Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening voltijd - deeltijd Hogeschool van Amsterdam
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening voltijd - deeltijd CROHO nr. 34641
Hobéon® Certificering BV Datum: november 2006 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Mr. M.F.C.M. Aertssen Dr. H. van Ewijk S. El Bouzrouti Drs. R.F.H.M. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.6.1. 1.6.2. 1.6.3. 1.6.4. 1.6.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Vóórtraject: nulmeting Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Geprofileerd!’ Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie Sociaal Juridische Dienstverlening - Hogeschool van Amsterdam,
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 12 16 18 18 21 24 27 29 32 33 35 37 37 39 41 43 43 45 47 47 49 51 53 53 55
3. 3.1. 3.2. 3.3.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening, voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening, deeltijd Integraal oordeel / advies aan NVAO
59 59 60 61
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
1 1 1 1 2 2 4 4 6 7 7 7
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam in casu het Instituut voor Hoger Juridisch Onderwijs, verzorgt de HBO bachelor opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening en HBO-Rechten. 1.2.2. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de HBO bacheloropleidingen
Sociaal Juridische Dienstverlening, voltijd Sociaal Juridische Dienstverlening, deeltijd
Crohonummer: 34641 Crohonummer: 34641
1.2.3. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. 1.2.4. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering wordt gevormd door de Management Review van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening, voltijd en deeltijd.
1.3.
Vóórtraject: nulmeting
Ter voorbereiding op het traject leidend tot een accreditatiebeslissing door de NVAO met betrekking tot de beide opleidingsvarianten, heeft Hobéon Certificering op verzoek van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening in februari 2006 een ‘papieren’ nulmeting uitgevoerd die met name was gericht op het door de voltijd- en deeltijdvariant gehanteerde kwaliteitszorgsysteem en de onderliggende processen en procedures. Inhoudelijke toetsing door vakspecifieke werkvelddeskundigen maakte geen onderdeel uit van deze papieren nulmeting. Doel van de nulmeting was na te gaan of beide opleidingsvarianten naar het oordeel van Hobéon Certificering voldoende waren voorbereid op het feitelijke accreditatietraject. Een aantal zaken bleek tijdens de nulmeting niet goed traceerbaar op basis van de beschikbaar gestelde documenten: (i) de koppeling van de eindkwalificaties/competenties aan de onderscheiden programmaonderdelen, (ii) de stagevoorbereiding (iii) de relatie met het werkveld, (iv) de bepaling van de studielast, (v) de effecten van de interne evaluaties en (vi) de maatregelen ter uitbreiding van de docentformatie. Uit de documentatie die de basis vormde van de audit op 29 juni 2006 bleek, dat de opleiding met betrekking tot deze zes aspecten, naar het oordeel van het auditteam substantiële verbetermaatregelen had getroffen. Een beeld dat in de gesprekken tijdens de audit werd bevestigd. Kortheidshalve wordt verwezen naar de bevindingen verderop in dit rapport.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 1
1.4.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) van de Hogeschool van Amsterdam kent een voltijd- en deeltijdvariant en leidt op tot ‘Bachelor of Laws’, evenals de opleiding HBO-Rechten. Beide opleidingen vormen het Instituut Hoger Juridisch Onderwijs. De opleiding SJD is, in tegenstelling tot de opleiding ‘HBORechten’, meer gericht op de sociale omgeving. Afgestudeerden van deze opleiding komen in de regel terecht bij organisaties die zich bevinden op het snijvlak van recht en sociaal-/agogisch werk zoals de reclassering, de kinderbescherming of organisaties die zich bezighouden met de sociale zekerheid. De sociaalagogische en juridische kennis vormen de kern van het competentieprofiel van de Sociaal Juridische Opleidingen. De nadruk ligt, zo geeft de opleiding aan, op juridische competenties: de afgestudeerde is in staat de wet- en regelgeving op sociaaljuridisch terrein adequaat te interpreteren, uit te leggen aan belanghebbenden en toe te passen. In 2004 is de opleiding gestart met een curriculumvernieuwing, waarbij het invoeren van het didactisch concept ‘competentiegericht opleiden’ en het actualiseren van de vakinhoud centraal staan. Als redenen voor deze vernieuwing geeft de opleiding aan, dat de ontwikkeling van de opleiding HBO-Rechten een scherpe profilering van de SJD-opleiding vereiste. Een profilering die voorts recht doet aan de ontwikkelingen in het beroepenveld. Daarnaast heeft de verdere juridisering van de maatschappij en het beroep er toe bijgedragen dat de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening besloten heeft tot een herziening van de vakinhoud (en het didactisch concept). Zie verder onder facet 1.1. en onderwerp 2. Om deze vernieuwingsslag conceptueel uit te werken en om de uitvoering ervan te stroomlijnen heeft de opleiding een curriculumcommissie ingesteld. Tevens heeft zij verschillende projectgroepen geformeerd. Ook is de organisatie veranderd tot een bedrijfsmatige organisatie die zich kenmerkt door ‘sturing vanuit de lijn’ en met een resultaatverantwoordelijk management.
1.5.
Visitatierapport ‘Geprofileerd!’
In 2001 zijn alle opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening gevisiteerd, zo ook de opleiding van de Hogeschool van Amsterdam. 1.5.1. De toenmalige visitatiecommissie oordeelde, dat de Amsterdamse opleiding in voldoende mate een eigentijds beeld heeft van wat er van een afgestudeerde SJD’er wordt verwacht. De eindtermen waren in voldoende mate relevant. Wel diende de opleiding de relatie tussen de eindtermen en de leerdoelen ‘op korte termijn’ te expliciteren. Ook ten aanzien van het curriculum was het visitatieteam tevreden. Wel diende de opleiding alle leerdoelen te formuleren voor de afzonderlijke studieonderdelen. Het auditteam constateert thans, dat de opleiding haar beroepsbeeld inmiddels heeft geactualiseerd evenals de eindtermen die zij bovendien heeft aangescherpt mede om de positionering ten opzichte van de nieuwe opleiding HBO-Rechten te versterken. De eindtermen zijn bovendien geherformuleerd in de vorm van competenties. 1.5.2. De oriëntatie naar buiten moest, aldus de toenmalige visitatiecommissie, verbeterd worden waarbij de visitatiecommissie opmerkte dat de bijstelling van het beroepsbeeld te veel plaatsvond op ad hoc basis en niet volgens vastgelegde procedures. Ook diende het beroepenveld meer betrokken te zijn bij de vormgeving en de inhoud van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 2
Het auditteam constateert thans, dat opleiding sinds de visitatie (2001) op diverse manieren de oriëntatie naar buiten heeft vormgegeven. Zo beschikt zij over een goed functionerende beroepenveldcommissie (de zogeheten ‘Opleidings Adviesraad). Deze commissie informeert de opleiding stelselmatig over ontwikkelingen in het veld en draagt concreet bij aan het ontwikkelen van delen van het onderwijs. Naast deze Opleidings Adviesraad beschikt de opleiding over een Commissie Werkveld die specifiek bedoeld is om de basisdocumenten van de opleiding, zoals het opleidingsprofiel en de competenties, te valideren. Deze commissie is bij het actualiseringsproces meerdere malen actief betrokken geweest en heeft inderdaad de basisdocumenten gevalideerd. Dat de opleiding haar contacten in het werkveld goed benut, blijkt ook uit het feit dat zij in vrijwel ieder blok gastdocenten inzet. Ook streeft zij er met succes naar docenten in dienst te nemen die deels nog werkzaam zijn in de praktijk. 1.5.3. Met betrekking tot de gehanteerde werkvormen, i.h.b. uit de wijze waarop de opleiding het leren-leren concept heeft ingevoerd, merkte de toenmalige visitatiecommissie op dat ‘daaruit de innovatieve kracht van de opleiding blijkt’. Met projectmatig werken heeft de opleiding, aldus wederom de visitatiecommissie, ‘een sterk punt’. Wel heeft de visitatiecommissie aanbevolen een vorm van buitenschools leren opnieuw te introduceren. De toetsing, het instroombeleid & de aansluiting op de vooropleiding, de studiebegeleiding, de studievoortgang en het rendement zijn voldoende, aldus de visitatiecommissie. Ten aanzien van het rendement merkte de visitatiecommissie wel op, dat het door de opleiding gehanteerde rendement streefcijfer van 65% ‘lovenswaardig is’, maar dat zij zich daarmee ‘geen realiseerbaar doel stelt’, gelet op het opleidingsrendement dat toen na 4 jaar op 33% lag en na 5 jaar op 51%. De voorwaarden voor kwaliteit en continuïteit voldeden tijdens de visitatie (2001) ten dele. De gebruikte literatuur zou meer diepgang mogen hebben en het zich eigen maken van juridische kennis ‘krijgt te weinig aandacht’, aldus de toenmalige visitatiecommissie. Ook docenten waren van mening dat ‘het juridisch niveau steviger aangezet zou moeten worden’. Het personeelsbeleid en de faciliteiten ‘dragen positief bij aan het realiseren van de onderwijsdoelen’, aldus de visitatiecommissie in haar rapport. De afstudeerwerkstukken ‘zijn in voldoende mate beroepsgericht’. Het auditteam constateert thans, dat de opleiding het projectmatig werken heeft gecontinueerd. Voor wat betreft het buitenschools leren voorziet de opleiding in een substantiële stage (60 EC) in het derde leerjaar. Voor wat betreft het rendement, heeft de opleiding haar streefcijfers realistischer gemaakt. (Zie facet 6.2.) Rendement is voor de opleiding overigens nog steeds een punt van zorg. Zij heeft rendementsanalyses laten maken en heeft daar ook studenten bij betrokken. Dit heeft geleid tot een brede aanpak van het probleem. De effecten van dit beleid moeten de komende jaren geleidelijk aan zichtbaar worden. Eén van de kernbegrippen van het beleid is ‘studentenbinding’: door de binding van de studenten met het Instituut te versterken, wordt de uitval van studenten gereduceerd, zo is de verwachting. Een tweede aspect van het rendementsprobleem is de moeilijkheidsgraad van de juridische vakken. De opleiding heeft de laatste jaren een stevige juridische leerlijn neergezet, daarmee reagerend op de verdergaande juridisering van de samenleving en het effect daarvan op het beroep van de SJD’er. Hoewel deze leerlijn tot en met 2005-2006 Juridische Vaardigheden heette, is de inhoud vooral gericht op de stevige juridische kennis waar de visitatiecommissie destijds om vroeg. (In 2006-2007 is de naam van de leerlijn hiermee in lijn gebracht. De leerlijn heet nu “Recht”.) Studenten scoren echter juist op deze juridische vakken een laag rendement. Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding bewust en zorgvuldig omgaat met het dilemma tussen niveau en rendement. 1.5.4. Samenvattend is het auditteam van oordeel dat de opleiding sinds de visitatie in 2001 een substantiële verbeterslag heeft gemaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 3
1.6.
Aanpak
1.6.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten voltijd en deeltijd is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de SJD-opleiding (voltijd en deeltijd) geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een SJD-opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door SJD aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Geprofileerd!’ (Den Haag, 2001); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt; interne organisatie; de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen; ontwikkelingen in het beroepenveld; beroeps- en opleidingsprofielen; (validatie) eindkwalificaties; curricula en de interne en externe evaluatie daarvan; werkvormen; toetsing en beoordeling; kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; internationalisering; instroombeleid; studiebegeleiding; onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 4
Op basis van de door de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de audit (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke vakdeskundige op het gebied van de sociaal juridische dienstverlening en één onafhankelijke deskundige binnen het werkveld sociaal juridische dienstverlening, één student uit het juridisch domein, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één secretaris/auditor onderwijs, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; interne evaluaties/ enquêtes (op Hogeschool- en Instituutsniveau) verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld en op basis daarvan per onderwerp een samenvattend oordeel gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. 1
Visitatie heeft op 29 juni 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 5
1.6.2. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon Certificering onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 6
1.6.3. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden: Studentlid Deskundige onderwijs / secretaris:
Drs. W.G. van Raaijen Mevr. M.F.C.M. Aertssen – werkvelddeskundige Dr. H. van Ewijk – vakdeskundige Mevr. S. El Bouzrouti Drs. R.F.H.M. Stapert
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er voor gezorgd, dat de voor de beoordeling van de opleiding SJD noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise m.b.t. tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein) en expertise m.b.t. de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context). De heer Van Raaijen heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. Mevrouw Aertssen en de heer Van Ewijk hebben zich in hun beoordeling, vanuit werkveld en vakgebied, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Mevrouw Aertssen heeft op grond van haar ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van sociaal juridische dienstverlening op HBO-niveau. De heer Van Ewijk heeft op grond van zijn kennis van het vakgebied, zo is hij in 2001 voorzitter geweest van de Visitatiecommissie Sociaal Juridische Dienstverlening, goed zicht op de eisen die moeten worden gesteld aan de onderscheiden vakgebieden binnen een HBO SJD-opleiding. De deskundige ‘onderwijs’, Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft een grote, ook internationale, onderwijservaring die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. Mevrouw El Bouzrouti studeert thans Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool Leiden. In 2003 heeft zij haar propedeuse behaald. Zowel haar stage, werkervaring en maatschappelijke functies staan in relatie tot haar huidige studie. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.6.4. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.6.5. Programma visitatie Sociaal Juridische Dienstverlening - Hogeschool van Amsterdam, Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen In het rapport van de visitatiecommissie wordt de opleidingen op het terrein van Sociaal Juridische Dienstverlening (hierna: SJD) aanbevolen zich opnieuw te positioneren omdat een nieuwe opleiding ‘HBO Rechten’ zich aandiende en er tevens sprake was van het ontwikkelen van brede agogische opleidingen. Deze herpositionering had consequenties voor het beroepsprofiel, de competenties, de doelstellingen en het curriculum van alle HBO SJD-opleidingen in Nederland. Landelijk profiel De opleiding baseert zich in haar doelstelling, zo heeft het auditteam kunnen vaststellen, op de zes landelijk overeengekomen kerncompetenties die in november 2002 door het werkveld zijn gevalideerd, waarna zij in februari 2003 officieel zijn vastgesteld in het landelijk opleidingsoverleg (LOO SJD). Deze kerncompetenties behelzen het volgende:
de sociaal juridisch dienstverlener is in staat juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen van cliënten te behandelen en is daarbij in staat sociale, maatschappelijke, culturele en persoonlijke omstandigheden bij de kwestie te betrekken en op basis daarvan een plan van aanpak te maken; de sociaal juridisch dienstverlener is in staat verschillende rollen en posities in te nemen en daarin te functioneren, namelijk onder meer die van belangenbehartiger, wetsuitvoerder en toetser/beoordelaar. De sociaal juridisch dienstverlener is in staat aan de kant van de cliënt te staan maar ook aan de kant van de organisatie of de wet. De SJD’er kan daar zorgvuldig in opereren in die zin dat steeds de belangen van cliënt, organisatie en wetgeving in onderlinge samenhang worden beschouwd; de sociaal juridisch dienstverlener is in staat zich te bedienen van verschillende werkwijzen bij de behandeling van juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen, te weten mondeling en schriftelijk adviseren, begeleiden, beschikken en rapporteren. In relevante gevallen kan een cliënt worden bijgestaan bij procedures. Hij is zeer vertrouwd met de procedures op het gebied van het sociaal recht. In het bijzonder is de SJD’er in staat bij geschillen en conflicten gebruik te maken van methodieken om te komen tot oplossing van het geschil of conflict in de prejuridische fase; de sociaal juridisch dienstverlener is in staat diensten te verlenen zodanig dat de cliënt in de gelegenheid is of wordt gesteld zelf de kwestie af te handelen en eventueel nieuwe (vergelijkbare) kwesties het hoofd te bieden met als doel dat de cliënt zich daardoor beter kan handhaven in de samenleving; de sociaal juridisch dienstverlener is in staat de discretionaire ruimte te benutten om -binnen de gegeven kaders van de organisatie en mogelijkheden van wet- en regelgeving- oplossingen op maat te realiseren. Hij is in staat op een beroepsmatige manier te reflecteren op zijn handelen en een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van het beroep;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 8
de sociaal juridisch dienstverlener is in staat de effecten van beleid en wet- en regelgeving te signaleren en/of te onderzoeken en is in staat op basis daarvan op beleidsmatig niveau een bijdrage te leveren aan de organisatie en/of de samenleving ter verbetering van de regelgeving. De SJD’er is daarbij in staat politiek-maatschappelijke ontwikkelingen te betrekken.
