Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie voltijd Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie voltijd CROHO nr. 34436 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV november 2008 Auditteam: Dhr. R.J.M. van der Hoorn Dhr. S. de Leeuw Dhr. M.J. Peters Dhr. J. Pepping Secretaris: Mevr. D.P.M. de Koning
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5 2
3 3.1 3.2
Inleiding Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport Logistiek: de kracht van de keten, december 2004 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 5 juni 2008 Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 5 juni 2008
1 1 1 1 2 3 3 5 6 6 6 7 7 7 13 15 18 18 24 28 32 35 38 39 43 49 49 51 53 56 56 58 63 63 65 67 69 69 73 77 77 78
1
INLEIDING
1.1
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie.
1.2
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam (hierna: HvA), in casu de Hogeschool voor Economische Studies (hierna: HES) van het Domein Economie en Management, verzorgt veertien HBO bacheloropleidingen. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Logistiek en Economie, voltijd crohonummer 34436 1.2.2. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Logistiek en Economie (voltijd).
1.3
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. De opleiding Logistiek en Economie (LE) maakt deel uit van het Domein Economie (Domein E&M) van de Hogeschool van Amsterdam. In het dagelijks spraakgebruik wordt het domein aangeduid met de merknaam HES. 1.3.2. De opleiding LE telt per 1 oktober 2007 in totaal 208 ingeschreven studenten met een instroom van 70 studenten. De opleiding wordt in een voltijdse variant aangeboden op de locatie Fraijlemaborg. De opleiding is gestart in 2001 met een eerste en tweede studiejaar. De opleiding functioneerde tot 2001 als afstudeerrichting Logistiek Management van Bedrijfseconomie (BE). Omdat de afstudeervariant zich ontwikkelde als een relatief op zichzelf staande opleiding, werd in 2001 besloten er een zelfstandige voltijdstudie LE van te maken. In 2001 is voor de opleiding LE dan ook een CROHO-registratie verworven. De opleiding kent geen deeltijd- of duale varianten. 1.3.3. De opleiding LE is gepositioneerd in de afdeling Voltijd Fraijlemaborg van het Domein E&M. Sinds 2005 vormen alle voltijdse opleidingen van de HES/Fraijlemaborg samen de afdeling Voltijd. De opleiding maakte tot 2005 deel uit van het cluster Bedrijfseconomie (BE), Accountancy (AC), en Financial Services Management (FSM), Bedrijfskundige Informatica (BI) en Fiscale Economie (FE). Deze opleidingen verzorgen onder de naam Brede Bachelor sinds 2005-2006 een deels gezamenlijke propedeuse en deels gezamenlijk tweede studiejaar (sinds 2006-2007). Sinds 2005 valt de opleiding LE met de opleidingen BI en BE onder één opleidingsmanager. Vanaf 2008-2009 maakt de opleiding deel uit van het Cluster Management en Organisatie, omdat binnen de opleiding LE de bedrijfskundige aspecten van logistiek de nadruk krijgen. 1.3.4. De opleiding LE streeft ernaar multidisciplinaire managers van logistieke bedrijfsprocessen op te leiden die breed inzetbaar zijn bij profit en non-profit organisaties in binnen- en buitenland. In het huidige logistieke werkveld is behoefte aan logistieke werknemers op HBO niveau die in staat zijn te functioneren binnen complexe bedrijfsculturen. De opleiding LE aan de HES benadert logistiek vanuit de economische en bedrijfskundige invalshoek. Het zwaartepunt van de opleiding ligt bij analyse, sturing en beheersing van logistieke bedrijfsprocessen op strategisch, tactisch en uitvoerend niveau. De technische aspecten van logistiek krijgen minder aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 1
1.4
Visitatierapport Logistiek: de kracht van de keten, december 2004
1.5.1. De visitatiecommissie Logistiek en Vervoer heeft bij tien hogescholen de opleidingen Logistiek en Economie en Logistiek en Technische Vervoerskunde beoordeeld. In oktober 2003 is de opleiding Logistiek en Economie van de HES beoordeeld. De commissie deed de volgende aanbevelingen: 1. de opleiding zou meer voeling dienen te houden met relevante nationale en internationale ontwikkelingen in het werkveld; 2. de opleiding zou voeling moeten houden met voor haar relevante wetenschappelijke ontwikkelingen; 3. de opleiding zou de wijze van toetsing beter dienen te koppelen aan de leerdoelen; 4. de begeleiding, beoordeling en organisatie van de stages zouden beter gericht moeten zijn op het bijdragen aan het realiseren van de stagedoelen; 5. de commissie concludeerde dat het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding onvoldoende garanties zou bieden voor het realiseren van de gewenste onderwijskwaliteit. Ad 1) De opleiding heeft dit opgepakt en maatregelen genomen m.b.t. regelmatig overleg met de opleidingsadviesraad LE, bevordering van contacten van docenten met het werkveld, deelname van het beroepenveld aan het onderwijs. De opleiding heeft het nieuwe Competentieprofiel Logistiek 2007 verwerkt in het nieuwe opleidingsprofiel LE (van toepassing in 2008-2009) en ook al ten dele in het curriculum 20072008 (zie verder facet 1.1. en 2.1). Ad 2) Sinds de start van de kenniskring van het lectoraat Logistiek van het domein Techniek neemt een docent van de opleiding deel aan deze kenniskring. Er is m.i.v. 2007-2008 een docent met wetenschappelijke achtergrond in dienst gekomen. De opleiding heeft onderzoek verricht naar de wetenschappelijke basis voor de body of knowledge. Enkele actuele wetenschappelijke thema’s zijn in het curriculum ingevoerd (wachttijdtheorie, supply chain management). Actuele wetenschappelijke literatuur is in de mediatheek opgenomen (zie verder facet 2.1. en 3.3). Ad 3) De opleiding heeft toetsbeleid vastgelegd, heeft toetsen en leerdoelen afgestemd en bewaakt toetsen m.b.v. een toetscommissie (zie verder facet 2.8). Ad 4) De volgende maatregelen zijn genomen: herformuleren doelen van stage en beoordeling van stageopdrachten, beoordeling stageopdracht, begeleiding en organisatie en evaluatie van stages (zie verder facet 2.1 en 2.8). Ad 5) Op het gebied van kwaliteitszorg zijn vele stappen gezet. Inmiddels werken alle opleidingen van de voormalige HES met het HvA-kwaliteitszorgsysteem, inclusief onderzoekshuis (zie verder hoofdstuk 5). De opleiding heeft in Stand van Zakennotitie Logistiek en Economie, oktober 2006 de voortgang beschreven sinds de visitatie t.b.v. het bestuurlijk natraject. De NVAO heeft op basis van deze notitie geconcludeerd dat de opleiding voldoende voortgang heeft geboekt en heeft het bestuurlijk traject afgesloten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 2
1.5
Aanpak
1.5.1
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de voltijdse variant van de opleiding Logistiek en Economie is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Logistiek en Economie op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Logistiek en Economie aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport Logistiek: de kracht van de keten (2004); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 3
Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de voltijdse variant. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Logistiek, één student, één lead auditor en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ (afstudeerscripties) van studenten plus de bijbehorende beoordeling. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. 1
Visitatie heeft op 5 juni 2008 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 4
1.5.2
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 5
1.5.3
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
R.J.M. van der Hoorn MBA Dr. Ir. S.L.J.M. de Leeuw – vakdeskundige Ir. M.J. Peters – werkvelddeskundige J.H. Pepping - studentlid D.P.M. de Koning MSc
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Logistiek en Economie noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer R.J.M. van der Hoorn is lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen. De heren De Leeuw en Peters hebben zich in hun beoordeling, vanuit werkveld en vakgebied, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Peters heeft op grond van zijn ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van Logistiek en Economie op HBO-niveau. Hij heeft is in het verleden werkzaam geweest bij Philips, o.a. als Logistiek Manager en is momenteel werkzaam als projectleider bij Merck Sharp & Dohme B.V. , waar hij zich bezighoudt met zowel de harde als de zachte kant van veranderen. De heer De Leeuw heeft vanuit zowel het werkveld als het vakgebied goed zicht op de eisen die gesteld worden aan LE-studenten. Hij is al geruime tijd actief in supply chain management in zowel de academische als in de advieswereld. Hij heeft ruime ervaring in logistieke strategie en planning, logistieke dienstverlening, logistiek bij rampen, risico-analyse in ketens en in spelsimulaties voor ketens. De heer Pepping is vierdejaars student Logistiek en Economie bij Hogeschool INHOLLAND te Haarlem. Hij heeft o.a. stage gelopen bij Schavemaker Transport & Logistics. Ten tijde van de audit was hij bezig met zijn afstudeeronderzoek bij Corus. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5
Programma visitatie 5 juni 2008
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 6
2
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Nb. Overal waar ‘hij’ of ‘hem’ staat, kan de lezer ook ‘zij’ of ‘haar’ lezen. Landelijk beroeps- en opleidingsprofiel 1.1.1. De opleiding baseert zich op het in 2001 landelijk vastgestelde opleidingsprofiel (Landelijk Platform Logistiek, opleidingsprofiel Logistiek en Economie, mei 2000). In het landelijk profiel 2001 zijn twee beroepsinhoudelijke startkwalificaties geformuleerd en vier doorgroeikwalificaties. De startkwalificaties zijn geconcretiseerd in tien zogenoemde activiteitenclusters die het werkgebied van de economisch logisticus beschrijven. In het landelijk opleidingsprofiel 2001 zijn verder twee opleidingskwalificaties management en sociaalcommunicatief opgenomen. In 2006 is een bijgestelde versie verschenen van het Beroepsprofiel LE, in juni 2007 verscheen van het Landelijk Platform Logistiek het Competentieprofiel Logistiek, bestemd voor zowel LT&V als LE (‘Landelijk Platform Logistiek, Beroepsprofiel Logistiek en competentieprofiel Logistiek’, vastgesteld 29 juni 2007). Eind 2007 is dit competentieprofiel Logistiek vastgesteld door de HBO-Raad. De opleiding heeft in het opleidingsplan 2007-2008 wel al delen van de geactualiseerde landelijke teksten opgenomen maar, heeft haar zeventien opleidingcompetenties voor 2007-2008 nog onveranderd gelaten. Vanaf 2008-2009 is het gehele actuele landelijke profiel doorgevoerd. 1.1.2. De opleiding neemt in landelijk verband, o.a. via het Landelijk Domeinoverleg Logistiek en Economie, deel aan discussie over actuele ontwikkelingen. Visie van de opleiding 1.1.3. De opleiding heeft een eigen visie op het beroep opgesteld. De opleiding LE benadert logistiek vanuit de economische en bedrijfskundige invalshoek. Het zwaartepunt van de opleiding ligt bij analyse, sturing en beheersing van logistieke bedrijfsprocessen op strategisch, tactisch en uitvoerend niveau. De technische aspecten van logistiek krijgen minder aandacht. Het uitgangspunt hierbij is dat transport in het algemeen benaderd wordt als een onderdeel van logistieke bedrijfsprocessen in een bedrijf. De opleiding is gericht op het opleiden van breed opgeleide startende logistiek managers die multidisciplinair kunnen werken in een complexe bedrijfsomgeving en die overal inzetbaar is waar zich (logistiek) processen afspelen. Uitwerking door de opleiding van het landelijk vastgesteld opleidingsprofiel 1.1.4. De opleiding LE gaat uit van het landelijk opleidingsprofiel uit 2001, maar twee activiteitenclusters van het landelijke opleidingsprofiel niet expliciet overgenomen: 1) transport management, transportplanning, fleetmanagement, traffic management en 2) material handling. Transport is in deze visie geen hoofdvak, maar komt in de andere onderdelen aan bod.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 7
Toegevoegd is de beroepscontext van de evenementenorganisatie. In de visie van de opleiding is het sturen van (bedrijfs)processen de kernactiviteit van de afgestudeerde economisch logisticus. Daartoe heeft de opleiding twee kwalificaties aan de eindcompetenties toegevoegd in afwijking van de landelijke competenties: procesbeheersing en projectmanagement. Hiermee heeft de opleiding vormgegeven aan algemene (management)vaardigheden. Daarnaast heeft de opleiding gekozen te profileren met communicatieve vaardigheden in twee vreemde talen, Engels en Duits. 1.1.5. Opleidingscompetenties De eindtermen van de opleiding in het nu vigerende profiel zijn beschreven in opleidingscompetenties. De opleiding heeft deze opleidingscompetenties onderverdeeld in drie groepen: A. logistieke opleidingscompetenties; B. algemene opleidingscompetenties; C. reflectieve en gedragscompetenties. A. Logistieke competenties: 1. het ontwikkelen en aansturen van de logistieke activiteiten van een onderneming (Logistiek management); 2. het ontwikkelen en aansturen van de logistieke activiteiten door een bedrijfskolom: supply chain en demand chain management; 3. het optimaliseren van de logistieke bedrijfsvoering (Logistieke optimalisatie); 4. het logistiek adviseren voor interne bedrijfsonderdelen of externe bedrijven (Logistiek advies). 5. het plannen en beheren van logistieke bedrijfsprocessen (Logistieke planning); 6. het analyseren van logistieke activiteiten van een onderneming (Logistieke procesbeheersing). B. Algemene opleidingscompetenties: 1. het resultaatgericht opereren, in termen van een proactieve en op uitproberen gerichte instelling, het nemen en onderkennen van risico’s en verantwoordelijkheden en het tonen van initiatief; 2. het procesgericht opereren, in termen van het onderkennen van en zich kunnen verdiepen in de problemen van interne en externe processen; 3. het organisatiegericht opereren, in termen van kritisch denken, integraal denken, samenwerken, kunnen veranderen of kunnen aansturen van veranderingen; 4. sterk in communicatie met (niet)vakgenoten, medewerkers en leidinggevenden. Sterk in interactie, in termen van het schriftelijk en mondeling rapporteren en verantwoorden, inclusief het maken van ethische afwegingen; 5. het zelfstandig opereren, in staat een proces te kunnen analyseren en zelfstandig onderzoek te doen en dat vervolgens te presenteren; 6. het leiding geven aan een projectteam; 7. het onderhandelen met anderen, het omgaan met machtsrelaties en conflicten. C. Reflectieve en gedragscompetenties: 1. het laten zien van zelfkennis, kennis over de eigen sterke en zwakke persoonlijkheidsaspecten en inzicht in de gevolgen van eigen en andermans gedrag; 2. het in staat zijn tot zelfregulatie, het kunnen sturen van het eigen gedrag: oriënteren, plannen, bewaken, toetsen en evalueren; 3. het in staat zijn tot reflectie, afstand nemen leidt tot inzicht in situaties die uniek, complex, diffuus of conflictueus zijn; 4. het oriënteren op de omgeving: de attitude om met zowel het eigen niveau als met hogere en lagere niveaus te kunnen samenwerken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 8
1.1.6. Vanaf studiejaar 2008-2009 legt de opleiding voor de niveaubepaling tien algemene HES-competenties ten grondslag aan het onderwijs. De HES heeft eigen algemene HES-competenties geformuleerd die m.i.v. 2008-2009 in alle opleidingsvarianten een plaats dienen te krijgen (10 algemene HES Competenties, versie 1.2). Deze competenties zijn in augustus 2007 gevalideerd door het werkveld. De competenties zijn verdeeld in vier competentiedomeinen, die nauw met elkaar samenhangen: Competentiedomein I Beroepsmatig handelen de student is in staat zijn beroepsvraagstukken te signaleren en op professionele wijze te analyseren, op te lossen en te verantwoorden. Het opgeleverde werk moet inhoudelijk deugen. II Bedrijfsmatig handelen de student is in staat tot systematisch en efficiënt handelen in beroepsvraagstukken zodat een optimale output wordt bereikt: de werkwijze moet voldoen aan eisen die doorgaans in het bedrijfsleven worden gesteld. III Sociaal communicatief handelen de student is in staat om met en voor anderen werk uit te voeren. De student is in staat om positieve werk- en klantrelaties te creëren en te onderhouden en hij is in staat te handelen in relatie met anderen. IV Ontwikkelingsgerichtheid de student neemt verantwoording voor de eigen ontwikkeling en hij gaat actief op zoek naar ontwikkeling- en loopbaanmogelijkheden: de student kan leren van ervaring.
Competentie 1. vakkundigheid 2. innovatief vermogen
3. resultaatgerichtheid 4. ondernemend gedrag 5. besluitvaardigheid
6. communiceren 7. samenwerken 8 klantgerichtheid 9. interculturele sensitiviteit 10. ontwikkelingsgerichtheid
Ontwikkeling van zowel de algemene HES-competenties als de beheersing van de beroepstaken is pas mogelijk als er sprake is van ontwikkelingsgerichtheid. In die zin vormt deze laatste algemene HEScompetentie de basis voor alle andere. Alle competenties zijn uitgewerkt in indicatoren die weer verder zijn gespecificeerd in (gedrags)criteria. Opleidingsprofiel 2009-2009 1.1.7. LE heeft eind 2007 in het kader van de ontwikkeling van de Best Business School een herijkt opleidingsprofiel LE ontwikkeld dat van toepassing is vanaf de propedeuse 2008-2009. Voor de ontwikkeling van de Best Business School werkt elke opleiding werkt met een set van opleidingsspecifieke beroepstaken en de tien hierboven beschreven generieke HES-competenties. Didactisch uitgangspunt is dat door het werken aan de beroepstaken de competenties worden verworven. De eindkwalificaties uit het landelijk vastgestelde beroeps- en opleidingsprofiel zijn leidend geweest bij het formuleren van de beroepstaken. Ook het nieuwe opleidingsprofiel LE dekt het landelijke profiel. Voor de opleiding LE gelden de volgende acht beroepstaken: 1. ondernemen; 2. beheersen van materialmanagement processen; 3. beheersen van fysieke distributieprocessen; 4. beheersen van inkoopprocessen; 5. beheersen van supply en demand chain; 6. opzetten en inrichten van logistieke bedrijfsprocessen; 7. integrale goederenstroombesturing; 8. adviseren over logistieke bedrijfsprocessen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 9
Het auditteam heeft kennisgenomen van de op basis van het landelijk profiel door de opleiding LE uitgewerkte opleidingscompetenties. Het auditteam is van mening, dat de eindkwalificaties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een opleiding LE. Wel wil het auditteam een opmerking maken over de gekozen profilering. In de visie van de opleiding is het sturen van (bedrijfs)processen (procesmanagement) de kernactiviteit van de afgestudeerde economisch logisticus. Deze profilering kan naar mening van het auditteam (nog) duidelijker onderbouwd worden. In de gesprekken tijdens de audit hadden diverse gesprekspartners nog moeite met de concretisering van deze profilering. Het is van essentieel belang dat het management strategisch beleid ontwikkelt met betrekking tot de gewenste richting van de opleiding en dat deze richting ook verder geconcretiseerd wordt in het opleidingsprogramma en de samenstelling van het docentencorps. De opleiding zegt haar studenten breed op te leiden. Enige afbakening van het logistieke werkveld waar de opleiding zich op richt, acht het auditteam evenwel wenselijk. De OAR en de overige contacten in het werkveld kunnen hierbij een verdienstelijke rol spelen. Validering door het werkveld 1.1.8. De opleidingsadviesraad (OAR) van LE heeft de opleidingskwalificaties besproken. De OAR telt momenteel vijf externe leden en drie leden die de opleiding vertegenwoordigen. De externe leden vertegenwoordigen het brede veld van logistiek –consultancy op logistiek gebied, logistiek bij productiebedrijven, ERP/SAP, projectmanagement, logistiek in de gezondheidszorg etc. – en hebben affiniteit met onderwijs. De raad komt drie tot vier maal per jaar bijeen. De (on)gevraagde adviezen die zij verstrekken, hebben betrekking op het competentieprofiel, het onderwijs, het onderzoek en de externe activiteiten van de opleiding. In komende vergaderingen wordt de verdere afstemming van de samenstelling van de OAR op het opleidingsprofiel besproken. Vanuit de opleiding wordt door de opleidingsvertegenwoordigers in de OAR een lijst met criteria (vanuit dit profiel) neergelegd waaraan de OAR bezetting idealiter zou moeten voldoen. De huidige externe leden werken mee aan deze vernieuwingsslag. Ook het HES-opleidingsprofiel van LE is geaccordeerd door het werkveld (25 oktober 2007. De tien algemene HES-competenties, die onderdeel uitmaken van het opleidingsprofiel, zijn tot stand gekomen in overleg met de beroepspraktijk, vandaar dat de formulering aansluit bij de wijze waarop veel grote bedrijven (o.a. banken) en erkende assessmentbureaus die hanteren. Internationalisering 1.1.9. De afdeling voltijd Fraijlemaborg heeft in een beleidsnotitie uiteengezet hoe op korte termijn (20082009) en middellange termijn (2010-2012) internationalisering in het curriculum gestalte krijgt. De afdeling schrijft tevens een beleidsnotitie omtrent de internationaliseringsactiviteiten die worden ontwikkeld en waaraan studenten binnen de HvA, HES of UvA kunnen deelnemen. Voor de opleiding LE betekent internationalisering van het curriculum – naast het uitbreiden van de internationale vakliteratuur – dat er aandacht wordt besteed aan de volgende 3 aspecten: 1) het beheersen van buitenlandse talen. In het curriculum is het vak Engels in het eerste tot en met het derde jaar en omdat Duitsland de belangrijkste handelspartner van Nederland is, is het vak Duits het tweede en derde jaar een verplicht. In het vierde jaar moet een keuze worden gemaakt tussen Engels en Duits. Studenten geven aan dat het idioom gericht is op de logistieke werkomgeving. De survey van het derde studiejaar (zie facet 2.1) moet worden gepresenteerd in het Engels of Duits; 2) kennis en inzicht in internationale aspecten; in het curriculum besteedt het vak Recht (1e en 2e jaar) voldoende aandacht aan internationale regelgeving (vervoersrecht). Ook een onderwerp als
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 10
internationaal geldverkeer komt aan bod; 3) interculturele sensitiviteit: de opleiding LE stimuleert haar studenten om een minor of een stage in het buitenland te volgen. In 2004 en 2006 hebben LE-studenten daarnaast een internationaal seminar georganiseerd in Tsjechië met de universiteit Hradec Kralové, gericht op (logistieke) ervaringen opdoen in een internationale omgeving. In 2008 vindt een derde editie plaats. 1.1.10. De HES heeft een aantal buitenlandse partnerinstituten in het hoger onderwijs. Hiermee biedt zij studenten van de opleidingen binnen het domein mogelijkheden op het gebied van internationalisering, zoals dubbele diplomering en stages. De opleiding beschikt vanuit de HES over een uitstekende infrastructuur om de studenten te kunnen faciliteren in internationale stage en studie. In de gesprekken tijdens de audit gaven LE-studenten aan dat, als het gaat om het verkrijgen van plaatsen bij de buitenlandse onderwijsinstellingen van hun keuze, studenten van de afdeling Internationaal voorrang krijgen. Het auditteam is zich ervan bewust dat deze studenten verplicht zijn om een deel van hun studiepunten in het buitenland te halen en LE-studenten niet, maar de opleiding dient er niettemin voor te waken dat LE-studenten op deze manier niet ontmoedigd worden om naar het buitenland te gaan. De mogelijkheden tot verdieping voor studenten die meer internationale ervaring willen opdoen en/of competenties in een internationale context willen verwerven, dienen niet alleen op papier aanwezig te zijn, maar dienen ook echt verwezenlijkt te kunnen worden. Samenvattend is het auditteam van mening dat de internationale dimensie in voldoende mate terugkomt in het curriculum. De belangrijke internationale ontwikkelingen komen in het curriculum aan bod, zodat studenten díe competenties kunnen verwerven, die zij nodig hebben om ook in een internationale context te kunnen werken. Daarnaast biedt het curriculum een aantal mogelijkheden tot verdieping voor studenten die de internationale dimensie sterker in hun studie willen laten terugkomen. Studenten gaven tijdens de interne audit in 2006 aan dat de opleiding naar hun mening nog meer zou moeten doen met het internationale werkveld en de interne auditcommissie gaf de aanbeveling om een netwerk van internationale contacten in het werkveld van logistiek verder te bouwen, al dan niet in samenwerking met andere opleidingen in het domein en de opleiding L&TV. Het auditteam onderschrijft dit.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding LE biedt een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega-opleidingen zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd. De opleiding heeft op basis van het landelijk vastgestelde profiel een set eigen opleidingscompetenties uitgewerkt. In de visie van de opleiding is het sturen van (bedrijfs)processen (procesmanagement) de kernactiviteit van de afgestudeerde economisch logisticus. Transport wordt benaderd als een onderdeel van logistieke bedrijfsprocessen in een bedrijf. Deze profilering kan naar mening van het auditteam (nog) duidelijker onderbouwd en geconcretiseerd worden. Enige afbakening van het logistieke werkveld waar de opleiding zich op richt, acht het auditteam wenselijk. De onderwijsadviesraad heeft het opleidingsprofiel gevalideerd. Daarnaast adviseert zij de opleiding onder andere aangaande het onderwijsprogramma en de profilering van de opleiding. De samenstelling van de OAR beoordeelt het auditteam als voldoende. Zij ondersteunt het initiatief van de opleiding om de samenstelling van de OAR verder af te stemmen op het nieuwe opleidingsprofiel. Het auditteam is van mening dat de internationale dimensie in voldoende mate terugkomt in de opleiding, al komt deze nu vooral nog tot uiting in het gebruik van buitenlandse literatuur en in de implementatie van een aantal internationale componenten in het curriculum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 11
Daarnaast biedt het curriculum een aantal mogelijkheden tot verdieping voor studenten die de internationale dimensie sterker in hun studie willen laten terugkomen. Het auditteam juicht de ambitie van de opleiding om de internationale dimensie steviger in het programma te verankeren toe.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 12
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen 1.2.1. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding getoetst teneinde te kunnen bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden) onderscheiden. 1.2.2. De competenties, indicatoren en (gedrags)criteria zijn in het opleidingsplan afgestemd met de HBOkernkwalificaties en de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft dit inzichtelijk gemaakt in een competentiematrix. Deze matrix – die tevens in bijlage 3 van de Management Review te vinden is – koppelt de Dublin Descriptoren met de generieke (kern)kwalificaties HBO-bachelor en met de 17 opleidingscompetenties van de opleiding LE. Koppeling Dublin Descriptoren – generieke HBO-kwalificaties - opleidingscompetenties Dublin Descriptoren Generieke HBO-kwalificaties Opleidingscompetenties Kennis en inzicht 1, 2 A1, A2, A6 C1 t/m C4 Toepassen van Kennis en inzicht 3, 4, 5 A1 t/m A6 B1, B2, B3, B5 C3, C4 Oordeelsvorming 6, 7 A4 B1, B7 C1 t/m C4 Communicatie 8, 9 B1 t/m B7 C1 t/m C4 Leervaardigheden 10, 1 B1, B5 C3, C4 M.i.v. 2008-2009 werkt de opleiding LE met de tien zogenoemde HES-competenties. De HES heeft er voor gekozen om de algemene HES-competenties tevens aan deze normen te laten voldoen. Dit heeft geleid tot de toevoeging van de indicatoren ‘leiderschap’ en ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’. 1.2.3. Binnen de opleiding LE is in 2006-2007 gesproken over het bachelorniveau in relatie tot het afstudeerprogramma. Dit debat heeft geleid tot HES-breed van toepassing zijnde aanbevelingen m.b.t. de borging van het bachelorniveau in de afstudeerprogramma’s. De opleiding heeft de nieuwe richtlijnen m.b.t. bachelorniveau en afstuderen al eind 2006-2007 geïmplementeerd en heeft in het afstudeerprogramma 2007-2008 verdere verfijningen aangebracht (zie verder facet 6.1). Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de opleiding het bachelorniveau heeft gedefinieerd op een wijze die ten minste beantwoordt aan de vijf Dublin Descriptoren. Zij heeft deze descriptoren expliciet gekoppeld aan de onderscheiden eindkwalificaties. De opleiding is er in voldoende mate in geslaagd elke dimensie van de Dublin Descriptoren een duidelijk herkenbare plaats in haar opleidingscompetenties te geven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 13
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan het niveau bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft op een overzichtelijke wijze de relatie in kaart gebracht tussen de Dublin Descriptoren, de generieke HBO-competenties en de opleidingscompetenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 14
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. De opleiding heeft in het beroepsprofiel van LE en de daarmee samenhangende beroepscompetenties de generieke HBO-competenties en de Dublin Descriptoren verwerkt en sluit hiermee aan bij de beschrijving van het bachelorniveau. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie daarvoor facet 1.2). Beroepsonderwijs 1.3.2. De eindkwalificaties van de opleiding Logistiek en Economie zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de economisch opgeleide logistiek professional relevante werkveld geborgd. De beginnende beroepsbeoefenaar 1.3.3. De opleiding LE streeft ernaar multidisciplinaire managers van logistieke bedrijfsprocessen op te leiden die breed inzetbaar zijn binnen het hieronder geschetste werkveld. In het huidige logistieke werkveld is behoefte aan logistieke werknemers op HBO niveau die in staat zijn te functioneren binnen complexe bedrijfsculturen. Het werkveld van een logisticus bestaat uit bedrijven en organisaties waarbij goederenstromen een essentieel onderdeel van de bedrijfsactiviteiten vormen. Dit zijn zowel profit- als non-profitorganisaties en zowel het midden- en kleinbedrijf als grote industriële en dienstverlenende bedrijven in binnen- en buitenland. Zij opereren in uiteenlopende sectoren, zoals productie, handel, overheid, logistieke dienstverlening, transport en distributie en zorg. Activiteitenclusters binnen het logistieke vakgebied zijn: customer service, inkoop, voorraadbeheer, magazijnbeheer, transport, productie, materials handling, logistieke besturing, supply/demand chain management, logistiek advies, ICT en kwaliteitsmanagement. De focus van de economisch opgeleide logistiek manager is gericht op het toepassen van logistieke kennis. Economische, bedrijfskundige en commerciële inzichten spelen hierbij een belangrijke rol. Klantgerichtheid staat hierbij centraal. Vanuit zijn managementpositie zal de logisticus in staat moeten zijn de gevolgen van een snel veranderende omgeving te vertalen in succesvolle logistieke concepten. Binnen het geschetste werkveld en de logistieke activiteitenclusters vinden afgestudeerden hun werkkring als potentieel logistiek manager. Pas afgestudeerden zullen in de eerste periode voornamelijk in operationele functies worden ingezet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 15
Bij het MKB en non-profit organisaties, zoals overheden en ziekenhuizen, is een startfunctie op managementniveau geen uitzondering. Bij de grote organisaties groeit de jonge logisticus via verschillende gespecialiseerde functies naar een leidinggevende plaats. Over het algemeen vormt op middellange termijn (3 tot 5 jaar) de functie van logistiek manager het perspectief. Dat perspectief is voor de opleiding LE mede richtinggevend voor het curriculum. Alhoewel het auditteam de keuze van de opleiding om breed op te leiden begrijpt, acht het team enige afbakening van het logistieke werkveld waar de opleiding zich op richt, wenselijk. Zoals in facet 1.1. is aangegeven, is het auditteam van mening dat de OAR en de overige contacten in het werkveld hierbij een verdienstelijke rol kunnen spelen. 1.3.4. De opleiding voert periodiek een Alumnitevredenheidsonderzoek (ATM) uit. Het ATM is ingevuld door 5 van de 11 aangeschreven personen, afgestudeerd in de periode tussen oktober 2004 en september 2005. Dit aantal is in feite te klein om zwaarwegende conclusies te trekken, maar de vijf referenten geven aan tevreden te zijn over de voorbereiding op de arbeidsmarkt en het belang van de kwalificaties voor de huidige baan. 1.3.5. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindcompetenties van de opleiding LE voldoen aan het niveau Bachelor, zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren en de HBO-generieke eindkwalificaties. De eindcompetenties in het LE-programma komen overeen met het landelijk opgesteld beroepsprofiel. De eindcompetenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. De eindcompetenties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar. Alumni zijn tevreden over de voorbereiding op de arbeidsmarkt en het belang van de kwalificaties voor de huidige baan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 16
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende.
