Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde voltijd - deeltijd Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde voltijd - deeltijd CROHO nr. 34261 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV Datum november 2007 Auditteam: Drs. W. G. van Raaijen Prof. ir. H. de Jonge Ir. J.M. Kwak M. Kool Drs. G. W. M. C. Broers Secretaris: Drs. G. W. M. C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Vóórtraject: ‘papieren’ nulmeting Management Review Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 22 mei 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL 55 Oordeelschema HBO bachelor opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde/vg. Voltijd/deeltijd 55 Integraal oordeel/ advies aan NVAO 56
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 22 mei 2007
1 1 1 1 2 4 4 6 7 8 8 9 9 9 12 15 17 17 20 22 24 26 29 30 32 35 35 37 39 41 41 42 45 45 47 49 51 51 53
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam (hierna HvA) in casu de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (hierna AHT), verzorgt de volgende HBO bachelor opleidingen: • Aviation Studies; • Bedrijfswiskunde; Bouwkunde; • Bouwtechnische Bedrijfskunde; • Business Logistics; • Civiele Techniek; • E-Technology; • Engineering Design and Innovation; • Forensisch Onderzoek; • Human Logistics; • Maritieme Studies; • Ondernemen, Innovatie en Techniek; • Technische Bedrijfskunde. Het voorliggende rapport heeft betrekking op Bouwtechnische Bedrijfskunde, voltijd Bouwtechnische Bedrijfskunde, deeltijd
CROHO nr. 34261. CROHO nr. 34261.
1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de varianten voltijd en deeltijd van de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde (hierna te noemen BtB/Vg) in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Bedrijfstechnische Bedrijfskunde voltijd, deeltijd.
1.3.
Vóórtraject: ‘papieren’ nulmeting Management Review
Ter voorbereiding op het traject leidend tot een accreditatiebeslissing door de NVAO met betrekking tot de beide opleidingsvarianten, heeft Hobéon Certificering op verzoek van de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde in december 2006 en in de periode februari/maart 2007 een ‘papieren’ nulmeting uitgevoerd. Deze ‘papieren’ nulmeting bestond uitsluitend uit een beoordeling van de concept Management Review van de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde. Doel van deze papieren nulmeting was na te gaan of beide opleidingsvarianten naar het oordeel van Hobéon Certificering voldoende waren voorbereid op het feitelijke accreditatietraject.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 1
Uit de papieren nulmeting, i.c. de beoordeling van de concept Management Review, concludeerde Hobéon Certificering, dat de beide varianten van de opleiding voldoende waren voorbereid op de audit.
1.4.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding maakte bij haar start in september 2002 onderdeel uit van het Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek. Eind 2003 besloot het College van Bestuur van de HvA de techniekopleidingen te clusteren om als professionele School de innovatieve rol met betrekking tot onderwijs, onderwijsontwikkeling, onderzoek en regionale kennisinfrastructuur beter te kunnen vervullen. De technische opleidingen zijn met ingang van 1 januari 2004 geclusterd in de AHT. De missie van de opleiding is als volgt geformuleerd: “Bouwtechnische Bedrijfskunde, profiel vastgoedkunde leidt studenten op tot ambitieuze, ondernemende en kritische professionals die vanuit een bouwtechnische basis in de vastgoedsector projecten ontwikkelen en beheeractiviteiten ontplooien teneinde een bijdrage te leveren aan een maatschappelijke en economisch verantwoorde realisatie, instandhouding en transformatie van vastgoed”. Binnen de HvA zijn twaalf opleidingen geclusterd in de AHT. Gezamenlijk hebben deze opleidingen bij aanvang van het studiejaar 2006/2007 ongeveer 3800 studenten. De opleiding werkt vanaf haar oprichting intensief samen met de andere opleidingen binnen het domein Built Environment, Bouwkunde en Civiele Techniek, waardoor een waaier aan specialisaties gerealiseerd wordt: van projectontwikkeling, stedenbouwkunde, architectuur, bouwtechniek, constructie, bouwmanagement, verkeersbouw & mobiliteit, watermanagement tot en met vastgoedmanagement en restauratie. De bachelor opleiding BtB/Vg heeft als doel de student te bekwamen tot ingenieur/bachelor binnen het domein Built Environment. De Amsterdamse opleiding heeft gekozen voor een duidelijke profilering binnen dit domein, namelijk vastgoedkunde. De opleiding is voortgekomen uit de wens/vraag van het werkveld en studenten om in aanvulling op de bestaande opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek een opleiding op HBO-niveau aan te bieden waarmee de gehele bouw- en vastgoedkolom afgedekt wordt. De opleiding BtB/Vg richt zich daarbij op de functies/beroepen op het gebied van projectontwikkeling, bouwdirectievoering en vastgoedbeheer. Later is de bouwdirectievoering ondergebracht bij de specialisatie Bouwmanagement van de opleiding Bouwkunde. Het onderwijs is geënt op een actueel landelijk vastgesteld beroepsprofiel Built Environment. In directe aansluiting op dat landelijk beroepsprofiel heeft de opleiding haar competentieprofiel ontwikkeld met herkenbare beroepstaken. De opleiding richt zich op twee te onderscheiden beroepsrichtingen: projectontwikkeling en vastgoedmanagement (studenten maken de keuze voor een specialisatie in vastgoedmanagement of projectontwikkelings in het laatste studiejaar). De richtingen vinden elkaar op het vlak van de stedelijke vernieuwing. Met ingang van het studiejaar 2005-2006 is dit vormgegeven in een minor. De opleiding is gestart in 2002 in voltijd. Per september 2006 is de deeltijdvariant van start gegaan met het propedeusejaar. Het beroeps- en competentieprofiel is identiek voor beide varianten. Naast de vierjarige opleiding wordt een verkort traject van drie jaar aangeboden aan studenten die in het bezit zijn van een MBO-diploma Bouwkunde, niveau 4.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 2
De opleiding heeft de afgelopen jaren een forse groei doorgemaakt: van 45 ingeschreven studenten in 2002 naar 450 studenten bij aanvang van het studiejaar 2006-2007. De instroom bestaat dit studiejaar uit ongeveer 20 deeltijd- en 170 voltijdstudenten. In juli 2005 zijn de eerste studenten van het verkorte traject afgestudeerd, een jaar later gevolgd door het eerste cohort van de vierjarige opleiding. Deze oud-studenten zijn onder meer werkzaam als medewerker werkvoorbereiding, projectontwikkelaar en asset-manager. De opleiding volgt het hogeschoolbeleid met betrekking tot het major-minorsysteem. Vanaf het studiejaar 2006-2007 zijn studenten verplicht een minor te kiezen van dertig studiepunten in de hoofdfase. De opleiding heeft zelf de minor Stedelijke Vernieuwing ontwikkeld, gekoppeld aan de landelijke kenniskring Stedelijke Vernieuwing. Naast deze minor volgen studenten van de opleiding vooral ook de minor ‘Ondernemen in Techniek’ en ‘Beleggen’, twee alternatieven uit het HvA-brede aanbod van momenteel meer dan 150 minoren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 3
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten voltijd en deeltijd is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een Visiterende Beoordelende Instantie (VBI) zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een BtB/Vg opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding BtB/Vg aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examenregeling – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 4
Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van BtB/Vg, één student Bouwtechnische Bedrijfskunde van een andere onderwijsinstelling, één lead auditor en één auditor ‘onderwijs’/secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich gedetailleerd op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
1
Visitatie heeft op 22 mei 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 5
Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp a.
Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’.
b.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
c.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet d.
Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening e.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 6
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Drs. W. G. van Raaijen Prof. ir. H. de Jonge
Onderwijskundige/ secretaris:
Ir. J. M. Kwak M. Kool Drs. G. W. M. C. Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding BtB/Vg noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van Raaijen heeft een groot aantal audits geleid binnen (en buiten) het hoger onderwijs ten behoeve van accreditatie. Het betreft audits bij zowel bekostigde als aangewezen instellingen binnen de sectoren Techniek, Social Work, Gezondheidszorg, Economie en Kunsten. De werkvelddeskundige de heer Kwak heeft zich in zijn beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van het richtinggevend domeinspecifieke kader, de eindkwalificaties, de programma-inhoud en de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien heeft hij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Kwak is thans directeur van Boer Hartog Hooft Makelaardij B.V. te Amsterdam. Hij heeft op het terrein van bouwtechnische bedrijfskunde een uitgebreid netwerk en beschikt over veel kennis en ervaring op dit terrein. Zo is hij recentelijk bestuurslid van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek en Onderwijs in het Vastgoed en Lid Amsterdamsche Vereeniging van Makelaars en Experts in Onroerende Goederen te Amsterdam en is hij betrokken geweest als bestuurslid respectievelijk gedelegeerde van B&W van Amsterdam bij de ontwikkeling van het plangebied Amsterdam ArenA en van de Zuidas. De vakdeskundige de heer De Jonge heeft zich in zijn beoordeling eveneens gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van het richtinggevend domeinspecifieke kader, de eindkwalificaties, de programma-inhoud en de interactie tussen opleiding en werkveld en heeft hij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer De Jonge is sinds 1991 hoogleraar Vastgoedbeheer en Ontwikkeling aan de TU Delft. Tevens is hij directievoorzitter van de Brinkgroep, een groep ondernemingen op het terrein van management, advies en automatisering voor de bouw-, huisvesting-, en vastgoedsector. De heren Kwak en De Jonge hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld en vakgebied een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van Bouwtechnische Bedrijfskunde/Vg op HBO-niveau. De heer Kool is als studentlid betrokken geweest bij de audit. Hij studeert sinds 2006 Bouwtechnische Bedrijfskunde aan de Hogeschool Utrecht. In de periode 2004-2006 heeft hij Civiele Techniek gestudeerd, eveneens in Utrecht. Sedert 2006 is hij vice-voorzitter van de Gemeenschappelijke Opleidingscommissie Gebouwde Omgeving van de Faculteit Natuur en Techniek van de Hogeschool Utrecht.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 7
De onderwijskundige heer Broers heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Broers heeft als onderwijskundige en/of secretaris reeds in vele accreditatie-audits een rol gespeeld en heeft in zijn vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 22 mei 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 8
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De opleiding BtB/Vg baseert haar eindkwalificaties voor beide varianten op de domeincompetenties Bachelor Built Environment, vastgesteld in 2006 na validatie door het werkveld. De opleiding heeft vervolgens gekozen voor de profilering ‘vastgoedkundig ingenieur’ en dit verder uitgewerkt in het door het auditteam bestudeerde document ‘Van Beroepsprofiel tot Leerplanschema’. De inhoud van dit document is leidend bij de inrichting, uitvoering en evaluatie van het onderwijs. Het management van de opleiding heeft de inhoud van de opleiding, dat wil zeggen de eindkwalificaties en het hier van afgeleide curriculum, besproken met de Adviesraad Built Environment en vervolgens voorgelegd aan vertegenwoordigers van de beroepspraktijk. De opleiding maakt vergaderverslagen van bijeenkomsten met de Adviesraad waaruit blijkt dat tijdens deze bijeenkomsten over relevante onderwerpen gesproken wordt. Bestudering van de eindkwalificaties door het auditteam leidt tot de conclusie dat deze aansluiting bieden bij de vraag vanuit de markt. Uit de competentiematrix van de opleiding (zowel voltijd als deeltijd) blijkt dat de afgestudeerde met name over kennis en vaardigheden beschikt op de terreinen: onderzoeken, ontwikkelen en uitwerken. Deze drie activiteiten zet de opleiding vervolgens af tegen drie fasen in het vastgoedproces: de initiatieffase, de uitwerkings-/realisatiefase en tenslotte de beheer-/exploitatiefase. Daarbij neemt de BtB/Vg’er de positie in van opdrachtgever, afnemer of vertegenwoordiger van een (overheids)instantie. Hij kan verschillende rollen vervullen waaronder die van manager, adviseur of projectleider. Bestudering van de documentatie laat zien dat: • bouwontwikkeling de rode draad vormt in het curriculum; • de opleiding een onderscheid maakt binnen het onderwijsproces naar een aantal algemene- en specifieke ontwikkelingen waaronder professioneel opdrachtgeverschap en maatschappelijk verantwoord ‘opdrachtnemerschap’, toenemende ketenbewustheid, industrieel bouwen, systeeminnovatie, het ontwikkelen van nieuwe product-marktcombinaties en klantgerichtheid; • de opleiding studenten opleidt tot het niveau ‘startende BtB/Vg’er’. Deze is gedurende de eerste drie tot vijf jaar wat kennis en vaardigheden betreft voldoende toegerust en kan zich blijvend professioneel ontwikkelen. De afgestudeerde is daarbij vooral praktisch bezig met het ontwikkelen en beheren van bouwwerken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 9
De opleiding kiest binnen beide varianten voor het opleiden van integrale bouwtechnische bedrijfskundigen. De term ‘integrale’ verwijst naar het kunnen ontwikkelen en beheren van vastgoed alsmede het kunnen begeleiden en sturen van vastgoedprojecten. Binnen de context van bouw/techniek pakken zij daarbij met name financiële, juridische en organisatorische problemen aan. Dit betekent concreet dat binnen de opleiding onder andere aandacht wordt besteed aan: • het opstellen van een programma van eisen voor een projectplan; • het opstellen van een uitvoeringsplan waarin opgenomen zijn de aanvraag van vergunningen en het opzetten van de projectorganisatie; • het opstellen voor de portefeuille vastgoed van een beheer- en onderhoudsanalyse waarop men een beheer- en onderhoudsstrategie kan baseren. De afgestudeerde BtB/Vg’er beschikt naast vakkennis op bouwtechnisch- en bedrijfskundig gebied ook over het vermogen om zich snel nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. Dit vermogen is van belang om adequaat in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. In het verlengde hiervan heeft de opleiding twee (sub)beroepsprofielen nader gedefinieerd: de projectontwikkelaar en de vastgoedmanager. De AHT heeft als doelstelling studenten op te leiden tot competente beroepsbeoefenaars op bachelorniveau met een internationale focus op het beroep. Voor de uitwisseling van kennis, docenten en studenten participeren opleidingen in professionele internationale (Europese of mondiale) netwerken. De opleiding ziet het belang van internationalisering in en gaat binnen de beleidskaders van de AHT haar huidige activiteiten verder structureren en uitbouwen. Uit het door het auditteam bestudeerde studiemateriaal blijkt dat internationale ontwikkelingen op het gebied van vastgoedkunde in beperkte mate hierin zijn opgenomen. De opleiding leidt weliswaar op voor de Nederlandse markt, maar de (beginnende) beroepsbeoefenaar zal ook op een adequate wijze moeten kunnen omgaan met anderstalige klanten. Uit de beleidsnota ‘Internationalisering’ blijkt dat in het studiejaar 2007-2008 dit wordt geïmplementeerd. Tijdens de audit is door het management aangegeven dat de opleiding op korte termijn structurele samenwerkingsrelaties gaat opbouwen met een aantal buitenlandse collega-instellingen. Die samenwerking krijgt gestalte door: • uitwisseling van gastdocenten ten behoeve van colleges en workshops; • uitwisseling van Onderwijsmodules via ICT infrastructuur; • international classroom; • opzetten van gezamenlijke curricula; • convenanten met Internationale partners t.a.v. stage en afstudeerprojecten. Expliciet werd er tijdens de audit op gewezen dat docenten gaan deelnemen aan internationale netwerken. Er zullen processen van kenniscirculatie ontwikkeld worden waaraan docenten, studenten en het internationaal werkveld deelnemen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 10