Naar het oordeel van het auditteam wordt met bovenstaande competenties het beroep, de positie en de professionele context van de SJD’er zorgvuldig, realistisch en volledig beschreven. Visie van de opleiding op het beroep De opleiding heeft een heldere visie op het beroep van de SJD’er. Deze visie laat zich als volgt samenvatten: De afgelopen jaren is de samenleving sterk 'verjuridiseerd'. De overheid trekt zich meer en meer terug. Burgers worden in toenemende mate individueel verantwoordelijk (gesteld). Het accent in de sociaal juridische dienstverlening is daardoor meer komen te liggen op het informeren en adviseren van burgers op een breder juridisch terrein om zodoende burgers in staat te stellen hun recht te krijgen en hun eigen belangen te behartigen. Voor de opleiding is dit reden geweest aan juridische kennis & vaardigheden, communicatie en methodiek een zwaarder accent te geven. Deze drie componenten (juridische kennis & vaardigheden, communicatie en methodiek) vormen de kern van de opleiding. Daarnaast positioneert de opleiding zich uitdrukkelijk in de grootstedelijke context van Amsterdam. Specifiek voor de grootstedelijke omgeving is de grote maatschappelijke, culturele en economische diversiteit en de complexiteit en omvangrijkheid van de problematiek waarmee SJD'ers in de beroepspraktijk worden geconfronteerd. Organisaties in grote steden werken steeds meer in een keten samen aan oplossingen voor grote problemen rondom bijvoorbeeld geweld of werkloosheid (ketenaanpak). Dit vraagt van SJD'ers dat ze interdisciplinair kunnen samenwerken. Amsterdams profiel Het Amsterdamse competentieprofiel wijkt in bepaalde opzichten af van de landelijke competentiesets. Sinds de start van de opleiding in 1991 analyseert de opleiding personeelsadvertenties om na te gaan welke eisen het werkveld aan afgestudeerden van de opleiding stelt. Op basis van deze analyses onderscheidt de opleiding de verschillende SJD-werkvelden, de taken van de SJD'ers en de niveaus (micro-meso-macro) waarop die taken worden vervuld, een en ander geclusterd in beroepsrollen zoals: juridisch informant, juridisch adviseur, juridisch beoordelaar, intermediair, uitvoerder van wet- en regelgeving, coach, bemiddelaar/mediator en belangenbehartiger. De Amsterdamse opleiding SJD heeft de landelijke SJD- en domeincompetenties aangepast, dat wil zeggen: specifieker, concreter en meer onderscheidend gemaakt ten opzichte van elkaar door de competenties telkens te koppelen aan de werkvelden, de beroepstaken en de beroepsrollen van de SJD’er. De opleiding positioneert zich in ‘de grootstedelijke context van Amsterdam’. Specifiek betekent dit aandacht voor de grote maatschappelijke, culturele en economische diversiteit en de complexiteit en omvangrijkheid van de problematiek waarmee SJD'ers in de beroepspraktijk worden geconfronteerd. Omdat organisaties in grote steden steeds meer in ketens opereren, dienen SJD’ers interdisciplinair te kunnen samenwerken. Binnen de opleidingscompetenties onderscheidt de opleiding drie beheersingsniveaus die gerelateerd zijn aan de kritische overgangsmomenten in de studieloopbaan: hoofdfase bekwaam (na het 1e jaar), stage bekwaam (na het 2e jaar) en start bekwaam na het 4e jaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 9
De opleiding heeft een en ander vastgelegd in haar basisdocument “Blauwdruk Vakinhoudelijk Kader Opleiding SJD”. In dit document heeft de opleiding, naar het oordeel van het auditteam, op voorbeeldige wijze haar missie, haar visie op het SJD-beroep, de SJD-competenties, en het SJD-programma met elkaar in verband gebracht. Daarmee heeft de opleiding zichzelf een actueel en dynamisch referentiekader verschaft zowel voor de beroepsmatige en vakinhoudelijke als voor de onderwijskundige invulling van de opleiding. Het Amsterdamse Competentieprofiel is ontwikkeld in samenspraak met docenten, studenten (via de opleidingscommissie), externe deskundigen en (via de Opleidingsadviesraad 3 en de Commissie Werkveld4) het beroepenveld. Op 9 februari 2006 heeft het SJD-team en de Commissie Werkveld de laatste versie van het competentieprofiel becommentarieerd. Het definitieve competentieprofiel is vastgesteld op 9 maart 2006. Samenvattend: het auditteam is zeer te spreken over het Amsterdamse Competentieprofiel SJD. Enerzijds heeft de opleiding binnen haar profiel de landelijke competenties geïncorporeerd en anderzijds heeft zij daar een uitvoerig uitgewerkte ‘grootstedelijke’ en ‘interdisciplinaire’ dimensie aan toegevoegd. En dit geldt voor zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding. Internationalisering Wat betreft de internationale dimensie ontplooit de opleiding de volgende activiteiten, waarbij de opleiding op verschillende manieren (in zoverre dat dit mogelijk is bij dit type opleidingen dat toch vooral voorbereidt op het functioneren binnen de Nederlands sociaal-juridische context) aansluiting bij het internationale beroepenveld zoekt: in het project CWI (voltijd) en het thema Veiligheid (deeltijd) doen studenten een internationaal vergelijkend onderzoek; tweedejaars kunnen een snuffelstage lopen bij het Europees Parlement (maximaal twee studenten per kwartaal); per jaar gaan twee tot acht studenten (voltijd) naar het buitenland om daar hun derdejaars stage te lopen; meer dan de helft van de externe opdrachten (afstudeerjaar) is internationaal georiënteerd. Het gaat dan om internationaal vergelijkend onderzoek dat deels in het buitenland wordt uitgevoerd; jaarlijks vindt de internationale SJD-dag plaats, waarop vierdejaars hun internationale ervaringen overdragen aan derdejaars. Dit is niet alleen gericht op studenten die ook naar het buitenland willen. Het gaat ook om het delen van kennis en ervaringen met studenten die thuis blijven ('internationalisering van de thuisblijvers'). Op deze SJD-dag worden tevens deskundigen uitgenodigd voor lezingen of workshops over internationale aspecten; twee docenten participeren in een Leonardo project over jeugdwerkloosheid. Eén SJD-docent neemt deel aan een Erasmus project waarin verschillende landen gezamenlijk een internationale master ‘Social Policy and Social Work in Urban Areas’ ontwikkelen. Horizonverbreding, studentenmobiliteit, docentenuitwisseling en het produceren van kennis zijn doel van het project. Daarnaast heeft de opleiding het samenwerkingsprogramma “Football in the community” met Manchester Metropolitan University in 2005 afgerond. De opleiding onderhoudt structurele contacten met de faculteit ‘Maatschappelijke Dienstverlening’ van de Katholieke Hogeschool Leuven. In dit kader bestaat er een uitwisselingsprogramma voor studenten en docenten.
3
4
Bestaande uit zeven externe leden uit verschillende sectoren van de sociaal juridische dienstverlening die in het algemeen op managementniveau functioneren. Bestaande uit zeventien leden uit de uitvoeringspraktijk van de SJD.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 10
Los van deze hierboven genoemde activiteiten kent de opleiding in haar programma, daar waar het de juridische vakken betreft, internationale componenten, omdat wetgeving en ander vormen van regelgeving vaak op supranationaal (Europees) niveau tot stand komen. Kortom: de opleiding stelt haar studenten (en docenten) voldoende in de gelegenheid hun referentiekader te verbreden. En dit geldt zowel voor de voltijd als de deeltijdvariant.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein; de Amsterdamse profilering richting ‘grootstedelijke problematiek’ en de daarmee samenhangende accentuering van ‘interdisciplinariteit’ betekenen een belangrijke en voor het werkveld zeer relevante verbreding èn verdieping van de opleiding; de Amsterdamse profilering is op zorgvuldige wijze in samenspraak met het ‘regionale’ werkveld tot stand gekomen (Opleidingsadviesraad en Commissie Werkveld); de actieve participatie van de opleiding in diverse internationale samenwerkingsverbanden laat zien, dat de opleiding zich ook richt op internationale ontwikkelingen en deze in haar programma incorporeert; de opleiding heeft zichzelf dankzij haar “Blauwdruk” een ambitieus, gedegen en toekomstgericht kader verschaft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 11
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen 1.2.1. In het Amsterdamse Competentieprofiel is de relatie aangegeven met het landelijk competentieprofiel SJD en met de Dublin Descriptoren. Daartoe heeft het auditteam de notitie ‘Competenties en niveaubepaling van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening’ bestudeerd. Het gaat hierbij om de volgende 12 competenties. Competenties Amsterdamse opleiding SJD (voltijd en deeltijd): 1. De sociaal juridisch dienstverlener past wetten en regels toe en voert beleid uit. 2. De sociaal juridisch dienstverlener geeft voorlichting aan burgers en/ of instanties over rechten, bezwaar en beroep. 3. De sociaal juridisch dienstverlener adviseert en begeleidt cliënten bij sociaal juridische vraagstukken op basis van kennis over rechten en plichten en een afweging van de persoonlijke belangen van de cliënt. 4. De sociaal juridisch dienstverlener indiceert en bemiddelt naar voorzieningen en of rechten bij cliënten met zorgvragen. 5. De sociaal juridisch dienstverlener ondersteunt de cliënt bij het opkomen voor diens belangen en waar nodig treedt de sociaal juridisch dienstverlener op namens de cliënt. 6. De sociaal juridisch dienstverlener bemiddelt en begeleidt partijen bij conflicten met het doel in de buitengerechtelijke procedure tot een oplossing te komen. 7. De sociaal juridisch hulpverlener voert regie over behandeling van complexe problemen in multidisciplinair overleg. 8. De sociaal juridisch dienstverlener ontwerpt preventieve activiteiten gericht op het voorkomen van juridische problemen van specifieke doelgroepen. 9. De sociaal juridisch dienstverlener draagt bij aan het ontwikkelen van innovatie en beleid. 10. De sociaal juridisch dienstverlener begeleidt professionals en vrijwilligers bij het functioneren als dienstverlener binnen juridische contexten. 11. De sociaal juridisch dienstverlener signaleert vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid leemtes in ontwerp of uitvoering van regelingen en voorzieningen en neemt gerichte actie ter verbetering. 12. De sociaal juridisch dienstverlener is in staat tot zelfsturing en brede professionalisering. Via een matrix (zie § 1.2.2.) heeft de opleiding de relatie tussen bovenstaande competenties en de Dublin Descriptoren gevisualiseerd en daarbij ook de generieke HBO-competenties betrokken. Zo’n matrix op zichzelf zegt niet zoveel, omdat bepaalde Dublin Descriptoren in relatie staan tot veel zo niet alle competenties van de opleiding. In feite heeft het auditteam zich daarom de vraag gesteld of de hierboven genoemde SJD-competenties verwijzen naar een professioneel handelen dat alleen mogelijk is indien –en hier parafraseert en concretiseert het auditteam het bereik van de Dublin Descriptoren in relatie tot SJD– de SJD’er beschikt over bijvoorbeeld: gedegen kennis & inzicht m.b.t. juridische contexten en procedures (o.a. algemeen bestuursrecht, arbeidsrecht, familierecht, huurrecht, sociaal verzekeringsrecht, gezondheidsrecht, vreemdelingenrecht, e.d.) en m.b.t. juridische probleemstellingen, maar ook m.b.t. zaken als ‘de sociale kaart’ en uitvoeringsinstanties; het vermogen oplossingstrajecten te ontwerpen; het vermogen tot oordeelsvorming teneinde beslissingen te kunnen nemen en daarover verantwoording af te leggen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 12
communicatievaardigheden en -strategieën, noodzakelijk in het kader van de dienstverlening / coaching / conflictbeheersing richting cliënt, maar ook ten behoeve van het ontwikkelen en onderhouden van een professioneel netwerk, zowel intern als extern; het vermogen tot zelfreflectie en -evaluatie dat hem in staat stelt tot verdere professionele ontwikkeling; leervaardigheden die hem in staat stellen tot vervolgstudie.
Welnu, het auditteam is van oordeel dat de eindkwalificaties van de SJD-opleiding (voltijd en deeltijd) inderdaad slechts kunnen worden verworven indien de student beschikt over de hierboven genoemde kennis en capaciteiten. Anders gezegd de Dublin Descriptoren zijn, naar het oordeel van het auditteam, in de eindkwalificaties geïncorporeerd. De opleiding heeft overigens in haar notitie “Competenties en Niveaubepaling van de opleiding SJD” deze relatie tussen enerzijds de Dublin Descriptoren en anderzijds haar eigen SJD-competenties tot in detail en zeer zorgvuldig uitgewerkt, daarbij telkens een relatie leggend met de respectieve programmaonderdelen. Op deze wijze heeft de opleiding het bachelor karakter van de eindkwalificaties op ondubbelzinnige wijze geborgd, zowel op het niveau van de doelstellingen als ook –en daar gaat het natuurlijk om– op programmaniveau. Ook hier is het auditteam zeer over te spreken. 1.2.2. Matrix Dublin Descriptoren – Competenties SJD-opleiding Dublin Descriptoren
Generieke HBO-kwalificaties
SJD HvA
kennis en inzicht:
brede professionalisering:
Alle
heeft aantoonbare kennis en inzicht van een
kan zelfstandig taken uitvoeren als beginnend beroepsbeoefenaar
vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op
in een organisatie en is toegerust voor de verdere
het niveau bereikt in het voortgezet
professionalisering van de eigen beroepsuitoefening.
onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige
Multidisciplinaire integratie:
Alle
integreert vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen kennis, inhoud en vaardigheden op verschillende vakgebieden.
aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied is vereist.
toepassen kennis en inzicht:
probleemgericht werken:
is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op
definieert en analyseert complexe probleemsituaties zelfstandig.
Competenties 1, 4, 8, 9, 11
dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Wetenschappelijk onderzoek: past uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek toe bij vraagstukken waarmee hij in zijn beroepsuitoefening wordt geconfronteerd. Creativiteit en complexiteit in handelen: weet om te gaan met vraagstukken waarvan het probleem op
Competenties 1, 5, 9, 11
Competenties 3, 4, 5, 6, 7, 11
voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 13
oordeelsvorming:
methodisch en reflectief denken en handelen:
is in staat om relevante gegevens te
stelt realistische doelen, pakt werkzaamheden planmatig aan en
verzamelen en te interpreteren (meestal op
reflecteert op het beroepsmatig handelen.
Competenties 1, 5, 7, 9, 10, 11
besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid:
Alle
het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
toont zich betrokken bij maatschappelijke, in het bijzonder ethische vragen die samenhangen met de beroepspraktijk.
communicatie:
sociaalcommunicatieve bekwaamheid:
is in staat om informatie, ideeën en
communiceert en werkt samen met anderen in een multiculturele,
oplossingen over te brengen op een publiek
internationale of multidisciplinaire werkomgeving.
bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
basiskwalificering voor management-functies:
Alle
7, 10
kan eenvoudige leidinggevende en management-taken uitvoeren.
leervaardigheden:
transfer en brede inzetbaarheid:
bezit de leervaardigheden die noodzakelijk
past kennis, inzichten en vaardigheden toe in uiteenlopende
zijn om een vervolgstudie die een hoog
beroepssituaties.
niveau van autonomie veronderstelt, aan te
brede professionalisering:
gaan.
kan zelfstandig taken uitvoeren als beginnend beroepsbeoefenaar
Alle
Alle
in een organisatie en is toegerust voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening.
