Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd - deeltijd Hanzehogeschool Groningen
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd - deeltijd CROHO nr. 34616 Hanzehogeschool Groningen
Hobéon® Certificering BV Datum december 2007 Auditteam: W. Blomen N. van Riet J. van Weeghel C. Grefte-Janssen H. Stoltenborg Secretaris G. Broers
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding
1
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4.
Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Proef visitatierapport ‘Alle begin is moeilijk’ Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 24 oktober 2007
1 1 1 2 4 4 8 9 9
2.
Bevindingen en beoordeling
10
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
10 10 13 15 17 17 20 22 24 26 28 29 31 35 35 37 38 40 40 42 45 45 47 49 51 51 53
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
56
3.1. 3.2. 3.3.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
56 57 58
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren. Bijlage II: Programma visitatie 24 oktober 2007.
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hanzehogeschool Groningen, in casu de Academie voor Sociale Studies , verzorgt de HBO bachelor opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Toegepaste Psychologie. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, voltijd crohonummer: 34616 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, deeltijd crohonummer: 34616 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de beide varianten van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) in één rapport samengevat omdat de voltijd- en deeltijdvariant gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding MWD, voltijd, deeltijd.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De Academie voor Sociale Studies van de Hanzehogeschool Groningen (hierna Hanzehogeschool) is een opleidings- en kennisinstituut voor sociaal-agogische beroepen en toegepast onderzoek op het gebied van Rehabilitatie en Integraal Jeugdbeleid. De Academie voor Sociale Studies leidt studenten op tot beroepsbeoefenaren die zich richten op het psychosociaal functioneren van cliënten in de primaire leefsituatie en in hun sociale omgeving. De Academie biedt de studenten een competentiegerichte leeromgeving waarbinnen zij in staat gesteld worden de competenties op HBO-niveau te verwerven. De opleiding geeft aan dat wat de student leert een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden, gedrag en houding is, dat nodig is om de beroepstaken uit te voeren. De Academie voor Sociale Studies richt zich in eerste instantie op het Nederlandse werkveld en daarbij specifiek op de noordelijke regio. In de documentatie wijst de opleiding er op dat `Hoewel wij een relatief 'witte regio' zijn ten opzichte van de Randstad, betekent dat niet dat er ook relatief minder problemen zijn`. De opleiding MWD onderscheidt zich van de andere MWD-opleidingen met name door een brede oriëntatie op het maatschappelijk werk, voortkomend uit de school van Marie Kamphuis, door de praktijkervaringscomponent en door de directe invloed van de lectoraten Rehabilitatie en Integraal Jeugdbeleid binnen het bachelorprogramma vanaf het eerste studiejaar. De Academie vindt het belangrijk om haar studenten toe te rusten voor een baan met internationaal perspectief, omdat door de voortschrijdende eenwording van Europa de nationale grenzen steeds
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 1
minder van belang worden. Regelgeving wordt in toenemende mate internationaal. Het wordt makkelijker om in het buitenland te studeren en te werken. Vanuit verschillende invalshoeken heeft de Academie hiervoor uitgangspunten geformuleerd. Vanaf cursusjaar 2002-2003 is de Hanzehogeschool gestart met het project ‘Brede Bachelor’ met als doel meer keuzemogelijkheden voor studenten, invulling van de major-minorstructuur en een verbetering van de organisatorische aansturing. Bij de Academie heeft dit project er toe geleid dat de opleidingen MWD en SPH in één organisatorische eenheid zijn geplaatst. Het algemene gedeelte van de bachelor “Social Work” wordt daarbinnen integraal aangeboden aan studenten. De eerste helft van het propedeutisch jaar volgen SPH- en MWD studenten een gezamenlijk programma. In het vierde jaar van de opleiding, de specialisatie, is er geen specifieke MWD- of SPH-route. De specialisaties die de opleiding aanbiedt hebben betrekking op: • ambulante begeleiding in de thuissituatie; • werken in groepen; • hulpverlening in drang- en dwangsituaties; • casemanagement; • rehabilitatie; • samenlevingsopbouw. Elke specialisatie omvat een semester van 30 ECTS waarvan 12 ECTS besteed wordt aan de afstudeeropdracht en 18 ECTS aan opdrachten in de conceptuele en de vaardigheden leerlijn. De opleiding MWD heeft sinds de proefaccreditatie in 2001 (zie hierna) te maken gehad met twee belangrijke ontwikkelingen. Op de eerste plaats de invoering van het competentiegericht onderwijs en daarbij de invoering van de leerlijnen. In dit kader zijn alle MWD-docenten geschoold in competentiegericht leren en het inrichten van het curriculum in doorlopende leerlijnen. Op de tweede plaats wordt de onderwijsontwikkeling gevolgd en bewaakt door een opleidingscommissie die actief is sinds cursusjaar 2005-2006 en bestaat uit inhoudelijk deskundige docenten.
1.4.
Proef visitatierapport ‘Alle begin is moeilijk’
In het studiejaar 2000/2001 zijn de opleidingen voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening gevisiteerd in het kader van de proefaccreditatie die toen zijn uitgevoerd. De kwaliteit van de opleidingen MWD is hierbij beoordeeld op zes standaardcriteria met behulp van verificatiepunten. Het auditteam heeft de ‘Beoordelingsrapportage in het kader van de proefaccreditatie HBO’ ontvangen waarin de bevindingen en het oordeel beschreven is van de proefaccreditatie van de opleiding MWD van de Hanzehogeschool (30 en 31 januari 2001). Ook heeft het auditteam de bestuurlijke reactie ontvangen op de uitkomst van de proefaccreditatie (11 april 2002). Uit de rapportage blijkt dat de opleiding beschikte over richtinggevende en specifieke eindtermen die inhoudelijk voldoende overeenkomen met de landelijke en hogeschoolspecifieke opleidingskwalificaties. De uitwerking van de landelijke competenties in concrete leerdoelen en leerinhouden was nog niet gerealiseerd. Men gaf het eindoordeel ‘onvoldoende’ voor het binnenschools curriculum. Als aandachtspunten noemde de toenmalige visitatiecommissie onder andere de beroepsgerichtheid, nieuwe regelgeving, horizontale en verticale afstemming en het evaluatiebeleid. De betrokkenheid van het werkveld bij de uitvoering van het binnenschools programma was ‘voldoende’ door o.a. het inschakelen van gastdocenten en het betrekken van werkvelddeskundigen bij het beoordelen van de eindwerkstukken. Het hbo-niveau van de opleiding, in het bijzonder de overeenstemming van de zwaarte van het programma met het hbo-niveau beoordeelde het panel als ‘voldoende, met goede elementen’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 2
De opleiding had verder, met het oog op het bereiken van de opleidingskwalificaties, een stimulerende en effectieve binnenschoolse onderwijsleersituatie geschapen gericht op het vergroten van de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van studenten. De werkvormen en verdere studieactiviteiten waren adequaat. Het instroom- en doorstroombeleid werd door de visitatiecommissie met een ‘voldoende’ beoordeeld. De opleiding voerde een expliciet beleid van instroom en doorstroom van studenten, gericht op het realiseren van een efficiënte studieloopbaan en een afstudeerprogramma. Er was sprake van een doelgericht systeem van begeleiding en voortgangsbewaking van het studieprogramma. Voor de deeltijdvariant maakte de commissie wel de aantekening dat het initiatief van begeleiding teveel bij de deeltijder zelf lag. De planning en organisatie van het onderwijs en de informatievoorziening aan studenten bevorderden, zo gaf de commissie aan, een efficiënte studieloopbaan. Wel gaven deeltijdstudenten aan niet altijd tijdig geïnformeerd te worden over de organisatie van het onderwijs en de wijzigingen daarin. De commissie maakte een kritische kanttekening over de toetsing. De kwaliteitsborging was ‘nog niet voldoende’ en de toetsen waren te weinig gericht op handelingsbekwaamheid. De betrokkenheid van het werkveld bij de toetsing werd als ‘voldoende’ beoordeeld evenals de fundering en motivering van de (eind)beoordeling. Wat betreft de eindkwalificaties van de studenten was de visitatiecommissie gebleken dat ‘…de studieresultaten er blijk van geven dat studenten in voldoende mate de opleidingskwalificaties realiseren. Tevens was het panel van mening dat studenten het hbo-niveau nagenoeg over de gehele linie bereiken (….) Studenten in Groningen krijgen hun diploma niet cadeau, zo kan aan het niveau van de werkstukken worden afgelezen (….) Het niveau van de afstudeerprojecten op basis van een externe opdracht was in het algemeen behoorlijk, in ieder geval wat betreft de toepassing van wetenschappelijke inzichten en theorieën. De gebruikte literatuur was in doorsnee recent en van voldoende niveau’. Als kritische kanttekening merkte de visitatiecommissie op dat ‘….de afstudeerwerkstukken juist uit het oogpunt van beroepsgerichtheid meer diepgang zouden mogen hebben’. Echter, het auditteam merkt op dat de visitatiecommissie twee alinea’s in haar rapportage verder schrijft: ‘De bestudeerde werkstukken laten zien dat studenten in staat zijn voldoende diepgang en complexiteit ten toon te spreiden’. Het auditteam ziet hierin een tegenspraak; aan dit aspect is tijdens de audit ruime aandacht besteed. In een bestuurlijke reactie (d.d. 11 april 2002) geeft de (toenmalige) directeur van de opleiding MWD aan dat het management van de hogeschool ‘…zich in hoofdlijnen goed kan vinden in het beeld van de opleiding zoals dat in het rapport over het proefaccrediteringsonderzoek wordt geschetst (….) De positieve oordelen, maar ook de kritische kanttekeningen en de aanbevelingen worden door de direct betrokkenen ervaren als een steun in de rug bij het verder werken aan lopende ontwikkelingen en het op gang brengen van (nieuwe) verbeteringen’. Vervolgens gaat de opleiding in ‘….op de visie van de Hanzehogeschool op de oordelen (….) de probleemdiagnose en de aanbevelingen van het panel’. Het auditteam heeft de opmerkingen/aandachtspunten uit het rapport van de visitatiecommissie uit 2001 meegenomen tijdens de audit en verwerkt in de resultaten in het voorliggende rapportage.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 3
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de beide opleidingsvarianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs’. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de beide opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een MWD opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding MWD aangeleverde schriftelijke informatie: Zelfevaluatie; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 4
Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 5
Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee onafhankelijke deskundigen op het gebied van MWD, één student, één lead auditor en één auditor ‘onderwijs’ en een secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1
Visitatie heeft op 24 oktober 2007plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 6
Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 7
1.5.2.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Onderwijsauditor Secretaris:
W.L.M. Blomen N. van Riet dr. J. van Weeghel C. Grefte-Janssen (studentlid) drs. G.J. Stoltenborg drs. G.W.M.C. Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding MWD noodzakelijke ervaring aanwezig is. Het betreft expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). Hierna volgt een korte beschrijving van de leden van het auditteam en hun expertise. De heer Blomen heeft als lead auditor de audit geleid. Hij is inmiddels als lead auditor bij een groot aantal audits opgetreden binnen het hoger onderwijs en is daardoor in het bezit van ruime auditdeskundigheid. De vakdeskundige mevrouw Van Riet en de werkvelddeskundige de heer Van Weeghel hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Mevrouw Van Riet heeft een omvangrijke staat van dienst op het terrein van maatschappelijk werk, emanciperende hulpverlening, casemanagement, social work en maatschappelijk werk en (intramurale) gezondheidszorg. Daarnaast beschikt zij over veel ervaring binnen het hoger onderwijs: gedurende 30 jaar is zij hier met name als docent werkzaam geweest. In 1994 was zij lid van de eerste visitatiecommissie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. De heer Van Weeghel is werkzaam bij Dijk en Duin als manager zorginnovatie, bij het Trimbos Instituut als senior onderzoeker en als directeur bij het Kenniscentrum Rehabilitatie in Utrecht. Behalve veel ervaring binnen het werkveld maatschappelijk werk/ rehabilitatie/geestelijke gezondheidszorg heeft hij ook onderwijservaring. Zo heeft hij gedoceerd aan de SOSA in Leiden en Haarlem en aan de Universiteit van Amsterdam. Beide externe deskundigen hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van MWD op HBO-niveau. De deskundige ‘onderwijs’, de heer Stoltenborg, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Mevrouw Grefte-Janssen studeert als vierdejaarsstudent MWD aan Hogeschool Windesheim in Zwolle. Zij heeft als studentlid deelgenomen aan verschillende MWD-audits.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 8
De heer Broers heeft als secretaris deelgenomen aan de audit. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.3.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.4.
Programma visitatie 24 oktober 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 9
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De eindkwalificaties van de opleiding zijn gebaseerd op het landelijk opleidingsprofiel dat in april 2000 is vastgesteld. In het landelijk opleidingsprofiel MWD zijn de gemeenschappelijke eindkwalificaties gedefinieerd als competenties van de beginnende beroepsbeoefenaar. Hierin zijn de gemeenschappelijke opleidingskwalificaties van de MWD-opleidingen vastgelegd. Het landelijk profiel is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de MWD-opleidingen en in nauw overleg met het beroepenveld. Het is gebaseerd op het ‘Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker’, dat ontwikkeld is door de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. Inmiddels zijn we ruim zeven jaar verder en is er sprake van significante maatschappelijke ontwikkelingen die consequenties hebben voor het vakgebied MWD. In 2008 wordt het nieuwe landelijke opleidingsprofiel verwacht. In 2003 is hiermee een start gemaakt in het project PAD (hierna: Profilering Agogisch Domein), dat ten doel heeft om voor de CROHO-opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Culturele Maatschappelijke Vorming (CMV), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH), Pedagogiek en Creatieve Therapie (CT), te komen tot een set gemeenschappelijke competenties binnen het sociaalagogisch domein. Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) heeft in haar rapport ‘Klaar voor de toekomst’ aangegeven, dat er behoefte is aan een nieuwe professional en aan de definiëring van een set basiscompetenties voor alle professionals in zorg en welzijn. Bij de curriculumherziening van MWD vanaf 2005 zijn de ontwikkelingen van PAD, ‘Klaar voor de toekomst’ meegenomen. Bij de ontwikkeling van de (gedeeltelijk) gemeenschappelijke propedeuse van MWD en SPH is het PAD gebruikt om de gemeenschappelijke competenties vast te stellen. Bij de ontwikkeling van de specialisaties, die vanaf cursusjaar 2007-2008 worden aangeboden, is het werkveld betrokken en wordt aangesloten bij de competenties uit ‘Klaar voor de Toekomst’. De Nederlandse Vereniging van Maatschappelijke Werkers (NVMW) heeft mede op basis van de rapportage van het NIZW in 2006 het nieuwe beroepsprofiel van de maatschappelijk werker ontwikkeld dat door de MWD opleiding is overgenomen. De MWD opleiding heeft waar nodig op basis van de hiervoor genoemde initiatieven uit 2003 en 2005 inhoudelijke veranderingen in het curriculum aangebracht. Tevens zijn in 2002 drie speerpuntgebieden gedefinieerd (zie hierna). Uit de documentatie blijkt verder dat de opleiding gebruik maakt van adviezen van een werkveldadviescommissie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 10
Het auditteam heeft het Reglement Werkveld Adviescommissie en de samenstelling van deze commissie bestudeerd en stelt vast dat de commissie voldoende representatief is voor het werkveld MWD. De leden zijn onder andere afkomstig van de Beatrix Kinderkliniek van het Universitair Medisch Centrum, de Van Mesdagkliniek, Bureau Jeugdzorg, Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, Reclassering Assen en het Maatschappelijk Werk Noordermaat. Ook heeft het auditteam verslagen bestudeerd van overleg van de opleiding met de werkveldadviescommissie en stelt vast dat hetgeen besproken wordt tijdens dit overleg relevant is voor de opleiding. Dat wil zeggen: er is sprake van inhoudelijke input vanuit het werkveld naar de opleiding. In deze verslagen is tevens opgenomen ‘wie’ binnen de opleiding ‘welke’ actie zal ondernemen naar aanleiding van aanbevelingen door leden van de werkveldadviescommissie. Bestudering van de set opleidingskwalificaties laat zien dat deze zijn uitgedrukt in competenties en onderverdeeld in drie segmenten, die aansluiten bij de HBO-kwalificaties en de eisen voor een beginnende beroepsbeoefenaar. Op basis van de landelijk geformuleerde competenties, die zijn afgeleid van het landelijk MWD profiel, heeft de opleiding een eigen visie op het beroep ontwikkeld dat gekenmerkt wordt door de volgende elementen: handelen vanuit een eigen visie op het beroep. De opleiding wil bereiken dat de beginnende beroepskracht kan handelen vanuit een eigen visie op het beroepsmatig handelen; handelen vanuit een eigen visie leidt ertoe dat men het eigen handelen kan en wil legitimeren, hetgeen wij beschouwen als een wezenskenmerk van professionaliteit; problemen van cliënten ziet de opleiding als mede bepaald door de context. Men wil bewerkstelligen dat studenten leren denken en handelen vanuit inzicht in de context; brede oriëntatie. In onze visie dient de beginnende beroepskracht ‘gedegen’ en ‘eigentijds’ te zijn. in staat om te gaan met een breed scala van complexe hulpvragen; werken vanuit inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen; internationale dimensie (zie hierna). Naast de landelijke opleidingskwalificaties zijn in 2002 binnen MWD Groningen, in samenwerking met het (regionale) werkveld, drie speerpuntgebieden gedefinieerd waarmee de eigen profilering tot uiting komt. 1. Internationalisering van de bacheloropleiding Social Work krijgt onder andere vorm door het onderhouden van verschillende internationale netwerken, het organiseren van ‘Exchange weeks’, uitwisseling van studenten en het aanbieden van een internationaal keuzeprogramma in het 4e studiejaar. In het jaarplan 2007-2008 beschrijft de opleiding op welke wijze zij dit aspect gestalte geeft in het huidige studiejaar. Zo wordt in het tweede studiejaar het Engelstalige programma ‘Integration and citizenship’ aangeboden dat samen met de hogescholen in Denemarken en Tsjechië ontwikkeld is. Studenten krijgen ook in dit studiejaar de gelegenheid om in het buitenland stage te lopen: 20-30 studenten zullen hier gebruik van maken. In dit verband concludeert het auditteam dat er verder in het curriculum over internationalisering weinig is terug te vinden. Het auditteam is van mening dat voor de opleiding pleit dat de internationale component tot hiertoe beperkt blijft en dat men rekening houdt met de lokale en regionale situatie waarbinnen de opleiding MWD functioneert. 2.
