Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation voltijd Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation voltijd Croho nr: 39225 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV Datum november 2008 Auditteam: drs W.G. van Raaijen P. Morrell H. Niemeier R. Koppers J.Herman Secretaris drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5. 2.
3. 3.1. 3.2.
Inleiding Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 23 april en 27 mei 2008 Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Aviation voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 21 en 23 april 2008
1 1 1 1 2 2 4 5 6 6 7 7 7 9 11 13 13 16 18 20 22 24 25 27 29 29 31 33 36 36 37 39 39 41 43 45 45 47 49 49 50
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek verzorgt de HBO bachelor opleidingen Bouwkunde, Civiele Techniek, Bouwtechnische Bedrijfskunde, (Bachelor of Built Environment), Forensisch Onderzoek, Bedrijfswiskunde (Bachelor of Engineering), Elektrotechniek, Technische Bedrijfskunde, Engineering, Design & Innovation, Aviation, Logistiek en Technische Vervoerskunde (Bachelor of Engineering) en Maritiem Officier (Bachelor of Maritieme Operations). Het onderhavige rapport heeft betrekking op:
Aviation, voltijd
crohonummer: 39225.
1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijdvariant van de opleiding Aviation in het voorliggende rapport beschreven. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Aviation, voltijd.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (hierna: AHT) is het techniekdomein van de HvA. De AHT telt ruim 4000 studenten en ongeveer 230 medewerkers. De AHT is in formele zin ontstaan in 2003, toen het college van bestuur van de HvA besloot alle technische opleidingen te clusteren. Het doel hiervan was het creëren van één krachtig technisch instituut, dat de innovatieve rol in onderwijs, onderwijsontwikkeling en onderzoek beter zou kunnen vervullen dan de tot dan toe verspreide technische opleidingen. Momenteel zijn er elf opleidingen binnen de bachelor domeinen in voltijd: Bouwkunde, Civiele Techniek, Bouwtechnische Bedrijfskunde, (Bachelor of Built Environment), Forensisch Onderzoek, Bedrijfswiskunde (Bachelor of Engineering), Elektrotechniek, Technische Bedrijfskunde, Engineering, Design & Innovation, Aviation, Logistiek en Technische Vervoerskunde (Bachelor of Engineering) en Maritiem Officier (Bachelor of Maritime Operations). De opleidingen Aviation, Elektrotechniek, Engineering, Design and Innovation en Technische Bedrijfskunde behoren tot het domein Bachelor of Engineering. Al deze opleidingen in Nederland zijn verenigd in het cluster Engineering. Het cluster heeft in 2006 landelijk de (brede) competenties van de Bachelor of Engineering beschreven in ‘Het profiel van de Bachelor of Engineering’. De beschrijving van de competenties van de bachelor of Engineering zijn breed en nagenoeg contextloos voor een contextrijke invulling op opleidingsniveau. De opleidingen hebben deze competenties op opleidingsniveau verder uitgewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 1
De opleiding Aviation van de HvA is in 2003 in de plaats gekomen van de afstudeerrichting Vliegtuigoperatie van de hbo-opleiding Algemene Operationele Techniek. Gekozen is voor een zelfstandige studie Aviation om, vanuit het aandachtsgebied engineering, zich in brede zin te kunnen richten op de luchtvaart om vervolgens als zelfstandige opleiding naar buiten toe te treden. De opleiding Aviation houdt een vernieuwing en verbreding in van de voormalige afstudeerrichting met als primaire insteek: aansluiten bij de interesses van hedendaagse jongeren; inspelen op de sterke behoefte van de bedrijven in de luchtvaart aan een breed denkende en werkende ingenieur. Zo wordt in de opleiding, naast de technische kant van het vakgebied, ruim aandacht besteed aan andere in de luchtvaart belangrijke aspecten, zoals bedrijfskunde, logistiek, communicatie en projectmanagement. De opleiding heeft de afgelopen jaren een snelle groei doorgemaakt. Had de voormalige afstudeerrichting Vliegtuigoperatie zo'n vijftig studenten per studiejaar, Aviation trok van meet af aan meer studenten: circa 100 studenten bij de start in 2003 tot zo'n 330 instromers in het studiejaar 2007-2008. Het totaal aantal studenten bedraagt momenteel circa 600. Daarmee zijn de streefcijfers voor de instroom (60 studenten bij de start) en voor het totaal aantal studenten (250) ruimschoots overtroffen. De forse groei heeft het mogelijk gemaakt diverse afstudeerrichtingen te ontwikkelen en daarmee het beroepsperspectief te verbreden. Dit is overeenkomstig het AHT-beleid, dat gericht is op een flexibel aanbod van leerwegen en eindprofielen. De opleiding kent drie afstudeerrichtingen: Engineering, Flight en Management. Aviation Engineering is de basisopleiding voor de drie afstudeerrichtingen, waar het overgrote deel van de studenten voor kiest. Aviation Flight is een tweejarige afstudeerrichting (sinds september 2004), die studenten de mogelijkheid biedt het verkeersvliegbrevet te halen naast hun ingenieursdiploma. Van de instromers van 2004-2005 zijn zeven studenten in hun derde studiejaar (2006-2007) hiermee gestart. In 20072008 zijn zestien derdejaars met Aviation Flight begonnen. Voor deze variant werkt de opleiding samen met een externe vliegschool: Stella Aviation Academy gevestigd op vliegveld Teuge. In Aviation Management (sinds september 2005) leren studenten airports en airlines te managen, met alle processen die daarmee samenhangen. Dit is een eenjarige internationale honour programme waartoe studenten kunnen worden toegelaten op basis van een assessment. Dit programma had negen studenten in 2005-2006, dertien studenten in 2006-2007 en negentien studenten in 2007-2008. Aviation Management staat open voor studenten van verschillende techniekopleidingen. Sinds september 2006 doen naast studenten van andere opleidingen binnen de AHT ook internationale studenten mee aan het programma van Aviation Management. Deze studenten nemen een halfjaar deel aan programma en studeren vervolgens af binnen de eigen opleiding.
1.4.
Aanpak
1.4.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de voltijdvariant is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 2
Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvariant ‘voltijd’ geldt het volgende: De opleiding Aviation heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Aviation opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Aviation aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Aviation, één student, één lead auditor en één secretaris annex auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering. 1
Visitatie heeft op 21 en 23 april 2008 plaatsgevonden. Een extra deelaudit is uitgevoerd op 27 mei 2008. Tijdens deze deelaudit is uitgebreid gesproken met een tweede afvaardiging van de groep studenten van de opleiding Aviation.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 3
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. De audit heeft plaatsgevonden gedurende meerdere dagdelen en was verdeeld in een algemene audit waarbij gesproken is met het management van de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek op 21 april en een opleidingsspecifieke audit op 23 april en 27 mei 2008. Op laatstgenoemde datum is uitgebreid gesproken met studenten van de opleiding Aviation. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. Gelet op het internationale karakter van het auditteam, was de voertaal tijdens de audit Engels. Ten behoeve van de externe auditoren zijn de bevindingen en de oordelen uit het rapport aan hen voorgelegd in de Engelse taal.
1.4.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 4
Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.4.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Onderwijskundige/secretaris:
2
Drs. W.G. van Raaijen Prof. dr. P. Morrell Prof. dr. H. Niemeier R. Koppers J. Herman (studentlid) Drs. G.W.M.C. Broers
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 5
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Aviation noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van Raaijen is als lead auditor betrokken geweest bij een groot aantal audits binnen het hoger onderwijs. De vakdeskundigen en werkvelddeskundigen de heren Morrell, Niemeier en Koppers hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Wij merken op dat de heer Koppers als werkvelddeskundige heeft deelgenomen aan de audit. De heren Morrell en Niemeier hebben goed zicht op zowel het vakgebied als het werkveld van ‘Aviation’. Zij hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van Aviation. De deskundige ‘onderwijs’, de heer Broers, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Het studentlid, de heer Herman, is vierde jaars student Lucht- en Ruimtevaarttechnologie aan de TU Delft. Hij is secretaris van de Vliegtuigbouwkundige Studievereniging Leonardo da Vinci. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.4.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5.
Programma visitatie 23 april 2008
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen De AHT heeft kaders geformuleerd voor de competentieprofielen van haar opleidingen. Deze kaders stellen als eis dat een competentieprofiel minimaal zes en maximaal twaalf competenties bevat, dat elke competentie op het juiste abstractieniveau is beschreven en dat elke competentie is voorzien van een toelichting, gerelateerde gedragskenmerken (waaronder hbo-kwalificaties) en praktijkvoorbeelden. Het clusteroverleg Engineering, waaraan alle technische opleidingen binnen het domein Engineering deelnemen, heeft een competentiemodel Engineering ontworpen. Dit is gebaseerd op bestaande, door het beroepenveld gevalideerde opleidingsprofielen. Het competentiemodel moet richting geven aan de competentieprofielen die de opleidingen zelf ontwikkelen. Dit resulteerde in vier generieke competenties, gebaseerd op de vier fasen: inzicht krijgen (in de opdracht of probleemsituatie); ontwerpen (van het product, de dienst of de sturing); plannen (van de uitvoering); uitvoeren (van het plan van aanpak). De opleiding Aviation sluit wat het competentieprofiel betreft aan bij het landelijk competentiemodel Engineering. Het profiel bestaat uit zes competenties: drie op het vlak van business management en drie op het terrein van technical management. In het najaar van 2007 is het profiel Aviation Management bijgesteld, op basis van reacties uit het beroepenveld, feedback van betrokkenen die op managementniveau functioneren en ervaringen van docenten en studenten. Hierna geven wij twee voorbeelden van door de opleiding gehanteerde competenties: modificaties realiseren bij onderdelen van vliegtuigen, rekening houdend met de invloed hiervan op de sterkte en luchtwaardigheid van het toestel als geheel. Het gaat hierbij om het definiëren van het op te lossen technische probleem en vervolgens het ontwerpen van de meest passende oplossing, de keuze van de materialen, het berekenen van de belastbaarheid daarvan en het opstellen van uitvoeringsinstructies. De modificaties kunnen het gevolg zijn van langdurig normaal gebruik of van incidenten of calamiteiten; bedrijfskundige consequenties benoemen en beleidsmatig uitwerken voor technisch logistieke vraagstukken bij lopende of nieuwe operaties en bij incidenten of calamiteiten. Het realiseren van haalbare, effectieve en efficiënte oplossingen vanuit het perspectief van het bedrijf en de techniek; bewaken van doorlooptijden, verminderen van productie-uitval en het maken van capaciteitsplanningen, opzetten en implementeren van kwaliteitszorgsystemen, samenwerken met andere technische diensten, management en eventuele externe partijen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 7
Sinds de interne audit in 2005 is de opleiding bezig een competentiegericht programma te ontwikkelen, gebaseerd op het competentieprofiel Aviation en de uitstroomprofielen voor de afstudeerrichtingen. Dit herziene competentieprofiel en de uitstroomprofielen worden per 2008-2009 geïmplementeerd. Het programma van Air Traffic Management, een nieuwe afstudeerrichting waarmee in 2007-2008 een pilot is gestart, is ook gebaseerd op het uitstroomprofiel. Tijdens de ontwikkeling van het competentieprofiel en de uitstroomprofielen die per 2008-2009 zullen zijn geïmplementeerd, is het programma enkele keren bijgesteld om het beter aan het profiel te laten aansluiten. Zo zijn studieonderdelen toegevoegd, bijvoorbeeld fleet management en vliegtuigonderhoud. Andere onderdelen zijn aangepast, zoals vliegtuigmotoren, mechanica en wiskunde. In het voorjaar van 2006 (Aviation Management) en in het voorjaar van 2007 (Engineering en Flight) heeft de opleiding het opleidingsprogramma getoetst aan de (concept)uitstroomprofielen per afstudeerrichting. Daaruit is gebleken dat alle competenties in voldoende mate aan bod komen. Het definitieve competentieprofiel van Aviation met de uitstroomprofielen leidt zo nodig tot verdere aanpassing van het curriculum dat per 20082009 geldt. De competenties zijn in 2007-2008 uitgewerkt in gedragskenmerken. De opleiding geeft aan dat de studentenhandleidingen (projectboeken) zodanig worden aangepast dat het voor de student duidelijk is bij welk studieonderdeel hij aan welke competenties werkt. De opleiding heeft een uitgebreid netwerk binnen het beroepenveld. Zo is de opleiding Aviation lid van de Dutch Aviation Group (DAG) en de Netherlands Aviation Group (NAG). DAG organiseert bijeenkomsten met alle relevante beslissers in de Nederlandse luchtvaartwereld. De opleidingsmanager is lid van de zg. ‘contentcommissie’ van DAG, die het thema en de onderwerpen van het jaarlijkse symposium vaststelt. DAG heeft eveneens de werkgroepen 'onderwijsontwikkeling en simulatie', 'maatschappelijke effecten en duurzaamheid' en 'economische en vastgoedontwikkeling luchthavens', waaraan docenten van Aviation deelnemen. De internationale oriëntatie is onlosmakelijk verbonden met de professie, zo geeft de opleiding aan. Dit is in de preambule van de competenties geëxpliciteerd als kennis van internationale wet- en regelgeving en de beheersing van vaktechnisch Engels. Het competentieprofiel is ingedeeld naar systeemniveaus, waarbij het derde niveau, de omgeving waarin het systeem functioneert , gelezen moet worden als de internationale omgeving. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding beschikt over goede relaties met het werkveld, zowel in het binnenland als in het buitenland; de competentieset van de opleiding zijn aantoonbaar door het beroepenveld gevalideerd; de aandachtspunten die de opleiding legt binnen de set competenties doen recht aan de huidige ontwikkelingen binnen het domein Aviation; de competenties zijn in voldoende mate uitgewerkt en vormen daardoor, naar het oordeel van het auditteam, een duidelijk referentiepunt voor het curriculum van de opleiding; bij het regelmatig herzien van de competentieset laat de opleiding zich leiden door signalen afkomstig uit het relevante werkveld; de opleiding beschikt over een goed internationaal netwerk hetgeen de relevantie van de opleiding als geheel en de competenties in het bijzonder ten goede komt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 8