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding (voltijd en deeltijd) zijn aantoonbaar de resultante van het landelijk overeengekomen beroepsprofiel en opleidingsprofiel, waarmee de opleiding voldoet aan de eisen die door vakgenoten uit andere verwante opleidingen worden gesteld; de eindkwalificaties zijn voorts door het beroepenveld gevalideerd: landelijk, maar ook door de eigen Adviesraad Built Environment. Aldus voldoen de eindkwalificaties ook aan de eisen die het werkveld stelt aan afgestudeerden; de eindkwalificaties van de opleiding (voltijd en deeltijd) zijn concreet en gedetailleerd uitgewerkt en vormen daardoor, naar het oordeel van het auditteam, een helder referentiepunt voor het curriculum van de BtB/Vg-opleiding; de eindkwalificaties zijn aantoonbaar in het opleidingsprogramma verankerd, zo leert analyse van de competentiematrix en de beschrijving van het opleidingsprogramma; De internationale component dient zichtbaar in het studieprogramma opgenomen te worden. Het internationaliseringbeleid ‘’matcht’’ nog niet voldoende met de ambitie van de AHT en, meer specifiek, de opleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 11
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten direct aan bij de competenties van het landelijke competentieprofiel Built Environment. Deze kwalificaties zijn geformuleerd in termen van beroepshandelingen en beroepsproducten, waaraan de leerdoelen van de afzonderlijke vakken en projecten refereren. De opleiding heeft de verschillende eindkwalificaties verder uitgewerkt en hierbij tevens een kernachtige beschrijving gegeven van de beroepstaak alsmede de bekwaamheden beschreven die gevraagd worden om de taak te volbrengen. Ter adstructie geven wij het volgende voorbeeld van een beroepstaak: • De student is in staat om op basis van marktonderzoek de (on)haalbaarheid van een ontwikkelingsproject in kaart te brengen. • In hun werkzaamheden kunnen zij omgaan met conflicterende belangen. Zij richten de onderzoeksresultaten en conclusies niet op een wenselijke uitkomst. Hieraan zijn de volgende beroepshandelingen gekoppeld: • De student kan vaststellen aan welke marktinformatie de organisatie behoefte heeft gezien het programma van eisen. • De student kan een onderzoeksplan beoordelen op relevantie, volledigheid en betrouwbaarheid. • De student kan onderzoeksresultaten vertalen naar conclusies m.b.t. de onderzoeksvraag. • De student kan aan de hand van conclusies uit het onderzoek de (on)haalbaarheid van een project vaststellen en onderbouwen, zowel financieel als planologisch. • De student kan gegevens uit een marktonderzoek rapporteren en/of presenteren. De opleiding bewaakt het niveau en de validiteit van de eindkwalificaties via haar contacten met de beroepspraktijk, in het bijzonder via de Adviesraad Built Environment. De competenties van de opleiding BtB/Vg zijn geordend volgens een duidelijke systematiek. Centraal hierbij staan -en hier is een relatie zichtbaar met de Dublin Descriptoren- : beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering, innovatie, sociaal communicatieve vaardigheden en leidinggeven, zelfsturing en werkmethoden. In de Dublin Descriptoren wordt een aantal dimensies onderscheiden, bij elk waarvan wij hieronder een beschrijving geven in relatie tot de eindkwalificaties van de opleiding. 1. Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de opleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: • de hoofdprocessen op het terrein van BtB/Vg en de relaties tussen deze hoofdprocessen; • de opbouw van een strategienota; • financiële kengetallen; • een bestek en bestektekeningen. In de BtB/Vg competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren geplaatst in het perspectief van ‘brede professionalisering’: het kunnen integreren van kennis, inzicht en vaardigheden in uiteenlopende professionele situaties. Daarmee toont de opleiding aan, dat zij deze Dublin Descriptor in voldoende mate als referentie hanteert. Als voorbeeld van beroepsproducten noemt de opleiding: marktonderzoek en een haalbaarheidsonderzoek opzetten en uitvoeren alsmede het kunnen uitvoeren van een portefeuilleanalyse op het terrein van vastgoed.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 12
2. Toepassen van kennis en inzicht De beroepsspecifieke competenties zijn duidelijk gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de afgestudeerde BtB/Vg ’er. Dit wordt zichtbaar gemaakt in de beroepsproducten die studenten tijdens de opleiding geacht worden te maken. In de beroepsspecifieke competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. Deze ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht. Zo dient de student een bestek te kunnen lezen en interpreteren, hij/zij kan een programma van eisen opstellen, een integraal ontwerp maken en dit verantwoorden en een ontwerp specificeren. In de door de opleiding gehanteerde competentieset wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van ‘probleemgericht werken’, ‘(wetenschappelijke) toepassing’ en ‘complexiteit in het professioneel handelen’. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Omdat het BtB/Vg-programma is opgebouwd rond aan de praktijk ontleende projecten, is het verwerven van kennis en inzicht vanaf het eerste tot en met het laatste jaar gericht op het ontwikkelen van beroepsproducten en daarmee op het ‘toepassen van kennis en inzicht’. 3. Oordeelsvorming Zowel de (algemene) HBO-competenties als de beroepsspecifieke (deel)competenties behelzen het hele spectrum van: analyse/probleemdefinitie, productdefinitie, conceptueel ontwerp, ontwerp en realisering. De hiermee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzes. Dit vooronderstelt, dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën binnen de kaders van bouwtechnische bedrijfskunde tegen elkaar af te wegen, uit te (laten) voeren en te evalueren. De afgestudeerde is in staat om een integraal plan en een voorlopig ontwerp te beoordelen en zelf op te stellen. Ook kan hij/zij een exploitatieplan zelfstandig opstellen en een door derden opgesteld exploitatieplan beoordelen. In de BtB/Vg-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren geplaatst in het perspectief van het methodisch en reflectief kunnen denken en handelen en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. 4. Communicatie In de competenties waar de BtB/Vg-opleiding zich op richt, is ‘communiceren’ als afzonderlijke competentiegebied van de BtB/Vg’er opgenomen en in een drietal deelcompetenties uitgewerkt: communiceren, leidinggeven en samenwerken. De afgestudeerde BtB/Vg’er is in staat te communiceren en samen te werken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving. Hij voldoet tevens aan de eisen die gelden voor het participeren in een arbeidsorganisatie en is in staat eenvoudige leidinggevende- en managementtaken uit te voeren. In de BtB/Vg-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren geplaatst in het perspectief van sociaalcommunicatieve bekwaamheden en basis managementbekwaamheden zoals leiding kunnen geven en organiseren. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie hanteert.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 13
5. Leervaardigheden Voor de BtB/Vg-opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal vaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. De afgestudeerde is blijvend toegerust met vaardigheden voor het ontwikkelen van actuele kennis die aansluit op recente kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede op de (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld. Op basis daarvan is hij in staat zich verder te professionaliseren in de beroepsuitoefening c.q. het beroep. In de BtB/Vg-competentiematrix is deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van kennistransfer, brede inzetbaarheid en professionalisering en het verder ontwikkelen van cognitieve vaardigheden. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij ook deze Dublin Descriptor als referentie heeft gehanteerd. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: • de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben; • de opleiding heeft in een competentiematrix de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar doelstellingen en deze onderling met elkaar in verband gebracht; • de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in doelstellingen, aantoonbaar in direct verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 14
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen De landelijke competentieset is opgesteld in samenwerking met het relevante beroepenveld. De set opleidingscompetenties die de opleiding hanteert voor beide varianten, is herkenbaar afgeleid van de landelijke competentieset. Deze set opleidingscompetenties wordt besproken met het werkveld, i.c. de Adviesraad (zie hierna). Bij een eventuele verandering van de opleidingscompetenties wordt er op toegezien dat binnen de opleidingscompetenties de HBO-kwalificaties zijn opgenomen. Het auditteam constateert, mede na bestudering van de informatieve notitie ‘Van Beroepsprofiel tot Leerplanschema’ en het curriculum, dat de opleidingscompetenties geconcretiseerd zijn op basis van de volgende onderdelen: context (type bedrijf) waarbinnen de competentie relevant is; kritische situatie waarin de competentie moet worden getoond; rol van de professional; concreet resultaat aan de hand waarvan de competentie kan worden getoetst; prestatie-indicatoren die aan het resultaat worden gesteld. De opleiding beschikt over verschillende contacten met het werkveld. Hiertoe behoren: de Adviesraad van het domein Built Environment Amsterdam representeert het werkveld op domeinniveau. De raad adviseert vanuit zijn werkveldexpertise de directie en opleidingen gevraagd en ongevraagd met betrekking tot het strategisch beleid, hoofdlijnen van onderwijs en onderzoeksthema’s. De raad vormt een brede vertegenwoordiging van het werkveld en komt een aantal keren per jaar bijeen; de Adviesraad heeft een rol gespeeld bij de realisatie van de opleiding en de vormgeving van haar programma gedurende de eerste paar jaar van haar bestaan. Leden van de raad worden uitgenodigd om te participeren in de adviesraad van het domein dan wel om lid te worden van expertisegroepen op opleidingsniveau; het relatienetwerk lectoraat Stedelijke Vernieuwing (Utrecht); de expertisekringen rondom het lectoraat Meervoudig Intensief Ruimtegebruik; samenwerkingsverbanden met het beroepenveld, waaronder OGA (Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam), VAZO (ondernemersvereniging Amsterdam Zuidoost) en met de gemeente Almere. Door middel van al deze contacten met het werkveld toetst de opleiding het competentieprofiel aan de beroepspraktijk. Het werkveld bevestigt de opleiding in de gemaakte keuzes ten aanzien van het competentieprofiel. In de vertaalslag naar het curriculum worden jaarlijks de trends en ontwikkelingen bezien in relatie tot het opleidingsprogramma. De opleiding heeft een netwerk van relaties (organisaties en personen) opgebouwd, waarop een beroep gedaan kan worden in uiteenlopende situaties/rollen (waaronder opdrachtgever projectopdrachten, stagebegeleider, gastspreker, excursies). Zowel de voltijd- als de deeltijdvariant profiteren hiervan. Tijdens de audit is gebleken dat dit netwerk met ingang van het huidige studiejaar is vastgelegd in een relatiebeheersysteem, waarbij gestart is met de stagebiedende organisaties.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 15
Ook vormen de alumni, de studenten (via de werkgevers van de deeltijdstudenten, door middel van stageopdrachten, maar ook door eigen ondernemingen van studenten) en docenten (grotendeels ook werkzaam in de beroepspraktijk) een belangrijke verbinding met de beroepspraktijk. Op instituuts- en domeinniveau wordt geparticipeerd in overlegorganen en brancheverenigingen zoals het Landelijk Overleg Bouw en Ruimte (hogescholenoverleg) en Bouwend Nederland. Bestuurlijke vertegenwoordiging vindt plaats in de Stichting Kennis Transfer Bouw, in het Regionale Techno Centrum Amsterdam en in de stuurgroep Techniek (DMO, Gemeente Amsterdam). Uit de documentatie blijkt verder dat de opleiding ook op een andere wijze specifiek aandacht besteedt aan een zo optimaal mogelijke aansluiting van de opleiding op zowel het werkveld als vervolgopleidingen. Zo biedt de opleiding BtB/Vg gedifferentieerde uitstroommogelijkheden aan door middel van minoren. Deze zijn gericht op zowel het beroepenveld als op doorstroom naar masteropleidingen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de eindkwalificaties direct en volledig ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties wordt ook het niveau van de beginnende BtB’er geformuleerd; de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de daarbinnen gepositioneerde moduleonderdelen op een inzichtelijke wijze geordend. Het auditteam constateert dat beide varianten van de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in het programma hebben verankerd en daarbij ook het beroepenveld hebben betrokken.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding BtB/Vg (voltijd en deeltijd) als voldoende gelet op de volgende overwegingen: De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het bouwtechnisch/bedrijfskundig domein en zij heeft haar inzicht wat het bereik betreft vertaald naar de opleidingsdoelstellingen en naar de voltijd- en deeltijd-programmaonderdelen. Hierbij is het beroepenveld nadrukkelijk betrokken geweest. Tevens anticipeert de opleiding door haar gerichtheid op ‘Vastgoed’ expliciet op een belangrijke ontwikkeling in het (brede) werkveld van de bouwtechnisch bedrijfskundige. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 16
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding heeft in het door haar gehanteerde onderwijsmodel het beleid beschreven ten aanzien van het ontwikkelen van kennis en vaardigheden van studenten. Het auditteam constateert dat de opleidingsstructuur van zowel de voltijd- als de deeltijdvariant aan studenten voldoende openingen biedt naar de beroepspraktijk. Bestudering door het auditteam van het curriculum laat zien dat dit is opgebouwd uit de volgende activiteiten: a. kennismodulen waarbij het vooral gaat om kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van BtB en de ondersteunende vakgebieden; b. beroepsvaardigheden worden ontwikkeld in projecten die in de regel afkomstig zijn uit het werkveld. c. Zij hebben tot doel, in aansluiting op de beroepspraktijk, aandacht te besteden aan de integratie van vakgebieden, het ontwikkelen van beroepsvaardigheden met name de ontwerpvaardigheden, maar ook het werken in teamverband, het maken van een planning en een taakverdeling. Ook door middel van stages en afstuderen is de inbreng van de actuele beroepspraktijk gewaarborgd in het onderwijsprogramma; d. de student maakt in de eerste fase van de studie kennis met de beroepspraktijk. Door middel van bezoeken aan het werkveld krijgt de student al in een vroeg stadium een beeld van wat van BtB/Vgafgestudeerden verwacht wordt. De opleiding biedt de student een leeromgeving aan waarbinnen deze in staat wordt gesteld de voor de beroepspraktijk relevante kennis, vaardigheden en competenties op te doen. De opleiding beschikt daartoe over een binnenschools programma waarin praktijkgerichte en aan de praktijk ontleende projecten ieder kwartaal centraal staan. Studiemateriaal voor modules en projecten wordt zoveel mogelijk ontleend aan de beroepspraktijk in de vorm van authentieke beroepssituaties en/of opdrachten en is daardoor te omschrijven als exemplarisch en state of the art. De opleiding hecht veel betekenis aan de praktijkonderdelen van de opleiding. Ter adstructie citeren wij hierbij uit de syllabus van het studieonderdeel ‘Vastgoedeconomie’: Projectontwikkelaar ‘Kooiman B.V.’ verhuurt een flatgebouw bestaande uit vier verdiepingen appartementen (totale huuropbrengst € 350.000) en op de begane grond een winkelgalerij (totale huuropbrengst € 210.000). Voor de winkels is geopteerd voor een belaste verhuur. Geef bij onderstaande feiten aan welke gevolgen hieraan zijn verbonden voor de omzetbelasting. De vermelde bedragen zijn, voor zover van toepassing en als niet anders is vermeld, inclusief omzetbelasting. Vervolgens worden een aantal opgaven gegeven die gekenmerkt worden door praktijkrelevantie:
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 17
Welke faciliteiten kent de Wet op belastingen van rechtsverkeer met betrekking tot de overdrachtsbelasting bij aankoop van panden die als rijksmonument staan geregistreerd? Verwijs in je antwoord naar de relevante wetsartikelen. Welke faciliteiten kent de Wet op belastingen van rechtsverkeer met betrekking tot de aankoop van woningen door corporaties? Verwijs in je antwoord naar de relevante wetsartikelen. De opleiding kent verschillende typen praktijkoriëntaties, te weten excursies, projecten, stages (bouwkundige stage en beroepsgeoriënteerde stage) en de afstudeeropdracht. De bouwkundige stage dient ertoe dat de student bekend wordt met de operationele bouwpraktijk: het bouwproces, de bouwplaats, de bouworganisatie. De beroepsgeoriënteerde stage bereidt de student voor op de toekomstige beroepspraktijk van de vastgoedkundig ingenieur in de verschillende marktsegmenten, specialisaties en rollen. Nieuwe ontwikkelingen, geïnitieerd vanuit werkveld, opleidingscommissie, lectoraat of docententeam, worden na toetsing aan het beroeps- en competentieprofiel in het leerplanschema ingepast op basis van overleg met het opleidingsteam. Voorbeelden hiervan zijn: het overheidsbeleid ten aanzien van particulier opdrachtgeverschap, combinaties van woon- en werkfuncties en bouwbeleid mindervaliden; de ontwikkeling van woon-/zorgconcepten; de inhoud van de bouwkundige vakken en practica naar aanleiding van signalen van stageadressen. Ter voorbereiding op de bouwkundige stage zijn alle practica ondergebracht in de propedeuse en is het tekenprogramma Autocad opgenomen in het programma. Vertegenwoordigers uit het beroepenveld worden ingezet bij de uitvoering en beoordeling van diverse onderwijseenheden (zoals bij projectmanagement, stages, afstuderen). Wat betreft de samenstelling van het docententeam is gebleken dat een aantal docenten ook in de beroepspraktijk werkzaam is. De college reeksen besteden veel aandacht aan actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk, ondermeer door het optreden van gastsprekers. De relatie met de praktijk blijkt verder uit initiatieven zoals de deelname aan de Provada-beurs (“professionele vastgoeddagen”) in 2006 en 2007, maandelijkse rondetafelgesprekken van studenten met politieke woordvoerders van de gemeente Amsterdam (gestart januari 2007) en de organisatie van een afstudeerevent (najaar 2006). Het Lectoraat Meervoudig Intensief Ruimtegebruik is gekoppeld aan de opleidingen binnen het domein Built Environment en bestaat sinds vier jaar. Dit lectoraat verzorgt projectweken, afstudeeropdrachten en collegereeksen en heeft een rijke bibliotheek opgebouwd op haar werkgebied. Daarbij is ervaring opgedaan met toegepast onderzoek, zowel door docenten in kenniskringverband als ook door studenten tijdens hun afstudeertraject. Vertegenwoordigers uit het beroepenveld geven door middel van de werkveldcommissie, hun begeleidende en evaluerende rol tijdens projecten, stages en afstudeerprojecten voldoende sturing aan de inhoud van het studieprogramma. De scripties worden gemaakt in nauw overleg met het werkveld. De deskundigen vanuit het werkveld zijn betrokken bij de beoordeling van de scripties. De student ontwikkelt zich vooraf (stages) maar ook tijdens de afstudeerfase in interactie met het werkveld. Wat betreft de deeltijdvariant constateert het auditteam dat de studenten gedurende de opleiding in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Centraal in het deeltijd-programma staat de dagelijkse praktijk van de student die het object van zijn studie vormt. Het auditteam acht dit een sterk punt van de deeltijdvariant, omdat daardoor de interactie tussen theorie en praktijk op een voor de student herkenbare en inzichtelijke wijze plaatsvindt.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 18
Bovendien worden door deze aanpak de noodzaak tot en de functie van (theoretische) kennisverwerving voor de student duidelijk, hetgeen de intrinsieke motivatie van de deeltijdstudent, die in de regel ouder is dan de voltijdstudent, bevordert. Ten behoeve van deze deeltijdvariant onderhoudt de opleiding intensieve contacten met het beroepenveld in de regio Amsterdam. Deze contacten leiden er toe dat nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied Bouwtechnische Bedrijfskunde/Vastgoedkunde via de deeltijdstudent en/of de docent in de opleiding worden ingebracht. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding (voltijd en deeltijd) over voldoende mogelijkheden beschikt voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in frequente en voldoende gestructureerde interacties met de beroepspraktijk. Tevens maakt de opleiding gebruik van gastdocenten die de praktijk meenemen in de opleiding. De opleiding beschikt over een, naar het oordeel van het auditteam, voldoende gedifferentieerd netwerk van relaties (bedrijven en personen) uit het werkveld, waarvan zij systematisch gebruik maakt. Bijvoorbeeld als opdrachtgever en aanbieder van onderwijsprojecten, als externe beoordelaar, als praktijkdocent, als begeleider van afstudeerprojecten, als werkgever (en begeleider) van voltijd- en deeltijdstudenten. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van beide varianten van de opleiding biedt via de projecten en stages aan de student ruime en goed gestructureerde mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in nauwe en frequente samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het BtB/Vgdomein; de opleiding schakelt gedurende het hele programma gastdocenten uit het werkveld in; de deeltijdvariant biedt de opleiding een extra gelegenheid om de relaties met het werkveld verder aan te halen waardoor recente ontwikkelingen versneld in het studieprogramma worden opgenomen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 19
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen De opleiding heeft de ‘vertaling’ van de competenties naar het studieprogramma zichtbaar gemaakt door leerdoelen te formuleren. De competentiematrix heeft het auditteam een voldoende overzicht verschaft van de relatie tussen de competenties en de leerdoelen op kwartaalniveau en het niveau van de verschillende studieonderdelen. Vervolgens zijn in het leerplan de doelstellingen voor de studieonderdelen geoperationaliseerd. Ter adstructie geven wij hier een (beperkt) voorbeeld afkomstig uit de syllabus ‘Vastgoedeconomie’. Een student dient na afloop van dit blok: • te kunnen bepalen of een vastgoedtransactie is onderworpen aan heffing van BTW en/of overdrachtsbelasting; • te kunnen bepalen hoeveel overdrachtsbelasting en/of BTW in concrete transacties verschuldigd is; • te kunnen bepalen of een vastgoedtransactie vrijgesteld van overdrachtsbelasting kan plaatsvinden; • te kunnen bepalen of over een huurprijs BTW verschuldigd is; • te kunnen bepalen in hoeverre bij huur van vastgoed voor BTW belast verhuur geopteerd kan worden; • te kunnen berekenen hoeveel opslag een verhuurder in rekening moet brengen als zonder BTW verhuurd wordt. Het auditteam constateert dat de doelstellingen voldoende herkenbaar zijn afgeleid van de eindkwalificaties en dat de doelstellingen tevens voldoende relevant zijn voor het vakgebied. In door het auditteam bestudeerde documenten heeft de opleiding de verschillende competenties verder uitgewerkt in context (bijv.: bouwbedrijf, toeleverancier, projectontwikkelaar), beschrijving van de situatie waarbinnen de competentie ontwikkeld wordt, het beroepsdomein (bijv.: externe adviseur, ondernemer), het resultaat (bijv.: een geaccepteerde strategienota), prestatie-indicatoren en ‘kenmerkende hulpmiddelen’ op de terreinen kennis en vaardigheden. Het auditteam constateert dat de opleiding er op deze wijze in voldoende mate in is geslaagd op alle niveaus binnen het voltijd- en deeltijdprogramma de functionaliteit van de studieonderdelen ten opzichte van elkaar en in het perspectief van de competenties voldoende inzichtelijk te maken. Het auditteam heeft op basis van het BtB/Vg-programma en op basis van een analyse van verschillende studieonderdelen voldoende zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Bestudering van studiemateriaal toont aan dat de opleiding er in voldoende mate in geslaagd is de doelstellingen op een heldere wijze te formuleren en verder uit te werken in het curriculum. Het auditteam concludeert dat op de verschillende niveaus van het programma een herkenbare relatie bestaat tussen de doelstellingen en de BtB/Vg-competenties. Het auditteam heeft studiemateriaal bestudeerd dat informatie bevatte over het onderwijs. Hierin wordt voor studenten helder uiteengezet (onder andere) aan welke competenties gewerkt wordt, de doelstellingen, de studielast, de context, de literatuur en de projectorganisatie.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 20
Ook is een specificatie opgenomen van de door de student op te leveren producten. Studiejaar 1 heeft een oriënterende functie ten aanzien van het beroepsprofiel. Studenten worden geconfronteerd met alle fasen van de vastgoedcyclus. Op deze manier krijgen studenten overzicht over het gehele werkveld. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de raakvlakken en samenhang tussen de verschillende vakgebieden. De propedeuse heeft tevens als voordeel, dat studenten inzicht krijgen in de vraag of ze geschikt zijn voor het beroep waarvoor wordt opgeleid. Daarmee ondersteunt het programma de verwijzende functie van de propedeuse. De HAVO/VWO-instroom krijgt een aanzienlijke bouwkundige scholing met als doel een basis te bieden voor de hoofdfase. De MBO’ers beschikken in de regel op grond van hun vooropleiding over voldoende bouwkundige kennis. In studie jaar 2 en 3 vindt verdieping plaats van de stof van de propedeuse. De complexiteit van de casuïstiek neemt toe en de student werkt intensief samen met andere (aankomende) beroepsuitoefenaars binnen het domein van de gebouwde omgeving. Ook verwerft de student competenties door de uitvoering van praktijkopdrachten en het verrichten van toegepast onderzoek tijdens stage- en afstudeerperioden. In het vierde studiejaar kiest de student uit de richtingen Projectontwikkeling en Vastgoed-management. Beide uitstroomprofielen kennen een overeenkomstige structuur van projecten met daarnaast onderwijsaanbod gericht op het verwerven van aanvullende en verdiepende kennis. Na afloop van dit half jaar kan de student, mits zijn studieresultaten dit verantwoorden, beginnen aan de afstudeeropdracht. De inhoud en de vormgeving van de afzonderlijke projecten bieden de studenten de gelegenheid de vereiste deelcompetenties te verwerven. De projecten worden naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, ingewikkelder. Deze ordening maakt het de student mogelijk alle competenties op het gewenste niveau te verwerven. Dit wordt versterkt doordat de opleiding de te verwerven competenties op verschillende niveaus heeft gedefinieerd (zie facet 1.1). De vormgeving van de studieonderdelen, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving voor beide opleidingsvarianten waarin het leerproces van de student centraal staat. Kennis en de vaardigheden moeten door de student worden toegepast, wil deze de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren. De inhoud en de vormgeving van de afzonderlijke studieonderdelen bieden de studenten de gelegenheid de vereiste deelcompetenties te verwerven. De projecten worden complexer naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, hetgeen het de student mogelijk maakt alle eindkwalificaties op het vereiste bachelorniveau te verwerven. Zoals eerder aangegeven, heeft de opleiding de landelijk vastgestelde competenties van het domein Built Environment weergegeven in een eigen competentiematrix met kernformuleringen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het studieprogramma (zowel voltijd als deeltijd) en de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen zijn in termen van inhoud, omvang en niveau een voldoende concretisering van de eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke modulen en projecten alsmede hun plek binnen het totale voltijd- en deeltijdprogramma stellen de student in staat de geformuleerde eindkwalificaties op HBOniveau te verwerven.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 21
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de BtB/Vg-opleiding geldende algemene HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals reeds in deze rapportage bij onderwerp 1 is aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een afgestudeerde BtB/Vg’er worden gesteld, zijn beschreven in onderlinge samenhang. De opleiding heeft de eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen per studieonderdeel. Deze leerdoelen nemen in complexiteit toe om in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten in voldoende mate geborgd. Het auditteam heeft dit geconstateerd na bestudering van de opleidingsschema’s en het curriculum. Tijdens de propedeuse oriënteert de student zich op de verschillende fasen van het vastgoedproces. Zo staat de initiatieffase centraal in project 1 en 3; betreft project 2 de exploitatiefase en is project 4 bouwkundig georiënteerd als afgeleide van de realisatiefase. De projecten zijn steeds gekoppeld aan een collegereeks waarin de relevante theorie centraal staat. Gedurende het gehele eerste jaar verzorgt de practicumlijn de training van basale vaardigheden, enerzijds bouwkundige practica (bijvoorbeeld kennis van bouwmaterialen, teken- en rekenprogramma’s), anderzijds beroepsvaardigheden (bijvoorbeeld rapporteren en vergadertechnieken). In verticale zin is er sprake van een toenemende complexiteit van inhoud, vraagstelling en context. Daar waar er in de propedeuseprojecten bijvoorbeeld nog sprake is van enkelvoudig ruimtegebruik richten de hoofdfase-projecten zich op meervoudig ruimtegebruik. In de propedeuse starten theorievakken met betrekking tot bouwkunde, recht, vastgoedeconomie en management. Deze structuur zet zich voort in onderwijsperioden van de hoofdfase, waarin de student werkt aan verdieping en verbreding van zijn competenties. Zowel de projectopdrachten als het flankerend onderwijs lopen op in niveau en complexiteit. Binnen de opleiding staan het bouwproces en vastgoed centraal. Alle projecten hebben koppelingen met bedrijven of worden voor bedrijven uitgevoerd. Studenten kunnen zich op deze wijze oriënteren op de beroepspraktijk. In het binnenschoolse curriculum vinden onderwijsactiviteiten plaats die studenten voorbereiden voor het uitvoeren van opdrachten in het buitenschoolse curriculum. In het binnenschoolse en het buitenschoolse curriculum staan de opleidingscompetenties van BtB/Vg centraal. Bij de ontwikkeling van het programma is de opbouw van eenvoudige naar meer complexe situaties ingebouwd. Die opbouw zit in de modules van de conceptuele leerlijnen, projecten, stages en het afstuderen. Zowel uit de programmabeschrijving als uit de detailinformatie op project- en moduleniveau waarover het auditteam kon beschikken, wordt de horizontale en verticale samenhang van de opleiding BtB/Vg op de volgende wijze expliciet gemaakt: de projecten (en de flankerende studieonderdelen) waaruit het programma is opgebouwd, zijn wat onderwerp en inhoud betreft waar mogelijk ontleend aan de praktijk; de leerdoelen en de daaraan gerelateerde (praktijk)opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd; de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student, waarbij ook aandacht wordt besteed aan zelfreflectie en zelfsturing door studenten;
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 22
de projecten, de praktijkonderdelen en de verschillende studieonderdelen bestrijken alle eindkwalificaties; kernelement in de vormgeving van de verschillende studieonderdelen is een interactie tussen theorie en praktijk; de projecten, de praktijkonderdelen en de verschillende studieonderdelen zijn gericht op het maken van beroepsproducten, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis, inzichten en vaardigheden uit verschillende deelgebieden van het vakgebied te integreren.
