Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Management, Economie en Recht voltijd - deeltijd - duaal Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Management, Economie en Recht voltijd - deeltijd - duaal CROHO nr. 34390 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV december 2009 Auditteam: W.G. van Raaijen H.C.W.M. van Raak T. Vis B.D. Lindemann R. Meelhuysen secretaris: D.P.M. de Koning
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 9 en 10 juni 2008 en 29 september 2009
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 10 12 13 13 17 21 23 26 29 30 33 37 37 39 41 44 44 46 50 50 52 54 56 56 59
3. 3.1.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Management, Economie en Recht voltijd, deeltijd en duaal Integraal oordeel/ advies aan NVAO
61
3.2.
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 9 en 10 juni 2008 en 29 september 2009
1 1 1 1 2 2 4 5 6 6
61 62
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde hbo bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
De Hogeschool van Amsterdam (hierna ook wel HvA genoemd), in casu het domein Economie en Management, verzorgt 20 hbo bacheloropleidingen. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Management, Economie en Recht (voltijd, deeltijd en duaal) crohonummer 34390. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd-, deeltijd- en duale opleiding MER in één rapport samengevat, omdat alle varianten zijn gericht op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. In het rapport wordt, daar waar nodig, het onderscheid tussen de varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de management review MER van april 2008 en door het addendum bij deze management review van juni 2009.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding Management, Economie en Recht (MER) maakt deel uit van het Domein Economie en Management (Domein E&M) van de Hogeschool van Amsterdam. De opleiding MER is voor een deel gepositioneerd in de afdeling Voltijd van de locatie Fraijlemaborg. Daarnaast wordt de opleiding tevens in de varianten voltijd, deeltijd en duaal aangeboden op de locatie Leeuwenburg (ofwel: MER VT FRB, MER VT LWB, MER DT en MER DU). De opleiding MER van de Hogeschool van Amsterdam heeft in zijn huidige vorm nog maar een jonge geschiedenis. Tot voor kort bestond zij uit twee gescheiden opleidingen (HES Hogeschool voor Economische Studies en Hogeschool van Amsterdam). Sinds de fusie tussen de HvA en de HES in 2005 is het proces begonnen om de gescheiden opleidingen om te vormen tot vier varianten met een gemeenschappelijke inhoud, gebaseerd op hetzelfde opleidingsprofiel en een min of meer gelijke opleidingsstructuur. De vier varianten onderscheiden zich met name op het didactische niveau van elkaar. Op deze wijze kunnen zij samen verschillende doelgroepen bedienen. Afstemming tussen de varianten vindt plaats door het zogenoemde CROHO-team waarin van elke variant een kerndocent zitting heeft. Visitatie juni 2008 Op 9 en 10 juni 2008 is de opleiding MER door een door Hobéon Certificering samengesteld auditteam gevisiteerd. Op dat moment waren de vier varianten – die autonoom van elkaar ontwikkeld zijn – net begonnen elkaar te leren kennen en waren zij zich nog aan het oriënteren op de vraag of en hoe zij zouden moeten gaan profileren, ook ten opzichte van elkaar. De opleiding werkte in het studiejaar 2007-2008 bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van één inhoudelijk richtinggevend opleidingsprofiel MER voor de verschillende varianten en aan de opbouw van daarop gebaseerde leerplannen. Van dit profiel waren ten tijde van de audit in juni 2008 de eerste contouren van leerjaar 1 zichtbaar. Het auditteam zag dat de opleiding hard werkte aan veranderingen, maar constateerde niettemin dat de opleiding nog niet geheel accreditatiewaardig was, aangezien het auditteam een aantal facetten van onderwerp één, twee en zes niet met een voldoende kon beoordelen. Alle facetten van de onderwerpen drie, vier en vijf beoordeelde het auditteam reeds als voldoende. De aspecten waarop het auditteam kritiek had en de wijze waarop de opleiding hiermee is omgegaan, zijn bij de desbetreffende facetten verwerkt in het hoofdstuk ‘Bevindingen en beoordeling’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 1
Op 29 september 2009 heeft een tweede beoordeling plaatsgevonden waarbij de focus lag op die facetten waar het auditteam in juni 2008 kritiek op had. Het auditteam heeft kennis genomen van de ontwikkelingen en de effecten van de ontwikkelingen in het afgelopen jaar en heeft vastgesteld dat de opleiding de in juni 2008 door het auditteam geformuleerde aandachtspunten goed heeft opgepakt. Het auditteam heeft in september 2009 kunnen zien dat de vier varianten van de opleiding MER goede stappen hebben gezet m.b.t. de inhoudelijke afstemming, het uitwisselen van good practices en het uniformeren van gezamenlijke processen. Dit heeft niet alleen geleid tot een vernieuwd, op het opleidingsprofiel en de profilering gebaseerd eerste en tweede jaar (waarbij de beroepstaken van alle varianten hetzelfde zijn), maar ook tot reparaties van onderdelen in het derde en vierde jaar, met name de afstudeerfase.
1.4.
Aanpak
1.4.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten MER VT FRB, MER VT LWB, MER DT en MER DU is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleidingen hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Management, Economie en Recht op hbo-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding MER aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Opleidingsgids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 2
-
instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
Op basis van de door de opleiding MER aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de vier opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleidingen op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten drie externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van management, economie en recht, één student, één lead auditor en één auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering (in juni 2008) en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleidingsvarianten overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
1
Visitatie heeft op 29 september 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 3
Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.4.2. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 4
1.4.3. Auditteam Het auditteam was in juni 2008 als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Dhr. R.J.M. (Rob) van der Hoorn MBA Drs. W.G. (Willem) van Raaijen – auditor onderwijs Dr. V.P. (Vincent) Kouwenhoven – vak- en werkvelddeskundige Mr. T. (Ton) Vis – werkvelddeskundige Dhr. P.H. (Patrick) Jacobs MBA – werkvelddeskundige Dhr. M. (Martijn) Collenteur – student D.P.M. (Daniëlle) de Koning MSc
In september 2009 was het auditteam als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. W.G. (Willem) van Raaijen Drs. H.C.W.M. van Raak – vak- en werkvelddeskundige Mr. T. (Ton) Vis – werkvelddeskundige Drs. B.D. (Berit) Lindemann – werkvelddeskundige Dhr. R. (Ralph) Meelhuysen – student D.P.M. (Daniëlle) de Koning MSc
Bij het samenstellen van beide auditteams heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Management, Economie en Recht noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). Voor de curricula vitae van de leden van het auditteam dat in juni 2008 heeft opgetreden, verwijzen wij naar bijlage I. Hieronder geven wij een korte toelichting op de samenstelling van het auditteam dat de opleiding in september 2009 heeft bezocht. De rode draad werd gevormd door de heren Van Raaijen en Vis en mevrouw De Koning. Ook de vertegenwoordiging vanuit PricewaterhouseCoopers, ditmaal door een collega van Patrick Jacobs, werd gecontinueerd. De wijzigingen in de samenstelling van het auditteam waren als volgt: In plaats van als auditor onderwijs trad de heer Van Raaijen in september 2009 op als voorzitter. Hij heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen. In plaats van de heer Kouwenhoven trad in september 2009 de heer Van Raak op. De heer Van Raak heeft – net zoals de heer Kouwenhoven dat had – vanuit zowel het werkveld als het vakgebied goed zicht op de eisen die gesteld worden aan MER-studenten. Hij is momenteel werkzaam als organisatieadviseur. Bij diverse hogescholen is hij aangetrokken als projecten/of interim manager. Als landelijk projectleider is hij betrokken geweest bij de conversie operatie van de HEAO-opleidingen en als lid van de landelijke visitatiecommissie MER heeft hij in opdracht van de HBO-raad bij vijftien hogescholen de opleiding MER beoordeeld. In plaats van de heer Jacobs trad zijn collega Lindemann op. Zij is adviseur bij de Adviesgroep Onderwijs van PricewaterhouseCoopers en heeft zich gespecialiseerd in advisering binnen publieke omgeving en in het bijzonder de onderwijsmarkt. Zij heeft ervaring in vraagstukken op het gebied van procesoptimalisatie- en design, bedrijfsvoering, businessplannen, marketing en kwaliteitszorg. Momenteel promoveert zij aan de Vrije Universiteit op transformaties in de publieke markt en onderwijs in het bijzonder. In plaats van de heer Collenteur trad de heer Meelhuysen op als student. Hij is vierdejaars student Management, Economie en Recht (afstudeerrichting Commerciële Bedrijfskunde) bij Hogeschool Utrecht. Hij heeft in het kader van deze studie een half jaar gestudeerd aan het Athlon Institute of Technology in Ierland (Bachelor of Business). De heer Meelhuysen neemt deel aan het Topclass-programma van de Faculteit Economie & Management en is daarnaast lid van het studentenpanel van de opleiding MER van de HU.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 5
De heer Vis heeft zowel een onderwijskundige (lerarenopleiding basisonderwijs; MO sociale pedagogiek) als een juridische achtergrond (recht, afstudeerrichting Privaatrecht). Hij is als zelfstandig adviseur vooral actief in de publieke sector en heeft tijdens zijn loopbaan in verschillende functies ervaring opgedaan op bestuurlijk, organisatorisch en juridisch gebied. Hij heeft ervaring met inhoudelijke advisering in het onderwijs en met het uitvoeren van audits in het hoger onderwijs. Mevrouw De Koning heeft tijdens haar studie Internationaal Management diverse (financieel-) economische en juridische vakken gevolgd. Tijdens haar studie Cultuur, Organisatie en Management aan de VU heeft zij daarnaast ervaring opgedaan met bestuurlijke vraagstukken, organisatieverandering en strategisch management. Tevens heeft zij in haar huidige functie ervaring in kwaliteitsmanagement opgebouwd. Voor een volledig overzicht van de curricula vitae van de auditoren: zie Bijlage I.
1.4.4. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5. Programma visitatie 9 en 10 juni 2008 en 29 september 2009 Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen Visie van de opleiding Het auditteam concludeerde in juni 2008 dat de opleiding nog geen uitgekristalliseerde positionering en profilering had en dat er nog geen sprake was van een eenduidig profiel voor de MER-afgestudeerden. Er was weliswaar een gemeenschappelijk competentieprofiel, maar dit werd nog niet op een eenduidige manier gehanteerd – er waren visieverschillen hoe kwalificaties het beste geformuleerd konden worden – en voor de student, maar vooral voor het werkveld, leek het onduidelijk wat het profiel van de MER-afgestudeerde van de HvA was en wat men aan kennis en vaardigheden kon verwachten. In september 2009 heeft het auditteam kunnen vaststellen dat de opleiding MER een heldere eigen visie heeft ontwikkeld die over de volle breedte van de opleiding wordt gedragen. Het zgn. CROHOberaad heeft als overkoepelend orgaan een actieve rol gespeeld om CROHO-brede coherentie te bewerkstelligen. Dit orgaan is ingesteld door de domeinvoorzitter om de noodzakelijke eenheid in de verscheidenheid te bewaken. Waar voorheen de drie componenten van de opleiding – Management, Economie en Recht – afzonderlijk werden gepositioneerd, worden deze componenten nu veelal integraal benaderd en staan ze in dienst van de bedrijfskunde. De opleiding profileert zich expliciet als een bedrijfskundige opleiding en is gericht op het verwerven van bekwaamheid in het werken aan vraagstukken op bedrijfskundig gebied die zich in organisaties in verschillende contexten voordoen. De opleiding kiest niet één bepaalde sector als primair aandachtsveld; zij richt zich op alle sectoren (incl. MKB en non-profit). Niettemin kunnen opleidingsvarianten variëren in het aanbieden van verschillende contexten en sectoren. Zo liggen de accenten bij de duale variant meer op de beleidsadviserende rol (adviseren, stafwerkzaamheden) en bij de deeltijdvariant bijvoorbeeld weer wat meer op de rol van leidinggevende. De opleiding MER leidt (toekomstige) ondernemende project- en procesmanagers op die kunnen functioneren in een complexe en dynamische (internationale) omgeving. Zij leidt bachelors op die werken vanuit een integraal perspectief (managerial, economisch en juridisch) en die inzetbaar zijn in een breed scala van functies. Dit is ook consistent met de conclusies van een recent gehouden onderzoek naar het type stageplaatsen waar de opleiding gebruikt van maakt. Daaruit blijkt dat de stageplekken (van elke variant) het hele scala aan sectoren en branches beslaat. Voorbeelden van startfuncties van MER afgestudeerden zijn projectleider of projectmedewerker, beleidsmedewerker, directiesecretaris, kwaliteitszorgfunctionaris, organisatieadviseur, personeelsfunctionaris en (assistent) bedrijfsleider/vestigingsmanager. Veelal begint men als medewerker en kan men doorgroeien naar een middenmanagement/ projectleiders functie. De MER-opleiding van de HvA zoekt een verdere inhoudelijke inkleuring door aansluiting te zoeken bij aspecten van de Amsterdamse economie. Deze wordt o.a. gekarakteriseerd door vestigingsplaats van een breed scala aan (inter)nationale hoofdkantoren, financiële dienstverlening, creatieve sector, ICT en logistiek. De regio omvat veel handel en dienstverlening en relatief gezien weinig industrie. Deze Amsterdamse profilering kan sterker uitgewerkt worden, maar is evenwel in toenemende mate terug te vinden in de aandacht van de opleiding voor de ontwikkeling van internationale competenties en ICT-kennis en vaardigheden en krijgt o.a. gestalte via stages, afstudeeropdrachten, samenwerkingsverbanden en onderzoeksvraagstukken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 7
Het auditteam wil ten slotte apart aandacht besteden aan de positionering van de opleiding Management in de Zorg en Dienstverlening (MZD). Deze opleiding is in de plaats gekomen van de managementopleiding Gezondheidszorg (de Kaderopleiding) en is nu een afstudeerrichting van de deeltijdopleiding MER. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding een heldere positionering heeft. De opleiding leidt studenten op tot manager op operationeel niveau (middenkader) voor personen die werkzaam zijn in de zorg en de maatschappelijke dienstverlening. De plaatsing als richting onder de MER-opleiding is een logisch keuze: de organisaties in de zorgsector en de sector maatschappelijke dienstverlening krijgen steeds meer te maken met marktwerking met de daarbij behorende bedrijfsmatige invalshoek en een grotere nadruk op resultaatgerichtheid. Managers dienen vanuit een integraal perspectief te kunnen kijken naar belangen van klanten, personeel, zichzelf, de organisatie, financiers, andere instellingen, de overheid en de maatschappij als geheel. De opleiding MER biedt hier de handvatten voor. Beroeps- en opleidingsprofiel Het profiel van HvA MER is gebaseerd op het landelijk vastgesteld beroeps- en deskundigheidsprofiel dat in 1998 is vastgesteld door alle MER-opleidingen in het Landelijk Overleg Opleidingen MER (LOO MER) en dat geaccordeerd is door vertegenwoordigers uit het beroepenveld. In 2008 is het landelijk vastgesteld profiel vernieuwd. Het profiel is duidelijker geformuleerd; het kenmerkende van de MER (met name de integrale bedrijfskundige benadering) is explicieter verwoord. De huidige profilering van de HvA MER sluit aan bij het landelijk profiel. Het HvA MER opleidingsprofiel bestaat voor alle opleidingsvarianten uit zeven van het landelijk competentieprofiel afgeleide beroepstaken, aangevuld met tien competenties die voor alle afgestudeerden van het domein Economie en Management van de Hogeschool van Amsterdam relevant zijn. De opleiding hanteert de volgende zeven beroepstaken: 1. Integrale benadering bedrijfsfuncties; 2. Strategisch management; 3. Beleidsontwikkeling en –implementatie; 4. Human Resource Management; 5. Procesmanagement; 6. Projectmanagement; 7. Verandermanagement. Deze beroepstaken worden verder gespecificeerd in beroepshandelingen en beroepsproducten en de onderliggende basis van kennis en vaardigheden, de body of knowledge and skills. Bovenstaande zeven beroepstaken worden aangevuld met tien competenties die voor alle afgestudeerden van het domein Economie en Management relevant zijn. Deze algemene competenties zijn in augustus 2007 gevalideerd door het werkveld en hebben m.i.v. studiejaar 2008-2009 in alle opleidingsvarianten een plaats gekregen. De competenties zijn verdeeld in vier competentiedomeinen, die nauw met elkaar samenhangen: I. Beroepsmatig handelen: 1. vakkundigheid; 2. innovatief vermogen; II. Bedrijfsmatig handelen; 3. resultaatgerichtheid; 4. ondernemend gedrag; 5. besluitvaardigheid; III. Sociaal communicatief handelen; 6. communiceren; 7. samenwerken; 8. klantgerichtheid; 9. interculturele sensitiviteit; IV. Ontwikkelingsgerichtheid; 10. ontwikkelingsgerichtheid. Alle tien competenties zijn uitgewerkt in indicatoren die weer verder zijn gespecificeerd in (gedrags)criteria.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 8
Validering door het werkveld Door de lage participatie en de lage motivatie van de opleidingsadviesraad (OAR) was de betrokkenheid van de OAR – en daarmee de validering van het opleidingsprofiel, het opleidingsprogramma en de eindkwalificaties door het werkveld – een aandachtspunt voor Hobéon in juni 2008. In september 2009 heeft het auditteam kunnen vaststellen dat de opleiding een werkend mechanisme heeft voor een periodieke externe validering van haar eindkwalificaties. De opleiding heeft vastgesteld dat de OAR wellicht op een te hoog abstractieniveau functioneerde, waardoor de betrokkenheid van haar leden te laag bleef. Om de afstand tussen de varianten en het beroepenveld te verkleinen heeft de opleiding besloten om terug te gaan naar een situatie waarbij elke opleidingsvariant (VT LWB, DT LWB, DU LWB, VT FRB) een eigen beroepenveldcommissie (BVC) heeft om als klankbord te fungeren voor de onderwijsontwikkelingen binnen de opleidingsvarianten. Het auditteam heeft notulen ingezien van overleggen met de BVC’s en heeft kunnen vaststellen dat de BVC’s de opleidingsvarianten adviseren over actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk en de aansluiting van het programma op de praktijk. De opleidingscompetenties zijn gevalideerd door de beroepenveldcommissie van de opleiding. Voor de afstudeervariant MZD bestond reeds een goed lopende BVC. Het auditteam heeft in juni 2008 geconstateerd dat deze BVC ruimschoots voldoet m.b.t. bezetting, breedte, niveau en inbreng. Naast de beroepenveldcommissies per opleidingsvariant blijft de OAR aan als orgaan dat het managementteam adviseert over de strategische positionering van de opleiding en het eindniveau van de opleiding als geheel. Internationalisering Zoals hierboven is gesteld, heeft de opleiding aandacht voor de ontwikkeling van internationale competenties. De domeinbrede competentie ‘interculturele sensitiviteit’ is hier een voorbeeld van. Om studenten deze competenties te laten verwerven, heeft de opleiding ervoor gekozen om internationalisering als rode draad door de opleiding te weven zodat herhaald aandacht wordt gegeven aan dit thema. M.b.t. de aandacht voor internationalisering in het curriculum van de opleiding MER verwijzen wij naar facet 2.2. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kennis genomen van de visie en de doelstellingen van de opleiding. Deze zijn consistent met het huidige landelijke beeld van het MER-onderwijs. De opleiding verschuift in de richting van een brede, integrale bedrijfskundige opleiding. Daarnaast wil de opleiding een ‘Amsterdamse profilering’ in de opleiding brengen. Deze inhoudelijke profilering behoeft nog verdere uitwerking, maar is reeds op plekken in de opleiding terug te vinden. Het auditteam is van mening dat de opleiding op adequate wijze de landelijk vastgestelde competenties heeft vertaald naar eigen opleidingscompetenties. De zeven beroepstaken corresponderen met de kerntaken van een beginnend beroepsbeoefenaar en sluiten aan bij de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een opleiding MER. De aandacht daarnaast voor de ontwikkeling van de tien domeinbrede competenties betekent in de visie van het domein Economie en Management dat de afgestudeerde het bachelorniveau ontwikkelt. Via de beroepenveldcommissie heeft de opleiding een werkend mechanisme om de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk te borgen. Het auditteam constateert dat alle nieuw opgerichte BVC’s inmiddels operationeel zijn en dat de opleiding de profilering en de competenties heeft besproken met de commissies. Met de OAR heeft de opleiding een formeel orgaan om de interactie met het beroepenveld op strategisch niveau te borgen. Het auditteam spreekt zijn vertrouwen uit in de werking van de OAR en BVC’s. De opleiding draagt er in toenemende mate zorg voor dat studenten internationale competenties ontwikkelen. Dit is vastgelegd in het opleidingsprofiel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 9
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’. Voor de verantwoording over het hbo-niveau hebben alle opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam aansluiting gezocht met de tien generieke kernkwalificaties voor de hbo-bacheloropleidingen, zoals die zijn geformuleerd door de Commissie Franssen. Zoals in facet 1.1. is aangegeven heeft de opleiding naast MER-beroepstaken ook domeinbrede competenties geformuleerd. Deze tien competenties drukken o.a. de visie uit op het bachelorniveau. De opleiding heeft de domeinbrede competenties die zij hanteert in de opleiding, gekoppeld aan de hbo-kernkwalificaties welke zij op hun beurt via een matrix weer gekoppeld heeft aan de Dublin Descriptoren. Via deze weg is er een vertaalslag gemaakt van eindkwalificaties naar Dublin Descriptoren en zorgt de opleiding ervoor dat de opleiding het bachelorniveau heeft gedefinieerd op een wijze die beantwoord aan de Dublin Descriptoren. De opleiding sluit in haar programma daarnaast aan bij de landelijke domeincompetenties voor de Bachelor of Business Administration. De Dublin Descriptoren en de generieke hbo-kernkwalificaties zijn hierin impliciet verwerkt. Ook dit is een waarborg van het bachelorniveau van de opleiding. De koppeling tussen de domeincompetenties en de beroepstaken van Management Economie en Recht is als volgt: MER-beroepstaak 1. Integrale benadering bedrijfsfuncties 2. Strategisch management
3. Beleidsontwikkeling en – implementatie 4. Human Resource Management
5. Procesmanagement 6. Projectmanagement 7. Verandermanagement
Landelijk domeincompetenties BBA Profilering van de HES Landelijke domeincompetentie 1: ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens Landelijke domeincompetentie 2: analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en – alternatieven en voorbereiden op besluitvorming Landelijke domeincompetentie 3: het toepassen van Human Resource Management in het licht van de strategie van de organisatie Landelijke domeincompetentie 4: inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs-of organisatieprocessen Profilering van de opleiding MER Landelijke domeincompetentie 6: ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces
Domeincompetentie 5 uit het landelijk domeincompetentieprofiel (‘analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken’) is ondergebracht bij alle beroepstaken. Een MER-afgestudeerde kan bij elke beroepstaak denken vanuit zowel financiële als juridische kaders. Samenvattend is het auditteam van mening, dat de eindkwalificaties qua reikwijdte en complexiteit overeenkomen met de reikwijdte en complexiteit waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 10
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: In dit opleidingsprofiel is een duidelijke visie op het bachelorniveau opgenomen in de vorm van de tien domeinbrede competenties, die zijn gerelateerd aan de Dublin Descriptoren. De opleiding MER sluit in haar programma aan bij de landelijke domeincompetenties voor de Bachelor of Business Administration. De Dublin Descriptoren en de generieke hbo-kwalificaties zijn hierin impliciet verwerkt. Ook dit is een waarborg van het bachelorniveau van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 11
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs De opleiding heeft in het opleidingsprofiel van MER en de daarmee samenhangende beroepstaken en competenties de generieke hbo-kwalificaties en de Dublin Descriptoren verwerkt en sluit hiermee aan bij de beschrijving van het bachelorniveau. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding aansluit bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor, beoordeelde het auditteam reeds als goed (zie facet 1.2). Beroepsonderwijs De eindkwalificaties van de opleiding MER zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de MER bedrijfskundige relevante werkveld geborgd. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In facet 1.1 hebben wij reeds aangegeven welke eindkwalificaties de opleiding hanteert en hoe deze aansluiten op door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen. De opleidingscompetenties zijn geformuleerd in samenspraak met het afnemend werkveld en zijn door dit werkveld gevalideerd. De oriëntatie op het voor de MER bedrijfskundige relevante werkveld is geborgd. In facet 1.2 hebben wij reeds aangegeven dat het auditteam van oordeel is dat de opleidingscompetenties qua reikwijdte en complexiteit overeenkomen met de reikwijdte en complexiteit waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen. Op basis hiervan kan de opleiding worden gerekend tot het hoger onderwijs.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor alle opleidingsvarianten als voldoende.