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen Het auditteam heeft de set competenties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze in voldoende mate beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de competenties aantoonbaar gebaseerd op de tien generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren (deze worden binnen de HTNO-sector aangeduid met de termen ‘algemene HBO ingenieur competenties’, ‘sociaal communicatieve competenties’ en ‘zelfsturing competenties’). Bestudering door het auditteam van de competentieset laat zien dat de door de opleiding gehanteerde set competenties, zoals geformuleerd in het document ‘Competenties op basis van eindniveaus Aviation’ in voldoende mate zijn uitgewerkt. Ter adstructie geven wij de volgende uitwerking per Dublin Descriptor: Kennis en inzicht Berekenen van de parameters van een vliegtuig gedurende alle relevante vliegbewegingen (zoals start, vlucht, wendingen, landing en taxiën), met inachtneming van de relevante variabelen (zoals aantallen passagiers, bevrachting, massa en zwaartepunt toestel en snelheden), met als doel een veilige, nauwkeurige en optimaal uitgevoerde vlucht, zowel onder normale omstandigheden als bij incidenten of calamiteiten. Toepassen kennis en inzicht Toepassen van theoretische (beroeps)kennis en ervaring. Engineering (identificeren, analyseren, berekeningen maken, aanwijzingen en richtlijnen ontwikkelen) in verband met de vluchtvoorbereiding en – uitvoering, rekening houdend met zowel de technische specificaties van de vliegtuigfabrikant als van het eigen bedrijf, ten aanzien van security, safety, comfort en voorzieningen. Aan de hand van prestatieberekeningen kunnen bepalen van de limieten, waaraan een toestel tijdens een gegeven vlucht moet voldoen (zoals belasting, meteorologische omstandigheden, tijdslimieten, werk- en rusttijdenregelgeving). Oordeelsvorming Opsporen en oplossen van storingen aan elektrische en elektronische systemen van een vliegtuig met behulp van de beschikbare technische tekeningen en elektronische schema’s. Communicatie Troubleshooting op aangeving van de grondwerktuigkundigen en aan de hand van technische specificaties en bouwschema’s van de betreffende onderdelen. Leervaardigheden Aansturen van de eigen professionele groei door middel van reflectie op studie, beroep en werkveld; projectmatig leren werken met adequate toepassing van communicatietechnieken zoals rapporteren, vergaderen en presenteren; samenwerking met collega’s en andere disciplines in wisselend organisatorisch verband; ontwikkeling van zelfstandigheid, zelfinzicht en zelfsturing, ten behoeve van een optimale professionele attitude in de toekomstige beroepsrol.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 9
De set competenties heeft de opleiding vervolgens uitgewerkt in leerdoelen die per trefwoord op een overzichtelijke wijze geordend zijn. Zo is het trefwoord ‘Avionica’ dat behoort tot de Dublin descriptor ‘Kennis en inzicht’ als volgt uitgewerkt: technisch inzicht verwerven in gecompliceerde avionicasystemen, om klachten van vliegeniers over deze systemen te kunnen lokaliseren en toekomstige modificaties/configuraties te kunnen uitvoeren, dan wel om grondsystemen/-stations operationeel te houden. Het trefwoord ‘Cockpit’ dat valt onder de Dublin Descriptor ‘Toepassen kennis en inzicht’ is als volgt uitgewerkt: de student kan aan de hand van Normal en abnormal checklists in Cockpit Procedure Trainers (CPT) van Boeing 747-200 en A320 handelingen verrichten, zoals die door het vliegend personeel worden uitgevoerd, in normale en noodsituaties. Met het verkregen inzicht in de bediening en werking van vliegtuigsystemen kan de student in een beroepssituatie op niveau met vliegers communiceren. Voor de volledige set doelstellingen die de opleiding onderscheidt is het goed mogelijk deze onder de vijf Dublin Descriptoren te rubriceren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de competenties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; het is goed mogelijk om de door de opleiding te onderscheiden doelstellingen (die op hun beurt afgeleid zijn van de competenties) eveneens te koppelen aan de Dublin Descriptoren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 10
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen Zoals aangegeven onder facet 1.1 is en wordt het werkveld bij de ontwikkeling van het competentieprofiel betrokken. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding Aviation beschrijven een voldoende hoog niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelorniveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, is onder facet 1.2. beschreven. De opleiding beschikt over ruime contacten met het beroepenveld. Zo beschikt de opleiding Aviation over: een beroepenveldcommissie (hierna: BVC) die een voortzetting van de BVC van de voormalige afstudeerrichting Vliegtuigoperatie. De BVC is vernieuwd en bestaat uit leden die op managementniveau functioneren. De BVC adviseert over zaken als het competentieprofiel en het programma. Een aantal leden is ook bij de opleiding betrokken als gecommitteerde bij afstudeerprojecten; een opleidingsadviesraad (OAR), samengesteld uit personen die vanuit een strategische functie in het beroepenveld de opleiding adviseren. Het gaat om toonaangevende personen die een duidelijke visie hebben op lange termijn ontwikkelingen. Met de OAR overlegt de opleiding jaarlijks. Het auditteam is in dit verband ook gebleken dat de opleiding beschikt over een uitgebreide lijst met gastdocenten. Deze zijn werkzaam bij aan de luchtvaart gelieerde organisaties zoals KLM, Platform Nederlandse Luchtvaart en organisaties op het terrein van vliegtuigonderhoud. Ook langs deze weg verzekert de opleiding zich van relevante en actuele informatie uit het beroepenveld. Het inschakelen van vertegenwoordigers uit het beroepenveld zorgt ervoor dat ook studenten informatie uit eerste hand ontvangen wat betreft vakinhoudelijke ontwikkelingen. De opleiding organiseert verder regelmatig netwerkbijeenkomsten. In het studiejaar 2006-2007 zijn twee netwerkbijeenkomsten geweest: één op Schiphol en één op de locatie Leeuwenburg van de HvA. Deelnemers zijn alumni, collega's van alumni en mensen uit het werkveld die bij de opleiding betrokken zijn (geweest), bijvoorbeeld als bedrijfsbegeleider van stagiairs en afstudeerders, als gastdocent of als gecommitteerde. Afgestudeerden van de opleiding Aviation komen terecht bij luchtvaartmaatschappijen, luchthavens, luchtverkeersleiding, vliegtuigindustrie, vliegtuigonderhoudbedrijven, Koninklijke Luchtmacht, Marine, Defensie, het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en TU Delft. Voorbeelden van functies zijn: Aviation Engineering: project engineer, maintenance engineer, engineer (cabin, avionics,mechanical, system, etc.), system & powerplant engineer, material management, maintenance planner, quality assurance engineer, flight technical engineer, inspecteur IVW, flight inspector, accident investigator, aerodynamicus, research engineer; Aviation Flight: dezelfde functies als bij Engineering, plus verkeersvlieger, gezagvoerder, technical pilot; Aviation Management: dezelfde functies als bij Engineering, plus station manager, duty hub manager, general manager airport operations, head of airline planning, projectleider bestuursondersteuning douane.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 11
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de set competenties aantoonbaar ontleend aan het in samenwerking met het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd; de banden met het werkveld zorgen ervoor dat de competenties die de opleiding binnen haar onderwijs hanteert steeds state-of-the-art zijn en relevant voor het werkveld.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Aviation als voldoende gelet op de volgende overwegingen: de opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het domein Aviation. Zij heeft haar inzicht wat betreft het bereik, de thematiek en de diepgang op een heldere wijze vertaald naar de set competenties waarbij de opleiding het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken en thans nog steeds betrekt; de opleiding anticipeert door het regelmatig bijstellen van de set competenties en doelstellingen op belangrijke ontwikkeling in het werkveld van Aviation. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4.2) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan dit oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 12
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Het auditteam is gebleken dat de opleiding het studieprogramma daadwerkelijk toetst aan de beroepspraktijk: verschillende personen binnen de opleiding overleggen met de beroepspraktijk over de inhoudelijke actualiteit van het studieprogramma Aviation. Een sterk punt van de opleiding. Als actiepunten naar aanleiding van deze toets worden o.a. genoemd: het vak ‘Business Models’ wordt ingevoerd, er wordt een nieuw dictaat geschreven of er vindt een aanpassing plaats van het cockpit practicum. Het programma van de opleiding richt zich met name op technische aspecten van het gebruik van vliegtuigen, zoals onderhoud, wet- en regelgeving, vliegprocedures, bedrijfsvoering en operations. In de afstudeerrichting Aviation Flight (jaar 3 en 4) is de opleiding tot verkeersvlieger geïntegreerd. Studenten die hiervoor kiezen, oriënteren zich in het eerste en tweede studiejaar op deze afstudeerrichting, onder andere met een bezoek aan de vliegschool. Vrijwel alle derdejaars en vierdejaars theorie van Aviation Engineering is bij Aviation Flight ondergebracht in het eerste semester van het derde jaar. Daarnaast wordt een project uitgevoerd. Het tweede semester van jaar 3 bevat alle theorie behorende bij de opleiding tot verkeersvlieger. In het vierde jaar doen studenten het praktische deel voor het vliegbrevet (vlieguren maken) en het afstudeerproject. De afstudeerrichting Aviation Management start in het vierde jaar en richt zich op het managen van airports en airlines en op de samenwerking met overheden. Toelating geschiedt op basis van een assessment. De gebruikte vakliteratuur (boeken en readers) is excellent wat niveau en wat relevantie betreft. Deze bestaat voor bijna driekwart uit buitenlandse vakliteratuur, hetgeen inherent is aan het vakgebied waarvoor de opleiding opleidt. In de luchtvaartwereld is, zo geeft de opleiding in dit verband aan veel informatie niet zonder meer voor derden toegankelijk. Op basis van de uitstekende contacten op directieniveau heeft de opleiding hiertoe toch toegang. Het gaat hierbij specifiek om handleidingen, productspecificaties en procedureboeken. Jaarlijks bekijkt de opleiding of de literatuur moet worden aangepast aan actuele ontwikkelingen. Uit het curriculum van de opleiding Aviation blijkt dat studenten niet alleen via praktijkopdrachten in projecten en stage algemene en specifieke beroepsvaardigheden ontwikkelen, maar ook via werkcolleges en practica. De praktijkgerichtheid krijgt vorm via projecten, stage en afstudeerstage. De eerste twee studiejaren bevatten drie projecten. De projecten omvatten gesimuleerde, maar authentieke beroepsproblemen. Ze zijn ontwikkeld door docenten, hierbij ondersteund door het beroepenveld. De projecten worden elk jaar herschreven, waarbij de docent, indien nodig, zijn contacten in het beroepenveld raadpleegt. In elk project werken de studenten aan de oplossing van een probleem.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 13
Per 2007-2008 heeft elk project een projectleider. Dit is een docent die verantwoordelijk is voor de voorbereiding, de afstemming tussen de docenten die bij het project zijn betrokken en de evaluatie en bijstelling. Bij het project Airport (laatste project jaar 1) worden de uitkomsten ook beoordeeld door deskundigen uit het bedrijfsleven, die het beste project belonen met een prijs. Derdejaars studenten die voor de minor Aviation hebben gekozen, maken een keuze uit twee projecten: een bedrijfskundig- en een technisch project. In het bedrijfskundige project voeren de studenten een haalbaarheidsonderzoek uit. Bij het technische project zoeken de studenten zelf naar een technisch probleem in een bedrijf, waarvoor ze een oplossing proberen te vinden. Vierdejaars studenten Aviation Engineering hebben de keus uit een bedrijfskundige opdracht en het project Blended Winglets (een bedrijfskundige opdracht met meer technische aspecten). De bedrijfskundige opdracht houdt in dat studententeams een bedrijf starten dat een product voor de luchtvaart maakt. In het project Blended Winglets maken studenten een businessplan voor het aanbrengen van winglets op een verkeersvliegtuig. Voor beide projecten geldt dat studenten informatie verzamelen bij bedrijven en dat het resultaat mede wordt beoordeeld door vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en de Kamer van Koophandel. Vanaf het eerste project worden studenten getraind in het methodisch aanpakken van een probleem. Die aanpak bestaat uit een oriëntatie vooraf in de voor het project benodigde vakliteratuur, waarmee inzicht wordt verkregen in de omvang en complexiteit van het probleem. Vervolgens kunnen studenten door te brainstormen het project afbakenen en de structuur bepalen – en parallel daaraan voor het te schrijven projectverslag. Wat deze projectverslagen betreft concludeert het auditteam dat de studenten tegen het einde van het derde studiejaar reeds beschikten over voldoende kennis van en inzicht in de commerciële en technische aspecten van het vakgebied. Aangezien het werkdomein van de afgestudeerde van de opleiding Aviation per definitie internationaal is, heeft de opleiding een duidelijke internationale component. De opleiding legt prioriteit bij internationale netwerkontwikkeling en studentenuitwisseling. Het internationaliseringsbeleid wordt uitgevoerd in samenwerking met Bureau Buitenland van de HvA. Bij Aviation Management wordt meer dan de helft van de colleges verzorgd door gastdocenten uit het bedrijfsleven of van andere opleidingen, waaronder de UvA: Faculteit Economie en Bedrijfskunde en Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Daarnaast is een bedrijfsexcursie een vast onderdeel van het programma: Schiphol in 2005-2006, het hoofdkantoor van Easyjet in het Engelse Luton in 2006-2007 en het vliegveld van Basel in 2007-2008. De station manager van Continental Airlines heeft voor Aviation Management een case ontwikkeld met geanonimiseerde financiële data. De stage en het afstudeerproject bij alle afstudeerrichtingen vinden plaats bij een aan de luchtvaart gerelateerd bedrijf. De student wordt zowel vanuit het bedrijf als vanuit de opleiding begeleid en beoordeeld. Vrijwel alle docenten begeleiden stagiairs en afstudeerders en hebben daardoor contacten met het werkveld en de ontwikkelingen die daar plaatsvinden. Per stagiaire en per afstudeerder bezoeken docenten tweemaal de werkplek. Ten behoeve van student- en docentuitwisseling sluit de opleiding Socrates-overeenkomsten met hogescholen en universiteiten in andere Europese landen. De opleiding heeft een dergelijke overeenkomst met de Fachhochschule Joanneum (Graz), de University of Salford (Manchester), de IT Carlow University in Ierland, de Universiteit van Tampere in Finland en de Ecole Polytechnique Féminine (Parijs).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 14