Met deze matrix wil de opleiding in kort bestek laten zien, dat zij de Dublin Descriptoren expliciet in haar eindkwalificaties heeft verankerd. In § 1.2.1. heeft het auditteam aangegeven, dat het niet zozeer op basis van deze matrix, maar wel op basis van eigen analyse en op basis van de informatie in de notitie “Competenties en Niveaubepaling van de opleiding SJD” van mening is, dat het bachelorniveau van de eindkwalificaties stevig is verankerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 14
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft in haar notitie “Competenties en Niveaubepaling van de opleiding SJD” de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de opleiding elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties. Iets, wat bovendien op programmaniveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de programmabeschrijving waarin de opleiding de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband brengt met de onderscheiden programmaonderdelen en met de daarin gehanteerde werkvormen. Via de competentiematrix wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Kortom, de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. Via de competentiematrix wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie hoger onderwijs aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de Opleidingsadviesraad en de Commissie Werkveld) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. Voor een uitwerking van de relatie tussen eindkwalificaties en het opleidingsprogramma: zie facet 2.1. De beginnende beroepsbeoefenaar 1.3.3. In het kader van het facet “Oriëntatie HBO“ facet is de niveauaanduiding ‘startbekwaam’ van belang. Het niveau kenmerkt zich door het zelfstandig oplossen van beroepsproblemen, en het ontwerpen en evalueren van oplossingen. De opleiding heeft in haar notitie ‘Rooddruk’, waarin het onderwijskundig kader beschreven wordt, dit niveau als volgt beschreven: de student is in staat om ontwikkelingen in beroep en maatschappij te vertalen naar de organisatie; de student kan aan de hand van een casus bepalen: welke procedure(s) van behandeling en verwerking aan de orde zijn, welke standaard beslismomenten en termijnen daarbij aan de orde zijn, wie welke ter zake doende bevoegdheden heeft, hoe de rechtsvraag & de betrokken rechtsposities moeten worden gedefinieerd en hoe het proces van behandeling & besluitvorming moet worden georganiseerd; de student kan handelen in de sociaal maatschappelijke context en keuzes motiveren en verantwoorden; de student is in staat tot het doelgericht en effectief schriftelijk en mondeling communiceren met een diversiteit aan cliënten in uiteenlopende situaties; de student wisselt flexibel van rol en is in staat om door middel van zelfreflectie zijn eigen handelen te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 16
Uit het onderzoek onder alumni die tussen 2 en 3 jaar geleden de opleiding hebben verlaten (ATM 2006), blijkt een relatief hoge tevredenheid ten aanzien van de beroepsgerichtheid van het programma. Ook zittende studenten ervaren de gerichtheid op de arbeidsmarkt als voldoende, zoals blijkt uit de enquête onder studenten (STM 2006). De beroepsgerichtheid blijkt overigens ook uit de externe opdrachten die het auditteam heeft ingezien. Deze hadden betrekking op een breed palet van onderwerpen waar de afgestudeerde SJD’er in het werkveld mee te maken krijgt. Onderwerpen van deze externe opdrachten waren: “Voorwaarden van Purmerendse ondernemers om nieuwkomers in dienst te nemen”; “Recht van het kind in Marokko”, “Turkije en Nederland”; “Herstelbemiddeling; Sociale activering, vergelijkend onderzoek tussen Nederland en België”.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.); in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar expliciet geformuleerd; de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld (commissie Werkveld en de Opleidingsadviesraad) heeft betrokken. Meer nog, zij heeft er een sterk actuele dimensie aan toegevoegd door het concept ‘grootstedelijk’ als speerpunt te nemen.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor beide opleidingsvarianten als voldoende. De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in beroepspraktijk en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programmaonderdelen!) waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. Tevens anticipeert de opleiding door haar gerichtheid op ‘grootstedelijke problematiek’ uitdrukkelijk op een complex en groeiend werkgebied, dat van de SJD’er specifieke deskundigheid en vakmanschap vraagt. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.6.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Interactie met het beroepenveld Het programma De opleiding legt, zo blijkt uit de programmabeschrijving, het accent op de deelterreinen reclassering, sociale zekerheid, algemeen privaatrecht, huurrecht, gezondheidsrecht, arbeidsrecht en schuldhulpverlening. Op al deze terreinen voeren studenten een project uit (in de deeltijd “thema's” geheten) 5 en daarbij wordt actuele en relevante HBO- of WO-vakliteratuur gebruikt, zo heeft het auditteam kunnen constateren na bestudering van de literatuurlijsten. De projecten zijn overigens zodanig opgesteld, dat studenten gestimuleerd worden buiten deze (verplichte) literatuur andere literatuur te bestuderen. Dit blijkt ook uit de studiehandleidingen. De opleiding brengt in het programma de grootstedelijke context goed tot uitdrukking, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de projecten “Wonen” (eerste jaar) en “Schuldhulpverlening”(tweede jaar). Dat de grootstedelijke context interdisciplinair werken van de SJD’er vereist, laat de opleiding eveneens terugkomen in het programma, zoals blijkt uit het project “Reïntegratie” (tweede jaar). De projectopdrachten (deeltijd: themaopdrachten) en de casuïstiek in de werkcolleges zijn alle ontleend aan de beroepspraktijk en worden ingebracht door de stage-instellingen, door andere organisaties in het werkveld en door medewerkers die naast hun docentschap in de beroepspraktijk werkzaam zijn. In totaal voert de student tien projecten uit van 7 tot 8 EC’s per project (deeltijd: negen thema's, 3 tot 7 EC’s per thema), plus in het laatste studiejaar een opdracht met een externe opdrachtgever van 12 EC’s (deeltijd: 10 EC’s). De studenten verwerven via de projecten/thema's inzicht in wat organisaties op het gebied van sociaal juridische dienstverlening doen en wat het werk van SJD'ers in die organisaties inhoudt. Door het uitvoeren van de projecten/thema's ontwikkelen studenten de kennis, vaardigheden en beroepshouding (competenties) om een startbekwaam professional te worden. Voor het project- en themaonderwijs wordt frequent gebruik van gastdocenten uit het werkveld, die de beroepspraktijk verhelderen en toelichten hoe zij zelf het werk uitvoeren.
5
Projecten/thema’s zoals: leefbaarheid, veiligheid & criminaliteit, werk & werkloosheid, armoede & schulden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 18
Eerstejaars (voltijd) bezoeken een rechtbank, in het kader van het programmaonderdeel “Pleiten”. Voor het project “Wonen” maken zij een inventarisatie van hulpverleningsinstellingen die voor SJD relevant zijn en interviewen zij één van deze organisaties. Tweedejaars (voltijd) brengen een bezoek aan het CWI. De stage in het derde jaar (voltijd) omvat 60 EC’s, inclusief het terugkomonderwijs (10 EC’s). De stagedocent heeft driemaal een gesprek met de praktijkbegeleider van de stage-instelling. Resultaten van deze gesprekken die consequenties kunnen hebben voor de opleiding, worden ingebracht in het stage teamoverleg (eenmaal per vijf à zes weken). Overleg met werkveld De Opleidingsadviesraad (OAR) komt viermaal per jaar bij elkaar. De OAR signaleert trends en ontwikkelingen in het werkveld en adviseert (gevraagd en ongevraagd) de opleiding over het strategisch beleid, het competentieprofiel, het onderwijs, het onderzoek en de externe activiteiten. De Commissie Werkveld is in 2005 ingesteld en is sindsdien tweemaal bijeen geweest om te adviseren over de ontwikkeling van het Amsterdamse SJD-competentieprofiel en het inhoudelijk en onderwijskundig kader (Blauwdruk en Rooddruk). In 2006-2007 wordt de commissie Werkveld het vaste adviesorgaan voor de curriculumcommissie. Voorstellen voor aanpassing van het programma worden doorgegeven aan de eindverantwoordelijke van het programmaonderdeel, die een concreet verbetervoorstel voorlegt aan de curriculumcommissie. Deze commissie heeft tot taak ervoor te waken dat de juiste competenties op de juiste plek in het curriculum worden behandeld. Zij adviseert daarover het opleidingsmanagementteam. Naar aanleiding van signalen uit het werkveld is bijvoorbeeld het deficiëntie-programma Nederlands in de propedeuse verbeterd en is voor het tweede jaar een aanbod schriftelijke vaardigheden Nederlands ontwikkeld. Lectoraat Het Instituut HJO heeft het lectoraat “Juridisch Informatie en Documentatie Management” ingesteld. Per 1 september 2006 is lector is mr. dr. K. de Vey Mestdagh in dienst getreden van het Instituut. Vanuit zowel HBO Rechten als SJD zullen docenten participeren in de kenniskring, wat de praktijkgerichtheid (maar ook hun know-how op het terrein van toegepast onderzoek) extra zal versterken. Samenvattend Het groot aantal beroepsgeoriënteerde projecten (voor deeltijd: thema’s), de systematische inbreng van casuïstiek, de frequente inschakeling van gastdocenten, het feit dat een groot deel van het docentencorps tevens in de beroepspraktijk werkzaam is, de rol van het stageteam m.b.t. het stroomlijnen van de feedback uit het werkveld, de substantiële inbreng van de OAR en de Commissie Werkveld (daar waar het gaat om de richting respectievelijk de inhoud van het opleidingsprogramma), al deze elementen tezamen laten zien, dat het programmaontwerp en -uitvoering tot stand komen in een voortdurende interactie tussen management, docenten en studenten enerzijds en de verschillende niveaus in het werkveld anderzijds.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 19
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) projecten, de casuïstiek en de stages aan de student zeer ruime mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stagewerkplek is goed geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en het stagebiedende organisatie. Deze afspraken hebben betrekking op doelstelling van de stage en de begeleiding van de student. het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld: OAR en Commissie Werkveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date en zeer veelzijdig; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 20
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. De opleiding beschrijft in haar “Blauwdruk” op welke wijze zij de (12) competenties heeft vertaald naar doelstellingen die op hun beurt weer uitgewerkt zijn in het programma van de opleiding. Het auditteam constateert dat de opleiding de verschillende studieonderdelen zó concreet beschreven, dat de relatie tussen de landelijk vastgestelde competenties, aangevuld met de ‘Amsterdamse inkleuring’ (de grootstedelijke context, het interdisciplinair werken) en de specifieke doelstellingen, inzichtelijk is gemaakt (zie § 2.2.2. ). Analyse van het curriculum (met name van de verschillende blok/module beschrijvingen) leert vervolgens, dat de opleiding deze gerichtheid op de eindkwalificaties ook op programmaniveau consequent en consistent heeft uitgewerkt. 2.2.2. In de “Blauwdruk” heeft de opleiding op een inzichtelijke wijze de onderwijsinhoud van beide varianten nader geconcretiseerd door de competenties, werkvormen en inhoud met elkaar in verband te brengen. Ter adstructie geven wij in een verkorte vorm de wijze weer waarop de opleiding dit heeft uitgewerkt: Leerlijnen
Juridische
Communicatieve beroeps-
Methodiek
vaardigheden
Vaardigheden
Competenties
1,2,3
1,2,3,6,10,12
Werkvorm
Hoor- en werkcolleges
Trainingen
Werkcolleges
Jaar 1
Inleiding recht
Basale communicatieve vaardigheden:
Basisprogramma methodiek
Onderdeel van pleiten
luisteren, samenvatten en doorvragen.
Onderdeel van projecten en
Privaatrecht
Onderdeel van project pleiten
juridische vaardigheden
Sociaal Zekerheidsrecht
Klachtgesprekken
Huurrecht, Arbeidsrecht
Adviesgesprekken
Inleiding bestuursrecht
Omgaan met agressie
Onderdeel van projecten,
Verdieping Sociaal
Voeren van intakegesprekken
assessment en juridische
Zekerheidsrecht
Coaching & motiveren
vaardigheden
Verdieping bestuursrecht
Organisatie- en sollicitatievaardigheden
Consumentenrecht
Confrontatie- en begeleidingsgesprekken
Onderdeel van assessment
Onderdeel van assessment
Training methodiek en recht
Training methodiek en recht
Training methodiek en recht
Blok1, 2 en 3: verdieping
Onderdeel van diagnostisch en eindassessment
Onderdeel van projecten,
diverse rechtsgebieden
Professionele communicatie
diagnostisch en eindassessment
Training assessment
Training assessment
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
1 t/m 8 en 10
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 21
De opleiding heeft haar programma gestructureerd in zogeheten ‘leerlijnen’ (zie onder facet 2.3.) Elke leerlijn is uitgewerkt in richtlijnen, doelen, te behalen competenties, inhoud en plaats in het programma. Ook hier wordt de relatie eindkwalificatie – opleidingsdoelstelling helder. Zo is bijvoorbeeld de leerlijn ‘Methodiek’ (rechter kolom in bovenstaand schema) wat doelstellingen betreft uitgewerkt op de volgende wijze: de student beheerst de basisbegrippen van de sociaaljuridische beroepspraktijk; de student kent de SJD-methoden van uiteenlopende werkvelden; de student is in staat deze methoden toe te passen in casuïstiek, van eenvoudig naar complex; de student is in staat methoden toe te passen in maatschappelijke en juridische contexten die erop gericht zijn dat burgers ‘aan’ en ‘tot’ hun rechten komen. De opleiding heeft de competenties op drie niveaus gedefinieerd: ‘hoofdfase bekwaam, stagebekwaam, beroepsbekwaam’. Voor ieder competentieniveau is een bepaalde mate van complexiteit en autonomie in het professionele denken en handelen vastgesteld. Deze niveaus van professioneel functioneren worden opgebouwd aan de hand van kenmerkende begrippen uit de sociaal juridische wereld. De opleiding rekent hiertoe: kwalificatie, analyse en compositie. Binnen de niveaus wordt tevens aandacht besteed aan de communicatieve en methodische component van de opleiding. In het document “Rooddruk” heeft de opleiding deze fasen verder uitgewerkt. Als voorbeeld moge voor wat betreft het concept ‘hoofdfase bekwaam’ het volgende gelden: de student kan aan de hand van een eenvoudige casus op methodische wijze de relevante rechtsgebieden bepalen; de student kan op een methodische wijze relevante wet- en regelgeving, jurisprudentie, procedures, standaard beslismomenten en overige relevante informatie vinden; de student kan feiten selecteren en benoemen overeenkomstig de juridische en sociale relevantie.; de student past op systematische wijze sociaaljuridische werkmodellen toe; de student past in voorspelbare situaties basale communicatieve vaardigheden en een relevant gespreksmodel toe; de student kan de belangrijkste sociale en juridische informatie uit een gesprek met een cliënt halen; de student is zich bewust van zijn eigen handelen op communicatief niveau en is in staat zichzelf te corrigeren na het terugzien van een opname van een gesprek. Met ingang van studiejaar 2006-2007 biedt de opleiding in het vierde jaar drie minoren aan: Jeugdrecht, Wonen en Mediation, waarbij de eerste twee een verdiepend karakter hebben. Mediation biedt de student de mogelijkheid zich te profileren op de competentie als coach, begeleider en (conflict)bemiddelaar. Op grond van analyse van het programma (blok/module beschrijvingen, leerlijnen) is het auditteam van oordeel, dat de afzonderlijke programmaonderdelen telkens een heldere van de eindkwalificaties afgeleide doelstelling hebben. Als studenten deze (op drie niveaus van complexiteit gedefinieerde) doelstellingen realiseren hebben zij, naar het oordeel van het auditteam, inderdaad de vereiste eindkwalificaties (competenties) verworven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 22
