Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek Voltijd Hogeschool van Amsterdam
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek voltijd CROHO nr. 34579 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV Datum: oktober 2005 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Prof. Dr. W.M.F. Jongen Dr. M.A.E. van Bokhorst-De van de Schueren Drs. R.F.H.M. Stapert Ing. A.M. Eaglestone
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3. 1.3.4. 1.3.5. 1.4.
Inleiding Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie ‘Voeding en Diëtetiek’, 13 juni 2005 Enkele karakteristieken van ‘Voeding en Diëtetiek’ van de HvA
2.
Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 9 12 15 15 17 19 21 23 25 26 28 30 30 32 33 35 35 36 38 38 40 41 43 43 45
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
48 48 49
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen externe auditoren Bijlage II: Programma visitatie
1 1 1 1 1 3 4 5 5 5
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut ALO/Voeding, verzorgt de HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek. 1.2.2. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de opleiding Voeding en Diëtetiek die wordt uitgevoerd in voltijd.
1.2.3. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Voeding en Dietetiek, voltijd.
1.3.
Aanpak
1.3.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvariant is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAOAccreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende: De opleiding Voeding en Diëtetiek heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. In het definitieve profiel zijn meegenomen, zo geeft de opleiding aan in de Management Review: de inbreng van voedingsdeskundigen en diëtisten in de diverse beroepsrollen; het nieuwe beroepsprofiel van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD) uit 2003; de zogenoemde Dublin Descriptoren (op internationaal niveau) Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Voeding en Diëtetiek op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 1
Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling door de auditcommissie van (i) de door de opleiding Voeding en Diëtetiek aangeleverde Management Review / Zelfevaluatie, (ii) de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages en (iii) de onderliggende omvangrijke, uit 65 notities bestaande, documentatie die o.a. betrekking had op: strategische keuzen en de positie in de markt; interne organisatie; de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende verbetermaatregelen; ontwikkelingen in het beroepenveld; beroeps- en opleidingsprofielen; (validatie) eindkwalificaties; curriculum en de interne en externe evaluatie daarvan; werkvormen; toetsing en beoordeling; kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; externe relaties; internationalisering; instroombeleid; studiebegeleiding; rendement. Op basis van de door de opleiding Voeding en Diëtetiek van de Hogeschool van Amsterdam geleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van deze voltijdopleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van voeding, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’/secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding Voeding en Diëtetiek overleg voert; 1
De visitatie heeft op 13 juni 2005 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 2
verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules; detailbeschrijving van cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; stageverslagen en -beoordelingen; literatuurlijst; de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.3.2.
Beslisregels
Met als uitgangspunt de Beslisregels Accreditatie zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader2 heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A. De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C. B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
2
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een Onderwerp uitsluitend ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren; een Facet kan volgens diezelfde regels ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 3
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
Met betrekking tot de ‘extra aantekening’ geldt het volgende: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;3 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.3.3.
Auditteam
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Voeding en Diëtetiek noodzakelijke expertise aanwezig is. Enerzijds betreft het expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en anderzijds expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke voedingsdomein). De werkvelddeskundigen dr. M.A.E. van Bokhorst – De van de Schueren en prof. dr. W.M.F. Jongen hebben zich in hun beoordeling uitdrukkelijk gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties/ eindcompetenties, (iii) de programmainhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld, (v) de deskundigheid van docenten en (vi) het gerealiseerde niveau. Dit betekent overigens niet, dat zij zich geen oordeel over andere onderwerpen en/of facetten hebben gevormd. Beide werkvelddeskundigen hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals afgestudeerd van een HBO-opleiding op het terrein van voeding en diëtetiek. Zo is Van Bokhorst-De van der Schueren aan het VU-Medisch Centrum verbonden als afdelingshoofd Diëtetiek en Voedingswetenschappen. Jongen is hoogleraar Food Product Design & Quality Management aan de Wageningen UR en directeur van de Wageningen Business Generator. Eaglestone is thans student Sociaal Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zij heeft inmiddels een HBO-studie Bouwkunde afgerond en is als studentlid de afgelopen twee jaar bij verschillende audits ten behoeve van accreditatie van HBO-opleidingen betrokken geweest. De deskundigen ‘onderwijs’, Van Raaijen en Stapert, hebben zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Beiden hebben in hun vorige en huidige functies een aanmerkelijke (internationale) ervaring opgebouwd die hen in staat stelt de programma-opbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Zowel Van Raaijen als Stapert zijn inmiddels betrokken geweest bij een groot aantal audits ten behoeve van accreditatie van HBO-opleidingen, daarnaast hebben zij ook veelvuldig deel uitgemaakt van auditteams die betrokken waren bij niet-accreditatie-trajecten zowel binnen als buiten het (hoger) onderwijs.
3
In het NVAO-Accreditatiekader worden bij Onderwerp 2 (“Programma”) acht Facetten onderscheiden. Eén van die Facetten (Facet 2.6.) betreft de duur van de opleiding. Het daarbij behorende criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is dus van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Rendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of het Onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het Facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 4
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Drs. W. G. van Raaijen, senior adviseur Hobéon Certificering Leden: Dr. M.A.E. van Bokhorst- De van de Schueren, Hoofd Dienst Diëtetiek & Voedingswetenschappen, VU Medisch Centrum te Amsterdam; Prof. Dr. W.M.F. Jongen, Hoogleraar Food Product Design & Quality Management, Wageningen UR, directeur Wageningen Business Generator; Ing. A.M. Eaglestone, studentlid, student Sociaal Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam; Secretaris: Drs. R.F.H.M. Stapert, onderwijsdeskundige, senior adviseur Hobéon Certificering. Voor de curricula vitae verwijzen wij naar Bijlage I.
1.3.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding Voeding en Diëtetiek: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie verwijzen wij naar Bijlage II.
1.3.5.
Programma visitatie ‘Voeding en Diëtetiek’, 13 juni 2005
Voor een volledig programma-overzicht verwijzen wij naar Bijlage II.
1.4.
Enkele karakteristieken van ‘Voeding en Diëtetiek’ van de HvA
De opleiding heeft de aanbeveling van de visitatiecommissie Voeding uit 2000 om de institutionele inbedding van de opleiding Voeding en Diëtetiek op een zo kort mogelijke termijn en zorgvuldig te regelen, ter harte genomen: de opleiding Voeding en Diëtetiek maakt sinds 2002 deel uit van het Instituut ALO/Voeding, samen met de Docenten Opleiding (DO) Lichamelijke Opvoeding in de eerste graad en de opleiding Sport, Management en Ondernemen (SM&O). In juni 2005 studeren de eerste studenten af die het nieuwe curriculum van de brede opleiding Voeding en Diëtetiek hebben gevolgd. In het nieuwe curriculum zijn veel aanbevelingen van de projectgroep Externe Oriëntatie (die zich richtte op de relatie onderwijs en arbeidsmarkt) meegenomen. Zo kent de opleiding Voeding en Diëtetiek nu een aantal keuzerichtingen (zie hierna) binnen het domein Voeding en Diëtetiek. Ook is het onderwijsconcept geactualiseerd en uitgewerkt in een herzien curriculum. Het biedt studenten nu de mogelijkheid om de studie naar eigen voorkeur vorm te geven. Studenten kunnen overigens ook kiezen voor de paramedische afstudeerrichting. Om die reden is het curriculum geïntegreerd en heeft het elementen in zich van zowel gezondheidszorg als lifestyle, sport en beweging, marketing en ondernemerschap, voorlichting en communicatie, kwaliteitszorg, onderzoek en informatisering. In de eerste twee studiejaren van de opleiding wordt de basis gelegd voor kennis op het gebied van voeding. De laatste twee jaren bieden de studenten de mogelijkheid hun competenties te verbreden via keuzemodulen, stages en afstudeerprojecten. Zij kunnen in het derde studiejaar tien modulen kiezen uit 24 modulen van vier studiepunten. Sommige daarvan zijn verplicht voor één of meer van de volgende profielen of afstudeerroutes:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 5
Voeding en Patiënten, de zogenoemde BIG-route (= Beroepen Individuele Gezondheidszorg). Deze geeft afgestudeerden de mogelijkheid tot registratie in het beroepsregister voor diëtisten; Voeding en Voorlichting; Voeding en Media; Voeding en Lifestyle; Voeding en Commercie; Voeding en Management; Voeding en Kwaliteit.
Er zijn plannen voor een zogeheten doorstroom-minor in samenwerking met het wetenschappelijk onderwijs. Begin dit jaar heeft de opleiding het College van Bestuur van de HvA toestemming gevraagd voor het ontwikkelen van drie verdiepingsminors: ’De diëtist als behandelaar in de (para)-medische setting’. Deze minor is bedoeld voor studenten die het profiel Voeding en Patiënten volgen en zij wordt ontwikkeld in samenwerking met de afdeling Diëtetiek van het Academisch Medisch Centrum (AMC); ‘Food quality management’. Deze minor is bedoeld voor het cluster van de profielen kwaliteit, management en commercie; ‘Health & Lifestyle’. Dit is een instituutsbrede minor op het gebied van voeding, bewegen en sport, zowel bedoeld voor de studenten uit het cluster ‘Lifestyle, voorlichten en media’ als voor de studenten van de Docentenopleiding Lichamelijke Opvoeding en Sport Management en Ondernemen (SM&O). De opleiding Voeding en Diëtetiek ontwikkelt deze minor samen met de Docenten Opleiding en SM&O van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO). Mede gezien de inpassing van een minor in het curriculum worden de bestaande profielen (zie hierboven) geclusterd in drie groepen: (i) Voeding en Patiënten, (ii) Voeding en Lifestyle/Voorlichting/Media en (iii) Voeding en Commercie/Management/Kwaliteit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Voor het beroep van diëtist is in 2003 een nieuw beroepsprofiel vastgesteld door de NVD, de Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Hierin staan zowel de werkzaamheden als de competenties van de diëtist beschreven. De beroepspraktijk waarvoor de HvA-opleiding Voeding en Diëtetiek studenten beoogt te kwalificeren, is echter breder dan die van de praktiserende diëtist. Vandaar dat de opleidingen Voeding en Diëtetiek in landelijk verband een projectgroep hebben ingesteld om een competentieprofiel op te stellen dat de volle breedte van het werkveld dekt en aangeeft op welke punten de werkzaamheden en competenties uit het NVD-profiel aanvulling behoeven. Het competentieprofiel van de HvA-opleiding Voeding en Diëtetiek is afgeleid van het landelijke profiel, zo heeft het auditteam kunnen constateren. Het Landelijke Overleg van de Opleidingen Voeding & Diëtetiek (LOOVD) heeft dit landelijke profiel opgesteld, waarna het op 24 september 2004 definitief is vastgesteld door de betreffende opleidingen. De competenties zijn uitgewerkt naar de beroepsrollen die een afgestudeerde voedingskundige/diëtist als (beginnend) beroepsbeoefenaar kan vervullen. In het definitieve profiel zijn meegenomen: de inbreng van voedingsdeskundigen en diëtisten in de diverse beroepsrollen; het nieuwe beroepsprofiel van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD) uit 2003; de Dublin Descriptoren (op internationaal niveau). De beroepsrollen waarin de afgestudeerde van de opleiding Voeding en Diëtetiek terechtkomt zijn: adviseur, behandelaar, voorlichter, manager voeding, ondernemer of onderzoeker. Internationalisering speelt hierbij, zo blijkt uit het competentieprofiel, een rol: bedrijven produceren voor en halen producten uit de buitenlandse markt, bedrijven concurreren en werken samen met buitenlandse bedrijven, het belang van internationale regelgeving neemt toe. De Raad van Advies van de opleiding van de HvA stemde op 13 januari 2005 in met het landelijke competentieprofiel. De HBO-Raad heeft het Landelijk Overleg Opleidingen Voeding en Diëtetiek op 5 augustus laten weten dat het bestuur van de HBO-Raad zijn waardering uitspreekt ‘…voor de wijze waarop het profiel is opgesteld en voorzien is van afspraken met het werkveld. Een belangrijks punt bij de vaststelling van het profiel vormt de validering door het relevante werkveld’. Vanaf september 2005 zijn de van het landelijke competentieprofiel afgeleide opleidingscompetenties leidend voor het curriculum. Voor voorbeelden van competenties verwijzen wij naar facet 1.2. Bij het opstellen van de competenties is naar het oordeel van het auditteam gebruik gemaakt van recente en ter zake doende literatuur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 7