Daarnaast is een belangrijk aspect van internationalisering: interculturalisatie. Veel beginnend beroepsbeoefenaren zullen niet in een internationale, maar wel in een interculturele context komen te werken. Tot het studiejaar 2005-2006 werd in het tweede jaar van de opleiding een module 'Wijkgericht werken' in de integrale leerlijn aangeboden. Vanaf het studiejaar 2005-2006 heeft wijkgericht werken een plaats in het programma ‘Integration and Citizenship’. In dat studieonderdeel maken studenten een plan van aanpak voor integratie en ontwikkeling van groepen bewoners (allochtone en autochtone bewoners) in een bepaalde wijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 11
3.
De ‘LeerWerkPlaats’ in het vierde studiejaar wordt door de student individueel ingevuld. Afhankelijk van de resultaten van de ‘zelfanalyse’ aan het einde van het 3e studiejaar bepaalt de student waar deze in de LeerWerkPlaats aan gaat werken. Het resultaat van de zelfanalyse is een leercontract met daarin de nog verder te ontwikkelen beroepscompetenties.
Wat betreft het lectoraat is het auditteam het volgende gebleken. Vanaf de start van het lectoraat Rehabilitatie in 2003 is rehabilitatie een onderdeel van de MWD opleiding. De visie op rehabilitatie draagt bij aan de profilering van de Groningse MWD opleiding. Met het lectoraat Rehabilitatie vormt de opleiding een spil in de kennisuitwisseling op het vakgebied. Het werkveld, docenten en studenten nemen deel aan de onderzoeksopdrachten van het lectoraat, die zowel vanuit het werkveld als vanuit de opleiding geïnitieerd worden. De beoogde aansluiting bij vernieuwingen in het werkveld komen met name in de activiteiten van het Lectoraat goed tot uitdrukking. Op basis van de bestudering van de documentatie en de audit constateert het auditteam dat het realiteitsgehalte van de opleiding een opvallende kwaliteit genoemd kan worden. Er wordt niet modieus meegedaan aan het invoeren van nieuwe concepten op basis van nieuwe trends en ontwikkelingen, maar er wordt met name door het management afgewogen wat met de bestaande personele bezetting, met de beroepspraktijk in de (wijdere) omgeving van de hogeschool en met de huidige visie op professionaliteit, wenselijk en mogelijk is. De opleiding realiseert zich dat het beroep van maatschappelijk werker, of social worker zo men wil, onderdeel is van een voortdurend veranderende samenleving, zeker de afgelopen jaren waarin de Nederlandse samenleving veranderingen heeft laten zien die voor het vakgebied van de MWD’er van belang zijn. Management en opleiders proberen deze veranderingen in te passen in het bestaande curriculum en zo van binnenuit tot veranderingen te komen. Het is daarbij de kunst te manoeuvreren tussen bewegen en consolideren. Het auditteam is van mening dat de opleiding dit op een evenwichtige wijze doet, hetgeen aanleiding geeft tot optimisme. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de competenties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de competenties sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld. Ook meer recente ontwikkelingen op het vakgebied komen terug in de competenties en vinden vervolgens hun weg in het curriculum; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde competenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein waar maatschappelijk werk deel van uit maakt; de participatie van de opleiding in internationale samenwerkingsverbanden laat zien, dat de opleiding zich in beperkte mate richt op internationale ontwikkelingen, zonder daarbij de belangrijke regionale ontwikkelingen uit het oog te verliezen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 12
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De opleidingen MWD hebben het HBO-niveau van de eindkwalificaties/competenties op een zodanige wijze beschreven dat deze aansluiten bij de Dublin Descriptoren. De eindkwalificaties van de opleiding voldoen hierdoor aan de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. De opleiding heeft een overzicht gemaakt van de descriptoren en de realisatie in het opleidingsprogramma. Daarin is bovenstaande duidelijk te herkennen. De studenten van de opleiding MWD zullen grotendeels in de welzijnssector en in de gezondheidssector terechtkomen na hun afstuderen. Zij zullen dan als maatschappelijk werker actief zijn in branches als GGZ, maatschappelijke opvang en -dienstverlening, jeugdzorg, gehandicaptenzorg, of in de justitiële en forensische hulpverlening. De afgestudeerde bachelor biedt daarbij ondersteuning, begeleiding en dienstverlening en werkt ontwikkelingsgericht voor cliënten die een tijdelijke of langdurige hulpvraag hebben. Uit de documentatie blijkt dat de MWD opleiding op de volgende wijze aandacht besteedt aan de Dublin Descriptoren in haar onderwijsprogramma. Kennis en inzicht De inzichtelijke kennis omvat de theorieën, concepten en modellen die in de sociale wetenschappen bekend, gangbaar en beproefd zijn in relatie tot de vragen vanuit het beroep. De student heeft de inzichtelijke kennis nodig om hieraan te kunnen refereren bij de ontwikkeling van praktijktheorie. Omgekeerd zal de student in staat moeten zijn om verbindingen te leggen tussen nieuwe ontwikkelingen en nog niet gangbare en/of beproefde inzichtelijke kennis. De cognitieve vaardigheden op productief niveau zijn van belang omdat de beroepsbeoefenaar zich een wetenschappelijke manier van denken dient eigen te maken. Een manier van denken die men van een afgestudeerde bachelor mag verwachten omvat onder andere: het beheersen van basiskennis en het gebruikmaken van bronnen; methodisch werken; het nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leren. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde MWD’er wacht niet af tot hem vragen of problemen voorgelegd worden, maar is zelf actief in het signaleren van mogelijke vragen en behoeften. Vanwege de complexiteit en verwevenheid van problemen zoekt deze een adequaat antwoord in hulp- en dienstverlening. Integratief werken betekent het in een optimale mix: hanteren van verschillende methodieken en methoden van hulp- en dienstverlening; gebruiken van professionele vaardigheden; maakt zich snel nieuwe kennis eigen en past deze toe; werken met individuen en met verschillend samengestelde groepen; hanteren van verschillende vormen van gespreksvoering binnen de hulp- en dienstverlening.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 13
Oordeelsvorming Complexiteit doet zich zowel voor in het handelen van de MWD’er als in de situatie waarin deze zich bevindt. Het beroepsmatige handelen is complex wanneer de MWD’er niet kan teruggrijpen op standaardprocedures, maar combinaties van procedures dient toe te passen of nieuwe procedures moet ontwikkelen. Complexiteit in een situatie doet zich op meer niveaus voor: binnen het cliëntsysteem, in de hulpvraag, in de instelling en in de maatschappelijke context. De maatschappelijk werker kan deze complexe situaties door- en overzien en is in staat daarin doelmatig en flexibel te handelen. Kernbegrippen hierbij zijn: verbanden leggen, afleiden, schatten, concluderen, verklaren. Dit betekent dat de maatschappelijk werker: risico’s kan beoordelen van individuele cliënten, waarbij betrokken worden sociale, culturele en psychische factoren en lichamelijk of fysiek onderzoek; fysieke, cognitieve en sociale bekwaamheden van het individu kan beoordelen in alle fasen van ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor veranderingen naarmate de leeftijd vordert. De maatschappelijk werker kiest weloverwogen of verwijst naar en/of werkt samen met aangrenzende beroepsgroepen. Daartoe heeft deze een open oog voor de zienswijze, de aanpak en de doelstelling van aangrenzende beroepen. Communicatie Vraaggericht werken wil zeggen dat in elke fase van de hulp- en dienstverlening de vraag en de behoefte van de cliënt primair bepalend zijn voor de vorm die hulp- en dienstverlening aannemen. Het betekent dat de MWD’er: kan communiceren met patiënten uit andere culturen en met patiënten die de Nederlandse taal beperkt beheersen; adequaat kan communiceren met andere hulpverleners uit de sociaal agogische en (para)medische sector; adequaat kan communiceren met de agressieve patiënt; adequaat kunnen anticiperen op agressief gedrag; effectieve werkrelaties kan aangaan en aanhouden binnen een interdisciplinair team; kan aangeven op welke wijze de gekozen vorm van hulp- en dienstverlening aansluit op de gestelde vraag van de cliënt; de eigen zijns- en zienswijzen van de cliënt (h)erkent en deze als uitgangspunt nemen voor het eigen handelen. Deze sluit aan bij de achtergronden van de cliënt; zich bewust is van de eigen zijns- en zienswijzen en de manier waarop die in de hulp- en dienstverlening doorwerken. Leervaardigheden Verantwoorden houdt in dat de beginnend beroepsbeoefenaar het toekomstig (beroepsmatig) handelen kan bijstellen op grond van de evaluatie van het eigen beroepsmatig handelen. De opleiding wijst er in de documentatie nadrukkelijk op dat de MWD’er in staat moet zijn om zich snel in te werken in nieuwe situaties. De MWD’er maakt zich daartoe doelgericht nieuwe kennis snel eigen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de competenties zijn te herleiden tot de Dublin Descriptoren; de competenties van de MWD opleiding bevatten daardoor alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een diepgang die overeenkomt met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 14
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen De opleidingskwalificaties van de opleiding MWD zijn gebaseerd op het landelijke opleidingsprofiel MWD. Het landelijke opleidingsprofiel gaat uit van een beheersing van de kwalificaties op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau. Uitgangspunt was dat het georganiseerde werkveld deze zou erkennen als adequaat en relevant voor de noodzakelijke kwalificaties van een beginnend beroepsbeoefenaar. De opleidingskwalificaties van de opleiding (zowel de landelijk overeengekomen kwalificaties als de specifieke ‘Groningse’ uitwerking daarvan) zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Doelstelling van de opleiding is om studenten op te leiden tot MWD’ers die vanuit de kerntaken van het beroep maatschappelijk werk: deskundig theorie en methodiek hanteren en keuzes daarbij kunnen onderbouwen en verantwoorden; kritisch normatief zich kunnen positioneren ten opzichte van cliënten en in de organisatie en de maatschappij; zelf leiding kunnen geven en beleidsmatig kunnen handelen; kunnen bijdragen aan het beroep door onderzoek en innovatie; hun eigen levenslang leren én leren van anderen kunnen vormgeven; kunnen omgaan met de (on-)mogelijkheden van diversiteit en grootstedelijkheid door sociaal culturele verbeeldingskracht; zich bewust zijn van de maatschappelijke taak van het maatschappelijk werk en daarnaar kunnen handelen. De opleiding, zo blijkt uit de documentatie, onderhoudt contacten met het werkveld waardoor men in staat is om in te spelen op recente ontwikkelingen in het beroepenveld. De wensen en behoeften van het werkveld bereiken de opleiding uit verschillende bronnen waaronder de werkveldadviescommissie, via stagebegeleiding en via medewerkers die zelf ook deels werkzaam zijn in het werkveld. Deze wensen en behoeften worden verwerkt in het curriculumaanbod, in studiedagen, workshops of cursussen. Bestudering door het auditteam van het beroepsprofiel en de hiervan afgeleide competenties beschrijven een voldoende hoog niveau van beroepsuitoefening. De competenties sluiten aan bij het bachelor niveau. Daarmee is aangegeven dat de voltijd- en deeltijdvariant gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Daarnaast heeft de opleiding de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met beide opleidingsvarianten en met de daarin gehanteerde werkvormen. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties van een beginnende beroepsbeoefenaar die in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door het beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 15
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de competenties ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds de inhoud en het niveau van de competenties en anderzijds het programma en de gehanteerde werkvormen in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in het opleidingsprogramma is opgenomen.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor beide opleidingsvarianten als voldoende. De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in de beroepspraktijk en heeft dit inzicht wat gekozen thematiek en diepgang betreft vertaald naar opleidingsdoelstellingen. Bij het opstellen van het beroepsprofiel en de competenties is het werkveld nadrukkelijk betrokken geweest. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.1. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 16
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Het auditteam heeft studiemateriaal bestudeerd van de opleiding. Het betrof onder andere ‘de cliënt in beeld’, ‘toegang tot de hulpverlening: sociale problemen’ en ‘mens in beeld’. Gebleken is dat de opleiding studenten in voldoende mate informeert over de achtergrond (de ‘waaromvraag’) van het betreffende studieonderdeel. In een inleiding wordt het betreffende studieonderdeel in een kader geplaatst. Ook wordt uitgebreid stilgestaan bij de competenties waar het studieonderdeel betrekking op heeft en de doelstellingen die centraal staan, bijvoorbeeld: ‘In de conceptuele leerlijn van ‘toegang tot de hulpverlening’ werkt u aan de volgende kerntaken van de maatschappelijk werker’, waarna een opsomming volgt van kerntaken en een opsomming van de doelstellingen. In het curriculum van de opleiding MWD heeft met name in het eerste half jaar en het vierde jaar van de opleiding de ontwikkeling richting social work al vorm gekregen. Studenten ontwikkelen hun competenties in situaties die nauw verband houden met de realiteit of die rechtstreeks afkomstig zijn uit de maatschappelijke werkelijkheid. Door de begeleiding vanuit de Academie en begeleiding vanuit de praktijk is de relatie tussen binnenschools- en buitenschools programma geborgd. Het studieprogramma van de opleiding ziet er in grote lijnen als volgt uit. Vanaf het eerste studiejaar werken studenten in de integrale leerlijn en ervaringsreflectieleerlijn aan concrete beroepsproducten (zie vorige alinea) en maken zij kennis met en werken zij in de beroepspraktijk. Het eerste studiejaar staat in het teken van oriëntatie op beroep, onder andere via gastcolleges door deskundigen uit het werkveld en het doen van vrijwilligerswerk door studenten. In het tweede studiejaar worden methodieken, kennis en vaardigheden en de ervaringsreflectieleerlijn uitgediept en uitgebreid. Gedurende het studiejaar lopen de studenten één dagdeel per week stage in een aan welzijn gerelateerde organisatie. Begeleidingsvormen en de beroepscompetentie reflecteren en werken in een arbeidsorganisatie staan centraal. De begeleiding vindt plaats door studentassistenten van het vierde studiejaar, aangestuurd door een docent. Het tweede studiejaar vormt een goede voorbereiding op de jaarstage in het derde studiejaar. In het derde studiejaar lopen studenten gedurende het hele jaar stage. Ontwikkeling van de beroepscompetenties en de daarbij behorende vaardigheden staan centraal. In de supervisie wordt uitgebreid aandacht besteed aan de ontwikkeling van de professionele beroepshouding (reflecteren). Tenslotte werken studenten in het vierde studiejaar aan praktijkopdrachten uit het werkveld via de Leerwerkplaats en de afstudeeropdrachten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 17