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft op semester-, blok-, project- en vak/practicumniveau door het hele programma heen op inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties. Sterk punt daarbij is, zo oordeelt het auditteam, dat de opleiding daarbij telkens de onderscheiden dimensies van de Dublin Descriptoren als referentie gebruikt; (Zie onder facet 1.2.); de binnen het programma gepositioneerde projecten zijn telkens gericht op een concreet en toetsbaar leerdoel, telkens gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen en de projecten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk HBO-niveau is. (Zie ook onder facet 6.1.) Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding via de competentiematrix en de uitwerking daarvan naar de programmaonderdelen, op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen heeft geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 23
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Het programma is opgebouwd langs vijf leerlijnen: de conceptuele leerlijn (juridische kennis), de vaardigheden leerlijn (communicatie) en de integrale leerlijn (integratie van recht, communicatie en methodiek), de praktijk leerlijn (leren in beroepspraktijk) en de ondersteunende leerlijn (studieloopbaanbegeleiding). Leerlijn
Werkvorm
Inhoud
Integrale leerlijn
Project Thema Externe opdracht Werkcollege Hoorcollege
Realistische beroepsproblemen
Conceptuele leerlijn
Vaardigheden leerlijn Praktijk leerlijn
Ondersteunende leerlijn
Training Practicum Stage Werkplekleren Stagebegeleiding Studieloopbaanbegeleiding (Groepsbijeenkomsten en individuele begeleidingsgesprekken) Portfolio
Verantwoorden door middel van achterliggende theorieën en werkmodellen Onder de knie krijgen van een bepaalde vaardigheid Leren van de dagelijkse praktijk
Reflectie op en sturing van de eigen competentieontwikkeling
De leerlijnen komen geïntegreerd aan de orde in het projectonderwijs (leerjaar 1 en 2), in de assessments (leerjaar 2 voltijd en afstudeerjaar voltijd en deeltijd) en tijdens de stage (leerjaar 3 voltijd), waarbij de casuïstiek gedurende de opleiding steeds complexer wordt. Met uitzondering van leerjaar 3 (stagejaar in de voltijd) voeren studenten in vrijwel elk blok een project uit, met individuele en groepsonderdelen. Alleen in het tweede blok van de propedeuse ontbreekt het project. Dan wordt aandacht besteed aan basisvaardigheden (argumenteren, onderzoeksvaardigheden), de vakken recht, methodiek en communicatie, en theorie (capita selecta uit psychologie en sociologie). Om de vraagstukken in de eerste- en tweedejaars projecten te kunnen oplossen moeten studenten juridische, methodische en communicatieve kennis en vaardigheden geïntegreerd toepassen. Daarnaast worden projecten altijd ondersteund door een training recht (training in juridisch denken en in gestructureerde probleemoplossing aan de hand van casuïstiek) en een training communicatie (toegankelijk maken van juridische informatie voor cliënten, leren omgaan met verschillende cliënten). In elk project verdiepen studenten zich in een of meer beroepsrollen van de SJD'er. Vrijwel elk project leidt tot een of meer beroepsproducten (zoals een advies, een verweerschrift, een beschikking). Voor het flankerend onderwijs (hoor- en werkcolleges) wordt vakliteratuur voorgeschreven (recht en communicatie) die afzonderlijk wordt getoetst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 24
Bestudering van de documentatie toont aan dat de verschillende studieonderdelen gericht zijn op meerdere leerdoelen. De vormgeving van de modules gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de door hem verworven kennis dient te activeren, wil de student de praktijkopdrachten met succes kunnen uitvoeren. Onderdeel van het leerproces is tevens zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Op die wijze worden studenten in staat gesteld hun eigen leerproces te sturen. Het totale programma is zodanig opgezet dat studenten ook deze competentie stap voor stap kunnen verwerven. De samenhang binnen het curriculum, zo is het auditteam gebleken na bestudering van de ‘Blauwdruk’ en ‘Rooddruk’ documenten, wordt in zowel inhoudelijke als didactische zin tot stand gebracht via een afstemming van de diverse werkvormen die de opleiding hanteert. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen in een semester) als de verticale samenhang waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. Daarnaast worden projecten altijd ondersteund door een training recht (training in juridisch denken en in gestructureerde probleemoplossing aan de hand van casuïstiek) en een training communicatie (toegankelijk maken van juridische informatie voor cliënten, leren omgaan met verschillende cliënten).Tijdens de projecten verdiepen studenten zich in een of meer beroepsrollen van de SJD'er. Vrijwel elk project leidt tot een of meer beroepsproducten (zoals een advies, een verweerschrift, een beschikking). Voor het flankerend onderwijs (hoor- en werkcolleges) wordt vakliteratuur voorgeschreven (op de terreinen: recht en communicatie) die apart wordt getoetst. In de voltijdopleiding stelt de opleiding tijdens de propedeuse een organisatie centraal op het terrein van sociaal juridische dienstverlening. Van belang is dat studenten zo snel mogelijk tijdens de opleiding een beeld krijgen van een aantal belangrijke terreinen van het werkveld en van de taken van de SJD'er. Excursies en studieloopbaanbegeleiding staan eveneens in het teken van oriëntatie op opleiding en beroep. In het tweede jaar worden studenten voorbereid op de beroepsuitvoering. Aan het eind van het tweede jaar moeten ze over voldoende bekwaamheden beschikken om tijdens de derdejaars stage de eerste stappen te zetten in de beroepspraktijk. Het derdejaarsprogramma beoogt dat de student zelf verantwoordelijkheid neemt voor zijn leerproces en leert reflecteren op het eigen handelen als aankomend professional. De stagiaire wordt onder meer beoordeeld op het hanteren van wet- en regelgeving, de omgang met cliënten, zijn visie op relevante maatschappelijke en organisatorische aspecten en de generieke HBO-competenties. De stagiair voert ook een onderzoeksopdracht uit voor de stage-instelling, die handelt over een onderwerp dat in de stageactiviteiten niet aan de orde komt. In het afsluitende vierde studiejaar ontwikkelen de studenten de externe gerichtheid, het bedrijfsmatig werken en het professioneel handelen met cliënten verder en ontwikkelen studenten alle competenties op het niveau van de HBO-bachelor. De studenten voeren drie projecten uit, waarin het accent ligt op de positie van de cliënt in de maatschappelijke of politieke context, de positie van de SJD-organisatie ten opzichte van andere disciplines en professionals, en de positie van de SJD'er in relatie tot wet- en regelgeving. Het sluitstuk is het eindassessment, waarin de drie kernvakken recht, communicatie en methodiek weer geïntegreerd aan de orde komen. Verder voeren afstudeerders in een projectgroep van twee tot acht personen een onderzoeksopdracht uit voor een externe opdrachtgever. Dit leidt tot een nieuw beroepsproduct of een verbeterd bestaand product.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 25
Voor de deeltijdopleiding geldt dat het themaprogramma wat inhoud en werkwijze betreft identiek is aan de projecten in de voltijd. Een belangrijk verschil is echter dat deeltijdstudenten vaak de opdracht krijgen om ervaringen die op de eigen werkplek zijn opgedaan, te koppelen aan methodieken, inzichten en de theorie die in het onderwijs worden aangeboden. Ook krijgen deeltijders regelmatig de opdracht om werkervaringen uit te wisselen. Deeltijdstudenten volgen in het tweede jaar methodische werkbegeleiding, waarbij via reflectieopdrachten en intervisiebijeenkomsten het inzicht in het beroepshandelen wordt vergroot. De tweede helft van de studie bestaat voor deeltijdstudenten uit twee thema's: de positie van de cliënt in de maatschappelijke of politieke context en de positie van de SJD'er in relatie tot wet- en regelgeving. De opleiding wordt voor deeltijders afgesloten met een externe onderzoeksopdracht en een eindassessment. De door de opleiding SJD gekozen programmaopbouw, waarbij onderwerpen, thema’s, probleemstellingen, taakopdrachten e.d. telkens op een hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bepaalt volgens het auditteam op een adequate wijze de samenhang van het studieprogramma. Om de vraagstukken in de eerste- en tweedejaars projecten te kunnen oplossen, moeten studenten juridische, methodische en communicatieve kennis en vaardigheden geïntegreerd toepassen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de relatie tussen de leerdoelen van elk blok (en daarbinnen van elk project of thema), is helder en logisch; de sterk projectmatige (thematische) opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de projecten (thema’s) en de flankerende trainingen en (theoretische)modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en projecten) manifest; de bevindingen (zoals beschreven onder facet 2.2.) met betrekking tot de borging van de functionaliteit van de programmaonderdelen, wijzen in feite reeds op een sterke verticale samenhang binnen het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 26
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Algemeen geldt binnen de Hogeschool van Amsterdam dat studenten, indien er bijzondere (persoonlijke) omstandigheden van invloed zijn op de studievoortgang, gebruik kunnen maken van het studentendecanaat. Het studentendecanaat handelt onafhankelijk van de opleidingen. De decaan beoordeelt of de door de student aangevoerde omstandigheden volgens het studentenstatuut voldoen aan de omschrijving “bijzondere omstandigheden”. Indien dit het geval is, wordt de opleiding daarvan op de hoogte gesteld door het decanaat en dient de opleiding bij beoordeling en begeleiding van de student rekening te houden met deze bijzondere omstandigheden. De opleiding SJD heeft de studiejaren, met uitzondering van het stagejaar, ingedeeld in vier blokken van elk tien weken, waarvan de negende en tiende week zijn bestemd voor toetsen. Voor de voltijdvariant geldt dat de projecten een vrijwel uniforme omvang van 7 à 8 studiepunten hebben, de blokken hebben doorgaans een studielast van ongeveer 15 studiepunten. Ten aanzien van de deeltijdvariant geldt dat deeltijders door hun werkervaring opdrachten sneller kunnen uitvoeren. Consequentie hiervan is dat er vervolgens aan vrijwel alle thema's en aan alle juridische vakken minder studiepunten toegekend zijn dan aan vergelijkbare projecten en vakken in de voltijd. In de documentatie wordt opgemerkt dat het themaprogramma wat niveau en zwaarte betreft niet evenwichtig is opgebouwd. Verder is het verschil in studiepunten tussen voltijd en deeltijd voor de externe opdracht in het afstudeerjaar (respectievelijk 12 en 10 studiepunten) niet goed te verklaren, zo geeft de opleiding aan. De curriculumcommissie heeft opdracht gekregen beide zaken uit te zoeken. De VWO-route kenmerkt zich door een zwaardere studielast dan de reguliere vierjarige voltijdroute. Dat is inherent aan deze versnelde route, waarbij de VWO’er het vierjarige programma in drie jaar doet. De driejarige MBO-route wordt door studenten als zwaar ervaren, met name door de voorwaarden die worden gesteld om in hun tweede jaar op stage te mogen gaan. (Zie § 2.4.6.) De studievoortgang wordt gemonitord door de studieloopbaanbegeleiders waarmee studenten gedurende de opleiding een verplicht aantal gesprekken voeren. De studieloopbaanbegeleiders gebruiken hierbij gegevens uit het studievoortgangsregistratiesysteem Volg+ van de HvA. Aan het eind van ieder lesblok ontvangt iedere student een resultatenoverzicht. Tevens is op het intranet van de Hogeschool een actueel overzicht beschikbaar voor iedere student, genaamd “boom on-line”. De coaches (studiebegeleiders) van de studenten in het 1e en 2e studiejaar ontvangen ook een overzicht van de behaalde resultaten van hun studenten. Deze resultaten worden besproken met de studenten. Het signaleren van studieachterstand is een van de functies van dit systeem. Uit de documentatie blijkt, dat studenten volgens de studenttevredenheidsmonitor ontevreden zijn over de spreiding van de studielast. De opleiding heeft concrete maatregelen genomen. De opleiding heeft gesignaleerd dat uitstelgedrag van studenten leidt tot piekbelastingen aan het einde van een blok. Door tussentijdse toetsen wil de opleiding regelmatiger studiegedrag te bevorderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 27
De invoering van de major-minor-structuur leidt met ingang van studiejaar 2005-2006 tot een herschikking van onderdelen van het curriculum. Dit biedt de opleiding, zo geeft zij aan, de kans om de studielast van de onderwijseenheden in het derde jaar beter te reguleren. Voorts heeft de opleiding enkele maatregelen genomen om de studievoortgang te bevorderen: studenten die langer dan vier jaar (voltijd) of drie jaar (deeltijd) over hun studie doen, maken met hun begeleider afspraken over de manier waarop de studie wordt afgerond en krijgen zonodig een programma op maat. Ook voor studenten die, bijvoorbeeld vanwege een verlengde stage, pas in de loop van het vierde jaar hun opleiding vervolgen, wordt een programma op maat gemaakt; in 2004-2005 is halverwege de looptijd van een project of thema een kennistoets ingevoerd, met als doel studenten te stimuleren om de literatuur tijdig te bestuderen; voltijdstudenten die na hun stage een baan krijgen, kunnen de opleiding in deeltijd afmaken; als een projectgroep niet goed functioneert, is de docent die de projecten begeleidt (de ‘projectbegeleider’), het eerste aanspreekpunt. Uit een recent onderzoek onder de MBO-instroom blijkt dat volgens de studenten het probleem van slecht functionerende groepen niet bevredigend wordt opgelost. Het opleidingsmanagementteam onderzoekt hoe projectbegeleiders te werk gaan bij slecht functionerende projectgroepen. Verder vraagt het OMT advies aan een deskundige over de aanpak van het 'meelifters'-probleem. Dit zal leiden tot een richtlijn voor projectbegeleiders, die wordt opgenomen in de studentenhandleiding voor het projectonderwijs. Naar het oordeel van het auditteam is de opleiding zich zeer wel bewust van de studielast problemen voor bepaalde categorieën studenten en van de zwaarte van enkele studieonderdelen. Dit blijkt onder andere uit de hierboven genoemde verbeteracties.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de formele studielast wordt jaarlijks geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de feitelijke studielast hoger is dan de formele, maar de opleiding heeft concrete verbetermaatregelen getroffen. de spreiding van de studielast is nog niet optimaal, maar ook hier treft de opleiding adequate verbetermaatregelen; na elke blokevaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student extra remediërende maatregelen getroffen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 28
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding SJD verzorgt de opleiding in een voltijd- en een deeltijdvariant. Voor beide varianten geldt dat de instroom sterk gegroeid is sinds de opleiding is overgestapt naar het juridische domein. In 2005-2006 waren er 132 eerstejaars in de reguliere voltijd route, 93 eerstejaars in de verkorte route voor MBO'ers, 18 eerstejaars in de versnelde route voor VWO'ers en 24 eerstejaars in de deeltijd. Een belangrijk kenmerkt van de Amsterdamse opleiding is dat ruim de helft van de instroom een nietNederlandse achtergrond heeft. De opleiding ‘hecht veel waarde aan deze diversiteit’ en vindt het ‘belangrijk dat alle groepen in de samenleving in de opleiding zijn vertegenwoordigd’. Voor de voltijdvariant geldt dat de vooropleiding van instromers bestaat uit drie groepen: havisten, MBO'ers (niveau 4) en VWO'ers. De opleiding SJD kent verschillende opleidingsroutes die aansluiten bij de specifieke kenmerken van de instroomgroepen: Havisten volgen de reguliere route van vier studiejaren. VWO'ers kunnen kiezen tussen de reguliere route en een versnelde route van drie jaar (gecomprimeerd programma). Voor de versnelde route worden geen andere voorwaarden gesteld dan het VWO-diploma. MBO'ers met een verwante opleiding die bovendien een doorstroomprogramma met goed gevolg hebben afgerond, kunnen met ingang van het studiejaar 2006-2007een verkorte route volgen van drie jaar. Studenten met een propedeusediploma HBO Rechten kunnen (onder voorwaarden) in het tweede studiejaar van SJD instromen. Dit geldt ook voor studenten met een universitaire propedeuse Rechten. Studenten met een afgeronde HBO- of WO-studie kunnen in aanmerking komen voor vrijstellingen. Alle afspraken over toelating en vrijstellingen heeft de opleiding vastgelegd in een apart document: ‘Afspraken over instroomcriteria en toelating’. Hierin zijn heldere toelatingsvoorwaarden geformuleerd voor: de 4-jarige route, de versnelde en verkorte route (3-jarig), de VWO-route en de instromers in het 2e studiejaar (geldt o.a. voor HBO-Rechten studenten). De toelating van studenten met een buitenlands diploma wordt beoordeeld door de toelatingscoördinator van het Instituut HJO. Deze coördineert ook het toelatingsexamen en de cursus ter voorbereiding daarop voor 21-plus studenten die geen geldig diploma hebben. Voor de deeltijdvariant geldt de toelatingsvoorwaarde dat de student een relevante werkplek heeft binnen de SJD-sector van minimaal 18 uur per week. Daarnaast worden eisen gesteld aan de organisatie waar de student werkt en aan de taken die hij op zijn werkplek uitvoert. De opleiding is gestart met een EVCprocedure waarmee kan worden bepaald of deeltijders op basis van verworven competenties het traject versneld kunnen volgen. De EVC-procedure wordt per 2006-2007 geïmplementeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 29