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Doelstelling Opleiding” is voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 12
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Inleiding De HvA heeft kennisontwikkeling in en met de praktijk als een van de speerpunten gekozen die in de periode 2007-2010 specifiek aandacht krijgt. De eindkwalificaties van elke opleiding zijn dan ook zó opgesteld dat daarin steeds de beroepscontext is meegenomen. Kennisontwikkeling via vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal Het auditteam heeft tijdens het visitatiebezoek de boekenlijst bestudeerd en concludeert dat de aangeboden literatuur voldoende breed, overwegend relevant en van het voor de opleiding relevante hbo-niveau is. Studenten maken vooral gebruik van Nederlandse literatuur. Waar nodig of gewenst wordt Engelstalige literatuur gebruikt. In diverse studie- en opleidingsgidsen wordt verder verwezen naar aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. Ten slotte wordt er gebruik gemaakt van casuïstiek uit de beroepspraktijk. Kennisontwikkeling via interactie met de beroepspraktijk Het auditteam stelt vast dat de interactie met de beroepspraktijk deugdelijk is geregeld. De studenten worden tijdens hun studie expliciet in contact gebracht met hun toekomstige werkveld, door contacten met het bedrijfsleven. Zij werken aan actuele praktijkcases en komen in aanraking met gastsprekers. Zo zijn er lezingen van gastsprekers tijdens projecten en geven mensen uit de praktijk ook gastcolleges tijdens reguliere vakken. Een adviseur van Ernst & Young heeft bijvoorbeeld een gastcollege gegeven bij het vak belastingrecht. Ook bezoeken studenten bedrijven. Naarmate de studie vordert, voert de student steeds meer opdrachten uit voor een externe opdrachtgever. In het derde jaar lopen voltijdstudenten stage; in het vierde jaar voeren zij een afstudeeropdracht uit. De opdracht en het bijbehorende beroepsproduct nemen een belangrijke plaats in het onderwijs in. Bij beide voltijdvarianten wordt in elk semester een project aangeboden waarin de studenten aan reële bedrijfsopdrachten werken. Opdrachten worden ondermeer uitgevoerd voor bedrijven als Sargas (detacheringsbureau), Tempoteam, Rabobank, Enviu (een organisatie die zich bezighoudt met duurzaam ondernemen) en de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel. Bij alle varianten is het integrale gedeelte van het eerste basissemester gebaseerd op het opzetten van een onderneming waarbij studenten aan beroepsproducten werken. Studenten van de VT FRB maken in dit semester bijvoorbeeld een ondernemingsplan voor het opzetten van een hotel in Nederland. Bij MER DU en MER DT is de interactie met de beroepspraktijk reeds geborgd door de didactische aanpak van de varianten. De rode draad bij de duale opleiding wordt gevormd door de werkperiodes; bij de deeltijdopleiding zijn dit de opdrachten die de student uitvoert in de eigen werkomgeving. Hieronder beschrijven wij beide aanpakken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 13
Deeltijd Voor deeltijd geldt dat er gewerkt wordt met het didactische model van action learning, waarbij het leren plaatsvindt aan de hand van het verrichten van op beroepstaken gelijkende opdrachten die door de opleiding worden uitgereikt. De opdrachten betreffen het (individueel of groepsgewijs) via beroepshandelingen realiseren van beroepsproducten. Dit gebeurt voor een groot deel op of via de werkplek. Bij het thema Operationeel Management moeten studenten bijvoorbeeld een SWOTanalyse, een projectplan en een jaarplan maken. Studenten kijken heel bewust welke knowhow ze nog nodig hebben en sturen op basis hiervan hun eigen competentieontwikkeling. Casuïstiek van de werkplek wordt tevens ingebracht in de opleiding. Duaal De duale variant is ingericht als een afwisseling van onderwijsperiodes en werkperiodes. In de werkperiode vindt leren plaats op de werkplek aan de hand van relevante werkervaring(en). Het eerste leerjaar is volledig ingericht als onderwijs. Het tweede t/m het vierde leerjaar zijn ingericht met afwisseling per semester van onderwijs en werken. De opleiding heeft criteria opgesteld voor de werkperioden bij de duale opleiding (Criteria werkperioden, afdeling duaal, sept 2006). Qua niveau moeten de werkplekken voldoen aan de doelstellingen van elk leerjaar. In jaar twee moet de student er uitvoerend werk kunnen verrichten. Dit niveau moet vervolgens oplopen tot strategisch georiënteerd werk in leerjaar vier. In juni 2008 sprak het auditteam zijn twijfels uit over de borging van de kwaliteit en het niveau – in termen van organisatie, begeleiding en beoordeling – van de werkperiode in de duale opleidingsvariant. Voorafgaand aan een werkperiode vond er weliswaar een werkplekscan plaats, maar hierin werd onvoldoende aandacht besteed aan o.a. het niveau van de werkzaamheden en de wijze waarop de competenties tijdens de periode geleerd gingen worden. In september 2009 heeft de opleiding het auditteam ervan overtuigd dat de bewaking van de kwaliteit van het buitenschools leren is aangescherpt en duidelijk wordt gewaarborgd. In de gesprekken met docenten tijdens de audit werd duidelijk dat zij nu expliciet sturen op de inhoud van de werkplek. Bij de beoordeling van de werkplek worden thans de beroepstaken die de student moet kunnen beheersen en de competenties die hij moet verwerven uitdrukkelijk meegenomen. De student moet helder kunnen motiveren waarom bepaalde werkzaamheden aansluiten bij de beroepstaken waar hij aan moet en/of wil werken. Ook wordt de voortgang van de competentieontwikkeling beter gemonitord. Studenten bevestigen dit in het gesprek tijdens de audit. Waar docenten voorheen in principe niet op bezoek gingen op de werkplek, zal elke docent voortaan twee keer per semester een werkplek bezoeken. De resultaten van deze bedrijfsbezoeken zullen systematisch geanalyseerd en teruggekoppeld worden. Ook zullen de lijsten met de invulling van de werkperiode (bedrijven, functies en kerntaken) regelmatig besproken worden met de BVC om te kijken of het werkveld van mening is of deze taken en functies van voldoende niveau en inhoud zijn om de benodigde competenties te leren beheersen. Het auditteam acht deze acties vertrouwenwekkend. Kennisontwikkeling via toegepast onderzoek De opleiding hecht belang aan (toegepast) onderzoek. Onderzoeksvaardigheden zitten verspreid over verschillende studieonderdelen en jaren. Het vormgeven van onderzoek in het curriculum is een profielpunt van het domein Economie en Management. I.s.m. de lectoren werkt het domein dan ook aan de ontwikkeling van een onderzoekslijn, gericht op praktijkgericht onderzoek. Hier hoort ook de ontwikkeling van de minor Onderzoeksvaardigheden (jaar 3) bij waarin de afdeling LWB het voortouw heeft genomen. Bij VT LWB is het uitvoeren van onderzoek een onderdeel van de geïntegreerde leerlijn. In de basis- en kernfase van de opleiding (jaar 1 en 2) vindt de integratie van kennis, vaardigheden en houding plaats in de “werkplaats”. Via de opdrachten die in deze onderwijseenheid worden gegeven, worden studenten aangezet tot het methodisch benaderen van onderzoeksvragen. Daarnaast wordt de onderzoekscyclus in semesters 2, 3 en 4 separaat via werkcolleges meerdere malen doorlopen. Zowel het uitvoeren van kwalitatief alsook het uitvoeren van kwantitatief onderzoek behoren tot de opdrachten. Bij VT FRB is het uitvoeren van onderzoek zowel een onderdeel in de geïntegreerde leerlijn als in de kennis- en vaardighedenlijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 14
Studenten krijgen het vak statistiek en volgen het thema onderzoek & rapportage. In het eerste jaar ligt de focus op het uitvoeren van deskresearch; in het tweede jaar komen zowel desk- als fieldresearch aan bod. Ook in het vak onderzoek wordt gebruik gemaakt van gastdocenten. Zo krijgen studenten o.a. les van de directeur van het NIPO. Bij DU volgen de tweedejaars het onderdeel Methoden en Technieken. Dit studiejaar heeft de afdeling duaal een werkgroep gevormd om de onderzoekslijn uit te werken voor de komende jaren. Door de hele opleiding heen werkt de deeltijdstudent met het handboek ‘praktijkonderzoek voor bachelors’ waarvan in elk semester aspecten aan bod komen.
In de koppeling van het onderwijs/onderzoek met het bedrijfsleven kunnen lectoraten een belangrijke rol spelen. Het domein E&M heeft een aantal lectoraten en dit aantal wordt het komende studiejaar uitgebreid. Het auditteam is van mening dat de relatie met lectoraten en onderzoeksprogramma’s (nog) meer geïntensiveerd kan worden, o.a. door meer docenten lid te laten worden van een kenniskring en meer studenten hierin te betrekken. Hiervan zijn reeds voorbeelden te zien: één docent van VT FRB en diverse docenten van LWB zijn betrokken bij de kenniskring en drie studenten (1 VT LWB; 2 VT FRB) zijn afgestudeerd op een onderzoek dat zij in opdracht van de kenniskring onder leiding van de lector hebben uitgevoerd (lectoraat Amsterdamse Kenniseconomie). Ontwikkeling van beroepsvaardigheden Door het werken met beroepstaken met bijbehorende beroepshandelingen en –producten stimuleert de opleiding reeds de ontwikkeling van beroepsvaardigheden: handelingen die representatief zijn voor de beroepspraktijk waarvoor de opleiding opleidt. Alle beroepstaken worden uitgevoerd vanuit management- en /of adviesrollen. Om een student hierop adequaat voor te bereiden is er in alle curricula aandacht voor adviesvaardigheden en managementvaardigheden. Naast deze vaardigheden ontwikkelen studenten ook vaardigheden als interviewen, analyseren, samenwerken, het voeren van personele gesprekken, rapporteren en presenteren. Voor de deeltijd- en duale opleiding geldt dat studenten in direct contact staan met de actuele beroepspraktijk. Leren op de werkplek staat centraal. Belangrijk in dit verband is de constatering dat het studieprogramma de werkomgeving en de ontwikkeling van beroepstaken als een van de uitgangspunten hanteert bij de programmering van het binnenschools curriculum. Verbanden met actuele ontwikkelingen en met actuele beroepspraktijk De actualiteit van het curriculum wordt bevorderd door: concrete beroepsvraagstukken en ontwikkelingen (bijvoorbeeld qua regelgeving) te vertalen/verwerken in projectopdrachten en productspecificaties; zoals bijvoorbeeld het project over de reorganisatie van Laurus (VT LWB); in het onderwijs ruimte te bieden voor gastdocenten; actuele thema’s te bieden: in het fusieproject worden bijvoorbeeld enkele actuele fusiecasussen ingebracht en in het strategisch project in jaar vier worden bijvoorbeeld de HSL of de uitbreiding van Schiphol behandeld (VT FRB); ruimte te bieden aan de inbreng van recente werkervaringen in het onderwijsdeel (DU en DT). Veel docenten hebben naast hun docentschap een gedeeltelijke aanstelling in de beroepspraktijk. Bij de deeltijdopleiding wordt verder veel met freelancers gewerkt. Daarnaast zijn docenten actief binnen de stagebegeleiding en begeleiding bij het afstudeertraject. Docenten proberen de actualiteit in hun lessen te integreren. Zo wordt er in de lessen aandacht besteed aan de oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis en werd in de propedeuse de themadag “Europa en de kredietcrisis” georganiseerd (VT FRB). In juni 2008 constateerde het auditteam nog dat de structurele verankering van de afstemming met het werkveld niet plaatsvond. De opleiding heeft sinds vorig jaar een aantal maatregelen genomen. Zo is nu er een eigen database met eigen netwerkcontacten t.b.v. het snel realiseren van praktijkopdrachten, stage- en onderzoeksopdrachten. Vanaf studiejaar 2009-2010 worden systematisch de opmerkingen van de vertegenwoordigers van stageorganisaties verzameld m.b.t. het niveau van de opleiding, de beroepsgerichtheid en de trends in de markt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 15
De verzamelde informatie is input voor het overleg van de curriculumcommissie en voor overleggen met de beroepenveldcommissies. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat kennisontwikkeling plaatsvindt aan de hand van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en relevante vakliteratuur. Het opleidingsprogramma voorziet in leeromgevingen waarbinnen de student in direct contact komt met de beroepspraktijk. Een substantieel deel van het curriculum van alle opleidingsvarianten vindt plaats in het werkveld (stage en afstuderen in de voltijdopleiding, leren op de eigen werkplek voor de deeltijdstudent en de werkperiode in de duale variant). Het auditteam is van mening dat de kwaliteit van (het niveau van) het buitenschools leren op een goede wijze wordt gewaarborgd. Er vindt daarnaast uitwisseling plaats met de beroepspraktijk door bedrijfsbezoeken, het uitvoeren van opdrachten voor en in het bedrijfsleven en het bijwonen van gastcolleges door sprekers uit het bedrijfsleven. Studenten komen in aanraking met onderzoeksmethoden en de opleiding werkt actief aan versterking en herinrichting van het curriculum op onderzoeksvaardigheden in zowel de propedeuse als de postpropedeuse. Lectoren kunnen een belangrijke rol spelen bij het verder integreren van onderzoeksvaardigheden in het studieprogramma en het betrekken van docenten bij discussies en onderzoek over het vak. De wisselwerking tussen de lectoraten en de opleiding – in het kader van participatie van docenten en studenten – kan nog versterkt worden. Er is in het onderwijs aandacht voor vaardigheidsonderwijs. Er worden beroepsvaardigheden getraind als presenteren en samenwerken. De opzet van “werkend leren en lerend werken” in de deeltijdse en de duale opleidingsvariant zorgt ervoor dat de student automatisch relevante beroepsvaardigheden ontwikkelt. Actuele ontwikkelingen worden via de beroepenveldcommissie, docenten (o.a. stage- en afstudeerbezoeken) en lectoraten ingebracht. Docenten geven aan actuele ontwikkelingen in de voorbeeldensfeer in hun eigen onderwijs te verwerken. De docenten onderhouden een relatienetwerk op hun eigen vak- of expertisegebied voor de operationalisering in de onderwijseenheden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 16
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen Eindkwalificaties - leerdoelen De opleiding heeft zeven taakgebieden gedefinieerd als de kern van het major gedeelte van de opleiding. Deze zeven beroepstaken zijn vervolgens uitgewerkt in zowel de beroepshandelingen en –producten als de benodigde body of knowledge die nodig is om de beroepstaken uit te voeren. De leerdoelen van de verschillende onderwijseenheden zijn hieraan gerelateerd. Het CROHO-beraad bewaakt de globale leerplannen conform het opleidingsprofiel. Op het niveau van de opleidingsvarianten zorgen curriculumcommissies of leerplancoördinatoren voor een specifieke invulling. Alle onderwijseenheden zijn beschreven. Voor deze eenheden is vastgesteld welke onderwijsactiviteiten plaatsvinden, welke producten er moeten worden opgeleverd en welke processen daarin moeten worden doorlopen. Ook de toetsvorm en de beoordelingscriteria zijn per onderwijseenheid beschreven. Voor elke onderwijseenheid zijn daarnaast leerdoelen opgesteld. MER DT en DU formuleren deze leerdoelen als beroepshandelingen en noemen tevens de overkoepelende domeinbrede competenties. Bij MER VT FRB worden in de zgn. opleidingsgidsen per onderwijseenheid de leerdoelen genoemd. Soms wordt bij een bepaalde onderwijseenheid wel het overkoepelende domeinbrede competentiegebied genoemd of de specifieke beroepstaken en – handelingen; soms alleen concrete leerdoelen. In de relatering van de leerdoelen aan de competenties is naar mening van het auditteam nog ruimte voor verbetering. In competentiematrices is voor elke periode/elk semester de toedeling zichtbaar van beroepstaken en de daaronder gepositioneerde beroepshandelingen en –producten en de tien domeinbrede competenties. Mogelijkheid om geformuleerde eindkwalificaties te behalen – inrichting van het programma Alle varianten zijn bezig met het invoeren van competentiegericht onderwijs, gebaseerd op de tien domeinbrede competenties. In de deeltijdvariant is dit reeds volledig geïmplementeerd. Door de inrichting van het programma via leerlijnen worden studenten in staat gesteld om de geformuleerde eindcompetenties te ontwikkelen. Dat betekent dat – m.u.v. de deeltijdvariant waarin wordt gewerkt met één geïntegreerde op competentieleren gebaseerde leerlijn – in alle curricula inmiddels drie leerlijnen zijn te onderscheiden: 1) een kennis- en vaardighedenleerlijn, 2) een geïntegreerde leerlijn en 3) een coachingsleerlijn. De verhouding waarin de leerlijnen terugkomen in het curriculum verschilt per variant. Dit is een uiting van de verschillen in didactische aanpak. Zo speelt bij de locatie LWB de geïntegreerde leerlijn een grotere rol en bij de locatie FRB de kennis- en vaardighedenleerlijn. Ad 1) In de geïntegreerde leerlijn werken studenten aan opdrachten die ze ook als beginnend beroepsbeoefenaar in de praktijk zouden kunnen krijgen, bijvoorbeeld het uitvoeren van een marktonderzoek of het schrijven van een businessplan. Ze leren (delen van) beroepstaken uitvoeren en ontwikkelen de competenties die daarbij nodig zijn. Als onderdeel van de geïntegreerde leerlijn wordt ondersteunend onderwijs verzorgd. Dit onderwijs helpt studenten bij het opdoen van de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdrachten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 17
