Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd - deeltijd - duaal Hogeschool INHOLLAND
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd - deeltijd - duaal CROHO nr. 34616 Hogeschool INHOLLAND
Hobéon® Certificering BV december 2007 Auditteam: W.L. M. Blomen A. Vlam Drs. J. Loovers A. Bousema Secretaris: G.C. Versluis
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 19 september 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
10 10 10 13 15 17 17 21 24 26 29 31 32 34 39 39 41 44 47 47 50 54 54 56 58 61 61 64
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD voltijd – deeltijd - duaal Integraal oordeel/ advies aan NVAO
67 67 68
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 19 september 2007
1 1 1 1 3 4 4 7 8 9 9
1. INLEIDING 1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool INHOLLAND, in casu de School of Social Work Rotterdam en de School of Social Work Haarlem, verzorgen de HBO bachelor opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Personeel & Arbeid/Social Work (P&A/SW), Culturele en Maatschappelijke Dienstverlening (CMV), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH), Integrale Veiligheid (IV) op de locaties Utrecht, Rotterdam, Haarlem, Den Haag, Amsterdam en Alkmaar. Het onderhavige rapport heeft betrekking op Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, voltijd 34616 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, deeltijd 34616 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, duaal 34616 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd, deeltijd en duale variant van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in één rapport samengevat omdat alle varianten op alle locaties gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Het onderwijsprogramma, de major-minor structuur, het didactische model, het toetsen en beoordelen, de studiebegeleiding, het voorzieningen beleid en de interne kwaliteitszorg op de beide Schools en op de verschillende locaties komt daarbij sterk overeen. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de drie varianten en de zeven verschillende locaties zichtbaar gemaakt. De audit van de opleiding MWD heeft plaatsgevonden op de locatie Haarlem. Tijdens de audit bij de opleiding Management in Zorg (MiZ) van INHOLLAND in Amsterdam en tijdens de toets nieuwe opleiding Toegepaste Psychologie van INHOLLAND in Utrecht zijn ook de voorzieningen voor de opleiding MWD beoordeeld. Tijdens een aantal side-visits heeft een deel van de auditteams van de audits bij de opleidingen MiZ, MWD en Commerciële Economie (CE)/ Small Business & Retailmanagement (SB&RM) van INHOLLAND de voorzieningen beoordeeld op de andere locaties te weten Alkmaar, Den Haag en Rotterdam. De bevindingen van de verschillende auditteams met betrekking tot de voorzieningen van de opleiding MWD zijn in dit rapport beschreven onder facet 4.1. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door het Zelfevaluatierapport van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd, deeltijd en duaal.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. De opleiding MWD wordt binnen hogeschool INHOLLAND aangeboden door de School of Social Work Rotterdam (SoSW Rotterdam) op de locaties Rotterdam en Den Haag en de School of Social Work Haarlem (SoSW Haarlem) op de locaties Haarlem, Alkmaar, Amsterdam en Utrecht. SoSW Haarlem biedt de opleiding aan in een voltijd en een deeltijd variant. SoSW Rotterdam biedt de opleiding aan in een voltijd, deeltijd en duale variant.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 1
Tot 1 januari 2003 werd onderwijs gegeven in drie gescheiden organisatorische eenheden: ‘SOSA’, voorheen onderdeel van Hogeschool Haarlem ‘Academie voor Werk en Welzijn’, voorheen onderdeel van Hogeschool Haarlem De unit ‘Sociaal Werk’, voorheen onderdeel van Ichthus Hogeschool. Na een overgangssituatie zijn de Schools in september 2003 van start gegaan. In 2004 en 2005 zijn de vestigingen die de beide Schools nog hadden in Groningen, Zwolle en Vlissingen overgedragen aan partners in de betreffende regio’s. De duale variant op de locaties Den Haag en Rotterdam is in 2006-2007 herschreven in samenwerking met een aantal grote instellingen waar de opleiding contacten mee heeft. In 2007/2008 is dit vernieuwde programma van start gegaan. 1.3.2. Het onderwijsprogramma op de beide Schools en op de verschillende locaties komt sterk overeen. De twee Schools hanteren dezelfde eindkwalificaties, dezelfde kaderdocumenten, hetzelfde mesorooster (leerplanschema) met dezelfde competenties, toetscriteria en doelen. In het gezamenlijke kaderdocument ‘Kaders Major SoSW’ hebben de opleidingen de uitgangspunten vastgelegd voor: onderwijskundige uitgangspunten; leerplanschema’s (macrorooster en mesorooster) beroepspraktijkvorming (bpv) en buitenschools curriculum; studieloopbaanbegeleiding (slb); toetsbeleid; (digitale) leeromgeving; Taaktoedeling. Iedere School is verantwoordelijk voor de uitwerking van de kaderdocumenten en de uitvoering daarvan op de eigen School. De Schooloverstijgende ‘Projectgroep Onderwijsontwikkeling Minor Major School of Social Work’ bewaakt de voortgang op en afstemming tussen de beide Schools. 1.3.3. De opzet van het SW-curriculum heeft de opleiding beschreven in het macrorooster. Ieder jaar bestaat uit vier perioden. Dit macrorooster geldt voor alle varianten. Het curriculum bestaat uit een majorprogramma SW en een minorenprogramma. In de major worden de brede domeincompetenties ontwikkeld, die de opleiding MWD gemeenschappelijk heeft met de opleidingen SPH en CMV. De major bevat 120 ECTS. Naast de major zijn er twee minoren: een specialisatieminor MWD, die vooral gericht is op de beroepsspecifieke kwalificaties en een differentiatieminor, die de studenten in staat stelt zich te verdiepen in het beroepssegment of zich te verbreden en zich daarmee te ontwikkelen tot breed georiënteerde professional. Beide minoren bevatten 60 ECTS. 1.3.4. Bij alle opleidingsvarianten maakt de opleiding een koppeling tussen leren in de praktijk en leren in de school. Studenten verwerven hun beroepsvaardigheden zowel in het binnenschoolse als het buitenschoolse deel van het curriculum. De opleiding realiseert dit o.a. door beroepspraktijkvorming (bpv) en praktijkopdrachten. Bpv vindt in alle leerjaren plaats. 1.3.5. SoSW Rotterdam en SoSW Haarlem werken samen binnen lectoraten en kenniskringen. Voor de opleiding MWD zijn de onderstaande lectoraten en bijbehorende kenniskringen van belang: Lectoraat Leefwerelden van Jeugd met in de kenniskring zes docenten uit zowel SoSW Rotterdam als SoSW Haarlem; Lectoraat Dynamiek van de stad met in de kenniskring twee docenten SoSW Rotterdam; Lectoraat Geïntegreerde Pedagogisch handelen met in de kenniskring één docent SoSW Haarlem; Lectoraat Grootstedelijk Onderwijs en Jeugdbeleid met in de kenniskring één docent SoSW Haarlem; Lectoraat Verslavingszorg met in de kenniskring één docent SoSW Rotterdam; Daarnaast heeft SoSW een aanvraag gedaan om in 2007 te mogen starten met het J.W. Rengelink-lectoraat, dat zich gaat richten op toegepast onderzoek op het terrein van MWD in het kader van de WMO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 2
1.4.
Visitatierapport
1.4.1. In 2005 heeft een proefaccreditatie plaatsgevonden bij de voorlopers van hogeschool INHOLLAND, opleiding MWD (zie hierboven onder 1.3.1.). Hieruit zijn aandachtspunten naar voren gekomen die alleen de verkorte deeltijdopleiding MWD (deeltijd SOSA MWD, Hogeschool Haarlem) betroffen: deskundigheidsbevordering van de praktijkbegeleiders; zwaarte van het MWD programma in samenhang met deficiëntieprogramma’s en vrijstellingen beleid; feitelijke kwaliteit van de toetsing; educatieve reflectie in hoeverre rendementen overeenkomen met streefgetallen; onderzoek onder studenten en werkgevers naar kwalitatief rendement; kwaliteitszorgsysteem. 1.4.2. De opleiding heeft hiervoor de volgende verbetermaatregelen getroffen: deskundigheidsbevordering van de praktijkbegeleiders: SoSW Haarlem houdt minmaal drie maal per jaar praktijkbegeleidersbijeenkomsten, bezoekt praktijkdocenten in de praktijk en heeft een cursus ontwikkeld van zes dagdelen over praktijkbegeleiding, die vanaf 2007-2008 gaat draaien. (zie facet 3.3.) zwaarte van het MWD programma in samenhang met deficiëntieprogramma’s en vrijstellingen beleid: Op basis van instroomeisen wordt vastgesteld wie in het verkorte programma mag. Ook studenten van het verkorte propedeuseprogramma krijgen een bindend studieadvies. Zij kunnen desgewenst alsnog overstappen naar het 4-jarig traject. Binnen de studieloopbaanbegeleiding is aandacht voor de sterke en zwakke kanten met betrekking tot de competentieontwikkeling en wordt besproken welke extra leeractiviteiten de student kan oppakken. Alleen voor het vak Nederlands biedt de opleiding een deficiëntieprogramma aan. Uit onderwijsevaluaties blijkt, dat er geen sprake is van structurele over of onderbesteding van studiebelastinguren. (zie facet 2.4. en 2.5.) feitelijke kwaliteit van de toetsing: Binnen het vernieuwde onderwijs heeft toetsing een belangrijke plaats gekregen. (zie facet 2.8.) educatieve reflectie in hoeverre rendementen overeenkomen met streefgetallen: de opleiding beschikt zowel over eigen rendementcijfers als cijfers van de HBO-raad en heeft deze geanalyseerd voor de afgelopen studiejaren. Waar nodig heeft de opleiding verbetermaatregelen getroffen. (zie facet 6.2.) onderzoek onder studenten en werkgevers naar kwalitatief rendement: de opleiding meet de kwaliteit van haar afgestudeerden door middel van de landelijke HBO-monitor (jaarlijks) en via eigen werkveldonderzoek (ieder twee jaar). Uit de meest recente onderzoeken blijkt, dat het werkveld tevreden is over de prestaties van de studenten en over de vereiste competenties. (zie facet 6.1.) kwaliteitszorgsysteem: Beide Schools hebben een uitgewerkt en werkend kwaliteitssysteem met kwaliteitszorginstrumenten, streefdoelen en een evaluatiejaarplanning. (zie Onderwerp 5: ‘Interne Kwaliteitszorg’.) 1.4.3. Het door Hobéon samengestelde (externe) auditteam, dat op 19 september 2007 ten behoeve van de accreditatie de audit uitvoerde bij de opleiding MWD, heeft kennisgenomen van het document ‘Aandachtspunten uit de vorige visitatie en huidige stand van zaken’ en van het Zelfevaluatierapport van de opleiding MWD dat ten behoeve van de audit op 19 september 2007 is opgesteld. In onderhavig adviesrapport is bij de verschillende onderwerpen/facetten aangegeven wat de bevindingen zijn van het (externe) auditteam op bovengenoemde punten naar aanleiding van de audit die op 19 september heeft plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 3
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten voltijd, deeltijd en duaal is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening op HBOniveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aangeleverde schriftelijke informatie: Zelfevaluatierapport; Studiegids; Onderwijs- en Examen Regeling – OER; Visitatierapport (zie ook § 1.4); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 4
Op basis van de door opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de drie opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding(-en) op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 5
Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ en secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en - daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft - ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggende rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1
Visitatie heeft op 19 september 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 6
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 7
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
W.L. M. Blomen A. Vlam Drs. J. Loovers A. Bousema G.C. Versluis
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer W.L.M. Blomen is lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen. De werkvelddeskundige A. Vlam heeft zich in zijn beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programmainhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien heeft hij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Vlam heeft op grond van zijn ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals Maatschappelijk Werk en Dienstverlening op HBO-niveau. De heer Vlam volgde o.a. de opleiding HBO Maatschappelijk Werk en de Voortgezette opleiding HBO Maatschappelijk Werk en was o.a. werkzaam als maatschappelijk werker, hoofd maatschappelijk werk en bestuurder/directeur maatschappelijk werk. De heer Vlam is secretaris van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). De vakdeskundige, de heer J. Loovers, heeft zich in zijn beoordeling gericht op de kwaliteit van de opleidingen, de actualiteit en relevantie van het richtinggevend domeinspecifieke kader. De heer Loovers heeft o.a. door zijn werkzaamheden bij Hogeschool Windesheim waar hij tot 2003 directeur was van de Afdeling Sociale Studies (opleidingen SPH, CMV en MWD) en tot 2005 instellingsdirecteur, ruime ervaring opgebouwd die hem concreet in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Mevrouw Versluis heeft zich als deskundige ‘onderwijs’ vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Zij heeft in haar vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die haar in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. Mevrouw Bousema is vierde jaars student aan de HBO opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) aan de Hogeschool Utrecht. Zij liep o.a. stage bij SOS telefonische Hulpdienst te Utrecht en FIOM Utrecht. Sinds 2004 is zij lid van de Opleidingscommissie MWD. In haar vrije tijd is zij o.a. actief als medewerker in een sieradenwinkel en als vrijwilliger in het studiemaatjesproject van Humanitas. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 8
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 19 september 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 9
2. BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De opleiding heeft haar opleidings- en beroepsprofiel gebaseerd op landelijke documenten waarin de eisen staan vermeld, zoals deze zijn gesteld door de beroepspraktijk, te weten ‘Beroepsdomeinprofiel Maatschappelijk e Dienstverlening’ (1996), ‘Opleidingsprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening’(1998), ‘Nota PAD (Profilering Agogisch Domein)’( 2004) en ‘Klaar voor de toekomst NIZW’(2005). Daarnaast heeft de opleiding gebruik gemaakt van ‘Beroepsprofiel van de Maatschappelijk Werker’(2006) dat is uitgegeven door de Nederlandse vereniging van Maatschappelijk Werkers. 1.1.2. De opleiding heeft haar opleidings- en beroepsprofiel uitgewerkt in 9 competenties en vastgelegd in het ‘Kaderdocument Major SoSW 2004-2005’. De negen competenties zijn ingedeeld naar drie domeinen, die overeenkomen met de drie segmenten uit het ‘Opleidingsprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening’: de beginnend beroepsbeoefenaar als werker: zorg, hulp en dienstverlening de beginnend beroepsbeoefenaar als medewerker: bedrijfsvoering, werken vanuit een instelling/organisatie de beginnend beroepsbeoefenaar als lid van de beroepsgroep: beroepsontwikkeling en professionalisering In het ‘Kaderdocument Major SoSW’ heeft de opleiding haar eigen visie op het beroep uitgewerkt. 1.1.3. De opleiding onderzoekt structureel in welke functies haar afgestudeerden werk vinden door middel van de landelijke HBO-monitor (jaarlijks) en via eigen werkveldonderzoek (iedere twee jaar). Uit de HBOmonitor 2005 blijkt dat studenten bovengemiddeld terechtkomen in functies passend bij het HBO-niveau. Ook uit het werkveldonderzoek blijkt dat de opleiding er goed in slaagt afgestudeerden te brengen op het niveau en in functies die aansluiten bij de HBO-opleiding MWD. De opleiding heeft ook een analyse gemaakt van de antwoorden die in het werkveldonderzoek zijn gegeven. Daaruit blijkt, dat met name de cliëntgebonden rol veel wordt vervuld en MWD afgestudeerden minder belast zijn met het ontwikkelen en meer met het uitvoeren van beleid. MWD afgestudeerden scoren hoog op het onderhouden van relatienetwerken en het onderhandelen. Het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding haar opleidings- en beroepsprofiel heeft gebaseerd op landelijke documenten, die in samenwerking met de beroepspraktijk zijn opgesteld. In het ‘Kaderdocument Major SoSW’ heeft de opleiding haar eigen profiel en de eigen visie op het beroep duidelijk beschreven. Het auditteam is van mening, dat de eindcompetenties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en goed aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een opleiding MWD.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 10
1.1.4. De Schools binnen Hogeschool INHOLLAND kennen drie formele adviesorganen. Op beleidniveau overleggen de Schools met curatoria, die de opleiding informeren over de trends in de samenleving en actuele ontwikkelingen in het beroepenveld. De curatoria zijn breed samengesteld en vertegenwoordigen het beroepenveld van MWD. CMV en SPH. SoSW Rotterdam heeft op beide locaties (Rotterdam en Den Haag) een curatorium en SoSW Haarlem heeft één curatorium voor de vijf vestigingen samen. De Beroepenveldcommissies van de beide Schools adviseren de opleiding met betrekking tot meer onderwijsgerelateerde vraagstukken, namelijk het opleidingsprofiel, de competenties, het curriculum, de praktijkcomponent en over de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt. De Beroepenveldcommissies zijn samengesteld uit functionarissen op stafniveau van grote instellingen. Beide locaties van SoSW Rotterdam hebben een eigen Beroepenveldcommissie. SoSW Haarlem kent voor de vijf vestigingen één gezamenlijke Beroepenveldcommissie. In de Resonansgroep Social Work worden de ontwikkelde producten besproken. De Resonansgroep bewaakt of de beroepspraktijk voldoende herkenbaar is, bijvoorbeeld in de toetsen en de ingebrachte cases. De Resonansgroep bestaat uit leden van het beroepenveld, die op uitvoerend niveau werkzaam zijn en studenten. Met de Beroepenveldcommissies heeft de opleiding het competentieprofiel en de uitwerking van de competenties over de vier opleidingsjaren besproken. Het auditteam heeft kennisgenomen van de samenstelling van de curatoria, de Beroepenveldcommissies en de Resonansgroep Social Work en is van mening, dat deze commissies een zeer representatieve vertegenwoordiging laten zien van het werkveld waarbinnen de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening opereert. Op basis van de verslagen van overleggen concludeert het auditteam, dat er met de commissies regelmatig is gesproken over de structuur en de inhoud van de opleidingen en dat de opleidingen daar waar nodig aanpassingen maakt. 1.1.5. De Schools volgen actief de landelijke discussies over de beroepenstructuur en de opleidingskwalificaties. Omdat de beroepstaken MWD zich blijven ontwikkelen leggen de beide Schools ook regelmatig de competenties en de eigen inkleuring aan hun eigen Beroepenveldcommissies voor. De uitkomsten hiervan worden ingebracht in de gezamenlijke Projectgroep Onderwijsontwikkeling Minor Major School of Social Work, waarin de programmadirecteuren van de beide Schools zitting hebben. 1.1.6. De opleiding MWD heeft zich voor een internationale benchmark georiënteerd op vergelijkbare opleidingen in België, Noorwegen, Zweden en Duitsland. Deze landen zijn vergelijkbaar met Nederland op het gebied van welzijn, economie en zorgstelsel. Dit weerspiegelt zich ook in de inhoud van het beroepsonderwijs. De opleiding MWD heeft de inhoud van de buitenlandse opleidingen op hoofdlijnen vergeleken met het eigen programma en concludeert dat de programma’s op hoofdlijnen gelijk zijn. In de onderwijskundige aanpak ziet de opleiding MWD wel verschillen. Met deze hogescholen bestaan ook samenwerkingsovereenkomsten. 1.1.7. De beide Schools werken aan internationalisering door het onderwijs een internationaal karakter te geven en studentmobiliteit te vergroten. Beleid daaromtrent hebben de beide Schools vastgelegd in de notities ‘On the Course for Quality, Internationalisering en de School of Social Work Rotterdam 2006-2010’ en ‘Activiteitenplan Haarlem 2006-2007’. Met buitenlandse organisaties heeft de opleiding samenwerkingsverbanden. Zo zijn er het consortium van Europese Social Work-opleidingen en de internationale netwerken Feset en European Thematic Network Social Work en de European Association for Schools of Social Work.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 11
