Hogeschool Zeeland Opleiding: Algemene Operationele Techniek (AOT) Varianten: voltijd en duaal
Visitatiedata: 4 en 5 november 2004 (Vlissingen) Aanvullend bezoek: 18 november 2004 (Utrecht)
© NQA (Netherlands Quality Agency) en DVC (Dutch Validation Council) Utrecht, juli 2005
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 6 10 10 14 14
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 30 33 35 38
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Deskundigheden Panel Bijlage 3 Bezoekprogramma
Deel D:
DVC Bijlagen 51 Bijlage 4 Handleiding voor de visitatie en beoordeling van bachelor- en masteropleidngen voor DVC-panels (deel II) Bijlage 5 Beoordelingskaders DVC
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
41 43 45 49
3
4
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Deel A: Onderwerpen
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
5
6
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA/DVC de opleiding Algemene Operationele Techniek van de Hogeschool Zeeland heeft beoordeeld, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in september 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport indiende bij de DVC. De beoordeling werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer dr. W.M.J. Flapper, voorzitter De heer ing. H.G. van Loon Mevrouw S.J. van der Hulst Mevrouw drs. R. van Empel (auditor NQA/DVC). Dit panel is samengesteld door de DVC en voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het document Protocol ter beoordeling van visterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de (internationale) ontwikkelingen van de discipline (zie de curricula vitae in bijlage 2 bij dit rapport). Op donderdag 4 november, vrijdag 5 november en donderdag 18 november heeft het panel een bezoek gebracht aan de opleiding. Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie voldoende/onvoldoende. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De waarderingen worden uitgedrukt in begrippen uit de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Zeeland biedt ruim twintig opleidingen aan die opleiden voor het bachelordiploma. De hogeschool telt ruim 300 medewerkers, die gezamenlijk zorgdragen voor het onderwijs aan ruim 4.300 studenten. Tot 2003 kende de hogeschool een facultaire structuur. Er is sinds januari 2004 sprake van een matrixorganisatie, met clusters van opleidingen en diensten.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
7
De opleiding AOT-Techniek (AOT) maakt nu deel uit van het Department of Engineering waartoe ook de opleidingen Werktuigbouwkunde en Elektrotechniek behoren. De drie opleidingen van dit Department worden aangestuurd door één manager, het Head of Department. De opleiding AOT is zo’n 20 jaar geleden ontstaan vanuit de opleiding tot scheepswerktuigbouwkundige. AOT'ers zijn breed opgeleid en zijn daardoor in staat om op een sturende manier in een intermediaire positie te functioneren tussen de verschillende technische disciplines, zoals elektrotechniek, werktuigbouwkunde, procestechniek en onderhoud, en niet-technische disciplines, zoals logistiek, productie, inkoop, bedrijfsleiding en commercie. De belangrijkste werkterreinen van AOT'ers zijn te vinden in de chemische industrie, de procesindustrie en de energieopwekking. De beroepen van AOT'ers binnen deze werkterreinen zijn vaak gericht op het beheersen en optimaliseren van technische, of aan techniek gerelateerde (productie)processen. Typische AOT beroepen zijn onderhoudsingenieur, productieleider, projectingenieur en chef van de wacht. De breedte van de opleiding maakt beroepen binnen andere werkterreinen en in minder technisch maar meer communicatief georiënteerde beroepen (zoals: technisch adviseur, verkoper, projectleider) ook bereikbaar voor AOT'ers. De opleiding AOT wordt aangeboden als voltijd- en als duale opleiding, met in totaal ongeveer 60 studenten bij de voltijdvariant (jaarlijkse instroom gemiddeld 15 studenten) en ongeveer 100 bij de duale variant (jaarlijkse instroom gemiddeld 30 studenten). De voltijdvariant wordt aangeboden in Vlissingen, in het gebouw van de Hogeschool Zeeland. Het onderwijs voor de duale opleiding vindt plaats in een vergadercentrum in Utrecht, waar de studenten een dag per twee weken contact hebben met hun docenten en met elkaar. Voor het overige vindt deze opleiding plaats in zelfstudie, met contact per e-mail en infonet met docenten en medestudenten. In het kader van het Columbusproject werken alle opleidingen van de hogeschool thans aan een nieuw competentiegericht onderwijsprogramma. Daarbij wordt onder meer gestreefd naar verdere integratie van de drie opleidingen van het Department of Engineering (verder aangeduid als het Department). Het nieuwe programma wordt stapsgewijs ingevoerd per september 2004. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding AOT door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van de DVC (zie bijlage 4a). Daarbij zijn eveneens de uitgangspunten van NQA in acht genomen (zie bijlage 4b). Voorafgaande aan het bezoek heeft het panel vastgesteld dat het zelfevaluatierapport, de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis boden voor de beoordeling. Daarnaast heeft het panel geconstateerd dat de beoordeling plaats kon vinden op basis van het voor DVC geldende domeinspecifieke referentiekader.
8
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
NQA/DVC onderscheidt drie fasen in het beoordelingstraject: de voorbereidingsfase, het bezoek aan de opleiding en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst is het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid en daarmee op bruikbaarheid voor de beoordeling van de opleiding. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten, respectievelijk vragen. Deze werden doorgegeven aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, was er sprake van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten extra grondig zijn bestudeerd door een bepaald panellid. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek aan de opleiding concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of er sprake was van adequate domeinspecifieke doelstellingen en of er nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig bleek. In deel B van dit rapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek DVC en NQA hebben een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens het bezoek in Vlissingen, dat plaatsvond op 4 en 5 november 2004, is gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van: docenten, studenten en het werkveld. Ook vond er een gesprek plaats met enkele afgestudeerden van de duale opleiding. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het bezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding. Ook werd er een gesprek gevoerd met het College van Bestuur. Aan het begin van het bezoek is er ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. In het bezoekprogramma heeft het panel enkele momenten vrijgehouden om bevindingen uit te wisselen en om te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. Aan het einde van het bezoek was er een afsluitend gesprek met de manager van het Department, zonder dat er daarbij expliciete oordelen zijn uitgesproken. Aanvullend bezoek Aangezien tijdens het bezoek in Vlissingen bleek dat er op die data geen afgestudeerden van de voltijdopleiding beschikbaar waren voor een gesprek met het panel, is besloten dat er een aanvullend bezoek zou plaatsvinden voor dit gesprek. Dit aanvullende bezoek vond plaats in Utrecht, op 18 november 2004, in het vergadercentrum dat de Hogeschool Vlissingen benut voor het onderwijs aan de studenten van de duale opleiding.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
9
De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en deze voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. In het beoordelingsrapport is, waar relevant, expliciet ingegaan op de afzonderlijke varianten. Vanwege onvoldoende oordelen heeft de opleiding na de conceptrapportage een verbetertraject gestart. In juni zijn aanvullende stukken voorgelegd aan het panel. Op basis van deze stukken heeft het panel het oordeel bijgesteld. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht, waarna het definitieve rapport door het panel is vastgesteld. Het beoordelingsrapport is vervolgens ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het beoordelingsprotocol (zie bijlage) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie (zie bijlage 5) een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere technische opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. Wat betreft de benchmarking is van belang op te merken dat een vergelijking met andere AOT-opleidingen op dit moment beperkt moet zijn, omdat deze opleiding in het kader van accreditatie de eerste gevisiteerde opleiding is. Het enige referentiekader bestond uit het vorige visitatierapport en de algemene publicaties van en over AOT. Tevens dient te worden vermeld dat een internationale vergelijking niet mogelijk is, omdat de opleiding geen pendant in het buitenland heeft. Waar een globale vergelijking mogelijk is met verwante opleidingen, is die gemaakt. In de oordelen per onderwerp worden steeds de oordelen over de facetten vermeld. Indien er binnen een Onderwerp een of meer facetten als ‘onvoldoende’ zijn beoordeeld, wordt de weging die leidt tot het eindoordeel vermeld. De meer uitgebreide argumentatie is opgenomen in deel B van dit rapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’ en ‘niveau bachelor’ zijn met een voldoende beoordeeld; het facet ‘hbo-oriëntatie’ kreeg het oordeel ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp is derhalve positief.
10
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
1.5.2 Programma Aan vijf facetten ‘eisen hbo’, ‘samenhang in het opleidingsprogramma’, ‘studielast’, ‘instroom’ en ‘beoordeling en toetsing’, is voor beide opleidingsvarianten het oordeel voldoende toegekend. Het facet ‘relatie tussen doelstellingen en programma’ is als onvoldoende beoordeeld voor beide varianten. Voor de facetten ‘studieduur’ en ‘afstemming tussen vormgeving en inhoud’ is het oordeel goed toegekend. Het oordeel over het onderwerp Programma als geheel is voor beide varianten positief. De onvoldoende op facet 2.2 bij de voltijdvariant vindt zijn oorzaak in een gebrek aan borging, niet in een wezenlijk tekortschieten van de dagelijkse praktijk van het onderwijs. Bij de duale variant wordt de onvoldoende daarnaast veroorzaakt door het onderbelicht raken van enkele kwalificaties. De sterke aansluiting op de eigen werkomgeving van de student, kan de breedte van de opleiding in de weg staan. Het oordeel over het gehele onderwerp Programma is positief. 1.5.3 Inzet van personeel De drie facetten zijn voor beide varianten met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook voor beide varianten positief. 1.5.4 Voorzieningen De facetten ‘materiële voorzieningen’ en ‘begeleiding’ zijn voor beide varianten als voldoende beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp is daarom voor beide varianten positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg. Het panel heeft voor de facetten ‘evaluatie resultaten’ en ‘betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ het oordeel voldoende kunnen uitspreken voor de beide varianten. Voor het facet ‘maatregelen tot verbetering’ heeft het panel het oordeel onvoldoende moeten toekennen aan de beide varianten. Toch is het panel van oordeel dat de opleiding bij het onderwerp Interne Kwaliteitszorg een positief oordeel verdienen. De reden daarvoor is dat het panel heeft vastgesteld dat er een systeem bestaat voor evaluatie en analyse van de uitkomsten, dat de opleiding de betrokkenen bij de opleiding voldoende raadpleegt en dat er binnen de opleiding een goed ontwikkeld kwaliteitsbewustzijn is. Het panel heeft weliswaar geen, of geen inzichtelijke, besluitvorming gezien over en implementatie van verbetervoorstellen, maar heeft overtuigende aanwijzingen dat er binnen het Department hiervoor binnen het studiejaar 2004-2005 afdoende maatregelen worden genomen. 1.5.6 Resultaten. Voor het facet ‘gerealiseerd niveau’ is aan beide varianten van de opleiding een voldoende toegekend, voor het facet ‘opleidingsrendement’ is het oordeel voor beide ‘goed’. Het eindoordeel over dit onderwerp is daarom ook positief.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
11
Tabel 1:
Algemene gegevens
Opleiding AOT Hogeschool Zeeland Totaal aantal ingeschreven studenten Omvang docerend personeel in FTE Student/FTE-ratio
1999
2000
2001
2002
2003
2004
93
98
101
111
143
163
4,1
3,34
3,07
3,86
3,32
6,90
22,6
29,35
32,89
28,69
43,02
23,67
9
9
9
9
9
9
Totaal aantal docenten
Vergelijking van kengetallen van de opleiding met landelijke kengetallen De gegevens van de opleiding worden hieronder vergeleken met landelijke gegevens, voorzover die via de website van de HBO-raad beschikbaar zijn (CRIHO). In de tabellen 2a en 2b wordt de instroom vergeleken, in de tabellen 3a en 3b rendementsgegevens, uitvalgegevens en gegevens met betrekking tot de gemiddelde studieduur.
