OPLEIDING MAATSCHAPPELIJK WERK EN DIENSTVERLENING (MWD) VOLTIJD PRAKTIJKLEREN 2 2015-2016
Titel Auteurs Periode Doelgroep Datum CROHO-nr
Praktijkleren 2 Praktijkbureau MWD Blok 1 t/m 4 Tweedejaars studenten MWD VT 2015-2016 34616
Dit exemplaar behoort aan:………………………………………………….
Inhoudsopgave
Voorwoord .................................................................................................................... 3 Inleiding ....................................................................................................................... 4 1. Doelstellingen van het onderwijsprogramma ...................................................... 4 2. Beroepstaken en beroepscontext ........................................................................ 4 3. Competenties, niveau, eindkwalificaties en leerdoelen ....................................... 5 4. Samenhang tussen de opdrachten in het onderwijsprogramma .......................... 7 5. Plaats van het onderwijsprogramma ................................................................... 8 6. Werkwijze en studiebelasting ............................................................................. 8 7. Resultaten in het onderwijsprogramma .............................................................. 9 8. De toetsing en beoordeling, presentie ............................................................... 12 9. Literatuur en studiemateriaal ............................................................................ 14 Bijlage 1 Model praktijkcontract MWD voltijd 2e jaars 2015-2016 ......................... 15 Bijlage 2 Scoreformulieren ..................................................................................... 19 Bijlage 3 Reflectiemodel opdracht .......................................................................... 25 Bijlage 4 Beroepsproducten; voorbeelden en verantwoordingsvragen ................... 27 Bijlage 5 Competentiematrix .................................................................................. 28 Bijlage 6 Niveauomschrijving competenties ........................................................... 30
2
Voorwoord De praktijk tweede jaar, ook wel Praktijkleren 2 genoemd, is bedoeld om tweede jaar Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Voltijd (MWD VT) studenten de gelegenheid te geven om te leren in de “echte” praktijk. De confrontatie voor studenten met de ‘echte’ praktijk komt terug in alle jaren van de opleiding. Dit gebeurt door praktijk of stage in de eerste drie jaar van de opleiding. Daarnaast door participatie in onderzoek in het werkveld vanuit de praktijk en / of het kenniscentrum van de HvA. In het laatste jaar van de opleiding doet de student onderzoek in het kader van zijn minor en scriptie in de maatschappelijk werk praktijk. De studenten ervaren door het opdoen van praktijkervaring, hoe het is om met cliënten te werken, om samen te werken met collega’s en professionals uit andere instellingen en hoe het is om een organisatie te vertegenwoordigen. Het is de bedoeling dat studenten in de praktijk van het tweede jaar een aantal basisvaardigheden uitbreiden die van belang zijn voor het vak van maatschappelijk werker. Het toepassen van diverse gesprekstechnieken, methoden en het analyseren van eigen en cliëntengedrag krijgt grotere aandacht. NB: in het gehele document hanteren we de term “praktijk” in plaats van “stage”, aangezien Praktijkleren de naam is van het studieonderdeel. Wegens stijltechnische redenen kan deze term niet overal doorgevoerd worden. Als laatste willen we opmerken dat waar “de stagiair”, “hij” of “zijn” staat, ook “de stagiaire”, “zij” of “haar” gelezen kan worden.
Amsterdam, september 2015 Namens het praktijkbureau Corina Janssens - Vogel
3
Inleiding In het eerste jaar van de opleiding gaat het om de oriëntatie op het beroep. In het tweede jaar gaat het om beroepsvoorbereiding. Voor het studieonderdeel Praktijkleren 2 hebben we daarom gekozen voor praktijkplekken waar het nog niet gaat om ‘hulp verlenen’ maar om ‘dienst verlenen’ vanuit het welzijnsperspectief. Praktijk ervaring opdoen in het kader van Praktijkleren 2 betreft dienstverlening aan een persoon uit een groep volwassenen of kinderen ouder dan 12 jaar. De criteria voor een Praktijkleren 2 praktijkplek zijn:
het contact met de doelgroep is structureel;
het opbouwen van een band en het winnen van vertrouwen zijn aspecten die in het contact onderdeel zijn;
er is sprake van een zo gelijkwaardig mogelijk contact tussen stagiaire en de doelgroep
praktijkbegeleiding wordt verzorgd door een medewerker met een agogische achtergrond.
Het werken binnen kinderdagverblijven, of het werken als onderwijsassistent op basisscholen voldoet niet aan de criteria.
1.
Doelstellingen van het onderwijsprogramma
De opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) stelt zich ten doel in het tweede jaar de student in de praktijk te laten leren, zodat de praktijk mede-opleider is van de student. Tevens ontwikkelt de student zijn vaardigheden door op het gebied van gespreksvoering, in en vanuit een organisatie en binnen het beroepsmatig handelen.
2.
Beroepstaken en beroepscontext
Het praktijkleren moet altijd een verbinding hebben met het vak van maatschappelijk werker. De hieronder beschreven taakgebieden komen voort uit het beroepsprofiel van het maatschappelijk werk en geven op drie hoofdonderdelen aan op welke aandachtgebieden een maatschappelijk werker zich richt. Hier heeft de student al kennis mee gemaakt in Praktijkleren 1. In Praktijkleren 2 wordt dit meer verdiept en toegepast in een één op één cliënt situatie. De
volgende taakgebieden staan centraal: Taakgebied 1: directe en indirecte (hulp) en dienstverlening Taakgebied 2: werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Taakgebied 3: werken aan professionaliteit en professionalisering
Binnen deze taakgebieden houdt de student zich specifiek bezig met de kerntaken die ook zijn afgeleid van het beroepsprofiel. Het gaat om de volgende kerntaken: 1: werken met en namens cliënten 3: werken in de eigen instelling of organisatie 5: zichzelf ontwikkelen in het beroep
4
3.
Competenties, niveau, eindkwalificaties en leerdoelen
3.1 Niveau Binnen praktijkleren werkt de student aan competenties 1, 4, 5, 7 en 8 op niveau 1 en 2.
Niveau 1 houdt in dat de student kan laten zien dat bij de genoemde competenties het niveau is behaald waarin de student zich kan oriënteren op het beroep en de sector. Niveau 2 houdt in dat de taken die moeten worden uitgevoerd in de praktijk meer complex zijn maar nog wel gestructureerd en onder begeleiding. Op deze manier kan de student laten zien dat hij op beroepsvoorbereidend en beroepsoriënterend niveau de competenties aan het ontwikkelen is.
3.2 Competenties en eindkwalificaties van het Landelijk Opleidingsprofiel De opleiding heeft het toetsniveau vastgelegd in de competentiematrix, die op zijn beurt gebaseerd is op het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker (NVMW, 2007) en het landelijk opleidingsprofiel (Landelijk Opleidingsoverleg MWD, 2010). De volledige matrix is opgenomen als bijlage in deze gids. De voor praktijkleren 2 van toepassing zijnde competenties en eindkwalificaties zijn: Competentie 1 is gericht op: “Verleent adequaat multi methodische hulp en diensten aan individuen, systemen en groepen met problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige (maatschappelijke) contexten en bevordert daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief.” Het accent ligt op: De maatschappelijk werker legt contact met de cliënt c.q. het cliëntsysteem en streeft naar een samenwerkingsrelatie met de cliënt, ook in situaties gekarakteriseerd door drang of dwang (1). De maatschappelijk werker vormt zich samen met de cliënt een beeld van de aard van de vraag van de cliënt - of problemen in de situatie waarin de cliënt verkeert (2). De maatschappelijk werker maakt een hulpverleningsplan of dienstverleningsplan in samenspraak met de cliënt, verantwoordt dit plan op toegankelijke wijze voor betrokkenen en spreekt daarmee de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt aan (3). De maatschappelijk werker verleent hulp en diensten op methodische en reflectieve wijze. Hij of zij handelt volgens de regulatieve cyclus en vangt, afhankelijk van de situatie, op verschillende punten in deze cyclus aan. Deze hulp- en dienstverlening neemt, afhankelijk van de situatie de verschillende vormen aan (4). De maatschappelijk werker verleent op resultaatgerichte wijze hulp- en diensten volgens een breed spectrum van methodische benaderingen (eclectisch integratief, methodisch niet eenkennig en evidence based als dat mogelijk, en gezien de situatie geëigend is) en verantwoordt de inzet ervan. Ontwikkeling van het zelfregulerend vermogen, en empowerment van de cliënt, binnen de reële mogelijkheden vormen daarbij uitgangspunten. Ten minste de methodische benaderingswijzen, beschreven in de body of knowledge and skills maken onderdeel uit van zijn of haar methodische handelingsvermogen (5). De maatschappelijk werker kan verwijzen naar netwerkpartners, evalueert en sluit af (6). Competentie 4 is gericht op: Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken, leiding geven en ontvangen, en kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten (instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie.