Binnen het curriculum biedt de opleiding een aantal differentiatieminoren aan met een internationaal karakter. Ook worden in beide Schools internationale weken georganiseerd. Met studenten uit Noorwegen wordt samengewerkt aan projecten via videoconferentie. Onderwijsontwikkelaars worden gestimuleerd internationale aspecten op te nemen in het onderwijs. Dit was in 2006-2007 nog niet voor alle onderdelen het geval. Vanaf 2007-2008 zal daarin verbetering komen. Studenten van beide Schools hebben de mogelijkheid om stage in het buitenland te lopen. Vanuit SoSW Rotterdam hebben een beperkt aantal studenten in 2005-2006 een deel van hun studie in het buitenland gevolgd of in het buitenland stage gelopen. Vanuit SoSW Haarlem heeft een aantal studenten een half jaar stage gelopen in Noorwegen. Studenten krijgen door middel van een brochure en in de lessen zelf ter voorbereiding op de derdejaars stage informatie over het gaan naar buitenland. Voorwaarde voor een stage in het buitenland is wel dat er in de betreffende organisatie ‘MWD-werk’ te verrichten is. Uit de studentevaluaties 2005 en 2006 bleek dat internationalisering laag scoorde. De opleiding heeft verbeterplannen opgesteld en inmiddels verschillende maatregelen getroffen, zoals de hierboven beschreven differentiatieminoren, de internationale week en het opnemen van internationale aspecten in het curriculum. In februari 2007 is een overkoepelende werkgroep ingesteld om de werkzaamheden van de coördinatoren internationalisering op de beide Schools op elkaar af te stemmen en te versterken. Het auditteam heeft kennisgenomen van de notities ‘On the Course for Quality, Internationalisering en de School of Social Work Rotterdam 2006-2010’ en ‘Activiteitenplan Haarlem 2006-2007’ en de hierboven beschreven internationale aspecten in het curriculum en is van mening, dat de opleiding er op een voor een opleiding MWD passende manier voor zorgt, dat belangrijke internationale ontwikkelingen in het curriculum aan bod komen en studenten die competenties kunnen verwerven, die zij nodig hebben om ook in een internationale context te kunnen werken. Uit de gesprekken met de studenten en docenten blijkt evenwel, dat studenten niet zo erg geïnteresseerd zijn in wat er op internationaal gebied speelt. Dat de opleiding ondanks dit gegeven hieraan toch aandacht besteedt vindt het auditteam goed, want ook MWD-ers moeten op de hoogte zijn van wat er in het buitenland gebeurt op hun vakgebied.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar opleidings- en beroepsprofiel gebaseerd op landelijke documenten, die in samenwerking met de beroepspraktijk zijn opgesteld en deze profielen een eigen inkleuring gegeven. De Schools volgen actief de landelijke discussies over de beroepenstructuur en de opleidingskwalificaties en leggen ook regelmatig de competenties en de eigen inkleuring aan hun eigen Beroepenveldcommissies voor. Zowel uit de HBO-monitor als uit eigen werkveldonderzoek blijkt dat de eindcompetenties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en goed aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een opleiding MWD. Met het werkveld heeft de opleiding structureel overleg. De vertegenwoordigers in de curatoria, de Beroepenvelcommissies en de Resonansgroep Social Work acht het auditteam zeer representatief voor de actuele beroepspraktijk. Uit de verslagen van overleggen blijkt, dat er met de verschillende commissies regelmatig is gesproken over de structuur en de inhoud van de opleidingen. De opleiding zorgt er op een voor een opleiding MWD passende manier voor, dat belangrijke internationale ontwikkelingen in het curriculum aan bod komen en studenten díe competenties kunnen verwerven, die zij nodig hebben om ook in een internationale context te kunnen werken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 12
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen 1.2.1. De opleiding heeft de opleidingscompetenties geijkt aan de internationale Dublin Descriptoren en de generieke kwalificaties HBO-bachelor. In het ‘Kaderdocument Major SoSW’ heeft de opleiding beschreven hoe de opleidingscompetenties de internationale Dublin Descriptoren afdekken en hoe de vertaalslag is gemaakt van de generieke kwalificaties HBO naar de Dublin Descriptoren. Dit heeft de opleiding voor zowel het eindniveau van de propedeuse als voor het eindniveau hoofdfase MWD beschreven. Zo corresponderen de volgende competenties bijvoorbeeld met: Kennis en inzicht De afgestudeerde kan een samenhangend beeld en verklaring geven op basis van verschillende inzichten; De afgestudeerde kan op basis van een methodische verantwoording zelfstandig kiezen welke standaard(s) gebruikt worden. Toepassen Kennis en inzicht De afgestudeerde kan voor een probleem meerder factoren benoemen en in samenhang tot elkaar, waardoor er een samenhangend beeld ontstaat; De afgestudeerde kan creatief omgaan met diversiteit in menselijk gedrag en handelen en voor die unieke situatie toegespitste reacties, oplossingen bedenken. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan zelfstandig en op grond van eigen inzicht concepten en methoden in min of meer vergelijkbare situaties toepassen. Communicatie De afgestudeerde vertoont adequaat communicatiegedrag, toegespitst op de eisen van de situatie; De afgestudeerde kan meerder gesprekstechnieken hanteren. Leervaardigheden De afgestudeerde kan door middel van reflectie het beroepsmatig handelen verantwoorden en toetsen aan professionele kaders; De afgestudeerde kan vanuit samenhangende referentiekaders methodisch denken en handelen. Het auditteam heeft in het ‘Kaderdocument Major SoSW’ kunnen lezen hoe de opleiding de relatie legt tussen de Dublin Descriptoren, de HBO generieke kwalificaties en de opleidingscompetenties en is van mening, dat de eindcompetenties van de opleiding goed aansluiten bij het niveau Bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren en de HBO-generieke kwalificaties. Door zowel een beschrijving te geven van het eindniveau van de propedeuse als van het eindniveau van de hoofdfase geeft de opleiding een goed inzicht in de competentieontwikkeling die van de student wordt verwacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 13
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft de opleidingscompetenties geijkt aan de internationale Dublin Descriptoren en de generieke kwalificaties HBO-bachelor. In het ‘Kaderdocument Major SoSW’ heeft de opleiding beschreven hoe de opleidingscompetenties de internationale Dublin Descriptoren afdekken en hoe de vertaalslag is gemaakt van de generieke kwalificaties HBO naar de Dublin Descriptoren. Daaruit blijkt dat de eindcompetenties van de opleiding goed aansluiten bij het niveau Bachelor. Door zowel een beschrijving te geven van het eindniveau van de propedeuse als van het eindniveau van de hoofdfase geeft de opleiding een goed inzicht in de competentieontwikkeling die van de student wordt verwacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 14
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Zoals al onder 1.2. is beschreven heeft de opleiding de opleidingscompetenties geijkt aan de internationale Dublin Descriptoren en de generieke kwalificaties HBO-bachelor. In het ‘Kaderdocument Major SoSW’ heeft de opleiding beschreven hoe de opleidingscompetenties de internationale Dublin Descriptoren afdekken en hoe de vertaalslag is gemaakt van de generieke kwalificaties HBO naar de Dublin Descriptoren. Het auditteam is van mening dat de opleidingen op basis hiervan gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs (zie ook onder 1.2.) 1.3.2. Beroepsonderwijs Zoals onder 1.1. is beschreven heeft de opleiding haar opleidings- en beroepsprofiel gebaseerd op landelijke documenten waarin de eisen staan vermeld, zoals deze zijn gesteld door de beroepspraktijk en dit profiel een eigen inkleuring gegeven en uitgewerkt in 9 competenties. Het auditteam is van mening dat de opleiding MWD een beroepsopleiding is en heeft geconstateerd dat hierover afstemming plaats heeft gevonden met het beroepenveld. (zie ook onder 1.1.) De eindcompetenties corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en sluiten goed aan bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een opleiding MWD. Zowel uit de HBO-monitor als uit het eigen Werkveldonderzoek blijkt, dat de opleiding er goed in slaagt afgestudeerden te brengen op het niveau en in functies die aansluiten bij de HBO-opleiding MWD. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van beide opleidingen. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De eindcompetenties van de opleiding sluiten goed aan bij het niveau Bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren en de HBO-generieke kwalificaties. De opleiding heeft haar opleidings- en beroepsprofiel gebaseerd op landelijke documenten waarin de eisen van de beroepspraktijk staan vermeld en dit profiel een eigen inkleuring gegeven en uitgewerkt in 9 competenties. Uit onderzoek blijkt, dat de opleiding er goed in slaagt afgestudeerden te brengen op het niveau en in functies die aansluiten bij de HBO-opleiding MWD.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 15
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor alle opleidingsvarianten als voldoende. De opleiding heeft haar opleidings- en beroepsprofiel gebaseerd op landelijke documenten, die in samenwerking met de beroepspraktijk zijn opgesteld en deze profielen een eigen inkleuring gegeven. De Schools volgen actief de landelijke discussies over de beroepenstructuur en de opleidingskwalificaties. Met het werkveld heeft de opleiding structureel overleg. De eindcompetenties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en sluiten goed aan bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een opleiding MWD. De opleiding zorgt er op een effectieve manier voor, dat belangrijke internationale ontwikkelingen in het curriculum aan bod komen en studenten díe competenties kunnen verwerven, die zij nodig hebben om ook in een internationale context te kunnen werken. De eindcompetenties van de opleiding sluiten goed aan bij het niveau Bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren en de HBO-generieke kwalificaties. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp ‘Doelstellingen Opleiding’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 16
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. Zoals al in de inleiding is beschreven komt het onderwijsprogramma op de beide Schools en op de verschillende locaties sterk overeen. In het gezamenlijke kaderdocument zijn de uitgangspunten vastgelegd. Iedere School is verantwoordelijk voor de uitwerking van de kaderdocumenten en de uitvoering daarvan op de eigen School. In periodeboeken staan voor de student de beschrijvingen van het integrale programma van een periode. De Schooloverstijgende ‘Projectgroep Onderwijsontwikkeling Minor Major School of Social Work’ bewaakt de voortgang op en afstemming tussen de beide Schools. 2.1.2. Actuele vakliteratuur in relatie met andere kennisbronnen vormt voor de opleiding de basis voor kennisoverdracht aan studenten en is bron voor de vaststelling van de boekenlijsten. De opleiding stimuleert studenten diverse bronnen (vakliteratuur en internetsites) te raadplegen. Bij verschillende onderdelen waarbij onderzoeksvaardigheden aan de orde komen moeten studenten bronnenonderzoek doen. Het gebruik van relevante en actuele vakliteratuur is een expliciet beoordelingsaspect bij de afstudeerverslagen. Het auditteam heeft kennisgenomen van het door de opleiding gehanteerde studiemateriaal en concludeert dat het materiaal relevant en op HBO-niveau is. Tijdens de rondleiding op de verschillende locaties heeft het auditteam kunnen constateren, dat alle locaties beschikken over een bibliotheekfunctie waarin ook digitale informatie beschikbaar is zoals cd-roms, databanken, video’s en dvd’s. Alleen de locatie Utrecht heeft geen eigen bibliotheek. Daar kunnen de studenten via de online catalogus bibliotheekmaterialen bestellen en deze laten bezorgen op de locatie Utrecht. De bibliotheken beschikken over voor de opleiding actuele en relevante boeken en vaktijdschriften. Gebleken is dat niet alle studenten gebruik maken van de databases. (zie verder hierover onder 4.1. ‘Materiele voorzieningen’.) Het auditteam constateerde bij het lezen van de scripties dat studenten bij het schijven van hun scripties weinig gebruik hebben gemaakt van en/of hebben verwezen naar vakliteratuur. Ondanks het feit, dat de opleiding de studenten al stimuleert tot het gebruik maken van vakliteratuur blijft het daadwerkelijk (kunnen) raadplegen hiervan dus nog een aandachtspunt voor de opleiding. 2.1.3. Binnen de opleiding staan telkens aan de praktijk ontleende situaties centraal. De opleiding werkt daarvoor intensief samen met het werkveld om de beroepscompetenties uit te werken tot studiemateriaal. Cliëntanalyse, intakebeschrijvingen, beleidsnotities en stappenplannen worden als input gebruikt bij de ontwikkeling van cases en opdrachten in de periodeboeken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 17
In de latere leerjaren van de opleiding gaat het werkveld steeds meer als opdrachtgever optreden en geeft daardoor invulling aan studieonderdelen. De opleiding kent ook verschillende projectbureaus die de samenwerking zoeken met de overheid en instellingen om (grote) praktijkopdrachten te realiseren, waarbij studenten en docenten kunnen participeren. Daarnaast betrekken de Schools het werkveld nadrukkelijk bij de opleiding door het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten. (zie ook 2.1.4.) Voltijds studenten voeren in het derde jaar activiteiten uit in het kader van de beroepspraktijkvorming (bpv) in opdracht van de organisatie waar ze dan voor werkzaam zijn. In het vierde jaar leveren instellingen de projectopdrachten. Deeltijd en duale studenten voeren daarnaast gedurende hun hele opleiding opdrachten uit in hun eigen organisatie. 2.1.4. Bij alle opleidingsvarianten maakt de opleiding een koppeling tussen leren in de praktijk en leren in de school. Studenten verwerven hun beroepsvaardigheden zowel in het binnenschoolse als het buitenschoolse deel van het curriculum. De opleiding realiseert dit door bpv, praktijkopdrachten, via gastdocenten en door excursies. Zoals hierboven al vermeld hebben beide Schools samenwerkingscontracten met het werkveld. Bpv vindt in alle leerjaren plaats. Om de relevantie van een praktijkwerkplek voor het kunnen verwerven van de MWD competenties te bepalen heeft de opleiding criteria vastgelegd. In de nota ‘Studieloopbaanbegeleiding’ staat beschreven hoe de student de ervaringen en opgedane leermomenten moet beschrijven en hoe hij zich moet verantwoorden over de verwerving van de competenties. De student neemt de reflectie op de praktijkervaring op in zijn digitaal portfolio. Deeltijd Deeltijdstudenten met relevant werk van 20 uur per week maken de uren voor bpv op de eigen werkplek. Deeltijdstudenten die nog geen relevant werk hebben, gebruiken deze uren voor werkveldoriëntatie. Na periode 2 moet elke deeltijdstudent over een relevante werkplek beschikken. Duaal SoSW Rotterdam Het duale programma is het eerste jaar gebaseerd op het voltijd programma. Vanaf studiejaar 2 vindt het programma voor de helft van het onderwijs buitenschools plaats. Daarvoor sluit de opleiding een contract af met de werkplek en de student, de zogenaamde tripartite overeenkomst, met afspraken over de taken die de student uitvoert en de verantwoordelijkheden van de praktijkbegeleider en de opleiding.
Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en inhoud van het programma zoals beschreven in ‘Kaders Major SoSW’ en de Periodeboeken en is op basis hiervan van mening, dat de opleiding ervoor zorg draagt dat kennisontwikkeling van studenten plaatsvindt aan de hand van de hierboven al genoemde vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk. In het gesprek tijdens de audit met het management en de docenten bleek dat de twee Schools regelmatig vragen krijgen vanuit het werkveld of de opleiding in het curriculum aandacht kan besteden aan actuele ontwikkelingen zoals schoolmaatschappelijk werk, huiselijk geweld, verslavingszorg, bemoeizorg. Op strategisch niveau beslist de opleiding of zo’n onderwerp in het curriculum van MWD moet worden opgenomen en zo ja of dat moet gebeuren in het major of het minordeel. (zie daarover 2.2.) De Schools kunnen daaraan vervolgens hun eigen lokale invulling geven door het aanbieden van een differentiatieminor of door aanpassingen te maken in de aan te bieden kritische beroepssituaties. Het kan ook gebeuren, dat bepaalde onderwerpen regiogebonden zijn en alleen op de locatie(s) uit de betreffende regio aangeboden worden. De onderwerpen/ opdrachten kunnen dus per locatie/regio en/of per School verschillen. De te ontwikkelen competenties blijven evenwel voor beide Schools gelijk. Het kost de Schools gemiddeld één tot anderhalf jaar om goede aanpassingen te maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 18
De studenten die het auditteam sprak waren over het algemeen tevreden over de mogelijkheid om hun beroepsvaardigheden te ontwikkelen. Met name het derde jaar met de bpv (stage) vormt hen enorm. Alleen in de eerste twee studiejaren zou de opleiding binnen het curriculum meer aandacht mogen besteden aan gesprekstechniek en methodiek. Het auditteam is op basis van bovenstaande van mening, dat de opleiding er op een zorgvuldige manier voor zorgt, dat de opdrachten die de studenten moeten uitvoeren de actuele ontwikkelingen reflecteren in het vakgebied en het werkveld. De werkvormen zijn zodanig, dat de studenten beroepsspecifieke competenties kunnen verwerven. Door het inbouwen van flexibiliteit in het curriculum kan de opleiding vrij snel inspelen op actualiteiten die spelen in het werkveld. Aandachtspunt is nog de ontwikkeling van een aantal ‘basics’ in het begin van de studie. 2.1.5. In de ‘Kaders Major SoSW’ heeft de opleiding haar visie op onderzoek uitgewerkt. Het onderwijs wil zich steeds meer richten op innovatie en onderzoek en dan niet alleen in het volgen van innovaties in de beroepspraktijk, maar ook door het zelf uitvoeren van onderzoek. Zoals al in de inleiding is beschreven op bladzijde 2 zijn er voor de opleiding MWD zes relevante lectoraten, die hierin een belangrijke rol spelen. SoSW Haarlem en SoSW Rotterdam werken hierin samen. Docenten van de opleiding participeren in de lectoraten en bijbehorende kenniskringen. Ook studenten zijn betrokken bij onderzoeken vanuit de lectoraten. In samenwerking met de lectoraten ontwikkelt de opleiding diverse minoren. In zogenoemde ‘kennisateliers’ worden de uitkomsten van onderzoek gepresenteerd en besproken met de docenten en het werkveld. In het curriculum besteedt de opleiding in alle vier de leerjaren aandacht aan toegepast onderzoek in ‘onderzoeksvaardigheden’. Uit de beschrijvingen van de lectoraten en kenniskringen en de toepassing van ‘onderzoeksvaardigheden’ blijkt, dat de opleiding er goed voor zorgt, dat informatieverstrekking over en het zelf doen van (toegepast) onderzoek binnen het curriculum plaatsvindt en gaat plaatsvinden. Ook in het gesprek tijdens de audit met één van de lectoren en leden van verschillende kenniskringen werd duidelijk dat er binnen de lectoraten en bijbehorende kenniskringen veel verschillende activiteiten plaatsvinden, die het onderwijs direct ten goede komen en dat opgedane kennis gedeeld wordt met een brede kring van docenten, studenten en andere betrokkenen in o.a. de kennisateliers, studiemiddagen, minoren. Tevens staan mededelingen vanuit de verschillende lectoraten en hun kenniskringen als vast punt op de agenda van de teamoverleggen. De lectoren van de Schools of Social Work willen toegroeien naar een situatie dat de lectoraten en kenniskringen fungeren als een platform dat vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van/ is ingebed in het onderwijs. 2.1.6. Een groot deel van de docenten (40-50%) is afkomstig en/of nog steeds werkzaam in de beroepspraktijk. Docenten houden de actuele ontwikkelingen bij via vakliteratuur en contacten met het werkveld. Deze input wordt bespoken met de andere docenten en onderwijsontwikkelaars en, indien relevant, verwerkt in de studiehandleidingen en praktijkopdrachten. Uitwisseling van docenten met instellingen uit het werkveld is onderdeel van de samenwerkingsovereenkomsten die de beide Schools hebben afgesloten. Ook worden via de INHOLLAND Academy docenten ingezet in betaalde advies- en opleidingstrajecten voor het werkveld. Zo is er bijvoorbeeld vanuit de opleiding MWD een training gegeven rondom de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en een cursus gezinscoach aangeboden. Tevens maakt de opleiding structureel gebruik van gastdocenten om de inbreng uit de actuele praktijk in het programma te vergroten. (zie verder hierover onderwerp 3: ‘Inzet Personeel’.) 2.1.7. Zoals al onder 1.1. is vermeld kennen de Schools binnen de Hogeschool INHOLLAND drie formele adviesorganen, met wie ze overleg hebben over de organisatie en inhoud van de opleiding MWD: de curatoria, de Beroepenveldcommissies en de resonansgroep Social Work. (zie verder hierover onder 1.1.4.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 19
Uit de verslagen van de overleggen met de curatoria, de Beroepenveldcommissies en de resonansgroep Social Work blijkt, dat de opleiding het werkveld nauw betrekt bij de ontwikkeling van het onderwijs. 2.1.8. Uit de onderwijsevaluaties en de studenttevredenheidsonderzoeken 2005 en 2006 onder studenten blijkt dat zij van mening zijn dat de opleiding voldoende gebruik maakt van actuele vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. Ze vinden de opleiding actueel. De studenten zijn tevreden over de opzet en begeleiding van de bpv en vinden dat er voldoende interactie is met de actuele beroepspraktijk. De studenten vinden dat de opleiding hen stimuleert tot een zelfstandige werkhouding en ze verwachten dat ze na de opleiding in de beroepspraktijk goed kunnen functioneren. Ook het werkveld vindt, dat de alumnus voldoende praktijkgericht is en beschikt over voldoende actuele kennis.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding zorgt er voldoende voor dat kennisontwikkeling van studenten plaatsvindt aan de hand van vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk. Beroepsvaardigheden kan de student zowel in het binnen- als buitenschools programma ontwikkelen o.a. door de bpv, praktijkopdrachten, gastlessen en excursies. De duale en deeltijdstudenten voeren de bpv uit in de eigen werkkring. De opleiding betrekt het werkveld nauw bij de ontwikkeling van het onderwijs. De Schools hebben regelmatig contact met het werkveld over actuele ontwikkelingen en maken zorgvuldige afwegingen welke onderwerpen in het programma moeten worden opgenomen. Ook met de verschillende adviesorganen bespreken de Schools regelmatig de actualiteit van het programma. Een groot deel van de docenten is afkomstig en/of nog steeds werkzaam in de beroepspraktijk. Docenten houden de actuele ontwikkelingen bij via vakliteratuur en contacten met het werkveld. Deze input wordt bespoken met de andere docenten en onderwijsontwikkelaars. Het door de opleiding gehanteerde studiemateriaal is relevant en op HBO-niveau. Alle locaties beschikken over een bibliotheekfunctie waarin ook digitale informatie beschikbaar is. Alleen de locatie Utrecht heeft geen eigen bibliotheek. Daar kunnen studenten on-line boeken bestellen die vervolgens op de locatie worden afgeleverd. Niet alle studenten maken gebruik van de bibliotheekfaciliteiten en ook raadplegen zij niet allemaal de aanbevolen vakliteratuur. Ondanks het feit, dat de opleiding studenten al stimuleert tot het gebruik van vakliteratuur blijft het daadwerkelijk (kunnen) raadplegen hiervan dus nog een aandachtspunt. In de lectoraten en hun kenniskringen van de Schools of Social Work vinden veel verschillende activiteiten plaats, die het onderwijs direct ten goede komen. Docenten en studenten zijn actief betrokken in de kenniskringen en opgedane kennis wordt gedeeld met een brede kring van docenten, studenten en andere betrokkenen. Studenten zijn tevreden over de actualiteit van het programma en de mogelijkheden die zij krijgen om hun beroepsvaardigheden te ontwikkelen. Alleen in de eerste twee studiejaren zou de opleiding binnen het curriculum meer aandacht mogen besteden aan gesprekstechniek en methodiek. Dat is nog een aandachtspunt voor de opleiding. Ook het werkveld is tevreden over het de kennis en beroepsvaardigheden, waarover de alumnus beschikt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 20