Tabel 2a:
Instroomgegevens voltijdopleiding AOT Hogeschool Zeeland (instroomcohort eerste keer hogeschool)
INSTROOM Totaal ingestroomde studenten
Tabel 2b:
2000 44
2001 39
2002 53
2003 52
2004
AOT
1999 145
2000 155
2001 170
2002 192
2003 214
2004
Gegevens voltijdsopleiding AOT (instroomcohort eerste keer hogeschool)
Percentage diploma behaald na 5 jaar Gemiddelde studieduur van gediplomeerden instroomcohort jaar x (inmaanden) Percentage uitval na 1 jaar Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden van het instroomcohort in jaar x (in maanden)
12
1999 31
Landelijke instroomgegevens (instroomcohort eerste keer hogeschool)
INSTROOM Totaal ingestroomde studenten voor de drieopleidingen landelijk Tabel 3a:
AOT
1994 1995 1996 1997 1998 1999 76,3% 83,9% 79,2% 68,8% 71,1% 26,8
2001
2002
32,2
44,7
42,3
13,3% 22,6% 13,6%
4,9%
9,1%
24
21
14,6
32,8
2000
19,2
17,1
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Tabel 3b:
Landelijke gegevens voltijdsopleiding AOT versus generale landelijke gegevens (instroomcohort eerste keer hogeschool)
Percentage diploma behaald na 5 jaar
AOT
Gemiddelde studieduur van gediplomeerden instroomcohort jaar x (in maanden) Percentage uitval na 1 jaar
Bache lor***
1994 1995 1996 1997 1998 1999 58,4% 71,1% 74,4% 56,4% 64,7%
AOT
Gemiddelde studieduur Bache studiestakers in lor*** maanden van het instroomcohort in jaar x (in maanden) *** gegevens voor alle bacheloropleidingen
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
42,7
42,4
2000
40,9
2001
43,2
2002
39,2
21,4% 28,7% 13,6% 31,2% 20,2%
15,7
17,2
18,7
13,9
19,9
13
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Doelstellingen 1.1 Niveau Bachelor 1.2 Domeinspecifieke eisen 1.3 Oriëntatie hbo Totaaloordeel Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie tussen doelstellingen en programma 2.3 Samenhang in het programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit van het personeel 3.3 Kwaliteit van het personeel Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaaloordeel Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Voltijd
Duaal
Voldoende Voldoende Goed Positief
Voldoende Voldoende Goed Positief
Voldoende Onvoldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Positief
Voldoende Onvoldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Onvoldoende
Voldoende Onvoldoende
Voldoende
Voldoende
Positief
Positief
Voldoende Goed Positief
Voldoende Goed Positief
Totaaloordeel
Op grond van bovenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes onderwerpen een voldoende scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. De opleiding voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit en gaat daar op enkele facetten binnen de onderwerpen ‘Doelstellingen’, ‘Programma’ en Resultaten bovenuit.
14
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Deel B: Facetten
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
15
16
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Facetten
Onderwerp 1 Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Domeinspecifieke eisen
voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel ‘voldoende’ berust voor de voltijdsopleiding op de volgende overwegingen: • Er zijn geen landelijk vastgestelde AOT- eindkwalifcaties, maar er bestaat wel overeenstemming over de tussenpositie die AOT'ers innemen tussen specifiek technische en niet-technische functies. Dit is het panel onder meer gebleken uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld, die ook beschikken over informatie vanuit de beide andere AOT-opleidingen (Utrecht en Amsterdam). De drie opleidingen gaan grotendeels uit van dezelfde domeinspecifieke kwalificaties: een combinatie van elektrotechniek, werktuigbouw en oplossingsgerichte managementcompetenties, en leggen daarbij elk hun eigen accent. In Vlissingen ligt het accent op ‘energie’. • De opleiding heeft de eindkwalificaties die voor de verwante opleiding Werktuigbouw landelijk zijn vastgelegd (Beroeps- en opleidingscompetenties van de werktuigbouwkundig ingenieur, 2002) zorgvuldig en overtuigend aangepast en aangevuld. In het document Inhoudelijk Opleidingskader Engineering (Vlissingen, oktober 2004) van het Department, zijn deze kwalificaties inzichtelijk uiteengezet. • De eindkwalificaties bestaan uit zeven generieke competenties die gelden voor alle drie de opleidingen van het Department, met daarbij acht specifieke competenties voor AOT. • Het panel heeft op grond van de verslagen van de werkveldcommissie kunnen vaststellen dat het werkveld de eindkwalificaties onderschrijft. Dit werd bevestigd in de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld. • Het panel stelt op grond van de drie bovenstaande bevindingen vast dat de eindkwalificaties van de opleiding adequaat aansluiten bij de actuele eisen die het werkveld stelt en dat de eindkwalificaties de breedte en de diepte representeren van deze eisen van het werkveld. • De eindkwalificaties die tot 2004 golden voor de opleiding - de basis voor het onderwijs aan de ouderejaarsstudenten - zijn een combinatie van de toen geldende eindkwalificaties voor hbo-ingenieurs Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde. Ook deze eindkwalificaties waren door het werkveld erkend als geldige doelstellingen voor deze opleiding. De oude eindkwalificaties en de nieuwe opleidingscompetenties zijn beide adequaat voor het opleiden van startbekwame hbo-ingenieurs in de twee werkterreinen voor AOT. Dat zijn enerzijds de proces- en energietechnologie en anderzijds de mechatronica (zie ook in de inleiding en bij facet 2.2).
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
17
•
Het panel stelt vast dat de recentelijk vastgestelde nieuwe opleidingscompetenties voldoende mogelijkheden bieden voor uitwerking in een doelmatig onderwijsprogramma. De competenties zijn intussen deels uitgewerkt in zogenoemde pré-competenties. Die uitwerking is echter nog niet voor alle competenties uitputtend gerealiseerd. De curriculumcommissie is nog doende om de concretisering voor het gehele curriculum vorm te geven.
Voor de duale opleiding berust het oordeel ‘voldoende’ op de volgende overwegingen: • De duale opleiding is, anders dan de voltijdopleiding, nog gebaseerd op de ‘oude’ set van 37 kernkwalificaties voor AOT. • Het panel heeft op grond van de verslagen van de werkveldcommissie en ook na de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld kunnen vaststellen dat het werkveld deze eindkwalificaties nog steeds onderschrijft. • De duale opleiding zal in de toekomst worden gebaseerd op competenties, zoals die nu voor de voltijdopleiding gelden. • Het panel stelt op grond van de bovenstaande bevindingen vast dat de eindkwalificaties van de opleiding adequaat aansluiten bij de actuele eisen die het werkveld stelt en dat de eindkwalificaties de breedte en de diepte representeren van deze eisen van het werkveld.
Facet 1.2
Niveau bachelor
voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor de beide varianten op de volgende overwegingen: • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een overzicht opgenomen, waarin de relatie tussen de competenties van de voltijdvariant en de Dublin Descriptors inzichtelijk is weergegeven. Dat geldt evenzeer voor de 37 kernkwalificaties waarop de duale opleiding is gebaseerd. Ook beschikt de opleiding over een overzichtelijke weergave van de relatie tussen de Dublin Descriptors en de tien kernkwalificaties van het hbo. • Bij het aanvullen van de beroeps- en opleidingscompetenties van de werktuigbouwkundig ingenieur tot opleidingscompetenties voor de AOT-opleiding, heeft het Department de Dublin Descriptors en de tien kernkwalificaties van het hbo in haar overwegingen betrokken, zoals blijkt uit het hiervoor genoemde Inhoudelijk Opleidingskader Engineering. • Op grond van de genoemde overzichten en vooral op grond van de gesprekken daarover met het opleidingsmanagement, de docenten, het werkveld en de afgestudeerden constateert het panel dat het hbo-niveau voldoende tot zijn recht komt, zowel in de oude als in de nieuwe eindkwalificaties.