De opleiding heeft op basis van het landelijk vastgestelde beroepsprofiel eigen opleidingscompetenties uitgewerkt. De eindcompetenties van de opleiding voldoen aan het niveau Bachelor en corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar. De opleiding volgt de actuele ontwikkelingen in het beroepenveld via contact met de onderwijsadviesraad. De OAR adviseert de opleiding onder andere aangaande het opleidingsprofiel en – programma en de profilering van de opleiding. Binnen het HBO volgt de opleiding actuele ontwikkelingen o.a. via verschillende landelijke overleggen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Inleiding De HvA heeft kennisontwikkeling in en met de praktijk als een van de speerpunten gekozen die in de periode 2007-2010 specifiek aandacht krijgt. De eindkwalificaties van elke opleiding zijn dan ook zó opgesteld dat daarin steeds de beroepscontext is meegenomen. Dit systeem is in 2007-2008 t.b.v. het nieuwe opleidingsprofiel LE 2008-2009 verder aangescherpt door het beschrijven van de eindkwalificaties als systeem van kerntaken, beroepshandelingen, beroepsproducten, body of knowledge and skills en tien generieke HES-competenties (uitvoering per september 2008). Opleidingsprogramma – opening naar de beroepspraktijk 2.1.1. De studenten worden tijdens hun studie expliciet in contact gebracht met hun toekomstige werkveld, door contacten met het bedrijfsleven: 1. in de introductieweek (SBO) aan het begin van de opleiding bezoeken studenten relevante bedrijven als onderdeel van hun bedrijfsoriëntatie. Ook later in de studie vinden bedrijfsbezoeken plaats. Hiervoor, maar ook in de latere fase zoals bij het vinden van geschikte stageadressen en opdrachten voor de afstudeeropdracht, maken studenten gebruik van het uitgebreide netwerk van de HES in het bedrijfsleven; 2. structureel onderdeel van het curriculum van het eerste en tweede jaar is het uitnodigen van gastsprekers door de studenten zelf. Zij maken keuzen uit relevante bedrijven en instellingen; 3. via de projecten die studenten volgen, leren studenten aan de hand van realistische opdrachten. Studenten ontvangen jaarlijks voor ten minste 11 EC aan logistiek specifieke projecten. In de opleidingsgidsen worden diverse projecten beschreven; 4. de vakmatig geboden leerstof wordt gerelateerd aan beroepstoepassingen via casuïstiek en praktijkvoorbeelden. De docenten gaven tijdens de audit voorbeelden van de cases die zij gebruiken in hun lessen. Om de theorie over kosten- en financieringsvraagstukken te concretiseren voor eerstejaars studenten werd bijvoorbeeld de casus gebruikt van een supermarkt die bij een plotseling invallende winter een bepaalde hoeveelheid boerenkool met worst voor een bepaalde prijs binnen een bepaalde tijd in de schappen wil hebben liggen om aan de behoeften van klanten te kunnen voldoen. Op deze manier wordt de theorie op een doeltreffende manier verbonden aan de praktijk; 5. actuele beroepsontwikkelingen worden gethematiseerd in het onderwijs, bijvoorbeeld in het vierdejaars vak Trends LE; 6. daarnaast organiseren studenten om de twee jaar een tweedaags internationaal seminar in Tsjechië met sprekers uit zowel het bedrijfsleven als de wetenschap. Dit is overigens geen verplicht onderdeel van het curriculum;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 18
7. in groepsverband voeren LE studenten in het derde studiejaar een onderzoek (survey) uit, nemen deel aan een simulatieproject SAP, en lopen stage. Het 4e jaar volgt er een afstudeeropdracht (zie hieronder en facet 6.1); Ad 7) Survey: in opdracht van een extern bedrijf voeren derdejaars studenten gezamenlijk in een team een opdracht uit. De aanpak is projectmatig en van de studenten wordt verwacht dat ze zelfstandig het proces van het project kunnen bewaken en uitvoeren. De survey betreft een externe opdracht van een externe opdrachtgever. Diverse vakken, afhankelijk van de opdracht, zijn betrokken bij de survey. De student presenteert zijn resultaat in de vorm van een rapport met aanbevelingen in het Engels of Duits. Bedrijfssimulatie SAP: in het 3e jaar is een verplicht onderdeel een bedrijfssimulatie waarbij een ERP-systeem geïmplementeerd wordt binnen een bestaand (virtueel) bedrijf. De studenten leren logistieke, bedrijfseconomische en bedrijfsadministratieve kennis te integreren en toe te passen in een praktijksituatie, in samenwerking met studenten van de opleidingen Commerciële Economie, bedrijfskundige Informatica en Fiscale Economie. Zij vervullen taken binnen het bedrijf uit, maar zijn ook projectleider. Het auditteam is te spreken over het simulatieproject SAP. De verschillen met andere ERP-systemen komen deels al aan bod in het Exact Practicum. Niettemin wil het auditteam de opleiding meegeven om dit sterker naar voren te laten komen, vooral met het oog op de toekomstige werkomgeving van studenten waar niet altijd met SAP wordt gewerkt. Binnen het SAP-practicum zijn studenten werkzaam binnen verschillende afdelingen in een bedrijf: HRM, Financiën, Productie, Inkoop etc. Studenten gaven aan dat zij in een bepaalde afdeling werden ingedeeld en dat er geen roulatie plaatsvond tussen de afdelingen. Om de verschillende afdelingen binnen een bedrijf goed te leren kennen en werkelijk vaardigheden te ontwikkelen op het gebied van business process integration, achten zij roulatie van belang. Het auditteam onderschrijft dit. Tevredenheid studenten m.b.t. de beroepsgerichtheid 2.1.2. Studenten zijn tevreden over de aansluiting van het programma op de beroepspraktijk. In de Studenttevredenheidsmonitor (STM) 2007 beoordelen studenten dit aspect met het rapportcijfer 3,3 (op een vijfpuntsschaal: 1 = zeer ontevreden, 5 = zeer tevreden). In de gesprekken die de opleiding met studenten ter voorbereiding van de management review heeft gehad, zeggen studenten dat het curriculum expliciet beroepsgericht is. Wel zouden in sommige gemeenschappelijke onderdelen van de brede bachelor wat meer specifieke beroepsvoorbeelden logistiek aan de orde mogen komen. Dit wordt gerealiseerd per september 2008-2009. De opleidingsspecifieke invulling van het 1e jaar wordt dan versterkt door een vergroting van het opleidingspecifieke deel van18 naar 35 studiepunten (zie verder facet 2.3). Overigens vindt het onderwijs ook in de brede bachelor wel plaats in LE-specifieke groepen. Stage/afstuderen 2.1.3. De stagewerkzaamheden duren 20 weken en bevatten logistieke kenmerken zowel op het terrein van material management als physical distribution en zijn samengevat in een of meerdere opdrachten. Studenten voeren tijdens hun stage een specifieke logistieke opdracht uit, die moet voldoen aan de in de stagesyllabus LE genoemde eisen. Elke student heeft een stagebegeleider, die hem zowel inhoudelijk als procesmatig begeleidt. De stagebegeleider is het eerste aanspreekpunt voor de student en is verantwoordelijk voor de beoordeling. De stageverlenende organisatie benoemt een mentor die de desbetreffende student begeleidt en onder wiens directe verantwoordelijkheid de student tijdens de stage valt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 19
De afstudeeropdracht hoort met de stage tot de praktijkcomponent van de opleiding, maar vormt een zelfstandig examen onderdeel. De 4e jaars student LE voert zelfstandig een logistiek onderzoek bij een bedrijf uit met een rapportage van conclusies en aanbevelingen. Belangrijk is dat de student hierbij aantoont dat hij de opgedane kennis en vaardigheden uit vorige studiejaren kan toepassen in een praktijksituatie. Tevredenheid studenten m.b.t. de stage Uit het STM 2007 blijkt dat LE-studenten kritisch zijn over een aantal organisatorische en begeleidingszaken. Zo beoordelen zij de stage-/werkplekbegeleiding vanuit de opleiding met een 2,8 en de voorbereiding op de stage met een 2,7. De begeleiding door de stagebegeleider uit instelling/bedrijf wordt positiever beoordeeld (cijfer 3,5). Over de inhoud van de stage was men zeer positief. Toegepast onderzoek 2.1.4. De opleiding hecht belang aan (toegepast) onderzoek. Uit de interne audit kwam naar voren dat Onderzoeksvaardigheden verspreid zitten over verschillende vakken en jaren, mede ter voorbereiding op de afstudeeropdracht. Het vormgeven van onderzoek in het curriculum is een profielpunt van de HvA. In de hoofdfase wordt in diverse onderdelen aandacht besteed aan dit onderwerp, met name in de projecten. Gebruik resultaten toegepast onderzoek is net voldoende gewaardeerd met een rapportcijfer van 3,1. De vijf alumni die gereageerd hebben op het ATM (zie ook facet 1.3) zijn niet tevreden over de aandacht voor relevante resultaten van toegepast onderzoek. Ook de kwalificatie om relevante wetenschappelijke kennis te vergaren en benutten wordt als relevant beoordeeld voor de huidige positie, terwijl de ontwikkeling tijdens de opleiding aanzienlijk lager wordt beoordeeld. Naar aanleiding hiervan en naar aanleiding van de juist voldoende waardering in de Studententevredenheidmonitor (STM) t.a.v. gebruik resultaten toegepast onderzoek, geeft de opleiding nu een meer prominente plaats aan resultaten van (wetenschappelijk) onderzoek in het curriculum via de verbreding van de logistieke staf en door inventariserend onderzoek naar wetenschappelijke curricula logistiek. Binnen de opleiding is onlangs een docent met logistiek wetenschappelijke achtergrond aangesteld, mede met het oog op de bevordering van het niveau van kennis en inzicht. Lectoraat/kenniskring 2.1.5. In de koppeling van het onderwijs/onderzoek met het bedrijfsleven kunnen lectoraten een belangrijke rol spelen. Het domein kent op dit moment de volgende lectoraten: Entrepreneurship and Innovation (voormalig instituut HES) – loopt binnenkort af. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (voormalig instituut HES) – loopt binnenkort af; Gedifferentieerd HRM (voormalig instituut AHHRM). Daarnaast is HES-breed het lectoraat ‘De kenniseconomie van Amsterdam’ sinds het voorjaar 2008 ingevuld. De voorzitter van het auditteam heeft additioneel met de lector gesproken op 18 juni. Dit lectoraat gaat zich bezighouden met concreet en praktijkgericht onderzoek naar de economie van Amsterdam. De doelen van het lectoraat zijn: onderzoek doen naar de kenniseconomie van Amsterdam: concrete onderzoeksthema’s hierbij zijn bijvoorbeeld a) het effect van ‘incubators’ op de lokale economie en omliggende wijken en b) een analyse van netwerken/waardeketens van de Amsterdamse modesector en identificatie van de kansen voor lagergeschoolden; bijdragen aan het curriculum van de opleidingen van het domein E&M door: - het gebruiken van onderzoeksresultaten voor cases of anderszins; - studenten zoveel mogelijk te betrekken bij onderzoek; - het ontwikkelen van een minor (2009-2010) e.d.;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 20
versterking van de samenwerking met het beroepenveld; professionalisering van docenten.