Daarnaast is bij het opstellen van het herziene beroepsprofiel en competenties gebruik gemaakt van de volgende bronnen: commentaar van het landelijk overleg Voeding en Diëtetiek op het concept-beroepsprofiel van de diëtist [januari 2003]; landelijke eindtermen 1996; advertenties in kranten, tijdschriften en websites; statistische overzichten van de positie van afgestudeerden op de arbeidsmarkt; interviews met afgestudeerden in het niet-paramedisch werkveld. Het nieuwe competentieprofiel Voeding en Diëtetiek verhoudt zich tevens op een constructieve manier tot de competenties die staan beschreven in de recente AMvB (algemene maatregel van bestuur) diëtist. In een overzicht opgenomen in het document ‘De voedingsdeskundige/diëtist’ hebben de opleidingen aangegeven hoe de competenties in beide documenten zich tot elkaar verhouden. De landelijke competenties zijn, zo constateert het auditteam, herkenbaar gekoppeld aan het beroepsprofiel. Daarnaast zijn voor de verschillende terreinen waarop diëtisten werkzaam zijn competenties geformuleerd. Geconstateerd kan worden dat in de competenties in voldoende mate aandacht besteed wordt aan relevante aspecten van het vakgebied (advisering, begeleiden, diagnose, behandelplan opstellen, onderzoeken) en vakinhoudelijke ontwikkelingen. Daarnaast besteedt de opleiding in vergelijking met wat de landelijke competenties voorschrijven méér aandacht aan de multiculturele samenleving, aan preventie en aan wetenschappelijk onderzoek. Een en ander krijgt gestalte in de verschillende modules. Zo wordt er bijvoorbeeld binnen de module ‘Health promotion’ óók aandacht besteed aan de wijze waarop voorlichting bij allochtonen effectief kan verlopen. Een projectgroep van de opleiding heeft een Werkveld Tevredenheid Monitor ontwikkeld aan de hand waarvan de opleiding inzicht krijgt in de huidige werksituatie van HvA-alumni. Op basis van notulen van vergaderingen van de opleiding met vertegenwoordigers uit het werkveld constateert het auditteam dat de opleiding zich terdege laat informeren over de relevante internationale ontwikkelingen in het werkveld waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelingen op paramedisch gebied en die op het terrein van voedingsleer.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed. En wel op grond van de volgende observaties: de (landelijke) opleidingen formuleren ieder 5-6 jaar een nieuw beroepsprofiel en een daarbij behorende set competenties; het werkveld is betrokken bij het opstellen van het competentieprofiel en de opleidingskwalificaties; de opleiding heeft een Raad van Advies die breed is samengesteld en waarin ook een autoriteit op het terrein van Humane Voeding is opgenomen. Deze Raad van Advies geeft de opleiding regelmatig input over nieuwe ontwikkelingen op het vakgebied die de opleiding vervolgens implementeert in het onderwijsprogramma; via de werkveldcommissie heeft de opleiding een goed zicht op internationale ontwikkelingen op het vakgebied.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 8
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies onderscheiden (in onderstaande tabel: linker kolom), bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de eindkwalificaties zoals deze beschreven zijn in het landelijke profiel (kolom rechts). De opleiding Voeding en Diëtetiek heeft zelf in een document de competenties afgeleid van het landelijk profiel gekoppeld aan de Dublin Descriptoren. Het auditteam constateert dat dit op een adequate wijze is gebeurd, d.w.z. de competenties weerspiegelen in voldoende mate de Dublin Descriptoren. #
Competentieprofiel ‘04
1
Diëtistische diagnose
2
Behandelplan
3
Voedings- of dieetadvies
4
Begeleiding / coaching
5
Rapportage / evaluatie
6
Zorgdossier
7
Protocol / richtlijn
8 Voedingskundig advies 9 Voedingsbeleidsplan 10 Voorlichtingsplan
11 Afdelings- of activiteitenplan 12 Onderzoek cliëntendossiers 13 Onderzoek onder consumenten
Beroepsprofiel diëtist Competenties (*) A1 (is opmerkzaam), A2 (analyseert signalen, B1 (wekt vertrouwen) A2, C2 (past voorschriften toe), D2 (evidence based decision making) A3 (reflecteert), A4 (grijpt actief in), B3 (helpt met zelfinzicht), C1 (biedt informatie op maat), D1 (handelt professioneel), D4 (gebruikt deskundigheid van anderen) A1, A2, A3, A4, B1, B2 (stelt de juiste vragen), C3 (coacht), C4 (wijst op gedragsalternatieven), C5 (helpt coping skills aan te leren) A3, D1, E1 (houdt deskundigheid op peil) D1 D3 (zet vakgebied op de kaart), D5 (ontwikkelt visie), E2 (ondersteunt de beroepsgroep), E3 (bewaakt grenzen vakgebied), E4 (werkt innovatief) A2, D2, D4, D5 D2, D5 A2, A3, C1, C5
Beroepsprofiel diëtist Werkzaamheden (*) A1+2: anamnese + onderzoek B1: diëtistische diagnose B2+3: behandelplan F3: multidisciplinair samenwerken C1: advies
C2: begeleiding
D1+2+3+4: evaluatie D4: rapportage / registratie F1: beheer cliëntgegevens E3 : verbetering van kwaliteit van behandeling
F4: voedingsbeleid F4: voedingsbeleid C3: voorlichting / informatieoverdracht E2: deskundigheidsbevordering F2: afdelingsbeleid E4: bijdrage aan onderzoek E4: bijdrage aan onderzoek
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 9
Als toelichting volgt hierna een opsomming van de competenties afkomstig uit het competentieprofiel. De onderstaande nummering correspondeert met de nummering in de rechter kolom in bovenstaande tabel. 1 De voedingskundige / diëtist stelt een diëtistische diagnose vast, op basis van een analyse en interpretatie van gegevens die zij samen met de cliënt verzamelt om diens situatie en vraag in kaart te brengen. 2 De voedingskundige / diëtist bespreekt – indien nodig na collegiaal consult – op basis van de diëtistische diagnose met de cliënt de mogelijke evidence based behandelwijzen en consequenties van behandeling, stelt doelen die passen in het totale zorgaanbod en bereikt hierover overeenstemming met de cliënt. 3 De voedingskundige / diëtist vertaalt een voedings- of dieetadvies in voedingsmiddelen volgens geldende normen, wetenschappelijke inzichten en door de beroepsgroep ontwikkelde richtlijnen en geeft hierover informatie die aansluit bij het kennisniveau en de cultuur van de cliënt. 4 De voedingskundige / diëtist begeleidt / coacht de cliënt bij de uitvoering van het voedings- of dieetadvies in diens woon- en leefsituatie en maakt daarbij gebruik van op de cliënt afgestemde communicatie- en motivatietechnieken om verandering in het gedrag of leefstijl teweeg te brengen. 5 De voedingskundige / diëtist evalueert de behandeling met de cliënt, beoordeelt de effectiviteit van de behandeling en sluit de behandeling af met een rapportage aan de verwijzer. 6 De voedingskundige / diëtist registreert op basis van vigerende wetten, beroepscode en geldende classificaties van de beroepsgroep de gegevens van cliënten in een zorgdossier en beheert dit ter verantwoording, ten behoeve van kwaliteitsverbetering en ten behoeve van onderzoek. 7 De voedingskundige / diëtist maakt in collegiaal verband een evidence based ontwerp voor het ontwikkelen of bijstellen van een protocol / richtlijn ten behoeve van de behandeling van een gezondheidsprobleem, teneinde een hogere kwaliteit van voedings- en dieetzorg te bereiken. 8 De voedingskundige / diëtist stelt met behulp van een welomschreven onderzoeksmethodiek en recente wetenschappelijke inzichten een voedingskundige analyse op en vertaalt deze in een voedingskundig advies aan de opdrachtgevende organisatie. 9 De voedingskundige / diëtist stelt in het kader van het voedingsbeleid van een opdrachtgevende organisatie een kwaliteitsplan op. 10 De voedingskundige / diëtist ontwerpt en beargumenteert – met behulp van recente professionele en wetenschappelijke inzichten – een voorlichtingsplan, op eigen initiatief, dan wel van derden, om op het gebied van voeding de gezondheid, het welzijn of de prestaties van een specifieke doelgroep te bevorderen, voert dit plan uit (of coördineert de uitvoering ervan) en draagt zorg voor de evaluatie. 11 De voedingskundige / diëtist stelt voor een bepaalde product-markt-combinatie een marketingplan op, op basis van een interne en externe analyse, die is uitgevoerd met behulp van de SWOT-methodiek [= strengths, weaknesses, opportunities, threats; het product kan ook een dienst betreffen]. 12 De voedingskundige / diëtist stelt in het kader van voedselveiligheid een kwaliteitsplan op, voor de eigen of andere organisatie, conform internationaal vastgestelde eisen en procedures (bijv. HACCP), met behulp van onderzoek naar de consumentenkwaliteit [HACCP = Hazard Analysis and Critical Control Point]. 13 De voedingskundige / diëtist stelt als zelfstandig ondernemer een ondernemingsplan op, met daarin een financiële onderbouwing van de doelstellingen, op basis van onderzoek naar voedings-, consumentenen gezondheidstrends in de externe omgeving. 14 De voedingskundige / diëtist implementeert en coördineert keuzes uit het strategisch plan, door de interne processen van de afdeling zo te sturen dat de doelstellingen worden gerealiseerd. 15 De voedingskundige / diëtist adviseert over de opzet en uitvoering van voeding-gerelateerd onderzoek en de daarbij te hanteren protocollen. 16 De voedingskundige / diëtist initieert onderzoek, op basis van cliëntendossiers, op het gebied van voeding in relatie tot leefstijl en gezondheid, om aldus een bijdrage te leveren aan de optimalisering van de beroepsuitoefening. 17 De voedingskundige / diëtist participeert in voeding-gerelateerd onderzoek onder consumenten en
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 10
draagt mede zorg voor verzameling en verwerking van gegevens en vastlegging van bevindingen, conclusies en aanbevelingen in een onderzoeksrapport. Deze competenties heeft de opleiding vervolgens voldoende uitgewerkt in doelstellingen zoals geformuleerd in verschillende documenten waaronder de studiehandleidingen. De door de opleiding gevolgde werkwijze bood het auditteam voldoende inzicht in de wijze waarop de koppeling met de Dublin Descriptoren tot stand is gekomen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Voeding en Diëtetiek als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de eindkwalificaties van de opleiding bevatten de elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren als referentiepunt gehanteerd waardoor de competenties herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelor-kwalificaties; de opleiding heeft de competenties uitgewerkt naar doelstellingen; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 11
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen De eindkwalificaties van de opleiding (zowel de landelijk overeengekomen kwalificaties als de specifieke uitwerking daarvan door de opleiding) zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de afgestudeerde voedingsdeskundige relevante werkveld geborgd. In het eindtermendocument van de opleiding is beschreven over welke kwalificaties een beginnende beroepsbeoefenaar ten minste moet beschikken. Verschillende overlegvormen tussen opleiding en werkveld dragen in sterke mate bij tot de profilering en explicatie van het beroep. Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats met, zo blijkt uit de documentatie alsook uit de tijdens de audit gevoerde gesprekken, een duidelijke interactie met het werkveld. Voorbeelden hiervan zijn de frequente bijeenkomsten van de Raad van Advies met vertegenwoordigers van de opleiding. Tot de Raad van Advies behoren diëtisten en personen uit wetenschap en bedrijfsleven. Uit de gesprekken van het auditteam met het management van de opleiding blijkt, dat er direct wordt ingespeeld op veranderingen binnen het beroepenveld. Waar nodig worden competenties en curriculum aangepast. De opleiding houdt duidelijk een vinger aan de pols wat betreft het werkveld en is zich zeer bewust van haar verantwoordelijkheid, zo bleek tijdens de audit. De opleidingen op het terrein van voeding en diëtetiek hebben een goed overzicht van de werkterreinen waar afgestudeerden terecht gekomen. De opleiding Voeding en Diëtetiek van de HvA heeft, zo blijkt uit de documentatie en is het auditteam gebleken tijdens de audit, voldoende zicht op opleidingsrelevante ontwikkelingen in het werkveld. Afgestudeerden moeten na afronding van hun studie competenties verworven hebben die aansluiten bij de volgende vijf ontwikkelingen, zo blijkt uit het competentieprofiel: 1
Marktontwikkeling maatschappelijke ontwikkelingen die marktsamenstelling beïnvloeden: vergrijzing, multiculturele samenleving samenstelling doelgroepen: doelgroepensegmentatie consumentengedrag: complex, moeilijk voorspelbaar, veeleisend, momentconsument consumentenwens: kwaliteit, gebruiksgemak, gezonde voeding, milieuvriendelijk markteffecten: korte levenscyclus van producten, efficiënt consumer response.
2
Informatisering informatiebehoefte en -verwerving: beroepsbeoefenaars en klanten kunnen eenvoudiger kennis verwerven. Door toegankelijkheid kennis ook gegroeide behoefte aan kennis tools: specifieke programmatuur die het functioneren van de professional faciliteert, zoals berekeningsprogramma's (diëtetiek), logistiek (marketing) en procesplanning
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 12
communicatiemiddelen: e-mail, telefonie, internet; nieuwe kanalen / mogelijkheden, zoals verkoop via internet effect van informatisering op samenleving.
3
Internationalisering bedrijven produceren voor en nemen producten uit de buitenlandse markt bedrijven concurreren en werken samen met buitenlandse bedrijven belang van internationale regelgeving neemt toe cultuurverschillen binnen Nederland en tussen verschillende landen.
4
Organisatieontwikkeling schaalvergroting aandacht kwaliteitszorg; protocollen multidisciplinaire samenwerking; projectmatig werken management- en organisatietheorie ketenbenadering.
5
Overheidsbeleid, wet- en regelgeving BIG-wet invoering marktwerking, ook in gezondheidszorg Europese en Nederlandse regelgeving marktregulering: bijvoorbeeld productaansprakelijkheid.
