Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen voltijd CROHO nr. 34599 Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen voltijd CROHO nr. 34599 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV December 2007 Auditteam: R.J.M. van der Hoorn R.F.H.M. Stapert B. Vanreusel M. Beerthuizen A.H. Zwart T. Stoeten E.R.J. Rijnen
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Functie van het rapport 1.2. Bereik van de beoordeling 1.3. Karakteristiek van de opleiding 1.4. Aanpak 1.4.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze 1.4.2. Beslisregels 1.4.3. Auditteam 1.4.4. Deelnemers visitatie 1.4.5. Programma visitatie 3 oktober 2007
1 1 1 1 2 2 5 6 7 7
2. BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 14 16 16 19 21 23 25 27 28 30 33 33 35 36 38 38 39 41 41 43 44 46 46 48
3. SAMENVATTEND OORDEEL 3.1 Oordeelschema HBO bachelor opleiding SM&O voltijd 3.2 Integraal oordeel/ advies aan NVAO
51 51 52
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 3 oktober 2007
1. INLEIDING
1.1. Functie van het rapport Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2. genoemde HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen(SM&O).
1.2. Bereik van de beoordeling 1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu het instituut ALO/Voeding verzorgt de HBO bachelor opleidingen Academie voor Lichamelijke Opvoeding, Voeding en de opleiding Sport, Management en Ondernemen. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de
HBO bacheloropleiding Sport, Management en Ondernemen, voltijd, CROHO nr. 34599.
1.2.2. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Sport, Management en Ondernemen.
1.3. Karakteristiek van de opleiding De opleiding Sport, Management en Ondernemen is in 2002 gestart met zeventig leerlingen. Het aantal studenten is in de loop van vijf jaar gefaseerd opgebouwd. De opleiding streeft naar een instroom van maximaal 160 propedeusestudenten per jaar. Daarnaast melden zich jaarlijks ongeveer veertig tot vijftig zijinstromers. Inmiddels volgen in totaal 570 studenten de opleiding en in juni 2006 studeerde de eerste lichting af. De opleiding leidt studenten op tot ondernemende professionals met hart voor sport, die vanuit hun specifieke vakkennis streven naar het optimaliseren van de randvoorwaarden waarin sport wordt beoefend. SM&O-sportmanagers en –ondernemers ontwikkelen en implementeren vernieuwende concepten in een veranderende sportwereld. Landelijk heeft SM&O vijf collega-opleidingen voor sportmanagement op HBO-niveau. Deze zijn verenigd in het landelijk overleg Sport, Bewegen en Management 6 (SBM6), waarvan ook SM&O deel uitmaakt. Deze zes opleidingen vertrekken allen vanuit het Beroepscompetentieprofiel Sportmanager. Gezamenlijk hebben zij landelijke opleidingskwalificaties geformuleerd. Elke opleiding legt echter eigen accenten. In Amsterdam zijn deze samen te vatten als ‘professionalisering van de sport, ondernemen en innovatie’. SM&O onderscheidt zich inhoudelijk van haar collega’s in Groningen, Tilburg, Zwolle, Den Haag, Arnhem/Nijmegen door de focus op ‘Ondernemen’. Andere opleidingen die zich positioneren als opleidingen voor sportmanagement, zijn de specialisaties/uitstroomrichtingen van de opleiding Commerciële Economie (CE). De CE-specialisaties leiden marketeers op, terwijl SM&O sportmanagers opleidt. Belangrijk aandachtspunt op dit moment is de plek die afgestudeerden verwerven op de arbeidsmarkt. De eerste afgestudeerde SM&O-ers (lichting 2002/2003) zijn voor 74% werkzaam in de sport en aanverwante werkvelden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 1
Het gaat dan bijvoorbeeld om een eigen sportonderneming, gemeentelijk sportbeleid, sportmarketingbureaus, sportorganisatie en sportadviesbureaus, een evenementenorganisatie, sportontwikkelingswerk, sportbond, sportvereniging, een outdoor-organisatiebureau en de Richard Krajicek Foundation. Een aantal studenten studeert verder op masterniveau, onder andere bij de politie en op het gebied van sportmanagement (ook in het buitenland) en communicatiewetenschappen. Uitdagingen voor de komende jaren liggen vooral op drie terreinen: talentontwikkeling voor studenten met meer ambities; een bijdrage leveren aan een verantwoorde professionalisering van de sport in Nederland; het vergroten van het werkveld voor afgestudeerden door internationale oriëntatie. De ambitie van de opleiding is dat het diploma Sport, Management en Ondernemen het beste getuigschrift in Nederland is voor actief en innovatief sportmanagement. De opleiding ontplooit een aantal initiatieven hiertoe: het initiëren van een ‘Sportieve Zaak’ als springplank voor jonge ondernemers en sportmanagers, van waaruit vernieuwende projecten in de sport worden opgezet; het volgen van en contact onderhouden met alumni ten behoeve van een kwaliteitsnetwerk; het blijven bijdragen aan het initiatief HvA Volleybal, dat inmiddels uitgroeit tot HvA Sport; het gezamenlijk ontwikkelen van een master Sport Performance Management om de doorstroommogelijkheden te vergroten voor de afgestudeerden; het verstevigen en vergroten van het internationale netwerk; het verder ontwikkelen van doorstroommogelijkheden naar universitaire studies, bijvoorbeeld Vrijetijdswetenschappen, Communicatiewetenschappen, Management en Organisatiewetenschappen; het instellen van een structureel lectoraat.
1.4. Aanpak 1.4.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de opleiding Sport, Management en Ondernemen is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende:
de opleiding Sport, Management en Ondernemen heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1: “Domeinspecifieke Eisen”).
het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Sport, Management en Ondernemen op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 2
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Sport, Management en Ondernemen aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de opleiding Sport, Management en Ondernemen aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten drie externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van sport, management en ondernemen, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 3
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 4
1.4.2. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
1
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;1 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 EC’S) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 5
1.4.3. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
R.J.M. van der Hoorn R.F.H.M. Stapert B. Vanreusel M. Beerthuizen A.H. Zwart T. Stoeten E.R.J. Rijnen
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Sport, Management en Ondernemen noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van der Hoorn heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. De werkvelddeskundigen de heren Vanreusel, Beerthuizen en Zwart hebben zich in hun beoordeling, vanuit respectievelijk het vakgebied en het werkveld, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Vanreusel heeft op grond van zijn kennis van het vakgebied goed zicht op recente ontwikkelingen in het vakgebied. De heren Beerthuizen en Zwart hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van Sport, Management en Ondernemen op HBO-niveau. De 'deskundige onderwijs’, de heer Stapert heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Stapert heeft een grote onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. De heer Stoeten studeert thans Sport en Bewegen aan de Chr. Hogeschool Windesheim. Zowel zijn stage, werkervaring en maatschappelijke functies hebben in de regel een relatie met zijn huidige studie. Mevrouw Rijnen heeft tijdens haar studie Bestuurs- en Organisatiewetenschappen aan de UU ervaring opgedaan met bestuurlijke vraagstukken, organisatieverandering en strategisch management. Tevens heeft zij in haar huidige functie ervaring in kwaliteitsmanagement opgebouwd. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 6
1.4.4. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5. Programma visitatie 3 oktober 2007 Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 7
2. BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. Het competentieprofiel van de opleiding Sport, Management en Ondernemen (SM&O) is afgestemd op het Beroepsprofiel Sportmanager II, dat in april 2004 verscheen. Dit profiel spreekt van een sportmanager in tegenstelling tot een manager in de sport. Dit onderscheid is van belang voor de positionering van de opleiding Sport, Management en Ondernemen. 1.1.2. Sport, Management en Ondernemen heeft vijf collega opleidingen voor sportmanagement op HBOniveau. Deze zijn verenigd in het landelijk overleg Sport, Bewegen en Management 6 (SBM6). SBM6 heeft zijn opleidingskwalificaties onderling vergeleken en in relatie gebracht tot het profiel Sportmanager II. Vervolgens zijn de gemeenschappelijke (landelijke) opleidingskwalificaties ontwikkeld. Naar aanleiding daarvan heeft de opleiding Sport, Management en Ondernemen de eigen opleidingscompetenties opnieuw onder de loep genomen. 1.1.3. De specifieke inkleuring die de opleiding geeft aan de SM&O-opleidingskwalificaties, betreft vooral: de sportpraktijk als vertrekpunt voor het handelen, de trainer/coach-licentie en de nadruk op ondernemen(d) (zijn). De focus op ondernemersschap ziet de opleiding als onderscheidend karakter ten opzichte van andere opleidingen. 1.1.4. De tien competenties (hieronder samengevat in zogenaamde one-liners) die SM&O als uitstroomprofiel hanteert zijn: 1. de SM&O-er draagt passie voor sport in woord en daad uit; 2. de SM&O-er geeft inspirerend leiding; 3. de SM&O-er staat voor kwaliteit van het sportprogramma; 4. de SM&O-er creëert een positief sport-, werk- en ondernemingsklimaat; 5. de SM&O-er ontwikkelt en realiseert sportbeleid; 6. de SM&O-er speelt actief in op ontwikkelingen in de sportmarkt; 7. de SM&O-er initieert en implementeert veranderingen; 8. de SM&O-er vormt en onderhoudt een netwerk; 9. de SM&O-er regisseert de financiën; 10. de SM&O-er werkt en ontwikkelt zich vanuit een visie op sport. 1.1.5. De opleiding heeft een eigen visie op ontwikkelingen en probleemstellingen in het relevante beroepenveld. Deze visie wordt gedragen door het gehele onderwijsteam en komt tot uitdrukking in de eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 8
1.1.6. De opleidingsadviesraad (OAR) van SM&O heeft op 1 februari 2007 de herziene opleidingskwalificaties besproken en goedgekeurd. De OAR bestaat uit zes leden, die werkzaam zijn op het brede gebied van Sport, Management en Ondernemen. De raad komt twee tot drie maal per jaar bijeen. Bij het overleg met de OAR is het gehele coördinatieteam van SM&O aanwezig. Het landelijk overleg SBM6 heeft een landelijke onderwijsadviesraad in het leven geroepen bestaande uit vertegenwoordigers van negen landelijk opererende sportorganisaties uit de profit en non-profit sector. 1.1.7. De functies waartoe de opleiding opleidt zijn: verenigingsmanager, praktijkopleider, sportspecialist, bewegingsconsulent, sportondernemer, sportadviseur en topsportmanager. Er is in een veranderende sportmarkt behoefte aan ondernemende mensen, die nieuwe initiatieven ontplooien. In dit veld ontstaan allerlei functies die soms nieuw zijn of een combinatie vormen van verschillende reeds bestaande functies. Bijvoorbeeld: verenigingsmanager, directeur sportcentrum nieuwe stijl, projectleider sportstimulering bij lokale overheden, manager sportevenementen, topsportmanager, bedrijfsleider sport- en leisure centrum, sportondernemer. Er bestaan en ontstaan ook vele mengvormen en/of combinaties. Het SM&O-profiel is daarom niet opgehangen aan de genoemde functies maar aan competenties die voorwaardelijk zijn voor het kunnen vervullen van verschillende functies. Vanwege dit zich snel ontwikkelende veld legt de opleiding accent op ‘ondernemend zijn’. 1.1.8. Vanwege het relatief korte bestaan van de opleiding is men terughoudend geweest met betrekking tot de internationale positionering van Sport, Management en Ondernemen. Wel zijn er maatregelen genomen om toekomstige internationale ambities te kunnen faciliteren. Zo is internationaal opgeleid en georiënteerd personeel aangetrokken en is beleid geformuleerd en uitgevoerd onder leiding van de coördinator internationalisering. Er is een begin gemaakt met een internationale vergelijking van Sport, Management en Ondernemen met andere opleidingen. Voor het formuleren van een Engelstalige titel op het bachelordiploma is advies ingewonnen bij de Europese Associatie Sport Management. De opleidingsmanager heeft op twee internationale congressen het concept van Sport, Management en Ondernemen gepresenteerd. Om de internationale ambities te kunnen realiseren, heeft de opleiding verschillende acties geformuleerd zoals: ontwikkelen van de internationale master Sport Performance Management en de daarbij behorende International Talent Group; vergroten internationale netwerk; samenwerkingsverbanden aangaan met tenminste één universiteit per continent; opnemen van internationale literatuur. 1.1.9. SM&O heeft een eigen coördinator International Affairs, daarnaast hebben vijf docenten van het SM&O team een gedegen internationale opleiding en/of internationale ervaring, zoals sportontwikkelingswerk in de derde wereld, het managen van een professioneel American football team, internationale sportmarketing, en een internationale sportbond (Scandinavië). 1.1.10. In het studiejaar 2006-2007 verbleven tien studenten in het buitenland (België, Spanje, Bonaire, Suriname, Kenia, Zuid-Afrika, India, Verenigde Staten en Canada). Stages en studieplekken in het buitenland worden intensief begeleid via email, telefoon en een strak geformuleerde opdracht. Dertig procent van de internationale stageplekken is bezocht door de coördinator International Affairs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 9