Daarnaast is in het afgelopen jaar op informele wijze gestart met de samenwerking met het lectoraat Logistiek (Logistieke Knooppunten) onder leiding van dr. D. A. van Damme op de locatie Leeuwenburg (onderdeel van de opleiding Logistiek en Technische Vervoerskunde (L&TV), domein Techniek). Doel voor het jaar 2007-2008 was oriëntatie op de punten van samenwerking, te weten: projecten voor studenten en hoe het lectoraat de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding verder kan versterken. Ten aanzien van deelname aan projecten kan vermeld worden dat drie studenten van LE hebben bijgedragen aan de organisatie van het logistieke seminar van Logistiek en Technische Vervoerskunde. Ten aanzien van de wetenschappelijke oriëntatie geldt dat voor verdere samenwerking afspraken noodzakelijk zijn op domeindirectieniveau tussen de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT) en de HES. Doelstelling voor komend jaar is dan ook dat die afstemming er komt en dat de opleiding in de tussentijd de samenwerking langs informele weg blijft doorzetten, met name op het gebied van de projectdeelname door studenten. Voor komend jaar 2008-2009 wordt in het 1e semester in het kader van het lectoraat gezamenlijk een casus ontwikkeld ten behoeve van het vak Supply Chain Management (SCM) in het 3e jaar. De casus is gericht op de bloemenveiling Aalsmeer. Het auditteam is van mening dat de omslag in het denken over toegepast onderzoek voor een groot deel nog moet plaatsvinden. Als onderzoek een speerpunt is, dan moet dit ook worden uitgedragen door het personeel en dat is – een enkeling daargelaten – nog niet het geval. De initiatieven tot samenwerking met LTV zijn goed en het auditteam wil de opleiding dan ook op het hart drukken om deze initiatieven te formaliseren. Het lectoraat kan een belangrijke rol spelen bij het verder integreren van onderzoeksvaardigheden in het studieprogramma en het betrekken van docenten bij discussies en onderzoek over het vak. 2.1.6. Het auditteam heeft inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant, actueel, werkvelddekkend en op HBO-niveau. Studenten beoordelen de inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal met een 3,4 en de aansluiting van het studiemateriaal op de beroepspraktijk met een 3,3. Indien het streven is om de onderzoeksmatige component sterker terug te laten komen in het onderwijs, dan moeten studenten meer gebruikmaken van literatuurbronnen. De Kennisbank Logistiek werd door docenten aangegeven als belangrijke bron. Deze kennisbank is digitaal beschikbaar in de mediatheek, maar uit gebruikersstatistieken blijkt dat studenten spaarzaam gebruikmaken van deze databank. De docenten zijn zich ervan bewust dat studenten gestimuleerd moeten worden om deze informatie te gebruiken. Zij proberen hier een sturende rol in te spelen door studenten gerichte zoekopdrachten mee te geven bij bijvoorbeeld projecten. Het auditteam is van mening dat dit nog sterker kan worden aangezet. Interactie docenten – werkveld 2.1.7. De vaste docenten ontvangen scholing, houden contact met het beroep via de begeleiding van stages en afstudeeropdrachten en via contacten met het beroepenveld. Een deel van het onderwijs wordt verzorgd door gastdocenten en door docenten met een parttime aanstelling. Door de groei van het aantal studenten kon het aantal docenten logistiek worden uitgebreid. Er zijn drie (1.65 fte) docenten logistiek aangetrokken, die naast hun docentschap ook als o.a. zelfstandig consultant in het logistieke bedrijfsleven actief zijn (zie verder facet 3.1).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 21
De opleidingsmanager is actief lid van het Landelijk Platform Logistiek (LPL). Meerdere docenten (en studenten) zijn lid van de Vereniging Logistiek Management (VLM), het kennis- en netwerkplatform voor logistici in Nederland en beroepsvereniging voor logistiek managers, specialisten en studenten. Uit de jaarlijkse studenttevredenheidsmonitor en de docentevaluaties die studenten na afloop van elk blok invullen kan een beeld verkregen worden van de binding die docenten leggen tussen opleiding en beroepspraktijk. Studenten beoordelen de actuele kennis van docenten over de beroepspraktijk met een 3,6. Borging actualiteit 2.1.8. Toetsing of het onderwijsprogramma in voldoende mate beroepsgericht, actueel en relevant is, gebeurt o.a. door de curriculumcommissie en de Programma Adviesgroep (PAG). Deze organen kijken tevens naar de vertaling van het beroeps- en competentieprofiel naar het onderwijsprogramma, de samenhang in het programma, de inhoud en studielast van het curriculum en de vraag of deze zich op HBO-niveau bevindt. Tevens organiseert de PAG activiteiten ter versterking van de relatie met het werkveld, behoud van de actualiteitswaarde en verhoging van de kwaliteit van het opleidingsprogramma. Zij voert overleg met de opleidingsadviesraad (OAR). Ook organiseert zij jaarlijks minimaal een studiedag voor alle docenten gelieerd aan een PAG en het werkveld over een actueel thema. Interactie opleiding - werkveld 2.1.9. De opleiding onderhoudt structurele contacten met het werkveld en dat leidt op programmaniveau tot concrete input vanuit dat werkveld. Met de OAR wordt gesproken over zaken als onderwijsinhouden, nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld en startkwalificaties voor LE-afgestudeerden. De HES heeft de beschikking over een Bureau Externe Betrekkingen. Dit bureau is verantwoordelijk voor registratie, coördinatie en onderhoud van de contacten met het werkveld. Hiermee wordt, meer dan voorheen, gezorgd voor facilitering van evenementen van de opleiding (zoals bedrijvendagen) en continuïteit in het relatiebeheer. 2.1.10. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1. Wel worden hier de resultaten uit het STM opgenomen. Aandacht voor internationale ontwikkelingen in het beroepenveld scoort een 3,0. Het gebruik van internationale vakliteratuur wordt beoordeeld met een 2,9.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het opleidingsprogramma voorziet in leeromgevingen waarbinnen de student in direct contact komt met de beroepspraktijk. Studenten zijn tevreden over de aansluiting van het programma op de beroepspraktijk. Wel geven zij aan dat in sommige gemeenschappelijke onderdelen van de brede bachelor (in het vigerende programma) wat meer specifieke beroepsvoorbeelden logistiek aan de orde mogen komen. Het auditteam heeft vastgesteld dat dit vanaf het studiejaar 2008-2009 ook het geval is. Een andere manier waarop de student in direct contact komt met de beroepspraktijk, is de stage. Studenten zijn tevreden over de inhoud van de stage. Bij een aantal organisatorische en begeleidingszaken is ruimte voor verbetering. In het curriculum is aandacht voor het vertalen van wetenschappelijke ontwikkelingen naar de praktijk, maar het auditteam is niettemin van mening dat de omslag in het denken over toegepast onderzoek voor een groot deel nog moet plaatsvinden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 22
Uit de resultaten van de STM en de ATM blijkt dat resp. studenten en alumni matig tevreden zijn over het gebruik van toegepast onderzoek. De opleiding heeft naar aanleiding van deze resultaten concrete verbetermaatregelen opgezet. Het auditteam heeft geconstateerd dat de koppeling tussen het lectoraat Logistiek van het domein Techniek op de locatie Leeuwenburg en de opleiding LE momenteel een informeel karakter heeft. Het auditteam is van mening dat het lectoraat in belangrijke mate ondersteunend kan zijn bij de verdere professionalisering van de onderzoekslijn in het curriculum en bij het versterken van evidence based practice. Die opbrengst vanuit het lectoraat naar de opleiding wordt nog niet gerealiseerd, maar het auditteam is positief over de initiatieven die de opleiding is gestart. De gebruikte vakliteratuur is actueel, relevant, werkvelddekkend en op HBO-niveau. Dit geldt tevens voor het studiemateriaal. Het opleidingsprogramma wordt mede uitgevoerd door docenten die een relatie met het beroepenveld hebben. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van gastsprekers. Studenten zijn positief over de actuele kennis van LE-docenten over de beroepspraktijk. Het in de OAR vertegenwoordigde werkveld speelt een rol in de opleiding via het inbrengen van actuele voor het werkveld relevante ontwikkelingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 23
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Het auditteam heeft inzage gekregen in de competentiematrix waaruit blijkt dat de 17 opleidingscompetenties heel duidelijk verdeeld waren over de verschillende onderwijseenheden (bijlage 4 – Management Review). Dit overzicht is uitgesplitst naar de vier studiejaren. 2.2.2. Alle onderwijseenheden LE zijn in kort bestek beschreven in de Opleidingsgids. Per studiejaar zijn van elke onderwijseenheid op voor de student toegankelijke wijze de competenties, inhoud, leerdoelen, werkvormen, studieactiviteiten, leermiddelen, toetsing en beoordeling beschreven: allereerst wordt beschreven wat de relatie van de desbetreffende onderwijseenheid met de opleiding is. Er is vastgelegd op welke opleidingscompetenties de eenheid zich richt; vervolgens worden per onderwijseenheid de leerdoelen genoemd. Ze vormen de link tussen de beoogde opleidingscompetenties en de inhoud van de programmaonderdelen; ten slotte wordt in een aparte tabel een koppeling gemaakt tussen de opleidingscompetenties en leerdoelen. Het is voor de student dus overzichtelijk welke leerdoelen bijdragen aan welke opleidingscompetenties. Op basis van de competentiematrix en de beschrijving van de onderwijseenheden is gebleken, dat ieder programmaonderdeel gericht is op een leerdoel (het verwerven van een of meer kerncompetenties) waaraan individueel of in groepsverband wordt gewerkt. In termen van niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen bestrijkt het totaal aan leerdoelen van de verschillende onderwijseenheden en modules alle eindkwalificaties. 2.2.3. Elke opleiding is m.i.v. 2008-2009 qua structuur ingericht vanuit een kader dat HES-breed van toepassing is (Onderwijskundige kaders, Beste Business School, september 2007). De HES kiest voor competentiegericht onderwijs. Om in de beroepspraktijk competent te kunnen handelen zijn echter niet alleen competenties nodig, maar ook kennis en vaardigheden. Deze visie is terug te zien in de wijze waarop het onderwijs tijdens de binnenschoolse semesters is georganiseerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie leerlijnen: 1. geïntegreerde leerlijn; 2. kennis en vaardigheden leerlijn; 3. coachingsleerlijn. Ad 1) In de geïntegreerde leerlijn werken studenten aan opdrachten die ze ook als beginnend beroepsbeoefenaar in de praktijk zouden kunnen krijgen, bijvoorbeeld het uitvoeren van een marktonderzoek of het schrijven van een businessplan. Ze leren (delen van) beroepstaken uitvoeren en ontwikkelen de competenties die daarbij nodig zijn. Als onderdeel van de geïntegreerde leerlijn wordt ondersteunend onderwijs verzorgd. Dit onderwijs helpt studenten bij het opdoen van de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdrachten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 24
Ad 2) Het uitgangspunt van de opleiding is dat een goede basis van kennis en inzicht een essentiële voorwaarde is voor professioneel handelen. In de kennis en vaardigheden leerlijn ontwikkelen studenten kennis en vaardigheden die samenhangen met de beroepstaken waarvoor ze worden opgeleid, maar die niet direct toepasbaar zijn voor het uitvoeren van de opdrachten in de geïntegreerde leerlijn. Het gaat hierbij om wat ook wel de body of knowledge en skills wordt genoemd. In het LE-curriculum neemt de verwerving van kennis en inzicht dan ook een belangrijke plaats in. In het vakkenpakket ligt bij een aantal vakken direct de focus op kennisverwerving (bijvoorbeeld bij de propedeusevakken bedrijfskunde, bedrijfsadministratie, commerciële economie, financiering, recht). Daarnaast wordt kennisverwerving bevorderd gerelateerd aan de projecten. Zowel in de geïntegreerde leerlijn als in de kennis en vaardigheden leerlijn krijgen studenten dus onderwijs en doen ze kennis en vaardigheden op. Het verschil is dat het onderwijs in de geïntegreerde leerlijn ondersteunend/gerelateerd is aan de (project)opdracht: alleen kennis en vaardigheden die toepasbaar zijn bij het uitvoeren van de opdracht worden als ondersteunend onderwijs aangeboden. Bij het uitwerken van een opdracht is vaak maar een beperkt gedeelte van theorie nodig. In de kennis- en vaardigheden leerlijn is ruimte voor diepgaander behandeling van theoretische concepten. Bovendien geeft deze leerlijn de gelegenheid om met kennis en vaardigheden te oefenen. Hiervoor is bij het uitvoeren van opdrachten minder gelegenheid. Het auditteam wil de waarde van het verwerven van kennis en inzicht onderstrepen. De opleiding heeft de keuze gemaakt om breed opgeleide professionals op te leiden in plaats van gespecialiseerde mensen. Het auditteam wil benadrukken dat ook bij breed opgeleide professionals een gedegen theoretische bagage waardevol is, zodat studenten aan het einde van de rit een goede basis hebben om in te stromen in verschillende functies. Ad 3) Binnen de coachingsleerlijn geven studenten richting aan hun eigen competentieontwikkeling. Voor welk uitstroomprofiel kiest de student? Welke mate van internationalisering? Welke competenties wil hij ontwikkelen en op welke manier? Dergelijke keuzes legt een student vast in zijn POP. Hij wordt hierbij gecoacht door zijn studieloopbaanbegeleider. De student verzamelt bewijzen voor zijn competentieontwikkeling in zijn portfolio. Inrichting van het curriculum 2.2.4. LE maakt deel uit van de brede bachelor met een aantal financieel-economische opleidingen. Er is gekozen voor een deel gemeenschappelijke propedeuse en tweede jaar voor de genoemde opleidingen (zie ook facet 2.3). De consequentie daarvan is dat het cluster een sterke financieel-economische gerichtheid heeft in jaar één en twee. Voor studenten lijkt daarmee wat zij zien als de kern van de opleiding, de logistiek, pas in een later stadium van de opleiding duidelijk herkenbaar te worden. De opleiding brengt de logistieke profilering in met name de projecten en enkele specifieke onderwijsonderdelen onder de aandacht. De opleiding wil graag aansluiten bij het verwachtingspatroon van studenten. Daarom worden m.i.v. het studiejaar 2008-2009 de opleidingsspecifieke onderdelen in de propedeuse versterkt, zodat de logistieke kern van de opleiding voor studenten beter zichtbaar wordt. De opleidingsspecifieke invulling van het eerste jaar wordt vergroot van het opleidingspecifieke deel van 18 naar 35 studiepunten. 2.2.5. De logistieke component komt in het programma tot uiting, doordat de opleiding de activiteitenclusters – zoals landelijk vastgesteld in het opleidingsprofiel – thematisch behandelt in haar curriculum. Hierbij moet worden gedacht aan activiteitenclusters als logistiek advies, inkoopmanagement, voorraad- en magazijnbeheer en kwaliteit. De opleiding behandelt daarbij de activiteitenclusters transport en productiemanagement & –planning niet als eigenstandige thema’s vanwege hun meer technische karakter.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 25
De opleiding beschouwt het sturen van (bedrijfs)processen als de kernactiviteit van de afgestudeerde economisch logisticus. De opleiding heeft dit in het curriculum vertaald door aandacht te besteden aan onderwerpen als supply chain management, procesbeheersing (algemene systeemtheorie) en projectmanagement. Tevredenheid studenten 2.2.6. Studenten zijn tevreden (gemiddeld tot ruim voldoende) over de bijdrage van de opleiding aan de ontwikkeling van de HBO-competenties. Aandacht voor theoretische kennis wordt door studenten met het rapportcijfer 3,6 beoordeeld. De inhoud van de opleiding in zijn geheel krijgt een 3,3 (STM 2007). Minorenbeleid 2.2.7. Het minorenbeleid is HES-breed uitgewerkt en vanaf 2006-2007 ingevoerd. Elke opleiding bestaat uit een basisopleiding van 210 EC´s (de major) en een minor van 30 EC´s en is afgerond als beide onderdelen zijn behaald. De minor is geplaatst in het eerste semester van het vierde studiejaar. Voor elke minor zijn instapvoorwaarden gedefinieerd. Daarnaast is er een aparte categorie doorstroomminoren. Deze maken deel uit van het doorstroomprogramma naar een universitaire masteropleiding. Voor deze laatste minor gelden specifieke regelingen en ingangseisen. Voor de huidige tweedejaars en derdejaars studenten gelden t.a.v. de minoren de regels zoals opgenomen in het Onderwijs en Examen Reglement 2007 /2008 (derdejaars) en 2008/2009 (tweedejaars). De opleiding heeft drie differentiaties of minoren geformuleerd waarmee afgestudeerden zich richting de arbeidsmarkt kunnen profileren: Business Consultancy, Business Proces Integration en Leisure and Logistics. Met name de laatste differentiatie onderscheidt zich van de landelijke profilering in die zin dat gericht wordt op de beroepscontext van kleine en grote evenementen. Deze differentiaties zijn consistent met het opleidingsprofiel. De examencommissie heeft vastgesteld dat een aantal minoren in voldoende mate bijdrage aan de verwerving van de LE competenties en aan de basiskwaliteit voldoen. LE studenten hoeven niet individueel toestemming aan te vragen bij de examencommissie voor deelname aan de opleidingsspecifieke en geselecteerde minoren uit het HES aanbod. Bij de examencommissie LE moet wel vooraf toestemming aangevraagd worden voor deelname aan: minoren die door andere domeinen/opleidingen binnen de HvA worden aangeboden; minoren bij andere (buitenlandse) HBO instellingen). In de aanvraag moet de student motiveren waarom de module voor de aanvrager bijdraagt tot verwerving van het competentieprofiel van de opleiding (zie OER artikel 3.6 lid 2). HES-breed is op basis van diverse evaluaties geconcludeerd dat een deel van het aanbod en de uitvoering van minors in 2006-2007 door studenten kritisch is ontvangen. Voor 2007-2008 is binnen alle HES-afdelingen werk gemaakt van niveauverhoging en verbetering van de uitvoering van de minors. Het auditteam herkent de organisatorische kritiek van de studenten op het minoraanbod vanuit de gevoerde gesprekken. Studenten gaven tijdens de audit aan dat het minorenaanbod voor hen niet altijd duidelijk is en dat toezeggingen over de te volgen minoren door veranderingen in het aanbod niet altijd konden worden nagekomen. Het auditteam schaart de inhoudelijke en organisatorische kritiek onder opstartproblemen. Een groot aantal minoren is in het studiejaar 2006/2007 voor het eerst aangeboden. Het niveau en de organisatie van de minoren heeft zowel HES-breed als op opleidingsniveau prioriteit. De OAR heeft aangegeven mee te willen denken over de ontwikkeling van minoren die passend zijn bij een opleiding LE. Waar de minor Business Consultancy vooral een financiële insteek heeft gericht op het MKB, ziet de OAR voor de opleiding LE bijvoorbeeld meer in een minor Consultancy gericht op procesverbetering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 26
Het auditteam wil de opleiding aanraden om – voor zover mogelijk – de OAR te betrekken bij de verdere ontwikkeling van minoren. Samenvattend is het auditteam van mening dat de inhoud van het programma studenten in voldoende mate de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindcompetenties te ontwikkelen. Het opleidingsprogramma werd door studenten traditioneel genoemd. De huidige groep docenten heeft de ambitie om het opleidingsprogramma duidelijker af te stemmen op het nieuwe opleidingsprofiel.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties. Via een matrix – waarin de opleidingscompetenties zijn verdeeld over de verschillende onderwijseenheden – is inzichtelijk gemaakt dat alle competenties terugkomen in het programma. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen. Per onderwijseenheid wordt aangegeven aan welke leerdoelen de student werkt en aan welke opleidingscompetenties deze leerdoelen een bijdrage leveren. Het programma is opgebouwd via leerlijnen. Deze opbouw garandeert dat studenten niet alleen de benodigde competenties verwerven, maar ook kennis en (beroeps)vaardigheden. Het programma biedt studenten in voldoende mate de mogelijkheid om de geformuleerde eindcompetenties te ontwikkelen. In het programma is voldoende aandacht voor het verwerven van kennis en inzicht. Studenten hebben aangegeven de logistieke kern van de opleiding in jaar één en twee niet altijd even duidelijk te herkennen. De opleiding heeft de LE-specifieke onderdelen in de propedeuse uitgebreid van eenderde naar ongeveerd de helft. Het huidige docentencorps gaat het onderwijsprogramma strakker aan het opleidingsprofiel verbinden dan tot voorheen het geval was. Het auditteam ondersteunt deze ontwikkeling krachtig. Het auditteam acht het minorenaanbod voor nu adequaat. Het team raadt de opleiding aan om de OAR te betrekken bij de verdere ontwikkeling van minoren (specifiek gericht op de opleiding LE).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 27
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Inleiding De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel en gevalideerd door het werkveld. De eisen die aan de beroepsbeoefenaars worden gesteld, staan daarin beschreven in een onderling samenhangende set competenties. Verticale samenhang 2.3.1. De opbouw en fasering van de opleidingen zijn vastgelegd in het document ‘Onderwijskundige kaders, Beste Business School, september 2007’. Per september 2008 gaat voor alle opleidingen een propedeuse nieuwe stijl van start. In deze propedeuse wordt gestart met een voor alle opleidingen gezamenlijk eerste semester (vijf EC opleidingsspecifiek) dat als werktitel Ondernemen heeft. Opbouw in jaren: 2.3.2. Het opleidingsprogramma LE bestaat uit een propedeuse, hoofdfase 1 (jaar 2) en hoofdfase 2 (jaar 3 en 4). Elk studiejaar heeft twee semesters. Voor de opleidingen AC, FE, BE, BI, FSM en LE is voor de eerstejaars van het studiejaar 2005-2006 een deels gezamenlijk programma ingevoerd, de zogenaamde brede bachelor. In 2006-2007 is de brede bachelor ook in het tweede jaar ingevoerd. Schematisch samengevat geldt het volgende programma: EC,s propedeuse / brede bachelor Jaar 60 S1 thema: werken in de 1 organisatie hoofdfase 1/ brede bachelor Jaar 60 S3 thema: werken in een 2 internationale omgeving Jaar hoofdfase 2 S5 3 60 stage Jaar Minor S7 4 60
S2
S4
S6 S8
propedeuse / brede bachelor thema: werken vanuit de organisatie hoofdfase 1 / brede bachelor thema: werken als resultaatverantwoordelijke hoofdfase 2 verdieping logistiek Afstudeeropdracht Verdieping logistiek
De afstemming van de brede bachelor wordt gecoördineerd door een van de betrokken opleidingsmanagers. Doelen van de brede bachelor zijn: de beroepsvoorbereiding versterken; de overstap tussen de betrokken opleidingen vergemakkelijken; samenhang en integratie in het eerste en tweede jaar versterken; een grotere zelfwerkzaamheid van studenten realiseren; studeerbaarheid en efficiency bevorderen. Voor LE-studenten kan in beide eerste jaren de vraag ontstaan naar het logistieke deel in het gehele curriculum. Het cluster heeft een sterke financieel-economische gerichtheid in jaar één en twee; een gerichtheid die overigens voor LE essentieel is. Voor studenten lijkt daarmee wat zij zien als de kern van de opleiding, de logistiek, soms wat in de verdrukking te komen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 28
De opleiding brengt de logistieke profilering in met name de projecten en enkele specifieke onderwijsonderdelen onder de aandacht. De opleiding wil graag aansluiten bij het verwachtingspatroon van studenten. In het kader van de op HES ‘Best Business School’ (BBS) gebaseerde curriculumvernieuwing en de daaraan verbonden verschuiving van de financieel-economische inbedding van LE naar het gebied van management en organisatie, worden m.i.v. 2008-2009 de logistieke onderdelen uitgebreid, zodat de logistieke kern van de opleiding voor studenten beter zichtbaar wordt. De opleidingsspecifieke invulling van het eerste jaar wordt vergroot van 18 naar 35 studiepunten. 2.3.3. Opbouw in niveau: in de opleiding staan de 17 competenties uit het competentieprofiel centraal. De student ontwikkelt deze competenties gedurende zijn studie in situaties met toenemende complexiteit. De opleiding is zo opgezet dat de student in stappen (niveaus) naar de opleidingscompetenties begeleid wordt. Gedurende de studie leert de LE student via de volgende vier niveaus te functioneren in het logistieke werkveld: oriëntatie, toepassing, integratie en beroepsvorming/beroepsvoorbereiding: oriëntatie in de propedeuse, leren toepassen van opgedane kennis in concrete situaties in jaar twee, integratie – het gebruiken van kennis en inzicht vanuit verschillende disciplines t.b.v. complexe problemen – in het derde jaar en beroepsvoorbereiding – het zelf verwerven van kennis en vaardigheden en het toepassen vanuit eigen behoefte – in jaar vier. De opleidingscompetenties zijn daarnaast vertaald naar competenties op drie niveaus. De toenemende complexiteit door het hele programma wordt daarnaast inzichtelijk, doordat diverse programmaonderdelen in de hoofdfase een niveauaanduiding hebben gekregen (zie ook bijlage 4 – Management Review). Nb. ook de in de beschrijving van de tien algemene HES-competenties wordt te behalen niveau aangegeven. Onder het kopje ontwikkeling wordt aangegeven op welke wijze de competentie binnen een complexe situatie en dus op een hoger niveau binnen de diverse fasen (basisfase, kernfase en profileringsfase) van de opleiding getoetst kan worden. Hierbij worden de volgende criteria gehanteerd: mate van frequentie, mate van complexiteit en mate van zelfstandigheid. Bijv. competentiedomein II: bedrijfsmatig handelen – competentie 3: resultaatgerichtheid: Hoe complexer de beroepshandelingen die een student uitvoert, hoe complexer de situatie waarbinnen hij dit doet en hoe zelfstandiger een student dit doet, hoe belangrijker het is om resultaatgericht te zijn. In het begin van een (studie)loopbaan zal een student werkzaamheden uitvoeren waarbij de omvang van de taken klein is en de aanpak grotendeels voorgestructureerd. In latere jaren zal een student zelfstandig de aanpak moeten bepalen voor complexere werkzaamheden. 2.3.4. Ter verdere borging van de verticale samenhang kent de opleiding een opbouw van het curriculum via parallelle leerlijnen (zie voor toelichting facet 2.2.). De leerlijnen lopen door het gehele curriculum en werken van minder complex naar zeer complex. De HES heeft uitgangspunten voor de (minimale) verhoudingen tussen deze leerlijnen geformuleerd. Afdelingen kunnen hun eigen profilering langs deze verhoudingen vormgeven. per leerjaar Geintegreerde leerlijn Kennis en vaardigheden Coaching
Minimaal 30% 20% 5%
Maximaal 75% 65% 20%
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 29