18
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Facet 1.3
Oriëntatie HBO-bachelor
goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel ‘goed’ berust voor beide varianten op de volgende overwegingen: • In het Inhoudelijk Opleidingskader Engineering wordt een schets gegeven van de beroepen van AOT’ers. Dit inzicht in de beroepen en de ontwikkelingen daarin heeft mede als basis gediend voor de eindkwalificaties. • Het Inhoudelijk Opleidingskader Engineering is mede opgesteld door, en ter vaststelling voorgelegd aan de werkveldcommissie van de opleiding. Verschillen tussen de varianten: • Het panel heeft tijdens het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld kunnen vaststellen dat afgestudeerden voldoen als beginnende beroepsbeoefenaren. Er is daarbij een verschil tussen afgestudeerden van de voltijd en van de duale -opleiding: voltijds afgestudeerden beschikken over een bredere theoretische kennis. • Duale studenten zijn werkzaam in een lager functieniveau dan HBO-ingenieurs – dat zijn zij immers nog niet -, maar zij maken kans om gaandeweg hun opleiding op hoger gewaardeerde functies ingezet te worden. Ook de studenten van de voltijdsvariant hebben bij hun afstuderen voldoende bagage voor startfuncties op hbo-niveau. De eerste functie na afstuderen ligt bij de voltijdstudenten veelal op een lager niveau dan dat van de duaal afgestudeerden en zij zijn aanvankelijk minder zelfstandig inzetbaar. Voor beide varianten geldt: • Het panel heeft kunnen vaststellen dat afgestudeerden tevreden zijn over de aansluiting op de beroepspraktijk, vooral vanwege het brede karakter van de opleiding. Zij vinden dat ze een goede basis hebben gekregen voor hun beroep: theoretisch zijn ze goed onderlegd. Daarnaast is er in de opleiding veel aandacht voor beroepshouding en vaardigheden. • De opleiding toetst haar eindkwalificaties en de uitwerking daarvan vrijwel continu in samenspraak met het afnemend werkveld. Daartoe is er een aantal overlegorganen ingesteld, waarvan de taakstelling enigszins overlappend is, met als resultaat dat de opleiding over ruimschoots voldoende informatie beschikt voor het bijstellen van haar doelstellingen. Enkele organen zijn: de Board of Industrial Experts, het Industrial Development Network, de Special Interest Groups en de contacten met REWIC (Regelingscommissie Examens Werktuigkundige in Centrales). Het panel heeft vastgesteld in de gesprekken en op grond van notulen, dat deze organen actief bijdragen aan de discussie binnen de opleiding over inhoud en niveau van de opleiding.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
19
Onderwerp 2 Facet 2.1
PROGRAMMA Eisen HBO
voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor op de volgende overwegingen: Voor beide varianten geldt: • Het panel heeft geconstateerd dat in het onderwijs voldoende recente vakliteratuur wordt gebruikt. Er wordt voldoende gerefereerd aan recente ontwikkelingen in de relevante technische aandachtsgebieden. De studenten worden gestimuleerd om recente ontwikkelingen te volgen. • De opleiding laat vakgebieden geïntegreerd in thema’s aan de orde komen; deze thema’s betreffen steeds reële beroepssituaties, net als de bijbehorende opdrachten. In de modules staan steeds enkele opleidingskwalificaties centraal, in opklimmende moeilijkheidsgraad, zoals het panel heeft kunnen constateren. • De opleidingskwalificaties zijn geformuleerd in termen van competenties. Daardoor is er in elke module aandacht voor kennis en vaardigheden als voor professionele beroepshouding en vaardigheden. Het panel heeft een en ander vastgesteld op basis van de moduleboeken, de studiegidsen en de gesprekken met docenten en studenten. • Het panel heeft op grond van de uitwerking van opdrachten en van afstudeerwerkstukken die zij heeft ingezien vast kunnen stellen dat in het onderwijs de actuele ontwikkelingen in het vakgebied in voldoende mate aan de orde komen. Voorbeelden die het panel heeft gezien zijn: een studie naar mogelijkheden toepassing van duurzame energie, energiebesparing in bestaande installaties en een ontwerp voor een compacte warmtepomp. • In de Special Interest Groups van het Industrial Development Network, dat is een van de organen waarin de opleiding haar contacten met het werkveld vorm heeft gegeven, worden speciale deelterreinen van het werkveld nader onder de loep genomen, met het oog op het genereren van opdrachten en casuïstiek voor de opleiding. • Een internationale component is in het programma niet duidelijk aanwijsbaar, maar de opleiding stelt dat die, door de aard van het werkterrein, wel aanwezig is. Er wel is sprake van enige student- en docentmobiliteit (onder andere in verband met contacten met een enigszins vergelijkbare opleiding op Aruba) en van enkele contacten met internationale bedrijven (stages en afstudeeropdrachten).
20
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
In de gesprekken met de studenten, de alumni en de werkgevers blijkt dat ‘het beroep’ in voldoende mate aan bod komt in de opleiding. Uit studentenenquêtes die het panel heeft kunnen inzien blijkt dat studenten hun opleiding inhoudelijk voldoende interessant vinden en dat zij die voldoende relevant achten voor hun toekomstige beroep. Uit de programma-evaluatie (2004) blijkt dat 89% van de studenten het programma over het algemeen praktijkgericht vindt.
Voltijdvariant: • De voltijdstudenten hebben via de mediatheek toegang tot actuele literatuur en tijdschriften en, via het internet van de Hogeschool Zeeland, tot andere actuele bronnen. • Gedurende de gehele studie komen de voltijdstudenten in voldoende mate in aanraking met de beroepspraktijk: bedrijfsprojecten, excursies, korte kennismakingsstages, de derdejaars-semesterstage van 30 EC’s en bij het afstudeerproject, dat bij een opdrachtgevend bedrijf plaatsvindt. • Een van de meest geliefde studieonderdelen voor de voltijdstudenten van het Department (en de overige opleidingen van de hogeschool) is de jaarlijkse ‘Projectweek’, in januari. Groepen studenten tonen dan het resultaat van hun kortlopende bedrijfsopdracht. Het gaat om real-life opdrachten; de oplossingen die de studenten presenteren, worden door de opdrachtgevende bedrijven ook daadwerkelijk uitgevoerd als ze aan de verwachtingen voldoen. Ouderejaars studenten geven bij de uitwerking van de projecten leiding aan jongerejaars. Ook studenten die niet meedoen aan de Projectweek profiteren van de ervaringen die hun collega-studenten opdoen tijdens hun project, door het feestelijke karakter waarmee de projecten worden getoond. Er is een competitief element in deze Projectweek, aangezien een van de projecten de Projectenweekprijs ontvangt. Duale variant: • Voor de duale studenten biedt de mediatheek geen mogelijkheden, aangezien zij slechts enkele keren per jaar aanwezig zijn in het gebouw van de hogeschool in Zeeland. Ook zij geven echter aan voldoende gestimuleerd te worden – door de aard van de opdrachten, door docenten en door mede-studenten – om via het internet, hun bedrijfsbibliotheek of de openbare bibliotheek de noodzakelijke actuele informatie te raadplegen. • De duale studenten komen intensiever met de praktijk in aanraking dan hun voltijdscollega’s, aangezien zij werkzaam zijn in het beroep. Dat is een instroomvoorwaarde voor de duale opleiding (zie ook facet 2.5). De opleiding zorgt er voor dat de praktijkconfrontatie van de duale studenten niet beperkt blijft tot het eigen bedrijf, al nemen de studenten wel hun eigen bedrijf als uitgangspunt bij hun opdrachten. De samenwerking met collega-studenten bij groepsopdrachten (in elkaars bedrijf), de contacten met de medestudenten en aangepaste opdrachten zorgen voor een breder inzicht in het beroepenscala.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
21
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
onvoldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel ‘onvoldoende’ berust voor de voltijdvariant op de volgende overwegingen: • In studiejaar 2004-2005 is de opleiding AOT gestart met een nieuw, competentiegericht curriculum, dat nu loopt in de eerste twee studiejaren. In het derde en vierde jaar loopt het oude curriculum, dat gebaseerd is op 37 kernkwalificaties. • Het ‘oude’ curriculum, waarbinnen de huidige 3e en 4e jaarsstudenten studeren (de stage, de specialisatie/keuzevakken en het afstudeerproject), biedt een adequate concretisering van de eindkwalificaties waarop de opleiding zich baseert. Het oude programma is gebaseerd op 37 kernkwalificaties, welke de opleiding heeft gekoppeld aan de Dublin descriptoren. In een matrix wordt inzichtelijk gemaakt waar in het curriculum de kernkwalificaties terugkomen. • Het panel is er van overtuigd dat het voor studenten mogelijk is om in het oude studieprogramma te leren wat zij moeten leren, en dat de benodigde kennis en vaardigheden op deskundige wijze wordt aangeboden. • Het nieuwe studieprogramma (studiejaar 1 en 2) is opgebouwd uit precompetenties die leiden tot 15 eindcompetenties. Deze précompetenties zijn toegedeeld aan delen van het bestaande studieprogramma. Het panel trof in de studiegidsen, het zelfevaluatierapport en moduleboeken goed doordachte elementen van projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs zijn opgenomen. Het degelijke, vakgerichte curriculum wat uit ditzelfde materiaal blijkt, past weliswaar goed bij het oude programma, maar naar het oordeel van het panel niet goed bij het nieuwe curriculum. • Het panel stelt vast dat het team van de opleiding zich consciëntieus en consequent inspant om de 15 competenties te concretiseren en dat er een eerste aanzet van een visie zichtbaar is op de manier waarop de studenten de beoogde competenties kunnen verwerven. Onder meer is er benoemd wat de diverse beroepsrollen zijn bij de beide afstudeerrichtingen. Die rollen zijn ‘maken’, ‘sturen’ en ‘vertalen’; voor elk van deze rollen verschilt de nadruk bij de te verwerven competenties, maar het is nog niet duidelijk hoe de uitwerking daarvan kan worden. Het team is enthousiast en deskundig doende om greep te krijgen op het concept van competentiegericht onderwijs en daarmee op de wijze waarop het degelijke, vakgerichte curriculum kan worden omgevormd tot een competentiegericht curriculum. Dit is nu in de eerste twee jaar gerealiseerd. • De invoering van het competentiegerichte curriculum per september 2004 in studiejaar 1 en 2 was voorbarig. Concrete leerdoelen bij de studieonderdelen ontbreken veelal. Daardoor is er onvolledig inzicht in de specifieke kwalificaties die studenten na afloop van het betreffende onderdeel bereikt moeten hebben. Het is daardoor bovendien niet
22
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
mogelijk om vast te stellen dat het gehele nieuwe studieprogramma een afspiegeling is (of wordt) van de beoogde eindkwalificaties, nog afgezien van het gegeven dat er nog geen – al was het maar een globale – uitwerking is van hoe de competentieverwerving in de laatste twee studiejaren plaats kan vinden. Al ontbreekt het complete beeld van het nieuwe programma en al ontbreekt de borging dat het programma een adequate vertaling is van de doelstellingen, het panel stelt wel vast dat de studenten het uiteindelijke doel van de opleiding, te weten dat zij startbekwame AOT’ers worden, kunnen bereiken. Het panel komt tot deze conclusie op grond van de informatie uit de gesprekken met docenten en studenten, de kwaliteit van de werkstukken die het panel kon bestuderen en de inhoud van de moduleboeken. De inhoud van de afzonderlijke programmaonderdelen is relevant voor het bereiken van de doelstellingen van de opleiding.