De opleiding heeft twee minoren: Aviation en Ruimtevaart. Circa de helft van de studenten kiest voor één van deze twee minoren. Van de minoren die de AHT aanbiedt, staat een overzicht op het intranet dat aangeeft bij welke opleidingen de minoren aansluiten. Voor een minor die niet direct bij de opleiding aansluit, moet de student een gemotiveerd verzoek indienen bij de examencommissie. Voorwaarde is dat het minorprogramma geen overlap heeft met het majorprogramma en past in het competentieprofiel van de opleiding. Een toenemend aantal studenten volgt een deel van hun opleiding in het buitenland. In 2007-2008 gaat het om vier stagiairs en zeven afstudeerders. Studenten kunnen ook een minor samenstellen met vakken die ze in het buitenland volgen. In 2006-2007 hebben twee studenten dit gedaan aan de Fachhochschule Graz. In 2007-2008 gaan zes studenten voor de minor naar het buitenland. Ook kunnen buitenlandse studenten een programma van 30 EC uitvoeren: één student in 2006-2007 en zeven studenten in 2007-2008. Bij deze uitwisseling wordt een contract door drie partijen ondertekend: de opleiding, de student en de buitenlandse opleiding. In de minor Aviation worden gastdocenten aangetrokken voor de onderwerpen fleet management, vliegtuigonderhoud en human factors. Als onderdeel van de minor heeft een groep studenten in 2007 deelgenomen aan een internationale competitie op het gebied van vliegtuigontwerp. De minor Ruimtevaart is in 2007-2008 als pilot gestart met vijf studenten. Deze minor bestaat uit een project waarin theorie en praktijk zijn geïntegreerd. De student schrijft een compleet programmavoorstel voor een ruimtevaartmissie, met daarin eisen en uitgangspunten, ontwerp van de satelliet, ontwikkelingsprogramma en risico's, planning, kostenraming en mogelijke consortia die het programma zouden kunnen realiseren. In de minor is een bedrijfsexcursie opgenomen. Naar aanleiding van een AHT-breed minorenonderzoek wordt de minor Aviation aangepast, met als doel meer samenhang in de minor aan te brengen. Dan worden ook bedrijfsexcursies in de minor opgenomen. Daarnaast kunnen studenten van de opleiding ook buiten de AHT een minor volgen onder de voorwaarde dat het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de Aviation-competenties. Het lectoraat Logistiek van de AHT heeft een onderzoeksdomein Airport Seaport Logistiscs. Air Cargo Netherlands (ACN) is partner van dit lectoraat in kennisprojecten duurzame logistieke kwaliteit. In dit kader is met ACN het project documentloze goederen volgsysteem uitgevoerd. Hierbij zijn studenten betrokken geweest, als stagiaire of afstudeerder. Eén van de docenten van de opleiding is gestart met een promotieonderzoek naar de toegevoegde waarde van het airport netwerk voor regionale en nationale economie. Bij dit onderzoek zijn ook studenten betrokken. Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als excellent en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt via de projecten, de practica en via de stages en de afstudeerfase aan de student ruime en zeer goed gestructureerde mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in nauwe en frequente samenspraak met het beroepenveld, waardoor het programma als zeer relevant beschouwd kan worden; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het Aviation domein; de opleiding schakelt gedurende het hele programma prima gekwalificeerde gastdocenten uit het werkveld in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 15
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen De opleiding heeft de ‘vertaling’ van de competenties naar het studieprogramma zichtbaar gemaakt door leerdoelen te formuleren. Deze ‘vertaling’ heeft het auditteam een overzicht verschaft van de relatie tussen de competenties en de leerdoelen op kwartaalniveau en het niveau van de verschillende studieonderdelen. Vervolgens zijn in het leerplan de doelstellingen voor de studieonderdelen geoperationaliseerd. Het auditteam heeft op basis van het concreet uitgewerkte studieprogramma op basis van een analyse van verschillende studieonderdelen voldoende zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Bestudering van studiemateriaal toont aan dat de opleiding er in geslaagd is de doelstellingen op een heldere wijze te formuleren en verder uit te werken in het curriculum. Het auditteam concludeert dat op de verschillende niveaus van het programma een herkenbare relatie bestaat tussen de doelstellingen en de eindkwalificaties van de opleiding. Het eerste studiejaar heeft een duidelijk oriënterende functie ten aanzien van het beroepsprofiel en de competenties. Studenten worden geconfronteerd met een aantal funderende vakken en krijgen een eerste indruk van het werkveld. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de raakvlakken en samenhang tussen de verschillende vakgebieden. De propedeuse heeft tevens als voordeel, dat studenten inzicht krijgen in de vraag of ze geschikt zijn voor het beroep waarvoor wordt opgeleid. Daarmee ondersteunt het programma de verwijzende functie van de propedeuse. De opleiding heeft een overzicht opgesteld waarin alle studieonderdelen zijn opgenomen en aangeeft langs welke lijnen de studenten het eindniveau van de opleiding bereiken. Dit is verder toegelicht in het document 'Opleidingsvisie en onderwijsprogramma'. Ook zijn per studieonderdeel de leerdoelen aangegeven. Bijvoorbeeld: Navigatie: verwerven van kennis in de navigatietheorie en van navigatiesystemen. Uitvoeren van berekeningen, om de benodigde hoeveelheid brandstof en de optimale route te kunnen bepalen en dit te verwerken in een operationeel vliegplan. Project Flight Controls: de student kan, uitgaande van de basiswerking van een eenvoudig Flight Controls systeem, zoals die voorkomen in een klein sportvliegtuig, toewerken naar een modificatieplan voor een volledig ‘Fly by Wire’ Flight Controls systeem van een modern verkeersvliegtuig, dat nu nog is uitgerust met een conventioneel besturingssysteem. Vliegtuigoperatie: de student verkrijgt inzicht in de vluchtvoorbereiding in de diverse fases van een reguliere lijnvlucht, teneinde bij de vluchtuitvoering de internationale en nationale regelgeving toe te passen op de diverse fasen van de vlucht. In de elektronische studiegids (door studenten te raadplegen via intranet) zijn alle studieonderdelen opgenomen met daarin opgenomen een korte beschrijving van de inhoud en een beschrijving van leerdoelen, werkvormen, toetsvormen, aantal contacturen, studielast, de relatie met andere studieonderdelen en de relatie met de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 16
Het dictaat ‘Het Projectgroepsverslag’ biedt de student uitgebreide informatie en richtlijnen voor het uitvoeren van een project, vanaf de analyse van de projectopdracht tot het verslag van het resultaat. In het eerste propedeuseproject worden de studenten hierbij intensief en grondig begeleid. Verder kan het dictaat zelfstandig worden gebruikt gedurende de hele opleiding tot en met de afstudeeropdracht, en daarna. Het auditteam concludeert dat er bij de opleiding sprake is van een goed opgezet leerproces: eerstejaars studenten maken van eenvoudige economische concepten terwijl zij in het laatste studiejaar ‘… robust management techniques with practical relevance’ kunnen toepassen zo concludeerde één van de externe auditoren. Verder blijkt dat ‘…. students are able to evaluate investment projects by net present value with different scenarios’. Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als excellent en wel op grond van de volgende observaties: het programma en de leerdoelen van de onderscheiden programmaonderdelen zijn in termen van inhoud, bereik en niveau een prima concretisering van de geformuleerde set competenties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke modulen, practica en projecten alsmede hun positionering binnen het totale programma stellen de student zeer goed in de gelegenheid de geformuleerde competenties op het vereiste niveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 17
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een bacheloringenieur worden gesteld, zijn hierin beschreven in onderlinge samenhang. Zoals hiervoor beschreven, heeft de opleiding de eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per practicum en per (theorie)module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten (en flankerende practica en modulen) geborgd. In de loop van de opleiding neemt de integratie van theorie en practica in de projecten toe. Daarbij neemt in de projecten de complexiteit van het probleem en van de door de student(en) bedachte oplossing toe. Het probleem is in het begin min of meer voorgestructureerd, terwijl in latere jaren de student zelf het probleem definieert. Bij de beoordelingen moeten de studenten kunnen laten zien dat zij over de competenties beschikken om deze steeds complexere problemen op te lossen. De opleiding realiseert samenhang in het studieprogramma op de volgende wijze: in het eerste jaar wordt een algemene technische basis gelegd en wordt een beeld van de opleiding geschetst zodat de student kan bepalen of Aviation past bij zijn interesses en kwaliteiten. Ook oriënteren de studenten zich op de verschillende afstudeerrichtingen; in het tweede studiejaar komt de luchtvaartgerichte techniek meer aan bod. De theorie wordt enerzijds aangeboden om studenten de noodzakelijke basiskennis aan te reiken, anderzijds om projecten te ondersteunen; het derde jaar richt zich op verdieping in luchtvaartgerichte techniek; in het vierde jaar komen systemen in hun onderlinge relatie en in hun context aan bod. Uiteindelijk leidt de integratie van de studieonderdelen tot acht eindniveaus. De studieonderdelen worden niet als aparte, los van elkaar staande onderdelen aan geboden. De integratie van onder andere wiskunde, mechanica, aërodynamica, natuurkunde, prestatieleer en stabiliteit en besturing leidt tot het eindniveau Performance Engineering. Om studenten ook bewust te maken van bedrijfskundige aspecten, dienen ze vanaf het eerste project hun oplossingen op economische haalbaarheid toetsen. De theoretische basis voor bedrijfskunde wordt in jaar 2 gelegd. In het derde jaar kunnen studenten deze theorie toepassen in het project Airport Management. Verdieping in de bedrijfskundige theorie vindt plaats in jaar 4, ondersteunend aan het project van dat jaar. Aan communicatie wordt expliciete aandacht besteed in het programma ‘De Moderne Ingenieur’ (jaar 1). Communicatieve vaardigheden worden in elk project toegepast doordat studenten verslagen maken, vergaderen, vergaderingen voorzitten, notuleren en presenteren. Deze vaardigheden zijn bij elk project een aandachtspunt in de projectbegeleiding. In elk jaar zijn practica opgenomen die projecten en/of theorie ondersteunen. Zo is de cockpit training in jaar 1 ondersteunend aan het eerstejaars project Ontwerp Glass Cockpit. Het practicum ‘aërodynamica’ ondersteunt de theorievakken op het terrein van aërodynamica en natuurkunde (stromingsleer).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 18
Eén van de doelen van de practica is het beter inzichtelijk maken van de theorie. Een aantal practica heeft een doorlopende lijn over twee of drie studiejaren. Het betreft: elektronica, elektrotechniek en meet- en regeltechniek. De stage heeft als algemene doelen: opdoen van werkervaring, oriënteren op één of meer mogelijke beroepen, het vergroten van inzicht in de eigen mogelijkheden en voorkeuren, en het ontwikkelen van sociale en communicatieve vaardigheden (rapporteren en presenteren over het vakgebied). Voor de stageopdracht zijn criteria opgesteld, opgenomen in de stagehandleiding. De criteria houden onder meer in dat de stageopdracht voldoende mogelijkheden biedt: om de algemene stagedoelen te realiseren, om vakkennis en -vaardigheden toe te passen, uit te breiden en te verdiepen, om de werkzaamheden zelfstandig en met eigen verantwoordelijkheid uit te voeren en om kenmerkende beroepsproblemen op te lossen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: inhoud en planning van het programma van de opleiding zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de programmaonderdelen een coherent geheel vormen; de strak doorgevoerde thematische ordening waarborgt een horizontale samenhang tussen theoriemodulen, practica en projecten; de leerdoelen en de daaraan gerelateerde beroepsproducten nemen in complexiteit toen, waardoor ook de verticale samenhang wordt bevorderd; de stage ligt in het verlengde van de theoretische component van de opleiding hetgeen kenmerkend is voor een samenhangend studieprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 19