5
Het accent ligt op: De maatschappelijk werker maakt deel uit van een organisatie, is als professional loyaal aan die organisatie, maakt zich de missie, beleid, doelstellingen en cultuur van de organisatie eigen en levert vanuit ‘maatschappelijk werk perspectief’ een bijdrage aan de uitvoering en ontwikkeling van missie, beleid, doelstellingen en cultuur (12). De maatschappelijk werker initieert intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in teamverband. Hij neemt deel aan voortgang- en beleidsoverleg, projectgroepen, intervisiegroepen, signaleringsgroepen en werkbegeleiding (13). Competentie 5 is gericht op: Is als kritische professional loyaal aan zijn organisatorisch kader en levert een bijdrage aan beleid, beheer, kwaliteitszorg en projecten in de organisatie. Het accent ligt op: De maatschappelijk werker werkt volgens en rapporteert conform het kwaliteitsborgingsysteem van de organisatie. De maatschappelijk werker verantwoordt de effectiviteit en efficiëntie van het functioneren naar collega’s en leidinggevenden vanuit de bestaande kaders van de eigen organisatie (15). De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan beheersmatige aspecten van de organisatie. Beheer valt daarbij op te vatten als het richting geven aan alle processen die zich in een organisatie afspelen met het oog op de gestelde doelen. De maatschappelijk werker voedt de informatiesystemen met gegevens uit de eigen portefeuille en gebruikt (ICT) hulpmiddelen voor het registreren van deze werkzaamheden. Hij is zich bewust van financiële afrekening en verantwoording (16). Competentie 7 is gericht op: Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar persoonlijke kwaliteiten en beroepskwaliteiten. Het accent ligt op: De maatschappelijk werker reflecteert op het eigen handelen en stuurt de eigen competentieontwikkeling (23). De maatschappelijk werker hanteert de beroepscode en leert werken volgens de beroepscode; hij kan omgaan met ethische dilemma’s (25). Competentie 8 is gericht op: Draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep door reflectie, wederkerend leren, kennisontwikkeling en kenniscirculatie in opleiding en beroep, intervisie en coaching van collega’s en/of stagiaires. Het accent ligt op: De maatschappelijk werker kan andere professionals consulteren, adviseren en coachen (21).
3.3 leerdoelen Uit de competenties en de eindkwalificaties komen de volgende leerdoelen voort: De stagiair:
legt contact met de cliënt;
kan een samenwerkingsrelatie met cliënten/doelgroep aangaan en onderhouden;
kan de situatie van de cliënten/doelgroep verkennen en analyseren;
werkt cliënten situatiegericht aan planmatige hulp;
6
verwijst waar nodig naar andere personen of instellingen;
werkt volgens methoden binnen ondersteunende hulpverlening (leun/steuncontact);
kan effectief omgaan met andere belanghebbenden binnen het cliëntsysteem;
kan rapporteren aan derden over cliënten/doelgroep;
effectief communiceren als vertegenwoordiger van de eigen organisatie met belanghebbenden;
kan de eigen professionele ontwikkeling onderhouden via reflectie en zelfsturing.
Voor praktijkleren in het tweede jaar zijn dit de leerdoelen waaruit de student zijn leerwerkplan kan opbouwen; Ten aanzien van de praktijk De stagiair is in staat om:
contact te leggen en onderhouden met cliënt;
leiding te nemen in een gesprek
in een gesprek diverse gesprekstechnieken toe te passen;
knelpunten in het contact met de cliënt te signaleren
deze signalen door te sluizen naar eindverantwoordelijken;
eigen handelen te verantwoorden aan derden;
samen te werken met collega’s;
te beschrijven wat de plaats van de organisatie is binnen de sociale kaart van de regio;
mondeling en schriftelijk te reflecteren op handelen, voelen en denken;
geschikte casuïstiek te verwerken in evaluaties.
Ten aanzien van de praktijkbegeleiding/organisatie/binnenschoolse begeleiding De stagiair is in staat om:
geschikte casuïstiek in te brengen en deze conform voorgeschreven intervisiemodellen te bewerken;
medestudenten adequaat feedback en adviezen te geven over ingebrachte casuïstiek;
eigen ingebrachte casuïstiek concreet in tussenverslag en eindverslag van de praktijk te beschrijven en aan te geven wat de leerpunten zijn;
4.
zelfstandig te werken binnen een intervisiegroep.
Samenhang tussen de opdrachten in het onderwijsprogramma
Praktijkleren is een programma in de eerste drie jaar van de opleiding. Praktijkleren 2 bouwt voort op de ervaringen opgedaan in Praktijkleren 1. De student neemt zijn leerervaringen en leerpunten uit een vorige praktijksituatie (de vorige stage) mee naar de praktijksituatie in het tweede studiejaar. Aan het eind van Praktijkleren 2 zal de student zijn portfolio vullen met producten waaruit weer nieuwe leerdoelen kunnen worden afgeleid. Deze vormen het startpunt voor Praktijkleren 3. Gedurende het gehele tweede studiejaar kan de student zijn agogische vaardigheden uitbreiden, daarnaast ontwikkelt hij een professionele houding ten opzichte van de cliënten en de organisatie op niveau 1 en 2. Ook reflecteert hij mondeling en schriftelijk op het leerproces wat eveneens op niveau 1 en 2 wordt afgetoetst. Tevens worden binnenschoolse praktijksituaties aangeboden (de vaardighedenlijn en een rollenspel met feedback bij Het Bureau) waarin de student zijn vaardigheden kan laten zien en kan toetsen. Dit is voorwaardelijk voor het toekennen van de studiepunten die verbonden zijn aan dit vak. Op de cijferlijst onder dit programma vallen 3 beoordelingen - Eindverslag (PA) Dit is het cijfer voor de praktijk, waar het eindverslag onder valt en de aanwezigheidsplicht in het binnenschoolse programma
7
- Het Bureau 2 (OP) Dit is de score die de student krijgt voor het onderdeel Het Bureau en wordt genoteerd als voldaan/niet voldaan. Daarmee is deze score eveneens voorwaardelijk voor het toekennen van 5 studiepunten - aanwezigheidsverplichting (OP) Dit is de score die de student krijgt als hij meer dan 80% aanwezig is geweest bij de binnenschoolse begeleiding
5.
Plaats van het onderwijsprogramma
Praktijkleren 2 beslaat vier blokken (een jaarprogramma) in het tweede jaar van de opleiding. Het programma omvat; de stage, het binnenschoolse programma de stagemarkt voor jaar 3 op donderdag 10 december 2015 en alle praktijkbureau-activiteiten die te maken hebben met voorbereiding op dat stagejaar deelname aan Het Bureau
6.