Naast het werken aan beroepscompetenties in de beroepspraktijk trainen studenten ook beroepsvaardigheden in de vaardighedenleerlijn in de gehele opleiding. Studenten oefenen hier de methoden, technieken en bijbehorende vaardigheden binnen een bepaald werkmodel. De student oefent in de context van het beroep. Maatschappelijk werkers uit het werkveld worden ingezet als gastdocent om trainingslessen te geven. Wat de deeltijdopleiding betreft staat hier het leren in de praktijk centraal. De opleiding geeft er blijk van de ‘filosofie’ van deeltijdopleidingen goed doordacht te hebben: ten aanzien van deze groep geldt dat het hebben van werkervaring een voordeel is waarop in het onderwijstraject goed kan worden aangesloten. Daar staat evenwel tegenover, en dit is naar de mening van het auditteam een terecht uitgangspunt, dat in de deeltijdvariant in de onderwijsprogramma’s veel ruimte dient te worden geschonken aan de omslag van ambachtelijk naar professioneel werken en aan het verwerven van het HBO-niveau. Ook voor de deeltijdvariant geldt dat de competenties worden behaald via het binnenschools- en buitenschools leerprogramma. Een belangrijk deel van het leren vindt plaats in de authentieke beroepscontext. Kenmerkende beroepssituaties zijn situaties, die zich in de praktijk van de social worker voordoen en waarbij de maatschappelijk werker handelt op basis van keuzes en beslissingen. Binnen de kenmerkende beroepssituaties worden de opleidingskwalificaties ontwikkeld, verbreed en verdiept. De student is vanaf het begin van de opleiding 20 uur per week werkzaam in de beroepspraktijk. De helft van de studiepunten worden behaald in de beroepspraktijk. Bij de ontwikkeling van het curriculum is de actualiteit van literatuur en methoden een uitgangspunt geweest. De benodigde literatuur wordt geselecteerd op basis van een vaste werkwijze voor het tot stand komen van boekenlijsten. Het onderwijsmateriaal wordt jaarlijks door de docenten bijgesteld n.a.v. de studentenevaluaties en/of actualiteiten. Zo is literatuur opgenomen waarin het beroepsprofiel en de beroepscode van de maatschappelijk werker wordt beschreven. Ook is relevante psychologische- en pedagogische literatuur opgenomen. De benodigde literatuur is per kwartaal en leerlijn opgenomen in de studiehandleidingen. Recente vakliteratuur wordt door de opleiding aangeboden. Van belang is dat studenten leren om deze literatuur kritisch te beoordelen en te gebruiken in hun eigen beroepspraktijk. Er is sprake van een beperkte oriëntatie op de internationale vakliteratuur. Wat dit laatste aspect betreft steekt het Lectoraat Rehabilitatie in gunstige zin af. Het studieprogramma is vormgegeven op basis van landelijk gevalideerde competenties. Daarnaast bestaan contacten met het werkveld ook uit persoonlijke, meer informele, banden van het docentenkorps van de opleiding MWD met het werkveld en uit formele contacten die voortkomen uit de stages van de studenten. Door de opleiding wordt er aantoonbaar naar gestreefd, zo is het auditteam gebleken, docenten aan te trekken die deels in de praktijk werkzaam zijn of recentelijk in deze praktijk werkzaam zijn geweest. De specialisaties in het vierde jaar worden door docenten en werkvelddeskundigen ontwikkeld. Deze werkvelddeskundigen worden hiervoor ingehuurd door de opleiding. Het werkveld verzorgt gastlessen. Zo verzorgt een werkvelddeskundige het keuzevak ‘Intramurale gezondheidszorg’. Een ‘reguliere’ docent verzorgt de studenthandleiding en is coördinator van dit studieonderdeel. De docent van de opleiding bewaakt de kwaliteit van het onderwijs. Daarmee wordt dus ook kennisoverdracht van buiten in de richting van de docenten gerealiseerd. Het auditteam beoordeelt dit positief. De Academie voor Sociale Studies speelt in de regio een rol in het verspreiden van kennis en innovatie van nieuwe inzichten op het gebied van zorg en welzijn. De inbedding van het lectoraat Rehabilitatie is zodanig gekozen dat daadwerkelijk kenniscirculatie op gang komt. Er is sprake van een wisselwerking in kennis en vaardigheden op het gebied van Rehabilitatie van zorg- en welzijnsinstellingen naar opleidingen en van opleidingen naar zorg- en welzijnsinstellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 18
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van beide varianten van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) casuïstiek en de stages aan de student zeer ruime mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; het studiemateriaal is wat structuur en wat inhoud betreft aan de maat; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date. Wel zou meer gebruik gemaakt moeten worden van internationale literatuur; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 19
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Het landelijk opleidingsprofiel van MWD vormt de basis voor het curriculum. Het opleidingsprofiel is opgebouwd uit drie segmenten. Aan elk segment zijn verschillende opleidingskwalificaties gekoppeld. In alle studiejaren wordt aan competenties uit de drie segmenten gewerkt: • segment I (hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen); • segment II (werken in en vanuit een arbeidsomgeving); • segment III (werken en professionaliteit en professionalisering). Het auditteam heeft tijdens de audit studiemateriaal van beide varianten bestudeerd. Gebleken is dat de opleiding de competenties verder heeft uitgewerkt en op programmaniveau zodanig heeft gespecificeerd, dat het voor het auditteam goed mogelijk was zich een beeld te vormen van de inhoud van de opleiding en van de eisen die de opleiding stelt aan haar studenten en aan haar afgestudeerden. Daarnaast constateert het auditteam op basis van dit studiemateriaal dat de opleiding de competenties en doelstellingen op een traceerbare wijze vertaald heeft naar de inhoud van de opleiding en dat zij daarbij ook expliciet het didactisch concept, en de mate van studeerbaarheid betrekt. In de documentatie heeft de opleiding voor beide varianten het curriculumoverzicht opgenomen alsmede een leerplanschema. In het curriculumoverzicht is per studiejaar en binnen ieder studiejaar per blok aangegeven aan welke competenties gewerkt wordt. Zo wordt er tijdens het eerste studiejaar in het blok ‘De hulpverlener en zijn cliënt’ aandacht besteed aan een oriëntatie op de werkvelden en de taakomschrijvingen van MWD. In schemavorm heeft de opleiding vervolgens aangegeven welke competenties op dit thema betrekking hebben. Aan sommige competenties moet vaker in meer verschillende contexten of in steeds complexere situaties gewerkt worden om tot volledige competentiebeheersing te kunnen leiden. De opleidingskwalificaties zijn in het leerplanschema terug te vinden als competenties. Dat alle kwalificaties c.q. competenties zijn opgenomen in het curriculum is terug te vinden in de competentiematrix. In de ontwikkelopdrachten voor (nieuwe) studieonderdelen zijn specificaties voor zowel de inhoud als het niveau van de competenties opgenomen. In het studiemateriaal voor de student zijn de competenties geconcretiseerd in termen van leerdoelen. Voor de student maakt dit duidelijk welke bijdrage het studieonderdeel levert aan het verwerven van de competenties. Het auditteam heeft op basis van het voltijd- en deeltijdprogramma en op basis van een analyse van verschillende beschrijvingen voldoende zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 20
Uit de in het studiemateriaal beschreven hoorcolleges blijkt dat de opleiding op een adequate wijze de competenties vertaald heeft tot op het niveau van het concrete curriculum. Aangegeven is per hoorcollege wat de student voorafgaand dient te hebben bestudeerd. Vervolgens wordt kort het hoorcollege samengevat. Behalve hoorcolleges wordt ook in de beschrijving van het studiemateriaal aandacht besteed aan de inhoud van de werkcolleges: studenten dienen zelf hoofdstukken uit readers en/of hoofdstukken uit een boek te bestuderen waarover vervolgens in een werkcollege gediscussieerd wordt. Bestudering van programma-informatie en readers toont aan dat de opleiding de studenten vakinhoudelijk en beroepsmatig voldoende voorbereid op het vakgebied MWD. Zo biedt de reader ‘Sociale problemen’ een breed scala van artikelen die reiken van ‘Modernisering en het ontstaan van de sociologie’ en ‘Zorgverlening en legitimeren’ tot en met ‘De visie van Habermas op rationaliteit en rationalisatie’. In de studiehandleiding worden vervolgens de competenties/leerdoelen verder uitgewerkt. Zo dient de student na afloop van het studieonderdeel ‘Sociale problemen’ verbetermogelijkheden in de situatie van de cliënt te kunnen benoemen in relatie tot de draagkracht en draaglast van de cliënt, te kunnen bepalen of en welke veranderingen in de maatschappelijke context mogelijk en haalbaar zijn en systematisch gegevens over het beroep te kunnen verzamelen die onderzoek en de uitkomsten van onderzoek vertalen naar de consequenties voor het beroep. De vormgeving van de verschillende onderwijswerkvormen en onderwijsperioden, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij kennis en de vaardigheden door de MWD student geactiveerd moeten worden wil deze de opdrachten kunnen uitvoeren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het MWD-programma alsmede de leerdoelen van de onderscheiden programmaonderdelen zijn in termen van inhoud en niveau een concretisering van de geformuleerde eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke werkcolleges en de hier geformuleerde opdrachten samen met de onderwijseenheden stellen de student in de gelegenheid de competenties te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 21
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en de algemene en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een MWD’er worden gesteld, zijn beschreven in onderlinge samenhang. Bestudering van het studiemateriaal door het auditteam laat zien dat de opleiding MWD de student een studietraject aanbiedt waarbij de student zich ontwikkelt naar een professional die beschikt over voldoende kennis en vaardigheden hetgeen, meer specifiek, binnen het opleidingsprogramma op de volgende wijze is uitgewerkt: de eerste fase van de opleiding is oriënterend. De student doet voldoende theoretische kennis op om tot de tweede fase van de studie toegelaten te worden; de tweede fase is verdiepend en verbredend en komt overeen met het tweede studiejaar; in de derde fase van de opleiding functioneert de student steeds vaker op het niveau van de verantwoordelijke beroepsbeoefenaar. De ontwikkeling van de student is dan gericht op het voldoen aan de eisen die vanuit de beroepspraktijk aan hem worden gesteld waarmee het HBO-niveau bereikt wordt. De implicatie van het bovenstaande is dat naarmate de opleiding vordert, de complexiteit van de opdrachten toeneemt en in toenemende mate een beroep wordt gedaan op het eigen initiatief van de student: de zelfwerkzaamheid van studenten neemt toe, de begeleiding neemt in intensiteit af. Dit heeft het auditteam kunnen constateren aan de hand van bestudering van de programmabeschrijving. Daarmee is voldaan aan een belangrijke voorwaarde voor de borging van de verticale samenhang van het studieprogramma. De opleiding heeft de kwalificaties per opleidingsjaar uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per practicum en per (theorie) module. Ook is er sprake van leerdoelen die in complexiteit toenemen om uiteindelijk in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. Daardoor is de samenhang in de leerdoelen en de verticale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten gegarandeerd. Ook komt de verticale afstemming van de opleidingsonderdelen tot uitdrukking in leerlijnen, die bestaan uit een aaneengesloten reeks onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden: integrale leerlijn; conceptuele leerlijn; vaardigheden leerlijn; ervaringsreflectieleerlijn; studieloopbaanleerlijn . Alle vijf leerlijnen zijn nodig om de competenties volledig te realiseren. Juist ook de verbinding tussen de leerlijnen garandeert het competentiegericht leren: verwerven van de vereiste professionele competenties, zo geeft de opleiding aan. Er is sprake van relaties (thema’s) tussen basismodulen en projecten tijdens een onderwijsperiode. Binnen de projecten wordt op geïntegreerde wijze gewerkt aan het zich eigen maken van gerelateerde inzichten en vaardigheden. De horizontale samenhang is sterk verankerd in het programma, er is sprake van sterke horizontale dwarsverbanden tussen leerlijnen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 22
Het programma van een onderwijsperiode vormt een samenhangend (competentiegericht, thematisch) geheel en wordt ‘blok’ genoemd. De blokken geven de hoofdstructuur aan in het programma: • in het eerste studiejaar zijn beroepsgerichte opdrachten in het programma opgenomen, waarbij vanuit verschillende invalshoeken praktijksituaties worden belicht. Integratie vindt eveneens plaats door de stage in de propedeuse , waarin de student met behulp van zijn stagewerkplan het geleerde in praktijk brengt; • in het tweede studiejaar worden tijdens de studieloopbaanbegeleiding opdrachten voorgelegd, waarin de studenten de inhoud van meerdere modulen met elkaar moeten verbinden. De samenhang van de methodische modulen wordt bovendien gerealiseerd via de eindtoets, waarin (individueel) een reële casus integraal behandeld moet worden; • in het derde studiejaar, het stagejaar, is sprake van een integratie van kennis en praktijk: hetgeen de student in de eerste twee jaren van zijn studie heeft geleerd past deze dan toe tijdens de stage; • in het vierde studiejaar is er samenhang in het programma doordat in de afstudeeropdracht de beroepsrollen en de competenties van de beginnende beroepsbeoefenaar centraal staan. Voor de deeltijdvariant geldt dat hier de nadruk van het programma met name ligt op achtergrondkennis en vaardigheden. Bij deeltijdstudenten neemt de conceptuele leerlijn ook in het 2e studiejaar een belangrijke plaats in. Deeltijdstudenten combineren tijdens hun studie werken en leren. Hierdoor is het noodzakelijk dat zij sneller in staat zijn onderdelen van het MWD beroep zelfstandig uit te voeren. In het binnenschools- en buitenschools curriculum wordt tegelijkertijd aan dezelfde eindtermen gewerkt. Verschillende cursussen en opdrachten bestaan uit een theorie- en een praktijkcomponent. De deeltijdstudent kenmerkt zich door het meenemen van praktijkmateriaal in de opleiding of werkt een theorie of concept uit in de praktijk.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de thematische en op casuïstiek gerichte opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de opdrachten (thema’s) en de flankerende trainingen en (theoretische)modulen wordt bevorderd; de opbouw van het studieprogramma (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en casuïstiek) duidelijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De uitvoering van het onderwijs zelf is beschreven in de studiegids. Hierin zijn de organisatie en regelingen van de opleiding beschreven alsmede de opbouw van het voltijd- en deeltijd curriculum. Het auditteam heeft de studiegids bestudeerd van de opleiding en constateert dat deze de studenten een voldoende beeld geeft van de inhoud van de opleiding. Uit de studiegids is af te leiden dat tijdens de opleiding aandacht wordt besteed aan een zelfstandige studiehouding, aan studiebegeleiding en studieadvisering. Voor de student moet binnen de propedeuse duidelijk worden wat de meerwaarde van studieloopbaanbegeleiding is. De studielast van de onderwijseenheden wordt uitgedrukt in hele studiepunten. De studielast van de gehele opleiding bedraagt 240 ECTS, waarvan 60 ECTS in de propedeutische fase van de opleiding en 180 ECTS in de hoofdfase van de opleiding. In de jaarplanning van de opleiding MWD is opgenomen welke onderwijseenheden in welke periode worden aangeboden, hoe groot de studiebelasting per onderwijseenheid is en in welke vorm de eindbeoordeling plaatsvindt. Ook is hier opgenomen wanneer de (her)tentamenperiode is. Al deze informatie (inclusief het keuzeonderwijs) is ook beschikbaar via de Digitale OnderwijsPlanner van de Hanzehogeschool. Voor de voltijd- en deeltijdopleiding MWD betekent dit het volgende: • een studiejaar is verdeeld in twee semesters van 21 studieweken; elk semester bestaat uit twee onderwijsperiodes; • in elke onderwijsperiode zijn 15 ECTS geprogrammeerd. In bepaalde gevallen (stages en afstudeeropdrachten van een half jaar en langdurige projecten; studeren in het buitenland) zijn twee onderwijsperiodes gekoppeld; • het programma van een onderwijsperiode vormt een samenhangend (competentiegericht, thematisch) geheel en wordt blok genoemd. Binnen blokken worden onderwijseenheden onderscheiden. De opleiding gebruikt evaluaties om een beeld te krijgen van de studiebelasting die studenten ervaren. Waar mogelijk/gewenst neemt de opleiding maatregelen om verwachte- en feitelijke studielast zoveel mogelijk met elkaar in overeenstemming te brengen. De opleiding zet studieloopbaanbegeleiding in om studenten te helpen hun studie goed te plannen, om goed te leren omgaan met de studielast. Dit gebeurt door de student aanvankelijk onder begeleiding te laten reflecteren op de studie, het (toekomstig) MWD werkveld en op zichzelf als toekomstig beroepsbeoefenaar om daarmee duidelijkheid te krijgen over de motivatie, de competenties en de studievoortgang. Bestudering van de studiegids en het studiemateriaal laten zien dat naarmate studenten de studie volgen zij in toenemende mate zelfstandig dienen te reflecteren op hun studievoortgang en studiegedrag, hun competentieontwikkeling en het zelf sturing geven aan het leer- en ontwikkelingsproces. Het gaat in de postpropedeutische fase in belangrijke mate om het sturing geven aan en het aantonen van de competentieontwikkeling en het verder vorm geven aan persoonlijke en professionele ontwikkeling.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 24