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Het studiejaar is verdeeld in vier blokken van elk tien weken: zeven onderwijsweken, twee weken voor tentamens en projecttoetsen, en één lesvrije week. De studielast is per programmaonderdeel vastgesteld in termen van EC's. De studiepuntenmatrix in de studiegids geeft studenten hiervan een overzicht. Voor bepaalde studiefasen gelden instapeisen omdat de student de vakinhoud, maar ook bepaalde generieke competenties moet beheersen om de studie met succes te kunnen vervolgen. Bovendien stimuleert dit studenten om goed te plannen en de studieonderdelen in de juiste volgorde te bestuderen. De resultaten van de exacte vakken in het eerste studiejaar en de uitval worden sinds 2006 bijgehouden. Daaruit blijkt dat wiskunde, natuurkunde en mechanica in het algemeen moeilijk worden gevonden door studenten met een mbo-opleiding of een havo-opleiding met het profiel Economie & Maatschappij. Vooral de resultaten van het vak TWi-1 (technische wiskunde 1) zijn, zoals de opleiding zelf aangeeft ‘…zorgelijk laag’. Het wiskundeprogramma van het eerste jaar is heroverwogen, maar gehandhaafd. Wel heeft de opleiding voor TWi-1 gekozen voor een beter boek, met meer oefenstof. Verder zijn in blok 2 extra werkcolleges opgenomen, waarin de stof van blok 1 nogmaals aan de orde komt. Ook in blok 3 zijn extra werkcolleges opgenomen, waarin de stof van blok 2 (TWi-2, differentiëren en integreren) herhaald wordt. Met ingang van 2007 heeft de opleiding het wiskundeprogramma in het tweede jaar met statistiek uitgebreid, waardoor het beter aansluit bij de beroepspraktijk. Belangrijk aspect is dat hierdoor de eisen voor de propedeuse iets verlicht zijn. De dictaten voor technische natuurkunde 1 en 3 heeft de opleiding op enkele punten verbeterd en verhelderd. Tot slot kunnen studenten die moeite hebben met exacte vakken, een beroep doen op een tutor: dit is een ouderejaars student die eerstejaars helpt bij deze vakken. Toetsen kunnen worden herkanst in de volgende toetsperiode. Herkansingen op afwijkende tijdstippen zijn mogelijk als de student daartoe een beargumenteerd verzoek indient bij de examencommissie. De AHT streeft naar gemiddeld 16 contacturen (contact tussen student en docent) of meer per week in de eerste twee studiejaren. De opleiding heeft het aantal contacturen in tabelvorm samengevat. Aviation voldoet daar ruimschoots aan: gemiddeld 18 geprogrammeerde uren per week in jaar 1 en 19 uur in jaar 2. Uit de door de opleiding samengestelde contacturentabel blijkt dat studenten in het eerste studiejaar binnen de modules 1 t/m 4 respectievelijk 23, 17, 16 en 16 contacturen hebben. In het tweede jaar zijn het aantal contacturen over de vier modules als volgt verspreid: 23, 16, 18 en 19. In het derde en vierde studiejaar nemen het aantal contacturen af in verband met stages en scriptie tot 15 en 14 uren voor de eerste twee modules in beide studiejaren. Voordat de student met het afstudeerproject kan beginnen, moeten alle studiepunten van het tweede jaar zijn behaald, de stage als voldoende zijn beoordeeld, de projecten van het derde en vierde jaar zijn behaald en van de resterende studiepunten 75 procent zijn behaald.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 20
Studenten beoordelen de studielast van de opleiding als redelijk. Op een puntsschaal van 5 kreeg de opleiding van studenten een gemiddelde score van 3.4 voor studeerbaarheid (in 2006: 3.3). Uitgesplitst naar deelscores is de lage score van 2.7 opvallend van de tweedejaars voor de verdeling van de studielast in het eerste semester. Dit heeft mogelijk te maken met de hoeveelheid tentamens in combinatie met de afronding van twee korte projecten, zo geeft de opleiding aan. Studenten geven tijdens de audits aan dat het aantal uren dat zij studeren varieert per studiefase. Zo gaven zij aan soms 40-50 uur per week met hun studie bezig te zijn, in andere perioden was dit minder en bedroeg het aantal studie uren per week ongeveer 30. Aan het eind van elk blok evalueert de opleiding een studieonderdeel met studenten, waarbij één van de vragen de studielast betreft. Waar nodig wordt het onderwijs aangepast om de studielast te verhogen of te verlagen. Zo is de minor ‘Aviation’ naar aanleiding van evaluaties iets verzwaard. Ook is uit evaluaties gebleken dat semester 2 van het tweede jaar te zwaar was. Daarom heeft de opleiding het project verkort en de projecttoets eerder geprogrammeerd, zodat studenten meer tijd hebben om de tentamens voor te bereiden. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op student- als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en de feitelijke studielast; de opleiding beschikt via evaluaties over een geschikt instrumentarium om én op studentniveau én op programmaniveau de factoren die de studievoortgang belemmeren, te identificeren en op basis daarvan maatregelen te nemen; de studenten beoordelen de (spreiding van de) studielast, de studeerbaarheid van de opleiding en de wijze waarop de opleiding problemen identificeert en vervolgens bijdraagt aan oplossingen als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 21
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen Studenten Aviation hebben in de regel geen specifiek beroep voor ogen: ze willen 'iets met vliegtuigen'. Het beroepsbeeld ontstaat pas in de eerste twee studiejaren. Daarom is beroepenoriëntatie belangrijk. Studenten die aan het begin van de opleiding ontdekken dat ze de verkeerde opleiding hebben gekozen, kunnen zich heroriënteren via het ‘Heroriëntatietraject’ van de HvA. Via het programma ‘De Moderne Ingenieur’ krijgen eerstejaars een introductie in de organisatie van de opleiding, de opzet van de studie en het projectmatig werken. Ook is het programma via de studieloopbaanbegeleiding gericht op het verkrijgen van inzicht in de eigen capaciteiten, interesses en motivatie. Tevens komt beroepenoriëntatie aan bod in de studieloopbaanbegeleiding en via een aantal BOR-lezingen door bedrijven. Voor Havisten en vwo’ers geldt het volgende. De opleiding hanteert de wettelijke toelatingseisen. Havogediplomeerden worden toegelaten als ze het profiel natuur & techniek, natuur & gezondheid of economie & maatschappij (mits natuurkunde 1 in het vakkenpakket) hebben. Vwo-gediplomeerden hebben met elk profiel toegang, al worden eisen gesteld aan het vakkenpakket van het profiel economie & maatschappij (natuurkunde 1 verplicht) en het profiel cultuur & maatschappij (wiskunde A en natuurkunde 1 verplicht). Havo/vwo-gediplomeerden die niet voldoen aan de vooropleidingseisen met betrekking tot wiskunde of natuurkunde, kunnen een deficiëntieprogramma volgen bij het Taal- en Schakelonderwijscentrum van de HvA, waarna zij via een toelatingsonderzoek toegang tot de opleiding kunnen krijgen. Om een goede aansluiting op havo/vwo te bevorderen neemt de opleiding Aviation deel aan alle voorlichtingsactiviteiten die de AHT op de hogeschool organiseert (keuzebegeleiding voor de poort): een profielkeuzedag voor derdejaars, waarop wordt uitgelegd waaraan het profiel moet voldoen als je kiest voor een technische hbo-opleiding; voorlichtingsdagen voor vierdejaars, waarin scholieren onder begeleiding van AHT-docenten en studenten aan opdrachten werken; meeloopdagen voor vijfdejaars: studenten van de AHT informeren de scholieren over de opleiding en fungeren tevens als rolmodel. Ook geven docenten en studenten van de opleiding voorlichting op scholen voor voortgezet onderwijs. Mbo'ers hebben met elk niveau 4 diploma toegang. Alle mbo'ers krijgen vrijstelling voor de stage. Een versneld programma van drie jaar is mogelijk voor mbo'ers met een technische (luchtvaartgerelateerde) opleiding. Ze volgen de eerste twee jaren het reguliere programma (eventueel met vrijstellingen op individuele basis, in overleg met de vakdocent). In het derde jaar krijgen ze naast de stagevrijstelling vrijstellingen voor derde- en vierdejaars studieonderdelen ter waarde van 30 EC's. Op het gebied van luchtvaartgerelateerde technische competenties worden geen vrijstellingen verleend. Bij de keuze voor het volgen van een versneld programma worden de studenten met een technische mboopleiding geadviseerd door de opleidingsmanager. Ruim de helft van de studenten besluit uiteindelijk het vierjarige programma te volgen. Belangrijke redenen hiervoor zijn dat het driejarige programma zwaar is en dat de student zich met een vierjarig programma breder kan ontwikkelen. Daarnaast zijn individuele vrijstellingen mogelijk, bijvoorbeeld voor studenten die van een andere hbo-opleiding overstappen. Dit wordt bepaald door de vakdocenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 22
Inmiddels neemt de HvA deel aan een samenwerkingsverband bètapartners onder de naam ‘project ITSacademy’. Binnen dit project werken een kleine veertig scholen in Noord-Holland en Flevoland, HvA, Hogeschool INHolland, UvA en VU samen om de aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs in de bèta-richtingen te verbeteren en de belangstelling van scholieren voor bèta-studies te stimuleren. Gezamenlijk wordt, als onderdeel van het project, het programma voor het nieuwe bètavak Wiskunde D ontwikkeld voor havo en vwo. Daarbij wordt het vak ook gezamenlijk op de middelbare scholen aangeboden. De opleiding heeft onderzoek gedaan naar de scores van wis- en natuurkunde binnen Aviation in relatie tot de vooropleiding van studenten (havo/vwo-profielen). Ook de AHT-onderwijsconferentie in 2006-2007 over wis- en natuurkunde binnen de opleidingen stond mede in het teken van de aansluiting met het voortgezet onderwijs. Dit heeft geleid tot herhaalcolleges en de inzet van tutoren. Uit studentenevaluaties in 2007 bleek dat met betrekking tot de inhoudelijke aansluiting 64 procent van de eerstejaars de aansluiting goed vindt, 30 procent staat er neutraal tegenover. Voor de aansluiting wat niveau betreft zijn deze scores 64 procent respectievelijk 28 procent. In 2005 en 2006 waren de scores 'goed' iets hoger en de scores 'neutraal' iets lager. Ondanks de redelijk goede scores is de uitval in de propedeuse te hoog. De opleiding geeft aan dit te wijten aan het feit dat de kennis van exacte vakken bij de instromers niet aansluit bij de eisen van de opleiding op dit gebied. De opleiding geeft aan nauw te blijven samenwerken met het voortgezet onderwijs om beter inzicht te krijgen in het kennisniveau van instromers op het gebied van wis- en natuurkunde. De AHT heeft met het ROC van Amsterdam in 2007 een convenant afgesloten. Dit studiejaar wordt gewerkt aan het opstellen van werkplannen op opleidingsniveau om de programma's van verwante technische opleidingen beter op elkaar af te stemmen. Eén van deze werkplannen betreft de mbo-opleidingen Aviation Operations en Luchtvaarttechniek. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat vorm en inhoud betreft wordt in het opleidingsprogramma voldoende rekening gehouden met de verschillen in de beginkwalificaties van de instromende studenten; de opleiding heeft voldoende zicht op het startniveau van studenten maar heeft wel te maken met een aanzienlijke uitval van studenten in de propedeusefase.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 23
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen De opleiding heeft per programmaonderdeel de omvang gedefinieerd in EC's. De totale omvang van het curriculum voldoet aan de eis van 240 EC's: 210 EC's voor het majorprogramma en 30 EC's voor de minor. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 24
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen De HvA streeft naar competentiegericht onderwijs bij alle opleidingen. De AHT heeft dit vertaald in een onderwijsvisie die bij alle opleidingen van de AHT centraal staat. Het doel van de opleiding is dat studenten competent zijn bij de uitoefening van hun beroepsrol. Daarvoor hebben ze kennis, vaardigheden en een innoverende technische houding nodig. Bij de start van de studie worden kennis en vaardigheden vooral apart aangeleerd door werkcolleges en practica. Daarnaast doen studenten in de projecten enerzijds ervaring op met de beroepsrol (attitude), anderzijds leren ze ook hoe ze kennis en vaardigheden kunnen toepassen en combineren. Daarnaast wordt er door middel van lezingen, uitwisseling met ouderejaars gewerkt aan het beroepsbeeld van de studenten en wordt ook gaandeweg duidelijker wat de competenties van de opleiding in de praktijk inhouden. De onderwijskundige uitgangspunten heeft de opleiding beschreven in 'Opleidingsvisie en onderwijsprogramma'. Daarbij sluit de opleiding aan bij het 'Werkdocument model competenties' van de AHT. De uitgangspunten hierbij zijn dat in de loop van de opleiding: de competenties op een steeds hoger niveau worden getoetst; steeds meer gebruik wordt gemaakt van activerende werkvormen; de focus verschuift van vakdisciplines naar beroepsproblemen; de student steeds meer zelf zijn leerproces structureert en stuurt. Het didactisch concept is competentiegericht leren. Dit vereist een leeromgeving die de ontwikkeling van de student tot professional centraal stelt. Dit gebeurt door het aanbieden van realistische beroepsvraagstukken die opgelost en bestudeerd worden met een combinatie van probleemoplossend- en samenwerkend leren, theoretische verdieping en de ontwikkeling van professionele vaardigheden en een professionele attitude. De studenten pakken authentieke beroepsproblemen aan en worden in de rol van beroepsbeoefenaar aangesproken. Competentiegericht opleiden betekent dat elke student, binnen het algemene kader van een competentieprofiel, de opleiding benut (en daartoe in staat wordt gesteld) om het eigen profiel te ontdekken, nader vorm te geven en blijvend te ontwikkelen. Om dit mogelijk te maken heeft de AHT een aantal speerpunten opgesteld die bij alle technische opleidingen aan de AHT centraal dienen te staan. Hiertoe behoren onder andere: flexibel aanbod van leerwegen en eindprofielen; de student als eigenaar/ontwerper van een vraaggericht leertraject; de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek als schakel in doorlopende leerwegen; nieuwe didactiek bij technisch leren: de proeftuin; partnerschap met het bedrijfsleven; de opleiding als werkplaats. Circa 40 procent van het onderwijs van de opleiding wordt gegeven door middel van projecten. Dit bevordert een actieve leerhouding van de student. Uit de gesprekken van het auditteam met studenten is gebleken dat zij dit waarderen. In de loop van de opleiding worden de opdrachten steeds minder gestructureerd en meer authentiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 25