Werkwijze en studiebelasting
De student loopt 1 dagdeel (ongeveer 3-4 uur) per week stage op de praktijkplek en krijgt van de praktijkbegeleider praktijkbegeleiding. De stageperiode loopt van oktober 2015 tot en met juni 2016. De opleiding roostert de vrijdag vrij voor het kunnen opdoen van praktijkervaringen. De praktijkbegeleiding die de stagiair op de praktijkplaats krijgt, stimuleert tot het benoemen van ervaringen, het analyseren van situaties, het reflecteren hierop en het zoeken naar alternatieven. Tevens staat praktijkbegeleiding in het teken van werkbegeleiding. De student wordt hierin bevraagd op zijn handelen in de praktijk. Het persoonlijk functioneren van de stagiair komt eveneens aan de orde. De taken van de praktijkbegeleider zijn: Hij beoordeelt het beroepsmatig handelen van de stagiair middels het invullen van de scoreformulieren. Hij fiatteert het leerwerkplan en de evaluatieverslagen. Hij fiatteert de urenregistratie voor 120 uur van de stagiaire. Tijdens Praktijkleren 2 gaat de stagiair competentiegericht te werk. Dat betekent dat de stagiair in zijn werk laat zien dat hij competent is door het gebruik van vaardigheden, kennis en een geschikte beroepshouding. Op elk moment van toetsing toont de student / stagiair: zijn beroepsmatig handelen in de vorm van bewijzen aan de praktijkbegeleider en praktijkdocent; beroepsproducten die passen bij de te bewijzen competentie, voorzien van een verantwoording waarom dit beroepsproduct passend is; (zie verder hoofdstuk 5) Een onderwijsproduct (leerwerkplan, tussenverslag en eindverslag). Wanneer de student het totale praktijkprogramma met een voldoende afrondt, krijgt hij 5 studiepunten (ects.) In totaal gaat het om een belasting van uur. De uren zijn als volgt verdeeld: Praktijk Verslaglegging Het Bureau Binnensschoolse praktijkbegeleiding Studiebelasting totaal
120 uur 4 uur 1 uur 15 uur 140 uur
5 ECTS
8
6.1
De praktijkplek
De praktijkinstellingen geven het aanbod van praktijkplaatsen door aan het praktijkbureau. Het praktijkbureau heeft in het laatste blok van het vorige studiejaar een aantal instellingen voorgesteld aan de toekomstig tweedejaarsstudenten via een stagemarkt. De rest van de instellingen die studenten zoeken worden via DLWO kenbaar gemaakt. De student/stagiair wordt geacht zelf contact op te nemen met de praktijkplaatsen en zo te solliciteren naar een praktijkplaats. Het kan zijn dat de praktijkplaats via screeningsgesprekken op zoek gaat naar een geschikte stagiair bij meerdere aanmeldingen. Daarnaast is het mogelijk dat studenten zelf een praktijkplaats zoeken. De student laat deze plek goedkeuren door het invullen van het digitale stageaanmeldformulier te vinden bij de A-Z onder het kopje ‘stage’ op DLWO. Het praktijkcontract vult de student in met de praktijkplek. Daarna volgt de ondertekening vanuit de opleiding. Voor de opleiding MWD is de vrijdag de vaste praktijkdag, de student heeft dan geen lesgebonden activiteiten. Gedurende het jaar moet de student minimaal 120 praktijkuren maken op de praktijkplaats. Het is mogelijk om ’s avonds of in de weekenden (een deel van de) 120 praktijkuren te vullen. Deze uren moeten schriftelijk verantwoord worden aan het eind van het studiejaar door middel van een urenregistratie. Dit betekent dat ze ondertekend moeten worden door de praktijkbegeleider en toegevoegd aan het eindverslag.
6.2
De opleiding
Tijdens Praktijkleren 2 krijgt de student gedurende twee studieblokken (blok 2 en 3) ook binnensschoolse praktijkbegeleiding. Dit betreffen werkcolleges met de praktijkdocent en de groep. Deze bijeenkomsten zijn voor 80% verplicht. Concreet betekent dit dat de student 1 keer mag missen van alle bijeenkomsten totaal. Tijdens de begeleiding leert de student oefenen met het inbrengen en bewerken van eigen ervaringen. Via deze (zelf)reflectie komt de student tot nieuwe inzichten en ontwikkelt een eigen (methodische) manier van werken. Studenten ondersteunen elkaar hierin, denken met elkaar mee, geven en vragen elkaar feedback. De praktijkdocent volgt zo het leerproces van de student tijdens de praktijk. In het tweede jaar van de opleiding neemt de student tevens één keer deel aan “Het Bureau”, een gesimuleerde praktijkervaring. De student ontvangt in de rol van maatschappelijk werker bij het AMW een cliënt voor een intakegesprek. De ‘cliënt’ is in werkelijkheid een vierdejaars student. Dit gesprek wordt opgenomen en bekeken door een andere vierdejaars student. Deze voorziet de student uit het tweede jaar van feedback. Het is een diagnostisch gesprek. Het feedbackformulier wordt toegevoegd aan het eindverslag als gestuurd beroepsproduct.
7.
Resultaten in het onderwijsprogramma
In dit gedeelte van de gids staat wanneer en wat de student moet aanleveren op de opleiding en/of de praktijk en wanneer hij dit moet doen. Zie hiervoor ook het schematisch overzicht bij 8.3.
7.1 De opdrachten Hieronder volgen de opdrachten in chronologische volgorde. De deadline die voor alle opdrachten geldt, staan in het overzicht verderop in dit hoofdstuk. Opdracht 1: Een leerwerkplan (acht weken na de start van de stage) De stagiaire schrijft direct na de start op zijn praktijkplek een leerwerkplan. De punten die overzichtelijk terug moeten komen in dit verslag zijn:
9
de visie van de organisatie beschreven in eigen woorden: max. ½ A4; de doelgroep waar de student mee werkt met een beschrijving van hun achtergrond; max. 1 A4; zijn takenpakket: max. ½ A4; zijn begeleiding van de praktijkbegeleider (frequentie, doel, functie, tijd): max. ½ A4; maximaal drie leerdoelen. De student maakt een keuze uit de leerdoelen die in paragraaf 3.3 vermeld staan. De leerdoelen worden SMART uitgewerkt; max. 2 A4.
Opdracht 2: een tussenevaluatie De student spreekt met de praktijkbegeleider een evaluatiemoment af: dit moment kan schriftelijk of telefonisch of in persoon zijn. Voorafgaand aan dit gesprek bereidt de student zich zorgvuldig voor door voorbeelden te bedenken bij zijn leerdoelen en hoe hij aan dit leerdoel heeft gewerkt. De praktijkbegeleider en hij gaan hierover in gesprek. De praktijkbegeleider gebruikt als meetmiddel de scoreformulieren om de voorbeelden van de student te toetsen. Zo nodig past de student de leerdoelen aan of bij. Opdracht 3: Een eindverslag (voor het eind van de stage) De stagiair schrijft een eindverslag met daarin drie hoofdstukken: 1. Een eindevaluatie op je leerdoelen. Welk leerdoel wordt er meegenomen naar het volgend jaar, welk leerdoel is afgerond? Maximaal 2 A4. 2. Een terugblik op het stagejaar, maximaal 2 A4. De volgende punten komen aan bod: Wat was voor jou de belangrijkste eyeopener uit het stagejaar; Beschrijf het moeilijkste punt uit je praktijk van het afgelopen jaar; Beschrijf je grootste succes uit je praktijkjaar; Beschrijf in concrete termen wat deze bovenstaande punten betekenen voor je derdejaars stage (volgend jaar). Wat heb je op deze plek geleerd , wat je gaat gebruiken in je derde jaar? De volgende onderdelen komen in de bijlagen van het verslag: Een urenverantwoording en registratie gefiatteerd door praktijkbegeleider. Het feedbackformulier en de reflectie erop van opdracht 4 De uitwerking van de reflectieopdracht van opdracht 5 Één ongestuurd beroepsproduct met verantwoording, zie hiervoor bijlage 4. Het scoreformulier zoals dit opgenomen is in de bijlage 2 wordt ook als beoordelingsmodel gebruikt.
Opdracht 4: Deelname aan Het Bureau (voor het eind van de stage). De student oefent de rol van maatschappelijk werker in een praktijksimulatie op de opleiding en reflecteert op zijn ervaringen en leerdoelen in een verslag. Het bewijs doe je als bijlage bij je eindverslag.
Opdracht 5: Reflectieopdracht. De student reflecteert op een betekenisvolle situatie uit praktijkleren 2. Beschrijf deze situatie aan de hand van de theorie van de reflectiecirkel van Korthagen en koppel er één of meerdere competenties aan. (zie bijlage 3 voor uitleg waaraan de reflectie moet voldoen).