Het oordeel ‘onvoldoende’ voor de duale opleiding berust op de volgende overwegingen: • De duale opleiding baseert zich op hetzelfde curriculum als het derde en vierde jaar van de voltijdvariant. De opleiding heeft na een kort verbetertraject in een matrix inzichtelijk gemaakt waar in het curriculum zowel de kernkwalificaties als de startcompetenties terug komen. Aan alle curriculumonderdelen hebben zij leerdoelen gekoppeld. De opleiding maakt tevens inzichtelijk hoe de startcompetenties samenhangen met de Dublin descriptoren. In het curriculumoverzicht dat het panel heeft ingezien is overtuigend aangetoond dat de 37 kernkwalificaties en de 15 startcompetenties in het onderwijsprogramma aan bod komen. • De op kennis gerichte opbouw van het curriculum maakt dat enkele kwalificaties onderbelicht kunnen raken, met name de meer op communicatie en management gerichte kwalificaties. Er kan daardoor niet gegarandeerd worden dat de studenten de 37 kernkwalificaties, met daarin de tien hbo-kwalificaties verwerven. Het panel heeft niet kunnen vaststellen hoe de opleiding bewaakt dat deze kwalificaties, die duale studenten vooral bij hun werk/praktijkleerperiode moeten ontwikkelen, daadwerkelijk in voldoende mate aan bod komen. De contacten tussen de opleiding en de bedrijven van de studenten zijn weliswaar voldoende intensief, maar bij dit deel van de eindkwalificaties ontbreekt borging dat ze aan bod komen. • Door de sterke aansluiting van de opleiding bij de eigen werkomgeving van de student, vraagt het panel zich af of studenten daardoor niet een te eenzijdig keuzepakket samenstellen, waardoor niet voldoende recht wordt gedaan aan de breedte van de opleiding. De studenten geven in gesprek met het panel aan dat dit niet het geval is. De studenten en de alumni zijn er van overtuigd dat zij er uit motivatie voor een alomvattende opleiding naar streven, cq gestreefd hebben, om de breedte en de diepte van de opleiding én de hbo-kwalificaties te bereiken. • De positieve overwegingen die hierboven bij de voltijdvariant zijn genoemd, betreffende de mogelijkheid voor de studenten om de eindkwalificaties te bereiken, gelden evenzeer voor de duale variant. De hierboven gemaakte kantekening wordt hier wel aan toegevoegd en daarmee wordt dit facet beoordeeld als onvoldoende.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
23
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
voldoende
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor de voltijdopleiding op de volgende overwegingen: • De opbouw van de opleiding is helder weergegeven in de studiegids en in het zelfevaluatierapport. De opleiding heeft een overtuigend samenhangende structuur, zij het dat de uitwerking nog onvoldoende kan worden beoordeeld omdat de inhoudelijke concretisering nog niet volledig is; nog niet van alle precompetenties zijn deeltaken, structurele problemen, kritische beroepssituaties geformuleerd in de moduleboeken (zie ook facet 2.2): - Het eerste studiejaar bevat een basisprogramma, waarin de studenten zich, gemeenschappelijk met collega-studenten van Elektrotechniek en Werktuigbouw, de benodigde basiskennis eigen maken. Het gaat om theoretische vakken als wiskunde, natuurkunde, scheikunde en om elementaire technische vaardigheden in werkplaats en laboratorium. De studenten kunnen na hun propedeuse in theorie overstappen naar een van de twee andere opleidingen, maar van die gelegenheid wordt door AOT-studenten weinig gebruik gemaakt. - In het tweede studiejaar wordt hierop voortgebouwd, met een onderwijsaanbod dat vooral gericht is op het specifieke werkterrein van AOT. Daarbij komen de diverse aandachtsgebieden in de thema’s en de opdrachten aan de orde. Er wordt een begin gemaakt met de beroepsoriëntatie, ter voorbereiding op de keuze voor een van beide domeinen (Energie- en procestechnologie of Mechatronica) en de diverse beroepsrollen (maken, sturen en vertalen). - In het derde jaar hebben de studenten hun keuze voor de specialisatie gemaakt; die keuze bepaalt de aard van (verdiepings- of verbredings-)minor en van de stage. - Het vierde jaar is voornamelijk gericht op het werken aan de afstudeeropdracht en aan op theorie gerichte studieonderdelen in relatie tot de afstudeerrichting. • De relatie tussen vakken en projecten, de relatie tussen de projecten onderling, de relatie theorie en praktijk zijn nog in ontwikkeling bij de opbouw van het nieuwe curriculum. Daaraan wordt invulling gegeven bij de uitwerking van de studieloopbaanbegeleiding, die op reflectie is gericht (zie ook bij facet 4.2). Het ontbreken van inzicht hierin, is deel van de reserve die het panel bij facet 2.2 heeft verwoord. • De rode lijn van de opleiding is vooral begeleiding bij toenemende zelfsturing van het leerproces en toenemende complexiteit van de opdrachten. Daarbij is de nadruk op integratie van de vakinhoudelijke kennis van elektrotechniek en werktuigbouw een constant element, gekoppeld aan meer algemene vakken als management en communicatie. Voor de duale opleiding berust het oordeel ‘voldoende’ op de volgende overwegingen: • De duale studenten krijgen in de eerste twee jaar van de studie vooral theoretische technische kennis aangeboden. Daarbij gaat het om projecten en opdrachten, voornamelijk in aansluiting op de eigen werkomgeving, op het beroepsgebied van de 24
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
• •
elektriciteitsproductie en afvalverbranding. De opdrachten en de thema’s staan weliswaar tamelijk los van elkaar, maar het bindend element is voor de studenten herkenbaar: het gaat steeds om voor hen herkenbare casuïstiek uit hun dagelijkse praktijk. Deze op kennis gerichte aanpak sluit aan bij de achtergrond van deze studenten, die in hun dagelijkse werk steeds worden geconfronteerd met de meer praktische kanten van het werkveld. In de latere studiejaren komen meer op management en communicatie gerichte vakken aan bod; dit sluit aan bij de wensen van de duale studenten en van hun werkgevers. De samenhang van de opleiding is hier gebaseerd op de, eensluidende, wensen van de studenten en hun werkgevers. De bedenkingen die het panel hierbij heeft, zijn verwoord bij facet 2.2.
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor de voltijdopleiding op de volgende overwegingen: • Het primaire middel dat de opleiding inzet voor het bevorderen van de studievoortgang is het contact tussen docenten en studenten. Het uitgangspunt is dat de studenten bij alle geplande lessen en andere contactmomenten aanwezig moeten zijn. Studenten worden door hun docenten persoonlijk aangesproken in geval van afwezigheid. Zo nodig spreekt ook de mentor de studenten aan op afwezigheid of anderszins in gebreke blijven (zoals te laat inleveren van werkstukken), waarbij eventuele persoonsgebonden belemmeringen ter sprake kunnen komen. • Het jaarrooster bestond tot het studiejaar 2003-2004 uit twee semesters, met aan het einde van ieder semester een tentamenperiode. Dit leidde tot piekbelasting. Sinds september 2004 werkt de opleiding met een kwartaalplanning, om zo door een betere studielast en tentamenspreiding de piekbelasting te voorkomen. Er is nog te weinig ervaring opgedaan om te kunnen vaststellen of het probleem van piekbelasting nu naar voldoening is opgelost. • Studenten hebben geklaagd over het gegeven dat de lesroosters in de regel per week bekend werden gemaakt. Daardoor konden zij hun studieactiviteiten niet voldoende afstemmen en bovendien konden zij daardoor niet vooraf vastleggen wanneer zij beschikbaar waren voor andere activiteiten dan hun studie. Dat is de reden dat de lesroosters vanaf november 2004 per kwartaal bekend zijn. • De studenten kunnen via het infonet nagaan wat hun tentamenresultaten zijn en hoe hun studievoortgang is. Bij achterblijvende studieresultaten worden de studenten door hun mentor uitgenodigd voor een gesprek (zie ook bij facet 4.2). De tentamenresultaten blijken steeds voldoende snel beschikbaar te zijn, zo hoorde het panel van studenten en alumni. Er wordt afdoende feedback gegeven op gemaakte werkstukken en tentamens.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
25
•
Studenten krijgen twee keer per jaar de gelegenheid een toets af te leggen. Onder bepaalde voorwaarden kan een student een extra toetsmogelijkheid krijgen. De richtlijnen zijn terug te vinden in de Onderwijs- en Examenregeling 2003-2004.
Voor de duale opleiding berust het oordeel ‘voldoende’ op de volgende overwegingen: • De maatregelen die de opleiding treft voor een goede studievoortgang voor de duale studenten liggen vooral op materieel gebied, aangezien het veelal sterk intrinsiek gemotiveerde studenten betreft. Die maatregelen zijn: zorg voor een duidelijk lesrooster met een vaste lesdag in een vaste accommodatie; duidelijke afspraken die worden nagekomen over het indienen van werkstukken en het tijdig bekend maken van studieresultaten (via het infonet). • De duale studenten zijn tevreden over de mogelijkheden voor tempoversnelling die de opleiding hen biedt (zie hiervoor ook bij 2.5 en 2.6). • De feedback op tentamens en werkstukken blijft bij de duale studenten enigszins achter in kwaliteit, aangezien de contacturen beperkt zijn. Dit blijkt uit evaluatiegegevens van de opleiding. De opleiding onderzoekt mogelijkheden om dit te verbeteren.
Facet 2.5
Instroom
voldoende
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor beide varianten op de volgende overwegingen: • In de Onderwijs- en Examenregeling 2004-2005 is de regeling voor toelating tot de opleiding vermeld. Toelaatbaar op de opleiding zijn havisten en vwo’ers met de profielen Natuur&Techniek en Natuur&Gezondheid. Ook vwo’ers met andere profielen zijn toelaatbaar, indien zij voldoende wis- en natuurkunde in hun pakket hebben. Ook mbo’ers zijn toelaatbaar indien zij wis- en natuurkunde in hun pakket hebben. Voor kandidaat-studenten van 21 jaar en ouder is er een colloquium-doctum-procedure, met een intakegesprek en een mondelinge of schriftelijke toetsing. • Voor mbo’ers-werktuigbouw is er een verkort driejarig traject, op grond van EVC’s (vaardigheden, stages). Voor vwo’ers is er een versneld programma mogelijk (hoger studietempo), waardoor ook zij de opleiding in drie jaar kunnen afronden. • Er zijn daarnaast individuele vrijstellingen mogelijk, op basis van individueel aan te tonen EVC’s, waarover de Examencommissie een besluit neemt. • In het vaardighedenonderwijs ligt de nadruk op technische basisvaardigheden. Daarnaast is er aandacht voor communicatieve vaardigheden, managementvaardigheden en sociale vaardigheden. Voor de diverse vaardigheden zijn vrijstellingen mogelijk op grond van EVC’s. Met name de mbo-instroom en duale studenten kunnen hier een beroep op doen.