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Zoals eerder vermeld komt het onderwijsprogramma op de beide Schools en op de verschillende locaties sterk overeen. De twee Schools hanteren dezelfde eindkwalificaties, dezelfde kaderdocumenten, hetzelfde Mesorooster (leerplanschema) met dezelfde competenties, toetscriteria en doelen. De opzet van het SW-curriculum heeft de opleiding beschreven in het macrorooster. Ieder jaar bestaat uit vier perioden. Dit macrorooster geldt voor alle varianten. Het curriculum bestaat uit een majorprogramma SW en een minorenprogramma. 2.2.2. Voor het curriculum MWD vormen de competenties uit het opleidingsprofiel ‘Opleidingsprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening’ het uitgangspunt. Daarbinnen zijn drie typen competenties te onderscheiden: Generieke: de competenties die in alle profielen MWD, SPH en CMV staan. Deze heeft de opleiding in het majordeel van het programma geplaatst; Equivalente: de competenties die gericht zijn op een beroepshandeling en die in elke beroepsgroep voorkomen, maar waarvan de uitvoering bepaald wordt door het theoretisch en normatief kader. Deze heeft de opleiding deels in het major deels in het minordeel van het programma geplaatst. Specifieke: de competenties die gericht zijn op een bepaalde beroepsgroep en die een specifiek toepassingsterrein en eigen professionele standaarden hebben. Deze heeft de opleiding ondergebracht in de specialisatieminor MWD. 2.2.3. De studenten MWD krijgen gezamenlijk les met de studenten CMV en SPH in het majordeel van het programma. Studenten die willen kunnen tot de derde periode nog overstappen naar een van de andere opleidingen. Wanneer zij pas na één studiejaar overstappen van CMV of SPH naar MWD moeten zij in elk geval de specialisatieminor MWD uit het eerste studiejaar alsnog volgen. Door opdrachten te geven die in elkaars verlengde liggen zorgt de opleiding ervoor dat studenten die zeker zijn van hun keuze voor één van de opleidingen die opdrachten kunnen kiezen die het meest aansluiten bij de gekozen studie. Het verschil tussen de beide Schools komt tot uiting in de concrete invulling van de thema’s, die een regionale inkleuring krijgen en per School dus kunnen en mogen verschillen en de vormen van toetsen die aansluiten bij deze thema’s. Per periode kent elke School een periode eigenaar, die overleg heeft met het werkveld over actuele thema’s en deze verder uitwerkt. De studenten die het auditteam sprak zeiden dat ze het waardevol vinden om samen met de studenten van de opleidingen CMV en SPH les te krijgen over generieke onderwerpen, die voor alledrie de beroepsgroepen van belang zijn. Ook de docenten vinden dit ideaal. Er zijn veel overlappingen in het werkveld. Bij Bureau Jeugdzorg bijvoorbeeld werken naast maatschappelijk werkers ook veel SPH-ers. Ook het werkveld is hier blij mee, aldus de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 21
2.2.4. De opleiding heeft de verdeling van de competenties uitgewerkt in het Macrorooster en vervolgens een uitwerking van de competenties gemaakt naar een Mesorooster en dit inzichtelijk gemaakt in het document ‘Van Macro naar Mesorooster’ (januari 2006). Per competentie heeft de opleiding (toets)indicatoren ontwikkeld, die gelden voor alle vier de jaren. De competenties zijn uitgewerkt in doelen voor iedere periode dat de competentie voorkomt. Deze doelen geven weer welke activiteit de student moet verrichten en in welke situatie(s). Bij deze doelen is een opklimmend niveau aangebracht, waarbij de context steeds complexer wordt en er van de student een steeds grotere mate van zelfstandigheid wordt verwacht in het handelen in een grotere verscheidenheid van situaties. De doelen en indicatoren heeft de opleiding per periode geclusterd en vastgelegd in het ‘Mesorooster MWD’. In de periodeboeken en toetsen heeft de opleiding het onderwijs vervolgens uitgewerkt. Het auditteam heeft kennisgenomen van de documenten van ‘Macro naar Mesorooster’ en ‘Mesorooster MWD’ en constateert, dat het programma een adequate concretisering is van de eindcompetenties. In het ‘Mesorooster MWD’ en de Periodeboeken van de beide Schools zijn de indicatoren en leerdoelen en de wijze waarop deze worden getoetst duidelijk beschreven. Door het hele programma te doorlopen kan de student de geformuleerde eindcompetenties bereiken. 2.2.5. Zoals al eerder vermeld betrekt de opleiding het werkveld actief bij de opzet van het programma. Met de Beroepenveldcommissies van de beide Schools is regelmatig overleg over het opleidingsprofiel, de competenties en het curriculum en met de Resonansgroep Social Work is o.a. gesproken over de toetsen. 2.2.6. Naast het major deel van het programma in alle vier de leerjaren en de specialisatieminoren MWD in het eerste, tweede en derde leerjaar kan de student in de tweede helft van het tweede leerjaar en de eerste helft van het vierde leerjaar kiezen voor enkele differentatieminoren (60 ECTS). Deze minoren zijn verbredend of verdiepend en worden door verschillende Schools verzorgd. Bovendien kan de student een persoonlijke differentiatieminor samenstellen. De student moet daarvoor zijn keuze in het licht van de kwaliteit en het niveau van de totale opleiding, het beroepsperspectief en de eventuele doorstroming naar een masteropleiding onderbouwen. Eisen met betrekking tot de differentiatieminoren heeft de opleiding vastgelegd in de OER. Het auditteam heeft inzage gehad in het overzicht en de procedures voor de te kiezen minoren voor het studiejaar 2006-2007. Het auditteam is van mening, dat de opleiding met het laten kiezen van differentiatieminoren, studenten goede mogelijkheden biedt zich te verbreden en/of te verdiepen. De deeltijdstudenten die het auditteam sprak vonden het wel jammer, dat zij niet echt hun eigen minor kunnen kiezen vanwege het kleine aantal studenten waardoor ze ‘gedwongen’ zijn dezelfde minor te volgen als de voltijdstudenten. 2.2.7. Uit de studenttevredenheidsonderzoeken 2005 en 2006 blijkt dat de studenten positief hebben gereageerd op de vraag of zij na de opleiding in de beroepspraktijk goed kunnen functioneren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 22
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het programma zoals de opleiding dat heeft vastgelegd in de documenten ‘Macro naar Mesorooster’ en ‘Mesorooster MWD’ en heeft uitgewerkt in de Periodeboeken van de beide Schools is een goede concretisering van de eindcompetenties. In het ‘Mesoroorster MWD’ en de Periodeboeken zijn de indicatoren en leerdoelen en de wijze waarop deze worden getoetst duidelijk beschreven. Door het hele programma te doorlopen kan de student de geformuleerde eindcompetenties bereiken. Studenten, docenten en werkveld vinden het waardevol dat studenten van de opleidingen MWD, SPH en CMV in het majorgedeelte gezamenlijk les krijgen over generieke onderwerpen, die voor alledrie de beroepsgroepen van belang zijn. De opleiding biedt studenten met de differentiatieminoren goede mogelijkheden zich te verbreden en/of te verdiepen. Alleen voor de deeltijdstudenten zijn de keuzemogelijkheden om organisatorische redenen beperkt. De studenten hebben positief gereageerd op de vraag of zij na de opleiding in de beroepspraktijk goed kunnen functioneren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 23
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. Binnen de opleiding staan de negen opleidingscompetenties centraal. Deze worden over de vier leerjaren aangeboden met een toenemende complexiteit. Het eerste studiejaar is gericht op domeinoriëntatie waarbij het gehele beroepsdomein met alle negen competenties aan de orde komt. Daarnaast volgt de student een specifieke MWD-onderwijsenheid. Hierdoor waarborgt de opleiding de oriënterende en selecterende functie van de propedeuse. Het tweede studiejaar is gericht op beroepsoriëntatie en het derde studiejaar op beroepsvorming. Daarbij speelt de bpv een belangrijke rol. In de MWD specialisatieminoren staan telkens methodisch werken, legitimeren en verantwoorden centraal. In het vierde studiejaar staat de beroepsverdieping centraal met een integrale afronding waarin alle competenties weer aan de orde komen. Het auditteam heeft kennisgenomen van het Mesorooster voor de verschillende leerjaren MWD en de daarin opgenomen beschrijvingen van de competenties, de indicatoren en de doelstellingen. De te verwerven competenties komen telkens op een hoger niveau van beheersing binnen het curriculum opnieuw aan de orde. Het auditteam is op basis hiervan van mening, dat de opleiding de verticale samenhang van het programma goed heeft geborgd. 2.3.2. Het curriculum is opgebouwd uit thema’s. Per onderwijsperiode staat een bepaald beroepsthema centraal. De gekozen thema’s in de major in studiejaar 1 en 2 laten de verbinding zien: jeugd, volwassenen, ouderen, diversiteit. Voor de studenten wordt aan het begin van elke periode een startbijeenkomst gehouden waarin het blok wordt toegelicht en de toetsindicatoren worden besproken. Het auditteam constateert op basis van de Periodeboeken dat het programma een duidelijke horizontale samenhang vertoont binnen de aangeboden beroepsthema’s. 2.3.3. De studieloopbaanbegeleiding (slb) is een belangrijk instrument om het samenhangende leerproces van elke individuele student te faciliteren. De student volgt aan de hand van het overzicht van competenties en niveaus zijn eigen ontwikkeling gedurende zijn studie. Dit overzicht biedt de student ook inzicht in de opbouw van het programma. In het portfolio beschrijft de student in welke mate hij de competenties heeft bereikt. De studieloopbaanbegeleider (slb-er) voert daar gesprekken over met de student. 2.3.4. Zoals al onder 2.2. is beschreven kiest de student in het derde en vierde studiejaar enkele differentiatieminoren. De student moet zijn keuze daarvoor onderbouwen in een motivatiebrief aan de (deel)examencommissie, die besluit of de gekozen minor voldoet aan de eisen. Daarvoor kan de student advies vragen aan de slb-er. Op deze wijze borgt de opleiding de samenhang van de differentiatieminoren met het major en het specialisatieminordeel van het programma. Het auditteam is van mening, dat de opleiding door de inzet van de slb-er zorgt dat elke student een zinvolle samenhang kan aanbrengen tussen het vaste studieprogramma en het differentiatieminoren-deel waarin hij zijn eigen leerproces een persoonlijke invulling kan geven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 24
2.3.5. Zoals al onder 2.1. is vermeld maakt de opleiding bij alle opleidingsvarianten een koppeling tussen leren in de praktijk en leren in de school. Studenten verwerven hun beroepsvaardigheden zowel in het binnenschoolse als het buitenschoolse deel van het curriculum. De opleiding realiseert dit o.a. door aan de praktijk ontleende cases en opdrachten, bpv en praktijkopdrachten en opdrachten die in samenwerking met verschillende projectbureaus worden uitgevoerd. (zie verder hierover onder 2.1.) Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet van het binnen- en buitenschoolse deel van het programma en is op basis daarvan van mening, dat de samenhang tussen deze beide programma’s goed is geborgd. 2.3.6. Deeltijd en Duaal Deeltijd en duale studenten voeren gedurende hun hele opleiding opdrachten uit in hun eigen organisatie. Elke periode is er een begeleidingsbijeenkomst met de praktijkbegeleiders waarin de beoordelingen en opdrachten van de komende periode worden besproken en vertaald naar de werkplek van de student. 2.3.7. Uit de onderwijsevaluaties en de studenttevredenheidsonderzoeken 2005 en 2006 blijkt, dat de studenten tevreden zijn over de samenhang tussen de studieonderdelen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Uit het Mesoroosters en de Periodeboeken blijkt, dat de opleiding goed zorgt voor een verticale samenhang in het programma: de te verwerven competenties komen telkens op een hoger niveau van beheersing binnen het curriculum opnieuw aan de orde. Uit de Periodeboeken blijkt, dat het programma een duidelijke horizontale samenhang vertoont binnen de aangeboden beroepsthema’s. De opleiding zorgt door de inzet van de slb-er dat elke student een zinvolle samenhang kan aanbrengen tussen het vaste studieprogramma en het differentiatieminoren-deel waarin hij zijn eigen leerproces een persoonlijke invulling kan geven. De opleiding heeft ook de samenhang tussen het binnenschools en buitenschools deel van het programma goed geborgd voor alle drie de varianten van de opleiding. De studenten zijn tevreden over de samenhang tussen de studieonderdelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 25
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast voor de hele opleiding bedraagt 240 ECTS. De verdeling van de studiepunten is evenwichtig verdeeld over de verschillende studiejaren en staat beschreven in de OER, die is opgenomen in de studiegids. In de major-minor structuur omvat de Major Social Work 120 ECTS, de specialisatieminor 60 ECTS en de differentiatieminor(en) in totaal 60 ECTS. Voor het bijwonen van bijeenkomsten en het uitvoeren van opdrachten heeft de student gemiddeld 40 uur per week nodig, zegt de opleiding. 2.4.2. Het aantal contacturen is in 2006-2007 omhoog gebracht naar minimaal 20 contacturen per week in de propedeuse. Voor de overige studiejaren betreft dit minimaal 12 uren in studiejaar 2 en minimaal 7 uur in studiejaar 3 en 4. De overige studiebelastingsuren worden besteed aan bpv, praktijkopdrachten en (individuele en groepsgewijze)studieopdrachten. De opleiding monitort het werkelijke aantal contacturen door middel van de tweewekelijkse Barometer. (zie hierover onder 5.1. en 5.2.) Deeltijd: Voor de deeltijdvariant geldt voor alle studiejaren een minimum van 7 contacturen. Duaal: Het aantal contacturen voor de duale student is voor de gehele opleiding gelijk aan dat van de voltijd studenten. In het eerste jaar volgen de duale studenten het voltijd programma. In het tweede studiejaar volgen de studenten een programma afgeleid van het deeltijdprogramma. Daarnaast krijgen zij ieder twee weken 2 uur studieloopbaanbegeleiding. Deze uren worden aangevuld met iedere periode een bezoek aan de werkplek en/of aan de praktijkbegeleider en met enkele extra lessen. 2.4.3. De opleiding heeft de toetsmomenten evenwichtig gespreid over de verschillende studiejaren. Zo vindt na elke onderwijseenheid een beoordeling plaats met een gecombineerde of integrale toets en worden summatieve toetsen elk kwartaal van de major of de specialisatieminors MWD afgenomen. Voor een volledig overzicht van de toetsen heeft de opleiding toetsplannen opgesteld, waaruit duidelijk wordt welke toets- en beoordelingsmomenten op welk moment in iedere periode aan de orde komen. De opleiding heeft verbeterbeleid geformuleerd voor de terugkoppeling van de toetsresultaten en het tijdig publiceren van toetsroosters. (zie verder over toetsen en beoordelen onder 2.8.) Het auditteam heeft kennisgenomen van de verdeling van de studielast over de verschillende studiejaren, het aantal contacturen en overige studiebelastingsuren en van het toetsbeleid van de opleiding. Het auditteam is van mening dat de opleiding de studielast evenwichtig heeft gespreid en er voldoende voor zorgt dat het studieprogramma studeerbaar is. Uit de uitslagen van de Barometer blijkt, dat de opleiding monitort of deze uren in werkelijkheid ook worden gemaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 26
2.4.4. Tijdens de opleiding biedt de opleiding op verschillende manieren studiebegeleiding. De studieloopbaanbegeleider (slb-er) speelt een belangrijke rol bij de studievoortgang dan wel de studieachterstand en helpt de student om studie-uitval te voorkomen. De slb-er bewaakt de studievoortgang op basis van de uitkomsten van de toetsen. Het studentvolgsysteem laat per kwartaal de studievoortgang zien van elke individuele student. (zie verder hierover onder 4.2. ‘Studiebegeleiding) Het auditteam heeft kennisgenomen van de begeleiding die de studenten vanuit de opleiding krijgen. Het auditteam is van mening, dat de opleiding er op een adequate wijze voor zorgdraagt, dat de studievoortgang van elke student zo optimaal mogelijk kan verlopen. 2.4.5. Uit de studenttevredenheidsonderzoeken 2005 en 2006 blijkt, dat de studenten vinden dat de studielast voldoende gespreid is. De studenten vinden dat het propedeusejaar en de hoofdfase haalbaar zijn in de tijd die ervoor staat. In de onderwijsevaluaties wordt per periode naar de werkelijk bestede uren gevraagd. Hieruit blijkt, dat de studielast gemiddeld overeenkomt met de aangegeven studiepunten/ studiebelastinguren. Er is geen sprake van een structurele over of onderbesteding van uren. Dit geldt zowel voor de voltijd als de deeltijd en duale opleiding. 2.4.6. De Schools hebben in het kader van het verbeteren van het rendement verbeteracties uitgezet en vastgelegd in verbeterplannen 2005 en 2006 voor de beide Schools. Daarin is o.a. afgesproken dat onderzocht wordt wat het aantal benodigde contacturen moet zijn voor de voltijd, duale en deeltijdstudent en dat studeerbaarheid expliciet gemeten zal worden bij onderwijsevaluaties. Bij de ontwikkeling van nieuwe leseenheden en bij het bijstellen van huidige onderwijseenheden maakt de opleiding gebruik van evaluatiegegevens met betrekking tot de studielast en van gesprekken met groepen studenten. De deeltijd en duale studenten, die het auditteam sprak vonden de studiebelasting groot, met name door de combinatie werk-studie-privé. Dat is evenwel iets dat het auditteam bij veel deeltijdstudies terughoort en waar de opleiding weinig invloed op kan uitoefenen. De voltijdstudenten vonden de studielast over het algemeen meevallen. Zij moeten soms wel veel doen, vooral bij de praktijkopdrachten, maar moeilijk is het niet. Over het aantal contacturen per studiejaar zijn de studenten wisselend tevreden. Met name in het tweede studiejaar had er wel meer les mogen zijn. De studenten erkennen wel dat de studielast ook nauw samenhangt met de eigen ambities. Als je alles wilt lezen dan kost het wel veel tijd. In het gesprek met de docenten werd gemeld, dat de opleiding op dit moment onderzoekt op welke manier het tweede jaar verzwaard kan worden. Uit het gesprek met de studenten kwam ook naar voren, dat de studenten zich storen aan medestudenten die (kunnen) ‘meeliften’ bij het uitvoeren van opdrachten en niet in de lessen aanwezig zijn. De studenten zijn ervoor dat het volgen van de lessen bijvoorbeeld verplicht wordt, zodat iedereen aanwezig is en mee kan werken. Het auditteam heeft vernomen dat de opleiding in het toetsbeleid maatregelen heeft opgenomen om ‘meeliftgedrag’ te voorkomen. Een student wordt nooit meer alleen beoordeeld op basis van groepswerk. Er is altijd sprake van een individuele toetscomponent. (zie ook 2.8.) Het auditteam constateert, dat de opleiding regelmatig evalueert of het programma studeerbaar is en op basis daarvan verbeterbeleid formuleert.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 27
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft de studielast evenwichtig gespreid: contacturen, overige studiebelastingsuren en toetsmomenten zijn evenwichtig gespreid over het jaar. Daarmee zorgt de opleiding er voldoende voor dat het studieprogramma studeerbaar is. Door het bieden van studiebegeleiding zorgt de opleiding er voor dat de studievoortgang van de studenten zo optimaal mogelijk verloopt. De studenten zijn tevreden over de spreiding van de studielast. Wel vinden de deeltijd en duale studenten, zoals vaak van studenten van deze varianten gehoord wordt, de studie zwaar door de combinatie van werk-studie-privé. De voltijdstudenten vinden de studielast over het algemeen meevallen. Over het aantal contacturen per studiejaar zijn de studenten wisselend tevreden. In het tweede studiejaar zouden er meer contacturen mogen zijn. De opleiding evalueert regelmatig of het programma studeerbaar is en formuleert op basis daarvan verbeterbeleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 28
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. De opleiding MWD hanteert als instroomeis een diploma HAVO (alle profielen), VWO (alle profielen) of MBO 4. Daarnaast kan een student die 21 jaar of ouder is een toelatingsexamen 21+ afleggen indien de vooropleiding niet aan de hiervoor vermelde norm voldoet. 2.5.2. Om toegelaten te worden tot een verkort programma is een afgeronde propedeuse HBO of een diploma MBO 4 van een verwante opleiding, te weten SD, SPW, SJM voor MW of SCW, vereist. Studenten krijgen ook in het verkorte propedeuseprogramma een bindend studieadvies. Na de eerste periode van studeren is het voor studenten mogelijk alsnog naar het 4-jarig traject over te stappen. Andere MBO-studenten met niveau 4 kunnen bij SoSW Rotterdam op basis van een intakeassessment toegang krijgen tot de verkorte (drie)jarige opleidingsroute. Bij SoSW Haarlem kunnen MBO studenten SD met een diploma op niveau 3 waar geen niveau 4 voor mogelijk is, via een schakelprogramma en een toelatingsassessment instromen in het HBO. 2.5.3. Het verlenen van vrijstellingen is, conform de OER, voorbehouden aan de Examencommissie van de opleiding. Vrijstelling wordt alleen verleend op basis van documentering en argumentering van de aanvraag en na advies van de opleiding. Vanaf studiejaar 2006-2007 wordt door de Schools in samenwerking met het EVC-Centrum INHOLLAND een EVC procedure ontwikkeld. Het auditteam is van mening, dat de opleiding de instroomeisen duidelijk heeft geformuleerd. Door de mogelijkheden voor bepaalde studenten het programma versneld te doorlopen of vrijstellingen te krijgen speelt de opleiding op een adequate wijze in op de individuele mogelijkheden en competenties van de student.
