Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Opleiding: Choho: Varianten:
Arnhem Communicatie, hbo bachelor 33405 voltijd, deeltijd, duaal
Visitatiedatum:
16 mei 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juli 2007
2/57
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 31 34 36 40
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitzorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
43 44 51 55 56
3/57
4/57
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
5/57
6/57
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Communicatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2007, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 16 mei 2007. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw prof.dr. V.A.J. Frissen (dagvoorzitter, domeinpanellid); De heer D. de Joode (domeinpanellid); Mevrouw M. de Bruin (studentpanellid); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor); Mevrouw drs. I. Akerboom (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De HAN is in 1996 ontstaan na een fusie van de HEAO Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De hogeschool verzorgt bachelor- en masteropleidingen in Arnhem en Nijmegen en telt ongeveer 25.000 studenten en circa 2.300 personeelsleden. Daarmee behoort de HAN tot één van de grotere hogescholen in Nederland. De HAN kent vier faculteiten en één academie. De bacheloropleiding Communicatie wordt aangeboden bij de Faculteit Economie en Management (FEM). De andere drie faculteiten zijn de Faculteit Educatie, de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij en de Faculteit
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
7/57
Techniek. Binnen de FEM zijn drie instituten gevormd, namelijk International Business & Communication (IB&C), Bedrijfskunde & Rechten en Finance & Management. De opleiding Communicatie (CO) wordt aangeboden binnen het instituut IB&C. Het totale aantal ingeschreven studenten bij dit instituut is bijna 2.700 (2006). Er zijn 158 medewerkers werkzaam, waarvan 141 docent zijn (110 fte’s). In het kader van gemeenschappelijke propedeuse of andere specifieke activiteiten vindt tevens uitwisseling van docenten plaats tussen de verschillende instituten. De HAN heeft een grootschalige onderwijsvernieuwing ontwikkeld, namelijk de HAN Onderwijs Flexibilisering (het HOF-project). Zij wil hiermee het onderwijs en de onderwijsorganisatie innoveren. Door het onderwijs meer vraaggestuurd in te richten krijgt de student meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces. De realisering van het HOFproject is in september 2005 van start gegaan. De basisindeling voor elke leerroute is die van de major (maximaal 210 EC’s) en de minor (minimaal 30 EC’s). In de major staan de beroepscompetenties waartoe wordt opgeleid centraal. Met behulp van de minor kan de student zich profileren voor de arbeidsmarkt. In de minor werkt de student aan de verbreding en de verdieping van de beroepscompetenties. De opleiding CO is in augustus 2002 van start gegaan en telde ruim 100 studenten. De opleiding kent drie varianten: voltijd, deeltijd en duaal. De opleiding heeft thans 530 voltijd-, 42 deeltijd- en 18 duale studenten. De voltijdvariant kent een Nederlands- en een Engelstalig programma (CO-E). Deze programma’s zijn inhoudelijk gelijk. Het Nederlandse voltijd programma wordt in Arnhem en in Nijmegen aangeboden. Het Engelse programma wordt, evenals de deeltijd- en de duale variant, alleen op de locatie Arnhem aangeboden. De opleiding heeft een gemeenschappelijke propedeuse met andere economische opleidingen van het instituut IB&C. De propedeuse valt organisatorisch onder de coördinator propedeuse, die onder het managementteam van de faculteit ressorteert. Onderwijsinhoudelijk ligt de verantwoordelijkheid voor het programma bij de instituutsdirecteuren van het betreffende instituut. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Voorafgaand aan de toezending van het definitieve zelfevaluatierapport en bijlagen van de opleiding heeft een NQA-auditor een conceptversie van het zelfevaluatierapport gescreend op compleetheid van onderwerpen. Daaropvolgend heeft een NQA-auditor het definitieve
8/57
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
zelfevaluatierapport (en bijbehorende bijlagen) gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich in de periode april/mei 2007 inhoudelijk voor op het bezoek in mei 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2007 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. Het rapport is in juli 2007 voor een tweede check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juli 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juli 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
9/57
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de varianten deeltijd of duaal afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deze opleidingsvarianten dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien deze varianten inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
1.5
Oordelen per onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Varianten Locaties Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Communicatie Voltijd Voltijd Arnhem Nijmegen
Deeltijd Arnhem
Duaal Arnhem
Goed Goed Voldoende Positief
Goed Goed Voldoende Positief
Goed Goed Voldoende Positief
Goed Goed Voldoende Positief
Voldoende Goed
Voldoende Goed
Voldoende Goed
Voldoende Goed
Goed Goed Goed Voldaan Goed
Goed Goed Goed Voldaan Goed
Goed Goed Goed Voldaan Goed
Goed Goed Goed Voldaan Goed
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Goed
Goed Goed Goed
Goed Goed Goed
Goed Goed Goed
Positief
Positief
Positief
Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 11/57
1.5.1 Doelstellingen opleiding Aan de facetten domeinspecifieke eisen en niveau bachelor is het oordeel ’goed’ toegekend en aan het facet oriëntatie hbo bachelor is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Aan de facetten relatie doelstellingen en inhoud programma, samenhang in opleidingsprogramma, studielast, instroom, afstemming tussen vormgeving en inhoud is het oordeel ‘goed’ toegekend. Aan de facetten eisen hbo en beoordeling en toetsing is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Er wordt voldaan aan het criterium bij facet duur. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Aan het facet eisen hbo is het oordeel ‘voldoende’ toegekend en aan de facetten kwantiteit personeel en kwaliteit personeel is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Aan de twee facetten behorend bij het onderwerp Voorzieningen is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Aan de drie facetten behorend bij het onderwerp Interne kwaliteitszorg is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Aan de twee facetten behorend bij het onderwerp Resultaten is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding Communicatie op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 13/57
14/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De doelstellingen zijn voor de drie varianten beschreven in het Opleidingsplan CO 20052009 en rechtstreeks afgeleid van het landelijke competentieprofiel Het Profiel (LOCO, 2004). Voor het Engelstalige programma worden de in het Engels vertaalde LOCOeindtermen gebruikt (The Profile, 2004). • Het Profiel is ontwikkeld door een werkgroep vanuit het Landelijk Opleidingsoverleg Communicatie (LOCO) en is gebaseerd op de beroepsniveauprofielen van 2002, welke zijn opgesteld door de beroepsvereniging voor Communicatie en de VVO, de huidige beroepsvereniging Logeion, en zijn gebaseerd op de LOCO-eindtermen van 1999. Het competentieprofiel is vervolgens voorgelegd aan diverse vertegenwoordigers uit het werkveld en de beroepsverenigingen, die het hebben geaccordeerd. In 2007-2008 zal het competentieprofiel vanuit het LOCO opnieuw besproken worden met de opleidingen Communicatie en de beroepsvereniging Logeion. De opleiding van de HAN is hierbij betrokken. De opleiding geeft aan dat er landelijk meer een accent wordt gelegd op ‘marketing’, dat overeenkomt met het gekozen profiel van de opleiding (zie 1.3). Het huidige profiel laat vooral ‘de generalist’ zien. • De opleiding behoort tot het domein Communications. In het document Domeincompetenties en Illustraties Communications (HBO-raad, 2005) zijn domeincompetenties beschreven die onderdeel zijn van de opleiding (Opleidingsplan CO 2005-2009). • Voor de duale variant zijn eveneens de criteria vanuit het Landelijk kader concept Gilde-HBO (2003) van toepassing, waarin onder andere criteria met betrekking tot de vormgeving van het programma zijn opgenomen. • Via diverse contacten met het werkveld blijft de opleiding op de hoogte van actuele ontwikkelingen. Deze bespreken docenten in de kernteams. Naast het LOCO en verschillende andere externe contacten, heeft de opleiding een beroepenveldcommissie (BVC), die sinds de start van de opleiding ten minste drie keer per jaar bijeenkomt. In voorgaande jaren heeft de opleiding het gehanteerde competentieprofiel en de opleidingsprogramma’s voorgelegd aan de BVC. Huidige ontwikkelingen in het veld worden in de BVC besproken (notulen BVC). Op basis van bestudeerde documentatie stelt het panel vast dat de samenstelling van de BVC de breedte van het domein - de verschillende disciplines - vertegenwoordigt.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 15/57
•
Eens per drie jaar gaat de opleiding na of de visie op beroep en de opleiding relevant en actueel zijn. Dit is gebeurd door consultatie van de BVC en zal vanaf 2007 door een werkveld- en alumnionderzoek plaatsvinden. Tevens zal de opleiding, bij voldoende alumni, deelnemen aan de HBO-Monitor.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Opleidingsplan 2005-2009 en Het Profiel (2004) zijn de gehanteerde eindkwalificaties gerelateerd aan de tien generieke kernkwalificaties voor een hbobachelor. De tien kernkwalificaties zijn gelijk aan de Dublin descriptoren. Het panel beoordeelt de doelstellingen van de opleiding van hbo-bachelorniveau. Zo moet een student bijvoorbeeld naar aanleiding van een communicatievraagstuk toegepast onderzoek kunnen ontwerpen, uitvoeren en analyseren. Hiervoor moet de student onder andere methodisch en reflectief kunnen denken, vraagstellingen breed en multidisciplinair aanpakken en probleem- en oplossingsgericht werken. • Conform landelijke afspraak dienen de tien kernkwalificaties door de opleidingen Communicatie in het curriculum verbonden te worden aan de gehanteerde beroepscompetenties (Het Profiel, 2004). Uit Overzicht competenties CO blijkt hoe de generieke kernkwalificaties onderdeel uitmaken van het curriculum CO. Tevens blijkt uit een gedetailleerd overzicht in het opleidingsplan per onderwijseenheid duidelijk de expliciete relatie tussen de competenties en generieke kwalificaties. Vanaf 2006-2007 zijn de generieke kernkwalificaties expliciet opgenomen in enkele studiehandleidingen en zijn de kwalificaties vertaald in indicatoren. Deze indicatoren zullen vanaf 2007-2008 in alle studiehandleidingen en beoordelingsformulieren worden opgenomen.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Voldoende
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Conform het landelijke profiel leidt de opleiding studenten op tot communicatiegeneralist. Daarbij biedt de opleiding de mogelijkheid tot specialisatie en stelt zij ‘marketingcommunicatie’ centraal. De competenties waartoe de opleiding opleidt, zijn:
16/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
-
•
•
•
Het systematisch opsporen en verbeteren van relevante signalen voor de organisatie en er gewicht aan toekennen binnen de gegeven communicatiebeleidskaders; - Het kunnen ontwerpen, uitvoeren en analyseren van toegepast onderzoek naar aanleiding van een communicatievraagstuk; - Het opstellen van een advies over: a. algemeen communicatiebeleid, b. vaststellen van een doelgroep, c. communicatie met interne en externe publieks- dan wel doelgroepen, d. positionering van een merk en/of organisatie; - Het vertalen van een organisatiestrategie in een communicatiebeleid; - Het opstellen van een communicatieplan; - Het ontwerpen van een campagne; - Het realiseren van een communicatieproject; - Het realiseren van communicatiemiddelen in vorm en inhoud; - Het representeren van de organisatie. Het Profiel beschrijft het brede beroepenspectrum waarvoor de opleiding opleidt. Als communicatiegeneralist kunnen afgestudeerden als beginnend beroepsbeoefenaar werkzaam zijn als communicatiemedewerker op b-niveau en moeten zij binnen vijf jaar kunnen uitgroeien tot communicatieadviseur op c-niveau (indeling volgens de beroepsvereniging Logeion: Beroepsprofielen Communicatiemanagement). Daartoe bevat het competentieprofiel competenties op beide niveaus (Opleidingsplan CO 20052009). Het panel acht deze passend voor de opleiding. Voorbeelden van functies op bniveau zijn: accountexecutive bij een reclamebureau, communicatiemedewerker bij een gemeente of marketingcommmunicatie-medewerker bij een bedrijf. Voorbeelden van functies op c-niveau zijn: accountmanager bij een reclamebureau, communicatieadviseur bij een gemeente, woordvoerder, communicatiemanager of senior-functies met managementtaken. Bij de start van de opleiding in 2002 heeft de opleiding de behoefte van het regionale werkveld onderzocht. Dit regionale werkveld bevestigt, aldus de opleiding, de vraag naar breed opgeleide communicatiegeneralisten. De opleiding geeft aan dat de regionale markt voor een groot deel bestaat uit MKB-bedrijven, organisaties die in een business-tobusiness omgeving werkzaam zijn en overheden. Het karakter van de communicatiediscipline bij deze organisaties heeft er toe geleid dat de opleiding heeft gekozen voor de profilering van marketingcommunicatie. De opleiding geeft aan dat vanaf 2006-2007 via alumni- en werkveldonderzoek de behoefte van het regionale werkveld elke drie jaar geverifieerd zal worden (Kwaliteitszorgplan). Middels de profilering voor marketingcommunicatie onderscheidt de opleiding zich landelijk ten opzichte van andere opleidingen Communicatie. De opleiding is gestart met verkennende activiteiten op het gebied van internationale samenwerkingsverbanden ten behoeve van onder andere studentuitwisseling. Het panel stelt vast dat verdere concretisering van beleid hieromtrent nog gaat plaatsvinden. Een uitgangspunt dat geldt voor CO is dat van afgestudeerden wordt verwacht dat zij minimaal in staat zijn om vanuit het Nederlandse werkveld zakenrelaties te onderhouden met klanten en bedrijven in het buitenland of met vestigingen van buitenlandse bedrijven in Nederland.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 17/57
