiding en de Fontys-contactdocenten op de stageplaatsen deel uit van de opleiding. Fontys investeert de komende jaren in kwaliteit door scholing op thema’s als ondernemerschap, waardenbewustzijn en duurzaamheid. Deze thema’s passen ook binnen het scholingsbeleid van FLOT. De teams binnen FLOT doen in hun teamplannen voorstellen voor professionalisering en ontwikkeling en vertalen deze naar kwaliteits-/scholingsafspraken en ontwikkelafspraken. De teamplannen moeten passen binnen het beleid van FLOT.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 59
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de omvang van de formatie stelt de opleiding in staat de curricula op een voldoende adequate wijze uit te voeren; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten zijn de opleidingen in staat de gewenste kwaliteit (niveau, vakinhoudelijk, vakdidactisch) te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 60
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Voor de docenten van FLOT geldt het volgende. Het beroepsmatig functioneren van de medewerkers wordt besproken in de contracterings- en beoordelingsgesprekken. Door het aannamebeleid, het scholingsbeleid en het hanteren van een flexibele schil zullen de opleidingen de kwaliteit van het personeelsportfolio onderhouden en bevorderen. Het op peil houden van de kwaliteit van docenten wordt geborgd door scholingsplannen en het competentiemanagement van docenten op team- en op FLOT-niveau. In het kader van het ingevoerde competentiemanagement wordt structureel gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de medewerkers. Over professionalisering worden afspraken gemaakt tijdens functionerings- of contracteringsgesprekken. Deze worden vastgelegd in scholingsplannen. Het auditteam constateert dat er hard gewerkt wordt op het terrein van personeelsbeleid. Het auditteam mist vooralsnog een overall beleid ten aanzien van het aantal gecertificeerde/te certificeren docenten. Een masterplan met daarin opgenomen streefcijfers zou zeker een welkome aanvulling zijn voor de opleiding op de scholingsplannen. Uit de cv’s is het auditteam gebleken dat binnen FLOT acht promovendi werkzaam zijn. Het betreft in de regel promoties op het terrein van onderwijskunde of didactiek. Voor een beperkt gedeelte van hun taak (0,1 fte) verzorgen zij onderwijstaken binnen de opleidingen van het cluster M&M. FLOT heeft bewust voor een beperkte inzet in het primair proces gekozen om zo te borgen dat het promotietraject binnen vier jaar wordt afgerond. FLOT streeft ernaar om, in navolging van het Fontysbeleid, te komen tot 10 procent gepromoveerden, doorgroeiend naar 30 procent in de komende jaren. Binnen het cluster M&M zijn een aantal gepromoveerde docenten werkzaam. Studenten zijn tevreden over het onderwijsaanbod en de kwaliteit van docenten. FLOT heeft zicht op de aanwezige en vereiste expertise en competenties van docenten, waardoor duidelijk is in welke expertise en competenties in de toekomst moet worden geïnvesteerd en welke kwaliteiten bij vacatures van een nieuwe medewerker zullen worden verwacht. In de afgelopen jaren is gebleken dat de docenten van de opleiding flexibel inzetbaar zijn, vooral bij het vervangen van colleges en cursussen van zieke docenten en het anticiperen op de aanmelding van studenten. Er is de afgelopen vijf jaar weinig werkgerelateerd ziekteverzuim geweest onder docenten van de opleiding. Voor nieuwe medewerkers zijn er centrale informatiebijeenkomsten. Tevens is er sprake van individuele begeleiding. De teamleiders van FLOT zijn er verantwoordelijk voor dat nieuwe medewerkers worden begeleid. In het eerste jaar van het dienstverband van de nieuwe medewerker wordt een ervaren collega gevraagd om de nieuwkomer te begeleiden. Sinds 2005 is er met de invoering van competentiegestuurd onderwijs aandacht besteed aan de nieuwe rollen van docenten als: studieloopbaanbegeleider; assessor; ontwikkelaar. Met ingang van het studiejaar 2004 – 2005 is, zo geeft FLOT thans aan, regulier 15 procent van de jaartaak van de individuele medewerkers gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Als onderdeel wordt er per team naar gestreefd om 10 procent van de totale formatie vrij te maken voor innovatie en ontwikkeling. De sturing van de professionalisering van medewerkers verdient nadrukkelijker aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 61
Fontys investeert de komende jaren in kwaliteit door scholing op thema’s als ondernemerschap, waardenbewustzijn en duurzaamheid. Deze thema’s passen ook binnen het scholingsbeleid van FLOT. De teams binnen FLOT doen in hun teamplannen voorstellen voor professionalisering en ontwikkeling en vertalen deze naar kwaliteits-/scholingsafspraken en ontwikkelafspraken. De teamplannen moeten passen binnen het beleid van FLOT. Alle Fontys-contactdocenten ontmoeten elkaar acht maal per jaar op een studieochtend waar actuele informatie wordt verstrekt en ervaringen worden uitgewisseld. Daarvan zijn er twee studieochtenden per jaar waar de Fontys-contactdocenten samen met de opleidingsdocenten van de stagescholen een relevant thema bespreken. Deze bijeenkomsten hebben tot doel de Fontyscontactdocenten en de opleidingsdocenten te professionaliseren voor hun taken op de stagescholen. In de jaarlijkse persoonlijke competentie-ontwikkelgesprekken en contracteringsgesprekken van de teamleider met de docenten hebben de opleidingen een werkend mechanisme om de kwaliteit van de docenten te borgen. Hierbij worden afspraken gemaakt over persoonlijk ontwikkelingsplannen voor de verdere ontwikkeling van de noodzakelijke kennis en competenties. FLOT stelt generiek alle docenten 15 procent van de tijd beschikbaar voor professionalisering. De invulling hiervan is zeer divers. Zo zijn er bijeenkomsten tijdens innovatiedagen waar algemene zaken aan bod komen betreffende onderwijs, maar ook bijeenkomsten van de vakgroep waarbij op cursusniveau diverse ontwikkelingen worden besproken. Naast deze activiteiten heeft een substantieel deel van het docentencorps de afgelopen vijf jaar aanvullende activiteiten verricht om de eigen deskundigheid te bevorderen. Docenten geven aan zich niet overbelast te voelen. Zij hebben ruimte voor professionalisering. Deze professionaliseringsactiviteiten van alle docenten als geheel lijken weinig gemeenschappelijke ‘richting’ te hebben. Voor beginnende docenten is er een medewerkersmap ‘Van introductie tot Portfolio’ beschikbaar. In deze map vindt de beginnende docent allerlei informatie over Fontys in het algemeen en FLOT in het bijzonder. Naast deze informatiemap wordt de beginnende medewerker een informatieochtend of –middag aangeboden. Binnen de vakgroep wordt elke beginnende docent ‘gekoppeld’ aan een zittende docent. In principe is er wekelijks overleg, wat in de loop van de tijd minder frequent wordt naarmate de vragen minderen. Behalve bovengenoemde bevindingen voor alle M&M-opleidingen komt het auditteam aanvullend tot de volgende opleidingsspecifieke bevindingen. Aardrijkskunde Bestudering door het auditteam van de cv’s laat zien dat de docenten in voldoende mate vakinhoudelijk en vakdidactisch opgeleid zijn. Docenten hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op het voor het onderwijs relevante vakgebied. Concreet betekent dit dat docenten een opleiding hebben gevolgd op het gebied van fysische geografie, universitaire lerarenopleiding Sociale Geografie en sociale geografie. Alle docenten zijn betrokken bij beroepsvereniging het KNAG, een aantal als bestuurslid of betrokken in een speciale commissie. Docenten zijn ook actief buiten het onderwijs. Zij verzorgen gastoptredens bij congressen, houden lezingen ten behoeve van ontwikkelingsorganisaties, heemkundekringen en zijn actief in besturen van maatschappelijke organisaties. Een deel van de docenten publiceert in vakbladen of anderszins publiceert en/of is actief is in beroepsverenigingen e.d. Bovendien zijn meerdere docenten buiten de school ook actief als trainer, assessor of als gastspreker. Alle docenten investeren continu in deskundigheidsbevordering. Momenteel volgen een drietal docenten een wetenschappelijke opleiding of een promotietraject. De opleiding organiseert vrijwel ieder studiejaar een werkweek om te komen tot een gezamenlijke visie op het aardrijkskunde onderwijs en tot een implementatie van deze visie in het onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 62
Ook wordt het programma continu aangepast aan de veranderingen in de maatschappij en de veranderingen in de eisen van het afnemend scholenveld. De opleiding zet verder docenten in ten behoeve van de contractactiviteiten. Deze spelen zich vooral af binnen het project “Atlas of European Values”. Daarnaast vinden contractactiviteiten plaats in het kader van nascholing, assessments en veldwerkprojecten t.b.v. scholen voor Voortgezet Onderwijs. Nieuwe docenten worden begeleid: waar mogelijk wordt de zogenaamde ‘dakpanconstructie’ toegepast: nieuwe docenten worden ingewerkt door vertrekkende docenten; samen zijn zij verantwoordelijk voor bepaalde colleges. inhoudelijke en organisatorische zaken worden intensief besproken, zodat nieuwe docenten zich snel kunnen inwerken en thuis voelen. nieuwe docenten krijgen extra uren voor de voorbereiding. er is intensief contact met de docent waarvan de colleges worden overgenomen. Algemene economie & Bedrijfseconomie Docenten hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op het voor het onderwijs relevante vakgebied. Concreet betekent dit dat docenten zelf een opleiding hebben gevolgd op het terrein van economie en/of in het bezit zijn van een eerstegraads bevoegdheid Economie. Twee docenten zijn bezig met de opleiding Master Active Learning. Een docent die binnen de opleidingen werkzaam is, verricht via het lectoraat onderzoek naar het gebruik van beelden in economieonderwijs. Een docent heeft onderzoek uitgevoerd over zelfstandig leren. Verder is er sprake van deelname aan het congres HPBO in het kader van innovatie arrangementen en merken de opleidingen op dat zijn de HBO-innovatieprijs 2009 gewonnen met het project Pakkende vorm. Contractactiviteiten worden uitgevoerd voor het Ruud de Moor Centrum, de lerarenopleiding Archimedes in het kader van het project Samen Op Scholen, met de PTH-Eindhoven en OSO in het kader van het project Cargo, het intersectoraal opleiden van docenten op het vmbo, met de Stichting Handelsexamens in het kader van het opleiden van docenten kantoor- en secretariaatsvakkken, met het SLO, met het Midden Brabant College, als assessor van o.a. zijinstromers, het opzetten van docentenwerkplaatsen, het uitvoeren van pdv-cursussen, het uitvoeren van bve-cursussen. Ongeveer 1,5 Fte wordt hieraan besteed. Docenten publiceren in tijdschriften over hun vakgebied. Het betreft publicaties die een vakinhoudelijk/didactisch karakter hebben. Een aantal docenten is lid van beroepsverenigingen als VELON en VECON. Op congressen worden door docenten vakinhoudelijke, vakdidactische en algemeen didactische workshops verzorgd. Docenten van de opleiding sturen docentenwerkplaatsen aan op scholen uit het voortgezet onderwijs. De opleiding verzorgt didactische bijscholing voor docenten uit het voortgezet onderwijs. Elk jaar voert de teamleider aan het begin van het jaar contracteringsgesprekken met alle docenten over hun POP voor het komende jaar. Aan het eind van het jaar wordt hier in het beoordelingsgesprek op teruggekomen. Beginnende docenten economie worden begeleid. Binnen een maand na de start van de werkzaamheden wordt met de teamleider een contracteringsgesprek gehouden. Informeel is er een duidelijke focus van teamleider, coördinator en collega’s op de beginnende docenten. De teamleider heeft daarnaast om de twee maanden een wat formeler gesprek over de ervaringen en maakt daar een verslag van.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 63