Beoordelingsmoment eindgesprek NB: de opleiding begroot één gesprek binnen 30 minuten reistijd vanaf de opleiding. Afsluitend aan Praktijkleren 2 vindt er een eindgesprek plaats. Dit gesprek is op basis van het ingeleverde materiaal door de student (opdracht 3, 4, 5,6). Het scoreformulier zoals dit opgenomen is in bijlage 2 wordt als definitief beoordelingsmodel gebruikt. De indicatoren genoemd in het scoreformulier zijn de criteria voor praktijkleren 2.
10
Als het door de praktijkdocent en praktijkbegeleider tussentijds noodzakelijk wordt geacht een gesprek met stagiair te voeren over de beoordeling, kan er een extra gesprek plaatsvinden. In overleg tussen praktijkbegeleider en docent worden tijd en plek van dit gesprek vastgesteld.
7.2 Criteria leerwerkplan en eindverslag Hier vindt men de criteria waar de producten aan moeten voldoen. Daarnaast een overzicht van wat de student moet aanleveren aan producten en welke onderdelen bij praktijkleren 2 hoort, denk hierbij aan verplichte deelname van Het Bureau en het bezoek aan de stagemarkt op 12 december as. Algemene product eisen: Voor alle verslagen, gestuurde en ongestuurde beroepsproducten geldt dat deze in correct Nederlands zijn getypt, op A4 formaat. Er wordt een standaard grootte lettertype en een standaard regelafstand gehanteerd. Bij elk verslag wordt een voorblad gemaakt met daarop de titel, de gegevens van de student, de gegevens van de praktijkinstelling en de naam van de praktijkbegeleider. De stagiair levert alle verslagen en producten in bij zowel zijn praktijkbegeleider als de praktijkdocent. Daarnaast houdt hij 1 exemplaar voor zichzelf als basis voor de gesprekken. NB: Verslagen die meer dan 2 schrijffouten per pagina bevatten, worden niet nagekeken maar teruggegeven.
Feedbackformulier leerwerkplan Toetsindicator 1 Student levert verslag volgens afspraak in Verslag is foutloos geschreven, voldoet aan APA norm Visie organisatie is in eigen woorden correct omschreven De doelgroep en de achtergronden zijn correct omschreven Contacturen staan genoteerd Leerdoelen zijn kloppend en SMART uitgewerkt Theorie is passend bij leerdoelen Beoordeling Feedback:
2
3
4
5
7.3 Belangrijke data Praktijkleren 2.
Datum volgens rooster
1 oktober 2015 1 oktober 2015
16 oktober 2015
Deadlines aangaande de Praktijkleren 2 in een overzicht Actie Beoordeling Bijzonderheden Introductiecollege Praktijkgids op DLWO Praktijkleren 2 evenals de beschikbare plekken Student levert Deze vind je op DLWO stagebevestigingsformulier Iedere tweedejaars student Na 1 oktober nog geen heeft een stageplaats plek? Meld je bij het praktijkbureau Start Praktijkleren 2 Niet gestart? Eindgesprek
11
uiterlijke startdatum stage
pas na zomervakantie 2016
Leerwerkplan inleveren bij praktijkdocent en praktijkbegeleider op vrijdag stagemarkt voor het derde jaar
Zie beoordelingsformulier leerwerkplan
Volgens rooster in blok 2,3 of 4
deelname door student aan Het Bureau
AVV/NVV
Volgens afspraak met docent en praktijkbegeleider
Eindverslag inleveren bij praktijkdocent en praktijkbegeleider
In juni 2016
Eindgesprek en beoordelingen
Richtlijnen: scoreformulier en beoordelingsformat voor beroepsproduct in de bijlage Beoordeling met een cijfer
10 december 2015
8.
Presentie wordt genoteerd
SLB-er neemt dit op in gesprek over studievoortgang Bij geen deelname, onvoldoende voor Praktijkleren 2 Als student niet op tijd inlevert geldt dit als een herkansing
Bij onvoldoende afspraken maken over herkansing, herkansen voor 1 juli of voor 1 sept 2016
De toetsing en beoordeling, presentie
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wanneer de student een beoordeling ontvangt. Dit hangt af van de presentie van de student op de stage en de opleiding. Ook de verslaglegging wat betreft niveau en volledigheid worden hierin meegenomen NB: Bij meer dan twee typefouten per pagina worden de stukken terug gegeven door de docent aan de student. De student krijgt 1 dag om de stukken aan te passen op spelling en stijl. Als het stuk dan niet op tijd is, geldt de toets als onvoldoende en volgt een herkansing volgens de regels.
8.1
Presentie en beoordeling op de stage
De student loopt gedurende het gehele studiejaar stage, exclusief de opleidingsvakanties. In totaal moeten 120 uren verantwoord worden door middel van een door de praktijkbegeleider gefiatteerde urenregistratie bij het eindverslag. Deze uren betreffen de praktijk (120 uur). Als deze uren door "persoonlijke omstandigheden" niet gehaald worden of de competenties niet voldoende zijn moet er een inhaalregeling worden getroffen. Tevens levert de student gedurende het jaar een aantal schriftelijke producten in die (in)direct van invloed zijn op de beoordeling van dit vak. De praktijkbegeleider beoordeelt dit in overleg met de praktijkdocent. Het presteren van de student op de stage wordt door de praktijkbegeleider beoordeeld. Als instrument hiervoor hanteren we de scorelijsten met als beoordeling de vijfpuntsschaal. De praktijkbegeleider gebruikt de scorelijsten om zijn feedback op het functioneren van de stagiaire te concretiseren. Het is de bedoeling dat studenten ervaren waar ze staan en dit zich realiseren om er vervolgens aan te kunnen werken. De scores staan voor de volgende uitleg: 1. De student komt hier nog niet aan toe. 2. De student kan intuïtief het juiste doen en zeggen, maar nog niet onderbouwen en verantwoorden. 3. De student voldoet aan de criteria, de reflectie, onderbouwing en verantwoording zijn nog niet concreet en/of verdiept.
12
4.
De student voldoet aan de criteria én de reflectie en onderbouwing en verantwoording zijn concreet, verdiept, met gebruik van juiste literatuur en methoden. De student voldoet bijzonder, weet ook innovatief te handelen en kan dit onderbouwen en verantwoorden.
5.
8.1.1 Herkansingsopdracht aan het eind van de stage Als de student aan het eind van de stage een onvoldoende haalt, heeft hij recht op een herkansing. Als de student een onvoldoende scoort op het ingeleverd verslag of (beroeps-)producten, maakt hij met de praktijkdocent en de begeleider afspraken over wat hij moet aanpassen en levert hij het aangepaste stuk binnen de vastgestelde termijn in bij docent en praktijkbegeleider. Als de student een onvoldoende scoort op de gedragsindicatoren geldt het volgende: de student reflecteert na feedback van de praktijkbegeleider en de praktijkdocent op zijn leerdoelen en evalueert eigen handelen. Het stuk waarin hij onvoldoende scoort, staat centraal bij deze evaluatie. De student stelt een nieuw leerdoel op, en doet dat volgens de SMART-methode. De inhoud van zijn evaluatie wordt ondersteund door theorie die de student zelf zoekt en toevoegt aan dit verslag. De reflectie die de student uitschrijft over de evaluatie voegt hij eveneens bij. Het verslag betreft maximaal 3 A4 en wordt ingeleverd bij de praktijkdocent en de praktijkbegeleider. Hieronder de criteria voor de herkansingsopdracht.