Het vrijstellingenbeleid heeft de opleiding als volgt geformuleerd: de eerder opgedane kennis (opleiding en cursussen) is op minimaal HBO-niveau behaald. Alle cursussen op MBO-niveau of bedrijfscursussen komen dus niet in aanmerking voor vrijstellingen. De eerder opgedane kennis is relevant voor de SJD-opleiding. Wanneer een student voor vrijstellingen in aanmerking wil komen, dan dient hij dat schriftelijk aan te tonen en aan te vragen bij de examencommissie. De student overlegt schriftelijk materiaal waaronder readers, handleidingen en studiegidsteksten, een cijferlijst en/of diploma. De student legt het verzoek voor aan de examencommissie. Deze brengt de student schriftelijk op de hoogte van de uitslag van het verzoek en levert de uitslag t.b.v. Volg+ aan bij het Bedrijfsbureau van de hogeschool. Uit de documentatie blijkt dat de MBO-instroom in het eerste jaar een aparte studieloopbaanbegeleider heeft om de overstap naar het HBO te versoepelen. Daarnaast is de opleiding in 2005-2006 gestart met een mentorenproject, waarbij vierdejaars studenten de MBO-instroom begeleiden bij de overgang naar het HBO. Gelet op het grote aantal instromers met een niet-Nederlandse achtergrond kent de opleiding een taaltoets. Eerstejaars die onvoldoende scoren, zijn verplicht een deficiëntieprogramma Nederlands te volgen. Na afloop van dit programma krijgen de studenten nogmaals een taaltoets voorgelegd. Een voldoende cijfer is voorwaarde voor het propedeusediploma. De opleiding geeft aan dat ‘Nederlands een heikel punt blijft’. Daarom is het deficiëntieprogramma vernieuwd en is er een aanbod ontwikkeld voor de tweedejaars (implementatie per 2006-2007), gericht op schriftelijke vaardigheden Nederlands met name van beroepsgerichte teksten. Het Instituut HJO heeft een instroommanager die voorlichtings- en aansluitingsactiviteiten voor SJD en HBO Rechten (voltijd en deeltijd) coördineert. In de voorlichting werkt de opleiding samen met het Instituut Educatie en het Instituut voor Sociale en Culturele Beroepen omdat de opleidingen binnen deze instituten raakvlakken hebben met SJD en HBO Rechten. Omdat iedere groep een eigen benadering nodig heeft, maakt de opleiding gebruik van verschillende voorlichtings- en wervingsinstrumenten. De opleiding heeft contacten met de Universiteit van Amsterdam en met zes ROC's in de regio. Met het ROC van Amsterdam en het Regio College heeft de opleiding een doorstoomprogramma, waarbij MBO'ers een SJD-propedeuseproject uitvoeren. Dit versoepelt de doorstroom. Bovendien kunnen de MBO'ers zo ontdekken of ze voldoende capaciteiten en belangstelling hebben voor de SJD-opleiding. Met andere opleidingen binnen de Hogeschool van Amsterdam is de opleiding SJD een pilot doorstroomassessement gestart voor MBO'ers die aan de hogeschool willen studeren. In het assessment kunnen opleidingsspecifieke elementen worden ingebracht, waardoor het assessment op termijn als EVCprocedure kan worden ingezet om te bepalen of de kandidaat een versnelde route kan volgen. Om leerlingen te ondersteunen bij het maken van een profielkeuze, organiseert de opleiding op drie locaties van de hogeschool een Profielkeuzedag voor HAVO 3, uitgevoerd door studenten en docenten. In het programma staat het Bureau HALT centraal. Verder organiseert de opleiding een VO-HBO-dag voor leerlingen van HAVO 4 die geïnteresseerd zijn in SJD of HBO Rechten. Het programma bestaat uit een hoorcollege over strafrecht, een discussie naar aanleiding van een video over jeugddetentie en een sociaaljuridische projectopdracht. Het instroombeleid voor de instromers heeft de opleiding SJD op een heldere wijze en daarmee goed traceerbare wijze beschreven in het eerder genoemde document ‘Afspraken over instroomcriteria en toelating’. Hier worden de toelatingsvoorwaarden beschreven voor de vierjarige- en driejarige deeltijdopleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 30
Ook wordt uitgebreid aandacht besteed aan de eisen die de opleiding SJD stelt aan de werkzaamheden van de deeltijd SJD-student. Indien de student op basis van zijn portfolio heeft aangetoond te beschikken over de HBO-startcompetenties, dan kan deze de opleiding versneld afronden. Dit wordt getoetst door middel van een EVC-procedure. Van de eerstejaarsstudenten in de sector Recht zegt 60 procent redelijk tot goed te zijn geïnformeerd over de opzet en inhoud van het eerste studiejaar. Ruim 80 procent zegt een goed beeld te hebben van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt na de studie.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding besteedt zeer veel aandacht aan het beoordelen van het kwalificatieniveau van de instromende studenten met daarbij specifieke aandacht voor MBO’ers en allochtonen. Sterk punten zijn voorts: - de zogeheten profielkeuzedag voor HAVO-3; - VO-HBO dag voor HAVO-4 leerlingen; - doorstroomprogramma’s met een tweetal ROC’s; - het deficiëntieprogramma; - de taaltoets.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 31
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:6 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de voltijd- en de deeltijdopleiding SJD van de Hogeschool van Amsterdam bedraagt 240 EC’s. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld. Overigens: studenten die meer dan het wettelijke aantal van 240 ECTS willen halen, worden hiertoe door het Instituut in de gelegenheid gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de beide opleidingsvarianten een omvang hebben van 240 EC, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
6
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 32
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De onderwijskundige uitgangspunten en de didactische vormgeving heeft de opleiding SJD uitgebreid beschreven in ‘Rooddruk’. De opleiding heeft de inhoud en didactiek afgeleid van de hogeschoolbrede visie leren-leren en competentiegericht leren. Kenmerken van leren-leren zijn beroepsgerichtheid, zelfstandig leren en aandacht voor zelfsturende en andere generieke kwalificaties. Met competentiegericht onderwijs wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen in het hoger onderwijs en de (internationale) arbeidsmarkt voor HBO’ers. Het beroepsperspectief staat centraal en de competenties die van de afgestudeerde worden verwacht, zijn uitgangspunt bij het invullen van het curriculum. De didactische visie van de opleiding sluit dus aan op de HvA-brede visie op competentiegericht leren. Dit competentiegericht leren en opleiden is uitgewerkt aan de hand van de ‘pijlers van competentieleren HvA’: pijler 1 kernvraagstukken uit het beroep of de wetenschap zijn vertrekpunt voor leeractiviteiten; pijler 2 studenten leren (zelfstandig) te leren; pijler 3 de opleiding faciliteert en begeleidt; pijler 4 studenten leren in geïntegreerde leer- en werkomgevingen; pijler 5 reflectieve en onderzoeksmatige activiteiten zijn onderdeel van het curriculum; pijler 6 de opleiding heeft transparante en gevarieerde toetsings- en beoordelingsprocedures. In het curriculum van de opleiding SJD zijn kernvraagstukken, dilemma’s en activiteiten van het beroep het uitgangspunt bij de leeractiviteiten van studenten. Dit komt onder meer naar voren uit de keuze voor de casuïstiek bij lessen en trainingen, projectopdrachten, onderzoeksopdrachten, externe opdrachten, stages en werkbezoeken. Studenten ontwikkelen en tonen competenties in relatie tot kenmerkende beroepssituaties. Om de gerichtheid op het beroep te bevorderen, komen studenten vanaf de propedeuse regelmatig in contact met beroepsbeoefenaren, zowel binnen de opleiding zelf als daar buiten (bijvoorbeeld door gastcolleges en werkbezoeken). In het curriculum leren studenten op actieve wijze ‘zelfsturing’. Er zijn binnen de opleiding mogelijkheden om eigen accenten te leggen, eigen leerdoelen te stellen en te realiseren. In het curriculum neemt de sturing door de docent af naarmate de student verder in de opleiding komt en meer in staat is zelf leerdoelen te stellen en te realiseren. Opdrachten worden naarmate de student verder in de opleiding meer door de student zelf ingevuld. Ook geven studenten naarmate zij verder in de opleiding komen meer zelfstandig sturing aan de planning en samenwerking. Docenten stellen de criteria vast waarbinnen de bewegingsruimte van de student zich afspeelt. Studenten ontwikkelen en tonen beroepsgerichte en generieke competenties aan de hand van project/themaopdrachten, onderzoeksopdrachten, de stage (voltijd), de externe opdracht en het eindassessment. In ‘Roodruk’ zijn deze werkvormen op een heldere wijze verder uitgewerkt voor de opleiding SJD.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 33
Het projectmatig leren is een doorlopende didactische leerlijn vanaf de start van de studie. Dit stimuleert actief en zelfstandig leren. Door projectmatig met beroepsproblemen aan de slag te gaan en beroepsproducten te maken, ontwikkelen studenten competenties. Bij het samenwerkend leren verwerven zij sociale en communicatieve vaardigheden. Daarnaast leren ze zelfstandig te werken door individuele opdrachten uit te voeren. Aansluitend aan de projecten/thema's volgen studenten werk- en hoorcolleges die de kennisontwikkeling versterken. Ook zijn er afgestemd op de projecten/thema's trainingen recht en communicatie. De project- en themaopdrachten worden gedurende de opleiding omvangrijker en complexer. Ook doen ze in toenemende mate een beroep op zelfinitiatief en eigen verantwoordelijkheid. Dit uit zich in een veranderende rol van de docent (van begeleider naar coach of consultant) en meer ruimte voor eigen keuzes in relatie tot persoonlijke leerdoelen. Vergelijken we de competenties, werkvormen en de inhoud van de vakken gedurende de gehele opleiding, dan is er sprake van een duidelijk herkenbare relatie tussen competenties en vakinhouden en de door de opleiding gehanteerde werkvorm. Zo wordt er in de eerste fase van de studie een veelheid aan werkvormen gehanteerd met als doel de student een goed kennisfundament te bieden. Daarnaast is er ruimte in het curriculum opgenomen voor actuele onderwerpen. In de latere fase van de studie wordt veel aandacht besteed aan het kunnen toepassen van juridische kennis.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (sociaal-juridische en interdisciplinaire) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld projecten / thema’s en stages. de centrale plaats (in het binnenschoolsprogramma) die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van de projecten / thema’s worden voorts het werken in teamverband en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 34
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De uitgangspunten voor toetsen en beoordelen, de opbouw van toetsen, het toetsen van de in- en doorstroom, de rollen van docenten, werkveld en studenten, afspraken en procedures, de kwaliteit van toetsen en beoordelen en de toetsorganisatie zijn door het Instituut vastgelegd in de notitie ‘Toetsen en beoordelen’. Ook is een Instituutsbrede commissie Toetsbeleid HJO ingesteld voor het verbeteren en vernieuwen van de toetspraktijk van SJD en HBO Rechten, afgestemd op competentiegericht opleiden. De opleiding maakt gebruik van uiteenlopende toetsvormen, met zowel groepsbeoordeling als individuele beoordeling. De meeste projecten (voltijd) of thema's (deeltijd) hebben in de vierde week een individuele kennistoets (multiple choice), waarmee de verwerking van de verplichte literatuur wordt beoordeeld. De meeste projecten of thema's hebben een individuele casustoets (gedeeltelijk open vragen, gedeeltelijk multiple choice). Projecten of thema's worden afgesloten met een beroepsproduct of met een presentatie. Verder maakt de projectgroep een plan van aanpak, notulen van bijeenkomsten en een procesverslag waarin ieders bijdrage moet worden verantwoord. Op basis hiervan en op basis van begeleidingsgesprekken beoordeelt de docent de individuele bijdrage aan het project of thema. De theorie in het eerste jaar voltijd (waaronder psychologie en sociologie en recht en samenleving) wordt schriftelijk getoetst (multiple choice). Integratie wordt getoetst in een assessment in het tweede jaar (voltijd) en in een diagnostisch assessment en een eindassessment in het laatste jaar (voltijd en deeltijd). De opleiding SJD kent afzonderlijke assessments voor communicatie. Communicatieleer (voltijd) wordt schriftelijk getoetst (multiple choice). Methodiek wordt schriftelijk getoetst. Recht wordt beoordeeld met een schriftelijke casustoets. Het project of thema ‘de Professional’ wordt afgesloten met een essay. Tijdens de stage (voltijd) levert de student verschillende schriftelijke producten waarop hij wordt beoordeeld: inwerkplan, leerwerkplan, organisatieverslag, tussentijds evaluatieverslag, projectvoorstel en projectverslag, eindevaluatieverslag. De studieloopbaanbegeleiding wordt beoordeeld aan de hand van opdrachten en individuele gesprekken. De opleiding betrekt het beroepenveld bij de beoordeling van de stage (voltijd) en de externe opdracht. De stage kent een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie waarbij de praktijkbegeleider een evaluatieformulier invult en een evaluatiegesprek voert met de stagiaire en de stagedocent. Bij de externe opdracht levert de projectgroep na elke projectfase een beslisdocument waarmee zowel de opdrachtgever als de begeleidende docent akkoord moet gaan. De docent bepaalt het cijfer voor het eindproduct en de presentatie waarbij hij het advies van de opdrachtgever meeweegt. Met ingang van het studiejaar 2006-2007 zal in het competentiegericht toetsen meer dan tot nu toe het geval is, aan de hand van beroepsstandaarden gemeten en beoordeeld of de student in staat is om competent te handelen in een kritische beroepssituatie. Het auditteam acht dit een goede zaak, omdat daardoor het toetsen en beoordelen van studenten tijdens de opleiding anticipeert op het toetsen en beoordelen van professionals in de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 35
Het auditteam is zeer te spreken over de gevarieerde toetsvormen en over de wijze waarop via de Toetscommissie, de kwaliteit van het ‘toetsen en beoordelen’ is geborgd. Toch zijn er twee punten waar de opleiding zich nader over dient te beraden: (i) de periode van terugkoppeling (4 weken) is naar het oordeel van het auditteam te lang, (ii) het toetsingskader dat als referentie wordt gebruikt bij het beoordelen van afstudeerwerkstukken, is nog te zeer impliciet en te globaal.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en gecontroleerde wijze uitgevoerd, met daarbij de kanttekening, dat de periode van terugkoppeling verkort zou moeten worden. de gehanteerde toetsvormen aansluiten zeer nauw aan op de werkvormen; de huidige toetsingsmethoden zijn valide en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen/of eindterm; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is goed geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd. Daarbij geldt wel de kanttekening die het auditteam maakte bij de beoordeling van de afstudeerwerkstukken. De (te) lange periode van feedback en -vooral- de te impliciete en te globale criteria bij de beoordeling van afstudeerwerkstukken weerhouden het auditteam van een oordeel ‘goed’.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor beide varianten als voldoende.
