Hogeschool Zeeland, Vlissingen Opleiding:
Croho: Varianten:
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), hbo-bachelor; 34616 voltijd en deeltijd
Visitatiedatum:
12 september 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 6 6 7 8 10
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 17 29 33 36 39
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke competenties
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
43 44 51 55 56 58
3/59
4/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Deel A: Onderwerpen
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
5/59
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) van de hogeschool Zeeland heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 12 september 2007. Het panel bestond uit: De heer drs. J. Loovers (domeinpanellid); Mevrouw A. Timmermans-Kuiken (domeinpanellid); Mevrouw K. Dirks (studentpanellid); Mevrouw drs. M.J.J. van Beers (NQA auditor); Mevrouw A.H.F. Klandermans (NQA junior-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De hogeschool Zeeland (HZ) heeft ongeveer 4000 studenten en ruim 300 medewerkers in de locaties Vlissingen en Terneuzen. Ongeveer 10 procent van de studentenpopulatie is afkomstig uit het buitenland. De HZ biedt 24 bachelor opleidingen aan in voltijd en een aantal ook in deeltijd en duaal. De HZ is sinds september 2004 georganiseerd in Departments: Maritime Operations; Engineering; Information and Communication; Health and Welfare; Education; Business Administration; Environment & Applied Science; en Professional Core. 6/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Onder dit laatste Department vallen programmaonderdelen als taal-, communicatieve vaardigheden, onderzoeksvaardigheden, wiskunde en statistiek. De Departments staan onder leiding van een Head. Naast de verschillende Departments is er een aantal ondersteunende diensten. Tot 1 januari 2002 was de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) onderdeel van de hogeschool INHOLLAND. MWD was één van de samengestelde delen van de SOSA (Sector Opleidingen Sociale Arbeid), die op een aantal locaties, waaronder Vlissingen, deeltijdopleidingen aan volwassenen aanbood, volgens het concept Werkend Leren Leren. In september 2004 is voor het eerst gestart met het aanbieden van voltijdopleidingen volgens het onderwijsmodel van INHOLLAND. Vanwege de overname door de hogeschool Zeeland is de structuur van het programma aangepast. De lopende deeltijdcohorten hebben hun programma in het oude model afgemaakt. Cohort 2004-2005 (zowel voltijd als deeltijd) is overgestapt naar het onderwijsmodel van de hogeschool Zeeland (HZ Onderwijskompas). Op het moment van visitatie zijn de laatste SOSAstudenten afgestudeerd. De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening maakt samen met de opleidingen Management in de Zorg, Personeel en Arbeid, Verpleegkunde, en Sociaal Pedagogische Hulpverlening deel uit van het departement Health and Welfare. De opleiding wordt aangeboden in een voltijd- en deeltijdvariant. Het aantal voltijdstudenten bedraagt in 2007 401. De totale omvang van het team Social Work hbo is 13,9 fte. Gezien de studentenpopulatie in september 2007, is de docent/student ratio 1:29. Studenten vanaf cohort 2004-2005 (zowel voltijd als deeltijd) zijn ingestroomd in het onderwijsmodel van de hogeschool Zeeland, zoals beschreven in het HZ Onderwijskompas. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in augustus 2007 inhoudelijk voor op het bezoek 12 september 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
7/59
prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in oktober 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in oktober 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking;
8/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
9/59
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
10/59
Opleiding MWD Voltijd
Deeltijd
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Onvoldoende Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Onvoldoende Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Goed Voldoende Goed
Goed Voldoende Goed
Positief
Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Doelstellingen opleiding Het facet domeinspecifieke eisen is beoordeeld als voldoende, de andere twee facetten als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De facetten instroom en afstemming tussen vormgeving en inhoud zijn beoordeeld als goed, het facet duur als voldaan, het facet studielast als onvoldoende en de overige facetten als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Alle facetten worden beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen De beide facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het facet maatregelen tot verbetering is beoordeeld als voldoende, de overige facetten als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten De beide facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
11/59
12/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Deel B: Facetten
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
13/59
14/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het Beroependomein Maatschappelijke Dienstverlening (1996) zijn de beroepskwalificaties beschreven die vereist worden om het beroep juist te kunnen uitoefenen. Dit beroependomeinprofiel ligt ten grondslag aan het landelijk door alle opleidingen MWD vast gestelde Opleidingsprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (1998). Op basis van de landelijke Profilering Agogisch Domein (PAD) (2004) heeft de opleiding een vertaling gemaakt naar beroepscompetenties (Startcompetenties Social Work hbo, 2007). In het PAD (2004) wordt geen internationale vergelijking gemaakt van de kerncompetenties. Vanaf studiejaar 2008 zal PSAO (Profilering Sociaalagogische Opleidingen) de basis voor de opleiding worden. Dit document wordt ook wel PAD II genoemd en zal het PAD uit 2004 gaan vervangen. In PAD II is aansluiting gezocht met de beroepenstructuur voor zorg en welzijn, Klaar voor de toekomst (2005) en wordt gewerkt aan de internationale vergelijking met de kerncompetenties. Zowel PAD als PAD II is tot stand gekomen in overleg met het landelijke beroepenveld. De opleiding baseert zich voor de acht kerncompetenties op het landelijke PAD (2004). Deze kerncompetenties zijn Social Work breed geformuleerd en worden binnen de hogeschool Zeeland zowel voor MWD, als voor SPH gehanteerd (Startcompetenties Social Work hbo, 2007). Het regionale werkveld heeft ingestemd met het document Startcompetenties Social Work hbo (2007). Het panel concludeert dat door het formuleren van Social Work brede kerncompetenties er geen specifieke MWD profilering in de competenties naar voren komt. Dit komt echter wel terug in de onderwijscontext. Tevens zijn de kerncompetenties uitgewerkt in drie niveaus, het hoogste niveau (startcompetenties) is uitgewerkt in deeltaken. Het werkveld geeft in het gesprek met het panel aan de keuze van de opleiding om breed op te leiden te ondersteunen. Op basis van PAD II (2008) is een werkgroep voor het hbo bezig met de ontwikkeling van onderwijsgerichte eindtermen op het gebied van kerntaken, kernopgaven en competenties. De hogeschool anticipeert op deze ontwikkelingen en maakt in haar opleiding het onderscheid tussen SPH en MWD door de keuze (contextspecifiek leren) van de stageplaats en de selectie van de keuzevakken in de hoofdfase van de opleiding (Opleidingsspecifieke deel van de OER SW hbo 2007-2008). Vanwege het ontbreken van de internationale vergelijking komt het panel tot het oordeel voldoende. © NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
15/59
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De curriculumbreakdown van Social Work is gebaseerd op het Onderwijskompas (2004), waarin het te bereiken niveau hogeschoolbreed is vastgelegd. Hierin worden de kerncompetenties uitgewerkt in drie segmenten (niveaus), te weten niveau propedeuse, niveau Associate Degree en startniveau (hbo-niveau). Door aan de competenties in opklimmende moeilijkheidsgraad te werken kan een student aan de eisen van zijn toekomstige beroep voldoen en het hbo-niveau bereiken. De curriculumbreakdown is beschreven in Startcompetenties Social Work hbo (2007). De niveaus komen als volgt terug in het programma. Het eerste jaar is voornamelijk gericht op oriëntatie op het beroep en het werkveld, het ontwikkelen van beroepshouding en kennisverwerving. Het tweede jaar wordt dit verdiept, door een combinatie van theorie en praktijk. In het derde jaar volgt de theoretische verdieping op majorniveau en wordt een minor gekozen. In het vierde jaar wordt gewerkt aan specifieke majorcompetenties en de integratie van de competenties. In de dekkingsmatrix Social Work worden kerncompetenties en het niveau per deeltaak weergegeven. In het Specifieke OER SW (2007-2008) geeft de opleiding in een matrix weer hoe de Dublin-descriptoren zijn gekoppeld aan de kerncompetenties. Een voorbeeld hiervan is de Dublin-descriptor kennis en inzicht die terug te vinden is in de kerncompetenties: methodisch werken, professionaliseren, belangen behartigen, onderzoeken en legitimeren. Het panel stelt op basis hiervan vast dat er een adequate koppeling is gemaakt tussen de kerncompetenties en de Dublindescriptoren.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het beroepsprofiel en de landelijke opleidingskwalificaties zijn in samenspraak met het landelijke beroepenveld vastgesteld. Daarnaast is het beroepsprofiel besproken in de regionale werkveldcommissie en is met het profiel ingestemd (Verslagen werkveldcommissie Social Work). De ontwikkelingen in het beroep worden beschreven in het beroepsprofiel en in de visie van Social Work. Voorbeelden van 16/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
ontwikkelingen zijn de verbreding binnen het werkveld, de ontwikkeling van kwaliteitszorg en kwaliteitsborging en het toegenomen belang van ondernemerschap. Het panel stelt op basis van de gesprekken vast dat het niveau en de inhoud van de opleiding wordt afgestemd met de regionale werkveldcommissie. Werkveldvertegenwoordigers worden ook inhoudelijk bij de opleiding betrokken, onder andere bij het afstuderen. Het doel van de opleiding is om startbekwame maatschappelijk werkers af te leveren, die al enige ervaring hebben opgedaan in de praktijk, die professioneel en ethisch verantwoord kunnen handelen. Praktijkvorming en de ontwikkeling van een professionele houding nemen een belangrijke plaats in binnen het curriculum. Beroepsbeoefenaars houden zich binnen het beroepsterrein Maatschappelijk Werk bezig met vragen, tekorten en problemen die samenhangen met de wijze waarop mensen in hun sociale omgeving functioneren. Het beroep wordt uitgeoefend binnen een veelvoud aan werkvormen en voorzieningen. Onder andere bij adviesbureaus voor jeugd, gezin en opvoeding, crisisopvang, bedrijfsmaatschappelijk werk, begeleid-wonen projecten, consultatiebureaus voor alcohol en drugs, de gemeentelijke sociale dienst, justitiële behandel- en opvanginrichtingen, ouderenwerk en vluchtelingen werk. De opleiding stelt zich ten doel een brede opleiding op te zetten in overleg met het werkveld. De werkveldvertegenwoordigers geven in het gesprek met het panel aan dat zij liever generalisten willen dan specialisten. Het panel stelt vast dat de opleiding dan ook aansluit bij de wensen vanuit het werkveld.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleent studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het didactisch concept van de hogeschool komt in de courses tot uitdrukking door de combinatie informatie-student-praktijk volgens het ISP model, waarbij de volgorde door de docent wordt bepaald. In het begin van de opleiding ligt de nadruk op informatie en student, de praktijk komt aan bod via simulaties en groepsopdrachten. Het leerproces wordt vooral gestimuleerd door een verbinding te leggen tussen wat een student al weet en kan en de theorie en praktijk. Studenten leren hoe zij uit © NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
17/59