•
Het panel constateert dat de keuze van de opleiding voor marketingcommunicatie past binnen het landelijke profiel van de LOCO. Validering van deze keuze heeft plaatsgevonden via het onderzoek bij de start van de opleiding in 2002 en via de BVC. Het panel vindt de keuze voor de profilering een goede, maar de validering daarvan door het werkveld nog niet voldoende sterk. Hierom beoordeelt het panel dit facet met een ‘voldoende’. De uitkomst van het onderzoek dat bij de start van de opleiding heeft plaatsgevonden bevestigt de behoefte aan generalisten. De expliciete keuze voor marketingcommunicatie is na de start van de opleiding door diverse contacten van CO, waaronder leden van de beroepenveldcommissie, geadviseerd. Vertegenwoordigers van het werkveld bevestigen dit eveneens in gesprek met het panel.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Een groot deel van het programma vindt plaats in de beroepspraktijk. Naast de stage en het afstuderen - beide in de praktijk - werkt de student gedurende het programma aan projecten. Deze omvatten veel interactie met de beroepspraktijk. In de propedeuse wordt gebruik gemaakt van gefingeerde situaties en heeft de student contact met beroepsbeoefenaars in het kader van beroepsoriëntatie. In de hoofdfase werken studenten in diverse projecten met externe opdrachtgevers. Bedrijven maken ook gebruik van de producten van studenten die zij in het kader van projecten leveren. Het panel beoordeelt het materiaal van de verschillende semesters goed en vindt de diverse projecten die het heeft ingezien actueel en relevant. • Bij de programma’s van deeltijd, duaal en CO-E (voltijd Engelstalig) wordt gewerkt aan de hand van dezelfde beroepstaken en beroepsproducten. Bij deeltijd en duaal vinden opdrachten plaats in de praktijkcontext waarbinnen de student werkzaam is. De werkplek van een duaal- of deeltijd student moet aan relevante eisen voldoen, welke bij de instroom door middel van een werkplekscan wordt getoetst (zie 2.5). • Via diverse contacten met het bedrijfsleven en onderwijsevaluaties houdt de opleiding het onderwijs actueel. Relevante ontwikkelingen worden door docenten in de kernteams besproken. Daarin wordt bepaald in welke mate ontwikkelingen worden ingepast in het
18/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
•
•
•
•
onderwijs. De opleiding maakt tevens gebruik van gastdocenten, met name in de specialisaties (Overzicht gastdocenten 2006-2007). Voor de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden maakt de opleiding gebruik van verschillende leerbronnen die tijdens de uitvoering van beroepsproducten en –taken en in de ondersteunende modulen aan bod komen. De literatuurlijst omvat een beperkt aantal verplichte en een aantal aanbevolen boeken (literatuurlijst en syllabilijst 20062007). De gehanteerde literatuur is overwegend nationaal. De literatuur waar de studenten van CO-E gebruik van maken komt voornamelijk uit de mediatheek. De literatuur die het panel heeft bestudeerd, is van goede kwaliteit en duidelijk gericht op de profilering marketingcommunicatie. Via syllabi komt de breedte van het domein voldoende aan bod. Deze worden ook voor CO-E gebruikt. Er wordt geen vervangende literatuur voor CO-E geboden. Docententeams bepalen per onderwijseenheid welke leerbronnen worden gehanteerd. Het panel constateert dat studenten naast de aangereikte leerbronnen veel gebruik maken van bronnen die zij zelf vergaren. Er wordt, ook op verwijzing van docenten, veel gebruik gemaakt van Internet. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van artikelen uit kranten en tijdschriften en onderzoeksresultaten. Een groot aantal studenten is geabonneerd op vakbladen zoals Adformatie en Communicatie. Via de mediatheek heeft de student toegang tot verschillende leerbronnen. Ook kan de student gebruik maken van databases met vaktechnische informatie. Met het oog op de nieuwste mediaontwikkelingen heeft de opleiding goede intenties die in de toekomst nog meer geconsolideerd zullen worden. Het panel constateert dat er eveneens diverse intenties zijn voor het verder ontwikkelen van onderwijsmateriaal voor CO-E. Dat vindt het panel belangrijk. Naast het hanteren van onderzoeksresultaten, leren studenten (praktijk)onderzoek te doen en om te gaan met het statistische pakket SPSS. Studenten voeren praktijkgericht onderzoek uit binnen opdrachten en projecten, zoals het zoeken van informatie en het uitvoeren van imago-onderzoek, een interne organisatie-analyse en een belevingsonderzoek. In het tweede studiejaar voeren studenten een onderzoek uit voor een externe opdrachtgever. Het panel verneemt van vertegenwoordigers van het werkveld dat zij tevreden zijn over de mate waarin studenten kennis hebben over de manier waarop een marktonderzoek dient te worden uitgevoerd. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden vindt in de hele opleiding plaats via verschillende activiteiten in het kader van projecten, stage en afstuderen. Onderzoeksvaardigheden zijn hier onderdeel van. Daarnaast werken studenten vanaf de propedeuse structureel aan hun eigen professionaliteit, bijvoorbeeld in trainingen in de propedeuse of excursies in het vierde jaar. Bewustwording van de eigen persoonlijkheid is daarbij belangrijk. Tijdens de bijeenkomsten van studieloopbaanbegeleiding wordt de student individueel en in groepsessies aangesproken op zijn verantwoordelijkheid als manager van zijn studieproces. Naarmate het programma vordert, werken studenten meer zelfstandig. Studenten die de wens hebben om specifieke vaardigheden met betrekking tot ondernemersschap te verwerven, kunnen deze buiten het CO-programma om, via het Centrum voor Ondernemerschap van de HAN, opdoen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 19/57
•
•
In het studenttevredenheidsonderzoek (HAN-STO 2003-2006) is gevraagd naar de tevredenheid over de beroepsgerichtheid en beroepsvoorbereiding van de opleiding. Studenten zijn in het algemeen tevreden. Eerstejaars studenten zijn wat meer kritisch dan de studenten uit de hoofdfase. Op basis van enquête-uitkomsten zijn verbeteringen in de propedeuse doorgevoerd. Per februari 2007 is de onderwijseenheid Oriëntatie op Beroep in het tweede semester opgenomen. In de landelijke enquête (Keuzegids) scoort de opleiding CO van de HAN op deze punten positief. De opleiding laat zich goed informeren over ontwikkelingen in het veld en bekijkt uitvoerig hoe zij deze kan inpassen in het onderwijs. Het panel verneemt dat de opleiding, op basis van geluiden in het veld of evaluatie-uitkomsten, verschillende activiteiten heeft ondernomen ten behoeve van de verbetering van het onderwijs of het studiemateriaal. Het panel constateert echter ook dat dat vaak op ad hoc basis plaatsvindt en beleid hieromtrent niet altijd is uitgewerkt. Er lopen momenteel verschillende plannen om het onderwijs verder te actualiseren of te verbeteren. Literatuur zal bijvoorbeeld meer integraal worden aangeboden en de opleiding onderzoekt welke nieuwe media in te gaan zetten in het onderwijs. Op grond van voorgaande komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Opleidingsplan CO 2005-2009 zijn per onderwijseenheid de beroepstaak met de beroepscompetenties, de generieke hbo-kwalificaties en de beoogde beroepsproducten beschreven. Het plan is voor de drie varianten en CO-E gelijk en dient als kader voor het niveau van de inhoud van een onderwijseenheid en de toetsing. Het geeft de criteria waaraan moet worden voldaan en de wijze van toetsing weer. • De ontwikkeling van het niveau is gekoppeld aan de toenemende complexiteit van beroepstaken. Daarin komen beroepscompetenties op verschillende niveaus aan bod. Door te werken van een operationeel naar een tactisch niveau met een strategische context, door de toenemende complexiteit van de context en de toename in de zelfstandigheid van de student en de mate waarin de student initiatief moet nemen, wordt een steeds hoger niveau gerealiseerd (Opleidingsplan CO 2005-2009). Daarbij constateert het panel, op basis van gevoerde gesprekken en bestudeerde materiaal, dat kenniselementen telkens op een hoger niveau worden aangeboden en naarmate het programma vordert meer zijn geïntegreerd.
20/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
•
•
•
•
Voor de studenten zijn leerdoelen en programma-inhoud per onderwijseenheid beschreven in de studiehandleidingen. Vanaf 2006/2007 worden de hbo-kwalificaties expliciet meegenomen in de studiehandleidingen. Het panel beoordeelt de studiehandleidingen positief. De opleiding kent een vierjarige opzet met een indeling van clusters, twee clusters per jaar: A tot en met H. Clusters A en B vormen de propedeuse, C en D het tweede studiejaar, et cetera. Elk cluster bestaat weer uit één tot drie onderwijseenheden. Elke onderwijseenheid is rond een beroepstaak opgezet. Vanuit de docententeams worden de leerdoelen vastgesteld per onderwijseenheid. De docenten bepalen op basis hiervan de inhoud van de onderdelen. Elk team (per onderwijseenheid) heeft een teamtrekker. De teamrekkers bewaken in het teamtrekkersoverleg de onderlinge samenhang en het niveau van het programma en werken daarvoor samen met de coördinatoren Organisatie en Inhoud. De opleiding kent een gemeenschappelijke propedeuse. In de propedeuse staan vier meer algemene competenties centraal op het gebied van onderzoek doen, beheren van informatie- en gegevens, communicatief handelen in verschillende situaties en het werken aan de eigen professionaliteit. Het panel acht deze passend voor de opleiding CO en constateert dat de programmaonderdelen inhoudelijk aansluiten bij het domein (Opleidingsplan CO 2005-2009 en Verantwoording competentiekeuze propedeuse). Daarnaast worden programmaonderdelen zoveel mogelijk CO-specifiek ingevuld. Het Bcluster kent bijvoorbeeld een aantal specifieke onderdelen op het gebied van marketingcommunicatie en media (Studiegids B-cluster). Voor de CO-E-studenten is in de propedeuse een competentie op het gebied van interculturele communicatie toegevoegd aan de vier competenties. Naarmate het programma vordert, vindt meer geïntegreerde communicatie plaats. In het tweede jaar komt in de onderwijseenheid Organisatie en Communicatie interne communicatie aan bod. Daarvoor stellen studenten een organisatieanalyse en een intern communicatieplan op, alvorens externe communicatie wordt behandeld. In het project Communicatiegame in het vierde jaar onderzoeken studenten het beeld tussen interne en externe communicatie, waarbij onder meer vakken over ‘corparate strategy’ aan bod komen. Het programma biedt in het derde en vierde studie jaar, in de clusters F en G, een minor aan, verdeeld over twee onderwijseenheden van elk 15 EC: evenementenmanagement en specialisatie. Via de minor kan de student zich door verbreding of verdieping onderscheiden van andere studenten. De specialisaties die momenteel aangeboden worden zijn: Brandmanagement, PR/Mediarelaties, Advertising & Media Planning, Creatief/Design, Strategische Nieuwe Media. De student bepaalt in overleg met de senior studieloopbaanbegeleider hoe de minor wordt ingevuld. De student heeft de mogelijkheid om voor een andere minor te kiezen, van bijvoorbeeld een andere opleiding, of kan de minor gebruiken om een deel van de studie in het buitenland te volgen. De minor wordt in één semester uitgevoerd. De opleiding maakt dit door flexibele programmering van projecten mogelijk.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 21/57
•
•
•
Naast de minor kan de student zich, via een leerroute, verder specialiseren. Van een leerroute is sprake wanneer stage, afstudeeropdracht en minor in dezelfde richting worden gevolgd (totaal 90 EC). De student kan kiezen voor een leerroute en bepaalt zelf hoe deze wordt ingevuld. Twee mogelijke leerroutes die door de opleiding aangeboden worden, zijn evenementenmanagement en ondernemersschap (via het Centrum voor Ondernemersschap van de HAN). Op het gebied van internationalisering is (voor alle varianten) Engels en een tweede vreemde taal verplicht gesteld. Binnen deze onderdelen staat taalbeheersing en het werken in en met andere culturen centraal. Deze taalmodulen zijn toegespitst op kennis en vaardigheden die relevant zijn voor het beroep. Daarnaast wordt gewerkt met internationale casuïstiek en hebben studenten de mogelijkheid om een stage of de afstudeeropdracht in het buitenland te doorlopen. Hierbij krijgen studenten ondersteuning via het International Office van de HAN. Voor CO-E geldt dat de voertaal Engels is en kiezen studenten naast de taalmodule Engels twee moderne vreemde talen. Tevens is het voor CO-E verplicht om via stage of afstuderen in minimaal één andere cultuur dan de eigen cultuur ervaring op te doen. Zij lopen daarvoor het derde jaar stage in het buitenland. Uit het gesprek met docenten en studenten verneemt het panel dat er op het gebied van internationalisering meerdere verkennende activiteiten plaatsvinden. Uit de monitoring van de modulen en evaluatie-uitkomsten blijkt dat studenten de inhoud van het onderwijs positief waarderen. Op basis van de gevoerde gesprekken en het bestudeerde materiaal stelt het panel vast dat studenten een breed programma aangeboden krijgen dat op de praktijk is georiënteerd. Studenten kunnen daarbinnen individuele accenten aanbrengen. Het programma bevat een duidelijke profilering voor marketingcommunicatie.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Samenhang binnen het programma vindt plaats doordat competenties in meerdere beroepstaken aan bod komen en een oplopend niveau kennen van a- naar beginnend cniveau (zie 2.2). De studiebegeleiding is hierop afgestemd (zie 4.2). • Binnen een onderwijseenheid vindt samenhang plaats tussen de activiteiten en het project doordat ze bijdragen aan de beroepstaak die centraal staat. Elke onderwijseenheid begint met een toelichting op de beroepstaak, de producten, de ondersteunende modulen en eventueel de relatie tot andere onderwijseenheden, zoals de stage en de afstudeeropdracht. In het vierde jaar is de opdrachtgever hierbij betrokken. Docenten beginnen elke module met een toelichting op de plek ervan in de onderwijseenheid en de relatie ervan met de beroepstaak.