Voor de deeltijdvariant geldt het bovenstaande eveneens. Bovendien geldt voor de deeltijdvariant van de opleiding dat het curriculum een onderscheid kent tussen een binnenschools - en een buitenschools deel. De samenhang tussen beide delen is voldoende geborgd waarbij de eigen werkomgeving van de deeltijdstudent als object van studie wordt gebruikt om het binnenschools curriculum te concretiseren. Het auditteam acht het adequaat om op deze wijze theorie en praktijk met elkaar in samenhang te brengen, een gegeven waar deeltijdstudenten prijs op stellen. In het afgelopen jaar traden als gevolg van de snelle groei van de opleiding, veel nieuwe, parttime werkende docenten tot het opleidingsteam toe. Zij beschikken over veel vakkennis, maar hadden niet altijd direct het overzicht over het volledige opleidingsprogramma. De opleiding is zich daarvan bewust en besteedt daarom veel aandacht aan de communicatie over programma-aanpassingen, zowel richting studenten als binnen het docententeam door middel van teambijeenkomsten, de wekelijkse nieuwsbrief, intercollegiaal lesbezoek en acties ten aanzien van de toetsing. De documentatie die het auditteam heeft bestudeerd, geeft voldoende inzicht in de wijze waarop het studieprogramma is opgebouwd. Het auditteam is van mening dat de programmaopzet van beide varianten zodanig is vormgegeven dat er sprake is van voldoende samenhang tussen de onderscheiden programmaonderdelen. Een oordeel dat overigens zowel blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek alsook naar voren kwam tijdens de audit in de gesprekken met de studenten. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende gelet op de volgende constateringen: de inhoud en planning van het studieprogramma van beide varianten van de opleiding zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd, waardoor de programmaonderdelen (theorie, praktijk en projecten) tezamen een voldoende coherent geheel vormen; de thematische ordening waarborgt een horizontale samenhang tussen theorie, praktijk en projecten; de leerdoelen en de daaraan gerelateerde beroepsproducten nemen in complexiteit toe, hetgeen de verticale samenhang bevordert; de student wordt door de theoriecomponent van de opleiding in voldoende mate voorbereid op de praktijk. Voor de voltijdstudent is dit in de regel de stage, voor de deeltijdstudent is dit vaak zijn eigen werkomgeving.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De studiegids van de voltijd- en deeltijdopleiding beschrijft de organisatie van de opleiding, de opbouw van het programma en de regelingen rond de opleiding. Dit is op een adequate wijze gebeurd. De studielast van elk onderwijsonderdeel is in de onderwijs- en examenregeling (OER), de studiegids en de studentenhandleiding uitgedrukt in studiepunten. De studielast bestaat uit 240 studiepunten, gelijkmatig verdeeld over vier studiejaren van elk 60 studiepunten. Binnen een studiejaar is de studielast gelijkmatig over het jaar verspreid, dat wil zeggen dat elk onderwijskwartaal ca.15 studiepunten omvat. Met ingang van het volgende studiejaar wil de opleiding de studielast nog nader preciseren door het opnemen van een draaiboek waarin de studiebelastingsuren gedetailleerd per werkvorm per module op weekbasis worden geïndiceerd. In het propedeusejaar bezoekt de student in kleine groepen van 16 personen de studieloopbaanwerkcolleges van één lesuur per week. Tijdens deze contacturen krijgt de student o.a. informatie over de opbouw van en belangrijke keuzemomenten in zijn studie; over het risico van het oplopen van studievertraging en andere knelpunten; de Onderwijs en Examenregeling; doorverwijzing naar de studentendecaan, bureau studentenpsycholoog, onderwijs- en studentenzaken e.d. Nadruk ligt hierbij ook op de rol van de Examencommissie en het bindend afwijzend studieadvies aan het einde van het jaar. Alle studenten ontvangen een pre-BAS-brief, waarin alvast algemene informatie wordt verstrekt over de werking van het bindend studieadvies. Voor de voltijdvariant geldt het volgende. De opleiding biedt een leeromgeving aan waarin de propedeusestudent gemiddeld zo’n 14 ingeroosterde contacturen per week heeft en de hoofdfasestudent ongeveer 12 per week. Contactuur (50 minuten) wil zeggen, dat er sprake is van directe interactie tussen docent en student tijdens hoor- of werkcolleges, projectgroepbegeleidingen of practica. De interactie vindt plaats bij een uiteenlopende groepsomvang. Deze is een gevolg van de werkvorm en varieert van 80 tot 150 studenten bij een hoorcollege, tot 16 bij een practicum en 4 tot 8 studenten in een projectgroep. In het eerste studiejaar moet de student tenminste 40 studiepunten behalen waaronder de modules Wiskunde, Vastgoedeconomie 1 en 2. Als de student dit niet haalt, moet hij de opleiding verlaten. Dit is sinds studiejaar 2005-2006 ook het geval als hij aan het einde van jaar 2 de propedeuse niet heeft behaald. Deze regeling, het bindend afwijzend studieadvies, is vastgelegd in de OER. Hierin is verder vastgelegd dat een student jaarlijks voor elke toets twee kansen heeft en moet beschikken over voldoende studiepunten bij de start van de praktijkonderdelen. De opleiding geeft aan dat zij deze drempels hanteert om te voorkomen dat een student met onvoldoende bagage start met het buitenschools curriculum en het belemmerend werkt in de verdere competentieontwikkeling. Deze uitgangspunten gelden voor voltijd- en deeltijdstudenten, zij het dat deeltijdstudenten al vanaf het eerste studiejaar studiepunten kunnen behalen op basis van hun werkervaring.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 24
De inschatting van de studielast van de verschillende onderwijsonderdelen voor de voltijd- en deeltijdvariant wordt door de docent/ontwikkelaar gemaakt in overleg met zijn directe collega’s en met de opleidingsmanager. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vuistregels voor studietijd bij het bestuderen van literatuur en van de evaluatieresultaten. Toetsing van de studielast vindt plaats door de STM of onderwijsevaluaties. Voor de deeltijdvariant geldt het volgende. Hier vinden de colleges en practica plaats in één groep (ca. 20 studenten) en wordt er gewerkt in projectgroepen bestaande uit ca. 5 studenten per groep. De contacturen worden ingeroosterd op de maandagmiddag en -avond, tussen 14.30 uur en 22.00 uur. Naast de ingeroosterde contacttijd vindt veel individuele consultatie van vakdocenten, stage- of afstudeerbegeleiders en studieloopbaanbegeleiders plaats, hetzij persoonlijk, hetzij (in toenemende mate) digitaal of via e-mail. Bij het uitvoeren van stage- of afstudeeropdrachten in het werkveld heeft iedere student een begeleider vanuit de opleiding en een mentor op de werkplek. Naast de stagebezoeken vinden er in kleine groepen van acht studenten zogenaamde terugkomdagen op locatie plaats. Op deze wijze ontstaat er veel interactie tussen betrokkenen met positieve effecten, zowel inhoudelijk als qua voortgang. De bijeenkomsten in het kader van studieloopbaanbegeleiding (eerste studiejaar) en de voorlichting ten aanzien stages en afstuderen (hoofdfase) respectievelijk de minorenmarkt, zijn faciliterend voor de student bij het maken van deze keuzes. Indien de student daar behoefte aan heeft, kan hij met de studieloopbaanbegeleider, stage- of afstudeercoördinator een afspraak maken om deze nader te bespreken. Studenten geven aan dat zij de studielast als ‘voldoende’ beoordelen; tijdens sommige fasen in de studie is er sprake van een forse belasting, tijdens andere fasen is er juist sprake van een geringe belasting. In de regel is dit afhankelijk van het betreffende studieonderdeel en van de intensiteit waarmee studenten het buitenschoolse deel (stage of werk) van de opleiding volgen. Studenten geven aan per week gemiddeld 30 uur te besteden aan hun studie, hetgeen aansluit bij het HvA-gemiddelde zoals blijkt uit de STM 2006. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam stelt vast dat de opleiding (voltijd en deeltijd) zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en de feitelijke studielast; de opleiding beschikt over informatie, met name via de studieloopbaanbegeleider, om op studentniveau en op programmaniveau de factoren die de studievoortgang belemmeren, te identificeren en op basis daarvan maatregelen te treffen; de voltijd- en de deeltijdstudenten beoordelen de studielast, de studeerbaarheid en de wijze waarop de opleiding problemen identificeert en vervolgens bijdraagt aan de oplossing ervan, als voldoende.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding BtB/Vg biedt het onderwijsprogramma aan in een voltijd- en een deeltijdvariant. De toelatingseisen van de opleiding zijn vastgelegd in de ‘Onderwijs en Examen Regeling’ (OER). Uit de documentatie blijkt dat de opleiding voldoende zicht heeft op de herkomst van de groep instromers. De grootste groep voltijdinstromers is afkomstig van het HAVO, gevolgd door MBO’ers en VWO’ers. Toelaatbaar zijn havisten en VWO’ers met de profielen Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid of Economie en Maatschappij. Toelating met dit laatste profiel is alleen mogelijk op basis van de ‘Axis-regeling’, een verruiming van de WHW voor ‘deficiënte’ studenten. Wij gaan hier in op de instroom van voltijdstudenten en deeltijdstudenten. De voltijdopleiding richt zich op jong volwassenen die in de regel rechtstreeks instromen vanuit het voortgezet onderwijs (HAVO, VWO) en het MBO, en daardoor geen of geringe relevante werkervaring hebben. Studenten verwerven hun beroepscompetenties door het volgen van een vierjarig voltijd majorminor-traject (MBO-Bouwkunde: driejarig traject), waarvan een jaar besteed wordt aan praktijkstages, een half jaar aan een minor en een half jaar aan het afstudeertraject. De deeltijdopleiding richt zich op volwassenen die over enige jaren werkervaring beschikken in het domein van de opleiding, veelal echter op MBO- of MBO-plus-niveau. Studenten verwerven hun beroepscompetenties tijdens de opleiding én op de werkplek, waarbij de interactie op de opleiding met de medestudenten van toegevoegde waarde is. Deeltijdstudenten wordt een sterk gecomprimeerd programma aangeboden op de maandagmiddag en -avond. Daarnaast maken zij bij de zelfstudie gebruik van de digitale leeromgeving. Het onderwijs is, zo blijkt uit de documentatie, afgestemd op de instromende groep studenten. De verschillende werkvormen binnen het curriculum appelleren duidelijk aan verschillende leerstijlen van de instromende groep studenten. Uit de documentatie is het auditteam gebleken dat: in de studiehandleidingen van elke onderwijseenheid beschreven is welke werkvormen gebruikt worden. Deze zijn zowel individueel als groepsgewijs, docentonafhankelijk en docentafhankelijk. Het betreft o.a. studietaken, werken aan opdrachten of casussen, projecten, maken van beroepsproducten, trainen van vaardigheden; bij de ontwikkeling van een nieuwe onderwijseenheid vooraf is vastgelegd met welke werkvorm (project, conceptuele module, stage) moet worden gewerkt. Bij het bepalen hiervan is het uitgangspunt dat competenties zoveel mogelijk in meerdere werkvormen op verschillende manieren worden getoetst; de projecten het middel zijn om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen en in een bepaald product te integreren. Bovendien bieden zij de gelegenheid om in teamverband te werken: competenties waar in de beroepskwalificaties sterk de nadruk op wordt gelegd; bij het ontwikkelen van de onderwijseenheid de ontwikkelaar zelf de studieactiviteiten bepaalt. Hierbij zijn de uitgangspunten uit de visie leidend (een actieve rol van de studenten; uitdagende en motiverende werkvormen gericht op het aanleren van competenties en afstemming op de beroepspraktijk);
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 26
studiemateriaal voor modules en projecten voor zover mogelijk ontleend is aan de beroepspraktijk in de vorm van authentieke beroepssituaties en/of opdrachten. Vanaf het eerste jaar is er sprake van interactie met de beroepspraktijk. In de stages en in het afstuderen moeten opdrachten voor en binnen bedrijven worden uitgevoerd. Tevens worden vertegenwoordigers uit het beroepenveld ingezet bij de uitvoering en beoordeling van diverse onderwijseenheden
De opleiding wil met ingang van studiejaar 2007-2008 alle instromende studenten een diagnostische taaltoets laten afleggen met als doel zo snel mogelijk studenten te kunnen verwijzen naar een deficiëntieprogramma. Voor studenten met taaldeficiëntie, biedt de opleiding aanvullende training via de zogenaamde HvA-taalwinkel. Taaldeficiënties worden veelal gesignaleerd door de projectgroepbegeleider of studieloopbaanbegeleider. Voor de deeltijdopleiding gelden dezelfde toelatingseisen als in de voltijdopleiding. Daarnaast wordt van de student verlangd dat hij werkzaam is in een relevante werkomgeving. De instroom van de deeltijdopleiding kent een ander profiel dan die van de voltijdstudent. Het percentage MBO’ers is aanzienlijk groter; het percentage havisten en VWO’ers ligt beduidend lager dan in de voltijd. Hierbij moet wel aangetekend worden dat de gegevens slechts betrekking hebben op één cohort. Het programma van de deeltijd is een afgeleide van de voltijdopleiding, daarbij rekening houdend met het profiel van de deeltijdstudent en de beperkte mate van contact. De deeltijdopleiding BTB/Vastgoedkunde is in het voorjaar van 2006 begonnen met het ontwikkelen van EVC- instrumenten. In het najaar van 2006 zijn t.b.v. het waarderen en erkennen van de competenties van EVC kandidaat-assessoren getraind. Het doel is om genoemde kandidaten aansluitend een passend opleidingstraject te bieden. Inmiddels loopt er een EVC-pilot met een externe kandidaat. De opleiding heeft de EVC-procedure voor deeltijdstudenten op een heldere wijze uiteengezet in een aparte notitie. Het voltijdprogramma is afgestemd op de kwalificaties van de instromende studenten: VWO/HAVO (55 tot 60 procent van de instroom), MBO-Bouwkunde niveau 4 (ongeveer 35 procent) en instromers met andere, vergelijkbare kwalificaties. Studenten met een niveau 4-diploma MBO-Bouwkunde, vormen in het eerste jaar een groep met een specifiek programma. Deze studenten hebben op basis van hun eerdere studie, en de daarbij verworven competenties vrijstelling van 60 studiepunten, met name bestaande uit de bouwkundige stage, en de bouwkundig georiënteerde colleges, practica en project. Vrijstellingen worden op basis van bewijzen (elders behaalde diploma’s of certificaten) verleend door de Examencommissie. Voor studenten afkomstig van andere opleidingen wordt door de Examencommissie op maat bepaald op welk niveau zij kunnen instromen. Dit gebeurt op basis van de op de vorige opleiding verworven competenties/studieresultaten in relatie tot het leerplan van de opleiding BtB/Vg. Binnen de AHT zijn dit met name studenten Bouwkunde; buiten het instituut betreft het vooral studenten die een meer economisch georiënteerde opleiding gekozen hebben gericht op vastgoed of makelaardij. De studieloopbaanbegeleider en decaan spelen een belangrijke rol bij de begeleiding van deze groep studenten. De opleiding biedt potentiële studenten de gelegenheid om tijdens een lesdag mee te lopen dan wel om vanuit het oriëntatietraject van de HvA in delen van het onderwijs te participeren. Een aantal scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam e.o., de HvA, de VU en de UvA hebben zich daartoe verenigd. Ook een aantal toonaangevende ondernemingen heeft zich hierbij aangesloten. Zij hebben de handen ineen geslagen om de keuze van leerlingen in het voortgezet onderwijs (HAVO en VWO) voor een ‘bèta-technische’ studie aantrekkelijker te maken en het onderwijs in deze vakken te verbeteren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 27
In het aansluitingsonderzoek 2006 geven de eerstejaars studenten een positieve waardering over de aansluiting tussen de propedeuse en de laatst gevolgde vooropleiding: wat betreft de inhoud van de studie vindt 64% van de voltijdstudenten de aansluiting goed, 27% staat hier neutraal tegenover. Wat betreft de aansluiting bij het niveau van de studie waardeert 70% de aansluiting als goed, 25% staat hier neutraal tegenover. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: de opleiding heeft voldoende zicht op de herkomst van zowel de groep voltijd- als deeltijdstudenten; wat vorm en inhoud betreft wordt in het opleidingsprogramma voldoende rekening gehouden met de verschillen in de beginkwalificaties van de instromende studenten. Het auditteam vindt het positief dat de opleiding er voor gekozen heeft om studenten te toetsen op hun taalvaardigheid en studenten met deficiënties de mogelijkheid te bieden om hun kennis en vaardigheden op dit terrein te verbeteren tot op het noodzakelijke niveau.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 28
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding kent een propedeutische fase van 60 studiepunten en een hoofdfase met een omvang van 180 studiepunten. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eis met betrekking tot de omvang van een HBO bacheloropleiding. Voor studenten met een MBO-4 opleiding Bouwkunde geldt een generieke vrijstellingsregeling van 60 studiepunten, bestaande uit bouwkundige vakken en de bouwplaatsstage.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de voltijd BtB/Vg-opleiding en de deeltijd BtB/VgI-opleiding een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet voor beide BtB/Vg-varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 29