Ad 2) In de kennis- en vaardigheden leerlijn ontwikkelen studenten kennis en vaardigheden die samenhangen met de beroepstaken waarvoor ze worden opgeleid, maar die niet direct toepasbaar zijn voor het uitvoeren van de opdrachten in de geïntegreerde leerlijn. Het gaat hierbij om wat ook wel de body of knowledge and skills wordt genoemd. In het vakkenpakket ligt bij een aantal vakken direct de focus op kennisverwerving. Daarnaast wordt kennisverwerving bevorderd gerelateerd aan de projecten. Ad 3) Binnen de coachingsleerlijn geven studenten richting aan hun eigen competentieontwikkeling. Voor welk uitstroomprofiel kiest de student en voor welke mate van internationalisering? Welke competenties wil hij ontwikkelen en op welke manier? Dergelijke keuzes legt een student vast in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), ook genoemd het competentie ontwikkelingsplan (COP). Hij wordt hierbij gecoacht door zijn studieloopbaanbegeleider (FRB) of coach (LWB). Mogelijkheid om geformuleerde eindkwalificaties te behalen – inhoud van het programma Aangezien MER een brede bedrijfskundige opleiding is, is het van wezenlijk belang dat alle bedrijfskundige vakgebieden een plaats hebben in het curriculum. In juni 2008 constateerde het auditteam dat de positie van de hoofdstudieonderdelen – organisatiekunde, bedrijfseconomie en de juridische praktijk – in het curriculum niet helder was en in sommige gevallen onderbelicht bleef. Met name de economische en juridische vakken kwamen niet altijd eigenstandig naar voren. Belangrijk om te benadrukken is dat het auditteam niet van mening was dat de inhoud van het programma onder de maat was, maar dat de inhoud op dat moment (nog) niet geheel strookte met de doelstellingen van de opleiding. Zo miste het auditteam ook een strategische ICTcomponent, behorend bij de Amsterdamse profilering van de opleiding. In september 2009 heeft het auditteam kunnen constateren dat de opleiding de geconstateerde hiaten heeft opgepakt en dat ook de inhoud van het programma de studenten in voldoende mate de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindcompetenties van de opleiding te ontwikkelen. Een voorbeeld van de genomen maatregelen: ICT: ICT is een onderdeel van procesmanagement en hoort bij de Amsterdamse profilering van de opleiding. Waar nodig is de ICT-component in het programma versterkt. Zo wordt bij MER VT FRB in jaar één en twee de module financieel rekenen en argumenteren ondersteund door Officeapplicaties. In jaar drie wordt de module SAP gegeven. In de onderzoekslijn in het Thema Onderzoek en Rapportage leren studenten omgaan met SPSS. Tot slot komt in het vierde jaar ICT ook als onderdeel van het Thema Organisatie Processen aan de orde. Ook heeft VT FRB voor het studiejaar 2010-2011 de ontwikkeling van de module Informatiemanagement gepland, waarbij ICT aspecten met procesmanagement geïntegreerd aan bod komen. Bij VT LWB heeft met name de impact die ICT heeft op het management, bijvoorbeeld in de vorm van informatietechnologische ondersteuning, meer aandacht gekregen. Niet alleen in het nieuwe curriculum is dit inmiddels extra aangezet; ook in het oude curriculum zijn onderdelen hierop verzwaard. Bij de deeltijdvariant is ICT terug te vinden bij het onderdeel logistieke bedrijfsinformatieprocessen, in het semester Operationeel Management en als minorkeuze. Bij duaal ten slotte is het onderdeel Informatiemanagement opgenomen in het project Integratieve Casus Organisatiekunde. Bedrijfseconomie: ook de geconstateerde hiaten op het gebied van financiering zijn inmiddels weggewerkt. In het eerste jaar VT FRB komt financiering aan de orde in beide semesters in de vorm van bedrijfsadministratie en –economie, bij financiële rekenkunde en bij kwantitatieve methoden en technieken (KMT). In het tweede jaar bij financiële rekenkunde, KMT en bedrijfseconomie. Bovendien wordt bij projecten aandacht besteed aan financiering. Bij deeltijd komen bij elke beroepstaak financieel-economische onderdelen (kostenberekening) aan bod. Recht: alle varianten hebben een basissemester dat in het teken van “Business Basics” staat met daarbinnen een duidelijke juridische component. De juridische component in het curriculum is het afgelopen jaar beter geëxpliciteerd en verstevigd. Zo bestaan er in het huidige curriculum van VT FRB vijf modules privaatrecht, een module bestuursrecht, een module belastingrecht, een module Europeesrechtelijke oriëntatie en twee modules Sociaal Juridisch Management en heeft de variant de verdiepingsminor “publiek rechtspraktijk voor ondernemers” ontwikkeld. VT LWB besteedt inmiddels meer aandacht aan informatierecht en MER DT aan medezeggenschapsrecht (als onderdeel van verandermanagement).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 18
Om de rechtencomponent bij deeltijd nog verder te verstevigen zal vanaf komend collegejaar in het keuzesemester “Recht voor managers” worden aangeboden. Profilering Daarnaast is er in het derde jaar ruimte voor een minor. De minor is bedoeld om het competentieprofiel van de bachelor te completeren door verbreding of verdieping. Studenten hebben de keuze tussen: een minor die direct verbonden is aan de opleiding (verdiepingsminor), zoals de minor Inspirerend Leiderschap die vanaf studiejaar 2009-2010 wordt aangeboden; een minor die voor (bijna) alle economiestudenten beschikbaar is (brede minor); een minor buiten het domein Economie & Management waarvoor toestemming van de examencommissie nodig is (vrije minor); een doorstroomminor die deel uit maakt van het doorstroomprogramma naar een universitaire masteropleiding. Voor deze laatste minor gelden specifieke regelingen en ingangseisen. De voorlichting m.b.t. minoren is het afgelopen jaar verbeterd. Tijdens speciale minorenmarkten worden presentaties gegeven. Bovendien geven de docenten die de minoren hebben ontwikkeld of deze geven, aan belangstellende studenten in speciale sessies voorlichting hierover. Internationalisering Ook de globalisering en internationalisering van het werkveld komen tot uiting in het programma. Behalve internationalisering in diverse studieonderdelen (waarover hieronder meer) zijn alle studenten vanaf studiejaar 2009-2010 verplicht om zich gedurende de studie één heel semester internationaal te oriënteren. Dat kan variëren van een semester studeren in het buitenland, stage lopen in het buitenland, stage lopen bij een internationale afdeling van een organisatie, het volgen van een internationale minor of het uitvoeren van een internationaal georiënteerde afstudeeropdracht. Er zijn hiertoe o.a. contacten met buitenlandse instellingen. Zo is het via uitwisselingsprogramma’s mogelijk om bij een partnerinstelling een halfjaar te studeren. Bij alle varianten komt internationale managementliteratuur aan bod en wordt, waar mogelijk, gebruikt gemaakt van Engelstalige artikelen. In de ene variant is dit meer usance dan in de andere. In het curriculum van MER zijn verder studieonderdelen opgenomen met een internationale oriëntatie. Hieronder geven wij ter illustratie een aantal voorbeelden uit de verschillende varianten: VT LWB: business English, interculturele communicatie en een themaweek Internationalisering; VT FRB: bij onderdelen als Europees Recht, bedrijfsorganisatie en bedrijfssociologie en – psychologie worden interculturele aspecten behandeld. Daarnaast krijgen studenten Engels in alle studiejaren; DT: bij de deeltijd komen onderwerpen aan bod als internationale outsourcing, internationaal samenwerken en omgaan met mensen met verschillende culturele achtergrond. Een periode studeren of werken in het buitenland ligt overigens niet voor de hand, daar de deeltijdstudent in de regel een vaste werkkring heeft en kostwinner is; DU: studenten krijgen Engels en verschillende onderdelen hebben een internationale oriëntatie (zoals Europees Recht). Bij de duale opleidingsvariant wordt er op dit moment nog het minst structureel aandacht besteed aan internationalisering. Dit zal m.i.v. studiejaar 2009-2010 veranderen met het verplichte ‘internationale’ semester dat alle studenten moeten volgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 19
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties zijn uitgewerkt in beroepstaken met daaronder gepositioneerde beroepshandelingen en –producten. Vervolgens zijn ze geconcretiseerd in de leerdoelen van de onderwijsprogramma’s. In het aangeboden programma komen alle te ontwikkelen competenties aan bod. M.b.t. de relatering van de leerdoelen aan de competenties is naar mening van het auditteam nog ruimte voor verbetering. Er wordt niet altijd expliciet de relatie gelegd tussen de leerdoelen en daarboven hangende beroepstaken en/of competenties. Het programma is zodanig ingericht dat het de studenten in staat stelt de geformuleerde eindkwalificaties te behalen. Allereerst bevordert de inrichting via leerlijnen de competentieontwikkeling van studenten. Daarnaast biedt de inhoud van het programma de studenten in voldoende mate de mogelijkheid om de geformuleerde eindcompetenties van de opleiding te ontwikkelen. Daarnaast is ruimte voor de student om eigen leerdoelen te stellen en een eigen leertraject te kiezen (minor, stageopdracht, afstudeeronderwerp). De opleiding heeft verbetermaatregelen getroffen om de inhoud van het programma beter te laten aansluiten bij de door haar geformuleerde doelstellingen. Zij heeft stilgestaan bij de positionering van de hoofdstudieonderdelen in het curriculum. Het auditteam is van mening dat de opleiding een heldere visie heeft op internationalisering in relatie tot het domein waarin zij zich begeeft. De vertaalslag richting het programma moet de opleiding nog voor een deel maken. Het auditteam juicht de ambitie van de opleiding toe om de internationale dimensie steviger te verankeren in het programma, o.a. via het verplicht stellen van een semester waarbij de student zijn competenties dient te verwerven in een internationale context.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen Verticale samenhang Uitgangspunt voor MER is dat de studenten zich via de oriëntatie op opleiding en beroep in de propedeutische fase, het oplossen van beroepsproblemen en het maken van relevante beroepsproducten in het tweede en derde jaar en de oefening in de praktijk tijdens de stage en de afstudeerfase geleidelijk ontwikkelen tot beginnend beroepsbeoefenaar. MER VT LWB beschrijft de verticale opbouw van het curriculum per studiejaar ook aan de hand van complexiteit en diepgang. Complexiteit: van voorgestructureerde problemen naar open en ongestructureerde problemen; Diepgang: de opleiding kent, zoals gezegd zogenoemde niveauthema’s die richting geven aan het niveau per jaar en daarmee aan de onderwijsopbouw in jaren. Een niveauthema karakteriseert voor elke onderwijseenheid van een jaar het beoogde niveau. Deze thema’s zijn: interpreteren, analyseren/plannen, toepassen, integreren. Een belangrijke bijdrage aan de verticale samenhang leveren de drie leerlijnen die door het hele curriculum heenlopen. Binnen de opleiding worden drie centrale leerlijnen onderscheiden (zie voor toelichting facet 2.2): de kennis- en vaardighedenleerlijn, de geïntegreerde leerlijn en de coachingsleerlijn. Deze leerlijnen brengen ook samenhang in het curriculum (volgorde, clustering van werkvormen, aard van de inhoud). De leerlijnen zijn herkenbare en samenhangende onderdelen van het curriculum die door de opleiding heen een geleidelijke, logische opbouw kennen. Horizontale samenhang De opleiding is m.i.v. studiejaar 2008-2009 qua structuur ingericht vanuit een kader dat domeinbreed van toepassing is. Elke opleiding en elke variant kent één basissemester, drie kernsemesters en vier profileringssemesters. In de propedeuse wordt gestart met een voor alle opleidingen gezamenlijk eerste semester (vijf EC opleidingsspecifiek) dat als werktitel Ondernemen heeft. Dit semester vormt de basis voor alle beroepstaken, de zogeheten integrale benadering van bedrijfsfuncties. Voor de afstudeerrichting MZD van MER DT geldt een iets andere opbouw van de semesters. Studenten beginnen niet met een semester Business Basics, maar met een semester Operationeel Management; dit vanuit de gedachte dat mensen vanuit de zorg nog moeten ‘wennen’ aan het feit dat de gezondheidszorg aan het verzakelijken is en dat de zorg als een ‘bedrijf’ kan worden gezien. Het curriculum volgt zo de ontwikkeling van operationeel werken en denken naar beleidsmatig werken en denken. Voor elke variant geldt dat ieder semester één of meerdere beroepsta(a)k(en) centraal staat(n). De samenhang binnen een semester wordt gerealiseerd doordat studenten toewerken naar het beheersen van een aantal beroepshandelingen en een of meerdere beroepsproducten maken. De inhoudelijke inkleuring van het semester is derhalve hetzelfde; de didactische inkleuring kan verschillen per variant. Zo speelt bij de locatie LWB de geïntegreerde leerlijn een grotere rol en bij de locatie FRB de kennis- en vaardighedenleerlijn. Leerstof is, m.u.v. van MER DT, deels eigenstandig gepositioneerd en deels gerelateerd aan een project. De stof komt vaak elke periode terug, maar dan met een hogere moeilijkheidsgraad. Wanneer leerstof in verschillende vakken aan de orde wordt gesteld, verwijzen docenten naar elkaars vak. Zo wordt bij MER DU zowel bij het vak economie als bij het vak europees recht het subsidiariteitsbeginsel aan de orde gesteld. Docenten zijn hiervan op de hoogte en stemmen hun verhaal met elkaar af.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 21
Samenhang tussen het binnen- en buitenschoolsprogramma In stage en afstuderen wordt het integrale element tussen binnen- en buitenschools leren vormgegeven. Studenten worden hierop voorbereid door vanaf het eerste jaar al geconfronteerd te worden met de beroepspraktijk via de gastdocentschappen, excursies, authentieke projectopdrachten en dergelijke. Zo worden zij begeleid naar een zelfstandige rol in een team van professionals in de beroepspraktijk in het derde en vierde jaar waar zij werken aan feitelijke en actuele beroepsvraagstukken. Het programma van de deeltijdopleiding is toegesneden op studenten die naast hun werk willen studeren. Kenmerkend voor de opleiding is dus dat relevant werk in een voor het beroep relevante organisatie wordt gecombineerd met het volgen van beroepsonderwijs. Omdat het studieprogramma vanuit beroepsvaardigheden is ontwikkeld, sluiten de theorie- en de praktijkcomponent van de opleiding prima op elkaar aan. Bij de duale opleidingsvariant is telkens sprake van een semestergewijze afwisseling tussen onderwijs en werkervaring. Het eerste studiejaar bereidt de student voor op werkperiode één in jaar twee. Het onderwijs in het tweede semester van jaar twee bereidt deels voor op werkperiode twee in jaar drie en reflecteert deels op de werkervaring in werkperiode één.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De verticale samenhang komt tot stand door een programmaopbouw waar langzaam maar zeker de studenten worden ingevoerd in de diverse beroepstaken, en dit op een steeds hoger complexiteitsniveau, met een toenemende beheersing van de onderliggende beroepskennis en –vaardigheden. De samenhang in het programma is nader geconcretiseerd door leerlijnen. Door de opbouw via drie leerlijnen wordt de verticale samenhang binnen het programma verder bevorderd. Horizontale samenhang wordt geborgd, doordat elk semester een overkoepelend thema heeft dat is opgehangen aan een bepaalde beroepstaak. Praktijkopdrachten met de bijbehorende beroepsproducten worden afgestemd op het overkoepelende thema in het desbetreffende semester. Horizontale samenhang wordt tevens bereikt doordat elders aangeboden theorie en vaardigheden in de integrale opdrachten samenkomen. Er is afstemming tussen het binnenschools en buitenschools curriculum. Het binnenschools programma kent een goede voorbereiding op het buitenschools programma. Door de specifieke aard van het deeltijd en duale onderwijs is de samenhang tussen binnen- en buitenschools leren duidelijk gewaarborgd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Spreiding De studielast is per blok en per programmaonderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (EC). De spreiding van de studielast is evenwichtig. Er is een evenwichtige verdeling van EC over de verschillende semesters en studiejaren. Elk studiejaar is verdeeld in twee semesters. Elk semester heeft een studielast van 30 EC. Elk semester wordt afgerond met tentamens en een herkansing. Hierdoor werkt de student met overzichtelijke hoeveelheden leerstof en kan hij kort nadat het onderwijs is gevolgd zo nodig ook al herkansen, wat de effectiviteit van het curriculum en de studie-inzet ten goede komt. Aantal contacturen Domeinbreed is het minimum aantal contacturen in de propedeuse en 2e jaar, m.u.v. deeltijd, op 16 uur per week gezet. De overige uren moet de student besteden aan de projectopdrachten of zelfstudie. Het onderwijs van MER VT FRB wordt gekarakteriseerd door een hoger aantal contacturen (meer dan 20 in de eerste drie jaren). De deeltijd gaat uit van zes contacturen per week gedurende de gehele opleiding. Studielast In juni 2008 stelde het auditteam vast dat verzwaring van de studielast essentieel was, met name bij de beide voltijdse opleidingsvarianten. Het ging hierbij om zowel de intellectuele uitdaging als om de studiebelasting in tijd. In de modulebeschrijvingen was geoperationaliseerd hoe de studielast was opgebouwd en formeel voldeden alle curricula aan de wettelijke studielasteisen. Uit de studenttevredenheidsmonitor (STM) en de onderwijsevaluaties bleek dat de studenten de last niet te laag vonden. Toch ontving de opleiding signalen dat de studielast over het algemeen nog steeds niet helemaal op niveau was en dat volgens studenten de moeilijkheidsgraad omhoog kon. Ook het auditteam ontving deze signalen. Ook constateerde het team dat er bij studenten sprake was van een lage gerealiseerde studielast (naast het aantal contacturen). Bij de deeltijdvariant beoordeelde het auditteam de studielast overigens reeds als voldoende. Studenten kennen hier een stevige studielast. Elke variant heeft vervolgens haar eigen studielastverzwarende maatregelen getroffen. Het auditteam heeft kennis genomen van deze maatregelen en acht deze vertrouwenwekkend. Zo is bijvoorbeeld bij VT FRB het vroegere keuzevak financiële rekenkunde verplicht gesteld en krijgen de modules Nederlands en Recht vanaf studiejaar 2009-2010 in het eerste jaar een extra contactuur waarmee het aantal contacturen stijgt van 21 naar 23 uur in het basissemester. Ook heeft VT FRB als studielastverzwarende maatregel de eis ingesteld dat alle onderdelen (deeltoetsen) in het ondernemingsproject in het basissemester afgesloten dienen te worden met minimaal een 5,5. Ook bij VT LWB zijn er studielastverzwarende maatregelen getroffen m.b.t. de toetsen. De (casus)toetsen zijn verzwaard en ook zal er meer individueel getoetst worden, o.a. door individuele assessments. Ter verzwaring van het tweede jaar zijn enkele onderdelen (Verandermanagement) uit het vierdejaar overgeheveld naar het tweede jaar. Naast een verzwarende werking heeft dit tevens tot gevolg gehad dat de verbinding tussen jaar twee en vier logischer is geworden. Daarnaast is het curriculum in jaar twee verbreed met het opnemen van Informatiemanagement (introductie in blok 5, verdieping in blok 6). Deze verbreding komt nog meer tegemoet aan het brede bedrijfskundige profiel van de opleiding en zal naar verwachting een studielastverhogende werking hebben. Tot slot doet VT LWB steeds meer een beroep op de verantwoordelijkheid van de student voor zijn eigen leerproces. Zo geldt voor de uitvoer van de meeste casussen, onder andere bij MVO, VCF en Werkplaats jaar 2, dat studenten zelf het contact met de bedrijven moeten leggen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 23
Deze toename in verantwoordelijkheid en proactiviteit zal naar verwachting gepaard gaan met een toename van de intensiteit van het curriculum. Bij MER DU is als studielastverzwarende maatregel besloten om de mogelijkheid om groepswerk en individueel werk te compenseren af te schaffen. Het is sinds kort alleen nog mogelijk groepswerk te compenseren door goede individuele prestaties, maar niet omgekeerd. Binnen (alle) projecten van de propedeuse moet minimaal een 5,5 behaald worden voor alle verschillende toetsonderdelen. Voorheen mocht voor de theoretische overall toets (OAT) nog een 4,5 gehaald worden in de propedeuse. Ook zijn de projecten in de hoofdfase aangescherpt en is het onderdeel Engels in het 3e jaar toegevoegd. In de propedeuse worden er meer uren aan Engels besteed dan in het verleden. Het aantal verplichte contacturen in jaar twee is verhoogd naar 16.