In het huidige curriculum van de opleiding Voeding en Diëtetiek wordt gewerkt met beroepsspecifieke competenties en met competenties die meer algemene kennis, houding en vaardigheden (kerncompetenties) van een HBO-student vertegenwoordigen. Laatstgenoemd type competenties zijn onderverdeeld in vijf niveaus. In het eerste studiejaar ontwikkelt de student deze competenties op niveau drie, in het tweede studiejaar op niveau vier. Tijdens het laatste studiejaar bereiken studenten het hoogste, vijfde, niveau. In de ‘Studiehandleiding Studiecoaching’ zijn deze niveaus verder uitgewerkt. In een gesprek met de studiecoach en op basis van een reflectieverslag, wordt in het eerste en tweede jaar – per blok – nagegaan of een student het vereiste competentieniveau heeft behaald. Vanaf het derde studiejaar worden de beide type competenties mede getoetst door stagebegeleiders en opdrachtgevers van de afstudeerprojecten. Uit evaluaties onder studenten blijkt dat de opleiding voldoende aansluiting biedt op de arbeidsmarkt. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelor-niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle profielen van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties. zowel uit de beschikbaar gestelde documentatie als uit de tijdens de audit gevoerde gesprekken is gebleken dat de opleiding Voeding en Diëtetiek beschikt over een voldoende uitgewerkt beeld van de eisen die het actuele werkveld stelt aan afgestudeerden van de opleiding; bij het bepalen van de inhoud van de opleiding heeft men zich laten leiden door de behoeften en belangstelling van het werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 13
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als voldoende en motiveert dit oordeel als volgt: De opleiding Voeding en Diëtetiek beschikt over een studieprogramma dat getuige de reacties van zowel het werkveld alsook van afgestudeerden in voldoende mate aansluiting biedt op de eisen die het beroepenveld stelt. De opleiding stelt zich actief op bij het herzien van competenties en het curriculum. Het werkveld participeert hierbij actief. Waar nodig worden de competenties en de inhoud van het curriculum aangepast om zo tegemoet te komen aan de eisen van de arbeidsmarkt. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren als referentiepunt gehanteerd. De competenties zijn herleidbaar tot de internationaal geaccepteerde bachelor-kwalificaties en deze zijn in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt, dat de interactie met de praktijk de kern vormt van het onderwijsleerproces. Het programma is gebaseerd op de beroepspraktijk van de voedingsdeskundige/diëtist en wordt voortdurend bijgesteld op basis van actuele ontwikkelingen. Het curriculum is vormgegeven op basis van landelijk gevalideerde competenties en wordt verder ontwikkeld in samenwerking met het beroepenveld, zo blijkt ondermeer uit verslagen van de Raad van Advies. Daarnaast bestaan contacten met het werkveld ook uit persoonlijke, meer informele, banden van docenten met het werkveld en uit formele contacten die voortkomen uit de stages van de studenten. Het auditteam heeft verslagen van die formele contacten ingezien. Door de opleiding wordt er naar gestreefd docenten aan te trekken die deels in de praktijk werkzaam zijn of recentelijk in de praktijk werkzaam zijn geweest. De opleiding heeft, zo blijkt uit het leerplan, een omvangrijke buitenschoolse component vanaf het tweede studiejaar die gevolgd wordt door een uitgebreide stage tijdens het derde en vierde studiejaar van telkens 20 studiepunten. In het curriculum komt de beroepsgerichtheid tot uitdrukking in alle onderdelen: projecten, practica, theorievakken en buitenschools programma. Projectopdrachten in de leerlijn ‘Projecten’ en input uit de praktijk versterken elkaar en beroepsvaardigheden komen aan de orde in de leerlijn ‘Skills’. In de onderwijsblokken maakt de opleiding gebruik van situaties en vraagstukken die ontleend zijn aan de beroepspraktijk en die – waar mogelijk – zijn ontwikkeld in samenwerking met beroepsbeoefenaars. In drie blokken van de propedeuse is bovendien het onderdeel ‘actualiteit’ opgenomen. Hierin doen studenten voorstellen voor de behandeling van onderwerpen die in het nieuws zijn en afkomstig zijn uit diverse media (kranten, tijdschriften e.a.). Studenten werken de gekozen onderwerpen uit en presenteren deze aan hun studiecoach en medestudenten. Voor het studieonderdeel ‘Praktijkoriëntatie’ voeren studenten onderzoek uit. Op basis van door de opleiding getoonde overzichten heeft het auditteam een goed beeld gekregen van de interactie van de opleiding met het werkveld, i.c. de beroepspraktijk. Zo voeren studenten onderzoek uit bij het VUziekenhuis, bij thuiszorginstellingen, basisscholen, sportcentra, maar ook bij bedrijven als Unilever, Verkade, Campina en Smiths. Ook blijkt uit de volledige lijst met opdrachten dat de studenten voldoende gelegenheid krijgen om zich te bekwamen in vaardigheden op het terrein van voeding en diëtetiek en het verwerven van vakspecifieke kennis op de werkvloer. In de laatste fase van de studie (de afstudeeropdracht) voert tachtig procent van de studenten een onderzoek uit met een complexe voor de praktijk relevante probleemstelling, hetgeen de studenten vrijwel
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 15
geheel zelfstandig doen. Studenten kunnen met hun afstudeeropdrachten meedingen naar landelijke prijzen. Die worden uitgereikt door NOVARTIS en de NVVL (Nederlandse Vereniging Voedingsleer en Levensmiddelentechnologie). Het niveau van de afstudeeropdrachten is hoog, hetgeen blijkt uit het feit dat de Novartis- of NVVL-prijs in 2001, 2002, 2004 en 2005 door een van de studenten van de opleiding Voeding en Dietetiek en Diëtetiek van de HvA is gewonnen. Kennisontwikkeling door studenten vindt aantoonbaar plaats via interactie met de beroepspraktijk, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal, vakliteratuur en toegepast onderzoek bij het afstuderen. Het auditteam heeft dit geconstateerd a.d.h.v. documenten en tijdens de audit. Het auditteam heeft uitgebreide inzage gehad (voorzien van een toelichting door drie docenten) in de literatuur die men binnen de opleiding gebruikt alsmede in de ondersteunende literatuur. Naar het oordeel van het auditteam is de relatie van de opleiding met het werkveld voldoende geborgd en zijn relevante partijen uit het werkveld betrokken bij de opleiding. Wel merkt het auditteam op dat het aan te bevelen is meer anderstalige literatuur op te nemen, mede gelet op het streven van de opleiding naar verdere internationalisering, zoals ondermeer blijkt uit het feit dat docenten participeren in internationaliseringstrajecten. De docenten worden zo veel mogelijk bij stagebegeleiding en afstudeerbegeleiding ingezet. De student vindt de resultaten van deze contacten met de beroepspraktijk in alle studieonderdelen van het curriculum terug. Daarnaast wordt de beroepsgerichtheid van de opleiding in de projectmatige- en thematische benadering van het curriculum versterkt door stages en het afstuderen in de beroepspraktijk. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende omdat: het studieprogramma van de opleiding via de verschillende onderwijsvormen zoals practica en via de stages en de afstudeerfase aan de student voldoende mogelijkheden biedt om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het studieprogramma en de stageplek naar behoren is geregeld, gestructureerd en geborgd; het opleidingsprogramma aantoonbare relaties heeft met actuele ontwikkelingen in het werkveld. De gebruikte vakliteratuur zou naar het oordeel van het auditteam wel meer anderstalige literatuur mogen bevatten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 16
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen De beroepsspecifieke competenties van de opleiding Voeding en Diëtetiek worden getoetst aan de hand van de beroepsrelevante problemen die studenten in de loop van de opleiding aangeboden krijgen. Ter illustratie volgt hier een uitwerking van de competentie ‘Geven van een voedingsadvies op basis van methodisch handelen en wetenschappelijke kennis’: In het eerste studiejaar oefent de student het afnemen van een voedingsanamnese en het geven van een voedingsadvies aan een gezonde en meewerkende cliënt. In het tweede studiejaar oefent hij moeilijke gesprekssituaties in een gesimuleerde beroepssituatie met medestudenten. Tijdens de praktijkopdracht in het derde blok geeft de student voorlichting of algemene voedingsadviezen aan gezonde personen, bijvoorbeeld op een basisschool of in een sportschool. In het derde studiejaar oefent hij tevens met complexere situaties; medestudenten spelen dan een patiëntrol ‘met weerstand’. De toetsing vindt plaats met behulp van getrainde simulatiepatiënten ‘van buiten’. Tijdens de eerste stage komt de student in aanraking met patiënten of cliënten met een samengestelde problematiek en veelal complexe pathologieën. In de tweede stageperiode runt de student zelfstandig een of meer afdelingen in de paramedische beroepspraktijk.
Een ander voorbeeld betreft het opstellen van een (fictief) strategisch marketingplan:
In het derde studiejaar stelt de student een eenvoudig marketingplan op voor een fictief bedrijf in een voedingsgerelateerde omgeving. In een stage of tijdens een afstudeeropdracht kan hij dit verder uitbouwen door een strategische analyse voor een echt bedrijf op te stellen en uit te voeren.
De eindkwalificaties waar de opleiding zich op richt, zijn uitgewerkt in de studiegids. Hier worden ‘korte omschrijvingen’ gegeven van de studieonderdelen die behandeld worden. Bijvoorbeeld, module Eetproblemen: “Inventarisatie van eetstoornissen en eetproblemen waaronder voedselovergevoeligheid e.d. Bij de eetstoornissen komt de rol van de diëtist als behandelaar aan de orde; zowel mogelijkheden als beperkingen. Hier spelen ook ethische zaken een rol”. De opleiding heeft de verschillende studieonderdelen, i.c. de modules, zo concreet beschreven dat de relatie tussen de landelijke eindkwalificaties en de specifieke doelstellingen inzichtelijk is. Daardoor is vaststelbaar dat de opleiding zich voor een belangrijk deel richt op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties. Analyse van het curriculum leert vervolgens dat de opleiding deze gerichtheid ook op programmaniveau consequent en consistent heeft uitgewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 17
De opleiding heeft voorts de verschillende kwalificaties/competenties verder uitgewerkt in ‘hoofdfase bekwaam, stagebekwaam, beroepsbekwaam’. Twee voorbeelden ter adstructie: De student beoordeelt, uitgaande van de specifieke consumentenvraag, op basis van methodisch handelen en wetenschappelijke kennis de voeding van de individuele consument en bepaalt welke informatie relevant is voor het opstellen en geven van een voedings-dieetadvies. HOOFDFASEBEKWAAM STAGEBEKWAAM BEROEPSBEKWAAM De student kan aangeven welke
De student kan competentie in een
stappen gezet moeten worden en kan realistische setting tonen en het dit toepassen bij eenvoudige
handelen van anderen beoordelen.
De student heeft zich de competentie eigen gemaakt en geïntegreerd in professioneel handelen.
casuïstiek.
De student signaleert trends en ontwikkelingen, analyseert wetenschappelijk onderzoek, ontwikkelt een visie en bepaalt vervolgens welke informatie relevant is voor het ontwerpen van een voedingsadvies, een voedingsbeleid, een marketing- en/of communicatieplan, een productconcept of een onderzoeksdesign. HOOFDFASEBEKWAAM STAGEBEKWAAM BEROEPSBEKWAAM De student kan trends,
De student kan relevante informatie
De student heeft een professionele
maatschappelijke ontwikkelingen en
selecteren op basis van criteria ten
visie op trends en maatschappelijke
wetenschappelijk onderzoek op het
einde een voedingsadvies,
ontwikkelingen op voedingsgebied.
gebied van voeding signaleren en
voedingsbeleid,
analyseren.
marketing/communicatieplan, productconcept of onderzoeksdesign op te kunnen stellen.