Criteria herkansingsopdracht bij onvoldoende voor de stage Toetsindicator 1 2 3 Student levert verslag volgens afspraak in Verslag is foutloos geschreven, voldoet aan APA norm Evaluatie is correct uitgevoerd Reflectie is correct volgens model van Korthage1 Leerdoel is een logische conclusie en SMART uitgewerkt Theorie is passend bij het leerdoel Beoordeling Feedback:
8.2
4
5
Presentie bij de binnensschoolse stagebegeleiding
De student wordt bij 6 binnensschoolse bijeenkomsten verwacht. De aanwezigheidsnorm is 80%, dat betekent dat student 1 bijeenkomst kan missen als gevolg van ziekte of overmacht. 8.1.2 Herkansing bij binnensschoolse praktijkbegeleiding Als de student niet de 80% aanwezigheidsverplichting haalt bij de binnensschoolse praktijkbegeleiding, kan hij geen voldoende voor de praktijkperiode behalen. De student moet zelf intervisie gaan inhalen van de gemiste bijeenkomsten. Dit betreft onbegeleide intervisie. De inhaalopdracht luidt dan: “de student gaat met medestudenten of -collega’s een intervisiebijeenkomst organiseren en uitvoeren. Daarbij maken ze gebruik van een door de student omschreven situatie. Bij de intervisie wordt een intervisiemodel gebruikt, wat uitgewerkt wordt als verslag door de student. De intervisiebijeenkomst wordt opgenomen. De docent ontvangt de DVD/SD kaart/USBstick met de inbreng en het verslag van de intervisie”.
1
Zoals uitgeschreven is in het boek van M.J. Geenen (Geenen, 2010) 13
Beoordeling Feedback docent op leerwerkplan geeft aan dat beoordeling een onvoldoende (O) is
Onvoldoende aanwezigheid bij stage
Onvoldoende aanwezigheid bij binnensschoolse begeleiding Student is de afspraak bij Het Bureau niet nagekomen
Scoreformulier is onvoldoende bij eindevaluatie door zowel praktijkbegeleider als docent Beroepsproducten zijn niet voldoende bij eindverslag Eindevaluatie verslag voldoet niet aan (standaard)eisen gids. Student presteert op stage onder het niveau na signaal praktijkplek Student presteert onder het niveau bij eindevaluatie / ondanks feedback praktijk
9.
Bijpassende herkansing Nog geen consequenties voor het cijfer mits de student het leerwerkplan aanpast volgens feedback en levert dit binnen de afgesproken termijn bij docent en praktijkbegeleider in. Blijft student in gebreke, wordt het cijfer voor praktijkleren 2 niet vrijgegeven door docent. Beoordeling onvoldoende. Alsnog gemiste uren bij stageplek of andere plek lopen: bewijs is getekende urenlijst. Wel onvoldoende voor stage, nieuwe plek of extra uren op oude plek wordt eerste herkansing. Nieuwe urenlijst is toetsing eerste herkansing Beoordeling onvoldoende. Zie inhaalopdracht. Zie de handleiding van Het Bureau: een herkansing met acteurs is alleen mogelijk als dit door de organisatoren van Het Bureau is goedgekeurd. Anders moet de student het rollenspel zelf organiseren. De feedback en het verslag wordt ingeleverd bij praktijkdocent. Daarna verwerkt de docent de beoordeling voor Het Bureau. Beoordeling onvoldoende. Herkansingsopdracht zoals deze omschreven is in de praktijkleren vt jaar 2 gids Beoordeling onvoldoende. Aanpassing door student binnen vastgestelde termijn door docent, student en begeleider. Aanpassing geldt als eerste herkansing Beoordeling onvoldoende. Aanpassing en opnieuw inleveren als eerste herkansing Nog geen consequenties voor cijfer mits: student leerdoelen aanpast binnen gestelde termijn. Zorgt voor meetbaar resultaat en levert dit in als bewijs bij praktijkbegeleider en stagedocent. Beoordeling onvoldoende. Afspraken tussen student/docent en praktijk over inhaling,geldt als eerste herkansing.
Literatuur en studiemateriaal
Voor dit studieonderdeel is deze studiehandleiding noodzakelijk. Op de meeste praktijkplaatsen worden trainingen verzorgd, waarbij ook relevant materiaal wordt uitgereikt. Daarnaast maakt de stagiair gebruik van de relevante literatuur van de afgelopen twee studiejaren voor het correct schrijven van verslagen en het reflectiemodel van Korthagen zoals deze beschreven wordt in het boek Reflecteren (Geenen, 2010).
Gebruikte literatuur: Geenen, M. J. (2010). Reflecteren, Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Hogeschool van Amsterdam. (2012). Competentieprofiel MWD 2011-2012 ten behoeve van inrichting curriculum. Amsterdam: HvA MWD. Landelijk Opleidingsoverleg MWD. (2010). Herkenbaar en Toekomstgericht - II, Opleidingprofiel en opleidingskwalificaties. Amsterdam: SWP. NVMW. (2007). Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: Anraad BV.
14
Bijlage 1
Model praktijkcontract MWD voltijd 2e jaars 2015-2016
Ondergetekenden: Hogeschool van Amsterdam, Domein Maatschappij en Recht Opleiding Maatschappelijk werk en Naam school en opleiding
Dienstverlening
Gevestigd te
Amsterdam
Vertegenwoordigd door Stagedocent / medewerker Praktijkbureau In de functie van
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening*
Hierna te noemen: “Hogeschool” en Naam stage-instelling Straat en huisnummer Postcode en woonplaats Telefoonnummer Contactpersoon E-mailadres contactpersoon In de functie van Hierna te noemen “praktijkinstelling” en Naam stagiair Adres Woonplaats Geboortedatum Studentnummer E-mail Telefoonnummer Opleidingtype
Voltijd
Opleidingsjaar
2e jaar
Student aan de hierboven genoemde Hogeschool, hierna te noemen “student”
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
15
Artikel 1: De praktijkinstelling zal in overleg met de praktijkdocent de student in principe werkzaamheden opdragen die een duidelijke leerfunctie hebben. De praktijkinstelling draagt er zorg voor dat de werkplek en - situatie van de student voldoet aan de geldende (Arbo-) wet - en regelgeving. De instelling verantwoordelijk voor de praktijkbegeleiding. De opleiding is verantwoordelijk voor de supervisie, de opleidingsbegeleiding en de eindbeoordeling. Artikel 2: De praktijkperiode loopt van:…………………………….tot………………………………………………………………… De opleidingsdagen zijn:………………………………………………………………………………………………………. De student heeft recht op ……………vakantiedagen. Artikel 3: De werktijden van de student worden in overleg met de praktijkinstelling bepaald. Bij de vaststelling van de werktijden wordt rekening gehouden met het volgen van onderwijsbijeenkomsten van de opleiding. Artikel 4: De student zal voorschriften, aanwijzingen en regels, welke voor de werknemers van de praktijkinstelling gelden, in acht nemen. De student verplicht zich te handelen vanuit de beroepsethiek, zoals die is omschreven in de Code voor de Maatschappelijk Werker, laatste versie. De student houdt zich aan de binnen de afdeling waar hij geplaatst is geldende gedragsregels en werktijden. De student is verplicht tot geheimhouding van gegevens, waarvan hij tijdens zijn verblijf in de praktijkinstelling kennis neemt en waarvan kan worden vermoed dat deze vertrouwelijk zijn en/of onder geheimhouding vallen. Bij twijfels overlegt de student met de praktijkbegeleider. Artikel 5: Uitgangspunt voor de inhoud, begeleiding en toetsing van de stage is de praktijkgids. Alle betrokkenen verklaren hiermee akkoord te gaan. Artikel 6: De student ontvangt wel / geen vergoeding*. Deze vergoeding bedraagt €……. per…….. Artikel 7: De student verklaart een WA-verzekering te hebben afgesloten. De student is door de stage-instelling verzekerd tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid ter zake van schade aan derden die bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden is ontstaan. De student voorziet zichzelf in een zorgverzekering. Bij gebruik van een eigen motorvoertuig voor uitvoering van de werkzaamheden is de student verplicht tot een W.A.-verzekering. Een inzittendenverzekering is verplicht / niet verplicht*. Artikel 8: De praktijkinstelling stelt wel / geen* medische keuring van de student verplicht. De praktijkinstelling eist wel / geen* verklaring omtrent het gedrag van de student.