Met de Kennasaw State University in Amerika is een uitwisselingscontract afgesloten. SM&O heeft in februari 2007 een uitwisselingsdocent van deze University een week op bezoek gehad Studenten met buitenland ervaring verzorgen op de Home Coming Day presentaties voor medestudenten. SM&O heeft instapvoorwaarden geformuleerd voor internationale stages en het afstuderen. Met deze instroomeisen verantwoordt de opleiding het instapniveau van de student en bewaakt zij de studievoortgang. In het najaar van 2006 heeft SM&O voor het eerst de Engelstalige projectweek ‘Going abroad foe or fantasy’ georganiseerd. De projectweek wordt halfjaarlijks herhaald en bereidt studenten voor op een stage of studie in het buitenland. Er is een intern georganiseerde cursus Engels beschikbaar voor alle studenten van het instituut. In januari 2007 is SM&O gestart met de Engelstalige minor ‘Sport as a Global Language’. Aan deze minor hebben twaalf SM&O-studenten deelgenomen en een buitenlandse student. De studenten van SM&O beoordelen de aandacht voor internationale ontwikkelingen in de STM met een 3.4 en de mogelijkheden om in het buitenland studie onderdelen te volgen met een 3.7 op een schaal van 1 tot 5 (HvA respectievelijk 3.0 en 3.3). Elk jaar organiseren de studenten van de opleiding SM&O een Summit en delen ze vernieuwende inzichten op het gebied van sport met derden. Het Summit staat open voor studenten, alumni en externen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding SM&O biedt een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega opleidingen zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd. SM&O geeft een eigen inkleuring aan de landelijke eindkwalificaties door de focus te leggen op ondernemerschap; de opleiding beschikt over een heldere visie op ontwikkelingen en probleemstellingen in het relevante beroepenveld die gedragen wordt door het gehele onderwijsteam en terugkomt in de eindkwalificaties; de opleiding onderhoudt gestructureerde contacten met het beroepenveld, onder andere via deelname aan relevante vormen van overleg op landelijk en regionaal niveau zoals via de landelijke onderwijsadviesraad en de opleidingsadviesraad. Contacten die aantoonbaar effect hebben op de richting en hoofdlijnen van het opleidingsprogramma; de opleiding heeft een infrastructuur ingericht om toekomstige internationale ambities te kunnen faciliteren en de studenten van nu te faciliteren in hun internationale stage en studie. Belangrijke internationale ontwikkelingen komen reeds in het curriculum aan bod, zodat studenten díe competenties kunnen verwerven, die zij nodig hebben om ook in een internationale context te kunnen werken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen 1.2.1. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding getoetst teneinde te kunnen bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden) onderscheiden. De dimensies van de Dublin Descriptoren De Descriptoren zijn (evenals de generieke HBO-competenties) opgenomen in de beschrijving van de opleidingscompetenties. Kennis en inzicht Binnen kennis en inzicht wordt door de opleiding een onderscheid gemaakt in brede professionalisering en multidisciplinaire integratie. De eindkwalificaties waarop de opleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: ontwikkelingen en trends in de (sport)wereld; interne en externe context van de organisatie; het financiële management van de organisatie. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 9. Voor een omschrijving van de samengevatte competenties in one-liners zie 1.1. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke (deel) competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de sportmanager. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de beroepsproducten die studenten tijdens de opleiding geacht worden te maken. In de nota Toetsbeleid zijn in een matrix gedragsindicatoren benoemd als beheersingscriteria per competentie. Deze gedragscriteria zijn expliciet gekoppeld aan beroepsproducten. De student toont zijn competenties aan door het opleveren van beroepsproducten, welke de neerslag vormen van het handelen in de beroepspraktijk (stage en afstudeerproject) bijvoorbeeld: • een sportief evenement met offerte, draaiboek, uitvoering en evaluatie; • een projectplan sportstimulering en de resultaten van implementatie, • een klanttevredenheidsonderzoek en adviesrapport De student reflecteert op het proces van zijn handelen en legt dat vast in zijn procesdossiers, delen van de sportfolio’s en POP. In de beroepspecifieke competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht. In de studiehandleidingen zijn per beroepsproduct criteria voor vorm en inhoud opgenomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 11
In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, en 10. Voor een omschrijving van deze competenties zie 1.1. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptoren uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Oordeelsvorming Zowel de (algemene) HBO-competenties als de beroepsspecifieke (deel) competenties behelzen het hele spectrum van probleemanalyse, methodisch en reflectief denken en handelen, besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit vooronderstelt, dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen, uit te (laten) voeren en daarna te evalueren. De student reflecteert op het proces van zijn handelen, wat t hij vastlegt in zijn procesdossiers, delen van de sportfolio’s en POP. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties 2, 3, 4, 7 en 10. Voor een omschrijving van deze competenties samengevat in one-liners zie 1.1. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptoren uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Communicatie In de competenties waar de opleiding zich op richt, is ‘communiceren’ niet als afzonderlijk competentiegebied van de sportmanager opgenomen maar ingebed in een aantal competenties (1, 2, 4, 7 en 8). In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van (i) ‘sociaal-communicatieve bekwaamheid’(overleggen, vergaderen, presenteren, informeren, adviseren e.d.) en (ii) ‘basiskwalificering voor managementfuncties’ (leiding geven, organiseren, delegeren, stimuleren). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptoren uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Leervaardigheden Voor de opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is (i) zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en (ii) vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Deze metavaardigheden staan in de competenties vermeld in termen van transfer en brede inzetbaarheid en brede professionalisering. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10. (zie 1.1. ) Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptoren uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 12
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding voldoen geheel aan het niveau bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren; de eindkwalificaties zijn goed uitgewerkt in competenties die een concreet referentiekader vormen dat aansluit bij en gevalideerd is door de beroepspraktijk; een sterk punt vindt het auditteam dat de eindkwalificaties bovendien aantoonbaar zijn verankerd in het opleidingsprogramma: de competenties zijn rechtstreeks in verband gebracht met het programma, de toetsing en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 13
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding Sport, Management en Ondernemen gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De major- en minorcompetenties krijgen invulling in het curriculum aan de hand van de landelijk vastgestelde opleidingskwalificaties van de opleiding SM&O. De eindkwalificaties zijn conform Dublin Descriptoren voor de bachelor. De opleidingscompetenties zijn een concrete invulling van de door de HBORaad opgestelde tien generieke bachelor HBO-kwalificaties. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, zijn als goed beoordeeld (zie facet 1.2.) 1.3.2. Beroepsonderwijs De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1.) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd (via de opleidingsadviesraad). Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor Sport, Management en Ondernemen relevante werkveld geborgd. De opleiding beschikt behalve de Opleidingsadviesraad over verschillende contacten met het werkveld. Hiertoe behoren: samenwerkingsverbanden met het beroepenveld, waaronder de dienst maatschappelijk ontwikkeling afdeling Sport van de gemeente Amsterdam, NOC-NSF; samenwerkingsverbanden met verschillende sportbonden en branche organisaties; sportspecialisaties zijn afgestemd; een uitgebreid stagenetwerk waaronder enkele A- accounts; docenten van SM&O die als werkgever en werknemer in het werkveld actief zijn; alumni. Door middel van al deze contacten met het werkveld toetst de opleiding het competentieprofiel aan de beroepspraktijk. Het werkveld bevestigt de opleiding in de gemaakte keuzes ten aanzien van het competentieprofiel. In de vertaalslag naar het curriculum worden jaarlijks de trends en ontwikkelingen bezien in relatie tot het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 14
De opleiding doet een beroep op haar netwerk van relaties (organisaties en personen) in uiteenlopende situaties/rollen (waaronder opdrachtgever, stagebegeleider, gastspreker, consultant, beoordelaar, excursies, studiedagen, summit). Het stagenetwerk is vastgelegd in een relatiebeheersysteem. De wijze waarop de opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met het (landelijke en ‘regionale’) beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als goed (zie 1.1.).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks en volledig ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel en daar eigen accenten aan toegevoegd; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar geformuleerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding als voldoende. de opleiding heeft goed zicht op de actuele ontwikkelingen binnen het domein Sport, Management en Ondernemen en deze worden geïntegreerd in het opleidingsprogramma; het werkveld heeft de eindkwalificaties gekwalificeerd en wordt uitdrukkelijk betrokken bij het opstellen van opleidingsdoelstellingen en beroepscompetenties; de opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een HBO bachelor gesteld worden. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp ‘Doelstellingen Opleiding’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 15