informatie en ervaringen kennis construeren en hoe hun eigen leerproces het beste verloopt. De literatuur is in elke coursebeschrijving opgenomen en wordt jaarlijks geëvalueerd door de docent en zo nodig aangepast. Het panel heeft de vakliteratuur bekeken en is van mening dat de gebruikte literatuur beperkt actueel en weinig vakinhoudelijk/ MWD specifiek is. Het merendeel van de literatuur die wordt gebruikt is Nederlandstalig. Het opleidingsmanagement geeft in het gesprek aan geen Engelstalige literatuur toe te voegen, omdat uit ervaring is gebleken dat de Engelstalige literatuur het vakgebied onvoldoende dekt. In het binnenschoolse onderwijs wordt zoveel mogelijk gewerkt met praktijkgeoriënteerde situaties of beroepsproducten die studenten in de praktijk tegenkomen. Een aantal courses is samen met het werkveld ontwikkeld. Studenten volgen onder andere een course 'Huiselijk Geweld', waarin simulaties worden gegeven en ze volgen een course 'Trauma en rouwverwerking' waarin een cliënt met een traumatische ervaring wordt begeleid. In de course 'Inleiding Methodisch Werken' wordt een training gegeven aan de hand van de interculturele problematiek van een cliënt. In de trainingen wordt gebruik gemaakt van deskundigen uit de praktijk. Studenten doen voldoende vaardigheden op in het studieprogramma, onder andere doordat er gewerkt wordt met echte cliënten. De opdrachten en casussen die in het onderwijs worden gebruikt zijn voldoende actueel. Het panel is van mening dat studenten in de brede zin agogische technieken krijgen, maar te weinig MWD specifiek. Praktijkoriëntatie heeft een belangrijke plaats in het curriculum, onder andere via workshops en de werkveldoriëntatie. Tijdens de werkveldoriëntatie (vrijwilligerswerk) van 120 uur lopen studenten bij drie verschillende instellingen in het eerste jaar een oriënterende stage. Met het regionale werkveld vindt overleg plaats over de praktijkvorming en stages. Voltijdstudenten lopen, naast de werkveldoriëntatie, in het tweede en vierde jaar 20 uur per week stage (SOB stage oriëntatie en begeleiding 2007). Uit het gesprek met studenten komt naar voren dat zij positief zijn over de praktijkoriëntatie in het programma en dit voldoende in het programma vinden terug komen. Studenten krijgen de mogelijkheid een stage te volgen in het buitenland, ze gaan op studiereis naar het buitenland en er worden twee courses Engels aangeboden. Binnen de courses is aandacht voor interculturele communicatie en het omgaan met cliënten met andere culturele achtergronden. Studenten doen in het vierde jaar een praktijkgericht onderzoek, waarvan de resultaten worden verwerkt in afstudeerscripties. Het praktijkgericht onderzoek houdt in dat de student op een methodologisch verantwoorde wijze een vraagstelling van de eigen organisatie onderzoekt en op basis daarvan oplossingen formuleert om het gewenste doel in die organisatie te bereiken. Deeltijdstudenten hebben vanaf het eerste jaar een werk- of stageplaats van minimaal 20 uur in de week. De opleiding eist dat deeltijdstudenten aantonen dat ze competenties behalen in hun werk. Als dat in hun werk niet kan, dan moet dat door middel van een aanvullende stage. Hier wordt een goede koppeling gelegd tussen de leeractiviteiten in de authentieke setting van de student en de leeractiviteiten op 18/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
school. Het verband tussen theorie en praktijk wordt gelegd door uitwisseling van opdrachten die studenten aan de hand van de uitgereikte literatuur in de praktijksituatie uitvoeren. Die uitwisseling vindt plaats door onderlinge presentaties of in werkgroepen waarover de docent feedback geeft. In deze setting kan de actualiteit van de beroepspraktijk eenvoudig in de lessen worden ingebracht. Tijdens een Studium Generale vertellen deskundigen uit de praktijk over hun ervaringen. Dit gebeurt in samenwerking met beide ROC s in Zeeland en de Brabants-Zeeuwse werkgeversvereniging (BZW) (brochure Studium Generale 20062007). Het panel is van mening dat docenten voldoende voorbeelden uit de praktijk in het onderwijs inbrengen, waardoor het programma actueel blijft. Tevens levert het lectoraat voldoende input, onder andere door middel van toegepast onderzoek, voor de opdrachten die studenten dienen te maken. Uit het gesprek met docenten komt naar voren dat er voldoende casuïstiek uit het werkveld gebruikt wordt. Tevens wordt door het werkveld ook casuïstiek aangeleverd. Studenten worden gestimuleerd binnen de vrije studieruimte (vrije compositie course) deel te nemen aan conferenties en symposia. Tevens volgen studenten PC-courses (Professional Core) waarbij hun onderzoeksvaardigheden, het presenteren en het rapporteren getraind worden. Het panel is van mening dat de casuïstiek goed is en dat studenten voldoende praktijk in de opleiding krijgen. Tevens doen zij toegepast onderzoek. Echter concludeert het panel dat de literatuurlijst beperkt actueel en weinig vakinhoudelijk is en komt hierdoor op het oordeel voldoende.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool Zeeland heeft de ambitie om in 2008/2009 het onderwijsconcept Koersbepalend Leren (KBL) over alle vier de studiejaren van alle opleidingen te hebben ingevoerd. Het onderwijsconcept is beschreven in het HZ Onderwijskompas (2005). Het HZ Onderwijskompas bevat aanwijzingen om een competentiegericht curriculum te ontwikkelen. Deze aanwijzingen zijn vastgelegd in negen stappen die alle opleidingen moeten doorlopen. Deze stappen leiden tot de volgende resultaten, die in 2006 van alle opleidingen beschikbaar dienen te zijn:
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
19/59
o De opleidingen hebben een competentiebreakdown die een relatie legt tussen de startcompetenties, deeltaken, structurele problemen, kenmerkende beroepssituaties en indicatoren. o De competentiebreakdown levert een overzicht op van kennis, vaardigheden en attitude die een student met behulp van een cursus moet realiseren. Deze doelen zijn opgenomen in de cursusbeschrijving. o Op basis van deeltaken en doelen wordt de inhoud van de cursus bepaald. o De dekkingsmatrix brengt in beeld in welke cursussen een student aan welke competenties werkt. Het panel stelt vast dat de competenties van MWD zijn uitgewerkt volgens bovenstaand beschreven structuur (Startcompetenties Social Work hbo, 2007) en dat volgens deze structuur de courses zijn ontwikkeld. De invoering van KBL is in september 2004 van start gegaan. Vanaf september 2007 is de gehele opleiding ingericht volgens KBL. De hogeschool toetst of opleidingen aan de KBL-principes voldoen door middel van een ontwikkelmatrix. In 2004-2005 heeft elke opleiding een competentiebreakdown gemaakt, op basis waarvan studenten hun keuze bepalen. Alle cursussen met de te realiseren competenties zijn op Infonet te vinden. Binnen het KBL is er een systeem van keuzeregels waarmee studenten via een dekkingsmatrix tot een selectie van geschikte courses kunnen komen. In de OER zijn de hogeschoolbrede keuzeregels beschreven, opleidingen voegen daar een opleidingsspecifieke bijlage aan toe. Het panel stelt vast dat voor de opleiding MWD in elke course is aangegeven aan welke competenties en aan welke deeltaken de student werkt (Coursebeschrijvingen). Aan de hand van een dekkingsmatrix kan de student zien in welke course hij aan welke competenties werkt en op welk niveau (Opleidingsspecifieke OER). Het Intern Accreditatieteam (IAT) beoordeelt de ontwikkelde cursussen op kenmerken die passen bij het onderwijsconcept. Eind 2006 wordt gewerkt aan een andere opzet. Op basis van kritische opmerkingen vanuit de opleidingen, worden er werkvelddeskundigen aan het IAT toegevoegd, zodat er een betere bewaking van het cursusniveau en het programmaniveau mogelijk wordt, zoals tijdens de audit bleek. De cursussen die nu in het KBL-programma worden uitgevoerd zijn gerelateerd aan de competenties van de opleiding. Inhoudelijk leidend voor het programma zijn de competenties, zoals geformuleerd in Profilering Agogisch Domein (PAD) (2004). Hierin zijn de beroepscompetenties Maatschappelijk Werk opgenomen. In de competentiebreakdown zijn de Dublindescriptoren opgenomen en is het hbo-niveau verwerkt in de competenties, deeltaken en kennis, vaardigheden en persoonskenmerken (KVP's) van de bachelor. De Dublin-descriptoren komen terug in de eigen courses van de opleiding en in de courses van de Professional Core (PC) (vergelijk facet 1.2). Het panel is van mening dat de dekkingsmatrix per onderwijseenheid goed is uitgewerkt. De deeltaken in de competentiebreakdown zijn zodanig geformuleerd, dat kan worden vastgesteld in welke mate studenten ze hebben gerealiseerd. Voor alle deeltaken zijn daartoe kwaliteitscriteria opgesteld, waarmee docenten kunnen toetsen of studenten de deeltaken beheersen. Meer in detail worden deze criteria uitgewerkt 20/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
in de courses. Het panel vindt dat in het studiemateriaal de kerncompetenties goed beschreven staan, het is echter van mening dat er te weinig leerdoelen worden omschreven in het studiemateriaal. Studenten vullen dit aan met hun eigen leerdoelen, die zij vastleggen in hun ontwikkelingsportfolio. Een belangrijk onderdeel van de competentiebreakdown is het benoemen van kennis, vaardigheden en persoonskenmerken (KVP's) die passen bij de competenties en kerntaken. De KVP's worden in de courses vertaald naar leerdoelen en gekoppeld aan de kwaliteitscriteria, waaraan opdrachten moeten voldoen. Studenten leren hbo-generieke vaardigheden die met de Dublin-descriptoren beschreven staan in courses van de Professional Core (PC). In deze courses trainen studenten sociaalcommunicatieve vaardigheden als rapporteren en presenteren, Engels en onderzoeksvaardigheden in Systematische Probleemaanpak. Studenten geven in de evaluaties aan dat de relatie tussen competenties en inhoud van de PC-courses verbeterd moet worden. Tevens geven studenten aan dat zij het MWD-specifieke gehalte van de opleiding onvoldoende ervaren. De opleiding heeft inmiddels hierin verbeteringen aangebracht. Het panel is van mening dat doelstellingen goed doorvertaald zijn naar het studieprogramma en dat de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid biedt om de eindkwalificaties te bereiken. Het panel concludeert dat de competenties alleen op niveau 3 zijn doorvertaald naar leerdoelen, niveau 1 en 2 zijn nog niet voldoende uitgewerkt. Daarmee komt het tot het oordeel voldoende in plaats van goed.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Samenhang in het programma wordt geborgd doordat: o alle majorcursussen rechtstreeks zijn afgeleid van competenties en leerdoelen; o de cursussen uit de professional core inhoudelijk zijn afgestemd met het majorprogramma; o praktijk en theorie beide ieder semester aan de orde komen; de wijze waarop kan per bachelorprogramma verschillen. Mogelijkheden: stages, onderzoeksopdrachten, gastlessen, excursies en dergelijke; o de keuzeregels die zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Tijdens de generieke audit is gebleken dat de keuzevrijheid van studenten wordt ingeperkt door keuzeregels in de OER en instapvoorwaarden van courses. Dit bevordert de samenhang tussen courses die een student volgt. Studenten kunnen 25 procent van het programma buiten de eigen opleidingscourses invullen (o.a. via minoren), mits de gekozen courses bijdragen aan de realisatie van de competenties. Binnen de professional core kunnen ook keuzes gemaakt worden.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
21/59
Studenten kunnen binnen de opleiding zelf invulling geven aan de Vrije Compositie Courses (maximaal 7,5 EC). Tevens kiezen studenten voor een minor Good Practice of Social Work , Jeugd of Begeleidingskunde met een omvang van 30 EC, die verbredend of verdiepend is. Studenten maken daarnaast een keuze uit het hogeschool brede aanbod. De studieloopbaancoach begeleidt de student in het keuzeproces. De keuzeruimte voor de student wordt beperkt via de keuzeregels in de OER en wordt de invulling van de keuzeruimte wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie. De bachelor Social Work bestaat uit de majors Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). De eerste twee jaar volgen SPH- en MWD-studenten een identiek programma, de laatste twee jaar volgen zij een specifiek major-programma en kunnen ze uit drie minoren kiezen uit het hogeschool brede aanbod. Het majorprogramma en de minoren zijn gestructureerd in courses, gebaseerd op de competenties van de MWD'er. Daarnaast volgen studenten courses van de Professional Core, die bachelorcourses ondersteunen. Binnen het majorprogramma worden verplichte bachelorcourses (Social Work), stagecourses (specifiek MWD) en verplichte majorcourses (MWD) onderscheiden. Het eerste jaar is gericht op oriëntatie op het beroep en het werkveld, het ontwikkelen van een beroepshouding en op kennisverwerving. In het tweede jaar worden deze verdiept door een combinatie van theorie en praktijk. In het derde jaar volgt een theoretische verdieping op majorniveau en kiest de student voor een specialisatie via de minor. In het vierde jaar werken de studenten aan de specifieke majorcompetenties. In de afstudeeropdracht worden competenties geïntegreerd beoordeeld. De dekkingsmatrix is leidend in het zichtbaar maken van de samenhang van het curriculum. In deze matrix is zichtbaar gemaakt in welke cursussen een student aan welke competenties werkt. De samenhang ontstaat vooral door het concentrische karakter van het programma, dat een toenemende complexiteit kent van situaties, contexten of van de kennis in de studiejaren. In ontwikkeling is de algehele samenhang van competenties en deeltaken binnen het curriculum. Studenten geven aan dat zij niet altijd samenhang ervaren in de HZ-specifieke thema s (duurzaamheid, veiligheid en ethiek). De opleiding heeft hierin verbeteracties voor het komende studiejaar gepland. Sommige studenten blijken moeite te hebben met de integratie theorie-praktijk. De opleiding geeft aan vanaf cohort 2007 een betere verbinding te leggen tussen courses van Professional Core en bachelorcourses. Het panel concludeert uit de gesprekken met studenten en docenten dat zij nog niet tevreden zijn over de samenhang in het programma. Docenten geven aan dat er wel veranderingen zijn doorgevoerd. Zo plannen zij vaker teamoverleg waarin wordt samengewerkt en actieplannen worden opgesteld en uitgevoerd. Docenten geven ook aan dat er een hoge prioriteit gegeven moet worden aan de verbetering van de samenhang en structuur binnen het programma. Zij zijn inmiddels begonnen in het
22/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
teamoverleg met het bespreken van de samenhang en het op elkaar afstemmen van de courses. De dekkingsmatrix is leidend bij deze ontwikkelingen. Het panel is van mening dat de globale samenhang er is, maar dat deze nog verder verfijnt dient te worden. Het opleidingsmanagement geeft in het gesprek aan dat zij prioriteit legt bij de samenhang en dat daarvoor al maatregelen zijn. Het panel komt op grond hiervan tot het oordeel voldoende.
