Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij CROHO nr. 34869 Hogeschool INHOLLAND
Hobéon® Certificering BV december 2008 Auditteam: ir. A.T. de Bruijn drs. R.F.H.M. Stapert prof. dr. ir. E.W. Brascamp drs. E. Douma E. de Olde Secretaris: drs. L. Blom- van Veen
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3. 1.3.4. 1.3.5. 1.3.6. 1.3.7. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5. 1.5.6. 1.5.7. 2.
3. 3.1. 3.2.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Plaats van de opleiding binnen de hogeschool Karakterisering Benchmarking Minorenbeleid Internationale oriëntatie Lectoraat Eerder Verworven Competenties (EVC) Voortraject Aanpak Beoordelingsprocedure en de werkwijze Documentenanalyse Audit Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma van de visitatie op 27 oktober 2008 BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie Dier- en Veehouderij, 27 oktober 2008
1 1 1 1 1 2 2 3 3 3 3 3 5 5 6 6 7 8 9 9 11 11 11 14 16 17 17 20 22 23 24 26 27 28 32 32 33 35 38 38 40 42 42 44 45 46 46 47 49 49 50
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
In toenemende mate voeren hogescholen op het centrale niveau (College van bestuur en diensten), dan wel op het middenniveau (faculteiten, instituten of clusters van verwante opleidingen), gezamenlijk beleid en ontwikkelen instrumenten om een kwalitatief voldoende uitvoering van dit beleid te waarborgen. Dat kan er toe leiden dat ook bij de beoordeling in het kader van de accreditatie winst kan worden behaald, zowel in de vorm van vergroting van de samenhang binnen de instelling, de efficiency van het accreditatietraject als de met de interne en externe kwaliteitszorg gemoeide kosten. Hogeschool INHOLLAND, in casu de School of Agriculture & Technology (hierna ook SoAT), verzorgt in Delft een aantal agrarische en technische opleidingen. In 2008 heeft Hobéon audits uitgevoerd bij de opleidingen Dier- en Veehouderij en Tuin- en Akkerbouw. In 2009 voert Hobéon een audit uit bij de opleiding Bos- en Natuurbeheer. Vooruitlopend op deze accreditatietrajecten heeft in april 2008 allereerst een audit op Schoolniveau plaatsgevonden. Tijdens deze Schoolaudit is vooral ingezoomd op drie onderwerpen van het NVAO-kader, te weten: Inzet Personeel (3), Voorzieningen (4) en Interne Kwaliteitszorg (5). Tijdens de audits van de opleidingen Tuin- en Akkerbouw en Dier- en Veehouderij zijn deze onderwerpen waar nodig op opleidingsniveau verder aangescherpt. Het oordeel ten aanzien van deze onderwerpen is opgenomen in de beoordelingsrapporten van de opleidingen. Vervolgens zijn de onderwerpen Doelstellingen Opleiding (1) en Programma (2) uitvoerig aan de orde gekomen. De audit van de opleiding Tuin- en Akkerbouw heeft, vanwege een aantal overlappingen, gelijktijdig plaatsgevonden met de audit van de opleiding Dier- en Veehouderij. Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
Het onderhavige adviesrapport heeft betrekking op de opleiding Dier- en Veehouderij van hogeschool INHOLLAND. Deze opleiding maakt deel uit van het domein Life Sciences van de School of Agriculture & Technology (hierna ook SoAT). Tot dit domein behoren ook de opleidingen: Biotechnologie, Voedingsmiddelentechnologie en Tuin- en Akkerbouw. De audit van de opleiding Tuin- en Akkerbouw heeft, vanwege een aantal overlappingen, gelijktijdig plaatsgevonden. De HBO bacheloropleiding Dier- en Veehouderij wordt alleen in voltijd aangeboden. Het CROHO nummer van deze opleiding is: 34869 De resultaten uit dit beoordelingstraject zijn in dit rapport omschreven. Als basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering heeft gediend de Management Review met bijlagen van de opleiding Dier- en Veehouderij.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1.
Plaats van de opleiding binnen de hogeschool
De opleiding Dier- en Veehouderij bestaat sinds 1948 en maakt op dit moment samen met de opleidingen Tuin- en Akkerbouw/ Horticulture; Biotechnologie en Voedingsmiddelentechnologie deel uit van het domein ‘Life Sciences’ binnen de School of Agriculture & Technology van hogeschool INHOLLAND.
1
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 1
De School of Agriculture & Technology bevindt zich in Delft en biedt onderwijs aan in de domeinen ‘Engineering’, ‘Business & Management’, ‘Life Sciences’ en ‘Landscape and Environment Management’. De School heeft in totaal 1146 studenten verspreid over 16 opleidingen. Het management bestond tijdens de Schoolaudit uit een directeur, een programmadirecteur (kwaliteit & ontwikkeling) en opleidingsmanagers. Inmiddels is er een aparte unit Groen-Agri geformeerd, met een unitmanager en vier inhoudelijke coördinatoren. Ieder domein wordt aangestuurd door een opleidingsmanager. Inhoudelijke coördinatoren zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de opleidingsprogramma’s. Het managementteam wordt ondersteund door beleidsmedewerkers (onderwijskunde, kwaliteitszorg) en stafmedewerkers (financieel economisch, marketing, HRM).
1.3.2.
Karakterisering
De opleiding telt op dit moment 88 studenten en 17 docenten exclusief gastdocenten. De opleiding wordt alleen voltijds aangeboden. De opleiding leidt studenten op voor de functies van: vertegenwoordiger, beleidsmedewerker, adviseur, praktijkmanager en zelfstandig ondernemer. Men geeft aan ernaar te streven dat afgestudeerden in staat zijn te functioneren in een snel veranderende maatschappij waarin snelle ontwikkelingen in de dier- en veehouderij en het voortdurend ontstaan van nieuwe beroepen in de sector orde van de dag zijn (Management Review, 2008).
1.3.3.
Benchmarking
De opleiding kenmerkt zich door een duidelijk accent op de (melk)veehouderij, de verbrede landbouw en de aandacht voor gezelschapsdieren in het onderwijsprogramma. Ten opzichte van vergelijkbare opleidingen geeft men aan dat er conform de regionale belangstelling bij de opleiding Dier- & Veehouderij in Delft veel aandacht is voor diergezondheid en dierhouderij in het programma. Het lectoraat Integrale Voedsel- en Productieketens participeert in het onderwijs en de operationele schaal maakt de opleiding laagdrempelig. De laatste jaren is het aantal studenten bij INHOLLAND en ook bij de School of Agriculture & Technology met 20% gedaald. De SoAT heeft daarom bij het CvB een voorstel ingediend voor een ingrijpende wijziging in het portfolio van twaalf groene opleidingen naar vier brede bachelors en voor een splitsing in een groene School en een School of Technology. Men beoogt hiermee de beide toekomstige Schools zowel voor de potentiële studenten (vooral allochtone) als voor het werkveld een duidelijker (eigen) gezicht te geven. Het is de bedoeling dit in september 2009 te laten plaatsvinden. Hiermee staat de School aan de vooravond van een grote transitie. Tevens zal zomer 2009 een nieuwe locatie worden betrokken aan de Rotterdamseweg in Delft. Behalve een ingrijpende wijziging in het opleidingsportfolio en de nieuwe huisvesting zijn er ook stevige ambities op het gebied van het doorontwikkelen van het onderwijsconcept en het verder verbeteren van studieloopbaanbegeleiding om uitval van studenten tegen te gaan. Het onderwijsrendement in de propedeuse voldoet aan het streefcijfer (2007). Het diplomarendement is onder de 70%. Op basis van de laatste gegevens (2008) en de ontwikkeling van het propedeuserendement verwacht het auditteam een licht stijgende lijn. In het verbeterplan rendementen DV en TA (2008) worden aan de hand van streefcijfers,geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen, actiepunten uiteengezet om de uitval te beperken. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verbeteracties om de uitval te beperken (STO verbeterplan 2007). Benchmark met vergelijkbare opleidingen op het gebied van Dier- en Veehouderij wijst uit dat de opleiding een breed programma biedt zonder expliciete afstudeerrichting/ uitstroomprofielen. De opleiding in Delft biedt een brede keuzemogelijkheid aan differentiatieminors en er worden verkorte trajecten aangeboden voor MAS-ers. Bij de opleiding in Delft ligt het accent op landbouwhuisdieren met ruimte voor andere diersoorten. De instroomcijfers in week 35 (2008) wijzen uit dat INHOLLAND 28 instromers telt, Van Hall Instituut 44 en HAS 157.
2
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 2
In het document ‘Internationale vergelijking opleiding Dier- en Veehouderij’ (2008) wordt de opleiding vergeleken met verwante opleidingen in Europa en de USA. Hieruit blijkt dat deze opleidingen veel specifieker gericht zijn op louter veehouderij en minder op de aanpalende gebieden zoals bij INHOLLAND. In het document ‘Transitiekader Dier- en Veehouderij’ (2008) wordt uiteengezet dat er met de vorming van de vier brede bachelors voor een brede insteek in de eerste twee studiejaren wordt gekozen. In het derde en vierde studiejaar wordt de opleiding specifieker door stages en afstudeeronderzoek. Men geeft in dit document aan dat het voor de student hierdoor nog steeds duidelijk is waar hij/zij voor wordt opgeleid. Deze insteek is getoetst door adviesbureau Rijnconsult (mrt-juli 2008).
1.3.4.
Minorenbeleid
Het competentiegerichte onderwijs in de major-minor structuur wordt sinds het studiejaar 2004/2005 aangeboden. De major omvat 50% van het studieprogramma, de specialisatieminor de differentiatieminor beide 25%. De opleiding is samen met de opleiding Dier- en Veehouderij sinds studiejaar 2006/2007 ingebed in de major Agriculture. Beide opleidingen hebben dezelfde domeincompetenties. Via de doorstroomminor Academisch Atelier kan er een programma gevolgd worden dat direct aansluiting biedt op de 2-jarige Masteropleiding Dierwetenschappen in Wageningen (WUR).
1.3.5.
Internationale oriëntatie
De opleiding onderhoudt veel contacten met buitenlandse stage- en afstudeerbedrijven. Zo zijn er mogelijkheden om in Afrika, Nederlandse Antillen en Duitsland af te studeren. In de afstudeerhandleiding (sept. 2008) wordt uiteengezet dat de afstudeeropdracht mag worden uitgevoerd in het buitenland, mits hiervoor valide argumenten zijn aangevoerd en de begeleiding goed geregeld is. Alle voorwaarden die gelden voor een stage in Nederland gelden ook voor een stage in het buitenland. Actuele buitenlandse ontwikkelingen (dierziekten, landbouwbeleid) worden opgenomen in het onderwijsprogramma, een gedeelte van het onderwijs wordt Engelstalig aangeboden. Het gebruik van buitenlandse literatuur is verplicht bij verschillende thema’s. Ieder jaar wordt er een internationale week georganiseerd.
1.3.6.
Lectoraat
Het lectoraat Integrale Voedsel- en Productieketens een actieve bijdrage levert aan de kennisontwikkeling van door middel van Toegepast Onderzoek. Dit geldt met name voor het thema Kwaliteit en Keten B. De lector fungeert hierbij als gesprekpartner en vraagbaak voor de studenten. Participatie van een van de docenten in het lectoraat Integrale Voedsel- en Productieketens resulteerde in materiaal voor lessen. De lectoraten hebben de functie hebben van “kennisbrug”. Er wordt door middel van het lectoraat actuele informatie van buiten de hogeschool naar binnen gebracht. Daarnaast wordt de kennis die opgedaan is in onderzoek naar de buitenwereld gebracht. Het lectoraat richt zich hierbij op het MKB en daarnaast ook op de publieke sector en de grotere bedrijven. Binnen de hogeschool zijn achtentwintig lectoraten verdeeld over zes locaties actief.
1.3.7.
Eerder Verworven Competenties (EVC)
Uit de documenten blijkt niet dat er sprake is van beleid op het gebied van Eerder Verworven Competenties (EVC). Wel geeft men aan dat men streeft naar een goede aansluiting met toeleverend- en aansluitend onderwijs. Hiertoe heeft de opleiding een vrijstellingenbeleid. In facet 2.5 wordt dit beleid nader uiteengezet.
1.4.
Voortraject
In maart 2003 heeft er een visitatie bij de opleiding plaatsgevonden. De opleiding heeft op basis hiervan de volgende verbeterpunten opgepakt: actualisatie studiemateriaal (Handleidingen onderwijsonderdelen, 2007/2008)
3
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 3
meer aandacht in het major-minor onderwijsprogramma vanaf 2004/2005 voor Europese wet- en regelgeving, communicatieve vaardigheden en internationale ontwikkelingen brede professionalisering, wetenschappelijke toepassing, creativiteit en complexiteit in handelen en sociaal communicatieve bekwaamheid in competentiekaarten en onderwijsprogramma gastdocenten in alle studiejaren ingezet betere afstemming tussen docenten leidde tot uniformiteit in begeleiding van studenten streefcijfers voor uitval en verblijfsduur intensievere samenwerking met de praktijk, meer individuele opdrachten, meer diepgang in leerstof, meer Engels, differentiatieminors, geen compensatie meer tussen onderwijsonderdelen
Naar aanleiding van de Schoolaudit is in april 2008 de volgende conclusie geformuleerd: Bij het auditteam is het beeld ontstaan van een team met veel ambities en een positieve drive. Toch mist het auditteam nog een doordachte uitwerking op het gebied van een aantal cruciale onderdelen; Transitie Van groot belang is het hoe de transitie gaat plaatsvinden en hoe de kwaliteit wordt geborgd, want de grote impact van deze omslag geeft risico’s. Het auditteam is van mening dat de transitie beschouwd moet worden als een groot project waar een professioneel projectplan aan ten grondslag dient te liggen. Op het moment van de audit is er echter nog geen projectplan aanwezig waarin projectbeschrijving (aanleiding, doelen, beoogd resultaat, scope); projectweg (hoofdactiviteiten met tussenresultaten en besluiten in achtereenvolgende fasen), beheersplannen (tijdplan; middelenplan; kwaliteitsplan; informatieplan; organisatieplan), risico’s, omgevingsanalyse en opzet van de communicatie expliciet uiteen zijn gezet. Ook heeft er van te voren, ten onrechte, geen marktverkenning in het kader van het nieuwe opleidingsprofiel plaatsgevonden. Tevens heeft het auditteam niet vernomen op welke wijze de inhoudelijke dialoog op dit gebied met het werkveld heeft plaatsgevonden. Samenwerking binnen het onderwijs De samenwerking met de Wageningen Universiteit en het Wellantcollege vertoont duidelijke lijnen, waarin naast INHOLLAND ook de Wageningen Universiteit en het Wellantcollege eigenaar zijn. Dit alles zit echter nog in de planfase, gezien de brainstormtrajecten daterend van het voorjaar. Het auditteam mist op dit moment nog een nadrukkelijke uitwerking van deze verticale lijn van instroom naar doorstroom. Internationalisering Het auditteam is van mening dat men zich op het gebied van internationalisering ambitieuze doelen heeft gesteld en vindt het verstandig dat de voorgenomen internationale masteropleiding (2010) in de ijskast wordt gezet. Er dient echter vanwege de ingrijpende reorganisatie nog een verdere prioriteitstelling op het gebied van internationalisering te worden uitgewerkt. Lectoraat Het is niet duidelijk gemaakt welke plaats de activiteiten van de lector exact krijgen binnen het transitieplan. Wel heeft de lector zijn rol duidelijk neergezet door het trainen van docenten op het gebied van onderzoeksvaardigheden en het leggen van verbindingen met het werkveld; Er zijn binnen de SoAT(Business & Technology) drie lectoraten. Het lectoraat gaat een belangrijke bijdrage leveren aan de transitie op het gebied van de onderzoekslijn in het curriculum en het werkveld. Het heeft de taak de verbinding te versterken met de praktijk. Het lectoraat zal geïntegreerd gaan samenwerken met docenten vanuit een duidelijke positie. Vanuit het nieuwe portfolio van de SoAT zal in de kenniskring gewerkt worden aan ontwikkelingsvraagstukken. De eigen agenda van het lectoraat is hier goed mee te combineren.