16
De kosten verbonden aan de keuring en aan de verklaring omtrent het gedrag komen voor rekening van de praktijkinstelling. De praktijkinstelling regelt de keuring. Eventuele afspraken omtrent inentingen: Artikel 9: Indien de student ziek is of anderszins verhinderd is zijn praktijkervaring te verrichten, stelt hij de praktijkinstelling hiervan, zo mogelijk vooraf, doch in geval van ziekte uiterlijk de eerste afwezigheiddag, in kennis met opgaaf van redenen. Duurt het verzuim langer dan 2 weken dan informeert de student de opleiding. Artikel 10: Het intellectuele eigendom van de binnen de stageperiode tot stand gekomen onderwijsproducten berust bij de opleiding. Het staat de Hogeschool vrij om de door de student opgedane praktijkervaring en overige informatie die door de praktijkinstelling aan de opleiding is verstrekt, te gebruiken voor het onderwijs. Artikel 11: Dit praktijkcontract is geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 12: Het praktijkcontract eindigt aan het einde van het onder artikel 2 genoemde tijdvak. Dit praktijkcontract kan tussentijds worden opgezegd: 1. door opleiding, indien na overleg met de opleiding komt vast te staan dat de door de praktijkinstelling opgedragen werkzaamheden zich niet verhouden tot de vooraf overeengekomen werkzaamheden en dat de praktijkinstelling, na daarop te zijn geattendeerd, niet tot aanpassing van de werkzaamheden bereid is. 2. door de praktijkinstelling na overleg met de opleiding is komen vast te staan dat student de opgedragen werkzaamheden niet naar behoren vervult. Indien de student zijn/haar inschrijving als student aan de opleiding beëindigt. Artikel 13: De volgende aanvullende afspraken zijn gemaakt: * doorhalen wat niet van toepassing is. Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt en voor akkoord ondertekend, Op:
Te:
…………………
……………………
(datum)
(plaats)
Instelling:
Opleiding:
Student:
………………….
………………….
………………….
(naam)
(naam)
(naam)
Handtekening:
Handtekening:
Handtekening:
17
Aansprakelijkheid in praktijksituaties WA-verzekering Studenten verrichten tijdens de praktijk hun werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de stageverlenende instelling. Indien de student tijdens de praktijk onopzettelijk schade veroorzaakt aan derden (bijvoorbeeld cliënten of bezoekers) dan dekt de aansprakelijkheidsverzekering van de instelling deze schade, volgens verzekeringsvoorwaarden. Voor de schade tijdens de praktijkperiode veroorzaakt door de student aan de stageverlenende instelling is de Hogeschool van Amsterdam niet aansprakelijk. Voor zover er geen sprake is van verwijtbaar gedrag kan ook de betrokken student niet voor de schade verantwoordelijk worden gesteld. N.B. Voor een afdekking van een aantal risico's is het in het algemeen raadzaam dat men een eigen ziektekosten-, ongevallen- en W.A.-verzekering afsluit. Het contract in drievoud volledig ingevuld en ondertekend sturen naar: Hogeschool van Amsterdam Stagebureau MWD T.a.v. Stagesecretariaat Antwoordnummer 47636 (postzegel niet nodig) 1070 VD Amsterdam
18
Bijlage 2
Scoreformulieren
De praktijkbegeleider gebruikt de scorelijsten om feedback op het functioneren van de stagiaire te concretiseren. Dit scoreformulier wordt gebruikt in overleg tussentijds en als beoordelingsformat aan het eind van de praktijk in jaar 2. Kerntaak 1: Werken met en namens cliënten
Competentie 1: De student heeft adequaat multi-methodische hulp- en diensten verleend aan individuen met problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige (maatschappelijke) contexten en daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief bevordert. Niveau 2: Beroepsvoorbereidend en beroepsvormend Blijkt uit: □ Observatie: student laat dit zien in gesprek met de doelgroep □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Observatie: student laat dit zien in gesprek met de doelgroep □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Observatie: student laat dit zien in gesprek met de doelgroep □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ laat dit zien in logboek of in verslag ten behoeve van praktijkbegeleider □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in
(Gedrags)indicatoren De student: legt contact met de cliënt/doelgroep en houdt hierbij rekening met diversiteit van de cliënt/doelgroep (sekse, leeftijd, culturele afkomst etc.)
Norm: de student 1 Weet niet te handelen bij cliënt, kan niet een basis voor vertrouwen bewerkstelligen, kan achteraf niet uitleggen of hier correct op reflecteren
2 Handelt correct maar zonder te weten waarom en kan dit achteraf onvoldoende uitleggen, reflectie is onvolledig
3 Handelt correct bij de doelgroep kan bij reflectie de cirkel van Korthagen toepassen.
Student kan in het contact met de cliënt/doelgroep diverse methoden en vaardigheden hanteren die hij geleerd heeft op de opleiding, en relateert dit achteraf aan het profiel van het maatschappelijk werk; kan een samenwerkingsrelatie met cliënten/doelgroep aangaan en onderhouden;
Hanteert gesprekstechnieke n, kan achteraf uitleggen waarom hij de techniek ingezet heeft.
kan de situatie van de cliënten/doelgroep verkennen en analyseren en maakt hierbij gebruik van aangeleerde theorie van de opleiding.
Kan de situatie van de cliënt uiteenzetten en kan er 1 aangeleerde theorie toepassen
Kan het contact zo vormgeven dat cliënt tot zijn recht komt en open blijft staan voor student
4 Handelt situatieadequaat bij de doelgroep, kan dit theoretisch beargumenteren, kan gedane interventies reflectief evalueren via Korthagen
5 Als bij 4, daarbij laat de student transfer in reflectie en in eigen acties zien; en benoemt nieuwe leersituaties Kan verschillende technieken inzetten en verantwoorden, benoemt nieuwe leersituaties
nvt
intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag
□ laat dit zien in logboek of in verslag ten behoeve van praktijkbegeleider □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Observatie: student laat dit zien in gesprek met de doelgroep □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Observatie: student laat dit zien in gesprek met de doelgroep □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag
op een observatie
werkt situatiegericht met cliënten aan planmatige hulp, dwz: het contact is onderdeel van een hulpaanbod vanuit een organisatie, of doel van het contact is passend bij de doelgroep
Student kan uitleggen doel van contact, kan hierbinnen eigen handelen legitimeren.
werkt volgens methoden binnen ondersteunende hulpverlening (leun/steuncontact);
Kan theorie koppelen aan keuze eigen handelen tijdens contact met client: gesprekstechniek/i nterventie/houding saspecten horend bij aard contact Zorgt dat signalen bij praktijkbegeleider terecht komt, zorgt dat dit zorgvuldig gebeurd bij betrokken (ouder-)systeem: kan passend overdragen
kan effectief omgaan met andere belanghebbenden binnen het cliëntsysteem.