Facet 2.4
Studielast
Onvoldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Docenten zijn zich bewust van de noodzaak van evenredige spreiding van studielast over het jaar (Studiebelasting in SW en Urenverantwoording course). Het panel constateert uit het gesprek met voltijdstudenten dat er nog geen evenredige spreiding is van de studielast. Zo studeren zij in de eerste twee jaar meer per week dan in het derde en vierde jaar (gemiddeld tussen de 10 en 20 uur, het gemiddelde heeft hier betrekking op het aantal uren studie naast de contacturen). In de laatste twee jaar zouden studenten graag meer lesuren en vakken willen zien, onder andere in de Verslavingszorg. De studielast wordt door middel van evaluaties in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat voornamelijk deeltijders een zware studielast ervaren, onder andere door stressfactoren in de werksituatie. Deeltijdstudenten geven in het gesprek aan per week 20 uur of meer te studeren (het gemiddelde heeft hier betrekking op het aantal uren studie naast de contacturen). De opleiding heeft al maatregelen genomen met betrekking tot de verdeling van courses over de semesters, maar dit heeft nog niet alle problemen opgelost. Uit de verslagen van de kwaliteitskringen blijkt dat studenten vinden dat het aantal studiepunten niet altijd overeenstemt met de werkelijke tijdsbesteding. Door vertegenwoordigers in het studentenberaad is een onderzoek uitgevoerd binnen hun groep naar de studiebelasting van courses van de Professional Core. Het onderzoek heeft opgeleverd dat het vak Engels gemiddeld genomen een 20% te hoge studielast heeft. Deze bevindingen zijn met de PC besproken. Voor de bekendmaking van beoordelingen geldt een termijn van tien werkdagen (OER 2007-2008). Studieresultaten worden verwerkt via de applicatie Infonet. De cijfers zijn voor studenten na invoering direct zichtbaar. Studenten kunnen ervoor kiezen hun cijfer via sms-bericht te ontvangen. Uit de evaluaties blijkt dat studenten hogeschoolbreed ontevreden zijn over de lesroosters. De opleiding is van plan dit probleem in het studiejaar 2007-2008 op te lossen. Het panel constateert in de gesprekken met studenten dat informatie over
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
23/59
aan te schaffen literatuur (onder andere werkboeken en readers) en het rooster vaak niet op tijd is, wat ook geldt voor stagehandleidingen. Studenten vinden dit hinderlijk als het semester al begonnen is, hierdoor kunnen zij geen goede start maken. De opleiding streeft ernaar dat docenten in de nabijheid van leslokalen en werkruimtes werken, zodat ze voor studenten goed bereikbaar en benaderbaar zijn. In het studiejaar 2007 wordt het aantal lokalen en werkruimtes uitgebreid door middel van een verbouwing. Docenten zijn bereikbaar via e-mail. Studenten geven in de gesprekken aan dat ze de bereikbaarheid van de docenten goed vinden. Aan de hand van de gesprekken met studenten concludeert het panel dat het programma niet voldoende studeerbaar is en dat factoren die de studievoortgang belemmeren een te grote rol spelen. Omdat de studielast nog niet evenredig verdeeld is en de informatie voorafgaand aan een course de studeerbaarheid belemmert, komt het panel tot het oordeel onvoldoende.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De toelatingsprocedure voor alle categorieën studenten staat in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding. De toelating sluit aan bij landelijke afspraken en wet- en regelgeving voor toelating van havisten, mbo'ers en vwo'ers. Studenten van 21 jaar of ouder zonder relevante opleiding kunnen worden toegelaten via een 21-plustoets. MWD hanteert, naast de algemene toelatingseisen betreffende vooropleiding, specifieke toelatingseisen voor buitenlandse studenten. Deze zijn vastgelegd in een code of conduct en bevatten ondermeer vereisten ten aanzien van voldoende beheersing van de Engelse taal. Mbo-studenten met niveau 4 van verwante opleidingen (vooral SPW) hebben recht op 60 EC vrijstelling van courses in de eerste twee jaar (Opleidingsspecifieke OER). Studenten volgen een verkort programma van drie jaar, waarvan het eerste jaar bestaat uit een combinatie van cursussen uit de eerste twee jaar van het programma. In het eerste jaar worden courses aangeboden waarbij aandacht is voor het conceptuele denken, voor het tempo van het verwerken van opdrachten en literatuur en voor het reflectievermogen van de student. De hogeschool werkt in regionaal verband met ROC's aan een digitaal portfolio. Ook werkt de hogeschool aan een EVC-procedure, waardoor de aanwezigheid van competenties of kwalificaties bij studenten beter inzichtelijk wordt. Het opleidingsmanagement bevestigt dit en geeft in het gesprek aan dat de hogeschool een doorlopende leerlijn mbo-hbo ontwikkelt op basis van de nieuwe kwalificaties in het mbo.
24/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Met ROC Zeeland is een afspraak gemaakt om vanaf 2007 courses uit het propedeusejaar op te nemen in het derde en vierde jaar van de opleiding Sociaal Agogisch Werk, zodat de aansluiting naadloos tot stand komt (Verslag van overleg met ROC Zeeland, 15-05-2007). Om de aansluiting tussen vooropleiding en hbo-opleiding te bevorderen zet de hogeschool voorlichtingsinstrumenten in als brochures en website, voorlichtingsdagen en informatie op voorlichtingsbijeenkomsten van het VO en mbo. Mbo-studenten geven in het gesprek met het panel aan dat de vorm van het onderwijs op het hbo anders is, met name dat het meer praktijkgericht is. Zij vinden dat er een goede aansluiting is van mbo naar hbo. Ook studenten vanuit het voortgezet onderwijs zijn tevreden over de aansluiting qua vorm en inhoud.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De formele studieduur van de opleiding is 240 EC. De wijze waarop de credits zijn verdeeld over de studiejaren staat in de OER en in de Studiegids. Het opleidingsprogramma is verdeeld in courses. Bachelorcourses hebben een omvang van 7,5 EC. Courses van de Professional Core hebben een omvang van 2,5 EC of 1,25 EC.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het didactisch concept dat aan het Koersbepalend Leren ten grondslag ligt is uitvoerig beschreven in het HZ Onderwijskompas. De kern is dat de hogeschool uitgaat van een sociaalconstructivistische visie op leren, waarbij leren zowel binnen als buiten de school plaatsvindt. Het onderwijs is ingericht op het verwerven en realiseren van competenties bij studenten. De voor het beroep benodigde competenties lopen als een rode draad door het onderwijs- en onderzoeksaanbod. Een competentie is opgedeeld in deeltaken. Bij iedere deeltaak zijn structurele problemen, mogelijke beroepssituaties, verwachte resultaten en criteria voor de kwaliteit van de taakuitvoering en de resultaten ervan beschreven.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
25/59
De visie van de hogeschool heeft geleid tot een didactisch model dat het ISP-model wordt genoemd: Informatie-Student-Praktijk (HZ Onderwijskompas). De docent zorgt in zijn courses voor een afwisseling tussen deze drie elementen. Een beroepssituatie, vaak gecombineerd met een beroepsproduct, staat altijd centraal in een course. Competentiegericht onderwijs verlangt van de student een toenemende zelfstandigheid en een systeem waarbij de ontwikkeling van de student goed en betrouwbaar gevolgd kan worden. De verantwoordelijkheid voor het leerproces wordt in de loop van de studie verschoven van docent naar student. Dit komt onder andere naar voren in het feit dat studenten toenemende mogelijkheden krijgen zelf de leerdoelen te bepalen. Docenten, studieloopbaancoaches en programmacoördinator vervullen de rol van bewaker van de opleidingsdoelen. Beroepshouding wordt voornamelijk ontwikkeld in de Studieloopbaancoaching, bij de methodische werkbegeleiding in het tweede jaar en in het bijzonder in de supervisie in het vierde jaar. Het portfolio is in dit verband een belangrijk begeleidingsmiddel om de ontwikkeling van de student te volgen. Vanaf het eerste leerjaar leren studenten persoonlijke ontwikkeldoelen smart te omschrijven en feedbackinstrumenten te verzamelen, die ze kunnen gebruiken bij de uitvoering van hun ontwikkelingsgericht portfolio. Zij formuleren eigen leervragen, die voortkomen uit hun werk of studie, op gebieden als luistervaardigheden, gespreksvaardigheden en reflecteren teneinde hun persoonlijke effectiviteit te vergroten. In het derde leerjaar werken studenten gericht aan de majorcompetenties van MWD. Studenten leren daarnaast projectmatig te werken en oefenen hun presentatievaardigheden. In dit jaar kiezen studenten voor een minor. In het vierde leerjaar werken studenten aan verdieping, zowel op school als in de praktijk, en voeren een afstudeeropdracht uit waarin de student bewijst de competenties op startniveau te beheersen. Docenten kunnen in een online catalogus kiezen uit diverse werkvormen voor de courses. Dit is een hulpmiddel om de courses gevarieerd in te richten. Er worden voornamelijk hoorcolleges en trainingen gegeven. Daarnaast is groepswerk erg belangrijk binnen het programma. Studenten geven in de gesprekken aan dat zij tevreden zijn over de werkvormen en dat de koppeling tussen theorie en praktijk goed is. Studenten krijgen daarnaast te maken met onderzoekend leren, werken met casuïstiek, probleemoplossend en productgericht leren, incidentmethode, socratische gespreksvoering en projectonderwijs. Samenwerking met medestudenten biedt een realistische context voor het ontwikkelen van competenties als effectief communiceren, kennis delen, feedback geven/ ontvangen en problemen oplossen. Dit leren gebeurt in een glijdende schaal van sturing: van docentsturend en gedeeld sturend naar zelfsturend leren (in het begin vervullen docenten de rol van docent, vervolgens van partner en tenslotte zijn zij coach op de achtergrond). Studenten kunnen later hun leren en werken sturen onder eigen verantwoordelijkheid.