22/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
•
•
•
De opleiding kent een gemeenschappelijke propedeuse (zie 2.2). Het panel herkent een inhoudelijke relatie tussen de onderwijseenheden uit de propedeuse en de hoofdfase van CO. In de hoofdfase worden beroepstaken verdeeld aangeboden over drie deelgebieden van het beroep: 1. Communicatie over/in de organisatie (C); 2. Communicatie over producten en diensten (D); 3. Organisatie van de communicatie (F). In de eerste twee clusters van de hoofdfase staat telkens één van deze deelgebieden centraal, waarbij de eerste twee de basis vormen voor de derde. Het panel heeft de inhouden van de verschillende clusters bestudeerd en herkent een duidelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen. Marketingcommunicatie fungeert herkenbaar als rode draad in het programma en staat centraal in drie projecten binnen de onderwijseenheden Externe communicatieproject, Direct Marketing Internet en het Communicatiebureauproject. De inhoud van een vijftal ondersteunende modules bestaat uit aspecten van marketingcommunicatie. Bovendien kan de student kiezen voor de specialisatie Brandmanagement, waarin marketingcommunicatie centraal staat. Studenten herkennen marketingcommunicatie als centraal thema in het programma. Door overleg en afstemming tussen docenten houdt de opleiding de samenhang en aansluiting tussen onderdelen optimaal. Dit gebeurt in het teamtrekkersoverleg, waarin onder andere afstemming tussen onderwijseenheden plaatsvindt (zie 2.2). Informatie uit overleggen van de opleidingscommissie en de groepsvertegenwoordigers, over de afstemming tussen onderwijseenheden binnen een cluster en tussen clusters onderling, wordt hier besproken. De Coördinator Inhoud bewaakt de inhoudelijke aspecten van de onderwijseenheden onderling en voorkomt eventuele overlap. Uit verschillende evaluatie-uitkomsten blijkt dat de meerderheid van de respondenten vindt dat de opleiding een redelijk samenhangend geheel van studieonderdelen vormt. Studenten uit de hoofdfase zijn duidelijk tevreden, studenten uit de propedeuse hebben wat onduidelijkheden ervaren (2005-2006). Op basis van het bestudeerde materiaal en het gesprek met studenten stelt het panel vast dat een aantal verbeteringen zijn doorgevoerd om de samenhang tussen de onderwijseenheden en modulen te verbeteren, zoals de verdere invoering van het HOF-project en het feit dat alle modulen binnen een onderwijseenheid ondersteunend zijn aan de beroepstaak die centraal staat.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma CO bestaat uit acht clusters, elk met een omvang van 30 European credits (EC): 60 EC per jaar. Een cluster is onderverdeeld in twee perioden van 15 EC.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 23/57
•
•
•
•
Uit de studiegidsen en de studiehandleidingen blijkt een evenwichtige verdeling van de studielast. De studielast wordt bewaakt door middel van evaluaties. Daarnaast krijgen docenten via de studenten, klassenvertegenwoordigers of opleidingscommissie geluiden over de ervaren studielast. Wanneer de studielast te zwaar blijkt, onderneemt de opleiding actie. In eerste instantie wordt hier op geanticipeerd vanuit de afzonderlijke teams en, indien nodig, vanuit het teamtrekkersoverleg. De eerste twee jaar van de opleiding is gebaseerd op 26 ingeroosterde contacturen en loopt in het derde en vierde jaar terug naar zestien. Contacturen omvatten klassikale momenten, overleggen met de projectgroep onder begeleiding van een docent en gesprekken in het kader van studieloopbaanbegeleiding. Naast de contacturen voeren studenten één of twee projecten uit, lopen zij stage of studeren zij af. In overeenstemming met de opzet van het programma neemt het aantal contacturen af naarmate het programma vordert. Bij deeltijd en duaal vindt een deel van het onderwijs plaats in de praktijk. Studenten van deze varianten geven aan dat de combinatie tussen werk en privé een redelijke zware studiebelasting met zich meebrengt. Het panel constateert op basis van het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken met studenten en alumni dat de opleiding een reële studiebelasting kent. Ter bevordering van de studievoortgang hanteert de opleiding drempels in het programma. Dit vindt plaats in de vorm van een schriftelijk bindend advies over de voortzetting van de studie aan het eind van het eerste jaar en eventueel van het tweede jaar (Opleidingsstatuut propedeuse 2006-2007). Ook gelden er eisen om te kunnen starten met de stage en met de afstudeeropdracht (Studiegids). Bij uitzondering kan hiervan in overleg met de senior studieloopbaanbegeleider worden afgeweken. De duale route stelt als extra eis dat de beoordeling van de werkactiviteiten elk semester voldoende moet zijn om het duale traject te kunnen voortzetten. De afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in de werkplekscan. Vanuit Bureau Duaal wordt beoordeeld of aan de gemaakte afspraken is voldaan. Bij de deeltijd wordt als extra eis gesteld dat de beoordeling van het praktijkverslag in het eerste jaar voldoende moet zijn evenals het stageverslag bij aanvang van het derde jaar. De studiebegeleiding vervult een rol bij het bewaken van de studievoortgang en de invulling van studieroutes (zie 4.2). In overleg met de studieloopbaanbegeleider kunnen studenten hun eigen programma samenstellen doordat het programma de mogelijkheid biedt om elk cluster van de hoofdfase in elk semester te volgen. Hierop zijn de geldende drempels van toepassing. Deze mogelijk brengt met zich mee dat eventuele studievertraging kan worden beperkt tot een half jaar en dat studenten de opleiding versneld kunnen volgen. Specifiek wordt de duale student gestimuleerd om zijn studieroute zelf te bepalen. Voor de deeltijdstudent staat de studieroute meer vast. Individuele routes kunnen ontstaan door verkregen vrijstellingen. In de toekomst kan de deeltijdstudent Elders Verworven Competenties (EVC) inbrengen die leiden tot een studieroute op maat. Vanuit de HAN wordt gekeken naar een wijze waarop EVC kunnen worden getoetst en kunnen leiden tot individuele routes. Momenteel kunnen vrijstellingen op basis van behaalde diploma’s worden verkregen.
24/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
Op basis van de gevoerde gesprekken en het bestudeerde materiaal constateert het panel dat het programma studeerbaar is en dat de studiebegeleiding hier op is afgestemd.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de wettelijk instroomeisen voor toelating tot de opleiding. Voor vwo’ers en havisten geldt dat zij economie 1 in hun profiel of als aanvulling op hun profiel hebben gedaan. Studenten die niet voldoen aan de toelatingseisen moeten een verplichte instaptoets doen en deze met een voldoende afsluiten. Voor instromers van 21 jaar of ouder geldt de Regeling Bijzondere Toelating, voltijdopleidingen. Zij kunnen na positief gevolg van een toelatingsonderzoek instromen in de opleiding. • Via een intakegesprek kunnen studenten instromen tot de deeltijd- of duale variant. In dit gesprek wordt de motivatie getoetst door de betreffende coördinator en een inschatting gemaakt van het profiel van de student. In het gesprek met de deeltijdstudent worden mogelijke vrijstellingen besproken. Veelal wordt vrijstelling voor de stage verkregen. Hiervoor dient de werkplek van de student aan bepaalde eisen te voldoen. De werkplek waarover studenten van beide varianten moeten beschikken, wordt door de coördinator (deeltijd of duaal) beoordeeld aan de hand van een zogeheten werkplekscan. Voor duaal geldt dat studenten ook in de loop van het eerste jaar een geschikte werkplek moeten verwerven. In de werkplekscan worden taken en functiekenmerken van de student beschreven en afspraken gemaakt over de toename van complexiteit daarin. Deze worden tevens opgenomen in de onderwijs-arbeidsovereenkomst tussen opleiding, student en werkgever. De opleiding beoordeelt (twee keer per jaar) of dat de student de gemaakte afspraken naleeft. Hiermee borgt de opleiding het juiste niveau van de activiteiten in de praktijk waarmee een deel van het programma is ingevuld (Procedure Werkplekscan, 2005). • Studenten die de Engelstalige route willen volgen, moeten over de juiste vooropleidingskwalificaties moeten beschikken. Deze komen overeen met de Nederlandse vooropleidingseisen. Studenten uit Nederland, Duitsland en Engelstalige landen kunnen dan zonder meer deelnemen. Studenten uit alle overige landen ondergaan een taalvaardigheidtoets voor Engels. • Studenten (waaronder studenten van buitenlandse afkomst), die moeilijkheden hebben met het schrijven van goede teksten, kunnen de module Schrijfvaardigheden (hogeschoolbreed) volgen op advies van de studieloopbaanbegeleider en de daaraan voorafgaande taaltoets doen. Naar aanleiding van wijzigingen in het havo-onderwijs - met ingang van 2007 is de tweede taal niet meer verplicht - zal vanuit het instituut bekeken
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 25/57
•
•
•
•
•
worden hoe een mogelijk aansluitingsprobleem ondervangen kan worden, aangezien de opleiding ten minste Engels als vreemde verplicht stelt. Cluster A van de propedeuse is gemeenschappelijk voor de twaalf opleidingen van de FEM en cluster B is gemeenschappelijk voor de vier opleidingen van het instituut IB&C. Aansluiting met de vooropleiding krijgt gestalte in cluster A van de propedeuse. Dat wordt gekenmerkt door binnen- en buitenschoolse activiteiten, waarin studenten in een project een adviesrapport maken. In aansluiting op het voortgezet onderwijs worden studenten in dit cluster intensief begeleid op het gebied van projectmatig werken. Allereerst voorziet de tutor hierin tijdens de groepsbijeenkomsten. Daarnaast vinden projectvergaderingen en evaluaties plaats en wordt in de ondersteunende modulen aandacht besteed aan het werken in groepen en aan projecten. Cluster B is gericht op de oriëntatie op het beroep. Per januari 2007 is dit cluster naar aanleiding van evaluatie-uitkomsten vernieuwd en is een onderwijseenheid Oriëntatie op Beroep ingebracht. Het tweede studiejaar bevat tevens elementen die studenten voorbereiden op het toekomstige beroep, zoals de workshopdag en de stagevoorbereidingsmodule en ook de projectopdrachten die voor echte opdrachtgevers uitgevoerd moeten worden. Studenten die in het bezit zijn van een verwant mbo-diploma (niveau 4) komen in aanmerking voor een doorlopende leerroute die hen een vrijstelling van een half jaar van de propedeuse oplevert. Hetzelfde geldt voor studenten met een vwo-diploma met profiel Economie en Maatschappij of een ander profiel aangevuld met economie 1. Wanneer een student een ander mbo-diploma op niveau 4 heeft behaald, wordt bekeken welke vrijstellingen op basis van EVC mogelijk zijn. Ook studenten die een (deel van) een andere hbo- of wo-opleiding afgerond hebben of aantoonbaar specifieke werkervaring hebben, kunnen in aanmerking komen voor vrijstellingen (Opleidingsstatuut propedeuse 2006-2007). Dit gebeurt in overleg met de studieloopbaanbegeleider. Studenten die vanuit het middelbaar onderwijs instromen in de duale opleiding volgen de gemeenschappelijke propedeuse altijd volledig. Dit geldt ook voor studenten van CO-E. Deeltijdstudenten kunnen het propedeusejaar eventueel versnellen door EVC op basis van behaalde diploma’s in te brengen. Studenten van de duale route zijn drie dagen op de werkplek en twee op de HAN (Landelijk kader concept Gilde HBO, 2003). Wanneer studenten niet voor aanvang van cluster B over een relevante werkplek beschikken, kunnen ze alsnog kiezen voor de voltijdvariant. De deeltijd studenten moeten bij aanvang van de studie over een relevante werkplek beschikken. Voor aankomende studenten biedt de opleiding informatie over CO aan op het Internet, bestaat er voor geïnteresseerden de mogelijkheid om te proefstuderen en worden er vier open dagen per jaar georganiseerd waar aankomende studenten worden geïnformeerd. Verder vindt er, georganiseerd vanuit de HAN, voorlichting plaats op mbo-instellingen en in het voortgezet onderwijs. Uitval van studenten en uitkomsten van evaluaties hebben geleid tot intensivering van studiebegeleiding in de propedeuse. De studieloopbaanbegeleider houdt nu in het eerste half jaar van de opleiding drie gesprekken met de student waarin studiehouding, studievoortgang, motivatie, studiekeuze en eventueel studieproblemen aan de orde komen.