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De opleiding BtB/Vg hanteert een op de AHT-onderwijsvisie gebaseerde visie op leren. In de opleidingsvisie van de opleiding staan het competentiegericht opleiden en de beroepspraktijk centraal. De beroepspraktijk vraagt afgestudeerden die competent kunnen handelen in gevarieerde probleemsituaties en die in staat zijn kennis en vaardigheden zo te integreren dat die effectief kunnen worden toegepast in realistische en gevarieerde situaties. Hierbij wordt, naast een centrale rol voor de beroepsgerichtheid, onder meer beoogd de student medeverantwoordelijk te maken voor zijn eigen leerproces. Er zijn vijf werkvormen te onderscheiden die door de studiejaren heen parallel aan elkaar lopen: Projectenlijn (PRV) Conceptuele lijn (Theorie) Vaardighedenlijn (IBV/practica op bouwtechnisch gebied) Studieloopbaanbegeleidingslijn (SLB) Praktijklijn (stages, afstudeertraject) De centrale competentie die de opleiding haar studenten bijbrengt, is te omschrijven als het ontwikkelen van het vermogen om van ervaring te leren door theorie in de praktijk toe te passen en de praktijk naar de theorie te vertalen. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld hoor- en werkcolleges, practica en zelfstandig werken. Als bouwstenen voor het didactisch model worden genoemd: competentiegericht onderwijs, d.w.z. de beroepspraktijk staat centraal en kernvraagstukken uit het beroep zijn het vertrekpunt voor leeractiviteiten; opbouw voor wat betreft de complexiteit van de opdrachten/beroepsproblemen, gekoppeld aan de fasering propedeuse, hoofdfase, afstudeerjaar; toenemende zelfsturing door studenten, gekoppeld aan een afnemende structurering door de opleiding; de ontwikkeling van een professionele, integrale kennisbasis: gedurende de hele opleiding worden vakken aangeboden die deel uitmaken van de ‘body of knowledge’ van het beroep. Het gaat dan om kennis op het gebied van bouwkunde, bedrijfskunde, vastgoedeconomie en juridische kennis. Bij het werken aan de beroepsopdrachten leren de studenten om deze kennis integraal aan te wenden; leren leren/ontwikkelingsgerichtheid: in toenemende mate zijn studenten verantwoordelijk voor het eigen leerproces en leren zij dit ook zelf te sturen. Samenwerken en communiceren leren ze door met medestudenten op een realistische manier te werken aan producten en deze te presenteren aan deskundigen (docenten, vertegenwoordigers uit het werkveld). Het programma is sterk projectgestuurd. Ieder project moet leiden tot een beroepsproduct dat een student of een groep studenten oplevert. De colleges en practica staan uitdrukkelijk in het teken van het project dat de kern van elk blok vormt. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de projectopdrachten toe en wordt in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Bestudering van studiemateriaal leert het auditteam dat het studiemateriaal sterk praktijkgericht is, anders gezegd er wordt een link gelegd met de praktijk. Het geleerde is toepasbaar/bruikbaar in een praktijksituatie.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 30
Ook daar waar het ‘droge stof’ betreft zoals fiscale aspecten van vastgoed, probeert de opleiding toch voortdurend een relatie te leggen met de praktijk. Studenten krijgen binnen practica de gelegenheid om specifieke beroepsvaardigheden te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het terrein van materiaalkunde of vaardigheden met tekenprogramma’s. Ieder kwartaal van het binnenschools curriculum staat een praktijkgerelateerde projectopdracht centraal. Deze is direct gekoppeld aan een collegereeks waarin de relevante theorie behandeld wordt. Dit pakket betreft ca. 1/3 deel van de studielast. Het overig onderwijsaanbod vindt plaats in practica, hoor- en werkcolleges. Zo wordt gewerkt aan een stevige theoretische basis en aan het aanleren van professionele werkmodellen. Praktijkoriëntatie vindt plaats vanaf het eerste jaar in de vorm van excursies, projectmatig werken, de docenten als rolmodel en gastsprekers. In de hoofdfase gebeurt dit tijdens twee stageperioden en in het vierde jaar door de afstudeeropdracht. De afstudeeropdracht is een concrete vraagstelling uit de praktijk op tactisch/strategisch niveau. De docenten ondersteunen het leren vanuit verschillende rollen: als inhoudelijke expert als opdrachtgever, als trainer en als coach. Veel docenten combineren hun taak met functies in het beroepenveld. Daardoor zijn zij in staat om als rolmodel te fungeren. Om met de studenten te communiceren en hen te informeren, wordt -naast de reguliere contacturen- gebruik gemaakt van moderne ICT-technologie. De deeltijdvariant kent hetzelfde didactische concept als de voltijdvariant. In de uitvoering van het deeltijdstudieprogramma zijn er evenwel enkele verschillen die samenhangen met het feit dat de deeltijdstudent gedurende de opleiding vaak in de praktijk werkzaam is. Zo wordt in een aantal gevallen gekozen voor werkvormen die aansluiten bij de ‘volwassen status’ van de deeltijdstudent en bij het feit dat zij de theorie al snel in de praktijk kunnen toetsen of toepassen. Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel om volgende redenen: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de voltijd- en de deeltijdopleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke ) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de basisstructuur van het programma; de centrale plaats die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht. Dit geldt ook voor de deeltijdvariant die rekening houdt met de werkplek van de deeltijdstudent; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 31
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Het toetsbeleid van de opleiding bestaat uit de volgende componenten: de Onderwijs en Examenregeling (OER), waarin de procedures ten aanzien van toetsing en herkansing zijn opgenomen; een toetsplan, waarin alle toetsen gedurende de opleiding zijn beschreven en verantwoord in relatie tot de eindkwalificaties en het leerplan en de organisatorische inbedding van het toetsen en beoordelen. In het ‘Toetshandboek Bouwtechnische Bedrijfskunde/vg’ heeft de opleiding de organisatie van het toetsen vastgelegd, de visie van de hogeschool op toetsen en is een actieplan uitgewerkt van de Toetscommissie van de opleiding. Op een heldere wijze is de toetsprocedure voor schriftelijke tentamens en voor projectmatig werken uiteengezet waarin aandacht is besteed aan de taken en verantwoordelijkheden van de docenten en het beoordelen van projectwerk. Tenslotte heeft de opleiding in negen bijlagen het format uitgewerkt van de toetspraktijk, een ‘checklist inhoud projecthandleiding’ en beoordelingsformulieren zijn daarin opgenomen. Het auditteam heeft het toetshandboek bestudeerd dat bestaat uit een algemeen gedeelte, een gedeelte dat het toetsen van collegestof betreft en een gedeelte over het toetsen in het kader van projectwerk. De opleiding BtB/Vg heeft de toetsuitgangspunten van HvA en AHT uitgewerkt in een aantal (aanvullende) doelstellingen ten aanzien van de kwaliteitseisen voor het toetsen van studenten. Wij noemen hier een aantal: het moet voor studenten helder zijn welke eisen worden gesteld. Bij iedere toets moet het voor studenten duidelijk zijn wat zij kunnen verwachten (transparantie). de toets moet aansluiten op de beschrijving van de leerdoelen van het vak zoals die in het curriculum/op intranet zijn gegeven. Uit deze beschrijving is voor de student ook af te leiden hoe de leerdoelen onderling worden gewogen (consistentie). de vakdocent betrekt altijd een collega of deskundige uit de beroepspraktijk voor het beoordelen van de geschiktheid van de schriftelijke toetsen. de complexiteit van de opgaven in toetsen neemt toe naarmate de student verder in de opleiding zit. Eenvoudige kennistoetsen (opsommingen, reproductie) mogen in jaar 1 nog worden toegepast, maar in de hoofdfase slechts incidenteel ten gunste van toetsing t.a.v. begrijpen, toepassen, analyseren en synthetiseren. bij de beoordeling van projectwerk door groepen studenten wordt zowel het resultaat als het proces beoordeeld en kent de beoordeling een collectieve én een individuele component. de beoordeling van (het inhoudelijke niveau van) projectopdrachten gebeurt altijd door (minimaal) twee docenten, waarbij ten minste één docent niet bij de procesgang betrokken is geweest. aan iedere toets is een feedbackmoment gekoppeld. In het kader van groepsopdrachten geven de studenten ook elkaar feedback. Het toetsbeleid richt zich op alle toetsvormen die binnen de opleiding gehanteerd worden. Ter wille van de werkbaarheid heeft de Toetscommissie hierbij als primair aandachtsgebied de projectopdrachten, tentamens en practica genomen. De opleiding heeft de verschillende toetsvormen op een heldere wijze uitgewerkt in een schema. In dit schema zijn de werkvormen opgesomd, voorzien van een toelichting en voorbeelden en de bij iedere werkvorm behorende toetsvorm. Wij geven hier de werkvormen en de toetsvorm weer:
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 32
Werkvormen
Toetsvorm
Praktijkoriëntatie
Deelname (Stage)verslag Praktijkopdracht Verslagen Presentaties Tentamens Opdrachten Participatie Werkstukken Portfolio
Projecten Colleges Practica Studieloopbaanplanning
De opleiding heeft medio 2006 een Toetscommissie ingesteld. Deze heeft thans vijf leden die worden ondersteund door de onderwijskundige van de hogeschool. De Toetscommissie ziet het als haar taak bij te dragen aan de kwaliteitsborging van het onderwijs door te streven naar een adequaat instrumentarium waarmee de eindtermen en competenties van studenten kunnen worden getoetst. Daarnaast vergaart men systematisch informatie over de toetsen en over de praktijk van het toetsen binnen de afdeling BtB/Vg teneinde verbeteringen op het gebied van het toetsbeleid en het toetsen te kunnen initiëren. In deze zaken adviseert de Toetscommissie het opleidingsteam van de afdeling. Een korte omschrijving van de taken van de Toetscommissie nemen wij in onze ‘bevindingen’ op: beleidsvoorbereiding op het gebied van toetsbeleid en de praktijk van het toetsen; creëren van draagvlak voor verbeteringen op het gebied van toetsen; bevorderen van de deskundigheid van docenten op het gebied van toetsen; inwijden van nieuwe docenten op het gebied van het toetsbeleid van de afdeling en de gebruikte procedures; beoordelen van de toetspraktijk binnen de opleiding ten behoeve van het initiëren van verbeteringen; ondersteunen van docenten met het ontwikkelen en doorvoeren van verbeteringen in de toetspraktijk. De uitvoering van het toetsbeleid vormt een belangrijke taak voor het opleidingsteam. De projectopdrachten en beoordelingscriteria zijn het afgelopen jaar in samenspraak binnen de betrokken subteams (docentbegeleiders van het betreffende project) verder uitgewerkt en gedocumenteerd. De toetsing van de collegestof is in veel, maar niet in alle gevallen, intercollegiaal uitgewerkt. Docenten kenden tot voor kort een tamelijk autonome werkwijze, zo bleek tijdens de audit. De beoordeling van de onderdelen van het buitenschools curriculum (stage, afstuderen) vindt plaats volgens vastgelegde criteria en procedures in de stage- respectievelijk afstudeerhandleiding. Iedere praktijkopdracht (stage en afstuderen) wordt na afloop door de binnen- en buitenschoolse begeleider beoordeeld op basis van een vast format, waarvoor de leerdoelen van de stage of het afstuderen als onderlegger hebben gediend. In formele zin treedt de praktijkbegeleider op als adviseur van de docentbegeleider(s). Met andere woorden: de eindbeoordeling van het gerealiseerde niveau vindt plaats door de opleiding. Ten behoeve van de deeltijdopleiding is door het EVC-centrum van de Hogeschool van Amsterdam in samenspraak met docenten uit het opleidingsteam een EVC-procedure opgesteld en uitgewerkt. Nadat in dit najaar de eerste interne en externe assessoren zijn getraind, wordt er nu een pilot uitgevoerd met enkele deeltijdstudenten en een externe deelnemer.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 33
Binnen het domein Built Environment is een EVC-manager aangesteld die contacten legt met organisaties die potentiële EVC-kandidaten aanleveren en bereid zijn om na deze procedure te participeren in een action learningcontext. Het EVC-bureau van de HvA bewaakt het niveau en de inhoud van de assessoren en de assessments. Dit gebeurt door evaluaties uit te voeren, door onderlinge uitwisseling van kennis en ervaring en door regelmatig scholingen te organiseren. De Examencommissie van de opleiding stelt vast in hoeverre zij het advies van assessoren volgt en verworven competenties daadwerkelijk erkent. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding besteedt aantoonbaar aandacht aan het verder optimaliseren van het toetsbeleid en houdt dienaangaande een vinger aan de pols bij de studenten; de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen en de gebruikte toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Naar het oordeel van het auditteam kennen beide varianten van de opleiding een studieprogramma: dat voldoende aansluiting biedt bij de beroepspraktijk: via de verschillende onderwijsvormen en stages biedt de opleiding de student de gelegenheid kennis te maken met het werkveld; dat in voldoende mate een uitwerking is van de doelstellingen die herkenbaar zijn afgeleid van de landelijk vastgestelde set competenties, waarbij vakinhoudelijk sprake is van een toenemende complexiteit naarmate de student vordert in de studie; dat voldoende aandacht besteedt aan de basisbegrippen op het terrein van BtB/Vg die gedurende de vier studiejaren verder worden uitgediept, hetgeen de verticale samenhang van het studieprogramma adequaat reflecteert; dat wat studielast betreft rekening houdt met de uitkomsten van onder andere studentevaluaties; dat is vormgegeven op basis van een didactisch concept waarbij het verwerven van algemene, beroepsspecifieke en interdisciplinaire competenties centraal staan. Hierdoor is geborgd dat er sprake is van een didactisch concept dat aansluiting biedt op het beroep waarvoor BtB/Vg opleidt; waarvan de vakinhoud op een adequate wijze getoetst wordt. De opleiding zet ook aantoonbaar in op verbetering van het toetsbeleid, waar nodig.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Het auditteam heeft de CV’s bestudeerd van docenten en constateert dat zij beschikken over voldoende praktijkrelevante kennis en ervaring. 62% van de docenten is op dit moment werkzaam in de bouwtechnische bedrijfskunde beroepspraktijk; zowel in de bouwwereld als de vastgoedsector. De medewerkers van het opleidingsteam zijn voldoende gekwalificeerd voor hun werkzaamheden gezien het opleidingsniveau en de ruime mate van de relevante praktijk- en onderwijservaring. Vrijwel alle docenten zijn afkomstig uit de beroepspraktijk en hebben hier nog hun eigen netwerk binnen het beroepenveld. Het personeelsbeleid is erop gericht personeel met relevante en meerjarige werkervaring aan te nemen. Veel docenten combineren dan ook hun onderwijsactiviteiten met werkzaamheden in de beroepspraktijk. Zij zijn bijvoorbeeld werkzaam als adviseur, stedenbouwkundige of zelfstandig gevestigd als architect of loopbaancoach. Het team kent daarmee een ruime mix aan deskundigheden, zowel specialistisch als generalistisch, analoog aan de breedte van het vakgebied. Binnen het team werken ervaren collega’s en enkele junioren op een vanzelfsprekende en constructieve wijze samen. Junioren worden met name ingezet in de propedeuse als practicum- en/of projectgroepbegeleider. Ervaren medewerkers verzorgen onderwijs voor studenten van alle studiejaren, inclusief de propedeuse. Daarnaast vindt structurele inzet van gastdocenten uit het bedrijfsleven plaats, waardoor de actualiteit en verbinding tussen beroepspraktijk en opleiding eveneens extra wordt gevoed. Ook komt het grootste deel van het docententeam structureel in contact met het beroepenveld, letterlijk door het afleggen van bezoeken ter plaatse, vanuit de rol als stage- of afstudeerbegeleider. Tenslotte maken docenten deel uit van samenwerkingsverbanden die de opleiding heeft met het werkveld, met collega-opleidingen en met de lectoraten binnen en buiten de AHT. Docenten van de opleiding manifesteren zich op verschillende manieren buiten de opleiding. Hierdoor leveren zij een bijdrage aan de ontwikkeling van de praktijk en brengen actuele kennis mee terug naar de opleiding. Zo participeert één docent in de kenniskring van het lectoraat Stedelijke Vernieuwing te Utrecht, een samenwerkingsverband van zes hogescholen, ten behoeve van de minor Stedelijke Vernieuwing. Drie docenten participeren in de kenniskring van het lectoraat MIR, één docent is actief in internationaliseringsnetwerken binnen en buiten de hogeschool, andere docenten verzorgen publicaties. Het Lectoraat Meervoudig en Intensief Ruimtegebruik is in het voorjaar van 2003 van start gegaan en richtte zich op drie thema’s, te weten ‘Water in en om de stad’, ‘Stapelen/de hoogte in’ en ‘De stad als bouwplaats’. De activiteiten van de lector zijn verankerd in het instituut door middel van een kenniskring, waarin docenten en andere experts participeren. De kenniskringen verzorgen colleges en projectonderwijs, en genereren onderzoek en publicaties. Structureel participeert een drietal docenten van de opleiding BtB/Vg in deze kenniskringen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 35
De participatie van docenten in lectoraat en kenniskringen leidt tot verdere professionele ontwikkeling van betrokkenen, tot verdieping van het onderwijsprogramma en tot kennisdeling, zowel inhoudelijk als voor wat betreft toegepaste onderzoeksvaardigheden. Studenten waarderen de actuele kennis over de beroepspraktijk van docenten met een 3.6 (op een vijfpuntsschaal).