Van de student wordt in toenemende mate verwacht dat hij zelf structuur aanbrengt, zelfstandig beroepsproblemen oplost en optreedt als professional. In het derde studiejaar gaat de student zelf op zoek naar een opdracht van een bedrijf. De student zoekt ook zelf een stageplaats en een afstudeerplaats en formuleert zelf de stage- en afstudeeropdracht. In de begeleiding staat de docent steeds meer op afstand. Analyse van het programma (het leerplan, de per studieonderdeel vastgestelde leerplannen en de stages, laat zien dat bovenstaand didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, practica en zelfstandig werken (individueel en in groepsverband). Het zelfstandig werken krijgt veel nadruk omdat het programma sterk projectgestuurd is, waarbij elk project moet leiden tot een beroepsproduct dat door een student of door een groep studenten moet worden opgeleverd. De colleges en practica staan uitdrukkelijk in het teken van het project dat het hart van elk studieonderdeel vormt. Bij het ontwerpen van het Aviation-curriculum is uitgegaan van de geleide ontwikkeling van instromende middelbare scholieren tot uitstromende professionals. Studenten beginnen met zich te oriënteren op het beroep en de studie. Doorgaans richten studenten zich in de loop van de studie steeds meer op bepaalde competenties. Deze ontwikkelingsgang, van oriënterend tot specialiserend, krijgt vorm in de opbouw van de opleiding. Van een relatief beschermde omgeving waar de risico’s zijn ingeperkt, ontwikkelt de opleiding zich tot een echte beroepsomgeving, met alle risico’s en verrassingen die daarin normaal gesproken een rol spelen. Deze ontwikkeling sluit aan bij de competentieontwikkeling. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de opdrachten (en dus ook van de te maken beroepsproducten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Docenten (en dan met name de projectgroepbegeleiders) spelen daarbij een infomerende, stimulerende, beoordelende, adviserende en, waar nodig, sturende rol. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke ) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de beroepsgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de projectbasisstructuur van het programma; de centrale plaats die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 26
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Om de ontwikkeling van gezamenlijk toetsbeleid in de AHT een eerste impuls te geven is in november 2006 in lijn met het HvA-beleid op het gebied van toetsen en beoordelen de beleidsnotitie ‘Toetsen voor de Toekomst’ opgesteld. In de notitie wordt richting gegeven aan de ontwikkeling van het toetsbeleid. De notitie biedt ruimte aan de opleidingen hier invulling aan te geven, passend bij de verschillende fase van ontwikkeling van de opleiding. Hierbij is veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van toetsmethoden die aansluiten op vernieuwingen in het onderwijs, zoals zelfsturing en het centraal plaatsen van beroepsproblemen. Het uitgangspunt is dat leren en toetsen sterk met elkaar samenhangen: het één moet het ander versterken. De eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en organisatie van het toetsbeleid ligt bij de opleiding. De examencommissie van de opleiding ziet toe op de implementatie van het toetsbeleid. Binnen de opleiding kan ook in afstemming met de examencommissie een (toets)commissie worden ingesteld, die zich hiermee bezighoudt. Het toetsbeleid van de opleidingen bestaat uit de volgende onderdelen. De Onderwijsen Examenregeling (OER) waarin de procedures ten aanzien van toetsing en herkansingen zijn opgenomen en de organisatorische inbedding van het toetsen en beoordelen. Bij de examencommissie van de opleiding kunnen studenten bezwaar aantekenen tegen de behandeling of omstandigheden tijdens een toets en tegen een beslissing van examinatoren. Tegen besluiten van de examencommissie kunnen studenten in beroep gaan bij het college van beroep van de hogeschool. Informatie over de toetsing kunnen studenten vinden in de studiegids van de opleiding. Per onderdeel wordt vermeld hoe getoetst wordt. Vaak wordt op het intranet nog aanvullende informatie gegeven. In de studiegids is tevens aangegeven hoe men zich kan opgeven voor tentamens. Per studiejaar wordt twee maal de gelegenheid geboden een theorietentamen af te leggen. De toetsing van de stages en van de trajecten in de ingenieursfase is beschreven in de desbetreffende handleidingen. De theorie wordt binnen de opleiding meestal getoetst met een schriftelijk tentamen, soms met een werkstuk of verslag. Vaardigheden worden meestal getoetst via het project, soms met een werkstuk of verslag. Computervaardigheden worden getoetst met het maken van een digitaal portfolio. De toetsing van projecten bestaat uit de volgende vier onderdelen: groepsverslag (groepscijfer); presentatie, waarbij elk groepslid een inhoudelijk deel van het projectonderwerp voor zijn rekening neemt (individueel cijfer); mondelinge kennistoets, waarbij elk groepslid persoonlijk wordt ondervraagd met als doel na te gaan of de student de kennis kan integreren en toepassen (individueel cijfer); peer assessment voor het functioneren in de groep (individueel cijfer). De stage wordt getoetst met: een eindverslag, dat bestaat uit een inhoudelijk verslag (van de stageopdracht en de resultaten), een bedrijfsverslag (beschrijving van het bedrijf of bedrijfsonderdeel) en een procesverslag (reflectie op het functioneren in het bedrijf en op het leerproces); een eindgesprek tussen stagiaire, bedrijfsbegeleider en docent.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 27
Van formatieve toetsing, met als doel feedback op het leerproces, is op diverse momenten in de opleiding sprake. Studenten geven presentaties aan medestudenten waarop feedback wordt gegeven. Bij projecten is formatieve toetsing aan de orde in de procesbegeleiding. Bij alle projecten is er een tussentijdse evaluatie met de projectgroep, waarbij ook sprake is van peer assessment. De stage kent halverwege een tussenevaluatie: een gesprek met de bedrijfsbegeleider en, in geval van knelpunten, ook met de docentbegeleider. Tijdens het afstuderen is de student verplicht regelmatig zijn vorderingen schriftelijk vast te leggen en te bespreken met zijn begeleiders. De frequentie hiervan wordt in overleg met de docentbegeleider afgesproken. Bij de minor Ruimtevaart wordt het programmavoorstel door een review board (begeleidende docenten) beoordeeld en van commentaar voorzien. Het auditteam heeft tijdens en na de audit een aantal toetsen beoordeeld. Geconcludeerd kan worden dat de opleiding studenten tentamens aanbiedt die door de studenten wat tijd betreft goed te doen moeten zijn. De gestelde vragen dekken de inhoud in afdoende mate: de leerstof is voldoende afgedekt. Het niveau van de vragen is wisselend: soms eenvoudig te beantwoorden, in een aantal gevallen vereist de vraag een goede verdieping en een wiskundige uitwerking. Samenvattend concludeert het auditteam dat de vragen niet te zwaar te zijn wat inhoud betreft. Veelmeer is er sprake van vragen op een voldoende hbo-niveau. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opdrachten zijn zodanig geformuleerd, dat de student voor een succesvolle afronding de daarvoor noodzakelijke kennis en vaardigheden moet inzetten; de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen en de gebruikte toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als voldoende gelet op de volgende overwegingen: de opleiding hanteert een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd; het programma is wat oriëntatie en organisatie betreft duidelijk gericht op het werkveld Aviation; de praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de gerichtheid op beroepstaken zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het studieprogramma; het programma biedt ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot Aviation ingenieur te realiseren via frequente en goed gestructureerde interacties met het werkveld; de opleiding hanteert een adequate toetsingsprocedure waarbij het niveau van de toetsen op hboniveau is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 28
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen De AHT in het algemeen en de opleiding Aviation in het bijzonder vindt het van belang dat docenten zich via relatienetwerken en contacten op de hoogte houden van ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Daarom is praktijkervaring een belangrijk selectie criterium bij het aannemen van nieuwe docenten. Een belangrijk deel van de docenten is lid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en neemt deel aan de activiteiten die het instituut organiseert, zoals lezingen. Het team Aviation bestaat uit 23 docenten (inclusief de opleidingsmanager, exclusief practicum docenten). Drie docenten zijn coördinator: stage/afstudeercoördinator, coördinator eerste en tweede jaar/Aviation Flight, en coördinator Aviation Management. De drie coördinatoren vormen met de opleidingsmanager het managementteam. Naar aanleiding van een interne audit heeft de opleiding het professionele relatienetwerk van docenten in kaart gebracht. Dit netwerk wordt gebruikt om kennis te nemen van nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied, voor het (her)schrijven van projecten, het werven van stage- en afstudeerplekken, en het werven van gastdocenten en gecommitteerden. Het auditteam heeft de netwerken en expertisegebieden van de docenten beoordeeld. Gebleken is dat de docenten beschikken over goede kennis van en inzicht in het vakgebied waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Zo hebben docenten ruime ervaring in (technische) functies bij luchtvaartmaatschappijen en beschikken zij vaak over een opleiding op het terrein van luchtvaart. Een aantal docenten heeft ervaring als verkeersvlieger of als vlieginstructeur. Een aantal docenten is nog steeds in het beroepenveld werkzaam. Via het begeleiden van stagiairs en afstudeerders hebben vrijwel alle docenten structureel contact met het werkveld en nemen ze kennis van de actuele ontwikkelingen die daar plaatsvinden. Gezamenlijk leggen de docenten zo'n driehonderd bedrijfsbezoeken per jaar af. Docenten die verantwoordelijk zijn voor een project, consulteren hun contacten in het werkveld om het project up-to-date te houden. Ook via periodieke netwerkbijeenkomsten hebben docenten contact met het werkveld. Twee docenten nemen deel aan de werkgroepen van de Dutch Aviation Group. Ook de gastdocenten die de opleiding inzet zijn afkomstig uit voor de opleiding relevante werkveldgebieden zoals onderhoud, luchtvaartpolitiek, retail op luchthavens en milieu en luchtvaart. De opleiding maakt ook gebruik van gastdocenten bij de afstudeerrichting Aviation Management en van externen bij het beoordelen van afstudeerprojecten. Vier docenten zijn internationaal actief. In 2006-2007 hebben twee docenten een presentatie gegeven op een buitenlands symposium. Vier andere docenten zijn actief in beroepsverenigingen. Twee docenten nemen deel aan de kenniskring van het Knowledge Development Centre van de Luchtverkeersleiding Nederland, waarbij Schiphol, KLM en luchtvaartmaatschappijen zijn betrokken. In deze kenniskring worden onderzoeksthema's geformuleerd en uitgevoerd. Verder nemen docenten regelmatig deel aan de German Aviation Research Seminars, waar onderzoeksresultaten worden gepresenteerd, en aan de symposia van de Westminster University in Londen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 29
Met het instellen van een lectoraat Aviation zullen docenten in de kenniskring van dit lectoraat participeren. Daarnaast heeft elke docent zijn eigen netwerk. Dit netwerk wordt ingezet bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs en bij programma-evaluaties. De actuele kennis van docenten van de beroepspraktijk wordt in STM 2007 gewaardeerd met 3.9 op een vijfpuntsschaal; in STM 2006 en 2005 respectievelijk 3.6 en 3.5. De mogelijkheden tot contact met de beroepspraktijk worden door docenten Aviation in MTM 2006 gewaardeerd met 3.2. Tijdens de audit gaven studenten aan tevreden te zijn over de vakinhoudelijke kennis van de docenten en de mate waarin docenten kennis hebben van de praktijk. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk laat zien, dat de docenten van de opleiding intensief contacten onderhouden met het werkveld; door middel van hun intensieve contacten leggen de docenten van de opleiding een concrete verbinding tussen werkveld en programma; de opleiding schakelt frequent gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt; De opleiding maakt zeer ruim en systematisch gebruik van specialisten. Ook op deze wijze wordt een substantiële inbreng vanuit het werkveld gerealiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 30
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen De totale formatie van Aviation is 19,5 fte (inclusief practica docenten). Veertien docenten hebben een fulltime aanstelling, drie docenten hebben een aanstelling van drie tot vier dagen per week. Tot de zeven docenten die een kleine parttime aanstelling hebben, behoren twee projectdocenten. Dit zijn alumni die verder studeren en voor één of twee jaar worden aangesteld. De overigen hebben een kleine aanstelling omdat ze een promotieonderzoek uitvoeren, of een eigen bedrijf combineren met het docentschap of tevens aan andere afdelingen van de HvA zijn verbonden. Het personeelsbudget wordt beheerd door de directie AHT. Na vaststelling van het curriculum voor het volgende studiejaar wordt een raming gemaakt van de personele inzet. De concrete taaktoewijzing gebeurt rond juli op basis van het aantal zittende studenten en de verwachte instroom. De definitieve takenpakketten worden vastgesteld in september, op basis van de definitieve instroomcijfers. De toewijzing van taken geschiedt op basis van deskundigheid, waarbij rekening wordt gehouden met de voorkeur, affiniteit en beschikbaarheid van de docent. De docent-studentratio bedraagt 1 op 32. Dit is exclusief drie docenten die in dienst zijn van een andere opleiding, maar die wel bij Aviation elk ongeveer 140 uur lesgeven, en exclusief de practicumdocenten. De docent-studentratio vindt de opleiding ‘…te hoog’. Men geeft aan dat dit niet ten koste gaat van het onderwijs noch van de onderwijsontwikkeling. Het streven van de opleiding is een docent-studentratio te realiseren van 1 op 30. De opleiding geeft aan dat de noodzakelijke vakspecifieke deskundigheden in het team vertegenwoordigd zijn, behalve fleet management en human factors. Deze onderdelen worden naar volle tevredenheid door gastdocenten verzorgd, in samenwerking met één van de eigen docenten. De opleiding wil op zo kort mogelijke termijn twee à drie docenten werven. Een kanttekening die de opleiding hierbij maakt is dat goed personeel niet gemakkelijk is te vinden, terwijl de opleiding wel wil vasthouden aan de kwaliteitscriteria wat opleidingsniveau, vakinhoudelijke deskundigheid en ervaring van docenten betreft in het relevante werkveld. De leeftijdsopbouw is redelijk evenwichtig: 23% van de docenten is jonger dan 35 jaar, 22% zit in de leeftijdscategorie 35 tot 45 jaar, 34% zit in de leeftijdscategorie 45 tot 55 jaar en 22% is ouder dan 55 jaar. Uit evaluaties onder het personeel blijkt dat AHT-medewerkers (niet uitgesplitst naar opleiding) hun werk als plezierig, zinvol en uitdagend ervaren. Circa 60% van de docenten echter vindt de werkdruk te hoog, met name in de piektijden: aan het eind van het eerste semester en vooral aan het eind van het studiejaar. Om de werkdruk te verlagen heeft de opleiding in december 2007 drie alumni, die ervaring hebben als projectdocent, ingeschakeld bij de projecttoetsen van de propedeuse. Ook zijn externen ingehuurd voor de assessments van Aviation Management. Nadat de audit heeft plaatsgehad, heeft de opleiding vijf nieuwe docenten aangenomen. Het auditteam is in het bezit van de cv’s van deze nieuwe docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 31