Horizontale samenhang 2.3.5. Het opleidingsprogramma bestaat uit achtereenvolgende jaarthema’s: werken in de organisatie, werken vanuit de organisatie, werken in een internationale organisatie en werken als resultaatverantwoordelijke. Het auditteam is van mening dat de inhoud van de opleiding goed onder deze thema’s geschaard kan worden. De externe deskundigen in het auditteam zijn van mening dat ‘samenwerking tussen organisaties’ vandaag de dag ook steeds belangrijker wordt. Ter overweging wil het auditteam de opleiding meegeven om bij het verder ontwikkelen van het opleidingsprogramma na te denken over een thema als ‘werken in een netwerk van organisaties’. 2.3.6. In elk semester worden één of twee projecten aangeboden met een totale omvang van 6 tot 8 ECTS. Projecten en het gelijktijdig aangeboden vakonderwijs sluiten waar mogelijk qua inhoud bij elkaar aan (afstemming, just in time), maar de leerstof van de vakken is gestructureerd volgens de vakmatige logica (en niet volgens de integrale, thematische logica). De student verwerft in feite via het vakonderwijs een basis qua kennis en vaardigheden en leert via de projecten toe te passen wat in het vakonderwijs is geleerd (waarbij het project ook weer aanleiding vormt voor verdere kennisconstructie). De opleiding stelt dat de verschillende projectonderwerpen qua volgorde op elkaar zijn afgestemd: van breed naar specifiek, waarbij ervaringen uit eerdere projecten worden meegenomen in volgende projecten. Het auditteam heeft vastgesteld dat de projecten samen enkele essentiële werkgebieden omvatten. De projecten (en de flankerende modulen) zijn qua onderwerp en inhoud niet direct ontleend aan het overkoepelende thema in het desbetreffende semester. Ter overweging wil het audittteam de opleiding meegeven om de koppeling van de projecten aan de door de opleiding geformuleerde jaarthema’s duidelijker neer te zetten. Onderlinge samenhang 2.3.7. In de opleidingsgidsen wordt de relatie tussen de betreffende onderwijseenheid en de opleiding geschetst en ook wordt aangegeven op welke andere modules de onderwijseenheid aansluit. Uit de analyse van de module- en projectevaluaties (2006-2007) blijkt dat de aansluiting van de module op de voorkennis van de student bij een aantal modulen zowel in het eerste als het tweede jaar slecht is. Inmiddels wordt in de opleidingsgids ook aangegeven of de student specifieke voorkennis moet hebben. Zo wordt bij het project Containerterminal in het 2de jaar aangegeven, dat logistiek kennis uit het 1ste jaar nodig is om dit project tot een goed einde te kunnen brengen. Daarnaast volgt de student het POP-programma, gericht op het reflecteren op het verwerven van de competenties. In het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) wordt de samenhang op het niveau van de individuele student getoetst (zie facet 4.2). Samenhang tussen het binnen- en buitenschoolsprogramma 2.3.8. Ook is er samenhang tussen binnen- en buitenschoolsprogramma. Studenten kunnen op stage, wanneer zij alle tweedejaars projecten met succes hebben afgerond en in het tweede studiejaar 40 studiepunten behaald hebben. De vierdejaars afstudeeropdracht staat in het licht van toepassingen van de opgedane theoretische kennis in de voorafgaande jaren. in een zelfstandig uit te voeren afstudeeronderzoek van een bedrijfsprobleem. 2.3.9. De samenhang binnen het studieprogramma wordt zowel inhoudelijk als didactisch verder nagestreefd via een afstemming van de diverse werkvormen (zie verder facet 2.7).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 30
Tevredenheid van studenten 2.3.10. De studenten zijn tevreden over de samenhang tussen de programmaonderdelen (cijfer 3,4). Zij beoordelen de aansluiting tussen de stage en de opleiding met een 3,1 en in het specifiek de aansluiting van de geleerde vaardigheden op de stagewerkzaamheden met een 3,0 als net voldoende.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft geconstateerd dat de leerstof concentrisch is opgebouwd: elk studiejaar vindt er een verdieping plaats van de reeds in eerdere leerjaren behandelde stof. De leerdoelen komen telkens terug, maar in een opklimmende reeks van complexiteit en reikwijdte. De uitwerking van de verticale samenhang van het programma is terug te vinden in de opbouw van de verschillende studieonderdelen. De landelijk opgestelde niveau-indeling (de vertaling naar competenties op drie niveaus) is ingevoerd en zorgt ervoor dat de student door de leerjaren heen van oriëntatie naar verdieping en uiteindelijk professionalisering gaat. De opbouw van de vier studiejaren is overzichtelijk: het curriculum is opgebouwd uit samenhangende semesters die elk in het teken staat van een bepaald thema. Door de opbouw via leerlijnen wordt de samenhang binnen het programma verder bevorderd. De HES heeft goed nagedacht over de (minimale) verhoudingen tussen de leerlijnen. Studenten volgen in elk semester één of twee projecten. De projecten en het gelijktijdig aangeboden vakonderwijs sluiten – waar mogelijk – qua inhoud bij elkaar aan. Het vakonderwijs volgt ook een eigen inhoudelijke logica met een toenemende complexiteit. De samenhang binnen het studieprogramma wordt zowel inhoudelijk als didactisch verder nagestreefd via een afstemming van de diverse werkvormen. Studenten zijn tevreden over de samenhang van de programmaonderdelen. De aansluiting van de stage op de opleiding biedt ruimte voor een kleine verbetering volgens de resultaten uit de STM.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 31
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast is per blok en per programmaonderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Spreiding 2.4.2. De spreiding van de studielast is evenwichtig. Er is een evenwichtige verdeling van EC over de verschillende semesters en studiejaren. Elk studiejaar is verdeeld in twee semesters. Elk semester heeft een studielast van 30 EC. Elk semester wordt afgerond met tentamens en een herkansing. Hierdoor werkt de student met overzichtelijke hoeveelheden leerstof en kan hij kort nadat het onderwijs is gevolgd zo nodig ook al herkansen, wat de effectiviteit van het curriculum en de studie-inzet ten goede komt. 2.4.3. De opleiding biedt studenten een beperkt aantal (streven: niet meer dan vijf) verschillende onderwijseenheden tegelijkertijd om versnippering van hun aandacht te voorkomen. Contacturen 2.4.4. De opleiding realiseert een evenwichtige verdeling van de studietijd over contacturen, individuele opdrachten, projecten, voorbereiding en aflegging toetsen. De opleiding draagt ook zorg voor een evenwichtige opbouw van het curriculum qua contacttijden (van meer naar minder intensief). Het gemiddeld aantal contacturen is negentien in het eerste en tweede jaar, zeventien in het derde jaar en acht in het afstudeersemester. Onder contactuur verstaat de HvA een lesuur van 45 minuten waarin studenten individueel of in groepsverband in een gedefinieerde werkvorm in contact (kunnen) treden met een docent. In de gesprekken die de opleiding met studenten ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, zeggen studenten dat de opleiding veel contacturen biedt; het klassikale karakter is mede de reden waarom zij voor deze opleiding hebben gekozen. Studielast 2.4.5. Het auditteam heeft vastgesteld dat de studielast aan de maat is: studenten hebben veel contacturen en moeten daarnaast hard werken. De studenten hebben in de STM (2006) aangegeven dat zij gemiddeld 32 uur per week in het eerste half jaar aan de studie hebben besteed. 2.4.6. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie)modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van deze evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Uit analyses blijkt dat de formele studielast niet afwijkt van de werkelijke studielast. Studenten geven tijdens de gesprekken op de auditdag aan dat zij geen problemen ondervinden m.b.t. de studielast. In de gesprekken die de opleiding met studenten ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, geven ouderejaarsstudenten aan dat de werkdruk in het derde studiejaar (SAP-project) hoog ligt, evenals in het vierde studiejaar (door de combinatie van afstuderen en onderdelen).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 32
De opleiding vraagt van studenten regelmatig en veel werken, iets wat volgens het auditteam zeker in jaar drie en vier van studenten verwacht mag worden. Het is aan de opleiding om in de gaten te blijven houden of het hier gaat om een ervaren hoge werkdruk of om een werkelijk hoge werkdruk en of er sprake is van een te hoge werkdruk. De ouderejaarsstudenten concluderen verder dat ze gedurende de collegeweken naast de projecttaken in het eerste en tweede jaar niet al te veel opdrachten ontvingen, met name niet voor de brede bachelorvakken. Zij menen dat deze onderdelen wel wat meer hadden mogen uitdagen tot regelmatig werken en verder studeren bijvoorbeeld door opdrachten. De opleiding heeft de afgelopen jaren werk gemaakt van het aanbrengen van verbeteringen in beide eerste studiejaren, gericht op motivatiebevorderende werkvormen (aantrekkelijke opdrachten binnen het vakonderwijs) en is daarmee voor de huidige eerstejaarsstudenten en tweedejaarsstudenten tegemoet gekomen aan de kritische opmerkingen van de ouderejaarsstudenten. Informatievoorziening 2.4.7. Bij elke onderwijseenheid wordt, mede met het oog op de studeerbaarheid, studiemateriaal (opleidingsgids en een beschrijving onderwijseenheid) verstrekt waarin o.a. de positie van de onderwijseenheid, de inhoudelijke betekenis, de leerdoelen en de relatering aan de competenties, de werkvormen, de planning en de toetswijze staan beschreven. De studiebelasting per werkvorm is expliciet aangegeven. Deze informatie is tevens terug te vinden op het intranet. Ter adstructie citeren wij uit de opleidingsgids, hoofdfase 2, 4de jaar: Studenten krijgen voor succesvolle afronding van de module Recht 3 ECTS, omgerekend in klokuren staan hier 84 uren voor. Werkvormen Hoor-/responscollege Werk-/begeleidingscolleges Verplicht: Introductiecase Kamer van Koophandel Rollenspel Zelfstudie Totaal
Studiebelasting in % 15 25 5 5 50 100
Tevredenheid van studenten 2.4.8. De opleiding concludeert uit de gegevens van het STM dat studenten de studeerbaarheid voldoende waarderen – de gemiddelde tevredenheid over de studeerbaarheid wordt beoordeeld met een 3,3 – maar dat voor wat betreft tijdige beschikbaarheid van informatie, roosters en studiemateriaal verbeteringen wenselijk zijn. Binnen de afdeling van FRB zijn in het R&A-plan concrete streefdoelen geformuleerd m.b.t. het aspect ‘tijdige beschikbaarheid studiemateriaal’. Hiertoe zal vooral aandacht besteed worden aan verbetering van organisatorische zaken. De opleiding LE heeft samen met BE en BI meegewerkt aan de pilot weblishing (web publishing) waarbij alle handleidingen digitaal ter beschikking werden gesteld. In de aanvangsfase werd er pas geleverd na betaling, wat vaak vertraging opleverde. Weblishing is nu voor de hele HES ingevoerd en de problemen met de leveringen zijn verbeterd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 33
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten. Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt dat de studielast evenwichtig is gespreid. De opleiding evalueert minimaal één keer per jaar of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast. De opleiding heeft derhalve een instrument om studievoorgang belemmerende factoren weg te nemen. Uit deze evaluaties blijkt dat de formele studielast niet afwijkt van de feitelijk studielast. Studenten geven tijdens de audit aan geen problemen te ondervinden met de studielast. Ouderejaarsstudenten geven in de gesprekken die de opleiding met hen ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, aan een hoge werkdruk te ervaren in jaar drie en vier. Alhoewel het auditteam onderkent dat dit vaak onoverkomelijk is vanwege de organisatie van jaar drie en vier en van mening is dat dit niet direct bezwaarlijk hoeft te zijn, wil het team de opleiding evenwel op het hart drukken om alert te zijn op deze signalen. De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld gebracht. Op intranet en in de opleidingsgidsen is per programmaonderdeel voor studenten inzichtelijk gemaakt wat de studielast is en wat van hen wordt verwacht. Studenten zijn tevreden over de studeerbaarheid van het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 34
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Beleid instroom 2.5.1. Voor het domein is het aansluiten op de mogelijkheden en kansen van haar veelkleurige instroom een uitdaging. Het domein wil inspelen op individuele talenten o.a. door studenten in de gelegenheid te stellen om te kiezen voor leerstijl en leersituatie die bij hem of haar passen en door specifieke aandacht voor Nederlands, Engels, rekenen d.m.v. diagnostische toetsen en bijspijkerprogramma’s. Toelatingseisen 2.5.2. De toelatingseisen zijn vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling. Toelaatbaar zijn studenten met een mbo-diploma niveau 4 en een havo/vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij. Bij afwijkende profielen worden aanvullende eisen gesteld, die zijn beschreven in de brochures en op de site. Als aan deze eisen niet is voldaan, kan via het Taal- en Schakelonderwijscentrum (TSOC) van de HvA deficiënties op het gebied van wiskunde of economie worden weggewerkt. Voor leerlingen die naast toelatingsrecht ook een optimale aansluiting willen met de opleiding Logistiek en Economie wordt het volgende geadviseerd:een leerling met de profielen N&T, N&G en C&M wordt geadviseerd M&O te kiezen,met havo-profiel C&M met wiskunde A. Een leerling met profiel E&M is zonder meer toelaatbaar, maar wordt geadviseerd M&O erbij te kiezen. 2.5.3. Studenten die een Nederlandse opleiding maar geen diploma hebben en die ouder zijn dan 21 jaar, kunnen gebruik maken van de 21+-regeling om toelating te krijgen tot de opleiding. TSOC voert ook de 21+examens uit. 2.5.4. Studenten met een buitenlands diploma moeten hun diploma laten toetsen door het TSOC. Daarnaast moeten studenten hun taalvaardigheid in het Nederlands aantonen. Aansluiting startniveau van de opleiding op het eindniveau van de instromende studenten. 2.5.5. Het instroombeleid van de opleidingen van de HES is - onder het motto ‘iedere student op de juiste plaats’ - gericht op het werven van studenten die zowel wat betreft kwalificaties als ambities passen bij de opleiding. Dat gebeurt HvA-breed d.m.v. het oriëntatietraject VO-HBO (zie 2.5.6.). Daarnaast gebeurt dit o.a. via voorlichtingen, open dagen en de website. Een verbeteractiviteit van de opleiding is de ontwikkeling van de propedeuse nieuwe stijl met een eerste gezamenlijk semester in 2008-2009, waardoor studenten zich goed kunnen oriënteren op het gehele HESaanbod. 2.5.6. Een belangrijke rol is weggelegd voor de afdeling Instroom-Doorstroom (zie ook 2.5.8.). Dit is het expertisecentrum van de HvA dat tot doel heeft dat iedere student op de juiste plek komt en blijft. InstroomDoorstroom maakt deel uit van de stafafdeling Onderwijs en Onderzoek (O2). De subafdelingen van Instroom-Doorstroom zijn: Instroommanagement
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 35
Oriëntatiejaar UvA-HvA: www.orientatiejaar.nl Studentmentorenprogramma: www.onderwijs.hva.nl/smp/ Taal- en Schakelonderwijscentrum: www.onderwijs.hva.nl/tsoc/ Studievoorlichting: www.onderwijs.hva.nl/studievoorlichting/
Veel activiteiten, diensten en producten van afdeling Instroom-Doorstroom hebben betrekking op verbetering van de aansluiting en de doorstroom voor leerlingen vanuit het VO en het MBO. Bij de uitvoering van een aantal van de activiteiten wordt intensief samengewerkt met VO-scholen en ROC's. Decanen en opleiders uit VO en MBO kunnen voor informatie, advies en ondersteuning bij Instroom-Doorstroom terecht. Op de website vinden zij alle informatie en gegevens die horen bij het aansluitingsprogramma VO-HBO, een samenwerkingsverband tussen de Hogeschool van Amsterdam met 46 scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam en omstreken. De programmaleiding berust bij de afdeling Instroommanagement van de Hogeschool van Amsterdam. Het Domein E&M participeert in het aansluitprogramma VO-HBO van de afdeling Instroommanagement (IM) van de HvA. In dit programma worden de volgende activiteiten uitgevoerd: 1. de profiel-doedag voor HAVO 3 (in het kader van de profielkeuze); 2. een hbo-docent bezoekt 4 HAVO en geeft voorlichting over studeren in het HBO in het algemeen. 3. bezoekdag HAVO 4, ondersteund met voorlichting op scholen (inzicht geven in de inhoud van HESopleidingen); 4. meeloopdagen voor HAVO 5. 2.5.7. Gelet op de juistheid van de keuze van de student wordt veel aandacht besteed aan studieloopbaanbegeleiding. In het eerste jaar van de opleiding krijgen studenten gerichte feedback op hun studievoortgang en hun slaagkans; zonodig worden studenten doorverwezen. Bovendien krijgen studenten met het oog op hun verdere professionele ontwikkeling vanaf het eerste jaar inhoudelijk advies en begeleiding bij hun professionele ontwikkeling. Daarbij is vanzelfsprekend studievoortgang een belangrijk item (zie facet 4.2). 2.5.8. Voor de beperkte groep zij-instromers (studenten vanuit andere hogere economische opleidingen) bestaat de mogelijkheid om in jaar twee in te stromen. Deze studenten krijgen een intakegesprek met de studieadviseur, waarna een studieroute op maat wordt aangeboden. 2.5.9. Bevindingen studenten In de STM worden 14 vragen gesteld over diverse aspecten van de aansluiting tussen de propedeuse en het eerder genoten onderwijs. Over het geheel genomen achten de studenten de aansluiting adequaat. Belangrijke aandachtspunten zijn de inrichting van het portfolio (zie verder facet 4.2) en beheersing Engels. 2.5.10. Voorzieningen om eventuele deficiënties bij studenten weg te werken Het goed beheersen van de Nederlandse taal is een belangrijke succesfactor in de studievoortgang. Om die reden is de afdeling Voltijd in 2002 op de Fraijlemaborg gestart met het HBO-taalproject. Het HBOtaalproject is sinds 2005 een structurele voorziening voor alle eerstejaars van de HES. Alle studenten krijgen in hun eerste onderwijsweek een taaltoets als onderdeel van de studie- en beroepsoriëntatie (1 ECTS). Studenten die op deze toets een onvoldoende halen, volgen verplicht een semester lang extra taallessen. Na deze lessen moet opnieuw een toets worden afgelegd. M.i.v. september 2008 moeten alle propedeusestudenten een starttoets wiskunde, Engels en ICT maken. Bij onvoldoende moeten de studenten in de nieuwe propedeuse een deficiëntieprogramma volgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 36
Vrijstellingen 2.5.9. Op grond van een eerder behaald diploma of een ander geschrift kan de student vrijstelling worden verleend voor het afleggen van één of meer toetsen. De bevoegdheid tot het toekennen van vrijstellingen berust bij de examencommissie. LE kent twee specifieke vrijstellingsregelingen: MBO’ers van de opleiding Logistiek Management (niveau 4) kunnen sinds 2005-2006 een doorstoomtraject doorlopen. Als zij dit traject met succes afronden, verdienen zij een half jaar vrijstelling in het eerste jaar LE. Met ingang van 2006-2007 wordt de VWO-instroom de mogelijkheid geboden om direct in het eerste studiejaar een aantal tweedejaars tentamens af te leggen. Scoren ze voldoende, dan verwerven ze een vrijstelling voor de corresponderende eerstejaars vakken. De opleiding speelt hiermee in op het niveau van de gemiddelde VWO-gediplomeerde die in staat mag worden geacht sneller en zelfstandiger de LE opleiding te doorlopen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Op HES-niveau is een duidelijk beleid uitgestippeld op het gebied van instroom. Het motto ‘iedere student op de juiste plaats’ is gericht op het werven van studenten die zowel wat betreft kwalificaties als ambities passen bij de opleiding. Door het aanbieden van een eerste gezamenlijk semester kunnen studenten zich goed oriënteren op het hele HES-aanbod. Bij toelating van studenten handelt de opleiding conform de daarvoor geldende wettelijke vereisten. Analyse van het propedeuseprogramma laat zien, dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende student. Hogeschoolbreed wordt er via diverse activiteiten aandacht besteed aan de verbetering van de aansluiting en de doorstroom voor leerlingen vanuit het VO en het MBO. De opleiding besteedt voldoende aandacht aan ‘verwachtingenmanagement’ om ervoor te zorgen dat een student op de juiste plek terecht komt. Dit gebeurt onder andere door het aanbieden van een eerste gezamenlijk semester, waardoor studenten zich goed kunnen oriënteren op het hele HES-aanbod. Ook studieloopbaanbegeleiding speelt een belangrijke rol in dit proces. De opleiding heeft voorzieningen om eventuele deficiënties weg te werken. De opleiding voorziet in een vrijstellingenbeleid indien een student bij aanname kan aantonen (een deel van) de bij het domein gedoceerde vakken reeds elders te hebben gevolgd. Hierbij heeft de opleiding aandacht voor specifieke doelgroepen. Studenten achten de aansluiting adequaat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 37
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Blijkens de programmabeschrijving van de opleiding bedraagt het totaal aantal studiepunten 240 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 38
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. De opleiding heeft haar onderwijskundige uitgangspunten en didactische vormgeving expliciet beschreven. Allereerst zijn de zes pijlers van competentiegericht leren en opleiden binnen de Hogeschool van Amsterdam richtinggevend bij de inrichting van het onderwijs en de begeleiding van studenten om de competenties te verwerven: 1. kernvraagstukken uit het beroep of de wetenschap zijn vertrekpunt voor leeractiviteiten; 2. studenten leren (zelfstandig) te leren; 3. de opleiding faciliteert en begeleidt; 4. studenten leren in geïntegreerde leer- en werkomgevingen; 5. reflectieve en onderzoeksmatige activiteiten zijn onderdeel van het curriculum; 6. de opleiding heeft transparante en gevarieerde toetsings- en beoordelingsprocedures. (bron: Opleidingsplan LE, 2007-2008, september 2007) Deze doelstellingen worden geconcretiseerd door de opbouw van het programma in leerlijnen (zie 2.2.3.). Het didactisch concept van de opleiding is daarnaast afgeleid van de onderwijsvisie COMBI. COMBI staat voor Competentiegericht onderwijs, Ondernemend leren, Maatwerk voor de studenten, Betrokkenheid en begeleiding en Internationale oriëntatie competentiegericht onderwijs. C. Competentiegericht onderwijs Trefwoorden: bedrijfsleven, praktijk, beroeps- en opleidingsprofiel, beroepenveldcommissie Het competentiegericht onderwijs is er op gericht om de complexe werkelijkheid van de beroepspraktijk binnen het onderwijs te integreren en zo de afstemming tussen theorie en praktijk tot stand te brengen. O. Ondernemend leren Trefwoorden: zelfstandig leren, leren leren, actief leren, uitdagende leeromgeving en talentontwikkeling De student heeft een actieve inbreng om de beroepscompetenties te verwerven. Binnen een thematisch opgezet, geïntegreerd studieprogramma leert de student gaandeweg individueel en in groepsverband relevante informatie te selecteren en te verwerken en toe te passen in (gesimuleerde) praktijksituaties. Projectonderwijs is een instrument om ondernemend leren aan te leren en te stimuleren. M. Maatwerk voor de student Trefwoorden: flexibiliteit, de student centraal, verkorte trajecten, EVC’s In het onderwijs staat de student centraal en kan een flexibel programma volgen. Het onderwijs is er op gericht om in de breedste zin activiteiten te ontwikkelen, onderhouden en monitoren die er aan bijdragen dat de ‘juiste student op de juiste plek’ komt. B. Betrokkenheid en begeleiding Trefwoorden: klassensysteem, mentorgroepen, persoonlijke aandacht, studievoortgang, POP. Betrokkenheid tussen student en docent en tussen student en opleiding is van belang bij een geslaagd
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 39
studieverloop. De afdeling kent een klassensysteem en mentorgroepen. Begeleiding bij het zelfstandig leren is van groot belang. De student moet binnen zijn individuele programma kunnen rekenen op het advies van ervaren studiebegeleiders. I. Internationale oriëntatie op een internationale economische omgeving Het voorbereiden op het internationale bedrijfsleven en internationaal zakendoen, krijgt in de afdeling inhoud door de samenstelling van de inhoud van het curriculum (sterke internationale invulling van alle aspecten van de studierichting), de uitwisseling (de buitenlandstudie) en de nadruk op talen/communicatie voor functies in een internationale economische omgeving. De verschillende termen verwijzen naar het beroepsgerichte karakter van het onderwijs (leren aan de hand van het verrichten van taken en opdrachten die lijken op beroepstaken), het stimuleren van studenten om ook zelf actief kennis- en vaardigheden te construeren aan de hand van het werken aan projecten, het aansluiten bij de toenemend heterogene instroom, het terugdringen van grotere onderwijsverbanden ten behoeve van kleinere klassenverbanden en meer individuele begeleiding en studenten leren hun handelen te verbinden met (wetenschappelijke) concepten, modellen, waarden en normen binnen de actuele (internationale) beroepscontext.
2.7.2. Uitgangspunt is dat studenten het best leren in een gevarieerde leeromgeving. Hierin speelt leren door projecten een rol (beroepsproducten, beroepsvraagstukken) en leren door theorieverwerving via werkcolleges/hoorcolleges en leren aan de hand van oefenen (vaardigheden). LE kiest voor wat betreft de projecten in het eerste en tweede jaar voor sterke structurering, inclusief verplichte aanwezigheid. Voor wat betreft de bepaling van het projectonderwijs, geldt dat LE de projecten in jaar één en twéé hoofdzakelijk beschouwt vanuit een toepassingsgericht perspectief. Kennisverwerving en vaardighedenontwikkeling in vakonderwijs vormen de pijlers voor de integratie van kennis en toepassing in de projectbenadering. Een belangrijke drijfveer is eveneens het vergroten van de zelfwerkzaamheid van de student. Dat gebeurt met behulp van projectonderwijs en het oplossen van beroepsgerichte problemen in teamverband. Daarbij is het vak projectmanagement een prima instrument om te leren: in groepen samen te werken, een plan van aanpak met een effectieve en efficiënte planning op te stellen. 2.7.3 De opleiding sluit aan bij beleid van het Domein E&M en wil dat haar onderwijs competentiegericht onderwijs is dat wordt gekarakteriseerd doordat het leren plaatsvindt in realistische taakomgeving en waarbij het zelfstandig leren wordt gestimuleerd. De volgende werkvormen worden gehanteerd in de opleiding LE: 1. projecten: in een project werken studenten samen of individueel aan een beroepsproduct (marketingplan, communicatieplan, ondernemingsplan, etc). In de projecten worden de kennis en vaardigheden toegepast; 2. hoorcollege/ werkcollege: in een hoorcollege / werkcollege staan kennisoverdracht en de toepassing van kennis en vaardigheden centraal, die relevant zijn voor de praktijkopdracht. De docent geeft vooral uitleg over de te bestuderen/reeds bestudeerde leerstof. Studenten worden in staat gesteld met de stof te oefenen aan de hand van opdrachten. De docent begeleidt de studenten door het geven van uitleg en feedback. Studenten gaan daarnaast in discussie met de docent; 3. opdrachten: een opdracht stelt de student in staat om de geleerde kennis toe te passen en laat de student eventueel nieuwe kennis en vaardigheden verwerven. Een opdracht kan zowel individueel als in een groep worden uitgevoerd; 4. zelfstudie: student bestudeert zelfstandig literatuur en maakt opdrachten; 5. training: in een training wordt de student in staat gesteld vaardigheden te oefenen (bijvoorbeeld: presentatievaardigheden, onderhandelvaardigheden etc.);
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 40
6. 7.
computerpracticum; simulatie: in een simulatie staat de toepassing van kennis en vaardigheden centraal. Studenten ervaren welk effect hun handelen heeft in die gesimuleerde situatie. Een simulatie kan onderdeel zijn van een opdracht of project.