Elk onderdeel van een blok wordt uiterlijk aan het eind van de betreffende onderwijsperiode afgerond met een tentamen dat past bij de te verwerven competenties. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor stages, afstudeerprojecten en projecten die twee aaneengesloten blokken beslaan; de tentaminering kan zich in deze gevallen over twee periodes uitstrekken. Voor elke beoordelingsvorm zijn jaarlijks twee kansen: een reguliere kans en een herkansing. Studenten in het vierde studiejaar van de voltijd- en deeltijdopleiding hebben aan het einde van het studiejaar een derde kans om de mogelijkheid tot afstuderen te bevorderen. De eerste twee onderwijsblokken van de propedeuse in de voltijdopleiding volgen de MWD- en SPHstudenten hetzelfde onderwijs. In blok 3 komen de thema’s en inhouden overeen, maar worden in een beroepsgerichte context aangeboden. In blok 4 lopen de programma’s uit elkaar en worden beroepsspecifieke onderdelen aangeboden. Deze gedeeltelijk gemeenschappelijke propedeuse biedt de studenten de mogelijkheid om zonder verlies van studietijd na een jaar nog te switchen van opleiding. De deeltijdopleiding kent een volledig gemeenschappelijke propedeuse voor MWD- en SPH-studenten, met uiteraard dezelfde voordelen m.b.t. overstap. Het is voor studenten mogelijk om gedurende de opleiding over te stappen van de voltijd- naar de deeltijdopleiding of omgekeerd. De voorwaarde is dat het voorgaande studiejaar of de voorafgaande studiejaren van de opleiding volledig zijn afgerond. Het auditteam heeft tijdens de gesprekken met voltijd- en deeltijdstudenten en docenten de studielast besproken. • Voltijdstudenten gaven aan dat de opleiding met name in de eerste fase intensief is: het aantal contacturen tussen student en docent en tussen studenten onderling ligt dan hoog. Studieweken van 30 tot 40 uren zijn geen uitzondering. Naarmate de studie vordert, neemt het contact tussen student en docent af: de nadruk ligt dan op zelfstudie. Het aantal contacturen per week ligt dan tussen 15 en 20 uur. Daarboven komen dan nog de contacturen tussen de voltijdstudenten onderling in het kader van de projecten. • Deeltijdstudenten gaven aan dat zij de studie als vrij zwaar ervaren. Privé, werk en studie zorgen ervoor dat er, zeker in de eerste fase van de studie sprake is van piekbelasting. Het auditteam constateert in dit verband wel dat de groep deeltijdstudenten zeer gemotiveerd is: men wil de studie persé afronden, ook al moet de student privé het een en ander inleveren. Beide groepen studenten gaven aan dat de studeerbaarheid van de opleiding goed is: ‘hard werken’ maar het geeft wel ‘een goed gevoel als je vervolgens een studieonderdeel met goed resultaat kunt afronden’. Met name voor deeltijdstudenten is dit een sterk motiverende factor. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam heeft kunnen constateren dat de MWD opleiding evalueert of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast; de opleiding beschikt via evaluaties over een instrument om factoren te identificeren die de studievoortgang van de student belemmeren en op basis daarvan remediërende maatregelen te treffen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Uit de documentatie is het auditteam gebleken dat studenten met alle profielen van HAVO en VWO toelaatbaar zijn tot de opleiding MWD, evenals studenten met een afgeronde MBO-opleiding op niveau 4. Met HAVO- en VWO-scholen heeft de opleiding structureel contact om zo voorlichting te geven over opleiding en beroep. Docenten uit de propedeuse bezoeken in de regio zes verschillende scholen, waar zij voorlichting geven aan aspirant studenten. Er is voorlichtingsmateriaal ontwikkeld in de vorm van lesbrieven voor middelbare scholen. De opleiding neemt ook deel aan de hogeschoolbreed georganiseerde voorlichtingsactiviteiten, zoals Hanze eXperiencedagen en meeloopdagen in de propedeuse. De teamleider propedeuse en de voorlichtingscoördinatoren nemen deel aan de activiteiten en themabijeenkomsten van het Hanze Platform Aansluiting. Dit platform organiseert regelmatig bijeenkomsten, waarin de aansluitingsproblematiek wordt besproken met decanen en docenten van toeleverende scholen. Er is drie maal per jaar een open dag voor aspirant studenten. Studenten van 21 jaar en ouder, die niet voldoen aan de juiste vooropleidingseisen, kunnen deelnemen aan een HSAO 21+ toelatingsassessment. Dit assessment bestaat uit drie onderdelen: een multiculturele capaciteitentest, een portfolio en een criteriumgericht interview. Voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma gelden eisen op het gebied van diplomagelijkwaardigheid, taalbeheersing en verblijfsstatus. Vanaf 2007-2008 kent de voltijdopleiding MWD een instellingsfixus van 185 studenten. De opleiding kent, op basis van uitgebreide evaluaties, de belangrijkste oorzaken van uitval in de propedeuse en heeft haar voorlichting aan aspirant studenten hierop aangepast. In de voorlichting worden heel duidelijk de struikelblokken en aanwijzingen voor foutieve keuzes aangegeven. De oorzaken zijn, zo geeft de opleiding aan in de documentatie, als volgt samen te vatten: • studenten blijken zich te verkijken op de studieonderdelen uit de conceptuele leerlijn. Hier wordt veel aandacht aan besteed in de voorlichting. MWD- en SPH-studenten spelen een actieve rol in de voorlichting. Vanuit hun eigen ervaring geven zij reële informatie aan de aspirant studenten; • studenten blijken de opleiding MWD te kiezen vanwege hun eigen psychosociale problemen. In de voorlichting aan aspirant studenten en hun ouders wordt hier expliciet op ingegaan. Overigens is dit een landelijk gegeven; • studenten kiezen er voor om hun propedeuse te halen om vervolgens in te stromen in een universitaire studie (circa 12%). Eén van Hanze eXperiencedagen is speciaal voor het MBO ingericht. Daarnaast heeft de Academie in 2005 de SOSA-opleidingen van Hogeschool INHOLLAND overgenomen en daarmee veel expertise in huis gehaald voor de aansluiting van MBO naar HBO. De onderwijsprogramma’s zijn zo opgezet dat studenten in 5 tot 6 jaar zowel MBO als HBO kunnen doorlopen. In de periode 2005-2006 is in samenwerking tussen de SOSA, de HG en het Alfacollege en Noorderpoortcollege in Groningen een ‘Zwaluwstaartproject’ uitgevoerd. In dit project zijn de curricula van het MBO en HBO vergeleken. Het resultaat is een voorstel voor een curriculumopzet in zowel MBO als HBO, waarbij de student het HBO in 3 jaar kan voltooien. Het project was gericht op de doorstroming vanuit zowel het deeltijd- als het voltijd-MBO naar het deeltijd-HBO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 26
De deeltijdopleiding MWD Groningen kent al een driejarige route voor doorstroom uit het MBO. Als vervolg op het zwaluwstaartproject is in maart 2007 het project “Compaan” van start gegaan. Compaan staat voor competent door goede aansluiting. Doel van het project is de daadwerkelijke implementatie van een verkorte HBO-route voor de deeltijd en de voltijdopleiding MWD. Onderstaande vooropleidingen leiden tot vrijstellingen voor zowel de voltijd- als deeltijdopleiding: • een afgeronde HBO-opleiding SPH, PABO, VPK, Logopedie, SJD, P&A, CMV, CT en Bevoegdheid voor speciaal onderwijs levert een vrijstelling op van maximaal 120 ECTS; • een propedeuseverklaring van een afgebroken HBO-opleiding die hiervoor is genoemd, geeft vrijstelling van de propedeuse MWD; • een afgeronde docentenopleiding en de opleidingen HBO Communicatie, Facilitaire Dienstverlening, • een afgeronde universitaire sociaalagogische opleiding geeft een maximale vrijstelling van 120 ECTS; • een propedeuseverklaring van een afgebroken universitaire sociaalagogische opleiding levert vrijstelling op van de propedeuse: • voor studenten met een andere afgeronde WO-opleiding, geldt dat zij een verzoek tot vrijstelling kunnen indienen bij de examencommissie. Voor de deeltijdopleiding geldt het volgende. Een extra eis is dat de deeltijdstudent bij aanvang en gedurende de deeltijdopleiding een relevante werkleersituatie van minimaal 20 uur in de week heeft waarbij de werkgever dient te verklaren dat de werkzaamheden van de deeltijder op hbo-niveau zijn. De praktijk vormt een belangrijk deel van de deeltijdopleiding MWD. Tijdens de opleiding dienen deeltijdstudenten 120 ECTS te halen in de praktijk. Dat komt neer op gemiddeld 30 ECTS per studiejaar en gemiddeld 20 uur per week werken in een functie op het terrein van het Maatschappelijk Werk. Om tot een goede wisselwerking te komen tussen opleiding en werk, stelt de opleiding voorwaarden aan de werksituatie van de student. Deze voorwaarden zijn vermeld in de onderwijsexamenregelingen op de website via een link naar het document aanmelding Leerwerksituatie. Uit de documentatie blijkt dat voor de deeltijdvariant geldt dat de volgende MBO-opleidingen niveau 4 een vrijstelling opleveren van 60 ECTS: SPW4, OA4, SJM4, SD3+doorstroom, SCW4, MBO-V, MBO4-GZ of voorlopers. Gevraagd naar de aansluiting tussen hun vooropleiding/ervaringen in het werkveld en de opleiding MWD geven studenten aan dat zij deze als voldoende beschouwen: de deeltijdinstroom, zo geven zij aan is zeer divers waardoor het voor de opleiding moeilijk is om exact aan te sluiten op de beginsituatie van alle deeltijders. Als deeltijders stoppen is dat omdat werk, opleiding en privé moeilijker te combineren zijn dan men verwachtte.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft voldoende inzicht in de beginsituatie van de groep instromende studenten; de opleiding beschikt over contacten met het ‘aanleverend’ onderwijs en neemt initiatieven om de aansluiting tussen de vooropleiding van de verschillende instroomgroepen en de MWD-opleiding zo optimaal mogelijk te laten verlopen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 27
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Een jaar bestaat uit twee semesters van ieder twee onderwijsperiodes. Een periode bestaat uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden. MWD bestaat uit 16 perioden van 15 ECTS. In de OER zijn curriculumoverzichten opgenomen die onder andere tonen hoe groot de studiebelasting per onderwijseenheid is. De totale studielast van de voltijd- en deeltijdopleiding MWD bedraagt 240 ECTS, waarvan 60 ECTS in de propedeutische fase van de opleiding en 180 ECTS in de hoofdfase van de opleiding staan geprogrammeerd. Gedurende de 4 jaren van de deeltijdopleiding worden 120 ECTS gehaald in de praktijk. Dat komt neer op gemiddeld 30 ECTS per studiejaar en gemiddeld 20 uur per week werken in een functie op het terrein van het maatschappelijk werk. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat beide varianten een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet voor beide varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 28
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het auditteam heeft concreet studiemateriaal bestudeerd om te toetsen in welke mate de opleiding het door haar gekozen didactisch concept vorm heeft gegeven. Duidelijk is geworden dat dit concept zich als volgt laat samenvatten: het onderwijs is praktijkgericht, thematisch geordend en projectgeoriënteerd. Het didactisch concept is afgestemd op het optimaal ontwikkelen van beroepscompetenties waarbij de beroepspraktijk duidelijk centraal staat. Dit geldt niet alleen voor de deeltijdvariant van de opleiding maar ook voor de voltijdvariant. Analyse van het programma en de programmaonderdelen laat zien, dat bovenstaand didactisch concept in de praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar bij aansluiten. Al naar gelang het gaat om kennis, inzicht en/of vaardigheden, wordt er een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges en zelfstandig werken (individueel maar ook nadrukkelijk in groepsverband). De omvang van de groepen is verschillend en wordt bepaald door het karakter van het studieonderdeel. In de kleine groepen staat de interactie tussen docent/student en student/student centraal. Projectopdrachten sturen het leerproces, waarbij de student zelf zijn leerdoelen formuleert, met als richtlijn de competenties die bij de projectopdracht horen. De colleges en practica staan in het teken van het project dat centraal staat in een periode. Uitgangspunten die aan de basis van het nieuwe curriculum hebben gestaan, zijn: • in de opleiding staat het werken aan authentieke beroepsproducten en diensten centraal; • leren is een proces van competentieontwikkeling; • de docenten geven opdrachten, begeleiden en inspireren; • onderwijs staat in directe communicatie met de praktijk; • studenten werken aan eigen profilering binnen programma’s; • studenten leren zelfstandig, samen en individueel. Het zelfstandig werken krijgt veel nadruk doordat het programma sterk projectgestuurd is, waarbij elk project moet leiden tot een beroepsproduct dat door een student of door een groep studenten moet worden opgeleverd. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Ga voor uzelf na hoe deze trends doorgewerkt hebben in uw eigen organisatie’; ‘Onderzoek of uw eigen organisatie aanbodgericht of vraaggericht werkt’; ‘Analyseer uw dialoog aan de hand van het drie wereldenmodel van Geert van der Laan’. In de loop van de studie kan de student steeds meer zelf kiezen aan welke competenties deze aandacht wil besteden. In het eerste jaar liggen de projecten vast. In het tweede leerjaar heeft de student een keuze uit externe projectopdrachten, waarbij de keuze wordt ingekaderd door verplichte thema’s, competenties en methodieken. De derdejaars stage biedt de student bij uitstek ruimte om verder te werken aan beroepscompetenties en persoonlijke competenties. In het vierde jaar kiest de student op grond van zijn leerplan de projectopdrachten, het flankerend onderwijs en de opdracht voor de meesterproef.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 29
Binnen het didactisch concept worden de vereiste opleidingskwalificaties waarin hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen, het werken in- en vanuit een arbeidsomgeving en werken aan professionaliteit en professionalisering centraal staan, gerealiseerd. Elke leerlijn heeft zijn eigen onderwijsactiviteiten. Concreet betekent dit voor de integrale leerlijn dat hier integrale projectopdrachten gericht op relevante beroepsproducten of diensten centraal staan. De werkvormen die hierbij horen zijn: projectonderwijs, individuele- en groepsbegeleiding en hoor- en werkcolleges. Binnen de integrale leerlijn staan opdrachten centraal die gericht zijn op het oplossen van problemen en dilemma’s die ontleend zijn aan de beroepscontext. Opdrachten gericht op het oefenen van beroepsvaardigheden staan centraal binnen de vaardighedenleerlijn. Binnen de ervaringsreflectieleerlijn staat reflectie op stage-ervaringen centraal. Dit gebeurt tijdens terugkomdagen, in de studieloopbaanbegeleiding en de supervisie. Ook onderscheidt de opleiding de studieloopbaanbegeleidingsleerlijn waarin de student reflectieopdrachten maakt naar aanleiding van de studieresultaten, studievaardigheden en studieloopbaan. Wat betreft de deeltijdvariant geldt het volgende: de MWD deeltijdstudenten worden eerder in de opleiding geconfronteerd met werknemersverantwoordelijkheid dan de voltijdstudent. Het binnenschools curriculum van het tweede deeltijd opleidingsjaar legt net als het eerste jaar de nadruk op de conceptuele en de vaardighedenleerlijn. Naast studieonderdelen die gericht zijn op hulpverlening aan specifieke doelgroepen binnen de instellingen, staan trainingen op het programma waarbij hulpverleningsvaardigheden en communicatieve vaardigheden van de deeltijdstudenten centraal staan; deeltijdstudenten nemen via praktijkopdrachten hun werkervaringen mee in de opleiding, waardoor integratie van theorie en praktijk wordt bevorderd; het buitenschools curriculum van de deeltijd variant wijkt op onderdelen af van dat van de voltijdse variant. Integratie van kennis, vaardigheden en beroepshouding vindt grotendeels plaats in de praktijk, waarin studenten in hun werk geconfronteerd worden met cliënten. Via gestructureerde praktijkopdrachten bewaakt de opleiding dat de integratie ook daadwerkelijk in voldoende mate gestalte krijgt.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld projecten, trainingen en stages; de centrale plaats (in het binnenschools programma) die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt; integratie van theorie en praktijk tot stand wordt gebracht door de hele opleiding heen; door middel van de projecten worden het werken in teamverband en de communicatieve vaardigheden verder ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 30