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de omvang van de formatie stelt de opleiding in staat haar opleidingsprogramma uit te voeren; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren; de opleiding heeft, na de audit, maatregelen genomen om de docent-studentratio te verbeteren. Hierdoor is de student/docentratio verbeterd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 32
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen De AHT heeft het beleidskader voor de (permanente) ontwikkeling van docenten beschreven in de nota ‘Docent development’. Voor de concrete scholingsactiviteiten heeft de onderwijskundige staf de Docentenacademie AHT opgezet (zie hierna). AHT-breed wordt minimaal eenmaal per jaar een onderwijsconferenties georganiseerd (verplicht voor docenten). In 2006-2007 was het onderwerp 'Exact in het hbo' en in 2007-2008 'toetsen en beoordelen'. In 2007-2008 is voor alle opleidingsmanagers van de AHT een management development traject gestart met externe begeleiding. Dit is in lijn met het speerpunt ‘Verdere professionalisering van personeel en organisatie’, zoals in het strategisch plan ‘Nieuwe wegen met Techniek’. Eenmaal per jaar wordt HvA-breed een onderwijsconferentie gehouden (verplicht voor docenten), met lezingen en workshops over thema's als studieloopbaanbegeleiding, internationalisering en talentontwikkeling. Daarnaast worden door stafafdelingen van de HvA regelmatig symposia of werkconferenties georganiseerd, bijvoorbeeld over rendement, kwaliteitszorg en de doorstroom van mbo naar hbo. De opleidingsmanager stimuleert docenten hieraan deel te nemen en faciliteert dit ook. Binnen de HvA wordt gebruik gemaakt van de Hay systematiek voor functiebeschrijvingen. De AHT heeft het beleidskader voor de (permanente) ontwikkeling van docenten, beschreven in de nota ‘Docent development’. Voor de concrete scholingsactiviteiten heeft de onderwijskundige staf de ‘Docentenacademie AHT’ opgezet. Door de ‘Docentenacademie’ worden verschillende activiteiten georganiseerd om de professionaliteit op peil te houden en te vergroten. De nadruk ligt hierbij op didactische scholing. De Docentenacademie AHT organiseert didactische trainingen, cursussen, consultatie, lezingen en congressen. Enkele voorbeelden zijn: een didactische introductiecursus voor nieuwe docenten ; een op de AHT toegespitst cursusaanbod didactische bevoegdheid in samenwerking met het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA) van de UvA; een start assessement didactische bekwaamheid voor ervaren docenten. Teamoverleg vindt eenmaal per twee weken plaats. Hierin komen algemene zaken aan de orde, onderwerpen betreffende het curriculum en curriculumwijzigingen, AHT-brede onderwerpen en landelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor de opleiding. Ook worden verbeterpunten benoemd en verbeteracties afgesproken. Alle docenten die bij een project zijn betrokken, hebben bij de start en afsluiting projectoverleg. Alle opleidingsmanagers van de AHT, het hoofd bedrijfsbureau en de domeinvoorzitter van de AHT voeren eenmaal per maand overleg over beleid en ontwikkelingen op instituuts- en opleidingsniveau. Stafleden zijn hierbij aanwezig voor zover relevant voor het onderwerp dat aan de orde is. Alle opleidingsmanagers van de AHT en het hoofd bedrijfsbureau hebben maandelijks overleg over organisatorische zaken. Tijdens zogeheten strategische dagen, circa eenmaal per twee maanden, zitten alle opleidingsmanagers, het hoofd bedrijfsbureau en alle stafleden van de AHT bij elkaar om richting te geven aan bepaalde thema's, zoals personeelsontwikkeling en assortiment.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 33
De belangrijkste selectiecriteria in het aannamebeleid zijn vakinhoudelijke deskundigheid, minimaal een hbo-opleiding (maar bij voorkeur een academische opleiding) en ervaring in het relevante werkveld. Elke docent met een aanstelling van 0,7 fte of meer die geen didactische bevoegdheid heeft, moet deze bevoegdheid halen. De opleiding stimuleert docenten om stage in het werkveld te lopen. In functioneringsgesprekken komt dit aan de orde. Veel docenten voelen daarvoor, maar door de werkdruk worden andere prioriteiten gesteld. Door uitbreiding van het team, naar verwachting per 2008-2009, komt meer ruimte voor docentenstages. Omdat Aviation Management een flexibel programma heeft, afhankelijk van de personal development plans van de studenten, worden bij deze afstudeerrichting veelvuldig gastdocenten ingezet. De gastdocenten zijn afkomstig van andere hbo-opleidingen, universitaire opleidingen of het beroepenveld, en werken altijd samen met eigen docenten. Van de docenten hebben veertien een hbo-opleiding en zijn er tien academisch opgeleid. Conform HvA-beleid worden docenten met een hbo-diploma gestimuleerd een academische graad te halen, academici worden gestimuleerd te promoveren. Dit wordt ook vanuit de HvA gefaciliteerd. In dit kader heeft één docent van Aviation onlangs een academische studie afgerond. Een andere docent is onlangs gestart met een promotieonderzoek bij de TU Delft. Jaarlijks wordt een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek gevoerd op basis van het functieprofiel en de bijbehorende resultaatgebieden. In deze gesprekscyclus wordt structureel gestuurd op de kwaliteit van de vakinhoudelijke competenties, de didactische kwaliteiten en de bijdrage aan onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg. Ook wordt gekeken naar de resultaten van onderwijsevaluaties. In het functioneringsgesprek worden ontwikkel-/scholingsafspraken gemaakt. In het beoordelingsgesprek worden de resultaten uit evaluaties beoordeeld, hetgeen bepalend is voor het wel of niet toekennen van een ‘periodiek’. Aviation heeft in mei 2007 de eerste beoordelingsgesprekken volgens de Hay-systematiek gevoerd, waarbij het functioneringsgesprek van 2006 het uitgangspunt was. Het auditteam heeft tijdens twee sessie met (verschillende groepen) studenten kunnen spreken. Gebleken is hierbij dat studenten open communiceren, zeer enthousiast en kritisch zijn, zowel naar docenten als naar elkaar. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat studenten tevreden zijn over de kwaliteit van het team docenten. Zij werden door hen omschreven als ‘kundig’ zowel wat de specifieke vakinhoud betreft als wat hun praktijkkennis betreft. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat onderwijs- en vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten goed toegerust om de voltijd opleiding adequaat te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en contacten met het werkveld; de opleiding besteedt voldoende aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps; studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke kennis en over de werkveldkennis van hun docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 34
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende, gelet op de volgende observaties: kwantitatief en kwalitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de opleiding absoluut op het gewenste niveau mogelijk maakt; docenten van de opleiding beschikken over zicht op ontwikkelingen in het relevante werkveld; de opleiding streeft er nadrukkelijk naar om docenten rechtstreeks afkomstig uit de beroepspraktijk aan te trekken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp “Inzet personeel” als goed. Dit rechtvaardigt de kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 35
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen De opleiding Aviation is gehuisvest op de locatie Leeuwenburg van de HvA. Deze locatie beschikt over een aantal centrale voorzieningen, zoals receptie, studentenservicebalie, audiovisuele dienst, reproservice, boekhandel, bibliotheek/mediatheek, restaurant, koffiecorners, studentensociëteit en gebeds-/stilteruimte. De dienstverlening en openingstijden van de centrale voorzieningen, zoals mediatheek en restaurant, zijn afgestemd op zowel de voltijd- als deeltijdopleidingen. Aviation heeft de beschikking over de hele A-vleugel op de tweede verdieping van het gebouw. Dit is de thuisbasis voor studenten en docenten. Daar zijn de vaste werkplekken van docenten, de projectruimtes, het studielandschap met 28 computers, een spreekkamer, en een zitje waar studenten en docenten elkaar treffen. Ook heeft de opleiding op deze verdieping een bibliotheek met handboeken, procedureboeken, productspecificaties en cd's van luchtvaartbedrijven. Daarnaast heeft de opleiding in de subterre een eigen ruimte met drie simulatoren: een geavanceerde Airbus A320 maintenance/flight simulator, een procedure trainer en een FRASCA simulator. De A320 simulator is aangeschaft om het gebruik van cockpit avionica inzichtelijker te maken voor studenten, zowel operationeel als wat onderhoud betreft. Met ingang van 20072008 is deze simulator in het programma opgenomen. Alle locaties van de HvA, dus ook Leeuwenburg, hebben een mediatheek. De mediatheken van de HvA werken intensief samen. Ze lopen voorop in het toepassen van de nieuwste technieken en het ontsluiten van de moderne media, om zo informatie voor studenten toegankelijk te maken en hen op die manier te ondersteunen bij de studie. De mediatheken hebben niet alleen de beschikking over een uitgebreide collectie boeken, tijdschriften en cd-roms. Ook kunnen via internet de databanken waarop de HvA is geabonneerd, geraadpleegd worden. De verbinding met landelijke catalogi maakt het mogelijk om uitgebreid buiten de HvA naar informatie te zoeken. De opleiding Aviation heeft tweemaal per jaar overleg met de mediatheek over de aanschaf van vakliteratuur, cd-roms, dvd's en abonnementen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding beschikt over ruime faciliteiten binnen de HvA locatie Leeuwenburg; de opleiding beschikt over fraaie simulatoren die het studenten mogelijk maken een goede eerste indruk te krijgen van de complexiteit van hun vakgebied.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 36
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen In lijn met het HvA brede beleid op het gebied van studieloopbaan begeleiding heeft de AHT haar visie op studieloopbaanbegeleiding (SLB) beschreven in 'Studieloopbaan begeleiding op de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek'. Centraal staat dat de student met behulp van SLB leert om zijn eigen studieloopbaan te regisseren. Dat betekent dat de student: leert de studie aan te pakken op een bij hem passende wijze; leert keuzes te maken en doelen te stellen die passen bij zijn talenten en ambities; een identiteit als professional ontwikkelt. De opleiding Aviation onderscheidt verschillende typen begeleiding: projectbegeleiding bij elk project; individuele begeleiding bij stage; individuele begeleiding bij afstuderen; studieloopbaanbegeleiding. Studieloopbaanbegeleiding ziet de opleiding als een hulpmiddel om studievertraging te voorkomen en studiesucces te bevorderen, onder meer door oriëntatie op studie en beroep en door keuzebegeleiding. Naarmate de student in de opleiding vordert is hij steeds beter in staat om zelf sturing te geven aan zijn ontwikkeling en zelf verantwoordelijkheid te nemen en neemt de rol van studieloopbaanbegeleiding af. Geleidelijk aan verschuift het accent van studie naar professionele loopbaan, van student naar professional. De opleiding Aviation onderschrijft deze visie en hanteert de uitgangspunten in haar studieloopbaan programma. De opleidingsspecifieke uitwerking is beschreven in 'De Moderne Ingenieur’. Studieloopbaanbegeleiding is in het eerste jaar onderdeel van het programma ‘De Moderne Ingenieur’. De student heeft drie tot vier gesprekken met zijn studieloopbaan docent: achtereenvolgens een intakegesprek (over capaciteiten, motivatie, interesses), een ontwikkelingsgesprek, een voortgangsgesprek (op verzoek van de student) en een evaluatiegesprek. De studenten leggen een digitaal portfolio aan, dat de studieloopbaan docent gebruikt om de vorderingen en de reflectie met de student te bespreken. Daarnaast zet de opleiding studieloopbaanassistenten in. Dit zijn tweedejaars studenten die assisteren bij de studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse om hun ervaringen te delen met eerstejaars studenten. Tweedejaars studenten die aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar geen bindend afwijzend studieadvies hebben gekregen, maar minder dan 50 EC's hebben behaald, moeten in overleg met de studieloopbaan docent een studieplan opstellen, gericht op het wegwerken van de achterstand. Verder is de studieloopbaanbegeleiding in het tweede studiejaar gericht op solliciteren naar een stageplaats en voorbereiding op de afstudeerfase (keuzebegeleiding). Studenten maken een SWOT-analyse en krijgen sollicitatietraining. Vanaf jaar 3 nemen studenten zelf het initiatief voor begeleiding, bijvoorbeeld keuzebegeleiding bij minor, stage en afstuderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 37