2.7.4. ICT-toepassingen: LE studenten leren tijdens hun vierjarige opleiding een verscheidenheid aan ICTtoepassingen en vaardigheden. Uitgangspunt hierbij is dat een moderne logistiek manager op de hoogte is van informatiesystemen. De student LE maakt daar binnen de opleiding kennis mee, door o.a. bedrijfssimulatie-programma’s en nieuwe concepten zoals e-commerce, waarbij het toepassen en het beheersen van informatiestromen centraal staat: de propedeuse heeft twee specifieke onderdelen: (a) een Exact (computer) practicum waarin studenten leren om een geautomatiseerde administratie op te zetten, en (b) het vak Informatie- en communicatietechnologie voor o.a. PC beheer en het gebruik van Office pakketten; in het 2e jaar leert de student de verschillende typen informatiesystemen kennen en toepassen die de bedrijfsvoering en –besturing ondersteunen; in het 3e jaar maakt de student kennis met een ERP-systeem en het toepassen ervan in het Bedrijfspracticum SAP; in het 4e jaar wordt met name aandacht besteed aan de sturing en organisatie van ICT-voorzieningen in de onderwijseenheid Kwaliteit en Beheer. 2.7.5. Voor de ontwikkeling van de nieuwe curricula in het kader van de Best Business School zijn een aantal HES-brede onderwijskundige kaders opgesteld waarbij in feite leren door werken in een gevarieerde leeromgeving met gevarieerde werkvormen centraal blijft staan. Er wordt volgens deze kaders gewerkt met drie leerlijnen. De diverse werkvormen die de HES-opleidingen toepassen, dienen gekoppeld te zijn aan de leerdoelen en aan de verschillende leerlijnen en het niveau van de leerlijn die in een cursus aan bod komen. De doelen van de diverse leerlijnen verschillen en dus ook de werkvormen en de toetsing. Ter adstructie geven wij hieronder een overzicht van de specifieke werk- en toetsvormen die bij elke leerlijn passen. Geïntegreerde leerlijn Studenten werken aan opdrachten in de (gesimuleerde) beroepspraktijk via: ondersteunend onderwijs; consults; procesbegeleiding. Kennis- en vaardigheden leerlijn Studenten ontwikkelen de zogenoemde body of knowledge en skills via: hoor-, werk- en videocolleges; trainingen; opdrachten. Coachingsleerlijn Studenten geven richting aan hun eigen competentieontwikkeling via: POP; Portfolio; coaching door studieloopbaanbegeleider. 2.7.6. Uit de opleidingsgidsen blijkt, dat de werkwijze in de onderwijseenheden correspondeert met voornoemde werkvormen. Per vak zijn de competenties aangegeven die met dat vak verworven kunnen worden, de bijbehorende leerdoelen en de gehanteerde werk- en toetsvormen. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden en/of attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoorcollege, zelfstudie, individueel werken aan een individuele opdracht, projectopdracht, lessen in enkele groepen en coachingsbijeenkomsten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 41
Tevredenheid studenten 2.7.7. Studenten beoordelen het werken in projecten met het cijfer 3,6. Zij zijn van mening dat zij uitgedaagd worden tot zelfstandig leren (cijfer 3,3). Studenten van alle studiejaren zouden graag meer trainingen beroepsvaardigheid ontvangen, meer aandacht voor op theoretische kennis georiënteerde werkvormen en meer aandacht voor reflectie op het eigen leerproces. Studenten zijn tevreden over de werkvormen. Zoals aangegeven in facet 2.4 hebben ouderejaarsstudenten in de gesprekken die de opleiding met hen ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, aangegeven dat zij wat meer activerende werkvormen bij het verschillende vakonderwijs uit de beide eerste jaren hadden gewenst. Men wil het klassikale karakter van de opleiding graag continueren, maar wil ook dat hieraan meer beroepsgerichte opdrachten en taken verbonden worden. De projectopdrachten mogen meer omvangrijk in de eerste twee jaren. Hieraan is, zoals aangegeven, tegemoet gekomen in het huidige eerste en tweede jaar.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar didactisch concept expliciet beschreven. De verschillende werkvormen die de opleiding hanteert, corresponderen met het didactisch concept en stellen de studenten in staat de vereiste eindcompetenties te verwerven die aan een (beginnend) beroepsbeoefenaar worden gesteld. De werkvormen sluiten aan op het didactisch concept en zijn gekoppeld aan de leerdoelen en aan de verschillende leerlijnen en het niveau van de leerlijn die in een cursus aan bod komt. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden en/of attitude worden verschillende werkvormen ingezet. De werkvormen zijn gericht op de ontwikkeling van competenties in teamverband, maar ook zelfstandig. Uit de inrichting van het opleidingsprogramma blijkt, dat de werkwijze van docenten en studenten telkens correspondeert met een bepaalde onderwijsleervorm. Op intranet en in de opleidingsgidsen is duidelijk terug te vinden voor de studenten wat de inhoud is van de modules, welke werkvormen er worden gehanteerd, welke doelen er worden gesteld en hoe deze worden getoetst. Studenten zijn – met hier en daar enkele kanttekeningen – in voldoende mate tevreden over de verscheidenheid aan werkvormen in het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 42
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Toetsbeleid 2.8.1. Toetsbeleid HES: in juni 2006 is er een gemeenschappelijk kader geformuleerd voor het toetsbeleid binnen de HES. Dit heeft gestalte gekregen in het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’. Het handboek biedt HES-brede kaders voor de ontwikkeling van toetsbeleid en toetsplannen op afdelingsniveau. Het handboek beschrijft de visie, kaders en uitgangspunten voor competentiegerichte toetsen en beoordelen binnen de HES. Het toetsbeleid HES, zoals beschreven in het handboek, past binnen het toetsbeleid op HvA-niveau. De afdeling Onderwijsresearch & Ontwikkeling (OrO) en de afdeling Kwaliteit & Accreditatie ondersteunen op verzoek de domeinen en opleidingen in de beleidsvoorbereiding. 2.8.2. Toetsbeleid afdeling: de afdeling heeft haar keuzen ten aanzien van toetsing vastgelegd in het toetsbeleid van de afdeling. Hiermee heeft de afdeling in studiejaar 2006-2007 een begin gemaakt. In studiejaar 2007-2008 wordt dit vervolgd. 2.8.3. Toetsbeleid opleiding: de opleiding heeft haar feitelijke toetsing in het toetsplan vastgelegd. Het toetsplan geeft aan hoe en wanneer competenties, kwalificaties en doelstellingen worden getoetst. Speerpunt van de opleiding m.b.t. toetsing is dat er in elk studiejaar een goede mix is tussen groepsopdrachten en individuele toetsen. Daarom zijn in de eerstejaarsprojecten nu ook individuele opdrachten opgenomen. Zoals eerder is aangegeven, dient de opleiding de toetsing af te stemmen op de leeractiviteiten (de leerlijnen) (zie ook facet 2.7). De opleiding heeft per leerlijn geëxpliciteerd welke toetsvormen hierbij passen: Voorkomende toetsvormen in de opleiding LE: Leerlijn Integrale leerlijn: deze leerlijn richt zich op het verwerven en toetsen van competenties.
Reflectieve leerlijn: in deze leerlijn draait het om de verwerving van reflectieve vaardigheden.
Conceptuele leerlijn: in deze leerlijn draait het om kennisverwerving. Vaardigheidsleerlijn: in deze lijn draait het om de verwerving van vaardigheden. Vaak worden meerdere toetsen afgenomen die tezamen het
Toetsvormen 1. peer-assessments in de vorm van feedback 2. simulatie (management simulatie) 3. afstudeeropdracht 4. projectopdracht 5. verslag 1. Feedback (continuous assessment, CA) 2. Stageverslag 3. Persoonlijk Ontwikkelingsplan = POP (CA) 4. Tussentijdse beoordelingen 5. Voortgangsgesprek 6. Studiebegeleiding 1. Kennistoets 2. Casustoets (toegepaste/kennistoets) (CA) 3. Proeftoetsen 1. Practicumopdracht (CA) 2. Mondelinge toets (CA) 3. Vaardigheidstoets (CA)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 43
eindcijfer bepalen.
4. Taaltoets 5. Presentatie 6. Aanwezigheid (bij Sport) NB. Continuous Assessment (CA) is het begrip dat de opleiding hanteert voor toetsvormen die niet centraal worden afgenomen en veelal bestaan uit meerdere opdrachten die studenten binnen een onderwijseenheid moeten uitvoeren. De gemiddelde beoordeling van de docent van alle opdrachten bepaalt meestal het cijfer. De LE opleiding legt bij toetsing in de beginfase van de opleiding de nadruk met name op het toetsen van kennis en vaardigheden waarvoor kennis- en casustoetsen worden gebruikt. De kennistoetsen bevatten gesloten en open vragen, vaak aan de hand van realistische casuïstiek. In de loop van het 2e studiejaar en zeker in het 3e jaar verschuift de nadruk naar het verwerven van vaardigheden en competenties. Toetsvormen die hiervoor gebruikt worden, zijn verslagen, rapporten, adviezen, projecten, presentaties en practicumopdrachten. Het 4e jaar bestaat uit afstudeeropdracht en beroepsverdiepende modules, waarbij de focus gericht is op de houding en competenties die van toepassing zijn in de beroepsuitoefening. De toetsing bestaat dan uit de afstudeeropdracht en beroepsproducten. Toetsing en ICT 2.8.4. Voor de afname van kennistoetsen zet de opleiding ook de digitale leeromgeving WebCT in. Vaardigheden met betrekking tot boekhouden en bedrijfsinformatiesystemen worden in het derde studiejaar getraind en getoetst via een digitale SAP-bedrijfssimulatie. Op dezelfde wijze worden studenten ook vertrouwd gemaakt met het gebruik van essentiële softwareprogramma’s als Exact en Excel. Competentiegericht toetsen 2.8.5. Competenties zelf, met de daarbij horende (gedrags)criteria, kunnen pas aangetoond of beoordeeld worden als er sprake is van een competentiegerichte toetsing. Een portfolio-assessment is hiervoor een geschikte toetsvorm. Hierbij gaat het er om dat de student zowel kennis, vaardigheden, houding en competenties kan aantonen door middel van diverse vormen van bewijslast (beoordelingen van docenten en externen, peer-beoordelingen, eigen reflectie etc.). Ook wanneer studenten opdrachten maken, kunnen de afzonderlijke criteria binnen de algemene HES-competenties als referentiekader dienen voor de beoordeling ervan. Het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’ is op dit punt in september 2007 nog aangescherpt. Het is de opdracht aan de opleiding om er voor te zorgen dat het curriculum en de toetsing zo is ingericht dat de student in staat is alle competenties te ontwikkelen en aan te tonen. Voor de basisfase geldt dat elke opleiding de volgende competenties toetst op basisniveau: Communiceren Ondernemend gedrag Vakkundigheid Ontwikkelingsgerichtheid Bovenstaande vier competenties (zie facet 1.1. – algemene HES-competenties) vertegenwoordigen alle vier de competentiedomeinen. Deze competenties worden beschouwd als kritische succesfactoren voor elke binnenkomende student. Ze worden ingezet om de studenten te laten oriënteren op het studeren aan de HES en om studenten te kunnen selecteren voor de opleiding. In de latere fasen (propedeuse, kernfase, profileringsfase) worden alle competenties op een hoger niveau getoetst. De opleiding draagt er zorg voor dat aan het einde van de studie getoetst wordt of de student aan het door de opleiding geformuleerde competentieprofiel voldoet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 44
2.8.6 Aan elke module liggen concreet geformuleerde (toetsbare) leerdoelen ten grondslag, die zijn gerelateerd aan de competenties. De relatie tussen de toetsvormen en de leerdoelen is telkens inzichtelijk. 2.8.7. Uitzuiveren van meeliftgedrag: de LE opleiding hanteert het volgende toetsprincipe: “Elke LE student wordt bij alle toetsen individueel beoordeeld.” De beoordeling wordt uitgedrukt in een cijfer of een kwalificatie. Tijdens groepsprojecten borgt de opleiding dit principe op de volgende wijze. In het eerste semester van jaar één worden projecten ook op de proces(voort)gang beoordeeld, met name ten aanzien van de inbreng van de afzonderlijke groepsleden. Groepsprojecten worden per definitie beoordeeld op het verslag en de presentatie daarvan. Elke groep studenten presenteert en verdedigt haar projectresultaten voor meerdere docenten. Tijdens die presentatie stellen docenten at random inhoudelijke vragen aan de groepsleden, waarmee competentieverschillen duidelijk worden. Deze procedure kan leiden tot verschillende individuele toetsresultaten binnen hetzelfde groepsproject. Studenten geven aan dat ze bij het doen van projecten over het algemeen goed uit situaties komen waar medestudenten meeliften. Niettemin beoordelen zij ‘het voorkomen van meeliften’ in de STM met een 2,9. Hier ligt nog enige ruimte voor verbetering. De opleiding onderstreept bij de projectbegeleiders het belang van het tegengaan van meeliften. 2.8.8. Stageverslagen en afstudeerwerkstukken: voor wat betreft de beoordeling van de stages is de borging van de kwaliteit op papier voldoende geregeld. In de stagehandleiding zijn beoordelingscriteria geformuleerd. Ook voor de afstudeerwerkstukken zijn de beoordelingscriteria en de eindtermen waar de student aan dient te voldoen, op papier helder geformuleerd. Het auditteam heeft vastgesteld dat de door de opleiding geformuleerde criteria voor de afstudeerverslagen op een goede manier gehanteerd werden bij de beoordeling. De opleiding geeft in de afstudeersyllabus aan ook op het uiterlijk van de scriptie te letten. Hieronder schaart zij o.a. een goede bronverwijzing, een goed gebruik van illustraties (tabellen en figuren) en citaten en het typografisch goed leesbaar zijn van een scriptie. Het auditteam wil de opleiding op het hart drukken om meer aandacht te besteden aan deze kwaliteitscriteria. 2.8.9. Docentonafhankelijke toetsing bij de opleiding: de opleiding heeft een toetsplan opgesteld en in uitvoering genomen en werkt waar mogelijk volgens het zogenaamde vier-ogen-principe bij het opstellen van toetsen en bij het beoordelen. De opleiding heeft in het studiejaar 2007-2008 de volgende verbetermaatregelen geformuleerd: toetsconstructeurs maken reeds in overleg met collega-docenten beoordelingsmodellen en – criteria. Afstemming en evaluatie van toetsen over de (vorm-)technische aspecten van toetsen vindt zeker plaats, maar is ook nog afhankelijk van individuele initiatieven van betrokken docenten. Intercollegiaal overleg over toetsen zal geformaliseerd worden. Tevens zal aandacht worden besteed aan standaard procedures en formats om de technische aspecten van toetsen aantoonbaar te maken; de opleiding maakt nog geen onderscheid tussen docenten en beoordelaars. Er moet gegarandeerd worden dat bij de beoordeling van toetsen altijd minimaal één extra docent uit hetzelfde of een verwant vakgebied betrokken is. Bij het beoordelen van afstudeerproducten worden wel gewerkt met twee beoordelaars; binnen de opleiding wordt toenemend aandacht besteed aan intercollegiaal overleg over de opzet en normering van toetsen. Wat nog ontbreekt is de borging en aantoonbaarheid van dit overleg. Daarom worden Formats Toetsconstructie ingevoerd, waaruit blijkt of tijdens het constructieproces aan essentiële voorwaarden als dekking, betrouwbaarheid, vorm, omvang en validiteit is voldaan. Op deze laatste punten speelt de toetscommissie een essentiële rol (zie hieronder). Het auditteam heeft vertrouwen in de invoering van deze maatregelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 45
Betrokkenheid werkveld 2.8.10. Het stageverslag wordt beoordeeld door de stagebegeleider vanuit de opleiding. De stage wordt inhoudelijk begeleid en mede beoordeeld door de bedrijfsmentor. Halverwege de stage vindt er een gesprek plaats met de bedrijfsmentor. Er volgt een tussentijdse beoordeling met feedback. De bedrijfsmentor geeft aan het einde van de stage een oordeel over het functioneren van de stagiair. Dit wordt meegewogen in de stagebeoordeling van de stagebegeleider van de HES. Afstudeeropdracht: de begeleidende docent en een toegevoegde docent (eerste en tweede lezer) zijn verantwoordelijk voor de beoordeling. Daarbij wordt de beoordeling van de bedrijfsmentor meegenomen met name t.a.v. de beoordeling van de praktijkrelevantie van het beroepsproduct. In het R&A plan (‘R&A plan 2007-2008, afdeling Voltijd, Fraijlemaborg, oktober 2007’) staat dat de rol van het bedrijfsleven – met name bij de afstudeeropdracht – opnieuw onder de loep genomen. Ook de rol van de extern gecommitteerde wordt onderzocht. Het auditteam wil ervoor pleiten om het werkveld – wel of niet in de persoon van de opdrachtgever – een stevigere positie als medebeoordelaar bij in ieder geval de beoordeling van de afstudeeropdracht te geven. De inbreng van het werkveld bij beoordeling en toetsing is momenteel ietwat vrijblijvend. Met de betrokkenheid van het werkveld wordt de praktijkgerichtheid van de afstudeerwerkstukken op een extra manier geborgd. Tevens maakt het de objectiviteit en de juistheid van het oordeel groter. 2.8.11. Examencommissie: elke afdeling kent een examencommissie. Daarnaast is er op HES-niveau een examencommissie actief. Deze Examencommissie bestaat uit de voorzitters van de afdelingsexamencommissies. De examencommissie is niet alleen betrokken bij de organisatie van de toetsen, maar beslist ook over bij voorbeeld verzoeken om vrijstelling, het bindend afwijzend studieadvies en of een student wel of niet geslaagd is. Taken, bevoegdheden en werkzaamheden van de examencommissie(s) zijn te vinden in de OER. De examencommissie werkt nauw samen met de toetscommissie(s). Elke afdeling kent een toetscommissie. De rol / taak van de toetscommissie is als volgt: 1. beleidsvoorbereidend: Opstellen en bijstellen van het toetsbeleid (i.s.m. afdelingsmanagement /opleidingsmanagement); 2. uitvoerend: Bewaken van de toetskwaliteit (niveau, validiteit, betrouwbaarheid) bij opstellen en afname van de toets volgens opgestelde procedures in het toetsbeleid; 3. adviserend: richting de examencommissie en/of opleidingsmanager en/of afdelingsmanager. 2.8.12. Informatievoorziening: in de onderwijs- en examenregeling wordt het onderwijs en de organisatie daarvan op hoofdlijnen beschreven. De belangrijkste onderwerpen die in de OER zijn beschreven, komen terug in de opleidingsgidsen. Studenten kunnen tegen de wijze van toetsen en beoordelen bezwaar maken bij de examencommissie. Samenvattend kan gesteld worden dat via de huidige beoordeling en toetsing adequaat getoetst wordt of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd. De opleiding geeft aan dat het toetsbeleid van de opleiding LE continue verder verfijnd wordt. De opleiding is zich bewust van de verbeterpunten op het gebied van beoordeling en toetsing. Hierbij gaat het vooral om het standaardiseren en formaliseren van het kwaliteitsbeleid op het gebied van de constructie, beoordeling, analyse en het verbeteren van toetsen. Het auditteam acht het geformuleerde toetsbeleid, het toetsplan en de verbetermaatregelen vertrouwenwekkend.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 46
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het toetsbeleid is HES-breed uitgewerkt en vanaf 2006-2007 ingevoerd. Het auditteam was onder de indruk van het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’. De opleiding heeft in haar toetsplan de planning, procedures (richtlijnen), vereisten en criteria met betrekking tot beoordeling en toetsing beschreven. De informatievoorziening naar studenten hieromtrent is adequaat geregeld. Alle LE gebruikte toetsvormen sluiten aan bij het onderwijs dat op dat moment gevolgd wordt. Voor de toetsing van vakspecifieke kennis overheersen kennistoetsen en casustoetsen. Bij projecten, waarin het verwerven van competenties centraal staan, overheersen vormen als projectopdrachten, verslagen, practica, presentaties, continuous assessment (CA). De te gebruiken toetsvormen stellen de student in staat aan te tonen dat hij de competenties en/of de daaraan ten grondslag liggende kennis, vaardigheden of houdingen heeft verworven. De opleiding draagt er zorg voor dat zij aan het einde van de studie een uitspraak kan doen over de verworven competenties van de student. De opleiding heeft maatregelen ingezet om meeliftgedrag van studenten tegen te gaan, o.a. door bij projecten een voortgangsrapportage te verlangen waarin de individuele bijdragen per student worden beschreven. Voor de beoordeling van de stage en het afstudeerwerkstuk beschikt de opleiding over vaste beoordelingscriteria welke ook worden gehanteerd bij de beoordeling. Binnen de opleiding wordt in toenemende mate aandacht besteed aan intercollegiale samenwerking bij de ontwikkeling én beoordeling van toetsen; iets waar het auditteam aan hecht in verband met de borging van de kwaliteit van de toetsen. Werkvelddeskundigen zijn betrokken bij de beoordeling van de stage en de afstudeeropdracht. Hun oordeel wordt impliciet meegenomen in de eindbeoordeling. Via de toetscommissie heeft de opleiding een mechanisme om de technische kwaliteit (validiteit, betrouwbaarheid, objectiviteit) van toetsen te borgen. Het beoordelings- en toetsingssysteem kent een procedure van bezwaar en beroep.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 47
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als voldoende.