4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 4
Het koppelen van keten- en interventiestrategie aan competentieonderwijs past heel goed bij de activiteiten van het lectoraat en de projecten. De hieruit voortvloeiende informatie levert de input voor het schrijven van papers. Projecten en contractactiviteiten leveren een continue vernieuwing en actualisering voor het onderwijs op. Ze leveren een maatschappelijke bijdrage aan thema’s als duurzaamheid, veiligheid, kwaliteit, logistiek en mobiliteit (document In- en externe projecten). De projectmanager streeft ernaar het thema duurzaamheid in alle facetten van de School mee te nemen, met name op het gebied van diversiteit. Ook in de internationale context wordt ernaar gestreefd dit thema nadrukkelijker het onderwijs in te trekken. Werkdruk De medewerkers geven aan dat de werkdruk erg hoog is. Dit komt vooral door de versnippering van kleine opleidingen, waardoor er veel werk is met weinig rendement. De School gaat nu een veranderingsproces in met veel ambities en waarbij bovendien minder FTE’s beschikbaar zijn. De coördinatiedruk van de vele kleine opleidingen houdt echter nog wel een aantal jaar aan. Het auditteam benadrukt dat er keuzes gemaakt moeten worden en dat men op dit moment niet heeft kunnen aantonen dat er voldoende concrete beslissingen zijn genomen op dit gebied. Kwaliteitszorg Het auditteam heeft een positief beeld over de manier waarop met kwaliteitszorg wordt omgegaan. De opleidingsmanager is voorzitter van de kwaliteitscirkel en studenten krijgen zicht op wat er met de uitkomsten van evaluaties gedaan wordt. Het auditteam mist echter periodieke kwaliteitsrapportages waarin telkens expliciet de voortgang van de verbeteracties worden opgenomen en is van mening dat er te veel evaluaties verspreid over het gehele jaar worden uitgevoerd. Soms worden onderwerpen dubbel in beeld gebracht en de vraag is of STO altijd meet wat er gemeten moet worden. Informatievoorziening Op het gebied van informatievoorziening is er een duidelijke analyse gemaakt waaruit is gebleken dat zoeken. Hoewel er nog geen oplossing is, heeft het auditteam vertrouwen in het verbeterplan. Op basis van de Schoolaudit hebben de opleidingen Dier- en Veehouderij en Tuin- en Akkerbouw nog diverse verbetermaatregelen verder doorgezet. Het transitieplan en de mede daaruit voortvloeiende verbetermaatregelen zijn dan ook betrokken bij de audit van de opleidingen.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en de werkwijze
Bij de beoordeling van de opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende:
5
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 5
De opleiding Dier- en Veehouderij heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstellingen tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld (zie facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Dier- en Veehouderij op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten, te weten: de documentenanalyse en de audit.
1.5.2.
Documentenanalyse
Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie, namelijk de Management Review met een groot aantal bijlagen. Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie vormde het auditteam zich een beeld van de primaire en secundaire processen. Tijdens de visitatie heeft het auditteam dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentenanalyse. De documentenanalyse is ter voorbereiding op de visitatie aan de leden van het auditteam verstrekt. Tijdens de audit zijn de voorlopige bevindingen geverifieerd en waar van toepassing gewijzigd en aangevuld.
1.5.3.
Audit
De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1 uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten: twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Dier- en Veehouderij, één student en vanuit Hobéon Certificering: een lead auditor, een auditor Onderwijs & Kwaliteit en een secretaris. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op de niveaus van management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten en staf heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde door verscheidene malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveldgremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht van cv’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; 1
De visitatie heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2008
6
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 6
stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggende rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.5.4.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: Uitvoering en praktijk weegt zwaarder dan beleid en theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2
2
7
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 EC’s) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formeel vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is daarom van een andere orde dan bijvoorbeeld ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp ‘Programma’ een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 7
1.5.5.
een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Lead Auditor: De heer Ir. F. de Bruijn Leden: Onderwijsinhoudelijk deskundige: De heer Drs. R. Stapert Vakdeskundige: De heer Prof. dr. Ir. E.W. Brascamp Werkvelddeskundige: De heer Drs. E. Douma Student: Mevrouw E. de Olde Secretaris: Mevrouw Drs. L. Blom-van Veen Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding noodzakelijke expertise aanwezig is. Dit betreft dan expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer de Bruijn was lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen. Hij is in 1982 afgestudeerd aan de Landbouw Universiteit Wageningen. Hij is nadien in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de vernieuwing van beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Doorgaans betrof dit het beta-georiënteerde onderwijs. Sinds 1994 is hij werkzaam bij Hobéon en sinds 1 januari 2008 is hij partner/directielid van het bedrijf. Zowel bij afzonderlijke onderwijsinstellingen, regionaal en op landelijk niveau coördineert of ondersteunt hij vernieuwingstrajecten. Vertrekpunt daarbij is vrijwel altijd een betere aansluiting van het onderwijs op de wensen van nieuwe generatie leerlingen/studenten en van het bedrijfsleven. Tot zijn belangrijkste activiteiten behoren: Ontwikkeling, fundraising en management van grootschalige onderwijsinnovaties(landelijk of regionaal) op het gebied van technologieën en zorgsystemen in VMBOMBO-HBO. Restyling’ van opleidingen: d.w.z. integrale vernieuwing (inhoudelijk - onderwijskundig organisatorisch) vanuit een strategische heroriëntatie. Marktonderzoek en advisering inzake de strategische positionering, inhoud en organisatie van onderwijsinstellingen en opleidingen. Organisatie-ontwikkeling en projectmanagement inzake strategische en inhoudelijke samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. De heer de Bruijn is lead-auditor bij accreditatie van opleidingen in het hoger onderwijs en bij EVC-centra. De vakinhoudelijke deskundige de heer Brascamp en werkvelddeskundige de heer Douma hebben zich in hun beoordeling vooral gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Brascamp heeft op grond van zijn ervaring en positie in het vakgebied een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het vakgebied en het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van Dier- en Veehouderij. De heer Brascamp is afgestudeerd in 1972 aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. In 1975 gepromoveerde hij op optimalisatie van fokprogramma’s bij melkvee.
8
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 8
Na onderwijs en onderzoek in Wageningen en onderzoek bij het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek (IVO) in Zeist is hij vanaf 1994 Directeur van het Proefstation voor de Varkenshouderij in Rosmalen en tevens Consulent in Algemene Dienst voor Varkenshouderij. Vanaf 1989 tot 2001 werkte hij als hoogleraar Fokkerij & Genetica aan Wageningen Universiteit. Na een aantal managementfuncties is hij vanaf 2005 Directeur van het Onderwijsinstituut van Wageningen Universiteit. De heer Douma heeft vanuit zijn positie als agrarisch ondernemer een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan Dier- en Veehouderij. De heer Douma trad in 1993 in maatschapverband in het zeugenbedrijf van zijn ouders. In 2000 werd hij één van de acht hoofdbestuursleden van Coöperatie Dumeco. Na de verkoop van zijn aandeel in het bedrijf Dumeco is de coöperatie Dumeco opgegaan in het huidige Vion. Sinds 2005 exploiteert de heer Douma samen met twee rundveehouders de biogasinstallatie SNO Energie BV. Tevens heeft hij in 2005 het zeugenbedrijf met in totaal 600 zeugen en 50 ha akkerbouw volledig overgenomen van zijn ouders. In 2008 is de biogasinstallatie vergroot om 1400 huishoudens van elektriciteit te kunnen voorzien. De heer Douma heeft na de middelbare school diverse cursussen gevolgd, waaronder een AOCV Nice-Nyenrode. Hij is lid van de ledenraad van LTO Noord, LTO Varkenshouderij (kennisontwikkeling), LTO Duurzame energie (Biogasinstallaties) en LTO Kennis en innovatie. Optredend als deskundige ‘onderwijs’ heeft de heer Stapert zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Stapert (Nederlandse Taalen Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen) is in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (lerarenopleidingen, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Van 1992 tot 2001 heeft hij in enkele OostEuropese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op de introductie van hoger beroepsonderwijs. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. Mevrouw De Olde is als student auditor opgetreden. Zij is na het behalen van haar VWO diploma, Applied Animal Science gaan studeren op Hogeschool Van Hall Larenstein in Wageningen. Ze hoopt na haar afstudeeropdracht bij Alterra, in juni 2009 af te studeren. Ze heeft op agrarisch gebied praktijk ervaring opgedaan door van jongs af aan op verschillende boerenbedrijven te werken (melkvee, pluimvee en akkerbouw). Sinds 2005 is ze student voorlichter voor Van Hall Larenstein. Tevens is ze algemeen bestuurslid van Stichting Boerengroep Wageningen en lid van de opleidingscommissie Dierhouderij van Van Hall Larenstein. Mevrouw Blom-van Veen is als secretaris voor deze audit opgetreden. Zij, afgestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (Beleid, Communicatie en Organisatie), heeft verschillende managementfuncties binnen het bankwezen bekleed. Zo is zij 10 jaar als rayondirecteur bij Fortis Bank werkzaam geweest en heeft zij 2 jaar als segmentmanager Huis & Hypotheekadvies en als lid van het managementteam bij Rabobank gefunctioneerd. Vanuit haar eigen bedrijf houdt zij zich bezig met organisatieadvies met focus op kwaliteitszorg binnen het Hoger Beroep Onderwijs en binnen de Diervoedersector.
1.5.6.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.7.
Programma van de visitatie op 27 oktober 2008.
Zie Bijlage II.
9
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 9
10 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De opleidingskwalificaties van Dier- en Veehouderij (hierna te noemen DV) zijn opgesteld in samenwerking met het HAO en geaccordeerd door het landelijk werkveld. In het document ‘Landelijke Opleidingscompetenties HAO-opleiding Dier- en Veehouderij wordt het beroepsprofiel aan de hand van een beschrijving van het werkveld, de ontwikkelingen hierin en een beschrijving van de functiegroepen waar afstudeerden terechtkomen met de kerntaken nader beschreven. Dit is een document van oktober 2002. In 2004 en 2006 heeft de opleiding in samenwerking met het regionaal werkveld dit landelijk profiel aangepast. Het auditteam heeft kennisgenomen van verslagen van de bijeenkomsten met het werkveld. Vanaf het moment dat er door de opleiding competentiegericht onderwijs wordt verzorgd (cohort 2004) zijn de oorspronkelijke competenties gehandhaafd en gedeeltelijk samengevoegd met de competenties van Tuin- en Akkerbouw, Biotechnologie en Voedingsmiddelentechnologie tot gemeenschappelijke (major) competenties. De casussen en projecten worden echter wel binnen de context van de eigen opleiding uitgevoerd. Deze competenties en de resterende specialisatiecompetenties zijn vervolgens voorgelegd aan en gevalideerd door de beroepenveldcommissie. De opleiding geeft vervolgens door middel van de ‘Relatietabel Landelijke opleidingscompetenties HAOopleiding Dier- en Veehouderij (oktober, 2002) en de Major of Agriculture, Dier- en Veehouderij (2007-2008)’ de relatie weer tussen de Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding Dier- en Veehouderij van oktober 2002 en de competenties van de Major of Agriculture (genummerd) Dier- en Veehouderij (20072008). Ook wordt hierin de relatie tussen de Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding en de Algemene HBO-competenties op het gebied van brede professionalisering en reflectief denken weergegeven. De opleidingsspecifieke competenties worden aangeboden in de specialisatieminor (specialisatiecompetentie nr. 9: operationeel beheren dier- en veehouderij). In augustus 2006 heeft SoAT een businessplan 2006-2010 opgesteld waarin onder andere een verkenning naar de trends en ontwikkelingen binnen de groene en agrarische sectoren is opgenomen. Er zijn vijf inhoudelijke thema’s beschreven om in het onderwijs en onderzoek van de Life Sciences opleidingen een duidelijke positie te geven: 1. Ondernemerschap 2. Voeding en gezondheid 3. Keten- en netwerkkunde 4. Gebiedsgerichte aanpak 5. Duurzaam gebruik energiebronnen
11 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 11
Met ingang van het studiejaar 2006/2007 zijn de competenties van de Major of Life Sciences aangepast voor de Major of Agriculture (Dier- en Veehouderij en Tuin- en Akkerbouw). Dit betekent dat een aantal competenties zijn samengevoegd vanwege het feit dat deze competenties door het werkveld als een eenheid worden gezien. Zo zijn de competenties Onderzoeken en Experimenteren samengebracht in de competentie ‘Onderzoeken’. De competentie Strategisch Ondernemen is competentie ‘Ondernemen’ geworden. Verder zijn er ook zijn twee voorlichtingscompetenties samengevoegd. In 2007 heeft de School of Agriculture & Technology een voorstel gedaan aan het CVB over de herpositionering van het portfolio met een focus op 4 brede bachelors (Greenport, Food & Health, Animal Wellbeing, Sustainability & Living Environment). Dit voorstel is besproken met het College van Bestuur, de medewerkers van de School, een vertegenwoordiging van LNV, de Raad van Advies en belangrijke vertegenwoordigers uit het werkveld en is inmiddels geaccordeerd door het CvB. Men heeft het voornemen om vanaf het studiejaar 2009/2010 in het kader van het transitieplan van de School de focus van de opleiding nog sterker te richten op diergezondheid en dierwelzijn. Deze keuze is extern getoetst en nader onderbouwd in het transitieplan (2008). In het document ‘Transitiekader Dier- & Veehouderij onderwijs INHolland’ (sept. 2008) wordt uiteengezet dat de opleiding haar brede karakter zal behouden, maar dat in de nieuwe opzet het accent in de positionering en de inhoud binnen de uitstroomprofielen mede op verzoek van LNV en het bedrijfsleven wordt gefocust op diergezondheidszorg, welzijn, en –management. In gesprek met coördinatoren en docenten wordt aangegeven dat hier ook de interesse van studenten lijkt te liggen. Het onderzoek Rijnconsult (2008) wijst uit dat dit profiel in de komende periode nog moet worden geconcretiseerd. Met ingang van september 2008 is een nieuwe werkveldcommissie dier- en veehouderij ingesteld. Deze gaat de opleiding in het jaar 2008/2009 adviseren op het gebied van de verdere positionering. Tevens is het de bedoeling dat deze commissie de gemaakte keuzes van de opleiding gaat valideren. De commissie bestaat uit leden uit de wetenschap, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en alumni. De werkveldcommissie zal driemaal per jaar bijeenkomen. De huidige werkveldcommissie komt hiermee te vervallen (Transitiekader D&V, september 2008). Het auditteam heeft de ledenlijst van de nieuwe werkveldcommissie ingezien en deze akkoord bevonden. Tevens heeft het auditteam kennisgenomen van het Transitieplan met onderliggende documenten van het Groen-Agrarisch Cluster (2008). Dit plan behelst een uiteenzetting en verantwoording van visie, missie, doelstelling, markt, onderwijskwaliteit en onderwijsontwikkeling. Het auditteam heeft geconstateerd dat het hierbij behorende onderzoek en Transitierapport Rijnconsult (2008) een validering behelst van zowel het huidige opleidingsprofiel als van de ontwikkeling naar de 4 nieuwe brede bachelors. Het auditteam heeft op basis van verslaglegging geconstateerd dat de hiervoor beschreven ontwikkeling tot stand is gekomen in samenwerking met het werkveld en sterk gericht op veranderingen die in de sector gaande zijn. De opleiding leidt nu ook op voor functies op het gebied van logistiek, management, etc. Dit wordt in het gesprek met coördinatoren en docenten bevestigd. Er wordt niet alleen opgeleid voor bedrijfsopvolgers in de reguliere veehouderij. Nieuwe ideeën worden besproken in het docententeam, met het management en met de beroepenveldcommissie. Van belang is dat er zaken ontwikkeld worden die vallen onder de geformuleerde competenties. Het management neemt de uiteindelijke beslissing over verwerking in het curriculum. Tevens wordt nagegaan of er een combinatie mogelijk is met een externe partij, bijvoorbeeld met Fairfood en Agrarische Natuurvereniging Vockestaert.. Een docent krijgt uiteindelijk de verantwoordelijkheid tot verdere uitwerking en verkrijgen van verder input.