Het auditteam heeft geconstateerd dat iedere module gericht is op één of meerdere leerdoelen (het verwerven van een of meer deelcompetenties). De vormgeving van de modules gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de door hem verworven kennis in stelling moet worden gebracht wil hij de praktijkopdrachten met succes kunnen uitvoeren. Onderdeel van het leerproces is tevens zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Op die wijze worden studenten in staat gesteld hun eigen leerproces te sturen. Het totale programma is zodanig opgezet dat studenten ook deze competentie stap voor stap kunnen verwerven. Bieden inhoud en vormgeving van de afzonderlijke modules de student de gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven, de wijze waarop vervolgens de modules in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk de in het landelijk profiel geformuleerde kwalificaties te verwerven. Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed omdat: de opleiding door het hele programma op zeer inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen heeft vastgesteld die aantoonbaar zijn afgeleid van de eindkwalificaties; de leerdoelen het bereik en het niveau hebben, corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties Voeding en Diëtetiek; de onderwijsblokken en de daarbinnen gepositioneerde projecten van het studieprogramma duidelijk opgebouwd zijn rond een aan de praktijk gerelateerd thema en gericht op concrete en toetsbare leerdoelen; de leerdoelen en de praktijkopdrachten in complexiteit toenemen om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam HBO-niveau is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 18
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De samenhang binnen het curriculum, zo blijkt uit het leerplan, wordt zowel nagestreefd in inhoudelijke- als in onderwijsdidactische zin via een afstemming van de diverse werkvormen. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen in een semester) als de verticale samenhang waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. De voor de opleiding Voeding en Diëtetiek geldende algemene HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde beroepsprofiel. De eisen die aan een afgestudeerde HBO’er op het terrein van voeding en diëtetiek worden gesteld, zijn in dat profiel beschreven in onderling samenhangende competenties. De opleiding heeft in de studiegids per module op een heldere wijze aangegeven welke ‘relatie’ de betreffende module heeft met andere modules van de opleiding. Een visuele weergave van deze relaties brengt goed in beeld op welke wijze de verschillende modules zich ten opzichte van elkaar verhouden. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de opleiding de competenties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt op een telkens complexer niveau, waarbij alle eindkwalificaties steeds terugkomen. Deze programma-opbouw waarbij onderwerpen, thema’s, probleemstellingen, taakopdrachten e.d. telkens op een hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bepaalt eveneens in hoge mate de samenhang van het studieprogramma. In documentatie van de opleiding wordt er op gewezen dat men ‘extra aandacht’ heeft besteed aan het inzichtelijk maken van de samenhang tussen de studieonderdelen en tussen de studieonderdelen en de eindkwalificaties. In de studiehandleidingen zijn schema’s opgenomen met de B-competenties per blok. Ieder studiejaar is ingedeeld in vier blokken. In elk blok staat een thema centraal, dat wordt uitgewerkt in een projectopdracht. Gerelateerde programmaonderdelen ondersteunen het thema. Een voorbeeld: in het eerste propedeuseblok draait het project om het ontwikkelen van een sportdrank voor diverse typen van sportbeoefening. Verschillende aspecten van de energielevering komen daarbij aan bod. De kennis over de energiebehoefte en -levering is afkomstig uit recente vakliteratuur. In hoorcolleges en practica wordt hieraan aandacht besteed. Aan het begin van de opleiding kunnen studenten tijdens vier ‘snuffeldagen’ kennismaken met de beroepspraktijk. Studenten lopen dan mee met een beroepsbeoefenaar in het domein Voeding en Gezondheid. In het eerste blok van het tweede jaar leren studenten sollicitatiebrieven schrijven en wordt aandacht besteed aan het werven van een praktijkopdracht. In een assessment ‘solliciteren’, waarin de opleiding samenwerkt met Nutri-Akt, het wervings- en selectiebureau voor voedingsdeskundigen, vindt de toetsing plaats. Studenten voeren dan een praktijkopdracht uit in een beroepssituatie, zowel in een (para)medische als in een meer commerciële setting. In het derde jaar komen relevante thema’s uit de beroepspraktijk aan bod, waarbij bevindingen uit recent wetenschappelijk onderzoek leidend zijn. Daarna volgt de eerste praktijkleerperiode of stage van vijftien weken. In het vierde jaar worden modules gevolgd door de tweede stage van vijftien weken. Studenten sluiten de opleiding af met een afstudeeropdracht, die ze vrijwel geheel zelfstandig uitvoeren. Die opdracht krijgen ze aangeboden door bedrijven en/of instellingen uit het domein voeding en diëtetiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 19
Uit curriculumevaluaties en STM-2004 blijkt verder dat studenten het onderwijs als samenhangend ervaren. Zo scoort de vraag: ‘is er samenhang tussen de programmaonderdelen?’ in STM-2004 een 3.7 en in STM-2005 is deze score verhoogd tot 3.9. De score op ‘aansluiting programma op beroepspraktijk’ is 3.6 in STM-2004 en 3.7 in STM-2005 (beide op een vijfpuntschaal). Niet alleen in de programmabeschrijving maar ook in de detailinformatie op blok- en moduleniveau wordt deze samenhang zichtbaar gemaakt. En wel als volgt: de blokken waaruit de programma’s zijn opgebouwd, zijn qua inhoud en thematiek telkens en expliciet ontleend aan bepaalde specifieke deelcompetenties zoals beschreven in de eindkwalificaties; kernelement in de vormgeving van elk blok is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; de blokken zijn aantoonbaar gericht op de beroepspraktijk, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis en vaardigheden uit verschillende deelgebieden te integreren; de blokken zijn zodanig ontworpen en in de programma’s gepositioneerd dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student; de begeleiding door docenten is (ondermeer) gericht op het bewaken van de samenhang in de individuele leerroute van de student; Alle blokken/modules tezamen bestrijken alle competenties zoals deze zijn opgenomen in de eindkwalificaties.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle leerroutes van de opleiding als goed: vakdidactisch is het curriculum volgens het auditteam goed doordacht. Basiskennis en basisvaardigheden worden de student al vroeg in de studie bijgebracht, hetgeen het auditteam beschouwt als een belangrijke voorwaarde om op basis van deze kennis en vaardigheden de studie verder te volgen; het auditteam constateert dat de opleiding Voeding en Diëtetiek en de onderwijsontwikkelaars zich in voldoende mate vakinhoudelijk verdiept hebben in het vakgebied om de samenhang in het programma, van eenvoudig/basis naar complex/integratief, te borgen; de relatie tussen de leerdoelen en de praktijk is helder i.c. goed traceerbaar, herleidbaar en logisch.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 20
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Algemeen geldt binnen de Hogeschool van Amsterdam, dat studenten indien er bijzondere (persoonlijke) omstandigheden van invloed zijn op de studievoortgang, gebruik kunnen maken van het studentendecanaat. Het studentendecanaat handelt onafhankelijk van de opleidingen. De decaan beoordeelt of de door de student aangevoerde omstandigheden volgens het studentenstatuut voldoen aan de omschrijving “bijzondere omstandigheden”. Indien dit het geval is, wordt de opleiding daarvan op de hoogte gesteld door het decanaat en dient de opleiding bij beoordeling en begeleiding van de student rekening te houden met deze bijzondere omstandigheden. Voor de opleiding Voeding en Diëtetiek geldt het volgende: de studielast is per module vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS) waarbij na elk studieonderdeel een evaluatie plaatsvindt in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studieloopbaanbegeleiding. Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. De studielast is in principe gelijk verdeeld over het studiejaar zo blijkt uit de studiegids: ieder blok van tien weken telt vijftien studiepunten. De opleiding heeft gekozen voor een meer gestructureerde opzet van de projectopdrachten in het propedeutische jaar. Eerdere ervaringen wezen namelijk uit dat studenten vaak te laat van start gingen. Dat is een bekend fenomeen bij projectonderwijs, zo geeft de opleiding zelf aan, waarbij het eindproduct na acht weken klaar moet zijn. Deze meer gestructureerde aanpak is succesvol gebleken zo geeft de opleiding aan: studenten bieden producten nu sneller dan voorheen (in de derde week) ter beoordeling aan de consultants aan (dit zijn docenten die de inhoudelijke aspecten van een project begeleiden). Dit beïnvloedde niet alleen de studielast in positieve zin, maar ook het niveau van de producten. Vanwege de positieve reacties van zowel studenten als docenten zijn de projectopdrachten in andere blokken nu op dezelfde wijze gestructureerd. Derdejaars studenten vinden de studielast van de keuzemodules hoog, zo blijkt uit evaluaties. De opleiding verwacht dat deze (door studenten ervaren) studielast zal afnemen door de nieuwe opzet in de eerste twee studiejaren, met beoordelingsmomenten vanaf de derde week van het blok. Bovendien wordt een deel van de stof uit het derde jaar naar het tweede studiejaar overgeheveld. Dit levert naar het oordeel van het auditteam een meer gelijkmatige verdeling op van de studielast over het tweede en derde jaar. De invoering van de major-minor-structuur met ingang van het studiejaar 2005-2006 leidt tot een herschikking van onderdelen van het curriculum. Dit biedt de opleiding, zo geeft zij aan, de kans om de inhoud en vorm van keuzemodules in het derdejaar meer in overeenstemming te brengen met de ervaren studielast. De opleiding maakt voor het registreren van de studieresultaten van de studenten gebruik van een geautomatiseerd systeem, genaamd Volg+. Aan het eind van ieder lesblok ontvangt iedere student een resultatenoverzicht. Tevens is op het intranet van de Hogeschool een actueel overzicht beschikbaar voor iedere student, genaamd “boom on-line”. De coaches (studiebegeleiders) van de studenten in het 1e en 2e studiejaar ontvangen ook een overzicht van de behaalde resultaten van hun studenten. Deze resultaten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 21
worden besproken met de studenten. In het 3e studiejaar krijgt de stagecoördinator de overzichten met behaalde resultaten om na te gaan of de student aan de instapvoorwaarden voldoet voor de stage. Als dit niet het geval is, wordt de student opgeroepen voor een gesprek en wordt er in overleg met de student een studieplanning gemaakt om de achterstand zo snel mogelijk in te lopen. Indien persoonlijke omstandigheden van invloed zijn, kan de student zijn coach uit het 1e en 2e jaar raadplegen. In het 4e studiejaar worden de studenten tijdens hun stage en afstudeeropdracht begeleid door een docent die vanuit de opleiding met name het proces begeleidt en toe ziet op de studievoortgang. Studenten die langer dan vier jaar over de studie doen, worden begeleid door een docent die de specifieke taak heeft om ‘vertragers’ te begeleiden. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast; de opleiding via evaluaties beschikt over een adequaat instrumentarium om studievoortgang belemmerende factoren te identificeren en op basis daarvan remediërende maatregelen te treffen, hetgeen de opleiding ook daadwerkelijk doet, zo is het auditteam tijdens de audit gebleken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 22
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Terwijl de ontwikkeling van de brede opleiding Voeding en Diëtetiek nog in volle gang was, is binnen de opleiding een projectgroep aan het werk gegaan om de instroom voor het jaar 2002-2003 en de jaren daarna te verhogen. Het aantrekkelijk maken van de opleiding voor studenten was daarbij een van de voornaamste doelen. Een en ander resulteerde in een curriculum met meer keuzemogelijkheden voor studenten. Deze nieuwe opzet vormde een belangrijk aandachtspunt in de communicatie over de opleiding, onder andere tijdens de open dagen. De instroom verdubbelde van 67 studenten in september 2001 naar 147 studenten in 2004. In de door het auditteam bestudeerde notities ‘Oriëntatie op kansen en mogelijkheden’ en ‘Eindrapport Project Marketing en Instroom’ van de opleiding wordt uitgebreid ingegaan op de instroom van studenten. Aandacht wordt besteed aan de positie van de opleiding en de resultaten van een strategische verkenning waarin opgenomen een paragraaf over de instroom van studenten. Binnen de totale instroom onderscheidt de opleiding een aantal doelgroepen: havisten, vwo’ers, mbo’ers, allochtonen, tweede-kans-studenten en deelnemers aan het postinitieel onderwijs. Gediplomeerden van het havo vormen de grootste groep instromers voor de opleiding. Uit het rapport ‘Project Marketing & Instroom’ blijkt dat de opleiding een zo goed mogelijk beeld probeert te krijgen van de verschillende instroomgroepen: hun achtergrond, interessen, kennis en vaardigheden om vervolgens hier bij aan te sluiten met het curriculum. Zo probeert de opleiding al vroegtijdig de belangstelling te wekken van de potentiële groep studenten. De opleiding tracht het opleidingsconcept zo nauwkeurig mogelijk af te stemmen op de behoeften van de doelgroep door hun mening te peilen, zo constateert het auditteam op basis van documenten waarin dieper wordt ingegaan op de wijze waarop de opleiding contacten onderhoudt met het aanleverend onderwijs (mbo, havo en vwo). Het auditteam heeft de Student Tevredenheids Monitor 2005 bestudeerd. Studenten geven hierin aan dat de opleiding in voldoende mate aansluit bij hun vooropleiding. Zo blijkt 77% van de studenten van de opleiding Voeding en Diëtetiek de aansluiting tussen propedeuse en de laatst gevolgde opleiding op het aspect ‘inhoud studie’ als ‘goed’ te beoordelen. Voor wat betreft het niveau van de studie ligt dit percentage op 72%. De opleiding heeft een studieprogramma dat in moeilijkheidsgraad toeneemt en in voldoende mate aansluit bij de beginsituatie van de student. Studenten die problemen ondervinden, worden actief begeleid door de opleiding. Het auditteam constateert dat de opleiding over voldoende kennis van en inzicht in het kennispeil van de doelgroep beschikt.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende gelet op het feit dat: de opleiding voldoende inzicht heeft in de beginsituatie van de potentiële groep instromende studenten waardoor de opleiding in staat is een opleidingsprogramma aan te bieden dat aansluit bij de beginsituatie van de instromende groep studenten;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 23
het gevoerde beleid op dit terrein is voldoende inzichtelijk gemaakt in de documentatie en tijdens de gesprekken; uit evaluatieonderzoek onder studenten blijkt dat zij tevreden zijn over de aansluiting tussen hun vooropleiding en de opleiding Voeding en Diëtetiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 24
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:4 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding Voeding en Diëtetiek van de HvA bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet voor de opleiding Voeding en Diëtetiek als voldoende te kwalificeren.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 25