Totaalscore competentie 1 (som van de scores gedeeld door 6 maal 2): Toelichting:
Kerntaak 3: Werken in de eigen organisatie of instelling
20
Competentie 4: Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken, leiding geven en ontvangen, en kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten (instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie. Competentie 5: Is als kritische professional loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken en leidinggeven; levert een bijdrage aan beleid, beheer, kwaliteitszorg en projecten in de organisatie. Niveau 2: Beroepsvoorbereidend en beroepsvormend (Gedrags)indicatoren De student:
Norm: de student 1
□ Observatie: student laat dit zien in gesprek met de praktijkbegeleider □ Verslag: student laat dit zien door schriftelijke inbreng bij intervisie of begeleidingsgesprekken □ Observatie: student laat dit zien in gesprek met de praktijkbegeleider □ Verslag, student laat dit zien door gebruik te maken van leerdoelen en in het uitschrijven van de reflectieopdracht □ Observatie: student kan het gevraagde correct uitleggen aan derden □ student laat dit zien in eindverslag
levert een actieve bijdrage aan de praktijkbegeleiding binnen de organisatie
heeft geen Is reactief in gebruik gemaakt praktijkbegeleidi van aanbod en/of ng heeft geen begeleiding gevraagd
□ Observatie: student kan het gevraagde correct uitleggen aan derden □ student laat dit zien in eindverslag
kan de doelstelling van de instelling, de doelgroep(en) en de dienstverlening waarop de instelling zich richt, benoemen en beschrijven;
Blijkt uit:
legt verantwoording af over efficiency en effectiviteit van het eigen professioneel handelen;
kan weergeven hoe de instelling wordt bestuurd en gefinancierd;
2
3
4
5
Is actief tijdens begeleiding en werkt volgens opzet begeleiding
Als bij 3 en stelt zich bij praktijkbegeleiding proactief op, bereidt zich voor en verwerkt de informatie in een verslag achteraf
Als bij 4 en kan zich als beginnend beroepsbeoefena ar opstellen tijdens begeleiding en in verslaglegging
nvt
Kan inzicht geven over eigen handelen ten opzichte van de cliënt en reflectief kijken en eigen gedrag bespreekbaar maken kan organogram en daarin eigen plek binnen organisatie uitleggen. Betrekt hierbij de geldstroom door de organisatie Kan visie en missie organisatie uitleggen aan de hand van eigen handelen
21
□ Observatie: student laat zien dat hij in laat dit zien tijdens staat is samen te begeleiding werken met zijn □ Verslag: student teamgenoten en de reflecteert mondeling op praktijkbegeleider; dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Observatie: student laat zien dat hij een laat dit zien tijdens open leerhouding begeleiding heeft en toont □ Verslag: student initiatief; reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Observatie: student laat zien dat hij laat dit zien tijdens reële leerdoelen begeleiding voor zichzelf heeft □ Verslag: student geformuleerd en reflecteert mondeling op uitgeschreven voor dit onderwerp in de praktijk, zoals intervisie of op schrift in dat op de opleiding verslaglegging en/of is geleerd. eindverslag Totaalscore competentie 2 (som van scores, delen door 7 maal 2): Toelichting:
Is aanspreekbaar op gedrag en houding door praktijkbegeleidi ng
staat open voor feedback van collega studenten, praktijkbegeleide r en of docent. Vraagt indien nodig hierom Leerdoel is correct omschreven volgens richtlijnen en haalbaar binnen de taak die de student heeft.
Kerntaak 5: zichzelf ontwikkelen in het beroep
Competentie 7: Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar persoonlijke kwaliteiten. Competentie 8: Draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep door reflectie, wederkerend leren, kennisontwikkeling en kenniscirculatie in opleiding en beroep, intervisie en coaching van collega’s en/of stagiaires. Niveau 2: Beroepsvoorbereidend en beroepsvormend Blijkt uit:
(Gedrags)indicatoren De student:
Norm: de student… 1
2
3
4
5
nvt
22
□ Observatie: student laat dit zien in gesprek met praktijkbegeleider / studenten / docent □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag
is in staat het eigen (methodisch) handelen ten aanzien van cliënten/doelgroep en collega’s te benoemen, en schriftelijk mondeling weer te geven;
Kan niet relateren aan methoden of technieken, maakt hierin fouten
□ Observatie: student laat dit zien in gesprek met praktijkbegeleider / studenten / docent □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Observatie: student laat dit zien in gesprek met praktijkbegeleider / studenten / docent □ Verslag: blijkt uit reflectieopdracht/blijkt uit intervisie binnen praktijk of opleiding □Observatie: student laat dit zien in gesprek met praktijkbegeleider / studenten / docent □ Verslag: student reflecteert mondeling op dit onderwerp in intervisie of op schrift in verslaglegging en/of eindverslag □ Verslag: student laat dit zien in eindverslag
kan feedback geven en ontvangen en deze mondeling en schriftelijk weergeven;
Kan feedback geven volgens richtlijnen. Ontvangt feedback en past dit toe
is in staat te reflecteren op gevallen en kan daarbij een reflectiemodel gebruiken en deze onbegeleid toepassen;
Past Korthage model correct toe. Doorloopt hierin fase 1 tot en met 4
kan op basis van reflectie komen tot verandering in gedrag en houding. Kan beide aspecten benoemen, mondeling schriftelijk verantwoorden en aanpassen; heeft verslagen/opdrachten conform aangegeven richtlijnen vorm gegeven en kan deze verantwoorden met relevante literatuur.
Kan op basis van reflectie een nieuw leerdoel uiteenzetten
Verslag is niet volgens richtlijnen, geen theorie gebruikt
Benoemt één techniek maar verbindt dit verder niet, of verbindt technieken niet correct aan theorie
Verslag is deels volgens richtlijnen, bronvermelding niet volgens APA
Kan handelen relateren aan techniek en verbind deze correct aan methode. Deze is passend bij situatie.
Verslag is volgens richtlijnen. Bronvermelding is correct.
Relateert handelen methodisch correct en gebruikt passende theorie
Zoals bij 4, betrekt hierin doelgroepspecifieke aanpak en organisatievaar digheden, geeft blijk van transfer
Als bij 3, verslag is geschreven in een prettige stijl, student gebruikt vakjargon en legt waar nodig definities uit
Als bij 4, lay out, spelling en stijl zijn correct. Inhoud is geschreven op niveau van beginnend beroepsbeoefe naar.
Totaalscore competentie 1 (som van de scores gedeeld door 5 maal 2): Toelichting:
23
24
Bijlage 3
Reflectiemodel opdracht
Instructie voor de student om te reflecteren op gestelde leerdoelen in Praktijkleren 2. Doel van deze opdracht: Jij toont aan dat je jezelf ontwikkelt in dit schooljaar door middel van reflectie op de door jouw specifiek gemaakte leerdoelen. Als je deze opdracht hebt gedaan, toon je tevens aan dat je op beginnend niveau II op eigen handelen kan reflecteren De opdracht geconcretiseerd: Je hebt een leerwerkplan opgesteld met daarin leerdoelen. Kies een leerdoel uit. Beschrijf een situatie vanuit je stage jaar 2 waarin je aan dit leerdoel hebt gewerkt. Werk uit volgens de fase 1 t/m fase 4 van de cirkel van Korthagen (Geenen, 2010). Op welke wijze: Gebruik maximaal 2 A4 om de hele cirkel van Korthagen uit te schrijven. Benoem en beargumenteer tevens aan welke competentie uit de matrix je werkt met dit leerdoel. Evaluatie: De praktijkdocent geeft feedback op jouw reflectie. Zie daarvoor bijgaand feedbackformulieren. De cirkel van Korthagen2 Fase 1: Beschrijf een betekenisvolle situatie, wie deed wat, waar en wanneer. Vaardigheden: de student kan de situatie helder en concreet omschrijven. Fase 2: Wat is er gebeurd? Vaardigheden: de student is zich bewust van de gebeurtenis; kan analyseren; (handelen, gedachten, gevoelens) effecten van gedrag op de omgeving benoemen. Fase 2+: Benoem de consequenties van jouw gedrag tijdens de situatie, deze omschrijving moet gegeneraliseerd worden. Vaardigheid: thematiseren Fase 3: Wat vond je daaraan belangrijk? Vaardigheden: de student kan concretiseren, feiten en beleving zijn uit elkaar gehaald. Fase 3+: De student kan de consequenties van deze kernsituatie benoemen, er volgt een beslismoment: ga je iets met deze bewustwording doen, kortom: ga je leren en leervragen maken, in welke situatie ga je oefenen? Vaardigheden: opstellen van leervragen Fase 4: Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat voor komend jaar? Vaardigheid: formuleren van een passend leerdoel bij de situatie. Het leerdoel is concreet, realistisch, tijdsgebonden en meetbaar geformuleerd.
2
Meer informatie over Korthagen vind je in het boek van Marie-José Geenen (Geenen, 2010)
Onderstaand model is een beoordelingsmodel voor de reflectieopdracht. De docent gebruikt deze om de reflectie na te kijken. Reflectie op competentie verwerving in de stage met behulp van de Cirkel van Korthagen, competentie 7 Leerdoel: Vaardigheden Gedragsindicatoren Fase 1: Schriftelijke De situatie is begrijpelijk beschreven voor een Omschrijving beknopte buitenstaander. betekenisvolle omschrijving van Belangrijke elementen in die situatie zijn situatie, wie de situatie. genoemd. Dit zijn: deed (deden) Mondelinge de actoren in die situatie; wat waar en toelichting indien de interactie die plaats vond; wanneer. gewenst. de context van de situatie. Feedback / opmerkingen fase 1 Fase 2: Wat is er gebeurd?