Geschiedenis Docenten hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op het voor het onderwijs relevante vakgebied. Een enkele docent heeft een promotietraject afgerond. Concreet betekent dit dat docenten een wo-opleidingen hebben gevolgd op het terrein van geschiedenis of in het bezit zijn van een eerstegraads (MO) bevoegdheid op het terrein van geschiedenis. Een deel van het docentencorps publiceert regelmatig in Nederlandse en buitenlandse vakbladen, zoals Kleio en History en is buiten de opleiding actief in beroepsverenigingen. Een deel van het docentencorps is de laatste jaren ook buiten het eigen instituut actief als trainer, spreker of gastdocent, bijvoorbeeld als spreker bij bijeenkomsten van heemkundeorganisaties als nascholer tijdens studiedagen of als workshopleider. In de opleiding Geschiedenis wordt de begeleiding van beginnende docenten aangestuurd door de teamleider en opleidingscoördinator. In de uitvoering worden docenten ingezet die actief zijn in, of ervaring hebben met de leerlijnen van de beginnende docent. Maatschappijleer Docenten hebben een master en/of een eerstegraads bevoegdheid op het voor het onderwijs relevante vakgebied. Concreet betekent dit dat docenten een opleiding hebben gevolgd op het terrein van recht, geschiedenis, culturele antropologie, sociologie, andragogiek, politicologie en economie, psychologie en/of een lerarenopleiding op het terrein van maatschappijleer en geschiedenis. De opleiding Maatschappijleer heeft de afgelopen jaren een sterke groei van het aantal studenten gekend. Hierdoor en door het tussentijdse vertrek van een ervaren collega konden nieuwe docenten worden aangetrokken. Enkele nieuwe docenten, vier in totaal, hebben echter om verschillende redenen na korte tijd weer ontslag genomen en moesten worden vervangen. Gevolg van dit grote verloop is geweest dat de opleiding geruime tijd te kampen heeft gehad met niet vervulde vacatures, waardoor de continuïteit van de opleiding in gevaar dreigde te komen. Deze periode heeft een zware wissel getrokken op de zittende medewerkers. Het belang van een goede begeleiding van nieuwe docenten wordt onderschreven. Het rendement van de begeleiding is door het grote verloop van docenten echter beperkt gebleven. Met ingang van het studiejaar 2008-2009 ziet de begeleiding er als volgt uit. Een van de docenten voert periodiek gesprekken met de nieuwe docenten en woont colleges bij en evalueert deze. Verder kon dankzij het groeiend studentenaantal gekozen worden voor een systeem van een gezamenlijke uitvoering van leerplanonderdelen door twee docenten. Intervisie is hierdoor een vanzelfsprekend onderdeel van de werkzaamheden geworden. De opleiding is gedurende haar bestaan altijd vertegenwoordigd geweest in het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer (NVLM). Een docent maakt sinds 2007 deel uit van de Commissie Schnabel (Commissie Maatschappijwetenschappen op havo/vwo). Verder participeren docenten in besturen voor Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs. Een docent maakt deel uit van het Expertisecentrum Maatschappijleer dat verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam. Oordeel: voldoende en goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleiding Maatschappijleer als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat betreft vakdeskundigheid, werkveldervaring en inzicht in ontwikkelingen binnen het domein waar de opleidingen betrekking op hebben zijn de docenten voldoende toegerust om hun opleiding op het gewenste niveau te verzorgen; studenten zijn positief over de didactische kwaliteiten, de gerichtheid op de beroepspraktijk en de vak- en werkveldkennis van hun docenten; er kan meer sturing gegeven worden aan de professionalisering van de docenten zodat de profileringstijd besteed wordt aan versterking van profiel en ‘gezicht’ van het cluster van opleidingen en zodat bewaakt wordt dat de professionaliseringstijd werkelijk aan speerpunten van instellings- en clusterstrategie wordt besteed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 64
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de tweedegraads lerarenopleidingen Aardrijkskunde, Geschiedenis, Algemene economie en Bedrijfseconomie als goed en wel op grond van de volgende, naast de bovengenoemde, additionele observaties: (een deel van) het docentenkorps publiceert regelmatig in tijdschriften over/n.a.v. voor de betreffende opleiding relevante onderwerpen; docenten tonen door te publiceren aan, dat zij hun vakgebied (inhoud en didactiek) bijhouden; een aantal docenten is naast hun werk binnen FLOT ook werkzaam als trainer buiten de organisatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 65
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen Het voorzieningenbeleid van FLOT is beleid van Fontys Hogescholen. Dit is onder meer uitgewerkt in een Fontys Huisvestingsbeleidsplan, ICT-beleidsplan en Mediatheekbeleidsplan en wordt uitgevoerd door de diverse onderdelen van het Fontys Facilitair Bedrijf. Binnen dit beleid en de vastgestelde budgetten en normpakketten formuleert de opleiding haar eigen prioriteiten. De opleidingen van FLOT zijn gehuisvest in het Mollergebouw dat in 1986 in gebruik is genomen. Gebouw en voorzieningen zijn recentelijk vernieuwd om te kunnen voldoen aan de nieuwe eisen die de veranderingen in het onderwijs en didactiek met zich meebrengen. De tweedegraads lerarenopleiding maakt gebruik van een digitale leeromgeving, die altijd en overal bereikbaar is, zowel op de computers in de school als thuis. Deze digitale leeromgeving is opgesplitst in internet en intranet. Het auditteam is op grond van eigen waarneming van mening, dat de voorzieningen in Tilburg in voldoende mate toereikend zijn om het programma te kunnen verzorgen. In de aparte lokalen is voldoende ruimte en materiaal aanwezig om specifieke vaardigheden te ontwikkelen. De docenten beschikken over aparte docentkamers met afhankelijk van de grote van de aanstelling een eigen werkplek. Wanneer studenten speciale literatuurverzoeken hebben wordt het benodigde voor de student opgevraagd bij een andere (PABO) opleiding van Fontys of een andere bibliotheek. Studenten en docenten zouden meer gewezen kunnen worden op het bestaan van een zeer brede range van internationale tijdschriften. Bij docenten en studenten is dit onvoldoende bekend en wordt daardoor onvoldoende benut. Web-enabled, plaats- en tijdsonafhankelijk studeren en werken is voor FLOT een belangrijk uitgangspunt bij de vormgeving van de primaire processen. Voor de vele initiatieven gericht op de verbetering van de onderwijskwaliteit en van de ondersteunende processen met behulp van ICT is door Fontys een algemeen beleidskader opgesteld, waaraan FLOT zich conformeert. Dat heeft onder andere geleid tot ICT-werkplekken voor alle studenten en medewerkers. De schoolpracticumdocenten, opleidingsdocenten en Fontys-contactdocenten zien er ook op toe dat de materiële voorzieningen op de buitenschoolse werkplekken toereikend zijn om het studieprogramma te realiseren. Het auditteam constateert in dit kader wel dat het de ICT voorzieningen wat mager vindt. Zo was er één smart board in het gebouw opgesteld waar alleen eerstejaars studenten een middag instructie over volgden. Tijdens eigen lessen werden deze innovaties weinig of niet gebruikt. Docenten gaven te kennen zeker open te staan voor dit type ontwikkelingen. In studiejaar 2008/2009 is FLOT geconfronteerd met een extra groei ten opzichte van het jaar daarvoor van circa 400 studenten. Daarmee samenhangend is ook het aantal medewerkers toegenomen. De grote toename van het aantal studenten leidt tot knelpunten in de faciliteiten: lokalen voor onderwijsactiviteiten en werkplekken voor medewerkers. De opleiding beschikt over een uitgebreide vakdidactische collectie, waaronder een geactualiseerde collectie van alle methodes (series schoolboeken) geschiedenis en mens en maatschappij, historische objecten, spellen, tijdbalkposters, platenboeken, films en software. Aardrijkskunde De opleiding Aardrijkskunde maakt uitgebreid gebruik van de aanwezige ICT-voorzieningen zoals: beamers, waardoor de lessen met behulp van power point presentaties aantrekkelijker en duidelijker gemaakt worden;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 66
sharepoint, waardoor deze presentaties en al het andere digitale lesmateriaal ter beschikking gesteld worden aan studenten. Google-earth; het programma ARC-GIS.
Daarnaast heeft de opleiding veldwerkpracticuminstrumenten tot haar beschikking, onder andere grondboren, kaarten en kompassen. Algemene economie & Bedrijfseconomie De beide opleidingen hebben de beschikking over een eigen lokaal dat is ingericht voor en wordt gebruikt door de eerstejaars voltijdstudenten. Het is in dit lokaal mogelijk om colleges te geven, samen te werken in groepjes of om alleen te werken. Zes computers met internetaansluiting zijn onderdeel van de inventaris. De studenten voeren de regie over de ruimte. In N@tschool zijn werkplaatsen ingericht voor alle studenten en voor alle docenten. De studenten vinden daarin het onderwijsmateriaal dat gebruikt wordt voor de diverse modules, inclusief formatieve toetsen. Verder kunnen de studenten in deze omgeving werken aan hun portfolio. Geschiedenis De mediatheek in het Mollergebouw heeft naast de uitgebreide collectie historische vakliteratuur en films ook een geactualiseerde collectie methodes van de schoolvakken geschiedenis en mens en maatschappij. In de propedeuse leren studenten deze studiematerialen te gebruiken. In de hogere studiejaren passen de studenten deze kennis en kunde toe bij diverse studieonderdelen, zowel bij modules met het accent op vakkennis en -vaardigheden, als bij modules met het accent ligt op de beroepsvorming. Zo ontwikkelen studenten naast hun vakkennis ook hun kennis van de gangbare leerstof in het vo. Bij de recente renovatie van het Mollergebouw heeft de opleiding de eis gesteld gebruik te kunnen maken van een naar haar wens ingericht geschiedenisvaklokaal. Het lokaal beschikt over 40 zitplaatsen, een computer, beamer, dvd- en videoapparatuur en een vitrinekast. Het herbergt bergkasten een vakdidactische collectie met wetenschappelijke lectuur, didactische leermiddelen en een actuele verzameling van alle gebruikte methodes geschiedenis en mens en maatschappij voor het gehele spectrum van vo in Nederland. Hiervan wordt in diverse cursussen gebruik gemaakt. In bepaalde gevallen lenen studenten schoolboeken en andere onderdelen van de didactische collectie. Bij zelfstudieopdrachten gebruiken studenten de werkplekken in het hele gebouw. In de mediatheek moeten studenten veelvuldig gebruikmaken van de uitgebreide collectie historische literatuur en audiovisuele informatiedragers. Daar kunnen zij ook mediacursussen volgen en kunnen zij apparatuur lenen - die goed up-to-date wordt gehouden -, bijvoorbeeld voor filmopnames en presentaties. Via de Sharepointsite van de opleiding Geschiedenis worden studenten van informatie voorzien. Het materiaal op Sharepoint is uitgegroeid tot een brede collectie, die vrijwel alle cursussen omvat en waarvan studenten massaal gebruik maken. Naast de eigen mediatheek maken docenten en studenten van de opleiding Geschiedenis ook gebruik van de bibliotheken van de Openbare Bibliotheek Tilburg, de Universiteit van Tilburg en het Regionaal Historisch Centrum Tilburg. Met de educatieve dienst van het Centrum zijn afspraken gemaakt over voorkomend bronnenonderzoek door studenten in het archief van het Centrum. Maatschappijleer De opleiding Maatschappijleer beschikt niet over specifieke materiële voorzieningen. De voorzieningen ten behoeve van het lesgeven zijn de laatste jaren niet (meer) toereikend voor de uitvoering van het totale palet aan werkvormen die de opleiding voor ogen heeft. Er is een tekort aan grote lokalen. Open leerruimtes worden nogal eens ingezet als leslokaal, hetgeen verre van ideaal is. De materiële voorzieningen zijn niet in alle lokalen up-to-date. Ten behoeve van de colleges moet de opleiding regelmatig zelf zorgen voor een beamer en geluidsboxen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 67
Een knelpunt van de laatste jaren is ook de huisvesting van de docenten, die als ontoereikend wordt ervaren. Het aantal beschikbare werkplekken is onvoldoende en er is tevens een tekort aan opslagruimte. De opleiding heeft deze punten onder de aandacht van het managementteam gebracht. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma van de opleiding te realiseren; de recente vergrote instroom van studenten heeft geleid tot knelpunten die de opleiding voor een deel heeft opgelost.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 68