12 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 12
In het licht van de transitie richt de SoAT haar focus in haar plan van aanpak Internationalisering 2008-2012 op kwaliteit en duurzaamheid. Men streeft ernaar de studenten kwalitatief hoog onderwijs te bieden zodat zij na afstuderen zowel in persoonlijk als in professioneel opzicht goed kunnen functioneren in een internationale beroepssituatie. Doelstelling hierbij is dat vanaf studiejaar 2009/2010 binnen elke nieuwe agrarische bachelor internationalisering als verplicht onderdeel in het curriculum is opgenomen (min. 30 EC). Doelstelling is dat alle studenten voorbereid zijn op het werken in een mondiale omgeving; dat er draagvlak voor is bij alle docenten; en dat studenten en docenten van buitenlandse partnerinstellingen en medewerkers van internationaal opererende bedrijven participeren in en een bijdrage leveren aan het onderwijs bij de SoAT. Het streefcijfer bij de opleiding voor zowel een Grote Stage als een Afstudeerstage in het buitenland is 25%. Voor de Grote Stage betekent dit dat men dit streefcijfer zowel in het studiejaar 2006/2007 (n=24) als in het studiejaar 2007/2008 (n=12) heeft behaald. Bij het Afstuderen in het buitenland is een verlaging van het percentage te zien; 2006/2007: 18% (n=28); en 2007/2008: 13% (n=23). Men geeft als verbeterpunt aan dat er betere voorlichting over afstuderen in het buitenland moet plaatsvinden. Oordeel: voldoende Het auditteam ziet dat het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en opleidingsprofiel als basis dienen voor de opleiding en de eindkwalificaties die de studenten moeten behalen. Het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel zijn ontwikkeld en worden actueel gehouden in samenwerking met het werkveld. Het auditteam heeft tevens geconstateerd dat het onderzoek van Rijnconsult (2008) met terugwerkende kracht een validering betreft van zowel het huidige opleidingsprofiel als van de ontwikkeling naar de 4 brede bachelors. Op basis van deze waarnemingen beoordeelt het audit team het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ als voldoende.
13 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 13
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen In de documentatie over het landelijk opleidingsprofiel (2002) wordt uiteengezet hoe het opleidingsprofiel is samengesteld op basis van de HBO competenties en afgeleid van het beroepsprofiel. De opleiding geeft door middel van de ‘Relatietabel Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding Dier- en Veehouderij (oktober, 2002) en de Major of Agriculture, Dier- en Veehouderij (2007-2008)’ de relatie weer tussen de Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding Dier- en Veehouderij van oktober 2002 en de competenties van de Major of Agriculture (genummerd) Dier- en Veehouderij (2007-2008). Ook wordt hierin de relatie tussen de Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding en de Algemene HBO-competenties op het gebied van brede professionalisering en reflectief denken weergegeven. De nummering van de competenties van de Major of Agriculture DV correspondeert met de nummering van de uitgewerkte competentiekaarten (2006/2007). Het auditteam heeft vervolgens geconstateerd dat de opleiding door middel van een matrix de relatie tussen de domein- en opleidingsspecifieke competenties, de HBO-competenties en de Dublin Descriptoren inzichtelijk maakt.
Brede professionalisering *
Professionalisering Transfer en brede inzetbaarheid *
Sociaalcommunicatieve bekwaamheid Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid Sociaalcommunicatieve bekwaamheid
Basiskwalificering voor managementfuncties
Methodisch en reflectief denken en handelen Creativiteit en complexiteit in handelen
(wetenschappelijke) Toepassing
Probleemgericht-werken
DV-competenties
Multidisciplinaire Integratie *
HBO-kenmerken
Brede professionalisering *
Brede, multidisciplinaire basis
Probleemgericht-werken
Dublin-descriptoren
Methodisch en reflectief denken en handelen
Matrix Dublin-descriptoren, HBO-kenmerken en domeinspecifieke- en opleidingsspecifieke competenties
Onderzoeken X X X X X Vermarkten X X X Strategisch Ondernemen X X X X X X Leiding geven X X X X X X Voorlichting/advies X X X Beleid X X X X Kwaliteit en ketenbeheer X X X Operationeel beheren X X X X X X X X X X X Dier- of Veehouderij * De HBO-kenmerken ‘brede professionalisering, multidisciplinaire integratie, transfer en brede inzetbaarheid en brede professionalisering’ komen alle in de diverse DV-competenties terug.
14 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 14
Oordeel: goed Het auditteam heeft waargenomen dat de eindkwalificaties van de opleiding Dier- en Veehouderij zijn uitgewerkt in competenties en dat een relatie is gelegd tussen de Dublin Descriptoren en deze competenties. Het auditteam heeft deze relatie bekeken en is tot de slotsom gekomen dat alle Dublin Descriptoren in het onderwijs aan de orde komen en de competenties daardoor aansluiten bij de algemeen internationaal geaccepteerde beschrijving van een Bachelor. Dit is voor het auditteam reden om het facet ‘Niveau Bachelor’ als goed te kwalificeren.
15 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Zoals bij facet 1.2 al is aangegeven zijn de te bereiken kerncompetenties in overeenstemming met de Dublin Descriptoren en daardoor met de algemeen internationaal geaccepteerde beschrijving van een Bachelor. 1.3.2. Beroepsonderwijs Zoals bij facet 1.1 al is aangegeven zijn de te bereiken kerncompetenties afgeleid van het landelijk vastgesteld beroepsprofiel, dat is opgesteld in samenspraak met verwante opleidingen en met het relevante beroepenveld. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding mede zijn ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepscompetenties en dat deze aansluiten bij het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het auditteam kwalificeert op basis van deze waarneming het facet ‘Oriëntatie HBO’ voor de opleiding Dier- en Veehouderij als voldoende .
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Dier- en Veehouderij als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: Het auditteam ziet dat het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en opleidingsprofiel als basis dienen voor de opleiding en de eindkwalificaties die de studenten moeten behalen. Het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel zijn ontwikkeld en worden actueel gehouden in samenwerking met het werkveld. Het auditteam heeft tevens geconstateerd dat het onderzoek van Rijnconsult (2008) met terugwerkende kracht een validering betreft van de ontwikkeling naar de 4 brede bachelors. Op basis van deze waarnemingen beoordeelt het audit team het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ als voldoende. Het auditteam heeft waargenomen dat de eindkwalificaties van de opleiding Dier- en Veehouderij zijn uitgewerkt in competenties en dat een relatie is gelegd tussen de Dublin Descriptoren en deze competenties. Het auditteam heeft deze relatie bekeken en is tot de slotsom gekomen dat alle Dublin Descriptoren in het onderwijs aan de orde komen en de competenties daardoor aansluiten bij de algemeen internationaal geaccepteerde beschrijving van een Bachelor. Dit is voor het auditteam reden om het facet ‘Niveau Bachelor’ als goed te kwalificeren. Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding mede zijn ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepscompetenties en dat deze aansluiten bij het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het auditteam kwalificeert op basis van deze waarneming het facet ‘Oriëntatie HBO’ voor de opleiding Dier- en Veehouderij als voldoende.
16 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 16
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Vanaf cohort 2004 wordt het onderdeel ‘Literatuurstudie’ aangeboden binnen het thema’ Onderzoeken A’. Uit de documentatie blijkt dat studenten in het kader van verschillende thema’s tijdens de opleiding op zoek gaan naar wetenschappelijke literatuur, bijvoorbeeld bij de onderdelen ‘Kwaliteit en keten B’, essays; en afstudeeropdracht. Tijdens de audit wordt door docenten bevestigd dat de studenten op deze wijze na het eerste jaar in staat zijn gebruik te maken van de databanken in de bibliotheek. Het auditteam heeft geconstateerd dat het gebruik van buitenlandse wetenschappelijke literatuur door studenten nog onder de maat is. Dit, ondanks alle voorbereidingen die er zijn in voorgaande jaren. Zo wordt in de memo ‘gebruik vakliteratuur’ (2005) uiteengezet wat onder vakliteratuur wordt verstaan. Hierbij worden bijvoorbeeld recente artikelen gebruikt uit vaktijdschriften die door een beroepsvereniging worden uitgegeven en artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften en standaardwerken in de boekenkast van iedere beroepsbeoefenaar. Verder wordt ingegaan op hoe vakliteratuur dient te worden gebruikt en op het uitgangspunt van de opleiding dat de student in de loop van de studie steeds meer zelf op zoek gaat naar literatuur. In de boekenlijst wordt uiteengezet welke literatuur, zowel Nederlands- als Engelstalig wordt voorgeschreven in de verschillende leerjaren. Tijdens de projecten is aandacht voor het gebruik van aanvullende literatuur. Dit wordt in de desbetreffende handleidingen duidelijk gemaakt. Jaarlijks wordt door de opleiding de voorgeschreven literatuur verbeterd of aangevuld met actuele publicaties en artikelen. Om het gebruik van vakliteratuur in de vorm van tijdschriften te stimuleren worden met ingang van 2008/2009 ook de relevante wetenschappelijke tijdschriften in de handleidingen opgenomen. In het document ‘Overzicht collectie bibliotheek’ wordt aangegeven welke collectie voor studenten van de opleiding beschikbaar is en van welke bibliotheekvoorzieningen zij gebruik kunnen maken (digitale collectie; Agriholland; AtotZ online fulltext overzicht van Hogeschool INHOLLAND; beeld en geluid in Academie) Studenten werken binnen alle studiejaren in projecten zoveel mogelijk aan aan de praktijk ontleend studiemateriaal. Voorbeelden hiervan zijn: het mastitisonderzoek melkveebedrijf (Diergeneeskunde); analyse medicijnkast melkveebedrijf (Voorlichting en Beleid); analyseren van ketens in de Dier- en Veehouderij in samenwerking met Fairfood; het schrijven van een beleidsplan aan de hand van bestaande beleidsproblemen (Internationaal Landbouwbeleid); en het ontwikkelen van innovatieve voorstellen voor ondernemers in Midden-Delftland in samenwerking met de Agrarische Natuurvereniging Vockestaert (Innovatie). Ook bij Onderzoeken B en C wordt bij het onderzoek naar welzijn en gedrag van dieren gewerkt met aan de praktijk ontleend studiemateriaal
17 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 17
De interactie met de praktijk wordt in het curriculum tevens vormgegeven door excursies, gastcolleges lezingen, praktijkopdrachten en stage- en afstudeeropdrachten. Zo worden er excursies georganiseerd naar een mengvoerbedrijf bij het onderdeel Kwaliteit en Keten B; naar praktijkcentrum Zegveld bij het onderdeel Dierintegratie. Tevens worden er bedrijfsbezoeken gebracht ten behoeve van het onderdeel Dierziektekunde Tijdens de jaarlijkse Dag van de Bedrijvigheid hebben studenten de mogelijkheid om in contact te komen met verschillende bedrijven in hun sector. De studenten gaan tijdens de opleiding minimaal vier keer naar een praktijkschool (Practical Training Centre). Ook brengen studenten in projectverband het niveau van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in kaart voor verschillende ketens waarmee Fairfood haar productbeoordeling kan optimaliseren. Het auditteam heeft de documentatie behoren bij deze activiteiten ingezien. De hogeschool stemt onderwijs en praktijkvragen af door middel van het MKB-loket. In het document ‘Structuur integratie onderwijs en praktijk’ wordt uiteengezet hoe INHOLLAND de trajecten binnen de KIGO/RIGO-regeling van het ministerie van LNV integreert in het onderwijs en combineert met praktijkopdrachten uit het regionale bedrijfsleven en overheidsorganisaties. De opleiding heeft dit verder uitgewerkt in het RIGO-project ‘Leren met Toekomst Dier’ waarin vragen uit de praktijk in samenwerking met onderzoekers en onder begeleiding van docenten door studenten worden beantwoord. Aanleiding voor dit project is de noodzaak voor het vinden van manieren om ondernemers, onderzoek en onderwijs weer samen te brengen. Uitkomst van dit project is dat de koppeling naar praktijknetwerken soepel is verlopen waardoor aan het begin ruimte is ontstaan voor extra studentenprojecten. Volgens het rapport blijft de afstemming tussen de studentenprojecten, de beschikbare onderzoekers en de ondernemers wel een aandachtspunt. Dit betreft vooral de beschikbaarheid van de drie partijen op hetzelfde moment. Het auditteam heeft kennisgenomen van de eindrapportage van dit project (RIGO Leren met Toekomst Dier – Leren in een praktijknetwerk, 2006 -2008). Het auditteam heeft vastgesteld dat een groot deel van de docenten kennis heeft van het beroepsdomein en/of recente ervaring hierin heeft opgedaan. Tijdens het auditgesprek komt naar voren dat docenten via de projectportefeuille optreden als projectleider. Docenten treden nu op als intermediair bij projecten en richten zich op het coachen van studenten. Terwijl vroeger bijvoorbeeld statistiek een apart vak was, is het nu gekoppeld aan gedragsonderzoek. Hierdoor is het resultaat zichtbaarder en vinden studenten het aantrekkelijker. In het document ‘Professioneel netwerk’ (2008) wordt een overzicht gegeven van het netwerk van de docenten. De meeste docenten zijn betrokken bij stage- en afstudeerbegeleiding. Docenten volgen congressen, beurzen, landelijke studiedagen en cursussen waaruit de betrokkenheid met het werkveld blijkt. Tijdens het gesprek met docenten blijkt dat docenten ook actief participeren in congressen door het geven van presentaties. Als voorbeeld wordt participatie bij congressen van de NUFFIC genoemd. Het auditteam heeft de documentatie hiervan ingezien. Voorstellen voor veranderingen in het curriculum worden voorgelegd aan de opleidingscommissie en beroepenveldcommissie. De opleiding heeft twee vertegenwoordigers in de beroepenveldcommissie. Het auditteam heeft op basis van de verslaglegging van overleg met het werkveld geconstateerd dat er met het werkveld discussies worden gevoerd over de inhoud van het curriculum. Verslaglegging heeft echter niet altijd consequent plaatsgevonden. Onderwerpen voor actuele projecten zijn deels afkomstig vanuit de contacten van docenten met het werkveld (eigen netwerk van docenten, stages- en afstudeerwerkplekken, symposia en studiedagen waar docenten deel aan nemen). Met ingang van september 2008 is de nieuwe beroepenveldcommissie ingesteld. Het auditteam heeft kennisgenomen van de nieuwe ledenlijst, waarin verschillende organisaties uit het werkveld participeren. Zie ook facet 1.1.