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. Het programma laat zien, dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de beroepspraktijk; in de propedeuse ligt de nadruk op oriënteren en organiseren. Oriëntatie op en verwijzing naar bestaande en toekomstige, maar nog niet bestaande, beroepsmogelijkheden in de sport. De beroepsrelevante situatie betreft het organiseren van een sportief evenement. In het eerste half jaar gebeurt dat intern, in het tweede semester in dienst van een echte opdrachtgever in de beroepspraktijk. Sport staat in het licht van het verwerven van sporttechnisch –methodisch en –didactisch inzicht en dient ook als middel voor het verwerven van algemene HBO kernkwalificaties zoals presenteren, leidinggeven, communiceren en informeren; in het tweede jaar ligt de nadruk op analyseren en ontwikkelen. Nadruk ligt op competenties die de studenten in staat stellen op diverse terreinen binnen de sport: o beleidsmatig te denken en te handelen; o te analyseren, onderzoek te doen en adviezen te geven. Studenten lopen twee dagen per week stage in de beroepspraktijk van de sport. Een semester in een non profit context, een semester in een profit context; in het derde jaar ligt de nadruk op innovatie en strategie. Het eerste semester staat in het teken van Ondernemen en Onderzoek. Verder staat strategie in de sport en haar omgeving centraal. Studenten maken een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) welke op basis van hun gekozen toekomstperspectief de toenemende mate van keuzemogelijkheden plant tot en met het afstuderen in het vierde studiejaar. Behalve de keuze voor een stagecontext neemt de keuze voor een minor een belangrijke plaats in. De opleidingslijn Sport leidt op tot trainer/ coach in een discipline naar keuze. Het aandeel van de stage en ervaring in de sportomgeving neemt toe; in het vierde jaar ligt de nadruk op visie en professionaliseren. Vanuit de behoefte van het veld aan professionalisering en innovatie, is visie noodzakelijk op de toekomst van de sport en de sportbeoefening. Studenten werken aan hun eigen visie op het beroep en professionalisering van de sport, alsook aan hun eigen profilering. De student sluit af met een afstudeerproject naar keuze (i.o. van een externe opdrachtgever, i.o. van de opleiding, uitwerken eigen ondernemingsplan, toegepast wetenschappelijk onderzoek of afstudeerproject in het buitenland).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 16
2.1.2. Het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docentencorps, waar het auditteam inzage in heeft gehad. Van dit ruime en gedifferentieerde netwerk (bedrijven en personen) maakt de opleiding systematisch gebruik. Bijvoorbeeld: als opdrachtgever en aanbieder van onderwijsprojecten, als begeleider van afstudeerprojecten en als externe beoordelaar. 90% van de docenten heeft een kleine of nog omvangrijke functie in het beroepenveld. Het docententeam van SM&O neemt daarnaast deel aan congressen en symposia. SM&O werkt ten behoeve van haar programma samen met verschillende bedrijven en instanties: externe consultants worden ingezet voor de begeleiding van studenten bij het ondernemingsplan; de Rabobank beoordeelt mede of ondernemingsplannen van studenten haalbaar zijn; de dienst Sport en Welzijn van de gemeente Amsterdam matcht jaarlijks twintig tweedejaarsstudenten als verenigingsondersteuner in het kader van hun stage; een aantal programma’s van de SM&O-sportspecialisatie tot trainer/coach is afgestemd met sportbonden en/of brancheorganisaties. Twee keer per jaar worden alle stagebedrijven uitgenodigd voor een netwerkbijeenkomst waaraan ook studenten deelnemen. 2.1.3. De opleiding nodigt regelmatig gastsprekers uit. Een student heeft gemiddeld één tot twee keer per blok een gastcollege, bijvoorbeeld van NOC*NSF SportAssist over strategische (sport) marketing binnen sportbonden, van Sportservice Noord-Holland over sportinfrastructuur in Nederland, van het stadion Amsterdam Arena over facility en eventmanagement, van het project TOPSCORE van de gemeente Amsterdam over sportstimulering in achterstandswijken. Via de gastsprekers wordt de interactie met de beroepspraktijk rechtstreeks en op een ‘natuurlijke’ wijze in het binnenschools programma ingebracht. 2.1.4. De aanvraag voor een promotietraject van twee docenten is toegekend. Zij zullen voorbereidingen treffen voor het instellen van een kenniskring. Dit is in lijn met de aanvraag van een tweede bijzonder lectoraat. Ook is SM&O voornemens een SKO-lectoraat aan te vragen, in samenwerking met andere opleidingen van de HvA. Het onderwerp van dit lectoraat moet nog worden vastgesteld. Sleutelwoorden in dit verband zijn: sport performance management, duurzaamheid, ondernemen en innovatie. Geplande startdatum is 2009. Wetenschappelijke inzichten worden van belang geacht voor de verdere ontwikkeling van het beroep en de sector. SM&O-studenten voeren vanaf het eerste studiejaar analyses en onderzoek uit, zowel in sport als in stages. Zo maken propedeusestudenten een organisatieanalyse van een non-profit en profit sportorganisatie naar keuze, bijvoorbeeld Ajax, SCORE, Referee Sportmarketing, PBN Adventures. In het tweede jaar voeren studenten een onderzoek uit voor hun commerciële stageadres, bijvoorbeeld een onderzoek naar de markt voor PRO golfreizen of naar de tevredenheid van klanten over het aanbod van een fitnesscentrum. Voor hun non-profit adres (zoals een sportvereniging of een gemeentelijke afdeling sport) maken zij een quick scan (organisatie-analyse) ter voorbereiding op hun project. In het derde studiejaar voeren studenten een onderzoek uit in het kader van hun sportspecialisatie, zoals een onderzoek naar het effect van krachttraining op het sprintvermogen van voetballers. Een marktonderzoek vormt integraal onderdeel van het ondernemingsplan. De opleiding biedt daarbij steeds ondersteunende lessen in onder meer marktonderzoek, methoden en technieken van onderzoek, statistiek en SPSS. Elk afstudeerproject kent een onderzoeksfase en een literatuuronderzoek. Dit is als expliciete eis opgenomen in de studiehandleiding
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 17
Onderzoeksinstrumenten die zijn ontwikkeld door het werkveld, zoals de verenigingsmonitor van NOC*NSF, worden ingezet door studenten. Docenten gebruiken in de lessen sportbeschouwing relevante onderzoeksresultaten, bijvoorbeeld van het W.J.H. Mulier Instituut 2.1.5. De interactie tussen de opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten met de opleidingsadviesraad. De OAR signaleert trends en ontwikkelingen in het werkveld en adviseert (gevraagd en ongevraagd) de opleiding. Uit de verslaglegging van deze bijeenkomsten blijkt, dat het in de opleidingsadviesraad vertegenwoordigde beroepenveld een belangrijke rol speelt in de opleiding via het inbrengen van actuele voor het werkveld relevante ontwikkelingen. Voorts blijkt uit de verslaglegging, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, dat de opleiding en de opleidingsadviesraad gezamenlijk optrekken daar waar het gaat om het verder ontwikkelen van het onderwijs. Zowel in termen van beleid en kwaliteit en als in termen van inhoud. 2.1.6. ‘De Sportieve Zaak’ (DSZ) is een onderneming voor en door alumni van de opleiding SM&O dat onder leiding staat van een ervaren directie, die haar sporen heeft verdiend op het gebied van organisatieadvies, sportmanagement en evenementenorganisatie. DSZ wil haar expertise en netwerk van jonge sportmanagement talenten bereikbaar en beschikbaar maken voor het bedrijfsleven en de sportwereld, die op haar beurt unieke en relevante projecten laat uitvoeren door jong talent op het gebied van sportmanagement en ondernemen. DSZ brengt kennis en ervaring terug in de opleiding onder meer omdat beide directeuren een dag doceren in de opleiding. 2.1.7. Het auditteam heeft inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur actueel, relevant en op HBO-niveau. Met betrekking tot de wetenschappelijke literatuur heeft de opleiding de beschikking over goede vakboeken. 2.1.8. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt aan de studenten via de projecten, de simulaties, de practica en via stages, de beroepsopdrachten en de afstudeerfase goed gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de studieonderdelen komen tot stand op basis van actuele ontwikkelingen, praktijkbehoeften en problemen en zijn ook aantoonbaar ontworpen in samenwerking met het werkveld; het onderwijsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met de beroepspraktijk. Daarnaast maakt de opleiding veelvuldig gebruik van gastdocenten/ -sprekers; het door de opleiding gehanteerde studiemateriaal en vakliteratuur is relevant, actueel, werkvelddekkend en op HBO-niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 18
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Het auditteam heeft de programmabeschrijving van de opleiding geanalyseerd en daarbij ook de deelbeschrijvingen van de onderwijsblokken en ondersteunende modulen betrokken. In de studiehandleidingen per semester, is de relatie tussen het beroepsrelevante thema, de beroepscontext, de beroepsproducten, het SM&O-programma en de toetsing nauwkeurig vastgelegd en omschreven. 2.2.2. De vertaling van de kwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elk semester en de daarin gepositioneerde projecten cq. stageopdrachten en flankerende practica en (theorie)modulen. SM&O hanteert daarbij consequent de vertaling van competentie naar gedragscriteria (beheersingscriteria), vervolgens naar beroepsproducten. In de studiehandleidingen terug te vinden als: thema per semester/blok bijvoorbeeld ‘operationeel management in de non profit sportorganisatie'; beroepsrelevante opdracht per semester uit te voeren in de beroepsrelevante context zijnde de stagecontext bijv. een sportief evenement organiseren voor de KNVB resulterend in beroepsproducten met criteria voor inhoud en vorm (bijv. draaiboek en uitvoering evenement); reflectie op het handelen als professional in de beroepscontext en op persoonlijke ontwikkeling (procesdossiers, delen van sportfolio’s en POP). De competentiematrix verschaft een systematisch overzicht van de relatie tussen de onderscheiden competenties met de bijbehorende beheersingscriteria en de leerdoelen op semester- en blokniveau, inclusief de stages. Vervolgens zijn in het leerplan deze doelstellingen op gedetailleerde wijze geoperationaliseerd naar project-, practicum en moduleniveau. 2.2.3. Door de koppeling van de projectresultaten aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. 2.2.4. De vormgeving van de blokken en projecten, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via ondersteunende modules) en de vaardigheden (verworven via de practica), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren. 2.2.5. De inhoud en de vormgeving van de afzonderlijke projecten bieden de studenten de gelegenheid de vereiste deelcompetenties te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 19