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen De studiebegeleiding start met een intakegesprek voor iedere student, waarna een studieovereenkomst wordt afgesloten. Er zijn daarnaast afspraken en regels vastgelegd ten aanzien van de coaching van de studenten. Gedurende het gehele eerste studiejaar vinden intensieve begeleiding en advisering plaats. De begeleiding zet zich voort in de daarop volgende studiejaren. De studenten worden tijdens hun gehele studie begeleid door een studieloopbaanbegeleider. Voor 1 februari van het lopende studiejaar krijgt de propedeusestudent een voorlopig studieadvies. Een afwijzend advies wordt gegeven als de drempel van veertig studiepunten, de beroepspraktijkvorming inbegrepen, niet gehaald is. Naast het bindend studieadvies zijn er twee andere adviezen mogelijk: een student is geslaagd voor het propedeutisch examen en kan de studie voortzetten; het studieadvies wordt uitgesteld: indien aan het einde van het tweede studiejaar de propedeuse niet is behaald, wordt het advies omgezet in een definitief afwijzend bindend studieadvies. De studiebegeleiding bestaat uit het voeren van studievoortganggesprekken. Voor de studieloopbaanbegeleiding maakt FLOT gebruik van geschoolde begeleiders. Voor de scholing worden structureel bijeenkomsten belegd op het instituut. De studieloopbaanbegeleider en de student kunnen in onderling overleg de studieplanning bijsturen. Het systeem van studiebegeleiding is voorts gericht op inhoudelijke begeleiding, stagebegeleiding, studieloopbaanbegeleiding en eventueel doorverwijzing. Studieloopbaanbegeleiders houden een exitgesprek met studiestakers. Studenten stellen gedurende hun studie een persoonlijk opleidingsplan (POP) op. Hierin worden leervragen vastgelegd en in een (ontwikkelingsgericht) portfolio doet de student verslag van zijn/haar ontwikkeling, de gemaakte keuzes, de verantwoording en de reflectie daarop. Studenten die zich bepaalde competenties nog niet eigen hebben gemaakt, dienen onder begeleiding van een coach een aantal leervragen te formuleren om de ontbrekende competentie(s) alsnog te kunnen verwerven. Viermaal per jaar bespreekt de studieloopbaanbegeleider de studievoortgangresultaten met iedere student. Studenten met onvoldoende resultaten worden door de begeleider uitgenodigd voor een gesprek over de studieproblemen en oplossingen daarvoor. De afspraken worden vastgelegd in een gespreksprotocol. De belangrijkste functies van de studieloopbaanbegeleider zijn: focus op de studie waarbij aandacht wordt besteed aan de vraag: ‘Volg ik de juiste studie’. Verder zorgt de SLB’er voor informatie met betrekking tot de gang van zaken binnen de opleiding en begeleidt de SLB’er de studenten bij het ontwikkelen van studievaardigheden. Hieronder valt ook het formuleren van leervragen met betrekking tot de competenties. Dit wordt vorm gegeven in samenspraak met het flankerend onderwijs en vakdidactiek; focus op loopbaan waarbij studenten worden gestimuleerd zich zodanig te ontwikkelen dat zij steeds meer de eigen regie voeren over hun (studie)loopbaan. Verder wordt veel aandacht besteed aan het binden van de studenten aan de jaargroep en aan de opleiding als geheel. Een open cultuur naar elkaar en de docenten plus een primaire gerichtheid op de studie zijn hierbij speerpunten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 69
De deeltijd- en duale studenten worden geacht zelfstandiger te zijn. De begeleiding richt zich meer op informatievoorziening en het ondersteunen bij studiebelemmerende factoren. Studenten kunnen hiervoor gebruik maken van het ingeroosterde spreekuur. Daarbuiten kunnen zij een afspraak plannen met hun studieloopbaanbegeleider. De docenten van FLOT, de docenten uit het werkveld, de Fontys-contactdocenten en de opleidingsdocenten helpen de student ervaringen, kennis en vaardigheden op te doen in de beroepspraktijk en ondersteunen de student bij het leggen van de verbindingen tussen de achterliggende theorie en het praktisch handelen in de onderwijspraktijk. Als blijkt dat er andere begeleiding nodig is, bijvoorbeeld bij beroepskeuze of persoonlijke problemen, wordt de student verwezen naar de decaan, de studentenpsycholoog, het loopbaancentrum van Fontys en/of de Fontys vertrouwenspersoon. Ten behoeve van de stagebegeleiding van de bachelorstudenten zijn de taken en rollen van de schoolpracticumdocent, de opleidingsdocent en de Fontys-contactdocent beschreven. De beschreven taken en rollen worden daadwerkelijk op de afgesproken wijze in praktijk gebracht. De opleidingsdocenten worden geschoold in de vorm van regelmatig overleg met een Fontyscontactdocent en stelselmatige bijeenkomsten bij FLOT, maar FLOT heeft nog geen adequaat werkend mechanisme om de kwaliteit van externe begeleiders op de stagescholen (schoolpracticumdocenten en opleidingsdocenten) te borgen. FLOT heeft nog geen keurmerk voor opleidingsscholen ontwikkeld, maar werkt, in navolging van het toetsingskader opleiden in de school van de NVAO en de Inspectie, mee aan een gemeenschappelijk keurmerk in ADEF-verband. Tijdens het volgen van de Kopopleiding worden studenten begeleid door drie docenten. Tijdens het werkplekleren vindt begeleiding plaats door de Fontys-contactdocent, een opleidingsdocent en een schoolpracticumdocent. In het begin van studiejaar 2008 – 2009 is veel ongenoegen geconstateerd bij studenten, docenten en collega’s van het onderwijssecretariaat met betrekking tot de invoering van toetsresultaten in het studentvolgsysteem. Om de problemen met betrekking tot het studentvolgsysteem het hoofd te bieden, maken de opleidingen veelal gebruik van een schaduwsysteem. In jaar 1 worden de resultaten van de studenten na elke periode gezamenlijk door de betrokken docenten en studenten geëvalueerd. De begeleiding van de eerstejaars studenten is intensief en daar is wekelijks 3 uur voor ingeroosterd. In jaar 2 staat nog 1 uur op het rooster en richt de begeleiding zich specifiek ook op het halen van de propedeuse en het kiezen van een uitstroomrichting. In jaar 3 staat specifiek de minorkeuze centraal. Daarna richt de begeleiding zich op het afstuderen. In de eerste twee jaar krijgen de studenten een studieloopbaanbegeleider toegewezen. Daarna kunnen de studenten hun studieloopbaanbegeleider zelf kiezen. Vanwege de technische problemen met de studievoortgangadministratie houden de opleidingen een eigen schaduwadministratie van de resultaten van de studenten bij. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: • de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is adequaat; • de informatievoorziening aan studenten en docenten is voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 70
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Op hogeschoolniveau geldt het volgende. In samenwerking met het team kwaliteitszorg van de afdeling Onderwijs van Fontys Hogescholen zijn de afgelopen jaren voor alle terreinen en doelgroepen evaluatie-instrumenten ontwikkeld en afgenomen. De evaluaties zijn ingebed in drie in elkaar grijpende PDCA-cycli: twee keer in de zes jaar vindt een integrale evaluatie plaats van de opleidingen (op alle facetten van het accreditatiekader) en het verbeterbeleid sinds de vorige visitatie. Eerst gebeurt dit via een interne audit door de Fontys auditor, vervolgens door het schrijven van een zelfevaluatie, een bezoek van een visitatiecommissie en het oordeel van de NVAO. Alle geledingen zijn hierbij betrokken; de zesjarige cyclus van accreditatie is gekoppeld aan een zesjarige onderzoekskalender waarop aangegeven wordt hoe vaak welk accreditatiefacet met welk evaluatie-instrument onder welke doelgroepen geëvalueerd wordt. tussentijds vindt er een interne audit plaats door een onafhankelijk auditteam. Op FLOT-niveau geldt het volgende. In de zesjarige onderzoekskalender van FLOT wordt een overzicht gegeven van welke evaluatie-instrumenten in welk jaar worden gebruikt, het doel, de frequentie, de uitvoerder, de doelgroep en de relatie met de accreditatiefacetten. In de zesjarige onderzoekskalender worden o.a. de volgende onderzoeksinstrumenten meegenomen: studenten: Keuzegids (twee tot drie jaar), Elsevier/ NIPO (drie jaar), HBO-monitor (jaarlijks), Fontys studentenquête (twee jaar), jaarevaluatie (twee jaar), stage-evaluatie (twee jaar), startbekwaamheidsonderzoek vierdejaars (jaarlijks), kwaliteitskringen (periodiek), analyse afstuderen (jaarlijks); medewerkers: Fontys Personeelsenquête (jaarlijks), functioneringsgesprekken (jaarlijks), kwaliteitskringen (periodiek); alumni en werkgevers: startbekwaamheidsonderzoek (drie jaar). Het auditteam constateert dat er sprake is van een kwaliteitscultuur: iedere M&M-opleiding binnen het cluster heeft de inzet en de ambitie om zo goed mogelijk onderwijs te verzorgen. Dit is het auditteam gebleken tijdens de gevoerde gesprekken en werd bevestigd door de studenten. Er is echter weinig richting en leiderschap geconstateerd in het kwaliteitsdenken. Geconstateerd wordt een uitvoerige en formalistische infrastructuur van papier op instellingsniveau wat betreft het kwaliteitsplan. Het auditteam heeft weinig verbanden gezien tussen papier enerzijds en de kwaliteitsdiscussie in de opleidingen anderzijds. Een meer selectieve, ambitieuze en doorleefde houding is naar de mening van het auditteam op zijn plaats. Geconstateerd wordt dat er veel gemeten en bijgehouden wordt; meer keuzes en strategie zijn hier op zijn plaats, evenals transparantie, duidelijke lijnen en eenvoud. De tweedegraads lerarenopleiding gebruikt met name informatie uit de Fontys Studentenenquête, het landelijk studentevredenheidsonderzoek, de monitor studenttevredenheid, onderwijsevaluaties en student-docent overleg om informatie te krijgen over de kwaliteit van de opleidingen. De evaluaties worden afgenomen volgens de onderzoekskalender. De kwaliteitscoördinator bewaakt de onderzoekskalender en kondigt tijdig afnamemomenten bij het managementteam aan. Externe of algemene Fontys instrumenten worden door de externe verantwoordelijken afgenomen; de kwaliteitscoördinator is aanspreekpunt bij eventuele problemen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 71
De kwaliteitszorgsystematiek van de opleidingen heeft betrekking op alle onderwerpen van het NVAO-accreditatiekader en is geoperationaliseerd in termen van PDCA. Dit beleid is afgeleid van het Fontyskwaliteitsbeleid en voldoet aan de afspraken in het landelijk Bestuurscharter Lerarenopleidingen. In het Handboek kwaliteitszorg van FLOT is elk facet van het accreditatiekader volgens de PDCAcyclus uitgewerkt: per accreditatiefacet heeft de opleiding beleidsuitgangspunten beschreven en aangegeven in welke beleidsdocumenten het beleid is vastgelegd; per accreditatiefacet heeft de opleiding opgesomd welke geleding verantwoordelijk is voor de ontwikkeling respectievelijk uitvoering van beleid; per accreditatiefacet heeft de opleiding aangegeven via welke instrumenten geëvalueerd wordt of de beleidsuitgangspunten bereikt zijn en welke procedures en streefdoelen FLOT daarbij hanteren; per accreditatiefacet heeft de opleiding beschreven hoe volgens eenzelfde procedure verbeterbeleid opgesteld en geborgd wordt. In het kwaliteitshandboek dat de FLOT hanteert is o.a. vastgelegd wie voor de beleidsontwikkeling en uitvoering van de verschillende onderwerpen verantwoordelijk is, welke evaluatie-instrumenten worden gebruikt en met welke frequentie die worden ingezet en welke organisatie-, besluitvorming- en overlegstructuur wordt gehanteerd. Bij tegenvallende resultaten wordt nader onderzoek gedaan naar de oorzaken van de gevonden kwaliteitsproblemen. De informatie afkomstig van evaluaties, waaronder eerder genoemde studentenenquête waar gedetailleerde vragen worden gesteld, stellen de FLOT in staat om gericht actie te ondernemen. Het werken via kengetallen, streefcijfers, het vaststellen van smart geformuleerde doelstellingen waar men naar toe moet is minder ontwikkeld binnen FLOT. Dit uit zich ook in het vastleggen van afspraken, procedures die tot het garanderen van een bepaald minimum aan kwaliteit moet leiden. Een voorbeeld hiervan trof het auditteam aan bij de scholing van schoolpracticumdocenten (begeleiders van de student op de werkplek). Het auditteam vindt dit een goed initiatief maar van belang is dan wel dat de opleiding aangeeft wanneer een schoolpracticumdocent voldoende functioneert. De respons van studenten op de vragenlijsten is laag, soms omdat het moment van invullen niet gelukkig is (na een tentamen) of omdat studenten de noodzaak er niet van in zien. Het auditteam heeft de resultaten van studenttevredenheidsonderzoeken per opleiding bestudeerd alsmede de implicaties hiervan voor de opleidingen. De resultaten van de Fontys Studentenenquête uit 2006, zijn door de opleiding verder uitgesplitst per opleiding en opgenomen in een afzonderlijke bijlage die het auditteam bestudeerd heeft. Per opleiding wordt een duidelijk overzicht gegeven van verbeteracties die hebben plaatsgevonden of zijn geïnitieerd op basis van de tevredenheidsonderzoeken en het student-docentoverleg. De benchmark van de opleiding is goed georganiseerd. De opleiding heeft goed zicht op de eigen positie binnen het veld van tweedegraads lerarenopleiding. Een internationale vergelijking ontbreekt. Aardrijkskunde Binnen de opleiding vindt er minimaal drie keer per jaar een student-docentoverleg plaats. Bij dit overleg is er sprake van een systematische evaluatie van de studielast. Waar nodig en waar mogelijk probeert de opleiding de opmerkingen/aanvullingen van de studenten op te nemen in het programma. Er vinden geregeld periode-evaluaties plaats, waarin de studenten aangeven hoe ze de verdeling van de studielast ervaren hebben. Ook dit is een input voor de opleiding om zo nodig het programma aan te passen. Zowel de verslagen van het SDO als de periode-evaluaties zijn regelmatig terugkerende agendapunten bij de opleidingsvergadering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 72