26
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
•
•
•
De instroom bestaat vooral uit mbo’ers, niet alleen van de mbo-opleiding AOT, maar ook van de verwante opleiding mbo-werktuigbouw. Van instromende studenten en van alumni hoorde het panel dat de voorlichtingscampagne van de opleiding ‘in huis’ bij toeleverende scholen effectief is voor de werving van nieuwe studenten. Bij deze vorm van voorlichting zet de opleiding studenten in; dat blijkt een goede en aansprekende vorm te zijn. Het panel stelt op grond van deze bevindingen vast dat de werving van studenten vooral plaats vindt via netwerken en mond-tot-mondreclame. Vooral sterk gemotiveerde studenten melden zich aan voor de opleiding. Daarbij blijken zij het verschil in accent tussen de drie AOT-opleidingen (Amsterdam, Utrecht en Vlissingen) te kennen. In dit verband vindt het panel het niet verbazingwekkend dat het opleidingsrendement goed is (facet 6.2). De meer generale werving, via voorlichtingsbrochures, website, open dagen en meeloopdagen voor potentiële studenten schiet voor deze opleiding kennelijk wat tekort. Er is weinig instroom vanuit havo, vwo en vanuit mbo-instellingen waar de opleiding geen voorlichting geeft, zo stelt het panel vast na gesprekken met studenten en docenten over de instroom in de opleiding. Havisten en vwo’ers vormen slechts een zeer klein deel van de instroom. Het panel heeft niet kunnen vaststellen dat de opleiding er naar streeft om hierin verandering te brengen: er zijn geen aanwijzingen dat er een verbetering komt in de voorlichting en werving bij havo en vwo. Wanneer studenten niet toelaatbaar zijn op grond van hun profiel, wordt de studenten een deficiëntiecursus aangeboden, die zij met goed gevolg moeten afronden.
Specifiek voor de duale variant geldt: • Bij de duale variant bestaat de instroom gemiddeld voor 15% uit REWIC-bgediplomeerden, 80% uit REWIC-A-gediplomeerden en 5% ‘oud’ REWIC-Cgediplomeerden ∗ . Op grond van het REWIC-b-certificaat kunnen de studenten deelnemen aan een verkort studieprogramma. Zij kunnen, net als de mbo-instroom en de vwo-instroom de onderdelen van het eerste en tweede jaar van de duale opleiding daardoor in één studiejaar afronden.
Facet 2.6
Duur
goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: HBO-bachelor: 240 studiepunten.
∗
REWIC (regelingscommissie Examens Werktuigkundige In Centrales) bevordert en handhaaft sedert 1963 de kwaliteit van opleidingen en productie- en onderhoudspersoneel werkzaam in de opwekking van elektriciteit en warmte. REWIC ontwikkelt lesmateriaal, laat opleidingen door derden verzorgen en examineert en diplomeert de onder haar auspiciën verzorgde opleidingen. REWIC-diploma’s zijn direct afgeleid uit de functies in de stoomwacht.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
27
Het oordeel is gebaseerd op de volgende feiten. • De studielast omvat voor de hele opleiding 240 European Creditpoints, zoals blijkt uit de studiepuntentabellen in de studiegids. Bij een belasting van 28 uur per studiepunt bedraagt de totale studielast 6720 uur.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel ‘goed’ berust voor beide varianten op de volgende overwegingen: • Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat het didactisch concept van de opleiding aansluit bij de beoogde competenties. Dit concept, Geleid Ontdekkend Leren (GOS), begint in het eerste jaar met docentgestuurde werkvormen en gaat langzaam over naar studentsturing. Dit concept sluit aan op het werk van AOT’ers, waarbij zelfstandig en resultaatgericht werken en toepassen van de opgedane ervaringen in andere omstandigheden (transfer) herkenbare bestanddelen zijn. Daarnaast tracht de opleiding vanuit het sociaal constructivisme om studenten een actieve studiehouding aan te leren. • Het panel heeft vastgesteld dat de werkvormen die de opleiding gebruikt, zoals hoorcolleges, werkcolleges, projecten (in het eerste jaar), practica, zelfstudie, stages/praktijkleerperiode en afstudeeropdracht hierbij aansluiten. Dit biedt afdoende mogelijkheden voor het realiseren van opleidingsdoelstellingen als het verwerven van domeingerichte kennis en inzicht, toepassen van die kennis en dat inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden. • De uitwerking van het didactisch concept voor het nieuwe curriculum in het zogenoemde ISP-model (Informatie, Student en Praktijk), dat voor het panel ter inzage lag, biedt een goed kader voor de keuze van de diverse werkvormen gedurende de opleiding. • Tot de uitgangspunten van de onderwijsaanpak behoort eveneens dat de studenten met een sterke docentsturing in het begin, via een gedeelde sturing uiteindelijk tot zelfsturing komen. Dat is verwoord in het Inhoudelijk Opleidingskader. Uit de gesprekken met de studenten kwam naar voren dat de opleiding zelfstandig leren inderdaad stimuleert. De studenten gaven voorbeelden van opdrachten waarmee zij nieuwe kennis moeten verwerven om andere opdrachten te kunnen maken. Zij ervaren dat de docentsturing tijdens het studieverloop afneemt en dat de nadruk komt te liggen op zelfsturing. • Uit evaluatiegegevens die het panel heeft kunnen inzien, is duidelijk geworden dat de studenten overwegend positief staan tegenover de gehanteerde werkvormen (score 3,1 op een vijfpuntsschaal, moduleevaluaties september 2004 en oktober 2004). Dit overwegend positieve oordeel over de onderwijsaanpak werd bevestigd in de gesprekken met studenten. • De opleiding werkt aan bijstelling van haar werkvormen aan de competentiegerichte opzet van het nieuwe curriculum, binnen het hogeschoolbrede Columbusproject. Daarbij
28
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
wordt onder andere gewerkt aan de ontwikkeling van een vorm van op reflectie gerichte studieloopbaanbegeleiding (zie ook bij facet 4.2). Het panel vindt dat een interessante ontwikkeling, maar stelt gelijkertijd vast dat ook de huidige werkvormen goed passen bij competentiegericht onderwijs. Specifiek voor de duale variant geldt: • Voor de onderwijsaanpak bij de duale variant zijn eveneens uitgangspunten geformuleerd. Ook hier wordt gestreefd naar toenemende zelfsturing (GOS) in het verloop van de opleiding, al is de aard van de docentsturing van meet af aan meer terughoudend, zoals dat past bij de instroomkwalificaties van de duale studenten, die merendeels al enkele jaren van avondstudie achter de rug hebben als zij instromen in de opleiding. • De werkvormen bij de duale variant zijn vrijwel identiek aan die van de voltijdopleiding. Wel zijn er minder contacturen en ligt de nadruk meer op zelfstudie.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
onvoldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor de beide varianten op de volgende overwegingen: • Het panel stelt vast dat gedurende het verbetertraject een HZ-breed toetsbeleid, in het kader van Koersbepalend Leren is vastgesteld. De opleiding AOT heeft naar aanleiding van dit nieuwe toetsbeleid reeds een aantal nieuwe toetsen opgesteld, welke het panel heeft ingezien. De opleiding heeft, in hogeschoolverband, in het studiejaar 2004-2005 criteria opgesteld voor het beoordelen van competentiegericht onderwijs. Dit is gebeurd binnen het eerdergenoemde Columbusproject. Het opleidingsprogramma zal in 20052006 ingericht worden conform Koersbepalend Leren. • In het nieuwe toetsbeleid is vastgelegd dat de opleidingen binnen het Department Engineering een toetscommissie instellen, welke de kwaliteit van de toetsen volgens het HZ-toetsbeleid bewaakt. De toetscommissie AOT is reeds actief. • De opleiding maakt beoordelingscriteria in het algemeen vooraf bekend in de studiewijzers en bij opdrachtverstrekking. Deze criteria worden strikt gehanteerd. De criteria hangen samen met de eindkwalificaties, al is die samenhang niet vermeld in de moduleboeken. • Bij groepsproducten wordt er een groepsbeoordeling gegeven. Door middel van peer assessment en een docentenoordeel over verschillen in kwaliteit tussen de inbreng van studenten bij de uitvoering van groepsopdrachten, wordt hier een differentiatie in gemaakt. De studenten verdelen de totale hoeveelheid punten voor een opdracht onderling, op basis van onderlinge beoordeling over de kwaliteit van het geleverde werk, in aanwezigheid van een docent. Deze vorm van beoordelen gaat tevens het meeliftgedrag tegen.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
29
•
• • •
Alle studieonderdelen worden afgesloten met een toets. Hiervoor gebruikt de opleiding diverse toetsvormen, zoals schriftelijke en mondelinge tentamens, rapportages en presentaties, logboeken, stageverslagen en peer assessment bij groepswerk. Er wordt, anticiperend op de uitkomsten van het Columbusproject, geëxperimenteerd met portfolio’s, maar daarvan waren er nog geen voorbeelden voorhanden voor het panel. Voor de beoordeling van de stages/praktijkleerperioden en de afstudeeropdrachten heeft de opleiding beoordelingslijsten opgesteld. De studenten vertelden het panel dat hun docenten hen afdoende informeren over de wijze waarop de leerstof zal worden getoetst en over de beoordelingscriteria en -normen. Het panel concludeert dat binnen de opleiding op het gebied van toetsing de laatste jaren veel verbetering heeft plaatsgevonden. Het panel ziet al de eerste goede voorbeelden en komt daarom tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 3 Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL Eisen HBO
voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor de beide varianten op de volgende overwegingen: • Het panel heeft vastgesteld dat de docenten op de hoogte zijn van de stand van zaken en de ontwikkelingen in de AOT-beroepen. Zij onderhouden relaties met de beroepspraktijk door het werven van stage- en afstudeerplaatsen en door de begeleiding bij stages en afstudeerprojecten. Ook het participeren in REWIC/VAPRO/OVP brengt docenten in contact met het werkveld. • De intensieve contacten voor het opzetten van het overleg met het werkveld (Board of Industrial Experts, Industrial Development Network en met name de Special Interest Groups – zie ook bij facet 1.3) leveren de docenten waardevolle informatie op voor het op peil houden van hun inzicht in het werkveld. • Werkveldvertegenwoordigers bevestigden in gesprek met het panel dat in de contacten in het kader van stages en afstudeerprojecten, de ontwikkelingen in de beroepspraktijk een vast gespreksonderwerp zijn. • De alumni en de studenten zijn positief over de vakinhoudelijke kennis van hun docenten. Zij vertelden het panel dat de meeste docenten op een goede en stimulerende manier een verbinding leggen met de beroepspraktijk, bijvoorbeeld doordat ze gebruik maken van aansprekende praktijkvoorbeelden en actuele casuïstiek. • Op basis van de cv’s van de docenten stelt het panel vast, dat de meeste van hen geen recente werkervaring hebben in het AOT-werkveld of in de daaraan gerelateerde beroepspraktijk. De opleiding heeft dit zelf ook gesignaleerd, en maakt daarom enkele keren per jaar gebruik van gastdocenten: dat zijn bij voorkeur experts op een van de werkterreinen van AOT.