De opleidingsmanager en de studieloopbaan docent nemen contact op met studenten die langer dan vier jaar studeren. Eventueel wordt een afstudeerprogramma met de examencommissie afgesproken. De kwaliteitsadviseur van de AHT maakt analyses waaruit blijkt welke studenten extra aandacht behoeven en welke studenten een zodanige studieachterstand hebben dat onmiddellijke actie is vereist, zodat de opleiding studenten die matig presteren snel in beeld hebben en de studieloopbaan docent actie kan ondernemen. Op basis van beide documenten en op basis van de tijdens de visitatie verstrekte additionele informatie concludeert het auditteam, dat de opleiding de begeleiding tijdens de stage zeer serieus neemt. Een en ander is goed uitgewerkt in o.a. de taak en de rol van de stagiair, de bedrijfsbegeleider, de docentbegeleider en van de stagecoördinator, de eisen aan stagebiedende organisatie, aan de werkplek van de stagiair, aan de tussentijdse verslaglegging en aan het eindverslag. Het studievolgsysteem Volg+ houdt de studieresultaten bij. Via Boom online (toegankelijk via internet) kunnen studenten de resultaten inzien. Op het intranet van de AHT staat informatie over roosters en beschrijvingen van het vak, practicum of project. Ook worden daar procedurele mededelingen geplaatst, zoals roosterwijzigingen en ziektemeldingen. Daarnaast hangt op elke verdieping een groot beeldscherm dat deze mededelingen toont. De opleiding geeft aan te hechten aan persoonlijk contact tussen studenten en docenten. Niet alleen via email kunnen studenten de docenten raadplegen. Docenten zijn vaak aanwezig en bereikbaar voor studenten. Tijdens de audit beamen studenten dat de docenten goed bereikbaar zijn en dat de begeleiding goed geregeld is binnen de opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is adequaat met het oog op de studievoortgang en sluit aantoonbaar aan bij de behoeften van de studenten; de informatievoorziening aan studenten en docenten is goed geregeld.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleiding als voldoende gelet op de volgende observaties: de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op een adequate wijze te realiseren. de studentbegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten zijn voldoende geregeld en sluiten aantoonbaar aan bij de behoeften van studenten. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel beide facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 38
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen De interne kwaliteitszorg van de opleiding kent een systematiek die ontleend is aan het kwaliteitszorgsysteem van de HvA. Centraal daarbij staan deelactiviteiten die tezamen een continu en cyclisch proces vormen: analyse van de bestaande situatie (de praktijk) ten opzichte van de gewenste situatie (doelstelling) leidt tot een oordeel en, indien de praktijk niet overeenkomt met de gewenste situatie, tot een probleemstelling waarvan de oorzaken worden onderzocht op basis waarvan verbeteracties worden geformuleerd waarvan de implementatie wordt gevolgd. In het kader van de planning- en controle cyclus maakt de AHT een strategisch plan met een looptijd van drie jaar. De opleiding werkt het driejarenplan jaarlijks uit in een resultaten- en activiteitenplan (hierna: R&Aplan). In het R&A-plan worden activiteiten op vier gebieden onderscheiden: kwaliteit en onderwijs markt, omgeving en klant personeel en organisatie financiën en rendement. Per gebied wordt aangegeven welke resultaten de opleiding wil behalen en welke activiteiten daartoe ondernomen zullen worden. Hieraan zijn veelal streefcijfers gekoppeld. In halfjaarlijkse rapportages legt de opleiding verantwoording af over de vorderingen van het R&A-plan. Dit is de input voor het periodiek bestuurlijk overleg tussen de domeinvoorzitter van de AHT en het college van bestuur. HvA-breed worden periodiek evaluaties uitgezet bij: studenten, afgestudeerden, uitvallers, medewerkers en werkgevers. De resultaten hebben een signalerend karakter. Ieder jaar stellen alle opleidingen binnen de AHT in het kader van de planning- en controlecyclus een ‘Resultaten- en Activiteitenplan’ (hierna: R&A plan) op, gebaseerd op recente evaluaties (studenttevredenheid, kwaliteitsdoelstellingen, analyses van het studierendement zowel kwalitatief als kwantitatief, en een strategische oriëntatie). In dit plan wordt de gerealiseerde kwaliteit ten opzichte van de beoogde kwaliteit beschreven, het plan geeft inzicht in sterke en zwakke punten en er worden verbetermaatregelen en nieuwe projecten vastgesteld. De opleiding hanteert de volgende evaluatie-instrumenten: de instroomtevredenheidsmonitor, de studenttevredenheidsmonitor, de exittevredenheidsmonitor, de: werkveldtevredenheidsmonitor en de medewerkerstevredenheidsmonitor. De frequentie is jaarlijks, met uitzondering van medewerkerstevredenheidsmonitor die tweejaarlijks plaatsvindt. De opleiding zal ook, nu de eerste afgestudeerden de arbeidsmarkt opstromen, gebruik maken van de alumnitevredenheidsmonitor. Bij de verschillende evaluaties zijn dus alle voor de opleiding relevante partijen betrokken: studenten, docenten, alumni, werkveld en studiestakers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 39
Aviation voert ook zelf digitaal onderwijsevaluaties uit. Aan het eind van elk kwartaal wordt één studieonderdeel met studenten geëvalueerd. Signalen dat iets niet goed loopt, onvoldoende studieresultaten, een nieuwe docent of vernieuwing van een studieonderdeel kunnen redenen zijn om te evalueren. De uitkomst van het eigen onderzoek van de opleiding wordt geanalyseerd door de betrokken medewerkers. Hier wordt eveneens nader ingezoomd op de scores. De uitkomsten kunnen leiden tot gevraagde verbeteracties. Eén keer per zes jaar (drie jaar voorafgaand aan een accreditatie) wordt bij een opleiding een interne audit uitgevoerd, aan de hand van het NVAO-beoordelingskader. Bij de vorming van de AHT is de audit ingezet als vertrekpunt voor verbetering. Verbeterpunten uit de audit zijn opgenomen in het driejarenplan en de R&Aplannen van de opleiding. Bij Aviation is de interne audit in januari 2005 uitgevoerd. De resultaten van de interne audit waren mede de basis voor de resultaten- en activiteitenplannen in de periode 2005-2007. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding wordt jaarlijks aan de hand van normen geëvalueerd. Deze evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; de opleiding voert module- en projectevaluaties onder relevante partijen uit. Deze evaluaties bieden de opleiding informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te starten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 40
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen De resultaten van de evaluaties en het kwaliteitsbeleid zijn een structureel agendapunt van het managementteam en maken onderdeel uit van het bilateraal overleg tussen directie, opleidingsmanagers en medewerker kwaliteitszorg. Verbetermaatregelen worden in de regel opgenomen in het kwaliteitsplan en het R&A-plan van de opleiding. De voortgang wordt tweemaal per jaar gerapporteerd in de opleidingsrapportage aan de directie. In overleggen tussen de directie en de opleidingsmanager wordt verantwoording afgelegd en verbetervoornemens besproken en gefiatteerd. Jaarlijks schrijft de medewerker kwaliteitszorg, in samenspraak met de opleidingsmanager, een kwaliteitsplan voor de opleiding. In dit kwaliteitsplan worden de speerpunten van het kwaliteitsbeleid vermeld. De interne audits en onderwijsevaluaties vormen de input voor het R&A-plan. Het R&A-plan wordt vastgesteld in overleg met de domeinvoorzitter van de AHT, die zo nodig voor budgettaire ruimte zorgt. Over de voortgang wordt halfjaarlijks gerapporteerd aan de domeinvoorzitter. De opleiding geeft op een duidelijke wijze aan op welke terreinen verbetering gewenst zijn. Geformuleerd worden ‘gesignaleerde problemen’, de ‘verbeteracties’ en de ‘evaluatie’. De door de opleiding gesignaleerde problemen geven het auditteam enerzijds een indruk van de wijze waarop de opleiding omgaat met de resultaten van evaluaties en anderzijds van de wijze waarop de opleiding vervolgens het probleem oplost. In de documentatie geeft de opleiding voorbeelden van verbetermaatregelen die genomen moeten worden en/of die al genomen zijn. Ter adstructie geven wij hier een aantal voorbeelden van verbeterplannen die de opleiding de afgelopen drie jaar gerealiseerd heeft: de opleiding heeft een herzien competentieprofiel geformuleerd dat met ingang van 2008-2009 wordt ingevoerd; de opleiding heeft drie afstudeerrichtingen ontwikkeld en ontwikkelen momenteel een vierde afstudeerrichting; de opleiding heeft twee minoren ontwikkeld. Momenteel wordt de minor Aviation aangepast en wordt er meer samenhang gebracht in het minorenaanbod van de AHT; de opleiding heeft de internationale oriëntatie in de opleiding versterkt; de opleiding werkt aan een betere aansluiting met de vooropleiding; de opleiding heeft de doorstroom van afgestudeerden naar universitaire masteropleidingen mogelijk gemaakt; de opleiding bereidt twee lectoraten voor. Verbetermaatregelen die onmiddellijk aangepakt kunnen worden, zijn niet opgenomen in het R&A-plan. Een voorbeeld daarvan is aanpassing van de studielast. De procedures waarmee de opleiding de weg bewandelt van evaluaties tot verbeteringen moeten meer worden geëxpliciteerd. De opleiding gaat nog niet systematisch na of verbetermaatregelen het gewenste effect hebben.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 41
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties gebruikt de opleiding om problemen te signaleren en om vervolgens verbeteracties te nemen; de gesignaleerde problemen en de verbeteracties tonen aan dat de opleiding serieus werkt aan het verder verbeteren van de kwaliteit van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 42
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen De opleiding krijgt feedback vanuit het werkveld via de beroepenveldcommissie en opleidingsadviesraad, bedrijfsbegeleiders van stagiairs en afstudeerders en gecommitteerden bij afstudeersessies. Medewerkers zijn op verschillende manieren actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Evaluatieresultaten worden met hen besproken, individueel of in het teamoverleg. Zij initiëren verbeteracties en leveren bijdragen aan verbeteractiviteiten en leveren een bijdrage aan onderwijsontwikkeling. Het eigen functioneren wordt met hen geëvalueerd in de functioneringsgesprekken. In het kader van beroepenoriëntatie worden elk voorjaar vertegenwoordigers van het beroepenveld, waaronder alumni, uitgenodigd om een BOR-lezing te houden. Bij Aviation Management worden alumni bij de start van een nieuw jaar uitgenodigd voor een bijeenkomst met de studenten. De coördinator Aviation Management onderhoudt contact met alumni. Onder zijn toezicht wordt door studenten een relatiebeheersysteem ontwikkeld, dat ook door studenten zal worden onderhouden. Na een proefperiode worden ook databases opgezet voor Engineering en Flight. De databases worden benut voor het werven van gastdocenten, opdrachtgevers, gecommitteerden en stageplaatsen. Meer in het algemeen heeft het alumnibeleid tot doel: - het volgen van trends en ontwikkelingen in het werkveld; - het bijhouden van the state of the art van het beroep; - het bieden van een relatie- en kennisnetwerk voor studenten en afgestudeerden. Studenten kunnen hun oordeel over de kwaliteit van het onderwijs geven via STM en de eigen onderwijsevaluaties van de opleiding. De evaluatieresultaten en eventuele verbetermaatregelen worden besproken in de opleidingscommissie (vier tot zes studentleden), die alle studiejaren vertegenwoordigt. Het auditteam heeft met leden van deze opleidingscommissie gesproken en constateert dat zij goed toegerust zijn voor hun taak. De opleidingscommissie maakt een kwaliteitsplan en geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het opleidingsmanagement, bijvoorbeeld over het R&A-plan. De commissie komt elk kwartaal bijeen. Hierbij zijn de opleidingsmanager en de kwaliteitscoördinator aanwezig. De opleidingscommissie maakt zelf een verslag van de vergaderingen. Incidenteel wordt met een groepje studenten uitkomsten van evaluaties besproken om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van knelpunten. Zo is er met studenten een onderhoud geweest over het thema studielast. De opleiding betrekt in voldoende mate alle geledingen bij de kwaliteitszorg. Studenten zijn echter, zo geven zij aan, niet altijd in voldoende mate op de hoogte van verbeteracties. Maar, zo laten zij weten, het ligt ook vaak aan henzelf: zij zijn zo druk bezig met hun opleiding dat hen het een en ander wel eens ontgaat. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg op een actieve wijze; suggesties van deze relevante partijen worden, waar mogelijk omgezet in concrete maatregelen; de opleiding kent een opleidingscommissie die actief participeert bij het op peil houden van de kwaliteit van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 43
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende gelet op de volgende observaties: de interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt; studenten, docenten en het werkveld worden op actieve en georganiseerde wijze betrokken bij de evaluaties; de inbreng van het werkveld bij de evaluaties wordt aantoonbaar gebruikt als basis voor verbeteringen; de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering (aan de hand van prestatie-indicatoren) wordt gemonitord. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 44
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Het afstudeerproject van Aviation is een externe opdracht, waarbij de student zowel een begeleider heeft bij het bedrijf als een docentbegeleider. Tijdens een plenaire sessie met het docententeam in januari 2008 zijn de criteria voor de afstudeeropdracht en de uitvoering daarvan geïnventariseerd en geactualiseerd. De vakkennis en het hbo-niveau van de student worden mede beoordeeld door twee deskundigen uit het werkveld: de bedrijfsbegeleider en een gecommitteerde. In totaal heeft het afstudeerproject daardoor drie beoordelaars (een docent, een bedrijfsbegeleider en een gecommitteerde). Wat betreft het niveau van de opleiding geven eerste- en tweedejaars het niveau relatief vaak te hoog (respectievelijk 28% en 19% in 2007), derde- en vierdejaars vinden het niveau relatief vaak te laag (respectievelijk 68% en 52% in 2007). Docenten Aviation beoordelen het eindniveau van studenten op een aantal vaardigheden met gemiddeld 3.7 op een vijfpuntsschaal. De door het auditteam bestudeerde papers hebben een rechtstreekse relatie met het vakgebied ‘management’ en kenmerken zich door praktische relevantie. Uitgangspunt van de papers lijkt praktische toepasbaarheid te zijn. Er is tevens sprake van een toenemende complexiteit van de papers naarmate de student in zijn studie vordert. Het auditteam heeft een aantal afstudeeropdrachten voorafgaand, tijdens en na de audit bestudeerd. Hierbij is met name gelet op het hbo-niveau ervan, de relevantie voor het werkveld in het bijzonder luchtvaartmanagement. Ook is gekeken naar de supervisie van en de beoordeling door de docenten/begeleiders. De afstudeerwerkstukken kenmerken zich door hbo-niveau en zijn van een goed niveau. Een enkele scriptie wordt met een ‘excellent academic quality’ beoordeeld door een externe auditor omdat het technische- en economische aspecten combineert. Wat betreft de beoordeling van de afstudeerwerkstukken concludeert het auditteam dat ‘The reports are very thoroughly criticized and assessed by the lecturers. The critique is very much to the point. The grades are fair. It encourages students to improve their quality’. Het auditteam merkt expliciet op dat de opleiding de lat voor studenten hoog legt. Ook studenten leggen de lat, zo is gebleken uit de gesprekken, hoog. Zij zijn niet tevreden met een zes. Afgestudeerden vinden een baan, vaak in het bedrijf waar ze stage hebben gelopen of hun afstudeeropdracht hebben uitgevoerd, of studeren verder. De opleiding streeft ernaar dat studenten na afstuderen kunnen doorstromen naar diverse nationale en internationale vervolgopleidingen. Momenteel gaat ongeveer tien procent van de afgestudeerden verder met een universitaire masteropleiding. Afgestudeerden mogen deelnemen aan de pré-master van de Technische Universiteit Delft. Dit programma omvat 60 EC’s waarbij afgestudeerden van de opleiding Aviation 12 EC’s vrijstelling krijgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 45