26/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding CO duurt nominaal 4 jaar en kent een totale studieomvang van 240 studiepunten: een major van 210 studiepunten (waarvan 60 studiepunten voor de propedeuse) en een minor van 30 studiepunten. De verdeling van studiepunten over de onderwijseenheden en programmaonderdelen is vermeld in het Opleidingsstatuut propedeuse 2006-2007, OER hoofdfase 2006-2007 en de studiegidsen.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactische uitgangspunt van de opleiding is gerelateerd aan het beroep dat wordt gekenmerkt door: projectmatig werken, samenwerken, zelfstandigheid, assertiviteit en initiatief en verantwoordelijkheid nemen. Hierom is gekozen voor projectonderwijs. In iedere onderwijseenheid staat een project centraal dat aansluit bij de beroepstaak. Projectonderwijs sluit tevens goed aan op het werkveld van CO, omdat het omgaan met deadlines aan bod komt en de sociaal-communicatieve vaardigheden en de presentatievaardigheden worden getraind. De werkvormen die projectonderwijs met zich meebrengt, gebuikt de opleiding dan ook om een aantal essentiële vaardigheden van een communicatiespecialist te trainen, zoals schriftelijke, mondelinge en presentatievaardigheden, alsmede assertiviteit en omgaan met deadlines. • Elke onderwijseenheid bestaat uit een project en uit daarvoor relevante modulen, zoals colleges, theorielessen, acquisitie- en presentatietrainingen en workshops. In deze onderdelen komen zo veel mogelijk verschillende activiteiten aan de orde. Op elk onderdeel volgt de toepassing van de geleerde kennis en/of vaardigheid in het project (of stage- of afstudeeropdracht). Tevens wordt binnen projecten gebruik gemaakt van spreekuren, ingeroosterde en niet-ingeroosterde bijeenkomsten, reflectiebijeenkomsten, plannings-, voortgangs- en feedbackbijeenkomsten en presentaties. De projectgroepen worden begeleid door een docent (tutor of coach). Daarbij wordt gebruik gemaakt van projectportfolio’s. In de studiegids is per programmaonderdeel aangegeven welke werkvormen gebruikt worden (studiegidsen propedeuse en hoofdfase). • Conform de uitgangspunten van HOF is het onderwijs voor voltijd en duaal competentiegericht vormgegeven, waarbij wordt uitgegaan van beroepstaken en beroepsproducten. In de projecten en de ondersteunende activiteiten wordt aandacht
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 27/57
•
•
•
besteed aan het proces om tot de gewenste (beroeps)producten te komen. Enerzijds gebeurt dit om de kwaliteit van het product te verhogen en anderzijds om de studenten te begeleiden in het leren leren en in hun ontwikkeling wat betreft probleemoplossend werken, initiatief nemen en groeiende zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Dit vindt plaats door reflectiebijeenkomsten en -verslagen, feedback-, evaluatie- en (peer)beoordelingsmomenten, Training Professionele Houding en begeleiding van de docent bij activiteit van de student. Tevens moet de student of groep van studenten zelf opdrachten werven. De eigen verantwoordelijkheid van de student wordt onder andere gerealiseerd door de verantwoordelijkheid voor leerbronnen (bijvoorbeeld internet) en de keuze van de minor neer te leggen bij de student. De beroepstaken komen op verschillende niveaus terug in het programma. De mate van sturing en de gebruikte werkvormen zijn afgestemd op dit niveau. Binnen duaal wordt uitgegaan van dezelfde didactische kaders als bij de voltijdopleiding, welke in overeenstemming met het HOF-project zijn. Duale studenten werken met Action-Learning-opdrachten waarvoor de student per semester één of meer beroepsproducten moet leveren. De student dient daarbij de eigen praktijk in te brengen. Tevens verantwoordt de student activiteiten op de werkplek via een persoonlijk ontwikkelplan en worden vanuit de opleiding trainingen aangeboden ten behoeve van het leren op de werkplek (Duale Didactiek, september 2005). De deeltijdroute is, zoals alle deeltijdopleidingen van de FEM, vormgegeven volgens modulair onderwijs. Het HOF-project is officieel nog niet in de deeltijdroute geïmplementeerd. De opleiding CO heeft voor de hoofdfase zoveel mogelijk de HOFgedachte in ogenschouw genomen bij de ontwikkelingen. In duo’s wordt gewerkt aan projecten waarbij studenten hun eigen werkpraktijk inbrengen. Studenten geven in verschillende evaluaties aan dat zij het projectonderwijs met de ondersteunende modulen positief ervaren. De aansluiting van projecten op praktijk en de geboden modulen (theorie), de verantwoordelijkheid die zij hebben als groep en als individu, de integratie tussen theorie en praktijk en vooral de praktijksituaties vinden zij goed. Op basis van het bestudeerde materiaal beaamt het panel deze positieve geluiden. Daarbij constateert het panel dat de studieloopbaanbegeleiding is afgestemd op de ontwikkeling van de student (zie 4.2).
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Om te bepalen of de student de beoogde competenties voldoende heeft verworven, wordt in de toetsing bekeken of studenten in staat zijn de beroepstaak voldoende uit te voeren door de beroepsproducten te toetsen en te beoordelen. Beoordelingen vinden plaats op twee niveaus: op niveau van de onderwijseenheid en op niveau van afzonderlijke toetsen binnen een onderwijseenheid.
28/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
•
•
•
•
Bij de beoordeling op niveau van de onderwijseenheid worden de vorderingen in de ontwikkeling van studenten vastgesteld. Hiervoor wordt aan het eind van elke onderwijseenheid getoetst of de student de beroepstaak die centraal staat, kan uitvoeren. Dit gebeurt via een administratief assessment waarbij wordt gecontroleerd of al het vereiste bewijsmateriaal aanwezig is en aan de gestelde criteria voldoet. Alle bewijsstukken worden geïntegreerd beoordeeld aan de hand van de competenties die in de betreffende onderwijseenheid centraal staan. De docent en de projectgroep bespreken de groepsportfolio. Daarbij wordt uitgegaan van de criteria, zoals beschreven in Het Profiel (2004). Wanneer aan de gestelde eisen wordt voldaan, worden studiepunten toegekend. De eisen en de normering zijn vastgelegd in de studiehandleidingen. Binnen onderwijseenheden worden producten, kennis, vaardigheden en het proces afzonderlijk beoordeeld. Het resultaat van deze toetsen bepaalt de beoordeling van het niveau van de onderwijseenheid. Tevens wordt de voortgang van de student hiermee gevolgd. Diverse toetsvormen worden binnen een onderwijseenheid gehanteerd, zoals kennistoetsen, vaardigheidstoetsen, verslagen, rapportages en presentaties, beroepsproducten, reflecties en peer-assessments. Het panel constateert dat de tutor en de assessor alle onderdelen van de opdracht toetsen. Opgemerkt wordt dat de peerassessments plaatsvinden voorafgaand aan het administratief assessment van de onderwijseenheid. Studenten zijn voorafgaand aan een onderwijseenheid in het bezit van studiehandleidingen waarin informatie is opgenomen over toetsmomenten, -vormen en criteria. In de studiegidsen staat algemene informatie over examens, herkansingen, inschrijving voor en toelating tot tentamens en regels tijdens tentamens. Voor elke toets zijn er in ieder geval twee toetsmomenten per jaar. Voor het toetsreglement wordt verwezen naar de onderwijs- en examenreglementen (2006-2007, propedeuse en hoofdfase). Hierin zijn ook de procedures beschreven voor bezwaar en beroep bij tentamens en voor vrijstellingen. Het panel verneemt dat specifieke eisen gelden wanneer een student onderdelen in het buitenland volgt, zoals het behalen van de stagedrempel en goedkeuring van het studieplan van de student door het bureau Internationaal en de Senior Studieloopbaanbegeleider. Het panel constateert dat conform de landelijke uitgangspunten product en proces worden beoordeeld. Naast de reeds genoemde toetsvormen wordt het proces, waaronder de mate van reflectie en de studiehouding, beoordeeld in feedback- en evaluatiebijeenkomsten, reflectieverslagen en peer-assessments. Dit gebeurt via het eerder genoemde groepsportfolio. Het proces wordt expliciet beoordeeld bij projecten, stage en afstuderen. Voorts kan de student feedback krijgen op schriftelijke tentamens, via ingeroosterde inzage-momenten, en tussentijds op gemaakt werk. Deze laatste regeling is ontstaan vanuit de behoefte van studenten en staat los van de feedback in het kader van de voortgang van het proces. Projecten worden altijd beoordeeld door twee docenten, waarvan één niet de begeleidende rol heeft vervuld. Indien van toepassing wordt externe opdrachtgevers om feedback en een advies voor beoordeling gevraagd en zijn ze mogelijk aanwezig bij de presentatie. Dit is, mits mogelijk, bij deeltijd en duaal vanzelfsprekend.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 29/57
•
•
•
•
•
Bij de beoordeling van de stage zijn een docent en de coach vanuit het stagebedrijf - of de organisatie waar de student werkzaam is - betrokken, waarbij de coach een advies geeft en de docent de beoordeling vaststelt. In een eindgesprek worden de ingeleverde producten en het functioneren besproken (Stagehandleiding 2006-2007 en Stageformulieren). Uit evaluatie van de stage blijkt dat de beoordelingscriteria niet altijd helder zijn voor zowel de student als de bedrijfscoach. Onlangs is de stagevoorbereidingsmodule hierop aangepast. Voorts geven bedrijfscoaches aan tevreden te zijn over de wijze waarop de beoordeling van de stage tot stand is gekomen (Monitoring stage studenten 2004-2005, Monitoring stage bedrijfscoaches 2004-2005). De afstudeeropdracht (zie 6.1) wordt beoordeeld door de afstudeerbegeleider en een tweede beoordelaar, waarbij het verslag, de verdediging en het proces in de beoordeling meegenomen worden (Afstudeerhandleiding 2006-2007 en Afstudeerformulieren). Ook is hierbij de externe opdrachtgever betrokken. De docent bewaakt afbakening van de afstudeeropdracht. Recent hebben leden van BVC samen met docenten de afstudeercriteria geactualiseerd (Verslag BVC april 2006). In januari 2007 zijn de herziene beoordelingscriteria voor de afstudeeropdracht met het beroepenveld besproken (Verslag BVC 21-01-2007). De criteria omvatten inhoud en proces en zijn, aldus het panel, in overeenstemming met de beoogde doelstellingen. Voor duaal en deeltijd geldt dat werkactiviteiten worden beoordeeld op faculteitsniveau. Voor duaal wordt dit vanuit Bureau Duaal gecoördineerd en voor deeltijd gebeurt dit via de deeltijdcoördinatoren. De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt in de eerste plaats door de examencommissie van het instituut IB&C bewaakt (Toelichting reglement examencommissies). Daarnaast zijn er voor de opleiding CO drie toetscommissies die zich bezig houden met het opstellen en het bewaken van de uitvoering van de toetsing en de deskundigheidsbevordering van docenten om de kwaliteit van toetsing te waarborgen. Er is een toetscommissie voor het A-cluster, het B-cluster en de hoofdfase CO. Voor de totstandkoming van toetsen stellen vakdocenten criteria vast. In de uitvoering wordt de kwaliteit van de toetsing bewaakt doordat in de teams onderling afstemming plaatsvindt over onder andere de toetsing, criteria en de weging van onderdelen en doordat dezelfde docenten bij meerdere programmaonderdelen zijn betrokken. Deze afstemming draagt bij aan een zoveel mogelijke objectieve beoordeling. Docenten verkrijgen via de onderwijsevaluaties en rechtstreeks via studenten informatie op basis waarvan de toetsing en beoordeling verbeterd kan worden. Gebleken is dat na evaluaties in 2006 de toetsprogramma’s zijn verbeterd van de onderwijseenheden in de hoofdfase en dat in de loop van 2006, op basis van een gehouden studiedag, de beschrijving van toetsen en criteria in de studiegidsen voor studenten is aangepast. Met betrekking tot de propedeuse is gebleken dat studenten tevreden zijn over het niveau van de toets, maar dat de informatie over de toetsingscriteria verbeterd kan worden (Verslag monitoring propedeuse 2005-2007). Dit aspect heeft de aandacht van de toetscommissie. Het panel constateert daarbij dat de opleiding bezig is met het uitwerken van de generieke hbo-kernkwalificaties in indicatoren, om deze vervolgens te verwerken in de toetsing en beoordeling. Voorts geeft de opleiding aan de beoordelingscriteria van assessments te bekijken, om ervoor te zorgen dat er in juiste verhouding vragen gesteld worden over de inhoud en het proces door de verschillende assessoren. Het panel heeft