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De opleiding werkt volgens het ‘competentiegericht leren’-concept waarbij de nadruk ligt op het zelfstandig eigen kunnen maken van kennis. Expliciet wordt er in de studiegids op gewezen dat gestreefd is naar een studieklimaat waarin studenten zelfstandig kennis leren verwerven. Daarom staan competenties centraal en is het curriculum opgebouwd op basis van competentieniveaus. Gebruikmakend van een portfolio demonstreert de student de verworven algemene HBO- en beroepsspecifieke competenties. Het onderwijs is voor een belangrijk deel georganiseerd in projecten waarbij gewerkt wordt met praktijksituaties. Tijdens de aanvangsfase van de studie wordt gewerkt met praktijksimulaties die later in de studie vervangen worden door reële casussen uit de gezondheidszorg en/of het bedrijfsleven. Studenten werken dan in groepen aan een probleem om vervolgens te komen tot een eindproduct. Vaardigheden die de studenten hierbij leren, zijn: organiseren, samenwerken en leiding geven. Een voorbeeld hiervan is de module: ‘de slechte eter’. Eén van de werkvormen die hierbij gehanteerd wordt, is het practicum waarbij onderzocht wordt welke voedingsmiddelen geschikt en aantrekkelijk zijn voor de slechte eter en waarbij aandacht wordt besteed aan het vaststellen van de voedingstoestand, dementie, depressies en andere lichamelijke en geestelijke beperkingen. De opleiding merkt expliciet op dat men voorloper is in het implementeren van het landelijk ontwikkelde skills (vaardigheden)onderwijs. De opleiding maakt, zo heeft het auditteam goed kunnen constateren, gebruik van de volgende didactische werkvormen: Projectonderwijs Practicum (Hoor)colleges Vaardigheids-/skills onderwijs Focusdiscussies Assessments Uit de beschrijving van de verschillende onderdelen van het studieprogramma blijkt bijvoorbeeld dat gerelateerd aan een bepaald thema (bijvoorbeeld: warenwet, vruchtendranken en –sappen, groente en fruit, aardappelen) specifieke vaardigheden aangeboden en geoefend worden. Onder deze vaardigheden worden verstaan: praktische-, sociale- en communicatieve vaardigheden. Naast bijeenkomsten zullen studenten, zonder begeleiding van docenten, vaardigheden moeten oefenen en testen a.d.h.v. feedback van medestudenten. De skills-modules zijn opgebouwd volgens een vast stramien: als voorbereiding bestudeert de student literatuur, worden videobanden met voorbeeldgesprekken bestudeerd en worden studietaken gemaakt. In de onderwijsblokken wordt uitgegaan van praktijkgerichte situaties en vraagstukken die zoveel mogelijk ontwikkeld zijn met vertegenwoordigers uit het werkveld. Een koppeling aan de echte praktijksituatie of inbreng van externe deskundigen wordt hierbij als een vereiste gehanteerd. Het initiatief hiertoe ligt bij de studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 26
Vergelijken we de competenties/werkvormen/inhoud van de vakken gedurende de gehele opleiding, dan is er sprake van een duidelijk herkenbare relatie tussen competentie en vakinhoud en de door de opleiding gehanteerde werkvorm. Zo wordt er in de eerste fase van de studie een veelheid aan werkvormen gehanteerd met als doel de student een goed kennisfundament te bieden: hoorcolleges op het terrein van voedingsstoffen, producten en bereidingstechnieken, voedingsanamnese, consumentgedrag en fysiologie. Daarnaast is er ruimte in het curriculum opgenomen voor actuele onderwerpen. In de latere fase van de studie wordt veel aandacht besteed aan het kunnen toepassen van kennis: zo moeten studenten tijdens de studie in het project ‘Vegetarische voeding’ in een groep werken aan informatiemateriaal over vegetarisch voedsel en moeten zij een onderzoeksprotocol schrijven voor het onderzoek naar de motieven van consumenten bij de aankoop van voedingsmiddelen. Het auditteam heeft op basis van gesprekken en na bestudering van de studiegids en studiemateriaal een goed overzicht en voldoende zicht gekregen op de inhoud van het studieprogramma en de gehanteerde werkvormen. Duidelijk komt hieruit naar voren dat de opleiding de student ook voldoende diepgang biedt: zo wordt er uitgebreid aandacht besteed aan de meer fysiologische kant van voeding getuige studieonderdelen als: Gastro-intestinale problematiek en een afzonderlijke module over nieren (verplicht voor de BIG-route). Ook Engelstalige modules komen aan bod zoals ‘Advanced nutrition and human metabolism’ en ‘Food safety and consumers’. Bij deze laatst genoemde studieonderdelen is gekozen voor werkvormen als projecten, hoor- en werkcolleges. Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed gelet op het volgende: het didactisch concept van de opleiding Voeding en Diëtetiek is in de programma-onderdelen duidelijk ontleend aan de doelstellingen van de opleiding waarin het verwerven van algemene, beroepsspecifieke en interdisciplinaire competenties centraal staan; het didactisch concept sluit daarop goed aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de projectbasisstructuur van het programma; de centrale plaats die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de interdisciplinaire beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 27
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Op toetsingsgebied heeft binnen de opleiding Voeding en Diëtetiek het afgelopen jaar een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden. Borging van de kwaliteit van toetsing heeft hierbij extra aandacht gehad, zo is het auditteam gebleken. Het toetsbeleid wordt beschreven in het ‘Docentenhandboek toetsen en beoordelen’ van de opleiding. Dit wordt momenteel geactualiseerd door een docent die ook betrokken was bij het opstellen van het landelijke competentieprofiel. Daarnaast heeft de opleiding prioriteit gegeven aan de praktijk van het toetsen en het verder verbeteren daarvan. Dit geldt om te beginnen voor de beoordeling van de projecten in de propedeuse: de beoordeling daarvan is aangescherpt en meer individueel. Uit het genoemde docentenhandboek blijkt dat de opleiding een toetsbeleid geformuleerd heeft, dit goed uitvoert en evalueert. Bij de evaluatie van het toetsbeleid zijn betrokken: studenten, docenten, alumni, de kwaliteitsmedewerker en (bij stage- en afstudeerbeoordelingen) vertegenwoordigers uit het werkveld. Ook bij de constructie van toetsen zijn meerdere deskundigen betrokken, bijvoorbeeld door intercollegiaal overleg en screening. Mutatis mutandis geldt dit ook voor de beoordeling van toetsresultaten. De toetsingscriteria zijn vooraf bekend bij de studenten en het toetsbeleid en de toetsing worden geëvalueerd door studenten. De opleiding draagt zorg voor een goede voorlichting over de examens en toetsen, evenals over de klacht- en beroepsmogelijkheden. Het auditteam constateert dat de verwerking, analyse en administratie van toetsresultaten goed verloopt via vaste procedures. Vorderingen en ontwikkeling van de (groepen) studenten worden systematisch gevolgd, vastgelegd en gerelateerd aan het rendement. Docenten worden geschoold in het kunnen construeren, afnemen en beoordelen van toetsen. De meeste toetsen binnen een studieblok worden door de zogeheten blokteams samengesteld. Na afloop van de toetsing van een blok vindt evaluatie plaats en worden afspraken gemaakt over eventuele aanpassingen. Het meest in het oog springende voorbeeld is de Overall-toets (OAT). Deze toets is voor het eerst gebruikt in het studiejaar 2001-2002. Er is destijds voor gekozen om het kennisniveau van de eerstejaars studenten per semester – uit twee opeenvolgende lesblokken – schriftelijk te toetsen. Omdat de resultaten matig waren, is het soort vragen in de OAT in 2002-2003 en 2003-2004 aangepast. De eerste versie bestond uit multiple choice-vragen, de latere uit juist/onjuist-vragen. De resultaten bleven echter onder de maat. Studenten gaven aan dat de voorbereiding op het samengesteld toetsen na twee blokken moeilijk was. Daarom toetst de opleiding, en het auditteam vindt dit terecht, sinds het studiejaar 2004-2005 de noodzakelijke kennis direct aan het eind van een lesblok. De resultaten zijn tot nu toe beduidend beter dan voorheen. Studenten beoordelen de toetsing als voldoende, zo blijkt uit de resultaten van de blokevaluaties en in de STM-2005 geven studenten toetsing en beoordeling een score van 3.1. Binnen de opleiding is tevens multidisciplinaire casustoetsing in het tweede jaar ingevoerd. Multidisciplinair wil in dit verband zeggen dat alle docenten (van een blok) samenwerken aan de ontwikkeling van een casustoets. Ook voor de ontwikkeling van assessments geldt dat er meer docenten bij betrokken zijn. Het auditteam vindt dit een goede ontwikkeling. Met ingang van het studiejaar 2005-2006 vindt er een ‘integratieve’ toetsing plaats aan het eind van ieder blok. Het besluit hiertoe is onlangs in het teamoverleg genomen en de Stuurgroep komt met voorstellen over de uitwerking van dit besluit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 28
Uit de documentatie blijkt dat de opleiding een breed palet aan toetsvormen hanteert dat goed aansluit bij de inhoud van de module. Zo wordt bij het studieonderdeel ‘Gastro-intestinale problematiek’ gebruik gemaakt van toetsvormen als presentaties en casustoets. Het studieonderdeel ‘Diabetes in de praktijk’ wordt getoetst door middel van een casustoets. Voor het vak ‘Fysiologie’ wordt gebruik gemaakt van een kennistoets en een presentatie. De opleiding Voeding en Diëtetiek evalueert het onderdeel ‘Toetsing en beoordeling’ onder studenten op aspecten als: Inhoud toetsen sluit aan op voorafgaand onderwijs; Heldere beoordelingscriteria van toetsen; Kwaliteit feedback van docenten; Resultaten toetsen met docenten bespreken. Uit de evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de toetsing en de wijze van beoordeling. Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed omdat: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen op een gestructureerde en gecontroleerde wijze goed wordt uitgevoerd; de gehanteerde toetsvormen goed aansluiten op de werkvormen en de gebruikte toetsen zondermeer voldoende valide en betrouwbaar zijn. Het docentenhandboek wordt thans herzien om zo de kwaliteit van ‘toetsen en beoordelen’ nog verder te borgen; er adequate en aantoonbare verbeteracties zijn; studenten positief oordelen in studentenevaluaties over dit facet; het toetsbeleid op metaniveau in het ‘Docentenhandboek toetsen en beoordelen’ goed beschreven is. SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding Voeding en Diëtetiek een programma: dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd; dat qua oriëntatie en organisatie duidelijk gericht is op het werkveld; waarbij praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de gerichtheid op beroepstaken een goede waarborg vormen voor de interne samenhang van het programma; dat voorts ruime mogelijkheden biedt aan de studenten om hun opleiding tot voedingsdeskundige te realiseren via frequente en gestructureerde interactie met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 29
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Zo betrekt de opleiding het werkveld bij de ontwikkeling van het curriculum. Ook bij de uitvoering van het onderwijs werken opleiding en werkveld intensief samen, wat onder meer blijkt uit gastlessen, bedside teaching (zie hieronder) en de beoordeling van afstudeerprojecten door beroepsbeoefenaren uit het werkveld. Met de afdeling Diëtetiek van het AMC bestaat sinds het studiejaar 2003-2004 een samenwerkingsverband. Het gaat om bedside teaching en de begeleiding bij dieetleerlessen en casuïstiek, alle in het derde studiejaar. Door de afstudeeropdrachten en de stages in het derde en vierde jaar bestaan er intensieve contacten met het werkveld, zowel op paramedisch- als voedingskundig gebied. Bij het invullen van vacatures wordt veelal gewerkt met deeltijdaanstellingen, zodat de medewerkers ook in de beroepspraktijk kunnen blijven werken. Vijf van de veertien docenten zijn zelf werkzaam in de beroepspraktijk. Volgens het interne auditrapport waren de netwerken van het personeel nog onvoldoende gedocumenteerd. Inmiddels heeft de opleiding haar netwerken in kaart gebracht en zijn de cv’s geactualiseerd. Het auditteam heeft de cv’s van alle medewerkers van de opleiding bestudeerd. Hieruit is gebleken dat de meeste docenten beschikken over zowel ervaring binnen het werkveld voeding als over relaties met dat werkveld. Zo zijn docenten werkzaam binnen het VUMC als onderzoeker, statisticus, als initiatiefnemer van het landelijk overleg coördinator onderzoek en onderwijs bij academische diëtetiekafdelingen, als lid van de Nutrition Society, als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Voedingsleer en Levensmiddelentechnologie. Ook hebben docenten aantoonbare contacten met Unilever Health Institute, het Ministerie van VROM, Numico en het LUMC. Uit verschillende cv’s blijkt dat docenten in het kader van onderwijs, afstudeerprojecten en stages tientallen contacten hebben met het werkveld. Op het gebied van internationalisering bestaat er een omvangrijk netwerk, zo constateert het auditteam. Drie docenten participeren in internationaliseringtrajecten. Ook heeft de opleiding samenwerkingsverbanden met het wetenschappelijk onderwijs (UvA, VU en WUR) via afstudeerprojecten, zijn er veel contacten met buitenlandse opleidingen, gaan er meerdere docenten jaarlijks naar internationale congressen om presentaties te geven en publiceren docenten in tijdschriften op het terrein van voeding en diëtetiek. Omdat de opleiding nog meer aandacht aan ‘internationalisering’ wil besteden, hebben alle docenten een cursus Engels op maat gevolgd. Uit de Studenten Tevredenheids Monitor HvA 2005 blijkt dat studenten meer dan gemiddeld tevreden zijn (3.8 op een 5-puntschaal) over het kennisniveau i.c. ‘actuele kennis docenten over beroepspraktijk’ (bron: STM-HvA 2005).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 30
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: de docenten van de opleiding frequent contact onderhouden met het werkveld; de docenten door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; een aantal docenten intensieve en voor de opleiding relevante relaties heeft met het werkveld, i.c. hier nog ten dele werkzaam is. Dit bevordert het proces waarbij nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied snel deel uit maken van het studieprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 31