30
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
Het departement kent de zogenoemde ‘Studium Generale lezing’ waarbij een externe expert/gastdocent een maatschappelijk of professioneel actueel thema bespreekt in een bijeenkomst voor alle studenten van het departement. Daarbij komen ook AOTgerelateerde onderwerpen aan bod.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel ‘voldoende’ voor de beide varianten berust op de volgende overwegingen: • De opleiding heeft vier zogeheten kerndocenten, die alleen voor AOT worden ingezet. Dat is weinig, is het oordeel van de opleiding zelf, aangezien daarmee niet alle expertisevelden zijn gedekt. Aanvulling vindt de opleiding bij de andere opleidingen in het Department en bij gastdocenten. Daarmee kan het onderwijs in het gehele AOT-veld worden verzorgd. • De docent/studentratio is ongeveer 1:25. Dat is het resultaat van een berekening waarbij de inzet van de ‘eigen’ AOT-docenten en die van andere opleidingen die onderwijs verzorgen voor AOT zijn betrokken. • De recente reorganisatie binnen de hogeschool, waarbij het Department is gevormd, kan een gunstiger inzet van docenten binnen het Department met zich meebrengen. Uit de gesprekken met de docenten, de studenten en het opleidingsmanagement bleek, dat er weinig of geen lesuitval is door ziekte. Ook bleek dat alle betrokkenen van oordeel zijn dat er voldoende docenten zijn voor het verzorgen van het onderwijs, maar dat men daarbij eveneens van mening is dat het docentenbestand op een minimumniveau zit. Ook is er wel sprake van piekbelasting. • De opleiding is enigszins kwetsbaar omdat bepaalde deelgebieden slechts door één docent gedekt worden. Het management is zich hiervan bewust en ziet mogelijkheden voor verbetering door de recente samenwerking met het ROC Zeeland en De Roosevelt Academie. Er kan daardoor zo nodig geput worden uit een ruimer docentenbestand. • Het recentelijk benoemde Head of Department is doende een personeelsbeleidsplan op te stellen voor het Department. Het panel vernam dat er financiële ruimte is voor (beperkte) uitbreiding voor het docententeam van het gehele Department, waarvan ook de opleiding AOT zal profiteren.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
31
Het oordeel ‘voldoende’ voor de beide varianten berust op de volgende overwegingen: • Op grond van de cv’s van de teamleden en op grond van de gesprekken die het panel met de docenten had, stelt het panel vast dat de docenten vakbekwaam zijn en dat zij onderwijskundig passend zijn toegerust voor hun taak. Inhoudelijke en onderwijskundige bijscholing vindt regelmatig plaats. Een richtlijn daarvoor is nog niet helder vastgelegd, maar het panel is van oordeel dat is aangetoond dat de teamleden in staat worden gesteld om bij te blijven in hun vak en op onderwijskundig terrein – en ook dat zij van die gelegenheid gebruik maken. In de periode waarin de opleiding werd beoordeeld, werd het team bijgeschoold voor het construeren van een competentiegericht curriculum en competentiegericht toetsen. • Bij de behandeling van facet 2.2 is vermeld dat het team nog niet in de gelegenheid is geweest om het oude thematisch gerichte curriculum van de voltijdopleiding te vernieuwen tot een competentiegericht curriculum; dit geldt evenzeer voor de toetssystematiek. Er vindt echter onderwijskundige bijscholing plaats. • Na de reorganisatie binnen de hogeschool, die plaats vond in het kalenderjaar waarin de opleiding zich voorbereidde op deze beoordeling voor de accreditatieaanvraag, is er een adequate basis voor de organisatie van het opleidingsprogramma. De integratie van de opleidingen AOT, Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde biedt goede mogelijkheden voor een goede aanpak van de gemeenschappelijke propedeuse en voor het ontwikkelen van een doelmatig onderwijsaanbod voor deze drie verwante opleidingen. • Het panel heeft, na vertrouwelijke inzage in verslagen van functioneringsgesprekken kunnen vaststellen, dat deze gesprekken volgens een afdoende en vast stramien plaatsvinden. In die gesprekken komt ook de scholingsbehoefte van de betreffende docent ter sprake, evenals uitslagen van studentenevaluaties. • Het management van de opleiding wordt in zijn personeelsbeleid gesteund door de hogeschool. De Hogeschool Zeeland voert een actief personeelsbeleid dat is vastgelegd in meerdere notities: Beleidskaders Planning & Organisatieontwikkeling, Nota Scholingsbeleid, Notitie Personeelsselectie, de Notitie Functioneringsmanagement. • Er is binnen het Department nog geen vaste systematiek waarin de docenten hun opvattingen en vragen over hun persoonlijke ontwikkeling kunnen toetsen aan de mogelijkheden die de opleiding en de hogeschool bieden, maar het is voor het panel overtuigend aangetoond dat deze systematiek in ontwikkeling is en dat die in het kalenderjaar 2005 operationeel zal zijn. Dan kunnen er ook nadere afspraken worden gemaakt voor aanvullende, individuele, professionalisering van de docenten. • De studenten toonden zich tijdens het bezoek tevreden over de inhoudelijke en de didactische kwaliteit van hun docenten. Dit sluit aan bij de evaluatieresultaten uit het studiejaar 2003-2004 en bij de uitkomsten van de HBO-monitor 2003. De afgestudeerden beoordeelden de kwaliteit van de docenten met het cijfer 7,2 (programmaevaluatie, juni 2004). • Docenten zijn overwegend tevreden met het personeelsbeleid, tonen zich gemotiveerd en betrokken.
32
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Onderwerp 4 Facet 4.1
VOORZIENINGEN Materiële voorzieningen
voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor de voltijdopleiding op volgende overwegingen: • De voltijdopleiding is gehuisvest in het hoofdgebouw van de hogeschool aan de Edisonweg in Vlissingen. Het panel heeft de faciliteiten bekeken en heeft er een overwegend positief beeld van gekregen. Er zijn voldoende lesruimtes die voldoende geoutilleerd zijn: white board, overheadprojectie en voldoende gelegenheid tot het werken met laptop en beamer. Voor het huidige projectwerk maken studenten gebruik van de leslokalen. • De werkruimtes voor docenten zijn adequaat. • De opleiding maakt gebruik van de bibliotheek/ mediatheek die voor alle studenten van de hogeschool toegankelijk is. De mediatheek is goed geoutilleerd en de beschikbare literatuur (en tijdschriften) is voldoende en actueel voor AOT’ers. Onderdeel van de mediatheek is het Open Leren Centrum (OLC) met adequate faciliteiten als computers, printers en scanners. • De opleiding kan gebruik maken van voldoende werkplaatsen en laboratoriumruimten. Deze voorziening ziet er goed uit. Er is voldoende en voldoende adequaat gereedschap en apparatuur. • De informatie - en communicatiemiddelen zijn adequaat; de computerpractica zijn goed geoutilleerd en up-to-date. Apparatuur is in voldoende mate aanwezig, al hoorde het panel van de studenten dat er op piekuren te weinig computers beschikbaar zijn. Alle studenten en personeelsleden beschikken over e-mail. Daarnaast is er het, naar de mening van de studenten voldoende functionerende Infonet. De opleiding is bezig met de invoering van de zogeheten: Virtual Learning Desktop, een virtueel onderwijsplatform. Studenten gaven aan dat er wel al gebruik van wordt gemaakt, maar nog niet systematisch. Docenten en studenten zijn nog weinig vertrouwd met dit nieuwe medium. • Studenten zijn redelijk tevreden over de accommodatie, zoals blijkt uit de gesprekken tijdens het bezoek en uit de evaluaties die voor het panel ter inzage lagen. Wel hoorde het panel van enkele studenten dat de ‘eigen plek’ van de opleiding na de reorganisatie niet meer beschikbaar is. De studenten met wie het panel sprak, vonden dat een verlies, waardoor de eigen identiteit van de opleiding verloren was gegaan. Het hoofd van de afdeling stelt in dit verband dat het ook de opzet is dat de drie opleidingen van het Department meer geïntegreerd raken. Een ‘eigen plek’ voor één van de opleidingen is dan niet meer passend. • Via het tweejaarlijkse tevredenheidsonderzoek van de Hogeschool Zeeland wordt getoetst in hoeverre de faciliteiten voldoen. De gemiddelde waardering voor de voorziening is een 6,8 (Hogeschoolbreed).
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
33
Voor de duale opleiding berust het oordeel ‘voldoende’ op volgende overwegingen: • De duale opleiding maakt gebruik van een vaste vergaderruimte in het centrum van Utrecht. De studenten hebben daar eens per twee weken een dag onderwijs. • Het is een goed geoutilleerde vergaderzaal, waar het theorieonderwijs en de projectgroepen voor de duale opleiding op ruimschoots voldoende en adequate wijze kunnen plaatsvinden. • Voor het technische vaardighedenonderwijs, en dan met name de toetsing, gaan de duale studenten enkele keren per jaar naar het gebouw van de hogeschool, in Vlissingen. Voor het oefenen van de vaardigheden maken de duale studenten zo nodig gebruik van de voorzieningen binnen hun eigen bedrijf. • Ook voor de literatuurvoorziening zijn de duale studenten aangewezen op de bibliotheek van hun eigen bedrijf, of op de openbare bibliotheek in hun woonplaats. Via het infonet, en internet hebben de duale studenten uiteraard ook toegang tot digitale informatie. • De start met de elektronische leeromgeving, VLD, verloopt traag. Het panel hoorde van de studenten dat de invoering al enige tijd wordt aangekondigd, maar het systeem is nog niet operationeel. • Voor een duale opleiding voldoen deze voorzieningen, is het oordeel van de studenten met wie het panel sprak.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor beide varianten op de volgende overwegingen: • Opzet en uitgangspunten van de begeleiding zijn helder beschreven in het zelfevaluatierapport en in de Studiegids 2003-2004. • Via het systeem van studievoortgangsregistratie (Currcoach) zijn alle gegevens over de voortgang van de verschillende studenten direct toegankelijk voor de docenten en de studenten. • Maandelijks worden de voortgangsresultaten besproken in het mentorenoverleg: op grond van de bevindingen in dat overleg nemen de mentoren initiatief voor een gesprek met studenten. Meestal is het echter al tussentijds gesignaleerd als studenten dreigen achter te blijven (zie ook bij facet 2.4). • Studenten dienen bij alle geplande lessen en andere contactmomenten aanwezig te zijn, wanneer dit niet het geval is worden studenten hierop aangesproken. Hierdoor worden studenten nauw gevolgd. • Studenten zijn tevreden over bereikbaarheid en toegankelijkheid van de mentoren en de docenten, zoals bleek tijdens de gesprekken met de studenten. De kleinschaligheid van
34
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
•
de opleiding draagt daar zeker toe bij. Afgestudeerden noemden het directe en persoonlijke contact als een van de sterke punten van de opleiding. Begeleiding in de latere jaren is vooral begeleiding van stage en afstuderen. Daarvoor is er het Handboek Stage en Afstuderen dat studenten en begeleiders informeert over doelen, organisatie, begeleiding en beoordeling. Studenten tonen zich tevreden over die begeleiding. Docenten bezoeken de stagiairs op de werkplek en zijn via telefoon en email goed bereikbaar. Studenten zijn tevreden over de resultaten van studiebegeleiding, zoals blijkt uit tevredenheidsonderzoek in het studiejaar 2003-2004 (cijfer 6,0, bron: programmaevaluatie, juni 2004).