26/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Het panel heeft het materiaal bestudeerd en concludeert naar aanleiding van de gesprekken met studenten, docenten en het opleidingsmanagement dat de afstemming tussen vormgeving en inhoud goed is.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool heeft een toetsbeleid, maar wil dit nader concretiseren. Hierin is vastgelegd: o dat een course een of meer toetsen bevat; o op welke aspecten van het KBL-concept getoetst wordt: duurzame kennis, integratie van kennis/vaardigheden/persoonskenmerken in een beroepssituatie en een reflectieopdracht; o dat er voor iedere course een toetsmatrijs, beoordelingscriteria en een antwoordprotocol beschikbaar dienen te zijn; o dat de kwaliteit van toetsen bewaakt wordt; o dat studenten hun toetsen zelf archiveren in verband met de opbouw van een portfolio. De opleiding MWD gebruikt het vastgestelde toetsbeleid van de hogeschool (HZtoetsbeleid) en schenkt daarnaast aandacht aan de validiteit en betrouwbaarheid, door toetsen met collega's te bespreken. De implementatie van het toetsbeleid is nog gaande. In studiejaar 2007-2008 wordt het uitgewerkt en ingevoerd. Een aantal opleidingen heeft een toetscommissie, die de kwaliteit van toetsen bewaakt. Tijdens de audit bleek dat het toetsbeleid nog veel aandacht verdient. Met name de borging van het eindniveau en de kwaliteit van het eindproduct moeten hierin beter beschreven worden. De hogeschool heeft de Dublindescriptoren nader uitgewerkt in de notitie Royaal het hbo-niveau bereiken, zodat docenten beter het niveau van courses en toetsen kunnen aantonen. Toetsing blijkt vaak nog docentafhankelijk te zijn. Wel komen steeds meer intercollegiale beoordelingen van gemaakte toetsen tot stand. Bij het afstuderen zijn standaard twee docenten en de bedrijfbegeleiders betrokken. Er worden diverse toetsvormen gebruikt bij de opleiding MWD, afhankelijk van de competenties en leerdoelen die de studenten in de course moeten realiseren. Aan het eind van de course vindt er summatieve toetsing plaats en tussentijds wordt er formatief getoetst. Dat wil zeggen dat schriftelijke tentamens, presentaties, rapportages, werkstukken, reflectieverslagen, onderzoeksverslagen, projectopdrachten, notities en mondelinge gesprekken/ verantwoording als toetsinstrument worden gebruikt. Toetsen zijn gebaseerd op de deeltaken en producten die in de courses beschreven zijn en op KVP-indicatoren. Uit het gesprek met docenten wordt duidelijk dat zij opdrachten beoordelen op criteria als: voldoende © NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
27/59
gebruik van onderzoek en literatuur, de wijze van verwerking en uitvoering van de opdrachten en de vraag of het werkveld hiermee zou kunnen werken. Tijdens het afstuderen doen studenten een praktijkgericht onderzoek, waarin ze aantonen over alle beroepscompetenties te beschikken. Vanaf 2007 werken studenten met een nieuw model voor het afstuderen (Afstuderen in de Social Work afdeling MWD en SPH studiejaar 2007/2008). Uit het materiaal blijkt dat de afstudeerfase getoetst wordt met een afstudeerproject en een presentatie/verdediging voor een eerste en tweede examinator (resp. afstudeerbegeleider en opdrachtgever) en een onafhankelijk lid uit de beroepspraktijk. In elke course worden KVP's getoetst. In de coursebeschrijvingen is opgenomen hoeveel en welk soort toetsen de student kan verwachten en voor welk deel ze de eindbeoordeling bepalen. De beoordelingscriteria zijn vooraf bekend bij studenten en opgenomen in de studiehandleidingen en coursebeschrijvingen. De relatie met de te bereiken competenties in de beroepssituatie staat bij een toets altijd centraal om het competentieniveau van de student te bepalen. Op deze manier probeert de opleiding de student te stimuleren tot actief leren. Het leerproces wordt gemonitord door middel van reflectieverslagen en gesprekken met de studieloopbaancoach. Tot en met 2006-2007 werd gewerkt met semesters van 17 studieweken. Vanaf 2007-2008 zijn dit studieperiodes van 19 weken geworden. Er vindt een tussentijdse toets plaats om studenten te laten inzien of ze voldoende kennis van de courses onder de knie hebben. Studenten krijgen feedback op tentamens via inzage, die meestal door docenten individueel wordt geagendeerd. De feedback op cases en opdrachten wordt voor een deel tussentijds gegeven door concepten te bespreken en voor een deel onmiddellijk na de afsluitende presentatie of na afloop van de course. Uit het gesprek met studenten komt naar voren dat zij van docenten een goede inhoudelijke feedback krijgen. Bij de deeltijders worden zoveel mogelijk projecten en opdrachten in de beroepscontext van de student uitgevoerd. Een deel van de begeleiding ligt bij de organisatie waar de student werkt, maar de beoordeling vindt altijd plaats onder verantwoordelijkheid van een docent. Het panel concludeert dat in het onderdeel casuïstiek de competenties beoordeeld worden en dat deze beoordeling eerlijk en helder is. Ook bij andere toetsvormen zijn de criteria helder. Voor opdrachten en onderzoeken worden beoordelingsformulieren gebruikt waarop inhoudelijk feedback wordt gegeven. Docenten stemmen onderling de toetsen en beoordelingen af. Wel is het panel van mening dat voor de toetsen op het eerste en tweede niveau duidelijkere criteria geformuleerd moeten worden. Studenten geven in de gesprekken met het panel aan een transparante beoordeling te ervaren en dat zij weten wat ze bij de toetsing te wachten staat. Naar aanleiding van het bestudeerde materiaal en de gesprekken met docenten en studenten concludeert het panel dat het toetsbeleid en de borging van de toetsen (onder andere door intercollegiale toetsing) en beoordelingen nog in ontwikkeling is.
28/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
De opleiding dient hier aandacht aan te schenken. Het opleidingsmanagement geeft in het gesprek aan dat de toetsing een speerpunt is van de opleiding. Op grond hiervan komt het panel tot een voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Voldoende
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool is recent gestart met een nieuw personeelsbeleid, voornamelijk ten aanzien van het beoordelen van het functioneren van medewerkers. Dit beleid is op interactieve wijze met de Departments tot stand gekomen. Tijdens de generieke audit bleek dat dit positief door betrokkenen wordt gewaardeerd. De ontwikkelingsmatrix voor het KBL-traject laat per opleiding en/of department zien in hoeverre het KBLconcept is ingevoerd. De hogeschool eist dat wat vakinhoud betreft docenten een adequate opleiding hebben gevolgd en bij voorkeur relevante werkervaring in de beroepspraktijk hebben. Hierop worden docenten geselecteerd in de selectieprocedure. Docenten houden contact met de praktijk door stage- en afstudeerbegeleiding. Voor alle docenten is het mogelijk om stagiairs en afstudeerders te begeleiden. Hoeveel en welke docenten in enig jaar daadwerkelijk stagiairs of afstudeerders begeleiden is onderwerp van gesprek bij het vaststellen van de taakbelasting voor een jaar. Dit is een gesprek tussen leidinggevende en docent. De leidinggevende draagt er zorg voor dat alle docenten regelmatig begeleidende taken hebben, maar docenten kunnen in het overleg ook aangeven in enig jaar andere prioriteiten te willen leggen. Binnen de opleiding MWD onderhouden de vaste docenten contacten met de praktijk door stage- en/of afstudeerbegeleiding. Er zijn docentenstages mogelijk op basis van overleg tussen docent, head of department en P&O. Van de mogelijkheid om stage te lopen maken docenten in beperkte mate gebruik. Tevens bevordert de hogeschool de aanstelling van deeltijddocenten die naast een docententaak werkzaam blijven in de beroepspraktijk. Docenten houden hun vakinhoudelijke kennis in de eerste plaats bij in het kader van de in de CAO bepaalde tijd. De mogelijkheden die de hogeschool daarnaast biedt om de vak- en beroepsinhoudelijke professionaliteit verder te ontwikkelen zijn: deelname aan kenniskringen van lectoraten, promotie in het hbo, doceren aan buitenlandse partnerinstellingen. Het team van MWD bestaat uit negen vaste docenten en een aantal tijdelijke docenten, dat werkt binnen het Department Health en Welfare. Tevens wordt een
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
29/59
aantal courses uitgevoerd door docenten van het Department of Business Administration en de Professional Core en worden gastdocenten uit het beroepenveld ingezet. Studenten hebben in iedere onderwijsperiode minstens één keer les van een deskundige uit de beroepspraktijk. De opleiding streeft ernaar het werkveld nog meer te betrekken bij de opleiding door werkveldvertegenwoordigers te vragen voor lesactiviteiten, toetsbeoordelingen en toetsconstructie, aldus het opleidingsmanagement. Het panel is van mening dat de opleiding momenteel weinig gastlessen verzorgd. Het panel vindt dat deze meer innovatief kunnen zijn en dat er meer creatieve workshops en symposia verzorgt kunnen worden. Studenten geven in de gesprekken aan dat ze de praktijkervaring van docenten voldoende vinden. hogeschoolbreed is in het najaar van 2006 een kwalitatief onderzoek geweest naar de mate waarin docenten zich gewaardeerd voelen. Dit onderzoek heeft geleid tot het Actieplan Passie voor Professie. Doelstelling is om meer bottom up te werken en docenten de ruimte te geven in onderling overleg de vakinhoudelijke en didactische componenten van hun werk te ontwikkelen. De opleiding wil de praktijkkennis van docenten vergroten door onder andere meeloopstages. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat de mogelijkheden voor het lopen van een docentstage bekend zijn en dat ze per stage drie keer een werkveldbezoek afleggen. Vrijwel alle docenten MWD zijn afkomstig uit de praktijk. Diverse docenten werken naast het docentschap in de beroepspraktijk. Uit de CV's blijkt dat ze academisch geschoold zijn en/of een ruime ervaring in de praktijk hebben. Één docente is gepromoveerd en een andere docent werkt aan een promotieonderzoek binnen het lectoraat Sociale Veiligheid. Het panel is van mening dat de praktijkachtergrond van docenten op basis van de eigen werkervaring te beperkt of verouderd is. Dit aspect heeft de aandacht van het management bij werving en selectie van nieuw personeel. Het panel concludeert aan de hand van het materiaal en de gesprekken met docenten en het opleidingsmanagement dat de opleiding zich ervan bewust is dat de praktijkgerichtheid van de docenten aandacht verdient. Het panel komt op grond hiervan tot het oordeel voldoende.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De docent/student ratio die door het CvB voor MWD is vastgesteld is 1:30. De totale omvang van het team Social Work hbo is 12,8 fte. Door de PC wordt 1,1 fte ingezet voor de opleiding, de totale omvang is hiermee 13,9 fte. Gezien de studentenpopulatie in september 2007, zal de docent/student ratio 1:31,3 worden exclusief 1,1 fte van PC. Omdat 30 EC binnen de opleiding wordt verzorgd door docenten van de Professional Core (1,1 fte) is de feitelijke ratio 1:28,8 (Formatie30/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