18 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 18
Het lectoraat Integrale voedsel- en Productieketens is betrokken bij de kennisontwikkeling van studenten op het gebied van toegepast onderzoek. In het thema Kwaliteit en Keten B treedt de lector op als gastspreker, debatteur en vraagbaak. Een docent van de opleiding heeft twee jaar geparticipeerd in de kenniskring van dit lectoraat. Dit heeft lesmateriaal opgeleverd voor de opleiding. Zo leren studenten gedurende de gehele opleiding wetenschappelijke kennis en inzichten toe te passen bij het definiëren, analyseren en oplossen van problemen. Dit komt tot uiting in de onderdelen onderzoeksmethodologie, onderzoeken B en C en tijdens de stage in het derde jaar. De relatie van de opleiding met de beroepspraktijk komt ook tot uiting in de resultaten van het Studenttevredenheidonderzoek (STO) in het jaar 2006/2007. Studenten reageren over het algemeen positief op de vragen op het gebied van het gebruik van wetenschappelijke inzichten, relatie met de beroepspraktijk, en actualiteit van het programma. Studenten blijken echter niet een voldoende duidelijk beeld te hebben van de beroepen waarvoor zij worden opgeleid. De opleiding heeft naar aanleiding hiervan een verbeterplan opgesteld met als doel ervoor te zorgen dat studenten vanaf het begin van de studie goed zicht hebben op de beroepsmogelijkheden door bijvoorbeeld de gehele studie de mogelijkheid te hebben deel te nemen aan bedrijvendagen en een opengesteld netwerk van relevantie MKB/ kennispartijen. Tevens wordt bij de start van ieder thema aandacht besteed aan het beroepsbeeld dat hieraan gekoppeld is. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de kennisontwikkeling van de studenten plaats vindt via vakliteratuur en projecten die aan de beroepspraktijk zijn ontleend en via interactie met de beroepspraktijk en toegepast onderzoek. De docenten hebben een goed zicht op de ontwikkelingen in het beroepsdomein en zijn alert op het vertalen van die ontwikkelingen naar het onderwijs. De beroepenveldcommissie is daadwerkelijk betrokken bij de ontwikkeling van de onderwijsinhoud en het – programma. Het auditteam heeft echter wel geconstateerd dat verslaglegging hiervan niet altijd even consequent heeft plaatsgevonden. Het auditteam heeft inzage gehad in de ledenlijst van de nieuwe beroepenveldcommissie die aan het begin van dit studiejaar van start is gegaan. Op de beroepspraktijk geënte projecten, stages en afstudeerprojecten waarborgen dat de inhoud van de opleiding actueel wordt gehouden en studenten beroepsvaardigheden ontwikkelen die verbonden zijn met de beroepspraktijk. Het auditteam heeft vertrouwen in het verbeterplan gericht op de verbetering van het beroepsbeeld van de studenten. Het auditteam beoordeelt op basis van deze waarnemingen het facet ‘Eisen HBO’ als voldoende
19 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 19
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen De opleiding geeft door middel van de ‘Relatietabel Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding Dieren Veehouderij (oktober, 2002) en de Major of Agriculture, Dier- en Veehouderij (2007-2008)’ de relatie weer tussen de Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding Dier- en Veehouderij van oktober 2002 en de competenties van de Major of Agriculture (genummerd) dier- en Veehouderij (2007-2008). Ook wordt hierin de relatie tussen de Landelijke opleidingscompetenties HAO-opleiding en de Algemene HBO-competenties op het gebied van brede professionalisering en reflectief denken weergegeven. De nummering van de competenties van de Major of Agriculture DV correspondeert met de nummering van de uitgewerkte competentiekaarten (2006/2007). In de competentiematrix worden vervolgens per leerjaar de onderwijsonderdelen afgezet tegen de te behalen competenties met bijbehorende beheersindicatoren en (oplopende) niveau hiervan. Dit laatste correspondeert weer met genoemde competentiekaarten. In de handleidingen zien we deze beheersindicatoren en aangegeven niveau terug als leerdoelen voor het desbetreffende onderwijsonderdeel. De niveaus van de beheersindicatoren corresponderen met de verschillende leerjaren. De beheersindicatoren zijn uitgangspunt voor de toetsing (handleidingen: toetsmatrijs). Het auditteam heeft geconstateerd dat de vakken de studenten voorbereiden op alle competenties. Tevens heeft het auditteam ervan kennisgenomen dat de studiehandleidingen een uiteenzetting bevatten van de uitgewerkte competenties, de vormgeving van het onderwijs, de toetsing (toetsmatrijs), beoordeling, spelregels, bijbehorende literatuur en beoordelingsformulieren. De opzet en inhoud van de verschillende handleidingen zijn eenduidig. Bij aanvang van een thema worden in het teamoverleg de onderwerpen afgestemd en geactualiseerd. Tijdens de Schoolaudit (april 2008) heeft het auditteam geconstateerd dat de School zich op het gebied van internationalisering ambitieuze doelen heeft gesteld en vindt het verstandig dat de voorgenomen internationale masteropleiding (2010) in de ijskast wordt gezet en dat een prioriteitstelling op het gebied van internationalisering wenselijk is. Het management geeft in het auditgesprek aan dat voor verschillende afdelingen een internationaliseringscan is gedaan. Naar aanleiding hiervan is er een nieuwe bestuurlijke agenda opgesteld (CvB). In dit licht richt de SoAT haar focus in haar plan van aanpak Internationalisering 2008-2012 op kwaliteit en duurzaamheid. Men streeft ernaar de studenten kwalitatief hoog onderwijs te bieden zodat zij na afstuderen zowel in persoonlijk als in professioneel opzicht goed kunnen functioneren in een internationale beroepssituatie. Doelstelling hierbij is dat vanaf studiejaar 2009/2010 binnen elke nieuwe agrarische bachelor internationalisering als verplicht onderdeel in het curriculum is opgenomen (min. 30 EC). Doelstelling is dat alle studenten voorbereid zijn op het werken in een mondiale omgeving; dat er draagvlak voor is bij alle docenten; en dat studenten en docenten van buitenlandse partnerinstellingen en medewerkers van internationaal opererende bedrijven participeren in en een bijdrage leveren aan het onderwijs bij de SoAT.
20 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 20
De opleiding onderhoudt veel contacten met buitenlandse stage- en afstudeerbedrijven. Zo zijn er mogelijkheden om in Afrika, Nederlandse Antillen en Duitsland af te studeren. In de afstudeerhandleiding (sept. 2008) wordt uiteengezet dat de afstudeeropdracht mag worden uitgevoerd in het buitenland, mits hiervoor valide argumenten zijn aangevoerd en de begeleiding goed geregeld is. Alle voorwaarden die gelden voor een stage in Nederland gelden ook voor een stage in het buitenland. Actuele buitenlandse ontwikkelingen (dierziekten, landbouwbeleid) worden opgenomen in het onderwijsprogramma, een gedeelte van het onderwijs wordt Engelstalig aangeboden. Het gebruik van buitenlandse literatuur is verplicht bij verschillende thema’s. Ieder jaar wordt er een internationale week georganiseerd. Het auditteam heeft geconstateerd dat er in afstudeerscripties weinig gebruik wordt gemaakt van internationale literatuur. Tijdens het auditgesprek wordt deze constatering door het management bevestigd. De opleiding is in overleg met de Wageningen Universiteit en met het Wellant College om dit te aan te pakken. Studenten hebben al de mogelijkheid gebruik te maken van de bibliotheek van de Wageningen Universiteit. Tevens wordt er internationale wetenschappelijke kennis via de RIGO/KIGO projecten en de werkveldcommissies binnengehaald. De dienst Internationalisering van de hogeschool ondersteunt de studenten bij het verkrijgen van internationale stages. Tevens kunnen studenten gebruik maken van de vacaturebank van de hogeschool voor stageadressen. In het Studenttevredenheidonderzoek (STO) in het jaar 2006/2007 geven studenten over het algemeen aan dat het opleidingsprogramma een concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding en dat het programma in voldoende mate bijdraagt aan het behalen van de leerdoelen. Ook tijdens het auditgesprek geven studenten aan over het algemeen tevreden te zijn met het programma van de opleiding. Zij vinden het erg prettig dat zij breed opgeleid worden en hierdoor bij veel bedrijven terecht kunnen. Ze vinden het een vooruitgang dat zij inmiddels de mogelijkheid hebben te kunnen kiezen voor een differentiatieminor: Paard in beweging, Gezelschapsdieren, Wilde en gedomesticeerde dieren, van vraag naar realisatie. Oordeel: voldoende Het auditteam ziet een programma dat een adequate concretisering is van de eindkwalificaties, die zijn vertaald in leerdoelen en zij ziet ook dat de opzet van het programma studenten de mogelijkheid biedt om deze kwalificaties te behalen. Het auditteam constateert dat opleidingsprofiel en opleidingsprogramma voldoende op elkaar aansluiten. De ambities op het gebied van internationalisering worden planmatig opgepakt. Het auditteam beoordeelt om deze reden het facet ‘Relatie tussen Doelstelling en Inhoud Programma’ als voldoende.
21 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 21
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen Gedurende de gehele opleiding is sprake van dezelfde competenties, terwijl het niveau ervan dat behaald moet worden oploopt. Dit betekent dat de complexiteit van de opdrachten waarin de studenten de competenties moeten aantonen in de loop der studiejaren toeneemt, terwijl de sturing vanuit de opleiding hieraan afneemt. De keuze voor de differentiatieminors door de student wordt begeleid door de studieloopbaanbegeleider. Dit om ervoor te zorgen dat er sprake is van een samenhangend pakket. De examencommissie dient toestemming te geven voor de gekozen differentiatieminor. Het didactisch concept is gebaseerd op ‘De leerlijnen van De Bie’ en behelst de integrale lijn, de conceptuele lijn, de vaardighedenlijn, de ervarings-reflectielijn en de studieloopbaanbegeleiding. Deze leerlijnen bepalen het curriculum. In de documentatie van de verschillende handleidingen is vastgelegd hoe deze leerlijnen bij ieder onderdeel worden vormgegeven. De uitgangspunten van de leerlijnen zij als volgt: alle majorthema’s worden op niveau 1 in het eerste jaar aangeboden (behoudens kwaliteit en keten, omdat de labopleidingen hiermee niet uit de voeten konden) de specialisatiecompetenties worden aangeboden op niveau 1. Dit gebeurt niet alleen in de specialisatieminor maar ook via de ‘steunvakken’ en opdrachten in de majorthema’s. studenten moeten gedurende jaar 1 over kunnen stappen van de ene opleiding naar de andere opleiding binnen dezelfde School zonder achterstand op te lopen. Voor wat betreft de majorthema’s geldt dit ook voor de laboratoriumopleidingen. De afstemming tussen het binnen- en buitenschools programma is zichtbaar in procesverslagen, supervisie, stageverslagen en afstudeeropdrachten. In het kader van het buitenschoolsprogramma (de ervaringsreflectielijn) gaan de studenten elk jaar op praktijkweek naar het Practical Training Centrum (PTC) in Oenkerk of Barneveld. In het document ‘Excursies, bedrijfsbezoeken en praktijkscholen’ wordt weergegeven welke buitenschoolse activiteiten er per blok plaatsvinden. Oordeel: goed Het auditteam heeft de opzet van het programma via de opbouw van de leerlijnen, die door het vierjarige programma heen lopen, gezien. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten waarin de studenten de competenties moeten aantonen neemt in de loop der studiejaren neemt, terwijl de sturing vanuit de opleiding hieraan afneemt. De afstemming tussen het binnen- en buitenschools curriculum is goed zichtbaar. Het auditteam beoordeelt hiermee het facet ‘Samenhang Programma’ als goed.
22 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Het management geeft aan dat de studievoortgang bij de opleiding bevordert wordt door te streven naar: herkenbare en uitdagende doelstellingen en competenties samenhangend curriculum (zie facet 2.3) reële studielast en evenwichtige spreiding hiervan duidelijkheid en tijdigheid van jaarplanning en roosters. voldoende herkansingsmogelijkheden stimulerende, op zelfstandigheid gerichte werkvormen duidelijke voorlichting over het beroep en de opleiding tijdens SLB persoonlijke begeleiding van de student tijdens SLB. Wordt tegengesproken door STO 2005-2007 De studielast wordt vastgesteld op basis van het aantal contactmomenten, omvang en complexiteit van de te bestuderen theorie en de uit te voeren opdrachten. De student ontvangt informatie over studielast in de studiegids en handleidingen. Stagnaties in studievoortgang worden tijdens gesprekken met de studieloopbaanbegeleider opgespoord. Begeleider en student bepalen gezamenlijk de vervolgacties, student stelt een bijgesteld studieplan op. Er wordt naar gestreefd dat de studenten minimaal 1 week voor aanvang van het studiejaar geïnformeerd worden over het jaarrooster. Minimaal 1 week voor de aanvang van het blok wordt het les- en tentamenrooster uitgereikt. Er wordt een spreiding van inleveren van producten toegepast. Ook wordt er gestreefd naar zo min mogelijk tussenuren in de roosters voor studenten. Het aantal projecten per blok wordt teruggebracht naar maximaal 1. Het auditteam heeft geconstateerd dat studenten de studielast wisselend ervaren. Tijdens de Schoolaudit in april 2008 is het onderdeel studiebegeleiding van SoAT door het auditteam nader onderzocht. Het auditteam is tot de conclusie gekomen dat de SoAT hier voortvarend mee omgaat. Er is een kerngroep SLB geformeerd om beleid en uitvoering continue te monitoren (document opdracht 2007-2008 kernteam SLB). In het verbeterplan van het kernteam wordt het probleem, doelstelling, indicatie van verbetering, streefdoelen en verbetermaatregelen nader uitgewerkt. Oordeel: voldoende Het auditteam ziet dat de opleiding een scala aan maatregelen heeft om de studielast te spreiden, de voortgang te bevorderen en de studenten te ondersteunen. Op basis hiervan beoordeelt het auditteam het facet ‘Studielast’ als voldoende.
23 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 23
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen De opleiding streeft ernaar een schakel te zijn in de keten tussen toeleverend onderwijs, universitair onderwijs, werkveld en maatschappij. Tijdens de Schoolaudit in april 2008 is door het auditteam geconstateerd dat er een samenwerking is met de Wageningen Universiteit (doorstroom) en het Wellantcollege (instroom) dat duidelijke lijnen vertoont, waarin naast INHOLLAND ook de Wageningen Universiteit en het Wellantcollege eigenaar zijn. In april zat dit alles nog in de planfase. Inmiddels heeft de School voor het studiejaar 2008/2009 een verbeterplan ontwikkeld om de aansluiting te bevorderen. Zoals uit de documentatie van de accreditatie van de School (april 2008) blijkt is er bij de hogeschool een enorme daling in de instroomcijfers te zien, met name bij de groen-agrarische opleidingen. Om hieraan tegemoet te komen is er een instroommarketingplan (document 2008/2009) gemaakt op basis waarvan INHOLLAND Delft een nieuw licht kan laten schijnen op de opleidingen binnen de 4 nieuwe brede bachelors. Met dit plan worden de volgende doelen nagestreefd: Groei in de groen-agrarische instroom met in 2012, 900 zittende voltijd studenten Bijdrage aan het terug brengen van het gevoel van trots binnen de organisatie Focus aanbrengen in de huidige instroom-marketingactiviteiten De organisatie beter positioneren en zichtbaarder maken als professionele Randstedelijke hogeschool met professionele kennis binnen de groen-agri domeinen te weten: o Food Commerce & Technology o Dier- en Veehouderij o Greenport Business & Retail o Landscape & Environment Management In de studiegids 2008/2009 worden de toelatingseisen voor de opleiding uiteengezet. De werkvormen in het eerste jaar sluiten aan bij de werkvormen die de studenten gewend waren in het voortgezet onderwijs en het MBO. In de loop van de opleiding wordt het onderwijs steeds meer gericht op zelfsturing. Het aantal contacturen is daarmee in het eerste studiejaar hoger dan in de latere studiejaren. Studenten worden aan het begin van de opleiding voorgelicht over het onderwijsconcept en de verschillende werkvormen, studieloopbaanbegeleiding, toetsvormen, het BSA en het OER. Tijdens SLB komen de aansluiting met de vooropleiding, de ontwikkeling van competenties en de studiehouding aan de orde. Bij problemen wordt door de SLB-docent contact opgenomen met de themacoördinator, de opleidingsmanager en/of de decaan. Studenten worden voorgelicht door middel van de site van de hogeschool, open dagen en er is een mogelijkheid tot proefstuderen en meeloopdagen. Het blijkt moeilijk om allochtonen voor de opleiding te interesseren. Het auditteam constateert dat de studenten soms een ander beeld van de opleiding hebben dan dat wat het daadwerkelijk is. Hoewel dit vrijwel geen reden is om te stoppen met de opleiding geven zij aan dat veehouderij wat hen betreft onderbelicht is door de sterke focus op diergezondheid en dierwelzijn. Door studenten wordt ook aangegeven dat de naamgeving van de opleiding de daadwerkelijke inhoud van de opleiding niet duidelijk genoeg weergeeft. MBO instromers hebben de mogelijkheid de studie in drie jaar af te ronden. Dit betekent dat in het eerste blok een zogenaamde instroommodule wordt aangeboden waarmee de deficiënties van de vooropleiding kunnen worden opgeheven.