Uit de STM 2009 blijkt dat studenten VT LWB inmiddels 31,7 uur aan de studie besteden; studenten VT FRB 29,6 uur; studenten MER DU 39 uur en studenten DT 17,8 uur. (evaluatie) studielast en studeerbaarheid De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen onderwijseenheden wordt minimaal eenmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Afwijkingen leiden tot nadere analyse en zo nodig maatregelen. VT FRB heeft in 2008-2009 sessies gehouden met al haar docenten. In deze sessies onderbouwden de docenten voor hun collega-experts de studielast van hun module(s). Als conclusie van deze sessies werd gesteld dat de formele studielast bij enkele modules hoger is dan de reële studielast. Dit resulteerde in het toevoegen of uitbreiden van modules, zoals informatiemanagement, e-commerce (als extra onderdeel van commerciële economie) en belastingrecht. Studievoortgang en mogelijkheid tot aangepast onderwijsprogramma Voor studenten die onverhoopt een studieachterstand hebben opgelopen biedt de opleiding de mogelijkheid om samen met de studieloopbaanbegeleider een persoonlijk studieplan op te stellen. Het studieplan moet ervoor zorgen dat de achterstand niet toeneemt, maar zo snel mogelijk wordt ingelopen. Voor de bovengemiddeld scorende student die zelf aangeeft meer uitdaging te willen, is een door de studieadviseur op maat gemaakt versnellingstraject op basis van het bestaande curriculum mogelijk. Sinds studiejaar 2009-2010 wordt er bij de deeltijdvariant gewerkt met een studiebegeleider voor propedeusestudenten. Deze adviseur benadert elke student die 2x onvoldoende heeft gescoord voor een tentamen. Ook studenten die zonder geldige reden niet op college verschijnen, worden door hem direct benadert. Studenten kunnen met hem bij studievoortgangvragen contact opnemen. Ook zal er een studiebegeleider voor de hoofdfase worden aangesteld. Deze begeleider zal actief studenten benaderen als er geen voortgang wordt geboekt. Ook zij is beschikbaar voor vragen van studenten over de studievoortgang en de planning. Het auditteam heeft in juni 2008 tevens opmerkingen gemaakt over de intellectuele uitdaging van de opleiding. Naar aanleiding van de interne audit in 2005 werd het advies gegeven om na te gaan in hoeverre – uitgaande van een generalistische opleiding – meer tegemoet kon worden gekomen aan individuele verdiepingsmogelijkheden en differentiatie binnen het programma voor de student. Het auditteam constateerde dat er wel degelijk verdiepingsmogelijkheden binnen de studie zijn, maar dat deze onvoldoende zichtbaar waren voor de student. Wederom gold deze opmerking niet voor de deeltijd: deeltijdstudenten gaven aan dat zij wel handvatten krijgen aangereikt, indien zij verdieping zochten. Zowel VT FRB als VT LWB hebben plannen gemaakt voor het invoeren van een excellentietraject. Dit programma wordt o.a. gekoppeld aan internationalisering (zoals deelname aan een internationale managementcompetitie ‘Battle of Concepts’), onderzoek en interdisciplinaire samenwerking (ook met het beroepenveld). Bij duaal is een pilot gestart om een selecte groep studenten in het laatste studiejaar tijdens werkperiode 3 deel te laten nemen aan een PreTraineeship.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 24
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De studielast is per semester en per onderdeel binnen elke periode vastgesteld in termen van studiepunten. Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt dat de studielast evenwichtig is gespreid. De feitelijke studielast bleek in juni 2008 onder de formele studielast te liggen. De opleiding heeft verbetermaatregelen heeft getroffen en de studielast verzwaard. Het auditteam acht de verbetermaatregelen vertrouwenwekkend. Het eerste beeld van de evaluatiegegevens geeft inmiddels een stevige studielast bij alle opleidingsvarianten aan. De opleiding evalueert minimaal één keer per jaar of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast. Belemmerende factoren kunnen zo door de opleiding tijdig worden onderkend en, waar noodzakelijk, worden weggenomen. Studietemporisering en –versnelling is mogelijk op individueel verzoek van de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen Beleid instroom Voor het domein is het aansluiten op de mogelijkheden en kansen van haar veelkleurige instroom een uitdaging. Het domein wil inspelen op individuele talenten o.a. door studenten in de gelegenheid te stellen om te kiezen voor leerstijl en leersituatie die bij hem of haar passen en door specifieke aandacht voor Nederlands, Engels, rekenen d.m.v. diagnostische toetsen en bijspijkerprogramma’s. De MER organisatiestructuur is daarnaast gebaseerd op het zo goed mogelijk kunnen bedienen van verschillende doelgroepen: voltijdstudenten die graag veel contacttijd, structuur en begeleiding willen (VT FRB), voltijdstudenten die liever leren door het uitvoeren van veel praktijkopdrachten (VT LWB), deeltijdstudenten die een betaalde vaste (DT) of duale studenten die een tijdelijke (duale) baan combineren met hun studie. De opleiding wordt op deze wijze via verschillende varianten, maar met een gelijke opbouw, aangeboden. Studenten kunnen tweemaal per jaar, in september en februari, starten met de opleiding en kunnen na de propedeuse en na semester vier nog zonder veel tijdverlies overstappen naar een andere variant van dezelfde opleiding. Toelatingseisen/toelatingsonderzoek en -criteria: De toelatingseisen zijn vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling. Toelaatbaar zijn studenten met een mbo-diploma niveau 4 en een havo/vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij. Bij afwijkende profielen worden aanvullende eisen gesteld, die zijn beschreven in de brochures en op de site. Als aan deze eisen niet is voldaan, kunnen via het Taal- en Schakelonderwijscentrum (TSOC) van de HvA deficiënties op het gebied van wiskunde of economie worden weggewerkt. Studenten die een Nederlandse opleiding maar geen diploma hebben en die ouder zijn dan 21 jaar, kunnen gebruik maken van de 21+-regeling om toelating te krijgen tot de opleiding. TSOC voert ook de 21+-examens uit. Studenten met een buitenlands diploma moeten hun diploma laten toetsen door het TSOC. Daarnaast moeten studenten hun taalvaardigheid in het Nederlands aantonen. Vrijstellingen Op grond van eerdere vergelijkbare toetsen die elders in het hoger onderwijs met goed gevolg zijn afgelegd, kan de student vrijstelling worden verleend voor het afleggen van één of meer toetsen. De bevoegdheid tot het toekennen van vrijstellingen berust bij de examencommissie. De informatievoorziening rondom vrijstellingenbeleid is adequaat. In kennismakingsgesprekken wordt aandacht besteed aan het Onderwijs- en Examenreglement. Bij de duale variant wordt expliciet geïnformeerd naar de werkervaring van de studenten in spé om mogelijk via de vrijstellingsprocedure een verkorting van de studieduur te krijgen. Deeltijd De deeltijdopleiding kent verkorte trajecten via EVC-trajecten. Deze trajecten worden uitgevoerd door docenten onder supervisie van het EVC-bureau van de Hogeschool van Amsterdam. Dit centrum werkt volgens de richtlijnen van de landelijke EVC-Code en is gecertificeerd. Het deeltijdcurriculum is zo ingericht dat het mogelijk is studenten vrijstelling te geven voor een semester (beroepstaak – beroepshandelingen en –producten, competenties).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 26
Aansluiting startniveau van de opleiding op het eindniveau van de instromende studenten Om de aansluiting tussen de vooropleiding en de opleiding MER te vergroten, besteedt de opleiding aandacht aan de verwachtingen van zowel de aspirant student enerzijds en de opleiding anderzijds. Dat gebeurt HvA-breed d.m.v. het oriëntatietraject vo-hbo, waaronder twee zogenaamde havo bezoekdagen. Daarnaast via voorlichtingen, de website en vragen richting de instroomcoördinator en het bedrijfsbureau. Een belangrijke rol is weggelegd voor de afdeling Instroom-Doorstroom. Dit is het expertisecentrum van de HvA dat tot doel heeft dat iedere student op de juiste plek komt en blijft. Instroom-Doorstroom maakt deel uit van de stafafdeling Onderwijs en Onderzoek (O2). De subafdelingen van Instroom-Doorstroom zijn: Instroommanagement Oriëntatiejaar UvA-HvA: www.orientatiejaar.nl Studentmentorenprogramma: www.onderwijs.hva.nl/smp/ Taal- en Schakelonderwijscentrum: www.onderwijs.hva.nl/tsoc/ Studievoorlichting: www.onderwijs.hva.nl/studievoorlichting/ Veel activiteiten, diensten en producten van afdeling Instroom-Doorstroom hebben betrekking op verbetering van de aansluiting en de doorstroom voor leerlingen vanuit het vo en het mbo. Bij de uitvoering van een aantal van de activiteiten wordt intensief samengewerkt met vo-scholen en ROC's. Decanen en opleiders uit vo en mbo kunnen voor informatie, advies en ondersteuning bij Instroom-Doorstroom terecht. Op de website vinden zij alle informatie en gegevens die horen bij het aansluitingsprogramma vo-hbo, een samenwerkingsverband tussen de Hogeschool van Amsterdam met 46 scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam en omstreken. De programmaleiding berust bij de afdeling Instroommanagement van de Hogeschool van Amsterdam. Voorlichting/verwachtingenmanagement De opleiding besteedt nadrukkelijk aandacht aan ‘verwachtingenmanagement’ om ervoor te zorgen dat een student op de juiste plek terecht komt. Zo worden er bij VT FRB met de inkomende studenten intakegesprekken gevoerd. Gewezen wordt ondermeer op de zwaarte van de studie in vergelijking met de middelbare school. Daarnaast is m.i.v. februari 2009 een instroomcoördinator aangesteld voor het stroomlijnen van alle processen in de organisatie die te maken hebben met alle eerstejaars studenten. Gelet op de juistheid van de keuze van de student wordt veel aandacht besteed aan studieloopbaanbegeleiding. In het eerste jaar van de opleiding krijgen studenten gerichte feedback op hun studievoortgang en hun slaagkans; zonodig worden studenten doorverwezen. Bovendien krijgen studenten met het oog op hun verdere professionele ontwikkeling vanaf het eerste jaar inhoudelijk advies en begeleiding bij hun professionele ontwikkeling. Daarbij is vanzelfsprekend studievoortgang een belangrijk item (zie facet 4.2). Maatwerktrajecten Voor de beperkte groep zij-instromers (studenten vanuit andere hogere economische opleidingen) bestaat de mogelijkheid om in jaar twee in te stromen. Deze studenten krijgen een intakegesprek met de studieadviseur, waarna een studieroute op maat wordt aangeboden. De opleiding kent een deficiëntieprogramma. Voor alle varianten worden er diagnostische toetsen georganiseerd en als gevolg hiervan programma’s aangeboden. Er zijn diagnostische toetsen voor wiskunde, Engels, Nederlands en ICT. Voor Nederlands is er al meerdere jaren een verplicht bijspijkertraject. Voor Engels is deze verplichting er m.i.v. 2009-2010. Voor rekenvaardigheden is er een oefenmodule. Verplicht bijspijkeren wordt overwogen. Elke variant biedt een excellente route aan of is deze aan het ontwikkelen (zie hiervoor ook facet 2.4). Samenvattend is het auditteam op basis van bovenstaande waarnemingen van oordeel dat het programma qua vorm en inhoud op adequate wijze aansluit bij de kwalificaties van instromende voltijd- en deeltijdstudenten met diverse achtergronden en vooropleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 27
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft een duidelijk beleid uitgestippeld op het gebied van instroom, zodat studenten de variant kunnen kiezen die het beste bij hen past. Bij toelating van studenten handelt de opleiding conform de daarvoor geldende wettelijke vereisten. De opleiding voorziet in een vrijstellingenbeleid indien een student bij aanname kan aantonen (een deel van) de bij het domein gedoceerde vakken reeds elders te hebben gevolgd. Hierbij heeft de opleiding aandacht voor specifieke doelgroepen. Hogeschoolbreed wordt er via diverse activiteiten aandacht besteed aan de verbetering van de aansluiting en de doorstroom voor leerlingen vanuit het vo en het mbo. De opleiding besteedt nadrukkelijk aandacht aan ‘verwachtingenmanagement’ om ervoor te zorgen dat een student op de juiste plek terecht komt. Studieloopbaanbegeleiding speelt een belangrijke rol in dit proces. De diversiteit van de instroom heeft aandacht en keert terug in de persoonlijke wijze van begeleiding. De opleiding heeft voorzieningen om eventuele deficiënties weg te werken. Ook is er maatwerk voor excellente studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 28
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten behoren tot de propedeutische fase en 180 studiepunten behoren tot de postpropedeutische fase. Binnen de postpropedeutische fase worden 30 studiepunten besteed aan een minor. De omvang en de duur van de opleiding is wettelijk vastgelegd via het Onderwijs- en Examenreglement. Het OER wordt jaarlijks geactualiseerd en ter goedkeuring voorgelegd aan de opleidingscommissie, het docententeam, de directeur en het CvB. Voor de deeltijd zijn verkorte trajecten mogelijk door een EVC-procedure. Oordeel: voldaan Het auditteam heeft geconstateerd, dat alle varianten een omvang hebben van 240 ECTS. Aan het criterium bij het facet duur wordt derhalve volstaan met het oordeel ‘voldaan’.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 29
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Didactische uitgangspunten Allereerst zijn de zes pijlers van competentiegericht leren en opleiden binnen de Hogeschool van Amsterdam richtinggevend bij de inrichting van het onderwijs en de begeleiding van studenten om de competenties te verwerven: kernvraagstukken uit het beroep of de wetenschap zijn vertrekpunt voor leeractiviteiten studenten leren (zelfstandig) te leren; de opleiding faciliteert en begeleidt; studenten leren in geïntegreerde leer- en werkomgevingen; reflectie en onderzoeksmatige activiteiten zijn onderdeel van het curriculum; de opleiding heeft transparante en gevarieerde toetsings- en beoordelingsprocedures. Uitgangspunt is dat studenten het best leren in een gevarieerde leeromgeving. Hierin speelt leren door projecten een rol (beroepsproducten, beroepsvraagstukken) en leren door theorieverwerving via werkcolleges/hoorcolleges en leren aan de hand van oefenen (vaardigheden). Een belangrijke drijfveer is eveneens het vergroten van de zelfwerkzaamheid van de student. Dat gebeurt met behulp van projectonderwijs en het oplossen van beroepsgerichte problemen in teamverband. Leerlijnen en werkvormen De wijze waarop de opleiding MER deze uitgangspunten concreet vormgeeft verschilt per variant, mede afhankelijk van de doelgroep. Wel is een aantal domeinbrede onderwijskundige kaders opgesteld die voor alle opleidingsvarianten gelden. Er wordt volgens deze kaders gewerkt met drie leerlijnen (zie ook facet 2.2.). De diverse werkvormen die de opleidingen toepassen, dienen gekoppeld te zijn aan de leerdoelen en aan de verschillende leerlijnen en het niveau van de leerlijn die in een cursus aan bod komen. De doelen van de diverse leerlijnen verschillen en dus ook de werkvormen en de toetsing. Ter adstructie geven wij hieronder een overzicht van de specifieke werk- en toetsvormen die bij elke leerlijn passen. Geïntegreerde leerlijn Studenten werken aan opdrachten in de (gesimuleerde) beroepspraktijk via: stage en afstuderen; projecten (binnen- of buitenschools); consults; procesbegeleiding; action learning opdrachten (deeltijd); de werkperiode (duaal). Kennis- en vaardigheden leerlijn Studenten ontwikkelen de zogenoemde body of knowledge en skills via: hoor-, werk- en videocolleges; practica en trainingen; simulatie/game; (oefen)opdrachten; zelfstudie. Coachingsleerlijn Studenten geven richting aan hun eigen competentieontwikkeling via: POP of Competentie Ontwikkelingsplan (COP); portfolio; reflectieopdrachten; coaching door studieloopbaanbegeleider.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 30
Zoals eerder gezegd verschillen de locaties FRB en LWB in hun didactische aanpak, reden om nader in te gaan op deze aanpak per variant. MER VT FRB kiest voor wat betreft de projecten in het eerste en tweede jaar voor sterke structurering, inclusief verplichte aanwezigheid. De focus ligt zeker in jaar één en twee met name op de kennis- en vaardighedenlijn. Er is hier meer dan bij de locatie LWB sprake van door de opleiding gestuurde en gestructureerde (frontale) kennisoverdracht. Het projectonderwijs wordt in jaar één en twee hoofdzakelijk beschouwd vanuit een toepassingsgericht perspectief. Kennisverwerving en vaardighedenontwikkeling in vakonderwijs vormen de pijlers voor de integratie van kennis en toepassing in de projectbenadering. Vanaf studiejaar drie geldt tot op zekere hoogte het omgekeerde. Bij MER VT LWB ligt de focus op de geïntegreerde leerlijn en op kennisconstructie door de student zelf. Het uitgangspunt van deze opleidingsvariant is dat kennis en inzicht dieper en meer blijvend beklijven wanneer de student zelf de voor beroepshandelingen en beroepsproducten vereiste kennis zelf vergaart, dan wanneer de student op een willekeurig moment voltooide kennis krijgt overgedragen. Waar het projectonderwijs bij MER VT FRB wordt benaderd vanuit een toepassingsgericht perspectief, wordt het projectonderwijs bij MER VT LWB vooral beschouwd als de plaats waar de voornaamste constructie van kennis en vaardigheden plaatsvindt. Deeltijd De deeltijdopleiding hanteert het didactische model van action learning (zie hiervoor facet 2.1). Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding een goede afstemming heeft tussen vormgeving en inhoud. Studenten zijn actief in een leeromgeving, waarin het zelfstandige leerproces van de student centraal staat en waarbij de student de te verworven kennis dient te activeren om vervolgens opdrachten met succes te kunnen afronden. Dit houdt in dat het studiemateriaal, de opdrachten en de collegedagen zo zijn opgezet, dat de student het geleerde direct in zijn eigen werkomgeving kan gebruiken. Kenmerkend aan het deeltijdonderwijs is, zoals gezegd, dat het curriculum een integratie is van leren in de praktijk en het leren op de instelling. De student ontwikkelt competenties via het onderwijs en via het werken (c.q. reflectie op dat werk). In de praktijk leert de student door waar te nemen en te onderzoeken, door actief handelend op te treden; door theorieën en concepten die in praktijk worden gehanteerd te relateren aan de kennis en expertise die in de opleiding is opgedaan. Het leren in de praktijk wordt aangestuurd door het programma PP (Persoonlijk Professionaliseringstraject) en aangetoond via het portfolio. In het binnenschoolse gedeelte van het curriculum maakt de student zich theorieën en concepten eigen door praktijkopdrachten, bestudering van theorieën en oefenen van vaardigheden. Deze aanpak wordt in de onderwijskundige literatuur ook wel omschreven als action learning: onderwijsdeel en werkdeel lopen niet naast elkaar met aparte competentieontwikkeling en EC-toekenning maar zijn verweven. Duaal Ook in de onderwijsvisie van MER DU speelt het afwisselend leren tijdens de studiefases en op de werkplek een belangrijke rol. Leerprocessen in de studiefase en op de werkplek vullen elkaar aan en versterken elkaar. De opleiding stelt de authentieke beroepspraktijk centraal en er bestaat een hoge mate van integratie tussen theorie en praktijk. In het binnenschools curriculum is het onderwijs georganiseerd via de drie hierboven beschreven leerlijnen. Het project in de geïntegreerde leerlijn neemt een belangrijke plaats in: hier werken studenten in teamverband aan hun competentieontwikkeling aan de hand van de realisatie van een beroepsproduct. In het buitenschools curriculum ontwikkelen studenten competenties op de werkplek in een bepaalde beroepssituatie. Net als bij MER DT wordt het leren in de praktijk aangestuurd via een persoonlijk ontwikkelplan (COP) en aangetoond via het portfolio. De werkperiode begint met een reflectie op wat de student beoogt te leren, aan welke competenties hij gaat werken en hoe hij dat gaat aanpakken. De student bekleedt tijdens de werkperiode vervolgens een volwaardige functie in een organisatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 31
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft een heldere visie op onderwijs. De keuze voor het didactisch concept van zelfstandig, actief en competentiegericht leren is goed beargumenteerd en afgestemd met visie op leren, zoals geformuleerd op hogeschool- en domeinniveau. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding op goede wijze ervoor zorg draagt dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen. Het auditteam heeft een vertaling van dit concept terug kunnen vinden in de uitwerking van het onderwijsprogramma. De verschillende werkvormen die de opleiding hanteert, hebben een transparante relatie met het didactisch concept en stellen de studenten in staat de vereiste eindcompetenties te verwerven die aan een (beginnend) beroepsbeoefenaar worden gesteld. De werkvormen zijn gekoppeld aan de verschillende leerlijnen en het niveau van de leerlijn die in een cursus aan bod komt. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden en/of attitude worden verschillende werkvormen ingezet. De werkvormen zijn gericht op de ontwikkeling van competenties in teamverband, maar ook zelfstandig. De principes van werkend leren en lerend werken zijn bij de deeltijd en de duale opleiding goed doordacht en doorgevoerd in de opzet van de opleiding. Door de student te laten werken aan beroepsopdrachten en beroepshandelingen in de eigen beroepspraktijk, kan hij de vereiste (eind)competenties verwerven. Met de keuze voor het action learning heeft de deeltijdopleiding een model ontwikkeld dat goed toepasbaar is in een situatie waarin werken en studie gecombineerd worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 32
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Inleiding In juni 2008 was een belangrijk aandachtspunt voor het auditteam het ontbreken van de consistentie in en traceerbaarheid van de totstandkoming van de (eind)beoordeling. Het auditteam constateerde ondermeer dat de wijze van het gebruik van beoordelingsformulieren niet consistent was, dat de bewijslast voor assessments niet eenduidig was en dat de formele uitgangspunten voor de afstudeeropdracht niet gehandhaafd werden. Het auditteam vroeg in dit kader ook aandacht voor de rol van de examencommissie. In september 2009 trof het auditteam een situatie aan waarbij er duidelijk maatregelen waren genomen door de opleiding. Er waren stappen gezet t.b.v. een transparante beoordeling, procedures waren aangescherpt en studiehandleidingen waren als gevolg hiervan aangepast. Het management is daarnaast extra alert geweest op de uitvoering van de toetsprocedures en het handhaven van de richtlijnen. In het hiernavolgende beschrijven we deze maatregelen. Toetsbeleid en uitgangspunten In juni 2006 is er een gemeenschappelijk kader geformuleerd voor het toetsbeleid binnen het domein Economie & Management. Dit heeft gestalte gekregen in het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’. Het handboek biedt domeinbrede kaders voor de ontwikkeling van toetsbeleid en toetsplannen op afdelingsniveau. Het handboek beschrijft de visie, kaders en uitgangspunten voor competentiegerichte toetsen en beoordelen binnen het domein. Het toetsbeleid, zoals beschreven in het handboek, past binnen het toetsbeleid op HvA-niveau. De afdeling Onderwijsresearch & Ontwikkeling (OrO) en de afdeling Kwaliteit & Accreditatie ondersteunen op verzoek de domeinen en opleidingen in de beleidsvoorbereiding. Elke afdeling of opleiding(svariant) stelt zelf een toetsprocedure op waarin o.a. de informatievoorziening vooraf, de samenstelling van de toets, aspecten m.b.t. collegiale toetsing, de toetsorganisatie, de beoordeling van het gemaakte werk, de administratieve afhandeling en de evaluatie zijn beschreven. Daarnaast stelt elke afdeling of opleiding(svariant) een toetsplan op waarin ten minste alle gehanteerde toetsvormen zijn beschreven. Competentiegericht toetsen Een portfolio-assessment, een assessmentgesprek of een (beroeps)productbeoordelingen is een geschikte toetsvorm voor competentiegerichte toetsing. Hierbij gaat het er om dat de student zowel kennis, vaardigheden, houding en competenties kan aantonen door middel van diverse vormen van bewijslast (beoordelingen van docenten en externen, peer reviews, eigen reflectie etc.). De (basis-) kennis en kernvaardigheden die kritisch zijn voor het uitvoeren van die beroepstaken worden in principe afzonderlijk getoetst. Dit gebeurt om te borgen dat studenten tijdig beschikken over de vereiste body of knowledge and skills voor het beroep en de vereiste hboen beroepscompetenties ontwikkelen. Bij MER VT LWB is er vanaf het begin van de studie sprake van competentiegerichte toetsing. Zo vindt na ieder blok en in de hoofdfase na ieder semester n.a.v. het portfolio en/of beroepsproduct een assessment (criteriumgericht interview) plaats waarna de student feedback krijgt op zijn competentieontwikkeling. Dit is inherent aan de didactische aanpak van deze locatie. Bij MER VT FRB ligt de nadruk in de beginfase van de opleiding met name op het toetsen van kennis en vaardigheden waarvoor kennis- en casustoetsen worden gebruikt. In de loop van de studie worden toetsen steeds competentiegerichter en verschuift de nadruk naar het verwerven van vaardigheden en competenties. Vanaf het derde jaar is de focus gericht op de houding en competenties die van toepassing zijn in de beroepsuitoefening. Ook dit is inherent aan de didactische aanpak van deze locatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 33