overzicht H&W per team, 15-06-2007). Door de combinatie van SPH en MWD is het niet mogelijk een exacte specificatie te geven voor MWD, docenten werken samen binnen een team. Het ziekteverzuim binnen het Department bedroeg 12,5% in 2006-2007. Het hoge verzuim had deels te maken met een grote werkdruk, veranderingen binnen de organisatie en de invoering van Koersbepalend Leren. Tevens waren een aantal medewerkers langdurig ziek. Inmiddels heeft de opleiding een aantal maatregelen getroffen: zieke docenten zijn in het afgelopen jaar op korte termijn vervangen, werkdruk is onderwerp van gesprek in functioneringsgesprekken en teamoverleggen, er wordt extra formatie aangesteld, er is teamcoaching opgezet en er is een decentrale structuur ontwikkeld zodat de regelcapaciteit van docenten wordt vergroot. Uit de gesprekken met het opleidingsmanagement blijkt dat er aan wordt gewerkt om het ziekteverzuim omlaag te krijgen, het ziekteverzuim ligt momenteel op 6%. De opleiding heeft nieuwe fte aangesteld en hoopt nu in een stabielere tijd te komen. Het panel is van mening dat het de werkdruk hoog blijft indien men niet meer fte beschikbaarstelt in het kader van de docent/studentratio. In het najaar van 2006 is een kwalitatief onderzoek geweest naar de tevredenheid van medewerkers. In navolging hierop zijn er op hogeschoolniveau onderwijskundige en organisatorische maatregelen getroffen om docenten in de gelegenheid te stellen hun werk goed in te richten en de kaders daarvoor aan te passen. Onder andere is het teamoverleg verschoven van maandelijks naar wekelijks om zaken op elkaar af te stemmen en te bespreken. Docenten geven in het gesprek aan dat dit voor hen een verbetering is omdat er afspraken over de werkverdeling worden gemaakt. Uit module-evaluaties en besprekingen met studenten in het studentenberaad blijkt dat studenten tevreden zijn over de bereikbaarheid en de inzet van docenten. Uit de gesprekken met de docenten blijkt dat het docententeam enthousiast is en er inmiddels teamsupport plaatsvindt om onderling afstemming te krijgen met betrekking tot courses en taakverdelingen. Zij zijn van mening dat de teamsupport beter kan. De aanvulling van twee docenten heeft de krappe inzet van docenten wel verminderd, maar hiervoor dienen nog wel structurele maatregelen getroffen te worden. Een vooruitgang ervaren docenten in de regelcapaciteit die ze nu krijgen, voorheen voelden zij zich hierin onvoldoende gefaciliteerd. Het panel is van mening dat er meer tijd besteed dient te worden aan het primaire proces en dat de student-docent ratio aan de hoge kant is. Het teamwork zou verder moeten worden aangemoedigd. Het panel kan uit de gesprekken met het opleidingsmanagement opmaken dat de opleiding werkt aan het terugdringen van het ziekteverzuim en het onder controle krijgen van de werkdruk. Het panel is positief over deze inspanning. Het management is zich bewust is van wat er speelt. Met de in achtneming van bovenstaande kanttekeningen komt het panel tot het oordeel voldoende.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
31/59
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het personeelsbeleid van de hogeschool is vastgelegd in de nota Personeelsbeleid HZ. De competenties waarover een docent dient te beschikken zijn beschreven in de functiebeschrijvingen die samen het functiegebouw van de hogeschool vormen. Beginnende docenten worden gecoacht door ervaren docenten. Uit het gesprek met docenten van MWD blijkt dat het management een inwerkplan heeft opgesteld voor nieuwe docenten, dat gezamenlijk concreet ingevuld wordt en toegespitst wordt op de situatie van de desbetreffende persoon. De hogeschool eist dat docenten vakinhoudelijk en onderwijskundig/didactisch bekwaam zijn. Docenten die geen of onvoldoende onderwijskundige en/of didactische deskundigheid bezitten, volgen een interne cursus didactiek en onderwijskunde. Deze cursus is extern gevalideerd door Fontys Hogescholen. Via workshops en intervisiebijeenkomsten kunnen docenten zich professionaliseren. Ook voor de invoering van KBL zijn docenten door middel van workshops getraind. Verder zijn er trainingen voor het gebruik van de VLD (virtual learning desktop). Het functiehuis, het houden van functioneringsgesprekken en het maken van POP s is de combinatie van instrumenten die de hogeschool inzet om de kwaliteit van de medewerkers op peil te houden en waar nodig te actualiseren. Met alle docenten is een planning- en evaluatiegesprek gevoerd, waarin tevens het functioneren aan de orde komt. Uit het materiaal en de gesprekken bij MWD blijkt dat dit nog wel in ontwikkeling is, docenten geven aan dat het team nog zoekende is naar een betere afstemming en samenhang in de beoordeling van studenten. Uit de CV's blijkt dat docenten MWD een vakinhoudelijke bekwaamheid hebben. Er is voldoende spreiding van expertise over het vakgebied van de opleiding MWD. Docenten worden gestimuleerd om zich vakinhoudelijk te ontwikkelen, door (bij)scholing te volgen en congressen te bezoeken. Er is minimaal 40 uur bijscholing per docent per jaar gereserveerd. Uit het gesprek met docenten komt naar voren dat de scholingsmogelijkheden vooral op basis van aanvraag gaan en niet vanuit de opleiding. Docenten kunnen docentstages volgen en andere vormen van deskundigheidsbevordering. Onderwijskundige en didactische bekwaamheid van docenten wordt op diverse manieren op peil gebracht en gehouden. Startende docenten zonder onderwijsbevoegdheid volgen een onderwijskundige en didactiekcursus van een jaar. Alle docenten hebben cursussen en workshops gevolgd om hen voor te bereiden op nieuwe werkvormen en docentrollen die behoren bij Koersbepalend Leren (overzicht hiervan in Koersplanner).
32/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Voor de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs werken docenten in HZ-verband met elkaar samen. De opleiding wordt gecoördineerd door de programmacoördinator en aangestuurd door de Head of Department. De head is verantwoordelijk voor de totstandkoming en de kwaliteit van het programma-aanbod. Ieder kwartaal voert de head overleg met het CvB, waarin hij verantwoording aflegt over het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. Het panel is van mening dat docenten voldoende gekwalificeerd zijn voor de realisatie van het programma. Omdat de borging van de kwalificatie van docenten nog in ontwikkeling is (POP/PAP, functionerings- en beoordelinggesprekken) komt het panel tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool wil studenten een aangename en moderne leeromgeving bieden die stimuleert tot studeren en werken. De hogeschool beschikt over moderne werkplaatsen, laboratoria en ict-voorzieningen. De hogeschool is van mening dat een aantal materiële voorzieningen modernisering behoeft. Recente vernieuwingen zijn: een liftvoorziening in de oudste vleugel, een laboratorium voor Microsysteemtechnologie en laboratoriumvoorzieningen voor chemie. In het Informatiebeleidsplan 2005-2009 zijn de ict-beleidsdoelstellingen voor de gehele hogeschool opgenomen. De uitvoering van dit plan ligt op schema. De hogeschool vernieuwt de leeromgeving van studenten en de werkomgeving van studenten en medewerkers voortdurend. In veel lokalen zijn moderne AV- en ictmiddelen voorhanden. De mediatheek groeit toe naar een centrum voor informatieverwerving. De mediatheek biedt een cursus informatievaardigheden voor studenten aan. De hogeschool beschikt over een boekhandel (die naast studieboeken ook literatuur en kantoorartikelen verkoopt), een uitzendbureau, en een kopieer- en printcentrum. De opleiding MWD beschikt, samen met de andere opleidingen binnen HZ, over een mediatheek, studentenwerkplekken, leslokalen en ict-voorzieningen. De Mediatheek beschikt over actuele vakliteratuur en tijdschriften en is geabonneerd op verschillende databanken. De collecties zijn online te raadplegen. De mediatheek werkt samen met de Zeeuwse Bibliotheek.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
33/59
De opleiding heeft behoefte aan ruimtes waar studenten hun gespreksvaardigheden kunnen trainen en waar zij in kleine groepen kunnen werken aan opdrachten. Een docentenwerkgroep ontwikkelt hiervoor een verbouwingsplan, dat in de loop van het schooljaar 2007-2008 gerealiseerd gaat worden. Voor de start van het schooljaar wordt vooruitlopend hierop een lokaal ingericht als trainingsruimte. De toewijzing van lokalen aan de opleiding wordt centraal geregeld via het bureau roostering en planning. Lesruimtes zijn er in verschillende omvang en inrichting en zijn geschikt voor groepen van 10 tot 30 studenten. De hogeschool beschikt tevens over collegezalen die geschikt zijn voor groepen van ongeveer 120 personen. Studenten maken voornamelijk gebruik van computers in de directe omgeving van de leslokalen en werkgroepruimtes. In de praktijk zijn alle computers van de hogeschool beschikbaar. De student/computerratio is 1:4,5. Alle computers op de hogeschool bieden toegang tot internet en digitale leerbronnen. De Virtual Learning Desktop en het Infonet vormen de basis voor het beschikbaar stellen van lesmateriaal en van de cijferadministratie van de opleiding. De hogeschool beschikt op de tweede verdieping over een draadloos netwerk, waar studenten met hun laptop kunnen werken. Dit wordt geleidelijk uitgebreid. Studenten en docenten kunnen van buiten de hogeschool inloggen op de digitale leeromgeving van de opleiding om informatie over rooster en studie in te zien, deel te nemen aan discussieforums of een digitaal college te volgen. Medewerkers delen een werkruimte met drie collega's. Iedere medewerker beschikt over een eigen computer of notebook met internetverbinding. Uit het HZ-brede Studenttevredenheidsonderzoek (2004) blijkt dat studenten redelijk tevreden zijn over de faciliteiten. De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij voor onderwijs ook naar het gebouw van het roc moeten. Voor hen is het vervelend om te zien dat er wel allerlei andere organisaties in het gebouw van de HZ zijn gehuisvest. De verschillende groepen die het panel heeft gesproken geven aan dat de opleiding op dit moment te krap behuisd is, met name voor het werken in kleinere groepen zijn er te weinig werkplekken. Daarom komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool wil dat de studiebegeleiding is afgestemd op de ontwikkelingsfase van de student. De begeleiding dient aan te sluiten bij de behoefte in het licht van de te bereiken eindresultaten. De opleiding MWD sluit aan bij het HZ-brede beleid voor studieloopbaanbegeleiding, waarin studieloopbaancoaches (SLC), POP's en