Naar het oordeel van het auditteam kent de een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op HBO-niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. De praktijkgerichtheid, de projectmatige / thematische ordening, die door side-coaching worden geflankeerd, de cyclische inrichting zijn een stevige waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot SJD’er te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 36
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding SJD onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Zo betrekt de opleiding het werkveld bij de ontwikkeling van het curriculum. Ook bij de uitvoering van het onderwijs werken opleiding en werkveld intensief samen, evenals bij de beoordeling van afstudeerprojecten. Docenten hebben werkervaring in de sociaal juridische dienstverlening. Enkelen zijn nog werkzaam in het beroepenveld (advocatuur); een aantal doet relevante werkervaring op als vrijwilliger. Binding met de beroepspraktijk wordt gegarandeerd via de stages van studenten. De acht stagedocenten hebben tijdens de stageperiode driemaal een gesprek met de praktijkbegeleider, waarbij het functioneren van de stagiair wordt besproken, maar ook ontwikkelingen in het werkveld die van belang kunnen zijn voor de opleiding. Stagedocenten specialiseren zich in een onderdeel van het werkveld zodat ze de ontwikkelingen op dat aandachtsgebied goed kunnen bijhouden en kunnen vertalen naar het onderwijs. Tevens hebben stagedocenten de taak om nieuwe stageplekken te werven en dus nieuwe contacten met organisaties te leggen. Docenten die de externe opdrachten in het afstudeerjaar begeleiden en beoordelen, hebben in dit verband contact met organisaties die als opdrachtgever optreden. Het stagebureau heeft een relatiebeheersysteem. Docenten onderhouden verder op verschillende manieren banden met het werkveld. Bijvoorbeeld: Drie docenten hebben internationale contacten door deelname aan een Leonardo- en een Erasmusproject. Incidenteel is er docentenuitwisseling met hogescholen in Leuven en Berlijn (gastcolleges). Een aantal docenten heeft artikelen gepubliceerd in het (inmiddels opgeheven) Vaktijdschrift voor de SJD. Daarnaast zijn enkele docenten (mede-)auteurs van studieboeken, die ook in andere opleidingen worden gebruikt. Het Instituut HJO heeft sinds 2005 een stimuleringsfonds voor docenten die willen publiceren. Dit heeft reeds tot publicaties geleid. De SJD-docenten nemen deel aan de tweejaarlijkse tweedaagse van het landelijk overleg van de SJDopleidingen. In november 2004 was wetenschappelijke oriëntatie het thema. Dit heeft tot gevolg gehad dat het studieonderdeel ‘Toegepast onderzoek’ is opgenomen in de opleiding. De docenten bezoeken congressen over jeugdcriminaliteit, over jeugdwerkloosheid, over armoede en over de beroepskolom VMBO-MBO-HBO. Docenten worden in de gelegenheid gesteld een stage te lopen bij een SJD-organisatie. De hogeschool stimuleert docentstages met het mobiliteitsfonds. In functioneringsgesprekken wordt besproken of dat wenselijk dan wel noodzakelijk is. Tot nu toe is daar weinig gebruik van gemaakt (twee docenten) doordat er in het takenpakket weinig ruimte voor was. In het personeelsplan van 2006 is die ruimte wel geschapen voor een deel van de docenten. Twee docenten zijn lid van de beroepsvereniging voor mediation en zijn in dit kader verplicht hun kennis op peil te houden. Hetzelfde geldt voor de docenten die werken als advocaat en lid zijn van de Orde van Advocaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 37
In 2005-2006 is de opleiding voor het verzamelen en delen van kennis een expertisecentrum gestart. Dit betekent dat docenten maatschappelijke en bestuurlijk-politieke ontwikkelingen en wetswijzigingen bijhouden die gevolgen hebben voor het SJD-werkveld. Opgedane kennis zal worden overgedragen via een elektronische nieuwsbrief, congressen en scholing. Voor de redactie van de nieuwsbrief en de organisatie van de congressen en scholing zijn twee docenten aangesteld. Vanaf september 2006, de datum waarop de lector Juridisch Informatie en Documentatie Management in dienst is getreden, zullen SJD-docenten deelnemen aan de kenniskring.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn; de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding gebruik maakt van gastdocenten zowel bij specifieke activiteiten (projecten / thema’s) als ook bij ‘reguliere’ activiteiten zoals de beoordeling afstudeerders. Sterk punten zijn voorts - participatie van docenten in Beroepsvereniging - publicaties van enkele docenten - enkele docenten als mede-auteur van studieboeken
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 38
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De opleiding had op 1 oktober 2005 582 studenten en 29 docenten (19,4 fte) in de voltijdopleiding. Dit is exclusief de formatie voor het managementteam en het ‘overig beheerspersoneel’ – OBP. De opleiding voldoet daarmee naar eigen zeggen ‘net’ aan de HvA-norm voor de voltijd opleiding (1 docent op 30 studenten). Acht docenten zijn tevens werkzaam in de deeltijdopleiding SJD (1,7 fte). Het aantal deeltijders is 87 (1 oktober 2005). Dit betekent dat deeltijd SJD-opleiding ook ‘net’ aan de hogeschoolnorm voldoet van 1 docent op 50 studenten. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van extern ingehuurde docenten voor vervanging bij ziekte en vacaturevervulling. Als norm voor de omvang van het OBP hanteert de hogeschool als norm: één medewerker op 150 studenten. Deze norm wordt door het Instituut HJO gehaald. Deze OBP-medewerkers vormen samen het bedrijfsbureau. In het programma Lokaal Onderwijs Informatie Systeem zijn alle docenttaken en de bijbehorende toegewezen uren opgenomen. Binnen de hogeschool wordt, met ingang van 2006, voor registratie van personeelsgegevens gewerkt met SAP. In het programma is een functie ingebouwd om langs elektronische weg voorzienbare discontinuïteit te signaleren. Vanwege de recente invoering van SAP is deze functie nog niet geactiveerd. Tevens worden op HvA-niveau systematisch analyses van de meerjaren personeelsplanning uitgevoerd, waarvoor formats zijn ontwikkeld. Ook hierdoor kan worden geanticipeerd op eventuele vervanging of uitbreiding van formatie. De leeftijdsverdeling van het SJD-team is ideaal. De meeste docenten zijn tussen de 30 en 40 jaar oud. De inzet is deze ideale leeftijdsopbouw te handhaven en daartoe zonodig maatregelen te nemen. Werkbelasting en overige aspecten van medewerkerstevredenheid worden tweejaarlijks gemeten via een HvA-breed medewerkerstevredenheidsmonitor. Omdat uit de laatste monitor uit 2004 bleek dat veel docenten van het Instituut Hoger Juridisch Onderwijs kampen met een te hoge werkdruk, heeft het Instituut tweemaal (in 2004-2005 en 2005-2006) een verdiepend onderzoek onder alle docenten uitgevoerd om de oorzaken te achterhalen en mogelijke oplossingen te inventariseren. De belangrijkste oorzaken voor de hoge werkdruk zijn: de komst van veel nieuwe docenten die nog niet alle taken kunnen uitvoeren, terwijl tegelijkertijd een beroep op collega’s wordt gedaan om nieuwe docenten in te werken; de invoering van competentiegerichte toetsing (assessments). Om het inwerken van de grote hoeveelheid nieuwe docenten te vergemakkelijken, heeft de opleiding een inwerkprogramma voor nieuwe docenten ontwikkeld. Naar het oordeel van het auditteam zet de opleiding voldoende personeel in om de opleiding naar behoren uit te voeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 39
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huidige omvang van de formatie is voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 40
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen De docenten van de opleiding, zo blijkt uit hun CV’s hebben een hogere (HBO- of academische) opleidingsachtergrond. Docenten die niet beschikken over een didactische aantekening, zijn verplicht een didactische cursus te volgen bij het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA). Jaarlijks kunnen vier docenten hieraan deelnemen. Voor bijscholing maakt de opleiding een selectie uit het trainingsoverzicht van het Instituut Opleidingen Sociale Rechtshulp, passend bij de onderwerpen van ons projectonderwijs. Via deze toepassingsgerichte trainingen komen de docenten ook weer in contact met werkenden op sociaal juridisch terrein. Bijna alle onderdelen van het curriculum kunnen inhoudelijk worden afgedekt. Waar dit niet het geval is, wordt externe expertise ingezet. In alle studiejaren worden (structureel) gastdocenten ingezet. De opleiding organiseert activiteiten voor stagebegeleiders in het werkveld en biedt ook ondersteuning bij de begeleiding van studenten. Een stageteam bewaakt de kwaliteit van begeleiders. Aan een bepaalde functie zijn kwaliteitseisen gekoppeld mb.t. tot vakinhoudelijke, onderwijskundige en/of organisatorische competenties en ervaring. Voor de selectie worden vaste criteria gehanteerd. De selectiegesprekken worden gevoerd volgens een vast format. Nieuwe docenten krijgen een brochure met de belangrijkste informatie. Daarnaast krijgen nieuwkomers een ervaren docent als coach. Verder oriënteren nieuwe docenten zich op verschillende werkvormen die in het onderwijs worden gehanteerd. Loopbaan- en scholingswensen van medewerkers worden besproken in de jaarlijkse functioneringsgesprekken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van 270-graden-feedback. De medewerker vult vooraf een zelfevaluatieformulier in. Hiervoor is op hogeschool-niveau een format ontwikkeld. Ook uitkomsten van onderwijsevaluaties onder studenten komen in de functioneringsgesprekken aan de orde. Binnen de hogeschool is afgesproken dat vóór de zomervakantie met alle medewerkers functioneringsgesprekken moeten zijn gevoerd en dat alle docenten vóór 1 november 2006 een persoonlijk ontwikkelingsplan moeten maken. Bij de opleiding SJD wordt hieraan uitvoering gegeven door in november 2006 eerst alle betrokkenen te trainen op het omgaan met POP’s en POP-gesprekken. In de aansluitende periode houdt het management met alle docenten een POP-gesprek en worden de POP’s opgesteld. Momenteel worden de aanwezige ervaring, expertise en competenties van docenten systematisch in kaart gebracht. Het Instituut Hoger Juridisch Onderwijs streeft ernaar om docenten zo breed mogelijk in te zetten. Inzicht in de aanwezige competenties is hiervoor een eerste vereiste. Voor het scholen van haar medewerkers maakt de opleiding overigens frequent gebruik van het scholingsaanbod van de HvA (“Casa d’Oro). Zo zijn bijvoorbeeld de examencommissie, de curriculumcommissie en de teamleiders via Casa d’Oro geschoold in het kader van hun respectieve taakuitvoeringen. De opleiding verzorgt regelmatig cursussen voor praktijkbegeleiders, die leiden tot een certificaat. Bij klachten van studenten voert de stagedocent en, zonodig, in tweede instantie de stagecoördinator een gesprek met de praktijkbegeleider.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 41
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; een deel van de docenten is actief werkzaam )of was dat recentelijk) in het juridisch domein en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid is een belangrijk instrument om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende.
Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de opleiding op hoog niveau kan worden verzorgd.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.6.2.. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 42
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De opleiding geeft zelf aan dat men voldoet aan de kwaliteitseisen voor de materiële en ruimtelijke voorzieningen. Er zijn, ook naar het oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimtes (projectruimtes, collegezalen), die passen bij de gebruikte werkvormen. Elk lokaal heeft een beamer en een computer. Ook beschikt de opleiding over digitale camera's om video-opnames te maken, met name voor feedback tijdens assessments. Met de Universiteit van Amsterdam heeft de HvA een overeenkomst gesloten waardoor HvA-studenten toegang hebben tot ‘CREA’7 en de sportaccommodaties van de UvA. Daarnaast kunnen studenten van het Instituut HJO zich inschrijven bij de juridische bibliotheek van de UvA en hebben dan toegang tot de volledige collectie. Het gebouw waarin SJD is gevestigd, wordt gesloopt. In het najaar 2006 verhuist men naar het Europahuis, dat goed is uitgerust en eveneens goed bereikbaar is met openbaar vervoer. Ook de mediatheek verhuist naar de nieuwe locatie, met dien verstande dat het sociale deel van de collectie in het huidige pand achterblijft. Als dit zo zou blijven, is er sprake van een ongewenste splitsing die een volwaardige kenniscentrumfunctie van de mediatheek in de weg staat. Het Instituut is zich daar zeer wel van bewust: het sociale deel zal geheel opnieuw worden opgebouwd. De Mediatheek in het Europahuis kan dan wederom fungeren als een volwaardig kenniscentrum, waar ter plekke literatuur en online-gegevensbronnen kunnen worden geraadpleegd over het gehele vakgebied. Bovendien zullen er kundige medewerkers aanwezig zijn om (bijvoorbeeld) studenten te ondersteunen, zoals dat in de huidige situatie ook het geval is. Voor wat betreft de portaalfunctie (de digitale ontsluiting van online-gegevensbronnen) geldt, dat het Instituut landelijk gezien een voortrekkersrol vervult: zeer veel relevante bronnen kunnen via de speciale HJO- portal online geraadpleegd worden. Dit zal in het Europahuis niet anders zijn. Op langere termijn (2010) krijgt de opleiding SJD een plek op de Amstelcampus, een complex met onderwijsvoorzieningen, studentenhuisvesting, creatieve voorzieningen en winkels. Via de medewerkerstevredenheidsmonitor en de studententevredenheidsmonitor heeft de opleiding zicht op de wensen van studenten en personeel ten aanzien van de huisvesting en voorzieningen. Verbeteracties hebben geleid tot meer tevredenheid bij medewerkers en studenten. Het roosterprobleem (veel tussenuren) in de deeltijdopleiding is grotendeels opgelost. Naar aanleiding van evaluaties zijn 25 extra computers en een extra grote printer aangeschaft, hebben studenten een studenten meetingpoint gekregen en is het aantal projectruimtes uitgebreid. Er zijn klachten over het klimaat binnen de ruimtes. Het klimaat kan echter, gezien de tijdelijkheid van de huisvesting, niet worden verbeterd. 7
CREA organiseert o.a. cursussen en workshops op het gebied van muziek, theater, dans, beeldend, video, fotografie en literatuur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 43
Samenvattend: het oordeel over de huidige situatie is ‘goed’. Dit oordeel heeft echter slechts een beperkte houdbaarheid, omdat met ingang van het studiejaar 2006-2007 de opleiding een nieuwe huisvesting kent. De opleiding heeft echter overtuigend aangetoond, dat deze nieuwe huisvesting even ‘goed’ zo niet beter is dan de huidige. Bovendien zal de verhuizing naar de nieuwe locatie geen nadelige gevolgen hebben voor de kenniscentrumfunctie van de mediatheek.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: huisvesting en materiële voorzieningen zijn zeer wel toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is functioneel, waarbij in ruime mate rekening is gehouden met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges); de ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar; de mediatheek is wel voorzien en van hoge kwaliteit (breed en diep) en met de mogelijkheid tot het online raadplegen van professionele (juridische, sociale) gegevensbronnen; de verhuizing naar het Europahuis heeft geen andere dan positieve invloed op huisvesting en materiële voorzieningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 44
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De opleiding beschikt over een uitgebreid studiebegeleidingsprogramma. Dit programma, dat bestaat uit individuele gesprekken, groepsbijeenkomsten en opdrachten, is per studiejaar beschreven in de notitie ‘Sociaal Juridische Dienstverlening, studiehandleiding’. In deze handleiding wordt aandacht besteed aan competenties (wat is een competentie, wat is competentiegericht leren, waarom competentiegericht leren, competentiegerichte studieloopbaanbegeleiding), de leerdoelen en literatuur en ander lesmateriaal bij studieloopbaanbegeleiding en competentiegericht leren. De door de opleiding SJD gehanteerde ‘Studieloopbaanbegeleiding-leerlijn’ is erop gericht dat studenten competenties ontwikkelen om hun studieloopbaan zelf te kunnen managen. Het vermogen te reflecteren (op studieloopbaankeuzes, studiemotivatie, studievoortgang en de eigen ontwikkeling) is daarbij essentieel. De opleiding maakt hierbij een onderscheid tussen beide varianten waarin de opleiding gegeven wordt. Voor de voltijdvariant geldt dat gedurende het eerste jaar het accent met name ligt op studievoortgang en opleidingskeuze. De eisen en mogelijkheden van studie en beroep worden gekoppeld aan eigen sterke en zwakke kanten. De studieloopbaanbegeleiding start met een diagnostisch assessment, aan de hand waarvan de student een persoonlijk opleidingsplan opstelt voor de rest van het jaar. In het tweede jaar staat de studieloopbaanbegeleiding in het teken van de voorbereiding op de stage. In het derde jaar is de studieloopbaanbegeleider tevens stagedocent en komt de competentieontwikkeling (opleidingsdoelen en persoonlijke leerdoelen) tijdens de stage aan de orde. In het afstudeerjaar staat oriëntatie op een baan of vervolgstudie centraal (loopbaanplanning). De studieloopbaanbegeleiding in het eerste jaar van de deeltijdvariant richt zich op de studievoortgang en een brede oriëntatie op het werkveld. Dit gebeurt zowel individueel als collectief. In het tweede en derde jaar is de studieloopbaanbegeleiding gericht op studieplanning, loopbaanplanning, het creëren van netwerken en het leggen van contacten met bestaande netwerken. Voor de studieloopbaanbegeleiding in het eerste en tweede jaar voltijd is één docent de trekker (hoofdverantwoordelijke) van het programma. Het team Studieloopbaanbegeleidingsdocenten voor deze twee jaar komen regelmatig bij elkaar om ervaringen uit te wisselen, eventuele knelpunten op te lossen en het programma zonodig bij te stellen. Voor het derde en vierde jaar voltijd en voor de deeltijdvariant gebeurt dit nog niet. Ook is het nodig differentiatie aan te brengen in de studieloopbaanbegeleiding van de verschillende leerroutes (voltijd, deeltijd, MBO-route, VWO-route). De trekker van het studieloopbaanbegeleidingsprogramma heeft hiertoe opdracht gekregen. Daarbij wordt het programma competentiegericht gemaakt. Dit wordt geïmplementeerd per 2006-2007.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 45