2.5.4. Beide Schools kennen samenwerkingsprojecten met aanleverende MBO, HAVO en VWO scholen. Activiteiten die daaruit voortkomen zijn o.a. betere voorlichting aan toekomstige studenten; proefstuderen waarbij bepaalde competenties centraal staan die zicht geven op het HBO-niveau; uitwisseling van docenten, waarbij HBO docenten lesonderdelen verzorgen op het MBO en MBO docenten op het HBO; gebruik maken van een gezamenlijk portfolio om alvast kennis te maken met de onderwijsmethoden op het HBO; afstemming over het (intake) assessment en de studieloopbaanbegeleiding. SoSW Rotterdam heeft in samenwerking met de HBO-opleidingen van Hogeschool van Rotterdam, De Haagse Hogeschool, Hogeschool Leiden en de MBO-opleidingen van ROC Zadkine, Albeda College, Da Vinci College, ID college, ROC Leiden en Mondriaan Onderwijsgroep een doorstroomportfolio Welzijn ontwikkeld. Op de locatie Den Haag heeft een pilot geleid tot een portfolio-instrument waarbij studenten vanuit het MBO met een voldoende beoordeeld portfolio kunnen instromen in het HBO zonder een intakeasessment te hoeven doen. Daarmee hebben deze studenten zekerheid dat zij kunnen deelnemen aan het verkorte programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 29
Binnen SoSW Haarlem is in 2006 een pilot van een doorstroommodule gereedgekomen, die vanaf 2006-2007 op alle vijf de locaties is voortgezet. Het auditteam heeft kennisgenomen van de contacten die de beide Schools hebben met de MBO opleidingen, van de MHBO-trajecten die inmiddels zijn ontwikkeld en de afspraken die daarover zijn gemaakt met het MBO. Het auditteam is van mening, dat de opleiding op een adequate wijze zorgt dat er een doorgaande leerlijn MBO-HBO is. 2.5.5. De opleiding zet met name de studieloopbaanbegeleiding in om de beginnende student een zelfstandige studiehouding te laten ontwikkelen die hij nodig heeft voor het studeren binnen een competentiegericht curriculum. Propedeuse studenten MWD doen in periode 1 van hun studie een intakeassessment, waarin zij zichzelf scoren ten opzichte van de opleidingscompetenties. In overleg met de slb-er legt de student vervolgens meer nadruk op opdrachten die gericht zijn op specifieke competenties. Afspraken over bijvoorbeeld rollen in samenwerkingsgroepen of specifieke activiteiten in het buitenschools deel van het programma worden vastgelegd. 2.5.6. Per school wordt onderzocht hoe de aansluiting met de vooropleiding wordt ervaren. Studenten van de opleidingen van de Schools for Social Work melden, dat zij kiezen voor één van deze opleidingen omdat ze deze inhoudelijk interessant vinden. LOB-activiteiten (loopbaanoriëntatie en begeleiding) en Open Dagen blijken een belangrijke rol te spelen bij het kiezen van een opleiding. Plannen van de studie, reflecteren en bijhouden van een portfolio ervaren de studenten als probleem bij de aansluiting. Beide Schools hebben verbetermaatregelen genomen o.a. door in de studieloopbaanbegeleiding meer aandacht besteden aan plannen, reflecteren en het portfolio. Daarnaast heeft SoSW Rotterdam het instroomprogramma aangepast en een aanwezigheidsplicht ingevoerd voor de propedeuse. SoSW Haarlem heeft de resultaten uit het aansluitingsonderzoek meegenomen in het project ‘Instroom, doorstroom en vasthouden’ en tevens veel geïnvesteerd in het faciliteren van de LOB activiteiten en Open Dagen. Het auditteam is op grond van bovenstaande van mening, dat de opleiding er op een zorgvuldige manier voor zorgt dat het programma zo goed mogelijk aansluit bij de studenten die instromen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: • De opleiding heeft de instroomeisen duidelijk geformuleerd. • Door de mogelijkheden voor bepaalde studenten het programma versneld te doorlopen of vrijstellingen te krijgen speelt de opleiding op een adequate wijze in op de individuele mogelijkheden en competenties van de student. De opleiding werkt actief aan een doorgaande leerlijn MBO-HBO. Beide Schools hebben contacten met MBO opleidingen, hebben MHBO-trajecten ontwikkeld en daarover afspraken gemaakt met het MBO. Door goede voorlichting vooraf, contacten met aanleverende scholen, studieloopbaanbegeleiding en aanwezigheidsplicht in de propedeuse zorgt de opleiding er op een zorgvuldige manier voor dat het programma zo goed mogelijk aansluit bij de studenten, die instromen. Door studenten te vragen hoe zij de aansluiting hebben ervaren zorgt de opleiding ervoor dat eventuele knelpunten in beeld komen en treft zij waar nodig verbetermaatregelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 30
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen De opleiding heeft de afzonderlijke studiepunten vermeld in de studiegids. Blijkens de programmabeschrijving van de major-minorstructuur bedraagt het totaal aantal studiepunten van de voltijdvariant, de deeltijdvariant en de duale variant in totaal 240 ECTS. Daarmee voldoen alle varianten van de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat alle varianten een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet voor alle varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 31
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Competentiegericht leren vormt de pijler van het didactisch concept van Hogeschool INHOLLAND en van de opleiding MWD. De uitwerking van het onderwijsconcept voor de opleiding MWD staat beschreven in het document ‘Kaders project Major SoSW 2004-2005’. Voor dit onderwijsconcept is gekozen om te beantwoorden aan de eisen die op dit moment gesteld worden aan het opleiden van HBO-ers. Uitgangspunt is dat beginnende beroepsbeoefenaren kritisch, zelfstandig, multidisciplinair kunnen werken, kunnen reflecteren en hun eigen professionaliteit kunnen uitbouwen. De opleiding wil daarnaast ondernemende studenten opleiden. Het leerproces van de student staat centraal. De opleiding stimuleert de student tot actief leren, samenwerkend leren, reflecterend leren, authentiek leren, construerend leren. Daarnaast is het competentiegericht onderwijs beroepsgerelateerd onderwijs: voor het ontwikkelen van de competenties is het oefenen in een reële beroepscontext essentieel. Het auditteam heeft kennisgenomen van het didactisch concept van de opleiding en onderwijsstijlen die hierbij gehanteerd worden. Het auditteam is van mening, dat dit didactische concept actuele onderwijskundige inzichten reflecteert en goed past bij de in de eindcompetenties opgenomen eisen, die aan een (beginnend) beroepsbeoefenaar MWD worden gesteld. 2.7.2. Het document ‘Kaders Major SoSW’ geeft de richtlijnen voor de onderwijsactiviteiten en werkvormen op basis waarvan de ontwikkelgroepen op elke School de onderwijsactiviteiten verder uitwerken en vastleggen in formats. Zoals al onder 2.7.1. is vermeld vormt een reële opdracht (de kritische beroepssituatie) het sturende element, waarbij het oefenen in een reële MWD-beroepscontect essentieel is. Het leren vindt zowel in een binnenschoolse als een buitenschoolse leeromgeving plaats. Binnenschools is er meer aandacht voor oefening. Studenten voeren, veelal in werkgroepen, een opdracht uit voor een gegeven beroepssituatie. Studenten communiceren over hun oplossingen door middel van schriftelijke rapporten, adviezen en/of presentaties. Naast het geven van opdrachten en cases biedt de opleiding ondersteunende activiteiten in de vorm van colleges in het kader van een kennisdomein, vaardigheidstrainingen gericht op een specifieke beroepshandeling, consulten in het kader van specifieke houdingsaspecten en groepsbesprekingen gericht op de procesvoortgang. De buitenschoolse leeromgeving laat de integrale beroepstaak zien. Al tijdens de propedeuse krijgt de student gerichte opdrachten, die hij in het beroepenveld moet uitvoeren. Naarmate de studie vordert neemt het praktijkdeel van het programma, de bpv, toe. Tijdens de bpv krijgt de student praktijkbegeleiding en supervisie, gericht op zijn beroepsvaardigheden, persoonlijke kwaliteiten en attitude.
2.7.3. Door middel van studieloopbaanbegeleiding en andere vormen van begeleiding werkt de opleiding daarnaast aan de zelfstandigheid en zelfsturing van de student. Aan de hand van eigen ervaringen en het opzetten van een portfolio krijgt de student inzicht in zijn eigen ontwikkeling en de mogelijkheden om eigen keuzes te maken. (zie hierover verder onder 4.2. ‘Studieloopbaanbegeleiding)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 32
Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende werkvormen die de opleiding hanteert en is op basis hiervan van mening, dat deze goed aansluiten bij het competentiegericht leren en de studenten in staat stellen de vereiste eindcompetenties te verwerven. Ook door de studieloopbaanbegeleiding en andere vormen van begeleiding zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor dat studenten worden ondersteund bij de uitvoering van de leeropdrachten. 2.7.4. Uit de onderwijsevaluaties en studenttevredenheidsonderzoeken 2005 en 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de stimulerende studieomgeving, de aansluiting van de opleiding qua vorm en inhoud bij de leerdoelen, het gebruik van materiaal dat is ontleend aan de beroepspraktijk en het gebruik van afwisselende werkvormen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het didactisch concept van het competentiegericht leren en de onderwijsstijlen die hierbij gehanteerd worden reflecteren actuele onderwijskundige inzichten en passen goed bij de in de eindcompetenties opgenomen eisen, die aan een (beginnend) beroepsbeoefenaar MWD worden gesteld. De verschillende werkvormen die de opleiding hanteert sluiten goed aan bij het competentiegericht leren en stellen de studenten in staat de vereiste eindcompetenties te verwerven. Ook door de studieloopbaanbegeleiding en andere vormen van begeleiding zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor dat studenten worden ondersteund bij de uitvoering van de leeropdrachten. De studenten zijn tevreden over de stimulerende studieomgeving, de aansluiting van de opleiding bij de leerdoelen en het gebruik van afwisselende werkvormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 33
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De opleiding heeft het toetsbeleid beschreven in het document ‘Kaders major SoSW’. De formats waaraan de toetsen moeten voldoen zijn ook in dit document opgenomen. De OER beschrijft de procedures voor het afnemen van toetsen, de toetsvormen, de volgorde van de onderwijseenheden en de ermee samenhangende toetsen en het aantal toetsmogelijkheden. 2.8.2. De Schools hebben één centrale Examencommissie ingesteld en elke School kent een deelExamencommissie. Taken en bevoegdheden van de verschillende Examencommissies zijn vastgelegd. 2.8.3. Per competentie heeft de opleiding (toets)indicatoren ontwikkeld, die gelden voor alle vier de jaren. Deze heeft de opleiding vastgelegd in het ‘Mesorooster’. De competenties zijn uitgewerkt in doelen voor iedere periode dat de competentie voorkomt. Deze doelen geven weer welke activiteit de student moet verrichten en in welke situatie(s). Bij deze doelen is een opklimmend niveau aangebracht, waarbij de context steeds complexer wordt en er van de student een steeds grotere mate van zelfstandigheid wordt verwacht in het handelen in een grotere verscheidenheid van situaties. Deze kritische beroepssituaties vormen de basis voor de summatieve toetsen. De toetsen worden elk kwartaal van de major en de specialisatieminoren MWD afgenomen. Daarnaast kent de opleiding formatieve toetsmomenten waarbij de student gerichte feedback krijgt zodat hij z’n niveau kan bepalen. Competenties worden zowel binnenschools als buitenschools getoetst. 2.8.4. De toetsen worden door de Schools ontwikkeld door een groep toetsontwikkelaars. Voor elke toets is een toetsplan en een toetsmatrijs waarin per competentie wordt beschreven welke gedragskenmerken worden getoetst en wat de weging hiervan is in de beoordeling. De beoordelingscriteria zijn SMART geformuleerd. Toetsen worden onafhankelijk van de leefomgeving ontworpen en afgenomen. Voor de betrouwbaarheid, validiteit, bruikbaarheid en transparantie van de toetsen heeft de opleiding regels opgesteld. Voor de beoordeling is een antwoord/beoordelingsformulier. De opleiding stelt dat de constructeurs en de assessoren/beoordelaars competent moeten zijn. Daarvoor hebben in 2005-2006 en 2006-2007 verplichte scholingsuren rondom o.a. toetsing plaatsgevonden. De toetsen worden voorgelegd aan de Resonansgroep Social Work, waarin ook vertegenwoordigers vanuit het werkveld zitting hebben. Regelmatige herformulering van de toetsen is nodig in verband met de voortdurende ontwikkelingen van de beroepstaken. Ter waarborging van de kwaliteit van de toetsen heeft de Centrale Examencommissie een Centrale Toetscommissie met twee Deel-Toetscommissies voor elke School ingesteld. De Deel-Toetscommissies contoleren of nieuwe toetsen binnen de kaders zijn ontwikkeld. De Centrale Toetscommissie controleert steekproefsgewijs de beoordeling van de Deel-Toetscommissies. De Centrale Toetscommissie heeft tevens de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van het gehele examenproces te waarborgen. De Centrale Toetscommissie rapporteert aan de centrale Examencommissie. Het auditteam heeft kennisgenomen van het toetsbeleid en is van mening, dat de opleiding een goed instrument heeft ontwikkeld om te toetsen en te beoordelen of de studenten de gestelde leerdoelen bereiken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 34
In het ‘Mesorooster’ en de Periodeboeken heeft de opleiding duidelijk vastgelegd wat er van de studenten wordt verwacht. De studenten die het auditteam sprak waren van mening, dat de beoordeling van de toetsen nog wel eens wisselde per docent. Uit het gesprek met de kwaliteitscommissie kwam naar voren dat de opleiding zich bewust is van het feit, dat de uniformiteit binnen de individuele beoordeling van toetsen beter gewaarborgd moet worden. Dat geldt ook voor de individuele aspecten binnen groepsopdrachten. Uit het gesprek met de toetscommissie kwam naar voren dat de opleiding op twee manieren probeert om het verschil in beoordeling tussen de twee Schools op de verschillende locaties en de docenten te ondervangen. Ten eerste door de beoordelingscriteria van te voren plenair door te nemen en ten tweede door de resultaten achteraf met elkaar te vergelijken. Er bestaan bovendien plannen om alle gemaakte toetsen door één docent te laten nakijken. Het auditteam is van mening, dat de opleiding met de deel- en centrale toetscommissie op een adequate wijze zorgt dat de validiteit, objectiviteit en betrouwbaarheid van de toetsen is geborgd. De docenten die het auditteam sprak waren tevreden over manier waarop ze nu toetsen en beoordelen, over het gebruik van criteria en het bekijken van de toetsen vooraf door de toetscommissie. De docenten spraken de wens uit dat er een databank komt met zelftoetsen. 2.8.5. De opleiding heeft de toetsmomenten evenwichtig verdeeld. De perioden van 15 ECTS kennen een onderverdeling in drie onderwijseenheden van elk 5 credits. Een onderwijseenheid wordt beoordeeld met een gecombineerde of integrale toets, waarbij de verschillende onderdelen leiden tot één cijfer. Zo wordt bijvoorbeeld bij de beoordeling van een casus ook de kennis beoordeeld en bij de beoordeling van het projectverslag wordt ook de presentatie van het project beoordeeld. De beoordeling van de studieloopbaanbegeleidingsopdrachten wordt in iedere periode meegenomen in de toets van de derde onderwijseenheid, met uitzondering van de perioden waarin de studenten stage lopen 2.8.6. De opleiding gebruikt verschillende toetsvormen zoals assessments bij de doorstroom van propedeuse naar de hoofdfase, praktijktoetsen en geïntegreerde en afzonderlijke kennistoetsen. De opleiding experimenteert tevens met nieuwe toetsvormen zoals bijvoorbeeld een digitaal portfolio. 2.8.7. De praktijkopdrachten en de bpv worden waar mogelijk getoetst in samenwerking met het werkveld. De praktijkbegeleiders zijn als medebeoordelaars betrokken bij de beoordeling van de verschillende bpvperiodes. Beoordeling van de bpv vindt plaats aan de hand van het stageverslag, het oordeel van de praktijkbegeleider over de verworven competenties in die periode en een eindgesprek met de student. De bpv docent is de uiteindelijke beoordelaar. Er is voor de supervisor van een student die in het buitenland stage loopt een aparte Engelstalige stagenota ‘BPV Engels MWD’ met een bpv beoordelingslijst in het Engels. Voor alle varianten zijn de beoordelingseisen en –procedures beschreven in de betreffende periodeboeken bpv en de afstudeerhandleidingen van SoSW Rotterdam en SoSW Haarlem. Het auditteam constateert op grond van bovenstaande dat de opleiding er voldoende voor zorg draagt het werkveld te betrekken bij de beoordeling van de student. 2.8.8. In de afstudeerfase moet de student aantonen dat hij de competenties MWD in voldoende mate en op een integrale wijze beheerst. De wijze waarop de opdrachten tijdens de afstudeerfase zijn vormgegeven verschilt per School. (zie verder hierover onder 6.1. ‘gerealiseerd niveau’. ) 2.8.9. In het toetsbeleid heeft de opleiding maatregelen opgenomen om ‘meeliftgedrag’ te voorkomen. Een student wordt nooit meer alleen beoordeeld op basis van groepswerk. Er is altijd sprake van een individuele toetscomponent. Bij de afstudeeropdracht wordt door de begeleiders controle uitgeoefend op wie wat doet en heeft elke student individueel een eindgesprek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 35
Zoals al onder 2.4. is vermeld kwam uit het gesprek met de studenten naar voren, dat zij zich storen aan medestudenten die (kunnen) ‘meeliften’ bij het uitvoeren van opdrachten en niet in de lessen aanwezig zijn. Studenten moeten hun medestudenten daar zelf op aanspreken. Vanuit de docenten is de ondersteuning hierbij wisselend, aldus de studenten. Sommigen bespreken dit met de slb-er. Zoals hierboven vermeld onder 2.8.9. is de opleiding zich bewust van het feit, dat het individuele aspect binnen de groepsopdrachten beter gewaarborgd moet worden. Het auditteam is van mening, dat de opleiding er door het inbouwen van een individuele toetscomponent bij groepswerk, het controleren door de begeleider wie wat doet bij het afstudeerwerk en het voeren van een individueel eindgesprek, voldoende voor zorgt dat van elke student afzonderlijk duidelijk wordt of hij de vereiste leerdoelen/ (eind)competenties heeft behaald. 2.8.10. Deeltijd Deeltijdstudenten tonen hun competenties aan door toetsen, assessments, leerwerkverslagen en een portfolio waarin de studenten bewijzen van competent gedrag / behaalde competenties kunnen leveren. De deeltijdstudent heeft ook de mogelijkheid een aantal toetsen te relateren aan de eigen werkervaring door cases uit de praktijk als uitgangspunt te nemen. Door middel van de werkgeversverklaring toont de student aan dat hij de vereiste uren heeft gemaakt. 2.8.11. Duaal Bij de duale opleiding ontvangt de student 2 uur studieloopbaanbegeleiding per 14 dagen. In deze uren vindt naast de begeleiding ook de verantwoording en beoordeling van de behaalde competenties plaats via bewijzen van kunnen in het portfolio. Daarnaast krijgt de duale student ook schriftelijke toetsen en assessments. De duale student heeft net als de deeltijdstudent de mogelijkheid een aantal toetsen te relateren aan de eigen werkervaring door cases uit de praktijk als uitgangspunt te nemen. 2.8.12. De kwaliteit van de toetsen meet de opleiding door middel van onderwijsevaluaties en studenttevredenheidsonderzoeken. Studenten zijn tevreden over de aansluiting van de toets bij het onderwijs, de aansluiting van de inhoud van de toets bij de competenties die gemeten worden en de aansluiting van de toetsvormen bij de doelstellingen van de betreffende periode. Over de organisatie rondom het toetsen waren zij niet tevreden. Het tijdig bekendmaken van de tentamenresultaten en de inhoudelijke terugkoppeling behoeft verbetering blijkt uit de studenttevredenheidsonderzoeken 2005 en 2006. In de verbeterplannen van de beide Schools zijn daarvoor verbeteracties geformuleerd. Deze verbeterpunten monitort de opleiding continu door middel van de Barometer en triaalrapportages. Uit de Barometer blijkt, dat het tijdig aanleveren van cijfers over het algemeen beter gaat, maar een punt van aandacht blijft. De studenten die het auditteam sprak waren over het algemeen tevreden over de toetsen. Sommige casustoetsen vonden zij te makkelijk. Om die toetsen te halen hoefden zij geen boeken te lezen. In het gesprek met de toetscommissie kwam naar voren, dat studenten tot nu toe weinig zijn uitgedaagd zich te verdiepen. De toetscommissie constateert, dat studenten het liefst zo weinig mogelijk doen voor een zo goed mogelijk resultaat. Om studenten te dwingen zich in de theorie te gaan verdiepen en boeken te lezen zal de opleiding meer gaan werken met multiple-choice toetsen waarin de theoretische kennis expliciet wordt getoetst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 36