24 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 24
Vaak volgen zij in de zomervakantie ook een bijscholing het gebied van Scheikunde en Wiskunde. Tijdens de audit werd door docenten aangegeven dat deze studenten de studie verder vlot oppakken. Verder wordt aangegeven dat tijdens het differentiatieblok eerste jaars vakken worden aangeboden. Instromers van HBO instellingen krijgen een studieprogramma aangeboden dat zoveel mogelijk rekening houdt met hun tot dusver gevolgde opleiding. De examencommissie heeft de mogelijkheid vrijstelling te verlenen indien de student binnen het hoger onderwijs eerder een examen of toets met goed gevolg heeft afgelegd. Dit geldt ook als de student buiten het hoger onderwijs kennis en vaardigheden heeft opgedaan dat vergelijkbaar is qua inhoud, niveau, studielast, vereiste competenties. Vastgelegde procedures hiervoor zijn terug te vinden in de Studiegids 2008/2009. Het onderwijsrendement in de propedeuse voldoet aan het streefcijfer (2007). Het diplomarendement is onder de 70%. Op basis van de laatste gegevens (2008) en de ontwikkeling van het propedeuserendement verwacht het auditteam een licht stijgende lijn. In het verbeterplan rendementen DV en TA (2008) worden aan de hand van streefcijfers,geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen, actiepunten uiteengezet om de uitval te beperken. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verbeteracties om de uitval te beperken (STO verbeterplan 2007). Eventueel vertrekkende studenten vullen een exit-enquête in waarin de oorzaken van uitval kenbaar worden gemaakt. De uitslag wordt direct teruggekoppeld naar de betreffende opleiding. Uit het Instroomonderzoek DV/ TA 2007/2008 blijkt dat studenten onvoldoende voorbereid zijn op het onderwijs op HBO niveau. Het gaat hier bijvoorbeeld om het theoretisch niveau, het tempo en het zelf plannen van leeractiviteiten plannen. Dit leidt overigens niet tot uitval in de propedeuse . Zoals bij facet 2.4 is aangegeven is het auditteam tijdens de Schoolaudit in april tot de conclusie gekomen dat de SoAT hier voortvarend met studiebegeleiding omgaat. Er is een kerngroep SLB geformeerd om beleid en uitvoering continue te monitoren (document opdracht 2007-2008 kernteam SLB). In het verbeterplan van het kernteam wordt het probleem, doelstelling, indicatie van verbetering, streefdoelen en verbetermaatregelen nader uitgewerkt. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft gezien dat de opleiding problemen heeft met de instroom. Het auditteam ziet wel dat de opleiding maatregelen neemt om de teruglopende instroom tegen te gaan. Het auditteam heeft vertrouwen in het instroommarketingplan (document 2008/2009) op basis waarvan INHOLLAND Delft een nieuw licht kan laten schijnen op de opleidingen binnen de 4 nieuwe brede bachelors. Op basis van deze bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Instroom’ als voldoende.
25 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 25
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen In de Major/ Minor structuur bevat de Major Agriculture 120 EC’s, de specialisatieminor 60 EC’s en de differentiatieminors 60 EC’s. Zie ook OER, studiegids (2008/2009). Zo beslaat de totale opleiding 240 EC’s. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan hbo bachelor opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding Dier- en Veehouderij een omvang heeft van 240 EC’s, wat reden is het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
26 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 26
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen De kaders en uitgangspunten van onderwijsontwikkeling bij de SoAT sluiten aan op het beleid van de hogeschool. Dit betekent dat de SoAT ernaar streeft studenten op te leiden tot professionals die over een brede beroepsbekwaamheid beschikken en die zelf aan hun verdere competentieontwikkeling kunnen bijdragen. Men heeft de intentie de studenten zo voor te bereiden op de beroepspraktijk dat zij, als zij afgestudeerd zijn,goed kunnen functioneren in de snel veranderende en complexe maatschappij; zij moeten zelfstandig èn projectmatig kunnen werken in interdisciplinaire teams en zij dienen zichzelf nieuwe kennis eigen te kunnen maken. Aan bovenstaande doelen wordt gewerkt door middel van het concept van ‘Competentiegericht opleiden’. Dit betekent dat uitgegaan wordt van de volgende principes: onderwijs is praktijkgericht; leren is een actief, constructief proces; leertaken zijn zoveel mogelijk authentieke gehelen (Backbone 2.0). Het didactisch concept is gebaseerd op ‘De Leerlijnen van De Bie’ (document Didactisch Concept): de integrale lijn; de conceptuele lijn; de vaardighedenlijn; de ervarings-reflectielijn; en de studieloopbaanbegeleiding. Deze leerlijnen bepalen het curriculum. De uitgangspunten die terugkomen in de verschillende leerlijnen sluiten aan op hiervoor genoemde principes van competentiegericht opleiden. In ieder blok staan één of meer projecten die aansluiten op de beroepspraktijk centraal. Deze worden gefaciliteerd door hoorcolleges en/of PGO taken. Afhankelijk van de benodigde vaardigheden worden workshops en trainingen verzorgd. Een voorbeeld van een project is het opstellen van een beleidsplan voor een zelf gekozen probleem uit de sector (jaar 3). Tijdens SLB reflecteert de student op zijn ontwikkeling. Dit is een vast onderdeel in elke periode. In het portfolio neemt de student zijn reflectieverslagen op, zijn POP en PAP. Hij evalueert zijn studievoortgang teven met behulp van het STARR-model (document STARR). Naar mate de studie vordert neemt de praktijkervaring door middel van stages toe. In het didactisch concept (2007) wordt een nadere uiteenzetting gegeven van de werkvormen die per leerlijn worden toegepast. Studenten geven in het studenttevredenheidsonderzoek (STO) 2007 aan dat er gewerkt wordt met voldoende afwisselende werkvormen en dat de werkvormen het leerproces ondersteunen. Ook blijkt hieruit dat de doelstellingen van het programma bij studenten bereikt worden. Dit wordt bevestigd tijdens de audit door de studenten. Zij ervaren de kleine klassen als prettig (soms 9 studenten). Het wordt als fijn ervaren dat een opdracht wordt gefaciliteerd door bijvoorbeeld een hoorcollege. Het waarschuwingssysteem om te voorkomen dat iemand in de projectgroep onvoldoende bijdraagt aan de activiteiten werkt goed volgens de studenten. Oordeel: voldoende Het auditteam is van mening dat het didactisch concept van de opleiding in lijn is met de doelstellingen en dat de gehanteerde werkvormen aansluiten bij het didactisch concept. Om die reden beoordeelt het auditteam het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ als voldoende.
27 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 27
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen In het document ‘Toetsbeleid’ (2008) worden de uitgangspunten van het toetsbeleid en het kwaliteitsbeleid rond toetsing bij SoAT uiteengezet. Uitgaande van de leerlijnen van de Bie worden de verschillende toetsvormen uiteengezet. Als onderdeel van het kwaliteitsbeleid wordt nader ingegaan op de toetscyclus. Door de invoering van het competentiegerichte onderwijs (2004) wordt er bij de opleiding meer nadruk gelegd op geïntegreerde toetsing. Het gaat hierbij om formatieve toetsen waardoor de student informatie krijgt hoe hij zich verder moet ontwikkelen. Verder vinden er summatieve beoordelingen plaats, waarbij de studievoortgang en de mate waarin de vereiste competenties worden beheerst worden bewaakt. De docenten worden door OKR (dienst Onderwijs, Kwaliteit, Research & Development) ondersteund bij het vervaardigen van toetsen. Hiertoe worden trainingen georganiseerd. Ook is het mogelijk toetsen door middel van het Toets & Assessment Centre (TAC) te laten beoordelen. In de handleidingen (2007/2008) worden de te behalen competenties en hieraan gekoppelde beheersindicatoren uiteengezet. Vervolgens wordt aangegeven op welke wijze er per werkvorm wordt getoetst. In de toetsmatrijs wordt uiteengezet hoe de leerdoelen per competentie worden getoetst in de verschillende leerlijnen. Tevens wordt de weging van het onderdeel ten opzichte van het eindcijfer aangegeven. Hieraan toegevoegd zijn de bijbehorende beoordelingsformulieren. Voor de SoAT is het ‘Strategisch Beleidsdocument Competentiegericht Toetsen en Beoordelen 2.0.’ uitgangspunt voor beoordeling en toetsing. Dit document is een update van de versie dd 260404 en voorziet in aanpassingen op basis van Backbone 2.0 (het hogeschoolbrede onderwijsconcept 2008-2012). Hierin wordt de werking van Examen- en deelexamencommissies uitgewerkt. Er wordt hierbij verwezen naar artikel 33 van het instellingsspecifieke deel van de studiegids. De door de Examencommissie ingestelde Toetscommissie wordt in dit document nader uitgewerkt; doel, rollen en procedures zijn omschreven. De toetscommissie legt verantwoording af aan de examencommissie en staat garant voor de kwaliteit van de toetsen. Het auditteam heeft geconstateerd dat het beleid op het gebied van toetsing en examinering systematisch wordt geëvalueerd. Er wordt inzicht verworven in de student- en docent tevredenheid met de toetsvorm, toetsmethodiek, de beoordelingsmethode en de kwaliteit (validiteit, betrouwbaarheid, transparantie etc.) daarvan. Dit gebeurt door middel van onderwijsevaluaties en eventueel gesprekken met opleidingscommissies en studenten. De verzamelde informatie wordt gebruikt voor het aanbrengen van verbeteringen binnen een nieuwe ontwerpcyclus. Zie ook check door Toetscommissie format dd 210108 (Besprekingsverslagen Toetscommissie 2007-2008). Examencommissie en Toetscommissie Bij de SoAT functioneert een overkoepelende examencommissie op Schoolniveau. Daarnaast is er per major een gedelegeerde examencommissie werkzaam. De examencommissie en het werkveld bepalen jaarlijks of het curriculum goed is samengesteld. De focus op toetsing is groot. Binnen de School controleert de toetscommissie de kwaliteit van tentaminering en examinering. Er wordt op basis van steekproeven gecontroleerd of toetsen goed in elkaar zitten; toetsen van nieuwe vakken worden nauwkeurig gecontroleerd. Er wordt gewerkt met een toetshandleiding.
28 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 28
Tijdens de beoordeling van een product beoordeelt de docent of er sprake is van HBO niveau; de procesbegeleider gaat na of het proces goed verlopen is; de praktijkbegeleider beoordeelt of het eindproduct in orde is. Docenten van de opleidingen nemen deel aan de toetscommissie. De leden van de toetscommissie en de docenten die toetsen ontwikkelen hebben trainingen gevolgd op het gebied van toetsing. Structuur, samenstelling, rolverdeling en besluitvorming van examencommissie en toetscommissie zijn nader uitgewerkt in de memo ‘procedure examencommissie en toetscommissie dd 23 jan.2008’. Notulen van vergaderingen van examencommissie en toetscommissie worden vastgelegd. In de studiegids (H4) wordt de werking van examen- en toetscommissie binnen de organisatie uiteengezet. De opleidingen werken met ingang van het studiejaar 2006-2007 conform het Handboek Toetsvormen in competentiegericht onderwijs (OKR, 2004). Dit document is een aanvulling op het beleidsdocument ‘Visie op toetsen en beoordelen’. Handleiding grote stage In de handleiding ‘Grote Stage’ (2008/2009) wordt allereerst een uiteenzetting gegeven van de Major- en Specialisatiecompetenties met de bijbehorende beheersindicatoren (leerdoelen). Daarna volgen de leertaken binnen de verschillende leerlijnen. Tot slot zijn de diverse beoordelingsformulieren voorzien van beheersindicatoren uitgewerkt: stageverslag; beoordelingsgesprek met bedrijfsleider; functioneringsgesprek met bedrijfsleider; presentatie; en reflectieverslag. Tevens zijn uiteengezet het aanvraagformulier voor de stage en de formulieren voor de weekrapporten. Ook krijgen de studenten voordat zij op stage gaan een mondelinge toelichting aan de hand van doel, eisen, begeleiding, toetsing. Afstudeerhandleiding In de Afstudeerhandleiding (2008/2009) wordt allereerst ingegaan op de indeling van de twee onderwijsperioden betreffende het afstuderen; Eerste onderwijsperiode (10 weken) levert een go – no/go voor het uitvoeren van het afstudeeronderzoek op grond van:
Onderzoeksverantwoording: een beoordeling door de productbeoordelaar van de door de student geschreven literatuurstudie en materiaal en methoden. Plan van Aanpak: een beoordeling van de door de student geschreven plan van aanpak door de procesbegeleider. Tweede onderwijsperiode (10 weken):
Producten: een beoordeling door de productbeoordelaar van de door de student opgeleverde producten binnen het afstuderen. Artikel en Colloquium: een beoordeling door de productbeoordelaar van een door de student geschreven artikel over zijn/haar product en een beoordeling van een door de student gegeven presentatie over zijn/haar producten door de proces- en productbeoordelaar. Beoordeling competenties en Reflectieverslag: een beoordeling van je competenties en HBO-kenmerken (door bedrijfsbegeleider, productbeoordelaar en de student zelf) en een beoordeling door de procesbegeleider van een door de student geschreven reflectieverslag op zijn competentieontwikkeling en functioneren tijdens het afstuderen.
Vervolgens worden de vereiste competenties met beheersindicatoren uiteengezet. Per leerlijn wordt vervolgens ingegaan op de criteria betreffende de afstudeeraanvraag, onderzoeksverantwoording, het verslag Afstudeeropdracht, het colloquium Afstudeeropdracht, het artikel Afstudeeropdracht, en reflectieverslag. Tevens zijn de betreffende beoordelingsformulieren hierbij uitgewerkt. Ook zijn de criteria ten aanzien van afstuderen in het buitenland uitgewerkt. Alvorens zij met afstuderen starten krijgen de studenten ook een mondelinge toelichting hierop op het gebied van doel en eisen afstudeerplaats.
29 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 29
Tijdens het gesprek met de coördinatoren wordt deze werkwijze bevestigd. De procesbegeleider krijgt 4 uur toebedeeld voor het beoordelen van het plan van aanpak en zo nodig een tweede beoordeling wanneer de kwaliteit de eerste keer niet voldoende was. Tevens bezoekt de procesbegeleider de student op de afstudeerplek. De sturing richting het beroepsprofiel gebeurt tijdens SLB. Hier vindt het bespreken van stageplan en afstudeerplan plaats. Veel aandacht wordt besteed aan het scherp krijgen van de probleemstelling. Tijdens het vak Onderzoek A in jaar 1 en in jaar 2 worden studenten voorbereid op het doen van onderzoek. In jaar 3 wordt er tijdens de stage een onderzoek gedaan. Ook tijdens de blokken in de eerste 2 jaar wordt tijdens de projecten onderzoek gedaan. Bij het gebruik van wetenschappelijke literatuur zie je duidelijk verschil tussen VWO’ers en Havisten. Het auditteam constateert aan de hand van het bekeken materiaal dat er bij de afstudeerscriptie niet voldoende gebruik wordt gemaakt van internationale wetenschappelijke literatuur. De docenten geven aan dat in het vierde jaar studenten worden begeleid bij het zoeken van literatuur. Er wordt over gediscussieerd over het feit dat de voorbereiding om het daadwerkelijke afstuderen eerder in de opleiding te starten. Docenten geven aan dat er veel vraag vanuit het werkveld is naar onze studenten om te komen afstuderen. Beoordelingsformulier moduleproducten In het document ‘Beoordelingsformulier moduleproducten’ wordt een uiteenzetting gegeven van de beoordelingsformulieren voor verslagen; en competenties uitgewerkt in de beoordeling van de verschillende bijbehorende beheersindicatoren (leerdoelen). Door studenten wordt tijdens de audit echter aangegeven dat docenten nog niet altijd dezelfde invulling aan de beoordelingscriteria geven Mini-conferentie ‘Borgen van het niveau van afstuderen’ (oktober 2007) Op de mini-conferentie ‘Borgen niveau van afstuderen’ werden afstudeercoördinatoren geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen op het gebied van afstuderen. Uiteengezet werd wat er op korte termijn van hen verwacht werd. Rode draad hierbij was de borging van het niveau van afstuderen. Studieloopbaanbegeleiding De opdracht van het kernteam SLB is op basis van het verbeterplan 2007 een concrete uiteenzetting te maken voor de totale SLB-lijn. Doel hiervan is dat de studenten van jaar 1 t/m 4 de zin van studieloopbaan zien met als streefdoel een verhoging in de STO-beoordeling van 0,25 in het jaar 2008 voor opleidingen die in 2007 lager dan 2,5 scoorden. Studenten geven in het studenttevredenheidsonderzoek (STO) 2007 over het algemeen dat er adequaat getoetst wordt en dat de toetsen aansluiten bij het onderwijs. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft kennisgenomen van het bestaande toetsbeleid en stelt vast dat, hoewel docenten nog niet altijd dezelfde invulling geven aan de beoordelingscriteria, naar haar oordeel door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat wordt getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ’Beoordeling en Toetsing’ als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA” : VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding Dier- en Veehouderij als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de kennisontwikkeling van de studenten plaats vindt via vakliteratuur en projecten die aan de beroepspraktijk zijn ontleend en via interactie met de beroepspraktijk en toegepast onderzoek. De docenten hebben een goed zicht op de ontwikkelingen in het beroepsdomein en zijn alert op het vertalen van die ontwikkelingen naar het onderwijs.