Studenten geven aan dat de studieloopbaanbegeleiding zich ‘te veel’ richt op de zwakkere studenten en de MBO-instroom. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft een traject in gang gezet teneinde de aandacht beter over alle studenten te verdelen. De communicatie met studenten verloopt voornamelijk via het intranet van het Instituut. Studenten kunnen hier alle informatie over de studie vinden: studiegids, OER, studiehandleidingen, roosters en toetsuitslagen. Het intranet wordt ook gebruikt voor mededelingen aan alle studenten (zoals roosterwijzigingen, afwezigheid van docenten) en om oproepen te doen. Bij het bedrijfsbureau kunnen studenten terecht met vragen over de opleiding, bereikbaarheid van docenten, roosters, het reserveren van projectruimtes en dergelijke. Studenten en docenten maken veelvuldig gebruik van e-mail. Voor persoonlijk contact zijn docenten buiten de lesuren zo veel mogelijk in hun werkkamer bereikbaar.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties; de mate waarin de studieloopbaanbegeleidng is gedifferentieerd naar de behoefte van de studenten, kan nog verbeterd worden en de opleiding heeft daartoe ook maatregelen getroffen; de interne communicatie (inclusief de informatievoorziening richting studenten) is, ook naar het oordeel van studenten, efficiënt geregeld.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer wel mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.6.2.. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 46
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Het hogeschoolbrede kwaliteitszorgsysteem bestaat uit twee samenhangende cycli. Het Instituut HJO en de opleiding SJD hebben deze uitgewerkt in respectievelijk Procedure resultaten & activiteitenplan en Meerjaren kwaliteitsplan opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening 2006-2010. Eerste cyclus De eerste cyclus is die van de interne audit en de accreditatie. Deze cyclus duurt zes jaar en is gerelateerd aan de wettelijke eis dat de opleiding iedere zes jaar wordt geaccrediteerd. Halverwege deze periode vindt een interne audit plaats. Een auditteam met externe leden evalueert onder leiding van een ervaren lead auditor de opleiding aan de hand van het NVAO-beoordelingskader. Na de interne audit wordt een interne auditrapportage opgesteld, waarin de gerealiseerde kwaliteit wordt beoordeeld. De opleiding is in februari 2005 intern geauditeerd. Op basis daarvan hebben is een verbeterplan gemaakt, waarvan de uitvoering, zo heeft het auditteam kunnen constateren op schema ligt. Voorafgaand aan de accreditatie beoordeelt de opleiding de gerealiseerde kwaliteit in een Management Review. De onderhavige Review is daarvan de eerste voor de opleiding SJD. De Management Review zal overigens frequenter dan eenmaal in de zes jaar worden geschreven. Gedacht wordt aan eenmaal in de drie jaar. Tweede cyclus De tweede cyclus is de planning & control (P&C-cyclus). Deze cyclus omspant een jaar en beslaat vier stuurgebieden: markt en omgeving, kwaliteit en onderwijs, personeel en organisatie en financiën. In 2004 heeft het Instituut HJO in Procedure resultaten & activiteitenplan beschreven hoe deze cyclus gestalte krijgt. In het kader van de P&C-cyclus stelt de opleiding jaarlijks een resultaten- en activiteitenplan (R&A-plan) op. Ook op Instituutsniveau wordt een dergelijk plan gemaakt. Hierin legt het management de streefdoelen vast en de verbeteracties om de doelen te bereiken. Deze streefdoelen zijn, zo heeft het auditteam kunnen constateren, in voldoende mate specifiek zodat de realisering ervan kan worden gemeten. De P&C-cyclus voorziet in een driemaandelijkse rapportage aan het college van bestuur op de vier stuurgebieden. Deze zogeheten IRAP's (Instituutsrapportages) bevatten de belangrijkste kengetallen, een inhoudelijk verslag van de stand van zaken en zonodig knelpuntanalyses. Het Instituutsmanagementteam monitort gemiddeld één keer per twee maanden de voortgang van de R&Aplannen. Het verbeterplan dat SJD heeft opgesteld naar aanleiding van de interne audit, wordt bewaakt via een maandelijkse voortgangsrapportage aan de Instituutsdirecteur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 47
Om verbetermaatregelen te kunnen nemen, verzamelen het Instituuts- en het opleidingsmanagement op uiteenlopende manieren informatie en advies bij de stakeholders. De maatregelen die het management naar aanleiding hiervan neemt, worden teruggekoppeld naar de stakeholders (zie onder facet 5.3).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het door het de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op Hogeschool- en Instituutsniveau vastgelegde procedures; in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 48
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Wat betreft de bestuurlijke gang van zaken rond verbetermaatregelen blijkt het volgende. Omvangrijke verbetermaatregelen worden projectmatig opgezet onder leiding van een projectleider. Het management faciliteert docenten voor het meewerken aan deze projecten en andere verbeteringen. Projectleiders rapporteren vorderingen aan de opleidingsmanager, die optreedt als opdrachtgever. Het management volgt de kleinere verbeteracties, waarvoor geen project wordt opgezet, via functioneringsgesprekken en zo vaak als nodig in tussentijds overleg. De sturing door het management is erop gericht dat projectleiders de resultaten en de verdere uitwerking op enig moment overdragen aan de staande organisatie. Dit verzekert de continuïteit van de bereikte resultaten. Veel verbeteracties komen direct voort uit evaluaties. Er worden dan concrete verbetervoorstellen geformuleerd welke worden voorgelegd aan de curriculumcommissie en het management. De curriculumcommissie adviseert over de inpasbaarheid van het voorstel in het curriculum waarna het management beslist. Deze werkwijze is al ingezet, maar het vergt tijd voordat alle betrokkenen direct zo handelen. Inhoudelijk constateert het auditteam op basis van de documentatie dat de opleiding SJD verschillende verbetermaatregelen heeft genomen en dat verschillende verbetertrajecten thans gaande zijn. Zo heeft het auditteam een ‘Plan van aanpak opleiding SJD 200-2006’ bestudeerd dat is opgesteld naar aanleiding van een interne audit, uitgevoerd in februari 2005. Het betreft dan verbeteringen die worden ingezet voor zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding. Ter adstructie geven wij een aantal voorbeelden van verbetermaatregelen die de opleiding heeft doorgevoerd: het inhoudelijke kader van de opleiding is ontwikkeld door de projectgroep Stroomlijning en wordt geïmplementeerd en verder uitgewerkt onder leiding van de nieuw geformeerde curriculumcommissie; de methodiek van sociaal-wetenschappelijk onderzoek wordt expliciet als criterium opgenomen in de handleiding van de externe opdracht. Ook hebben de ontwikkelaars van de minoren de opdracht gekregen expliciet in de beoordelingscriteria op te nemen dat studenten de methodiek van sociaalwetenschappelijk onderzoek toepassen. Het werkveld wordt betrokken bij het vaststellen van het niveau van de minoren; er is een matrix ontwikkeld waarin de relaties zijn aangegeven tussen de competenties en de verschillende programmaonderdelen; de competenties zijn vertaald naar drie niveaus; de tijdsbesteding van docenten is in kaart gebracht; assessoren worden intensief geschoold; een deel van het docententeam krijgt de gelegenheid stage te lopen in het werkveld; de interne communicatie is aanzienlijk verbeterd (eenduidig, tijdig, volledig); scholing van docenten m.b.t. ‘toetsen en beoordelen’ is in gang gezet; scholing van docenten m.b.t. SLB is in gang gezet; training van 1e jaarsstudenten m.b.t. projectmatig werken is in uitvoering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 49
Een ander voorbeeld met betrekking tot verbetermaatregelen zijn de signalen uit het werkveld die er toe hebben geleid dat het deficiëntieprogramma Nederlands in de propedeuse verbeterd is en er voor het tweede jaar een aanbod schriftelijke vaardigheden Nederlands ontwikkeld is. Over voorgenomen verbetermaatregelen overlegt het management met het beroepenveld via de Opleidingsadviesraad en de Commissie Werkveld. Aan studenten laat de opleiding aan het begin van het studiejaar via intranet weten wat de voornaamste conclusies van evaluaties zijn en wat de opleiding daarmee het komende jaar gaat doen. De communicatie met docenten verloopt via de normale overlegverbanden en via een HJO-nieuwsbrief. In 2006 is de communicatie over verbeterbeleid versterkt met de wekelijkse SJD-brief.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke (kwartaal-, jaarlijkse, ) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie zorgvuldig wordt gemonitord; de doelstellingen van de verbetermaatregelen zijn zodanig specifiek gedefinieerd, dat de realisering ervan goed meetbaar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 50
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat verbeteractiviteiten mede geïnitieerd worden door evaluaties onder belanghebbende partijen. Zo is er binnen de Hogeschool van Amsterdam een set enquêtes ontwikkeld met voor studenten, werkveld, alumni en medewerkers een afzonderlijke enquête. Ook is voorzien in een enquête onder studiestakers. De opleiding SJD werkt mee aan de studenttevredenheidsmonitor en de medewerkerstevredenheidsmonitor. Een alumni-tevredenheidsmonitor en werkveldtevredenheids-monitor bevinden zich nog in een pilot-stadium. Wel heeft de opleiding deelgenomen aan de pilot van de alumni-enquête. Uit de documentatie blijkt echter dat de respons erg laag was: 25%, veertien alumni. Van belang is dat de opleiding de maatregelen die geformuleerd zijn in de notitie ‘Sturen op studiesucces’, zo spoedig mogelijk uitvoert om de betrokkenheid van afgestudeerden te vergroten. In april 2006 zijn alumni-tevredenheidsmonitor en werkveldtevredenheidsmonitor in een definitieve vorm ingezet voor alle opleidingen van de hogeschool. Op welke wijze de opleiding concreet de verschillende partijen betrekt bij de interne kwaliteitszorg, wordt hieronder kort aangegeven. De opleiding SJD beschikt over een Instituutsbreed digitaal instrument voor onderwijsevaluatie. Ook wordt elk project na afloop mondeling geëvalueerd door de projectbegeleider en de studenten en evalueren de betrokken docenten met elkaar hoe het project is verlopen. De gegevens worden verzameld ten behoeve van het opleidingsmanagement en de curriculumcommissie. Ook diverse andere studieonderdelen worden door de docenten in overleg met de studenten geëvalueerd. De uitslag van de digitale evaluatie wordt daar zo veel mogelijk bij betrokken. Verder worden studenten bij het kwaliteitsbeleid betrokken via de opleidingscommissie waar drie studenten deel van uit maken. Om studenten systematischer en vooral ook breder te betrekken bij kwaliteitszorg, heeft de opleiding recentelijk een plan ontwikkeld voor kwaliteitscommissies. Hierin krijgen voltijdstudenten uit alle studiejaren en deeltijdstudenten zitting. Het management voert dit plan gefaseerd in, te beginnen met een pilot in het voorjaar van 2006. Tenslotte kunnen studenten via ‘signaalkaarten’ tips, complimenten of klachten kwijt aan de opleiding. De opleiding heeft voor het behandelen van deze signaalkaarten een protocol opgesteld dat er onder meer in voorziet dat studenten binnen twee weken een reactie van het management krijgen. Als het mogelijk is, verhelpt de opleiding gesignaleerde knelpunten direct. Is een oplossing niet meteen voorhanden, dan laat de opleiding binnen de gestelde termijn weten hoe zij met het gesignaleerde probleem zal omgaan. Met ingang van 2005-2006 archiveert de directiesecretaresse de kaarten. De adviseur Kwaliteit en Accreditatie analyseert de kaarten na afloop van het studiejaar. Eind 2006 vindt de eerste analyse plaats. Deze signaalkaarten functioneren naast de formele klachtenregeling die loopt via de examencommissie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 51
Aan docenten wordt regelmatig informeel en formeel gevraagd om informatie en advies. Daartoe zijn de docenten opgedeeld in twee teams, elk met een eigen teamleider. De teamleiders stemmen in de vergadering van het opleidingsmanagementteam af welke onderwerpen zij aan hun teams voorleggen en op welke wijze zij de teams consulteren. Naast dit reguliere overleg is er voor alle docenten SJD twee keer per jaar een beleidsdag waarin specifieke thema's aan de orde komen. De opleiding bevraagt het beroepenveld via de Opleidingsadviesraad en de Commissie Werkveld. Zo zijn het inhoudelijke en onderwijskundige kader alsmede het competentieprofiel bij hen getoetst. Ook komt feedback uit het werkveld via de contacten met stage-instellingen. Stagedocenten bezoeken driemaal de stage-instellingen van hun stagiaires. Het Instituut HJO, waar de opleiding deel van uit maakt, heeft in 2004-2005 alumnibeleid ontwikkeld. De uitvoering van het beleid is in 2005-2006 ter hand genomen. Onderdeel van het beleid is het oprichten van een alumnipanel dat de opleiding gaat adviseren over kwaliteitsbeleid. Dit panel is in het voorjaar van 2006 voor het eerst bijeen en komt in november 2006 wederom bijeen. Verder voorziet het alumnibeleid in het opzetten van een actieve alumnivereniging, een alumnidatabase, een alumniwebsite, een nieuwsbrief en een jaarlijkse alumnidag.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding en wel via (i) interne evaluaties op hogeschool- en opleidingsniveau, (ii) externe onderzoeken en enquêtes, (iii) consultaties van Opleidingsadviesraad en Commissie Werkveld en (iv) consultaties van stagebiedende organisaties.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
Het kwaliteitszorgsysteem zit prima in elkaar en wordt ook planmatig uitgevoerd in samenspraak met studenten, docenten, het werkveld en alumni. Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatie-mechanismen die aantoonbaar leiden tot specifieke, en daardoor meetbare, verbeterdoelstellingen, die worden voorgelegd aan docenten en studenten. Studenten, docenten, alumni en het beroepenveld worden geïnformeerd over de verbetermaatregelen. De uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.6.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 52
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen De opleiding bewaakt de gerealiseerde competenties op twee niveaus: het eerste niveau betreft de afstudeerders (externe opdracht en eindassessment), het tweede niveau betreft onderzoek onder alumni en hun werkgevers. De belangrijkste onderdelen waarmee de competenties worden getoetst en het eindniveau van de afstudeerders wordt beoordeeld, zijn het individuele eindassessment en de externe groepsopdracht. Voor het eindassessment is het niveau geborgd met expliciete beoordelingscriteria die zijn opgenomen in de Studiehandleiding Eindassessment. Voorts verbetert de opleiding de borging van het eindniveau door met ingang van studiejaar 2006-2007 ook bij de beoordeling van het eindassessment leden van het werkveld te betrekken. Deze (nieuwe) externe assessoren krijgen daartoe eerst een training. Het niveau van de externe opdracht wordt geborgd door bij de beoordeling de opdrachtgevers ( i.e. het werkveld) te betrekken. Deze opdrachtgevers dienen zelf minimaal HBO-niveau in het vakgebied te hebben. Het auditteam is wel van mening dat de opleiding zich moet beraden over de beoordelingscriteria voor de externe opdracht, die nog te impliciet en te globaal zijn. Oordeel externe opdrachtgevers / werkveld: positief De externe opdrachten zijn onderzoeksopdrachten die worden aangeleverd vanuit het werkveld. De docent die de externe opdrachten coördineert, toetst de inhoud en het niveau aan de hand van vastgelegde criteria. De opdracht vereist projectmatig werken. Het eindproduct kan een beleidsnotitie, de opzet van een voorlichtingscampagne of een scholingsplan zijn. De projectgroep presenteert het eindproduct aan een juridisch docent, een communicatiedocent en aan de opdrachtgever. Zowel het eindproduct als de presentatie worden beoordeeld. Een belangrijk beoordelingscriterium is dat het eindproduct bruikbaar is voor de opdrachtgever en bijdraagt aan de werkontwikkeling en kwaliteitsverbetering in de organisatie van de opdrachtgever. De docenten die het eindproduct en de presentatie beoordelen, wegen daarom het oordeel van de opdrachtgever mee. Als voorbereiding op het eindassessment moet elke afstudeerder enkele casus met behulp van een methodisch model schriftelijk uitwerken. De casuïstiek, met bijbehorende dossiers van (geanonimiseerde) cliënten, wordt in toenemende mate (inmiddels merendeels) door het werkveld aangeleverd. De docent die het eindassessment coördineert, toetst de inhoud en het niveau van de casussen op geschiktheid voor het afstuderen. De afstudeerder werkt voor elke casus een juridische oplossing uit en beschrijft hoe de cliënt communicatief en methodisch benaderd moet worden. Het eindassessment (een cliëntgesprek met een acteur) betreft één van de casussen, aan te wijzen door de opleiding. Docenten beoordelen het eindassessment aan de hand van vastgestelde beoordelingscriteria. In aanvulling op het eindassessment voeren afstudeerders een individuele schriftelijke opdracht uit: een verweerschrift dat voortkomt uit een van de casussen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 53
Uit de gegevens die het auditteam tot zijn beschikking had, blijkt dat de opdrachtgevers tevreden zijn over het niveau van de studenten. Inmiddels is de opleiding gestart met het trainen van externe assessoren die namens het werkveld het eindniveau van afgestudeerden gaan beoordelen. De assessoren worden voor het eerst ingezet bij de eindassessments van afstudeerders in 2006-2007. Oordeel alumni en studenten: gematigd positief Een pilot onder SJD-afgestudeerden binnen de kaders van een alumnitevredenheidsonderzoek wijst uit dat de SJD-respondenten ‘redelijk tevreden’ zijn over de opleiding als geheel. De helft van de respondenten vindt het niveau van de opleiding precies goed. Bijna de helft echter geeft aan het niveau te laag te vinden. Het signaal dat de alumni in deze pilot hebben afgegeven, zal de opleiding SJD voorleggen aan een op te richten alumnipanel. Uit de Studenten TevredenheidsMonitoren van 2005 en 2006 kan worden opgemaakt dat hogerejaars studenten (derde en vierde jaar) het niveau van de opleiding overwegend “precies goed” vinden en dat relatief veel jongerejaars (eerste en tweede jaars) het niveau eerder te hoog dan te laag vinden. Een uitzondering op dit beeld vormen de derdejaars van 2005, die het niveau van de opleiding overwegend als te laag beoordeelden. Maar van dit beeld is in 2006 niets meer terug te vinden Oordeel auditteam: positief De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling beroepsgeoriënteerd en actueel en hebben een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis op een niveau dat normaliter van HBO-studenten moet en mag worden geëist. Het auditteam acht daarom het gerealiseerde niveau als voldoende. Met daarbij de reeds eerder gemaakte kanttekening dat de opleiding bij de beoordeling van de afstudeerwerkstukken een te impliciet en te globaal referentiekader hanteert. Dat is wellicht de reden waarom de afstudeerwerkstukken in methodisch opzicht een nogal wisselend beeld vertonen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende.