Specifiek voor de voltijdvariant geldt: • Tijdens het bezoek hoorde het panel van de docenten over de centrale plek die de studieloopbaancoach zal gaan innemen bij het recent ingevoerde nieuwe curriculum. Het is duidelijk dat deze aanpassing van de studieloopbaanbegeleiding (SLB met SL-coach-) nog niet geheel vorm heeft gekregen. Het panel kreeg echter de stellige indruk dat het team met deze vorm van studiebegeleiding bij competentiegericht onderwijs een veelbelovende aanpak kan ontwikkelen waarbij werkvormen en begeleiding in elkaars verlengde liggen. Dit geldt vooral als de formatieve toetsen die de reflectieopdrachten bij SLB in wezen zijn, daarbij kunnen worden betrokken.
Onderwerp 5 Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor beide varianten op de volgende overwegingen: • De kwaliteitszorg vindt plaats binnen de kaders van de hogeschool zoals die zijn vastgelegd in de notitie Kwaliteitsbeleid Hogeschool Zeeland. De hogeschool heeft een centrale dienst Kwaliteitszorg die de interne kwaliteitszorg centraal aanstuurt. Het gaat onder meer om de ontwikkeling van evaluatie-instrumenten en het verwerken van evaluaties en audits. • Bij AOT is er een uitgewerkt plan voor een effectmeting in de vorm van ‘semesterevaluaties’ voor het onderwijs, waarvan de eerste in juni 2004 heeft plaatsgevonden. Met deze evaluatie is het niet voorspoedig verlopen, als gevolg van softwareproblemen. De volgende semesterevaluatie is in januari 2005. Er waren tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding dan ook nog geen volledige resultaten te zien van de nieuwe opzet. Wel waren er onvolledige resultaten, na handmatige verwerking van een deel van de semesterevaluaties.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
35
•
•
•
• •
•
In het zelfevaluatierapport is een Opleidingsevaluatieplan opgenomen, met daarin een overzicht van aandachtsgebieden, van de frequentie waarmee die worden geëvalueerd, een streefnorm en overzicht acties en data voor die acties. Het panel heeft studenttevredenheidsonderzoeken kunnen inzien van de van de jaren 1998 en 2004. Het kwaliteitsbeleid van de opleiding is in opbouw, zoals is beschreven in het zelfevaluatierapport. In het verleden zijn er startbekwaamheidsonderzoeken gehouden onder alumni en hun werkgevers, de toetsen werden geanalyseerd binnen het team en er waren moduleevaluaties en tevredenheidsonderzoeken onder studenten. Het is het panel gebleken dat er voornemens zijn om deze evaluaties deel te laten uitmaken van de semester-meting. Het panel concludeert dat er weinig tot geen volledige evaluatieresultaten beschikbaar. De normstellingen (streefcijfer) van de opleiding is dat 70% van de respondenten elk item een voldoende moet scoren. Een voldoende is een 6 op een 10-puntsschaal of een 3 op een 5-puntsschaal. Wanneer deze norm frequent wordt gehaald, dan is bijstelling naar boven gewenst. De streefnormen voor de instroom en de studievoortgang en de opleidingsrendementen, waarvan een overzicht is opgenomen in het zelfevaluatierapport, gelden voor de gehele Hogeschool Zeeland. De streefnormen zijn niet apart beargumenteerd voor de opleiding AOT. De streefcijfers van de opleiding zouden echter naar het inzicht van het panel beargumenteerd kunnen afwijken van die van de gehele hogeschool (zie ook bij facet 6.2), aangezien het panel heeft vastgesteld dat de instroom van de opleiding al enkele jaren voornamelijk bestaat uit studenten met een verkort programma in verband met vrijstellingen, als gevolg van de grote mbo-instroom in zowel de voltijdse als in de duale opleiding.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
onvoldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel ‘onvoldoende’ berust voor beide varianten op de volgende overwegingen: • De werkwijze binnen de Hogeschool Zeeland, met de balanced score card, waarbij de effecten bij de verschillende aandachtsgebieden van de kwaliteitszorg onderling worden gewogen, heeft nog niet geleid tot inbedding in het kwaliteitszorgbeleid van de opleiding. • De realisatie van het eerdergenoemde Opleidingsevaluatieplan (facet 5.1) is onduidelijk: er staat wel helder beschreven wie er wat moet doen, maar in welke mate de evaluatiegegevens uit voorgaande jaren zijn verwerkt is niet duidelijk. • In haar zelfevaluatierapport en in het Inhoudelijk Opleidingskader schetst de opleiding de wijze waarop zij de evaluatieresultaten wil gebruiken voor verbeteringen in de opleiding. Het doel is dat de resultaten, na analyse, worden besproken in de curriculumcommissie en in de Board of Industrial Experts (de werkveldcommissie); die bespreking dient dan aan de hand van verbetervoorstellen plaats te vinden, waarna verbeteringen in
36
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
•
•
•
onderlinge samenhang worden vastgesteld. Deze opzet, volgens het PDCA-concept, ziet er degelijk uit, maar van uitvoering heeft het panel geen aantoonbare resultaten of aanzetten gezien. Wel heeft het panel er, op grond van het gesprek met de Head of Department, vertrouwen in dat er binnen de nieuwe structuur van het Department ook voor besluitvorming en uitvoering van verbeterplannen afdoende maatregelen worden genomen. Het panel heeft in de gesprekken en in de notulen van curriculumcommissie en opleidingscommissie niet kunnen vaststellen dat deze (onvolledige) resultaten zijn besproken of dat er een begin is gemaakt met toetsing aan de streefdoelen. Van de studenten vernam het panel dat de opleidingscommissie sinds het voorjaar van 2004 niet meer bijeen is gekomen. Dat betekent dat ten minste een van de betrokken overlegorganen waarin de evaluatieanalyse en de verbetervoorstellen aan de orde gesteld hadden kunnen worden, niet functioneert. Het panel hoorde wel dat er plannen zijn om deze commissie weer nieuw leven in te blazen (zie ook bij 5.3). Er is volgens de opleiding een bijeenkomst geweest in september 2004, maar de studenten van de opleidingscommissie waren hier niet van op de hoogte (!) en er is er een gepland voor januari 2005. Het panel heeft in het gesprek met docenten en studenten vernomen dat er veranderingen worden aangebracht in de onderwijseenheden en dat er studiebelemmerende factoren worden weggenomen, als de betreffende docenten uit reacties van de studenten opmaken dat dit nodig is. Er zijn het panel daarvan enkele overtuigende voorbeelden genoemd (toename van het aantal beschikbare computers voor de opleiding, verandering in roostering). Dit wijst weliswaar op een goede basisinstelling voor kwaliteitszorg, maar biedt geen afdoende vervanging voor systematische evaluatie, analyse en samenhangende verbeterplannen voor alle aandachtsgebieden, ofwel van de gesloten PDCA-cyclus die de opleiding zich heeft voorgenomen. Het panel concludeert dat zij slechts weinig operationele instrumenten en aantoonbare resultaten heeft gezien en dat er geen, of geen inzichtelijke besluitvorming is over en implementatie van verbetervoorstellen.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel ‘voldoende’ berust voor beide varianten op de volgende overwegingen: • Het panel baseert haar positieve oordeel over de materie van dit facet op de structuur die is opgezet voor het betrekken van de medewerkers, studenten en beroepenveld. Die structuur is overtuigend stevig en adequaat: - er is een structuur voor het bespreken van evaluatieresultaten, vastgelegd in het Opleidingsevaluatieplan;
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
37
•
- de medewerkers voelen zich en zijn actief betrokken bij het onderwijs en de kwaliteitszorg hiervan, via de curriculumcommissie en via het overleg over het onderwijs in de kwartalen/semesters; - het contact met het werkveld is bijzonder gedetailleerd en zorgvuldig georganiseerd; op de agenda van BIE en IDN is als vast punt opgenomen het bespreken van verbeteringen in het onderwijs op basis van ervaringen in de voorgaande periode; - er wordt naar gestreefd dat de Opleidingscommissie in januari weer bijeenkomt, nadat zij in september een overleg hebben gehad. Het panel stelt wel vast dat de opleiding nog geen adequate vorm heeft gevonden om de afgestudeerden systematisch te betrekken bij ontwikkelingen binnen haar opleiding. De eerste voorwaarde daartoe is dat afgestudeerden worden gestimuleerd om de opleiding te laten weten waar zij werken en hoe zij te bereiken zijn. Het is het panel gebleken dat dit wel op individuele basis gebeurt, in contacten tussen individuele studenten en individuele docenten, en dat er geen toegankelijk systeem is van adressen en werkplekken van alumni.
Onderwerp 6 Facet 6.1
RESULTATEN Gerealiseerd niveau
voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel ‘voldoende’ berust op de volgende overwegingen: • In hun vierde studiejaar voeren studenten een opdracht uit van en in samenspraak met het werkveld. De opleiding ziet er op toe dat dit professionele opdrachten zijn op hbobachelorniveau. Daartoe worden de opdrachten vooraf voorgelegd aan begeleidende docenten, voor een beoordeling op grond van vastgestelde criteria. Het panel heeft vastgesteld dat de beoogde eindkwalificaties daarbij in ogenschouw worden genomen. De externe deskundigen rapporteren jaarlijks over de kwaliteit van de afstudeerverslagen. Het panel heeft deze rapportages tijdens zijn bezoek kunnen inzien. • In het Afstudeerhandboek is inzichtelijk vastgelegd hoe de studenten bij hun afstudeeropdracht te werk moeten gaan. Een van de regels is, dat de studenten verantwoorden hoe zij hun opdracht aanpakken en welke beslissingen zij daarbij nemen, op grond van welke overwegingen. De studenten worden begeleid bij hun afstudeerproces door de opleiding en door een begeleider van het opdrachtgevende bedrijf. • Het panel heeft vastgesteld dat er voor de beoordeling heldere criteria zijn geformuleerd in het Afstudeerhandboek, waarbij de eindkwalificaties worden meegenomen. Het is het panel echter ook gebleken dat bij de beoordeling niet altijd zichtbaar is hoe die criteria zijn toegepast.