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft een goed instrument ontwikkeld om te toetsen en te beoordelen of de studenten de gestelde leerdoelen bereiken. In het ‘Mesorooster’ en de Periodeboeken heeft de opleiding duidelijk vastgelegd wat er van de studenten wordt verwacht. De uniformiteit binnen de individuele beoordeling van toetsen en de individuele aspecten binnen groepsopdrachten moet nog beter gewaarborgd worden vinden zowel de studenten als de medewerkers van de opleiding. De opleiding heeft hiervoor maatregelen getroffen door o.a. de inzet van de toetscommissies, het vooraf formuleren van criteria en het achteraf vergelijken van de uitkomsten. Bij groepsopdrachten toetst de opleiding de student ook individueel. Daarmee zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor dat de validiteit, objectiviteit en betrouwbaarheid van de toetsen geborgd is. Docenten zijn tevreden over de manier waarop ze nu toetsen en beoordelen. De opleiding draagt er voldoende zorg voor het werkveld te betrekken bij de beoordeling van de student. Studenten storen zich aan medestudenten die mee (kunnen) liften. Om ‘meeliftgedrag’ te voorkomen heeft de opleiding verbetermaatregelen getroffen. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de toetsen. Alleen sommige casustoetsen vinden zij te gemakkelijk. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft verbeterbeleid geformuleerd om studenten te dwingen zich in de theorie te gaan verdiepen en boeken te lezen en zal meer gaan werken met multiplechoice toetsen waarin theoretische kennis expliciet wordt getoetst.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor alle varianten als voldoende. De opleiding zorgt er voldoende voor dat kennisontwikkeling van studenten plaatsvindt aan de hand van relevante vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal op HBO-niveau en via interactie met de beroepspraktijk. Beroepsvaardigheden kan de student zowel in het binnen- als buitenschools programma ontwikkelen. Een groot deel van de docenten is afkomstig en/of nog steeds werkzaam in de beroepspraktijk, houdt actuele ontwikkelingen bij en heeft contact met het werkveld. In de lectoraten en hun kenniskringen van de Schools of Social Work vinden veel verschillende activiteiten plaats, die het onderwijs direct ten goede komen. Studenten zijn tevreden over de actualiteit van het programma en de mogelijkheden die zij krijgen om hun beroepsvaardigheden te ontwikkelen. Alleen in de eerste twee studiejaren zou de opleiding binnen het curriculum meer aandacht mogen besteden aan gesprekstechniek en methodiek. Ook het werkveld is tevreden over het de kennis en beroepsvaardigheden, waarover de alumnus beschikt. Het programma is een goede concretisering van de eindcompetenties. In het ‘Mesorooster MWD’ en de Periodeboeken zijn de indicatoren en leerdoelen en de wijze waarop deze worden getoetst duidelijk beschreven. Door het hele programma te doorlopen kan de student de geformuleerde eindcompetenties bereiken. Studenten, docenten en werkveld vinden het waardevol dat studenten van de opleidingen MWD, SPH en CMV in het majorgedeelte gezamenlijk les krijgen over generieke onderwerpen, die voor alledrie de beroepsgroepen van belang zijn. De opleiding biedt studenten met de differentiatieminoren goede mogelijkheden zich te verbreden en/of te verdiepen. Alleen voor de deeltijdstudenten zijn de keuzemogelijkheden om organisatorische redenen beperkt. De studenten positief hebben gereageerd op de vraag of zij na de opleiding in de beroepspraktijk goed kunnen functioneren. De opleiding zorgt goed voor een verticale en horizontale samenhang in het binnen schools programma en een samenhang tussen het binnen en buitenschools programma. De studenten zijn tevreden over de samenhang tussen de studieonderdelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 37
De opleiding heeft de studielast evenwichtig gespreid en zorgt er voldoende voor dat het studieprogramma studeerbaar is. Door het bieden van studiebegeleiding zorgt de opleiding er voor dat de studievoortgang van de studenten zo optimaal mogelijk verloopt. De studenten zijn tevreden over de spreiding van de studielast. Wel vinden de deeltijd en duale studenten de studie zwaar door de combinatie van werk-studie-privé. De voltijdstudenten vinden de studielast over het algemeen meevallen. Over het aantal contacturen per studiejaar zijn de studenten wisselend tevreden. De opleiding evalueert regelmatig of het programma studeerbaar is en formuleert op basis daarvan verbeterbeleid. De opleiding heeft de instroomeisen duidelijk geformuleerd. Door de mogelijkheden het programma versneld te doorlopen of vrijstellingen te krijgen speelt de opleiding op een adequate wijze in op de individuele mogelijkheden en competenties van de student. De opleiding werkt actief aan een doorgaande leerlijn MBO-HBO. Door goede voorlichting vooraf, contacten met aanleverende scholen, studieloopbaanbegeleiding en aanwezigheidsplicht in de propedeuse zorgt de opleiding er op een zorgvuldige manier voor dat het programma zo goed mogelijk aansluit bij de studenten, die instromen. Het didactisch concept van het competentiegericht leren en de onderwijsstijlen die hierbij gehanteerd worden reflecteren actuele onderwijskundige inzichten en passen goed bij de in de eindcompetenties opgenomen eisen, die aan een (beginnend) beroepsbeoefenaar MWD worden gesteld. De verschillende werkvormen die de opleiding hanteert sluiten goed aan bij het competentiegericht leren en stellen de studenten in staat de vereiste eindcompetenties te verwerven. De studenten zijn tevreden over de stimulerende studieomgeving, de aansluiting van de opleiding bij de leerdoelen en het gebruik van afwisselende werkvormen. De opleiding heeft een goed instrument ontwikkeld om te toetsen en te beoordelen of de studenten de gestelde leerdoelen bereiken. In het ‘Mesorooster’ en de Periodeboeken heeft de opleiding duidelijk vastgelegd wat er van de studenten wordt verwacht. De opleiding heeft maatregelen getroffen om de uniformiteit binnen de individuele beoordeling van toetsen en de individuele aspecten binnen groepsopdrachten nog beter te waarborgen. Daarmee zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor dat de validiteit, objectiviteit en betrouwbaarheid van de toetsen geborgd is. Ook om ‘meeliftgedrag’ te voorkomen heeft de opleiding verbetermaatregelen getroffen. Docenten zijn tevreden over manier waarop ze nu toetsen en beoordelen. De opleiding draagt er voldoende zorg voor het werkveld te betrekken bij de beoordeling van de student. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de toetsen. Alleen sommige casustoetsen vinden zij te gemakkelijk. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft verbeterbeleid geformuleerd om studenten te dwingen zich in de theorie te gaan verdiepen en boeken te lezen en zal meer gaan werken met multiple-choice toetsen, waarin de theoretische kennis expliciet wordt getoetst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 38
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. Het hogeschoolbeleid is geformuleerd in ‘verbinding van Professionals INHOLLAND Strategisch HRM beleid 2006-2010’. De hogeschool hanteert het systeem van Performance en Competence Management. Afspraken worden zowel gemaakt op het niveau van het management als met de teams en op individueel niveau. De gezamenlijke kaders rondom personeelsbeleid heeft de opleiding beschreven in ‘Kaders major SoSW’. Per School is het personeelsbeleid verder uitgewerkt in het ‘Personeelsplan 2006-2010’ en het ‘Scholingsplan 2006-2007’. SoSW heeft daarnaast nog per locatie een ‘Teamplan 2006-2007’ uitgewerkt waarin de doelstellingen voor de betreffende locatie zijn beschreven. In de managementcontracten worden per jaar resultaatafspraken gemaakt over het personeelsbeleid. In de triaalrapportages wordt de voortgang op deze afspraken bewaakt. 3.1.2. Ongeveer 40-50% van de docenten is afkomstig uit de MWD-praktijk en/of is daarin nog werkzaam. Ook via samenwerkingsprojecten met het werkveld en via hun eigen netwerken hebben docenten contact met het werkveld. Daarnaast is elke docent betrokken bij de begeleiding in het buitenschools curriculum of bij het afstuderen, waardoor frequent contact met de beroepspraktijk gewaarborgd is. Beide Schools kennen een contractpoot die onderdeel uitmaakt van de INHOLLAND Academy. Vanuit deze academy voeren docenten projecten uit bij instellingen in het werkveld. Het auditteam heeft kennisgenomen van de CV’s van de docenten van de SoSW Haarlem en SoSW Rotterdam en heeft kunnen constateren, dat een groot aantal docenten werkzaam is (geweest) in het voor de opleiding relevante werkveld of via o.a. het geven van begeleiding aan de studenten of via de contractpoot van de INHOLLAND Academy een verbinding kan maken tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Uit de CV’s en de gesprekken tijdens de audit is gebleken dat veel docenten beschikken over een eigen netwerk in het relevante werkveld. 3.1.3. Beide Schools organiseren jaarlijks één of meer praktijkdagen, waarbij alle docenten een dag stage lopen c.q. werkbezoeken afleggen bij een relevante instelling, zodat de docenten op de hoogte kunnen blijven van recente ontwikkelingen in de praktijk. 3.1.4. Verschillende docenten verdeeld over de verschillende locaties nemen deel aan de kenniskringen van de Schools. Daarnaast worden er kennisateliers georganiseerd voor alle Social Work docenten om hun expertise te delen. Het aantal docenten dat betrokken is bij onderzoek wordt uitgebreid.(zie over de lectoraten en kenniskringen ook onder 2.1.) 3.1.5. Studenten zijn tevreden over de kennis van docenten over de actuele beroepspraktijk zo blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek (sto) 2005 en 2006.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 39
De studenten die het auditteam sprak waarderen het zeer les te krijgen van ‘oud’ werkers met een actuele praktijk. Vooral de docenten in de differentiatieminoren leggen een zeer goede verbinding in hun lessen met de beroepspraktijk. Op basis van het gesprek met de docenten die zitting hebben in de verschillende kenniskringen constateert het auditteam dat zij er op een goede manier voor zorgen dat ook andere docenten, studenten en externen kunnen delen in hun kennis en ervaring. Lectoren en docenten streven daarmee naar een vergroting van de cirkels van kennis.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Een groot deel van de docenten is werkzaam (geweest) in het voor de opleiding relevante werkveld, geeft begeleiding aan studenten, verricht activiteiten in de contractpoot van de INHOLLAND Academy, beschikt over een eigen netwerk in het werkveld en kan zo een goede verbinding maken tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Studenten waarderen het zeer les te krijgen van ‘oud’ werkers met een actuele beroepspraktijk en zijn tevreden over de kennis van de docenten over de actuele beroepspraktijk. Vanuit elke locatie maken docenten deel uit van de kenniskringen en zorgen er op een goede manier voor dat andere docenten, studenten en externen kunnen delen in hun kennis.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 40
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. Hogeschool INHOLLAND hanteert met ingang van 2007-2008 voor de opleidingen met een G-profiel een medewerker-student ratio van 1:26,2 als uitgangpunt. (Tot het G-profiel (gamma) behoren alle opleidingen die niet onder de andere categorieën G+ (gamma +), P (praticum) en KUO (Kunstvakonderwijs) vallen.) De aanpassing van 1:28 naar 1:26,2 is gemaakt om in het eerste jaar structureel 20 contacturen en in het tweede jaar structureel 14 contacturen te realiseren. INHOLLAND streeft naar 80% vast en 20% flexibel personeel. SoSW Haarlem voldoet hieraan. SoSW Rotterdam heeft op dit moment een hoger percentage vaste medewerkers en gaat werken aan een grotere formatie flexibel personeel. In het document ‘Kaders Major Schools of Social Work’ heeft de opleiding de uitgangspunten benoemd voor het verdelen van de middelen: 70% voor onderwijs; 20% voor ondersteuning (management, beleidsmedewerkers en administratieve ondersteuning); 5% voor innovatie (ontwikkeling en implementatie van nieuw onderwijs); 5% voor professionalisering (scholing, deskundigheidsbevordering van medewerkers). In het ‘Personeelsplan 2006-2007’ (SoSW Haarlem), het ‘Personeelsplan 2006-2010’ (SoSW Rotterdam) en in de Teamplannen voor 2006-2007 voor de beide locaties van SoSW Rotterdam hebben de Schools de uitgangspunten vertaald naar de opleiding MWD en beschreven wat de huidige en gewenste situatie is met betrekking tot o.a. leeftijdsopbouw, schaal, docent 1, 2, 3 of 4 en docent-student ratio. 3.2.2. De peiling per 1 januari 2007 laat een verbetering in de docent-student ratio en medewerker - student ratio zien ten opzichte van het jaar daarvoor. Realisatie januari 2007
studenten
Fte docenten
Docent-student
Medewerkerstudent
SoSW Haarlem
1.487
57,48
1:26
1:18
SoSW Rotterdam 1.312 44,94 Docent-student ratio en medewerker-student ratio
1:29
1:21
3.2.3. Beide Schools hebben te maken met vergrijzing van het personeelsbestand. Dit betekent dat de komende jaren een groot aantal ervaren docenten zal uitstromen. De Schools houden daarmee rekening door nieuwe docenten goed in te werken. Ook zittende docenten zijn gevraagd lessen/taken van de oudere docenten over te gaan nemen en worden daarvoor ingewerkt. (zie hierover onder 3.3.) Voor nieuw aan te stellen docenten heeft de opleiding een gericht wervingsplan gemaakt. Het auditteam heeft kennisgenomen van de ‘Kaders Major SoSW’, de personeelsplannen van de beide Schools en het overzicht van de medewerker/de docent - student ratio en is op basis hiervan van mening, dat de opleiding haar uitgangspunten met betrekking tot het personeelsbeleid helder heeft vastgelegd en er goed voor zorgt dat er voldoende personeel ingezet is om de opleiding te verzorgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 41
3.2.4. De onderwijsvernieuwing in het kader van de major-minor structuur en het ontwikkelen en implementeren van het nieuwe curriculum heeft vanaf 2004-2005 tot meer werkdruk geleid, zo blijkt uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek 2005. Medewerkers waren tevreden over hun werk, de samenwerking binnen het team, het contact met de leidinggevenden en de studenten, afwisseling in het werk en het zelf kunnen indelen van werk, maar waren van mening dat er onvoldoende tijd was om het werk te doen. De Schools hebben daarop in overleg met de docenten maatregelen genomen om hen extra te ondersteunen en de werkdruk te verminderen. Speerpunten hierbij zijn o.a. geweest: het inzetten van extra personeel: o.a. door extra projectgelden voor de afronding van de majors en start van de minors in te zetten voor uitbreiding van aanstellingen, het aantrekken van (extra) beleidsmedewerkers ter ondersteuning c.q. ontlasting van de docenten en door extra inzet van externen (onder andere docenten, assessoren, surveillanten, onderwijsontwikkelaars) het maken van een transparante taaktoedeling vanaf 2005 en het tijdig en na overleg met de docenten vaststellen van de takenplaatjes; afbakening van werkzaamheden (SoSW Rotterdam): omdat de docenten de afgelopen jaren teveel verschillende rollen vervulden is de afspraak gemaakt, dat docenten maximaal twee tot drie rollen krijgen; aanstellen van een opleidingsmanager op alle locaties (SoSW Haarlem) zodat er op elke locatie iemand beschikbaar is voor coördinatietaken en de werkdruk van de coördinatoren wordt verminderd: hiervoor zijn extra middelen vrijgemaakt; Teambinding en ondersteuning door het management is in de Personeelsplannen 2006-2007 van de beide Schools nadrukkelijk als verbeterpunt opgenomen. 3.2.5. Voor het studiejaar 2006-2007 heeft het CvB van hogeschool INHOLLAND besloten om het aantal contacturen voor het eerste jaar te verhogen tot maximaal 20 contacturen per week. Daarom is zoals al hierboven is vermeld ook de medewerker: student ratio verlaagd van 1:28 naar 1:26,2. Dit heeft echter niet tot een verzwaring van de taken geleid, omdat hiervoor door INHOLLAND extra formatie beschikbaar is gesteld. De docenten die het auditteam sprak meldden dat de werkdruk nog steeds hoog is, maar dat er goed over te praten valt en overuren worden gecompenseerd. De docenten spraken over een aantal woelige jaren na de fusie, maar zijn nu tevreden. 3.2.6. Streefcijfers voor het terugdringen van ziekteverzuim staan vermeld in de managementcontracten met de beide Schools. SoSW Rotterdam streeft naar een percentage van maximaal 7,5% en SoSW Haarlem naar een percentage van 6,5%. Deze streefcijfers zijn gebaseerd op de rendementscijfers van voorgaande jaren, die een dalende lijn laten zien. Beide Schools hebben een analyse gemaakt van het ziekteverzuim en op basis daarvan verbeterplannen opgesteld. Voor de terugdringing van het verzuim richt de aanpak zich enerzijds op preventie en anderzijds op het curatieve terrein met aandacht voor snelle en gerichte aanpak ter bevordering van het herstel van medewerkers en een spoedige werkhervatting.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 42
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar uitgangspunten met betrekking tot het personeelsbeleid helder vastgelegd en zorgt er goed voor dat er voldoende personeel is ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De opleiding anticipeert op prima wijze op de komende uitstroom van de oudere docenten door nieuwe docenten nu al goed in te werken en ook zittende docenten die lessen/taken gaan overnemen van de in de nabije toekomst vertrekkende collega’s alvast in te werken. De opleiding heeft aantoonbaar gewerkt aan verbeteringen met betrekking tot de werkdruk van de docenten en uit de gesprekken met de docenten blijkt dat ze ondanks dat de werkdruk nog steeds hoog is nu tevreden zijn. Ook het ziekteverzuim is al zichtbaar afgenomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 43
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Om een goed inzetbaar docentteam te houden dat in staat is om de ambitie van de hogeschool als kennisinstelling waar te maken, stellen de hogeschool en de opleiding eisen aan de kwaliteit van het personeel. De hogeschool heeft geformuleerd welke rollen docenten vervullen binnen het competentiegericht onderwijs, zoals expert kennisdomein, onderwijsontwikkelaar, toetsontwikkelaar, studieloopbaanbegeleider, assessor, coördinator. Daarnaast is vanaf januari 2006 een nieuw organiek functiegebouw geïmplementeerd met 27 functieprofielen. In het ‘Personeelsplan 2006-2007’ (SoSW Haarlem), het ‘Personeelsplan 2006-2010’ (SoSW Rotterdam) en in de Teamplannen voor 2006-2007 voor de beide locaties van SoSW Rotterdam hebben de Schools de uitgangspunten vertaald naar de opleiding MWD en beschreven wat de huidige en gewenste situatie is o.a. met betrekking tot de schalen waarin de docenten zitten en de rollen die zij vervullen. Ieder jaar houdt INHOLLAND een personeelsscan. Hierbij worden de competenties van alle docenten in kaart gebracht aan de hand van een competentiematrix. Het auditteam heeft kennisgenomen van de CV’s en de competentiematrix en constateert dat de opleiding goed in beeld heeft gebracht over welke kwaliteiten de docenten beschikken. Het MT meldde in het gesprek tijdens de audit dat zij een onderzoek heeft uitgevoerd naar hetgeen ontbreekt in de verschillende docentteams. Hieruit is o.a. gebleken dat er in de toekomst meer docenten moeten worden aangetrokken die les kunnen geven in onderzoeksvaardigheden. Ook ontstaat er een tekort aan docenten die zijn gespecialiseerd in één onderwerp in verband met de differentiatie-minoren. Door gerichte werving en door scholing gaat de opleiding dit knelpunt oplossen. Het auditteam is op basis van bovenstaande van mening, dat de opleiding er goed voor zorgt dat op alle locaties voldoende personeel aanwezig is met de gewenste kwaliteiten. 3.3.2. Zoals al onder 3.2.3. is vermeld hebben beide Schools te maken met vergrijzing van het personeelsbestand. Dit betekent dat de komende jaren een groot aantal ervaren docenten zal uitstromen. De Schools houden daarmee rekening door nieuwe docenten goed in te werken, waarbij de kennis van de oudere docent wordt ingezet. Ook zittende docenten zijn gevraagd lessen/taken van de oudere docenten over te gaan nemen en worden daarvoor ingewerkt door hun collega’s. Zij kunnen daarvoor indien gewenst ook nascholing volgen. Voor nieuw aan te stellen docenten heeft de opleiding een gericht wervingsplan gemaakt. 3.3.3. Met de docenten worden coachings- functionerings en beoordelingsgesprekken gevoerd. De resultaten uit de onderwijsevaluaties vormen daarbij het uitgangspunt. Met de docenten wordt in het kader van hun Individuele Performance en Ontwikkelingsplan (IPOP) afspraken gemaakt over de wijze waarop zij zich verder professionaliseren. Dit wordt in de functionerings- en beoordelingsgesprekken gemonitord. (zie verder over scholing onder 3.3.4) Het auditteam heeft kunnen constateren dat de afgelopen jaren structureel gesprekken zijn gehouden. In de verslagen heeft de opleiding de afspraken duidelijk vastgelegd. Alle docenten beschikken over een POP.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 44