30 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 30
De beroepenveldcommissie is daadwerkelijk betrokken bij de ontwikkeling van de onderwijsinhoud en het –programma. Het auditteam heeft echter wel geconstateerd dat verslaglegging hiervan niet altijd even consequent heeft plaatsgevonden. Het auditteam heeft inzage gehad in de ledenlijst van de nieuwe beroepenveldcommissie die aan het begin van dit studiejaar van start is gegaan. Op de beroepspraktijk geënte projecten, stages en afstudeerprojecten waarborgen dat de inhoud van de opleiding actueel wordt gehouden en studenten beroepsvaardigheden ontwikkelen die verbonden zijn met de beroepspraktijk. Het auditteam heeft vertrouwen in het verbeterplan gericht op de verbetering van het beroepsbeeld van de studenten. Het auditteam beoordeelt op basis van deze waarnemingen het facet ‘Eisen HBO’ als voldoende
Het auditteam ziet een programma dat een adequate concretisering is van de eindkwalificaties, die zijn vertaald in leerdoelen en zij ziet ook dat de opzet van het programma studenten de mogelijkheid biedt om deze kwalificaties te behalen. Het auditteam constateert dat opleidingsprofiel en opleidingsprogramma goed op elkaar aansluiten. De ambities op het gebied van internationalisering worden goed planmatig opgepakt. Het auditteam beoordeelt om deze reden het facet ‘Relatie tussen Doelstelling en Inhoud Programma’ als voldoende.
Het auditteam heeft de opzet van het programma via de opbouw van de leerlijnen, die door het vierjarige programma heen lopen, gezien. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten waarin de studenten de competenties moeten aantonen neemt in de loop der studiejaren neemt, terwijl de sturing vanuit de opleiding hieraan afneemt. De afstemming tussen het binnen- en buitenschools curriculum is goed zichtbaar. Het auditteam beoordeelt hiermee het facet ‘Samenhang Programma’ als goed.
Het auditteam ziet dat de opleiding een scala aan maatregelen heeft om de studielast te spreiden, de voortgang te bevorderen en de studenten te ondersteunen. Op basis hiervan beoordeelt het auditteam het facet ‘Studielast’ als voldoende
Het auditteam heeft gezien dat de opleiding problemen heeft met de instroom. Het auditteam ziet wel dat de opleiding maatregelen neemt om de teruglopende instroom tegen te gaan. Het auditteam heeft vertrouwen in het instroommarketingplan (document 2008/2009) op basis waarvan INHOLLAND Delft een nieuw licht kan laten schijnen op de opleidingen binnen de 4 nieuwe brede bachelors. Op basis van deze bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Instroom’ als voldoende.
Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding Dier- en Veehouderij een omvang heeft van 240 EC’s, wat reden is het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
Het auditteam is van mening dat het didactisch concept van de opleiding in lijn is met de doelstellingen en dat de gehanteerde werkvormen aansluiten bij het didactisch concept. Om die reden beoordeelt het auditteam het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ als voldoende.
Het auditteam heeft kennisgenomen van het bestaande toetsbeleid en stelt vast dat, hoewel docenten nog niet altijd dezelfde invulling geven aan de beoordelingscriteria, naar haar oordeel door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat wordt getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ’Beoordeling en Toetsing’ als voldoende.
31 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 31
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen Het beleid van de SoAT is erop gericht dat medewerkers worden gestimuleerd en zo nodig begeleid bij hun externe oriëntatie, zowel op het gebied van onderzoek als op het gebied van internationale oriëntatie. Docenten moeten een verbinding leggen met de praktijk. In het personeelsplan (jan. 2008) wordt aangegeven hoe docenten hierbij worden ondersteund door middel van stages, scholing en ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. Tijdens de Schoolaudit in april 2008 is de vraag onderzocht of docenten van de School de ontwikkelingen in het vakgebied bijhouden en of er voldoende doorgroeimogelijkheden zijn. Zowel op de vraag of docenten de ontwikkelingen in het vakgebied bijhouden als op de vraag naar doorgroeimogelijkheden wordt zowel in 2005 als in 2007 door docenten niet hoog gescoord (beide 2.9). In de praktijk blijkt dat per jaar slechts 70% van het scholingsbudget gebruikt wordt. In het licht hiervan is op basis van de gewenste docentrollen (rolbeschrijvingen docenten, mei 2007) en opleidingscurricula door middel van een concreet competentieoverzicht de huidige stand van zaken weergegeven (document competentieoverzicht). De afstand tot het ideale beeld wordt verkleind door docenten stages aan te bieden, docenten aan uitwisselingsprojecten te laten deelnemen met buitenlandse hogescholen en universiteiten, deelname van docenten aan onderzoeksprojecten van het lectoraat en door trainingen onderzoeksvaardigheden aan te bieden aan docenten. De intentie van het lectoraat hierbij is dat de docenten (en studenten) hun kennis en het aantal contacten kunnen vergroten. Tevens is er een wervingsbeleid gericht op de gewenste docentrollen. Tijdens de opleidingsaudit werd door docenten bevestigd dat er stages gelopen worden. Ook blijven docenten via de projecten op de hoogte van het werkveld. Als voorbeelden worden projecten met ASG, de plattelandsacademie met CAH Dronten en het RIGO genoemd. Tijdens de transitie naar de 4 brede bachelors worden de docentstages gecontinueerd. Ook worden er bijscholingen gevolgd aan de Wageningen Universiteit. Kennis die wordt opgedaan wordt gedeeld met collega’s. Er zijn hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar. Docenten van de opleiding geven aan dat er regelmatig activiteiten zijn op dit gebied. Tijdens de gesprekken bevestigen studenten dat docenten deskundig zijn en dat ze met hun vragen terecht kunnen bij de docenten. Zij vinden docenten betrokken, kundig en energiek. Het management geeft aan dat tijdens de transitie de winkel open blijft, aangezien de huidige studenten worden gezien als de ambassadeurs van de opleiding. Hiermee bedoelt men dat de hogeschool ook blijft investeren in de kwaliteit van de huidige opleiding. Er is een taakverdeling gemaakt tussen de docenten in het kader van de transitie. Dit betekent dat er ook tijd is ingepland voor het huidige curriculum en de verbetering daarvan. In facet 2.1 wordt beschreven dat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten en hoe docenten hun relatienetwerk onderhouden. Oordeel: voldoende Het auditteam is van mening dat de docenten een goed zicht hebben op de ontwikkelingen binnen het vakgebied en dat zij voortdurend alert zijn op het vertalen van die ontwikkelingen naar het onderwijs. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ‘Eisen HBO’ als voldoende.
32 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 32
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen Het beleid van INHOLLAND is erop gericht ¼ van de formatie met tijdelijk personeel in te vullen. De reden hiervoor is ruimte te hebben bij schommelingen in het aantal inschrijvingen. Tevens biedt het ruimte om professionals uit het bedrijfsleven aan te trekken (bijlage taaktoebedeling). De SoAT streeft er hierbij naar een gelijke verdeling van taken bij docenten door het jaar heen te bewerkstelligen. Er wordt gestreefd naar een ratio medewerker:student van 1:22,5. De actieve verzuimbegeleiding is erop gericht bij kort of lang ziekteverzuim eerst binnen de betreffende School vervanging te vinden, daarna binnen andere Schools. In laatste instantie wordt in geval van ziekteverzuim personeel van buiten aangetrokken (vanuit de netwerken). Streefgetal ziekteverzuim is max. 5% (bijlage verzuimprotocol). In 2005 en 2007 werd laag gescoord op de vraag of medewerkers vinden dat ze voldoende tijd voor hun werk hebben (MTO: 2.1, 2.4). Men gaat ervan uit dat de tijd die het kost om de veranderingen binnen het onderwijs door te voeren een belangrijke oorzaak is. Dit wordt opgelost door het toekennen van extra budget in het kader van onderwijsvernieuwing (Backbone 2.0). De transitie naar vier brede bachelors is tevens ingezet om versnippering te verminderen en daarmee de werkdruk te verlagen. Toch moet er bezuinigd worden op het aantal medewerkers gezien de daling van 20% in het aantal studenten. Vanwege de vele ambities van de SoAT is er een verzoek bij het CvB ingediend om een bijdrage voor de uitvoering van het transitieplan. Feitelijke ratio medewerker:student is 1:21,7. De School gaat een veranderingsproces in met veel ambities en waarbij bovendien minder FTE’s beschikbaar zijn. Tevens houdt de coördinatiedruk van de vele kleine opleidingen nog wel een aantal jaar aan. Tijdens de Schoolaudit in april 2008 heeft het auditteam haar zorgen hierover uitgesproken. Tijdens de opleidingsaudit vernam het auditteam dat er inmiddels een flink budget beschikbaar is gesteld om de transitie te faciliteren. De School geeft aan geen projecten meer aan te nemen die niet aansluiten op de transitie, ook op het gebied van internationalisering. Zo wordt het project MKB Foodnetwork getrokken door docenten. Dit is een project dat goed aansluit op de transitie. Voor docenten betekent dit verder dat er, behalve het feit dat er wel nieuw onderwijs gemaakt moet worden, geen fundamenteel nieuwe zaken op stapel staan. Wel zal er gewerkt worden aan een betere positionering van de opleiding. Ten behoeve hiervan is een marketingonderzoek gedaan. Het veranderproces wordt tijdens trainingen en Schoolstudiedagen besproken in de teams. Er worden aparte teamdagen per team georganiseerd waar gebrainstormd en meegedacht wordt. Zo wordt er meegedacht over hoe er omgegaan moet worden met de competenties van docenten; de macroroosters; en over allerlei zorgpunten die er leven. Iedere week is er overleg met coördinerende docenten en worden gemaakte plannen in elkaar geschoven. Er blijkt veel energie onder de mensen aanwezig te zijn voor de transitie. Het verzuimpercentage van de SoAT laat een licht dalende tendens zien van 6.23% (2006/2007) naar 5.29% (feb.2008). Feitelijk wordt 26,33% van de formatie ingevuld met tijdelijk personeel. Hoewel de evaluaties grote werkdruk van het personeel uitwijzen, valt het het auditteam tijdens de opleidingsaudit op dat de docenten erg energiek zijn en gemotiveerd voor de vernieuwingen. Dit is een belangrijke voorwaarde om de transitie in te gaan. Ook studenten geven tijdens het gesprek aan docenten betrokken, kundig en energiek te vinden.
33 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 33
Wel merken ze de werkdruk van docenten op doordat bijvoorbeeld vragen wat later beantwoord worden of dat ze doorverwezen worden naar een andere docent. Het komt volgens studenten echter nooit voor dat docenten aangeven geen tijd voor hen te hebben. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft op basis van het gevoerde personeelbeleid en het beschikbaar gestelde budget voor de transitie het vertrouwen dat de gewenste capaciteit voor alle vakken/ programmaonderdelen, ook tijdens het transitieproces zal worden gewaarborgd. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ‘Kwantiteit Personeel’ als voldoende.