34/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
portfolio s een plaats hebben (Handleiding SLC HZ-HR). Bij Social Work is de SLC tevens stagedocent. De studenten worden in het KBL-concept begeleid door een studieloopbaancoach (SLC). De taken van de SLC zijn beschreven in de SLC handleiding 2006/2007. Naast het verzorgen van studiecontracten heeft de SLC tot taak de student te gidsen naar die cursussen die passen bij de competenties die de student moet verwerven om aan het competentieprofiel van de bacheloropleiding te voldoen. In de OER zijn de regelingen opgenomen die sturing geven aan het systeem van studieloopbaancoaching en de instrumenten die de coach ter beschikking staan, zoals studiecontract, portfolio en POP. Per semester sluit de student een studiecontract af. De SLC monitort dit: zowel inhoudelijk als procesmatig. Als een student keuzes maakt die passen binnen het keuzeaanbod van een opleiding, dan accordeert de programmacoördinator het contract. Kiest een student cursussen buiten het keuzeaanbod, dan beslist de examencommissie over het studiecontract. Studenten MWD hebben een coach, die hen begeleidt bij hun leerproces, studieloopbaankeuzes en dergelijke. Coach en student blijven tijdens de gehele studie aan elkaar verbonden, waardoor de coach de studievoortgang van de student kan bewaken. De rol van de coach is vastgelegd in het document Competentiemanagement, Persoonlijkontwikkelingsplan-navigeren en reflecteren. Eerstejaars worden schriftelijk geïnformeerd via SLC-nieuws. Bij praktijkopdrachten en het afstuderen worden studenten begeleid conform de protocollen zoals vastgelegd in afstudeerhandleiding. In de werk- of praktijksituatie is er een leidinggevende, dan wel coach aanwezig, die de student voorziet van feedback op de uitvoering van de opdrachten. Tijdens de studie vindt een drietal werkveldbezoeken plaats door de SLC. Bij de bezoeken wordt de voortgang van de stage beoordeeld aan de hand van de competenties en beoordelingscriteria. Studenten werken met een ontwikkelingsgericht portfolio, waarmee zij inzichtelijk maken hoe ze denken te gaan voldoen aan de eisen die de school of beroepspraktijk stelt, uitgaand van hun persoonlijke kennis en vaardigheden. De studieloopbaancoach begeleidt de student bij de ontwikkeling van het portfolio. Uit de evaluaties van de opleiding blijkt dat studenten tevreden zijn over de aard en de kwaliteit van de studiebegeleiding. In het gesprek met het panel bevestigen de meeste studenten dit, maar sommige studenten hebben een minder betrokken begeleider gehad. De opleiding stelt zich ten doel dat er supervisorentrainingen komen, wat is opgenomen in de PE-gespreksverslagen, maar op dit moment is dit nog weinig planmatig uitgewerkt. Voor studenten zijn diverse informatiebronnen beschikbaar. De belangrijkste daarvan zijn het infonet en de digitale leeromgeving daarbinnen: de VLD (virtual learning desktop). In de VLD kunnen alle betrokkenen (student, coach, programmacoördinator) zien of de student op schema ligt en courses met voldoendes afsluit. Het panel heeft de VLD gezien en stelt vast dat hier voldoende informatie te vinden is. Lesroosters en tentamenroosters worden via Infonet gepubliceerd.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
35/59
Studenten waarderen deze dienst als matig, ze vinden dat de informatie niet tijdig beschikbaar is (zie facet 2.4). De hogeschool gaat hier maatregelen voor treffen. Studenten ontvangen volgens de hogeschool tijdig de correcte informatie over hun studieprogramma. Het panel heeft dit bij MWD niet bevestigd gezien. Het panel heeft verschillende portfolio s ingezien en stelt vast dat hier voldoende informatie in zit. De opleiding ziet het portfolio als een begeleidingsinstrument waarin een student werkt aan persoonlijke leerdoelen en daarom is er veel variatie. Het panel is van mening dat studenten onvoldoende richtlijnen meekrijgen voor het samenstellen van hun portfolio, waardoor de functie van het portfolio nog niet optimaal is. Het panel komt hierdoor en vanwege de informatievoorziening tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool heeft in het document Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland op hoofdlijnen doelen geformuleerd ten behoeve van de onderwijsprocessen. Ook zijn de normen om de kwaliteit van het onderwijs te toetsen, beschreven. Tevens beschrijft het plan de onderzoeksmethode en -frequentie en de te ondernemen acties indien niet aan de norm wordt voldaan. In de Evaluatiekalender is voor een periode van drie jaar aangegeven wanneer evaluaties worden afgenomen. Ten behoeve van de analyse van de uitkomsten heeft de hogeschool een KBLontwikkelmatrix ontwikkeld waarmee de invoering van KBL onderzocht kan worden, en per opleiding in kaart gebracht kan worden waar deze staat in haar ontwikkeling. Deze matrix is onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem (zie Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland). In het studiejaar 2006-2007 is de KBL-ontwikkelmatrix in een pilot voor het eerst bij een aantal opleidingen toegepast. De eerste ervaringen duiden er op dat het meetinstrument nauwkeuriger moet worden ingesteld. Sinds de invoering van Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland (KO-HZ) wordt het onderwijs systematisch geëvalueerd. Daarvoor is een evaluatiekalender opgesteld die als bijlage aan het KO-HZ is toegevoegd. Vanwege strubbelingen bij de invoering van een nieuw evaluatie-instrument hbo-spiegel in het cursusjaar 20052006 zijn niet alle evaluaties die gepland waren uitgevoerd. De prioriteit is gegeven aan het evalueren van de cursussen uit het nieuwe KBL-concept, het functioneren van de studieloopbaancoach en globale evaluatie van het oude programma. Enkele opleidingen hebben ook stages geëvalueerd. In het cursusjaar 2006-2007 worden
36/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
naast de onderwijsevaluaties ook studenttevredenheidsonderzoeken uitgezet en worden alle meewerk- en afstudeerstages geëvalueerd. Het CvB streeft ernaar het kwaliteitszorgtraject te koppelen aan de planning- en controlcyclus. Hiermee verkrijgt het College inzicht in de onderwijskundige ontwikkeling en het niveau van de opleidingen, en de plannen die opleidingen maken om de bereikte kwaliteit te handhaven of te verbeteren. De kwaliteit van de opleiding MWD wordt systematisch geëvalueerd zoals beschreven in het HZ-beleid. De HZ-brede streefcijfers die in het document Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland 06-2007 zijn opgenomen, gelden als streefnorm. Een course dient gemiddeld met een 7 op een tienpuntsschaal te worden beoordeeld. Na iedere onderwijsperiode worden studenten uitgenodigd een aantal digitale vragenlijsten in te vullen over de gevolgde courses. De opleiding kent een kwaliteitskring, waarin de resultaten van de evaluaties worden besproken. Sinds kort gebeurt dit onder leiding van studenten zelf, in de rol van student-assistent. Het panel stelt vast dat de respons hierbij in veel gevallen aan de lage kant is. Tevens worden studenten bevraagd via een algemeen hogeschoolbreed studenttevredenheidsonderzoek. Dit vindt eens per twee jaar plaats. Onder studenten die voortijdig stoppen met de opleiding, wordt ook een enquête gehouden. Aan het einde van de opleiding worden studenten/afgestudeerden bevraagd over stage en afstuderen via de stage- en afstudeerenquête. Elke vier jaar wordt onder alumni en werkgevers een startbekwaamhedenonderzoek afgenomen. Daarnaast nemen werkgevers deel aan de enquête tevredenheid werkgevers. De medewerkers worden bevraagd via een tweejaarlijks medewerkerstevredenheidsonderzoek. Het panel concludeert op basis van het materiaal en de gesprekken dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding werkt onder andere aan verbetermaatregelen naar aanleiding van de evaluaties met studenten en overleg in het studentenberaad SWH. Deze maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanpassing van algemeen Engels naar English for specific purposes, de inhoudelijke inpassing van systematische probleemaanpak, communicatieve vaardigheden in de context van de opleiding vanaf het nieuwe studiejaar en courses specifiek voor MWD. Een aantal is grotendeels gerealiseerd.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
37/59