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen In totaal verzorgen veertien docenten, twee onderwijsassistenten en een stagecoördinator het onderwijs. Deze werken allen parttime, met een gemiddelde aanstelling van 0.6-0.8 fte. De totale formatie omvat 9.5 fte (per 1 april 2005). Vanwege de sterk toegenomen instroom de afgelopen drie jaar is het takenpakket van een aantal docenten uitgebreid, tijdelijk of structureel. Ook verzorgen tijdelijke docent-tutoren van een andere opleiding een groter deel van het niet-vakgebonden onderwijs (studiecoaching en procesbegeleiding bij de projecten). Hiermee wilt de opleiding de vakinhoudelijke input garanderen. Daarnaast is de onderwijsondersteuning vanuit de afdeling Diëtetiek in het AMC in het derdejaars onderwijs sinds het studiejaar 2003 uitgebreid met 0.3 fte. De opleidingsmanagers van het Instituut ALO/Voeding werken op dit moment aan een voor het hele instituut geldende taaklast-systematiek. Deze zal voor het studiejaar 2005-2006 gereed zijn en een gedifferentieerd inzicht geven in de inzet van elke individuele docent. In een personeels- en organisatieplan (dat overigens een werkdocument is) voor de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, Sportmanagement & Ondernemen en Voeding en Diëtetiek (2005-2009), is het personeelsbestand en de formatie uitgewerkt. Voor het inzetten van voldoende personeel wordt binnen de HvA de ‘standaard’-docent-student-ratio 1:30 gehanteerd (voltijd). De voorlopig voor 2006 voor het gehele instituut geplande ratio van 1:30,8 is naar het oordeel van het auditteam aan de forse kant. Met oudere medewerkers zijn/worden afspraken gemaakt over de datum van hun pensioneren. Op deze manier kan rekening worden gehouden met de uitstroom van competenties en expertise. De opleiding heeft hiervoor een ‘buddy’-systeem gecreëerd, waarin jongere medewerkers door oudere medewerkers worden begeleid. Een en ander moet wel binnen de instituuts-docent-student-ratio worden uitgevoerd. Dit draagt bij aan een verhoogde werkdruk. Het ‘buddy’-systeem is onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering om kennis van vertrekkende medewerkers over te dragen. Tevens kan dit systeem worden gebruikt om nieuwe medewerkers in te werken en kennisoverdracht te bevorderen tussen zittende medewerkers. In het kader van kwaliteitsverbetering zijn hiervoor ook andere manieren voorhanden (supervisie, intervisie, onderlinge presentaties, het bijwonen van elkaars lessen). Het ziekteverzuimpercentage wordt gehandhaafd op een niveau van < 4%. Het streven is dit terug te brengen naar 2,5-3%. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: de huidige omvang van de formatie de opleiding in staat stelt het opleidingsprogramma uit te voeren; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren. Wel merkt het auditteam op dat de ratio docent-student niet te ver moet oplopen en het auditteam geeft de opleiding Voeding en Diëtetiek dan ook in overweging om verdere stijging van de docent-student-ratio te voorkomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 32
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Het personeel van Voeding en Diëtetiek is prima gekwalificeerd voor wat betreft de kennis van het beroep, de ontwikkelingen van het werkveld en de wetenschappelijke ontwikkelingen in het (internationale) beroepsveld. Vanuit didactisch oogpunt is het docentenkorps geschoold in competentiegericht leren in relatie tot het beroepsprofiel dat in samenwerking met het werkveld is opgesteld. Ruim de helft van het aantal docenten is wetenschappelijk opgeleid; twee daarvan zijn gepromoveerd. Veertien personen verzorgen het onderwijs; daarvan zijn er acht gekwalificeerd voor alle onderdelen Food Science, vier voor de onderdelen Social Science, twee voor de medische vakken en een voor de economische- en marketingonderdelen. Bijna alle onderdelen van het curriculum kunnen inhoudelijk worden afgedekt. Waar dit niet het geval is, wordt externe expertise ingezet. Dit geldt bijvoorbeeld voor de module Journalistiek in het derde jaar, die wordt verzorgd door docenten van het Instituut Media en Informatie Management (MIM). In alle studiejaren worden (structureel) gastdocenten ingezet. De opleiding organiseert open middagen voor stagebegeleiders in het werkveld en biedt ook ondersteuning bij de begeleiding van studenten. Een stageteam bewaakt de kwaliteit van begeleiders. In het verleden verzorgde het team cursussen praktijkbegeleiding, maar de behoefte hieraan is momenteel gering. Het management voert jaarlijks functioneringsgesprekken met alle medewerkers. Van deze gesprekken wordt een verslag gemaakt. Zowel de medewerker als de manager ondertekenen dit verslag. Met alle medewerkers is een POP opgesteld en zijn – ook voor de opleiding relevante – scholingswensen geïnventariseerd en waar mogelijk gerealiseerd. Naar aanleiding van de opleidingswensen wordt jaarlijks een scholingsplan vastgesteld en voldoende budget gereserveerd om dit te realiseren. In de periode september 2004-maart 2005 volgde negentig procent van de personeelsleden een cursus Engels ‘op maat’ van zes maanden. Vorig jaar volgde het docententeam een bijscholing onderzoeksmethoden en SPSS van acht bijeenkomsten. Daarnaast is de opleiding gestart met een ontwikkelingstraject voor beginnende studiecoaches. Het personeels- en organisatieplan stelt dat de opleiding Voeding en Diëtetiek zich moet ontwikkelen tot een expertisecentrum. De expertise heeft betrekking op twee aspecten van het HBO, namelijk expertise ten aanzien van de ontwikkelingen in het beroepsveld en ten aanzien van de onderwijsontwikkeling. Zo moet de docent competent zijn om te zorgen dat ‘de juiste student op de juiste studieplaats’ terecht komt. Studieloopbaanbegeleiding en het coachen van studenten zijn een integraal onderdeel van de docentenfunctie. De docent moet een ‘rolmodel’ voor de student zijn en hij weet in zijn werk goed gebruik te maken van moderne (onderwijs-) technologie. Wat studenten vinden van de kwaliteit van de docenten blijkt uit de resultaten van de onderwijsevaluaties en STM-HvA. De actuele kennis over de beroepspraktijk scoort redelijk hoog, namelijk een 3.8 op een 5 puntschaal. De didactische kwaliteit van docenten krijgt een 3.4.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 33
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: wat vakdeskundigheid en inzicht in het werkveld betreft de docenten voldoende toegerust zijn om de opleiding op HBO-niveau te verzorgen; de meeste docenten actief werkzaam zijn (geweest) in het domein Voeding en Diëtetiek en zorgen voor een consequente en vóórtdurende inbreng van hun expertise in het programma.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als voldoende omdat: het personeel in staat is de verbinding met de beroepspraktijk te leggen; de inzet van personeel kwalitatief en kwantitatief op een voldoende niveau staat om het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk te maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 34
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen In de door het auditteam bestudeerde notitie ‘ALO-resultaten- en activiteitenplan 2004-2005’ wordt nog melding gemaakt van ‘extra druk op de accommodatie (…) en barst de huidige voorziening feitelijk uit zijn jasje’. Inmiddels is de opleiding Voeding en Diëtetiek verhuisd naar een goed geoutilleerd nieuw gebouw alwaar ook de audit van 13 juni jl. heeft plaatsgevonden. Het auditteam is onder de indruk van het voorzieningenniveau. Dit geldt bijvoorbeeld voor zowel de practicaruimten alsook voor ICT-voorzieningen, de mediatheek, tijdschriften en handboeken. De opleiding heeft duidelijke eisen geformuleerd waaraan de ruimten van de opleiding dienen te (blijven) voldoen. Zo zijn er streefnormen gehanteerd bij de bouw van het practicumlokaal voeding en twee multifunctionele practicumruimten voor sensorisch onderzoek, productonderzoek, gesprekspractica, antropometrische bepalingen en computers met opleidingsspecifieke software voor stand alone-gebruik. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Voeding en Diëtetiek als goed omdat: de ultra-moderne huisvesting en materiële voorzieningen ruim toereikend zijn om de opleiding te realiseren; er met het oog op de nabije toekomst op facultair niveau een goed inzicht bestaat in de wensen en eisen t.a.v. de materiële voorzieningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 35
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen Bij de start van de nieuwe brede opleiding Voeding en Diëtetiek is de studiecoaching (voorheen studieloopbaanbegeleiding) geïntensiveerd, zo blijkt tijdens de audit. Er worden nu meer docenturen voor uitgetrokken. De studiecoaches hebben vanaf het eerste studiejaar een groep van zestien studenten onder hun hoede. Zij voeren per blok minstens twee individuele begeleidingsgesprekken met de studenten over hun studievoortgang en competentieontwikkeling en bieden begeleiding bij het inrichten van een portfolio. Elke studiecoach volgt zijn coachgroep minstens twee studiejaren. In een intern auditrapport van de opleiding is nog opgemerkt dat er geen procedure was voor het bewaken van de studievoortgang. Inmiddels is deze ontwikkeld en onlangs in gang gezet. Studenten zijn, zo is gebleken tijdens de audit, op de hoogte van het behaalde aantal studiepunten en studiecoaches kunnen de voortgang qua studiepunten van hun coachgroep monitoren. De procedure ziet er als volgt uit: 1. iedere student ontvangt via zijn studiecoach na afloop van elk blok een studiepuntenoverzicht; 2. iedere studiecoach ontvangt aan het eind van elk blok een studiepuntenoverzicht van alle studenten uit zijn coachgroep; 3. studenten hebben inzage in hun studiepunten op ‘Boom-online’ via BSCW; 4. een speciaal daarvoor aangestelde studiecoach ondersteunt studenten die in het laatste studiejaar extreme studievertraging hebben opgelopen. Wat betreft de overige studiebegeleiding kunnen studenten gebruikmaken van de algemene ondersteuningsmogelijkheden bij de afdeling studentzaken van de HvA. Studenten kunnen bovendien een afspraak maken met een decaan, bijvoorbeeld wanneer zij aanspraak willen maken op bijzondere regelingen (zoals verlengde toetstijd bij dyslexie), of bij twijfels over de juiste studiekeuze of persoonlijke problemen. Als er sprake is van ‘bijzondere omstandigheden’, dan ontvangt de studiecoach een terugrapportage van het decanaat. Studenten die overwegen de studie te staken, wordt geadviseerd een gesprek te voeren met de decaan. Bijna alle studenten geven hieraan gehoor en indien een student definitief heeft besloten de opleiding te verlaten, vult hij bij een van de decanen (anoniem) een vragenlijst in, die door het decanaat aan de opleiding wordt teruggestuurd. Vervolgens wordt deze lijst bestudeerd door de opleiding Voeding en Diëtetiek en wordt serieus besproken welke consequenties de op- en aanmerkingen hebben van de studenten. Studentenevaluaties laten zien dat de studenten tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleiding van de opleiding. De door het auditteam tijdens de audit gesproken studenten bevestigden dit beeld zondermeer en unaniem en ervoeren begeleiding en coaching zelfs als direct (‘korte lijnen/open deuren) en zeer positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 36
Oordeel: goed de studiebegeleiding gerealiseerd door de opleiding Voeding en Diëtetiek alsmede de daarmee verbandhoudende informatievoorziening is zondermeer adequaat met het oog op de studievoortgang en sluit goed aan bij de behoefte van de studenten. SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding Voeding en Diëtetiek de voorzieningen als voldoende. de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren; de studieloopbaanbegeleiding vindt gestructureerd plaats met duidelijke doelstellingen; de opleiding heeft de begeleiding van studenten verder geïntensiveerd en heeft voldoende inzicht in de redenen waarom studenten de studie staken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel de twee facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.3.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 37
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De Hogeschool van Amsterdam en daarmee ook de opleiding Voeding en Diëtetiek besteden veel aandacht aan kwaliteitszorg. Een groot aantal documenten dat het auditteam van de opleiding heeft ontvangen, heeft op dit onderwerp betrekking. Het kwaliteitsbeleid kenmerkt zich door een duidelijke systematiek en een cyclisch karakter. De opleiding beschouwt kwaliteitszorg niet als de verantwoordelijkheid van uitsluitend de medewerker kwaliteit of de instituutsdirecteur, maar van iedereen die werkt bij de opleiding. Ook bestaat het streven naar een maximale betrokkenheid van alle medewerkenden en studenten. De taakverdeling is vastgelegd in een draaiboek onderwijsevaluaties. Het kwaliteitsbeleid is duidelijk ingebed in de systematiek van het R&A-plan en het hogeschoolbrede kwaliteitsbeleid, zoals vastgelegd in het HvA-kwaliteitsplan2. Het HvA-kwaliteitszorgsysteem is verdeeld in drie samenhangende cycli, namelijk: audit en accreditatie, planning- en control en onderzoek. Deze hebben elk een eigen (sub)doel. Audit en accreditatie Het doel hiervan is de integrale kwaliteit van de opleiding vast te stellen en verbeteringen zichtbaar te maken. De kwaliteit van de opleiding wordt eens in de drie jaar beoordeeld. Dit gebeurt afwisselend door een eigen interne audit en een externe beoordeling door een Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI). De interne audit vond in april 2004 plaats. Daarbij zijn de NVAO-beoordelingscriteria toegepast. Dit gaf inzicht in de sterke en zwakke punten van de opleiding en leverde ook een belangrijke bijdrage aan de betrokkenheid bij en de bekendheid met de NVAO-accreditatienormen. Planning en Control In een van de vier stuurgebieden (Kwaliteit en Onderwijs) van de P&C-cyclus wordt de kwaliteit van specifieke onderwerpen expliciet vastgelegd. Tot en met het studiejaar 2003-2004 stelde de opleiding jaarlijks een eigen Kwaliteitsplan op. Inmiddels maakt dit plan deel uit van het R&A-plan ALO/Voeding. In hoofdstuk 4 van dit plan staan de speerpunten voor de verbetering van de onderwijskwaliteit vermeld. Deze zijn nader uitgewerkt in een kwaliteitsmatrix, die is gebaseerd op de facetten en criteria van het NVAObeoordelingskader. Een overzicht van alle resultaatgebieden kwaliteitszorg van de opleiding wordt per studiejaar in een schema gezet en besproken met het management. Onderzoek De opleiding participeert in een aantal HvA-brede onderzoeken: 1. De Student Tevredenheids Monitor (STM), een enquête onder studenten van de HVA waarin jaarlijks gevraagd wordt naar hun oordeel over de verschillende facetten van de opleiding. De medewerker kwaliteit van de opleiding was betrokken bij het herformuleren van de enquêtevragen. Daardoor sluit de informatie die de STM-enquête oplevert aan bij de informatiebehoefte van de opleiding. 2. De Instroom Tevredenheids Monitor (ITM), een enquête onder alle eerstejaars, waarin hen gevraagd wordt naar hun overwegingen voor de HvA te kiezen. Andere vragen hebben betrekking op hun ervaringen met de aansluiting tussen de vooropleiding en de opleiding aan de HvA. De ITM wordt in
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 38
3.
4.
5.
combinatie met de STM afgenomen. De resultaten van STM worden teruggerapporteerd aan zowel docenten als studenten. Docenten bespreken de resultaten in het Teamoverleg en formuleren verbeteracties, die ook digitaal naar studenten worden gecommuniceerd via intranet en door de OC via BSCW. De Alumni Tevredenheids Monitor (ATM), een enquête onder afgestudeerden waarin alumni gevraagd wordt naar hun werksituatie, hun mening over de aansluiting tussen de opleiding en de arbeidsmarkt en hun oordeel over verschillende facetten van de opleiding. De resultaten worden teruggekoppeld naar docenten en voor oud-studenten ook op de alumnisite geplaatst. De Werkveld Tevredenheids Monitor (WTM), een instrument dat het oordeel van het werkveld over de aansluiting tussen het werkveld en de opleiding in beeld brengt. De opleiding deed in maart 2005 voor het eerst mee aan een pilot, waarbij aan de leidinggevenden van alumni wordt gevraagd hoe zij oordelen over het niveau van de competenties van alumni. De Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM), een digitale vragenlijst waarin alle medewerkenden van de HvA gevraagd wordt naar hun oordeel over het werk en de HvA als werkgever. In een aparte analyse wordt een vergelijking gemaakt met de STM. Deze resultaten worden besproken in het MT en het Teamoverleg Voeding.