Tijdens de individuele begeleiding door SLB’ers wordt de student ook bevraagd over de studielast. Algemene economie & Bedrijfseconomie Na elke periode krijgen alle studenten een digitale uitnodiging om de periode te evalueren. In deze evaluaties zijn ook enkele vragen over modules opgenomen. Naast de periode-evaluaties evalueren de voltijdstudenten ook de modules van de voorgaande periode. De studenten die zitting hebben in het student-docentoverleg dragen hier zorg voor. Geschiedenis De opleiding Geschiedenis voert vier keer per jaar periode-evaluaties en cursusevaluaties uit. De uitkomsten hiervan worden in het student-docentoverleg teruggekoppeld naar studenten. De evaluatie-uitkomsten zijn ook structureel onderwerp van overleg in de opleidingsvergaderingen. Dit leidt geregeld tot verbeterplannen en verbeteracties. Een voorbeeld: de zorg met betrekking tot het relatief grote aantal uitvallers in het eerste jaar heeft erin geresulteerd om in het studiejaar 2006 -2007 het instrument van de individuele studieloopbaangesprekken uit te breiden met klassikale studieloopbaanbegeleiding. Het streefdoel was om in elk geval meer dan 30 studenten veilig in jaar twee te krijgen. Dat doel is ruimschoots gerealiseerd. Evaluatie van de uitvoering 2007-2008 heeft aanleiding gegeven tot een vernieuwing van de logistiek en van de inhouden van de klassikale studieloopbaanbegeleiding. Maatschappijleer De opleiding maakt gebruik van periode-evaluaties, waarbij een periode zowel per onderdeel als in zijn geheel wordt geëvalueerd. Leerplanonderdelen die voor het eerst worden uitgevoerd of die een wijziging hebben ondergaan worden ook geëvalueerd door middel van de module-evaluaties. De evaluaties worden besproken in de opleidingsvergadering en in het student-docentoverleg. De evaluaties leiden soms tot aanpassingen. Voorbeelden van recente aanpassingen zijn de verschuiving van leerplanonderdelen naar andere periodes tijdens de studie, de invoering van nieuwe leerplanonderdelen zoals het project in jaar 1 dat een integratie van de leerplanonderdelen uit jaar 1 beoogt en de samenhang in het leerplan van jaar 1 moet versterken. Naast de generieke kwaliteitszorgactiviteiten verricht de opleiding Maatschappijleer de volgende periodieke activiteiten om de kwaliteit van haar onderwijs te waarborgen en te verhogen: • docenten van de opleiding Maatschappijleer verrichten een mondelinge evaluatie van (bijna) elke cursus die op dat moment wordt afgesloten. Dat gebeurt over het algemeen tijdens het laatste college; • de periode-evaluaties; • module-evaluaties; • het student-docentoverleg; Vier keer per jaar vindt een uitgebreide docentenvergadering plaats, waarin (delen van) het leerplan onder de loep worden genomen. Bronnen zijn hierbij de periode- en module-evaluaties, verslagen van het student-docentoverleg en het (mondelinge) verslag van collegiaal overleg. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; de opleidingen voeren module- en projectevaluaties onder relevante partijen uit. Deze evaluaties bieden de opleidingen informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren; de kwaliteitsdiscussie binnen de opleidingen zou frequenter gevoerd kunnen worden waarbij keuzes gemaakt worden en er sprake is van een heldere strategie met duidelijke lijnen. Het management dient hierbij een voortrekkersrol te vervullen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 73
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen Op basis van de diverse evaluaties en de analyse van de resultaten wordt verbeterbeleid geformuleerd en geconcretiseerd in verbeteracties. Evaluatieresultaten die betrekking hebben op eenvoudig op te lossen zorgpunten (hierbij gaat het meestal om ‘kleine kwaliteit’ als voorzieningen en informatieverstrekking) worden tussentijds aangepakt. De interne audit en accreditatie leveren twee keer per zes jaar de input voor verbeterbeleid. De jaarlijkse evaluatiecyclus doet dit aan het begin van elk studiejaar. Het verbeterbeleid wordt opgenomen in de jaarlijkse cyclus van planning en controle, waarin FLOT zich aan de Raad van Bestuur van Fontys verantwoordt. In het jaarlijkse Managementcontract wordt het verbeterbeleid vastgelegd; via managementrapportages controleert de Raad van Bestuur elke vier maanden de voortgang. Studenten wordt aan het einde van elke periode gevraagd naar de ervaren studielast. De uitslagen van de evaluaties worden per lesperiode besproken in het student/docentoverleg en docentoverleg. Eerder onder 5.1 hebben wij in deze rapportage aangegeven dat Fontys/FLOT de studenttevredenheid onderzoekt. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks vanaf 2000 afgenomen onder studenten. In het rapport, opgesteld door FLOT naar aanleiding van dit studententevredenheidsonderzoek, zijn per tweedegraads lerarenopleiding voorbeelden van verbetermaatregelen geformuleerd. Vanaf 2009 zal jaarlijks een studenttevredenheidsonderzoek (STO) worden gedaan. Daarmee sluit Fontys aan bij het landelijke onderzoek. Als een verbetering door een pilot vorm krijgt, dan wordt onder verantwoordelijkheid van de teamleider een projectplan voor de pilot geschreven. Het projectplan beschrijft onder andere doelstellingen, concrete opbrengsten, te ondernemen activiteiten en een tijdsplanning. Daarnaast wordt beschreven hoe de uitkomsten van de pilot door middel van onderzoek zullen worden geëvalueerd en wat de rol van het lectoraat daarbij is. Als verbeter pilots zijn afgerond worden de resultaten in het managementteam besproken en vindt verdere implementatie plaats bij teams en/of opleidingen. Regelmatig bespreekt het managementteam aan de hand van het pilot overzicht en het managementactieplan de stand van zaken rondom de verbeteringen. Met behulp van de pilotschouw, via innovatieochtenden en via de expertisegroepen worden de resultaten van de afzonderlijke pilots onder de aandacht gebracht. Als pilots eenmaal uitgevoerd zijn, komen er via cursusevaluaties en onderzoek van de evaluatieresultaten verbeterpunten beschikbaar. In besprekingen in het managementteam, de teams en de opleidingen worden de gewenste verbeteringen en innovaties expliciet besproken. Het auditteam constateert dat de FLOT steeds weer nieuwe initiatieven tot verbetering neemt waarbij adequaat gereageerd wordt op evaluatieresultaten. Hierna geven wij een aantal recente voorbeelden van verbetermaatregelen voor de opleidingen Aardrijkskunde, Algemene economie en Bedrijfseconomie en Maatschappijleer. Wat betreft de zgn. ‘kopopleidingen’ moet opgemerkt worden dat verbeteracties gericht waren op de onderlinge afstemming tussen de docenten. Aardrijkskunde Enkele voorbeelden van verbeteringen die in het studiejaren 2007-2008 en 2008-2009 (tot 1 januari 2009) door de opleiding zijn doorgevoerd:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 74
vergroting toegankelijkheid studiematerialen via Sharepoint aardrijkskunde (september 2008); afspraak dat tentamen en werkstukken binnen tien werkdagen worden beoordeeld; met ingang van studiejaar 2008 – 2009 worden in de propedeuse de tentamens en tentamenresultaten één maal per periode besproken. Het gaat hierbij om inhoudelijke feedback. Deze besprekingen worden ingeroosterd; aanpassing cursus naar aanleiding van evaluaties. Bijvoorbeeld meer diepgang in het studieonderdeel Stedelijke en landelijke gebieden.
In het studiejaar 2007-2008 is de opleiding geëvalueerd aan de hand van duurzaamheidsdoelen. In een door het auditteam bestudeerde notitie beschrijft de opleiding de resultaten hiervan. Aan de hand van de resultaten is een ‘Actieplan Duurzaamheid’ opgesteld, dat tot aanpassing binnen het curriculum leidt. Ook studenten gaan een inhoudelijke bijdrage leveren aan het actieplan. Algemene economie & Bedrijfseconomie Enkele voorbeelden van verbeteringen die recent door de opleiding zijn doorgevoerd: • tussen de onderdelen vakdidactiek en flankerend onderwijs bestond veel overlap. Door intensieve samenwerking tussen de betrokken docenten en door beide modules in een enkele periode door een docent uit te laten voeren is de overlap goeddeels verdwenen; • naast de studeerbaarheid van het programma wordt tijdens het de student-docentoverleg ook gesproken over: de bereikbaarheid van docenten, de roosters, de cijferadministratie en andere (actuele) problemen; • de vergaderingen van het student-docentoverleg monden uit in een actielijst, die de volgende vergadering terugkeert op de agenda. Tussentijds wordt actie ondernomen op de punten uit het overleg. Ook de evaluaties worden in het student-docentoverleg besproken; • de teamleider houdt elk jaar een contracteringsgesprek en een beoordelingsgesprek met de medewerkers van de opleidingen. De evaluaties worden bekeken door de teamleider en de opleidingscoördinator, waarna indien nodig een gesprek volgt met de betrokken collega. In dit gesprek worden dan actiepunten afgesproken waarmee de docent aan de slag gaat, waarna terugkoppeling plaatsvindt in het contracteringsgesprek. Aanpassingen van het curriculum komen voort uit evaluaties, actualisering van gebruikte vakliteratuur, actualisering van de eindtermen van het beroepenveld, behoeften en wensen van studenten, wensen vanuit de opleiding en het instituut. Maatschappijleer Enkele voorbeelden van verbeteringen die in het studiejaren 2007-2008 en 2008-2009 (tot 1 januari 2009) door de opleiding zijn doorgevoerd: • de verschuiving van leerplanonderdelen naar andere periodes tijdens de studie. het studieonderdeel De multiculturele samenleving in jaar 1 is verplaatst van periode 3 naar periode 2 in verband met de stage; • de verandering van het vakdidactiekprogramma op grond van stage-ervaringen; • de invoering van nieuwe leerplanonderdelen zoals het project in jaar 1 dat een integratie van de leerplanonderdelen uit jaar 1 beoogt en de samenhang in het leerplan van jaar 1 moet versterken; • de spreiding van het studieonderdeel Politicologie over twee periodes op grond van de zwaarte van het studieonderdeel; • de screening, actualisering en verbetering van de leerlijn vakdidactiek. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als goed en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen; de implementatie van verbetermaatregelen wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 75
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Binnen FLOT wordt de betrokkenheid bij interne kwaliteitszorg als volgt vorm gegeven: terugkoppelen en betrekken van geledingen via MT-overleg (directie en teamleiders), teamoverleg, student-docentoverleg; publicatie van de activiteiten en de resultaten: in de notulen van de verschillende overlegvormen; op het internet via de FLOT-site; in de digitale FLOT-nieuwsbrieven; in een jaarverslag. Met ingang van studiejaar 2007/2008 is voor geheel FLOT de Studentenraad actief. Eenmaal per maand is er een overleg met de directie. In dit overleg zijn onder andere de volgende punten aan de orde gesteld en zijn de volgende resultaten bereikt: De door studenten ervaren diversiteit in stagebegeleiding door Fontys-contactdocenten (FCD’s). Naar aanleiding van dit overleg is een enquête gehouden over het functioneren van de FCD. Door inspraak van de Studentenraad is er op RvB-niveau meer aandacht gekomen voor het probleem over het studievoortgangssysteem PeopleSoft. Momenteel buigt de Studentenraad zich over de vertaling van de onderwijsvisie naar alle studenten. Er wordt gedacht aan grotere zichtbaarheid van de onderwijsvisie in het gebouw (bijvoorbeeld op posters) en aan een speciale uitgave van de visiebrochure Wat ons beweegt voor studenten. Ten laatste per 2007/2008 is er een student-docentoverleg gevormd binnen elke opleiding. Hiermee is het betrekken van studenten bij opleidingszaken sterk verbeterd. Studiebegeleiding en informatievoorziening komen aan bod in het student-docentoverleg. Tijdens het overleg worden onder andere kwaliteitsproblemen besproken die betrekking hebben op het niveau van het programma, de programmaopbouw, de programma-uitvoering en de begeleiding. In het overleg vindt een probleemanalyse plaats op basis waarvan verbetervoorstellen worden geformuleerd. Tevens monitort het overleg de implementatie van het verbeterbeleid en communiceert het over het gehele verbeterproces met studenten en medewerkers van de opleidingen. De opleidingen betrekken sinds kort alumni en het specifieke beroepenveld op een systematische wijze bij kwaliteitszorg. Sinds het studiejaar 2006-2007 is er een start gemaakt met de opzet van een FLOT-breed alumnibeleid. Het in 2007 uitgevoerde startbekwaamheidsonderzoek past binnen dit alumnibeleid. Tenminste eenmaal per jaar ontvangen de opleidingen belangstellende oudstudenten. De bijeenkomsten hebben een tweeledig doel: het informeren van de oud-studenten over onderwijskundige ontwikkelingen binnen de lerarenopleiding en het uitwisselen van expertise tussen opleiding en beroepenveld. De meest afgestudeerden van FLOT zijn werkzaam in het voortgezet onderwijs of binnen de beroepseducatie. FLOT streeft naar een groeiend aantal oud-studenten dat op termijn zelf een aandeel heeft in de te organiseren activiteiten en bijeenkomsten. Vooralsnog ligt de organisatie van de bijeenkomsten vooral bij de opleidingen van FLOT. De scores in de Fontys Studentenenquêtes van 2006 laten zien dat de studenten tamelijk tevreden zijn over de onderwijsevaluaties, het omgaan door de opleidingen met kritiek en suggesties ter verbetering, de wijze waarop klachten worden afgehandeld en de inspraakmogelijkheden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 76