Bewustwording van situatie Analyseren van handelen, gedachten, gevoelens. Objectiveren, benoemen van effect van jouw gedrag op omgeving. Generalisering van jouw gedrag.
Beoordeling
O
V
G
Duidelijk is gemaakt waarom jouw aandacht uitging naar de situatie. Er is sprake van analyse van denken. Er is sprake van analyse van emoties. Er is sprake van analyse van handelen. Er is sprake van een zo objectief mogelijke beschrijving van effecten van jouw gedrag in de situaties.
Fase 2+: Consequenties van jouw gedrag tijdens de situatie Feedback / opmerkingen fase 2
Er is sprake van beschreven gedragsprincipes (in als…. dan…… formuleringen).
Fase 3: Wat Concretiseren vond ik belangrijk aan de situatie? Fase 3+: Het Formuleren van benoemen van leervragen het a.d.h.v. beslismoment. bewustwording Feedback / opmerkingen fase 3
Het belang van de situatie is geconcretiseerd hierbij wordt een verbinding gemaakt naar termen die gebruikt worden in beroepssituaties.
Fase 4: Welk Formuleren van voornemen of juist gesteld leerdoel? leerdoel. Feedback / opmerkingen fase 4
Er is sprake van een duidelijke leervraag; gekoppeld aan de competentie die daar bij hoort.
Er is sprake van een leerdoel (gebaseerd op de leervraag). Het leerdoel is SMART geformuleerd.
Alle criteria dienen minimaal voldoende gescoord te hebben.
26
Bijlage 4
Beroepsproducten; voorbeelden en verantwoordingsvragen
Een beroepsproduct is een papieren bewijs dat jij kennis, vaardigheden en houding hebt ontwikkeld ten tijde van je stage. Voorbeelden van beroepsproducten kunnen zijn;
een verbatim verslag van een deel van een kennismakingsgesprek waarmee de student aantoont in te voegen en empathie te tonen; (competentie 1 en of 7);
(gecensureerde) notulen van een intervisiebijeenkomst met medemaatjes om aan te tonen hoe de stagiair met collega’s samenwerkt; (competentie 5);
een zelfstandig geschreven en uitgelegd organogram van de instelling waarmee de student laat zien begrip te hebben van beleid en uitvoering van de praktijkinstelling (competentie 5);
een plan voor een op de doelgroep toegespitste activiteit (competentie 1 en 5);
een op de doelgroep toegespitst dienstverleningsplan (competentie 1 en 5);
een theoretische analyse van (een onderdeel van) de problematiek van de doelgroep/het maatje. (competentie 1 en 7).
Alle beroepsproducten worden verantwoord door drie vragen uit te schrijven per beroepsproduct. Per product 1 A4: 1. Op welk theoretisch model, theorie, methode berust je handelen/ je acties wat je met dit product hebt willen aantonen, of waar heb je je op gebaseerd? Gebruik in je verhaal correcte bronvermelding en concrete verwijzingen uit de literatuur om je handelen te verantwoorden. 2. Welke feedback heb je gekregen over dit beroepsproduct? Je hebt minimaal 2 personen gericht om feedback gevraagd over het product. Deze feedback schrijf je uit en je schrijft je reactie/reflectie op deze feedback erbij. 3. Wat is de waarde van dit beroepsproduct? Welke gedragsindicatoren toont dit product volgens jou aan en wat is de waarde van het product voor volgend jaar als je als stagiair maatschappelijk werk gaat werken?
Beoordelingsmodel Beroepsproduct Theoretisch model is gebruikt en correct verantwoord. De feedback van 2 belanghebbenden zijn omschreven, inclusief reactie stagiair. De waarde van het product is beschreven en aan een competentie gekoppeld. Beoordeling Feedback:
1
2
3
4
5
Niet gezien
Bijlage 5
Competentiematrix
Opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening HvA, competentiematrix
Deskundigheid. Volgens de professionele logica
Inbedding. Normatief handelen vanuit het beroep, bijdragen aan het beroep
Belichaming. Handelen vanuit persoonlijke en beroepsovertuiging
Micro; directe hulpverlening aan individuen, systemen en groepen
Verleent adequaat multi-methodische hulp- en diensten aan individuen met problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige (maatschappelijke) contexten en bevordert daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief (1).
Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken en leiding geven en ontvangen kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten (instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie (4).
Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar persoonlijke kwaliteiten en beroepskwaliteiten (7)
Meso, op georganiseerd niveau, dus vanuit een organisatie of beroepsgroep
Werkt beroepsmatig vanuit de organisatie en organiseert interorganisationele samenwerkingsverbanden (2)
Is als kritische professional loyaal aan zijn organisatorisch kader en levert een bijdrage aan beleid, beheer, kwaliteitszorg en projecten in de organisatie (5)
Draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep door reflectie, wederkerend leren, kennisontwikkeling en kenniscirculatie in opleiding en beroep, intervisie en coaching van collega’s en/of stagiaires (8)
Macroniveau, namens cliënten en als burger en professional in onze maatschappij
Werkt, waar nodig en zo mogelijk aan: signalering, preventie en belangenbehartiging, ook ter verbetering van (maatschappelijke) omstandigheden van cliënten(groepen) (3)
Draagt bij aan de ontwikkeling van het beroep door onderzoek en innovatie (6)
Positioneert het beroep en entameert publiek debat, neemt daarin stelling, is gericht op de ontwikkeling van de samenleving en toont daarin maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef (9)
Competentie basis Context
Competentiematrix, verkort
Competentie basis
Deskundigheid. Volgens de professionele logica
Opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening HvA, competentiematrix
Inbedding. Normatief handelen vanuit het beroep, bijdragen aan het beroep
Belichaming. Handelen vanuit persoonlijke en beroepsovertuiging
Context
Persoonlijke organisatie-identiteit en leidinggeven
Micro; directe hulpverlening aan individuen, systemen en groepen
Methodisch werken met individuen, gezinnen en groepen
Meso, op georganiseerd niveau, dus vanuit een organisatie of beroepsgroep
(Keten)samenwerking vanuit de organisatie tbv cliënt
Beleidsontwikkeling en kwaliteitsbeleid
Levenslang leren en samen leren
Signalering, preventie en belangenbehartiging
Onderzoek en innovatie
Visieontwikkeling en maatschappelijk stelling nemen
Macroniveau, namens cliënten en als burger en professional in onze maatschappij
Persoonlijke ontwikkeling en beroepsidentiteit
Bijlage 6
Niveauomschrijving competenties
Niveauomschrijving voor alle competenties: de competenties moeten aan het eind van Praktijkleren 2 behaald zijn op niveau 2. Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Onder begeleiding;
Deels onder begeleiding;
Zelfstandig / op eigen initiatief;
de problematiek is enkelvoudig of monodisciplinair en/of de context is bekend en gestructureerd;
de problematiek is meervoudig of multidisciplinair en de context is bekend/gestructureerd;
de problematiek is meervoudig of multidisciplinair en de context is ongestructureerd;
de procedures liggen vast (worden aangereikt);
de student kan het handelen relateren aan de theorie over het handelen (de interventies); de student kan bevindingen en feedback benutten voor de reflectie op het handelen.
de procedures liggen in grote lijnen vast;
de student kan het handelen relateren aan context- en cliëntfactoren;
de student kan eigen opvattingen, normen en waarden betrekken bij de reflectie.
procedures liggen grotendeels niet vast: de student moet kennis uit meerdere bronnen combineren en productief kunnen inzetten; de student kan culturele, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen betrekken bij de verantwoording van het eigen handelen; de student kan kritisch reflecteren op het eigen handelen, op basis van een eigen visie en ervaringen en de feedback van diverse anderen.