De opleiding Voeding en Diëtetiek verricht zelf ook onderzoek: 1. Curriculumevaluaties. Via digitale evaluaties (op Blackboard) en focusdiscussies peilt de opleiding – sinds het studiejaar 2001-2002 – de mening van studenten over de kwaliteit van het nieuwe curriculum als er een nieuw blok is aangeboden of als er een blok gewijzigd is. De uitkomsten van de evaluaties worden binnen vier weken na afloop van een blok verwerkt in schriftelijke rapportages, die worden verspreid onder docenten, betrokken studenten en de studenten in de onderwijscommissie. 2. Exit-onderzoek onder studenten die de opleiding Voeding en Diëtetiek gaan verlaten. Studenten ontvangen via de decaan een zogenoemde uitval-enquête, waarin zij kunnen aangeven wat de belangrijkste redenen zijn van vertrek. Bijna negentig procent van de studenten die de opleiding verlaat, vult de enquête in. De gegevens worden doorlopend opgeslagen in een SPSS-bestand, waarvan jaarlijks een rapportage wordt gemaakt om inzicht te krijgen in de belangrijkste redenen van vertrek. 3. Stage-evaluaties: deze peilen onder meer de mening van studenten over de aansluiting van de opleiding op stage-activiteiten. 4. Onderzoek naar de mening van stagebegeleiders over de aandacht voor competentieontwikkeling en de beoordeling van de student. 5. Onderzoek onder externe opdrachtgevers van afstudeerprojecten naar het niveau van de student en het eindproduct. Het auditteam merkt op dat door de onderwijsevaluaties bij ieder nieuw studieonderdeel in te zetten, de opleiding een goed beeld krijgt van noodzakelijke aanpassingen.
Oordeel: goed Uit de documenten en uit de gesprekken tijdens de audit is gebleken dat: het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding goed is uitgewerkt en goed functioneert; de koppeling tussen het hogeschoolbrede systeem en het opleidingsspecifieke deel duidelijk zichtbaar en merkbaar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 39
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De uitkomsten van periodieke evaluaties vormen de basis voor concrete verbetermaatregelen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een interne audit. Naar aanleiding van de tijdens de audit gevoerde gesprekken en op basis van de documentanalyse blijkt dat de opleiding sedert de laatste interne audit aantoonbare verbeteringen heeft doorgevoerd, onder andere daar waar het de concretisering van eindkwalificaties en de coherentie van het studieprogramma betreft. De evaluatiesystematiek is vastgelegd in het ‘Draaiboek onderwijsevaluaties’, dat sinds de invoering van het nieuwe curriculum in 2001-2002 wordt gehanteerd en voor het eerst is vastgelegd in het ‘Kwaliteitsplan 2001-2002’. Het draaiboek heeft, zo geeft de opleiding aan, goed gefunctioneerd: betrokken docenten formuleerden tijdig eigen vragen voor de evaluaties, de studentenrespons was hoog en de terugkoppeling was efficiënt dankzij de verspreiding van de evaluatierapporten onder docenten en studenten via de postvakken. Sinds 2003-2004 staan de evaluatierapportages ook op het ‘net’. Studenten kunnen hier informatie ontvangen en uitwisselen. De rapportages worden besproken in de blokteamoverleggen en in de onderwijscommissie. Verbetermaatregelen worden afgesproken in het teamoverleg, waarbij ook opmerkingen en suggesties uit de notulen van de focusdiscussies en de onderwijscommissie worden meegenomen. De opleidingsmanager stelt de prioriteiten bij de uitvoering van verbetermaatregelen. Beoordelingen van docenten worden meegenomen in de functioneringsgesprekken. Alle onderwijsprogramma’s die (op onderdelen) te laag scoren, evalueert de opleiding het jaar erna opnieuw en in de rapportages presenteert de opleiding de resultaten van beide evaluaties naast elkaar in tabelvorm, zodat de (eventuele) verbeteringen zichtbaar zijn. In het interne auditrapport staat dat de kwaliteitscyclus niet op alle gebieden ‘sluitend’ is. Om beter zichtbaar te maken welke verbetermaatregelen zijn afgesproken en gerealiseerd, heeft de opleiding sinds de interne audit een aantal procedures verscherpt. Het betreft: 1. De notulen van de onderwijscommissie zijn opgenomen als een vast agendapunt voor het Teamoverleg Voeding. 2. Afspraken en besluitvorming over verbetering in het onderwijs worden duidelijk vastgelegd in de notulen van het Teamoverleg en van de blokteamoverleggen. 3. Studenten worden via de OC op de hoogte gebracht van onderwijsverbeteringen. Er is een aparte map ‘Onderwijscommissie-Voeding’ op het netwerk waarin alle onderwijsevaluaties en -aanpassingen geplaatst zijn. 4. Docenten melden de aangebrachte verbeteringen in een format op een (gemeenschappelijke) V-schijf. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Voeding en Diëtetiek als goed op grond van de volgende observatie: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 40
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De R&A-cyclus van de opleiding wordt centraal gestuurd. Het principe hierachter, zo geeft de opleiding aan, is dat resultaatverantwoordelijkheid op (opleidings)teamniveau vertaald wordt naar de individuele docent. De cyclus start ieder jaar in januari. Vanaf dat moment werkt een team onder leiding van de opleidingsmanager aan de resultaten die op het vlak van onderwijs, financiën, personeel en marketing bereikt moeten worden. De plannen die hieruit voortkomen, zijn gebaseerd op analyses van onder andere het onderwijs, het formatieplan, de medewerkers- en studenttevredenheidsmonitor en de instroomcijfers. Elk plan wordt onderbouwd door een waardering van de huidige situatie en een streefcijfer voor de komende planningsperiode. In overleg met de directie wordt het R&A-plan vastgesteld en voorgelegd aan het College van Bestuur (CvB). Na vaststelling op dit niveau wordt het plan uitgangspunt voor de bedrijfsvoering in het nieuwe studiejaar. Om de voortgang te controleren, voert de opleiding ieder kwartaal een instituutsrapportage uit. Deze geeft inzicht in de voortgang van alle activiteiten. Ook blijkt hieruit de verhouding met de vastgelegde resultaten. Dit levert onderwerpen van gesprek op en vormt de aanleiding voor eventuele aanpassingen. Daarnaast wordt jaarlijks in maart vastgesteld hoe alle ontwikkelingen zich verhouden tot het totaalbeeld uit het R&Aplan. Eventuele zware correcties worden dan besproken en er wordt (wederom) input verkregen voor het R&A-plan van het daaropvolgende studiejaar. De ervaring met deze werkwijze is, zo geeft de opleiding in de documentatie aan, dat alle leden van het docententeam op de hoogte zijn van de stand van zaken van de opleiding. Bovendien zijn zij zich bewust van hun eigen bijdrage aan de resultaten van het team en de opleiding en voelen zij zich daarvoor ook medeverantwoordelijk. Sinds 2005 is de P&C-cyclus vereenvoudigd en sluit deze beter aan bij een meer gedecentraliseerde organisatie. De opleiding werkt nu met managementcontracten waarin jaarlijks de afspraken tussen het College van Bestuur en de instituutsdirecteur(en) worden vastgelegd. Dit betekent dat R&A-plannen en instituutsrapportages in het bestuurlijk overleg niet meer aan de orde komen. De betrokkenheid van alle medewerkers van de opleiding bij de kwaliteitszorg blijkt uit de actieve participatie bij de totstandkoming van het R&A-plan. De betrokkenheid van docenten blijkt daarnaast ook uit: 1. het opstellen en formuleren van eigen blok- of module-evaluatievragen; 2. het formuleren van verbeteracties naar aanleiding van evaluaties, soms in de vorm van presentaties in aparte teamvergaderingen; 3. het vastleggen van de verbeteringen op de gezamenlijke ‘Verbeterschijf’. De betrokkenheid van studenten bij kwaliteitszorg en onderwijsverbetering is geborgd sinds de opleiding in 2001-2002 met onderwijsevaluaties en focusdiscussies is gestart en er een actieve opleidingscommissie is. De resultaten van onderwijsevaluaties en afspraken (naar aanleiding van Studentenmarktonderzoek) zijn nu ook op de digitale leeromgeving geplaatst. Ook de participatie van de opleidingscommissie is verbeterd omdat studenten in deze commissie sinds 2003-2004 een cursus kunnen volgen gericht op het werk van de opleidingscommissies. Bovendien krijgen ze ondersteuning van de medewerker kwaliteit van de opleiding Voeding en Diëtetiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 41
De betrokkenheid van studenten bij kwaliteitszorg blijkt onder meer uit de hoge respons bij curriculumevaluaties (50%-70%) en uitval-enquêtes (90%), de hoge respons bij hogeschoolbrede onderwijsevaluaties (70%) en de actieve deelname van studenten uit alle studiejaren in de opleidingcommissie. Resultaten Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM) 2004 en Student Tevredenheids Monitor (STM) 2004 van de opleiding Voeding en Diëtetiek en HvA-totaal (op een schaal van 1 tot en met 5) Opleiding Voeding en Dietetiek
MTM
STM
2004
2004
a. Wijze waarop onderwijs wordt geëvalueerd
4.5
3.4
b. Informatie over uitkomsten en evaluaties
4.5
3.2
c. Vertaling evaluaties naar verbetermaatregelen
4.1
d. Bijdrage opleidingscommissie kwaliteit opleiding
3.4
e. Aandacht voor adviezen studenten
3.2
De betrokkenheid van alumni en werkveld bij kwaliteitszorg blijkt uit de hoge respons op het alumnitevredenheidsonderzoek (42%-53%), het hoge aanwezigheidspercentage van vertegenwoordigers uit het werkveld bij de vergaderingen van de Raad van Advies (gemiddeld 85%). De Raad bestaat uit zeven leden uit het brede werkveld Voeding en Diëtetiek en vergadert twee tot drie keer per jaar. Er was een hoge respons (70%) op de vragenlijst voor praktijkbegeleiders op de studiedag over competentiebeoordeling. Door de resultaten van alumni-onderzoek op de alumnisite te plaatsen, wilt de opleiding de betrokkenheid van alumni bij de opleiding vergroten.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed omdat: de opleiding Voeding en Diëtetiek alle relevante partijen al een aantal jaren betrekt bij de kwaliteitszorg; bestudering van de documentatie laat zien dat er sprake is van goede evaluaties die voor de kwaliteitszorg als relevant kunnen worden beschouwd. SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende: de opleiding betrekt de relevante partijen bij de kwaliteit van de opleiding; het auditteam is gebleken dat de opleiding Voeding en Diëtetiek fors heeft geïnvesteerd in menskracht en tijd in het verder verbeteren, waar nodig, van de kwaliteit van de opleiding. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.3.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 42
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen De Hogeschool van Amsterdam is in september 2003 gestart met het programma Bestuurlijke Informatie HvA, met als doel het ontwikkelen van onderzoeksinstrumenten die de HvA nodig heeft in het kader van interne en externe kwaliteitszorg. Een van de instrumenten die ontwikkeld zijn, is de Alumni Tevredenheids Monitor (ATM), een vragenlijst met 22 vragen, die bij 9 opleidingen als pilot is afgenomen bij alumni die in 2001 en 2002 zijn afgestudeerd. De opleiding heeft aan de pilot deelgenomen. De vragenlijst is ontwikkeld door de projectgroep Ontwikkeling Alumni Tevredenheids Monitor. Sinds 2003 gaat de opleiding systematisch na of het niveau van de afgestudeerden is afgestemd op het beoogde niveau in het domeinspecifieke werkveld. Dit gebeurt door evaluatie-onderzoek. De opleiding geeft aan dat men in april 2004 het bureau AlumnNu heeft ingeschakeld om het adressenbestand van alumni te actualiseren. Dit leverde een geactualiseerd alumnibestand op van 786 personen. Het beheer hiervan is – evenals dat van het adressenbestand van oud-docenten – nog tot de verhuizing in het beheer van AlumnNu gebleven. Het beheer van deze adressen wordt op de nieuwe locatie overgenomen door het bedrijfsbureau. Na de zomer van 2004 is de opleiding gestart met de ontwikkeling van een alumnibeleid, er op gericht om contact met alumni te onderhouden om de kwaliteit van de opleiding en de aansluiting op de arbeidsmarkt te vergroten. Een ander doel is om alumni – als daar behoefte aan is – bij te scholen. Sinds november 2004 beschikt de opleiding over een eigen plaats op de alumniwebsite van de HvA. Daarop worden ondermeer de resultaten van alumnionderzoek gezet. De site heeft bovendien een aparte link voor oud-studenten om hun werkervaringen op te zetten. Het auditteam heeft een conceptversie bestudeerd van een ‘Werkveld Tevredenheidsmonitor’. Deze moet de opleiding inzicht bieden in de huidige werksituatie van HvA-alumni, de ervaring van de leidinggevende met het functioneren van de afgestudeerde en de mogelijke betrokkenheid van de werkveldvertegenwoordiger bij opleidingsactiviteiten. De opleiding heeft het auditteam een rapportage aangeboden waarin de resultaten van alumni-onderzoek beschreven worden. De respons op het alumni-onderzoek was – in vergelijking met andere opleidingen van de HvA – vrij hoog: 42%. Te zien valt dat alle respondenten uit het afstudeerjaar 2001-2002 een betaalde baan hebben. Bijna 80% heeft een baan waarvoor de opleiding Voeding en Diëtetiek of een daaraan verwante opleiding vereist is. Ruim 80% is op HBO-niveau werkzaam, hetgeen in lijn is met het landelijk beeld dat uit de HBO-monitor komt. Het eindcijfer (op een 10-puntschaal) voor de opleiding is een 6.6. 56% van de studenten vindt het niveau van de opleiding voldoende. Bij de huidige studenten die het nieuwe curriculum volgen, is dit percentage aanzienlijk hoger, namelijk 67. De actuele kennis van de beroepspraktijk waarderen deze alumni redelijk voldoende met een score 3.3. De huidige studenten beoordelen de actuele kennis van de docenten hoger: score 3.8. De alumni-onderzoeksresultaten worden jaarlijks in het bestuurlijk overleg gerapporteerd. De resultaten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 43