Voorkomende toetsvormen in de opleiding Op basis van het didactisch concept hanteert de opleiding verschillende toetsingsvormen. Ze zijn gericht op kennis, houding en vaardigheden en worden (deels) geïntegreerd, individueel en groepsgewijs afgenomen. Er is een grote verscheidenheid aan toetsvormen: Bij de geïntegreerde leerlijn waar projecten en (Action Learning) opdrachten centraal staan, is de toetsvorm gewoonlijk een presentatie en een verdediging; een inhoudelijk rapport (beroepsproduct) en/of procesverslagen. Er wordt o.a. beoordeeld op de kwaliteit van het beroepsproduct, de wijze waarop gebruik is gemaakt van de kennis die studenten in relatie tot het project hebben ontwikkeld, de ingezette professionele vaardigheden en de ontwikkelde beroepshouding; Bij de coachingleerlijn draait het om de verwerving van reflectieve vaardigheden. Gehanteerde toetsvormen in deze lijn zijn o.a. het competentieontwikkelplan (COP), self assessments, feedback, verantwoordings- of reflectieverslagen, voortgangsgesprekken (o.a. met de studieloopbaanbegeleider of navigator); bij het theorieonderwijs (kennisleerlijn) is er over het algemeen sprake van schriftelijke, individuele toetsen. De student wordt getoetst op elementen van de body of knowledge van het beroep in een multiple choice tentamen, een open-vragen tentamen (halfopen of open essayvragen) of een casustoets. Gedurende de studie is er een verschuiving waar te nemen van gesloten en simpele open vragen naar meer complexe open vragen (casuïstiek); bij practica en trainingen (vaardighedenlijn) is de toetsvorm meestal performance georiënteerd. Het gaat om de correcte toepassing van bepaalde kennis met daaraan verbonden vaardigheden. Studenten krijgen een practicumopdracht (bijvoorbeeld over ICT-vaardigheden), een vaardigheidstoets (bijvoorbeeld het schrijven van een brief), een mondelinge toets (gesprekstechniek) of moeten bijvoorbeeld een presentatie houden of een rollenspel doen. Informatievoorziening In de onderwijs- en examenregeling wordt het onderwijs en de organisatie daarvan op hoofdlijnen beschreven, zo ook de toetsprocedure. De belangrijkste onderwerpen die in de OER zijn beschreven, komen terug in de opleidingsgidsen. De toetsing- en beoordelingscriteria zijn vastgelegd in studiehandleidingen. Hierin wordt de toetsvorm, de te leren stof, de beoordeling, (soms) criteria en de weging beschreven. Criteria voor tentamens zijn niet altijd duidelijk, maar voor de meeste onderdelen, zijn ze expliciet geformuleerd (voor de beoordeling van projecten bijvoorbeeld). Aandachtspunt is de helderheid van de cesuur voor de studenten en voor de buitenwacht. Op de website www.score.hva.nl worden daarnaast vijftien toetsvormen omschreven. In een studentenversie is o.a. te lezen wat deze toetsvormen inhouden, wat het nut van de toetsen is en hoe studenten zich voor kunnen bereiden op de toets. In de docentenversie is de informatie te vinden over in welke situaties de toetsvormen gebruikt kunnen worden en wat de mogelijkheden en beperkingen van de toets zijn. Ook zijn op deze pagina's links opgenomen naar o.a. het HvA Onderwijsatelier, waar meer informatie te vinden is over de constructie van de toetsvormen. Uitzuiveren van meeliftgedrag Aandachtspunt is en blijft het voorkomen van meeliftgedrag. De opleiding neemt actief maatregelen om meeliftgedrag uit te zuiveren. Zo worden in toenemende mate individuele toetselementen toegevoegd aan de groepsbeoordelingen. Studenten moeten hun individuele bijdrage aan het projectproduct en het projectproces aan kunnen tonen, bijvoorbeeld via een verantwoordingsverslag (deeltijd), een logboek (MER VT FRB) of in een assessmentgesprek (MER VT LWB). Voor duale studenten is het niet langer meer mogelijk om individueel werk te compenseren met groepswerk. Kwaliteitsborging rondom toetsing en beoordeling De PDCA rondom toetsen blijkt de afgelopen jaren goed te worden toegepast. Er zijn aantoonbare verbeteringen doorgevoerd en de kwaliteit van de toetsing staat hoog op de agenda. Zo zijn er stappen gezet m.b.t. strengere handhaving van procedures en richtlijnen. Bij de duale variant ontbrak het in het verleden wel eens aan consistentie m.b.t. de uitvoering van toetsprocedures. Inmiddels is het toetsbeleid aangescherpt en zijn de toetscriteria helder. Probleem in het verleden was dat de wijze waarop deze criteria werden gehanteerd te sterk docentafhankelijk was.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 34
Deze problematiek is in het team besproken en alle docenten zijn zich bewust van het belang van eenduidige toepassing. Het management zal de hantering van de procedures en criteria nauwgezet blijven volgen en blijven bespreken, o.a. in een teamoverleg. De toetscommissie van VT-F heeft daarnaast een eerste aanzet gemaakt voor het opstellen van toetsmatrijzen. Als pilot zal met deze toetsmatrijzen een aantal toetsen worden ontwikkeld. Aan de hand van de evaluatie van deze pilot zal het werken met toetsmatrijzen uitgebreid worden naar alle modulen in de opleiding vanaf volgend studiejaar. Verder heeft de opleiding hard gewerkt aan de invoering van het ‘meer ogen principe’. Bij MER VT FRB worden de docenten aangemoedigd om tentamens en normering met minimaal twee personen op te stellen. Met ingang van studiejaar 2009-2010 is dit verplicht gesteld. Het eindportfoliogesprek bij MER VT LWB wordt sinds dit studiejaar gevoerd door twee assessoren. Ook elk project bij de duale opleidingsvariant wordt inmiddels door minstens twee docenten beoordeeld. In het kader van het ‘meer ogen principe’ worden ook stageplekken en stageopdrachten door twee functionarissen beoordeeld, namelijk door de docent van de opleiding en de stagecoördinator. Doordat de toepassing van deze criteria nu door twee mensen wordt gedaan, wint ook het goedkeuringsproces aan betrouwbaarheid. De laatste jaren hebben de examencommissies een steeds sterkere positie ingenomen binnen het domein E&M. Zo toetst de examencommissie o.a. of de inhoud en de studielast van de stages en afstudeeropdrachten zich op hbo-niveau bevinden. De taken en rollen van de examencommissie zijn helder geoperationaliseerd en hun leden zijn hiervan goed op de hoogte. Naast de afdelingsexamencommissie heeft elke variant een toetscommissie die tot taak heeft de kwaliteit van toetsing van het onderwijsprogramma te borgen. Deze commissie buigt zich o.a. over eenduidigheid in de wijze van beoordelen en controleert jaarlijks de uitvoering van het toetsplan. Tevredenheid studenten Studenten zijn van mening dat de inhoud van de toetsen in voldoende mate aansluit op het voorafgaande onderwijs. Ook vinden ze dat de beoordelingscriteria op een juiste manier worden toegepast. Alhoewel studenten hier niet ontevreden over zijn, geven zij wel aan dat het voorkomen van meeliften en de kwaliteit van de feedback van docenten (m.u.v. studenten MER DT) aandachtspunten zijn. Inmiddels zijn bijvoorbeeld bij MER VT FRB initiatieven ontwikkeld om feedbackcolleges te organiseren. De eerste colleges blijken succesvol te zijn verlopen. Eerstejaars studenten van MER DU vragen daarnaast aandacht voor de helderheid van de beoordelingscriteria bij toetsen. Voor de beoordeling van de eerstejaars hebben de studenten alleen uit hun ervaringen met de nieuwe basisfase kunnen putten. Aangezien alle duale opleidingen dezelfde basisfase hebben en ook docenten van andere opleidingen een rol spelen, worden deze resultaten besproken in de duaal brede werkgroep basisfase. Het is deze duaal brede werkgroep die hier ook verbetermaatregelen op gaat formuleren. De blokevaluaties duaal m.b.t. toetsing van blok 1 en 2 uit de propedeuse laten overigens een genuanceerder beeld zien. Zowel in blok 1 als in blok 2 zijn MER studenten tevreden over de beoordelingscriteria. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is positief gestemd over het beleid dat het domein voert ten aanzien van toetsing en beoordeling, waarvan de uitgangspunten zijn vastgelegd in het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’. Elke opleidingsvariant heeft in haar toetsplan de planning, procedures (richtlijnen), vereisten en criteria met betrekking tot beoordeling en toetsing beschreven. De vorm van de toetsen sluit aan bij het onderwijs dat op dat moment gevolgd wordt en verschilt al naar gelang de doelen van de leeractiviteiten (leerlijnen). Voor de toetsing van vakspecifieke kennis overheersen kennistoetsen en casustoetsen. Bij projecten, waarin het verwerven van competenties centraal staan, overheersen vormen als projectopdrachten, verslagen, practica en presentaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 35
Al met al is het auditteam van mening dat met de verschillende toetsvormen die de opleiding hanteert, op een adequate wijze wordt gemeten of de student de geformuleerde (eind)doelen van (onderdelen van) het programma heeft bereikt. M.a.w. de opleiding draagt er zorg voor dat zij aan het einde van de studie een uitspraak kan doen over de verworven competenties van de student. Het is bij de aanvang van een onderwijsprogramma voor de studenten helder hoe de toetsing is georganiseerd en wat de eisen zijn. In de diverse documenten zijn de criteria van toetsing vastgelegd. De studenten zijn in voldoende mate geïnformeerd over wat deze criteria zijn. De opleiding heeft maatregelen ingezet om meeliftgedrag van studenten tegen te gaan. Binnen de opleiding wordt in toenemende mate aandacht besteed aan intercollegiale samenwerking bij de ontwikkeling en beoordeling van toetsen, het zgn. ‘meer ogen principe’; iets waar het auditteam aan hecht in verband met de borging van de kwaliteit van de toetsen. De PDCA rondom toetsen blijkt de afgelopen periode goed te worden toegepast. De opleiding heeft de kritiekpunten van het auditteam n.a.v. de audit in juni 2008 op een adequate manier opgepakt. Er zijn aantoonbare verbeteringen doorgevoerd en de kwaliteit van de toetsing staat hoog op de agenda. De alertheid van het management op strengere handhaving van procedures en richtlijnen acht het auditteam vertrouwenwekkend. Het auditteam juicht de stevigere rol van de examencommissie en de toetscommissie in de kwaliteitsbewaking van toetsing en beoordeling toe. De examencommissie ontwikkelt zich hoe langer hoe meer als ‘wakend oog’ en staat garant voor de kwaliteitsborging t.a.v. toetsing en examinering. Studenten zijn in grote lijnen tevreden over toetsing en beoordeling. De opleiding is zich bewust van de verbeterpunten en heeft op deze punten concrete verbeteracties geformuleerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor alle varianten als voldoende.
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Programma” is voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 36
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen Bij het aannemen van personeel wordt zoveel mogelijk gestreefd naar personen die relevante werkervaring hebben of nog werkzaam zijn in het bedrijfsleven. Het management van de deeltijdopleiding geeft aan dat zij nu expliciet kijkt naar mensen die ervaring hebben met procesen projectmanagement. Een deel van het onderwijs wordt verzorgd door gastdocenten uit de praktijk en door docenten met een parttime aanstelling. M.b.t. de vaste docenten geeft de opleiding aan, dat een deel van deze docenten relevante werkervaring heeft. Het precieze percentage verschilt per variant en per afdeling, maar globaal gezegd ligt het percentage docenten met relevante werkervaring tussen de 35% en de 75% per variant. Het auditteam heeft de CV’s van docenten ingezien en heeft voldoende voorbeelden gezien van docenten die een verbinding kunnen leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Zo zijn er docenten met een eigen adviesbureau, bijvoorbeeld op het gebied van loopbaanbegeleiding en – coaching of op het gebied van commerciële consultancy. Vooral bij de deeltijd geldt dat docenten parttime bij de opleiding betrokken zijn en daarnaast nog steeds werkzaam zijn in de praktijk. De docenten onderhouden een relatienetwerk op hun eigen vak- of expertisegebied voor de operationalisering in de onderwijseenheden. Het merendeel van de docenten heeft daarnaast regelmatig en structureel contact met de beroepspraktijk in de vorm van stagebegeleiding en de begeleiding van (afstudeer)projecten. Overige opleidingsactiviteiten t.b.v. de bevordering verbinding leggen met de beroepspraktijk zijn: beroepsgerichte kennisverwerving van docenten via vakliteratuur, lidmaatschappen van beroepsverenigingen (zoals de Noloc, de beroepsvereniging voor loopbaanprofessionals), deelname symposia, deelname landelijke overleggen etc.; regelmatig raadplegen van de OAR en de BVC; deelname van docenten aan specifieke vakscholing/beroepsmatige scholing, bijvoorbeeld door het volgen van docentstages. Het auditteam heeft hier verschillende voorbeelden van gehoord; deelname van docenten aan de kenniskring van het lectoraat. Ook is een van de docenten lid van de kenniskring Amsterdam. Het auditteam heeft geconstateerd, dat docenten voldoende contacten hebben in het beroepenveld, maar is van mening dat deze contacten steviger aangetrokken kunnen worden en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. Uiteraard onderkent het auditteam dat individuele personen ‘eigenaar van het eigen netwerk’ zijn en tot op zekere hoogte ook moeten blijven, maar het delen van dit netwerk en de interactie tussen de opleiding en het (buitenlandse) werkveld kunnen naar mening van het auditteam nog vergroot worden. Het auditteam heeft geconstateerd dat hier wel reeds stappen in zijn genomen. Zo wordt er in projecten samengewerkt door meerdere docenten. Persoonlijke contacten worden op deze manier gedeeld en de inzet van relaties wordt – zoals een van de docenten aangaf – dan “onafhankelijk van de poppetjes”. M.a.w. de continuïteit van de interactie tussen de opleiding en het werkveld is op deze manier geborgd. Dit is naar mening van het auditteam nog vooral op de conto te schrijven van de proactieve houding van docenten zelf. De infrastructuur voor het vastleggen van het netwerk is aanwezig: het domein heeft de beschikking over een Bureau Externe Betrekkingen. Dit bureau is verantwoordelijk voor registratie, coördinatie en onderhoud van de contacten met het werkveld. Studenten van alle varianten zijn tevreden over de actuele kennis die docenten hebben over de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 37
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft vastgesteld dat een deel van de docenten een verbinding heeft met het werkveld en dat bij de werving van docenten gericht aandacht wordt gegeven aan de ervaring die kandidaten moeten hebben met de beroepspraktijk. Docenten onderhouden een professioneel relatienetwerk binnen het voor de opleiding relevante beroepenveld. Dit netwerk wordt ingezet ten behoeve van bijvoorbeeld programma-uitvoering (inzet van gastdocenten). Het auditteam is van mening dat deze contacten steviger aangetrokken kunnen worden en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. Docenten onderhouden daarnaast contacten met het werkveld door contacten tijdens de stage en het afstuderen. Voorts is er een verbinding met kenniskringen, zowel binnen de hogeschool als extern. Studenten zijn tevreden over de beroepsgerichtheid van docenten en over de actualiteit van hun werkveldkennis.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 38
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen Inleiding De formatieomvang per opleiding wordt vooraf bepaald door het managementteam van het domein Economie & Management op basis van een raming van het studentenaantal. Deze raming is gebaseerd op het aantal inschrijvingen en op een schatting van de ontwikkeling van de aanmeldingen en de slaag- en uitvalpercentages. Daarnaast is er een strategisch meerjarenpersoneelsplan waarin per afdeling de lijnen voor de toekomst worden uitgezet. Er wordt gekeken welke capaciteit opleidingen nu in huis hebben, wat hun ambities voor de komende jaren zijn en waar eventuele knelpunten ontstaan. De opleiding heeft voldoende zicht op de vraag in hoeverre de docentformatie voor de komende jaren voldoende is om het opleidingsprogramma (coördinatie, onderwijs, begeleiding) uit te voeren. De informatie voor dit inzicht haalt de opleiding onder andere uit de zogeheten vlootschouw, waarbij een beeld is gevormd over de teamsamenstelling qua geslacht, vaste en tijdelijke aanstelling, verdeling van docentfuncties, het opleidingsniveau, de didactische bevoegdheid, economische beroepservaring en deskundigheid. Personele bezetting De omvang van de docentenformatie is per variant als volgt: MER DT: 16 docenten, 5,92 fte MER DU: 6 docenten, 4,9 fte MER VT FRB: 25 docenten, 20,2 fte MER VT LWB: 27 docenten, 17,7 fte Deze omvang wordt aangevuld met docentinspanning door andere HvA-opleidingen. Bij MER DU zijn onlangs alle vacatures ingevuld; vanaf november 2008 is het team weer op volle sterkte. Er is nu een kernteam van zes personen. Bij MER VT LWB heeft een wisseling in het management plaatsgevonden: sinds half augustus 2009 is er een opleidingmanager a.i. aangesteld. De formatie is momenteel bij alle varianten toereikend voor de uitvoering van het reguliere onderwijsproces en voor onderwijsontwikkeling. Een mogelijkheid om de kritische massa van het docentencorps en daarmee de weerbaarheid van de opleiding te vergroten, is om intensiever samen te werken met de verschillende varianten. Op deze manier kan men wellicht makkelijker voorzieningen treffen bij (tijdelijke) uitval/afwezigheid en wordt er synergie gecreëerd. Er is wel uitwisseling van docenten tussen verschillende opleidingen binnen het domein Economie & Management (bijvoorbeeld van docenten MER DU naar de opleiding CE DU), maar nog geen structurele uitwisseling binnen de opleiding MER, d.w.z. tussen de verschillende varianten. Incidenteel gebeurt dit wel (bijvoorbeeld bij vakken als arbeidsrecht en ondernemingsrecht), maar de cross over is (nog) niet echt zichtbaar. Kennisuitwisseling vindt wel hoe langer hoe meer plaats tussen de verschillende varianten. In het gehele domein E&M wordt per variant eenzelfde docent:studentratio gehanteerd. Voor voltijdvarianten is die 1:30, voor duale varianten 1:33 en voor deeltijdvarianten 1:40. De onderwijsvraagfactor van de afdeling is echter medebepalend voor het budget. Alle opleidingen binnen één afdeling hanteren daarmee dezelfde ratio. Een aantal OBP-functies, zoals stagecoördinatie, onderwijskundige ondersteuning en kwaliteitszorg, komt tevens ten bate van de docent/studentratio. Voor wat de verschillende afdelingen betreft is de feitelijke docent:studentratio per oktober 2009 als volgt (pijldatum oktober 2009): MER DU: 1:31,30; MER DT: 1:38, 11; MER VT FRB: 1: 26, 98; MER VT LWB: 1:28,22.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 39
Leeftijdsopbouw Elke afdeling(svariant) heeft in 2006, in samenwerking met P&O, een beeld gevormd over teamsamenstelling qua geslacht, vaste en tijdelijke aanstelling, verdeling docentfuncties conform de zogenoemde Hay-indeling die binnen de HvA van toepassing is, het opleidingsniveau, didactische bevoegdheid, economische beroepservaring, werkzaamheid in de beroepspraktijk en deskundigheid. De resultaten van de vlootschouw vormen de input voor werving en ontwikkeling. De resultaten van de vlootschouw worden eveneens gebruikt bij het maken van het Resultaten & Activiteiten Plan (R&A plan). Elke afdeling maakt jaarlijks een R&A-plan volgens een vast HvAformat. In dit R&A-plan is een van die vier hoofdstukken het hoofdstuk Personeel. Hierin beschrijft de afdeling de personele prioriteiten. Evaluatie De HvA onderzoekt periodiek de beleving van het werk, de werkomstandigheden en de werkdruk onder alle personeelsleden via de Medewerkers Tevredenheids Monitor. Uit de MTM 2008 blijkt bij MER VT FRB en LWB resp. 56,3 en 65,3% van de docenten de werkdruk te hoog vindt. Bij MER DU vindt 31,8% de werkdruk goed en 68,1% de werkdruk nog te hoog. Bij de deeltijd vindt het grootste percentage (62,5%) de werkdruk goed. Het management heeft aangeven dat het aandacht voor de problematiek heeft. Zo wordt er in de gesprekscyclus aandacht besteed aan werkdruk. Zo worden er duidelijke afspraken met docenten over de taaklast gemaakt in de resultaatgesprekken (zie ook facet 3.3). Ook is er, indien noodzakelijk, ruimte voor passende oplossingen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding MER in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren. De totale personeelsformatie voorziet in voldoende capaciteit ten behoeve van de onderwijsondersteunende processen. De opleiding kan putten uit het personeelsbestand van overige HvA-opleidingen binnen het domein Economie & Management. Uitwisseling van docenten tussen de verschillende opleidingsvarianten komt (nog) niet structureel voor. Het auditteam is van mening dat de opleiding op dit punt winst kan behalen. De opleiding heeft een goed beeld van ontwikkelingen die spelen met betrekking tot de kwantiteit van het personeel en de studentgroei. Met de vlootschouw heeft de opleiding een bruikbaar instrument t.b.v. de capaciteitsbewaking. De opleiding borgt hiermee, dat er voor nu en ook op de langere termijn voldoende personeel is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Een ander aandachtspunt is de werkdruk. De opleiding erkent dit en bespreekt de taaklast van docenten in de resultaatgesprekken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 40
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Algemeen Hogeschoolbreed vigeert een kwalitatief profiel in de vorm van een set competenties voor de opleidingsmanager, de docenten en het niet-onderwijzend personeel, gebaseerd op de Hay UFOsystematiek. In lijn met de eisen die het domein Economie en Management stelt is elk docententeam deskundig op de terreinen onderwijs, werkveld en toegepast onderzoek. De HvA beschikt over een breed P&O-beleidsinstrumentarium, dat integraal wordt ingezet. Dit instrumentarium bestrijkt werving en selectie, arbeidsvoorwaarden, functieordening, gezondheidsbeleid en medezeggenschap. De planning en control cyclus houdt onder andere in dat jaarlijks een managementcontract, een verbeterplan per opleiding, en een personeelsplan en – begroting worden opgesteld. CV’s docenten Gelet op de CV’s van de docenten (in termen van opleiding en werkervaring) en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de MER-docenten inhoudelijk gekwalificeerd zijn hun taken binnen het programma op het gewenste niveau uit te voeren. Een aantal docenten komt uit het wetenschappelijk onderwijs. Alle vast aangestelde docenten zijn didactisch bevoegd. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vak- en disciplinekennis), maar uitdrukkelijk in termen van onderwijskundige en/of organisatorische expertise, competenties en werkervaring. Nieuwkomers worden gekoppeld aan een ervaren docent. Kennisoverdracht Binnen de opleiding spelen teamopbouw en teamontwikkeling in de betekenis van lerende organisatie een rol. Mede vanuit die optiek is binnen de opleiding een apart percentage gereserveerd voor inhoudelijk teambreed overleg en wordt er in het takenplaatje ook werkoverleg voor specifieke onderwerpen gereserveerd, gericht op probleemoplossing (leren) met elkaar en versterken van de samenwerking. Ook het versterken van de verbondenheid van de docenten aan het domein als geheel is in dit kader een belangrijk thema. Het CROHO-beraad speelt als linking pin tussen de verschillende afdelingen een belangrijke rol bij de teamopbouw en de afstemming binnen één CROHO geregistreerde opleiding. Het auditteam ziet dat de afgelopen periode een stap voorwaarts is gemaakt m.b.t. de inhoudelijke afstemming, het uitwisselen van good practices en het uniformeren van gezamenlijke processen. Niettemin vindt het auditteam dat de onderlinge uitwisseling – zowel de kennisuitwisseling als fysieke uitwisseling – tussen docenten van de verschillende afdelingen nu nog te afhankelijk is van individuele initiatieven. Het management heeft aangegeven te gaan willen werken met vaksecties. De structuur hiervoor is reeds aanwezig; de invulling moet nog van de grond komen. Met het werken met vaksecties ligt naar mening van het auditteam een mooie kans voor het grijpen om te komen tot versnelde teamopbouw en afstemming binnen de opleiding MER als geheel. Scholing/deskundigheidsbevordering Binnen de taakinzet van docenten is 59 uur (bij fulltime aanstelling) gereserveerd voor eigen ontwikkeling (CAO-uren), die de docent naar eigen inzicht in overleg met de opleidingsmanager kan besteden. Docenten houden hun vakkennis op peil door vakliteratuur, themabijeenkomsten, bedrijfsbezoeken, bedrijven- en netwerkdagen, de HvA Onderwijsconferentie e.d.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 41
Elke afdeling/opleiding heeft een budget voor individuele scholing. Individuele scholing vindt plaats op verzoek van de docent en op basis van evaluatieve resultaten en functioneringsgesprekken. Afspraken worden vastgelegd in de personele gespreksverslagen. De opleiding kent teamstudiedagen per studiejaar, waarop specifieke onderwerpen (al dan niet met externe expertise) aan bod komen. Verder teambrede scholing wordt mede gebaseerd op de resultaten van de vlootschouw. Het geheel van scholingsactiviteiten is het scholingsplan van de opleiding. Vanuit de HvA is specifieke scholing mogelijk (via Onderwijs Research en Ontwikkeling - ORO): trainingen, workshops, website met veel informatie. HvA verzorgt jaarlijks een aantrekkelijke onderwijsconferentie. Via Cahiers wordt voor docenten relevante onderwijskundige kennis gepubliceerd. In het kader van het speerpunt Kwaliteit & talentontwikkeling zijn er drie opleidingsthema's: 1. docenten zijn goed ingevoerd in het competentiegericht opleiden en toetsen: In samenwerking met de afdeling Onderwijsresearch & Ontwikkeling (OrO) van de HvA zijn scholingsprogramma’s samengesteld; 2. docenten beschikken over zeer goede didactische vaardigheden: Voor nieuwe docenten zijn er “korte” trainingen die betrekking hebben op de basisvaardigheden zoals toetsen, feedback geven, assessment etc. Voorts zal in verband met de ontwikkeling van de Best Business School een nieuw aanbod voor opleidingen gecreëerd worden om docenten de benodigde competenties verder te ontwikkelen voor het nieuwe opleidingsconcept; 3. docenten hebben actuele vakkennis: Op basis van functioneringsgesprekken kunnen individuele afspraken worden gemaakt met docenten. Waar wenselijk en mogelijk kunnen ook gezamenlijke activiteiten worden ontwikkeld. Functionerings- en beoordelingsgesprekken Binnen de HvA wordt gewerkt volgens een zogenoemde gesprekscyclus per studiejaar. Deze cyclus bevat het maken van resultaatafspraken (in de regel bij de start van het studiejaar rond september), het voeren van een functioneringsgesprek (februari/maart) en het voeren van een beoordelingsgesprek (in de regel rond juni). Via deze cyclus wordt de kwaliteit van het personeel geborgd. Tevredenheid Studenten van alle varianten zijn tevreden over de vakkundigheid en de didactische kwaliteiten van docenten. Ook over de actuele kennis van docenten m.b.t. de beroepspraktijk zijn studenten tevreden. Zij geven aan dat de docenten hen uitdagen tot zelfstandig leren en dat ze over het algemeen goed bereikbaar zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 42
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is van oordeel dat de opleiding beschikt over personeel dat inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch geschikt en in staat is om het onderwijsprogramma te realiseren. Uit de CV’s van docenten blijkt, dat zij hoog geschoold zijn om op hbo-niveau hun discipline te verzorgen. Beginnende docenten worden begeleid door ervaren docenten. De afdeling/opleiding hanteert een zorgvuldig opgezet aannamebeleid, wat een belangrijk instrument is om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen. De opleiding heeft via de ‘vlootschouw’ zicht op de aanwezige expertise/competenties van docenten en gebruikt deze informatie gericht bij het gericht aanbieden van scholing. Periodiek voert de opleiding functioneringsgesprekken waarvan de afspraken schriftelijk worden vastgelegd ook met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de voor hun taakuitvoering noodzakelijke kennis en competenties. Studenten zijn tevreden over de didactische kwaliteit van docenten. Zoals bij facet 3.1 reeds gesteld, zijn zij eveneens tevreden over de beroepsgerichtheid van docenten en over de actualiteit van hun werkveldkennis. Zij zijn van mening dat docenten hen uitdagen tot zelfstandig leren en dat ze goed bereikbaar zijn. Het auditteam heeft vastgesteld dat het docentencorps het juiste enthousiasme uitstraalt.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Inzet van personeel” voor alle opleidingsvarianten als voldoende.