30/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
ook vernomen dat een digitaal portfolio in ontwikkeling is. Daarvoor sluit de opleiding aan bij de ontwikkelingen hieromtrent op hogeschoolniveau. Het panel constateert dat een adequate toetsing plaatsvindt en is onder de indruk van de wijze waarop toetsing integraal plaatsvindt binnen een onderwijseenheid. In lijn met de recent ingezette verbetermaatregelen, zoals de aanpassingen in de wijze van afstuderen en de mate waarin de pop wordt beoordeeld. Het panel onderschrijft de ingezette en vindt daarbij de borging bij de verdere ontwikkeling van de toetsing een nadrukkelijk punt van aandacht. Hierom komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Voldoende
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Conform de uitgangspunten van de HAN beoogt de opleiding dat alle docenten kennis hebben van en ervaring in de actuele beroepspraktijk en deze kunnen toepassen in het onderwijs (HRM agenda, HAN Kennispoort, Strategisch beleid FEM 2006-2010). Hieromtrent heeft het instituut in Instituutsdocument IB&C specifieke streefdoelen vastgesteld. • Conform de doelen uit het Instituutsdocument is elke docent met een aanstelling van 0,6 of meer lid van een kennisteam. Deze teams vervullen een functie in het volgen van ontwikkelingen in het werkveld en presenteren en bespreken vier keer per jaar actualiteiten en de consequenties hiervan voor het onderwijs. De leden signaleren deze actualiteiten op basis van informatie van contacten met de praktijk, literatuur, programma’s van actuele conferenties in het werkveld, informatie van verschillende beroepsverenigingen en eisen die gesteld worden in vacaturebeschrijvingen. Elk kennisteam houdt een interne website bij die toegankelijk is voor alle medewerkers. Relevante teams zijn Communicatiemanagement, Talen, Marktonderzoek, Marketing/Sales/Marktinformatie en Communicatievaardigheden (Uitgangsdocument Kennisteams, Lijst van kennisteams, verslagen bijeenkomsten kennisteam). • Het panel heeft de cv's van docenten betrokken bij CO bestudeerd en stelt vast dat ongeveer de helft werkzaam is in de praktijk. Het panel constateert verder dat docenten verschillende contacten hebben met de beroepspraktijk. Via contacten in het kader van projecten, stage, afstuderen en een eigen netwerk brengen zij actualiteiten in het onderwijs. Tevens maakt de opleiding gebruik maakt van gastdocenten (zie 2.1). Het panel merkt op dat de docenten die naast hun docentschap werken in de praktijk voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van marketingcommunicatie. Daarmee wordt een sterk accent gelegd op marketing.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 31/57
•
•
Docenten zijn, naast hun contacten in het werkveld, op de hoogte van de actualiteiten binnen het beroep via relevante lidmaatschappen, zoals Communicatiekring in Arnhem en Nijmegen, Mediawerkgroep, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Commerciële Communicatie (SWOCC), MarktOnderzoek Associatie (MOA), NCD en NIMA en door het lezen van vakliteratuur. Uit de gevoerde gesprekken verneemt het panel dat docenten actuele en interessante onderwerpen inbrengen in het onderwijs. Dit is terug te zien in het onderwijsmateriaal. Het panel merkt echter op dat de mate waarin marketing is vertegenwoordigd in de personele achtergronden leidt tot een sterke focus op marketingcommunicatie die niet overeenkomt met het feit dat de opleiding generalisten opleidt. Hierom komt het panel tot een oordeel ‘voldoende’.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vanuit het instituut worden doelstellingen voorgeschreven met betrekking tot een evenwichtige personeelsopbouw (Instituutsdocument IB&C). Conform deze doelstellingen zijn op faculteitsniveau streefdoelen geformuleerd. Onder andere wordt gestreefd naar een docent-studentratio van 1:25 en beoogt de opleiding dat 1 op de 20 docenten een niet-Nederlandse achtergrond heeft en native speaker is in een andere taal dan Nederlands. • Eind 2006 omvatte het personeelsbestand van het instituut 110 fte’s onderwijzend personeel en 11 fte’s ondersteunend personeel, dat gelijk stond aan 141 medewerkers onderwijzend en 17 ondersteunend. De gerealiseerde docent-studentratio binnen het instituut IB&C bedraagt ongeveer 1:25. Deze verhouding gaat ook op voor de opleiding. Voorts heeft het instituut zes niet-Nederlandse native speakers in dienst, waarmee zij voldoet aan het daarvoor gestelde streven van 1: 20. • Met betrekking tot ziekteverzuim hanteert het instituut een norm van maximaal 4% ziekteverzuim voor 2006 en 2007. In 2006 zit het instituut hier onder. Het panel verneemt, mede op basis van uitkomsten van medewerkerstevredenheidsonderzoeken (HAN-MTO 2003-2006) en gesprekken met docenten, dat de werkbelasting aanvaardbaar is. • Studenten ervaren een goede bereikbaarheid van docenten en geven aan de persoonlijke benadering van docenten te waarderen.
32/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut beoogt, in lijn met de ambities van de HAN, een gekwalificeerd personeelsbestand. Medewerkers kunnen zich hierbij professionaliseren om goed toegerust te zijn voor de uitvoering van het onderwijs en voor een bijdrage aan hun persoonlijke ontwikkeling (Instituutsdocument IB&C). • Op basis van de bestudering van de cv's constateert het panel dat de breedte van het domein is vertegenwoordigd in de (opleidings)achtergronden van docenten. Duidelijk herkenbaar is de kwaliteit met het oog op de profilering marketingcommunicatie en de aangeboden specialisaties. Studenten, alumni en vertegenwoordigers van het werkveld, met wie het panel sprak, beoordelen de kwaliteiten van docenten positief. De gewenste disciplines/specialismen zijn voldoende aanwezig en studenten maken daar gebruik van, bijvoorbeeld in het geval van ‘media’. Van het totale personeelsbestand is 70% academisch gekwalificeerd. Andere personeelsleden zijn ten minste hbo gekwalificeerd en of beschikken over gewenste werkervaring (zie 3.1). • Docenten kunnen tenminste 10% van hun tijd besteden aan deskundigheidsbevordering (naast 10% voor administratieve activiteiten). Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit deelname aan trainingen, cursussen, docentstages, studiedagen en conferenties en het bijhouden van literatuur over actuele ontwikkelingen in het beroepenveld en vakgebied. Per fte is hiervoor jaarlijks 1500 euro beschikbaar. • Conform het HOF-project is er een gesprekscyclus gericht op Resultaat&Ontwikkeling (R&O) in het instituut ingebed. Daarin komen het functioneren, beoordelen en de deskundigheidsbevordering aan de orde. Zo wordt in het zogeheten R&O-gesprek met de docent een keuze gemaakt welke deskundigheidsbevordering van belang is. Dit wordt vastgelegd in afspraken. Hiermee wordt de individuele groei en ontwikkeling van de medewerkers bewaakt en daarmee die van het instituut. Persoonlijke profielen en een POP zullen in de toekomst - daar waar wenselijk - aan de R&O-gesprekken gekoppeld worden. Binnen HOF worden explicietere en meer verschillende rollen voor docenten onderscheiden dan voorheen. Het instituut IB&C gaat ervan uit dat docenten minimaal drie verschillende rollen als hoofdtaak kiezen. Dit mede vanwege de flexibiliteit bij inzetbaarheid, maar ook voor afwisseling. • Deskundigheidsbevordering kan plaatsvinden via docentstage of docentuitwisseling. Momenteel gebeurt dit incidenteel. Het panel heeft vernomen dat er aanzetten tot internationale docentuitwisseling zijn met bijvoorbeeld de Fachhochschule FHTW Berlin en de Fachhochschule Gelsenkirchen/Bocholt (Duitsland). Ten behoeve van de Engelse taalvaardigheid kunnen docenten van CO-E een cursus Cambridge Engels volgen. In de planning staat dat collega docenten van CO-E elkaars lessen gaan bijwonen om de Engelse taalvaardigheid van elkaar te beoordelen. Ten slotte bezoeken docenten workshops, congressen, (korte) cursussen en landelijke/regionale bijeenkomsten.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 33/57
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Van de varianten die de opleiding kent, wordt het Nederlandstalige voltijdprogramma zowel op de campus in Arnhem als in Nijmegen aangeboden. De overige varianten worden alleen in Arnhem aangeboden. In Arnhem deelt het instituut IB&C de materiële voorzieningen met de andere instituten van de FEM. In Nijmegen worden deze gedeeld met de andere FEM-instituten en met de opleidingen van de faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij. Het panel heeft beide locaties bezocht en de faciliteiten waar de opleiding CO gebruik van maakt bekeken. Het panel constateert dat beide campussen vergelijkbare voorzieningen kennen, zoals een studiecentrum en mediatheek, ICT-voorzieningen, studie-, werk- en computerplekken voor studenten met vrij toegankelijk internet, een draadloos netwerk, een auditorium, collegezalen, leslokalen, talenpracticalokalen, een kantine, een kantoormiddelen-winkel waar ook syllabi te koop zijn en ontmoetingsplaatsen. Het panel acht de voorzieningen van goede kwaliteit. • Op beide locaties zijn ondersteunende diensten aanwezig. Hiervan zijn voor de opleiding vooral de afdelingen Studentzaken (planning en roostering, studentvolgsysteem en studentenadministratie), Facilitaire zaken (gebouw, inventaris, verkoop van studiemateriaal, de conciërgerie, repro en studiecentrum) en ICT van belang. De FEM reserveert in de begroting jaarlijkse budgetten voor inventaris, software, administratieve middelen, mediatheek/studiecentrum, overige studentvoorzieningen en onderhoud van apparatuur (FEM begroting 2007). • Het onderwerp voorzieningen is een vast agendapunt in de tweejaarlijkse besprekingen met studenten (groepsvertegenwoordigers) en in de vergaderingen van het managementteam van de FEM. Daarnaast wordt jaarlijks de student- en medewerkertevredenheid op dit punt gemeten (Kwaliteitshandboek CO 2006-2009). • Studenten zijn met betrekking tot de beschikbaarheid van het aantal computers wat kritisch. Dit valt deels te wijten aan het feit dat studenten voornamelijk tegelijkertijd van computerfaciliteiten gebruik wensen te maken. Docenten zijn niet allemaal tevreden over de inrichting van hun werkplek. Docenten werken veelal op een flexwerkplek. Het panel constateert dat de knelpunten met betrekking tot de werkruimten hoog op de agenda van de FEM staan. Na de realisatie van de verhuizing in Nijmegen in 2006 zijn er werkplekken bijgekomen. In 2008 staat een verbouwing in Arnhem gepland, wat aldaar tot meer werkruimte zal leiden. Dit is aldus het panel een goede ontwikkeling en nodig gezien de groei die de opleiding heeft doorgemaakt.