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk laat zien, dat de docenten van de opleiding contacten onderhouden met het werkveld; door middel van deze contacten leggen de docenten van de opleiding een concrete verbinding tussen werkveld en programma; de opleiding schakelt gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Docenten zijn in principe zowel binnen de voltijd- als de deeltijdopleiding inzetbaar, waarbij er naast deskundigheid rekening wordt gehouden met de voorkeur, affiniteit en beschikbaarheid van betrokkenen. Binnen het team komen veel parttime aanstellingen voor; twee docenten hebben een fulltime dienstverband. Dertig docenten, ongeveer 13 fte, verzorgen het onderwijs van de opleiding. De opleiding hanteert als algemeen uitgangspunt, een docent/student ratio van 1:30 (voltijd) en 1:50 (deeltijd). Als gevolg van de forse groei van de opleiding met daarbij als complicatie dat niet altijd de juiste deskundigheid uit de markt geworven kon worden, kende de opleiding BtB/Vg het afgelopen jaar een ratio die iets hoger lag en net voldoende was voor het uitvoeren van het onderwijsprogramma. Dit heeft extra inspanning van het opleidingsteam gevraagd. Daarnaast heeft de opleiding met de inzet van gastdocenten de onderwijsactiviteiten volgens planning kunnen uitvoeren. Inmiddels treedt er, zo geeft de opleiding aan, een zekere stabilisering op en is het beleid erop gericht om de ratio van gemiddeld 1:30 te realiseren. Dit wordt geëffectueerd door (voor)tijdig te anticiperen op vacatures, het intensiveren van samenwerkingsverbanden met het werkveld en collega-opleidingen. De gemiddelde leeftijd van het opleidingsteam gerekend op basis van 12 docenten met een aanstelling van 0,5 fte of meer is 46 jaar. Hiervan zijn 4 docenten ouder dan 55 jaar. Van de overige docenten met een aanstelling kleiner dan 0,5 fte zijn er twee ouder dan 55 jaar en 3 jonger dan 45 jaar. Het beleid is er op gericht om medewerkers aan te nemen, die over voldoende werkervaring en opleidingsniveau beschikken maar bij voorkeur jonger zijn dan 45 jaar. Realisatie hiervan is echter niet eenvoudig, gezien het feit dat deze doelgroep midden in de maatschappelijke carrière verkeert. Enkele docenten worden voor een deel van hun aanstelling ‘uitgeleend’ aan collega-opleidingen of worden als deskundige ‘ingehuurd’ van andere opleidingen. Deze uitwisseling vindt frequent plaats met de opleiding Bouwkunde, maar ook met bijvoorbeeld de opleidingen Civiele Techniek en Technische Bedrijfskunde. In de regel betreft het dan een uitwisseling van docenten op het gebied van technische/bouwkundige toepassingen enerzijds en juridisch/financiële aspecten anderzijds. Het auditteam merkt op dat de personele omvang van de opleiding een punt van aandacht blijft. Organisatie en onderlinge samenhang zouden kunnen lijden onder een verdere groei van de opleiding. In dit verband is er sprake van een mogelijk toekomstig spanningsveld tussen het nagestreefde marktaandeel en het hoge ambitieniveau dat de opleiding/de AHT zich oplegt voor wat betreft de kwaliteit in de toekomst als vooraanstaand/meest vooraanstaand instituut in Nederland. BtB/Vg maakt gebruik van de ondersteunende diensten die hogeschoolbreed worden georganiseerd als ook van het bedrijfsbureau van de AHT voor specifieke op BtB/Vg gerichte onderwijsondersteunende processen. Voorbeelden van deze processen zijn: de roostering, groepsindelingen en stageadministratie. De deeltijdopleiding BtB/Vg kent een coördinator die binnen zijn takenpakket specifiek ruimte heeft voor de operationele aansturing van deze opleidingsvariant. Daarnaast hebben veel docenten specifieke portefeuilles c.q. aandachtsgebieden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 37
Voorbeelden hiervan zijn het stage- en afstudeerbeleid, alumni en de oriëntatieopdracht/excursie eerstejaars. Ziekteverzuim komt binnen de opleiding zeer beperkt voor en heeft dan betrekking op kortdurend verzuim. Exacte cijfers zijn geregistreerd op instituutsniveau: in 2005 bedroeg het kort ziekteverzuim 1,43% en het middellange ziekteverzuim 2,38%. Het lang ziekteverzuim bedroeg 0,8%. Het opleidingsmanagement neemt bij iedere ziekmelding direct contact op met de betreffende collega.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige omvang van de voltijd- en deeltijdformatie stelt de opleiding in staat beide opleidingsprogramma’s uit te voeren; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 38
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Het grootste deel van de docenten is afkomstig uit de beroepspraktijk en beschikt daardoor over vakinhoudelijke kennis. Het huidige docententeam is competent voor de realisatie van het basisprogramma. Docenten kunnen zich profileren op één van de volgende taakgebieden: contacten met het werkveld, ontwikkeling van het onderwijs of onderzoek. Gelet op de CV’s van de docenten en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het management en de docenten verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten inhoudelijk ruim gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. In dit verband wijst het auditteam erop dat de opleiding bovendien structureel gebruik maakt van gastdocenten. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde specialisten, die naast hun docentschap in het BtB/Vg-domein werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een vanzelfsprekende wijze actuele expertise en probleemstellingen binnen het opleidingsprogramma brengen. Conform de hogeschoolsystematiek worden jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd op basis van vastgestelde profielen. De opleidingsmanager voert tenminste éénmaal per jaar een functioneringgesprek en een beoordelingsgesprek met de docenten van het team op basis van een gestandaardiseerd format. Hierbij geeft de docent aan hoe hij, in samenspraak met de leidinggevende, zijn uren voor deskundigheidsbevordering inricht. Iedere docent beschikt over een persoonlijk budget van 65 uur (naar rato van 1,0 fte) per jaar om zijn deskundigheidsbevordering vorm te geven naast de uren voor overleg en teamscholing. Het beoordelingsgesprek vindt plaats aan het einde van het studiejaar en bestaat uit twee delen: een beoordeling gebaseerd op de resultaatafspraken zoals geformuleerd in het eerdere functioneringsgesprek en de beoordeling op het functieprofiel als ook de vaststelling van de docenttaken voor het volgende studiejaar. Bovenstaande geldt zowel voor de voltijd- als de deeltijddocenten, die gezamenlijk deel uitmaken van het opleidingsteam. Ook vinden individuele coaching- en scholingstrajecten plaats naar aanleiding van functioneringsgesprekken, werkoverleg en actuele ontwikkelingen in het werkveld. Op didactisch gebied vindt continu scholing plaats met betrekking tot onderdelen als begeleiden, toetsen en beoordelen van studenten. Deze scholing wordt gedurende het studiejaar op de vaste vergader/werkmiddag van het team aangeboden onder leiding van interne en externe (onderwijskundige) deskundigen. Zo is in de planning van dit studiejaar steeds ruimte gereserveerd voor teambijeenkomsten rond het thema ‘toetsen en beoordelen’. Daarnaast volgen de leden van de Toetscommissie specifieke trainingen op dit gebied en hebben de leden van de Examencommissie gezamenlijk een scholingbijeenkomst gevolgd in het najaar van 2006.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 39
De AHT heeft voor (nieuwe) docenten een inwerkprogramma opgezet met aandacht voor beleidsmatige, didactische en organisatorische aspecten. Verder krijgen nieuwe docenten een begeleider toegewezen in de vorm van een ervaren collega-docent. Wanneer nodig maakt de opleiding gebruik van specialisten in de vorm van gastdocenten. Incidenteel wordt een gastdocent ingezet voor een programma dat een heel kwartaal loopt, de betreffende docent wordt daarbij begeleid door een van de ervaren krachten binnen het team. Gastdocenten die kortdurend worden ingezet, bijvoorbeeld voor één gastcollege, worden daarbij ondersteund door een kerndocent. Deze kerndocent is ook bij de lessen aanwezig. Uitkomsten van de diverse evaluaties, waaronder ook de intercollegiale feedback naar aanleiding van enkele lesbezoeken, vormen onderwerp van gesprek evenals de wensen ten aanzien van de persoonlijke ontwikkeling. Uit de afgelopen gesprekscycli volgden uiteenlopende verbetertrajecten. Zo werd een docent begeleid om meer praktijkvoorbeelden in zijn colleges toe te passen en andere werkvormen in te voeren met als resultaat een hogere waardering. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat onderwijs- en vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen betreft zijn de docenten voldoende toegerust om beide varianten van de opleiding te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en contacten met het werkveld; de opleiding besteedt voldoende aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps; studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke kennis en over de werkveldkennis van hun docenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide varianten van de opleiding BtB/Vg het Onderwerp ‘Inzet van Personeel’ als voldoende gelet op het feit dat: het personeel in staat is de verbinding met de beroepspraktijk te leggen; de inzet van personeel kwalitatief en kwantitatief op een voldoende niveau staat om het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk te maken. Van belang is wel dat de opleiding de docent-student-ratio nauwlettend in het oog houdt. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Inzet van personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 40
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT) is gevestigd in gebouw Leeuwenburg te Amsterdam, een voormalig kantoor van de Postbank in de directe nabijheid van het NS Station Amsterdam Amstel. Dit gebouw wordt gedeeld met andere opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. Het auditteam merkt op dat ondanks de grootte van het gebouw het toch geen overvolle indruk maakt, integendeel zelfs. Daarenboven zijn de ruimten goed verzorgd en goed onderhouden. BtB/Vg volgt het hogeschoolbeleid voor studentenvoorzieningen en materiële randvoorwaarden. Als zodanig maakt het beleid van de opleiding deel uit van de hogeschoolbrede beleids- en begrotingscycli. De opleiding biedt haar voltijd- en deeltijdstudenten tal van voorzieningen, fysiek en digitaal, zowel op materieel als immaterieel gebied. De opleiding beschikt over software waar de student gebruik van kan maken, zowel tijdens als buiten de lesmomenten. Gebouw Leeuwenburg beschikt over een groot aantal centrale voorzieningen, waaronder een centrale receptie, audiovisuele dienst, reproservice, boekhandel, bibliotheek/mediatheek, helpdesk ICT, Studenten Service Center, restaurant, koffiecorner en een studentensociëteit. De dienstverlening en openingstijden van centrale voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de mediatheek en het restaurant zijn afgestemd op de voltijd- én deeltijdopleidingen. De AHT beschikt over twaalf ‘eigen’ leslokalen, over laboratoria en werkplaatsen. De opleiding BtB/Vg maakt hiervan gebruik en kan zonodig uitwijken naar de overige collegezalen en practicumruimten binnen het gebouw. Verder zijn er kleinere ruimtes beschikbaar ten behoeve van projectwerk en/of studieloopbaanbegeleiding alsmede een groot studielandschap, waarin de computerschermen domineren. De mediatheek van gebouw Leeuwenburg kent een groot aanbod, zowel voor wat betreft de aanwezige literatuurcollectie, de tijdschriften als ten aanzien van de toegang tot externe informatiebronnen respectievelijk databanken. Daarnaast zijn er werk- en studeerplekken beschikbaar voor studenten en medewerkers. In goed overleg tussen de accountmanager van de bibliotheek en de opleiding wordt de collectie jaarlijks uitgebreid en geactualiseerd. Het afgelopen jaar is met name geïnvesteerd in de aanschaf van relevante tijdschriftabonnementen. Ook worden met ingang van dit jaar afstudeerscripties digitaal ter beschikking gesteld. Bij het aanbieden van een stageplaats of afstudeeropdracht geeft de opdrachtgever aan of er voor de student een werkplek beschikbaar is en waarmee deze werkplek is uitgerust. De student is zo vooraf op de hoogte van de eventuele voorzieningen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om de opleiding te realiseren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De opleiding BtB/Vg heeft als uitgangspunt dat een voltijd- en deeltijdstudent gedurende zijn hele studie in meer of mindere mate behoefte heeft aan studieloopbaanbegeleiding. Met name bij het werken in projectgroepen waarbij de theorie dient te worden toegepast in projectopdrachten die op de praktijk zijn georiënteerd; daarnaast bij belangrijke keuzemomenten tijdens de studie en tenslotte in periodes dat de student al deelneemt aan de beroepspraktijk zoals tijdens de stage en het afstuderen. Gedurende de gehele studie is de studieloopbaanbegeleider hét aanspreekpunt voor de groep voltijd- en deeltijdstudenten bij studievragen of -problemen. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden, waardoor de student tijdelijk niet in staat is om zich volledig voor zijn studie in te zetten, verwijst de studieloopbaanbegeleider naar de studentendecaan. Dit geldt ook wanneer studenten aanspraak willen maken op bijzondere regelingen of faciliteiten, zoals bijvoorbeeld verlengde toetstijd bij dyslexie. Bij opgelopen studievertraging stelt de student samen met de studieloopbaanbegeleider een plan van aanpak op voor de verdere studie. Er zijn afspraken gemaakt tussen de studieloopbaanbegeleiders en de projectgroepbegeleiders om meer informatie uit te wisselen ten aanzien van studenten die deficiënties vertonen, maar ook om meer getalenteerde studenten te signaleren. Het doel hiervan is om de laatste groep studenten extra uitdaging te bieden in de vorm van meer complexe stage- of afstudeeropdrachten dan wel te stimuleren tot het volgen van extra studieonderdelen of vervolgopleidingen. Verschillende begeleidingsactiviteiten worden aangeboden bij: Studieloopbaan (SLB) Projecten (PRV) Trajectkeuze Minor Stage lopen Uitstroomprofiel keuze Afstuderen De student evalueert zijn studievoortgang met behulp van de studieresultaten die hij online beschikbaar heeft. De studieloopbaanbegeleider kan de student verwijzen naar de studentendecaan. Ook is het mogelijk de student te verwijzen naar andere faciliteiten binnen de hogeschool, waaronder bijvoorbeeld een workshop studievaardigheden of het heroriëntatietraject. Het curriculum biedt de student een aantal keuzes, waardoor het programma meer kan worden toegesneden op de persoonlijke competentieontwikkeling. Elke student kan keuzes maken ten aanzien van de minor, stageadressen, uitstroomprofiel en afstudeeropdracht. Naast de studieloopbaanbegeleiding kan de voltijd- en deeltijdstudent student gebruik maken van tal van algemene ondersteuningsmogelijkheden bij de afdeling studentzaken van de HvA. Voor individuele studenten is er, indien noodzakelijk en gewenst, zorg en begeleiding beschikbaar door psycholoog, studentenarts, decanaat en/of vertrouwenspersonen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 42