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Inzet van personeel” is voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 43
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen Inleiding MER is gehuisvest op twee locaties, te weten Leeuwenburg en Fraijlemaborg. Leeuwenburg is het voormalige gebouw van de Postbank, gebouwd in de jaren zeventig en in 1998 verbouwd. De architect S. van Breda van HASKoning was de (her)ontwerper. Gezien de enorme studentenaantallen en de omvang van het gebouw heeft men hier de gedachte van het gebouw als een stad de leidraad genomen. Fraijlemaborg is eind 2003 opgeleverd door architectenbureau Ector Hoogstad. De architect wilde op deze locatie een onderwijsgebouw ontwerpen dat als het ware een stad in zichzelf was, met pleinen, besloten ruimtes etc. Algemeen beeld Het domein heeft zijn beleid m.b.t. huisvesting en materiële voorzieningen vastgelegd in een aparte notitie. Het auditteam heeft geconstateerd, dat het domein op het gebied van voorzieningen reeds veel beleid heeft vastgelegd of op dit moment ontwikkelt. Aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting, ICT-voorzieningen en studiebegeleiding zijn op domein- en locatieniveau goed geregeld. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen wordt vanuit het domein goed gekeken naar de onderwijsbehoeften. HvA-brede voorzieningen De HvA kent de dienst IT & Voorzieningen (IT&V). Haar dienstverlening bestaat onder meer uit: huisvesting, roostering, mediatheek, computers en technische hulpmiddelen. Het domein Economie & Management neemt het standaard basispakket van producten en diensten af en maakt jaarlijks een keuze uit aanvullende producten en diensten. Beide locaties hebben een mediatheek met een uitgebreide collectie boeken, tijdschriften en cdroms. De mediatheken van de HvA werken intensief samen en steken veel energie in het toegankelijk maken van informatie (bijvoorbeeld samenstellen themagidsen). De HvA is geabonneerd op landelijke databanken die medewerkers en studenten kunnen raadplegen. Op Leeuwenburg zijn de voorzieningen voor studenten de afgelopen jaren verbeterd (studielandschappen, draadloos netwerk, laptops). Op Fraijlemaborg is een ICT-rijke omgeving gecreëerd, met een SAP-practicum (bedrijfssimulatie), draadloos netwerk en een grote computerdichtheid. Domeinspecifieke voorzieningen De twee locaties van het domein E&M hebben ieder een bedrijfsbureau, waar alle processen zijn ondergebracht die samenhangen met de communicatie, organisatie en logistiek rond het onderwijs. Tot hun taken behoren studentenadministratie, roostering (in samenwerking met IT&V) en cijferadministratie. Alle studenten krijgen periodiek een overzicht van de geregistreerde resultaten toegezonden. Het bureau Externe Betrekkingen (EB) ondersteunt bij de externe oriëntatie. De accountmanagers van EB onderhouden contacten met externe organisaties, leggen nieuwe contacten en zijn verantwoordelijk voor het alumnibeleid. Een database van alumnigegevens is opgezet en wordt beheerd door de alumnicoördinator. De stage(job)bureaus van EB hebben op beide locaties taken met betrekking tot het aanbod van stage-, afstudeer- en werkplekken en stagevoorlichting.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 44
Het International Office (IO) biedt zowel studenten als medewerkers ondersteuning bij uitwisselingsprogramma’s (administratie, informatievoorziening) en onderhoudt daartoe contact met buitenlandse partnerinstituten. Het IO werkt samen met de landencoördinatoren, die inhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling. Tevredenheid van studenten Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen en ruimten. Er is een aantal punten waar studenten minder tevreden over zijn (m.u.v. de deeltijdstudenten), maar dit zijn punten die niet of slechts indirect met de realisatie van het opleidingsprogramma te maken hebben (bijv. prijs/kwaliteit-verhouding eten en drinken, dienstverlening studenten service centrum). Studenten zijn tevreden over de mediatheek, de ICT-helpdesk en over de computerwerkplekken. De beschikbaarheid van computers tussen 11.00 en 16.00 uur werd nog wel als problematisch ervaren, maar studenten zien ook in dat de beschikbaarheid van computerwerkplekken tijdens ‘spitsuren’ nu eenmaal iets is, dat ze moeten accepteren. Veel studenten werken ook met een eigen notebook. In de gebouwen is een ICT-omgeving gecreëerd, waarin notebooks draadloos zijn aan te sluiten op het inter- en intranet van de hogeschool. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen constateren dat aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting en ICT-voorzieningen goed geregeld zijn op domein- en locatieniveau. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen wordt goed gekeken naar de onderwijsbehoeften. Er zijn, naar oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimten (projectruimtes, collegezalen). De inrichting is functioneel, waarbij rekening gehouden is met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges). De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar. Studenten en docenten hebben toegang tot actuele informatie en programma’ s zowel in het eigen opleidingsgedeelte als in de centrale (computer)ruimtes en op intranet. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 45
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen MER breed Alle varianten MER hechten belang aan goede studiebegeleiding, gericht op ondersteuning van studenten bij: (leren) studeren; (problemen bij) studievoortgang; het maken van keuzes en nemen van besluiten (bijvoorbeeld t.a.v. het volgen van een minor c.q. het een periode gaan studeren in het buitenland). Ontwikkeling van gedefinieerde algemene competenties gebeurt bij een aantal varianten via het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), ook genoemd het Competentie Ontwikkelingsplan (COP), het leveren van bewijslast en het vastleggen van bewijslast in een portfolio (begeleiden bij portfolio-opbouw) en het voorbereiden op een portfolio-assessment. Hieronder geven we per variant aan hoe de studiebegeleiding is vormgegeven. MER Duaal Binnen MER Duaal is studiebegeleiding vormgegeven als studieloopbaanplanning (SLP). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen SLP gedurende een onderwijsperiode en gedurende de werkperiode. De student krijgt bij aanvang van de opleiding een docent aangewezen die zijn studieloopbaanbegeleider (SLB’er) is tot en met het afstuderen. Binnen SLP reflecteert de student op (de ontwikkeling op) alle competenties. Getoetst wordt alleen op de competentie ontwikkelingsgericht vermogen. De doelen en uitgangspunten van het studieloopbaantraject zijn te vinden in de ‘Handleiding studieloopbaanplanning’. Meer inhoudelijk gezien wordt in de tweede helft van het eerste studiejaar SLP ook gericht op het begeleiden van de student bij het vinden van het werk voor de werkperiode. Tijdens de werkperiode houdt de SLP’er contact met de student over vorderingen. Halverwege de werkperiode is er contact met de student over de gehele portfolio. Er is in dat verband voor studenten één keer per semester een terugkomdag. Duale studenten geven in het gesprek tijdens de audit aan dat zij goede feedback krijgen op datgene wat zij in hun portfolio zetten. De sollicitatietraining binnen SLP in jaar één hebben zij als zinvol ervaren. Op eigen initiatief hebben zij daarnaast een intervisiegroep gestart, waarbij zij één keer per maand bijeenkomen. De SLB’er ondersteunt dit initiatief en is hierbij aanwezig. MER VT FRB In het eerste studiejaar zijn vier EC gereserveerd voor ‘individuele Beroepsontwikkeling’, in studiejaar twee vijf. Binnen de opleiding werken twee verschillende studiebegeleiders: Coach. De coach is de begeleider van de verschillende studentengroepen en dagelijks aanspreekpunt voor kleine vragen en problemen, onenigheid in projectgroepen en dergelijke. Hij bewaakt de voortgang van de student en verwijst zo nodig door naar de studieadviseur. Studieadviseur. De studieadviseur is het eerste aanspreekpunt voor informatie en advies over planning, voortgang, problemen en vertraging van de studie van een student. De studieadviseur zelf neemt, als de studieresultaten daartoe aanleiding geven, ook contact op met de student voor een gesprek. In het eerste studiejaar is de begeleiding actief: de studieadviseur roept de student op voor een voortgangsgesprek. Studenten kunnen daarnaast zelf op ieder moment een afspraak maken met de studieadviseur. Studieadviseurs verwijzen studenten met problemen op het persoonlijke vlak naar de decaan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 46
Binnen MER is studiebegeleiding concreet in de startfase intensief (vier gesprekken in het eerste jaar). Deze intensiteit neemt af in de loop van de studie maar ten minste één keer per semester vindt een gesprek plaats tussen de student en zijn of haar mentor. Studenten geven in het gesprek tijdens de audit aan dat de begeleiding sinds afgelopen studiejaar strakker is geworden. In juni 2008 merkten studenten bijvoorbeeld nog op dat het initiatief voor het voeren van studievoortgangsgesprekke bij de student zelf lag. Nu wordt hierop strakker gestuurd vanuit de opleiding. MER VT LWB De student ontwikkelt zijn competenties gedurende de opleiding. Door het schrijven van een Competentie Ontwikkelingsplan (COP) geeft de student sturing aan zijn ontwikkeling. In dit plan overdenkt de student de ontvangen feedback die hij in de voorafgaande periodes heeft ontvangen van opleiders en medestudenten en formuleert op basis daarvan ontwikkelingsdoelen voor de komende periode. Daarnaast voert de student een aantal opdrachten uit in het kader van SLB. Deze opdrachten bereiden de student voor op het maken van keuzes tijdens de opleiding. De student plaatst het resultaat van deze opdrachten in zijn portfolio. Bij MER VT LWB vervult de navigator de rol van SLB’er. Gedurende de studie begeleidt de navigator de student bij het samenstellen van zijn persoonlijk portfolio op zijn homepage. Uiteindelijk studeert de student tijdens het afstudeerassessment af op dit portfolio. De student voert met zijn navigator gesprekken over het opgeleverde werk en specifiek over: het in kaart brengen van zijn eigen sterktes en zwaktes (COP); het formuleren en aanscherpen van zijn eigen competentieontwikkelplan (COP); het vormgeven van zijn portfolio (homepage) (SLB); het maken van keuzes tijdens de opleiding (SLB); de studievoortgang (SLB). Management, Economie en Recht Binnen SLP reflecteert de student op (de ontwikkeling op) alle competenties. Getoetst wordt alleen op de competentie ontwikkelingsgericht vermogen (door de assessor). Begeleiding vindt plaats individueel en in groepsverband. Begeleidingsgesprekken nemen af qua aantal en qua inzet in de loop van de studie. Studenten geven in het gesprek tijdens de audit aan dat de feedback/terugkoppeling op hun portfolio nog aangescherpt kan worden. MER DT Studenten kunnen voor vragen en problemen met betrekking tot hun studievoortgang terecht bij de studiebegeleider. Gezien het karakter van onderwijs als onderwijs aan volwassenen, legt de opleiding daarbij het initiatief voor het raadplegen van de studieadviseur bij de student zelf. Er is niet, zoals bij voltijd het geval is, een aparte voorziening SLB. Deeltijdstudenten MER ontwikkelen hun competenties tijdens het programma persoonlijke professionalisering (PP). Doel is het ontwikkelen van competenties via de werkervaring en aantonen van deze ontwikkeling via een portfolio en assessment. Dat is een inhoudelijke doelstelling. Zij worden hierin begeleid door een trainer. Deze trainer verwijst de student in voorkomende gevallen door naar de studiebegeleider of naar de decaan. Informatievoorziening Communicatie naar studenten toe geschiedt via verschillende kanalen. Via het HvA-tijdschrift Havana worden studenten op de hoogte gehouden van het nieuws rondom de HvA. Er zijn websites beschikbaar met informatie over instroom en aanmelding en minoren. In de centrale hal en gangen bevinden zich verschillende publicatieschermen, alle met een specifieke doelgroep of onderwerp. Hierop worden onderwijsgerelateerde mededelingen gedaan zoals roosterwijzigingen, ziekmeldingen docenten etc.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 47
Naast de HvA-brede websites heeft elke student toegang tot het Intranet. Op het Intranet vinden studenten onder andere: alle nieuwsberichten, mededelingen van docenten, ziektemeldingen, e.d.; de informatie die docenten gebruiken bij hun lessen, zoals (verkorte) studiehandleidingen, powerpoint presentaties, artikelen, e.d.; roosterinformatie (het eigen rooster van de student, dat van docenten, het jaarrooster, het tentamenrooster, e.d.); links naar de HvA webmail, digitale cijferlijsten, BSCW, de opleidingscommissie, de mediatheek, ICT en overige veelgehanteerde bronnen van informatie; daarnaast biedt het Intranet studenten de gelegenheid om onderling met elkaar te communiceren. Daarnaast krijgen studenten hun informatie via de studiegids, BSCW (met name voor informatie tijdens projecten), het OER, de opleidingscommissie en de klassenvertegenwoordigers. Het International Office verstrekt informatie over studie en stage in het buitenland Cijferadministratie Aan het eind van iedere toetsperiode ontvangt de student een uitdraai van de door hem behaalde resultaten. Het tonen van resultaten gaat daarnaast via boom-online. Studenten kunnen op deze site inloggen en zien vervolgens een overzicht van alle resultaten in de zogenoemde boom en een overzicht van behaalde resultaten per blok. Studieadviseurs hebben de beschikking over de door studenten behaalde cijfers en kunnen informatie genereren over de studievoortgang. Studentzaken De afdeling studentenzaken is verantwoordelijk voor studentenvoorzieningen als het decanaat, studentenartsen, psychologen, sport en cultuur. Sommige van deze voorzieningen zijn exclusief voor de HvA en voorzieningen als artsen, psychologen, sport en cultuur worden samen met de Universiteit van Amsterdam aangeboden. Studenten kunnen met persoonlijke vragen en problemen rondom studieloopbaan terecht bij de decaan. De studentendecaan is tevens contactpersoon voor studenten met een handicap of chronische ziekte en kan hiervoor voorzieningen treffen. De studentendecaan is voorts deskundig op het gebied van actuele wet- en regelgeving en heeft kennis van zaken in de te volgen procedures bij geschillen. Zo nodig verwijst de decaan een student verder naar een arts of psycholoog. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar visie omtrent studieloopbaanbegeleiding duidelijk vastgelegd. De basis is dat studenten in principe gedurende hun studie steeds meer zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen studie- en leerproces. Het auditteam is van mening dat het SLB-programma zoals dat er nu ligt, van voldoende kwaliteit is en dat de studiebegeleiding adequaat is ingericht. De opleiding heeft nagedacht over de manier waarop de begeleiding binnen de verschillende doelgroepen en binnen de verschillende fasen in de opleiding dient te worden ingevuld. De omvang en de intensiteit van de studiebegeleiding variëren dan ook al naar gelang de doelgroep, de studiefase en de situatie van de individuele student. De opleiding heeft vastgelegd hoe de studieloopbaanbegeleiding dient te verlopen en wat er van de student en de studieloopbaanbegeleider mag worden verwacht. De interne communicatie (inclusief de informatievoorziening richting studenten) is efficiënt geregeld. Met het digitale studentvolgsysteem hebben studieadviseurs, stage- en scriptiebegeleiders en studenten zelf altijd actuele informatie over de studievoortgang. Het auditteam concludeert dat de studiebegeleiding adequaat is ingericht – deze sluit over het algemeen in voldoende mate aan bij de wensen van studenten – en constateert dat daar waar verbeteringen noodzakelijk zijn, deze daadwerkelijk ter hand worden genomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 48
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Voorzieningen” voor alle opleidingsvarianten als voldoende.
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Voorzieningen” is voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de twee facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 49
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Kwaliteitszorgcyclus De kwaliteit van alle opleidingen van de HvA wordt regelmatig intern en extern getoetst. De opleiding MER sluit in haar beleidscyclus aan op het kwaliteitsbeleid van de HvA met een interne en externe kwaliteitscyclus. Op het niveau van de HvA zijn de doelstellingen/normen vastgesteld waaraan de onder haar bestuur opererende opleidingen moeten voldoen. De interne kwaliteitszorgcyclus van de HvA volgt de jaarlijkse planning- en controlecyclus (P&C) met resultaatgericht management als besturingsfilosofie, de resultaten- en activiteitenplannen (R&A) als planningsinstrument en de domeinrapportages en afdelingsrapportages (Araps) als verantwoording. Centraal daarbij staan de volgende deelactiviteiten die tezamen een continu en cyclisch proces vormen: analyse van de bestaande situatie (de praktijk) ten opzichte van de gewenste situatie (doelstelling) leidt tot een oordeel en, indien de praktijk niet overeenkomt met de gewenste situatie, tot een probleemstelling waarvan de oorzaken worden onderzocht op basis waarvan verbeteracties worden geformuleerd waarvan de implementatie wordt gevolgd. In het voorjaar 2009 heeft het College van Bestuur met de domeinvoorzitter voor de eerste maal een domeinconvenant afgesloten. In het domeinconvenant zijn voor de jaren 2009 t/m 2012 de resultaatafspraken vastgelegd. In het kader van de P&C-cyclus heeft het domein een strategisch plan met een looptijd van drie jaar gemaakt. Het laatste plan De Beste Business School betreft de periode 2007-2010. In dit plan geeft het domein invulling aan zijn strategische speerpunten (studiesucces, professionalisering en internationalisering) en aan verdere ambities. Dit plan sluit aan bij het strategisch beleid van de HvA. De verschillende afdelingen en opleidingen van het domein E&M vertalen de belangrijkste beleidslijnen jaarlijks in een R&A plan waarin activiteiten op vier gebieden worden onderscheiden: 1. kwaliteit en onderwijs; 2. markt, omgeving en klant; 3. personeel en organisatie; 4. financiën en rendement. Per gebied wordt aangegeven welke resultaten de opleiding wil behalen en welke activiteiten daartoe ondernomen zullen worden. Hieraan zijn veelal streefcijfers gekoppeld. In halfjaarlijkse rapportages legt de opleiding verantwoording af over de vorderingen van het R&A-plan. Dit is de input voor het periodiek bestuurlijk overleg tussen de domeinvoorzitter van het domein en het college van bestuur. De externe cyclus omvat één keer in de zes jaar een accreditatie van de opleiding, ondersteund door een tussentijdse interne audit. Actiepunten uit de interne audit zijn opgenomen in het meerjarenplan en het resultaten- en activiteitenplan van de opleiding. Evaluatiesystematiek De P&C-cyclus wordt instrumenteel ondersteund door diverse (periodiek) onderzoeken om het onderwijs en de organisatie te evalueren. De opleiding MER neemt deel aan de HvA-brede onderzoeken (Onderzoekshuis). De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: Instroomtevredenheidsmonitor (ITM) Studenttevredenheidsmonitor (STM); Medewerkerstevredenheidsmonitor (MTM);
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 50
Alumnitevredenheidsmonitor (ATM) tot 2007; HBO-monitor sinds 2008; Werkgeverstevredenheidsmonitor (WTM); Exit-tevredenheidsmonitor (ETM).