34/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Met ingang van september 2005 is het systeem van studie(loopbaan)begeleiding voor de voltijd aangepast conform het HOF-project, beginnend bij het eerste studiejaar. In de loop van de jaren zal dit nieuwe systeem het oude systeem geheel vervangen. Om die reden lopen er in 2006-2007 binnen de voltijd twee systemen parallel: - studieloopbaanbegeleiding voor de studenten in de eerste twee studiejaren, vormgegeven volgens de HAN-brede HOF-kaders; - studiebegeleiding voor de studenten in het derde en vierde studiejaar (oude systeem). • Voor alle varianten geldt dat de studiebegeleiding is gericht op het bewaken van de studievoortgang en de begeleiding van studenten bij keuzes in het programma, de invulling van studieroutes. De studiebegeleiding sluit aan bij de opzet van het onderwijs doordat het is afgestemd op de mate van zelfstandigheid van de student en ertoe bijdraagt dat de student leert om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar leerproces. Dit vindt plaats in verschillende gesprekken en bijeenkomsten die individueel met de student of in (project)groepen plaatsvinden. Daarbij hebben voltijdstudenten te maken met een studieloopbaanbegeleider. Voor studenten van CO-E geldt extra dat de studiebegeleiding in het eerste jaar gericht is op Training Personal Management vanwege de vele verschillende culturen die bij elkaar in de klas zitten. Deeltijdstudenten hebben te maken met een studieadviseur en een studiecoach en worden vanuit de FEM ondersteund vanuit de Deeltijdbalie. Duaal studenten hebben te maken met een hogeschoolmentor vanuit de FEM en een bedrijfscoach vanuit het bedrijf waar ze werkzaam zijn. Duaal studenten worden vanuit de FEM ondersteund door Bureau Duaal, die hen evenals dat bij deeltijd gebeurt, voorziet van de juiste informatie. Bureau Duaal ondersteunt studenten tevens bij het vinden van een geschikte werkplek/werkgever. • Sinds het studiejaar 2005-2006 werkt de Nederlandstalige voltijdvariant vanaf het tweede studiejaar met Insights. Het doel van dit instrument is studenten inzicht te laten krijgen in de eigen persoon en het persoonlijk handelen. Ook in de rest van de opleiding zal met het persoonlijke profiel en de leerdoelen gewerkt worden. • Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek (HAN-STO 2003-2006) blijkt dat de meerderheid van de studenten vindt dat tijdens de opleiding zelfstandig leren wordt gestimuleerd. Studenten zijn tevreden over de begeleiding bij het ontwikkelen van de beroepscompetenties en over de begeleiding bij het leerproces door de projectbegeleider, zijn praktijkkennis en de mate waarin hij zicht heeft op het functioneren van de projectgroep (Resultaten module-onderzoeken CO 2003-2006). Studenten met wie het panel sprak, geven aan dat de begeleiding in het begin intensief is en naarmate het programma vordert meer gericht is op zelfsturing van de student. Studenten ervaren
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 35/57
•
•
•
dit als positief. Er is, aldus studenten, een goede balans tussen eigen initiatief en sturing vanuit de opleiding. Daarbij geven zij aan dat docenten in principe altijd beschikbaar zijn. Informatievoorziening naar studenten vindt plaats via de OER, studiegidsen, onderwijsen tentamenroosters, studiehandleidingen en studiewijzers, maar ook via literatuurlijsten, prikborden, postvakjes en de studieloopbaanbegeleiding. Bij aanvang van elk semester ontvangen de studenten een informatiebrief met alle nodige wetenswaardigheden. Verder dienen intranet, e-mail en Blackboard ter ondersteuning van de informatievoorziening. De registratie van de studievoortgang vindt plaats via het CAAS-systeem. Per periode en per studiejaar worden de resultaten van de studenten in dit systeem vastgelegd. Studenten krijgen twee keer per jaar een uitdraai van hun resultaten. Zowel studenten als begeleiders kunnen de resultaten op elk moment ook via intranet bekijken en met elkaar bespreken. Op basis van de gevoerde gesprekken en bestudeerde materiaal constateert het panel dat studiebegeleiding plaatsvindt met het oog op het bewaken van de studievoortgang van de student en naar gelang de behoefte van de student. Bij de duale en de deeltijdvarianten wordt meer een beroep gedaan op het initiatief van de student. Het panel vindt dit passend bij deze specifieke doelgroepen. Studenten van CO-E geven eveneens aan een goede ondersteuning van docenten te ervaren.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding is bijgesteld en staat beschreven in het Kwaliteitshandboek CO 2006-2009 dat per 2006-2007 wordt gehanteerd. Dit handboek omvat een kwaliteitszorgplan en een overzicht van de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende commissies en organen binnen de opleiding in relatie tot kwaliteitszorg. In dit handboek zijn per activiteit streefnormen vastgesteld. Het panel constateert dat, hoewel het handboek formeel per 2006 wordt gebruikt, de daarin beschreven activiteiten grotendeels reeds plaatsvonden, zoals gesprekken met klassenvertegenwoordigers, de BVC of de tevredenheidsonderzoeken vanuit de HAN. • Het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding komt overeen met het kader en de uitgangspunten die HAN-breed zijn opgesteld (HAN Kwaliteitszorg, kader en instrumenten, update oktober 2005). Deze beschrijven een systematiek met een zesjarige cyclus die overeenkomt met de landelijke accreditatiecyclus. De landelijke criteria vormen het uitgangspunt voor de bewaking van de kwaliteit van de opleiding.
36/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
•
•
•
Daarbij vindt monitoring en verbetering plaats conform de plan-do-check-act cyclus van Deming. Conform het HAN-kader heeft de opleiding een interne audit gehad (maart 2006) waarbij de opleiding is beoordeeld op de landelijke gestelde criteria. De opleiding heeft een monitoringsplan en een verbeterplan (Monitoringsplan 2006-2007, Verbeterplan 2006-2007) opgesteld waarin specifieke activiteiten voor het studiejaar 2006-2007 zijn opgenomen. Daarbij is aangegeven wie de betrokkenen zijn, welk instrument gehanteerd zal worden en op welke termijn de activiteit behaald dient te zijn. Het Kwaliteitshandboek CO 2006-2009, alsmede het monitoringsplan en het verbeterplan, laten zien dat de opleiding systematisch de tevredenheid over de opleiding bij diverse betrokkenen evalueert. Daarbij hanteert de opleiding verschillende streefwaarden per instrument. Tenzij anders vermeld in het handboek wordt voor de tevredenheid van studenten, medewerkers, alumni of werkveld een streefnorm van 75% tevredenheid gehanteerd of een gemiddelde van 3,0 of hoger op een vijfpuntsschaal. De FEM streeft voor het studententevredenheidsonderzoek naar een totaal gemiddelde van tenminste 7,9 in 2007. Voor de medewerkerstevredenheid stelt de FEM de norm op tenminste 7,3 en voor afnemerstevredenheid op 7,5 (Managementcontract 2007). Het panel beoordeelt deze normen positief. Sinds 2002 werken de duale opleidingen van de FEM met een eigen kwaliteitszorgplan. Dit plan is in 2006 herzien. De deelnemers aan de duale trajecten vertegenwoordigen een groep, die zich qua karakteristiek, vorm en organisatie onderscheidt van de voltijdstudent en voltijdroute. Bureau Duaal laat naast metingen vergelijkbaar met die van de voltijd (bijvoorbeeld de module monitoring) eigen metingen afnemen waarbij sterk gefocust wordt op het meten van de specifiek duale aspecten. Voorbeelden hiervan zijn de werkgeversenquête en de semi-interne audit (2003) van de deelnemende hogescholen aan het Gilde-HBO. De kwaliteitszorg voor de deeltijdroute en de hoofdfase van CO-E is gelijk aan dat van de voltijd, zoals in Kwaliteitshandboek CO 2006-2009 wordt weergegeven. Het Quality assurance system International Foundation Year beschrijft het systeem voor de gemeenschappelijke propedeuse van CO-E.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Docenten zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het programma. In docententeams vindt afstemming plaats over de inhoud binnen onderwijseenheden. Dit gebeurt aan de hand van input vanuit evaluatie-uitkomsten, overleggen met studenten, teamtrekkers, de BVC en andere externen. Binnen het teamtrekkersoverleg is elk docententeam vertegenwoordigd en wordt de beroepsgerichtheid, het niveau en de actualiteit van het programma geborgd. Een vast agendapunt tijdens dit overleg is het bespreken van trends en ontwikkelingen op het gebied van het beroep en de consequenties hiervan voor
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 37/57
•
•
• •
•
•
het programma. De bewaking vindt plaats is samenspraak met de coördinatoren Inhoud en Kwaliteitszorg. De Coördinator Inhoud heeft tot taak de meest actuele kennis van buiten bij elke onderwijseenheid in te brengen, door onder andere overleg met mensen van binnen en buiten de opleiding en het bezoeken van relevante congressen, seminars en bijeenkomsten. Hij overlegt met de teamtrekkers welke aspecten vanuit het beroepenveld vertaling nodig hebben in het onderwijsaanbod. De opleiding heeft een aantal aandachtspunten en verbeteracties voor de komende twee jaar geformuleerd. Inventarisatie zal plaatsvinden van wenselijke verdiepende en verbredende minoren voor de communicatiebranche. Momenteel onderzoekt de opleiding de mogelijkheid om een minor Mediaplanner te ontwikkelen in samenwerking met gerenommeerde bedrijven uit de branche, met baangarantie. De voorzitter van het teamtrekkersoverleg CO heeft eens per zes weken een overleg met collega’s voorzitters van de andere opleidingen van het instituut IB&C en de twee instituutsdirecteuren voor afstemming. Naast organisatorische aspecten wordt ook bekeken in hoeverre de profilering en positionering van iedere opleiding afzonderlijk gewaarborgd kan blijven. Dit mede om te voorkomen dat er te veel overlap binnen de opleidingen gaat ontstaan (Instituutsdocument IB&C). Sinds de start van de opleiding in 2002 is de visitatie in 2007 de eerste beoordeling van de opleiding in het kader van wettelijke accreditatie. Conform de HAN kwaliteitscyclus heeft een interne audit (maart 2006) bij CO plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan zijn acties opgenomen voor 2006-2007 in de genoemde verbeter- en monitoringsplannen en is een overzicht verbeteracties CO 2007 opgesteld. Het panel stelt vast dat de jaarplannen zijn gebaseerd op de uitkomsten van evaluaties, prioriteiten in het kader van de verdere ontwikkeling van de opleiding en uitkomsten van de in maart 2006 gehouden interne audit. Uit het opgestelde overzicht met verbeteracties blijkt dat veel acties met betrekking de onderwerpen ‘doelstellingen’ en ‘programma’ zijn gerealiseerd. Dit beoordeelt het panel goed. Het panel constateert dat de opleiding goed aandacht heeft voor ontwikkelingen in het veld en continue bekijkt hoe zij deze kan inpassen in het onderwijs. De opleiding geeft aan dat herijking van de nieuwe afstudeeropdracht momenteel prioriteit heeft (zie 6.1) evenals het verder onderzoeken en opnemen van het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen in het programma. Het panel constateert dat de opleiding hierover met BVC in beraad is. Studenten hebben via afgevaardigden in groepsvertegenwoordigersoverleg en via de opleidingscommissie zicht op aanpassingen in curriculum of anderzijds op argumenten waarom de opleiding aanpassingen achterwege laat. Bij de deeltijd- en duale opleiding verloopt dit rechtstreeks via contacten met docenten. Van vertegenwoordigers van het werkveld verneemt het panel dat er frequent contact plaatsvindt tussen bedrijven en stagecoördinatoren en de opleiding. De opleiding reageert, aldus de stagebegeleiders, snel op vragen en opmerkingen uit het veld.