De projecten worden naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, complexer en deze ordening maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. 2.2.6. Op basis van zijn interesses en ontwikkelingsmogelijkheden kan de student zich profileren via de stages (67 EC), vrije studiepunten/projecten (12 EC) de minor (30 EC) en het afstudeerproject. Vrije studiepunten kunnen studenten verkrijgen door werkzaamheden te verrichten die bijdragen aan de beroepsvorming. Ook kunnen zij cursussen of projectweken volgen, aangeboden door het instituut (bijvoorbeeld golf, tai chi, Engels, sollicitatievaardigheden) of door externen (sportbonden). De opleiding biedt de volgende verdiepende minoren aan: Sport Beleid en Bestuur; Sport en Business; Sport as a Global Language (Engelstalig) Sport and Science (start in Januari 2008). Op instituutsniveau is in samenwerking met de ALO en de opleiding Voeding een instituutsbrede minor ontwikkeld, Health and Life Style. Als de student een minor kiest buiten het instituut, dan verantwoordt hij deze keuze in zijn POP en dient hij een aanvraag in bij de examencommissie. Deze toetst of de minor bijdraagt aan de competentieontwikkeling van de student en geen overlap heeft met de major van SM&O. In januari 2007 is SM&O gestart met de Engelstalige minor ‘Sport as a Global Language’. Aan deze minor hebben twaalf SM&O-studenten deelgenomen en een buitenlandse student.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties zijn aantoonbaar in het opleidingsprogramma verankerd. Dit blijkt uit de analyse van de competentiematrix en de beschrijving van het opleidingsprogramma; het onderwijsprogramma alsmede de leerdoelen van de onderscheiden programma-onderdelen zijn in termen van inhoud, bereik en niveau een goede concretisering van de geformuleerde eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke opdrachten samen met de onderwijseenheden stellen de student in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven; de leerdoelen en de projecten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam van HBO-niveau is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een beginnend beroepsbeoefenaar binnen het domein Sport, Management en Ondernemen worden gesteld, staan daarin beschreven in onderlinge samenhang. 2.3.1. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de opleiding de kwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per practicum en per (theorie)module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het HBO-niveau te bereiken. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale (van jaar 1 naar 4) en horizontale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten (en flankerende practica en modulen) geborgd. Mede dankzij het feit dat de opleiding de kwalificaties heeft vertaald naar competenties, beheersingscriteria en toetsbare beroepsproducten wordt die toenemende complexiteit door het hele programma heen inzichtelijk. 2.3.2. Het curriculum is opgebouwd uit samenhangende semesters die zijn opgehangen aan het relevante beroepsthema waar studenten in de praktijk mee bezig zijn. Daarmee biedt het programma ondersteuning aan het handelen in de beroepspraktijk. 2.3.3. Het curriculum is gebaseerd op vier opleidingslijnen. Deze zijn horizontaal verbonden door beroepsrelevante thema’s, die vragen om beroepsproducten. Een opleidingslijn staat garant voor de verticale samenhang in het curriculum. De vier opleidingslijnen zijn: de beroepspraktijk (workplacement); coaching (persoonlijke begeleiding en studieloopbaanbegeleiding); kennis en vaardigheden (knowledge en skills); sport. 2.3.4. In de programmabeschrijving waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt. Maar ook: de projecten (en de flankerende practica en modulen) waaruit het programma is opgebouwd, zijn qua onderwerp en inhoud telkens en expliciet ontleend aan een overkoepelend thema, bijvoorbeeld: Oriëntatie op opleiding en beroep, Ondernemen, Management in de profit sportorganisatie, Sport. kernelement in de vormgeving van elk blok is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; de projecten zijn aantoonbaar gericht op het maken van beroepsproducten, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis, inzichten en vaardigheden uit verschillende deelgebieden te integreren. 2.3.5. Er is duidelijk samenhang tussen het binnen- en buitenschools curriculum. De afstemming tussen het binnen- en buitenschools curriculum wordt bewerkstelligd door coaching, procesverslagen, supervisie, stageverslagen en het afstudeerwerkstuk. De samenhang tussen het binnen- en buitenschools leren is gewaarborgd via voorbereiding, evaluatie, terugkoppeling en follow-up.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 21
2.3.6. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de opdrachten toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het eigen initiatief van de student. De zelfwerkzaamheid van studenten neemt toe, de begeleiding verandert van aanbod- en groepsgericht naar meer individueel en vraaggestuurd., zo heeft het auditteam zelf kunnen constateren aan de hand van bestudering van de programmabeschrijving en de studiegids. 2.3.7 . Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat de inhoudelijke samenhang van de curriculumonderdelen door de studenten als ruim voldoende worden beoordeeld. (3.8 tegenover HvA breed 3.6 op een schaal van 1 tot 5)
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: inhoud en planning van het programma van de opleiding zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden programma-onderdelen tezamen een coherent geheel vormen; de gedegen verticale afstemming van de opleidingsonderdelen komt tot uitdrukking in leerlijnen, die bestaan uit een aanééngesloten reeks onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden; de rode draad in het programma vormen relevante beroepssituaties; horizontale afstemming vindt plaats door relaties tussen onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. Binnen SM&O is er een thematische ordening die een horizontale samenhang tussen theorie-colleges, practica en beroepsopdrachten waarborgt; de samenhang tussen het buitenschools en het binnenschoolse deel is geborgd in de coachlijn via voorbereiding, evaluatie, terugkoppeling en follow-up.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (EC). Na elk onderwijsblok vindt evaluatie plaats in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studiebegeleiding (stagebegeleiding, groepsbegeleiding en individuele begeleiding). Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. 2.4.2. Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt dat de studielast evenwichtig is gespreid. 2.4.3. Coaches houden regelmatig studievoortgangsgesprekken met de studenten. De coaches overleggen elke week met elkaar. In deze bijeenkomsten wordt ook de studievoortgang van studenten besproken en een gezamenlijke cultuur ontwikkeld in het begeleiden. De opleiding biedt alle coaches een intern georganiseerd en intensief professionaliseringstraject, onder leiding van een extern deskundige. Voor vijfdejaars studenten zet de opleiding speedcoaches in, die sterk sturen op studievoortgang. Docenten en coaches monitoren de studievoortgang van studenten via de studieresultaten van de studenten, de procesdossiers en de Persoonlijke Ontwikkelingsplannen (POP’S). De resultaten van de studenten worden verwerkt in het programma Volg +, studenten hebben inzicht in hun eigen resultaten via het programma Boomonline. 2.4.4. Naar aanleiding van structureel overleg met de opleidingscommissie, panelgesprekken met studenten, de studiedagen voor docenten en het studenttevredenheidsmonitor (STM) worden door de opleiding remediërende maatregelen genomen. Hier zijn twee typen maatregelen mogelijk; (i) op programmaniveau (herijking studielast) en op studentniveau (herkansingen, extra routes e.d.). 2.4.5. Voor de zij-instromers vanuit het verwante MBO is een aantal jaren geleden het beleid bijgesteld. In het studiejaar 2006-2007 hebben voor het eerst significant minder zij-instromers een waarschuwing voor een bindend afwijzend studieadvies gekregen. 2.4.6. De studielast staat nauwkeurig omschreven in de studiehandleidingen die voorafgaand aan het semester worden verstrekt. De docenten bespreken in hun eerste bijeenkomst met de studenten de studielast per programma onderdeel. De studielast en de daaraan gekoppelde studievoortgang is regelmatig onderwerp van gesprek tijdens de coachgesprekken met studenten. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie)modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Uit deze evaluaties blijkt dat de formele studielast niet afwijkt van de feitelijke studielast. Doel van deze evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 23
Om studenten met minder ‘rekenachtergrond ’ tegemoet te komen, is met ingang van januari 2007 voor het vak Statistiek een docent-assistent ingesteld, die extra steunlessen en individuele spreekuren verzorgt. Het steunvak Bedrijfsrekenen is in september 2006 ingevoerd. 2.4.7. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat de studenten het programma goed studeerbaar vinden, mits studenten studeren (studeerbaarheid scoort 3,5 op een schaal van 1 tot 5, in 2006 score 3.4, HvA-breed 2007 3,3).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de spreiding van de studielast is evenwichtig; met behulp van studieloopbaanbegeleiding zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor, dat de studievoortgang van elke student zo optimaal mogelijk kan verlopen; het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau evalueert. Naar aanleiding van de uitkomsten worden door de opleiding remediërende maatregelen genomen; het auditteam is zeer te spreken over het feit dat de docenten in hun eerste bijeenkomst met de studenten de studielast per programma onderdeel bespreken; de opleiding evalueert minimaal één keer per jaar of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast. Uit deze evaluaties blijkt dat de formele studielast niet afwijkt van de feitelijk studielast; studenten zijn tevreden over de studeerbaarheid van het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 24
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. De opleiding streeft niet naar ongelimiteerde groei, maar naar een stabiel aantal van in totaal zeshonderd studenten over vier studiejaren. 2.5.2. Qua vooropleiding heeft SM&O grofweg drie instroomgroepen in de reguliere propedeuse: havisten, VWO’ers en MBO’ers (niveau 4). Daarnaast stromen ongeveer dertig tot veertig MBO’ers van de verwante vooropleiding Sport en Bewegen (CIOS) in het tweede studiejaar in. 2.5.3.Om de aansluiting van de instroom vanuit het verwante MBO te verbeteren heeft de opleiding specifieke maatregelen genomen. Zo worden MBO’ers geselecteerd op voordracht van toeleverende MBOopleidingen waarmee een convenant is afgesloten (CIOS Haarlem, ROC Amsterdam), is er een toelatingsassessment ingevoerd en is er gekozen voor een andere vorm van coachen. 2.5.4. Voor de beperkte groep zij-instromers (vijf à tien per jaar) is een coördinator aangesteld, die met iedere kandidaat een intakegesprek voert. Op basis van elders verworven competenties (EVC) wordt een studieroute op maat aangeboden, dat 120 tot 180 EC omvat. 2.5.5. Studenten met een buitenlands diploma moeten hun diploma laten toetsen door het Taal- en Schakelonderwijscentrum van de HvA. Daarnaast moeten studenten hun taalvaardigheid in het Nederlands aantonen. Studenten ouder dan 21 jaar doen mee met het toelatingsassessment van de zij-instroom uit MBO Sport en Bewegen. 2.5.6. In navolging van het werkveld wil de opleiding in de sport graag meer vrouwen in leidinggevende posities zien. Er ligt een plan om de doorstroom van studenten naar het Wetenschappelijk Onderwijs efficiënter te organiseren. Met ingang van september 2007 is de minor Sport and Science ingevoerd die aansluiting biedt op het WO. VWO studenten vormen een potentiële doelgroep voor de Talentgroup en de International Talentgroup. De marketing van SM&O is er dan ook op gericht de samenstelling van de totale instroom te wijzigen ten gunste van vrouwen en VWO-gediplomeerden. 2.5.7. Het is voor studenten SM&O mogelijk deel te nemen aan drie premasters tijdens hun SM&O-studie; Premaster Sportmanagement en Beleid aan de Universiteit van Utrecht (15 EC); Premaster Bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam (27 EC); Premaster of Business aan de faculteit Economie van de Universiteit van Amsterdam (60 EC). De premasters sluiten zodanig aan bij de masters dat de studenten nog één of twee jaar nodig hebben om de mastergraad te halen. Studenten kunnen ook een extra programma aan de UvA in het domein Sportpsychologie volgen (30 EC). Al deze trajecten zijn ingebed in de minor Sport and Science.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 25
2.5.8. SM&O heeft instapvoorwaarden geformuleerd voor internationale stages en het afstuderen. Met deze instroomeisen verantwoordt de opleiding het instapniveau van de student en bewaakt zij de studievoortgang.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: bij toelating van studenten handelt de opleiding conform de daarvoor geldende wettelijke vereisten; doordat studenten een uitgebreide selectieprocedure doorlopen, heeft de opleiding goed inzicht in de beginsituatie van de groep instromende studenten; de opleiding voorziet in een vrijstellingenbeleid indien een student bij aanname kan aantonen (een deel van) de bij het instituut gedoceerde vakken reeds elders te hebben gevolgd; de opleiding biedt de mogelijkheid om via zogenaamde prémasters het doorstromen naar de masteropleiding van de UU, VU en UvA te verkorten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 26
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:2 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen 2.6.1. De opleiding heeft een omvang van 240 EC’s. SM&O is verdeeld in twee fasen: propedeuse en de hoofdfase. Het major programma omvat 210 EC’s en het minor programma omvat 30 EC’s.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC’s. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele kwantitatieve eis die aan een HBO bachelor-opleiding wordt gesteld.