Naast het Onderzoekshuis gebruikt MER ook een eigen aanvullende set van evaluatieinstrumenten, namelijk instrumenten voor module-, stage-, afstudeer- en minorevaluaties. Ook zijn er overlegmomenten met de stakeholders (OAR, BVC, opleidingscommissie en docententeam). Na ieder onderwijsblok worden met ondersteuning van de staf Kwaliteitszorg evaluaties uitgezet onder studenten. De stafdiensten van het domein Economie & Management leveren daarnaast periodiek managementinformatie voor de nodige sturing. De managementinformatie bevat zowel cijfermatige als kwalitatieve gegevens. Ondersteuning Binnen het domein E&M is een stafafdeling Onderwijs en Kwaliteit ingericht. Deze afdeling speelt een rol bij de ondersteuning van afdelingen, opleidingen en varianten bij vraagstukken rondom onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg. Alle kwaliteitszorgmedewerkers van de stafafdeling Onderwijs en Kwaliteit hebben specifieke opleidingen en varianten waaraan zij als contactpersoon zijn gekoppeld. Zij ondersteunen de opleidingsmanagers concreet bij accreditatie en audit en bij het opstellen van R&A-plannen en Araps. Zij leveren gegevens uit diverse bronnen,analyseren de resultaten, maken deze toegankelijk voor het management en geven adviezen. Concluderend heeft het auditteam op basis van documentatie en de gesprekken tijdens de audit kunnen vaststellen dat de uitwerking van het kwaliteitsbeleid regelmatig wordt getoetst, dat wordt nagegaan welke resultaten zijn behaald en dat, indien noodzakelijk, verbeterplannen worden opgesteld en doorgevoerd. Het auditteam heeft in het kader van de audit kennisgenomen van een aantal verbeterplannen. De interne kwaliteitszorg lift mee op het stevige onderzoekshuis van HvA. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding wordt jaarlijks aan de hand van vastgelegde normeringen geëvalueerd. De evaluaties zijn in de planningscyclus van HvA, het domein Economie & Management en de opleiding opgenomen en hebben daardoor een structureel karakter. De opleiding hanteert een goed, door de hogeschool ontwikkeld, kwaliteitszorgsysteem. De instrumenten uit het HvA-Onderzoekshuis, aangevuld met de opleidingsspecifieke evaluatieinstrumenten, vormen een goede basis voor gegevensverzameling. De opleiding maakt periodiek gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen. De evaluaties bieden de opleiding informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren. De kwaliteitsmedewerkers van de afdeling Onderwijs en Kwaliteit zorgen voor een adequate ondersteuning: zij maken een signalerende en samenvattende rapportages van de verschillende evaluaties t.b.v. het management.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 51
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen De uitkomsten van de onderzoeken uit het HvA-Onderzoekshuis, maar ook de resultaten van de opleidingsspecifieke evaluatie-instrumenten, vormen een belangrijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van concrete verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen worden geformuleerd in toetsbare streefdoelen die zijn vastgelegd in het managementcontract. In dit managementcontract maken de afdelingsmanager en de directie van het domein in onderling overleg resultaatafspraken. Hieruit vloeit een rapportage voort met voorstellen voor verbetermaatregelen (R&A-plan). In elk van de R&A-plannen wordt een analyse gegeven van de bereikte resultaten over het voorafgaande studiejaar (mede gebaseerd op evaluatieve gegevens), worden de prioriteiten voor het betreffende studiejaar gegeven en worden de concrete acties uitgezet t.b.v. de realisatie van de prioriteiten (mede gebaseerd op kwantitatieve doelstellingen). De acties die de opleiding ter verbetering uitvoert, worden eveneens opgenomen in het R&A-plan. Hier wordt eveneens nader ingezoomd op de scores; de uitkomsten kunnen leiden tot gevraagde verbeteracties. De vier verschillende MER-varianten zijn organisatorisch gepositioneerd onder vier verschillende afdelingen (VT-LWB, VT-FRB, DT en DU) en hebben vanuit die invalshoek, voor wat betreft hun prioriteiten te maken met specifieke prioriteiten van en met verschillen in de R&A-plannen van die verschillende afdelingen. In de R&A-plannen 2009-2010 van de verschillende varianten worden o.a. de volgende prioriteiten genoemd: MER VT LWB: De curriculumcommissie werkt verder aan vraagstukken op bedrijfskundig gebied, met integraal perspectief, gericht op alle sectoren, gericht op project- en procesmanagement (positionering); Actief benaderen ‘stuwmeerstudenten’ en intervisie met consultants t.b.v. het tijdig signaleren en begeleiden van ‘probleemstudenten’ (studiesucces); Organisatie van feedbackcolleges vanaf blok 2 (studenttevredenheid m.b.t. toetsing en beoordeling); Vergroten van aantal individuele componenten in projectopdrachten (studenttevredenheid m.b.t. meeliften) MER VT FRB: opstellen van toetsmatrijzen voor elke onderwijsmodule (toetsing en beoordeling); samenwerking met andere opleidingen van de afdeling om te komen tot beoordelingskaders voor opleidingsoverstijgende onderwijseenheden (toetsing en beoordeling); Koppelen van nieuwe collega’s aan ‘buddies’ voor (niet) vakinhoudelijke begeleiding (HRM); Aanbieden van cursussen Engels en eventuele andere bijscholing ter versterking van het internationaliserings- en onderzoekstraject (HRM: scholing). MER DU: evaluatie onder Beroepenveldcommissieleden en het team over functioneren BVC; onderzoeksleerlijn bijstellen/implementeren in het gehele curriculum; intervisiebijeenkomst organiseren met afstudeeropdracht tijdens teamoverleg (bewaking hbo-niveau); analyseren waarom studenten niet meer actief deelnemen aan onderwijs / formuleren van maatregelen om onnodige uitval te voorkomen (studiesucces). MER DT: minimaal 2x een bijeenkomst met de BVC van MER en MZD en de BVC uitbreiden met 2 leden uit de profitsector (externe toetsing en geïnformeerd blijven over werkveldontwikkelingen);
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 52
-
alle MER semesters doorlichten op de onderzoekscomponent en op de internationale en interculturele aspecten; opstellen van toetsmatrijzen voor elk semester.
Het auditteam constateert dat de opleiding MER voldoende evaluatieve gegevens bezit om gericht te werken aan de verbetering van de kwaliteit van de opleiding. In 2008 had het auditteam een aantal aandachtspunten geformuleerd. Uit de documentatie en tijdens de audit in september 2009 ontstaat het beeld dat de opleiding deze punten adequaat heeft geadresseerd. Om de kwaliteit van de opleiding verder te verbeteren is de opleiding druk doende om een aantal maatregelen door te voeren. Van belang is wel dat deze maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd worden en dat gemeten wordt of deze veranderingen daadwerkelijk tot verbeteringen leiden. Indien de genomen maatregelen te weinig effectief zouden blijken te zijn, kan er dan nog tijdig bijgestuurd worden. M.a.w. er ligt aandachtspunt met betrekking tot de monitoring van de resultaten van verbetermaatregelen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kennisgenomen van de uitkomsten van diverse evaluaties en vastgesteld dat op basis hiervan verbeteringen worden doorgevoerd in het programma van de voltijd- en deeltijdopleiding. Het auditteam ziet het bewijs dat verbeteringen aantoonbaar worden doorgevoerd en dat sprake is van betrokkenheid van het management en de docenten bij deze verbeteringen. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de PDCA-cyclus doorloopt. Een aandachtspunt ligt bij het consistent bewaken of de ingevoerde verbetermaatregelen ook daadwerkelijk tot verbeteringen leiden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 53
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Uit de bevindingen met betrekking tot facet 5.1. blijkt dat studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld via het HvA-Onderzoekshuis bij de evaluatie van de opleiding betrokken zijn. Betrokkenheid van medewerkers, studenten en het afnemend beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van het domein en de opleidingen is geregeld door het operationeel zijn van de volgende organen: opleidingsadviesraad; opleidingscommissie; medezeggenschapsorgaan; beroepenveldcommissies per opleidingsvariant. De opleiding betrekt haar stakeholders zowel bij de bespreking van de resultaten als bij het formuleren van verbeteractiviteiten: studenten: de uitkomsten van evaluaties worden gepubliceerd op het (studenten)intranet; studenten worden via een headline attent gemaakt op de resultaten. De rapportages worden in de vergaderingen van de opleidingscommissie besproken. De OC wijst ook mogelijke oorzaken van knelpunten aan en adviseert over verbetermaatregelen; docenten: de opleidingsmanager bespreekt de evaluatieresultaten in het docententeam. Individueel komen ze aan de orde in de functioneringsgesprekken. Daarnaast worden de resultaten op het intranet geplaatst; beroepenveld: zie ook facet 1.1: met de opzet van BVC’s naar de OAR heeft de opleiding weer een werkend mechanisme voor een periodieke externe validering. Daarnaast wordt elke stageen afstudeeropdracht na afloop geëvalueerd met de bedrijfsmentor of –begeleider. De stageen afstudeercoördinator of opleidingsmanager gebruikt deze informatie in het overleg over het studieprogramma; alumni: alumni worden over de hogeschool geïnformeerd via het alumniblad Hesprit. HESalumni kunnen ook lid worden van de sinds 1908 bestaande alumnivereniging Hou en Trouw. Het domein is bezig het alumnibeleid nader vorm te geven. Van structurele terugkoppeling van de evaluatieresultaten en verbetermaatregelen naar het beroepenveld en de alumni is (nog) geen sprake. Ook de communicatie naar studenten is nog niet altijd optimaal, zo bleek uit de gesprekken tijdens de audit. Evaluaties worden teruggekoppeld en krijgen follow-up, maar die follow-up zou beter gecommuniceerd kunnen worden, al was het maar om evaluatiemoeheid te voorkomen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is van mening, dat het Domein Economie en Management in haar beleid duidelijk heeft aangegeven met welke verschillende groepen er overlegd moet worden over de interne kwaliteitszorg. De opleiding betrekt op formele en informele wijze studenten en docenten bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en legt de resultaten van evaluaties aan hen voor. In de terugkoppeling van verbetermaatregelen (follow-up) ligt nog ruimte voor verbetering. Ook zorgt de opleiding er in voldoende mate voor dat met alumni en het professionele werkveld contact is over de organisatie en inhoud van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 54
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Interne kwaliteitszorg” voor alle opleidingsvarianten als voldoende.
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Interne kwaliteitszorg” is voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 55
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Inleiding Zoals reeds bij facet 2.8 is gesteld, was in juni 2008 een belangrijk aandachtspunt voor het auditteam het ontbreken van de consistentie in en traceerbaarheid van de totstandkoming van de (eind)beoordeling. Het auditteam constateerde ondermeer dat de wijze van het gebruik van beoordelingsformulieren niet consistent was, dat de bewijslast voor assessments niet eenduidig was en dat de formele uitgangspunten voor de afstudeeropdracht niet gehandhaafd werden. Dit gold voor alle varianten, behalve de deeltijdopleiding. Voor het grootste deel lagen de aandachtspunten dus bij het handhaven van richtlijnen en procedures, maar voor een deel lag het aandachtspunt zeker ook bij het gerealiseerd eindniveau zelf. Het auditteam was met name niet overtuigd van het hbo-niveau van de duale afstudeeropdrachten. In september 2009 trof het auditteam een situatie aan waarbij er duidelijk maatregelen waren genomen door de opleiding. Er waren stappen gezet t.b.v. een transparante beoordeling, procedures waren aangescherpt en studiehandleidingen waren als gevolg hiervan aangepast. Het management is daarnaast extra alert geweest op de uitvoering van de toetsprocedures en het handhaven van de richtlijnen en heeft werk gemaakt van het beter en eenduidiger aansturen van docenten op een adequate uitvoering. Uitgangspunten Domeinbreed zijn er heldere richtlijnen ontwikkeld die het hbo-niveau van de opleidingen garandeert. Daarvan afgeleid zijn richtlijnen voor de afstudeeropdrachten, de beoordeling van de afstudeeropdrachten en de afstudeerprocedure ontwikkeld. Volgens deze richtlijnen moet een afstudeeropdracht o.a. passen binnen het opleidingsprofiel, leiden tot een beroepsproduct op tactisch/ strategisch niveau (incl. implementatieplan m.u.v. VT FRB) en in ieder geval een praktijkgericht onderzoek bevatten. De centraal vastgestelde beoordelingscriteria richten zich o.a. op de probleemstelling, het plan van aanpak, het praktijkgericht onderzoek, het theoretisch kader, de innovatieve kracht, de rapportage en de verdediging. Onderdeel van de procedure is dat er altijd een tweede lezer medebeoordelaar is en dat ook van een bedrijfsbegeleider of opdrachtgever een adviserend oordeel wordt gevraagd. Uitvoering: procedures en richtlijnen Alle varianten hebben de domeinbrede richtlijnen voor het hbo-niveau vertaald in hun afstudeerhandleidingen. Het CROHO-beraad heeft zich ten doel gesteld het afstudeerniveau van de verschillende varianten verder te uniformeren. Hiertoe zijn de afstudeerhandleidingen en afstudeercriteria van de verschillende varianten met elkaar vergeleken. De afstudeerfase voor de verschillende varianten kent veel overlap: de afstudeeropdracht moet uitnodigen tot een kritische reflectie over het proces, er moet altijd een probleemstelling worden uitgewerkt met daarbij een theoretische onderbouwing en het betreft altijd een praktijkgericht onderzoek waarin alle drie aspecten (M, E en R), liefst geïntegreerd, aan de orde komen. Het plan van aanpak moet altijd eerst worden goedgekeurd voor de student verder mag, de opdrachtgevende organisatie adviseert m.b.t. de eindbeoordeling en er wordt bij alle varianten zowel een opdracht als een product beoordeeld aan de hand van de daaraan gekoppelde indicatoren. De opleiding bewaakt scherper dan voorheen de kwaliteit en de procedures van het buitenschoolse curriculum. Zij beoordeelt o.a. de voorstellen voor de afstudeeropdracht voordat de student start met de opdracht en bewaakt daarmee of de opdrachten aan de geformuleerde eisen voldoen. Zo wordt een opdracht pas goedgekeurd als alle relevante bedrijfskundige onderdelen die met het probleem of te ontwikkelen beroepsproduct te maken hebben, aan bod komen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 56
Wanneer een van de componenten (M, E of R) niet in de afstudeeropdracht aan de orde komt, moet de student wel onderbouwd aantonen dat hij het onderzocht heeft. Op deze wijze wordt geborgd dat tijdens het afstuderen alle MER-elementen aan de orde zijn gekomen. Bij MER VT FRB gebeurt dit door een speciale afstudeercommissie. Evaluatie en verbetermaatregelen Consequentie van de eis dat elke afstudeeropdracht in ieder geval een geïntegreerde M, E en R component bevat, is dat ook de afstudeerbegeleiding in de toekomst meer integraal en daarmee ook meer intercollegiaal zal moeten plaatsvinden. Gezocht wordt nog naar een passende vorm hiervoor, zoals intervisie en consultatie bij collega’s, het interdisciplinair beoordelen van de probleemstelling door de afstudeercommissie en het begeleiden van het afstuderen door teams van 2 tot 3 docenten. Om de onderzoeksmatige component sterker terug te laten komen in het onderwijs en om de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken te verhogen is de opleiding hard bezig met de ontwikkeling van een onderzoeksleerlijn (zie ook facet 2.1) om zo studenten in het nieuwe curriculum voor te bereiden op het schrijven van goed onderbouwde producten. De verschillende opleidingsvarianten hebben de beoordelingscriteria aangescherpt en explicieter gemaakt in de afstudeerhandleidingen. Deze criteria zijn goed naar studenten gecommuniceerd, zowel bij de voorlichting, als door de begeleider en via het intranet. T.b.v. de traceerbaarheid van de totstandkoming van de (eind)beoordeling heeft elk onderdeel van de beoordeling een aparte plek gekregen op het beoordelingsformulier. Bij VT LWB krijgen studenten een specifiek trainingsaanbod gericht op de voorbereiding van de afstudeeropdracht. Binnen MER DT hebben docenten enkele geanonimiseerde afstudeeropdrachten met elkaar besproken en hebben op deze wijze meer afstemming m.b.t. de interpretatie van de criteria bewerkstelligd. In het team zijn intervisiebijeenkomsten georganiseerd waarin de afstemming van de interpretatie van afstudeercriteria centraal stond. M.b.t. de interpretatie en toepassing van de afstudeercriteria bij MER DU gold in het verleden dat deze criteria niet eenduidig werden gehanteerd door docenten. Om één lijn te bewerkstelligen in de toepassing van de criteria wil MER DU meer de aansluiting met de andere varianten gaan zoeken. Zo treden docenten van MER DT nu soms op als tweede beoordelaar bij MER DU en zijn bijvoorbeeld twee duale collega’s aanwezig geweest bij een afstudeergesprek van deeltijdstudenten. Bovendien zijn alle afstudeercriteria en procedures het afgelopen collegejaar met het docententeam doorgenomen. Ook bij MER DU is een intervisiebijeenkomst georganiseerd. De rol van de examencommissie is aangescherpt. Er heeft een merkbare ontwikkeling plaatsgevonden van reactief via nu adviserend naar straks proactief. De examencommissie heeft het advies geuit om in de nabije toekomst een externe gecommitteerde bij de beoordeling te betrekken. Het mechanisme van het betrekken van het werkveld bij beoordeling zoals de gecommitteerde bij MER DT juicht het auditteam van harte toe. Het auditteam wil de opleiding meegeven om door te gaan met het versterken van de positie van de examencommissie om deze zo een echte waakhondfunctie m.b.t. het gerealiseerd niveau te geven. Eigen waarneming Het auditteam heeft een vijftiental recente afstudeerwerkstukken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. De externe deskundigen constateren dat de opleidingen ten aanzien van het facet gerealiseerd niveau, vergeleken met juni 2008, vorderingen hebben gemaakt. De deskundigen komen tot de conclusie dat het niveau van de afstudeeropdrachten conform het gewenste en minimaal beoogde niveau is om als beginnend beroepsbeoefenaar de arbeidsmarkt met een afgeronde hbo bacheloropleiding te betreden. De vraagstelling van de afstudeeropdrachten is over het algemeen relevant, sluit aan bij de eindkwalificaties en heeft voldoende complexiteit. De vraagstelling is verder over het algemeen redelijk helder tot helder geformuleerd en ook consequent uitgewerkt. Ook was er een verantwoording van de methoden van onderzoek. In de afstudeeropdrachten waar dit minder het geval is, is dit terug te zien in een lagere beoordeling.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 57
Het bachelorniveau wordt gehaald. Het auditteam heeft evenwel een aantal opmerkingen: De argumentatie m.b.t. de beoordeling onvoldoende/voldoende is in sommige gevallen nog niet duidelijk traceerbaar. Duidelijkheid in de cesuurbepaling blijft een aandachtspunt. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding beoordelingsformulieren heeft voor het beoordelen van het gerealiseerd niveau en dat de opleiding deze formulieren ook gebruikt. Het auditteam wil de opleiding meegeven om te blijven bewaken dat deze formulieren op een zodanige manier worden ingevuld, dat de totstandkoming van het eindoordeel – ongeacht de hoogte van het cijfer – transparant is voor student. T.b.v. de traceerbaarheid van de totstandkoming van de (eind)beoordeling heeft elk onderdeel van de beoordeling een aparte plek gekregen op het beoordelingsformulier. Deze onderdelen dienen dan wel volledig ingevuld te worden. De opleiding stelt dat een opdracht pas goedgekeurd wordt als alle relevante bedrijfskundige onderdelen die met het probleem of te ontwikkelen beroepsproduct te maken hebben, aan bod komen. Er is nog ruimte voor verbetering inzake de bewaking van de integraliteit van M, E en R in afstudeeropdracht. Zo heeft het auditteam diverse afstudeeropdrachten gezien waar de focus voornamelijk op de R-component lag. Waarneming van externe bronnen Leden van de BVC hebben aangegeven het werk van afstudeerders te willen bestuderen en open te staan voor een meebeoordelende rol. Ook noemen zij het initiatief van een meta-analyse achteraf om zo de kwaliteit van de werkstukken te bestuderen. De BVC’s van MER DT en MER VT FRB hebben in een van hun eerste bijeenkomsten reeds een selectie gezien van afstudeerwerken en deze beoordeeld op niveau, beroepsgerichtheid en oriëntatie. Zij kwamen tot de conclusies dat het eindniveau in overeenstemming is met de doelstellingen van de opleiding. Voor de BVC’s van MER DU en MER VT LWB staat dit punt binnenkort op de agenda. MER VT LWB is in juni 2009 gestart met het betrekken van het werkveld bij de presentatie en verdediging van afstudeeropdrachten. N.a.v. een evaluatie is besloten om het beroepenveld standaard te betrekken bij de presentatie en verdediging. Het OER en de afstudeerhandleiding zijn hier voor aangepast. Bij MER DT is reeds het werkveld structureel betrokken bij de eindbeoordeling. De afstudeeropdracht wordt beoordeeld door twee docenten met een adviserende rol van een werkvelddeskundige in de rol van gecommitteerde. Afgestudeerden van de opleiding geven aan dat de opleiding goed aansluit op de praktijk. Dat blijkt uit de resultaten uit de HBO-Monitor. Alumni hebben voldoende bagage meegekregen waarmee ze goed uit de voeten kunnen in de beroepspraktijk. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleidingen als voldoende. De opleiding heeft heldere richtlijnen opgesteld voor het afstuderen en beoordelingscriteria geformuleerd. Van belang is de betrokkenheid van het afnemend beroepenveld bij de beoordeling van de afstudeerwerkstukken. Om het gerealiseerd niveau te beoordelen heeft het auditteam afstudeerscripties bekeken. Het oordeel van het auditteam hierover is dat de scripties voldoen aan het bachelorniveau. De vraagstelling is van voldoende diepgang en complexiteit en voor het realiseren ervan dienen de afstudeerders te beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van hbo-studenten mag en moet worden geëist. De opleiding kan nog winst behalen in de handhaving van sommige procedures en richtlijnen, te weten de cesuurbepaling, de traceerbaarheid van de totstandkoming van de (eind)beoordeling en de bewaking van de integraliteit in de afstudeeropdrachten. De doorgevoerde verbetermaatregelen lijken naar de mening van het auditteam tot een gewenste verhoging van de kwaliteit van de afstudeerscripties op de genoemde aandachtspunten te leiden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 58
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen Rendementsbeleid De HvA heeft studiesucces als een van de speerpunten gekozen die in de periode 2007-2010 specifiek aandacht krijgt. Het maken van de juiste keuzes, aansluitend bij de leerstijl en de interessegebieden van de student, bepaalt samen met de studievoortgang het studiesucces van de student en daarmee de kwaliteit en het rendement van de opleiding. Het studiesucces van de student wordt positief beïnvloed door de studeerbaarheid van het programma en het aanbod van praktijkgericht onderwijs binnen een inspirerende leeromgeving met een duidelijke beroepsoriëntatie in de propedeutische fase van de opleiding. (Streef)cijfers Per studiejaar worden streefcijfers geformuleerd en opgenomen in het R&A-plan van de opleiding. De streefcijfers voor rendement passen binnen de algemene norm van het domein Economie & Management. De opleiding heeft haar doelstellingen als volgt geformuleerd: P-rendement > 1 jaar P-rendement > 2 jaar Opleidingsrendement na 5 jaar Gem. studieduur vertrekkers Gem. studieduur afgestudeerden
MER VT FRB 40% 60% 40% < 1,35 jaar < 4,5 jaar
MER VT LWB 40% 60% 45% < 1,35 jaar < 4,25 jaar
MER DT 52% 35% < 1,8 jaar < 4,5 jaar
MER DU 60% 45% < 2 jaar < 4,5 jaar
Het propedeuserendement na één jaar blijft voor zowel MER VT LWB als MER VT FRB achter bij de streefcijfers. Het propedeuserendement na twee jaar wordt daarentegen door alle varianten gehaald; Het opleidingsrendement na 5 jaar wordt door geen van de opleidingsvarianten gehaald. De deeltijdvariant meent dat dit is veroorzaakt door de combinatie werken, leren en privéleven. Veel deeltijdstudenten krijgen hun opleiding bekostigd, maar het gebeurt ook regelmatig dat studenten van werk of woonplaats veranderen c.q. dat de combinatie te zwaar wordt; M.b.t. de gemiddelde studieduur van de uitvallers geldt dat de scores boven het streefcijfers uitkomen; M.b.t. de gemiddelde studieduur van de afgestudeerden geldt dat de scores rond de streefcijfers uitkomen.