38/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Kwaliteitshandboek CO 2006-2009 is de wijze waarop verschillende stakeholders zijn betrokken bij de continue kwaliteitsverbetering van het onderwijs voor CO beschreven. • Medewerkers zijn in de eerste plaats in de uitvoering van het onderwijs betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. Docenten signaleren en bespreken in kernteams de uitvoering en ontwikkeling van het onderwijs. Ook bespreken ze daar de uitkomsten van contacten met het werkveld en gehouden evaluaties. Voorts wordt er HAN-breed een medewerkerstevredenheidsonderzoek gehouden waaraan medewerkers van CO deelnemen en worden er R&O-gesprekken met de medewerkers van de opleiding gehouden in het kader van deskundigheidsbevordering en persoonlijke ontwikkeling. • Studenten zijn betrokken bij de kwaliteit van de opleiding via een opleidingscommissie en een groepsvertegenwoordigersoverleg waaraan afgevaardigden van klassen deelnemen. Zij kunnen via deze overleggen signalen doorgeven en vernemen wanneer bepaalde aspecten worden opgepakt of waarom bepaalde aspecten juist niet worden opgepakt. Verder kunnen studenten hun mening geven via verschillende enquêtes die worden gehouden. - Schriftelijke/digitale monitoring van onderwijseenheden. Wanneer welk onderdeel gemonitoord wordt is vastgesteld in het monitoringsplan 2006-2007; - HAN-studenttevredenheidsonderzoek (HAN-breed); - Stagemonitoring; - Monitoring afstudeeropdrachten; - Exitgesprekken en -formulieren in de propedeuse; - HBO-instroommonitor; - HBO-keuzegids; - HOF-evaluatie (HAN-breed; jaarlijks totdat het HOF-onderwijs geheel geïmplementeerd is). • Vertegenwoordigers van het werkveld zijn via de BVC betrokken bij de ontwikkeling van het onderwijs. De samenstelling van de BVC vertegenwoordigt de verschillende disciplines uit het domein. De BVC-leden brengen actualiteiten in die relevant kunnen zijn voor het onderwijs en worden daarnaast gevraagd om mee te denken bij de opzet van onderwijseenheden. Met ingang van 2007-2008 vraagt de opleiding werkgevers om een oordeel over de kwaliteit van het programma (het eindniveau) via een driejaarlijks alumniwerkveldonderzoek. • Bedrijfscoaches kunnen via stagemonitoring en monitoring van afstudeeropdrachten hun oordeel geven over de kwaliteit van het onderwijs.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 39/57
•
In 2006 zijn de eerste afgestudeerden communicatiegeneralisten van de HAN de arbeidsmarkt opgegaan. Met ingang van 2007-2008 zullen alumni via het alumniwerkveldonderzoek betrokken worden bij de kwaliteit van het onderwijs. Zodra er voldoende alumni zijn, zal de opleiding deelnemen aan de HBO-Monitor.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het programma wordt door een toenemende complexiteit van taken en opdrachten toegewerkt naar het beoogde eindniveau. In de afstudeeropdracht (voor de drie varianten) moet de student in een individuele proeve van bekwaamheid aantonen dat hij zelfstandig op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar kan functioneren. De opdracht omvat een multidisciplinaire complexe opdracht waarbij de student zelfstandig een concreet bedrijfsprobleem (probleem- of vraagstelling) van strategische aard oppakt. Dat mondt uit in een concreet eindproduct: een strategisch plan gebaseerd op onderzoek, inclusief implementatieplan en budgetindicatie (Afstudeerhandleiding 20062007). De student is zelf verantwoordelijk voor de werving, planning en uitvoering van de opdracht. De docentbegeleiding is gericht op het bewaken van de afbakening van de vraagstelling. Het panel vindt dat deze wijze van afstuderen de juiste diepgang biedt. • Uit het visitatiemateriaal blijkt dat opleiding de wijze van afstuderen wil optimaliseren. In samenspraak met leden van de BVC heeft de opleiding de afstemming tussen de inhoud en het niveau van de afstudeeropdracht besproken, alsmede de afstemming tussen de manier van begeleiden en beoordelen. Dit heeft geleid tot herziening van de afstudeercriteria (zie 2.8) en de afstudeeropdracht. De afstudeeropdracht zal een combinatie zijn van proces, product, presentatie en mondelinge verdediging met de mogelijkheid tot differentiatie. De herziene opzet zal vanaf september 2007 worden gehanteerd. • Het panel heeft een tiental afstudeerwerken (2006) van studenten beoordeeld en vindt deze van voldoende hbo-bachelorniveau getuigen. De vraagstellingen zijn relevant voor het werkveld, sluiten goed aan bij eindkwalificaties van de opleiding en bieden voldoende diepgang om niveau aan te tonen. De vraagstellingen worden consequent uitgewerkt en beantwoord. De afstudeerders gebruiken verschillende onderzoeksmethoden om een antwoord op de vraagstelling te krijgen. De gehanteerde methoden lopen uiteen en worden over het algemeen goed verantwoord. Het panel merkt op dat de verbinding tussen de gebruikte literatuur en de toepassing daarvan op een vrij schoolse manier plaatsvinden. Daarmee wordt bedoeld dat er weinig eigen inbreng is van studenten, dat er vooral voorgeschreven literatuur wordt gebruikt die vrijwel meteen wordt toegepast.
40/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
•
•
Een reflectie daarop of een creatieve toepassing daarbij ontbreekt nog al eens. Er wordt in voldoende mate gebruik gemaakt van relevante actuele literatuur, in mindere mate van internationale literatuur. Daar kan de opleiding studenten op stimuleren. Op grond van voorgaande komt het panel tot een oordeel ‘voldoende’. Om het niveau te borgen hanteert de opleiding een duidelijk afstudeerprocedure. Deze is voor de drie varianten gelijk. Uit de beschrijving van deze procedure blijkt onder andere dat het werkveld, in de vorm van de externe opdrachtgever, is betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdracht. De huidige vierdejaars studenten geven aan duidelijke afstudeercriteria te ervaren. De opleiding raadpleegt diverse bronnen om het niveau van haar studenten te volgen en te borgen. Via de BVC en praktijkcoaches heeft de opleiding tot dusver positieve geluiden ontvangen over de kwaliteiten van haar studenten. Vertegenwoordigers van het werkveld geven, in het gesprek met het panel, aan dat de opleiding handvatten biedt om afgestudeerden binnen vijf jaar door te laten stromen/groeien naar een boogde functie op b-niveau (zie 1.3). De opleiding heeft in het voorjaar van 2007 een vijftal scripties door een lid van de Raad van Toezicht van de HAN laten beoordelen. Uit een schriftelijke reactie blijkt onder andere dat hij het niveau van de vijf afstudeerwerkstukken van voldoende tot zeer goed vindt, dat examens aansluiten op het leerplan en dat deze zorgvuldig worden uitgevoerd. Voorts heeft het panel geconstateerd dat de opleiding per 2007-2008 driejaarlijks haar alumni en werkgevers gaat bevragen op de aansluiting van de opleiding op het beroep.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De streefdoelen met betrekking tot het propedeuse- en hoofdfaserendement en de gemiddelde studieduur worden op het niveau van de faculteit geformuleerd en staan in het Managementcontract 2007 van de faculteit met het CvB. De volgende normen worden gehanteerd voor CO: - het propedeuserendement binnen twee jaar is minimaal 62%; - het hoofdfaserendement binnen vier jaar is minimaal 82%; - de gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden is maximaal 4,5 jaar. • De opleiding CO is gestart in september 2002. In 2005-2006 is een deel van de eerste cohort (cohort 2002-2003) afgestudeerd. Het betreft 50 voltijdstudenten. Daardoor is het beschikbare cijfermateriaal ten behoeve van de rendementsanalyse beperkt. Bovendien zijn de studentaantallen in de beginjaren gering, waardoor procentuele berekeningen al snel een vertekend beeld kunnen geven. Het propedeuserendement wordt gegeven voor de totale groep studenten die de gemeenschappelijk propedeuse volgt, ongeacht de opleiding waarvoor ze ingeschreven staan. In 2006 telt de FEM ruim 1.900 studenten in
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 41/57
•
•
•
de propedeuse waarvan 124 ingeschreven staan bij CO. Wisselen van opleiding binnen de twaalf opleidingen van de FEM, wordt niet als uitval gezien. De resultaten voor de cohort 2004-2005 zijn: - 59% van de propedeusestudenten van de voltijdopleiding heeft zijn propedeusediploma behaald binnen twee jaar. Hiermee voldoet het propedeuserendement net niet aan de streefnorm van 62%. - De duale variant heeft een propedeuserendement van 51% en scoort daarmee ver onder de streefnorm. In de voorgaande twee jaren voldeed dit rendement wel aan de norm. - De deeltijdopleiding heeft een propedeuserendement van 67% en voldoet daarmee, evenals de voorgaande jaren, aan de streefnorm. De opleiding heeft de afgelopen twee jaren een aantal rendementverhogende wijzigingen doorgevoerd, waaronder de invoering van de studieloopbaanbegeleiding. Met het oog op de uitval in de propedeuse houdt de opleiding exit-gesprekken met vertrekkende studenten. De opleiding heeft vernomen dat de studenten de herziene propedeuse in eerste instantie chaotisch leken te ervaren. Hierom heeft de opleiding de propedeuse per 2006 verbeterd. Het panel constateert dat de opleiding inspeelt op kengetallen, deze nadrukkelijk onderzoekt en daarop indien gewenst acties op uitvoert. Op basis van de gegeven kengetallen constateert het panel ook dat de opleiding, met uitzondering van de propedeuse en de duale variant, voldoet aan de gestelde streefnormen. Hierom komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’.