2
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 27
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Het didactisch concept is samen te vatten als thematisch geordend rond beroepsrelevante situaties. De praktijkgerichtheid wordt gecombineerd met een beroep op het conceptueel leren denken van studenten (nota Toetsbeleid). De centrale plaats die de beroepsopdrachten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt, waardoor de integratie van theorie en praktijk in de hele opleiding tot stand wordt gebracht (zie ook 2.1, 2.2 en 2.3). Het didactisch concept is, dat laat het programma duidelijk zien, afgestemd op de beroepspraktijk. Het opleidingsconcept vraagt om veel contact tussen studenten, docenten en werkveld. SM&O zet daar duidelijk op in met veel contacturen en veel aandacht voor de persoonlijke vorming van studenten. In de basis van de opleiding (de eerste 2,5 jaar) is het aantal contacturen per week hoog (gemiddeld 20 uur per week). Daarnaast lopen studenten één of twee dagen per week stage. In de laatste anderhalf jaar neemt het aantal contacturen af tot 7 uur per week ten gunste van de stages. 2.7.2. Analyse van het programma (het leerplan, de per semester/blok gelden deelleerplannen en – voor het buitenschools programma- de stagebeschrijving) laat zien, dat bovenstaand didactisch concept in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoorcolleges, lessen in enkele groepen, practica, werkcolleges, trainingen en coachingsbijeenkomsten. 2.7.3. Omdat afgestudeerden als manager en ondernemer in de sport gaan werken, moeten zij zowel in teamverband als zelfstandig kunnen werken. De opleiding hanteert daarom een mix van teamwerk en individueel werk. Studenten treden tijdens de opleiding op als teamlid en als leidinggevende voor elkaar en oefenen met intervisie en supervisie. De colleges en practica staan uitdrukkelijk in het teken van de sturende stageopdracht. 2.7.4. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de stageopdrachten toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op de pro-activiteit en het eigen initiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. De stage en de daaraan gekoppelde opdrachten zijn het middel bij uitstek om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen. Het afstudeerproject is daarbij de kroon op het werk. Het beroep vraagt ook om conceptuele kennis en inzicht en om vaardigheden die uitstijgen boven het direct toepasbare in het handelen van dit moment. Bovendien vragen complexe competenties om een gefaseerde opbouw. Daarom worden kennis, vaardigheden, attituden en persoonlijke eigenschappen ook apart onderwezen en getoetst. Zo borgt de opleiding, dat studenten het geleerde ook in nieuwe situaties kunnen toepassen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 28
Studenten zijn in het algemeen tevreden over het onderwijsprogramma en scoren in de STM 2007 daarvoor een 3.7 op een schaal van 1 tot 5 tegenover 3.4 HvA breed.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is goed uitgewerkt en in alle programma-onderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding; analyse van het SM&O-programma laat zien dat de werkvormen direct op het didactisch concept aansluiten; de centrale plaats die de beroepsopdrachten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding tot stand wordt gebracht; alle opleidingslijnen worden horizontaal verbonden door beroepsrelevante thema’s waardoor de beroepspraktijk integraal aan de orde komt en de praktijkervaringen in de stage worden ondersteund; naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van beroepssituaties toe en wordt er een toenemend beroep gedaan op de pro-activiteit en het eigen initiatief van de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 29
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. Door het opleveren van beroepsproducten toont de student aan dat hij de integrale competenties beheerst. Voorbeelden zijn: een sportief evenement met offerte, een draaiboek, uitvoering en evaluatie; een projectplan sportstimulering en de resultaten van implementatie; een klanttevredenheidsonderzoek en adviesrapport; de stageopdracht en het afstudeerproject. 2.8.2. De opleiding toetst ook conceptuele kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes die uitstijgen boven het direct toepasbare in het handelen van dit moment. Dit wordt ook apart getoetst. 2.8.3. Naast de integrale toetsvormen maakt de opleiding ook gebruik van een brede variatie aan toetsvormen, bijvoorbeeld: tentamens, werkstukken, beschouwende essays, trainingsschema’s, een ondernemingsplan, diverse presentaties, onderzoeksverslagen en een persoonlijk ontwikkelingsplan. 2.8.4. Er zijn meerdere toetsen waarin studenten elkaar beoordelen zoals: persoonlijke presentaties, uitvoering evenementen, ondernemingsplannen, procesdossiers. 2.8.5. Voor de kwaliteitsborging van het toetsen heeft de opleiding procedures vastgelegd om na te gaan of het beleid naar behoren wordt uitgevoerd. Hierbij hanteert de opleiding de volgende uitgangspunten: de opleiding heeft een toetsbeleid geformuleerd, voert dat uit en evalueert dat; bij de evaluatie van het toetsbeleid zijn betrokken: studenten, docenten, alumni, de kwaliteitsmedewerker en (bij stage- en afstudeerbeoordelingen) vertegenwoordigers van het werkveld; bij de constructie van toetsen zijn meerdere deskundigen betrokken, bijvoorbeeld door intercollegiaal overleg of de inzet van een tweede beoordelaar; toetsing en toetsbeleid worden regelmatig geëvalueerd door studenten, vooral op betrouwbaarheid en bruikbaarheid; de opleiding draagt zorg voor een goede voorlichting over de examens en toetsen, en over de klacht- en beroepsmogelijkheden; verwerking, analyse en administratie van toetsresultaten verlopen via vaste procedures; vorderingen en ontwikkelingen van de (groepen) studenten worden systematisch gevolgd, vastgelegd en gerelateerd aan het rendement; docenten zijn bekwaam en worden geschoold in constructie, afname en beoordeling van toetsen. 2.8.6. Het ontwerpen van toetsen (inclusief tentamens) is niet een individuele verantwoordelijkheid van één docent, maar is gebaseerd op teamwork en kent een gezamenlijke verantwoordelijkheid. 2.8.7. De opleiding betrekt externe professionals uit de beroepspraktijk bij het beoordelingsproces van alle stageopdrachten, de sportspecialisatie, het ondernemingsplan en de afstudeeropdrachten. Hiermee beoogt de opleiding het beoordelingsproces intern en extern te borgen en levensecht te laten zijn. Daar waar het gaat om de beoordeling van afstudeerwerkstukken, is de betrokkenheid van het werkveld ook bedoeld om te kunnen bepalen of het nagestreefde niveau ook overeenkomt met het gerealiseerde niveau. Daarbij is het oordeel van het werkveld van groot belang .
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 30
2.8.8. De opleiding beschikt over een toetscommissie. Deze toetscommissie bestaat uit de medewerker kwaliteitszorg, de onderwijscoördinator en de coördinator sport en/of coördinator planning en control. De toetscommissie beoordeelt elke nieuwe toets aan de hand van de vereiste criteria. 2.8.9. De wijze van toetsen en beoordelen is beschreven in de onderwijs- en examenregeling en de studiehandleidingen. Studenten kunnen tegen de wijze van toetsen en beoordelen bezwaar maken bij de examencommissie. Daarvoor heeft de opleiding de benodigde formulieren op het intranet gezet. Als de student het niet eens is met de beslissing van de examencommissie, kan hij zich wenden tot het College van Beroep. Tot nu toe komt het gemiddeld twee keer per jaar voor dat een student van deze mogelijkheid gebruik maakt.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding kent een variatie aan toetsvormen afgestemd op het studieonderdeel en het doel van de toetsing; via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd; docenten opereren gezamenlijk bij het opstellen van beoordelingscriteria en bij het monitoren en beoordelen van werkstukken van een student (of een groep studenten). Iets waar het auditteam aan hecht in verband met de borging van de kwaliteit van de toetsen; werkvelddeskundigen zijn rechtstreeks betrokken bij de beoordeling van beroepsproducten, stage- en afstudeeropdrachten; de opleiding heeft het systeem van toetsen en beoordelen goed georganiseerd. De reden dat het auditteam dit facet met voldoende beoordeeld heeft te maken met de wijze waarop de opleiding de afstudeerwerkstukken toetst. Er is bij de toetsing van de afstudeerwerkstukken eerder sprake van een checklist in plaats van een beoordelingskader.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 31
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als voldoende. naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding SM&O een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd en dat sterk gericht is op het SM&O-domein; het programma is een adequate concretisering van de eindcompetenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; opleidingslijnen, de thematische ordening, de praktijkgerichtheid en de gerichtheid op beroepstaken zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het programma; de opleiding biedt studenten via praktijkgerichte opdrachten, stage- en afstudeeropdrachten de mogelijkheid kennis te ontwikkelen via interactie met het werkveld; het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau evalueert of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast; de opleiding heeft door middel van de intake voldoende inzicht in de beginsituatie van de groep instromende studenten; analyse van het onderwijsprogramma laat zien dat de werkvormen direct op het didactisch concept aansluiten. Ondernemend zijn en pro-aktiviteit krijgt veel nadruk doordat het programma sterk gestuurd wordt door relevante beroepssituaties met concrete stageopdrachten; via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes van de acht facetten van het onderwerp ‘Programma’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 32