Evaluatie en verbetermaatregelen Binnen de HvA is in 2005 een diagnostisch instrument – checklist rendementen - ontwikkeld aan de hand waarvan opleidingen inzicht krijgen in het studierendement en de achtergronden daarvan. Bovendien is het instrument gericht op het formuleren van concrete verbetermaatregelen en realistische streefcijfers. Voor het management van een opleiding is het een instrument om invulling te geven aan het rendementsbeleid van de opleiding. De HvA heeft studiesucces als een van de speerpunten gekozen die in de periode 2007-2010 specifiek aandacht krijgt. In het HvA-brede onderzoek ‘Zicht op rendement’ worden o.a. factoren als inhoudelijke binding, sociale binding en studentfactoren aangemerkt als factoren die het studiesucces van studenten kunnen beïnvloeden. De opleiding wil rendementsverbeterende maatregelen richten op de factoren die door in het HvA-onderzoek worden genoemd. De afgelopen twee jaar zijn om een extra impuls te geven aan de rendementsverbetering verscheidene maatregelen genomen door de diverse afdelingen van het domein E&M. Allereerst is de voorlichting aan de poort verbeterd. De informatievoorziening naar studenten is verbeterd, zodat studenten beter geïnformeerd zijn over wat ze te wachten staat en wat hun programma inhoudt. Het is de bedoeling dat studenten dan al vóór de aanvang van de studie een juiste selectie maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 59
Tussentijdse oriëntatie: mochten de student toch niet op de ‘juiste plek’ terecht komen, dan heeft hij tijdens de propedeuse nog de mogelijkheid om zich goed te oriënteren op het volledige aanbod van economische studies binnen de HvA en om – indien gewenst – over te stappen. Het eerste semester van de propedeusefase is m.i.v. 2008-2009 een generiek semester voor alle opleidingen binnen het domein Economie en Management. Na dit eerste semester hebben studenten een eerste keuzemoment (eerste rotonde) waarbij ze over kunnen stappen naar een andere opleiding of variant binnen het gehele domein. Ook heeft de student keuze in de manier waarop hij wil leren. Die keuze zit vooral in de hoeveelheid begeleiding en sturing die de student nodig heeft in het leerproces. Het domein biedt onderwijs aan volgens twee leerstijlen: (1) de ‘klassieke’, ‘conventionele’ en kennisgerichte leerstijl in klassikaal verband met een sturende docent (Fraijlemaborg) en (2) een ‘moderne’ leerstijl die meer op de ontwikkeling van competenties is gericht met een meer coachende docent (Leeuwenburg). Vervolgens stromen ‘geschikte’ studenten door naar het tweede semester van de studie, waarin al meer opleidingsspecifieke elementen te herkennen zijn. Na dit tweede semester kan de student zonder tijdverlies nog overstappen naar een andere opleiding of variant binnen het cluster (tweede rotonde). Eventueel moet de student een parallel herstelprogramma volgen. Er kan niet worden geëist dat de student het herstelprogramma voorafgaand aan het tweede jaar volgt, wel dat hij het vóór het einde van het tweede jaar moet hebben afgerond (dit is in lijn met de bestaande regelingen voor zij-instromers binnen de HvA). Na het vierde semester, aan het einde van de kernfase, kan een student nog steeds zonder tijdverlies overstappen naar dezelfde opleiding in een andere variant en met beperkt tijdverlies naar een andere opleiding binnen het cluster (derde rotonde). De afdelingen hebben hard gewerkt aan het afbouwen van het zogenaamde stuwmeer. Met extra aandacht, extra lessen en extra begeleiding is de groep langstudeerders (5 jaar of langer ingeschreven) in staat gesteld om af te studeren. Daarnaast is een domeinbreed introductieprogramma voor propedeuse studenten geïmplementeerd om meer binding tussen studenten onderling te creëren (voorkomen van uitval door sociale integratie). Ook is er meer input gegeven aan de mentoren om via studiebegeleiding tot rendementsverbeteringen te komen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. Het onderwijsrendement voldoet op een aantal punten nog niet aan de geformuleerde streefcijfers. De opleiding evalueert de oorzaken hiervan en zet gerichte verbetermaatregelen in, zoals maatwerktrajecten voor langstudeerders, intensiveren van SLB, het verhogen van sociale binding, het bieden van overstapmogelijkheden gedurende het gehele leertraject (rotondes), aandacht voor motiverende leerstijlen/werkvormen en het bieden van deficiëntiecursussen/bijlessen. De genomen maatregelen op domein- en opleidingsniveau om tot een verhoging van het opleidingsrendement te komen, hebben op korte termijn nog niet tot voldoende resultaat geleid. Rendementsverbetering zou moeten blijken in de komende jaren.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende.
Alle facetten zijn positief beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 60
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Management, Economie en Recht voltijd, deeltijd en duaal HBO BACHELOR OPLEIDING MER Voltijd, deeltijd en duaal
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V G V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V G V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V G V V G V V
V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 61
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, i.c. het domein Economie & Management, verzorgde voltijdse, deeltijdse en duale hbo bacheloropleiding Management, Economie en Recht in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 62
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W.G. (Willem) van Raaijen (audit juni 2008 en september 2009) De heer Van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij Unique International, de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de werkmaatschappijen viel, en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Van Raaijen is partner van de Hobéon Groep en eerste aanspreekpunt voor Hobéon SKO, het bedrijf dat persoonscertificering in uiteenlopende beroepsgroepen uitvoert. R.J.M. (Rob) van der Hoorn MBA (audit juni 2008) De heer Van der Hoorn studeerde bedrijfseconomie (HEAO) en bedrijfskunde en is sinds 1996 mede eigenaar van de Hobéon Groep. Hij is bedrijfskundig adviseur en houdt zich onder andere bezig met financieel economische vraagstukken voor hoger onderwijsinstellingen. Hij is gecertificeerd lid is van de orde van organisatiekundige en organisatieadviseurs (OOA) en directeur van een venture capital bedrijf en algemeen directeur van een hogeschool in het oosten des lands. Bovendien begeleidt hij enkele MKB ondernemingen bij hun bedrijfsontwikkeling. Hiervoor was hij onder andere financieel interim directeur van een branche organisatie, interim directeur bij een gemeente in de Randstad en interim directie voorzitter van een economische faculteit. Dr. V.P. (Vincent) Kouwenhoven (audit juni 2008) De heer Kouwenhoven is sinds september 2003 als Lector e-business verbonden aan Hogeschool InHolland/Nyenrode en voorts oprichter en Managing Director van eVentures, een private participatie- en ontwikkelingsmaatschappij, vooral actief op ondernemerschap en innovatie. Kouwenhoven was hiervoor onder meer directeur van Nolan Norton & Co en achtereenvolgens Manager Strategie bij KPN Telecom en Directeur Marketing bij KPN (Business Networks). Voorafgaand aan zijn loopbaan in de private sector was hij vooral actief op het snijvlak van publieke en private ondernemingen en als adviseur verbonden aan organisatie en beleidsadviesbureau Van de Bunt te Amsterdam. In 1991 promoveerde Kouwenhoven aan de Erasmus Universiteit op het onderwerp Public Private Partnership. Hij was in die tijd vaak als adviseur betrokken bij de ontwikkelingen rond dit thema voor diverse ministeries, gemeenten en publiekprivate instellingen. Hij is voorzitter van de IT-Tafel van de Industriële Groote Club te Amsterdam en Voorzitter van de Adviesraad E-werken. Kouwenhoven publiceerde in 2002 samen met prof. dr. Roel Pieper het boek e-Business Beyond the Hype. Dhr. P.H. (Patrick) Jacobs MBA (audit juni 2008) De heer Jacobs is de heer Jacobs is adviseur bij de Adviesgroep Onderwijs van PricewaterhouseCoopers, Advisory. Hij is gespecialiseerd in vraagstukken op het gebied van de financiële functie en bedrijfsvoering en richt zich daarbij op besturings-, professionaliserings- en optimaliseringsvraagstukken, waarbij het oplossen van problemen vanuit een multidisciplinaire context het uitgangspunt is. Daarnaast dient de toepassing van kennis en vaardigheden in complexe situaties als basis voor het ontwikkelen van nieuwe uitkomsten in een nieuwe context. Hiervoor heeft hij diverse functie uitgeoefende bij de Koninklijke Marine, i.c. bij de commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied, en bij de Directie Operaties, Commandant der Strijdkrachten. Daarnaast is hij penningmeester geweest bij de Raad van Bestuur van een tweetal educatieve instellingen op Curaçao. Momenteel is hij tevens Officer Quality & Risk en Officer Headhunting bij de Adviesgroep Onderwijs PwC.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 63
Mr. T. (Ton) Vis (audit juni 2008 en september 2009) Mr. Ton Vis is zelfstandig adviseur op het brede terrein van het onderwijs en scholing. Hij houdt zich bezig met bestuurlijk/organisatorische en juridische vraagstukken, competentieontwikkeling, (inhoudelijke en proces-) begeleiding van projecten en accreditatievraagstukken. In zijn vorige functie was hij hoofd wetenschappelijke staf, tevens plv. secretaris/ directeur van de Onderwijsraad. Daarnaast vervult hij een aantal nevenfuncties, zoals vicevoorzitter van de Raad van Toezicht van een Zorg en Revalidatiecentrum te Rotterdam, lid van de geschillencommissie WMO van de Besturenraad en lid van de Nederlandse Vereniging Onderwijsrecht en van de werkgroepen “dereguleringswetgeving’ en ‘educational governance’ daar binnen. Verder heeft hij gepubliceerd (o.a. in Thema) over accreditatie in het hoger onderwijs. H.C.W.M. (Hein) van Raak (audit september 2009) De heer Van Raak is sinds 1976 actief in het HBO in diverse functies. Zo is hij directeur geweest van diverse faculteiten en opleidingen. Vanaf 1990 is hij werkzaam als organisatieadviseur met als expertiseterrein het voeren van project- en interimmanagement, onder andere bij hogescholen, kunst- en cultuurinstellingen en overheden. Hij heeft leidinggevende posities (lijn en staf) ingenomen op het terrein van verandermanage-ment, organisatieontwikkeling, reorganisaties, fusies en bedrijfsvoering. Zijn werkzaamheden als project- en interim manager betroffen onder meer het ontwerpen en beschrijven van onderwijsprogramma’s en het als landelijk projectleider uitvoeren van de conversie operatie van de HSAO- en HEAO-opleidingen. Als lid van de landelijke visitatiecommissie MER heeft hij in opdracht van de HBO-raad bij vijftien hogescholen de opleiding MER beoordeeld. Ook in het huidige accreditatiestelsel is hij eerder betrokken geweest bij de beoordeling van een opleiding MER. Drs. B.D. (Berit) Lindemann (audit september 2009) Mevrouw Lindemann is adviseur bij de Adviesgroep Onderwijs van PricewaterhouseCoopers, Advisory. Zij is gespecialiseerd in advisering binnen publieke omgeving en in het bijzonder de onderwijsmarkt. Zij heeft ervaring in vraagstukken op het gebied van procesoptimalisatie- en design, bedrijfsvoering, businessplannen, marketing en kwaliteitszorg. Hiervoor is zij werkzaam geweest bij Capgemini Consulting als senior consultant, waar zij verantwoordelijk was voor het uitvoeren van opdrachten binnen het werkveld onderwijs en jeugd op gebied van bedrijfsvoering, organisatie inrichting, managementvraagstukken, auditing en kwaliteitszorg. Verder is mevrouw Lindemann als externe promovenda verbonden aan de Vrije Universiteit waar zij promoveert op transformaties in de publieke markt en onderwijs in het bijzonder. M. (Martijn) Collenteur (audit juni 2008) De heer Collenteur was in juni 2008 tweedejaars student Management, Economie en Recht bij Hogeschool HBO Nederland (driejarige opleiding). Hij heeft hiervoor zijn MBO-diploma Commercieel Medewerker Marketing / Communicatie behaald en is naast zijn studie actief als zelfstandig ondernemer. M. (Ralph) Meelhuysen (audit september 2009) De heer Meelhuysen is vierdejaarsstudent Management, Economie en Recht aan de Hogeschool Utrecht (afstudeerrichting Commerciële Bedrijfskunde). Hij doet mee aan het Topclass programma, een uitbreiding en intensivering van het reguliere bachelorprogramma. In het kader van dit programma heeft hij een half jaar in Ierland gewoon, waar hij gestudeerd heeft aan het Athlone Institute of Technology. Hij is verder lid van het studentenpanel van zijn opleiding. D.P.M. (Daniëlle) de Koning, MSc (audit juni 2008 en september 2009) Mevrouw De Koning heeft haar propedeuse behaald in de Franse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden, vervolgens heeft zij ervoor gekozen om over te stappen naar de studie Commerciële Economie (richting Internationaal Management) aan de Haarlem Business School. Tijdens deze studie heeft mevrouw De Koning tien maanden in Frankrijk gewoond, waar zij stage heeft gelopen en gestudeerd heeft aan de ESSCA (Ecole Supérieure des Sciences Commerciales d’Angers). In 2003 studeerde zij af en is zij de studie Cultuur, Organisatie en Management gaan volgen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, welke zij in 2006 heeft afgerond. Haar werkterreinen binnen Hobéon zijn organisatieadvies, marktonderzoek en certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 67
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 68
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 69
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 70
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 71
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 72
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 73
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 74
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 75
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie MER – maandag 9 juni 2008, locatie Leeuwenburg (LWB) Tijd 08.30 – 08.45
Gesprekspartners
08.45 – 09.00
Managementteam - Dorien Nelisse, afdelingsmanager duaal en deeltijd - Jans van der Horn, wnd. Opleidingsmanager MER VT FRB - Matty Holman, opleidingsmanager MER VT LWB - Toine van den Dries, opleidingsmanager MER DU - Marry van Straten, opleidingsmanager MER DT Managementteam - Dorien Nelisse - Jans van der Horn - Matty Holman - Toine van den Dries - Marry van Straten
09.00 – 10.00
10.00 – 10.45
10.45 – 11.00
Kerndocenten/Coördinatoren - Ineke Hendriks, docent MER DU - Jan Leen, docent MER DT - Irena van Nynatten-Janikowska, docent MER VT LWB - Macheld Middelveld, docent MER VT FRB
Auditoren Auditteam: Van Raaijen Van der Hoorn Kouwenhoven Jacobs Vis Collenteur De Koning Auditteam
Onderwerpen door Hobéon te bepalen Voorbespreking
-
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Auditteam
-
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie / instroom / toelating Internationalisering Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / scholing Resultaten / onderwijsrendement Alumnibeleid Curriculum(ontwikkeling) Toetsen en beoordelen Instroom Praktijkcomponent/ stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Vrijstellingen / EVC
Auditteam
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 76
Tijd 11.00 – 11.45
Gesprekspartners Docenten voltijd FRB - Marjo Luif - Cees van de Lustgraaf - Joep Adema - Karin Plekkenpol - Nico Keuning - Eelco de Bode - Ron Hoekstra - Machteld Middelveld
Auditoren Auditteam
11.45 – 12.30
Studenten – voltijd FRB - Kasper Aarts (jaar 1) - Chris Nugloze (jaar 1) - Wendy Kok (jaar 2) - Doriane Roelofse (jaar 2) - Jeroen van der Laan (jaar 3) - Dewi Werkhoven (jaar 3) - Madelon Warning (jaar 4) - Maurice Pastoor (jaar 4)
Auditteam
12.30 – 13.15
13.15 – 14.00
4
Auditteam
Rondleiding voorzieningen FRB
(Deel) Auditteam
Onderwerpen door Hobéon te bepalen - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Instroom / propedeuse - Aansluiting instroom en programma - Vrijstellingen - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding - Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen Lunch, interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen -
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen4
Onder algemene voorzieningen wordt o.a. verstaan de ruimtelijke en materiële voorzieningen zoals mediatheek, lesruimten, computervoorzieningen e.d. – m.a.w. een korte rondleiding door het gebouw. Nb. het auditteam heeft reeds de algemene voorzieningen van locatie Fraijlemaborg beoordeeld. Er zal vooral worden ingezoomd op de opleidingsspecifieke voorzieningen. Onder opleidingsspecifieke voorzieningen wordt o.a. verstaan beschikbare media en studiematerialen (databanken/tijdschriften/ vakbladen), eventueel beroepsspecifieke apparatuur & instrumentarium (opleidingsspecifieke software, specifieke practicaruimtes, specifieke computers, laboratoria e.d.) Tijdens de HES-generieke audit op 3 juni zullen de betrokken leden van het auditteam reeds kijken naar de opleidingsspecifieke voorzieningen op de locatie Fraijlemaborg van de opleiding MER (in het bijzonder naar het SAP-lokaal).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 77
Tijd 14.00 – 14.45
Gesprekspartners Docenten voltijd LWB - Denise Snoodijk - Sonja Laanen - Ied ter Laan - Irena van Nynatten-Janikowska - Herman den Heeten - Gert Klein - Gudo Nollen - Wessel van de Haar
Auditoren Auditteam
14.45 – 15.30
Studenten – voltijd LWB - Sjoerd Noorderwier (jaar 1) - Sascha Vogelzang (jaar 1) - Aziza el Idrissi (jaar 2) - Ruud van Heesen (jaar 2) - Jessica Groen (jaar 3) - Kars de Jong (jaar 3) - Esther Veldhuis (jaar 4) - Evelien Brand (jaar 4) - Sander van Dongen (jaar 4) Verificatie documenten - voltijd FRB - voltijd LWB
Auditteam
15.30 – 16.15
16.15 – 16.30
16.30 – 16.45
16.45 – 17.30
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Onderwerpen door Hobéon te bepalen - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Instroom / propedeuse - Aansluiting instroom en programma - Vrijstellingen - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding - Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen
Auditteam
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling voltijd en deeltijd
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 78
Programma MER dinsdag 10 juni 2008, locatie Leeuwenburg Tijd 08.30 – 09.00 09.00 – 9.45
Gesprekspartners
9.45 – 10.30
Docenten deeltijd LWB - Hans Angevare - Tjerk Bouman - Frits Dekker - Jan Leen - Marlies Ottenberg - Jacques Vis - Roland Wessel
Auditteam
10.30 – 11.15
Verificatie documenten - deeltijd LWB
Auditteam
Studenten deeltijd LWB - GertJan Smit, beginfase Ellen Blom, beginfase - Marlyne Ravensbergen, middenfase - Paul v/d Meer, middenfase - Mirella Bos, middenfase - Emiel de Jong, eindfase - Paul Marcre, eindfase - Janine Winterdal, eindfase
11.15 – 11.30
Auditoren Auditteam* Auditteam
Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking - Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Instroom / propedeuse - Aansluiting instroom en programma - Vrijstellingen - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
11.30 – 11.45
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Auditteam
11.45 – 12.15
Rondleiding voorzieningen LWB
(Deel) Auditteam
-
Auditteam
Lunch, intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
12.15 – 13.00
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 79
Tijd 13.00 – 13.45
Gesprekspartners Docenten duaal - Koen Buning - Xandra Cremers - Guus Hageman - Ineke Hendriks - Wim Maessen - Max Vitalis
Auditoren Auditteam
13.45 – 14.30
Studenten duaal - Mohamed Jalloh (jaar 1) - Iris van Dam (jaar 1) - Berna Tümer (jaar 2) - Simone Grömminger (jaar 2) - Daniël Westra (jaar 3) - Marijana Pejakovic (jaar 3) - Roel Schravemaker (jaar 3) - Melvin Heinis (jaar 4) - Derk Veldhoen (jaar 4) Verificatie documenten - duaal LWB - overige documenten
Auditteam
14.30 – 15.15
15.15 – 15.30
15.30 – 15.45
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
15.45 – 16.45
16.45 – 17.15
Alle gesprekspartners & genodigden van alle varianten
Onderwerpen - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Instroom / propedeuse - Aansluiting instroom en programma - Vrijstellingen - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding - Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen
Auditteam
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en vaststellen voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 80
Programma MER dinsdag 29 september 2009, locatie Leeuwenburg Tijd en Ruimte 08.15 – 08.30 08.30 – 09.00
Gesprekspartners
09.00 – 09.15
MT - Ineke van der Linden, Domeinvoorzitter - Gerard Dukker, afdelingsmanager VT FRB - Dorien Nelisse, afdelingsmanager DU/DT MT - opleidingsmanagers - Marry van Straten, MER MZD DT - Toine van den Dries, MER DU - Jans van der Horn-van Kooij, MER VT FRB - Ruth de Baat, MER VT LWB a.i - Piet de Bie, projectleider a.i. accreditatie MER VT LWB Docenten VT Fraijlemaborg - Marjo Luit - Cees van de Lustgraaf - Joep Adema - Karin Plekkenpol - Nico Keuring - Eelco de Bode - Ron Hoekstra - Machteld Middelveld
09.15 – 10.00
10.00 – 10.45
Auditoren
10.45 – 11.00 11.00 – 11.45
Auditteam: Van Raaijen Van Raak Vis Lindemann Meelhuysen De Koning Auditteam
Auditteam
-
Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid, visie, missie Doelstellingen, positionering
-
Strategisch beleid, visie, missie Doelstellingen, positionering
Auditteam
Auditteam Docenten VT Leeuwenburg - Irena van Nynatten-Janikowska - Gudo Nollen - Herman den Heeten - Gert Klein - Ied ter Laan - Denis Snoodijk
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbespreking auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 81
Tijd en Ruimte 11.45 – 12.30
11.45 – 12.30 (parallel)
Gesprekspartners Docenten DU - Xandra Cremers - Ineke Hendriks - Regina Koopman - Guus Hageman - Wim Maessen - Max Vitalis Docenten DT + studenten DT - Jan Leen - Jacques Vis - Hans Angevare - Paul van der Meer, student laatste studiefase - Gertjan Smit, student midden studiefase - Marlyne Ravensbergen, student laatste studiefase
12.30 – 13.15 Studenten VT Fraijlemaborg - Leonie Porton (jaar 1) - Jeroen van Vuuren (jaar 1) - Leon Schuurhuis (jaar 2) - Anneke Sluiter (jaar 2) - Adrienne van den Bos (jaar 3) - Ado Pekaric (jaar 3) - Wendy Kok (jaar 4) - Terence Oosterling (jaar 4)
14.00 – 14.45
Studenten VT Leeuwenburg - Vincent Vivi (jaar 2) - Ouafae el Kanfoudi (jaar 2) - Thomas Peters (jaar 3) - Samira Ben Amar (jaar 4) - Viktor Klatt (jaar 4) - Priscilla de Meij (afgestudeerd) - Irma Keur (afgestudeerd)
14.45 – 15.00
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Auditteam Studenten DU - Selena Both (jaar 1) - Francis van Groeningen (jaar 1) - Sjors Dijns (jaar 2) - Mohamed Jalloh (jaar 3) - Dennis van der Wal (jaar 4) - Daniel Westra (jaar 5)
Onderwerpen
Auditteam II: Vis Lindemann Meelhuysen
Auditteam
13.15 – 14.00
15.00 – 15.45
Auditoren Auditteam I: Van Raaijen Van Raak De Koning
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam I: Van Raak Meelhuysen De Koning
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 82
Tijd en Ruimte 15.00 – 15.45 (parallel)
Gesprekspartners Examencommissie - Max Vitalis - Ineke Hendriks - Beer van Arem - Coby van der Ploeg - Tom Spits
Auditoren Auditteam II: Van Raaijen Vis Lindemann
Onderwerpen - Beoordeling en toetsing - Gerealiseerd niveau
15.45 – 17.00
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
17.00 – 17.30
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, HvA , 1.0 83