42/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Deel C
Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 43/57
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
44/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 45/57
46/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 47/57
48/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 49/57
50/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. I. Akerboom
X
Panellid NQA: Mevrouw. M. Snel
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw M.N. de Bruin
Panellid: De heer D. de Joode
Panellid: Mevrouw prof. dr. V.A.J. Frissen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw prof.dr. V.A.J. Frissen Mevrouw Frissen is voornamelijk ingezet vanwege haar ervaring en haar domeindeskundigheid. Zij heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Zij heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1972 – 1978 1978 – 1987
Werkervaring 1980 – 1981 1981 – 1984
Gymnasium A, Coriovallum College te Heerlen Culturele Antropologie (kandidaats) Communicatiewetenschap (doctoraal) Katholieke Universiteit Nijmegen en in 1992 gepromoveerd
Studentlid van de Sectieraad en de Onderwijs- en Onderzoekscommissie van de Vakgroep Sociale en Culturele Antropologie van de KUN Studentassistentschappen bij de vakgroep Culturele en Sociale Antropologie van de KUN
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 51/57
1985 – 1986 1987 – 1991 1991 – 1999
1999 - 2004 2005 – 2007 2007 – heden 2003 – heden 2004 – heden 2004 – heden 2006 – heden 2006 – heden
Studentassistentschappen bij de vakgroep Communicatiewetenschap van de KUN Assistent in Opleiding bij de Vakgroep Communicatiewetenschap van de KUN Promotie: februari 1992 Universitair docent bij de vakgroep Communicatiewetenschap van de Universiteit van Amsterdam (secties Mediastudies en Beleidsstudies); Lid van het Dagelijks Bestuur van de vakgroep (1994-1997); Lid van de Programmaleiding Onderzoek van de vakgroep (1995-1997) Senior onderzoeker/adviseur TNO Strategie, Technologie en Beleid, Hoofd team ICT en Sociale Verandering Hoofd afdeling ICT & Beleid TNO Informatie-en Communicatietechnologie senior strateeg bij TNO ICT Bijzonder hoogleraar ICT en Sociale Verandering vanwege het LIFT-fonds bij de Faculteit der Wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam Voorzitter Medezeggenschapsraad Openbare Basisschool De Kring, Haarlem Lid College van Adviseurs HIVOS Lid Raad van Toezicht Nederlandse Publieke Omroep Lid Bestuur Het Expertise Centrum
Internationale deskundigheid: 1998 – heden Contributing Editor van New Media and Society (Sage) 2000 – 2003 Lid van het 'European Media, Technology and Everyday Life' research network (EMTEL II), i.h.k.v. Fifth Framework Programme EC 2000 – heden Lid promotie-commissies Yves Punie (VUB Brussel, 2000), James Stewart (Edinburgh University, 2001), Bart Cammaerts (VUB Brussel, 2002) Joyce Lamerichs (Universiteit Wageningen, 2003), Ana Maria Fernandez (TU Delft, 2004); Jos Aarts (EUR, 2005)
De heer D. de Joode, De heer De Joode is voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaring en zijn domeindeskundigheid. De heer De Joode heeft vanuit zijn werkervaring ruime kennis van het vakgebied communicatie en journalistiek. Door zijn jarenlange ervaring in een eigen praktijk heeft de heer De Joode een goed beeld van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied. De heer De Joode is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over accreditatie in het Hoger Onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: Kandidaats Voorlichtingskunde LU Wageningen Kandidaat Rechten met doctoraal keuzevakken gezondheidsrecht, ziekenhuiswetenschappen; scriptie over medisch beroepsgeheim; Basisdiploma PR; PAO communicatie; opleiding tot mediator; gecertificeerd mediator NMI (2005) Werkervaring: Journalistiek landelijk dagblad Hoofd PR multinational Hoofd PR en voorlichting VU ziekenhuis Hoofd PR landelijke specialistenvereniging Adjunct-directeur Benelux internationaal PR-bureau Reeds 17 jaar eigen adviesbureau voor communicatie PR /PA Trainer, coach en mediator
52/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Overige werkervaring: Voorzitter NGPR-vereniging voor PR en Voorlichting (1988-1992) Lid Raad van Commissarissen Stichting Reclame en Marketingonderwijs (1986-1994) Lid VPRA, vereniging van adviesbureaus voor PR n communicatie (heden) Lid beroepsvereniging Logeion (heden) Lid Internationaal Perscentrum Nieuwspoort (heden) Auteur van onder andere Communicatie in Gezondheidszorg (2001)
Panellid Student mevrouw M.N. de Bruin Student panellid mevrouw De Bruin is vierdejaarsstudent Communicatie aan de Hogeschool INHOLLAND. Mevrouw De Bruin beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen communicatie. Mevrouw De Bruin is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding Communicatie. Zij is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1996 – 2000 Mavo D niveau, Stedelijk College, Zoetermeer 2000 – 2003 MBO directiesecretaresse/managementassistent, ID College, Zoetermeer 2003 – heden HBO Communicatie, Hogeschool Inholland, Den Haag Werkervaring: 09/00 – heden Verschillende baantjes in midden- en kleinbedrijf en dienstverlening in Zoetermeer Stage 02-07/06-07 02-06/06-06 12-04/04-05
Theater Zwembad de Regentes, afstudeerstage: imago-onderzoek Stadstheater Zoetermeer, afdeling Marketing Project - Locals Only Den Haag, in opdracht van Stap, leerwerkbedrijf Inholland
Mevrouw M. Snel (NQA-auditor) Mevrouw Snel heeft is in 2004 begonnen als studentpanellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQAauditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register. Opleiding: 1993-1999 2004
HAVO, Stichting Scholengemeenschap Twickel Hengelo bachelor HRM, Personeel & Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede
Werkervaring: 2004 – 2005 Jr-personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra 2005 – heden NQA-auditor, Netherlands Quality Agency Cursus: Maart 2004
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 53/57
Mevrouw drs. I. Akerboom Mevrouw Akerboom Is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren van hbo- en woopleidingen in verschillende domeinen zoals Economie, Taal en Cultuur, Bouwkunde en Humanistiek. Ze bezit op grond van deze werkervaring en cursussen gevolgd bij het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS) audit- en onderwijsdeskundigheid. Opleiding: 1987 – 1993 1993 – 1998 1998 – 2000 2004 2005 – 2006
Gymnasium, Stanislascollege te Delft Culturele Antropologie, Katholieke Universiteit Nijmegen Maatschappelijke Vraagstukken en Beleid, Vrije Universiteit Amsterdam (verkort doctoraal) Cursus Auditkwaliteit, IVLOS Onderwijskunde voor het Hoger Onderwijs, IVLOS
Werkervaring: 1997 – 1998 Onderwijsassistent Methoden van Kwalitatief Onderzoek, Katholieke Universiteit Nijmegen 2001 – 2004 Beleidsmedewerker onderzoek, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit van Tilburg 2004 – heden Projectleider kwaliteitszorg wetenschappelijk onderwijs, Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) 2007 – heden Auditor, Netherlands Quality Agency (NQA), gedetacheerd vanuit QANU
54/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Communicatie woensdag 16 mei 2007 Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers 9.00-11.00 uur
Materiaalbestudering
Visitatiepanel
11.00-11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Mevrouw M. van Fruchten (directeur IB&C), Mevrouw M. Elshof (opleidingscoördinator), Mevrouw E. Eikhout (coördinator kwaliteitszorg), Mevrouw A. van Arkel (coördinator propedeuse), Mevrouw M. Bouckaert (deeltijd studieadviseur), Mevrouw T. Hristova (duaal operationeel)
11.45-12.30 uur
Gesprek met studenten
Mevrouw M. Glazenburg (1e jaar vt), Mevrouw A. Hof (2e jaar vt), Mevrouw S. te Stroet (2e jaar vt), De heer E. Berens (3e jaar vt), Mevrouw J. Weidema (3e jaar vt Nijmegen), Mevrouw M. van Heusden (3e jaar du), Mevrouw S. Balder (3e jaar vt Nijmegen), Mevrouw C. Grothe (4e jaar vt), De heer E. Lamers (4e jaar dt), Mevrouw G. Hendrickx (4e jaar vt Nijmegen), Mevrouw C. Hulst (4e jaar vt)
12.30-13.15 uur
Lunchpauze
13.15-14.00 uur
Gesprek met docenten
14.00-14.45 uur
Gesprek met werkveld en De heer J. Gerbrands (opdrachtgever), Mevrouw E. Bal afgestudeerden (opdrachtgever), Mevrouw P. van Stein (opdrachtgever), De heer E. Jansen (begeleider stage en afstuderen), Mevrouw U. Meijer (lid BVC), Mevrouw M. van Eijkelenburg (lid BVC), De heer T. Snijders (lid BVC, gastdocent, opdrachtgever), Mevrouw T. Winnemuller (begeleider stage), Mevrouw T. van Tienen (alumnus), Mevrouw E. Nederhoed (alumnus), Mevrouw M. ten Oever (alumnus)
14.45-17.00 uur
Rondleiding
Visitatiepanel
Gesprek studenten Engels voltijdprogramma
Mevrouw B. Soedjak (2e jaar vt CO-E) Mevrouw M.R. van der Linden (2e jaar vt CO-E)
De heer G. Havinga, De heer G. van Hal, De heer J. Leenders, Mevrouw J. Sluiters, Mevrouw K. Garritsen, De heer K. van ’t Hof, Mevrouw M. van Harten, De heer P. van der Hoek, Mevrouw E. Eikhout, De heer S. van der Goot
Intern paneloverleg 17.00-17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 55/57
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
3e MARAP MT FEM 1 januari t/m 31 december 2006 Aanvraag communicatie Activiteitenplan 2006-2007 FEM Afstudeerhandleiding (en –formulieren) 2006-2007 Beroepsniveauprofielen Communicatiemanagement Competenties IFA Cv’s docenten CO HAN Kennispoort Didactische uitwerking propedeuse Documenten EVC Domeincompetenties en Illustraties Communications (2005) Evaluatie kennisteams FEM Begroting 2007 Formulier beoordeling schriftelijke producten Gemeenschappelijke propedeuse HEAO HAN Chassis HAN Insite HAN Kwaliteitszorg Handleiding studieloopbaanbegeleiding (deel 1 en 2) HAN-STO 2003-2006 HBO-Monitor Het College van Toezicht van de FEM van de HAN Het Profiel, Competentiebeschrijving HBO Communicatie, LOCO mei 2004 HRM Ageda Instellingsplan Instituutsdocument IB&C Introductiegids Keuzegids 2006-2007 Kwaliteitshandboek CO 2006-2009 Landelijk kader concept Gilde-HBO, 2003 Ledenlijst BVC CO Ledenlijst kennisteams IB&C Lijst van kennisteams Literatuurlijst en syllabilijst 2006-2007 Managementcontract 2007 Modulen Nederlandstalige opleiding CO: Cluster A: Commercieel, Engels, Financieel, Juridisch, Organisatie Cluster B: kennistoets Commercieel, Bedrijfscommunicatie, Duits Cluster C: Taalbeheersing; Organisatie, Personeel, Communicatie; Duits Cluster D: Media, Marketingcommunicatie Modulen Engelstalige opleiding CO: Cluster A: Management, Marketing, Research and Statistics Cluster D: marketing Research; Organizational Behavior Modulen CO deeltijd: Propedeuse: Bedrijfscommunicatie, Commercieel Hoofdfase: Engels, Taalbeheersing, Media
56/57 © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du)
Monitoring stage bedrijfscoaches 2004-2005 en Monitoring stage studenten 2004-2005 Monitoring studiejaar 4, 2006 Monitoringsplan 2006-2007 Notitie kennisteams FEM/ Uitgangsdocument Kennisteams Notitie Studieloopbaanbegeleiding FEM Notulen en verslagen: DOLEC; van gesprekken met individuele BVC-leden; evaluatiebijeenkomst AOD Communicatie OER hoofdfase 2006-2007 en OER propedeuse 2006-2007 Onderwijskundig/organisatorische blauwdruk 1e semester propedeuse, Informatiedossier Onderzoek Minor 2005 Onderzoeksrapport Propedeuse nieuwe stijl Opleidingsplan CO 2005-2009 Opleidingsstatuut propedeuse 2006-2007 Overzicht Exchange Programme Overzicht gastdocenten 2006 -2007 Overzicht lidmaatschappen docenten Prospectus Communication 2006-2007 Prospectus IFA 2006-2007 Rapportageprotocol roostering Regeling bijzondere toelating, voltijdopleidingen Resultaten module-onderzoeken CO 2003-2004 Rol beroepenveldcommissie Samenvatting reacties HEAO vs ICA Sensor Stagehandleiding (en –formulieren) Strategisch beleid FEM 2006-2010 Studiegidsen (A-cluster 2006-2007, B-cluster IB&C 2006-2007, hoofdfase 2006-2007) Studiehandleidingen Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein Studyprogram Communication Syllabi (Studieloopbaanbegeleiding cluster A en B 2006-2007) Taakomschrijving studentbegeleiders TER 2006-2007 The Profile Competency Descriptions Higher Professional Education in Communication, 2004 Toelichting reglement examencommissies Toetsbeleid Uitkomsten onderzoek profilering 2006 Verantwoording competentiekeuze propedeuse Verbeterplan 2006-2007 Verbeterplan naar aanleiding van interne audit maart 2006 Verhoudingen Examencies, beroepenveldcies, en College van Toezicht Verslagen: groepsvertegenwoordigers, BVC 21-01-2007, BVC april 2006, instroommonitor 2004-2005 en 2005-2006, LOCO december 2006, MediaDenkTank, monitoring propedeuse 2005-2007, OPC 172-2007, bijeenkomsten BVC, bijeenkomsten kennisteams, HOF-monitoring, studiedagen, teamoverleggen. Voorlichtingsbrochure
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Communicatie, hbo-bachelor (vt, dt, du) 57/57