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. De docenten van de opleiding hebben, zo concludeert het auditteam op basis van de netwerkoverzichten waar het auditteam inzage in heeft gehad alsmede op basis van de mondeling verstrekte informatie tijdens de audit, voldoende contacten met de beroepspraktijk. 3.1.2. Het onderwijs van SM&O wordt voor een belangrijk deel verzorgd door docenten die een verbinding leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Ongeveer 90% van de medewerkers vervult in, meer of mindere mate nog steeds een functie in de beroepspraktijk. 3.1.3. De opleiding maakt gebruik van gastdocenten: het middel bij uitstek om op een ‘natuurlijke’ manier de actuele beroepspraktijk en zijn probleemstellingen in het binnenschools programma te brengen. 3.1.4. In verband met de internationale ambities heeft 25% van het personeel internationale ervaring. Recentelijk is daar nog 0,8 fte bij gekomen. 3.1.5. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar en alle stages, vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit bedrijven waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee de docenten een substantiële verbinding leggen met het werkveld. 3.1.6. Alle docenten, inclusief die welke lid zijn van het coördinatieteam en de opleidingsmanager, bezoeken de werkplek van stagiaires en afstudeerders, gemiddeld één keer per week. Niet alleen het functioneren van de studenten wordt dan besproken, maar ook actuele ontwikkelingen in het beroepenveld. (zie ook 4.2.3.) 3.1.7. Externe deskundigen spelen in het onderwijs van de opleiding een rol bij (i) de beoordeling van de afstudeeropdrachten en alle stages: de externe opdrachtgevers en bij (ii) de opzet/actualisering van het curriculum: de opleidingsadviesraad. 3.1.8. Het stagebureau van SM&O heeft een relatiebeheersysteem. Het stagebureau hanteert een systematiek van screening vooraf en evaluaties achteraf van stageplaatsen en externe begeleiders. Verder onderhoudt het stagebureau via accountmanagers structureel contact met de zogenaamde A-accounts; stageplaatsen van zeer hoog niveau met zeer goede begeleiding en een sterke aantrekkingskracht op studenten. 3.1.9. De opleiding heeft een netwerk speciaal voor alumni opgezet genaamd ‘Alusmo’. Dit netwerk heeft een aantal functies: vanuit het netwerk kunnen alumni elkaar ondersteunen (banen); er worden activiteiten door en voor alumni georganiseerd; er vindt kennisoverdracht plaats / er is een mogelijkheid voor bijscholing; alumni uit het netwerk worden ingezet voor gastcolleges en beroepsoriëntatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 33
De opleiding heeft De Sportieve Zaak geïnitieerd als innovatief sportmanagementbureau voor en door alumni. De directeuren van DSZ geven ook een dag les bij de opleiding. 3.1.11. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de actuele kennis van docenten m.b.t. het beroepenveld (score 4.2 op een schaal van 1 tot 5 tegenover 3,8 HvA-breed).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding beschikt over een helder en uitgebreid overzicht waaruit de relaties blijken die docenten met de praktijk hebben en onderhouden; de docenten van de opleiding hebben frequent contact met het werkveld via eigen werkzaamheden en via stage- en afstudeerbegeleiding; dit stelt hen in staat binnen het onderwijs verbindingen te leggen tussen het werkveld en het programma; de opleiding maakt ook regelmatig gebruik van gastdocenten, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt; de opleiding heeft door ‘Alusmo’ en ‘De Sportieve Zaak’ goed zicht op de marktpositie van haar afgestudeerden, betrekt alumni bij de opleiding en organiseert activiteiten voor alumni.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 34
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. Het criterium bij dit facet kent een kwantitatieve (wordt er voldoende personeel ingezet) en een kwalitatieve (opleiding met de gewenste kwaliteit) dimensie. Hier wordt ingegaan op het kwantitatieve aspect. Bij de facetten 3.1. en 3.3. komt het kwalitatieve aspect aan de orde. 3.2.2. De totale formatie onderwijskundig personeel bedraagt 27 medewerkers/ ca 13,71 fte. De docentstudentratio is structureel 1:30. Voor het onderwijsondersteunend personeel wordt de ratio 1:150 gehanteerd. 3.2.3. Leeftijdsverdeling: het zwaartepunt is evenwichtig verdeeld tussen 35-59 jaar, waarbij de categorie 5054 jaar relatief minder mensen telt. De categorieën 35-44 zijn iets meer vertegenwoordigd dan HvAgemiddeld. 3.2.4. Uit de man/vrouw verdeling blijkt dat bij ALO/SM&O/Voeding relatief meer mannen werken dan HvAgemiddeld. Bij nieuwe werving zal met een evenwichtiger verdeling van de M/V-verhouding rekening worden gehouden. Doorslaggevend is voor de opleiding echter altijd de kwaliteit van de potentiële medewerkers. 3.2.5. Extra capaciteit voor coördinatie, innovatie en studieloopbaanbegeleiding is aanwezig en wordt bewerkstelligd door middel van docent-uitwisselingen binnen het instituut. 3.2.6. De resultaten van de laatste medewerkerstevredenheidsmonitor laten zien dat docenten tevreden zijn over het werk en de werkomstandigheden (gemiddelde score 4.2 tegenover HvA-breed 3.9). 3.2.7. De bevindingen zoals beschreven onder facet 3.1. en facet 3.3. laten zien, dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om de opleiding uit te voeren op het kwalitatief gewenste niveau.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige omvang van de formatie en het gekwalificeerde personeel stelt de opleiding Sport Management en Ondernemen zeer wel in staat haar opleidingsprogramma met de gewenste kwaliteit te verzorgen, inclusief studieloopbaanbegeleiding; de totale personeelsformatie voorziet in voldoende capaciteit ten behoeve van de onderwijsondersteunende processen; de opleiding beschikt over een personeelsbeheersysteem om de continuïteit van de programmauitvoering en de daarvoor noodzakelijke ondersteuning te waarborgen; met de huidige beschikbare capaciteit kan de opleiding in goede mate coördinatie, innovatie en studieloopbaanbegeleiding ter hand nemen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 35
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. De HvA beschikt over een breed P&O-beleidsinstrumentarium, dat integraal wordt ingezet. Dit instrumentarium bestrijkt werving en selectie, arbeidsvoorwaarden, functieordening, gezondheidsbeleid en medezeggenschap. De planning en control cyclus houdt onder andere in dat jaarlijks een managementcontract, een verbeterplan per opleiding, en een personeelsplan en –begroting worden opgesteld. 3.3.2. Gelet op de CV’s van de docenten en dankzij het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten een hoog opleidingsniveau bezitten en ervaring hebben in het werkveld. 3.3.3. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vak- en disciplinekennis), maar uitdrukkelijk in termen van onderwijskundige en/of organisatorische expertise, competenties en werkervaring. Nieuwkomers krijgen een ervaren docent als coach en werken met een ‘buddy’. Zij nemen ook deel aan de intern georganiseerde intervisie/supervisie. 3.3.4. Alle SM&O-docenten hebben een hogere opleiding: 35% HBO en 65% WO. Slechts één docent beschikt niet over een didactische aantekening. Hij is voornemens deze alsnog te behalen. 3.3.5. Loopbaan- en scholingswensen van medewerkers en de opleiding worden besproken in de jaarlijkse functioneringsgesprekken. De medewerker vult vooraf een zelfevaluatieformulier in, waarin hij ook ingaat op zijn relatie met de leidinggevende. Ook uitkomsten van de onderwijsevaluaties onder studenten komen in de functioneringsgesprekken aan de orde. Het auditteam heeft geconstateerd dat er wisselend wordt gerapporteerd wat betreft de functioneringsgesprekken en is van mening dat hierin meer structuur kan worden aangebracht. 3.3.6. Binnen de HvA is afgesproken dat alle medewerkers een Persoonlijk Ontwikkelingsplan maken. Binnen SM&O heeft nog slechts een enkeling een Persoonlijk Ontwikkelingsplan op papier gezet. In de functioneringsgesprekken wordt gesproken over gewenste ontwikkeling(srichtingen). Dat wordt vastgelegd in het verslag en in bijna alle gevallen omgezet in concrete acties zoals het effectueren van scholing, verkrijgen van andere taken etc. 3.3.7. De opleiding organiseert intern intervisie en supervisie onder leiding van een extern deskundige (de interne ‘coach de coach’ trajecten als managementinstrument).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 36
De opleiding biedt personeel ontwikkelingsmogelijkheden in lijn met de behoeften van de opleiding. Dat betekent dat docenten: wetenschappelijke kennis ontwikkelen (twee docenten zijn met ondersteuning van de HvA aan een promotietraject begonnen, twee docenten volgen momenteel een WO masteropleiding Onderwijskunde en Psychologie); bijdragen aan interdisciplinaire activiteiten van SM&O/ALO/Voeding (bijvoorbeeld de ontwikkeling van de minor Health and Lifestyle) participeren in ‘De Sportieve Zaak’; doceren in het engels en acte de présence geven op internationale collega-instituten of bijeenkomsten; scholing volgen, zowel HvA intern als extern en internationaal . In de STM scoren docenten van de opleiding hoog bij studenten op actuele kennis van het beroepenveld. In 2007 was de score 4.2 op een schaal van 5 tegenover 3.8 HvA breed.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: uit de CV’s van docenten blijkt, dat zij hoog geschoold zijn om op HBO-niveau hun discipline te verzorgen; de docenten onderhouden een groot professioneel relatienetwerk en hebben ervaring in het werkveld; beginnende docenten worden goed begeleid; de opleiding voert periodiek functioneringsgesprekken met medewerkers. Het auditteam is van mening dat in de rapportages van de functioneringsgesprekken evenwel meer structuur kan worden aangebracht; er is binnen de opleiding een begin gemaakt met het Persoonlijk Ontwikkelingsplan voor docenten. De opleiding is zich ervan bewust dat de POP’s verder in de opleiding geïmplementeerd moeten worden.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor alle opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. het auditteam is van mening, dat het huidige docentencorps hoog gekwalificeerd is (vakinhoudelijk, onderwijskundig) om het programma van de SM&O-opleiding inhoudelijk en organisatorisch te realiseren; het onderwijzend personeel legt een duidelijke verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk; de opleiding zet voldoende personeel in om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen; aandachtspunten voor de opleiding zijn het structureren van de verslaglegging van functioneringsgesprekken en de implementatie van de docenten POP’s. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp ‘Inzet van Personeel’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 37
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. De opleiding SM&O is gehuisvest in een nieuw gebouw. In mei 2005 heeft de opleiding dat gebouw betrokken. De locatie beschikt over uitstekende voorzieningen, zoals les- en practicumruimtes, mediatheek, computerlokalen, hogeschoolboekhandel en werkruimtes voor personeel en decanaat. Door de groei van het aantal studenten is in 2006 besloten tot een uitbreiding van 2000 vierkante meter. De uitbreiding is gereed in december 2008. Om tussentijds de extra studenten op te vangen worden diverse sportlocaties gehuurd en akoestisch aangepast. Een andere belangrijke ontwikkeling is de bouw van de nieuwe Ookmeerhal, een multifunctioneel sportcentrum (sporthal, turnen en atletiek), dat volgens de planning wordt opgeleverd in het najaar van 2008. De opleiding heeft via een plan van eisen kwaliteitseisen aan deze uitbreiding gesteld. 4.1.2. De beschikbaarheid van computers scoorde erg laag in 2006. Voor een deel was dit te wijten aan oneigenlijk gebruik. Het onderwerp is regelmatig aan de orde geweest in de vergaderingen van de opleidingscommissie (OC). OC-studenten hebben spelregels voor computergebruik op het intranet geplaatst. Op advies van de OC zijn onlangs twee stilteruimtes/computerzalen in gebruik genomen. Een draadloos netwerk is geïnstalleerd, waarmee studenten overal in het gebouw kunnen inloggen. Hierdoor is de tevredenheid over de computers verhoogd (van1.7 naar 2.3). Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten positief zijn over de kwaliteit van de voorzieningen (een gemiddelde score van 3.5 op schaal 1 tot 5).
Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als excellent en wel op grond van de volgende observaties: de ruimtelijke voorzieningen zijn meer dan toereikend om de opleiding te realiseren en dienen als voorbeeld voor andere vergelijkbare opleidingen; de materiële voorzieningen sluiten uitstekend aan bij de huidige stand van zaken binnen het SM&Odomein en de ICT-infrastructuur en stellen de studenten in staat de opleiding goed te volgen; de opleiding beschikt over een mediatheek met een zeer uitgebreide collectie, digitale abonnementen en bestanden; de opleiding voert evaluaties uit onder studenten en medewerkers over de voorzieningen en brengt indien gewenst verbeteringen aan; studenten zijn tevreden over de kwaliteit van de voorzieningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 38
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. De opleiding SM&O heeft coaching van studenten structureel in het curriculum ingebed. Daaronder valt ook studieloopbaanbegeleiding. Eerste en tweedejaars hebben elke week per zestien studenten een groepsbijeenkomst van 100 minuten met hun coach. Daarnaast begeleidt de coach de stages en voert hij individuele gesprekken. De studenten schrijven elk blok (propedeuse) of elk semester (tweede, derde en vierde studiejaar) een procesdossier, waarin zij reflecteren op hun eigen handelen en dat van hun groepsgenoten (indien van toepassing). Dit reflectieproces start aan het begin van de propedeuse met het schrijven van een korte autobiografie en een persoonlijke presentatie. In het derde studiejaar kiezen studenten een individuele coach op basis van een coachprofiel. In het eerste semester van het derde jaar stelt de student een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) op. Hierin stippelt de student zijn leerroute uit voor de laatste anderhalf jaar. De student doet dit op basis van zijn persoonlijke profilering en de te ontwikkelen competenties. De student overlegt individueel met zijn coach één à twee keer per blok. 4.2.2. Studenten kunnen een afspraak maken met een decaan tevens vertrouwenspersoon, bijvoorbeeld wanneer zij aanspraak willen maken op bijzondere regelingen (zoals verlengde toetstijd bij dyslexie), bij twijfels over de juiste studiekeuze of persoonlijke problemen. 4.2.3. Elke stage wordt minimaal één keer bezocht door de stagedocent, die tevens coach is van de student. Daarnaast wordt telefonisch en digitaal regelmatig contact onderhouden met stagebedrijven/ begeleiders van studenten. (zie ook 3.1.6.) 4.2.4. SM&O heeft een digitaal informatiesysteem via intranet en lichtkrant. Studiehandleidingen en de studiegids worden ook gratis als hard copy verstrekt. Regelmatig organiseert de opleiding voorlichtingsbijeenkomsten over internationale stages, afstuderen, het volgende studiejaar etc. 4.2.5. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleiding (score 3.5 op schaal van 1 tot 5, in 2006 score 3.3.).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 39
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studieresultaten, het procesdossier en het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) geven aan elke coach (tevens studieloopbaan)begeleider van de student, duidelijke informatie over de studievoortgang van deze student, waardoor de studievoortgang geborgd wordt; de studieloopbaanbegeleiding alsmede de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is goed geregeld en sluit uitstekend aan bij de behoeften van studenten; de opleiding beschikt over verschillende vormen van informatievoorziening, zodat studenten up to date geïnformeerd zijn; de coaches bespreken regelmatig met studenten de studievoortgang aan de hand van studieresultaten.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleiding als voldoende. de ruimtelijke voorzieningen en hulpmiddelen zijn meer dan toereikend en maken het mogelijk de opleiding SM&O op adequate wijze te realiseren; de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via verschillende voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als excellent en één facet als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘excellent’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie excellent als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 40
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. De opleiding SM&O sluit in haar beleidscyclus aan op het kwaliteitsbeleid van de HvA met een interne en externe kwaliteitscyclus. De externe cyclus omvat één keer in de zes jaar een accreditatie van de opleiding, ondersteund door een tussentijdse interne audit. De interne kwaliteitszorgcyclus van de HvA volgt de jaarlijkse planning- en controlecyclus (P&C) met resultaatgericht management als besturingsfilosofie, de resultaten- en activiteitenplannen (R&A) als planningsinstrument en de instituutsrapportages (Iraps) als verantwoording. Het verbeterplan van SM&O is gebaseerd op analyses van het onderwijs, het formatieplan, de instroomcijfers, en de resultaten van de onderzoeksinstrumenten. De streefpunten van het beleid zijn voor de periode 20062008 in streefnormen vastgesteld. 5.1.2. De P&C-cyclus wordt instrumenteel ondersteund door diverse (periodiek) onderzoeken om het onderwijs en de organisatie te evalueren. De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: vragenlijsten (digitale afname met Quest back); panelgesprekken/OC-overleg; studenttevredenheidsmonitor; medewerkerstevredenheidsmonitor; alumnitevredenheidsmonitor; werkgeverstevredenheidsmonitor; exit-tevredenheidsmonitor. De meetmomenten komen structureel terug en zijn aantoonbaar vastgelegd. De uitkomsten van deze standaardonderzoeken, maar ook en vooral de resultaten van het overleg van de opleidingscommissie met het management en de betrokken docenten en de blokevaluaties door studenten en docenten, vormen een wezenlijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van concrete verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen, zo constateert het auditteam, zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen die zijn vastgelegd in het managementcontract. Hieruit vloeit een rapportage voort met voorstellen voor verbetermaatregelen. De uiteindelijke verbetermaatregelen worden vastgesteld in het CT-overleg. Alle studenten en medewerkers kunnen de resultaten en verbetermaatregelen bekijken via intranet en de digitale leeromgeving. Terugkoppeling vindt plaats via Opleidingscommissie en de leden van het CT 5.1.3. De opleiding beschikt over een formele klachtenregeling voor het personeel, studenten en externe bij de opleiding betrokken partijen. De decaan vormt in deze procedure een belangrijke schakel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 41
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert een goed, door de hogeschool ontwikkeld, kwaliteitszorgsysteem; de opleiding maakt jaarlijks gebruik van hogeschool brede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen. Ook het werkveld wordt betrokken bij de evaluatie van de opleiding; de verbeteracties die in het beleidsverbeterplan en het evaluatiedossier staan beschreven, zijn helder uitgewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 42
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Ter voorbereiding van de accreditatie heeft de opleiding een stand van zaken notitie opgesteld. Deze notitie geeft een beeld van de beleidsvoornemens van de opleiding, mede gevoed door de interne audit. Eén van de verbeteringen is het sluitend maken van de kwaliteitscyclus. Om beter zichtbaar te maken welke verbetermaatregelen zijn afgesproken en gerealiseerd, heeft de opleiding sinds de interne audit de volgende procedures verscherpt. de notulen van de opleidingscommissie zijn een vast agendapunt in het overleg van het coördinatieteam (CT) van SM&O; de notulen van het CT worden per e-mail gestuurd naar de docenten; afspraken en besluiten over verbeteringen in het onderwijs worden in de vorm van thema’s besproken in het docententeam, de opleidingscommissie en het CT; de lijncoördinatoren in het CT bespreken de verbetermaatregelen in hun teams; verbetermaatregelen worden op BSCW geplaatst; studenten worden via de opleidingscommissie op de hoogte gebracht van onderwijsveranderingen. 5.2.2. Concrete verbetermaatregelen uit het verbeterplan SM&O 2006-2007 zijn: verken de mogelijkheden voor het starten van een doorstroom- of inwerkprogramma met het MBO voor de poort om de aansluiting te verbeteren en de uitval te verkleinen; onderzoek de effectiviteit en efficiëntie van het deficiëntieprogramma; voer de procedure voor de bewaking van de kwaliteit van de toetsing uit. Geef hierbij een plaats aan de examencommissie; onderzoek mogelijkheden voor verbetering van het gebruik van het gebouw; breng de verschillende onderzoeken (ook rendementen, evaluatie stage en STM) met elkaar in verband; de uitvoering van maatregelen met het oog op rendementsverbetering. Voor het overige wordt verwezen naar de analyse onder facet 5.1. Ook hier geldt dat, het auditteam voldoende vertrouwen heeft dat de opleiding de verbetermaatregelen met kracht ter hand zal nemen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in verbetermaatregelen; de verbetermaatregelen worden vertaald naar concrete verbeteracties die vervolgens worden geïmplementeerd; uit de periodieke Iraps is onvoldoende op te maken hoe het met in het verleden gestelde doelen is gesteld. De oorzaak hiervan is dat niet alle verbetermaatregelen geformuleerd zijn in strak meetbare doelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 43
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, worden in het kader van de Kwaliteitszorg uitgevoerde evaluaties de volgende partijen systematisch betrokken: medewerkers/docenten; studenten; alumni; uitvallers; beroepenveld (o.a. stagegevers, externe opdrachtgevers en/of projectbegeleiders). 5.3.2. Betrokkenheid van medewerkers, studenten en het afnemend beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van het instituut en de opleidingen is geregeld door het operationeel zijn van de volgende organen: opleidingsadviesraad; opleidingscommissie; medezeggenschapsorgaan stichting ALUSMO 5.3.3. De onderzoeken en enquêtes leveren evaluatiegegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. 5.3.4. Voor het overige zij verwezen naar de bevindingen bij facet 5.1
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden systematisch betrokken bij evaluaties in het kader van kwaliteitszorg; uit de verslaglegging van de opleidingscommissie en opleidingsadviesraad blijkt, dat ook zij betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 44
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende. onder andere uit de Management Review dat is opgesteld voor deze audit en de onderliggende documenten blijkt dat de opleiding actief werkt aan het verbeteren van de interne kwaliteit van de opleiding; het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatie-mechanismen die aantoonbaar leiden tot specifieke, en daardoor meetbare, verbeterdoelstellingen, die worden voorgelegd aan docenten en studenten; de opleiding betrekt verschillende partijen zoals medewerkers, studenten en het werkveld systematisch bij de interne kwaliteitszorg. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 45
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. 6.1.1. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de stage-organisaties en andere leden van haar netwerk. Aan het einde van de opleiding zijn vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtgevers) betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. 6.1.2. De opleiding maakt gebruik van voldoende bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerd (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (stagebiedende organisaties, externe opdrachtgevers) het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend sportmanager. 6.1.3. Uit het alumnionderzoek van 2006 blijkt dat de eerste (beperkte groep) afgestudeerde SM&O-ers voor 74% werkzaam zijn in de sport en aanverwante werkvelden. Het gaat dan bijvoorbeeld om een eigen sportonderneming, gemeentelijk sportbeleid, sportmarketingbureaus, sportorganisatie- en sportadviesbureaus, een evenementenorganisatie, sportontwikkelingswerk, een sportbond, een sportvereniging, een outdoororganisatiebureau en de Richard Krajicek Foundation. Een aantal alumni studeert verder op masterniveau, onder andere bij de politie en op het gebied van sportmanagement (ook in het buitenland) en communicatiewetenschappen. 6.1.4. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn sterk beroepsgeoriënteerd, in hun probleemstelling actueel en uitdagend en bovendien van een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde op een niveau die normaliter van HBO-studenten moet en mag worden geëist. De afstudeerwerkstukken voldoen aan de professionele eisen die vanuit het werkveld worden gesteld aan professionals op HBO-niveau. De afstudeerwerkstukken, die door het auditteam zijn bekeken, zijn zoals gezegd van voldoende niveau. Alhoewel geen discrepanties in de beoordeling van de afstudeerwerkstukken zijn aangetroffen, verdient het volgens het auditteam aanbeveling de beoordelingscriteria aan te scherpen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 46
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleidingen als voldoende. eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid; het auditteam is van mening dat afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBO-studenten mag en moet worden verwacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 47
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. De opleiding hanteert streefcijfers voor de propedeuse en voor de opleidingsrendementen op 2 niveaus: het percentage geslaagden voor Propedeuse respectievelijk Opleiding; het percentage behaalde studiepunten van het nominale programma per fase van de opleiding. Hierbij hanteert de opleiding de volgende streefcijfers: Examen Propedeuse
% geslaagden % studiepunten nominaal programma Na 1 jaar Na 2 jaar Propedeuse 70% 40% 60% Hoofdfase 1 80% Bachelor Na 4 jaar Na 5 jaar Hoofdfase 2 80% 40% 50% Hoofdfase 3 80% Bij gebrek aan cijfers van ‘Benchmark’ opleidingen en vanwege de nog korte historie van de opleiding zijn vanaf de start van de opleiding in 2002 de streefcijfers van instituut-genoot Academie voor Lichamelijke opvoeding (ALO) gehanteerd. Propedeuserendement opleiding Sport, Management en Ondernemen Opleidingscohort P02 P03 P04 Cohortomvang 70 110 155 % geslaagden voor de propedeuse Propedeuse behaald na 1 jaar (in % 47,1% 49,1% 43,2% van cohort) Propedeuse behaald na 2 jaar (in % 60,0% 62,7% 57,4% van cohort) Propedeuse behaald na >2 jaar (in % 60,0% 66,4% 57,4% van cohort) % behaalde studiepunten van het nominale propedeuse programma % studiepunten van het nominale 65,0% 74,0% 71,0% programma
P05 173
P06 204
37,0%
51,0%
60,3%
74,0%
De streefnorm voor het propedeuserendement (40%) is alleen in 2005 niet gehaald. In de 3e instituutsrapportage (Irap) van 2005 zijn argumenten aangevoerd voor de dalende trend in dit rendement, waarbij de schaalvergroting tengevolge van de toenemende instroom en het ‘vullen’ van de vier studiejaren de meest dominante factor is genoemd. De streefnorm na twee jaar voor het cohort P05 is wel gehaald (3e IRAP 2006-2007). In P06 bedroeg het propedeuserendement 51 % wat zelfs 11% meer is dan de streefnorm.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 48
Opleidingsrendement opleiding Sport, Management en Ondernemen Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
02 70 0,0% 18,6%
03 110 4,5%
04 155 0,0%
05 173 0,0%
Alleen de eerste lichting, cohort 02, van de in 2002 gestarte opleiding SM&O, heeft na cursusjaar 2005-2006 de vier jaar doorlopen. Van dit cohort (70) zijn de eerste 13 SM&O-studenten afgestudeerd eind cursusjaar 2005-2006. Dit levert een rendement na 4 jaar van 18,6%. Dit komt niet in de buurt van het streefcijfer van 40%. In november zijn nog een aantal studenten afgestudeerd en dit levert een rendement na iets meer dan 4 jaar van 30%. In de instituutrapportages staan maatregelen genoemd ter verbetering van dit rendementscijfer. Tijdens de audit zijn de effecten van die maatregelen gepresenteerd te weten dat na 5 jaar het rendement is gestegen tot 47,1 % geslaagden van het cohort 02 (het streefcijfer bedraagt 50%). Het percentage geslaagden van het cohort 03 was ten tijde van de audit 33,6 % inclusief zij-instromers. Dit betekent een verhoging tov het cohort 02 (was 18,6 %) en benadert de streefwaarde van 40% . Uitval Uitval totaal in % van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Uitval na 1 jaar (in % van cohort) Uitval na 2 jaar (in % van cohort) Uitval na 3 jaar (in % van cohort) Uitval na 4 jaar (in % van cohort) Uitval na >=5 jaar (in % van cohort)
02 70 30,0% 40,0% 40,0% 40,0%
03 110 31,8% 36,4% 38,2%
04 155 38,1% 45,2%
05 173 32,4%
Met uitzondering van het cohort P04 overtreft de uitval na twee jaar de streefnorm van 40% niet. Cohort P05 kent een uitval van 35,8 % na twee jaar. De uitval in de cohorten 03 en 04 is niet toegenomen in 06-07. (3e IRAP 2006-2007). Dat bevestigt het beeld van de opleiding dat studenten vooral uitvallen in het eerste en tweede jaar van hun inschrijving en daarna niet meer. 6.2.2. De rendementen van de opleiding worden per blok gemonitord in het kader van de drie maandelijkse instituutrapportages. Een lid van het coördinatieteam is expliciet belast met de portefeuille ‘Rendement en Logistiek’ waardoor continue aandacht voor het rendement wordt geborgd. Deze persoon toetst al het voorgenomen beleid op consequenties voor het rendement en optimaliseert randvoorwaarden die het rendement positief kunnen beïnvloeden, zoals toetsroosters, informatie aan docenten over Iraps. De rendementsanalyses worden structureel in het coördinatieteam besproken. Verbeteracties worden in samenhang voorbereid en door alle lijncoördinatoren ingebracht in hun teams. Tenslotte worden wijzigingen besproken met studenten en vastgelegd in documenten als studiehandleidingen, studiegids en OER.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 49
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. De genomen maatregelen om tot een verhoging van het opleidingsrendement te komen, hebben effect opgeleverd.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding als voldoende. het gerealiseerde niveau heeft aantoonbaar het niveau dat wordt nagestreefd; de SM&O-opleiding werkt aan concrete verbetermaatregelen tot verbetering van het rendement welke aantoonbaar effect hebben gesorteerd waardoor het rendement de streefwaarden benadert.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 50
3. SAMENVATTEND OORDEEL 3.1 Oordeelschema HBO bachelor opleiding SM&O voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING SM&O voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V3
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V4
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V5
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G V6
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
E
4.2. Studiebegeleiding
G V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
3
Extra aantekening: goed.