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Bestudering door het auditteam van de Onderwijs- en Examenregeling laat zien dat de toetsplanning, de procedures (tevens het toetsprotocol voor de student) en de klachtenregeling hierin zijn opgenomen. De methoden en toetscriteria zijn kort vermeld bij de programmabeschrijvingen in de studiegids en specifieker in de lesbeschrijvingen, projecthandleidingen en programmabeschrijving. Op basis van het hogeschoolbrede kader Toetsbeleid heeft de Academie voor Sociale Studies een eigen toetsbeleid opgesteld. Voor het vernieuwde curriculum van MWD zijn voor alle jaren van de voltijd- en deeltijdopleiding toetsplannen gemaakt. Een toetsplan omvat het overzicht van de competenties, toetsscenario’s, toetsvormen, ECTS per blok en van de organisatie (individueel of groep) van toetsen. De Academie heeft in augustus 2005 een toetscommissie voor de opleidingen MWD en SPH ingesteld. Bij MWD is de toetscommissie belast met de implementatie van het toetsbeleid. De Examencommissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling. De toetscommissie werkt in het verlengde van de Examencommissie. De toetscommissie is verantwoordelijk voor: • het in opdracht van de opleiding ontwikkelen, uitvoeren, evalueren en bijstellen van het toetsbeleid; • het up-to-date houden van de toetsplannen; • de bewaking van de kwaliteit van de toetsen. Daarnaast is er een wettelijk samengestelde Examencommissie die individuele verzoeken (uitzonderingen op bestaande regelingen) van studenten beoordeelt. Deze examencommissie opereert onafhankelijk binnen de opleiding, dat wil zeggen: zij kunnen na hoor en wederhoor onafhankelijke beslissingen nemen, onder andere wat betreft examinering en het al dan niet voldoen aan instroomeisen. Docenten zijn door de jaren heen geschoold in het competentiegerichte onderwijs en toetsing. Er is permanent onderwijskundige ondersteuning beschikbaar. Docenten zijn en worden ondersteund in het maken van congruente toetsen. Het onderwijsmodel en het toetsbeleid zijn richtinggevend voor de docenten. De toetsen bij de opleiding MWD zijn gericht op het vaststellen van competenties (onderverdeeld in kennis-, houding-, vaardigheidsaspecten, persoonlijkheidskenmerken). De toetsen worden geconstrueerd volgens twee principes: • het principe van afnemende opleidingssturing en toenemende zelfsturing van studiejaar 1 naar studiejaar 4; • het principe van toenemende beroepsintegratie van studiejaar 1 naar studiejaar 4. De toetscommissie doet haar werk aan de hand van een jaaractiviteitenplan. Aan de dean wordt gerapporteerd in de vorm van een jaarverslag. De toetscommissie heeft in cursusjaar 2006-2007 een steekproef van alle toetsen in de vaardighedenleerlijn beoordeeld op validiteit. De uitkomst hiervan was dat de toetsen aansluiten bij het onderwijs, maar dat de beoordelingscriteria en de wijze waarop de beoordeling tot stand komt transparanter geformuleerd kunnen worden voor de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 31
De verschillende toetsvormen sluiten aan bij de verschillende leerlijnen. Wat betreft de toetsing binnen de conceptuele-, de integrale- en de vaardighedenleerlijn is het auditteam het volgende gebleken: van de conceptuele leerlijn zijn alle toetsen uit studiejaar 1 en 2 door de toetscommissie met een checklist beoordeeld op de congruentie tussen onderwijs en toets. De uitkomsten daarvan zijn de basis voor scholingsaanbod aan alle docenten in cursusjaar 2007-2008. Het auditteam merkt op dat op onderdelen meer diepgang in de toetsvragen wenselijk is. Sommige toetsen lieten voldoende diepgang zien in de vraagstelling, bij andere toetsen was dit minder het geval. Uit het toetsbeleid van de Academie blijkt dat dit een punt van aandacht is. binnen de integrale leerlijn wordt voor een groot deel in projectvorm gewerkt aan beroepsopdrachten. In de integrale leerlijn werken studenten aan beroepsproducten of relevante beroepsproblemen. Gebruikte toetsvormen zijn ‘toetsen beroepsproduct en presentatie’, al dan niet in combinatie met een assessment. bij de vaardighedenleerlijn gaat het om het oefenen van vaardigheden. Hier worden vaardighedentoetsen en videoanalyse van gevoerde gesprekken ingezet. Wat betreft de toetsing van de ervaringsreflectieleerlijn is het auditteam bleken dat dit geschiedt door het beoordelen van de stageopdrachten, de verslagen en supervisie. In de studieloopbaanleerlijn vormen het portfolio, het persoonlijk opleidingsplan en de studievoortgangs- of functioneringsgesprekken een belangrijke rol in de beoordeling. Het niveau van de toetsen beoordeelt het auditteam als voldoende. Uit door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt dat de opleiding regelmatig verbeteringen doorvoert wat betreft de toetsing. Zo is de opleiding gebleken dat de toetsen van de conceptuele leerlijn nog weinig toepassingsgerichte vragen bevatten. Op onderdelen zou de zwaarte van conceptuele toetsen kunnen toenemen. Naar aanleiding van deze bevinding heeft de teamleider van de propedeuse in samenwerking met docenten besloten de toetsing van twee studieonderdelen: ‘Mens in beeld’ en ‘Welzijn in Nederland’ aan te pakken. Kern hierbij is om toetsen te ontwerpen waarbij zowel theoretische kennis als het laten zien dat de theorie ook begrepen wordt centraal staan. Een kernpunt in het didactisch concept van de opleiding is dat er in toenemende mate sprake is van competentietoetsing. Een van de uitgangspunten van het toetsbeleid van de MWD opleiding is dat toetsen op deelgebieden en integrale toetsen in alle jaren afgenomen worden, maar dat de verhouding tussen deze beide toetsvormen verandert. Naarmate de opleiding vordert, neemt het aandeel van integrale toetsing toe. In het derde en vierde opleidingsjaar is in steeds grotere mate sprake van competentietoetsing. Wat betreft de toetsing binnen het praktijkdeel van de studie geldt: dat de dagdeelstage in het tweede studiejaar beoordeeld wordt door de praktijkbegeleider en een studentassistent (vierdejaarsstudent). De studentassistent begeleidt de studenten: intervisie van groepjes tweedejaarsstudenten die 1 keer per 2-3 weken bijeenkomen. De beoordeling is gebaseerd op de kwalificaties voor de stage en het eindverslag, waarin de student reflecteert op zijn handelen, leerervaringen en de te bereiken kwalificaties. De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in de Studiehandleiding dagdeelstage. dat de derdejaarsstage bestaat uit twee delen. De student mag pas doorgaan met het tweede deel als hij het eerste deel met een voldoende heeft afgerond. Beoordeling gebeurt tussentijds en aan het einde door de studieloopbaanbegeleider, waarbij het advies van de praktijkbegeleider een grote invloed heeft. Aan het eind van het stagejaar (studiejaar 3) wordt de Vaardigheidsmeter door de student en de praktijkbegeleider ingevuld. Met de vaardigheidsmeter wordt gemeten welke competenties de student aan het eind van het derde studiejaar voldoende beheerst en welke nog verder ontwikkeld moeten worden. De student heeft daarnaast een eindverslag van zijn stage gemaakt en een eindverslag van het tijdens de stage gevolgde supervisietraject.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 32
Het verschil tussen opdrachten voor eerstejaars- en vierdejaarsstudenten betreft het verschil in ondersteuning door de opleiding. Eerstejaarsstudenten krijgen meer en andersoortige hulp en begeleiding dan vierdejaarsstudenten. Hieronder een aantal voorbeelden: • voor een eerstejaarsstudent is de casus van de opdracht duidelijk en uitvoerig beschreven. Een vierdejaarsstudent krijgt geen casus meer, maar gaat zelf een opdracht verwerven; • bij een eerstejaarsopdracht zijn de specificaties duidelijk beschreven, bij een vierdejaarsopdracht gaan studenten zelf op zoek naar specificaties; • een opdracht voor een eerstejaarsstudent wordt opgedeeld in deelproducten, voor een vierdejaarsstudent niet. Omdat de competenties van de deeltijdstudent voor een belangrijk deel op de werkplek worden verworven, heeft de opleiding er voor gekozen om op de werkplek de toetsing te laten plaatsvinden. De competentieontwikkeling van de student wordt aan de hand van het Beoordelingsprotocol Leerwerksituatie getoetst. De competenties die in het beoordelingsprotocol zijn opgenomen, lopen parallel aan de onderwijseenheden. In het beoordelingsprotocol worden de opdrachten in de ervaringsreflectieleerlijn geëxpliciteerd en geconcretiseerd in zichtbare gedragingen. De student en de praktijkbegeleider toetsen aan de hand van het beoordelingsprotocol hoe de competentieontwikkeling van de student verloopt. De opleiding heeft een beoordelingsprotocol voor de leerwerksituatie opgesteld ten behoeve van MWDdeeltijdstudenten. Dit beoordelingsprotocol bestaat uit twee onderdelen: beoordeling van de kernkwaliteiten en beoordeling van de leercompetenties. In een bijgevoegd beoordelingsformulier zijn de verschillende kernkwaliteiten uitgewerkt en dient aangegeven te worden door de begeleider of er sprake is van kernkwaliteiten die ‘aanwezig’ zijn, ‘in ontwikkeling zijn’, of ‘afwezig’ zijn. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de academie kent een academiebreed toetsingskader. De visie op toetsing en de concrete uitwerking daarvan zijn voldoende beschreven in de documentatie; de opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen, afhankelijk van het studieonderdeel en het doel van toetsing; waar gewenst herziet de opleiding toetsen, mede op basis van evaluaties. Wat dit laatste betreft merkt het auditteam op dat het niveau van de toetsvragen voldoende is maar dat op onderdelen meer diepgang in de vraagstelling gewenst is. Op Academieniveau wordt dit ‘opgepakt’.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ‘Programma’ voor beide varianten van de opleiding als voldoende: naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding MWD een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd en dat in voldoende mate gericht is op het werkveld; het programma biedt een voldoende concretisering van de eindcompetenties wat betreft niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; leerlijnen, praktijkgerichtheid en de gerichtheid op beroepstaken zijn voldoende waarborg voor de interne samenhang van het programma; de opleiding biedt studenten via praktijkgerichte opdrachten de mogelijkheid kennis en vaardigheden te ontwikkelen via interactie met het werkveld; de opleiding kent een variatie aan toetsvormen die afgestemd is op het studieonderdeel en het doel van de toetsing.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 33
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes facetten van het onderwerp “Programma” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.1. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Docenten van de opleiding manifesteren zich op verschillende manieren buiten de opleiding. Hierdoor leveren zij een bijdrage aan de ontwikkeling van de praktijk en brengen actuele kennis mee terug naar de opleiding. Het auditteam heeft de cv’s bestudeerd van de docenten. Hieruit is gebleken dat er sprake is van een docententeam dat beschikt over voldoende contacten met het werkveld en vaak zelf afkomstig is uit het MWD-werkveld. Wij citeren hierna uit een aantal cv’s: 1. Coördinator sector Minderheden (part time): het ondersteunen van groepen migranten ondersteunen en begeleiden van 60 docenten, vrijwilligers en stagiaires met betrekking tot het allochtonenwerk (Bijv. Opvoedingsondersteuning, Verlengde schooldag, Opstapprojecten en Ouderparticipatieprojecten in samenwerking met het basisonderwijs en peuterspeelzaalwerk) het ontwikkelen van het minderhedenbeleid binnen de Stichting onderhouden van interne en externe contacten m.b.t. allochtonen 2. Deelname aan Leonardoproject Integration and citizenship. Taken: ontwikkelen van hulpverlenings- en lesmethode ter bevordering van integratie van nieuwkomers. Engelstalig. Samenwerking in internationaal verband met diverse hulpverleningsinstellingen en hogescholen. 3. Supervisies op aanvraag van buiten de Hogeschool, o.a. de Mesdagkliniek, de FPK te Assen, gevangenis Norgerhaven. Ontwikkelaar en begeleider van de multi-disciplinaire intervisiegroepen binnen het Project Vensterscholen ( tot 2000). Begeleider van een 4-tal intervisiegroepen binnen de GGZ (thema: van aanbodgerichte naar vraaggerichte zorgmethodiek) (tot 1999). Sinds 1997: SOS-supervisor voor de Leergang Supervisie en andere begeleidingsvormen. Bij aanname van nieuwe docenten worden onderstaande richtlijnen gehanteerd: • bij docenten met specialistische kennis gaat de voorkeur uit naar een vaste combinatie van lesgeven (didactische vaardigheden) en blijven werken in de beroepspraktijk. Bij docenten met brede inzetbaarheid is een aanstellingsomvang van minstens 0,7 fte het streven; • bij nieuwe docenten is een belangrijke eis, dat ze recente werkveldervaring hebben en competent zijn in (anderstalig) lesgeven; • bij het inschakelen van gastdocenten voor kleine delen van het onderwijs, geldt dat hun specialistische kennis een aanvulling op de aanwezige kennis binnen de Academie moet zijn en dat deze kennis actueel dient te zijn. Om de praktijkgerichtheid van het onderwijs te borgen en de bekendheid met het werkveld te vergroten worden docenten gestimuleerd om praktijkstages te lopen en onderzoekservaring op te doen in de praktijk. Ook maken docenten gebruik van wisselbanen: zij ruilen hun docentenfunctie in tegen een relevante functie in het beroepenveld voor een bepaalde periode. Professionals uit het praktijkveld werken tijdelijk in een docentfunctie en omgekeerd, professionals uit het werk doen ervaring op in het onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 35
De internationale gerichtheid van docenten wordt bevorderd door deskundigheidsbevordering in de actieve beheersing van de Engelse (vak)taal, deelname aan internationale congressen en docentuitwisseling. Alle docenten beschikken over de vaardigheid om met studenten met verschillende culturele achtergronden om te gaan en om deze vaardigheid toe te passen in het onderwijs. De opleiding schakelt docenten in uit het buitenland afkomstig van hogescholen waar de opleiding MWD contact mee heeft. Zo verzorgt een docent uit Duitsland een workshop Mediation. Een docent uit Tsjechië houdt een lezing over Social Work met minderheden in Tsjechië en een docent uit Oostenrijk houdt een lezing over Social Work. Samenvattend is het auditteam gebleken, dat de docenten nauwe banden onderhouden met de beroepspraktijk. Studenten geven tijdens de audit aan dat de opleiding het werkveld betrekt bij de uitvoering van het onderwijs en werken opleiding en werkveld intensief samen, wat tevens blijkt uit gastlessen en de beoordeling van afstudeerprojecten door beroepsbeoefenaren uit het werkveld. Studenten geven aan dat zij tevreden zijn over de praktijkkennis van de docenten. In de lessen worden casussen uit de actuele beroepspraktijk gebruikt. Met name deeltijdstudenten hechten hieraan: hun werksituatie maakt tenslotte deel uit van de opleiding. Tijdens de audit geven zij aan dat docenten in voldoende mate kunnen anticiperen op vakspecifieke problemen die zij in de praktijk tegenkomen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: docenten onderhouden contacten met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma; de opleiding heeft contacten met buiten Nederland gelegen (min of meer identieke) opleidingen op het terrein van MWD en maakt gebruik van deze contacten door het inzetten van buitenlandse (gast)sprekers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Ieder studiejaar worden er streefwaarden geformuleerd in het Schooljaarplan. In 2006-2007 staan 515 bekostigde studenten bij de opleiding MWD ingeschreven. De opleiding beschikt over een voldoende aantal docenten, zo concludeert het auditteam op basis van een personeelsoverzicht. Hieruit blijkt dat de opleidingen SPH/MWD gemeenschappelijk beschikken over 14 docenten voltijd (voor het eerste studiejaar) en 10 docenten deeltijd. Daarnaast beschikt de opleiding MWD zelf nog over 9 docenten voltijd voor het tweede studiejaar en 9 docenten voor de studiejaren 3 en 4. Het ondersteunende personeel bestaat voor de hele Academie uit 21 personen, daarnaast wordt voor bepaalde taken ook ondersteuning geboden vanuit de HG en heeft een aantal docenten coördinerende taken. De docent-studentratio voor de Academie is verbeterd van 1:28 in cursusjaar 2006-2007 naar 1:25,7 in cursusjaar 2007-2008, hetgeen als gemiddeld beschouwd kan worden binnen het hbo. De opbouw ervan komt voort uit een sommatie van docenten in vaste en tijdelijke dienst, gastdocentschappen, studentassistentschappen, coördinatietaken en inzeturen van het onderwijsbureau ten behoeve van de studenten. Op basis van 1632 studenten (MWD en SPH) met een studieweek van 40 uur is deze ratio tot stand gekomen. De opleiding heeft op basis van eigen onderzoek een goed beeld van eventuele ontwikkel- en verbeterpunten wat betreft de omvang van het docentenkorps. Zo zijn ten aanzien van ontwikkelopdrachten aan docenten randvoorwaarden in uren gesteld. Nieuwe docenten krijgen een coach toegewezen. Taken die doorlopen in het hele cursusjaar worden per blok geroosterd waarmee de druk van deze taakuren een evenwichtige verdeling kent. De opleiding beschikt over een taak- en formatieplan op individueel niveau. Studenten geven tijdens de audit aan dat het aantal docenten MWD voldoende is: zowel de voltijd- als de deeltijddocenten zijn voldoende bereikbaar.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de huidige omvang van de formatie stelt de opleiding in staat haar opleidingsprogramma met de gewenste kwaliteit te verzorgen; de docent/student ratio ligt op een gemiddeld niveau voor een hbo-opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 37