De student krijgt gedurende de minor in een periode van twee aaneengesloten lesblokken de gelegenheid om zich te verdiepen in een speciaal thema. De student leert onder begeleiding steeds zelfstandiger te werken aan een complexe opdracht. Voordat de student een aanvang maakt met zijn stage, dient hij zich goed voor te bereiden op zijn leerdoelen en de leerresultaten die hij aan het eind wil presenteren. Bij zijn voorbereiding wendt hij zich tot zijn stagecoördinator met een stagevoorstel. Aansluitend wordt hij begeleid door zijn stagedocent en stagepraktijkbegeleider. In het laatste studiejaar dient de student zich te oriënteren op zijn uitstroomprofiel: vastgoedmanagement of projectontwikkeling. Hij krijgt daarbij ondersteuning van vakdocenten die uit eigen ervaring goed op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. In de eindfase van zijn studie maakt de student in nauw overleg met de afstudeercoördinator een keuze voor zijn afstudeeronderzoek en bereidt hij zich voor op zijn toekomstige beroep. Bij het schrijven van zijn eindscriptie wordt de student weer begeleid door de toegewezen afstudeerbegeleider. Wat betreft het portfolio is het auditteam het volgende gebleken. Bij het richting geven aan het leren van de beroepscompetenties speelt het portfolio van de student een belangrijke rol. Het portfolio wordt tijdens de propedeuse door de student actief opgebouwd als gevolg van sturing vanuit de opleiding. In het Persoonlijk Ontwikkelplan maakt de student duidelijk hoe hij de eigen ontwikkeling door middel van analyse kan sturen, bijstellen en vastleggen. Alhoewel studenten worden aangemoedigd om hun portfolio te blijven vullen, is dit nog geen algemeen geldende praktijk, zo is het auditteam gebleken. De verdere ontwikkeling van de studieloopbaanbegeleiding levert hieraan een positieve bijdrage, waarbij een consequente opstelling van stage- en afstudeerbegeleiders een kritische succesfactor is. De studieloopbaanbegeleiders en stagecoördinator vragen hier aandacht voor tijdens teambijeenkomsten en in hun communicatie richting de begeleiders. Ten opzichte van het studiejaar 2005-2006 is de studieloopbaanbegeleiding geïntensiveerd. In de propedeuse zijn extra bijeenkomsten georganiseerd in het vierde kwartaal ter voorbereiding op de keuzes/afwegingen die de student in de hoofdfase gaat maken. Langstudeerders worden opgeroepen voor een gesprek met betrekking tot studieplanning/studievoortgang. De opleiding maakt gebruik van intranet en de HvA-mail om met studenten te communiceren over roosters, programmamededelingen en dergelijke. Tevens wordt de bereikbaarheid of tijdelijke afwezigheid van docenten via het intranet doorgegeven aan studenten. Op elke etage van de AHT hangt een groot beeldscherm, dat deze mededelingen continu toont. Op deze wijze verloopt de communicatie snel, adequaat en plaatsongebonden via het mondiale internet. Wat betreft de informatievoorziening is gebleken dat de student zijn studievoortgang kan monitoren via het intranet. Daarnaast ontvangt hij na ieder leskwartaal een uitdraai van de resultaten van dat kwartaal. Na afronding van het collegejaar volgt een totaaloverzicht van alle resultaten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding (voltijd en deeltijd) is adequaat met het oog op de studievoortgang en sluit aantoonbaar aan bij de behoeften van de studenten. de informatievoorziening aan studenten en docenten is over het algemeen voldoende.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 43
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding (voltijd en deeltijd) de “Voorzieningen” als voldoende gelet op de volgende bevindingen: de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding in beide varianten op adequate wijze te realiseren. de studentbegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten zijn voldoende geregeld en sluiten aan bij de behoeften van de groep voltijd- en deeltijdstudenten. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 44
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Op het niveau van de HvA zijn de doelstellingen/normen vastgesteld waaraan de onder haar bestuur opererende opleidingen moeten voldoen. Overigens is de zorg voor de kwaliteit gedecentraliseerd naar het management van de opleidingen. Een maatregel die het auditteam positief waardeert. De kwaliteit van alle opleidingen van de HvA wordt regelmatig intern en extern getoetst. De interne kwaliteitszorg van BtB/Vg kent een systematiek die ontleend is aan het kwaliteitszorgsysteem van de HvA. Centraal daarbij staan de volgende deelactiviteiten die tezamen een continu en cyclisch proces vormen: analyse van de bestaande situatie (de praktijk) ten opzichte van de gewenste situatie (doelstelling) leidt tot een oordeel en, indien de praktijk niet overeenkomt met de gewenste situatie, tot een probleemstelling waarvan de oorzaken worden onderzocht op basis waarvan verbeteracties worden geformuleerd waarvan de implementatie wordt gevolgd. Het doel van de ‘planning & control-cyclus’ (P&C-cyclus) is het bepalen van de kwaliteit van specifieke onderwerpen op basis van kengetallen en streefcijfers waarbij het accent ligt op de bedrijfsvoering en het management van de instituten. In de P&C-cyclus worden vier stuurgebieden onderscheiden: (i) Kwaliteit & Onderwijs; (ii) Markt, Klant & Omgeving; (iii) Personeel & Organisatie en (iv) Financiën en Rendement. Instituutsdirecties leggen jaarlijks hun resultaatafspraken met het College van Bestuur vast en bespreken twee maal per jaar de voortgang tijdens bilaterale overleggen. Op HvA-breed niveau vinden er verscheidende periodieke onderzoeken en evaluaties plaats. BtB/Vg participeert hierin. De rapportages zijn waar mogelijk uitgesplitst naar opleiding en studiejaar. Voorbeelden hiervan zijn de Instroom-TevredenheidsMonitor, de StudentTevredenheidsMonitor en de WerkveldTevredenheidsMonitor. Daarnaast is er sprake van periodieke evaluaties en rapportages binnen de opleiding BtB/Vg. Voorbeelden hiervan zijn: module- en projectevaluaties onder studenten; evaluatie van bedrijfsbegeleiders; stage-evaluaties. Ieder jaar stellen alle opleidingen binnen de AHT in het kader van de planning- en controlecyclus een ‘Resultaten- en Activiteitenplan’ op, gebaseerd op recente evaluaties (studenttevredenheid, kwaliteitsdoelstellingen, analyses van het studierendement zowel kwalitatief als kwantitatief, en een strategische oriëntatie). In dit plan wordt de gerealiseerde kwaliteit ten opzichte van de beoogde kwaliteit beschreven, het plan geeft inzicht in sterke en zwakke punten en er worden verbetermaatregelen en nieuwe projecten vastgesteld. De uitkomst van het eigen onderzoek van de opleiding wordt geanalyseerd door de betrokken medewerkers. Hier wordt eveneens nader ingezoomd op de scores. De uitkomsten kunnen leiden tot gevraagde verbeteracties.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 45
De klachten- en beroepsregeling van de AHT als onderdeel van de HvA is opgenomen in het studentenstatuut. De klachtenregeling staat vermeld in de studiegids van de opleiding en op de website van de AHT wordt de regeling eveneens nader toegelicht. In het studiejaar 2005-2006 waren er geen klachten, in het lopende studiejaar zijn drie klachten ingediend. De opleiding kent de mogelijkheid voor studenten om bezwaren en/of verzoeken rechtstreeks in te dienen bij de Examencommissie.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed gelet op het volgende: de opleiding wordt jaarlijks aan de hand van doelstellingen/normen geëvalueerd. Deze evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter. de opleiding voert module- en projectevaluaties onder studenten en bedrijfsbegeleiders uit, evenals stage-evaluaties. Deze evaluaties bieden de opleiding goede informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 46
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De resultaten van de evaluaties en het gehele kwaliteitsbeleid zijn een structureel agendapunt van het managementteam en maken onderdeel uit van het bilateraal overleg tussen directie, opleidingsmanagers en medewerker kwaliteitszorg. De resultaten van de onderzoeken die het gehele instituut betreffen, worden besproken in het managementteam. De resultaten van de onderzoeken die de opleiding als geheel betreffen, zijn onderwerp van analyse in het opleidingsteam. Vanaf het studiejaar 2005-2006 zijn evaluaties en rendementen een terugkerend agendapunt op het teamoverleg. Sinds oktober 2006 verschijnt er elke week een nieuwsbrief met daarin de actuele zaken en activiteiten. Deze digitale nieuwsbrief, waarin maatregelen tot verbetering kunnen worden opgenomen, wordt naar alle medewerkers van de opleiding gemaild. De verbetermaatregelen worden in de regel opgenomen in het kwaliteitsplan en het R&A-plan van de opleiding. De voortgang wordt tweemaal per jaar gerapporteerd in de opleidingsrapportage aan de directie. In overleggen tussen de directie en de opleidingsmanager wordt verantwoording afgelegd en verbetervoornemens besproken en gefiatteerd. De maatregelen vormen op hun beurt input voor het kwaliteitsplan van de opleiding. Jaarlijks schrijft de medewerker kwaliteitszorg, in samenspraak met de opleidingsmanager, een kwaliteitsplan voor de opleiding. In dit kwaliteitsplan worden de speerpunten van het kwaliteitsbeleid van dat betreffende jaar vermeld. De Management Review van de opleiding en de hieraan gerelateerde rapportages verschaffen een helder beeld van de sterke en zwakke punten. Voorts zijn daar verbetermaatregelen aan gekoppeld. Bijvoorbeeld met betrekking tot: Validering opleidingskwalificaties; Borging kwaliteit leerwerkplekken; ICT-voorzieningen; Relatiemanagement; Internationalisering; Studieloopbaanbegeleiding; Klachtenregeling; Methodologische ondersteuning docenten op het gebied van toetsontwikkeling.
In de documentatie en tijdens de audit worden een aantal verbetermaatregelen genoemd: uit studentenevaluaties is gebleken dat de bereikbaarheid van docenten en communicatie tussen docenten en studenten kritisch werd gewaardeerd. Om dit te verbeteren zijn er in juli 2006, na overleg met de opleidingscommissie in mei 2006, richtlijnen voor communicatie met studenten gemaakt. De opleidingscommissie zal hier komend studiejaar verder onderzoek naar verrichten; op verzoek van de opleidingsmanager hebben twee leden van de opleidingscommissie de afstudeerperiode 2005–2006 door middel van panelgesprekken met hun medestudenten geëvalueerd en gedocumenteerd. Als sterke punten worden genoemd: de duidelijke afstudeerhandleiding, de begeleiding vanuit de opleiding én de opdrachtgevers, de werkplekken en de organisatie/facilitering van het afstudeergesprek. Als verbeterpunten gelden: de voorbereiding op de afstudeerperiode, met als suggestie een informatieve bijeenkomst begin jaar vier, de studiebelasting bij intern uitgevoerde
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 47
opdrachten, de communicatie met betrekking tot de planning van de eindgesprekken. Verder geven studenten nog wat concrete suggesties: eigen studieruimte op school voor afstudeerders, terugkomdagen en excursies naar afstudeerbedrijven; In vervolg op deze evaluatie is de afstudeerhandleiding uitgebreid, zijn er voorbereidende bijeenkomsten en is er een ‘marktevent’ georganiseerd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen; de implementatie van verbetermaatregelen wordt gemonitord.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 48
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding betrekt verschillende relevante stakeholders bij het op peil houden van de kwaliteit van de opleiding. We noemen: de Adviesraad, de Onderwijscommissie, externe beoordelaars, alumni en begeleiders. De betrokkenheid van studenten hebben we hiervoor al besproken onder 5.1 en 5.2. Zo participeert de opleiding in de Adviesraad van het domein Built Environment. De Raad representeert het werkveld op domeinniveau. Via de diverse contacten die de opleiding heeft in het werkveld, wordt het afnemende beroepenveld op reguliere basis betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Voorbeeld hiervan is de validatie van het onderwijsprogramma door leden van de Adviesraad in het voorjaar van 2007. De Raad adviseert vanuit zijn werkveldexpertise gevraagd en ongevraagd de directie en opleidingen met betrekking tot het strategisch beleid, hoofdlijnen van onderwijs en onderzoeksthema’s. In 2006-2007 hebben twee bijeenkomsten met de Adviesraad van het domein Built Environment plaatsgevonden. De Onderwijscommissie van de opleiding is in het studiejaar 2003-2004 opgericht en bestaat uit studentvertegenwoordigers afkomstig van alle studiejaren en telt in 2006-2007 zes leden, waarvan twee uit de deeltijdvariant. De Onderwijscommissie overlegt gemiddeld zes keer per jaar met de opleidingsmanager en de medewerker kwaliteitszorg en is aanwezig bij specifieke vergaderingen van het onderwijsteam. Ook worden docenten uitgenodigd bij het overleg van de Onderwijscommissie met de opleidingsmanager. Daarnaast komt de OC regelmatig zelf bij elkaar. Verder vindt onderzoek plaats bij externe beoordelaars, kenniskring lectoraat en stageverlenende bedrijven en expertisegroepen. Hierin speelt het praktijkbureau, als onderdeel van het bedrijfsbureau AHT, een belangrijke rol. In december 2006 kende de opleiding 33 afgestudeerden. Het betreft afgestudeerden uit de cohorten 2002 en 2003. Het domein Built Environment heeft de alumnivereniging ‘Constructivio’. Een eigen alumnivereniging voor afgestudeerden van BtB/Vg is in oprichting. In 2006 vond het eerste eigen alumnionderzoek plaats. Vanaf 2007 zitten de afgestudeerden BtB/Vg in het jaarlijks door de HvA centraal te onderzoeken cohort. In vervolg op de notitie alumnibeleid zullen het volgend kalenderjaar panelgesprekken met alumni en werkgevers worden gepland. De opleiding geeft aan dat alumni nog niet bevraagd zijn. Dit zal voor het eerst dit studiejaar plaatsvinden voor het cohort dat is afgestudeerd tussen oktober 2004 en september 2005. Wel is in december 2006 tijdens een reünie een eigen onderzoek uitgevoerd onder alumni. De helft (17) van alle afgestudeerden (33) was hierbij aanwezig en heeft de vragenlijst ingevuld. Van de 17 afgestudeerden zijn er twee met een vervolgstudie bezig en twaalf afgestudeerden hebben een baan in de vastgoedsector waarvan elf, naar eigen zeggen, op HBO-niveau. De marktpositie van afgestudeerde BtB/Vg'ers is betrekkelijk gunstig, zo indiceren werkveldvertegenwoordigers en alumni de opleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 49
Ook zijn dit jaar voor de eerste maal de stage- en afstudeerbegeleiders uit het werkveld benaderd met een digitale enquête. De uitkomsten hiervan geven een eerste indicatie ten aanzien van het opleidingsniveau van de studenten en ten aanzien van de programma-inhoud.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed op basis van de volgende bevinding: de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg. Dit gebeurt op een actieve wijze, dat wil zeggen: de opleiding benadert deze relevante partijen op eigen initiatief en streeft er naar om hun suggesties om te zetten in concrete maatregelen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert ‘Interne Kwaliteitszorg’ van de opleiding voor beide varianten als voldoende op grond van de volgende observaties: de interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt; studenten, docenten en het werkveld worden op actieve en georganiseerde wijze betrokken bij de evaluaties; de inbreng van het werkveld bij de evaluaties wordt aantoonbaar gebruikt als basis voor verbeteringen; de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering wordt gemonitord. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle drie facetten van het onderwerp “Interne kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 50
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Aan het einde van zijn studie schrijft de student een afstudeerrapport (op basis van toegepast onderzoek) waarin hij laat zien over de competenties van een beginnend beroepsuitoefenaar te beschikken. In het algemeen individueel; in uitzonderingsgevallen als duo met ieder een herkenbaar eigen aandeel. Deze ‘masterproof’ wordt beoordeeld door een tweetal beoordelaars vanuit de opleiding en door de opdrachtgever, een werkvelddeskundige. De centrale doelstelling van de afstudeeropdracht voor de student is aantonen dat hij/zij voldoet aan de eindcompetenties van de opleiding. In hoofdlijnen gebeurt dit door: het verrichten van toegepast onderzoek op een voor de opleiding relevant onderwerp en op voldoende hoogwaardig niveau (uitvoeren van de afstudeeropdracht); het rapporteren over het verrichte onderzoek (schrijven van afstudeerrapport plus reflectie/evaluatierapport); het verantwoorden van het eigen werk tegenover de begeleidend docent, een tweede docent/assessor en/ of een deskundige uit het bedrijfsleven in een afstudeerzitting (presenteren en verdedigen). Het auditteam heeft een aantal afstudeerscripties bestudeerd en constateert dat deze gevarieerd zijn wat themakeuze betreft. Voorbeelden zijn: ‘Woonconcept voor starters en senioren’, ‘Metroringlijn Amsterdam’, ‘Wonen boven winkels’ en ‘De optimale vastgoedbeleggingsmethode. Het auditteam heeft de scripties bestudeerd en komt tot de bevinding dat zij in de regel van voldoende niveau zijn voor het HBO, maar wel met een ‘groot kwaliteitsverschil’ tussen de voldoendes. Geconstateerd wordt dat met name voor de scripties met het cijfer zes niet altijd duidelijk is waarop dit oordeel is gebaseerd. Soms zijn de scripties ‘erg verhalend’ en voegen ze inhoudelijk niet altijd iets toe aan het vakgebied. Het is gewenst dat er in de afronding iets meer kwaliteit (opbouw, logica, Nederlandse taal) komt. Uit de recentelijk herziene afstudeerhandleiding voor het studiejaar 2006-2007 blijkt dat de opleiding zich daar ook van bewust is. In deze herziene afstudeerhandleiding wordt uitgebreid aandacht besteed aan de afstudeeropdracht, de verslaglegging, de afstudeerzitting en de eindbeoordeling. Wat betreft de beoordeling (zie het oordeel van het auditteam) zal de opleiding bij nieuwe scripties letten op: Probleemstelling • Aanleiding /verantwoording • Doelstelling • Relevantie: opleiding / opdrachtgever • Afbakening • Formulering