38
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
•
•
Uit de gesprekken met de alumni en de ouderejaarsstudenten heeft het panel een zeer positief beeld gekregen van het niveau waarop zij kunnen functioneren. Deze indruk wordt bevestigd door de vertegenwoordigers van het werkveld met wie het panel heeft gesproken. Over het afstudeerwerk dat het panel heeft kunnen inzien, stelt het panel vast: alle rapporten zijn helder geschreven en systematisch ingedeeld - de opdrachtformulering is niet altijd geheel duidelijk; - de conclusies en aanbevelingen in het afstudeerwerk (de oordeelsvorming) zijn voldoende van niveau, maar in enkele gevallen wat beperkt; - de werkstukken getuigen van voldoende inzicht in het werkgebied van AOT; - de literatuurverwijzing in het afstudeerwerk is beperkt; met name basisliteratuur ontbreekt in enkele gevallen; - er niet altijd duidelijk zichtbaar hoe de opleiding tot haar beoordeling is gekomen voor het betreffende werkstuk.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
goed
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel ‘goed’ berust op de volgende overwegingen: • De opleiding heeft streefcijfers bepaald voor de verblijfsduur van afgestudeerden, de verblijfsduur van uitvallers, het propedeuserendement en het percentage afstudeerders dat het diploma binnen vijf jaar behaalt. Deze streefcijfers gelden voor de gehele hogeschool en zijn niet toegespitst op de opleiding AOT (zoals ook bij facet 5.1 als punt van kritiek is gememoreerd). De hogeschool heeft aan deze streefcijfers een algemeen beleid gekoppeld, in de vorm van maatregelen die worden ingezet indien de cijfers niet worden behaald. Hogeschool Zeeland Perspectief voor de Interne processen Kengetal Groen Oranje tussen Verblijfsduur afgestudeerden <4,3 jaar 4,3 en 4,5 jaar Verblijfsduur uitvallers <1 jaar 1 en 1,35 jaar Marktaandeel >2 jaar 2 en 1,5 jaar Hogeschool Zeeland gewenste rendementen Propedeuse >70% Diploma 5 jaar >63%
Rood >4,5 jaar >1,35 jaar <1,5 jaar
Overzicht gehanteerde normen voor interne processen
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
39
•
•
De opleiding behaalt deze streefcijfers en geeft er in haar zelfevaluatierapport blijk van een goed inzicht te hebben in de rendementen. Dit inzicht bleek ook in de gesprekken met opleidingsmanagement en docenten, tijdens het bezoek dat het panel aan de opleiding bracht. De opleiding heeft haar rendementscijfers vergeleken met die van andere opleidingen.
Kalenderjaar Verblijfsduur afgestudeerden Verblijfsduur uitvallers Marktaandeel instroom (HBO-raad)
1998 2,23 1,22
1999 2,73 1,6
2000 2,68 1,43
2001 3,73 2,0
2002 3,53 1,75
23,3%
21,4%
28,4%
22,9%
27,6%
Jaar van inschrijving Diploma in 5 jaar AOT HZ Diploma in 5 jaar AOT NL (HBO-raad)
1994 76,3%
1995 83,9%
1996 79,2%
1997 68,8%
1998 71,1%
58,4%
71,1%
74,4%
56,4%
64,7%
Jaar van inschrijving Propedeuse
1998 86,7%
1999 77,4%
2000 86,4%
2001 95,1%
2002 90,9%
2003
24,3%
Kengetallen opleiding AOT Hogeschool Zeeland
40
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Deel C: Bijlagen
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
41
42
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
43
44
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid student: Mw. van der Hulst
Panellid NQA: Mw. van Empel
Voorzitterskwaliteiten
X
Auditorkwaliteiten
X
X
X
X
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
X
Onderwijskundige kennis en kennis van het hoger onderwijs
X
Panellid, voorzitter: Dhr, Flapper
Panellid domein AOT: Dhr. van Loon
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
Kennis en/of ervaring t.a.v. relevante internationale ontwikkelingen werkveld
X
X
De heer dr. W.M.J. Flapper Voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaringen als voorzitter. Heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Was voorzitter van de externe kwaliteitscommissie voormalige Hogeschool ISBW te Houten. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1955 – 1961: 1961 – 1967 1967 – 1976 1990 – 1995
Werkervaring: 1967 – 1981 1981 – 1989 1989 – 1994 1994 – 1998 Rotterdam 1998 – heden
Gymnasium ß Studie Scheikunde RU Leiden Onderzoek RU Leiden + promotie Verschillende onderwijskundige leergangen: kwaliteitszorg, innovatiestrategie, onderwijsorganisatie, modulair onderwijs e.d.
Docent chemie HBO Opleidingsmanager chemie HBO Projectleider onderwijsvernieuwingen bij de Polytechnische Faculteit Onderwijskundig beleidsadviseur bij het College van Bestuur van de Hogeschool Zelfstandig adviseur en Consultant voor management van onderwijsinstellingen
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
45
Overige werkzaamheden: Beleidsmatige betrokkenheid: - strategisch beleid ontwikkelen - ontwerpen van het curriculum - adviseren over inrichting van het onderwijs - opstellen onderwijs- en examenregeling
De heer Ing. H.G. van Loon Voornamelijk ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid. Hij heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Opleiding 1985 1989 1989
Diploma MTS Werktuigbouwkunde HTS-AOT, Afgestudeerd Mount Everest advanced School of Business (Niet erkend) diploma Marketing 2 Open Universiteit, Geen diploma
Werkervaring 1990 –1996
Diverse verkoop/marketing gerelateerde functies bij IMMG te Baarn, Hoekloos te Amsterdam, Ing buro De Raaij en Datema in Schiedam, Carl Schenck in Rotterdam en Data Analysis Products te Leuven. Juni 1996 – heden VOF Uptime! als zelfstandig ondernemer
Mevrouw S.J. van der Hulst Ingezet als studentlid. Zij studeert technische bestuurskunde aan de TU te Delft, in de richting Informatie en communicatietechnologie. Werkervaring Sept 2001- heden
Technisch ondersteunen van elektronische vergaderingen in de Group Dicision Room van de faculteit TBM. Dit gebeurt met behulp van een Group Support System. Sept 2001 – heden Medewerker Voorlichting van de opleiding Technische Bestuurskunde
Mevrouw drs. R. van Empel Zij is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft zes jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Bezit auditorkwaliteiten vanwege deze jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyds. Opleiding 1969 -1975 1975 -1995 2004 2003 1998 1986 - 1994 1986 - 1990 1984 1976 - 1980
Werkervaring 2004 2001 - 2004 1998 - 2002
46
Doctoraal Sociologie/planologie Universiteit Utrecht. Diverse post universitaire cursussen, studiedagen en congressen, onder meer: NQA/Lloydstraining auditor opleidingen hoger onderwijs. Competentiegericht Toetsen, SBO. Starterscursus eigen onderneming, KvK Utrecht. Diverse bijscholingen op het gebied van sociale volkshuisvesting. Diverse interne bedrijfscursussen, o.m. bestuurskunde, Inspraak en Voorlichting bij gemeentelijke RO-plannen; beleidsadvisering. Gebouwde omgeving/Informeel toezicht/Kleine Criminaliteit (Geoplan). Postdoc’s bestuurskunde Erasmus Universiteit, Rotterdam (Rosenthal en Van Schendelen).
NQA-auditor. Secretaris visitatiecommissies HBO-raad. VanEmpelAdvies: advies over ruimtelijke ordening, jeugdwelzijn en onderwijs; inhoudelijke organisatie studiedagen/congressen.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
1998 - 2000 1992 - 1999
1980 - 1992 1975 – 1980 1972 - 1975
PanelsecretaryDVC-panels. Diverse kortlopende opdrachten, onder meer adviezen over locatiekeuze, planning en beheer van (welzijns)accommodaties; ondersteuning bureau PZ Afdeling Scheikunde Universiteit Utrecht bij beoordeling van de onderwijskwaliteit van het wetenschappelijk personeel (WP-flow 97). Landelijk consulent/extern adviseur gemeentelijk beleid bij jeugdwelzijnsvoorzieningen. Beleidsadviseur/stafmedewerker gemeentesecretarie Utrecht, afdeling Ruimtelijke Ordening en stadsontwikkeling/-vernieuwing. Studentassistent bij hoogleraar Sociologie, Rijksuniversiteit Utrecht.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
47
48
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie AOT, Hogeschool Zeeland, 4 en 5 november 2004, Vlissingen Donderdag 4 november: Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
14.30 – 16.45 uur Kennismaking met OM Inzage materiaal 16.45 – 17.30 uur Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement Visitatiepanel Opleidingsmanagement
17.30 – 18.30 uur Gesprek met alumni
Afgestudeerden uit 2004, 2003 en 2002
Vrijdag 5 november: Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
8.30 - 9.00 uur
Inzage materiaal Overleg panel Gesprek met studenten
Visitatiepanel
9.00 – 10.00 uur
10.00 – 11.00 uur Gesprek met studenten 11.10 – 12.10 uur Gesprek met docenten
12.10 – 14.30 uur besloten werklunch, paneloverleg, bezien materiele voorzieningen: rondleiding in gebouw, met een student 14.30 – 15.15 uur gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld
Studenten uit 1ste en 2de jaar, voltijd en duaal Studenten uit 3de en 4de jaar, voltijd en duaal Docenten, voltijd en duaal, stage- en afstudeerbegeleiders, medewerker internationalisering, vakdocenten Visitatiepanel
15.15 – 15.30 uur paneloverleg
werkgevers alumni en deeltijd studenten, bedrijfsbegeleiders bij stages, werkveldcommissie Visitatiepanel
15.30 – 16.15 uur Gesprek CvB
College van Bestuur
16.30 – 17.00 uur Tweede gesprek met opleidingsmanagement 17.00 – 18.30 uur Paneloverleg: afrondende oordeelsvorming panel en evaluatie; einde bezoek
Opleidingsmanagement Visitatiepanel
Donderdag 18 november 2004, Utrecht Op deze dag is er een aanvullend bezoek geweest op de lokatie in Utrecht. Het panel heeft hier gesproken met deeltijd en duale studenten. Tevens hebben zij op deze lokatie een rondleiding gekregen.
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
49
50
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
Deel D: DVC Bijlagen Bijlage 4
Handleiding voor de visitatie en beoordeling van bachelor- en masteropleidngen voor DVC-panels (deel II)
Bijlage 5
Beoordelingskaders DVC
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT
51
52
© NQA en DVC – Visitatie Hogeschool Zeeland, Opleiding AOT