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Bestudering van de cv’s door het auditteam laat zien dat de opleiding beschikt over een voldoende geschoold team van docenten. In de regel hebben zij een opleiding gevolgd op hbo en/of wo niveau binnen een discipline die tenminste raakvlakken heeft met het vakgebied MWD. Zo hebben docenten een studie Psychologie, Filosofie of Pedagogiek gevolgd. Docenten met een hbo-achtergrond beschikken in de regel over praktijkervaring en hebben additionele opleidingen gevolgd. Dit laatste betreft alle docenten die les geven aan de opleiding MWD. Meer dan driekwart van de docenten heeft bovendien (recente) ervaring in het beroepenveld. Bij vacatures wordt het functieprofiel opgesteld door de opleiding. Bij de selectie wordt gelet op deskundigheid, werkervaring, competenties, motivatie en ambitie, samenwerking en ontwikkelingsmogelijkheden. In de functie-eisen van docenten van de onderwijsinstelling staat beschreven welke kennis en vaardigheden een docent moet hebben. Een docent moet een relevante HBO-opleiding hebben afgerond met brede kennis van het vakgebied en ontwikkelingen hierin. Verder dient elke docent een pedagogisch–didactische aantekening voor HBO-docenten te hebben en daarmee kennis van ontwikkelingen op het gebied van pedagogiek en didactiek en vaardigheid in het hanteren van methodieken. Deskundigheidsbevordering is gericht op de beroepskwalificaties, de vakspecialistische kennis en de didactische kwaliteiten. Deze deskundigheidsbevordering, zo geeft de opleiding aan, is de afgelopen jaren minder structureel verlopen dan gewenst. De veranderingen binnen het management en de impact daarvan op alle medewerkers zijn hier mede een oorzaak van. In 2006 is de HRM gesprekscyclus ingevoerd binnen de hogeschool. Met alle medewerkers wordt de HRMgesprekscyclus doorlopen. Er worden resultaatafspraken gemaakt en aan de hand daarvan maakt elke medewerker een POP (persoonlijk opleidingsplan). Docenten voeren een functioneringsgesprek met de teamleider, teamleiders voeren een functioneringsgesprek met de dean. In het functioneringsgesprek zijn werkomstandigheden, toekomstige inzet medewerker, resultaatgerichte afspraken, gewenste scholing en loopbaanperspectief onderwerp van gesprek. In juni 2006 zijn met alle medewerkers binnen de opleiding functioneringsgesprekken gevoerd en resultaatafspraken gemaakt. In de periode december 2006 en januari 2007 hebben voortgangsgesprekken plaatsgevonden en zijn eventuele bijstellingen op resultaatafspraken gemaakt. In juni 2007 hebben de beoordelingsgesprekken plaatsgevonden. De Academie beschikt over een bijgesteld deskundigheidsbevorderingsplan. Het belangrijkste punt hierin is dat medewerkers kunnen aangeven op welke punten zij hun deskundigheid willen vergroten. De Academie besteedt op diverse manieren aandacht aan overdracht van kennis en ervaring. Allereerst zijn er regelmatig studiedagen, waarin medewerkers zich bezighouden met innovatie. Gezien de strategische doelstellingen van de hogeschool met betrekking tot de ambities op het terrein van toegepast onderzoek en internationalisering en de samenwerking met het lectoraat Rehabilitatie wordt expliciet ingezet op de bekwaamheden van docenten op deze gebieden. Dit betekent onder andere dat docenten geschoold zijn op Rehabilitatie (12 docenten), supervisie (20 docenten hebben de supervisorenopleiding gevolgd) en toegepast onderzoek (12 docenten).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 38
Docenten volgen actuele (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld onder andere door georganiseerde docentstages, participatie in werkveldonderzoek, deelname aan kenniskringen en het bezoeken van (internationale) conferenties. Tijdens de audit bleek overduidelijk dat de opleiding in de afgelopen jaren veel heeft gedaan aan de deskundigheidsbevordering van de betrokken docenten. Dit proces van deskundigheidsbevordering was ten tijde van de audit nog niet afgerond. De docententeams lijken goed toegerust om de studenten op te leiden tot goede beroepsbeoefenaren op HBO-niveau. Van belang is dat de opleiding verder inzet op verwetenschappelijking waarbij stappen dienen te worden gezet zowel in termen van verdere bijscholing van docenten als in het aantrekken van nieuwe docenten met de vereiste wetenschappelijke achtergrond. Tijdens de audit is gebleken dat studenten tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Zowel hun vakmatige kennis als hun didactische vaardigheden beoordelen de studenten als voldoende. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat onderwijs- en vakdeskundigheid betreft zijn de docenten in voldoende mate gekwalificeerd om de opleiding te verzorgen; studenten zijn tevreden over de kwaliteit van hun docenten wat betreft vakkennis, werkveldgerichtheid, vakdidactiek en begeleidingsexpertise.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende: het auditteam is van mening, dat het huidige docentencorps voldoende gekwalificeerd is (zowel vakinhoudelijk als didactisch) om het programma van de opleiding te realiseren; de opleiding zet voldoende personeel in om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Het gebouw waar de opleiding MWD gevestigd is, Hanzeborg genaamd, stamt uit de jaren zeventig. Tijdens het bezoek van het auditteam was er sprake van uitbreiding. Er is een draadloos netwerk en het is mogelijk dat studenten overal in het gebouw kunnen inloggen op het netwerk. Studenten hebben zo te allen tijde toegang tot de Hanze Elektronische Leeromgeving. Binnen deze leeromgeving is een groot deel van het onderwijsmateriaal en de aan het onderwijs gerelateerde informatie te vinden, waaronder: • Blackboard waar alle informatie te vinden is, zowel algemene informatie als opleidingsspecifieke informatie voor vakken en thema’s. • ProgRess geeft de studenten toegang tot de persoonlijke studieregistratie en de mogelijkheid tot tentameninschrijving. • Outlook Web Access geeft toegang tot de persoonlijke e-mail en de mailadressen van docenten en medestudenten. Tijdens de rondleiding heeft het auditteam de volgende ruimtes gezien: • projectruimtes: in de integrale leerlijn en bij het werken aan opdrachten, werken studenten samen in (project)groepen. Er zijn ruimtes voor groepen van 6-10 studenten. Een deel van deze ruimtes is ook geschikt voor vaardigheidstrainingen. Daarvoor is opname- en afspeelapparatuur aanwezig. • collegeruimtes: de collegeruimtes in de Hanzeborg zijn verschillend van grootte en zijn ook verschillend ingericht. Ze worden vooral gebruikt in de conceptuele leerlijn. Er zijn ook twee collegezalen met een capaciteit van 120 studenten. Deze worden veel ingezet bij hoorcolleges. • computerlokalen: In de Hanzeborg zijn drie computerlokalen aanwezig met in totaal 72 computers. De lokalen zijn vrij toegankelijk, buiten de ingeroosterde uren om. • zelfstudieruimtes: De student kan beschikken over 163 computers op de eerste verdieping. Ook op de begane grond staan computers. Verspreid door het gebouw zijn werkplekken. In cursusjaar 2006-2007 hebben studenten van het Instituut voor Bedrijfskunde een onderzoek uitgevoerd naar de bezetting van de verschillende onderwijsruimtes. Er werd onder andere piekbelasting van de lokalen geconstateerd. Ook blijken soms meer ruimtes beschikbaar dan het roostersysteem aangeeft. De docentenkamers zijn relatief groot, zodat er meer docenten op één kamer werken. In de nieuwbouw is voorzien in de uitbreiding van onderwijsruimten. Het studiemateriaal wordt studenten aangeboden via de elektronische leeromgeving. Hierin zijn de studiehandleidingen (per leerlijn) opgenomen en algemene informatie over het thema, het aantal te behalen credits en indien van toepassing de groepsindeling. In elk team vervult één van de docenten de rol van Blackboard-coach. De centrale mediatheek op het Zernikecomplex maakt onderdeel uit van een netwerk met een groot aantal bibliotheken. Het auditteam was onder de indruk van de ‘stilteruimte’ en van de omvang en uitrusting van de mediatheek. Elke PC-werkplek geeft toegang tot de catalogus. De mediatheek is ook ‘s avonds en zaterdags open.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 40
Studenten en medewerkers kunnen in de Hanzeborg bij de instituutswinkel terecht voor readers, syllabi en kantoorartikelen. Studenten bevestigen tijdens de audit dat het voorzieningenniveau goed is.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de materiële voorzieningen zijn toereikend om de opleiding te realiseren; de bibliothecaire voorzieningen zijn zowel inhoudelijk als ruimtelijk goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De opleiding ondersteunt de toenemende zelfsturing van de student (van sturing naar zelfsturing/zelfregie) met studieloopbaanbegeleiding met als doel het verwerven en ontwikkelen door de student van de competenties die noodzakelijk zijn voor een professionele beroepsuitoefening en het daarbij gebruik maken van de mogelijkheden van de opleiding en werk- of stageplek. Uit de documentatie en tijdens de gesprekken is gebleken dat de opleiding verschillende instrumenten gebruikt voor de studieloopbaanbegeleiding met daarin aandacht voor: zelfregie, studievoortgang, competentieontwikkeling, beroepenoriëntatie en reflectie. De zelfregie van de student (flexibiliteit, zelfstandigheid en aansprakelijkheid) en het verwerven van persoonlijke en beroepscompetenties staan centraal in de studieloopbaan van de student. Binnen de studieloopbaanbegeleiding wordt expliciet aandacht besteed aan het inzichtelijk maken van het leerrendement van de student. Wat de begeleiding binnen de belangrijke propedeusefase betreft constateert het auditteam het volgende: in de propedeuse voeren docenten, naast groepsgesprekken over de studie in het algemeen, ook individuele gesprekken met studenten waarin wordt stil gestaan bij de competentieontwikkeling van de student en zijn geschiktheid voor studie en beroep. Ook in het tweede, derde en vierde leerjaar worden studievoortgangsgesprekken met studenten gevoerd; aan het eind van de propedeuse krijgt de student een studieadvies over het wel of niet voortzetten van de opleiding. Indien daar aanleiding toe is, wordt de student halverwege het leerjaar gewaarschuwd voor een dreigend negatief advies. Uit de documentatie blijkt, dat de inhoud van de studieloopbaanbegeleiding verandert. Zo ligt het accent van de begeleiding tijdens de propedeuse met name op de plaats van de student binnen de opleiding en de studentengroep, de inhoud en de organisatie van de opleiding, en de eigen geschiktheid voor studie en beroep. Binnen de opleiding is de studieloopbaanleerlijn als volgt ingevuld: • Jaar 1, kennismaking met beroep en opleiding; • Jaar 2, voorbereidend beroepsjaar; • Jaar 3, beroepsuitvoerend jaar (als stagiair/junior); • Jaar 4, ontwikkelen van een persoonlijke beroepsidentiteit. De belangrijkste rol van de studieloopbaanbegeleider is die van coach, waarbij deze de student ondersteuning biedt bij het reflecteren op de eigen beroepsontwikkeling en bij het bepalen hoe deze ontwikkeling het beste gestalte kan worden gegeven. Via individuele gesprekken en het portfolio volgt de begeleider de ontwikkeling en de studievoortgang van de student. In deze gesprekken gaat het om reflectievermogen, leervaardigheden, leerstrategieën en ambities en indien nodig om confrontatie met beroepseisen, studieresultaten en studiegedrag.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 42
De supervisor, de praktijkbegeleider, docenten van onderwijseenheden en de studieloopbaanbegeleider begeleiden een deel van de competentieontwikkeling van de student. Concreet betekent dit het volgende • de supervisor voert in het stagejaar vijftien supervisiegesprekken met studenten in drietallen. In bijzondere gevallen wordt individuele supervisie gegeven. Alle supervisoren zijn opgeleid en voor de supervisie zijn specifieke Richtlijnen Supervisie vastgelegd. • de praktijkbegeleider begeleidt de stagiair in de alledaagse werksituatie en ondersteunt hem in zijn leerproces en het plaatsen van leerervaringen in het licht van de instellings- en stagedoelen. • de docenten in de integrale- en vaardighedenleerlijn ondersteunen, coachen en begeleiden de student bij de uitvoering van onderwijsactiviteiten die gekoppeld zijn aan beroepstaken. Docenten met een aanstelling van minimaal 0,5 fte vervullen de taak van studieloopbaanbegeleider. De teamleider beoordeelt de geschiktheid. Het propedeuseteam van de opleiding heeft in het cursusjaar 2005-2006 een gezamenlijke visie ontwikkeld op de aanpak en inrichting van het studieloopbaantraject. In 2007 is een protocol ontwikkeld voor de studieloopbaanbegeleider voor het voeren van individuele gesprekken met studenten. In de deeltijdopleiding vervult de student vanzelfsprekend een grote rol in zijn competentieontwikkeling. Deze formuleert eigen leer- en ontwikkelingsdoelen, reflecteert op de uitvoering daarvan en schrijft voortgangsverslagen. Vanaf 2006 is de leerlijn in het curriculum aangepast voor de deeltijdopleiding. In de deeltijdopleiding is de studieloopbaanbegeleider tevens de begeleider vanuit de opleiding ten aanzien van de werksituatie. De deeltijdstudent krijgt van de praktijkbegeleider, zijn medestudenten en de studieloopbaanbegeleider feedback op zijn competentieontwikkeling. De studieloopbaanbegeleiding doet naarmate de studie vordert steeds meer een beroep op de zelfstandigheid van de student. In die fase vindt studieloopbaanbegeleiding plaats op verzoek van de student zelf. In dit verband wijst het auditteam er op dat het bekend is dat instromende studenten van met name de voltijdvariant problemen ondervinden met het competentiegericht onderwijs, waarbij veel zelfstudie en studiediscipline gevraagd wordt van de studenten. Extra zorg en aandacht van docenten aan studenten is hierbij noodzakelijk. Zowel uit het zelfevaluatierapport alsook uit de getoonde portfolio’s van studenten blijkt dat er serieus werk gemaakt wordt van het zoeken naar een evenwicht tussen het stimuleren van de zelfwerkzaamheid van studenten, studieloopbaanbegeleiding én controle van de studievoortgang. Er wordt door stafleden relatief veel tijd en aandacht besteed aan de studenten. Daarbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen een vorm van personal coaching (er zijn studenten die voor de opleiding MWD gekozen hebben omdat zij persoonlijke problemen hebben of hebben gehad) en studiebegeleiding waarbij de studie en de studievoortgang centraal staan. Wat betreft de informatievoorziening ontstaat uit de documentatie het volgende beeld. De elektronische leeromgeving is het belangrijkste informatiemedium. Op de startpagina zijn links te vinden naar Blackboard (courses), ProgRess , Digitale Onderwijsplanner en Outlook web access, om buiten de onderwijsinstelling bij de e-mail te kunnen. Op Blackboard staat ook informatie over alle onderwijsinhoudelijke, organisatorische en reglementaire zaken. In ProgRess wordt de studievoortgang van de student bijgehouden. De resultaten van tentamens worden rechtstreeks door docenten in ProgRess ingevoerd en de student krijgt daarna direct per mail bericht van zijn voorlopige cijfer. Dit cijfer wordt binnen vijf werkdagen na bekendmaking van het cijfer verwerkt in het studiepakket van een student. Gevraagd naar hun oordeel over de begeleiding geven zowel de voltijd- als deeltijdstudenten aan dat zij tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 43