Een belangrijk orgaan binnen de opleiding is het student-docentoverleg. Hierin zijn de studenten vertegenwoordigd vanuit de opleidingen. In het overleg kunnen onderwerpen vanuit de opleidingen ter tafel komen. Vanuit de deeltijd verloopt de werving voor het student-docentoverleg moeizaam. Een studente vertegenwoordigt nu de deeltijd. Daarnaast wordt er na elke periode digitaal geëvalueerd. Omdat de respons hierop niet hoog is, worden er door de vertegenwoordigers van het student-docentoverleg ook klassikale evaluaties gehouden. Het student-docentoverleg is gericht op het signaleren van problemen die in eerste instantie betrekking hebben op het niveau van het programma, de programmaopbouw en -uitvoering en begeleiding. Het overleg komt op basis van probleemanalyse tot verbetervoorstellen, monitort de implementatie van het verbeterbeleid en communiceert over het gehele verbeterproces met studenten en medewerkers van FLOT. Het student-docentoverleg toetst en controleert de effecten van verbeterbeleid. Van iedere stap in de werkwijze wordt verslag gedaan; de verslagen vormen de basis voor de eindrapportage. De opleiding kent een alumnivereniging waar inmiddels 200 studenten lid van zijn. Zij worden door de verschillende lerarenopleiding van het cluster M&M bevraagd op nieuwe ontwikkelingen in het werkveld . Aardrijkskunde Het student-docentoverleg vindt éénmaal per periode plaats. Iedere jaargroep kent een of twee vaste vertegenwoordigers. De docenten zijn steeds vertegenwoordigd door de opleidingscoördinator en steeds twee andere docenten. Bespreekpunten van het overleg worden door zowel studenten als docenten ingebracht. Studenten en docenten bepalen samen de agenda. Het verslag van de vergadering wordt gepubliceerd op de Sharepointsite van de opleiding. Dit verslag wordt door zowel de student-vertegenwoordigers besproken in hun jaargroep als door de docenten in de opleidingsvergadering. Deze beraadslagingen kunnen aanleiding zijn programmaonderdelen te wijzigen. Ook worden regelmatig bespreekpunten die opleidingsoverstijgend zijn doorgesluisd naar het managementteam en, indien van toepassing, de directie. Algemene economie & Bedrijfseconomie De teamleider en coördinator nemen initiatieven om evaluaties in groepen terug te koppelen. De verschillende modules worden digitaal geëvalueerd bij alle studenten. Bij de voltijdstudenten worden de modules ook klassikaal geëvalueerd. De evaluaties worden besproken in het in het student-docent overleg en zijn input voor gesprekken met de teamleider. In studiejaar 2006-2007 is een start gemaakt met het alumnibeleid. De georganiseerde bijeenkomsten verliepen niet succesvol vanwege de zeer geringe opkomst. In studiejaar 20082009 wordt een nieuw alumnibeleid opgestart en in januari 2009 is weer een alumnibijeenkomst georganiseerd. Door ook de huidige studenten uit te nodigen voor deze bijeenkomst hopen de opleidingen op termijn tot een stevige alumniverenging te komen. Door de in 2008 opgerichte werkveldcommissie hebben de opleidingen zich ook verzekerd van feedback op het curriculum en de uitvoering daarvan. Geschiedenis In de opleiding Geschiedenis zijn medewerkers en studenten actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Het student-docentoverleg van de opleiding Geschiedenis bestaat uit enkele docenten en studenten uit alle jaargroepen en komt ten minste eenmaal per periode samen. De studenten koppelen de informatie uit het overleg terug naar de eigen jaargroep. Maatschappijleer De opleiding organiseert vier keer per jaar (feitelijk één keer per onderwijsperiode) een studentdocentoverleg. Op verzoek van studenten kan dit ook tussentijds plaatsvinden. Voor de propedeusestudenten is er één extra bijeenkomst aan het begin van het studiejaar, waarin het overleg wordt geïntroduceerd en de werkwijze wordt toegelicht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 77
Het student-docentoverleg Maatschappijleer bestaat uit twee docenten en gemiddeld twee studenten per mentorgroep, dus meestal twee of vier vertegenwoordigers per studiejaar. In de praktijk is de docent/coördinator van de bacheloropleiding voorzitter en de tweede docent notulist. De voorzitter verstuurt de uitnodiging plus de agenda. Zowel docenten als studenten kunnen agendapunten inbrengen. Punten die structureel op de agenda staan: de periode- en moduleevaluaties van de afgelopen periode en de stage. Tijdens het mentoruur in de week voorafgaand aan het overleg inventariseren de vertegenwoordigers in hun mentorgroep vragen en knelpunten. In het mentoruur volgend op het overleg doen de vertegenwoordigers verslag. De opleiding ervaart enkele knelpunten wat betreft de organisatie van het Student-Docentoverleg: in sommige onderwijsperioden is het (bijna) onmogelijk om een tijdstip te vinden waarop alle groepen op FLOT aanwezig en collegevrij zijn. De meest geschikte dag blijkt steeds weer de maandag te zijn (andere dagen: minor, stage); de vierdejaars studenten zijn meestal niet op FLOT aanwezig. Zij zijn bijna fulltime bezig met hun actieonderzoek en/of LIO-stage en zijn daardoor niet in staat de vergaderingen van het overleg bij te wonen. Na de afspraak daarover eind oktober 2008 was de opleiding niet in staat nog vóór het einde van 2008 een bijeenkomst van een werkveldcommissie te organiseren. Maar dat gaat zeker in 2009 gebeuren. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg. Dit gebeurt op een actieve wijze, dat wil zeggen: de opleiding benaderen deze relevante partijen op eigen initiatief en streeft er naar om hun suggesties om te zetten in concrete maatregelen; de opleiding kent een student-docentoverleg waardoor studenten actief participeren bij het op peil houden van de kwaliteit van de verschillende tweedegraads opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 78
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Medio 2007 is door FLOT een startbekwaamheidsonderzoek verricht onder recent afgestudeerden van de bachelor tweedegraads lerarenopleidingen, (afgestudeerd in studiejaren 2001-2002 tot en met 2005-2006) en hun werkgevers. Hieruit blijkt ten aanzien van de beheersing van startbekwaamheden dat het merendeel van de werkgevers vindt dat de afgestudeerde beschikt over voldoende vakkennis en vakvaardigheden (92 procent), verbanden kan leggen tussen praktijk en theorie (89 procent), een beeld heeft van de sociale verhoudingen/het klimaat onder de leerlingen 85 procent) en meedenkt over schoolrelevante thema’s (86 procent). Uit het startbekwaamheidsonderzoek blijkt ook dat alumni alle vermelde startbekwaamheden relevant vinden. Zij zijn van mening dat het curriculum vooral ten aanzien van de ontwikkeling van de volgende startbekwaamheden moet worden bijgesteld: leerlingen stimuleren tot gewenst gedrag; beheersen en toepassen van professionele gespreksvaardigheden; leerlingen aanspreken op hun gedrag bij samenwerken; signaleren en diagnosticeren van ontwikkelings- en/of gedragsproblemen; inhoudelijk vakdisciplines met elkaar integreren; uit onderzoek inzichten, theorieën en concepten toepassen. Van de gerealiseerde hbo-kernkwalificaties beschouwen de studenten de volgende kernkwalificaties als relevant: zelfstandig functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar; zelfstandig functioneren in een arbeidsorganisatie; eigen werkzaamheden planmatig aanpakken. Het startbekwaamheidsonderzoek in 2007 had betrekking op 28 competenties en 10 algemene hbo-bekwaamheden. Over het algemeen blijkt dat studenten het beheersingsniveau en relevantie van de startbekwaamheden voldoende vinden. Wel geven zij aan dat bijstellingen gewenst zijn, vooral ten aanzien van twee hbo-kernkwalificaties: uit onderzoek (fundamenteel en toegepast) beschikbare inzichten, theorieën en concepten toepassen; kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties toepassen. Door de tweedegraads lerarenopleiding is voldaan aan de gewenste bijstelling door de introductie van het actieonderzoek en de aard en opzet van het vakdidactisch afstuderen. De overige resultaten van het onderzoek worden geagendeerd voor het eerste student-docent overleg in het studiejaar 2009-2010. Dan zullen naar aanleiding daarvan eventuele verbeteracties worden ondernomen, zo geeft de opleiding aan. Uit bestudering door het auditteam van een herschreven modulewijzer ‘Vakdidactisch afstuderen’ blijkt dat aspecten van vakdidactisch afstuderen die voorheen slechts hier en daar beschikbaar waren binnen de tweedegraads lerarenopleiding gebundeld, aangescherpt en verder gespecificeerd zijn. Onderzoek door studenten wordt aan alle lerarenopleidingen van belang geacht. Het auditteam, zowel de kernteamleden als de vakdeskundige, heeft voorafgaand aan de audit uit een lijst van eindwerkstukken een selectie gemaakt van door het panel te bestuderen werkstukken. Voor Aardrijkskunde kon een keuze gemaakt worden uit werkstukken waaronder ‘Topografie in het Surinaamse onderwijs’. ‘Project industrialisatie Helmond’, ‘Hoe kan ik leerlingen aardrijkskunde leren leren?’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 79
Voor geschiedenis betrof het: ‘Het leerlingplein en het nieuwe leren’ en ‘Actieonderzoek geschiedenis’. Voor het vak maatschappijleer zijn de werkstukken ‘Juf hebben we een toets’ en ‘Tijdens het werk gaat het leven gewoon door’. Tenslotte zijn voor Economie “Producerend leren en vakdidactisch afstuderen’ en ‘Vakdidactisch afstuderen. Hoe kan de aansluiting van de beroepspraktijk worden verbeterd?’ bestudeerd. Aan de lerarenopleiding te Tilburg is ervoor gekozen bachelorstudenten te laten afstuderen met een actieonderzoek volgens het model van Ponte. Dit actieonderzoek moet gaan over het eigen handelen van de docent in opleiding, vanuit een vakdidactisch perspectief onderzocht. De afstudeerfase is erop gericht te beoordelen of een student competent is op het niveau ‘startbekwaam’. Daarom moet de student in deze fase laten zien dat hij kan functioneren als startbekwame leraar vo/mbo. Ook in de afstudeerfase gebeurt dit aan de hand van twee belangrijke toets- en beoordelingsmomenten. Het competentie-examen voor de hoofdfase bestaat uit: een performance-assessment: de hoofdfasestage wordt afgerond in de vorm van een criteriumgericht interview en op basis van het stageportfolio. Aanvullend op het performance assessment geldt de afronding van het werkplekleren binnen de minor Innovatief Beroepsonderwijs. een portfolio-assessment dat bestaat uit: een Eindgesprek hoofdfase met als doel het toetsen van competentie 7: competent in reflectie en ontwikkeling, op niveau afstudeerbekwaam (hoofdfase niveau). Het eindgesprek vindt plaats in de vorm van een criteriumgericht interview op basis van een portfolio waarin enkele reflectieverslagen zijn opgenomen. De student voert dit gesprek met twee assessoren, de studieloopbaanbegeleider en een docent van de opleiding. Ook presenteert de student een overzicht van de studievoortgang. Tenslotte wordt de eindbeoordeling minor Innovatief Beroepsonderwijs en/of vrije minor hierbij betrokken. Om in aanmerking te komen voor het ‘Eindgesprek hoofdfase’ gelden voor studenten drie voorwaarden: de inhoud van de kennisbasis wordt beheerst. Hiervoor moeten alle onderdelen van flankerend Onderwijs, vakdidactiek en het vak met een voldoende zijn afgerond; beide onderdelen van het performance-assessment zijn positief afgerond; de minor Innovatief Beroepsonderwijs en/of de vrije minor is door de student behaald. Ter voorbereiding van het Eindgesprek hoofdfase levert de student zijn portfolio in. In het kader van de colleges Voorbereiding van het afstudeeronderzoek hebben de studenten tweewekelijks overleg over de voortgang van hun onderzoek. Dan komt ook, zo geeft de opleiding aan, de implementatie ter sprake van de aangescherpte modulewijzer ‘Vakdidactisch afstuderen. Nieuwe werkstukken die geheel beantwoorden aan de afspraken in de nieuwe modulewijzer, zijn vanaf eind studiejaar 2009/2010 beschikbaar. Het auditteam heeft de opleidingen gevraagd om, naast werkstukken die de afgelopen jaren geschreven zijn door studenten (zie hierna) ook twee werkstukken aan het auditteam voor te leggen die sinds april 2009 zijn afgerond en ten dele gebaseerd zijn/voldoen aan de afspraken in de nieuwe modulewijzer. Hiervan heeft het auditteam 21 eindwerkstukken ontvangen, verspreid over 12 opleidingen waaronder de opleidingen waar deze rapportage betrekking op heeft. Het auditteam heeft van de opleidingen die deel uitmaken van het cluster M&M een aantal eindwerkstukken bestudeerd, zowel werkstukken geschreven voor april 2009 als vanaf 2009. eerstgenoemde werkstukken zijn door het auditteam voorafgaand aan de auditteamleden toegestuurd waardoor ruime tijd bestond voor de bestudering. De vanaf 2009 zijn na de audit ontvangen en bestudeerd. Voor de opleiding aardrijkskunde kon het auditteam een keuze maken uit tien werkstukken waaronder: ‘Werkvormen en videolessen’, ‘Project industrialisatie Helmond’, ‘Hoe kan ik leerlingen aardrijkskunde leren leren’. Voor de beide economische opleidingen kon het auditteam eveneens een keuze maken uit tien werkstukken waaronder: ‘Produceren en vakdidactisch afstuderen’, ‘Vakdidactisch afstuderen: hoe kan de aansluiting van de beroepspraktijk worden verbeterd?’,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 80
‘Actieonderzoek: Het managen van een combinatieklas’. De tien ter bestudering aangeboden eindwerkstukken op het terrein van geschiedenis hadden onder andere betrekking op: ‘De ideale geschiedenisdocent’, ‘Het leerlingplan en het nieuwe leren’, ‘Jong voor de klas’. Tenslotte werden tien eindwerkstukken aangeboden op het terrein van maatschappijleer. De kwaliteit van de werkstukken van voor april 2009 was naar de mening van het auditteam op hbo bachelorniveau. Er was wel sprake van spreiding wat betreft het niveau. Over het algemeen was de vakdidactische component van het eindwerkstuk van een voldoende niveau. Wel ontbrak bij de meeste eindwerkstukken een duidelijke band tussen theorie en praktijk. De theoretische component van de eindwerkstukken was te mager geëxpliciteerd. De nadruk ligt duidelijk op de praktijk. De onderzoekstheoretische component verdient nadrukkelijk aandacht. De vanaf april 2009 geschreven werkstukken laten zien dat er sprake is van een verdere verbetering van het hbo-niveau van de eindwerkstukken. De opbouw van de eindwerkstukken is helder, er wordt relevante literatuur gebruikt hoewel de kwantiteit en kwaliteit ervan tussen de eindwerkstukken verschillen laat zien. Ook het onderzoeksmatig karakter van de eindwerkstukken is in voldoende mate herkenbaar en op een aanvaardbare wijze door de studenten uitgewerkt. De theoretische component is in voldoende mate uitgewerkt binnen de eindwerkstukken. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: uit de eindproducten blijkt dat de studenten serieus werk hebben gemaakt van het door hen gekozen onderwerp; de eindproducten van de studenten zijn geschreven op een niveau dat van een afgestudeerde hbo bachelor verwacht mag worden. Dit geldt zeker voor de eindwerkstukken die studenten vanaf april 2009 hebben geschreven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 81
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen De opleiding heeft het auditteam een uitgebreide set documentatie beschikbar gesteld inzake de rendementen. Concreet heeft het auditteam inzage gehad in de rendementscijfers per tweedegraads lerarenopleiding vanaf 2003. Deze rendementcijfers zijn uitgesplitst tot op het niveau van de individuele student. De door FLOT gehanteerde definitie van rendement sluit aan bij de door de HBO-raad gehanteerde omschrijving. Het rendement heeft betrekking op: het percentage geslaagden na 5 jaar; de gemiddelde studieduur van de geslaagden. Als benchmark voor de rendementscijfers gelden de landelijke gemiddelden zoals die berekend zijn door de HBO-raad. FLOT hanteert voor de voltijdopleidingen de volgende streefcijfers: het percentage geslaagden na 5 jaar is 60 procent(norm HBO-raad); de gemiddelde studieduur van geslaagden is maximaal 4 jaar (norm HBO-raad); uitval is zoveel mogelijk geconcentreerd in het eerste studiejaar en is maximaal 25 procent per opleiding; uitval na het behalen van de propedeuse moet een uitzondering zijn en is maximaal 5 procent; de gemiddelde studieduur van de studiestakers is maximaal 2 jaar (dit in verband met de termijn van twee jaar voor het daadwerkelijk Bindend Negatief Studieadvies (BNS) voor de propedeuse). Het auditteam heeft een overzicht bestudeerd van de rendementscijfers van alle opleidingen van FLOT. Concreet betreft het de rendementscijfers van de propedeuse (P) binnen twee jaar en de afstudeerfase (A). Voor de voltijd- en deeltijdopleidingen van het cluster M&M geldt het volgende: Cohort: Aardrijkskunde Geschiedenis Algemene economie Bedrijfseconomie Maatschappijleer
2005-P 57,7 63,6 67,4
2005-A 39,4 36,4 49,1
2006-P 57 65,2 70,2
2006-A 30,6 24,6 33,3
2007-P 48,8 53,8 55,7
2007-A 13,6 11,5 16,7
2008-P 29,6 38,1 35,9
2008-A 1,5 2,1 1,1
54,6 61,8
43,3 33,9
39,7 64,2
25,6 24,4
33,8 48,8
20,6 14,6
16,4 31,3
4,5 2,9
De afstudeerpercentages voor de cohorten na 2005 liggen lager dan voor het cohort 2005 omdat eerstgenoemde cohorten de studie nog niet afgerond hebben. De reeds afgestudeerden vanaf het cohort 2006 betreffen meestal deeltijders. We merken op dat afstudeerpercentages voor het cohort 2005-A gelden na vier jaar. De discrepantie tussen streefcijfers en gerealiseerde cijfers wordt vooral veroorzaakt door: • krapte op de arbeidsmarkt, waardoor derde- en vierdejaars studenten werk krijgen aangeboden en waardoor studievertraging optreedt; • verkeerde studie- en beroepsbeelden, waardoor studenten op een laat tijdstip kiezen voor populaire opleidingen. Gedurende het eerste jaar komen studenten erachter dat het niveau van de studie te hoog is en/of dat het beroep van leraar niet aanspreekt. • bij de deeltijdstudenten spelen vaak persoonlijke omstandigheden, zoals het kopen en verbouwen van een woning, gezinsuitbreiding, etc, een rol bij het uitlopen van de studie. Ten aanzien van de eerste oorzaak worden maatregelen bedacht die het ‘lang studeren’ onaantrekkelijker maken. Met betrekking tot de tweede oorzaak, waarvan de consequenties voornamelijk liggen bij het propedeuserendement, is hard geïnvesteerd in studiekeuzebegeleiding, betere studie- en beroepsvoorlichting en intensievere studieloopbaanbegeleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 82
Uit exit-gesprekken met studenten blijkt verder dat uitvalredenen zeer divers kunnen zijn (relatie en gezin, verhuizing enz.), waarop als opleiding geen invloed uitgeoefend kan worden. Wat betreft de zgn. ‘kopopleidingen’; tussen september 2004 en juli 2008 hebben 75 studenten daaraan deelgenomen. Het aantal geslaagde studenten bedraagt 69. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van alle tweedegraads lerarenopleidingen van het cluster M&M als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding houdt zelf nadrukkelijk een vinger aan de pols wat betreft de rendementscijfers; De tweedegraads lerarenopleiding constateert zelf een discrepantie tussen de streefcijfers en de gerealiseerde cijfers. De opleiding ziet zich geconfronteerd met enerzijds een instroom die achter blijft bij de vraag, zeker naar de toekomst toe, en anderzijds een vervroegde uitstroom van studenten naar de arbeidsmarkt; De opleiding heeft zicht op de oorzaken van de tegenvallende rendementen en probeert door maat gesneden maatregelen de rendementen te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 83
SAMENVATTEND OORDEEL 1.13. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Aardrijkskunde HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Aardrijkskunde Voltijd, deeltijd. duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
2
V
2
V
V V G V
V V V V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 84
1.14. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Geschiedenis
HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Geschiedenis Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
3
V
3
V
V V G V
V V V V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 85
1.15. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Algemene economie HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Algemene economie Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
4
V
4
V
V V G V
V V V V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 86
1.16. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Bedrijfseconomie HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Bedrijfseconomie Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
5
V
5
V
V V G V
V V V V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 87
1.17. Oordeelschema hbo bacheloropleiding Leraar 2e graad vo Maatschappijleer HBO BACHELOR TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING Maatschappijleer Voltijd, deeltijd, duaal Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen Opleiding V 1.1. Domeinspecifieke Eisen G 1.2. Niveau Bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO V 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V V G V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 88
1.18. Integraal oordeel/ advies aan NVAO Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Fontys Lerarenopleiding Tilburg, verzorgde opleidingen: tweedegraads lerarenopleiding aardrijkskunde, geschiedenis, algemene economie, bedrijfseconomie en maatschappijleer in de varianten voltijd, deeltijd en duaal in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel:
twee facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) bij de tweedegraads lerarenopleidingen: aardrijkskunde, geschiedenis, algemene economie en bedrijfseconomie als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt bij deze opleidingen.
1.19. Aanpak 1.19.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de opleiding en de varianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende. De tweedegraads lerarenopleidingen hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: ‘Domeinspecifieke Eisen’). De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Er is sprake van een analyse en beoordeling van door de tweedegraads lerarenopleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review, instituutsdeel en clusterspecifieke Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Samen Scholen’; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 89
De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie6, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten: meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van onderwijs en lerarenopleidingen, studenten, één lead auditor en één secretaris, beide laatstgenoemden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Het kernteam heeft hiertoe gedurende alle auditdagen zowel gesprekken gevoerd over de generieke onderwerpen die voor alle opleidingen van de FLOT gelden, als verschillende gesprekken op het opleidingsniveau. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens en na de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per tweedegraads lerarenopleiding en per onderwerp werd gegeven (zie hierna). Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de tweedegraads lerarenopleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Wij hebben er, in overleg met de NVAO en FLOT, voor gekozen om per cluster één rapport te schrijven. Voor het voorliggende rapport betekent dit dat wij hierin de bevindingen en oordelen geven over de lerarenopleidingen van het schoolvakkencluster ‘Mens en Maatschappijvakken’. Onder ‘bevindingen’ treft u de bevindingen aan van het auditteam op instituutsniveau voor de verschillende facetten en treft u de bevindingen aan van het auditteam uitgesplitst naar de betrokken tweedegraads lerarenopleidingen.
1.19.2. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast.