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed gelet op de volgende observaties: de opleiding maakt bij de beoordeling van werkstukken gebruik van reacties uit het werkveld; de door het auditteam bestudeerde eindwerkstukken zijn van een goed niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 46
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen De studievoortgang van de studenten en de vakrendementen worden na ieder onderwijskwartaal gemonitord. Ook wordt per vak bijgehouden welk percentage van de studenten slaagt, zakt of niet deelneemt. Vakken met een percentage geslaagden lager dan 60 procent, krijgen de nodige aandacht. Daarnaast worden éénmaal per jaar de zogenoemde pijplijngrafieken en het financiële opleidingsrendement bijgewerkt en gepresenteerd. De pijplijngrafieken, met de achterliggende cijfers, geven jaarlijks een totaalbeeld van het opleidingsrendement per cohort. Het aantal afstudeerders en uitvallers van de afgelopen jaren en hun verblijfsduur bepalen de onderwijsvraagfactor van de opleiding en daarmee het financiële rendement. Het onderwerp studiesucces staat standaard geagendeerd voor de bilaterale overleggen tussen de directie en het opleidingsmanagement. Per studiejaar worden realiseerbare streefcijfers geformuleerd en opgenomen in het R&A-plan van de opleiding. De streefcijfers voor rendement passen binnen de algemene norm van de AHT. De opleiding heeft de lange termijn doelstelling (2007-2010) als volgt geformuleerd: minimaal 60 procent van een cohort van een minimale omvang van 90 studenten is binnen 4,5 jaar opgeleid tot Aviation-ingenieur. Uit gegevens van de opleiding blijkt dat het propedeuserendement van het cohort 2006 na één jaar op 15 procent ligt. Voor de cohorten 2005 en 2004 was dit respectievelijk 20,3 procent en 16,2 procent. Na twee jaar behaalde van de cohorten 2005 en 2004 respectievelijk 47,5 procent en 39,3 procent hun propedeuse. Van het cohort 2002 had 36,5 procent de opleiding na vijf jaar afgerond. De opleiding is tevreden over de instroom. Uit de tabel ‘Gemiddelde afstudeertijd/uitvaltijd’ wordt duidelijk dat de gemiddelde afstudeertijd is afgenomen van 4,6 jaar in 2002/03 tot 4,2 jaar in 2006/07 (norm is 4,5 jaar). Het aantal uitvallers is over dezelfde periode overigens zeer fors toegenomen: van 31 in 2002/03 tot 131 in 2006/07. De gemiddelde uitvaltijd en gemiddelde afstudeertijd voldoen aan het streefcijfer. De uitval in het eerste jaar (circa 50%) is echter te hoog. Een deel van de verklaring is dat de kennis van exacte vakken bij de instromers niet aansluit bij wat de opleiding eist. Daarvoor heeft de opleiding al een reeks maatregelen genomen. De uitval wordt deels ook verklaard door het feit dat een aantal studenten met verkeerde verwachtingen aan de opleiding begint. Om de studie-uitval terug te dringen heeft de opleiding een aantal maatregelen genomen waaronder: het actief betrekken van docenten bij de analyse van de managementinformatie en het initiëren van verbetermaatregelen; het uitbreiding van voorlichtingsmateriaal ten aanzien van beroep en opleiding; het inzoomen op struikelvakken en deficiëntieonderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 47
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert duidelijke streefcijfers voor de studieprestaties; de opleiding houdt de studieduur bij van de studenten. Dit betreft de verblijfsduur in de propedeusefase en de totale verblijfsduur met en zonder diploma; de opleiding heeft maatregelen genomen om de achterblijvende rendementen te verbeteren.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding als voldoende gelet op de volgende observaties: het door de opleiding gerealiseerde niveau is van een als ‘goed’ te omschrijven niveau; de opleiding houdt het niveau van de opleiding scherp in de gaten; de opleiding houdt een vinger aan de pols wat betreft de rendementen en neemt maatregelen nu de rendementen niet aan de streefcijfers beantwoorden. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één van de twee facetten van het onderwerp “Resultaten” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 48
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Aviation voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Aviation voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma 2.1. Eisen HBO
E
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
E
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V5
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V6
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G V8
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
G
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
V
4
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed. 7 Extra aantekening: goed. 8 Extra aantekening: goed. 5 6
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 49
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam in casu de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek, verzorgde HBO bachelor opleiding ‘Aviation’ in de voltijdvariant in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; twee facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; beide facetten van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; alle facetten van onderwerp 5 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. één van de twee facetten van onderwerp 6 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 50
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren opleidingsspecifieke audit Willem van Raaijen Drs. W.G. van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Daarna was Van Raaijen Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij als Consultant Public Search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Hans-Martin Niemeijer Prof. dr. H.M. Niemeijer studeerde economie aan de Universiteit van Hamburg. In 1989 promoveerde hij aan deze universiteit. Vanaf 1990 tot september 2001 werkte hij bij de deelstaat Hamburg en was hier werkzaam binnen de afdeling Luchtvaart. Hij was hier betrokken bij economische studies rond de luchthaven Hamburg en ontwikkelde hij concepten voor een duurzame groei van het luchtverkeer in de regio. Sinds september 2001 is hij verbonden aan de Hogeschool Bremen alwaar hij een leerstoel bekleedt op het terrein van ‘Transportation economics and logistics’. Hij is onder andere voorzitter van de German Aviation Research Society, lid van de ATRS Benchmarking Task-Force en Fellow bij Airneth. Ronald Koppers De heer Koppers studeerde, na zijn MTS, aan de Haagse Hogeschool Bedrijfskunde en aan de Universiteit van Amsterdam Bedrijfseconomie (propedeuse). Hij is sinds 1986 werkzaam binnen de luchtvaartsector. Gestart als vliegtuigmonteur en grondwerktuigkundige, is hij sedert 2006 managing director bij Direct Maintanance BV, een onderhoudsbedrijf binnen de luchtvaartsector. Hij is in deze laatste functie verantwoordelijk voor operaties van het onderhoudsbedrijf. Hij heeft binnen KLM verschillende functies bekleed, voorafgaand aan zijn directeurschap binnen Direct Maintenance BV. Zo is hij werkzaam geweest als sales director, support unit manager en als applicatiemanager. Peter Morrell Prof. dr. P. S. Morrell studeerde economie in Cambridge en ‘Air Transportation’ aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Binnen het MIT is hij werkzaam geweest voor NASA projecten op het terrein van luchtvaart. Vanaf 1971 werkte hij als econoom in Brussel bij de Association of European Airlines. Tot voor kort was hij hoofd van de ‘Air transport Group’ binnen het College of Aeronautics (Cranfield University) en doceerde hij hier ‘Air transport economics and finance’. Binnen Cranfield is hij thans hoofd onderzoek op het terrein van luchtvaart. De heer Morrell is wereldwijd betrokken bij een groot aantal projecten rond luchtvaart. Hij geeft regelmatig colleges buiten het Verenigd Koninkrijk aan universiteiten en in-house management opleidingen bij luchtvaartmaatschappijen. Jon Herman Het studentlid, de heer Herman, is vierde jaars student Lucht- en Ruimtevaarttechnlogie aan de TU Delft. Hij is secretaris van de Vliegtuigbouwkundige Studievereniging Leonardo da Vinci.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 51
Erika de Greef (centrale audit AHT) Ir. E. de Greef is innovatiemanager bij Siemens Nederland. Zij studeerde Industrieel Ontwerpen aan de Technische Universiteit Delft. Vervolgens startte zij haar professionele loopbaan bij het InnovatieCentrum, later Syntens, waar zij als adviseur op het gebied van productontwikkeling en innovatie werkzaam was. Milieugerichte productontwikkeling was daarbij één van de speerpunten. Sinds 1999 werkt zij bij Siemens als innovatiemanager. Erika richt zich op het stimuleren en professionaliseren van innovatieprocessen die leiden tot concrete nieuwe business, onder meer in de sectoren veiligheid, mobiliteit, energie en gezondheidszorg. Zij begeleidt divisies binnen Siemens Nederland bij het formuleren van hun innovatiestrategie. Zij heeft zich onder meer gespecialiseerd in diverse methodes voor toekomstverkenning zoals scenario planning en trendanalyse en zet die samen met marktstudies in tal van workshops in. Mede hierdoor leiden de innovatieprojecten tot een significant aandeel in de omzet van Siemens Nederland. Buiten Siemens geeft Erika de Greef colleges en in-company trainingen. Zij is onder meer verbonden als docent voor het vak Conceptueel Ontwerpen aan de Master of Building Service Engineering van Avans Plus te Breda. Ook is zij bestuurslid van de Nederlandse afdeling van de PDMA (Product Development Management Association). Jan de Bruijn (centrale audit AHT) Het studentlid, de heer J.A. de Bruijn, is thans tweedejaars student aan de TU Delft op het terrein van Industrieel Ontwerpen. Ger Broers Drs. G.W.M.C. Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 52
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 53
Verkaring heer P. Morrell wordt nagezonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 54
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 55
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 56
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 57
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 58
BIJLAGE II: PROGRAMMA VISITATIE Programma Accreditatie-audit, centraal. Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT) – Hogeschool van Amsterdam – 21 april 2008 Lokaal
Tijd 8.45 – 9.00 9.00 – 9.30
Gesprekspartners
Auditoren
9.30 – 9.45
Management AHT G. van Haarlem G. van der Hoeven
9.45 – 11.00
Management AHT G. van Haarlem G. van der Hoeven
11.00- 11.45
Rondleiding voorzieningen
Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef J. de Bruijn G. Broers
11.45 – 12.45
Lunch, verificatie en intern overleg auditteam
Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef J. de Bruijn G. Broers
Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef J. de Bruijn G. Broers Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef J. de Bruijn G. Broers Auditteam: W. van Raaijen E. de Greef J. de Bruijn G. Broers
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbespreking auditteam
- Kennismaking - Definitieve vaststelling programma
- Marktpositie / Instroom / Toelating - Internationalisering - Innovatie - Relatie beroepenveld - Personeel / Scholing - Resultaten / Onderwijsrendement - Alumnibeleid
- Eerste bevindingen en aandachts-punten komende auditdagen intern bespreken
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 59
Programma Accreditatie-audit opleiding Aviation voltijd - Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT) - Hogeschool van Amsterdam – 23 april 2008 W. van Raaijen: lead auditor H. Niemeier: vakdeskundige P. Morrell: vakdeskundige R. Koppers: werkvelddeskundige J. Herman: student G. Broers: onderwijsdeskundige/secretaris
Lokaal
Tijd 12.30 – 13.00 13.00 – 13.30
Gesprekspartners
13.30 – 14.15
Management opleiding Aviation
14.15 – 15.15
Onderwijscoördinatoren en docenten
15.15 – 15.30
Tussenoverleg auditteam
15.30 – 16.15
Auditoren Auditteam: W. Van Raaijen H. Niemeier P. Morrell R. Koppers J. Herman G. Broers
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbespreking auditteam
Auditteam W. Van Raaijen H. Niemeier P. Morrell R. Koppers J. Herman G. Broers Auditteam W. Van Raaijen H. Niemeier P. Morrell R. Koppers J. Herman G. Broers
- Marktpositie / Instroom / Toelating - Internationalisering - Innovatie - Relatie beroepenveld - Personeel / Scholing - Resultaten / Onderwijsrendement - Alumnibeleid - Curriculum - Toetsen en beoordelen - Instroom - Praktijkcomponent/ Stage - Studie(loopbaan)begeleiding - Vrijstellingen / EVC - Samenhang programma
Studenten
Auditteam W. Van Raaijen H. Niemeier P. Morrell R. Koppers J. Herman G. Broers
- Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / Toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid / Studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen
16.15 – 17.00
Rondleiding voorzieningen
Auditteam
17.00 – 17.45
Tussenoverleg auditteam
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
17.45 – 18.15
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Aviation, Hogeschool van Amsterdam 60