De bijeenkomsten over Passie voor Professie hebben inmiddels geleid tot besluiten over veranderingen in het onderwijs. In het studiejaar 2007-2008 krijgen opleidingen de mogelijkheid om courses op te delen in kleinere onderwijseenheden, waardoor studenten eerder beloont worden voor hun studie-inspanningen. Ook zal de opleiding dat studiejaar werken aan het verhelderen van beoordelingscriteria in relatie tot het hbo-niveau van de opleiding. De opleiding stelt vast dat ze moet toegroeien naar een meer formele vaststelling van verbeteracties. De kwaliteitscoördinator van de opleiding stimuleert het invullen van vragenlijsten en koppelt resultaten naar studenten en docenten terug. Tevens zorgt hij voor verbeteracties waar nodig. Het panel heeft verschillende voorbeelden gezien van verbeteracties, maar komt tot het oordeel voldoende omdat de verbeteracties nog niet gerealiseerd zijn waardoor resultaten voor het panel nog niet zichtbaar zijn. Tevens moet de opleiding nog groeien naar een formele vaststelling van verbeteracties.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het document Kwaliteitszorg Onderwijs Hogeschool Zeeland bevat een overzicht van rollen van betrokkenen: docenten, kwaliteitscoördinatoren, studenten, opleidingscommissies, kwaliteitskringen en beroepenveld. De respons op vragenlijsten is in een aantal gevallen te laag geweest om betrouwbare uitspraken te doen. Om de respons te verbeteren heeft de hogeschool onderwijsevaluaties in het studiejaar 2006-2007 op basis van de studiecontracten afgenomen, waardoor de respons bij alle opleidingen naar verwachting zal stijgen naar rond 70 procent. Tevens kunnen de resultaten onmiddellijk na afname van de vragenlijst met studenten besproken worden. Het betrekken van medewerkers bij kwaliteitszorg gebeurt via teamoverleggen en opleidingscommissies. In het docententeamoverleg van Social Work worden evaluatieve opmerkingen en verbeteracties besproken. Medewerkers spelen eveneens een rol in de zogeheten Interne Accreditatieteams, die vooraf de kwaliteit van courses onderzoeken, en in het project Passie voor Professie. Studenten worden hogeschoolbreed bij het verbeteren van de onderwijskwaliteit betrokken via kwaliteitskringen en opleidingscommissies. Studenten MWD hebben inspraakmogelijkheden via het studentenberaad Social Work en in de departementsbrede Opleidingscommissie. Het studentenberaad is een formeel overlegorgaan waarin de waardering van studenten voor het onderwijs wordt
38/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
vastgelegd. Studenten kunnen ook deelnemen aan de kwaliteitskring Social Work, dat alle course evaluaties bespreekt en met verbetervoorstellen komt. De uitkomsten van de kwaliteitskring worden besproken in het studentenberaad en vertaald naar concrete verbeterpunten. Studenten hebben ook op informele wijze hun inbreng in de kwaliteit van de opleiding. De betrokkenheid van werkveld en alumni bij kwaliteitsverbetering is in ontwikkeling. Bij een aantal opleidingen is het werkveld betrokken bij het ontwikkelen en verbeteren van courses voor KBL. Een aantal andere opleidingen gaat deze werkwijze overnemen, andere betrekken het werkveld niet op courseniveau maar op doelstellingenniveau bij de ontwikkeling van het curriculum. Het werkveld van MWD is op diverse manieren betrokken bij de opleiding. In de eerste plaats via de werkveldcommissie die de actualiteit en de praktijkgerichtheid van de kwalificaties bespreekt. De werkveldcommissie bestaat uit zeven leden en komt minimaal drie keer per jaar bijeen. Op basis van de gesprekken en de notulen stelt het panel vast dat de overleggen regelmatig plaatsvinden. Verder is het werkveld betrokken bij de beoordeling van opdrachten en afstudeerwerkstukken van studenten door deel te nemen aan jurybeoordelingen. Tevens hebben ze inbreng in de ontwikkeling van cursusmateriaal. Alumni worden betrokken bij de opleiding door middel van gastlessen, zij leveren cursusmateriaal en casussen aan of begeleiden stagiairs. Gestructureerd alumnibeleid heeft de opleiding nog niet. Het panel is van mening dat de opleiding genoeg inzet om medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding te betrekken. Hierdoor komt het panel tot het oordeel goed.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studenten die aan de opleiding MWD zijn afgestudeerd in de afgelopen jaren zijn alle deeltijdstudenten geweest, die ingeschreven stonden bij hogeschool INHOLLAND. Er zijn nog geen afgestudeerden van de huidige voltijd en deeltijdopleiding MWD als onderdeel van de HZ. In de eindfase van de opleiding laat de student aan de hand van een afstudeeropdracht zien dat hij aan de eisen van het beroep voldoet. De student neemt zelf het initiatief voor de opdracht en voert die uit in de praktijk. Het afstudeertraject is het zelfstandig uitvoeren van een diepgaande studie van een
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
39/59
bepaald onderwerp en/of het zelfstandig uitvoeren van een complexe onderzoeksopdracht binnen het vakgebied van MWD. Het afstuderen omvat 15 EC. In de Afstudeerhandleiding is de procedure beschreven. Het panel heeft de afstudeerhandleiding gezien en stelt vast dat de procedure en de criteria waarop beoordeeld wordt duidelijk zijn. Voor de inhoud van het eindwerkstuk wordt gebruik gemaakt van het programma WAP. Het afstuderen gebeurt binnen een instelling. Het werkstuk wordt beoordeeld aan de hand van vooraf vastgestelde criteria door een examinator, een docent en een deskundige uit het beroepenveld. Naast het werkstuk vormt ook een presentatie/verdediging onderdeel van de beoordeling in aanwezigheid van toehoorders vanuit het werkveld. Het panel heeft geen afstudeerwerk kunnen zien van studenten die de gehele opleiding van de hogeschool Zeeland hebben gevolgd. De eerste studenten zullen pas volgend jaar afstuderen. Het panel heeft wel stageverslagen uit het derde jaar ingezien en stelt vast dat deze van voldoende niveau zijn. De aandacht voor de integratie tussen theorie en praktijk verdient nog wel meer aandacht. Op basis van deze verslagen, verwacht het panel dat de studenten na vier jaar het hbo-niveau zullen behalen. Het panel heeft wel scripties gezien van studenten die in Vlissingen de MWD-opleiding hebben gevolgd, maar niet onder de naam van hogeschool Zeeland en deze zijn ook van voldoende niveau. Het panel komt tot het oordeel voldoende omdat het eindniveau van de opleiding nog onvoldoende zichtbaar is. Het panel heeft positieve verwachtingen over het eindniveau op basis van de producten, die de studenten in eerdere studiejaren hebben gemaakt, die het panel heeft ingezien en op basis van de opzet van het curriculum. De werkveldvertegenwoordigers die het panel heeft gesproken zijn positief over de studenten tijdens de stages en zij hebben dan ook verschillende studenten tijdens de opleiding een baan aangeboden, waarna de studenten zijn overgestapt naar de deeltijd. De werkveldvertegenwoordigers geven aan dat de studenten kennis en vaardigheden goed kunnen toepassen in de praktijk.
40/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool heeft de volgende rendementsdoelstellingen geformuleerd: Perspectief
Kengetal
Groen tussen
Oranje tussen
Rood tussen
Markt
Marktaandeel instroom hbo
2% en 100%
1.5% en 1.99%
0% en 1.49%
Student tevredenheid
7 en 10
6.0 en 6.99
0 en 6.0
Groei instroom nationaal
Interne processen
Groei instroom internationaal Ingeschreven bekostigde studenten Verblijfsduur afgestudeerden
2.5%
1,5% en 2.49%
1,49%
0.5%
0% en 0.49%
-0.01%
4000
3800 en 3999
3799
0 jr en 4.3 jr
4.31 jr en 4.5 jr
Verblijfsduur uitvallers
0 jr en 1 jr
1.01 jr en 1.35 jr
4.51 jr en 99.99 jr 1.36 jr en 99.99 jr
Punten per student laatste 52 weken
34 en 999
23 en 33.99
0 en 22.99
Het marktaandeel van de hogeschool schommelt tussen de 2 en de 2.5 procent. Het streven is om boven de 2 procent te blijven. Het totaal aantal nieuwe inschrijvingen bedroeg in 2006 (stand begin oktober 2006) 1267 studenten. In totaal zijn in oktober 2006 3861 bekostigde studenten ingeschreven. Dat is minder dan het streefcijfer van minimaal 4000 studenten. De opleiding MWD heeft een groeiende instroom, die parallel loopt met de landelijke trend. De studenttevredenheid wordt momenteel nog gemeten en gewaardeerd op basis van de landelijke Choice-onderzoeken. De totaalscores van de opleidingen liggen tussen 6.67 en 7.19. De verblijfsduur van afgestudeerden bedraagt in 2005 gemiddeld voor de hele hogeschool 3,86 kalenderjaar (wat gelijk is aan vier studiejaren: studenten beginnen in september en eindigen vier jaar later in juni/juli). Studenten die niet binnen 4.5 jaar zijn afgestudeerd krijgen extra begeleiding. De wijze waarop dat gebeurt, wisselt per Department. De verblijfsduur van uitvallers bedraagt in 2005 gemiddeld voor de hele hogeschool 1,29 jaar. Dit getal is vrij constant. De hogeschool heeft de afgelopen twee jaar de begeleiding in het eerste jaar versterkt om te bereiken dat studenten binnen een jaar weten of zij de juiste studiekeuze hebben gemaakt. De opleiding MWD heeft een korte historie in HZ-verband, waardoor de gegevens nog niet compleet zijn.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
41/59
Het streefcijfer voor het percentage studiestakers is maximaal 30%. Van cohort 2005 is na 2 jaar 26% van de studenten uitgevallen, van cohort 2006 is na 1 jaar 5,9% uitgevallen. De opleiding voldoet hiermee aan het streefcijfer. Het streefcijfer voor de gemiddelde studieduur van studiestakers is maximaal 1,35 jaar. De gemiddelde studieduur van deze studiestakers betrof 1 jaar bij cohort 2005, voor cohort 2006 is dit 1,2 jaar. De gemiddelde studieduur van studiestakers ligt daarmee onder de norm. In oktober 2007 zal bekend zijn wat het propedeuserendement is na twee jaar, hoe hoog de uitval is en wat de gemiddelde studieduur van uitvallers is na twee jaar. Het lijkt erop dat deze binnen de normen blijft. De cijfers van INHOLLAND laten zien dat de uitval na twee jaar rond de 30% ligt, de hogeschool verwacht daaronder te blijven. Het streefcijfer voor het propedeuserendement is minimaal 70%. Het propedeuserendement na 2 jaar voor het cohort 2005 bedraagt 75%. Van cohort 2006 bedraagt dit na 1 jaar ongeveer 50%. De trend en ervaring op de hogeschool is dat maximaal tien procent van de studenten die de propedeuse behalen in de hoofdfase alsnog afvalt, al is dat in de deeltijd vaak wat hoger i.v.m. werk-privé-omstandigheden. De verwachting is dat het opleidingsrendement na vijf jaar in de buurt van 60% van de instroom zal liggen voor deeltijd en voltijd samen. Er zijn nog geen gerealiseerde cijfers. Het streefcijfer dat de hogeschool heeft vastgesteld voor het opleidingsrendement is dat minimaal 63% van de studenten afstudeert na 5 jaar. Het streefcijfer voor de gemiddelde studieduur geslaagden is maximaal 4,5 jaar. Het panel komt tot het oordeel voldoende, omdat er nog onvoldoende rendementscijfers beschikbaar zijn voor de opleiding MWD binnen de hogeschool Zeeland.