6
Visitatie heeft op 30, 31 maart en 1 april 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 90
Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;7 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
7
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 91
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de Stuurgroep Academische Opleidingsschool, Utrechts Model’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatie onderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Drs. P.J. Ronner De heer Ronner behaalde zijn doctoraal Germanistiek aan de UvA in 1982, gevolgd door de afronding van de hno-opleiding p&o op Hogeschool De Horst. Na een aantal jaren werkzaam te zijn geweest binnen het voortgezet onderwijs als docent en als vakbondsbestuurder,werd hij in de periode vanaf 1995 bestuurder. In de periode 1995-1998 als vestigingsmanager, daarna als rector en vanaf 2005 als centraal directeur van middelbare scholen. Vanuit deze functies was hij o.a. verantwoordelijk voor de start van onderwijskundige ontwikkelingen als de invoering van tweetalig resp. versterkt talenonderwijs, de universumschool en het vmbo-vakcollege. Daarnaast heeft hij zitting in verschillende besturen zoals de VO-Raad, het sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt, als voorzitter van de Scholenraad vmbo-vakcollege Amersfoort en de Raad van Bestuur van de Rabobank Soest/Baarn/Eemnes. Prof. dr. T. Wubbels De heer Wubbels is in de periode 1974-1978 als leraar natuurkunde binnen het middelbaar onderwijs werkzaam geweest. Nadien is hij tot 1994 als UHD werkzaam geweest binnen de Utrechtse universiteit (Faculteit Wis- en Natuurkunde en het IVLOS. Bij laatstgenoemde organisatie was hij van 1995-2001 hoogleraar-directeur). Na zijn bijzonder hoogleraarschap vanwege het Utrechts Universiteitsfonds ‘Leraarsgedrag als factor in leeromgevingen’, is de heer Wubbels vanaf 1994 als hoogleraar aangesteld binnen de Universiteit Utrecht. Zijn leeropdrachten hadden en hebben betrekking op didactiek en onderwijskunde. Thans is hij hoogleraar onderwijskunde, directeur van het Instituut Pedagogiek en Onderwijskunde van de Faculteit Sociale Wetenschappen en vicedecaan en portefeuillehouder onderwijs bij dezelfde faculteit. Hij heeft ruime ervaring op het terrein van visitatie, o.a. als voorzitter van de visitatiecommissie Kunst en Techniek (Hbo), lid en vicevoorzitter visitatiecommissie Pedagogiek Hbo en tweemaal kernlid van de visitatiecommissie van de HBO-raad voor de deeltijd eerstegraads lerarenopleiding. Prof. dr. R. van der Vaart De heer Van der Vaart is decaan van het University College van de Universiteit Utrecht, een internationale en selectieve bacheloropleiding in Liberal Arts and Sciences. Hij is ook een dag per week als hoogleraar Sociale Geografie verbonden aan de Faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht, met name voor onderzoektaken (begeleiding van promovendi en leiding van een onderzoeksgroep). Hij was jarenlang onderwijsdirecteur van de bachelor- en masteropleidingen Sociale Geografie en Planologie van de UU. In de periode 2000-2004 was hij bijzonder hoogleraar Geografie en Aardrijkskundeonderwijs. In die functie heeft hij zich onder meer beziggehouden met het ontwikkelen van nieuwe examenprogramma’s aardrijkskunde voor havo en vwo. In zijn onderzoek heeft hij zich met name gericht op: inhoudelijke kwaliteit van (aardrijkskunde)onderwijs; culturele en regionale geografie (i.h.b. beeldvorming van regio’s); geografie van Europa. Hij was lid van de commissie Van Oostrom die de historische en culturele canon heeft ontwikkeld en is lid van de stichting die de implementatie van de canon begeleidt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 92
Hij is lid van diverse commissies en netwerken die zich bezighouden met onderwijskwaliteit in het hoger onderwijs, waaronder de Onderwijs Advies Commissie van de Universiteit Utrecht en het Oxford Network for Teaching & Learning in Research-Intensive Universities. Drs. G.W.M.C. Broers De heer G.W.M.C. Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders. K. Groot Mevrouw Groot is eerstejaars student tweedegraads Lerarenopleiding VO (Bedrijfs)economie (deeltijd) bij hogeschool INHolland te Amsterdam. Ten tijde van de audit nam zij in het kader van haar stage deel aan de ontwikkeling van het VMBO project “Werk aan de Winkel” bij College De Meer in Amsterdam. In 1988 heeft zij aan HEAO Alkmaar de opleiding HEAO-BE afgerond. T. Klinkhamer De heer Klinkhamer is 2e jaars voltijds student tweedegraads maatschappijleer mens en wereld aan de Hogeschool INHolland te Amstelveen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 93
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 94
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 95
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 96
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 97
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 98
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 99
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 100
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 101
BIJLAGE 2: Programma audit tweedegraads lerarenopleiding FLOT U treft hierna het volledige driedaagse programma aan van de audit tweedegraads lerarenopleiding FLOT. Hierin zijn dus ook de programmaonderdelen opgenomen die geen betrekking hebben op het cluster bètaopleidingen.
Kernteam auditoren Drs. Ruud van der Herberg Drs. Ger Broers Drs. Lisette Blom Prof. dr. Theo Wubbels Drs Peter Ronner Thymen Klinkhamer Kitty Groot
voorzitter/lead auditor onderwijskundige/secretaris tweede secretaris vakdeskundige generiek werkvelddeskundige generiek student student
Clusterdeskundigen Prof. dr. Tjeerd Plomp Prof. dr. Gerard Westhoff Prof. Dr. Rob van der Vaart
exacte vakken talen M&M-vakken
Maandag 30 maart 2009 Ma 08:30 – 09:00 Lokaal D107 (Commissiekamer) Ma 09:00 – 09:15 Lokaal D106
Onderlinge kennismaking leden kernteam auditoren: Kennismaken met Management Team Kernteam auditoren Vanuit FLOT: directie: Ans Buys Anton van den Brink Patrick Eckringa
Ma 09:15 – 10:15 Lokaal D106
teamleiders: Simona Boersma Frank Horsten Arnoud van Leuven Joke van Oudheusden Véronique van de Reijt Harrie Schollen Management Team Kernteam auditoren Vanuit FLOT: directie: Ans Buys Anton van den Brink Patrick Eckringa
Ma 10:15 – 11:00
teamleiders: Simona Boersma Frank Horsten Arnoud van Leuven Joke van Oudheusden Véronique van de Reijt Harrie Schollen Personeelsbeleid (Lokaal D106) Kernteam auditoren:
Gespreksonderwerpen: managementstructuur: centraal/decentraal, generiek, clusterniveau, opleidingsniveau strategisch beleid/visie/missie - marktpositie en instroom - relatie beroepenveld, onder andere werkveldcommissie/raad van advies internationalisering - rendementen/resultaten
Kwaliteitszorg (Lokaal D108) Kernteam:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 102
Ma 11:00 – 11:15 Lokaal D107 Ma 11:15 – 12:00
Ruud van der Herberg, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Anton van den Brink Joke van Oudheusden Harrie Schollen
Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer
Gespreksonderwerpen: kwantiteit en kwaliteit personeel - hbopersoneel, binding praktijk en netwerken – functioneringsgesprekken – deskundigheidsbevordering Pauze
Gespreksonderwerpen: PDCA-cyclus - evaluaties en verbeterbeleid betrekken van verschillende geledingen bij de interne kwaliteit van de opleidingen
Toetsbeleid (Lokaal D106)
Lectoraat (Lokaal D108)
Kernteam: Ruud van der Herberg, Peter Ronner, Kitty Groot
Kernteam: Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer
Vanuit FLOT: Lianne Lamers Hans Palings Jorik Arts Anthony Paijmans Carel Burghout Wim Lansu
Ma 12:00 – 12:45
Gespreksonderwerpen: toetsen en beoordelen: validiteit/ objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent - resultaten / rendementen - studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen Vertegenwoordigers werkplekleren/Opleiden in de school (Lokaal D106) Kernteam: Ruud van der Herberg, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit het werkveld: Annette Lievaart (opleidingsdocent Zeldenrustcollege, Terneuzen) Rob van den Nouweland (rector Mgr. Frencken College, Oosterhout, lid Raad van Advies VO) Harry Grimmius (voorzitter centrale directie Het Hooghuis, Oss, voorzitter Raad van Advies VO) Jeanne van Liempd (lid algemene directie Midden-Brabant College, Tilburg) Michel Wouters (programmadirecteur Onderwijsinnovatie, ROC Koning Willem I, ’s-Hertogenbosch) Carien Bol (opleidingsdocent dr.Knippenbergcollege, Helmond) Peter Haast (opleidingsdocent Marklandcollege, Oudenbosch)
Vanuit FLOT: Ans Buys Hans Palings Arnoud van Leuven Véronique van de Reijt
Vanuit FLOT: lector Sanneke Bolhuis associate lector Quinta Kools associate lector Anne Kerkhoff docente onderzoek Ilona Mathijsen promovenda Maud Slaats docent-onderzoeker FLOT: Rita Schildwacht Docenten uit kenniskringen: Rutger van de Sande Mariëtte van Dam-Helmig Student: Danny Martens Gespreksonderwerpen: opdracht van het lectoraat - relatie en betrokkenheid bij het onderwijs - onderzoek kenniskring - participatie studenten
Werkplekleren/Opleiden in de school (Lokaal D108) Kernteam: Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Ans Buys Simona Boersma Anthony Paijmans Adriaan Broeders Brigitte Weidema Els Geurts Ben Strik (Reserve: Hans de Vogel)
Gespreksonderwerpen: programma: inhoud en samenhang – afspraken – begeleiding – beoordeling - personeel- wie zijn er bij het werkplekleren betrokken, welke taken enzovoort – kwaliteitszorg
Gespreksonderwerpen: contacten met opleiding over onder andere: actuele ontwikkelingen en doorvertaling naar programma - andere wensen vanuit het werkveld - stage en begeleiding
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 103
Ma 12:45 – 13:30 Lokaal D107 Ma 13:30 – 15:00
Lunchpauze + Inpraten auditor Exacte vakken en Talen Curricula Exacte vakken (Lokaal D106)
Curricula Talen (Lokaal D108)
Auditteam: Ruud van der Herberg, Theo Wubbels, Tjeerd Plomp, Thymen Klinkhamer, Ger Broers
Auditteam: Lisette Blom, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot
Vanuit FLOT: Biologie: Kitty Walravens (reserve: Jorik Arts) Gezondheidszorg en Welzijn: Marga Amesz (reserve: Ellen Spuijbroek en Johan de Jong) Natuurkunde: Joop Daemen Scheikunde: Kennedy Tielman Techniek: Pieter Gruntjes Wiskunde: Jan Essers Minor IBO: Piet Noordzij Flankerend onderwijs: Marly Gootzen
Ma 15:00 – 16:00
Vanuit FLOT: Duits: Ton Janssen Engels: Carel Burghout Frans: Jacques Plettenburg Nederlands: Monica Verhagen Spaans:Maria José Steenbeek en Helma Dam Minor IBO: Lydie Gaullois Flankerend onderwijs: Hans de Vogel en Ben Strik
Gespreksonderwerpen: ontwikkeling en samenhang vakinhoudelijk programma - overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s vt en dt en tussen de programma’s van de verschillende opleidingen binnen het cluster - borging actualiteit – internationalisering – studielast - aansluiting instromende studenten - didactisch concept en werkvormen - er wordt een clusterrapport opgesteld; overeenkomsten en verschillen die belangrijk zijn, moeten aan de orde kunnen komen
Gespreksonderwerpen: ontwikkeling en samenhang vakinhoudelijk programma - overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s vt en dt en tussen de programma’s van de verschillende opleidingen binnen het cluster - borging actualiteit – internationalisering – studielast - aansluiting instromende studenten - didactisch concept en werkvormen - er wordt een clusterrapport opgesteld; overeenkomsten en verschillen die belangrijk zijn, moeten aan de orde kunnen komen At random-bezoek aan groepen voltijd Exacte vakken, M&M-vakken en Talen Aan de hand van een rooster van de lessen op dat moment aan de voltijdstudenten, kiest het auditteam er een paar en bezoekt die in deelgroepjes 20 minuten tot een half uur en wil dan met studenten in gesprek. Kernteamleden en clusterdeskundigen
Ma 16:00 – 16:30
Gespreksonderwerpen (onder andere): POP/portfolio - Competentiematrix - stage - toetsen - docenten - studiebegeleiding Voorzieningen Exacte vakken en Talen Rondleiding langs de algemene voorzieningen en de specifieke voorzieningen voor de opleidingen in de twee clusters. Voor de specifieke voorzieningen valt te denken aan de specifieke vakliteratuur in de bibliotheek, computerprogramma’s, laboratorium en dergelijke. Kernteamleden en clusterdeskundigen