worden vermeld in de kwaliteitsmatrix in het R&A-plan, waarin ook streefcijfers worden geformuleerd. Het onderzoek geeft de opleiding een indicatie of zij op de goede weg is. Resultaten van alumnionderzoek hebben (achteraf) de functie van een nulmeting. Zo kan de opleiding nagaan of ‘toekomstige alumni’ positiever oordelen over bepaalde aspecten van de opleiding. De opleiding verwacht dat toekomstige alumni positiever zullen oordelen over het niveau en de keuzemogelijkheden (i.e. het nieuwe curriculum) en dat zij de opleiding een hoger eindcijfer zullen geven. De scripties waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling actueel en van een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afgestudeerden dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde van duidelijk HBO-niveau. Ook stagebiedende organisaties hebben een positief oordeel over de studenten. Oordeel: voldoende Dit facet beoordeelt het auditteam als voldoende omdat: de opleiding Voeding en Diëtetiek gebruik maakt van voldoende bronnen, met name alumni, om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen; de informatie laat zien dat het werkveld het gerealiseerde niveau als voldoende beoordeelt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar; het auditteam uit eigen waarneming van de eindwerkstukken heeft kunnen constateren dat het gerealiseerde niveau ook naar zijn oordeel voldoende is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 44
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Bij het formuleren van streefcijfers voor de propedeuse en voor de opleidingsrendementen volgt de opleiding tot dusver de HvA-normering voor rendementen van studiejaar 2003-2004: een propedeuserendement van 50% na een jaar; idem van 70% na twee jaar; een opleidingsrendement van 63 procent na 4,5 jaar; streefnorm voor de hoofdfase is 80%. Propedeuserendement Hieronder is het propedeuserendement van de opleidingen Voeding en Diëtetiek van de HvA, Hanzehogeschool Groningen en Haagse Hogeschool in kaart gebracht. Cohort 2003
Propedeuse HvA na 1 jaar Voeding en Diëtetiek
36%
Cohort 2002
Cohort 2001
Cohort 2000
HHs
Hanze
HvA
HHs
Hanze
HvA
HHs
Hanze
HvA
HHs
Hanze
33%
20%
42%
30%
20%
39%
51%
13%
52%
32%
20%
Uit deze tabel blijkt dat de opleiding de streefnorm voor het propedeuserendement na een jaar meestal niet haalt. De oorzaken zijn ieder jaar verschillend, zoals een groot aantal studenten met een mbo-vooropleiding of een instroom van relatief veel studenten van wie de studiemotivatie niet optimaal was. De Amsterdamse opleiding Voeding en Diëtetiek haalt overigens meestal een hoger propedeuserendement dan de twee andere in de tabel genoemde opleidingen. Bij de start van het nieuwe curriculum in 2001 had de opleiding nog een vrij kleine instroom van 67 studenten en bedroeg de uitval 48%. Uit evaluaties, focusdiscussies en een analyse van de uitvalgegevens bleek dat studenten vooral moeite hadden met de gewenste studie- en werkhouding. Ook was de sturing te gering. Het jaar daarop heeft de opleiding het curriculum op een aantal punten aangepast. De uitval daalde daarna naar 35% in 2002 en 31% in 2003. De opleiding geeft aan dit een acceptabel percentage te vinden, mede omdat de laatste jaren in de hoofdfase praktisch geen sprake meer is van uitval. Uitval De uitval in de propedeuse wordt onderzocht via de exit-vragenlijsten. De drie belangrijkste uitvalredenen (scores op een vijfpuntschaal) waren in 2003-2004: Zwaarte: 3.0 (voor mbo’ers: 3.5) Niet de juiste studie: 3.0 Niet het juiste beroep/Inhoud studieprogramma: 2.9 Studenten verlaten de opleiding voortijdig omdat ze zich realiseren dat ze een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt. De opleiding geeft aan het ‘positief’ te vinden dat de meeste uitval plaatsvindt in de propedeuse (90%). De belangrijkste uitvalredenen doen recht aan de doelstellingen van de propedeuse,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 45
namelijk: oriëntatie (is dit de juiste studie voor mij?) en selectie (kan ik dit niveau aan?). De zwaarte van de studie speelt voor mbo’ers een belangrijke rol bij het besluit met de opleiding te stoppen. Hoofdfaserendement Als streefnorm voor de hoofdfase hanteert de opleiding een percentage van 80 van de studenten dat het diploma in drie jaar behaalt. Dit rendement beschouwt de opleiding als ‘realistisch’ en wordt momenteel voor het cohort 2001 ook gehaald, zo blijkt uit onderstaande tabel. Diploma gehaald in 3
Post
Post
Post
Post
Post
Post
Post
Post
jaar
prop.
Prop.
prop.
prop
prop.
Prop.
Prop.
Prop.
Hoofdfaserendement in
Cohort
Cohort
Cohort
Cohort
Cohort
Cohort
Cohort
Cohort
% van het
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
63%
66%
59%
71%
79%
73%
68%
82%
75%
91%
80%
56%
hoofdfasecohort HvA Hanze
De opleiding heeft haar opleidingsrendementen vergeleken met die van de andere opleidingen Voeding en Diëtetiek met behulp van de kengetallen afkomstig van twee van de drie andere opleidingen. Uit de rendementsgegevens van beide opleidingen blijkt, dat het opleidingsrendement na vier jaar van de cohorten 1997 t/m 2000 bij de HvA hoger is dan bij de Hanzehogeschool, waar het rendement tussen de 25% en 29% ligt. Uit onderstaande tabel blijkt dat de rendementscijfers van de opleiding Voeding en Diëtetiek van de HvA liggen tussen 44% en 57%. Gemiddelde verblijfsduur De gemiddelde verblijfsduur van studenten nam af van 4.08 jaar (cohort 1996) naar 3.85 jaar (cohort 2000). De opleiding geeft in haar Management Review voor deze ontwikkeling twee verklaringen: De selectie (uitval) vindt vroeger in de opleiding plaats. In de propedeuse is de uitval relatief hoog en veel studenten vertrekken binnen zes maanden. Het aantal zij-instromers (studenten met een verwant hbo- of wo-diploma) is toegenomen, evenals het aantal studenten dat beschikt over specifieke competenties en de kans krijgt ‘te versnellen’ – van twee studenten in 2003-2004 tot zes in 2004-2005. De gemiddelde studieduur van studenten Voeding en Diëtetiek van de HvA is ongeveer gelijk aan die van de Hanzehogeschool, maar beduidend lager dan die van de Haagse Hogeschool (4.3 jaar). Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: de opleiding een goed beeld heeft van oorzaken van uitval en maatregelen treft om te zorgen dat studenten de opleiding binnen een aanvaardbare tijd afronden; de opleiding de eigen streefcijfers en gerealiseerde cijfers vergelijkt met die van andere opleidingen op het terrein van voeding en diëtetiek; op basis van de streefnorm voor het post-propedeuserendement 80% van de studenten binnen drie jaar het diploma behaalt; studenten op de opleiding Voeding en Diëtetiek een gemiddelde verblijfsduur hebben van nog geen 4 jaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 46
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE
het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” voor de opleiding Voeding en Diëtetiek als voldoende. Het gerealiseerde niveau komt overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. Voorts beoordeelt het auditteam het facet ‘rendement’ als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 47
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING VOEDING EN DIETETIEK voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
V G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma 2.1. Eisen HBO
V V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V5
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V6
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 48
3.2.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
HBO Bachelor Opleiding Voeding en Diëtetiek - voltijd 3.2.1. Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut ALO/Voeding, verzorgde HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
alle facetten van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.7 alle facetten van onderwerp 5 (“Interne Kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. 8
Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening toe te voegen aan zijn oordeel over de onderwerpen: (4) Voorzieningen; (5) Interne Kwaliteitszorg.
7 8
Zie § 1.3.2. onder D en E. Zie § 1.3.2. onder D en E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 49
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditoren
Marian van Bokhorst – De van der Schueren is thans binnen het VU-Medisch Centrum werkzaam als afdelingshoofd Diëtetiek en Voedingswetenschappen en heeft zich sedert het midden van de jaren tachtig bezig gehouden met diëtetiek, i.h.b. gerelateerd aan kankerpatiënten (tevens haar promotie-onderzoek: ondervoeding bij patiënten met kanker in hoofd/nek/hals), de multidisciplinaire behandeling van ondervoeding en kunstvoeding, het beoordelen van onderzoeksprojecten en toewijzen van onderzoekssubsidies, de begeleiding van de uitvoering en monitoring van de voortgang en advisering over het uitbrengen van het eindadvies van de Begeleidingscommissie Disseminatie en Implementatie van kennis in de paramedische sector. Amy Eaglestone Eaglestone studeerde Bouwkunde aan de Hogeschool van Amsterdam en heeft haar diploma behaald in de afstudeerrichting Architectuur. Momenteel studeert zij Sociaal Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Wim Jongen Jongen is sinds 1972, met een korte onderbreking waarin hij werkzaam was aan ondermeer het International Research Agency in Lyon (F), verbonden aan de Wageningen UR. Hij is Gewoon Hoogleraar Productontwerpen en Kwaliteitskunde aan deze universiteit en directeur van de Wapeningen Business Generator, een projectorganisatie bestaande uit een team van experts met een bedrijfskundige, juridische en financiële achtergrond dat zich ten doel stelt samen met experts uit de kenniseenheden van Wageningen Universiteit & Research Centrum ondernemerschap te stimuleren. Willem G. van Raaijen Van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daarnaast voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands alvorens hij overging naar de holding waar hij een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bekleedde. Daarna werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met ondermeer organisatieadvies, marktonderzoek en certificering. Robert F. Stapert Stapert is afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde/ Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS programma, gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral betrokken (als auditor ‘onderwijs’ en als secretaris) bij door Hobéon Certificering uit te voeren accreditatieonderzoeken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 50
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 51
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 52
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 53
BIJLAGE II: Programma Visitatie HvA-Voeding en Diëtetiek 13 juni 2005
Lokaal Tijd 12.00 – 12.15 e 4 12.15 – 13.15 etage
Gesprekspartners Managementteam Cees Vervoorn Leo Steenwinkel Marjella van der Zee
13.15 – 13.45 13.45 – 14.30
14.30 – 15.15
15.15 – 15.30
Auditoren Auditteam* Auditteam: Willem van Raaijen Marian van Bokhorst Wim Jongen Rob Stapert Amy Eaglestone
Auditteam Docenten Joke van Eden Victor Klop Els Oldenburg Riem Osinga Janine Reitsema (nieuw)
Marian van Bokhorst Wim Jongen Rob Stapert
Instroom, internationalisering Leo Steenwinkel Minse de Boskuil Tonny van Dieijen Docenten Geertje Becker Willem Gerritsen Justine de Graaf-Croes Ljijlane Stanic-Jovic Amely Verreijen
Willem van Raaijen Amy Eaglestone
Kwaliteitssysteem Marjella van der Zee W. Feenstra
Willem van Raaijen Amy Eaglestone
Marian van Bokhorst Wim Jongen Rob Stapert
Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel Resultaten / rendementen Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Instroom Aansluiting instroom en programma PR en werving Internationalisering Studiebegeleiding Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken medewerkers e.a. Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 54
15.30 – 16.15
16.15 – 16.45
16.45 – 17.30
Studenten voltijd Tamara Haagsman (1e jr; OC) Katrin Jansen (2e jr; OC) Charlotte van Marissing (3e jr; BIG-route) Elisabeth van der Meijde (3e jr; Voedingskundige) Carina Bijl (4e jr; BIG-route) Mariska van Someren (4e jr; Voedingskundige) Examencommissie/ Toetsing Willem Gerritsen (Voorz.) Geertje Becker (lid) Alice van Diesen (secretaris) Rondleiding voorzieningen Verificatie documenten
Willem van Raaijen Rob Stapert
Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, Studielast Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
(Deel) Auditteam (Deel) Auditteam Marian van Bokhorst Willem van Raaijen Amy Eaglestone
Verificatie documenten
Wim Jongen Rob Stapert Auditteam
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
(Deel) Auditteam
18.15 – 19.00 19.00 – 19.30
Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen
Stage en Afstuderen Peter Weijs José Wemeke Justine de Graaf-Croes
17.30 – 17.45
17.45 – 18.15
Marian van Bokhorst Wim Jongen Amy Eaglestone
Alle gesprekspartners & genodigden
Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Relatie eindkwalificaties en programma Resultaten / rendementen Documenteninzage m.b.t. beleid, commissies, stages, scripties e.d. Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
(Deel) Auditteam
Vrije ruimte voor verdieping en/of additionele gespreksonderwerpen
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 55
* Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen (Willem) Lead-auditor / Senior-adviseur Hobéon Certificering Mevr. Dr. M.A.E. van Bokhorst-de van der Schueren (Marian) Werkvelddeskundige / Hoofd Afdeling Diëtetiek en Voedingswetenschappen VU-Medisch Centrum Prof. Dr. W.M.F. Jongen (Wim) Werkvelddeskundige / Hoogleraar Food Product Design; Director Wageningen Business Generator Mevr. Ing. A.M. Eaglestone (Amy) Studentlid / Afgestudeerd bouwkundige en nu student Sociaal Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam Drs. R.F.H.M. Stapert (Rob) Onderwijsdeskundige / Secretaris / Senior-adviseur Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam 56