Eigen waarneming van afstudeerwerkstukken en de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie (op de kwaliteit van de afgestudeerden) van het beroepenveld hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 54
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Het rendement van de opleiding SJD wordt per blok gevolgd in het kader van de driemaandelijkse Instituutsrapportages die het auditteam voorafgaand aan de audit heeft bestudeerd. Daarnaast worden eenmaal per jaar zg. ‘pijplijngrafieken’ bijgewerkt welke een beeld geven van de rendementen van de cohorten van de afgelopen jaren. Er worden apart gegevens verzameld voor de reguliere vierjarige voltijd opleiding, de driejarige deeltijd en de driejarige voltijd voor MBO'ers . De opleiding is (terecht) niet tevreden is over de rendementscijfers van met name de vierjarige route van de voltijdopleiding. Het percentage studenten dat de propedeuse in één jaar afrondt, schommelt sterk, zo blijkt uit de gegevens van de afgelopen jaren. In 2004-2005 bedroeg dit (voor de vierjarige route) bijna 18%. Het studiejaar daarvoor (cohort 2003) was dit percentage nog 36% en voor de driejarige route 52%. Het onderwijsrendement van de (in 2002 gestarte) deeltijdopleiding is acceptabel. propedeuserendement na één jaar (in % van de instroom) cohort 2002: 45% cohort 2003: 61% cohort 2004: 57% propedeuserendement na twee jaar: cohort 2002: 60% cohort 2003: 61% cohort 2004: nog niet bekend opleidingsrendement na 3 jaar: cohort 2002: 30% opleidingsrendement na vier jaar: nog geen cijfers beschikbaar. Rendementscijfers op programmaniveau van de voltijdopleiding laten zien, dat studenten vooral moeite hebben met het afronden van de vakken in de juridische leerlijn. Hierover zijn gesprekken gevoerd met eerstejaars. De conclusies daaruit zijn opgenomen in het verbeterplan van de opleiding. De studie-uitval van de opleiding na drie jaar schommelt de laatste jaren tussen de 55% - 60% Inclusief uitval propedeuse). Van de eerstejaars voltijd studenten (vierjarige route) die in 2004 zijn gestart, heeft 61% zich in het nieuwe studiejaar niet meer ingeschreven. Voor de driejarige route is dat 40%. Uit een vergelijking met andere SJD-opleidingen in het land blijkt dat de uitval van studenten bij de HvA relatief hoog is. De Hogeschool is gestart met het project 'Sturen op rendement', waarin een diagnostisch instrument is ontwikkeld: de checklist rendementen. Met deze checklist in de hand heeft de opleiding onderzocht (bij docenten en eerstejaars studenten voltijd 2004-2005) welke factoren van invloed zijn op het rendement. De uitkomsten van dit onderzoek zijn door het auditteam bestudeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 55
Samengevat houden de verbeterpunten verband met: verwachtingen van studenten: zij vinden de opleiding minder breed dan ze gehoopt hadden; de informatievoorziening: vaak onjuist of tegenstrijdig volgens studenten; de inhoudelijke integratie van het onderwijsprogramma: de aansluiting tussen programma onderdelen is nog niet altijd optimaal, aandacht voor de didactische kwaliteit van docenten is wenselijk (met name ten aanzien van het begeleiden van projecten), de kwaliteit van toetsen en beoordelen moet worden verbeterd; sociale integratie: de onderlinge binding tussen studenten is zwak, ook de relatie tussen studenten en docenten is niet sterk; werkhouding en studiegedrag van studenten: studenten plannen hun studie niet goed, ze bereiden bijeenkomsten niet goed voor, ze beginnen te laat aan de voorbereiding van hun tentamens en moeten in het eerste jaar erg wennen aan het groepswerk; ook beheersen de eerstejaars de Nederlandse taal onvoldoende. Op basis van deze analyse heeft de opleiding verbetermaatregelen ontwikkeld die zijn afgestemd op het algehele verbeterplan van de opleiding SJD. In het kader van deze verbetermaatregelen heeft de opleiding streefcijfers geformuleerd: Streefcijfers voltijd 4-jarige opleiding in percentages Streefcijfers SJD voltijd: Propedeuse in 1 jaar Propedeuse in 2 jaar Diploma in 5 jaar Uitval propedeuse Uitval hoofdfase
2005
2006
2007
> 30
>35
>40
> 50
>55
>60
> 40 < 35
>45 <30
>47 <30
< 15
<12
<10
Voor de MBO-instroom die een doorstroomprogramma heeft gevolgd wordt, indien de voorgenomen verbetermaatregelen zijn geïmplementeerd, uitgegaan van de volgende streefcijfers. Streefcijfers MBO 3-jarig traject in percentages Streefcijfers SJD voltijd: Diploma in 4 jaar Uitval in 1e jaar Uitval totaal
2006 >50 >30 >35
2007 >55 >25 >30
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 56
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observatie:
het rendement als zodanig is weliswaar niet voldoende, maar de opleiding heeft (i) zicht op de oorzaken van het lage rendement, (ii) concrete verbetermaatregelen ingevoerd en (iii) streefcijfers vastgesteld.
Het auditteam beschouwt ‘onderwijsrendement’ niet als een geïsoleerde waarde, niet als een zelfstandige kwaliteitsindicator. Telkens zal een opleiding een evenwicht moeten zoeken tussen kwantiteit, hoge kwaliteit en onderwijsrendement. De SJD-opleiding is zorgvuldig aan de slag om dit evenwicht te bereiken, maar zij is er zich zeer wel van bewust dat het afnemende beroepenveld geen concessies accepteert daar waar het de kwaliteit betreft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 57
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt overeen met het hoge niveau dat door de SJD-opleiding wordt nagestreefd. Het opleidingsrendement is (te) laag, maar de opleiding spant zich zeer in om het rendement te verhogen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 58
3. 3.1.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Sociaal Juridische Dienstverlening voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V7
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
8
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 59
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening, deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Sociaal Juridische Dienstverlening deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V9
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V8
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V8
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V V8
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
9
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 60
3.3.
Integraal oordeel / advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut voor Hoger Juridisch Onderwijs, verzorgde opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (voltijd en deeltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. De onderwerpen “Doelstellingen Opleiding”, “Inzet Personeel”, “Voorzieningen” en “Interne Kwaliteitszorg” komen naar het oordeel van het auditteam in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 61
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering. Mr. F.C.M. Aertssen Maureen Aertssen studeerde Nederland Recht aan de Universiteit Maastricht (1999). Zij is thans werkzaam als vestigingsmanager van het Juridisch Loket Zaandam en maakt vanuit die functie deel uit van het regionaal Managementteam. Tot 2005 was zij als jurist verbonden aan het Bureau Rechthulp en belast met de advisering aan rechtzoekenden met name op het gebied van het sociale recht, opstellen van juridische correspondentie, het verlenen van rechtsbijstand aan cliënten door optreden naar wederpartijen gericht op oplossing zonder tussenkomst van gerechtelijke instanties, maar zonodig ook door het ingang zetten van juridische procedures. Vanaf 1999 tot 2001 was zij als juridisch adviseur werkzaam bij BDO Accountants & Adviseurs, Tilburg en De Raadslijn Bedrijfsjuristen te Nijmegen. Dr. J. P. van Ewijk Hans van Ewijk studeerde economie en theologie en promoveerde in 1994 in de Sociale Wetenschappen aan de KUN. Tijdens zijn studie theologie aan de UvA werkte hij als jeugdpastor en als part-time docent, zowel binnen het basisonderwijs als het middelbaar onderwijs. In de jaren tachtig was hij onder andere werkzaam als docent in het HBO en als directeur bij de Stichting Jeugdwelzijnsinformatie. Begin jaren negentig kwam Van Ewijk in dienst van het NIZW, eerst als hoofd informatiecentrum, later als clustermanager, waarnemend directeur en vanaf 2001 als lid van de Raad van Bestuur. In oktober 2004 legde hij deze functie neer. Vanaf 2003 tot heden is hij lector ‘Sociaal beleid, innovatie en beroepsontwikkeling’ bij de Hogeschool van Utrecht. Van Ewijk heeft een groot aantal nevenfuncties vervuld, waaronder voorzitter van de visitatiecommissie SJD in 2001. Ook heeft hij tientallen publicaties op zijn naam staan, met name gericht op jeugd en welzijn. S. El Bouzrouti Samira El Bouzrouti is 4e jaarsstudent Sociaal Juridische Dienstverlening - Hogeschool Leiden. Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert is afgestudeerd aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen: Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen. Van 1976 tot 1981 was hij als docent (Lerarenopleiding en Athenaeum) werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Nederlands HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term resident technical advisor de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatie-onderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 67
BIJLAGE II: Programma Visitatie 29 juni 2006 Opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (voltijd en deeltijd) – HvA Tijd 08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
09.00 – 10.00
10.00 – 10.45
Gesprekspartners Managementteam Scholtens, W. (directeur IHJO) Buddelmeijer, L. (opleidingsmanager a.i.) Dooijewaard, R. (teamleider) Verkuyl, L. (teamleider) Managementteam
Coördinatoren Klopper, J. Witte, P. Barnhoorn, R. Ohm, F. Zoon, J. Kamphorst-Helsloot, P.
10.45 – 11.00 11.00 – 11.45
Docenten – voltijd Ramdjanamsingh, L. Hulsegge, M. Witte, L. Land, R. Stulp, S. Van der Weijden, R. Verhagen, H.
Auditoren Auditteam* Auditteam: Van Raaijen Van Ewijk Aertssen El Bouzrouti
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid Presentatie nieuwbouwplannen Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding
Auditteam
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 68
11.45 – 12.30
Docenten – deeltijd Van Nugteren, C. Spaans, P. Gerrebrands, M. Van der Werf, S. Witte, L.
12.30 – 13.15 13.15 – 13.45
13.45 – 14.30
14.30 – 15.15
Rondleiding voorzieningen. Presentatie Europahuis door mevr. Afien Nap en presentatie Amstelcampus door dhr. Thijs Croon. Studenten - voltijd Kim Jansen Duijghuijsen (1) Pauline Escudero LaMBOo (2, VWO-route) Inge Gründeman (2, VWO-route) Judith Pullen (2, MBO-route) Eva Gauw (2) Giuliano Nagessersing (3) Sultan Kat (3) Kelly Nugter (4) Ibrahim Sezer (4) Anke Bakker (4) Kelly Nugter (4) Debbie Bakker (4) Studenten – deeltijd Petra Visser (1) Eunice Kowid (1) Wendy van Dijk (2) Yvonne Bronkhorst (3) Samira Aissaoui(3)
15.15 – 15.30 15.30 – 16.00
Auditteam
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
(Deel) Auditteam
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Auditteam
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Auditteam
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam Examencommissie Hendriksen, W. Klopper, J. Ramdjanamsingh, L. Van Donselaar, H.
Van Raaijen Van Ewijk El Bouzrouti
Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 69
15.30 – 16.00
Verificatie documenten
16.00 – 16.30
Kwaliteitszorg Van Donselaar, H. Veen, M.
16.00 – 16.30
Verificatie documenten
Van Ewijk El Bouzrouti Auditteam
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
(Deel) Auditteam
Pending issues
Auditteam
Bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
16.30 – 16.45 16.45 – 17.00
17.00 – 17.45 17.45 – 18.00
Alle gesprekspartners & genodigden
Aertssen Stapert Van Raaijen Artssen Stapert
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Verificatie en bepaling ‘pending issues’
* Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen (Willem) Lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering Mr. F.C.M. Aertssen (Maureen) Werkvelddeskundige Sociaal Juridische Dienstverlening – Vestigingsmanager het Juridisch Loket Zaandam Dr. J.P. van Ewijk (Hans) Vak- en domeindeskundige – Lector Sociaal beleid, innovatie en beroepsontwikkeling Hogeschool Utrecht; S. El Bouzrouti (Samira) Studentlid / 4e jaars student Sociaal Juridische Dienstverlening - Hogeschool Leiden Drs. R.F.H.M. Stapert (Rob) Onderwijskundige / secretaris / senior-adviseur Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD – HvA, november 2006 70