42/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Deel C: Bijlagen
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
43/59
Bijlage 1:
44/59
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
45/59
46/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
47/59
48/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
49/59
50/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Panellid: Mevrouw A. Timmermans-Kuiken
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw A.H.F. Klandermans
Panellid: De heer drs. J. Loovers
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
Panellid NQA: Mevrouw drs. M.J.J. van Beers
Deskundigheden panelleden
Panellid student: Mevrouw K. Dirks
Bijlage 2:
X
X
X
X
X X
X
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid mevrouw A. Timmermans-Kuiken Mevrouw Timmermans is ingezet vanwege haar domeindeskundigheid op het gebied van maatschappelijk werk en dienstverlening alsmede sociaal culturele en maatschappelijke vorming. Daarnaast beschikt mevrouw Timmermans door haar ervaring als docent ook over vakdeskundigheid en relevante werkvelddeskundigheid op het gebied van hoger beroepsonderwijs. Mevrouw Timmermans heeft door opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Daarnaast heeft mevrouw Timmermans voor deze visitatie individueel instructies gehad. Opleiding: 1963-1966 1966-1969 1969-1972 1974 1974-1976
hbo Jelburg hbo Cicsa/ cultureelwerk Universiteit Amsterdam Geen diploma. VO Amsterdam Supervisorenopleiding Amsterdam
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
51/59
1983 1987 1992-1993 1998 2000 2002/2003 Werkervaring: 2005 1993-2005 1987-1993 1972-1987
Opleiding hbo directeuren en schoolleiders Arnhem Gemeente financiën SIOO/Publiekdomein SGB8 ict Projectmatig werken cursus cursussen integraalmanagement Amsterdam
1966-1972
Timmermans Management & Training BV Dir. Deelgemeente secretaris Westerpark Amsterdam Hoofd Welzijn Gemeente Delft Docent/supervisor hbo Rotterdam, Stage coördinator P.V.O. Amsterdam supervisor/docent Supervisor Min. WVC, Haarlemse academie voor fysiotherapie Hoofd maatschappelijke/sociaal culturele dienstverleningsinstelling Amsterdam
Nevenfuncties: 1986-1992 1994 1995 -1993 1996 1996-2005 2005 2006
Voorzitter Landelijke FIOM Bestuurlid Nat. Jeugdfonds Jantje Beton Voorzitter Leidse Welzijnsinstelling Voorzitter Stichting Alexander Lid Dagelijks Bestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeente Secretarissen Voorzitter Stichting Leergeld Inkomend voorzitter van de Landelijke Unie voor Soroptimist International
Panellid de heer drs. J. Loovers De heer Loovers is voornamelijk ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van onderwijs in maatschappelijk en welzijnswerk, sociaal pedagogische hulpverlening en culturele en maatschappelijke vorming. Daarnaast is de heer Loovers tot recent lange tijd lid geweest van het Sectorale Adviescollege Hoger Sectoraal Agogisch Onderwijs van de HBO-raad. De heer Loovers heeft vanuit opleiding en werkervaring kennis van en ervaring met de accreditatiesystematiek. Opleiding: 1960-1965 1965-1978 1978-1984 1977-2003
Werkervaring: 1966-1975 1975-1977 1977-1978 1977-1984 1979-1984 1984-1986 1986-1994 1994-1998
52/59
Herv. Kweekschool Assen Nederlandse Taal en Letterkunde MO-A en MO- B, Noordelijke Leergangen Nederlandse Taal en Letterkunde (doctoraal) en bijvak Pedagogiek, Rijksuniversiteit Utrecht Diverse interne en externe managementcursussen (o.a Interstudie, GITP) tijdens de loopbaan
onderwijzer basisonderwijs leraar Nederlands mavo leraar Nederlands mbo docent Nederlands hbo-Jeugdwelzijnswerk coördinator examenjaar hbo-Jeugdwelzijnswerk adjunct-directeur hbo-Jeugdwelzijnswerk studierichtingsleider hbo-J/SPH opleidingsdirecteur SPH
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
1998-2000 clusterdirecteur SPH en CMV/MWD 2000-2002 afdelingsdirecteur CMV, MWD, SPH 2002-2005 instellingsdirecteur (De functies vanaf 1977 waren bij de hogeschool Windesheim of rechtsvoorgangers). Nevenfuncties: 2000 lid Raad van Toezicht welzijnsinstelling Travers te Zwolle; 2001 lid Raad van Toezicht woonzorgcentrum Avondlicht te Dedemsvaart; 2005 hoofdredacteur van SoziO vakblad voor Sociale en Pedagogische Beroepen; 2006 projectleider ontwikkeling hbo innovatie- en servicecentrum te Hardenberg.
Student panellid mevrouw K. Dirks Mevrouw Dirks is ingezet als student panellid. Zij is vierdejaars studente Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de hogeschool Arnhem en Nijmegen. Mevrouw Dirks is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij sociale en maatschappelijke opleidingen bedrijfskunde. Mevrouw Dirks heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 2000 2001 09/2001-06/2002 09/2002-heden Werkervaring: 1999-2003 2001 t/m 2003 Zomer 02 & zomer 03 Feb.-Dec. 2005 2005-heden 2003-heden
Vooropleiding Dans aan de hogeschool voor de Kunsten te Arnhem Havo, aan het Thorbecke te Arnhem HEAO Nijmegen, algemeen propedeutisch jaar SPH Nijmegen
Serveerster in diverse horecagelegenheden. Medewerkster in callcenter voor Pensioenadviezen, Qua Raad Begeleider en dansdocent op een summercamp in New York voor kinderen uit achterstandswijken. Diverse begeleidingsactiviteiten met jongeren (12/20jr) uit achterstandswijken in New York City. PR-activiteiten voor de HAN Diverse visitaties in het hbo als studentpanellid (NQA)
Mevrouw drs. M.J.J. van Beers Mevrouw Van Beers is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als studentpanellid bij meerdere visitaties. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Door haar ervaring heeft zij tevens deskundigheid in het beoordelen van afstandsonderwijs. Opleiding: 1997 1998 1998 2004
Briofarmaceutische wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden Psychologie, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2004 Gezondheidspsycholoog bij Emotional Brain, Almere 2005-heden Auditor NQA
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
53/59
Relevante ervaring: 1998 2004 Actief in studenteninspraak, onder andere faculteitsraad en helpdesk medezeggenschap. Lid Advies Commissie Kwaliteit Onderwijs, UU 2000 2001 Bestuurslid Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport
Panellid NQA mevrouw A.H.F. Klandermans Mevrouw Klandermans is ingezet als NQA-auditor. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. Zij heeft vanuit haar opleiding kennis opgedaan binnen de kwaliteitszorg en organisatorische processen. Opleiding: 2001-2005
Facility Management, differentiatie Vastgoed, hogeschool Rotterdam
Werkervaring: 2001-2005 Diverse stages in het facilitaire werkveld 2003-2005 Lid Opleidingscommissie Facility Management 2004-2005 Projectmedewerker Facilitair Bedrijf, Openbaarvervoerbedrijf RET. Ondersteuning en advies hoofd Inkoop en Algemene Zaken 2005-2006 Junior consultant, new Solutions. Diverse adviestrajecten op gebied van facilitair management 2007-heden Junior- auditor, Netherlands Quality Agency
54/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening op 12 september 2007
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
8.30
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 uur
10.45
11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45
12.30 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding
12.30
13.15 uur
Lunchpauze
13.15
14.00 uur
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding/stagebegeleiding), varianten etc.
14.00
14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
14.45
17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00
17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30
18.00
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
55/59
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
2006 06 05 SLC Infobulletin 8 20061212_studiecontracten Accreditatierapport Proefaccreditatie hbo. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening hogeschool Haarlem, 2000 Afstudeerhandleiding Afstuderen in de Social Work afdeling MWD en SPH, 2007/2008 Arbeidsmarktverkenning 2007-2011 sector ZORG en WELZIJN, mei 2007 Balanced Score Card Beleidskader Personeel en OrganisatieOntwikkeling HZ, 2004 Brochure Studium Generale 2006-2007 Competentiemanagement Competentieprofielen docent en hogeschooldocent Course Oriëntatie Social Work 1&2, Werkveldoriëntatie Coursebeschrijvingen CV s onderwijspersoneel Dekkingsmatrix MWD en SPH (in ontwikkeling) Evaluatieresultaten opleiding MWD Exit-gesprekken 06-07 Formatieoverzicht Department Health & Welfare Functie en taken van de Head of Department HZ Infonet HZ Jaarrooster 2007-2008 HZ Onderwijskompas HZ-infonet als hulp HZ-toetsbeleid, oktober 2005 Inwerkprogramma nieuwe docenten Social Work Kerncompetenties SW Klaar voor de Toekomst Klachtenformulier Klachtenprocedure Koersplanner Kwaliteitskring Social Work hbo 2006-2007 Kwaliteitszorg Onderwijs hogeschool Zeeland 06-07 Ledenlijst van de werkveldcommissie Literatuurlijst Mens- en maatschappijvisie Social Work Notitie Studieloopbaancoaching in de Bachelor of Social Work. Opleidingsinstrument in een mensgerichte opleiding Notitie Studium Generale 2005-2006 Notitie SW competentiegericht (2004) Notulen Kwaliteitskring Social Work Onderwijsvisie Social Work Opbouwen lesmateriaal Opdrachtenkatern Stagecourse 3A en 3B en 4A en 4B Opleidingsontwerp Social Werk KBS (2004) Opleidingsspecifiek OER Social Work hbo, 2007-2008 Overzicht course evaluaties SWH eerste semester 2006-2007
56/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Overzicht opleidingsrendementen Passie verwoord, actieplan Profilering Agogisch Domein, april 2004 (PAD) Puntenttoekenning CAS MWD Rapport van Bevindingen Natraject Proefaccreditatie hbo. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening hogeschool Haarlem, 31 mei 2002). Royaal het hbo-niveau bereiken SLC Handleiding 2006-2007 SLC-documenten SLC-nieuws Social Work eerste jaar SOB Stage oriëntatie en begeleiding, feb.2007 Social Work 2010 Stageboek Bachelor of Social Work Startcompetenties Social Work hbo, 2007 Studentenberaad H&W, 2006-2007 Studentenvertegenwoordigers SWH 2006-2007 Studenttevredenheidsonderzoek Studiebelasting in SW Studiehandleiding CAS en WAP Studieloopbaancoaching in de Bachelor of Social Work. Opleidingsinstrument in een mensgerichte opleiding Teamplan Social Work hbo 2006-2007 Toolkit ontwerpen course Urenverantwoording course Verbeterplan mei 2007 ( met bijlage) Verlag Studiedag Social Work 17-01-2007 Verslag van overleg met ROC Zeeland, cluster Welzijn, 15-05-2007 Verslagen BMO-gesprekken Verslagen Kwaliteitskring Social Work hbo Verslagen opleidingscommissie van Health & Welfare en van Social Work Verslagen Studentenberaad Social Work Verslagen werkveldcommissie Social Work VLD Voorstel studentenberaad & OC november 2004 Werving leden Opleidingscommissie Health & Welfare 2006-2007 Ziekteverzuim (BSC)
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
57/59
Bijlage 5:
Domeinspecifieke competenties
Deze zijn te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
58/59
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
Bijlage 6:
Opleidingspecifieke competenties
Competenties opleiding MWD, hogeschool Zeeland (Startcompetenties Social Work hbo, 2007) Methodisch werken Middels een methodische cyclus het hulp- en dienstverleningsproces adequaat vormgeven en uitvoeren Professionaliseren Het vermogen om vorm te geven aan de persoonlijke professionele ontwikkeling vanuit een zelfsturende en zelfverantwoordelijke houding mede naar aanleiding van kennisontwikkelingen vanuit (inter-) nationaal en actueel beroepsperspectief. Samenwerken Zich samen met anderen actief inzetten voor een gemeenschappelijk doel, samen resultaten bereiken en ten behoeve daarvan bijdragen aan een functioneel werkklimaat. Belangenbehartiging Op basis van inzichten en relevante kennis adequate diensten verlenen en het handelen zodanig afstemmen op de cliënt, dat deze optimaal gebruik kan maken van zijn rechten en zijn plichten kan nakomen. Legitimeren Op basis van kennis en inzicht het verantwoorden en plaats bepalen van het beroep, de functie van de instelling en het eigen handelen. Signaleren en preventief werken Het vermogen tot tijdig signaleren van risicofactoren en doelgroepgerichte problematiek en het nemen van doelbewuste en systematische initiatieven die risicofactoren en problematiek en mogelijke oplossingen in kaart brengen, plannen en uitvoeren. Onderzoeken Tegen de achtergrond van theoretische kaders het verzamelen, ordenen en bewerken van beroepsrelevante informatie en het verklaren van gegevens vanuit de samenleving waarbinnen het beroepshandelen zich afspeelt. Ontwikkelen Het kunnen analyseren en beoordelen van organisatievormen, -structuren en instellingsmethodieken en alternatieve aanpakken voor beleid, organisatie en methodiek ontwikkelen op basis van systemen van kwaliteitszorg.
© NQA-visitatie MWD hogeschool Zeeland, opleiding MWD
59/59