34 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 34
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Het HRM beleid van INHOLLAND is erop gericht de medewerkers te binden. INHOLLAND wordt hierin beschouwd als “het gehele samenwerkingsverband van de INHOLLAND medewerkers, ten einde de gezamenlijke en gedeelde doelstellingen en missie te verwezenlijken. De medewerkers ervaren dat hun bijdrage zichtbaar is, en eerlijk gewaardeerd en beoordeeld wordt. De ontwikkeling van medewerkers kan alleen optimaal verlopen wanneer zij ervaren dat er in de hele organisatie een klimaat is waarin de competenties van medewerkers bekend zijn en goed worden benut. Een klimaat waarin het management medewerkers regelmatig stimuleert kritisch te kijken naar hun eigen competenties en stimuleert om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor uitbreiding van hun competenties” (Verbinding van Professionals, Personeelbeleidsplan 2007-2010). In het licht van het voorgaande zal het HRM beleid zich de komende jaren richten op de volgende thema’s: 1. Businessplanning en personeelsplanning 2. Mobiliteit en competentieontwikkeling 3. Leiderschap 4. Talentontwikkeling 5. Kennisborging en de continue instroom van nieuw talent De Schools, diensten en Research and Innovation Centres (RIC´s) zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van deze thema’s (Verbinding van Professionals, Personeelbeleidsplan 2007-2010). In 2006 is een competentieprofiel geconstrueerd dat aansluit bij het competentiegerichte onderwijsconcept waarbij de docent verschillende rollen vervult: expert kennisdomein, onderwijsontwikkelaar, toetsontwikkelaar, assessor, studieloopbaanbegeleider, tutor, onderzoeker, coördinator (rolbeschrijvingen docenten, mei 2007; competentieprofielen onderwijzend personeel, mei 2007). Met iedere medewerker worden periodiek functioneringsgesprekken gevoerd, terwijl tijdens IPOP (Individueel Performance- en Ontwikkelplan) gesprekken wordt vastgelegd hoe de medewerker zijn competenties onderhoudt en ontwikkelt. Elke twee jaar vindt een medewerkertevredenheidonderzoek (MTO) plaats. In het licht van de visie van de hogeschool heeft ook de SoAT de intentie zich te ontwikkelen tot een kennisinstituut waarbinnen naast het competentiegerichte onderwijs ook onderzoek, onderwijsontwikkeling, (internationale) projecten en contractactiviteiten een belangrijke plaats hebben. De rol van de docent dient mee te groeien en zich te ontwikkelen tot kenniswerker. Het personeelsbeleid van de School is erop gericht deze ontwikkeling te realiseren. Met het ontwikkelde personeelsplan (jan.2008) wil SoAT een tussenstand opmaken en uiteenzetten waar nog gerichte acties op ondernomen moeten worden. Het heeft een reikwijdte tot augustus 2009, vanwege het feit dat er op dit moment een voorstel voor een nieuw opleidingsportfolio als oplossing voor de hoge werkdruk (en betere profilering van de opleidingen) ter besluitvorming bij het CvB is ingediend. Na accordering zal er in 2009 opnieuw gekeken worden naar aanwezige en gewenste competenties van docenten. Hierbij zijn de volgende doelstellingen voor 2010 in het kader van het personeelsplan 2006 geformuleerd: verhogen van de tevredenheid wat betreft werkdruk. verhogen employability van het docentenkorps van de School. competentieontwikkeling bij docenten om visie en doelstellingen te ondersteunen. formatieverhoging van 3.89 opgenomen om ervaren werkdruk te verminderen en contractactiviteiten te
35 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 35
realiseren. in kaart brengen en evalueren van de interne processen. Dit is uitgewerkt in een set concrete acties tot 2010 (Personeelsplan, jan. 2008). Hiermee is de totstandkoming van de functie-eisen inzichtelijk gemaakt. Voor promoveren is er 0.4FTE per jaar beschikbaar per medewerker (bijlage Kiezen voor professionals, 2007). Tijdens de Schoolaudit in april 2008 heeft het auditteam geconstateerd dat het lectoraat wordt betrokken bij het honoreren van de opleidings- en ontwikkelwensen van de medewerkers. Door hierbij een kloofanalyse uit te voeren gericht op de vereiste competenties en daarop het scholingsplan te baseren wordt de School naar de mening van het auditteam sterk neergezet. In het kader van PCM (Performance & Competence Management) april 2007 is aantoonbaar gemaakt dat met 85.7% van het personeel van de SoAT in 2007 IPOP, functionerings- en beoordelingsgesprekken zijn gevoerd. Op basis hiervan zijn, in samenwerking met OKR en ASAR, trainingen georganiseerd voor Studieloopbaanbegeleiders, leden van de toetscommissie, toetsontwikkelaars, afstudeerbegeleiders (onderzoeksvaardigheden) en begeleiders/ assessoren EVC. Medewerkers geven dan ook aan voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te hebben (MTO 2005, 2007). Het auditteam heeft tijdens de opleidingsaudit gezien dat docenten hun vakgebied actief bijhouden door het bijwonen congressen, het zelf geven van presentaties in het werkveld en docentstages. Ook heeft het auditteam vastgesteld dat docentstages worden doorgezet tijdens de transitie. Vakliteratuur wordt in voldoende mate bijgehouden, maar zou nog meer gericht kunnen worden op wetenschappelijke literatuur. De interactie van de docenten met het bedrijfsleven zou verder verhoogd kunnen worden. Zoals in facet 2.1 is aangegeven bevestigen de studenten tijdens de audit dat docenten echt verstand hebben van de groene vakken en dat zij met hun vragen terecht kunnen bij de docenten. Zij vinden docenten betrokken, kundig en energiek. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat het personeelbeleid is vastgelegd in een strategisch personeelplan en dat dit beleid wordt uitgevoerd. De opleiding heeft, onder aansturing van de Schooldirectie en teamleider een beeld van de gewenste en beschikbare competenties en daarop zijn maatregelen gestoeld. Het scholingsplan is adequaat. Het auditteam heeft ook op basis van de gevoerde gesprekken geconstateerd dat de kwaliteit van docenten voldoende is. Het auditteam heeft hiermee geconstateerd dat de kwaliteit van het docententeam, in voldoende mate is geborgd. Om die reden beoordeelt het auditteam het facet ‘Kwaliteit Personeel’ thans als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” voor de opleiding Dier- en Veehouderij als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: Het auditteam is van mening dat de docenten een goed zicht hebben op de ontwikkelingen binnen het vakgebied en dat zij voortdurend alert zijn op het vertalen van die ontwikkelingen naar het onderwijs. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ‘Eisen HBO’ als voldoende. Het auditteam heeft op basis van het gevoerde personeelbeleid en het beschikbaar gestelde budget voor de transitie het vertrouwen dat de gewenste capaciteit voor alle vakken/ programmaonderdelen, ook tijdens het transitieproces zal worden gewaarborgd. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ‘Kwantiteit Personeel’ als voldoende. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat het personeelbeleid is vastgelegd in een strategisch personeelplan en dat dit beleid wordt uitgevoerd.
36 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 36
De opleiding heeft, onder aansturing van de Schooldirectie en teamleider een beeld van de gewenste en beschikbare competenties en daarop zijn maatregelen gestoeld. Het scholingsplan is adequaat. Het auditteam heeft ook op basis van de gevoerde gesprekken geconstateerd dat de kwaliteit van docenten voldoende is. Het auditteam heeft hiermee geconstateerd dat de kwaliteit van het docententeam, in voldoende mate is geborgd. Om die reden beoordeelt het auditteam het facet ‘Kwaliteit Personeel’ thans als voldoende.
37 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 37
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen Tijdens de Schoolaudit in april 2008 is er door het auditteam met name ingezoomd op de materiële voorzieningen. De constateringen van het auditteam op dit gebied zijn hieronder weergegeven. Het competentiegerichte onderwijs en het gebruik van ICT zijn bepalend voor het voorzieningenbeleid van SoAT. De Kernwaarden (open, sociaal, vooruitstrevend en ambitieus) van INHOLLAND zijn leidend voor het huisvestingsplan (document voorzieningenbeleid okt. 2005). De benodigde voorzieningen voor practica en dergelijke worden op basis van curricula door de opleidingsteams onder leiding van de opleidingsmanager aangegeven. Ook het beroepenveld adviseert over het curriculum en de daarbij voor uitvoering benodigde faciliteiten als practicuminstrumenten of software. Elk jaar voor de begrotingsronde (in mei) wordt door directeur en Management Team geïnventariseerd welke vervangingen of nieuwe aanschaf benodigd is. De directeur vraagt hiervoor bij indiening van de begroting een investeringsbudget aan bij het College van Bestuur. Dit betekent dat de huidige huisvesting van de SoAT redelijk tegemoet komt aan de eisen van het onderwijsconcept: flexibel in te delen ruimtes, collegezalen, computerlokalen, kleine projectruimtes en centrale presentatieruimtes. Er zijn voor docenten en studenten flexwerkplekken met goede computerfaciliteiten. Ook wordt sinds september 2004 gebruik gemaakt van de technische voorzieningen van TU Delft. Studenten kunnen ook gebruik maken van de sportfaciliteiten van TU Delft. Zomer 2009 zal SoAT een nieuw gebouw aan de Rotterdamseweg betrekken. De ratio computer:student is met de mogelijkheid om laptops te lenen en via de eigen laptop gebruik te kunnen maken van het draadloze netwerk verbeterd tot 1:8 (streefwaarde INHOLLAND 1:10) Ruimtelijke voorzieningen Medewerkers geven aan dat zij redelijk tevreden zijn over de omgeving (2007: 3.1). Studenten zijn wisselend tevreden over de gebouwen. Ze zijn tevreden over het onderhoud en de veiligheid van het gebouw en de omgeving. Minder tevreden zijn de studenten over de hoeveelheid ruimte: om samen te werken, voor zelfstudie, voor informele ontmoetingen, collegezalen, lesruimtes en tentamenruimtes. De algemene tevredenheid van studenten over het gebouw waar de opleiding wordt gevolgd is laag. Zomer 2009 zal de SoAT een nieuwe locatie betrekken aan de Rotterdamseweg in Delft. Inmiddels is de ontwerpfase van het nieuwe schoolgebouw afgerond. Met de in gebruik name van de nieuwbouw verwacht men dat genoemde knelpunten worden opgelost. Het auditteam heeft de bouwtekeningen voor de nieuwbouw ingezien. Het gebouw is ingedeeld op basis van het toekomstig portfolio. Uit de tekeningen blijkt een uitgewerkte visie op het bètaonderwijs met werkruimtes en practica voor onderzoek. Ook het buitengebied wordt ingedeeld gericht op met name de environment opleidingen. Op opendagen kunnen aankomende studenten hier kennis van nemen. Materiële voorzieningen De tevredenheid van de studenten over de ICT voorzieningen verschilt per dagdeel. Studenten zijn met name niet tevreden over de beschikbaarheid van computers tussen 11.00 en 15.00 uur. Over de ICT voorzieningen zelf zijn de studenten over het algemeen tevreden. Met de in gebruik name van het nieuwe gebouw wordt het probleem van de beschikbaarheid van computers ondervangen.
38 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 38
Studenten zijn over het algemeen tevreden over de faciliteiten van de School. Laag wordt gescoord op de kwaliteit van de servicedesk (5.6) en de kwaliteit van het informatiepunt opleiding/ studentadministratie (5.8). De lage score voor de servicedesk heeft te maken met het feit dat betreffende medewerkers te weinig kennis hebben van ICT. Er is een ICT-taskforce in het leven geroepen om ICT vragen te beantwoorden. De lagere score bij de studentadministratie wordt veroorzaakt door problemen bij de centrale inschrijving van de differentiatieminors. Dit wordt ondervangen doordat de School de inschrijving op Schoolniveau gaat organiseren Oordeel: voldoende Het auditteam heeft gezien dat de huidige huisvesting adequaat is. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van de plannen in de nieuwbouw en ziet een heldere en realistische visie op het bètaonderwijs met werkruimtes en practica voor onderzoek. Het beeld van het auditteam is dat de plannen gedragen worden door het CvB. Er worden ook activiteiten ondernomen om gebruik te maken van de voorzieningen van de TU en van andere organisaties in de omgeving. Op basis van deze bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als voldoende.
39 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 39
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen Tijdens de opleidingsaudit is door het auditteam verder ingezoomd op de studiebegeleiding en informatievoorziening. Hieronder volgen de constateringen van het auditteam op basis van de School- en opleidingsaudit. In Backbone 2.0, het verder ontwikkelde onderwijsconcept, wordt aangegeven dat Studieloopbaanbegeleiding wordt gezien als “de ruggengraat van het competentie georiënteerde onderwijs”. De student reflecteert binnen Studieloopbaanbegeleiding op de ontwikkeling van zijn competenties. De studiebegeleider heeft hierbij een ondersteunende rol. De student blijft echter zelf verantwoordelijk voor het eigen leerproces. Het is de bedoeling dat de student in de loop van de studie steeds meer zelf de regie krijgt over zijn ontwikkeling en zijn (studie) loopbaan steeds meer in eigen hand neemt. (beleidsdocument SoAT Studiebegeleiding, jan. 2008). De student legt de resultaten van Studieloopbaanbegeleiding vast in zijn digitaal portfolio. In Backbone 2.0 zijn de hogeschoolkaders vastgelegd. De rol van studiebegeleider is uitgewerkt in het document ‘rolbeschrijvingen voor docenten’ (mei 2007). De scores op adequate ondersteuning; ondersteuning in het bewaken van de studievoortgang; en begeleiding door de studiebegeleider zijn laag (STO 2005, 2006, 2007). In 2007-2008 is er meer nadruk gelegd op studievoortgang en de link met het onderwijs. Na ieder blok krijgt de student een overzicht toegestuurd. 21 Mei is de uiterste datum dat de student op de hoogte wordt gesteld van de studievoortgang. Hieraan gekoppeld dienen de studenten die in de gevarenzone zitten contact op te nemen met de studieloopbaanbegeleider om een afspraak te maken. Nieuw is dat de student zelf met behulp van de studieloopbaanbegeleider een verbeterplan moet maken. Op de vernieuwde aanpak dit jaar volgde na het eerste blok een positieve beoordeling met betrekking tot de punten ‘tevredenheid over de SLB docent’ en ‘het ervaren van SLB als zinvol studieonderdeel’. In het studenttevredenheidsonderzoek (STO) geven studenten aan dat zij de studiebegeleiding bij de opleiding onder de maat vinden (< 3,0 op een vijfpuntsschaal). Wel is er een stijging in deze waardering te zien. Het auditteam heeft tijdens de opleidingsaudit verbeteringen in het onderwijs gezien die op basis van suggesties van studenten ingevoerd zijn. De studenten zijn zeer positief over de begeleiding door docenten. Op basis van het geformuleerde herijkingplan is er nu aan het begin van de studie meer mentorschap. In het programma wordt voor de student een duidelijke link gelegd en hebben studenten ieder blok een gesprek met de SLB-docent. Hierbij wordt ook de cijferlijst met de student doorgenomen. Het is nog niet helemaal af, maar studenten reageren al positief deze ontwikkeling. Er is een kerngroep SLB geformeerd om beleid en uitvoering continue te monitoren (document opdracht 2007-2008 kernteam SLB). In het verbeterplan van het kernteam wordt het probleem, doelstelling, indicatie van verbetering, streefdoelen en verbetermaatregelen nader uitgewerkt. Het auditteam ziet dat dit planmatig goed uitgewerkt is en dat duidelijk is waar de speerpunten zitten. Uit het STO 2007 en 2008 blijkt dat de waardering van studenten over SLB is toegenomen.
40 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 40
Er is vooral een toename in de waardering door studenten te zien bij de vraag of studieloopbaan begeleiding studenten voldoende ondersteunt in het bewaken van de studievoortgang (STO 2007: 1,8/ STO 2008: 2,8). Ook wijst de STO 2008 een hogere waardering uit over de informatie tijdens SLB over de regels en procedures (2007: 2,4/ 2008: 3,1); de studievoortgang (2007: 2,5/ 2008: 3,0); en de informatie van de School (2007: 2,1/ 2008: 2,7). Het auditteam heeft geconstateerd dat er door de School een heldere analyse is gedaan op het gebied van informatievoorziening en heeft vertrouwen in het verbeterplan. Oordeel: voldoende Het auditteam ziet een stijgende lijn op het gebied van studieloopbaanbegeleiding en studievoortgang en heeft vertrouwen in het verbeterplan van het kernteam. Het auditteam heeft geconstateerd dat er door de School een heldere analyse is gedaan op het gebied van de informatievoorziening en heeft vertrouwen in het verbeterplan. Het auditteam beoordeelt het facet ‘Studiebegeleiding’ daarom als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleiding Dier- en Veehouderij als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: Het auditteam heeft gezien dat de huidige huisvesting adequaat is. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van de plannen in de nieuwbouw en ziet een heldere en realistische visie op het bètaonderwijs met werkruimtes en practica voor onderzoek. Het beeld van het auditteam is dat de plannen gedragen worden door het CvB. Er worden ook activiteiten ondernomen om gebruik te maken van de voorzieningen van de TU en van andere organisaties in de omgeving. Op basis van deze bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als voldoende. Het auditteam ziet een stijgende lijn op het gebied van studieloopbaanbegeleiding en studievoortgang en heeft vertrouwen in het verbeterplan van het kernteam. Het auditteam heeft geconstateerd dat er door de School een heldere analyse is gedaan op het gebied van de informatievoorziening en heeft vertrouwen in het verbeterplan. Het auditteam beoordeelt het facet ‘Studiebegeleiding’ daarom als voldoende.