3.3.4. Beide Schools hebben een Scholingsplan opgesteld. Om de docenten te bekwamen in hun rollen en in hun vakgebied zijn budgetten beschikbaar. De medewerker krijgt verplichte scholingsuren. De overige uren kennen de Schools toe wanneer daarover afspraken zijn gemaakt. Daarnaast stellen de Schools extra scholingsuren beschikbaar voor docenten die nieuw bij het onderwijs zijn betrokken. Verplichte scholingsuren zijn in 2005-2006 en 2006-2007 deels ingevuld met interne studiedagen gericht op de nieuwe onderwijsvisie en het bekwamen in de nieuwe docentrollen: competentiegericht onderwijs, studieloopbaanbegeleiding, toetsing, ontwikkelingstrajecten voor het management. Daarnaast waren er meerdere studiedagen gepland rondom toegepast onderzoek in samenwerking met de kenniskring en rondom internationalisering. Daarnaast bieden de kenniskringen binnen de hogeschool aan docenten de mogelijkheid zich verder te specialiseren in hun vakgebied. De beide Schools faciliteren deelname aan congressen, seminars en studiedagen over nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld. Het auditteam heeft kennis genomen van de scholingsplannen voor de docenten. Het auditteam is van mening, dat de Schools hiermee een duidelijk personeelsbeleid voeren door er voor te zorgen, dat competenties die nodig zijn voor het vervullen van specifieke (ontwikkelings- en begeleidings) taken verworven worden. Daarnaast ziet het auditteam, dat er ruimte is voor docenten om op basis van individuele wensen/behoeften zich verder te bekwamen. De docenten die het auditteam sprak waren heel tevreden over de mogelijkheden die ze vanuit de opleiding kregen om cursussen/opleiding te volgen en naar bijeenkomsten/ congressen te gaan. Zij moeten jaarlijks van te voren hun plannen doorgeven en in de roostering wordt daar vervolgens goed rekening mee gehouden. 3.3.5. Om de deskundigheid van de praktijkbegeleiders te bevorderen houden de beide Schools minimaal drie maal per jaar praktijkbegeleidersbijeenkomsten, bezoeken afgevaardigden van de Schools de praktijkdocenten in de praktijk en heeft de opleiding een cursus ontwikkeld van zes dagdelen over praktijkbegeleiding en het competentiegericht leren, die vanaf 2007-2008 gaat draaien. Praktijkbegeleiders worden hier nadrukkelijk voor uitgenodigd. Wanneer zij niet op de cursus (kunnen) komen gaat de begeleider vanuit de opleiding naar hen toe om expliciet uitleg te geven over de verwachtingen vanuit de opleiding met betrekking tot de praktijkbegeleiding. Het auditteam vindt dat de opleiding er op een zeer adequate manier voor zorgt dat de praktijkbegeleiders toegerust zijn de studenten op de gewenste wijze te begeleiden/ te ondersteunen. 3.3.6. De kwaliteit van het personeel wordt gemeten in de onderwijsevaluaties en studenttevredenheidsonderzoeken (sto). Studenten van alle opleidingsvarianten zeggen in de sto’s van 2005 en 2006 tevreden te zijn over de didactische deskundigheid en de vakbekwaamheid van de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 45
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft goed in beeld over welke kwaliteiten de docenten beschikken en welke competenties er nog ontbreken of in de toekomst gaan verdwijnen binnen de verschillende docententeams. Uit de CV’s en de competentiematrix blijkt dat de opleiding op alle locaties voldoende personeel inzet met de gewenste kwaliteit. De opleiding neemt passende maatregelen om knelpunten op te lossen door gerichte werving en door scholing van zittend personeel. De opleiding houdt met alle medewerkers jaarlijks coaching-, functionering en beoordelingsgesprekken en legt afspraken duidelijk vast. Alle docenten beschikken over een POP. Docenten zeer tevreden over de mogelijkheden die zij vanuit de opleiding krijgen om bijeenkomsten/congressen bij te wonen en cursussen/opleidingen te volgen. De studenten zijn tevreden over de didactische deskundigheid en vakbekwaamheid van de docenten. Door praktijkbegeleidersbijeenkomsten en speciale cursussen zorgt de opleiding er op een zeer adequate wijze voor dat de praktijkbegeleiders toegerust zijn de studenten te begeleiden / te ondersteunen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE. Het auditteam kwalificeert voor alle opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. De docenten kunnen op basis van hun achtergrond en activiteiten een goede verbinding maken tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Studenten zijn tevreden over de kennis van de docenten over de actuele beroepspraktijk. Docenten maken deel uit van de kenniskringen en zorgen er op een goede manier voor dat andere docenten, studenten en externen kunnen delen in hun kennis. De opleiding zorgt er goed voor dat er voldoende gekwalificeerd personeel is ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De opleiding anticipeert op prima wijze op de gesignaleerde knelpunten met betrekking tot ontbrekende competenties en op de komende uitstroom van de oudere docenten door gerichte werving en door zittende en nieuwe docenten nu al goed in te werken en scholing te laten volgen. De opleiding heeft aantoonbaar gewerkt aan verbeteringen met betrekking tot de werkdruk van de docenten en de docenten zijn nu tevreden. De opleiding houdt met alle medewerkers jaarlijks coaching-, functionering en beoordelingsgesprekken en legt afspraken duidelijk vast. Alle docenten beschikken over een POP. Docenten zeer tevreden over de mogelijkheden die zij vanuit de opleiding krijgen om bijeenkomsten/congressen bij te wonen en cursussen/opleidingen te volgen. De studenten zijn tevreden over de didactische deskundigheid en vakbekwaamheid van de docenten. Door praktijkbegeleidersbijeenkomsten en speciale cursussen zorgt de opleiding er op een zeer adequate wijze voor dat de praktijkbegeleiders toegerust zijn de studenten te begeleiden / te ondersteunen. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp ‘Personeel’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 46
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. Het huisvestingsbeleid van Hogeschool INHOLLAND is afgestemd op de realisering van het onderwijsconcept Backbone: studenten dienen te beschikken over goede, herkenbare en adequaat ingerichte studielandschappen en studiematerialen. De dienst facilitaire Zaken van INHOLLAND is primair verantwoordelijk voor adequate huisvesting en materiële voorzieningen op iedere vestiging. 4.1.2. De huisvesting van de opleiding MWD voldoet inmiddels op alle locaties aan de door de hogeschool gestelde eisen. Op de locaties Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Haarlem heeft de opleiding recentelijk een nieuw gebouw betrokken. Alle onderwijsgebouwen bieden ruimtes voor colleges en ruimtes om te werken in grotere en kleinere groepen. Docenten en studenten hebben de beschikking over een ‘flex-werkplek’, een internetadres en een eigen ruimte op het netwerk. De computerfaciliteiten zijn zowel op school als vanuit het woonadres te gebruiken. Elke locatie heeft een servicedesk waar studenten en docenten terecht kunnen met vragen over het gebruik van ICT en audiovisuele middelen. Het is hogeschoolbeleid dat alle voorzieningen gedurende 51 weken per jaar voor studenten toegankelijk zijn. De gebouwen zijn iedere avond open tot 22.00 (Haarlem)/ 22.30 (andere locaties). 4.1.3. Alle locaties beschikken over een bibliotheekfunctie waarin ook digitale informatie beschikbaar is zoals cd-roms, databanken, video’s en dvd’s. De bibliotheken zijn gevestigd in de centrale gebouwen, waar collecties en diensten geïntegreerd zijn met alle andere aanwezige opleidingen. Uitzonderingen daarop vormen de locaties Amsterdam, alwaar de collectie MWD is geïntegreerd in de collectie van de bibliotheek van de Vrije Universiteit, afdeling Pedagogiek en Utrecht, die geen eigen bibliotheek kent. Aan de studenten in Utrecht biedt de opleiding de mogelijkheid om via de online catalogus bibliotheekmaterialen te bestellen en deze te laten bezorgen op de locatie Utrecht. De bibliotheken verzorgen internettrainingen voor zowel studenten als docenten. Docenten worden getraind om studenten te begeleiden bij ict-gebruik bij opdrachten. Vanaf september 2006 kunnen studenten van Hogeschool INHOLLAND gebruik maken van de catalogus voor de gehele INHOLLAND collectie en lenen uit de collectie van alle vestigingen. Via Internet kunnen zij ook van huis uit boeken aanvragen. Daarnaast is in het studiejaar 2005-2006 voor alle bibliotheken een vaste kwaliteitscyclus opgesteld waarin aandacht is voor zowel de kwaliteit van de fysieke collectie als van de digitale collectie. 4.1.4. Uit het studentevredenheidsonderzoek (sto) 2005 en 2006 blijkt dat de tevredenheid over de gebouwen hoog is. De waardering voor sfeer en onderhoud is hoog, evenals het gevoel van veiligheid en omgeving. Ook de geschiktheid van collegezalen en lesruimten scoort goed. Studenten zijn tevreden over de mogelijkheid, die de ruimten bieden om samen te werken. Uit het sto 2005 en 2006 blijkt, dat de overige faciliteiten redelijk worden gewaardeerd. Hierbij is gekeken naar de bereikbaarheid en de kwaliteit van het service desk, bibliotheek, de studentadministratie en de informatiepunten. Ook is in 2005 gevraagd naar de bereikbaarheid van de computers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 47
Op een aantal punten waren studenten op de verschillende locaties minder tevreden. Daarop hebben de Schools verbeteracties ingezet. Uit het mto 2005 blijkt dat de medewerkers tevreden zijn over de beschikbaarheid van middelen, maar niet tevreden waren over de werkplek. De Schools hebben de uitkomsten van de tevredenheidsonderzoeken geanalyseerd en waar nodig verbeteracties ingezet. Onder andere met de nieuwbouw op de verschillende locaties is gewerkt aan verbetering van plekken voor zelfstudie en werkplekken. Met de docenten van de locatie Haarlem heeft het management een gesprek gevoerd over de flex-plekken, omdat de docenten daarover minder tevreden waren. Op basis daarvan zijn gewenste veranderingen doorgevoerd en onderlinge afspraken gemaakt over de piekmomenten. De studenten in Utrecht hebben training gekregen in het gebruik van de bibliotheekvoorziening, toen bleek dat zij van het gebruik daarvan niet goed op de hoogte waren. Naar aanleiding van de kritische uitlatingen over de beschikbaarheid van de computers in Haarlem en Alkmaar is onderzoek gedaan naar de bezettingsgraad van de computers, die over de dag en over de dagen van de week heen zeer bleek te variëren. Met de studentpanels zijn ook afspraken gemaakt over studenten die computers bezet hielden terwijl ze daarop niet voor school bezig waren. In Haarlem is daarnaast in mei 2006 het aantal computers sterk uitgebreid. Ook biedt servicedesk studenten de mogelijkheid om laptops te lenen en kunnen studenten hun eigen laptop kosteloos laten aanpassen aan het systeem van de hogeschool. De computer-student ratio voor SoSW Haarlem is met deze maatregelen verbeterd en voldoet nu aan de streefwaarde van INHOLLAND (1:10). Tijdens de audit is met zowel studenten als docenten gesproken over hun tevredenheid met betrekking tot de voorzieningen. Deze wisselde wel wat per locatie, maar over het algemeen waren studenten en docenten tevreden. De voorzieningen op de locaties Haarlem en Rotterdam werden over het algemeen hoog gewaardeerd wat vooral te maken heeft met de gerealiseerde nieuwbouw. Ook de locatie Amsterdam werd als ‘top’ gewaardeerd. Daar was echter de drempel tot de VU bibliotheek wel hoog voor studenten. Om hieraan tegemoet te komen heeft de opleiding in Amsterdam het gebruik van de bibliotheek opgenomen in het programma. In Den Haag waren de teamkamers klein, in Rotterdam waren de flexplekken voor de docenten nog steeds ‘wennen’ en in Haarlem was er tekort aan stille werkplekken. Docenten werken daarom ook regelmatig thuis, wat door de ICT mogelijkheden van INHOLLAND prima gaat. Het auditteam van de audit MWD heeft ook zelf de voorzieningen van de locatie Haarlem bekeken en is van mening, dat deze goed toereikend zijn om het programma te realiseren. Er is zowel in het opleidingsspecifieke deel van het gebouw als in alle overige ruimten van het gebouw ruim voldoende ruimte beschikbaar voor colleges, werken in grote en kleine groepen, zelfstudie en werken met een computer. De bibliotheek is goed geoutilleerd voor zowel het fysiek als digitaal raadplegen van vakliteratuur en databases. Het auditteam heeft een demonstratie gehad van de mogelijkheden om databanken waarin de digitale tijdschriften en bronnen zijn opgenomen te raadplegen en heeft kunnen vaststellen dat in deze databanken een groot aantal voor de opleiding relevante bronnen zijn opgenomen. Zoals al in de inleiding beschreven zijn de voorzieningen van de overige locaties van de opleiding tijdens andere audits bij opleidingen van hogeschool INHOLLAND meegenomen: Tijdens de audit bij de opleiding Management in Zorg (MiZ) in Amsterdam zijn ook de voorzieningen voor de opleiding MWD beoordeeld en ook voor die locatie geldt dat de voorzieningen goed toereikend zijn om het programma te realiseren. De bibliotheek van de VU is zeer uitgebreid. De databanken zijn te raadplegen via de computers in het eigen gebouw. Tijdens een aantal side-visits heeft een deel van de auditteams van de audits bij de opleidingen MiZ, MWD en Commerciële Economie (CE)/ Small Business & Retailmanagement (SB&RM) van INHOLLAND de voorzieningen beoordeeld op de locaties Alkmaar, Den Haag en Rotterdam. Het auditteam was zeer te spreken over de gebouwen en de voorzieningen op deze locaties. De voorzieningen zijn duidelijk afgestemd op de eisen die het onderwijsconcept stelt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 48
De bibliotheken bieden een fysieke collectie informatiedragers waaronder boeken, tijdschriften en naslagwerken passend bij de aanwezige opleidingen. De databanken zijn evenals op alle ander locaties te raadplegen op alle computers in de gebouwen. Tijdens de audit in het kader van de toets nieuwe opleiding HBO Psychologie op de locatie Utrecht zijn de voorzieningen van deze locatie beoordeeld. Het auditteam heeft geconcludeerd dat de voorzieningen voldoende zijn om het programma te realiseren. Bij enigermate van studentgroei is er wel extra ruimte nodig. Het CvB heeft al toegezegd daarvoor middelen ter beschikking te zullen stellen. Basiswerken MWD en een aantal tijdschriften zijn in het gebouw zelf aanwezig. Zoals al hierboven vermeld kunnen de studenten voor het overige gebruik maken van de online-catalogus. Ook in Utrecht zijn er voldoende computers beschikbaar.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Hogeschool INHOLLAND/ de opleiding MWD heeft een duidelijke visie op het huisvestingsbeleid. Alle onderwijsgebouwen zijn duidelijk afgestemd op deze visie en zijn goed toereikend om het onderwijsprogramma te realiseren. Alle onderwijsgebouwen bieden ruim voldoende ruimten voor colleges en ruimten om te werken in grotere en kleinere groepen. Alleen het gebouw in Utrecht is wat kleiner, maar voldoet wel aan de eisen van docenten en studenten. Docenten en studenten hebben de beschikking over een ‘flex-werkplek’, een internetadres en een eigen ruimte op het netwerk. De computerfaciliteiten zijn zowel op school als vanuit het woonadres te gebruiken. Op elke locatie zijn voldoende computers beschikbaar. Elke locatie heeft een servicedesk waar studenten en docenten terecht kunnen met vragen over het gebruik van ICT en audiovisuele middelen. Studenten en docenten hebben toegang tot actuele informatie en programma’s en relevante vakliteratuur en vakbladen in de bibliotheken, die op Utrecht na in alle vestigingen aanwezig zijn. Ook digitale informatie is beschikbaar in de vorm van cd-roms, databanken, video’s en dvd’s. Alle studenten van INHOLLAND kunnen gebruik maken van de catalogus voor de gehele INHOLLAND collectie en lenen uit de collectie van alle vestigingen. Daarmee zorgt de opleiding er goed voor dat ook de studenten van de locatie Utrecht kunnen beschikken over de gewenste vakliteratuur. Via internet kunnen alle studenten ook van huis uit boeken aanvragen. De docenten en studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen. Met name de nieuwe gebouwen in Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Haarlem worden hogelijk gewaardeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 49
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. Studieloopbaanbegeleiding (slb) is in het MWD programma een belangrijk instrument om studenten te leren regie te nemen over de eigen ontwikkeling en (studie-)loopbaan. De beleidskaders van slb zijn beschreven in ‘Kaders Major SoSW’. Verdere ontwikkeling en verankering van slb was een belangrijk speerpunt van de Schools van de afgelopen jaren en waar nodig heeft aanpassing van het instrument slb plaatsgevonden. 4.2.2. De opleiding biedt op verschillende manieren studiebegeleiding: Studieloopbaanbegeleiding: In de slb werkt de student expliciet aan de ontwikkeling van zijn competentie op het gebied van reflectie en zelfsturing. Het ‘Handboek SLB’ geeft hiervoor de leidraad en biedt zowel individuele opdrachten als ook opdrachten waarbij de studenten in slb-groepjes met elkaar oefenen. Het portfolio is een belangrijk instrument voor de student om zijn ontwikkeling te documenteren. De studieloopbaanbegeleider coacht en ondersteunt de student hierin. De slbactiviteiten vinden gedurende het hele jaar plaats en de gemiddelde jaarlijkse studielast hiervoor komt overeen met 112 uur. Slb-activiteiten worden meegenomen in de toetsing en hieraan zijn ook credits gekoppeld. Daarnaast speelt slb een belangrijke rol bij de studievoortgang dan wel studieachterstand en helpt studie-uitval te voorkomen. De slb-er bewaakt de studievoortgang van de studenten op basis van de uitkomsten van toetsen.
Begeleiding van de Beroepspraktijkvorming (bpv): Tijdens het leren in de praktijk wordt de student begeleid door de bpv docent en door een externe praktijkbegeleider. De rol van bpv docent wordt vaak door de slb-er vervuld. In het ‘Handboek SLB’ staat beschreven hoe de student de ervaringen en opgedane leermomenten moet beschrijven en hoe hij zich moet verantwoorden over de verwerving van de competenties. De opleiding biedt ook ondersteuning aan de praktijkbegeleiders. (zie hierover 3.3.) Daarnaast krijgen de voltijd en deeltijdstudenten tijdens de stage in het derde studiejaar begeleiding van een gekwalificeerde supervisor. (zie verderop in dit stuk) Voor de begeleiding van stages in het buitenland onderhoudt de opleiding zowel met de student als de praktijkbegeleider contact via de telefoon of de e-mail. In het land waar de stage wordt gelopen wordt een supervisor aangesteld en er is een aparte Engelstalige stagenota ‘BPV Engels MWD’ met een bpv beoordelingslijst in het Engels.
Supervisie en intervisie: In de voltijd en deeltijdopleiding krijgen de studenten tijdens de stage in het derde jaar begeleiding van een gekwalificeerde supervisor. De supervisor begeleidt de student in zijn handelen als persoon in relatie tot het beroep en de concrete werkzaamheden in de praktijk.
Begeleiding in de afstudeerfase: In de afstudeerfase krijgen de studenten begeleiding van een afstudeerbegeleider. Student en afstudeerbegeleider overleggen over de eerste aanzet en over ingeleverde concepten van het afstudeerwerkstuk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 50
Begeleiding bij organisatorische zaken: De opleiding werkt met programma- en leerjaarcoördinatoren, die het aanspraakpunt zijn voor studenten bij problemen in de groep en organisatorische zaken als roosters en uitval van docenten.
Begeleidingsdiensten voor specifieke problemen (2e lijn): Hogeschool INHOLLAND biedt verschillende begeleidingsdiensten voor studenten aan, zoals de studentdecaan en de vertrouwenspersoon. De decaan biedt hulp bij het oplossen van studieproblemen of kan vragen beantwoorden over onder meer het studeren en studiefinanciering. De vertrouwenspersoon helpt bij persoonlijke problemen. Studenten kunnen bovendien terecht bij een pastor en studentpsycholoog.
4.2.3. Duaal SoSW Rotterdam Zoals al onder 2.1. is vermeld sluit de opleiding een contract af met de werkplek en de student, de zogenaamde tripartite overeenkomst, met afspraken over de taken die de student uitvoert en de verantwoordelijkheden van de praktijkbegeleider en de opleiding. De slb-er zorgt voor afstemming en monitort de praktijk- en schoolonderdelen. De studenten krijgen begeleiding op maat in kleine groepjes. Elke twee weken vindt overleg plaats met de student over zijn studievoortgang en wordt het bewijsmateriaal van de te behalen competenties besproken. 4.2.4. Deeltijd Deeltijdstudenten krijgen van de slb-er begeleiding vanuit de opleiding. Omdat de deeltijdstudent veelal een ander type student is, vaak al ouder dan de duale student, is de invulling van de studiebegeleiding wel anders dan in de duale opleiding. De slb-er bezoekt elke student eenmaal per jaar op de werkplek. Verder lopen de contacten via de student. Op verzoek van de student en/of de werkgever kan extra overleg plaatsvinden. 4.2.5. Uit de tevredenheidsonderzoeken blijkt, dat de studenten tevreden zijn met de opzet en begeleiding van de bpv. Over de slb in het algemeen oordeelden de studenten in 2005 minder positief. Daarom heeft de opleiding verbetermaatregelen getroffen om de slb beter te verankeren in het curriculum van MWD. Daarbij is o.a. het slb-programma gekoppeld aan de MWD competenties, is slb een onderdeel geworden van elke periode/blok en is een link gelegd met bpv, is het ‘Handboek SLB’ verbeterd en krijgen studieloopbaanbegeleiders training waardoor hun persoonlijke competenties worden verbeterd. In 2006-2007 heeft de opleiding deze nieuwe opzet van slb geïmplementeerd. Met ingang van dat studiejaar is ook het aantal slb-uren verhoogd en start elke periode/blok met een slb-programma college, waarin aan de studenten de rol van de slb en de opdrachten wordt uitgelegd. Daarnaast plannen beide Schools extra interne overlegmomenten tussen slb-ers voor betere afstemming.
Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende vormen van begeleiding die de opleiding biedt aan de voltijd, duale en deeltijdstudenten in zowel het binnenschools als buitenschools programma en is van mening dat de opleiding dit prima heeft georganiseerd. De docenten/slb-ers die het auditteam sprak toonden zich zeer betrokken bij de studenten. Door in de voltijdopleiding slb-lessen op te nemen in elk blok en met de duale studenten elke twee weken in kleine groepjes te overleggen zorgt de opleiding er op een goede manier voor, dat de studievoortgang van deze studenten structureel aandacht krijgt. De voltijd en duale studenten, die het auditteam tijdens de audit sprak zijn enthousiast over de slb-lessen. In de intervisiebijeenkomsten kunnen zij bijvoorbeeld zelf ook cases inbrengen, opgedane ervaringen in de stage bespreken en reflecteren op eigen gedrag. De voltijd, duale en deeltijdstudenten zijn ook tevreden over de ondersteuning die zij van de slb-er krijgen bij hun studie en de eventuele problemen die zich daarbij voordoen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 51
Van het management vernam het auditteam dat overwogen wordt om een allochtone slb-er in te gaan zetten voor allochtone studenten waardoor er meer aandacht kan worden besteed aan vraagstukken en problemen waar juist deze groep binnen de studie tegenaan loopt. Het auditteam vindt dit een passende keuze. 4.2.6. De twee belangrijkste media voor informatievoorziening zijn de Schoolsite ‘Insite’ (onderdeel van intranet) en Blackboard. Op alle locaties van de Schools is ook een informatiepunt aanwezig voor informatie over roosters, toetsen, regelingen e.d. De informatiepunten zijn elke dag van 9.00 – 18.00 geopend. Voor de deeltijdopleidingen zijn in de avonduren op de lesdagen de informatiepunten geopend tot 22.00 uur. In 2004 is de verbetering van de ‘kleine kwaliteit’ door het management als topprioriteit gesteld als reactie op de lage score op informatievoorziening en communicatie in het medewerkers- en studenttevredenheidsonderzoek (mto en sto) in 2004. Vanuit instellingsniveau wordt hierop gestuurd door middel van de Barometer, die een plaats heeft gekregen binnen de reguliere planning- en controlcyclus. (zie over de Barometer onder 5.1.) Uit de score van het sto 2006 blijkt dat er duidelijk verbetering is op dit punt, maar dat voor informatievoorziening en communicatie blijvend aandacht nodig is. Verbeteracties zijn opgenomen in het ‘Plan van Aanpak sto 2006’. Het auditteam heeft kennisgenomen van de manier waarop de beide Schools studenten en medewerkers informeren en de verbetermaatregelen die de Schools hebben genomen om de tevredenheid te verhogen. Door de tweewekelijkse Barometer monitoren de Schools op een adequate wijze hoe de informatievoorziening naar de studenten en docenten verloopt, zodat snel bijgestuurd kan worden. De studenten die het auditteam sprak zijn tevreden over de manier waarop zij door de hogeschool/ de opleiding worden geïnformeerd en benaderd. Ze zijn wel van mening dat de roostering en de tijdige bekendmaking van het rooster nog beter kan. Er wordt met name in de voltijdopleiding nog vaak ‘gerommeld’. Ook Blackboard zou naar de mening van een enkele (deeltijd)student gebruiksvriendelijker mogen zijn.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding biedt de voltijd, deeltijd en duale studenten verschillende vormen van begeleiding in zowel het binnen- als buitenschools programma en heeft dit prima georganiseerd. Door in de voltijdopleiding slb-lessen op te nemen in elk blok en met de duale studenten elke twee weken in kleine groepjes te overleggen zorgt de opleiding er op een goede manier voor, dat de studievoortgang van deze studenten structureel aandacht krijgt. De voltijd en duale studenten, die het auditteam sprak zijn enthousiast over de slb-lessen c.q. -bijeenkomsten. De studenten zijn tevreden over de ondersteuning die zij krijgen bij hun studie en de eventuele problemen die zich daarbij voordoen. Op de roostering in met name de voltijdopleiding na, zijn de studenten tevreden over de manier waarop zij door de hogeschool/ de opleiding worden geïnformeerd en benaderd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 52
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE. Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor alle opleidingsvarianten als voldoende. De huisvesting en de materiële voorzieningen van de beide Schools op de zes verschillende locaties zijn goed toereikend om het programma te realiseren: er is genoeg ruimte voor colleges en ruimte om te werken in grotere en kleinere groepen, er zijn voldoende computers beschikbaar, er is een adequate en voor studenten docenten goed toegankelijke (on-line) bibliotheekvoorziening en met name de nieuwe gebouwen in Haarlem, Rotterdam, Amsterdam en Den Haag worden hogelijk gewaardeerd. De opleiding biedt de voltijd, deeltijd en duale studenten verschillende vormen van begeleiding in zowel het binnen- als buitenschools programma en heeft dit prima georganiseerd. Studenten zijn tevreden over de ondersteuning die zij krijgen bij hun studie en over de manier waarop zij door de hogeschool/ de opleiding worden geïnformeerd en benaderd. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel beide facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 53
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. Hogeschool INHOLLAND heeft het kwaliteitsbeleid vastgelegd in de notitie ‘Kwaliteitszorg INHOLLAND, 2004’. SoSW Rotterdam en SoSW Haarlem hebben het hogeschoolbeleid voor de eigen School uitgewerkt en vastgelegd in de documenten ’Beleid Kwaliteitszorg School of Social Work’ (Rotterdam) en ‘Handboek Kwaliteitszorgsysteem 2.0., oktober 2006’ (Haarlem). 5.1.2. De opleiding beschouwt studenten, alumni, werkveldvertegenwoordigers en medewerkers als belangrijke partijen in het ontwerpen, ontwikkelen en aanbieden van kwalitatief goed onderwijs. Al deze partijen zijn dan ook op gezette tijden bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding betrokken. De gehanteerde evaluatie-instrumenten en streefdoelen zijn voor de beide Schools gelijk. Evaluaties die plaatsvinden zijn o.a.: Studenten: o.a. studenttevredenheidsonderzoek op instellingsniveau, blokevaluaties, evaluatie bpv en praktijk, evaluatie afstuderen, evaluatie slb, docentevaluaties, studentpanels; Medewerkers: medewerkerstevredenheidsonderzoek op instellingsniveau en periode-evaluatie met docenten na elk blok/periode; Alumni: HBO-monitor en eigen Alumni-onderzoek; Werkveld: werkveldonderzoek. 5.1.3. De Schools maken jaarlijks een planning voor de evaluaties. Sommige evaluaties vinden jaarlijks plaats, andere elke twee jaar. Aan het eind van elk jaar vindt een meta-evaluatie plaats, waarbij de uitkomsten van de evaluaties in relatie met elkaar worden gebracht en gezamenlijk worden geanalyseerd. Op basis van de meta-evaluatie benoemt de opleiding verbeterpunten, die ze uitwerkt in het businessplan en een managementcontract voor het komende kalenderjaar aan de hand van de PDCA-cyclus. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende evaluaties/metingen die binnen de beide Schools plaatsvinden, de streefdoelen die ze daarbij hanteren en van de resultaten van de evaluaties. Daaruit blijkt, dat de beide Schools de opleiding aantoonbaar periodiek evalueren en dat uitkomsten van de evaluaties, signalen van studenten, docenten en werkveld leiden tot verbetermaatregelen. (zie hierover verder onder 5.2. en 5.3.) 5.1.4. In de vergaderingen van het MT is kwaliteitszorg een vast onderdeel op de agenda, waarbij de voortgang op de verschillende kwaliteitsaspecten wordt besproken. De opleiding bespreekt de resultaten uit de evaluaties ook binnen de teambijeenkomsten, studentpanels en de opleidingscommissie en publiceert de resultaten voor docenten en studenten. In het gesprek met de studenten werd duidelijk dat de terugkoppeling van de evaluaties nog zorgvuldiger kan. Het MT meldde dat de opleiding daarvoor verbeterbeleid heeft geformuleerd en zal via internet en tijdens het inleidende college aan het begin van iedere periode studenten gaan inlichten over uitkomsten en voorgenomen verbeteringen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 54
5.1.5. Vanuit instellingsniveau worden de resultaten van verbetermaatregelen continu gemonitord door middel van de tweewekelijkse Barometer en de triaalrapportages. De opleiding houdt in de Barometer bij wat de uitkomsten zijn van de verbeteracties uit de verbeterplannen. In 2005-2006 en 2006-2007 heeft de opleiding gemeten wat de resultaten waren met betrekking tot het aanleveren van tentamencijfers, roosters, roostermutaties, klachtenafhandeling, college-uitval en aantal contactmomenten. Daarvoor had de opleiding streefdoelen vastgelegd. In de triaalrapportages rapporteert de opleiding over de behaalde resultaten. De uitkomsten worden voor studenten en docenten gepubliceerd op ‘Insite’. De triaalrapportages en de Barometer zijn onderwerp van gesprek in het overleg van het CvB met de directeuren van de beide Schools. Op basis van de gesprekken met de diverse geledingen constateert het auditteam dat de opleiding sinds de fusie een grote slag heeft gemaakt met het opzetten van een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem. Ook aan de kleine kwaliteit heeft de opleiding veel aandacht besteed. Het opstellen van een meta-evaluatie vindt het auditteam een goede maatregel. Zo krijgt de opleiding duidelijk in beeld wat de uitkomsten van alle evaluaties in één jaar zijn op basis waarvan zij gericht verbeterbeleid kan formuleren en uitvoeren. Het auditteam heeft vernomen, dat er in de afgelopen jaren heel veel evaluaties hebben plaatsgevonden binnen de opleiding en de hogeschool. Het MT wil nu een pas op de plaats maken om te voorkomen dat betrokkenen ‘evaluatie-moe’ worden. Het auditteam onderschrijft deze intentie.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Binnen de opleiding vinden zeer regelmatig evaluaties plaats: o.a. door middel van student- en medewerkerstevredenheidsonderzoeken, blokevaluaties, studentpanels, HBO-monitor, eigen alumnionderzoek en werkveldonderzoek vraagt de opleiding studenten, medewerkers, alumni en werkveld naar hun tevredenheid over de inhoud en organisatie van de opleiding. De opleiding heeft goed in beeld welke zaken naar tevredenheid verlopen en waar nog verbeteringen nodig zijn. Door het houden van meta-evaluaties zorgt de opleiding er op een efficiënte manier voor dat de uitkomsten van alle gehouden evaluaties gezamenlijk in beeld komen op basis waarvan gerichte verbeteracties geformuleerd en uitgevoerd kunnen worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 55
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Het kwaliteitsbeleid van de Schools is geïntegreerd in de planning- en controlcyclus binnen Hogeschool INHOLLAND. De doelen van de hogeschool worden vertaald vanuit het instellingsplan naar kaderbrieven, businessplannen (over een periode van vijf jaar), managementcontracten (voor een jaar), verbeterplannen en persoonlijke ontwikkelingsplannen. Binnen de plannings- en controlcyclus voert de Schooldirecteur ieder triaal een evaluatiegesprek met het CvB over de vorderingen rondom het managementcontract en vindt zoals al onder 5.1. is vermeld na afloop van het studiejaar een meta-evaluatie plaats. 5.2.2. In 2005 hebben de Schools een EFQM-positiemeting uitgevoerd. Op basis van deze meting zijn de plannen voor de komende jaren uitgezet richting fase 3 van het INK-model. Hiervoor heeft het management van beide Schools in het voorjaar van 2007 een INK-training gevolgd. 5.2.3. Voorbeelden van verbetermaatregelen, die de opleiding in de afgelopen periode heeft genomen naar aanleiding van evaluaties zijn: Op basis van onderwijsevaluaties is het programma bijgesteld. Binnen de propedeuse is de studielast meer gespreid en is de studieloopbaanbegeleiding meer afgestemd op de opleidingscompetenties. Elke periode/blok begint met een startbijeenkomst waarin de opbouw en de samenhang binnen de periode/blok wordt toegelicht. Ook is de variatie aan werkvormen vergroot. Door middel van de onderwijsevaluaties monitort de opleiding of de gekozen studielast en werkvormen voldoen; Het medewerkerstevredenheidsonderzoek (mto) 2004 is aanleiding geweest voor gerichte actie op het gebied van personeelsbeleid. Bij de SoSW Rotterdam is het personeelsplan 2004-2006 opgesteld met daarin opgenomen een communicatieplan en een scholingsplan. Ook is een klankbordgroep van medewerkers ingericht, die de directeur gevraagd en ongevraagd van informatie en advies kunnen voorzien op het terrein van cultuur, personeelsbeleid en communicatie. Ook SoSW Haarlem heeft ingezet op binding en cultuur en communicatie. Naar aanleiding van het mto 2004 hebben beide Schools tevens in samenwerking met het personeel een nieuwe procedure ingevoerd voor het opzetten van taaktoedelingsbeleid. Dit heeft er toe geleid dat in 2006-2007 de takenplaatjes tijdig bekend waren; Hogeschool INHOLLAND heeft veel geïnvesteerd in huisvesting, bijvoorbeeld met de nieuwbouw voor de locaties Rotterdam, Den Haag, Haarlem en Amsterdam. Uit de student- en medewerkerstevredenheidonderzoeken 2006 blijkt, dat op dit punt duidelijke verbeteringen zijn te constateren ten opzichte van 2004; Uit de studenttevredenheidsonderzoeken blijkt, dat de kleine kwaliteit aandacht blijft behoeven. Vanuit instellingsniveau worden de resultaten continu gemonitord. Zoals al onder 5.1. is beschreven houdt de opleiding daarvoor tweewekelijks een Barometer bij om te meten wat de uitkomsten zijn van de verbeteracties uit de verbeterplannen. Gegevens uit de barometer worden geanalyseerd en leiden waar nodig weer tot nieuwe acties. Het auditteam heeft kennisgenomen van verbetermaatregelen die de opleiding heeft genomen op basis van de uitkomsten uit de diverse onderzoeken. Daarmee toont de opleiding aan, dat zij actief werkt aan het verbeteren van de interne kwaliteit van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 56
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding formuleert naar aanleiding van de uitkomsten van de diverse evaluaties onder studenten, medewerkers, alumni en werkveld verbetermaatregelen en voert die vervolgens uit. De opleiding monitort regelmatig en op efficiënte wijze of de genomen verbetermaatregelen leiden tot grotere tevredenheid en voldoen aan de streefdoeken en stelt waar nodig het beleid verder bij.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 57
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Zoals al onder 5.1. is beschreven hebben de beide Schools het kwaliteitszorgbeleid van de Hogeschool INHOLLAND uitgewerkt en vastgelegd in de documenten ’Beleid Kwaliteitszorg School of Social Work’ (Rotterdam) en ‘Handboek Kwaliteitszorgsysteem 2.0., oktober 2006’ (Haarlem). De opleiding beschouwt studenten, alumni, werkveldvertegenwoordigers en medewerkers als belangrijke partijen in het ontwerpen, ontwikkelen en aanbieden van kwalitatief goed onderwijs. 5.3.2. De opleiding betrekt de studenten bij de kwaliteitszorg door: de School Medezeggenschapsraad, waarin studenten en docenten zitting hebben, die advies of instemming geven op besluiten van de directeur en op een aantal terreinen ongevraagd advies kunnen uitbrengen; de Opleidingscommissies, bestaande uit de centrale en de deel Opleidingscommisies voor elke School. In de deel Opleidingscommissie hebben studenten en docenten van de opleidingen zitting, die jaarlijks de wijze van uitvoering van de OER beoordelen en gevraagd of ongevraagd advies uitbrengen aan de directie en aan de School Medezeggenschapsraad. De centrale Opleidingscommissie wordt gevormd door de voorzitters en secretarissen van de deel-commissies en zij bewerken de adviezen van de deelcommissies tot een overkoepelend advies. de klankbordgroepen/ kwaliteitspanels, waarin studenten en docenten o.a. de evaluaties analyseren en bespreken en voorstellen doen voor verbeteringen. Daarnaast kunnen de studenten ook hun mening geven over de kwaliteit van de opleiding in de studenttevredenheidsonderzoeken, de onderwijsevaluaties, exit-onderzoeken en klachtenprocedures. 5.3.3. De opleiding betrekt de medewerkers bij de kwaliteitszorg door: de School Medezeggenschapsraad de Opleidingscommissie breed teamoverleg op de locatie de klankbordgroepen/ kwaliteitspanels Ook kunnen medewerkers deel nemen aan de (deel-)Examencommissies en de (deel)Toetscommissies. In de medewerkerstevredenheidsonderzoeken en periode-evaluaties van het onderwijs vraagt de opleiding de medewerkers naar hun mening over de kwaliteit van de opleiding. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verslagen van de verschillende overlegorganen en constateert dat de opleiding regelmatig overlegt over de inhoud en de organisatie van de opleiding. Uit de gesprekken die het auditteam had met studenten en docenten blijkt dat zij tevreden zijn over de manier waarop zij betrokken worden bij de opleiding. Onder de docenten is sprake van veel inhoudelijke discussie en uitwisseling van ideeën. Wel is het lastig dat de totale groep docenten zo groot is. Docenten zien elkaar maar eens in de tien weken. Wanneer daaraan behoefte is worden er extra overlegmomenten gepland. Door het organiseren van centrale overleggen zorgt de opleiding er op een efficiënte en effectieve wijze voor dat het beleid van de beide Schools goed op elkaar wordt afgestemd. Zoals al vermeld onder 5.1. vinden de studenten dat de terugkoppeling van de uitkomsten van de evaluaties en de maatregelen die de opleiding op basis daarvan gaat nemen zorgvuldiger kan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 58
5.3.4. Zoals al onder 1.1. en 2.1. is beschreven kennen de Schools drie formele werkveldadviesorganen: de curatoria, die de opleiding informeren over de trends in de samenleving en actuele ontwikkelingen in het beroepenveld. De curatoria komen twee à driemaal per jaar bijeen. SoSW Rotterdam kent voor beide locaties een curatorium. SoSW Haarlem kent één curatorium voor de vier locaties tezamen. de Beroepenveldcommissies, die de opleiding adviseren met betrekking tot meer onderwijsgerelateerde vraagstukken, namelijk het opleidingsprofiel, de competenties, het curriculum, de praktijkcomponent en over de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt. SoSW Rotterdam kent voor beide locaties een Beroepenveldcommissie. Overleg met deze commissies vindt éénmaal per zes tot acht weken plaats. SoSW Haarlem kent voor de vijf vestigingen één gezamenlijke Beroepenveldcommissie, die drie maal per jaar bijeenkomt. de Resonansgroep Social Work waarmee de ontwikkelende producten worden besproken. De Resonansgroep bewaakt of de beroepspraktijk voldoende herkenbaar is, bijvoorbeeld in de toetsen en de ingebrachte cases. De Resonansgroep komt tweemaal per jaar bijeen. . Daarnaast houdt de opleiding evaluaties onder externe stage- en afstudeerbegeleiders en werkgevers van de alumni en evaluaties in het werkveld over de beroepspraktijkvorming. Zoals vermeld onder 1.1. en 2.1. heeft het auditteam op basis van o.a. de verslagen kunnen constateren dat de opleiding zeer regelmatig overleg heeft met het werkveld over de kwaliteit van de opleiding. 5.3.5. De opleiding betrekt de alumni bij de opleiding door de HBO-monitor, die ieder jaar wordt gehouden en door het eigen tweejaarlijks werkveldonderzoek onder alumni. 5.3.6. Naar aanleiding van het studenttevredenheidsonderzoek 2004 hebben de Schools een klachtenprocedure en een klachtenformulier opgesteld en afspraken gemaakt over de snelheid waarmee klachten dienen te worden afgehandeld. Binnen de Barometer wordt elke twee weken gemonitord of en hoe dit gebeurt. Uit het tevredenheidsonderzoek 2006 blijken de studenten van de beide Schools al meer tevreden over gerealiseerde verbeteringen na onderwijsevaluaties en de mogelijkheid om klachten in te dienen. Nog niet tevreden zijn zij over de manier van afhandeling van de klachten. Een (gedeeltelijke) verklaring denken de Schools te vinden in het verschijnsel, dat studenten niet bemerken dat er verbeteringen in het onderwijs zijn aangebracht, omdat deze gerealiseerd worden voor studenten in latere leerjaren. Het afhandelen van klachten blijft voor de beide Schools dus een punt van aandacht. Zoals al onder 5.1. is vermeld heeft het auditteam vernomen dat de opleiding verbetermaatregelen heeft geformuleerd en via internet en in de inleidende colleges de studenten gaat informeren over de verbeteracties die genomen gaan worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 59
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding betrekt de studenten en de medewerkers op een goede manier bij de kwaliteit van de opleiding. Uit de verslagen van de verschillende overleggen blijkt, dat er regelmatig is gesproken over de inhoud en organisatie van de opleiding. Door het organiseren van centrale overleggen zorgt de opleiding er op een efficiënte en effectieve wijze voor dat het beleid van de beide Schools goed op elkaar wordt afgestemd. Voor de terugkoppeling van de resultaten en het voorgenomen verbeterbeleid naar alle studenten heeft de opleiding verbetermaatregelen geformuleerd. De opleiding betrekt ook de alumni en het werkveld op een goede manier bij de kwaliteit van de opleiding zo is o.a. gebleken uit de verslagen van de verschillende overlegorganen die de opleiding kent.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE. Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor alle opleidingsvarianten als voldoende. Binnen de opleiding vinden zeer regelmatig evaluaties plaats en de opleiding heeft goed in beeld welke zaken naar tevredenheid verlopen en waar nog verbeteringen nodig zijn. Door het houden van metaevaluaties zorgt de opleiding er op een efficiënte manier voor dat de uitkomsten van alle gehouden evaluaties gezamenlijk in beeld komen op basis waarvan gerichte verbeteracties geformuleerd en uitgevoerd kunnen worden. De opleiding formuleert naar aanleiding van de uitkomsten van de diverse evaluaties onder studenten, medewerkers, alumni en werkveld verbetermaatregelen en voert die vervolgens uit. De opleiding monitort regelmatig en op efficiënte wijze of de genomen verbetermaatregelen leiden tot grotere tevredenheid en voldoen aan de streefdoeken en stelt waar nodig het beleid verder bij. De opleiding betrekt de studenten, de medewerkers, de alumni en het werkveld op een goede manier bij de kwaliteit van de opleiding. Uit de verslagen van de verschillende overleggen blijkt, dat er regelmatig is gesproken over de inhoud en organisatie van de opleiding. Door het organiseren van centrale overleggen zorgt de opleiding er op een efficiënte en effectieve wijze voor dat het beleid van de beide Schools goed op elkaar wordt afgestemd. Voor de terugkoppeling van de resultaten en het voorgenomen verbeterbeleid naar alle studenten heeft de opleiding verbetermaatregelen geformuleerd. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 60
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. Vanaf 2006/2007 speelt de afstudeerfase zich af in 2 periodes van ieder 10 weken. Voor beide Schools geldt dat dezelfde beoordelingscriteria gehanteerd worden die ontleend zijn aan de competenties van de opleiding en de bijbehorende doelen uitgewerkt in het ‘Mesorooster’. De wijze waarop de opdrachten tijdens de afstudeerfase zijn vormgegeven verschilt per School. 6.1.2. SoSW Haarlem De afstudeerfase 2007/2008 voor de voltijd en deeltijdstudenten van de SoSW Haarlem bestaat uit een ‘Meesterproef’ waarin op grond van een showcase portfolio de persoonlijke ontwikkeling als professional mondeling gepresenteerd wordt en ‘Praktijkonderzoek’ dat eveneens wordt afgesloten met een mondelinge presentatie. Het ‘Praktijkonderzoek’ in de voltijdopleiding behelst een onderzoek waarin de studenten in een team aan een complex onderzoek werken en daarbinnen ieder een individueel deelonderzoek uitvoeren en verantwoorden. De deeltijdstudent verwerft een opdracht binnen de instelling waar hij werkzaam is en voert dit onderzoek individueel uit. De Meesterproef en het Praktijkonderzoek tellen elk voor 50% en beide onderdelen moeten voldoende zijn. Het afstudeerprogramma en de daarbij behorende afstudeeropdrachten zagen er tot en met 2006/2007 nog enigszins anders uit. In de oude situatie waren er vier onderdelen voor de voltijdstudenten die meetelden voor het slagen, te weten individueel praktijkonderzoek, afstudeeronderzoek, een groepsproject en een individueel eindgesprek. Voor de deeltijdstudenten waren de twee onderdelen casuïstiek (individueel product) en werken aan een project (groeps- en individueel product) bepalend voor het slagen. De inhoudelijke lijnen voor de oude en de nieuwe afstudeerfasen komen overeen, maar vanaf 2007/2008 worden zowel de voltijd als de deeltijdstudenten alleen nog individueel beoordeeld en werkt de opleiding meer systematisch met de aan de competenties ontleende beoordelingslijsten waarop per beoordelingsaspect de prestatie van de student beoordeeld wordt. 6.1.3. SoSW Rotterdam De afstudeerfase voor de voltijd, deeltijd en duale fase bestaat uit zes samenhangende onderdelen die de startbekwame beroepsbeoefenaar straks in de praktijk ook moet laten zien. Ze omvatten twee geheel individuele opdrachten en vier groepsopdrachten, te weten: onderzoek van een werkwijze in de SW praktijk (groep), verbetervoorstel van de werkwijze (groep), casuïstiek, analyse en bijstelling hulpverleningsplan (individueel), projectplan en product (groep), presentatie van het projectplan (groep), persoonlijk professioneel profiel en demonstratie (individueel). Binnen de groepsopdrachten wordt de individuele bijdrage en de individuele ontwikkeling van de student telkens apart getoetst. De School stelt dat elke toets voldoende moet zijn en heeft vastgelegd hoe vaak elk onderdeel meetelt voor een eindcijfer: 1x of 2x. Ook in deze School zag het afstudeerprogramma en de daarbij behorende afstudeeropdrachten er tot en met 2006/2007 nog enigszins anders uit en verschilde in 2006/2007 ook per locatie. Binnen de afstudeerfase op locatie Rotterdam konden de voltijdstudenten kiezen uit het afstuderen met een individuele scriptie of een project in kleine groepen. Deeltijd en duale studenten werkten aan een casus (individueel) en een afstudeeropdracht (groep).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 61