De opleiding zorgt er voldoende voor, dat ontwikkeling van kennis en (beroeps)vaardigheden plaatsvindt en zorgt er op adequate wijze voor dat dit programma actueel is en blijft. De opleiding maakt hiertoe o.a. gebruik van haar contacten met het werkveld. In het aangeboden programma komen alle te ontwikkelen (eind)competenties aan bod. Door het hele programma te doorlopen kunnen studenten uiteindelijk de geformuleerde eindcompetenties bereiken. Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend. Het programma is zodanig opgezet, dat de verschillende programmaonderdelen een verticale en horizontale samenhang kennen. De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld en zorgt er voldoende voor, dat de studievoortgang van de student zo min mogelijk wordt belemmerd. Studenten vinden de studielast acceptabel. Studieloopbaanbegeleiders bespreken de studielast en studievoortgang met de student. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende student. Studenten kunnen gebruik maken van doelgroepspecifieke arrangementen. Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen die de opleiding heeft geformuleerd. De gehanteerde werkvormen sluiten daar goed bij aan. Via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd. Het auditteam acht het geformuleerde toetsbeleid, het toetsplan en de verbetermaatregelen vertrouwenwekkend.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 48
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. Een deel van het onderwijs wordt verzorgd door gastdocenten uit de praktijk en door docenten met een parttime aanstelling. M.b.t. de vaste docenten geeft de opleiding aan, dat een deel van deze docenten relevante werkervaring heeft op het gebied van logistiek, overigens korter of langer geleden (ongeveer 30% korter dan vijf jaar). De opleiding heeft doelgericht personele versterking gerealiseerd over de afgelopen jaren. Er was uitstroom van logistiek dragende docenten waardoor de opleiding aan inhoudelijke kracht verloor. Door de groei van het aantal studenten kon het aantal docenten logistiek worden uitgebreid. Er zijn drie (1,65 fte) docenten logistiek aangetrokken, die naast hun docentschap ook als o.a. zelfstandig consultant in het logistieke bedrijfsleven actief zijn. Het auditteam heeft geconstateerd dat het docentencorps inmiddels is uitgebreid tot een groep die het werkveld in voldoende mate afdekt. 3.1.2. De docenten onderhouden contact met de bedrijven en organisaties waar de studenten werkzaam zijn. Stage- en afstudeerbegeleiding is een goede manier om te bereiken dat docenten meer kennis van de beroepspraktijk opdoen. De stagebegeleider bezoekt ten minste één keer het bedrijf, mits in Nederland, en vaker indien nodig; hij bespreekt met de stagiair en de mentor of de stage naar wens verloopt; hij bemiddelt bij problemen en hij bespreekt en beoordeelt het stageverslag. 3.1.3. Overige opleidingsactiviteiten t.b.v. de bevordering verbinding leggen met de beroepspraktijk zijn: beroepsgerichte kennisverwerving van docenten via vakliteratuur, lidmaatschappen van beroepsverenigingen, deelname symposia, bestuurlijke rollen in het logistieke werkveld, deelname landelijke overleggen etc. Meerdere docenten zijn bijvoorbeeld lid van de Vereniging Logistiek Management (VLM) – het kennis- en netwerkplatform voor logistici in Nederland en beroepsvereniging voor logistiek managers, specialisten en studenten; regelmatig raadplegen van de OAR; deelname van docenten aan specifieke vakscholing/beroepsmatige scholing; deelname van een van de docenten aan de kenniskring van het lectoraat op het gebied van logistiek. 3.1.4. Het auditteam heeft geconstateerd, dat docenten voldoende contacten hebben in het beroepenveld, maar is van mening dat deze contacten steviger aangetrokken kunnen worden en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. De contacten die er zijn, lijken veelal het resultaat van een proactieve houding van een individuele docent dan dat de opleiding hiervoor verantwoordelijk gehouden kan worden. Uiteraard onderkent het auditteam dat individuele personen ‘eigenaar van het eigen netwerk’ zijn en tot op zekere hoogte ook moeten blijven, maar het delen van dit netwerk en de interactie tussen de opleiding en het (buitenlandse) werkveld kunnen naar mening van het auditteam nog vergroot worden. Er ontbreekt momenteel een proactief beleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 49
De infrastructuur voor het vastleggen van het netwerk is aanwezig: de HES heeft de beschikking over een Bureau Externe Betrekkingen. Dit bureau is verantwoordelijk voor registratie, coördinatie en onderhoud van de contacten met het werkveld. Ook kunnen contacten van docenten in kaart worden gebracht in de zogenoemde vlootschouw (zie facet 3.2). 3.1.5. Studenten zijn tevreden over de docenten. De didactische kwaliteiten van docenten beoordelen zij met een 3,3 en de actuele kennis van docenten over de beroepspraktijk beoordelen zij met een 3,6.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Uit de CV’s blijkt, dat een aantal kerndocenten enkele jaren praktijkervaring hebben opgedaan en dat een aantal van hen nog steeds werkzaam is in de beroepspraktijk. Docenten onderhouden een professioneel relatienetwerk binnen het voor de opleiding relevante beroepenveld. Dit netwerk wordt ingezet ten behoeve van bijvoorbeeld programma-uitvoering (inzet van gastdocenten). Het auditteam is van mening dat deze contacten steviger aangetrokken kunnen worden en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. Docenten onderhouden daarnaast contacten met het werkveld door contacten tijdens de stage en het afstuderen. Een docent participeert in de kenniskringen rondom een lectoraat. Studenten zijn tevreden over de inhoudelijke expertise van de docenten, over hun beroepsgerichtheid en over de actualiteit van hun werkveldkennis.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 50
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. De formatieomvang per opleiding wordt vooraf bepaald door het managementteam van de HES op basis van een raming van het studentenaantal. Deze raming is gebaseerd op het aantal inschrijvingen en op een schatting van de ontwikkeling van de aanmeldingen en de slaag- en uitvalpercentages. 3.2.2. Docent-studentratio: in de gehele HES wordt per variant eenzelfde docent:studentratio gehanteerd. Voor voltijdvarianten is die 1:30, voor duale varianten 1:33 en voor deeltijdvarianten 1:50. De onderwijsvraagfactor van de afdeling is echter medebepalend voor het budget. Alle opleidingen binnen één afdeling hanteren daarmee dezelfde ratio. Een aantal OP-functies, zoals stagecoördinatie, onderwijskundige ondersteuning en kwaliteitszorg, is opgenomen in de HES-brede stafformatie. Deze formatie komt tevens ten bate van de docent/studentratio. Het totaal aantal fte van de afdeling VT in 2007 bedraagt 118. Het aantal studenten bedraagt 3841. De fte/student-verhouding bedraagt hiermee 1:32,55. 3.2.3. Aantal contacturen: Het gemiddeld aantal contacturen is negentien in het eerste en tweede jaar, zeventien in het derde jaar en acht in het tweede semester van het vierde studiejaar. Er zijn verschillende factoren van invloed op het aantal contacturen dat studenten ontvangen. Een belangrijke factor is natuurlijk de variant waar de student aan deelneemt, bij LE is dat alleen voltijd. Een tweede factor vormt door de aard van de werkvormen. Een curriculum met veel begeleiding van werkzaamheden in kleinere groepen kan in de regel minder contacttijden tellen dan bijvoorbeeld een curriculum dat is ingericht op kennisoverdracht voor grotere groepen. Elk van de verschillende varianten zoekt naar een goed evenwicht in werkvormen om een optimale contacttijd te bereiken. 3.2.4. De opleiding LE heeft de afgelopen jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt. Het docentenbestand is de afgelopen jaren uitgebreid. Het kernteam van docenten bestaat momenteel uit 7 docenten. In totaal zijn er 23 docenten werkzaam bij de opleiding (6.43 fte) De docentformatie wordt niet alleen voor de LEstudenten gebruikt. Docenten zijn in de breedte ingezet. Dit geldt sowieso in de gemeenschappelijke propedeuse. 3.2.5. De opleiding heeft voldoende zicht op de vraag in hoeverre de docentformatie voor de komende jaren voldoende is om het opleidingsprogramma (coördinatie, onderwijs, begeleiding) uit te voeren. De informatie voor dit inzicht haalt de opleiding onder andere uit de vlootschouw. Eke afdeling(svariant) heeft in 2006, in samenwerking met P&O, een beeld gevormd over teamsamenstelling qua geslacht, vaste en tijdelijke aanstelling, verdeling docentfuncties conform de zogenoemde Hay-indeling die binnen de HvA van toepassing is, het opleidingsniveau, didactische bevoegdheid, economische beroepservaring, werkzaamheid in de beroepspraktijk en deskundigheid. De resultaten van de vlootschouw vormen de input voor werving en ontwikkeling. De resultaten van de vlootschouw worden eveneens gebruikt bij het maken van het Resultaten & Activiteiten Plan (R&A plan). Elke afdeling maakt jaarlijks een R&A-plan volgens een vast HvA-format. In dit R&A-plan is een van die vier hoofdstukken het hoofdstuk Personeel. Hierin beschrijft de afdeling de personele prioriteiten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 51
3.2.6. Leeftijdsopbouw: de samenstelling van het personeelsbestand van het cluster BE/BI/LE is onevenwichtig in leeftijd. Tweederde van het docentencorps is vijftig jaar of ouder. Een aanzienlijk aantal docenten stroomt binnen nu en afzienbare tijd uit in verband met leeftijd. De opleiding onderkent deze kwestie, maar geeft aan evenwel dat het beeld bij de opleiding LE gunstiger is vanwege de instroom van nieuwe docenten. Een strategische personeelsplanning voor het cluster is momenteel in ontwikkeling. Het uitstromen van oudere docenten geeft de opleiding kansen om het docentencorps aan te vullen op die manier die het beste bij de toekomstvisie van de opleiding past. Het is zaak om deze kans goed te benutten. Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding hierin al de eerste stappen heeft gemaakt. Een mogelijkheid om de kritische massa van het docentencorps en daarmee de weerbaarheid van de opleiding te vergroten, is om intensiever samen te werken met de opleiding Logistiek en Technische Vervoerskunde op de locatie Leeuwenburg. Op deze manier kan men wellicht makkelijker voorzieningen treffen bij (tijdelijke) uitval/afwezigheid en wordt er synergie gecreëerd. 3.2.7. Een punt van aandacht is de werkdruk. In de Medewerkerstevredenheidsmonitor (MTM 2006) geeft 54,2% van de docenten aan dat de werkdruk (veel) te hoog is. De opleiding probeert de werkdruk te managen door duidelijke afspraken met docenten over de taaklast te maken in de resultaatgesprekken (zie ook facet 3.3). Er is reeds 10% gereserveerd in de formatie van docenten in vast en fulltime dienstverband voor allerhande extra taken zoals overleg en voorlichting, maar gezien de (ontwikkel)plannen die de opleiding op de agenda staan, is extra aandacht vereist. De vier kerndocenten LE hebben reeds een ruimere aanstelling gekregen, tijd die mede ten behoeve van onderwijsontwikkeling wordt ingezet. Het is aan de opleiding om alert te blijven m.b.t. dit punt.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding LE in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren. De totale personeelsformatie voorziet in voldoende capaciteit ten behoeve van de onderwijsondersteunende processen. De opleiding heeft een goed beeld van ontwikkelingen die spelen met betrekking tot de kwantiteit van het personeel en de studentgroei. Met de vlootschouw heeft de opleiding een bruikbaar instrument t.b.v. de capaciteitsbewaking. De opleiding borgt hiermee, dat er voor nu en ook op de langere termijn voldoende personeel is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De uitstroom van docenten die binnen nu en afzienbare tijd verwacht mag worden in verband met leeftijd, is een aandachtspunt. De opleiding is zich hiervan bewust. De opleiding kan putten uit het personeelsbestand van overige opleiding binnen de afdeling voltijd Fraijlemaborg. Aandachtspunt is de werkdruk. De opleiding erkent dit en bespreekt de taaklast van docenten in de resultaatgesprekken. Zij heeft reeds ruimte gecreëerd voor onderwijsontwikkeling.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 52
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. De HvA beschikt over een breed P&O-beleidsinstrumentarium, dat integraal wordt ingezet. Dit instrumentarium bestrijkt werving en selectie, arbeidsvoorwaarden, functieordening, gezondheidsbeleid en medezeggenschap. De planning en control cyclus houdt onder andere in dat jaarlijks een managementcontract, een verbeterplan per opleiding, en een personeelsplan en –begroting worden opgesteld. 3.3.2. Gelet op de CV’s van de docenten (in termen van opleiding en werkervaring) en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de LE-docenten inhoudelijk gekwalificeerd zijn hun taken binnen het programma op het gewenste niveau uit te voeren. Een aantal docenten komt uit het wetenschappelijk onderwijs. Alle vast aangestelde docenten zijn didactisch bevoegd. 3.3.3. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vak- en disciplinekennis), maar uitdrukkelijk in termen van onderwijskundige en/of organisatorische expertise, competenties en werkervaring. Nieuwkomers worden gekoppeld aan een ervaren docent. 3.3.4. Elke afdeling/opleiding heeft een budget voor individuele scholing. Individuele scholing vindt plaats op verzoek van de docent en op basis van evaluatieve resultaten en functioneringsgesprekken. Afspraken worden vastgelegd in de personele gespreksverslagen. De opleiding kent teamstudiedagen per studiejaar, waarop specifieke onderwerpen (al dan niet met externe expertise) aan bod komen. Verder teambrede scholing wordt mede gebaseerd op de resultaten van de vlootschouw. Het geheel van scholingsactiviteiten is het scholingsplan van de opleiding. 3.3.5. Binnen de taakinzet van docenten is 59 uur (bij fulltime aanstelling) gereserveerd voor eigen ontwikkeling (CAO-uren), die de docent naar eigen inzicht in overleg met de opleidingsmanager kan besteden. 3.3.6. Binnen de opleiding spelen teamopbouw en teamontwikkeling in de betekenis van lerende organisatie een rol. Mede vanuit die optiek is binnen de opleiding een apart percentage gereserveerd voor inhoudelijk teambreed overleg en wordt er in het takenplaatje ook werkoverleg voor specifieke onderwerpen gereserveerd, gericht op probleemoplossing (leren) met elkaar en versterken van de samenwerking. Vanuit het Domein Economie en Management is teamopbouw binnen één CROHO geregistreerde opleiding een belangrijk issue, mede in het kader van de fusie. Maar ook versterken van de verbondenheid van de docenten aan het domein als geheel is een belangrijk thema (mede in het kader van de fusie). 3.3.7. Vanuit de HvA is specifieke scholing mogelijk (via Onderwijs Research en Ontwikkeling - ORO): trainingen, workshops, website met veel informatie. HvA verzorgt jaarlijks een aantrekkelijke onderwijsconferentie. Via Cahiers wordt voor docenten relevante onderwijskundige kennis gepubliceerd. HES verzorgt jaarlijks één of twéé studiedagen voor alle medewerkers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 53
Concreet zijn de volgende ontwikkelingsdoelen geformuleerd: van docenten wordt verwacht dat zij thuis zijn op de drie kerngebieden onderwijs, werkveld en onderzoek; daarbij specialiseert elke docent zich op één van deze gebieden. In 2008-2009 krijgt deze doelstelling verdere uitwerking; medewerkers van het domein krijgen volop kansen zich verder te professionaliseren. Iedere organisatieeenheid legt jaarlijks in het R&A-plan vast welke thema's prioriteit hebben en stemt scholingsbudget en scholingsplannen daarop af. Dit vindt al plaats sinds 2006-2007; in de ontwikkeling van kennisontwikkeling in en met de praktijk spelen de lectoraten een belangrijke rol. Het domein werkt in 2007-2008 aan de uitbreiding van de twee lectoraten naar vijf lectoraten en streeft ernaar om hiervoor nog in 2008 bekostiging aan te vragen; kennisontwikkeling, ook in afstemming met de UvA krijgt de komende jaren verder gestalte. In het kader van het speerpunt Kwaliteit & talentontwikkeling zijn er drie opleidingsthema's: 1. docenten zijn goed ingevoerd in het competentiegericht opleiden en toetsen: In samenwerking met de afdeling Onderwijsresearch & Ontwikkeling (OrO) van de HvA zijn scholingsprogramma’s samengesteld; 2. docenten beschikken over zeer goede didactische vaardigheden: Voor nieuwe docenten zijn er “korte” trainingen die betrekking hebben op de basisvaardigheden zoals toetsen, feedback geven, assessment etc. Voorts zal in verband met de ontwikkeling van de Best Business School een nieuw aanbod voor opleidingen gecreëerd worden om docenten de benodigde competenties verder te ontwikkelen voor het nieuwe opleidingsconcept; 3. docenten hebben actuele vakkennis: Op basis van functioneringsgesprekken kunnen individuele afspraken worden gemaakt met docenten. Waar wenselijk en mogelijk kunnen ook gezamenlijke activiteiten worden ontwikkeld. 3.3.8. Functionerings- en beoordelingsgesprekken Binnen de HvA wordt gewerkt volgens een zogenoemde gesprekscyclus per studiejaar. Deze cyclus bevat het maken van resultaatafspraken (in de regel bij de start van het studiejaar rond september), het voeren van een functioneringsgesprek (en het komen tot afspraken rond januari) en het voeren van een beoordelingsgesprek (in de regel rond juni). Via deze cyclus wordt de kwaliteit van het personeel geborgd. 3.3.9. Studenttevredenheid Zoals reeds in facet 3.1 is aangegeven, zijn studenten tevreden over de didactische kwaliteit van docenten. Zij zijn van mening dat docenten hen uitdagen tot zelfstandig leren (cijfer 3,1) en zijn tevreden over de bereikbaarheid van docenten (cijfer 3,2). Samenvattend concludeert het auditteam, dat het personeel in staat is de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het docententeam straalt het juiste enthousiasme uit. Er zullen de komende jaren nog een aantal vacatures worden ingevuld. Het is zaak dat de opleiding zorgdraagt voor kennisoverdracht en voor sociale integratie in het docentencorps en binding met de opleiding. Mede gezien de nieuwe samenstelling heeft de opleiding reeds als apart aandachtspunt geformuleerd dat docenten meer kennis en ervaringen uitwisselen en elkaar inzicht geven in onderwijskundige kwesties. Het auditteam heeft geconstateerd dat kennisoverdracht al in de wandelgangen veelvuldig plaatsvindt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 54
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Uit de CV’s van docenten blijkt, dat zij hoog geschoold zijn om op HBO-niveau hun discipline te verzorgen. De docenten onderhouden een groot professioneel relatienetwerk en hebben ervaring in het werkveld. Beginnende docenten worden begeleid door ervaren docenten. De afdeling/opleiding hanteert een zorgvuldig opgezet aannamebeleid, wat een belangrijk instrument is om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen. De opleiding heeft via de ‘vlootschouw’ zicht op de aanwezige expertise/competenties van docenten en gebruikt deze informatie gericht bij het gericht aanbieden van scholing. Periodiek voert de opleiding functioneringsgesprekken waarvan de afspraken schriftelijk worden vastgelegd ook met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de voor hun taakuitvoering noodzakelijke kennis en competenties. Studenten zijn tevreden over de didactische kwaliteit van docenten. Zij zijn van mening dat docenten hen uitdagen tot zelfstandig leren en dat ze goed bereikbaar zijn. Het auditteam heeft vastgesteld dat het docentencorps het juiste enthousiasme uitstraalt.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de LE-opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt. De uitstroom van docenten die binnen nu en afzienbare tijd verwacht mag worden in verband met leeftijd, is een aandachtspunt. De opleiding is zich hiervan bewust. Kwalitatief is het personeel voldoende gekwalificeerd om de opleiding op het gewenste niveau te realiseren. Uit de CV’s van de docenten blijkt, dat zij qua vakdeskundigheid en werkervaring voldoende toegerust zijn om op HBO-niveau hun discipline te verzorgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 55
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. Algemeen beeld: de HES heeft haar beleid m.b.t. huisvesting en materiële voorzieningen vastgelegd in een aparte notitie. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de HES op het gebied van voorzieningen reeds veel beleid heeft vastgelegd of op dit moment ontwikkelt. Aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting, ICT-voorzieningen en studiebegeleiding zijn op domein- en locatieniveau goed geregeld. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen kijkt de HES goed naar de onderwijsbehoeften. 4.1.2. De afdeling voltijd van der HES, waaronder LE, is gehuisvest op de locatie Fraijlemaborg in een nieuw gebouw. Deze locatie voldoet in hoge mate aan de vereisten van de gebruikers en de kwaliteit van het gebouw wordt als goed ervaren. Ruimtelijke voorzieningen 4.1.3. De opleiding LE, als onderdeel van de toenmalige Hogeschool voor Economische Studies, heeft in januari 2004 haar intrek genomen in een nieuw gebouw in Amsterdam-Zuidoost. Het bruto vloeroppervlak van het gebouw bedraagt 23.000 m², verdeeld over vier lagen. Bij de inrichting van het gebouw is nadrukkelijk rekening gehouden met de toepassing van nieuwe onderwijsvormen. Naast de gebruikelijke collegezalen kent het gebouw daarom ook projectruimtes en open werkplekken, waar in kleiner verband gewerkt en gestudeerd kan worden. Nog steeds uniek voor het hoger (beroeps)onderwijs is de inrichting van het SAP-practicum. In deze ruimte werken studenten uit verschillende opleidingen met elkaar met een - in hoofdzaak door de HES zelf ontwikkeld - bedrijfssimulatieprogramma. Kenmerkend voor het gebouw is dat de onderwijsruimtes en de werkkamers van de medewerkers elkaar afwisselen. Hierdoor wordt de interactie tussen medewerkers en studenten bevorderd en de doelmatigheid van het onderwijsproces vergroot. Het gebouw heeft een uitstekend geoutilleerde mediatheek. In het gebouw is een ICT-rijke werkomgeving gecreëerd, waarin notebooks draadloos zijn aan te sluiten op het inter- en intranet van de hogeschool. Daarnaast zijn voor studenten in totaal 600 computers geïnstalleerd. Dit geeft een ‘computerdichtheid’ van 8 studenten per computer. Materiële voorzieningen (ICT, mediatheek, beroepsspecifieke apparatuur 4.1.5. De mediatheken van de Hogeschool van Amsterdam werken intensief samen. Door de nieuwste technieken toe te passen wordt informatie voor de student toegankelijk gemaakt. De mediatheken hebben niet alleen de beschikking over een enorme collectie boeken, tijdschriften en cd-roms, maar ook over databanken die via Internet geraadpleegd kunnen worden. Ook de connectie met landelijke catalogi als PICARTA en ADAMNET maakt het mogelijk veel uitgebreider naar informatie te zoeken dan alleen maar binnen de HvA. In de Themagidsen wordt alle informatie over één thema in databanken, Internetbronnen, scripties, tijdschriftartikelen etc. bijeen gebracht. Dat is een belangrijke ondersteuning bij de studie, zeker in een later stadium. Daarnaast zijn er reisplanners, woordenboeken, studentensites, nieuws, een overzicht van zoekmachines en tips om de kwaliteit van informatie op internet te beoordelen, te vinden. Op de locatie Fraijlemaborg is de mediatheek gehuisvest op de begane grond en een klein deel op de 1ste etage.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 56
Tevredenheid van studenten 4.1.6. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen en ruimten. Er is een aantal punten waar studenten minder tevreden over zijn, maar dit zijn punten die niet of slechts indirect met de realisatie van het opleidingsprogramma te maken hebben (bijv. prijs/kwaliteit-verhouding eten en drinken, dienstverlening studenten service centrum). Studenten zijn tevreden over de mediatheek, de ICT-helpdesk en over de computerwerkplekken. De beschikbaarheid van computers tussen 11.00 en 16.00 uur werd nog wel als problematisch ervaren, maar studenten zien ook in dat de beschikbaarheid van computerwerkplekken tijdens ‘spitsuren’ nu eenmaal iets is, dat ze moeten accepteren.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen constateren dat aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting en ICTvoorzieningen goed geregeld zijn op domein- en locatieniveau. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen wordt goed gekeken naar de onderwijsbehoeften. Er zijn, naar oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimten (projectruimtes, collegezalen). De inrichting is functioneel, waarbij rekening gehouden is met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges). De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar. Het auditteam is positief gestemd over de inrichting van het SAP-practicum. In deze ruimte werken studenten uit verschillende opleidingen met elkaar met een bedrijfssimulatieprogramma. Studenten en docenten hebben toegang tot actuele informatie en programma’ s zowel in het eigen opleidingsgedeelte als in de centrale (computer)ruimtes en op intranet. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 57
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. LE kent geen studieloopbaanbegeleiding, maar studiebegeleiding De brede bacheloropleidingen beginnen het studiejaar met een studie- en beroepsoriëntatieweek (SBO) waarin de studenten: kennismaken met de studie en het beroepenveld; vertrouwd raken met regelingen en procedures binnen de HES; een sociale (h)erkenning wordt geboden binnen de studierichting; een introductie ontvangen van het persoonlijk ontwikkelplan (POP); aan een taaltoets deelnemen; een inleiding krijgen in het werken met ICT; een inleiding krijgen in het projectmatig werken. Tijdens de brede bachelor wordt van elke student gevraagd zijn uitgangssituatie ten opzichte van de opleidingscompetenties in kaart te brengen. Daaraan gekoppeld worden per studiejaar leerdoelen en actieplannen geformuleerd en worden tussentijdse evaluaties gehouden. Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP) 4.2.2. Elke student verwerft tijdens zijn studie aan de LE de 17 competenties uit het opleidingsprofiel. Van de student wordt gedurende de opleiding gevraagd om de eigen professionele ontwikkeling in kaart te brengen en te kijken of hij zijn eigen ambities in plannen in voldoende mate realiseert. Dit doet hij middels het Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP), het instrument waarvan hij zijn niveau kan spiegelen aan het beoogde competentieniveau. Door deze maatregelen heeft de student beter zicht op de competenties die hij moet verwerven. Ook leert hij beter te reflecteren op het door hem bereikte niveau en aan te tonen waarom hij een bepaald niveau heeft bereikt. De opleiding in met het POP gestart in het studiejaar 2005-2006. Het POP is een onderdeel van het portfolio dat: bedoeld is voor zelfevaluatie van de student op basis van opleidingsspecifieke competenties; de afspraken bevat tussen de student en de verschillende begeleiders (docenten, tutoren en mentoren) over de ontwikkeldoelen en de acties van de student; bedoeld is voor de evaluaties van de afspraken en ontwikkelacties van de student. Eerstejaars studenten in 2005-2006 zijn als eersten gestart met het POP. 4.2.3. Uit het STM bleek dat belangrijk aandachtspunt de begeleiding bij de inrichting van het portfolio is. Studenten beoordeelden dit punt met een 2,8. In de gesprekken die de opleiding met studenten ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, zeggen propedeusestudenten iets te zien in het POP, hoewel men het niet eenvoudig vindt om duidelijke leerdoelen op te stellen op basis van competenties. Men weet ook nog niet goed wat men met het portfolio aanmoet. Tweedejaarsstudenten zeggen nog niet veel vertrouwen te hebben in het werken met het POP, met name omdat de monitorin van de resultaten van het POP nog is uitgebleven. De studenten die het auditteam heeft gesproken, zetten hun twijfels bij het nut van het POP. Het doel van het POP is ook voor hen niet altijd even helder.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 58