Ma 16:30 – 18:30 (Lokaal D107) Ma 18:30 – 19:30
Vanuit FLOT: Kitty Walravens (Exacte vakken) Roseline Richard (Talen) Pauze en maaltijd At random-bezoek aan groepen deeltijd Exacte vakken, M&M-vakken en Talen Aan de hand van een rooster van de lessen op dat moment aan de voltijdstudenten, kiest het auditteam een paar lessen en bezoekt die in deelgroepjes 20 minuten tot een half uur en wil dan met studenten in gesprek. Kernteamleden en clusterdeskundigen
Ma 19:30 – 20:30
Gespreksonderwerpen (onder andere): POP/portfolio – competentiematrix – stage – toetsen – docenten – studiebegeleiding Gesprek met groepen studenten deeltijd Exacte vakken (D106), M&M-vakken (D108) en Talen (Bistro)
Lokaal D106 Auditteam: Ger Broers, Tjeerd Plomp, Theo Wubbels
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 104
Vanuit FLOT: Biologie: Jochem Langerwerf dt1 en Maarten Quaijtaal dt2 (reserve Marieke van der Linden dt1) Gezondheidszorg en Welzijn: Erica van de Wouw dt4 en Lisette Willemse dt1 (reserve: Sonja Bentvelzen dt1, Laura van Breda dt1 en Monique Kemps dt1) Natuurkunde: Julie van Kraaij dt1 en Erwin Daale dt3 Scheikunde: René Prins dt2 en Peter Verweij dt2 Techniek: Mike Claassens dt2 en Linda hendriks dt3 (reserve Erwin Spijker dt1) Wiskunde: Natascha Meijer-Minnaar dt2 en Walther Hensen dt1 Lokaal D108
Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Peter Ronner, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Erik Nieuwkoop dt2 en Danny Haans dt2 Algemene economie en Bedrijfseconomie: Colette Baert dt1 en Mike van Lierop dt1 en dt3 Geschiedenis:Duco Bruns dt1 en Adrie landa dt2 Maatschappijleer: Christa Vogels dt3 en Charles van Waalwijk dt1 Auditteam: Lisette Blom, Gerard Westhoff, Kitty Groot
Bistro (rechts naast D108)
Vanuit FLOT: Duits: Nicole Aarts dt1 en Eric Wuite dt3 Engels: Marieke Snels dt4 en Kirsty Boom dt3 Frans: Ingrid van den Oord dt4 en Regine Retel Helmrich dt2 (reserve Inge de Bruin dt4) Nederlands: Joost Verheugen dt1 en Maaike van Wijk dt2 (reserve Janneke de Bonth dt2) Spaans: Guusje Claassens, John Broers dt 4 en Marloes Marchelinus dt 3 Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening - portfolio/ competentiematrix - toetsen en beoordelen - studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 105
Dinsdag 31 maart 2009 Dinsdagochtend - ontvangstruimte voor gespreksdeelnemers: lokaal D1.01 Di 08.30 – 09:30 Lokaal D106
Docenten Exacte vakken Kernteam en clusterdeskundige: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Biologie: Tom Toebes en Peter Krijnen (reserve: Kitty Walravens en Mariëlle Daemen) Gezondheidszorg en Welzijn: Johan de Jong en Marieke van Asten (reserve: Ellen Spuijbroek en Geerte Bodenstaff) Natuurkunde: Joop Daemen en Saskia Blom Scheikunde: Pierre Heldens en Kennedy Tielman Techniek: Pieter Gruntjes en Marly Gootzen Wiskunde: Tom Goris en Carla van Oorschot
Di 09:30 – 10:15 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: (Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft enzovoort) relatie beroepenveld - toetsen en beoordelen - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding Afstuderen Exacte vakken Kernteam en clusterdeskundige: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Biologie: Els Geurts en Kitty Walravens (reserve: Jork Arts) Gezondheidszorg en Welzijn: Ellen Spuybroek en Geerte Bodenstaff (reserve: Marga Amesz) Natuurkunde: Piet Noordzij Scheikunde: Kennedy Tielman Techniek: Rutger van de Sande en Ilona Mathijsen Wiskunde: Frans Liebregts en Hans Krabbendam
Di 10:15 – 10:30 Di 10:30 – 11:30 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: Procedures - begeleiding - scripties - beoordeling – niveaubewaking Pauze Studenten voltijd Exacte vakken Kernteam: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Biologie: Eva van Hartevelt vt2 en Jurgen Tromp vt3 (reserve: Luuk Bevers vt4) Gezondheidszorg en Welzijn: Irene van der Heyden vt2 en Margo Monsieurs 4vt (reserve: Lieke Sitaniapessy vt3) Natuurkunde: Yvette de Kruyf vt1 en Lotte van den Eijnden vt4 (reserve Eelke van Dijk vt3) Scheikunde: Kelvin Klemans vt2 en Marjo de Baere vt3 Techniek: Wijnand Fletterman vt 2 en Corné Remi vt2 Wiskunde: Jacolien Kuin vt3 en Bart van Asten vt3
Di 11:30 – 12:15 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening - portfolio/competentiematrix - toetsen en beoordelen studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent Examens Exacte vakken Kernteam: Ruud van der Herberg, Tjeerd Plomp, Peter Ronner, Ger Broers, Theo Wubbels, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: teamleiders Arnoud van Leuven, Véronique van de Reijt en Harrie Schollen Biologie: Jorik Arts (reserve: Peter Krijnen) Gezondheidszorg en Welzijn: Marga Amesz (reserve: Johan de Jong) Natuurkunde: Joop Daemen Scheikunde: Pierre Heldens
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 106
Techniek: Pieter Gruntjes Wiskunde:Frans Liebregts Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie - vrijstellingen - instroom - bezwaar en beroep borging en uitvoering validiteit/objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent resultaten/rendementen - studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen
Dinsdagmiddag - ontvangstruimte voor gespreksdeelnemers: in de open ruimte voor lokalen D106, D107 en D108 Di 12:15 – 13:15 Lokaal D107 M&M-vakken Di 13:15 – 14:45 Lokaal D106 Talen Di 13:15 – 14:15 Lokaal D108
M&M-vakken Di 14:45 – 15:45 Lokaal D106 Talen Di 14.15 – 15.00 Lokaal D108
Lunchpauze + Kennismaking en inpraten auditoren M&M-vakken Curricula M&M-vakken
Docenten Talen
Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer
Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Duits: Anne Marie Degener en Erika Poettgens Engels: Linda Gijsen en Wilske Driessen Frans: Dieneke Werts en Frank Smarius Nederlands: Henriëtte Visser en Mariëtte van Dam-Helmig Spaans: Maria José Steenbeek en Helma Dam
Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Michel van Zijl Algemene economie en Bedrijfseconomie: Hjalmar Janson Geschiedenis: Tom van der Geugten Maatschappijleer: Hans van Tartwijk Minor IBO en Flankerend onderwijs: Dorien Doornebos en Peter Hurkxkens
Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - toetsen en beoordelen internationalisering - materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding
Gespreksonderwerpen: ontwikkeling en samenhang vakinhoudelijk programma overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s vt en dt en tussen de programma’s van de verschillende opleidingen binnen het cluster - borging actualiteit – internationalisering - studielast - aansluiting instromende studenten didactisch concept en werkvormen - er wordt een clusterrapport opgesteld; overeenkomsten en verschillen die belangrijk zijn, moeten aan de orde kunnen komen Studenten voltijd M&M-vakken
Afstuderen Talen
Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Hein Willekens vt1 en Gijs Maas vt3 Algemene economie en Bedrijfseconomie: Kim Dalessi vt1 en Suzan Rongen vt3 Geschiedenis: Niek Engbers vt1 en Simone Kuijpers vt3 Maatschappijleer: Debby Borghmans vt2 en Tjietse Broeders vt4
Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Duits: Ton Janssen Engels: Geert van Iersel Frans: Lidie Guillois en Jacques Plettenburg Nederlands: Bas Jongenelen en Bert Dussenbroek Spaans: Anne Brand en Maria José Steenbeek
Gespreksonderwerpen: Procedures – begeleiding – scripties – beoordeling – niveaubewaking
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 107
Di 12:15 – 13:15 Lokaal D107
M&M-vakken Di 15:45 – 16:45 Lokaal D106 Talen Di 15:00 – 16:00 Lokaal D108
Lunchpauze + Kennismaking en inpraten auditoren M&M-vakken Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening portfolio/competentiematrix toetsen en beoordelen studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent Docenten M&M-vakken Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer Vanuit FLOT: Vertegenwoordigers van elke opleiding uit het cluster, maar niet meer dan 2 per opleiding: Aardrijkskunde: Brigitte Weidema en Peter Hurkxkens Algemene economie en Bedrijfseconomie: Henri van den Hout, Marij Veraa Geschiedenis: Ton Emonds en Jan de Nijs Maatschappijleer: Jefta Bego en Gerda Redmeijer
Studenten voltijd Talen Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Per opleiding uit het cluster maximaal 2 en in totaal afgevaardigden vanuit alle vier de studiejaren: Duits: Annika Horijon vt2 en Vincent de Poorter vt2 Engels: Maarten van Bergen vt2 en Rob Steenhoven vt2 Frans: Daan van Boxtel vt2 en Charlotte Ribbers vt4 Nederlands: Theo de Maertelaere vt2 en Eva de Jong vt3 (reserve: Ineke Wijnen vt2 en Manon Diepstraten vt3) Spaans: Femke Tieges vt2 en Kirsten Brunschot vt3 Gespreksonderwerpen: Informatievoorziening - portfolio/competentiematrix toetsen en beoordelen - studiebegeleiding (inclusief stages) - studeerbaarheid, studielast - materiële voorzieningen – praktijkcomponent
Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - toetsen en beoordelen internationalisering - materiele voorzieningen deskundigheidsbevordering/POP – studiebegeleiding Talen Di 16:00 – 16:45 Lokaal D106
Examens Talen Auditteam: Lisette Blom, Peter Ronner, Gerard Westhoff, Peter Ronner, Kitty Groot Vanuit FLOT: Simona Boersma – Frank Horsten Duits: Ton Janssen Engels: Geert van Iersel Frans: Frans Carré en Marty van Rijen Nederlands: Jan de Jong en Olav Severijnen Spaans: Maria José Steenbeek Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie - vrijstellingen - instroom - bezwaar en beroep - borging en uitvoering validiteit/objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent - resultaten/rendementen studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 108
Woensdag 1 april 2009 Ontvangstruimte voor gespreksdeelnemers: lokaal D1.01 Woe 08.30 – 09:15 Lokaal D106
Afstuderen M&M-vakken Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Aardrijkskunde: Martin de Wolf en Hans Palings Algemene economie en Bedrijfseconomie: Henri van den Hout en Dorien Doornebos Geschiedenis: Ton Emonds en Hugo Luijten Maatschappijleer: Hay Janssen en Rob van Otterdijk
Woe 09:15 – 10:00 Lokaal D106
Gespreksonderwerpen: procedures – begeleiding – scripties – beoordeling – niveaubewaking Examens M&M-vakken Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot Vanuit FLOT: Joke van Oudheusden – Harrie Schollen Aardrijkskunde: Michel van Zijl Algemene economie en Bedrijfseconomie: Hjalmar Janson Geschiedenis: Wim Lansu Maatschappijleer: Gerda Redmeijer
Woe 10:00 – 10:30
Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie - vrijstellingen - instroom - bezwaar en beroep borging en uitvoering validiteit/objectiviteit - kwaliteitsborging van praktijkcomponent resultaten/rendementen - studeerbaarheid, studielast - toetsen en beoordelen op partnerscholen Voorzieningen M&M-vakken Rondleiding langs de specifieke voorzieningen voor de opleidingen in het cluster. Voor de specifieke voorzieningen valt te denken aan de specifieke vakliteratuur in de bibliotheek, computerprogramma’s, laboratorium en dergelijke. Auditteam: Ruud van der Herberg, Rob van der Vaart, Theo Wubbels, Ger Broers, Thymen Klinkhamer, Kitty Groot
Woe 10:30 – 11:30 Bistro Woe 11:30 – 12:30 Lokaal D107 Woe 12:30 – 13:30 Lokaal D106
Vanuit FLOT: Henri van den Hout, Tom van der Geugten, Martin de Wolf, Anoek Huisman Inzien materialen alle clusters, alle opleidingen Kernteam en clusterdeskundigen Interne terugkoppeling in verband met pending issues + lunch clusterdeskundigen
Kernteam en
Pending issues Kernteam en clusterdeskundigen Vanuit FLOT: In elk geval zijn de directie en de teamleiders beschikbaar en van elke opleiding minimaal één docent.
Woe 13.30 – 15:30 Lokaal D107 Woe 15:30 Lokaal D1.01
Interne terugkoppeling auditteam Terugkoppeling aan de opleiding Kernteam en clusterdeskundigen Vanuit FLOT: De terugkoppeling op onderwerpniveau en op hoofdlijnen is bedoeld voor iedereen die werkt bij FLOT en benieuwd is naar de mening van het auditteam over de kwaliteit van de opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding tweedegraads lerarenopleidingen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 1.0 Cluster Mens en Maatschappij Vakken 109