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 51
Aanpak probleemoplossing • Actualiteit en kwaliteit literatuur en andere bronnen • Systematische probleemaanpak • Verantwoording probleemaanpak • Adequaatheid onderzoeksinstrumenten • Geldige argumentatie • Evenwichtige samenhang tussen theorie en praktijk • Onderbouwing eigen mening(en) Resultaten probleemoplossing • Zuiverheid van de conclusies • Adequate terugkoppeling op de probleemstelling • Goede aanbevelingen • Bruikbaarheid adviezen • Acceptatie / draagvlak adviezen • Financiële onderbouwing (kosten-batenanalyse) • Bredere toepasbaarheid van de resultaten • Adequaat implementatieplan Structuur • Logische opbouw • Consistente indeling Taalgebruik • Spelling en interpunctie • Woordkeus / jargon • Zinsbouw • Alineaopbouw en –indeling • Stijl De beoordelaars hanteren de eindkwalificaties van de opleiding als beoordelingskader; criteria zijn vastgelegd in de afstudeerhandleiding. Naast het afstudeerrapport legt de student een individueel, openbaar examen af dat bestaat uit een korte presentatie en een daarop volgend professioneel gesprek tussen student en examinatoren. De opleiding wil de rol van het werkveld bij het eindexamen/assessment en in de borging van de kwaliteit van het opleidingsprogramma vergroten. Daarom zullen externe assessoren worden getraind die namens het werkveld het eindniveau van afgestudeerden beoordelen. Enkele assessoren worden als pilot voor het eerst ingezet bij de afstudeerders in juli 2006-2007; vervolgens vindt implementatie plaats in het daarop volgende studiejaar. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende. Het auditteam constateert: • dat er sprake is van een kwaliteitsverschil tussen de scripties; • dat een aantal scripties zeer zeker ‘…aan de maat’ was, een beperkt aantal daarentegen zou door de leden van het auditteam met een lager cijfer beoordeeld zijn; • dat het daarom van belang is dat de opleiding zich bij de beoordeling van nieuwe scripties houdt aan het beoordelingskader zoals opgesteld in de herziene afstudeerhandleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 52
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De opleiding heeft zicht op de herkomst van de studentenpopulatie en van de uitvalpercentages per instroomgroep. De door de opleiding gepresenteerde cijfers laten zien dat de totale instroom van MBO’ers toeneemt over de periode 2002-2005 en dat over deze periode het percentage MBO-uitvallers daalt. Voor de groep HAVO-instroom stijgt het aantal instromers eveneens maar moet bij het aantal uitvallers een onderscheid worden gemaakt tussen de profielen. Zo is het aantal uitvallers binnen Havisten die met het profiel E&M instromen groot. Dit geldt voor de hele periode 2002-2005. Over dezelfde periode laat het aantal uitvallers dat instroom met het profiel N&G/N&T een dalende lijn zien. Voor VWO-instromers is het aantal instromers over genoemde periode beperkt (tussen de 6 en 15 studenten). Het aantal uitvallers onder VWO’ers is beperkt en toont een dalende lijn sedert 2002. Uit de gegevens van de opleiding blijkt verder dat de gemiddelde uitvaltijd aanvankelijk gunstig was (1.00 jaar in 2002/2003, 1.28 in 2004-2005) maar in het studiejaar 2005-2006 gestegen is naar 1.71 jaar, hetgeen ver boven de norm is van 1.35 jaar. De gemiddelde afstudeertijd is ‘acceptabel’, zoals de opleiding zelf aangeeft maar vertoont wel een stijgende lijn: de gemiddelde afstudeertijd neemt toe (in het studiejaar 2005-2005 bedroeg deze 3.43. De AHT plaatst het onderwijsrendement in het brede perspectief van studiesucces. Het sturen op studiesucces gebeurt onder andere door per kwartaal de studievoortgang van alle studenten en cohorten in kaart te brengen. Dit gebeurt per studiejaar 2006-2007 volgens een nieuwe zelfontwikkelde methodiek. In het ‘Resultaten- en activiteitenplan’ van de opleiding zijn de volgende doelstellingen geformuleerd ten aanzien van rendementen 2006-2007: rendementsverbeteringen op basis van analyse projectgroep en verbetering van de voortgangsmeting en sturingsinformatie. Om de rendementen te verbeteren heeft de opleiding de volgende acties ingezet: inzichtelijk maken van studieresultaten, zowel op cohort- als op studentniveau, volgens de nieuwe methodiek; docenten actief betrekken bij de analyse van de managementinformatie en het initiëren van verbetermaatregelen; uitbreiding van voorlichtingsmateriaal ten aanzien van beroep en opleiding; intensivering van studieloopbaanbegeleiding (extra bijeenkomsten in kwartaal 4 ten behoeve van keuzeproces propedeusestudenten; oproepen van slecht/matig presterende studenten in de propedeuse en hoofdfase waarbij studieplanningen en studiecontracten opgesteld worden; bijeenkomst voor langstudeerders; digitaal beschikbaar stellen van conversietabel m.b.t. programmamutaties); nader inzoomen op struikelvakken en deficiëntieonderwijs. De resultaten van de propedeusestudenten van het cohort 2006/2007 in het eerste kwartaal laat zien dat van de 149 ingeschreven studenten 55% 9 of meer van de 15 studiepunten hebben behaald. Blijkt deze trend zich verder door te zetten, dan is er sprake van een rendementsverbetering ten opzichte van het rendement van het cohort 2005/2006.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 53
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende gelet op het volgende: • de opleiding heeft streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen; • de opleiding heeft verschillende maatregelen getroffen om tot een substantiële verhoging van het opleidingsrendement te komen. Het auditteam merkt op dat, gelet op de uitvalcijfers, een zorgvuldige selectie zo spoedig mogelijk na het binnenkomen van de studenten ter hand moet worden genomen om zo een tijdige switch van de studenten te bevorderen en onnodige (over)belasting van de docenten en de staf te voorkomen.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” voor beide varianten van de opleiding als voldoende: het gerealiseerde niveau komt aantoonbaar overeen met het niveau dat wordt nagestreefd; de opleiding streeft aantoonbaar naar een substantiële verhoging van het rendement.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 54
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde/vg. Voltijd/deeltijd
HBO BACHELOR OPLEIDING Bouwtechnische Bedrijfskunde voltijd deeltijd Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
Oordeel V4 V G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G G V V G V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V
V5 G V G V6 G V V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G G G
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
7
Extra aantekening: goed.
V
V
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 55
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek , verzorgde HBO bachelor opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde/ vastgoedkunde in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
8
twee facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”), twee facetten van onderwerp 3 (“Inzet van personeel”), één facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) en alle facetten van onderwerp 5 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed, hetgeen de kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen rechtvaardigt;8
Zie § 1.5.2. onder E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 56
BIJLAGE I: auditoren
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen
Willem G. van Raaijen Drs. W.G. van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Daarna was Van Raaijen Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij als Consultant Public Search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Jacques M. Kwak Ir. J.M. Kwak is bouwkundig ingenieur (Delft ,1972) en sedert 1987 makelaar o.g. Vanaf 1974 werkte hij achtereenvolgens bij de gemeente Amsterdam bij de Dienst Ruimtelijke Ordening, het Gemeentelijk Grondbedrijf, eveneens in Amsterdam en als Hoofd Grondzaken bij deze gemeente. Vanaf 1985 is hij werkzaam bij Boer Hartog Hooft Makelaardij, thans als directeur. Gedurende zijn carrière is heer Kwak daarnaast werkzaam geweest bij een groot aantal organisaties als bestuurslid of commissaris. Wij noemen bestuurslid van de Amsterdamse raad voor de Stadsontwikkeling, bestuurslid van de Bedrijvenvereniging Amsterdam Zuidoost, bestuurslid Stichting voor Beleggings- en Vastgoedkunde, bestuurslid Post-HBO Commercieel Vastgoed en Commissaris N.V. Groothandelsgebouwen Rotterdam. Hans de Jonge Prof. ir. H. de Jonge was in 1991 een van de oprichters van de afstudeerrichting Bouwmanagement en Vastgoedbeheer en is verbonden als hoogleraar Vastgoedbeheer en Ontwikkeling aan de faculteit. Hij begeleidt thans zo’n vijftien promovendi. Hij is betrokken bij de postdoctorale opleiding Master City Developer, een gezamenlijk initiatief van de TU Delft, de EUR en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Tevens is heer De Jonge docent bij verschillende postdoctorale vastgoedopleidingen en verzorgt hij colleges in het buitenland. In 2005 ontving hij de Leermeesterprijs van het Universiteitsfonds van de TU Delft. Hij is voorzitter van de Raad van Hoogleraren van de TU Delft en redactielid bij vakbladen als Building Business en Real Estate Magazine. Naast zijn onderwijstaken is hij directievoorzitter van de Brink Groep, een groep ondernemingen op het terrein van management, advies en automatisering voor de bouw-, huisvestings-, en vastgoedsector. Michiel Kool M. Kool studeert Bouwtechnische Bedrijfskunde aan de Hogeschool Utrecht sedert 2006. Hiervoor studeerde aan dezelfde hogeschool Civiele Techniek. Naast zijn studie is hij medewerker binnen het Kenniscentrum Interstedelijk Studenten Overleg. Tevens is hij lid van de benoemingscommissie lectoraat ‘Nieuwe cultuur in de bouwketen’ en vicevoorzitter van het Gemeenschappelijk Opleidings Commissie Instituut Gebouwde Omgeving van de Faculteit Natuur en Techniek van de Hogeschool Utrecht. Ger Broers Drs. G.W.M.C. Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 57
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 58
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 59
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 60
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 61
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 62
BIJLAGE II: Programma Programma Accreditatie-audit opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde/ Vastgoedkunde (voltijd/deeltijd) Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT). Hogeschool van Amsterdam , 22 mei 2007.
Lokaal
Tijd
Gesprekspartners
Auditoren
08.15 – 08.30
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam
08.30 – 09.00
Auditteam:
Voorbespreking auditteam
Van Raaijen De Jonge Kwak Kool Broers 09.00 – 09.15
Directie / Management
Auditteam
- Kennismaking - Definitieve vaststelling programma
Van Haarlem (directeur AHT) Van den Bosch-Van Knotsenburg (opleidingsmanager BtB/Vg) 09.15 – 10.15
Directie / Management
Auditteam
- Strategisch beleid, visie, missie
Van Haarlem (directeur AHT)
- Marktpositie / Instroom / Toelating
Van den Bosch-Van Knotsenburg
- Internationalisering
(opleidingsmanager BtB/Vg)
- Innovatie - Kwaliteitszorg - Relatie beroepenveld - Personeel / Scholing - Resultaten / Onderwijsrendement - Alumnibeleid
10.15 – 11.15
11.15 – 11.30
Coördinatoren
Auditteam
- Curriculum
Adhin (deeltijd)
- Toetsen en beoordelen
Van der Kemp (SLB en stage)
- Instroom
Tania (afstuderen tot 1-9-2006)
- Praktijkcomponent/ Stage / Afstuderen
Stuive (afstuderen)
- Minoren
De Graaf (minor Stedelijke
- Studie(loopbaan)begeleiding
Vernieuwing)
- Vrijstellingen / EVC Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 63
11.30 – 12.15
Docenten groep 1
Auditteam
- Relatie beroepenveld
Van Heeswijk
- Onderwijsontwikkeling
(vt/dt/internationalisering)
- Instroom / propedeuse
Zeeff (lid examencie.)
- Aansluiting instroom en programma
Machielse (praktijkbegeleider)
- Vrijstellingen / EVC
Vlaar (praktijkbegeleider)
- Samenhang programma
Vervoort (dt)
- Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / Stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding
12.15 – 13.00
Docenten groep 2
Auditteam
- Relatie beroepenveld
Van Zeggeren (vt/dt)
- Onderwijsontwikkeling
Hooning (vt)
- Instroom / propedeuse
Hunfeld (vt; afstud.profiel
- Aansluiting instroom en programma
projectontwikkeling)
- Vrijstellingen / EVC
Van den Heuvel (vt; afstud.profiel
- Samenhang programma
vastgoedmanagement)
- Toetsen en beoordelen
Faessen (vt)
- Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / Stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding
13.00 – 13.30 13.30 – 14.30
Rondleiding voorzieningen /
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
(Deel) Auditteam
- Verificatie algemene en
Presentatie minor
opleidingsspecifieke voorzieningen
Velzeboer (docent) Vlaar (praktijkbegeleider) 14.30 – 15.15
Studenten – propedeuse voltijd
Van Raaijen
- Informatievoorziening
en deeltijd
Kwak
- Aansluiting vooropleiding / Toelating
Haarsma (propedeuse)
- Toetsen en beoordelen
Dolfin (propedeuse)
- Studiebegeleiding (incl. stages)
Da Silva Curiel (propedeuse)
- Studeerbaarheid / Studielast
Vooren (propedeuse)
- Materiële voorzieningen
Ter Haar (propedeuse/OC)
- Praktijkcomponent
Mooij (propedeuse-dt/OC)
- Afstuderen
Eindhoven (propedeuse-dt/OC) Broere (propedeuse)
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 64
14.30 – 15.15
Studenten hoofdfase voltijd
De Jonge
- Informatievoorziening
De Roode (2 jr./OC)
Broers
- Aansluiting vooropleiding / Toelating
Van Dijk (3e jr./OC)
Kool
- Toetsen en beoordelen
e
e
Van der Burg (4 jr./OC)
- Studiebegeleiding (incl. stages)
Kuperus (2e jaar)
- Studeerbaarheid / Studielast
e
- Materiële voorzieningen
Dekker (4 jaar)
- Praktijkcomponent - Afstuderen 15.15 – 15.45
Kwaliteitszorg
Van Raaijen
- Evaluatie van resultaten
Roffel (stafmedewerker Q-zorg)
Broers
- Maatregelen tot verbetering - Betrekken van medewerkers,
Faessen (docent)
studenten,alumni, werkveld
Van Nijen (projectleider accreditatie) 15.15 – 15.45
Verificatie documenten
De Jonge Kwak Kool
15.45 – 16.15
Examencommissie
Van Raaijen
Adhin (voorzitter)
Broers
Van Alphen (lid) Hensel (lid) Zeeff (lid) 15.45 – 16.15
Verificatie documenten
Kwak De Jonge Kool
16.15 – 16.30
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
16.30 – 16.45
Nader te bepalen
Van Raaijen
gesprekspartners
+ nader te
(iedereen beschikbaar)
bepalen
Pending issues
auditteamleden 16.30 – 16.45
Verificatie documenten
Deel auditteam
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
16.45 – 17.45
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
17.45 – 18.00
Alle gesprekspartners &
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
genodigden
Drs W.G. van Raaijen (Willem) – voorzitter auditteam; lead auditor Hobéon Certificering. Prof. ir. H. de Jonge (Hans) – vak- en werkvelddeskundige; directievoorzitter Brink Groep; hoogleraar Vastgoedbeheer en Ontwikkeling – Faculteit Bouwkunde – Technische Universiteit Delft. Ir. J.M. Kwak (Jacques) – werkvelddeskundige ; directeur Boer Hartog Hooft Makelaardij B.V. M. Kool (Michiel) – studentlid; student Bouwtechnische Bedrijfskunde – Hogeschool Utrecht; . Drs. G.W.M.C. Broers (Ger) – secretaris en auditor onderwijs; Hobéon Certificering.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding BtB/Vg-HvA 65