De opleiding is inmiddels met een verbeterde aanpak van de uitvoering van de POP gekomen. HES-breed wordt m.i.v. het studiejaar 2008-2009 de POP-lijn verbeterd. De POP wordt m.i.v. studiejaar 2008-2009 ingebed in de coachingsleerlijn die in alle vier de studiejaren doorloopt; nu is de POP beperkt tot alleen het beroepsspecifieke logistieke competentieprofiel van de opleiding; mi.v. 2008-2009 wordt de POP geïntegreerd gericht op het beroepsinhoudelijke profiel en óók de algemene competenties. De begeleiding van de student inzake het POP is verbeterd, doordat er meer duidelijke afspraken zijn gemaakt met de docenten over hoe digitale POP en Portfolio worden gebruikt. De rol van de mentor is beter gedefinieerd en er is binnen de opleiding een nieuwe studieadviseur aangesteld. De opleiding investeert inmiddels al meer in de begeleiding van de eerstejaarsstudenten op het gebied van inrichting van de portfolio: in de propedeuse vullen studenten nu klassikaal hun POP in onder begeleiding van de mentor. Doelstelling is dat de student bij de STM meer tevreden is over de POP dan afgelopen jaar en daar meer dan een 3,0 voor waardeert op een 5-puntsschaal. 4.2.4. Betrokken personen studiebegeleiding Binnen de opleiding bestaan er verschillende vormen van studiebegeleiding: 1. mentor: de mentor is de begeleider van de eerstejaars en dagelijks aanspreekpunt voor kleine vragen en problemen, onenigheid in projectgroepen en dergelijke. Hij coacht de voortgang van de student en verwijst zonodig door naar de studieadviseur. 2. studieadviseur: de studieadviseur is het eerste aanspreekpunt voor informatie en advies over studieplanning, -voortgang, -problemen en -vertraging. De studieadviseur zelf neemt, als de studieresultaten daartoe aanleiding geven, ook contact op met de student voor een gesprek. In het eerste studiejaar is de begeleiding actief: de studieadviseur roept de student op voor een voortgangsgesprek. Studenten kunnen daarnaast zelf op ieder moment een afspraak maken met de studieadviseur. Studieadviseurs sturen studenten met problemen op het persoonlijke vlak naar de decaan (zie paragraaf 8.4). Ad 1) Het mentoraat heeft als hoofddoel om de leervaardigheden en het studiesucces van studenten te bevorderen. Het programma bestaat uit groepsbijeenkomsten en individuele gesprekken. In de groepbijeenkomsten worden activiteiten die het studiesucces bevorderen besproken en geoefend. De opdrachten bestaan zoveel mogelijk uit activiteiten die voor een goed studieverloop toch al nodig waren. Het mentoraat brengt dit bewust onder de aandacht o.a. door oefening en bespreking daarvan. De individuele gesprekken zijn bedoeld om resultaten uit het recente verleden te bespreken en individueel na te gaan hoe de resultaten in de toekomst positief beïnvloed kunnen worden of zo kunnen blijven. In concreto komen gedurende het mentoraat groepsgewijs de volgende zaken aan de orde: Studie en studiegids; Onderwijs en examenregeling; Leren bestuderen van een tekst; Leren voorbereiden van tentamens; Leren plannen van de studie. Tijdens de individuele gesprekken wordt ingegaan op studievoortgang en daaraan gekoppelde advisering. De mentoren voeren periodiek overleg met elkaar om specifieke voortgangsproblemen te bespreken c.q. onder de aandacht te brengen. Voortgangsgesprekken 4.2.5. Minimaal twee keer per jaar vindt een voortgangsgesprek tussen de mentor en de student plaats met het oog op het voorkomen van uitval. Toetsresultaten vormen hierbij de leidraad gericht op het tijdig signaleren van problemen en het (nog) kunnen doorverwijzen van studenten naar andere studies. Het POP speelt daarbij een belangrijke rol. Studenten van de brede bacheloropleidingen werken met een digitaal portfolio.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 59
Studieadviseurs maken gebruik van digitale studentendossiers die hun neerslag vinden in een digitaal studentvolgsysteem. De voortgang van de stage en afstudeeropdracht worden in het digitale studentvolgsysteem PRAVOS (PraktijkVolgSysteem) gevolgd en is ter inzage voor de studieadviseurs, stageen scriptiebegeleiders. Het stage- en scriptiebureau van het Bureau Externe Betrekkingen zorgt voor de administratieve ondersteuning en in dit kader is dus sprake van standaardisatie. In het R&A plan 2007-2008 (oktober 2007) wordt ook teruggeblikt op het afgelopen jaar. Er wordt gesteld dat elke opleiding maatregelen neemt om de studenten uit oudere jaargangen met een individueel begeleidingstraject te laten afstuderen. Aan het einde van het studiejaar is het stuwmeer wederom afgenomen. 4.2.6. Rol van docenten: in het kader van ondersteuning van studenten in kennis- en vaardighedenontwikkeling worden de volgende docentrollen onderscheiden: vakdocent: de vakdocent geeft de student vakinhoudelijke ondersteuning en beoordeelt het vakinhoudelijke gedeelte van projecten en vakken; projectcoördinator: de projectcoördinator coördineert het project en stelt met de studenten, het plan van aanpak van een project op. Hij begeleidt de voortgangsrapportage van de studenten en signaleert problemen in de projectgroepen; stagebegeleider: de stagebegeleider begeleidt een student gedurende zijn stage. Hij brengt, als dat mogelijk is, ook een bedrijfsbezoek. Tevens bespreekt en beoordeelt hij het stageverslag; afstudeerbegeleider: de afstudeerbegeleider begeleidt een student gedurende zijn afstudeeropdracht. De begeleider let zowel op het proces als het product dat de student oplevert. Zonodig wordt de student hierop bijgestuurd. De afstudeerbegeleider is een van de twee beoordelaars van het uiteindelijke resultaat van de student. Vanwege de kleinschaligheid is de studieloopbaanbegeleiding goed in te vullen. Docenten kennen elke individuele LE-student persoonlijk. Door de korte lijnen weten docenten en studenten elkaar ook goed te vinden. Studenten zijn zeer te spreken over het contact dat zij met de docenten hebben. Door de kleinschaligheid van de opleiding hebben zij niet het gevoel een nummer te zijn. Informatievoorziening 4.2.7. Communicatie naar studenten toe geschiedt via verschillende kanalen. Via het HvA-tijdschrift Havana worden studenten op de hoogte gehouden van het nieuws rondom de HvA. Er zijn websites beschikbaar met informatie over instroom en aanmelding en minoren. Naast de HvA-brede websites heeft elke student toegang tot het intranet. Hierop vindt hij informatie over zijn opleiding, zoals de opleidingseisen, het onderwijsprogramma, het OER en behaalde cijfers. Studenten kunnen zich via intranet aanmelden voor toetsen. De resultatenadministratie verstrekt de studenten regelmatig een overzicht van behaalde cijfers. Studieadviseurs hebben de beschikking over de dor studenten behaalde cijfers en kunnen informatie genereren over de studievoortgang. Het International Office verstrekt informatie over studie en stage in het buitenland. NB. In de LE-Opleidingsgids vinden studenten o.a. de LE-jaarplanning voor het betreffende studiejaar met belangrijke data van onderwijsactiviteiten, het LE- competentieprofiel, het LE-curriculum met de lessentabellen, en informatie op hoofdlijnen over de manier waarop het onderwijs van de LE-opleiding georganiseerd is. Elke onderwijseenheid wordt beschreven in een zogenaamde BOE = Beschrijving Onderwijs Eenheid. Tevens wordt gewerkt met studiewijzers waarin het lesprogramma van de onderwijseenheid in detail is uitgewerkt. Hierin staat onder meer een planning van de activiteiten, de te bestuderen stof per week en een voorbeeldtoets met uitwerking.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 60
4.2.8. Studentzaken: de afdeling studentenzaken is verantwoordelijk voor studentenvoorzieningen als het decanaat, studentenartsen, psychologen, sport en cultuur. Sommige van deze voorzieningen zijn exclusief voor de HvA en voorzieningen als artsen, psychologen, sport en cultuur worden samen met de Universiteit van Amsterdam aangeboden. Studenten kunnen met persoonlijke vragen en problemen rondom studieloopbaan terecht bij de decaan. De studentendecaan is tevens contactpersoon voor studenten met een handicap of chronische ziekte en kan hiervoor voorzieningen treffen. De studentendecaan is voorts deskundig op het gebied van actuele wet- en regelgeving en heeft kennis van zaken in de te volgen procedures bij geschillen. Zonodig verwijst de decaan een student verder naar een arts of psycholoog. Tevredenheid van studenten 4.2.9. De individuele begeleiding van de decaan en de mentor beoordelen LE-studenten als voldoende (resp. 3,1 en 3,0). Op een aantal punten is nog ruimte voor verbetering (zie ook 4.2.3). De studenten die het auditteam heeft gesproken tijdens de audit, waren positief over de manier waarop zij begeleid worden. Zij krijgen individuele gesprekken en groepsgesprekken. Ook zijn er gesprekken met de klassenvertegenwoordigers.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft duidelijk vastgelegd hoe de studiebegeleiding dient te verlopen en wat er van de student en de docent wordt verwacht. De basis is dat studenten in principe gedurende hun studie steeds meer zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen studie- en leerproces. De omvang en de intensiteit van de studiebegeleiding zijn afgestemd op de studiefase en de individuele student. De interne communicatie (inclusief de informatievoorziening richting studenten) is efficiënt geregeld. Met het digitale studentvolgsysteem hebben studieadviseurs, stage- en scriptiebegeleiders en studenten zelf altijd actuele informatie over de studievoortgang. Het auditteam concludeert dat de studiebegeleiding adequaat is ingericht. Het digitale portfolio en het bijbehorende POP moet nog wat beter gevuld gaan worden, maar lijkt een goede manier om studenten te volgen in hun competentieontwikkeling en –verwerven tijdens hun studie. Het auditteam constateert dat daar waar verbeteringen noodzakelijk zijn, deze daadwerkelijk ter hand worden genomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 61
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende.
Het auditteam heeft geconstateerd dat er op het gebied van materiële voorzieningen reeds veel beleid is vastgelegd of op dit moment wordt ontwikkeld. Aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting, ICTvoorzieningen zijn goed geregeld. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen kijkt het domein/de opleiding goed naar de onderwijsbehoeften. De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding LE op adequate wijze te realiseren. Er zijn, naar oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimten (projectruimtes, collegezalen). De inrichting is functioneel, waarbij rekening gehouden is met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges). De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar. De studiebegeleiding is momenteel voldoende geregeld. De studiebegeleiding wordt, naar het oordeel van studenten, naar behoren uitgevoerd, al is er vooral op het punt van het digitaal portfolio en POP ruimte voor verbetering. Het auditteam constateert dat daar waar verbeteringen noodzakelijk zijn, deze daadwerkelijk ter hand worden genomen. De opleiding investeert inmiddels meer in de begeleiding inzake het POP en heeft duidelijke afspraken gemaakt met begeleidend docenten.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de twee facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 62
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. De opleiding LE sluit in haar beleidscyclus aan op het kwaliteitsbeleid van de HvA met een interne en externe kwaliteitscyclus. De externe cyclus omvat één keer in de zes jaar een accreditatie van de opleiding, ondersteund door een tussentijdse interne audit. De interne kwaliteitszorgcyclus van de HvA volgt de jaarlijkse planning- en controlecyclus (P&C) met resultaatgericht management als besturingsfilosofie, de resultaten- en activiteitenplannen (R&A) als planningsinstrument en de domeinrapportages en afdelingsrapportages (Araps) als verantwoording. Concrete uitvoering: elk jaar maken de afdelingen van het Domein E&M in juni/juli een Resultaten & ActiviteitenPlan (R&A-plan). Dit plan is gebaseerd op de bestuurlijke agenda van de HvA, de speerpunten van de directie van het domein, evaluaties van een vorig R&A-plan, de gegevens uit verschillende onderwijsevaluaties en de actuele ontwikkelingen. Aan het eind van het studiejaar wordt het plan geëvalueerd en bijgesteld. In het kader van de P&C-cyclus sluiten de domeinvoorzitters en het CvB jaarlijks een Managementcontract af. Hierin leggen zij resultaatafspraken vast, die zijn opgenomen in het R&A-plan. Tweemaal per jaar wordt de voortgang verantwoord middels een domeinrapportage. 5.1.2. De P&C-cyclus wordt instrumenteel ondersteund door diverse (periodiek) onderzoeken om het onderwijs en de organisatie te evalueren. De opleiding LE neemt deel aan de HvA-brede onderzoeken (Onderzoekshuis)De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: Instroomtevredenheidsmonitor (ITM) Studenttevredenheidsmonitor (STM); Medewerkerstevredenheidsmonitor (MTM); Alumnitevredenheidsmonitor (ATM); Werkgeverstevredenheidsmonitor (WTM); Exit-tevredenheidsmonitor (ETM). Naast het Onderzoekshuis gebruikt LE ook een eigen aanvullende set van evaluatie-instrumenten, nl. module- en projectevaluaties, stage-evaluaties onder alle stagebedrijven en stagiaires, afstudeerevaluaties onder alle afstudeerbedrijven en scriptanten en minorevaluaties. Ook zijn er overlegmomenten met de stakeholders (OAR, opleidingscommissie en docententeam). 5.1.3. De meetmomenten komen structureel terug en zijn aantoonbaar vastgelegd. De uitkomsten van deze standaardonderzoeken, maar ook de resultaten van het overleg van de opleidingscommissie met het management en de betrokken docenten en de blokevaluaties door studenten en docenten, vormen een wezenlijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van concrete verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen, zo constateert het auditteam, zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen die zijn vastgelegd in het managementcontract. Hieruit vloeit een rapportage voort met voorstellen voor verbetermaatregelen. Alle studenten en medewerkers kunnen de resultaten en verbetermaatregelen bekijken via intranet en de digitale leeromgeving.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 63
5.1.4. De opleiding beschikt over een formele klachtenregeling voor het personeel, studenten en externe bij de opleiding betrokken partijen. 5.1.5. De borging van het curriculum heeft een plaats gekregen in het kwaliteitszorgsysteem. Deze borging wordt uitgevoerd door de volgende organen: A. de OpleidingsAdviesraad (OAR); B. de curriculumcommissie; C. de toetscommissie; D. de examencommissie van de afdeling. 5.1.6. Ondersteuning: binnen het domein E&M is een stafafdeling Onderwijs en Kwaliteit ingericht. Deze afdeling speelt een rol bij de ondersteuning van afdelingen, opleidingen en varianten bij vraagstukken rondom onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg. Alle kwaliteitszorgmedewerkers van de stafafdeling Onderwijs en Kwaliteit hebben specifieke opleidingen en varianten waaraan zij als contactpersoon zijn gekoppeld. Zij ondersteunen de opleidingsmanagers concreet bij accreditatie en audit en bij het opstellen van R&A-plannen en Araps. Zij leveren gegevens uit diverse bronnen, maken deze toegankelijk voor het management en geven adviezen. Tevredenheid van studenten 5.1.7. Studenten zijn tevreden over de kwaliteitszorg (rapportcijfer 3,0). De wijze van onderwijsevaluatie wordt met een 3,1 beoordeeld. De aandacht die aan problemen/klachten en wensen/adviezen wordt gegeven, beoordelen studenten met een 3,0. Uit de gesprekken met studenten tijdens de audit is gebleken dat zij in de opleiding een luisterend oor vinden voor hun problemen/klachten en wensen/adviezen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding hanteert een goed, door de hogeschool ontwikkeld, kwaliteitszorgsysteem. De instrumenten uit het HvA-Onderzoekshuis, aangevuld met de opleidingsspecifieke evaluatieinstrumenten, vormen een goede basis voor gegevensverzameling. De opleiding maakt periodiek gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen. De kwaliteitsmedewerkers van de afdeling Onderwijs en Kwaliteit zorgen voor een adequate ondersteuning: zij maken een signalerende en samenvattende rapportages van de verschillende evaluaties t.b.v. het management. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteitszorg.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 64
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. De uitkomsten van de onderzoeken uit het HvA-Onderzoekshuis, maar ook de resultaten van de opleidingsspecifieke evaluatie-instrumenten, vormen een belangrijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van concrete verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen, zo constateert het auditteam, zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen die zijn vastgelegd in het managementcontract. In dit managementcontract maken de opleidingsmanager en de directie van het domein in onderling overleg resultaatafspraken. Hieruit vloeit een rapportage voort met voorstellen voor verbetermaatregelen (R&Aplan). In elk van de R&A-plannen wordt een analyse gegeven van de bereikte resultaten over het voorafgaande studiejaar (mede gebaseerd op evaluatieve gegevens), worden de prioriteiten voor het betreffende studiejaar gegeven (mede gerelateerd aan HES-beleid) en worden de concrete acties uitgezet t.b.v. de realisatie van de prioriteiten (mede gebaseerd op kwantitatieve doelstellingen). 5.2.2. LE expliciteert het verbeterbeleid in opleidingsplannen, het opleidingsprofiel, het toetsplan en andere stukken. Docenten van de opleiding LE concluderen in de gesprekken die de opleiding met hen ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, dat de opleiding de PDCA-cyclus voldoende in de vingers heeft. Wel zou de focus – een en ander conform afdelingsbeleid – nog wat sterker gelegd mogen worden op het systematisch en breed uitvoeren van aan de evaluaties gerelateerde verbeteracties. M.a.w. de ‘A’ in de PDCA-cyclus behoeft nog meer aandacht. 5.2.3. Uit de verbeteractiviteiten geformuleerd voor 2007-2008 heeft de opleiding met name de volgende prioriteiten opgesteld in haar R&A-plan LE (in het verlengde van het HES-beleid en afdelingsbeleid): versterken van de transparantie van de opleiding LE door het verder verwoorden van haar uitgangspunten in het opleidingsplan LE 2007-2008. In 2006-2007 is dit plan voor het eerst uitgebracht conform de HvA richtlijnen; versterken van internationalisering van het curriculum (in aansluiting op de HES-prioriteiten); versterken van een aantal kwaliteitsaspecten van het toetsen en beoordelen (zie ook facet 2.8); versterken van de wetenschappelijke oriëntatie op het werkgebied Logistiek & Economie (zie ook facet 2.1); specifieke aandacht voor het niveau van de afstudeeropdrachten (zie facet 6.1); aandacht voor rendementsbevorderende ingrepen (in aansluiting op het HES- rendementsbeleid - zie verder facet 6.2); verder uitvoering geven aan de harmonisatie op het gebied van HRM (zie onderwerp 3), faciliteiten (zie onderwerp 4) en kwaliteitszorg.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 65
Daarnaast heeft de opleiding LE binnen de afdeling Voltijd voor 2008-2009 in het concept afdelings R&A plan de volgende doelstellingen: Transparante opleidingsroutes in de 3 clusters binnen de HES (Finance, Marketing, Management) Heldere afstemming basisfase BBS Curricula 2e jaar BBS zijn ontwikkeld Ontwikkelen van plaats en functie 10- HES – competenties (onderwijsvisie ontwikkelen) Basisfase 1e jaar BBS gemonitord en geëvalueerd Duidelijke taakstelling commissies (examencie, toetscie, crohoteams, curriculumcie’s) Docenten geschoold voor de rol als coach in de coachingsleerlijn Minoraanbod voltijd afdeling is BBS-proof (met name aanzet tot internationale oriëntatie) 5.2.4. Voor het overige wordt verwezen naar de afzonderlijke facetten. Het auditteam constateert dat de opleiding LE voldoende evaluatieve gegevens bezit om gericht te werken aan de verbetering van de kwaliteit van de opleiding. In 2004 had de visitatiecommissie een aantal aandachtspunten geformuleerd. Uit de documentatie en tijdens de audit ontstaat het beeld dat de opleiding deze punten geadresseerd heeft. Om de kwaliteit van de opleiding verder te verbeteren is de opleiding druk doende om een aantal maatregelen door te voeren. Van belang is wel dat deze maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd worden en dat tijdig bijgestuurd wordt, indien de genomen maatregelen te weinig effectief zouden blijken te zijn.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Evaluaties leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. De opleiding heeft goed zicht op die aspecten binnen de opleiding die verbetering behoeven. Het beschreven verbeterbeleid is deels al gerealiseerd. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de PDCA-cyclus doorloopt. Wel kan er op een meer structurele wijze aandacht besteed worden aan de component ‘Act’ van de PDCA-cyclus.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 66
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Uit de bevindingen met betrekking tot facet 5.1. blijkt dat studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld via het HvA-Onderzoekshuis bij de evaluatie van de opleiding betrokken zijn. 5.3.2. Betrokkenheid van medewerkers, studenten en het afnemend beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van het domein en de opleidingen is geregeld door het operationeel zijn van de volgende organen: opleidingsadviesraad; opleidingscommissie; medezeggenschapsorgaan. Communicatie over de evaluatieresultaten en over de verbeteracties 5.3.3. De opleiding betrekt haar stakeholders zowel bij de bespreking van de resultaten als bij het formuleren van verbeteractiviteiten: studenten: de uitkomsten van evaluaties worden gepubliceerd op het (studenten)intranet; studenten worden via een headline attent gemaakt op de resultaten. De rapportages worden in de vergaderingen van de opleidingscommissie besproken. De OC wijst ook mogelijke oorzaken van knelpunten aan en adviseert over verbetermaatregelen; docenten: de opleidingsmanager bespreekt de evaluatieresultaten in het docententeam. Individueel komen ze aan de orde in de functioneringsgesprekken. Daarnaast worden de resultaten op het intranet geplaatst; beroepenveld: de opleiding overlegt 3 à 4 keer per jaar met de OAR. Daarnaast wordt elke stage- en afstudeeropdracht na afloop geëvalueerd met de bedrijfsmentor of –begeleider. De stage- en afstudeercoördinator of opleidingsmanager gebruikt deze informatie in het overleg over het studieprogramma; alumni: alumni worden over de hogeschool geïnformeerd via het alumniblad Hesprit. HES-alumni kunnen ook lid worden van de sinds 1908 bestaande alumnivereniging Hou en Trouw. DE HES is bezig het alumnibeleid nader vorm te geven. Vanaf maart 2008 is een onderdeel van een testversie van een alumniwebsite operationeel. Van structurele terugkoppeling van de evaluatieresultaten en verbetermaatregelen naar het beroepenveld en de alumni is nog geen sprake. Ook de communicatie naar studenten is nog niet altijd optimaal, zo bleek uit de gesprekken tijdens de audit. In het afgelopen studiejaar (2007-2008) heeft de afdeling Onderwijs en Kwaliteit een pilot uitgevoerd op het gebied van Digitale Evaluatie, waarin is onderzocht of de digitale evaluaties alle schriftelijke evaluaties kunnen vervangen. Verwacht wordt dat digitaal evalueren een hogere betrouwbaarheid van de data genereert. Een extra mogelijkheid is de directe rapportage van de uitkomsten van de evaluaties naar degenen die de evaluaties hebben ingevuld. 5.3.4. Voor het overige wordt verwezen naar de bevindingen bij facet 5.1
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 67
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is van mening, dat het Domein Economie en Management in haar beleid duidelijk heeft aangegeven met welke verschillende groepen er overlegd moet worden over de interne kwaliteitszorg. Voor een groot deel is tevens reeds geborgd dat studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld systematisch en planmatig worden betrokken bij de evaluatie van de opleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende.
De interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt. Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatiemechanismen. De opleiding draagt er zorg voor dat er gehandeld wordt vanuit duidelijke planvorming, dat de uitvoering systematisch wordt geëvalueerd en dat er op basis van de evaluatieresultaten verbeteracties worden ingezet. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de PDCA-cyclus doorloopt. Wel zal er op een meer structurele wijze aandacht besteed moeten worden aan de component ‘Act’ van de PDCAcyclus. De opleiding betrekt op formele en informele wijze studenten en docenten bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en legt de resultaten van evaluaties en de verbetermaatregelen aan hen voor. Ook zorgt de opleiding er in voldoende mate voor dat met alumni en het professionele werkveld contact is over de organisatie en inhoud van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 68
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. Binnen de opleiding LE is in 2006-2007 gesproken over het bachelorniveau in relatie tot het afstudeerprogramma. Dit debat heeft geleid tot HES-breed van toepassing zijnde aanbevelingen m.b.t. de borging van het bachelorniveau in de afstudeerprogramma’s. De opleiding heeft de nieuwe richtlijnen eind 2006-2007 geïmplementeerd en heeft in het afstudeerprogramma 2007-2008 verdere verfijningen aangebracht. 6.1.2. Voor de opleiding LE is de hoofddoelstelling van de afstudeeropdracht het uitwerken van een praktijkopdracht waarbij een probleem, opgedeeld in diverse onderzoeksvragen, op HBO-niveau moet worden geanalyseerd en opgelost. De oplossingen moeten gevonden kunnen worden door toepassing van bestaande kennis. De leerdoelen van de afstudeeropdracht zijn het zelfstandig en op het niveau van de bijna afgestudeerde HBO’er beheersen van de volgende vaardigheden: het kunnen opzetten en uitvoeren van een toegepast praktijkonderzoek; het analyseren van een vrij complex probleem en daaruit de deelvragen destilleren die tot het oplossen van het probleem moeten leiden; het adequaat kunnen rapporteren van het onderzoek, waarbij op het verantwoorden van de gevolgde systematiek, het juist analyseren en concluderen en het geven van aanbevelingen wordt beoordeeld; het in het rapport verwijzen naar en toepassen van de relevante theorie, die bij het opzetten en uitvoeren van het onderzoek is toegepast; het, grotendeels via zelfstudie, kunnen aanvullen van de basiskennis met bestaande kennis uit bekende en tot dan toe onbekende literatuur, gesprekken en andere bronnen. Deze kennis moet met succes toegepast kunnen worden. Deze leerdoelen staan ook vermeld in de opleidingsgids. De opleiding heeft in de afstudeersyllabus richtlijnen opgesteld ter borging van het HBO-niveau van de afstudeeropdrachten. Procedure afstudeeropdracht 6.1.3. Hieronder beschrijven wij stapsgewijs de procedure inzake de finale examinering: De student werft een individuele afstudeeropdracht bij een bedrijf. De meeste studenten vinden op eigen kracht een bedrijf. Een aantal studenten heeft reeds een eigen bedrijf en studeert af met een logistiek onderzoek bij eigen bedrijf. De opdracht moet voldoen aan de geformuleerde vereisten en moet zijn goedgekeurd door de afstudeercommissie. Na groen licht van de afstudeercommissie krijgt de student een afstudeerbegeleider toegewezen en stelt de student een plan van aanpak op. Indien de begeleidend docent niet akkoord gaat met het plan van aanpak, dan dient de student zijn plan van aanpak aan te passen. Er vindt ten minste één keer per twee weken terugkoppeling plaats van de student aan de begeleider. De opdracht resulteert in een eindrapportage.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 69
Het eindrapport wordt door de eerste en tweede lezer voor wat betreft de inhoudelijke kwaliteit beoordeeld aan de hand van de geformuleerde criteria. Daarnaast beoordelen beide lezers het eindrapport op vorm, indeling en taalgebruik. Binnen een zo kort mogelijke termijn na het inleveren van het eindrapport bepalen de eerste en tweede lezer van de hoofdfase van de opleiding LE in een vergadering of de student zijn werk mag presenteren en verdedigen. Bij groen licht is het ingeleverde werk van een dergelijke kwaliteit dat het mogelijk is om de studiepunten te behalen. Bij oranje licht mag de student zijn afstudeeropdracht niet verdedigen. De eerste en tweede lezer zijn niettemin van mening dat de student is staat moet zijn werk binnen een korte termijn op voldoende niveau te brengen. Bij rood licht is het ingeleverde werk van onvoldoende kwaliteit én zijn de beoordelaars van mening dat de student zich moet richten op afstuderen op een latere datum, omdat zij hem niet in staat achten het werk binnen korte termijn op voldoende niveau te brengen. Bij de beoordeling van het eindrapport wordt de visie van de bedrijfsbegeleider (dit is de begeleider vanuit het bedrijf waar de student afstudeerde) betrokken op basis van het door hem ingevulde enquêteformulier. Bij afkeuring van het eindrapport, krijgt de student te horen of het rapport op korte termijn reparabel is, of dat er op basis van een nieuwe afstudeeropdracht bij een nieuwe probleemeigenaar/nieuw bedrijf een rapport moet worden geschreven. In de presentatie dient de student in te gaan op de aanleiding van het onderzochte probleem, de context van het probleem, de onderzoeksvraag, de gehanteerde onderzoeksmethode, de onderzoeksresultaten en de aanbevelingen (altijd in de vorm van een concreet plan voor het afstudeerbedrijf). Deze presentatie is openbaar. Tijdens de verdediging dient de student ten overstaan van de afstudeerbegeleider en de tweede lezer aan te tonen, dat hij in staat is inhoudelijke vragen over de uitgevoerde opdracht te kunnen beantwoorden, zoals vragen over de probleemstelling, de gehanteerde onderzoeksmethodiek, de analyse van de probleemstelling, de conclusies en de aanbevelingen. De mondelinge verdediging is niet openbaar: de student mag bepalen wie er aanwezig is; De eerste en tweede lezer en indien aanwezig de bedrijfsmentor stellen het eindcijfer vast. Er worden deelcijfers gegeven in tienden nauwkeurig. Deze deelcijfers zijn: - cijfer voor de inhoudelijke kwaliteit van het afstudeerproject. Dit cijfer wordt gebaseerd op de inhoudelijke beoordeling van het eindrapport door de docentbegeleider en de medebeoordelaar en indien aanwezig de bedrijfsmentor; - cijfer voor de presentatie en de verdediging. Dit cijfer wordt gebaseerd op de beoordeling van de mondelinge presentatie en de gevoerde verdediging; - cijfer voor het proces en het reflectieverslag.