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studieloopbaanbegeleiding evenals de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is goed geregeld; de voorzieningen zijn goed op orde: daar waar nieuwbouw is gerealiseerd is sprake van een fraaie aanvulling op de bestaande voorzieningen.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor beide opleidingsvarianten als voldoende. zowel de ruimtelijke als materiële voorzieningen zijn goed en staan er garant voor de opleiding op adequate wijze te realiseren. de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via een breed palet aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel beide facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.1. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 44
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Voor de interne kwaliteitszorg sluit de Academie voor Sociale Studies aan bij het kwaliteitsbeleid van de hogeschool. Het EFQM-model en de PDCA-cirkel vormen de basis daarvan. De hogeschool heeft een uitgewerkte besturingssystematiek met een beleids- en kwaliteitscyclus . De resultaten van evaluaties zijn in de verschillende paragrafen van de door het auditteam bestudeerde zelfevaluatierapport opgenomen. Dit zelfevaluatierapport van de opleiding is een helder geschreven notitie op basis waarvan het auditteam een goede eerste indruk kreeg van de sterktes en zwakten van de opleiding MWD. Ook constateert het auditteam dat de opleiding heldere doelstellingen/‘ambities’ heeft geformuleerd. Bij de Academie voor Sociale Studies vond juni 2006 de laatste interne EFQM-audit plaats. Het auditrapport is met medewerkers besproken. Verbeterpunten zijn geprioriteerd en opgenomen in een verbeterplan. De kern ervan is dat activiteiten gebaseerd zijn op door het management geformuleerde doelen en plannen. In de hogeschool werkt elke School met een School Strategisch Plan voor 4 jaar en het daarvan afgeleide School Jaarplan per cursusjaar. Het School Strategisch Plan sluit aan bij het hogeschoolbrede beleidsplan. De belangrijkste doelen van het Schooljaarplan worden opgenomen in het managementcontract dat de dean van de School afsluit met het College van Bestuur. Hierin staan streefwaarden vastgesteld waar de resultaten specifiek op worden beoordeeld. Streefwaarden ten aanzien van een groot aantal prestatieindicatoren zijn opgenomen in het School Strategisch Plan. De Academie waarvan de opleiding MWD deel uitmaakt gebruikt voor haar kwaliteitsbeleid de richtlijnen uit het Hanzehogeschool Kader Kwaliteitszorg. De borging van de kwaliteit van het onderwijs is een aandachtspunt van de Academie en de opleiding MWD. De opleiding maakt gebruik van hogeschoolbrede onderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel. De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: keuzegids Hoger Onderwijs en de HBO monitor; tevredenheidsonderzoeken onder medewerkers en studenten; academiebreed: rendementsonderzoeken; opleidingsspecifiek: blokenquêtes, bijeenkomsten met de werkveldcommissie, stage-evaluaties en afstudeerevaluaties. De Stichting-Studentenactiviteiten enquête wordt jaarlijks uitgevoerd binnen de HG en bevat vragen over het onderwijs, de faciliteiten, internationalisering en studeren met een handicap. Deze enquête is in december 2006 voor het laatst afgenomen. In december 2005 is studenten voor het eerst gevraagd de diverse items te beoordelen met een rapportcijfer. Voltijdstudenten scoren het geboden onderwijs met een gemiddeld rapportcijfer 6,4, deeltijdstudenten zijn positiever met een gemiddeld rapportcijfer 6,8. De Academie voor Sociale Studies heeft in mei 2006 een Hogeschool personeelstevredenheidsonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek bevraagt het oordeel van medewerkers ten aanzien van diverse aspecten van de organisatie en het beleid van de opleiding of Academie. Voor de resultaten verwijzen wij naar facet 5.2.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 45
In 2005-2006 is een start gemaakt met het evalueren van de stages. Vanaf 2007-2008 worden alle stages systematisch geëvalueerd. De evaluatie vindt plaats met behulp van een vragenlijst onder studenten en praktijkbegeleiders op de stage. Over de resultaten wordt jaarlijks gerapporteerd door de stagecoördinator.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het door de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed gedocumenteerd en kwaliteitsbewaking vindt continue plaats; de opleiding maakt jaarlijks gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen; de opleiding heeft een heldere en goed gedocumenteerde zelfevaluatie opgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 46
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Het auditteam heeft tijdens de bestudering van de documentatie en tijdens de audit kennisgenomen van verschillende verbetermaatregelen die de opleiding de afgelopen jaren, naar aanleiding van evaluaties heeft genomen. Uit de zelfevaluatie en notities inzake kwaliteitszorg blijkt dat evaluaties leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. De kwaliteitsborging en interne kwaliteitszorg heeft hierdoor een cyclisch karakter gekregen, conform de PDCA-cyclus: in de Onderwijsevaluatie van de Academie voor Sociale Studies staat beschreven hoe de PDCA-cyclus met betrekking tot de onderwijsevaluatie verloopt. Hier zijn uitgangspunten geformuleerd voor het doorlopen van de complete cyclus. In teamvergaderingen worden zowel de evaluatieresultaten als de plaats en bijdrage van het blok in relatie tot de te behalen eindcompetenties besproken. De resultaten van de verschillende instrumenten staan weergegeven in het zelfevaluatierapport. In de argumentatie en/of de ontwikkelpunten worden, indien hier aanleiding toe is, de verbeteracties genoemd. Hieronder volgen enkele uitgewerkte voorbeelden van resultaten en verbeteracties per doelgroep. Een aantal recent genomen verbeteracties, die door het auditteam voorafgaand aan en tijdens de audit bestudeerd resp. besproken zijn hadden betrekking op: • aanpassing van het meerjarenpersoneelsplan; • het stroomlijnen van de teamjaarplannen; • actualiseren van de visie op het beroep; • een heroriëntatie op de samenwerking met het werkveld (o.a. samenstelling van de werkveldadviescommissie); • concretisering van de procedures in het kader van kwaliteitszorg. Met name de actualisering van de visie op het beroep, de samenwerking met het werkveld en de kwaliteitszorg zijn aspecten waar het auditteam expliciete aandacht aan heeft besteed. Ook heeft het auditteam het proefaccrediteringsonderzoek MWD uit 2001 bestudeerd. Gebleken is dat de opleiding adequate verbetermaatregelen heeft genomen naar aanleiding van opmerkingen/suggesties van de visitatiecommissie. De resultaten van de studenttevredenheidsevaluaties zijn besproken met de lesgroepvertegenwoordigers en de Opleidingscommissie. Dit heeft geleid tot: • aanpassingen van de onderwijsruimtes met een beamer en internetverbinding; • structurele bespreking van huisvesting en faciliteiten in het huisvestingsoverleg; • ontwikkelingen om de roostertijd op te rekken. D.w.z. ook roosteren op vrijdagmiddag, maandagochtend en de avonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 47
Naar aanleiding van de resultaten van het personeelstevredenheidsonderzoek zijn verbeteracties ingezet en daaruit volgende verbeteringen ingevoerd. Deze verbeteracties zijn ook input geweest bij de totstandkoming van het meerjarenpersoneelsplan. Het gaat hierbij onder andere om de volgende onderwerpen: • meer aandacht voor het welzijn van medewerkers: planning en roostering, optimalisering huisvesting, arbo-omstandigheden (werkplekken, klimaat, onderwijsruimtes); • implementatie integraal management en aansturen op beter functioneren van teams en teamleiders; • meer aandacht voor de hoge werkdruk van medewerkers. Als reactie op een werkveldenquête zijn 'het functioneren van de student als manager' en 'het toepassen van theorie in de praktijk' in het curriculum versterkt door, onder andere, meer credits toe te kennen voor de conceptuele lijn in de opleiding. Het auditteam vindt dit een goede maatregel: het verstevigt de kenniscomponent binnen de opleiding. Ook is sprake van een tweedejaarsopdracht ter voorbereiding van de stage waardoor studenten leren te functioneren in een werksituatie. Verbetervoorstellen en acties worden gecommuniceerd naar de studenten via Blackboard en naar docenten in de teamvergaderingen. De teamleider is verantwoordelijk voor het toezicht op het doorlopen van de PDCA cyclus ten aanzien van het onderwijs. De opleidingscommissie vervult hierbij een adviserende en signalerende rol. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: • de opleiding is in staat om op basis van evaluaties aantoonbaar adequate verbetermaatregelen te nemen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 48
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding MWD betrekt, zo blijkt uit de documentatie, actief studenten, medewerkers, werkveld en alumni als kwaliteitspartner. Naast de rol van respondent worden deze partners via verschillende commissies en/of overlegorganen gestimuleerd om hun ervaringen met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs te uiten en er op toe te zien dat verbeteracties worden doorgevoerd. Studenten Voor de opleiding MWD is de student een belangrijke kwaliteitspartner die medeverantwoordelijk is voor het verbeteren van zijn onderwijs. Met name de bijdrage van studenten aan de blokenquêtes en de studenttevredenheidsenquêtes heeft specifieke aandacht. Daarmee wordt de student betrokken bij het bewaken en verbeteren van de kwaliteit. Binnen de opleiding en de Academie zijn verschillende participerende rollen op het gebied van kwaliteitszorg mogelijk voor de student: • respondent (iedere student); • lesgroepvertegenwoordigers; • opleidingscommissie; • studentenraad. Naast het invullen van de gevraagde evaluatiegegevens zijn uit elke lesgroep studenten betrokken bij het tweemaandelijkse overleg over het onderwijs met de teamleider en coördinatoren. De evaluatieresultaten worden teruggekoppeld naar de studenten, onder andere door de resultaten van de evaluaties en de verbeterplannen voor thema’s op Blackboard te publiceren. Studenten en docenten De Opleidingscommissie, waarin studenten samen met docenten zitting hebben, adviseert het management met betrekking tot onderwijsgerelateerde zaken. Daarnaast is er de Academie Medezeggenschapsraad waarin studenten zitting hebben (paritair samengesteld). De Academie kent een eigen klachtenprocedure. De studenten worden hierop attent gemaakt via het front office en via Blackboard. Alumni en werkveld De opleiding MWD ziet de alumni en het werkveld als belangrijke kwaliteitspartners. Het werkveld is op verschillende manieren betrokken bij de opleiding. Zo is het werkveld betrokken geweest bij het ontwikkelen en uitvoeren van nieuw onderwijs. Ook alumni zijn betrokken als meelezers bij de ontwikkeling van nieuw onderwijs. In februari 2007 heeft de Academie in samenwerking met het werkveld een conferentie belegd over de nieuw ontwikkelde onderwijsproducten. Functies die het werkveld en de alumni op het gebied van kwaliteitszorg binnen de opleiding vervullen zijn: • werkveldadviescommissie; • stage- en/of afstudeerbegeleider; • ontwikkelaar (specialisaties): in elke specialisatie ontwikkelgroep zit minimaal een werkvelddeskundige.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 49
De onderzoeken en enquêtes leveren evaluatiegegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. Het auditteam is van mening dat de betrokkenheid van medewerkers, studenten en andere partijen relevant is en dat deze onderzoeken en enquêtes voor de opleiding adequate informatie opleveren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding en wel via interne evaluaties op hogeschool- en opleidingsniveau en externe onderzoeken en enquêtes.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide opleidingsvarianten als voldoende. het kwaliteitszorgsysteem is goed van opzet en wordt planmatig uitgevoerd in samenspraak met studenten, docenten, het werkveld en alumni; het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatiemechanismen die aantoonbaar leiden tot verbeterdoelstellingen; de uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt drie facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.1. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 50
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen De afstudeeropdracht bestaat uit het uitvoeren van een praktijkgericht onderzoek, bij voorkeur gebaseerd op een vraag uit het werkveld. Elke afstudeeropdracht wordt uitgevoerd in tweetallen. Van elk tweetal wordt verwacht dat ze: • zelfstandig, systematisch en praktijkgericht een onderzoek kunnen uitvoeren, waarbij theorie en praktijk verbonden worden; • een eigen visie ontwikkelen en die theoretisch, ethisch en methodisch onderbouwen; • in het eindproduct het gekozen thema vanuit micro-, meso- en macroniveau belichten. Elk afstudeerrapport wordt beoordeeld door twee beoordelaars. De begeleider is de eerste beoordelaar. De beoordelaars doen de beoordeling geheel onafhankelijk van elkaar. Pas nadat beiden de volledige beoordeling hebben afgerond, bepalen ze in een gesprek gezamenlijk het eindcijfer en stellen één beoordelingsformulier op. Beoordelaars beoordelen het afstudeerrapport aan de hand van vastgestelde beoordelingscriteria. Vanaf 2007-2008 studeren studenten af binnen één van de zes specialisaties. Deze specialisaties zijn: Ambulante begeleiding in de thuissituatie, werken in groepen, hulpverlening in drang- en dwangsituaties, casemanagement, rehabilitatie, samenlevingsopbouw. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een voldoende beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de stageorganisaties alsmede via docenten die hun (net)werk hebben in de beroepspraktijk. Aan het einde van de opleiding zijn vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtgevers) betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. Het MWD werkveld is zeer tevreden over het niveau en de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken. Studenten die een afstudeeropdracht voor het werkveld uitvoeren, presenteren hun bevindingen in de werkveldinstelling. Daarna vindt een gesprek plaats over het niveau en de actualiteit van de afstudeeropdracht met de docent/afstudeerbegeleider. De overige afstudeeropdrachten worden op de opleiding gepresenteerd in aanwezigheid van werkvelddeskundigen. Ook de praktijkbegeleiders worden aangespoord om zich kritisch op te stellen naar de opleiding. Zij worden door docenten van de opleiding geschoold in het beoordelen van stagiairs en afstuderenden. Uitwisseling over kwaliteit en niveau van de studenten is structureel onderdeel van de scholing. Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs eindwerkstukken ingezien en beoordeeld, zowel voorafgaand als tijdens de audit. Zo heeft Hobéon Certificering acht door haar geselecteerde afstudeerwerkstukken voorafgaand aan de audit opgevraagd en deze voorafgaand aan de audit voorgelegd aan de externe leden van het auditteam.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 51
De afgelopen periode heeft de opleiding, met name op basis van scriptie-evaluaties, verbetermaatregelen genomen. Deze hebben met name betrekking op de diepgang van de scriptie en het onderzoeksmatige aspect. Het auditteam beoordeelt de door haar beoordeelde scripties als voldoende met ‘een enkele uitschieter naar boven’. Zij zijn zeker als relevant te betitelen voor vraagstukken in het MWD werkveld en bruikbaar door de instellingen. Dat wordt ook bevestigd door de werkveldinstellingen zelf die actief participeren bij de begeleiding en het beoordelen van de scriptie hetgeen de praktijkwaarde van scripties verhoogt. Wel merkt het auditteam op dat de pretenties, met name op het gebied van de verwetenschappelijking i.c. de uitwerking van de onderzoekscomponent van de scriptie en de verdere theoretische onderbouwing van scripties op basis van internationale literatuur, nog verdere aandacht behoeven. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het beroepenveld beschouwt het gerealiseerde niveau als voldoende in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend MWD’er; eigen waarneming door het auditteam van scripties leidt tot het oordeel, dat de afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBO-studenten verwacht mag worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 52