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: excellent.
7
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 51
3.2 Integraal oordeel/ advies aan NVAO Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam in casu het instituut ALO/Voeding, verzorgde voltijd HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 52
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
R.J.M. van der Hoorn MBA, CMC Rob van der Hoorn studeerde bedrijfseconomie (heao) en bedrijfskunde en is sinds 1996 mede eigenaar van de Hobéon Groep. Hij is bedrijfskundig adviseur en houdt zich onder andere bezig met financieel economische vraagstukken voor hoger onderwijsinstellingen. Hij is gecertificeerd lid is van de orde van organisatiekundige en organisatieadviseurs (OOA) en directeur van een venture capital bedrijf. Bovendien begeleidt hij enkele MKB ondernemingen bij hun bedrijfsontwikkeling. Hiervoor was hij onder andere financieel interim directeur van een branche organisatie, interim directeur bij een gemeente in de Randstad en interim directie voorzitter van een economische faculteit van een middelgrote hogeschool en algemeen directeur bij een hogeschool in het oosten des lands. Prof. Dr. B. Vanreusel Bart Vanreusel is als hoogleraar verbonden aan het departement Sport- en Bewegingswetenschappen van de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven. Hij is diensthoofd van de Onderzoekseenheid Sociaal-culturele kinesiologie. Hij schreef samen met Prof. Dr. Paul de Knop en Dr. Jeroen Scheerder het boek ‘Sportsociologie, het spel en de speler’ waarin ondermeer de vraag besproken wordt of de dopingplaag ooit overschaduwd zal worden door genetische manipulatie van bionische sporters. Daarnaast treedt hij op als voorzitter van de Vlaamse Sportraad. Mr. M. Beerthuizen Marcel Beerthuizen studeerde rechten in Amsterdam. Uit die tijd dateert zijn kennismaking met de reclame, als tijdelijk traffic medewerker bij PPGH/Moussault. Vanaf 1988 was hij werkzaam voor onder meer BBDO. In 1997 startte hij Sponsor Company, dat in 2000 werd getransformeerd tot TBWA\Brand Experience Company waarvan hij Managing Director is. Het bureau richt zich op ‘het tastbaar maken van merken met behulp van multimediale concepten die hun oorsprong vinden in sponsoring, programming, events en promoties’. TBWA\BEC werkt onder andere voor Beiersdorf, Heineken International, ING, KLM en Nissan. A.H. Zwart Onno Zwart is vanaf 1988 verbonden aan Grontmij Marktplan als adviseur en procesmanager. Zowel op het gebied van strategieontwikkeling als implementatie en organisatieontwikkeling. Hij beschikt over veel ervaring op het gebied van economisch-ruimtelijke beleidsontwikkeling, gebiedsontwikkeling, leisure en samenwerkingsprocessen en is expert op het gebied van vastgoedmarketing, locatiemarketing en stadsmarketing. Daarnaast is hij sinds 2006 werkzaam als docent vastgoedkunde bij de NOVAM opleiding. Naast zijn werkzaamheden heeft hij scholing gevolg op het gebied van; Marketing (1987), Management en personal development (1988), Effectieve sales (1991) en Effectief communiceren (1995). T. Stoeten Thomas Stoeten studeert thans Sport & Bewegen aan de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle. Hij bevindt zich in het vierde jaar van de opleiding. Tijdens zijn opleiding heeft hij stage gelopen bij Respo International als Sportbeleidsontwikkelaar. Zijn takenpakket bestond daarbij uit het aanbieden en ontwikkelen van sportactiviteiten op instellingen in Ethiopië voor mensen met een beperking en sponsorwerving en draagvlakversterkende activiteiten uitvoeren voor de organisatie (in Nederland).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 53
Drs. R.F.H.M. Stapert Robert Stapert is in 1975 afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het hbo (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het hbo Informatica Stimuleringsplan en de hbo fusie operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS programma, gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral betrokken (als auditor ‘onderwijs’ en als secretaris) bij door Hobéon Certificering uit te voeren accreditatieonderzoeken Drs. E.R.J. Rijnen Eveline Rijnen studeerde in 2001 af aan de lerarenopleiding Basisonderwijs van Hogeschool Domstad. Vervolgens heeft zij de studie Bestuurs- en Organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht gevolgd en in 2005 afgerond. Tijdens deze studie heeft Rijnen een half jaar gestudeerd aan de Deakin University in Melbourne. Binnen Hobéon houdt zij zich als adviseur bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 54
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 55
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 56
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 57
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 58
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 61
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie-audit HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen Hogeschool van Amsterdam – 3 oktober 2007 Locatie: Dr. Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam
Lokaal Personeels Kamer A2.66
Kamer directeur instituut A2.34 Vergader kamer A2.48
Tijd 08.15 – 08.30
Gesprekspartners
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam
08.30 – 09.00
09.00 – 09.15
Auditoren
Directie / Management Ikina Morsch; opleidingsmanager Cees Vervoorn; domeinvoorzitter Bewegen, Sport en Voeding Simon Gribling; directeur bedrijfsvoering
Auditteam x)
Voorbespreking auditteam
Auditteam
- Kennismaking - Strategisch beleid, visie, missie - Definitieve vaststelling programma
A2.48 09.15 – 11.00
Auditteam - Strategisch beleid, visie, missie
Opleidingsmanagement / Coördinatieteam
- Marktpositie / Instroom / Toelating - Internationalisering - Innovatie - Kwaliteitszorg
Ikina Morsch; opleidingsmanager Gerard van Lent; rendement, logistiek Hans Mackaaij; onderwijs
- Minoren - Relatie beroepenveld - Personeel / Scholing - Resultaten / Onderwijsrendement
Claudia Makumbe; internationalisering Erik Koning; stage
- Alumnibeleid
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 62
Joyce Velthuis; sport Remco Koopmeiners; coaching
Auditteam - Aansluiting instroom en programma
Willemien Feenstra; kwaliteit
- Verkorte route - Vrijstellingen / EVC - Praktijkcomponent/ Stage - Afstuderen - Minoren - Beoordelingskader afstuderen - Studie(loopbaan)begeleiding
A2.34
11.00 – 11.30 Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
- Relatie beroepenveld
A2.48 11.30 – 12.30
Docenten
- Ontwikkelingen beroepsdomein 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
A2.34
Jan Carel Bast Enno Tjepkema Katelijne Boerma Rem Pronk Michel Jonker Wilko de Graaf Jacco Bergsma Gido Vermeulen
12.30 – 13.15 13.15 – 14.00
Rondleiding voorzieningen
- Onderwijsontwikkeling - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Coaching afstudeerfase - Internationalisering - Scholing
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
(Deel) Auditteam
- Verificatie algemene en
Auditteam
- Informatievoorziening
opleidingsspecifieke voorzieningen
A2.48 14.00 – 15.00
Studenten
- Aansluiting vooropleiding / Toelating e
Marco Barendregt 3
- Toetsen en beoordelen
Martijn van Dam 4e
- Studiebegeleiding (incl. stages)
Kerwin Hartman 4e
- Studeerbaarheid / Studielast
Bob Mans 4e
- Materiële voorzieningen
Rachid Ouchene ( bijna alumnus)
- Praktijkcomponent
Liza Ronde 2e OC
- Afstuderen
Michael Zandbergen 2e Marieke Speelman 3e Lisa van Seventer (alumnus)
A2.48 15.00– 15.30
Kwaliteitszorg Willemien Feenstra Ikina Morsch Gerard van Lent Erik Koning
(Deel) Auditteam
- Evaluatie van resultaten - Maatregelen tot verbetering - Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld - Interne monitoring en rapportages
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 63
A2.34 15.00 – 15.30
Verificatie documenten
(Deel) Auditteam
15.30 – 16.00
Examencommissie Hans Mackaaij Katelijne Boerma Martin Breedijk Jacco Bergsma
(Deel) Auditteam
Verificatie documenten
(Deel) Auditteam
A2.48 - Kwaliteitsborging toetsen en Beoordelen - Handboek - Toetscommissie - Bevoegdheden Examencommissie - Kwaliteitsborging afstudeerders
A2.34 15.30 – 16.00 A2.34 16.00 – 16.15
Auditteam
Interne terugkoppeling en bepaling ‘pending issues’
A2.48 16.15 – 16.30
Nader te bepalen gesprekspartners
(Deel) Auditteam
Pending issues
(iedereen beschikbaar)
A2.34 16.15 – 16.30
Verificatie documenten
(Deel) Auditteam
A2.34 16.30 – 17.15
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
A2.66 17.15 – 17.45
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
x) Auditteam:
R.J.M. van der Hoorn MBA CMC Prof. Dr. B. Vanreusel Mr. M. Beerthuizen O. Zwart
voorzitter - Hobéon Certificering lid, domeindeskundige lid, domeindeskundige lid, domeindeskundige
Drs. R.F.H.M. Stapert T. Stoeten Drs. E.R.J. Rijnen
lid, onderwijsdeskundige - Hobéon Certificering lid, student secretaris - Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport, Management en Ondernemen, HvADecember 2007 64