De weging van de deelcijfers is als volgt: Scriptie Presentatie Verdediging Proces en reflectie
60% 10% 20% 10%
6.1.4. Betrokkenheid werkveld: de begeleidende docent en een toegevoegde docent (eerste en tweede lezer) zijn verantwoordelijk voor de beoordeling. Daarbij wordt de beoordeling van de bedrijfsmentor meegenomen met name t.a.v. de beoordeling van de praktijkrelevantie van het beroepsproduct. In het R&A plan (‘R&A plan 2007-2008, afdeling Voltijd, Fraijlemaborg, oktober 2007’) staat dat de rol van het bedrijfsleven – met name bij de afstudeeropdracht – opnieuw onder de loep genomen. Ook de rol van de extern gecommitteerde wordt onderzocht. Het auditteam wil ervoor pleiten om het werkveld – wel of niet in de persoon van de opdrachtgever – een stevigere positie als medebeoordelaar bij in ieder geval de scripties te geven. De inbreng van het werkveld bij beoordeling en toetsing is momenteel ietwat vrijblijvend.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 70
Met de betrokkenheid van het werkveld wordt de praktijkgerichtheid van de afstudeerwerkstukken op een extra manier geborgd. Tevens maakt het de objectiviteit en de juistheid van het oordeel groter. 6.1.5. Gerealiseerd niveau: de afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn wat betreft probleemstelling van voldoende diepgang en complexiteit en voor het realiseren ervan dienen de afstudeerders te beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBOstudenten mag en moet worden geëist. Het bachelor niveau wordt behaald. Het auditteam heeft evenwel een aantal opmerkingen: De student voert zelfstandig een logistiek onderzoek bij een bedrijf uit met een rapportage van conclusies en aanbevelingen. Een van de leerdoelen m.b.t. de afstudeeropdracht is het analyseren van een vrij complex probleem en daaruit deelvragen destilleren die tot het oplossen van het probleem moeten leiden. Het auditteam heeft vastgesteld dat een kritische belichting van de vraagstelling van de klant niet altijd is terug te vinden in de scripties. Het auditteam zou graag zien dat problemen iets meer worden uitgediept. Indien het streven is om de onderzoeksmatige component sterker terug te laten komen in het onderwijs, dan moeten studenten ook bij het doen van hun afstudeeronderzoek meer gebruikmaken van literatuurbronnen (zie ook facet 2.1). Het auditteam heeft vastgesteld dat de door de opleiding geformuleerde criteria voor de afstudeerverslagen op een goede manier gehanteerd werden bij de beoordeling. De opleiding geeft in de afstudeersyllabus aan ook op het uiterlijk van de scriptie te letten. Hieronder schaart zij o.a. een goede bronverwijzing, een goed gebruik van illustraties (tabellen en figuren) en citaten en het typografisch goed leesbaar zijn van een scriptie. Het auditteam wil de opleiding op het hart drukken om meer aandacht te besteden aan deze factoren. Met betrekking tot de afstudeerbegeleiding wil het auditteam het volgende opmerken: De studenten worden geacht zelfstandig te werken, maar vooral bij onderwerpen waar de student weinig mee te maken heeft gehad in zijn studie – studenten noemden in gesprekken tijdens de audit bijvoorbeeld ‘lean management’ – is enige sturing van een begeleidend docent wellicht functioneel. De focus van het docentencorps lijkt nu vooral te liggen op stagebegeleiding in plaats van afstudeerbegeleiding. Studenten geven aan dat de afstudeerbegeleiding meer reactief is (trouble shooting) Het auditteam is van mening dat de afstudeerbegeleiding op een aantal punten proactiever kan. Een initiatief dat het auditteam toejuicht, is het koppelen van studenten die met dezelfde problematiek te maken hebben. Dit gebeurt momenteel of door de studenten zelf of door de opleiding op een informele wijze, maar het structureel vormen van intervisiegroepen van studenten die hun afstudeeronderzoek rondom dezelfde thema’s hebben georganiseerd onder begeleiding van een docent, is naar mening van het auditteam een bruikbaar idee voor de toekomst. Op deze manier kunnen docenten binnen het beperkt aantal uur dat binnen hun taakbelasting beschikbaar is voor afstudeerbegeleiding meer studenten bereiken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 71
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleidingen als voldoende. Voor de beoordeling van het afstudeerwerkstuk beschikt de opleiding over vaste beoordelingscriteria welke ook worden gehanteerd bij de beoordeling. Ook de weging van de verschillende onderdelen van de afstudeeropdracht (scriptie, presentatie, verdediging, proces- en reflectieverslag) is vastgesteld. De ‘hygiënefactoren’ (correcte bronvermelding e.d.) behoeven meer aandacht. De opleiding betrekt externe deskundigen bij de beoordeling: de bevindingen van het ontvangende bedrijf worden als advies meegenomen in de beoordeling door de opleiding. Het cijfer wordt uiteindelijk bepaald door de begeleider (eerste lezer) en een tweede lezer. Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken leidt tot het oordeel, dat de afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen, dat normaliter van HBO-studenten mag en moet worden geëist. Er is ruimte voor verbetering op het punt van begeleiding van de afstudeeropdrachten en het integreren van de onderzoeksmatige component in de scriptie (kritische analyse van de vraagstelling en gebruik van literatuur).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 72
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Rendementsbeleid 6.2.1. De HvA heeft studiesucces als een van de speerpunten gekozen die in de periode 2007-2010 specifiek aandacht krijgt. De HES heeft eind 2006 rendementsbeleid vastgesteld, mede op basis van de checklist rendementen van de HvA. Het beleid van de HES dat als doel heeft het verhogen van het studiesucces van studenten, richt zich op die factoren waar een opleiding invloed op kan uitoefenen. Voorbeelden hiervan zijn de studiehouding van studenten, de inhoud en organisatie van het onderwijs en de didactische en inhoudelijke deskundigheid van docenten. 6.2.2. De opleiding heeft het beleid dat ze in elk studiejaar streeft naar een gelijk of hoger resultaat van het rendement t.o.v. de laatst bekende resultaten van het voorafgaande studiejaar. In concreto betekende dit dat LE voor het studiejaar 2007-2008 de volgende streefcijfers hanteerde: propedeuserendement na 2 jaar > 62%; opleidingsrendement na vijf jaar > 43%; gemiddelde studieduur vertrekkers zonder diploma < 1,35 jaar; gemiddelde studieduur gediplomeerden 4,5 jaar. De afdeling analyseert jaarlijks de gegevens per opleiding/variant en acties. 6.2.3. Het propedeuserendement na 1 jaar en 2 jaar is wisselend. Het gemiddelde propedeuserendement na twee jaar ligt rond de 60% (met uitschieters omhoog en omlaag) (zie onderstaande tabel). Het rendement van de opleiding LE is vergelijkbaar bij het gemiddelde rendement LE over alle opleidingen na vijf jaar, zoals gegeven door de HBO-raad. Als gemiddelden verblijfsduur vertrekkers zonder diploma over 2006-2007 werd opgegeven 1,7 jaar. De gemiddelde verblijfsduur gediplomeerden bedroeg in dat studiejaar 4,12 jaar.
Omvang cohort Rend. prop. na 1 jaar Rend. prop. na 2 jaar Opleidingsrend. na 4 jaar Opleidingsrend. na 5 jaar
’00 37 16,2% 56,7% 37,8% 40,5%
‘01 22 40,9% 40,9% 36,4% 36,4%
‘02 16 6,3% 56,3% 18,8% 31,3%
‘03 35 37,1% 57,2% 42,9%
‘04 48 35,4% 70,8%
‘05 60 28,3% 61,7%
’06 80 22,6%
Nog in opleiding m/z prop
2,7%
0,0%
25,0%
8,6%
68,8%
58,4%
62,2%
Zicht op (mogelijke) oorzaken van schommelingen in de rendementen 6.2.4. Binnen de HvA is in 2005 een diagnostisch instrument – checklist rendementen - ontwikkeld aan de hand waarvan opleidingen inzicht krijgen in het studierendement en de achtergronden daarvan. Bovendien is het instrument gericht op het formuleren van concrete verbetermaatregelen en realistische streefcijfers. Voor het management van een opleiding is het een instrument om invulling te geven aan het rendementsbeleid van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 73
Jaarlijks worden in de R&A-plannen aan de hand van de cijfers uit de pijplijnen de rendementsdoelstellingen herzien en verbeteracties geformuleerd. In de Araps staat vermeld wat de status is en, indien mogelijk, geeft men een verklaring voor geconstateerde afwijkingen van specifieke doelstellingen. Verbetermaatregelen 6.2.5. De afgelopen twee jaar zijn om een extra impuls te geven aan de rendementsverbetering verscheidene maatregelen genomen door de diverse afdelingen van de HES. Allereerst is de voorlichting aan de poort verbeterd. De informatievoorziening naar studenten is verbeterd, zodat studenten beter geïnformeerd zijn over wat ze te wachten staat en wat hun programma inhoudt. Het is de bedoeling dat studenten dan al vóór de aanvang van de studie een juiste selectie maken. Tussentijdse oriëntatie: mochten de student toch niet op de ‘juiste plek’ terecht komen, dan heeft hij tijdens de propedeuse nog de mogelijkheid om zich goed te oriënteren op het volledige aanbod van economische studies binnen de HvA en om – indien gewenst – over te stappen. Het eerste semester van de propedeusefase is m.i.v. 2008-2009 een generiek semester voor alle opleidingen binnen het Domein Economie en Management. Na dit eerste semester hebben studenten een eerste keuzemoment (eerste rotonde) waarbij ze over kunnen stappen naar een andere opleiding of variant binnen de gehele HES. Ook heeft de student keuze in de manier waarop hij wil leren. Die keuze zit vooral in de hoeveelheid begeleiding en sturing die de student nodig heeft in het leerproces. De HES biedt onderwijs aan volgens twee leerstijlen: (1) de ‘klassieke’, ‘conventionele’ en kennisgerichte leerstijl in klassikaal verband met een sturende docent en (2) een ‘moderne’ leerstijl die meer op de ontwikkeling van competenties is gericht met een meer coachende docent. Vervolgens stromen ‘geschikte’ studenten door naar het tweede semester van de studie, waarin al meer opleidingsspecifieke elementen te herkennen zijn. Na dit tweede semester kan de student zonder tijdverlies nog overstappen naar een andere opleiding of variant binnen het cluster (tweede rotonde). Eventueel moet de student een parallel herstelprogramma volgen. Er kan niet worden geëist dat de student het herstelprogramma voorafgaand aan het tweede jaar volgt, wel dat hij het vóór het einde van het tweede jaar moet hebben afgerond (dit is in lijn met de bestaande regelingen voor zij-instromers binnen de HvA). Na het vierde semester, aan het einde van de kernfase, kan een student nog steeds zonder tijdverlies overstappen naar dezelfde opleiding in een andere variant en met beperkt tijdverlies naar een andere opleiding binnen het cluster (derde rotonde). De afdelingen hebben hard gewerkt aan het afbouwen van het zogenaamde stuwmeer. Met extra aandacht, extra lessen en extra begeleiding is de groep langstudeerders (5 jaar of langer ingeschreven) in staat gesteld om af te studeren. Daarnaast is een HES breed introductieprogramma voor propedeuse studenten geïmplementeerd om meer binding tussen studenten onderling te creëren (voorkomen van uitval door sociale integratie). Ook is er meer input gegeven aan de mentoren om via studiebegeleiding tot rendementsverbeteringen te komen. Het afgelopen studiejaar is gestart met deskundigheidsbevordering van afdelingsmanagers, opleidingsmanagers en docenten op het gebied van studierendementen. Tijdens ‘in company ‘ trainingen hebben managers, mede aan de hand van de checklist rendementen, ervaring opgedaan met cijfermatige en inhoudelijke analyses van opleidingen. De docenten van de afdeling Voltijd, Duaal en Internationaal hebben tijdens een studiemiddag eveneens geoefend met de ‘checklist rendementen’. Dit scholingsbeleid wordt in het komend studiejaar voortgezet. Nieuwe opleidingsmanagers zullen deelnemen aan het trainingsprogramma ‘Sturen op Rendement’ dat door Casa d’OrO wordt aangeboden. Daarnaast volgen opleidingsmanagers de training ‘resultaat gericht management voor onderwijsmanagers’. Tijdens studiedagen voor docenten zal bijzondere aandacht worden besteed aan de wijze waarop invloed kan worden uitgeoefend op het studierendement van een opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 74
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. Het onderwijsrendement voldoet op een aantal punten nog niet aan de geformuleerde streefcijfers. De opleiding voert analyses uit, gericht op het identificeren van (mogelijke) oorzaken van rendementswijzigingen en voert verbeterbeleid uit op basis daarvan. Door het bieden van overstapmogelijkheden gedurende het gehele leertraject (rotondes), studiebegeleiding, aandacht voor motiverende leerstijlen/werkvormen en het bieden van deficiëntiecursussen/bijlessen wil de HES studenten ondersteunen bij de afronding van hun studie binnen de hiervoor gegeven normen. De genomen maatregelen op HES-niveau om tot een verhoging van het opleidingsrendement te komen, hebben op korte termijn nog niet tot voldoende resultaat geleid. Rendementsverbetering zou moeten blijken in de komende jaren.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. De opleiding heeft substantiële maatregelen getroffen om het rendement te verhogen, waarbij zij het realiseren van de streefcijfers als doelstelling heeft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 75
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 76
3
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Logistiek en Economie voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
G
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
V V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V4
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 77
3.2
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu de Hogeschool voor Economische Studies van het Domein Economie en Management, verzorgde voltijd HBO bacheloropleiding Logistiek en Economie in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed en een als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 78
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
R.J.M. (Rob) van der Hoorn MBA De heer Van der Hoorn studeerde bedrijfseconomie (HEAO) en bedrijfskunde en is sinds 1996 mede eigenaar van de Hobéon Groep. Hij is bedrijfskundig adviseur en houdt zich onder andere bezig met financieel economische vraagstukken voor hoger onderwijsinstellingen. Hij is gecertificeerd lid is van de orde van organisatiekundige en organisatieadviseurs (OOA) en directeur van een venture capital bedrijf en algemeen directeur van een hogeschool in het oosten des lands. Bovendien begeleidt hij enkele MKB ondernemingen bij hun bedrijfsontwikkeling. Hiervoor was hij onder andere financieel interim directeur van een branche organisatie, interim directeur bij een gemeente in de Randstad en interim directie voorzitter van een economische faculteit. Dr. Ir. S.L.J.M. (Sander) de Leeuw – vakdeskundige De heer De Leeuw is afgestudeerd op het gebied van industrial engineering en management science aan de Technische Universiteit Eindhoven. In 1996 promoveerde hij bij die instelling in operations management. Hij is als adviseur werkzaam geweest bij KPMG en bij Minase Consulting. Momenteel is de heer De Leeuw universitair docent logistiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en gastdocent bij diverse universiteiten in het buitenland en in Nederland. Ook is hij opleidingsdirecteur aan het Windesheim Honours College voor de nieuwe studierichting Trade, Transport & Logistics. Daarnaast is hij eigenaar van Scilab, een onderzoeks- en adviesbureau op het gebied van externe logistiek. Hij heeft o.a. het boek "voorraadbeheer in perspectief: 7 invalshoeken van het vak" mede geschreven en is auteur van verschillende wetenschappelijke artikelen over distributielogistieke planning, ketenprestatiemeting en ketensamenwerking. Ir. M.J. (Maarten) Peters – werkvelddeskundige De heer Peters is afgestudeerd als ingenieur in de Lucht & Ruimtevaart techniek, waarna hij acht jaar gewerkt bij Philips, o.a. als Hoofd Productie Planner & Logistiek Manager. Sindsdien is hij zestien jaar werkzaam bij Merck Sharp & Dohme B.V. in Haarlem op diverse functies binnen Planning, IT en Logistieke projecten. Daar houdt hij zich bezig met zowel de harde als de softe kant van ‘veranderen’. De heer Peters is APICS gecertificeerd in Production & Inventory Management en heeft de Black Belt status bereikt voor het toepassen van de Six Sigma verbeter aanpak. De projecten waar hij bij betrokken was betreffen het hele logistieke werkveld; Warehousing en Physieke distributie, Planning & Scheduling en ERPsysteemimplementaties . Buiten MSD geeft hij logistieke cursussen en coachte hij groepen jonge en/of startende ondernemers. Verder heeft hij meegewerkt aan diverse publicaties. Dhr. Jan Hein Pepping – studentlid De heer Pepping is vierdejaars student bij de opleiding LE van Hogeschool INHOLLAND te Haarlem. Hij heeft stage gelopen bij Schavemaker Transport & Logistics waarbij hij de brandstofcijfers en de onderhoudskosten van het wagenpark inzichtelijk heeft gemaakt. Ten tijde van de audit was hij bezig met zijn afstudeeronderzoek bij Corus met als opdracht een inventarisatie/onderzoek naar de mogelijkheden van een warehouse management systeem (WMS) implementatie. D.P.M. (Daniëlle) de Koning, MSc – secretaris Daniëlle heeft haar propedeuse behaald in de Franse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden, vervolgens heeft zij ervoor gekozen om over te stappen naar de studie Commerciële Economie (richting Internationaal Management) aan de Haarlem Business School. Tijdens deze studie heeft Daniëlle tien maanden in Frankrijk gewoond, waar zij stage heeft gelopen en gestudeerd heeft aan de ESSCA (Ecole Supérieure des Sciences Commerciales d’Angers). In 2003 studeerde zij af en is zij de studie Cultuur, Organisatie en Management gaan volgen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, welke zij in 2006 heeft afgerond. Haar werkterreinen binnen Hobéon zijn organisatieadvies, marktonderzoek en certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 79
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 80
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 81
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 82
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 83
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 84
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma opleiding visitatie opleiding Logistiek en Economie, voltijd, 5 juni 2008 Tijd/locatie
Gesprekspartners
Auditoren
08.45 – 09.00
Managementteam
Auditteam: Van der Hoorn De Leeuw Peters Pepping De Koning Auditteam
3.097
Jan Wesseling, afdelingsmanager Voltijd FB Louis Bonder, opleidingsmanager Managementteam
Auditteam
08.30 – 08.45 3.097
09.00 – 10.00 3.097
Jan Wesseling, afdelingsmanager Voltijd FB Louis Bonder, opleidingsmanager
10.00 – 11.00
Kerndocenten/Coördinatoren
3.097
Rob Asselbergs Jan Hendrik de Boer André Kamp Jetty van der Meulen
11.00 – 11.15 3.097/3.071
Auditteam
Logistiek en Bedrijfskunde, CuCo, Doorstroomminor UvA Duits, mentor, LPC, Toetscie Engels, Studieadviseur Nederlands, mentor, HBO Taal
Auditteam
Onderwerpen door Hobéon te bepalen Voorbespreking
Kennismaking Definitieve vaststelling programma - Strategisch beleid, visie, missie - Marktpositie / instroom / toelating - Internationalisering - Innovatie - Kwaliteitszorg - Relatie beroepenveld - Personeel / scholing - Resultaten / onderwijsrendement - Alumnibeleid - Curriculum - Toetsen en beoordelen - Instroom - Praktijkcomponent/ stage en afstuderen - Minoren - Studie(loopbaan)begeleiding - Vrijstellingen / EVC
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 85
11.15 – 12.15
Docenten Rob Asselbergs Jan Hendrik de Boer Caroline van der Meer Len Rijnberg
3.097
Marc Scholte 12.15 – 13.00 3.097
Auditteam Logistiek en Bedrijfskunde, CuCo, Doorstroomminor UvA Duits, mentor, LPC, Toetscie
Elvira van Groen Robert de Zwart 12.15 – 13.00 (parallel)
13.00 – 13.45
Studenten
-
Logistiek en Bedrijfskunde, Lectoraat Bedrijfseconomie en Bedrijfsadministratie Logistiek, SAP/ERP
Studenten5 Wilmar Klein Kees Groen in ‘t Woud Stephanie Lee Elroy Huisman Ilse Blok Bas Schimmel Irene de Vey Nicole Blauwhoff Martijn van der Meulen Olaf Pelser
1e jaars lid OC 1e jaars lid OC
-
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Vrijstellingen Samenhang programma Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stage Internationalisering Scholing Studiebegeleiding
Auditteam 1: Van der Hoorn De Leeuw Pepping
- Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen
Auditteam 2: Peters De Koning
- Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
1e jaars 2e jaars lid OC 2e jaars lid OC 2e jaars 3e jaars lid OC 3e jaars lid OC 3e jaars 3e jaars 4e jaars lid OC 4e jaars lid OC
Auditteam
3.071
5
De verdeling van de studenten in twee groepen heeft op de auditdag zelf plaatsgevonden. Elk deelteam heeft een
groep studenten gesproken die samen alle leergangen vertegenwoordigden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 86
13.45 – 14.15
Rondleiding voorzieningen
(Deel) Auditteam
14.15 – 15.00
Verificatie documenten
Auditteam
3.071 15.00 – 15.15
Auditteam
3.097 15.15 – 15.30
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
3.097 15.30 – 16.30 3.097 16.30 – 17.00
Alle gesprekspartners & genodigden
(Deel) auditteam
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen6 Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
3.097
NB. Op woensdag 18 juni 2008 heeft de voorzitter van het auditteam gesproken de lector van het lectoraat ‘De kenniseconomie van Amsterdam’, de heer dr. W. van Winden.
6
Onder algemene voorzieningen wordt o.a. verstaan de ruimtelijke en materiële voorzieningen zoals mediatheek, lesruimten,
computervoorzieningen e.d. – m.a.w. een korte rondleiding door het gebouw. Nb. het auditteam heeft reeds de algemene voorzieningen van locatie Fraijlemaborg beoordeeld. Er zal vooral worden ingezoomd op de opleidingsspecifieke voorzieningen. Onder opleidingsspecifieke voorzieningen wordt o.a. verstaan beschikbare media en studiematerialen (databanken/tijdschriften/ vakbladen), eventueel beroepsspecifieke apparatuur & instrumentarium (opleidingsspecifieke software, specifieke practicaruimtes, specifieke computers, laboratoria e.d.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Logistiek en Economie, Hogeschool van Amsterdam 87