Voor het slagen telden het eindgesprek over de casus, de afstudeeropdracht en eindgesprek afstudeeropdracht. In het studiejaar 2006-2007 is op de locatie Den Haag het cohort studenten afgestudeerd dat deel heeft genomen aan een pilot. De studenten van deze pilot hebben voor het afstuderen een meesterproef gedaan waarin zij een onderzoek of project hebben uitgevoerd in het MWD-werkveld. De eindbeoordeling heeft bestaan uit een afsluitende portfolio-assessment en een eind-gesprek. Het verschil tussen de oude en nieuwe afstudeerfase van SoSW Rotterdam is o.a. gelegen in het feit, dat er vanaf 2007/2008 geen verschillen meer zijn in het afstudeerprogramma voor de voltijd, deeltijd en duale studenten en op de beide locaties het individuele beoordelingsaspect meer nadruk krijgt in het nieuwe programma met in elke periode individuele toetsmomenten in plaats van een combinatie van groeps- en individuele toetsen. 6.1.4. Bij de beoordeling van de verschillende afstudeeronderdelen betrekt de opleiding ook externe deskundigen. De externe deskundigen zijn afkomstig uit het werkveld en hebben o.a. de taak om het niveau van de kwalificaties te beoordelen. Bij de presentatie van een onderzoeksproject betreft het veelal de opdrachtgever. 6.1.5. De Centrale Toetscommissie van de beide Schools heeft de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van het gehele examenproces te waarborgen. De Centrale Toetscommissie rapporteert aan de centrale Examencommissie van de beide Schools. 6.1.6. Zoals al onder 2.4. is beschreven hebben de studenten in het gesprek tijdens de audit gemeld, dat zij zich storen aan medestudenten die meeliften. Dit punt heeft ook de aandacht van de opleiding en in het toetsbeleid heeft de opleiding maatregelen opgenomen om dit ‘meeliftgedrag’ te voorkomen. Bij de afstudeeropdracht(en) wordt door de begeleiders controle uitgeoefend op wie wat doet. Daarnaast krijgt de student individuele toetsen en heeft hij individueel een eindgesprek. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende afstudeerprogramma’s en is van mening, dat de opleiding duidelijk heeft beschreven wat er van de student wordt verwacht en welke criteria worden gehanteerd bij de beoordeling. Het auditteam heeft tijdens de audit ook zelf steekproefsgewijs een aantal afstudeerwerkstukken van studenten (voltijd-deeltijd-duaal) van de beide Schools op de zes verschillende locaties bekeken. Het auditteam komt op grond van eigen waarneming tot de conclusie dat deze afstudeerwerkstukken van voldoende niveau zijn: de studenten laten zien, dat zij beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van een HBO-student mag en moet worden geëist. 6.1.7. De opleiding meet de kwaliteit van de afgestudeerden door middel van de jaarlijkse HBO-monitor en via het tweejaarlijkse eigen werkveldonderzoek. Uit de HBO-monior 2005 en het werkveldonderzoek SoSW Rotterdam 2004 en SoSW Haarlem 2005 blijkt dat het werkveld tevreden is over de prestaties van de studenten en over de vereiste competenties, die door de alumni in de praktijk worden toegepast. Alleen het ‘toepassen van juridische en ethische kaders bij het formuleren van keuzen’ beheersten de alumni onvoldoende of waren niet van toepassing in hun werksituatie. Op dit punt hebben de beide Schools een verbetering doorgevoerd door in het nieuwe curriculum deze competenties expliciet op te nemen. De alumni geven in het werkveldonderzoek eveneens aan, dat zij tevreden zijn over de mate waarin de opleiding hen heeft voorbereid op de beroepspraktijk. Uit de resultaten van de HBO-monitor blijkt dat de beide Schools rondom het landelijk gemiddelde presteren qua kwalificatie, allocatie en extern rendement. De beide Schools scoren beter dan het landelijk gemiddelde op het item ‘functieniveau past bij opleidingsniveau’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 62
Naast deze metingen krijgt de opleiding ook via structurele contacten met het werkveld informatie over de gerealiseerde kwalificaties van afgestudeerden, bijvoorbeeld via de Beroepenveldcommissies, alumnibijeenkomsten en netwerkontmoetingen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende. De opleiding heeft voor de verschillende afstudeerprogramma duidelijk beschreven wat er van de student wordt verwacht en welke criteria worden gehanteerd bij de beoordeling. De opleiding betrekt het beroepenveld actief bij de begeleiding en beoordeling van de afstudeeropdracht. Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken leidt tot het oordeel, dat de afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBO-studenten mag en moet worden geëist. Uit onderzoek blijkt dat het werkveld tevreden is over de prestaties van de studenten en over de vereiste competenties, die door de alumni in de praktijk worden toegepast.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 63
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. Het onderwijsrendement wordt bepaald door instroom, doorstroom en uitstroom van studenten in de propedeuse en de hoofdfase. De studieduur is hierbij een belangrijke factor. De opleiding streeft er naar, dat de uitval in de propedeuse beperkt blijft tot maximaal 35%. De propedeuse heeft een selectiefunctie onder meer om vast te stellen of de student het juiste niveau heeft om de studie met succes af te ronden en dient tevens om vast te stellen of de studie voldoende aansluit bij de belangstelling en ambitie van de student. Daarnaast streeft de opleiding ernaar dat niet meer dan 10% van de studenten de studie staakt na de propedeuse. Voor het aantal studenten dat het diploma haalt na 5 jaar hanteert de opleiding het streefcijfer van 50% en voor de studenten die er langer over doen dan 5 jaar 5%. Ook voor studieduur afstudeerders respectievelijk studiestakers heeft de opleiding streefcijfers: voltijd 51 maanden (4,25 jaar) en deeltijd/ duaal 48 maanden (4 jaar) respectievelijk voltijd, deeltijd en duaal 20 maanden (2,6 jaar). 6.2.2.Om de rendementen te kunnen vergelijken met de streefcijfers en met andere MWD-opleidingen maakt de opleiding gebruik van de landelijke HBO-raad cijfers. Instroom: Na een daling van het aantal studenten in 2005 is in 2006 weer sprake van een stijging van de instroom (circa 30%). Uitval MWD na 1 en 3 jaar: Het gemiddelde uitvalpercentage na 1 jaar ligt voor alle varianten onder het streefcijfer van 35% en scoren daarmee beter dan het landelijk gemiddelde, met uitzondering van cohort 2004 waarbij sprake was van een hoge uitval n.l. 44,8 % in plaats van 35%. Ook na 3 jaar ligt het uitvalspercentage voor alle varianten onder het streefcijfer en onder het landelijk gemiddelde. Alleen cohort 2003 scoort lager dan het eigen streefcijfer door een hogere uitval bij de voltijd en duale variant, n.l. 49,7 % respectievelijk 51,1% in plaats van 45%. Mogelijke oorzaak van de hogere uitval kan zijn geweest dat in 2003 de voormalige hogescholen zijn gefuseerd. Daarnaast maken studenten in het eerste studiejaar binnen het major-programma ook kennis met andere opleidingen (SPH en CMV) waardoor ze hun keuze kunnen heroverwegen en voor een andere opleiding kunnen kiezen. Ongeveer 10% van de propedeusestudenten stapte over. Door middel van exitgesprekken gaat de opleiding na wat de redenen zijn van individuele studenten om de studie te staken. (zie onder 6.2.3.) Opleidingsrendement na 5 en 8 jaar: De opleidingsrendementen voor alle opleidingsvarianten voldoen aan de eigen streefcijfers en scoren beter dan het landelijk gemiddelde, met uitzondering van de voltijd variant van cohort 2001 die iets onder het streefcijfer scoort, n.l. 46,4 % in plaats 50% na 5 jaar. Studieduur: De studieduur van gediplomeerden voldoet voor alle varianten aan het eigen streefcijfer met als uitzondering cohort 2005 voltijd (50,8 % en duaal 49,7 %). Voor de studiestakers voltijd voldoet de opleiding aan het eigen streefcijfer. Bij de deeltijd en duale variant is de studieduur langer, n.l. 24,3 maanden respectievelijk 28 maanden in plaats van 20 maanden. De Schools hebben hierop verbeteracties uitgezet. (zie onder 6.2.4.) Het auditteam constateert dat de beide Schools goed in beeld hebben wat de onderwijsrendementen zijn van de afgelopen jaren. Door een vergelijking te maken met de rendementen van andere MWD opleidingen zorgen zij ervoor, dat zij weten in hoeverre de rendementscijfers van hogeschool INHOLLAND overeenkomen met het landelijk beeld. Het auditteam heeft de rendementscijfers bekeken en constateert, dat de opleiding op een enkele uitzondering na de afgelopen jaren heeft voldaan aan de eigen streefcijfers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 64
6.2.3. Om na te gaan waarom studenten stoppen met hun opleiding MWD houdt de opleiding exitgesprekken. De uitkomsten laten zien, dat studenten om uiteenlopende redenen stoppen met hun studie. Dit heeft te maken met de zwaarte van de opleiding, het studieprogramma en de onderwijsvorm, de organisatie en begeleiding en met persoonlijke vaardigheden en omstandigheden. Deeltijdstudenten vallen minder vaak uit vanwege het switchten naar CMV of SPH, daar zij vaak heel bewust hebben gekozen voor deze studie. Wel kan het niet vinden van een geschikte werkplek reden zijn om over te stappen naar SPH. De belangrijkste reden dat zij stoppen is dat zij werk, opleiding en privé-omstandigheden niet kunnen combineren. De duale opleiding van INHOLLAND kent net als landelijk een relatief hoog uitvalpercentage. Dit heeft enerzijds te maken met het feit, dat het gaat om kleine groepen waarbij uitval van enkele studenten een groot effect heeft op de rendementscijfers. Anderzijds heeft het te maken met de wijze waarop de duale variant is georganiseerd. Duale studenten schrijven zich bij aanvang van de studie al in voor de duale variant, maar volgen het eerste studiejaar samen met de voltijd. Wanneer zij er voor kiezen in de voltijdgroep door te gaan worden zij voor de duale opleiding uitgeschreven. Dit wordt geregistreerd als uitval. Redenen voor uitval zijn verder: het niet voldoen aan de formele criteria voor de duale student, het niet kunnen vinden van relevant werk en kiezen voor een andere opleiding binnen de Schools of Social Work. 6.2.4. Beide Schools hebben verbetermaatregelen getroffen om de studie-uitval bij beginnende studenten te voorkomen. Dit betrof betere voorlichting en selectie, samenwerking in het voortraject met VO en MBOscholen en versterking van de rol van studieloopbaanbegeleiding. De daling van de studie-uitval van cohort 2005 toont aan, dat de verbeterde voorlichting en begeleiding effect heeft gehad. Doordat in de propedeuse de mogelijkheid blijft en wordt gestimuleerd om kennis te maken met de verschillende opleidingen binnen de major Social Work zal de situatie blijven dat studenten hun studiekeuze heroverwegen en overstappen naar een andere SW-opleiding. 6.2.5. Ook voor het verbeteren van de andere rendementscijfers hebben de beide Schools maatregelen beschreven in ‘Plan van Aanpak Rendementen 2005-2007’ (SoSW Rotterdam) en ‘Plan van Aanpak… (Instroom) Doorstroom – Vasthouden! School of Social Work Haarlem’ (juli 2006). Zo wordt er in SoSW Rotterdam het project ‘extra taalonderwijs’ ingezet voor studenten met een lage taalvaardigheid in verband met de hoge uitval na 1 jaar om deze reden. Ook wordt er extra inspanning gepleegd om vijfde en hogere jaars te laten afstuderen en heeft SoSW Rotterdam om die reden een coördinator ingezet die deze studenten op maat begeleidt en wordt in beide Schools een studiebegeleidingplan opgesteld voor iedere student met een studiecontract, een POP en een PAP. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding een goede analyse maakt van de rendementscijfers en aantoonbaar werkt aan verbeteringen op de punten waar de opleiding nog niet voldeed aan het streefcijfer. Daarnaast heeft de opleiding laten zien, dat zij ook verbeteringen wil gaan aanbrengen om andere rendementen nog verder te verhogen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 65
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De beide Schools hebben goed in beeld wat de onderwijsrendementen zijn van de afgelopen jaren. Door een vergelijking te maken met de rendementen van andere MWD opleidingen zorgen zij ervoor, te weten in hoeverre de rendementscijfers van hogeschool INHOLLAND overeenkomen met het landelijk beeld. De opleiding heeft op basis van de eigen streefcijfers een goede analyse gemaakt van de rendementscijfers en werkt aantoonbaar aan verbeteringen op de punten waar de opleiding nog niet voldeed aan het streefcijfer. Daarnaast heeft de opleiding laten zien, dat zij ook verbeteringen wil gaan aanbrengen om andere rendementen nog verder te verhogen.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE. Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende.
Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken leidt tot het oordeel, dat de afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBO-studenten mag en moet worden geëist. Uit onderzoek blijkt dat het werkveld tevreden is over de prestaties van de studenten en over de vereiste competenties, die door de alumni in de praktijk worden toegepast. De beide Schools hebben goed in beeld wat de onderwijsrendementen zijn van de afgelopen jaren. De opleiding heeft op basis van de eigen streefcijfers een goede analyse gemaakt van de rendementscijfers en werkt aantoonbaar aan verbeteringen op de punten waar de opleiding nog niet voldeed aan het streefcijfer. Daarnaast heeft de opleiding laten zien, dat zij ook verbeteringen wil gaan aanbrengen om andere rendementen nog verder te verhogen.
Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp ‘Resultaten’ als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 66
3. SAMENVATTEND OORDEEL 3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD voltijd – deeltijd - duaal HBO BACHELOR OPLEIDING MWD Voltijd - deeltijd - duaal
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V5
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G V6
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G V8
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed
5
Extra aantekening: goed
6
Extra aantekening: goed
7
Extra aantekening: goed
8
Extra aantekening: goed
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 67
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool INHOLLAND in casu de door de School of Social Work Rotterdam en de School of Social Work Haarlem, verzorgde voltijd, deeltijd en duale HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel voor de opleiding alle facetten van het onderwerp ‘Inzet van Personeel’ als goed, alle facetten van het onderwerp ‘Personeel’ als goed, beide facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed, alle facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg’ als goed en één facet van het onderwerp ‘Resultaten’ als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie: ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 68
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
A. (Rien) Vlam De heer Vlam volgde o.a. de opleiding HBO Maatschappelijk Werk en de Voortgezette opleiding HBO Maatschappelijk Werk, de Post Opleiding Veranderingsmanagement , Implementatie Kwaliteitsnormen en de Post HBO Competentiegerichte Coachopleiding. De heer Vlam is o.a. werkzaam geweest als maatschappelijk werker, hoofd maatschappelijk werk en bestuurder/directeur maatschappelijk werk. Daarnaast gaf hij van 1994-1998 les als freelance docent aan de Hogeschool van Rotterdam en is hij secretaris van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). Drs. J. (Jan) Loovers De heer Loovers volgde o.a. de opleiding voor onderwijzer en studeerde Nederlandse Taal en Letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. Nadat hij eerst als onderwijzer en leraar werkzaam is geweest heeft hij bij Hogeschool Windesheim diverse managementfuncties bekleed, waaronder van 1996 tot 2003 als directeur van de opleidingen SPH, CMV en MWD en van 2003 tot aan zijn pre-pensioen in 2005 als instellingsdirecteur van Hogeschool Windesheim. Sinds die tijd is hij als coach-adviseur en projectleider nog verbonden aan de hogeschool. Naast zijn werk was en is de heer Loovers actief in diverse bestuursfuncties, Raden van Advies en Toezicht en is hij hoofdredacteur van het vakblad SoziO (Landelijk vakblad voor sociale en pedagogische beroepen). A. (Annemarije) Bousema Mevrouw Bousema is vierde jaars student aan de HBO opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) aan de Hogeschool Utrecht. Zij liep o.a. stage bij SOS telefonische Hulpdienst te Utrecht en FIOM Utrecht. Sinds 2004 is zij lid van de Opleidingscommissie MWD van de faculteit. Voor Mens en Recht van Hogeschool Utrecht. In haar vrije tijd is zij o.a. actief als medewerker ‘Blinken, hedendaagse sieraden’ te Zeist en als vrijwilliger in het studiemaatjesproject van Humanitas. W.L.M. (Wienke) Blomen De heer Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretaris-directeur, en sinds 1992 als senior-adviseur en later directeur en medeeigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. G.C. (Rianne ) Versluis Mevrouw Versluis is in 1979 afgestudeerd aan de Pedagogisch Academie. Tot 2001 is zij werkzaam geweest in verschillende functies binnen het dovenonderwijs als leerkracht, intern begeleider en teamcoördinator. Daarna heeft zij in een gemeente een aantal jaren gewerkt als (senior) beleidsmedewerker Welzijn. Het formuleren van (nieuw) beleid op het brede terrein van welzijn was daar een van haar voornaamste taken. Bij Hobéon is zij sinds 2006 nauw betrokken bij de accreditatie van hogere beroepsopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 69
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 70
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 71
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 72
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 73
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 74
BIJLAGE II: Programma Visitatie Concept Programma Audit opleiding MWD – Hogeschool Inholland – locatie Haarlem Datum: 19 september 2007 Lokaal Tijd 09.00-09.15 I0.23 09.15-09.30
I0.23
09.30-10.15
Gesprekspartners
Auditoren Auditteam* Managementteam: Auditteam: Wienke Blomen Rien Vlam Eric Westhoek HA dir. Jan Loovers Karin Kleine RO dir. Annemarije Bousema Theo Broersen contactpersoon visitatie Rianne Versluis
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Managementteam: Directeur en programmadirecteur
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Relatie beroepenveld, o.a. werkveld-commissie/ Resonansgroep/curatoria Internationalisering Stand van zaken: Lectoraat / Innovatie
Auditteam
Eric Westhoek HA dir. Karin Kleine RO dir. Ingrid Wegman HA Prog. dir. Desiree Simons RO prog. Dir./OM
I0.23
10.15 -11.15 Managementteam: Eric Westhoek HA dir. Karin Kleine RO dir. Ingrid Wegman HA Prog. dir. Desiree Simons RO prog. Dir./OM Robert van Rijn HA OM Gerard van den Broek RO OM DT Stage/afstuderen
I0.26
Albertien Kappelhof AL VT DT Anita Roodenburg HA VT DT Friedje Swart AM VT DT Josien Hofs RO VT Eric Haas RO VT Henk Kross RO VT DT DU Guido Verbanck DH VT DT DU I0.23
11.15 – 11.30
Wienke Blomen Annemarije Bousema
Op hoofdlijnen: Personeel Deskundigheidsbevordering Rendementen Kwaliteitszorg Resultaten Gedetailleerder: Personeel Deskundigheidsbevordering Rendementen: actuele stand en analyse Kwaliteitszorg Resultaten
Rianne Versluis Jan Loovers Rien Vlam
Studiebegeleiding (school en praktijk) Toetsen en beoordelen Relatie eindkwalificaties en programma Resultaten / rendementen
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 75
I0.26
11.30 – 12.15
Toetsen en beoordelen: Centrale en deel Examencommissies en centrale en deel Toetscommissies
Wienke Blomen Rien Vlam Annemarije Bousema
Ingrid Wegman HA Prog. dir. Friedje Swart AM VT DT Gemma Geurts RO, Bedrijfsb. Anneke Wassink DH VT DT
I0.23
Leerplancommissie: Programmadirecteur+ Opleidingsmanagers van de vestigingen+ verantwoordelijken vanuit de opleidingsteams
Rianne Versluis Jan Loovers
Desiree Simons RO prog. Dir./OM Ton van Ling HA onderwijsontwikkeling Gerda van Straten AM VT DT Remmelt Veenkamp HA VT Guido Verbanck DH VT DT Eric Haas RO VT I0.23
I0.23
12.15– 13.00 Lunch
Auditteam
13.00- 13.30 Rondleiding voorzieningen Haarlem:
Auditteam
Robert van Rijn HA OM Jeannine van Schalkwijk (bibliotheek) 13.30 -14.30 Representatieve vertegenwoordiging van docenten van alle vestigingen Hans Jan Kuipers AL VT DT Anita Roodenburg HA VT DT Anneke Wassink DH VT DT Fons Klaase UT VT DT Gerda van Straten AM VT DT Henk Kross RO VT DT DU
Wienke Blomen Rien Vlam Annemarije Bousema
Toetsen en beoordelen: validiteit/ objectiviteit Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Instroom Studeerbaarheid, studielast Toetsen/ beoordelen minoren Relatie beroepenveld Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, studielast Praktijkcomponent/stages Onderwijsontwikkeling Actualisering beroeps- en opleidingsprofiel Internationalisering
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Verificatie (opleidings) specifieke voorzieningen
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 76
Representatieve vertegenwoordiging van docenten van alle vestigingen
I0.26
I0.23
14.30-15.30
Jolanda Jansen AL Vt Vk3 Danny Vriend AL Vt4 Gwen Verboom HA Vt Vk3 Stefan van der Horst AM Vt feb1 Maaike Knoppers UT Vt2 RO Maaike Wiersma VT Febr. 3 RO Jeremy Versteeg VT Febr. 3 Nell Verhoek AM Dt3 RO Rachel Baas DT4 Elma Kerkelingh AL Dt2 DH Pamela Wittenberg Representatieve vertegenwoordiging van studenten van alle vestigingen
I0.26
I0.23
Ell de Graaf DH VT DT DU Leo Wools UT VT DT Wilma Vaandrager RO DT Frank van Dorp HA VT DT Friedje Swart AM VT DT Camilla Jaspers RO VT Nel Besseling AL VT DT Representatieve vertegenwoordiging van studenten van alle vestigingen
15.30-16.15
Caby Feringa AL Vt4 Renée van der Veen AL Vt Lonneke van Riet AL Vt2 Mariecke Fransen HA Vt4 Lisanne de Wijn HA Vt2 RO Fatma Metin VT4 DH Fahad Muhammad VT2 Gesien Pampiermole AM Dt3 Babs van Wijk AL dt2 Geertjes Hamoen UT Dt2 Kwaliteitszorg: Theo Broersen HA kwaliteitszorg Ingrid Wegman Renske Smeding RO Kwaliteitszorg Gemma Geurts RO, Bedrijfsb.
Rianne Versluis Jan Loovers
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding
Wienke Blomen Rien Vlam Annemarije Bousema
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Rianne Versluis Jan Loovers
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Wienke Blomen Annemarije Bousema
Stand van zaken: Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering en vastlegging Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, werkveld Klachtenregeling Academie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 77
I0.26
Lectoren+ kenniskring Pauline Naber (lector) Friedje Swart (kenniskring) Carin Boersma (kenniskring) Eric Haas (kenniskring) Lia Lassche (kenniskring)
I0.23
16.15- 16.30
I0.26
16.30– 17.15
I0.23 I0.23
17.15-17.45
I0.23
17.45
Rianne Versluis Jan Loovers Rien Vlam
Inhoud lectorschap Bijdrage lectoren aan (inhoud) onderwijs Inbreng leden kenniskring Kennisateliers Betrokkenheid studenten
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Deel Auditteam
Verificatie documenten
Deel auditteam Auditteam
Alle gesprekspartners & genodigden Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
* Auditteam: W.L.M. Blomen (Wienke) Lead-auditor - directeur Hobéon Groep A. Vlam (Rien) Werkvelddeskundige – maatschappelijk werk en secretaris NVMW Drs. J. Loovers (Jan) vakdeskundige – voormalig instellingsdirecteurHogechool Windesheim, afdeling Sociale Studies A. Bousema (Annemarije) Studentlid - student MWD Hogeschool Utrecht G.C. Versluis (Rianne) Onderwijskundige en secretaris - adviseur Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Hogeschool INHOILLAND 78