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De dean van MWD maakt afspraken met het College van Bestuur over kwantitatieve en kwalitatieve resultaten in het managementcontract. Ten aanzien van het onderwijsrendement zijn in het managementcontract streefwaarden vastgelegd. De streefwaarden die de opleiding hanteert zijn gebaseerd op ervaringscijfers en prognoses: • maximaal 35% uitvallers in de propedeuse; • gemiddelde studieduur afgestudeerden 49 maanden; • gemiddelde studieduur uitvallers 15 maanden; • maximaal 10% uitvallers in de hoofdfase. Uit de bestudering van de documentatie en tijdens de audit is het auditteam het volgende gebleken: • de instroom bij de opleiding MWD is de laatste jaren fors toegenomen. • de massaliteit van de opleiding is een reden voor de hoge uitval na het eerste studiejaar. • de relatief late bekendheid van de hoeveelheid eerstejaarsgroepen, studenten melden zich steeds later aan, heeft een wissel getrokken op de organisatie. • de schaalvergroting vraagt een andere voorbereiding en aanpak van de organisatie. • per september 2006 is daarop ingespeeld door extra reservegroepen in te roosteren en extra docenten aan te nemen. • om de instroom meer te kunnen beheersen is voor cursusjaar 2007-2008 voor de opleiding MWD een numerus fixus ingegaan van 185 studenten. Voltijdvariant De voltijdopleiding MWD kent een hoog percentage uitvallers na het eerste studiejaar. Dit is onder andere te verklaren door de nadruk in het eerste studiejaar op oriëntatie op beroep en selectie. Daarnaast kent MWD geen selectie aan de poort en is het van oudsher een studie die voor veel studenten een verkeerde keuze blijkt. Ook gebruikt een aantal studenten de propedeuse om door te kunnen stromen naar de universiteit. Voor de voltijdopleiding is een aantal activiteiten ontplooid om de uitval na het eerste studiejaar te reduceren: • aanwezigheid bij werkcolleges is verplicht gesteld om de binding met de opleiding te versterken; • het aantal uren studieloopbaanbegeleiding is verdubbeld; • de studieloopbaanbegeleider is tevens tutor in de integrale opdracht van blok 1 en 2; • er is expertise ingezet ten behoeve van de verbetering van de organisatie van de planning en de roostering; • adequate voorlichting. Cijfers door de opleiding verstrekt laten zien dat het aantal studiestakers in het studiejaar 2005/6 na één jaar 40% bedroeg. Het jaar daarvoor bedroeg dit nog 54% en in 2003/4: 52%. Daarmee is de opleiding terug op het niveau van studiestakers in de periode 2000-2003. De gemiddelde studieduur is vrij constant over de periode 2000-2006: 47-49 maanden. De gemiddelde studieduur van uitvallers ligt de laatste drie studiejaren onder de streefwaarde van 15 maanden. Zo bedroeg de gemiddelde studieduur van studiestakers in 2004/5 ruim 11 maanden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 53
Deeltijdvariant Na een aantal jaren met een dalende tendens voor wat betreft de instroom bij de deeltijdopleiding, is er in het studiejaar 2006-2007 sprake van een opleving met 40 instromende deeltijdstudenten. In studiejaar 20052006 is gestart met een gemeenschappelijke propedeuse voor MWD en SPH. Wat betreft het aantal uitvallers binnen de deeltijdvariant is er sprake van een wisselend beeld. In de regel staakt iets minder dan 40% van de groep instromende deeltijders na één studiejaar de opleiding. Uitzondering was het studiejaar 2003-2004 toen 68% van de studenten de studie na het eerste jaar verlieten. Een verklaring voor de uitval na één studiejaar in 2003 is een onjuiste voorlichting over de werkelijk te verwachten studiebelasting. De gemiddelde studieduur van de groep deeltijders ligt vanaf 2000 tussen de 33 en 41 maanden. De gemiddelde studieduur in het studiejaar 2005-2006 bedroeg 34,5 maanden. Vanaf studiejaar 2005-2006 is MWD een volledige deeltijdopleiding geworden. Daarvoor werden nog delen van het curriculum samen met de voltijdopleiding MWD gevolgd. Het programma is zowel inhoudelijk als organisatorisch geheel op de deeltijddoelgroep afgestemd. De opleiding verwacht dat dit een positieve invloed zal hebben op de uitval van studenten. Het percentage gediplomeerden in de voltijdopleiding is bij de hogeschool vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde. Bij de deeltijdopleiding ligt het landelijk gemiddelde van cohort 2000-2001 lager dan dat van de Hanzehogeschool. De gemiddelde studieduur bij de voltijdopleiding komt redelijk overeen met het landelijk gemiddelde. De gemiddelde studieduur bij de deeltijdopleiding is bij de Hanzehogeschool hoger dan het landelijk gemiddelde. De belangrijkste verklaring hiervoor is, dat MWD bij de Hanzehogeschool pas met ingang van cursusjaar 2006-2007 een verkorte leerroute kent. Uitvallers vertrekken bij de Hanzehogeschool sneller dan landelijk: de opleiding MWD Groningen hanteert een stevige selectie in de propedeuse. Na het behalen van de propedeuse wordt een maximale inspanning door de opleiding geleverd om studenten met een diploma de opleiding te laten verlaten. De uitval bij studenten met een vooropleiding MBO en HAVO is ongeveer gelijk.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding verhoudt zich jaarlijks tot de door de hogeschool vastgestelde streefcijfers en voert naar aanleiding van deze analyse verbetermaatregelen door; de rendementscijfers geven aan dat de opleiding ten opzichte van de door de hogeschool vastgestelde norm op onderdelen voldoet. Het auditteam merkt in dit verband expliciet op dat de opleiding op basis van onderzoek goed in de peiling heeft wat de oorzaak of oorzaken zijn van het niet voldoen aan een aantal rendementscijfers. Het invoeren van een numerus fixus is naar het oordeel van het auditteam een adequate maatregel om te voorkomen dat de rendementscijfers verslechteren doordat ongemotiveerde studenten de opleiding vroegtijdig verlaten; uit een vergelijking met kengetallen van andere MWD-opleidingen komt een gemiddeld tot positief beeld naar voren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 54
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende: het gerealiseerde niveau heeft aantoonbaar het niveau dat wordt nagestreefd; de opleiding verhoudt zich op onderdelen tot de door de hogeschool en het cluster vastgestelde streefcijfers en voert , daar waar dit niet het geval is, naar aanleiding van deze analyse verbetermaatregelen door.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 55
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING MWD voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V5
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V6
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
7
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 56
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING MWD deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V9
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V 10
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V 11
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
8
Extra aantekening: goed.
9
Extra aantekening: goed.
10
Extra aantekening: goed.
11
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 57
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-‘Accreditatiekader’ vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hanzehogeschool, in casu de Academie voor Sociale Studies, verzorgde HBO Bachelor Opleiding: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in beide varianten: voltijd en deeltijd, in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. 3.3.1. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel drie facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt;12 zes facetten van onderwerp 2 (“Programma”) als goed, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt;13 alle facetten van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt;14 alle facetten van onderwerp 5 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt;15 Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening toe te voegen aan zijn oordeel over de onderwerpen: (1) Doelstellingen Opleiding; (2) Programma; (3) Voorzieningen; (4) Interne kwaliteitszorg.
12
Zie § 1.5.2. onder D en E.
13
Zie § 1.5.2. onder D en E.
14
Zie § 1.5.2. onder D en E.
15
Zie § 1.5.2. onder D en E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 58
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
W.L.M Blomen De heer Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretarisdirecteur, en sinds 1992 als senioradviseur en later directeur en medeeigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. N. van Riet Mevrouw van Riet was van 1961 tot 1969 werkzaam als maatschappelijk werker en hoofd van de Sociale Dienst in De Hoogestraat in Leersum. In die periode was zij tevens al werkzaam binnen het onderwijs: van 1962-1964 aan de Academie voor Sociale Wetenschappen en Maatschappelijk Werk in Rotterdam om hier de afstudeerroute Medisch maatschappelijk werk op te zetten en uit te voeren en van 1967 tot 1969 aan de Academie De Horst in Driebergen als docent Algemene methodiek maatschappelijk werk in het 4e studiejaar. Daarna is zij tot aan haar vervroegde pensionering in 1999 verbonden geweest als stafdocent aan de Hogeschool van Amsterdam als docent Groepswerk en later docent Methodiekontwikkeling en beroepsinnovatie en aan Hogeschool De Horst als stafdocent Mehodiek. Zij heeft een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling en implementatie van het casemanagement op diverse terreinen van zorg en welzijn zoals de hulpverlening aan verstandelijk gehandicapten (zorgconsulent) en de reclassering (trajectbegeleiding). Zij heeft veel publicaties op haar naam staan, onder andere over groepswerk in het maatschappelijk werk, emanciperende hulpverlening, casemanagement, maatschappelijk werk in de (intramurale) gezondheidszorg, social work en ontwikkelingen op het terrein van maatschappelijk werk en opleidingen. In 1994 was zij lid van de eerste visitatiecommissie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Zij werkt thans nog mee aan Casusconsult, een elektronisch kennissysteem door en voor maatschappelijk werkers en is lid van de Adviescommissie van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. Mevrouw Van Riet heeft 10 boeken op het terrein van maatschappelijk werk op haar naam staan als (co)auteur. J. van Weeghel De heer Van Weeghel is thans directeur van het Kenniscentrum Rehabilitatie dat gelieerd is aan het Trimbos Instituut. Bij dit laatste instituut is hij tevens senior onderzoeker. Daarnaast is hij manager zorginnovatie bij Dijk en Duin, een zorgcentrum voor psychische en psychiatrische klachten met vestigingen in NoordHolland. Hij studeerde Volwasseneneducatie aan de RUG en promoveerde hier in 1995 op een dissertatie over ‘Herstelwerkzaamheden. Arbeidsrehabilitatie van psychiatrische patiënten’. Hij is ongeveer 30 jaar werkzaam op het terrein van rehabilitatie op verschillende niveaus: van projectleider rehabilitatie via hoofd afdeling Zorg en rehabilitatie (Trimbos Instituut) tot en met zijn huidige functies als directeur resp. senior onderzoeker. In 2001 ontving hij de Netherlands Mental Health Award voor zijn verdiensten op het onderzoeksterrein van de rehabilitatie van psychiatrische patiënten. De heer Van Weeghel heeft vele tientallen Nederlandse- en anderstalige publicaties op zijn naam staan. Daarnaast is hij een regelmatig spreker op congressen waar de rehabilitatie van psychiatrische patiënten centraal staat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 59
G.J. Stoltenborg De heer Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor van Hobéon in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. C. Grefte-Janssen Mevrouw Grefte Janssen is thans student MWD aan Hogeschool Windesheim in Zwolle. Zij studeert hier sinds 2004. Voorafgaand aan haar studie MWD heeft zij opleidingen gevolgd op het terrein van mode/kleding/ textiel. Vanaf 2004 heeft zij stages gelopen binnen verschillende maatschappelijke instellingen waaronder kinder- en jongerenwerk en Veteranenzorg. Mevouw Grefte-Janssen heeft eerder als studentlid deelgenomen aan de MWD audits in Amsterdam en Utrecht/Amersfoort. G. W.M.C. Broers De heer Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) als onderwijskundige aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt de heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 66
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie - Audit opleiding MWD – Hanzehogeschool 24 oktober 2007
Lokaal receptie G0.09 G0.09
Tijd 08.15 – 08.30 08.30 – 09.00 09.00 – 09.15
G0.09
09.15 – 10.00
G0.09
10.00 – 10.45
G0.09
10.45 – 11.00
G.0.09 11.00 – 11.45 (parallel)
Gesprekspartners
Managementteam Voor namen zie onderstaande tabel
Auditoren Auditteam Auditteam Auditteam:
Onderwerpen Inloop en ontvangst auditteam Voorbesprekingauditteam Wederzijdse kennismaking Definitieve vaststelling programma
W. Blomen N. van Riet J. van Weeghel H. Stoltenborg C. Grefte G. Broers Managementteam Strategisch beleid, visie, missie Auditteam: • Anita de Goed, TL VT propedeuse Marktpositie en instroom • Els van Putten, TL VT jaar 2 Internationalisering / Lectoraat / W. Blomen • Marianne Eggermont, TL VT ¾ + Innovatie N. van Riet deeltijd J. van Weeghel Kwaliteitszorg • Han de Ruiter, dean H. Stoltenborg Relatie beroepenveld Personeel / C. Grefte Deskundigheidsbevordering G. Broers Resultaten / rendementen Alumnibeleid Assessmentsystematiek Auditteam: Relatie beroepenveld Docenten – voltijd • Jelco Caro (propedeuse en Curriculum Studieloopbaan-begeleiding) W. Blomen Toetsen en beoordelen • Jacqueline Rothfusz N. van Riet Instroom (Internationalisering en 2/4 jr MWD) J. van Weeghel Stage en afstuderen • Charlotte Wekker (teamleidertaken 2e H. Stoltenborg Internationalisering / jaar MWD en alg. overzicht curriculum) C. Grefte Deskundigheidsbevordering • Jaap Bruijn (coördinator specialisatie G. Broers Studie(loopbaan)begeleiding jaar 4)
Docenten - deeltijd • Adriënne van Meggelen (coörd. 2e jaar deeltijd en examencie) • Moniek Delfgou (SLB, Blackboard en toetscie.) • Cees Nuyten (4e jaars coörd. en leerwerkplaats) • Muriël van der Spek (alg. coördinatietaken DT en supervisie)
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam:
Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding - varianten
W. Blomen N. van Riet G. Broers
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 67
A0.08 11.00 – 11.45 (parallel)
Lectoraat Rehabilitatie • Lies Korevaar (lector) • Peter van der Ende (lid kenniskring, onderzoek en promotie) • Sandra Vos (lid kenniskring, docente prop.)
Auditteam:
G0.09 11.45 – 12.15 (parallel)
Beoordeling/toetsing en examencommissie • Berthe Sikken (toetsbeleid) • Fokje ter Veen (stages) • Jolanda Kroes (coördinatie afstuderen) • Anneke Buikema (lid examencommissie)
Auditteam:
A0.08 11.45 – 12.15 (parallel)
Personeelsbeleid • Anita de Goed • Ineke Schollema (Teamleider) • Han de Ruiter
G1.13
12.15 – 13.00 13.00 – 13.45
Onderzoeksleerlijn Deskundigheidbevordering J. van Weeghel Relatie beroepenveld H. Stoltenborg C. Grefte Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen W. Blomen Bezwaar en beroep N. van Riet Vrijstellingen G. Broers Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast Auditteam: Scholingsplan Functioneringsgesprekken J. van Weeghel Aannamebeleid H. Stoltenborg Kwantitatieve behoefte C. Grefte Toekomstige ontwikkelingen Auditteam
Rondleiding • Thijs de Jong
Auditteam
G0.09 13.45 – 14.30 (parallel)
Studenten – voltijd • Rients Jansma, jaar 1 • Tine Potze, jaar 2 • Gjyljeta Hoxhaj, jaar 3 • Frouwien Stavast, jaar 4
Auditteam:
A0.08 13.45 – 14.30 (parallel)
Studenten – deeltijd • Karin Eleveld, jaar 1 • Ermo van Doorn, jaar 2 • Mina Chouabi, jaar 3 • Gea Bijmolen, jaar 4
G0.09 14.30 – 15.00 (parallel)
Kwaliteitszorg • Els van Putten • Wietske Kater
A0.15 14.30 – 15.00 (parallel)
Verificatie documenten
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen W. Blomen Studiebegeleiding (incl. stages) N. van Riet Studeerbaarheid, studielast G. Broers Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Auditteam: Informatievoorziening Toetsen en beoordelen J. van Weeghel Studiebegeleiding (incl. stages) H. Stoltenborg Studeerbaarheid, studielast C. Grefte Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Auditteam: Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering W. Blomen Betrekken van medewerkers, H. Stoltenborg studenten, alumni, werkveld Auditteam:
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
N. van Riet J. van Weeghel C. Grefte G. Broers
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 68
G0.09
15.00 – 15.15
G0.09
15.15 – 15.30
G0.09
15.30 – 16.30
G0.09
16.30 – 17.00
Auditteam
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Alle gesprekspartners & genodigden
(Deel) Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling en voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Hanzehogeschool Groningen 69