41 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 41
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Tijdens de Schoolaudit in april 2008 is er door het auditteam ingezoomd op de kwaliteitszorg van de School en de opleidingen. De constateringen van het auditteam op dit gebied zijn hieronder weergegeven. INHOLLAND streeft ernaar studenten, werkveld, maatschappij en overheid op diverse manieren te betrekken bij de kwaliteit van het onderwijs. Hiertoe wordt een zesjarige kwaliteitscyclus doorlopen met de benodigde accreditatiescans en verbeterplannen. Elke drie jaar wordt op het niveau van de Schools een INVO (INHOLLAND Validatie- en accreditatieorgaan) audit uitgevoerd door een auditteam onder leiding van een externe auditor. Er wordt dan onderzocht of de Schools en opleidingen op het gebied van de thema’s studieloopbaanbegeleiding, toetsing en kwaliteitszorg de PDCA cyclus doorlopen DigOport speelt bij accreditaties en interne kwaliteitszorgchecks een belangrijke rol. De INVO houdt zich ook bezig met het valideren en accrediteren van de differentiatieminors. De tevredenheid van studenten en van medewerkers wordt hogeschoolbreed en per opleiding geëvalueerd. INHOLLAND gebruikt het systeem Evasys om evaluaties uit te voeren en te analyseren. Op het niveau van de Schools wordt het EFQM/INK model gebruikt (kaderstellend document kwaliteitszorg, OKR 2004-2006). Het Kwaliteitszorgplan van de SoAT (dec. 2007) beschrijft het uitgangspunt van integrale kwaliteitszorg bij INHOLLAND; de inhoud van kwaliteitszorg bij SoAT; de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden; en de samenvattende uitgangspunten van de kwaliteitszorg. Er zijn maatstaven met toetsbare streefdoelen geformuleerd en er is een procedurebeschrijving waarin staat beschreven hoe de opleiding periodiek wordt geëvalueerd. In 2005 heeft er een kwaliteitsscan van de SoAT plaatsgevonden. Hieruit zijn verbeterpunten geformuleerd op het gebied van: explicitering visie en positionering opleidingen; beleid middellange termijn bepalen; doeltreffende communicatie van dit beleid; en bespreken evaluaties op teamniveau. De resultaten van de verbeterplannen zijn beschreven in het document ‘resultaten positiebepaling’ (mrt. 2008). Met behulp van het evaluatiesysteem Evasys is de School sinds september 2007 in staat de resultaten van de onderwijsevaluaties in de PDCA cyclus te brengen (document memo Evasys). Periodieke evaluaties Studenten, medewerkers, alumni en werkveld worden periodiek betrokken bij evaluaties van de opleidingen. In het kwaliteitshandboek (dec. 2007) wordt een overzicht gegeven van de instrumenten met de frequentie. Eén keer in de vier weken wordt in het beleid MT de verbeterbarometer met betrekking tot zes verbeterpunten besproken: cijferregistratie, roosters, contactmomenten, college-uitval, klachtenbehandeling, mutaties in het rooster (document verbeterbarometer). Er is een procedure die leidt tot verbetermaatregelen en aanpassingen (verslagen onderwijsevaluaties, teamvergaderingen, opleidingscommissie, Evasys). De verbeterpunten worden opgenomen in het businessplan en managementcontract. Er vindt een terugkoppeling plaats naar teamoverleg, opleidingscommissie, werkveld en alumni binnen beroepenveldcommissies. Tijdens de opleidingsaudit wordt door het management aangegeven dat het streefgetal op alle onderdelen 3,0 op een vijfpuntsschaal is. Dit is opgenomen in het managementcontract. Dit geldt overigens voor de hele hogeschool.
42 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 42
Het auditteam heeft reeds tijdens de Schoolaudit geconstateerd dat er te veel evaluaties verspreid over het gehele jaar worden uitgevoerd. De medewerkers zijn van mening dat Evasys een beter instrument is dan STO, omdat het dichter op het niveau van de werkvloer opereert. Hierdoor is de respons veel hoger. Het feit dat de meeste STO uitkomsten in de tijd een terugslag geven van 0.2 punten wordt verklaard uit het feit dat STO niet goed functioneert. Door middel van een MTO in 2005 en 2007 is het functioneren van de organisatie van SoAT onderzocht op de volgende indicatoren: organisatie, cultuur, direct leidinggevende, afdeling, collega’s. Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een positieve tendens over de gehele linie. Uitkomsten worden besproken in het MT en leiden volgens voorgaande procedure tot verbetermaatregelen. Klachtenprocedure In september 2005 is er een klachtencoördinator aangesteld en zijn alle studenten en medewerkers schriftelijk geïnformeerd over de klachtenprocedure (in studiegids en digitaal beschikbaar). De implementatie wordt uiteengezet in het document ‘klachtenoverzicht’ (2007). Een klacht komt eerst terecht bij de betreffende opleidingsmanager die deze vervolgens met student en eventueel met de docent bespreekt. De klachtencoördinator checkt of de klacht naar tevredenheid is afgehandeld. De klachtencoördinator registreert ieder maand de klachten en vermeldt deze vervolgens in de verbeterbarometer. De grootste bron van klachten zijn de roosters en cijfers. Er lopen op dit moment projecten (InControl) ter verbetering waarvan de deadlines volgend jaar behaald moeten zijn. Hiervan is een docent projectleider. Oordeel: voldoende Het auditteam ziet dat er veel energie is gestoken in het ontwikkelen van een kwaliteitszorgsysteem voor de opleiding. Op basis van de bevindingen is het auditteam van oordeel dat thans sprake is van een werkend systeem, dat op onderdelen nog beter kan worden geborgd. Er is in ieder geval sprake van het periodiek evalueren van de opleiding aan de hand van toetsbare doelen. Het auditteam beoordeelt om deze reden het auditteam het facet ‘Evaluatie Resultaten’ als voldoende.
43 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 43
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen Tijdens de Schoolaudit in april 2008 geven studenten aan minder tevreden (2.4) te zijn over de wijze waarop INHOLLAND werkt aan verbeteringen die studenten middels evaluaties aanraden. Vorig jaar zijn daarom de kwaliteitscirkels in het leven geroepen. De werking van de cirkels komt erop neer dat in de eerste lesweek van een nieuw blok het vorige blok wordt geëvalueerd. In de tweede week worden in de kwaliteitscirkels de uitkomsten besproken. Vervolgens wordt in de negende week in de kwaliteitscirkel uiteengezet wat er daadwerkelijk mee gedaan is. Een kwaliteitscirkel wordt voorgezeten door een opleidingsmanager. Aan de kwaliteitscirkel nemen klassenvertegenwoordigers en iedere student die geïnteresseerd is deel (verslagen kwaliteitscirkels). Het auditteam heeft tijdens de Schoolaudit een positief beeld gekregen over wijze waarop met kwaliteitszorg wordt omgegaan. De opleidingsmanager is voorzitter van de kwaliteitscirkel en studenten krijgen zicht op wat er met de uitkomsten van evaluaties gedaan wordt. Tijdens de opleidingsaudit heeft het auditteam gezien dat in het STO verbeterplan 2007 door de opleiding per verbeterpunt (SLB; samenhang; beroepsbeeld; en rooster) de concrete verbeteracties worden weergegeven, waarna vervolgens aangegeven wordt door wie, op welk niveau en wanneer de activiteiten dienen te worden uitgevoerd. Tevens wordt een raming gegeven van het verwachte aantal docenturen dat hieraan besteed zal worden. Het auditteam heeft geconstateerd dat verbeteringacties direct worden teruggekoppeld naar studenten en naar het programma. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de periodieke evaluaties de basis vormen voor aantoonbare verbeteringen in het onderwijs en de bedrijfsvoering. Deze verbeteringen dragen bij aan de realisatie van de streefdoelen die de opleiding en de School zich stellen . Op basis van deze bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ als voldoende.
44 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 44
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Zoals in facet 5.1 is aangegeven worden studenten, medewerkers, alumni en werkveld periodiek betrokken bij evaluaties van de opleidingen. In het kwaliteitshandboek (dec. 2007) wordt een overzicht gegeven van de instrumenten met de frequentie. Eén keer in de vier weken wordt in het beleid MT de verbeterbarometer met betrekking tot zes verbeterpunten besproken: cijferregistratie, roosters, contactmomenten, collegeuitval, klachtenbehandeling, mutaties in het rooster (document verbeterbarometer). Er is een procedure die leidt tot verbetermaatregelen en aanpassingen (verslagen onderwijsevaluaties, teamvergaderingen, opleidingscommissie, Evasys). De verbeterpunten worden opgenomen in het businessplan en managementcontract. Er vindt een terugkoppeling plaats naar teamoverleg, opleidingscommissie, werkveld en alumni binnen beroepenveldcommissies. Tijdens de opleidingsaudit wordt door het management aangegeven dat het streefgetal op alle onderdelen 3,0 op een vijfpuntsschaal is. Dit is opgenomen in het managementcontract. Dit geldt overigens voor de hele hogeschool. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft gezien dat de studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld adequaat betrokken zijn bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Op basis van zijn bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding Dier-en Veehouderij als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: Het auditteam ziet dat er veel energie is gestoken in het ontwikkelen van een kwaliteitszorgsysteem voor de opleiding. Op basis van de bevindingen is het auditteam van oordeel dat thans sprake is van een werkend systeem, dat op onderdelen nog beter kan worden geborgd. Er is in ieder geval sprake van het periodiek evalueren van de opleiding aan de hand van toetsbare doelen. Het auditteam beoordeelt om deze reden het auditteam het facet ‘Evaluatie Resultaten’ als voldoende. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de periodieke evaluaties de basis vormen voor aantoonbare verbeteringen in het onderwijs en de bedrijfsvoering. Deze verbeteringen dragen bij aan de realisatie van de streefdoelen die de opleiding en de School zich stellen . Op basis van deze bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ als voldoende. Het auditteam heeft gezien dat de studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld adequaat betrokken zijn bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Op basis van zijn bevindingen beoordeelt het auditteam het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ als voldoende.
45 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 45
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Het eindniveau van de opleiding is vastgelegd in het competentieprofiel. Zie hiervoor facet 1.1. De afstudeerwerkstukken die het auditteam heeft ingezien zijn van voldoende niveau. Zij voldoen aan de vereisten die het werkveld mag stellen aan dergelijke werkstukken van een beginnend beroepsbeoefenaar op het gebied van Dier- en Veehouderij. Aandachtspunten hierbij zij nog wel de wetenschappelijke onderbouwing en het concreet formuleren van probleemstelling en plan van aanpak. Tevens heeft het auditteam geconstateerd dat er in afstudeerscripties weinig gebruik wordt gemaakt van internationale literatuur. Tijdens het auditgesprek wordt deze constatering door het management bevestigd. De opleiding is in overleg met de Wageningen Universiteit en met het Wellant College om dit te aan te pakken. Uit de evaluatie onder stagebieders blijkt dat de studenten aan het einde van de stage de HBOcompetenties over het algemeen goed beheersen (Grote stage-evaluatie competenties 2007 beoordeling stagebieder). Uit de evaluatie onder opdrachtgevers blijkt dat de opdrachtgevers de behaalde competenties over het algemeen met “goed” of “voldoende” beoordelen (Afstudeerevaluatie competenties 2007). De student bespreekt de keuze van stage- en afstudeeropdracht met zijn studieloopbaanbegeleider aan de hand van het stageplan of afstudeerplan. In de stagehandleiding en afstudeerhandleiding (documenten 2008/2009) wordt uiteengezet hoe de student vanuit school danwel vanuit het bedrijf wordt begeleid. Voor aanvang van stage en afstudeeropdracht krijgt de student tevens een mondelinge toelichting betreffende doel en eisen. In facet 2.7 worden het referentiekader en de betrokkenheid van het werkveld bij de beoordeling van stageen afstudeerwerkstukken nader uiteengezet. Oordeel: voldoende De eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het werkveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben het auditteam tot het oordeel gebracht dat de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ als voldoende.
46 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 46
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen De opleiding heeft de volgende streefcijfers geformuleerd. Streefcijfers onderwijsrendement Uitvalpercentage Uitval na 1 jaar
25%
Uitval na 3 jaar
5%
Diploma behaald na 5 jaar
70%
Bron: Verbeterplan rendementen DV en TA (2008)
Daarnaast heeft de opleiding een streefcijfer geformuleerd voor de gemiddelde studieduur van afgestudeerden. Dit is gebaseerd op het landelijke gemiddelde en is gesteld op 51 maanden. In 2005 stroomden 23 studenten in, in 2006 32 studenten en in 2007 24 studenten. Het aantal studenten dat tijdens de propedeuse is afgevallen en de redenen daarvoor zijn in onderstaand schema weergegeven.
Instroom 1. 2. 3. 4.
Te moeilijk/BSA Doorstroom Verkeerd beeld Overig
Uitval propedeuse totaal
Cohort2005 23 2 3 1 2 8 (35%)
cohort2006 32 8 1 2 2 13 (40%)
cohort2007 24 3 0 1 1 5 (20%)
De ontwikkeling van het diplomarendement is als volgt. Cohort
2000 2001 2002 2003
Instromers excl omzwaaiers 56 52 44 51
Diploma na 4 jaar
Diploma na 5 jaar
57,1% 46,2% 38,6% 51,0%
58,9% 50,0% 50,0%
Op basis van bovenstaand schema kan gesteld worden dat in 2007 het onderwijsrendement in de propedeuse voldoet aan het streefcijfer. Het diplomarendement is onder de 70%. Op basis van de laatste gegevens (2008) en de ontwikkeling van het propedeuserendement verwacht het auditteam een licht stijgende lijn. Het management geeft verschillende redenen voor de uitval van studenten tijdens de opleiding. Deze zijn gebaseerd op informatie van de Studentenadministratie van de SoAT, aangevuld met gegevens van het Infopunt in Delft. Daarnaast kennen de docenten alle studenten persoonlijk, waardoor soms de uitvalredenen nog specifieker bekend zijn. In willekeurige volgorde:
47 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 47
De aansluiting op de vooropleiding; de student heeft moeite het niveau van de bèta- vakken op de opleiding bij te houden. Dit kan resulteren in een negatief bindend studieadvies. Reden voor vertrek kan zijn dat de studenten een ander beeld hebben van de opleiding dan dat wat het daadwerkelijk inhoudt. Ook blijken studenten na het behalen van het propedeuse-diploma door te willen stromen naar andere opleidingen, waaronder ook relatief veel naar een WO-opleiding (Diergeneeskunde of Wageningen Universiteit) . Het niet kunnen voldoen aan de financiële verplichtingen die het volgen van de opleiding met zich meebrengt (wanbetaling). Persoonlijke omstandigheden.
In het verbeterplan rendementen DV en TA (2008) worden aan de hand van streefcijfers,geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen, actiepunten uiteengezet om de uitval te beperken. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verbeteracties om de uitval te beperken (STO verbeterplan 2007). Deze zijn in de facetten 2.5 en 4.2 beschreven en van een oordeel voorzien. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat er in vergelijking met andere relevante opleidingen streefcijfers zijn geformuleerd en dat het onderwijsrendement in de propedeuse thans voldoet aan deze streefcijfers. De opleiding heeft een goed zicht op de redenen voor uitval, welke voor een deel overigens buiten de reikwijdte van de opleiding vallen. Op basis hiervan heeft de opleiding verbeterbeleid geformuleerd. Het auditteam heeft op grond hiervan vertrouwen in de maatregelen die de opleiding heeft genomen, om het rendement bij de opleiding te vergroten. Daarom beoordeelt het auditteam het facet ‘Rendement’ als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding Dier- en Veehouderij als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: De eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het werkveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben het auditteam tot het oordeel gebracht dat er sprake van is dat de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties. Het auditteam beoordeelt daarom het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ als voldoende. Het auditteam heeft geconstateerd dat er in vergelijking met andere relevante opleidingen streefcijfers zijn geformuleerd en dat het onderwijsrendement in de propedeuse thans voldoet aan deze streefcijfers. De opleiding heeft een goed zicht op de redenen voor uitval, welke voor een deel overigens buiten de reikwijdte van de opleiding vallen. Op basis hiervan heeft de opleiding verbeterbeleid geformuleerd. Het auditteam heeft op grond hiervan vertrouwen in de maatregelen die de opleiding heeft genomen, om het rendement bij de opleiding te vergroten. Daarom beoordeelt het auditteam het facet ‘Rendement’ als voldoende.
48 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 48
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma 2.1. Eisen HBO
V V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
49 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 49
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van haar bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de School of Agriculture & Technology van Hogeschool INHOLLAND verzorgde opleiding Dier- en Veehouderij in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
50 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 50
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren De heer prof. dr. Ir. E. W. Brascamp De heer Brascamp is afgestudeerd in 1972 aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. In 1975 gepromoveerde hij op optimalisatie van fokprogramma’s bij melkvee. Na onderwijs en onderzoek in Wageningen en onderzoek bij het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek (IVO) in Zeist is hij vanaf 1994 Directeur van het Proefstation voor de Varkenshouderij in Rosmalen en tevens Consulent in Algemene Dienst voor Varkenshouderij. Vanaf 1989 tot 2001 werkte hij als hoogleraar Fokkerij & Genetica aan Wageningen Universiteit. Na een aantal managementfuncties is hij vanaf 2005 Directeur van het Onderwijsinstituut van Wageningen Universiteit. De heer ir. A.T. de Bruijn De heer de Bruijn is in 1982 afgestudeerd aan de Landbouw Universiteit Wageningen. Hij is nadien in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de vernieuwing van beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Doorgaans betrof dit het beta-georiënteerde onderwijs. Sinds 1994 is hij werkzaam bij Hobéon en sinds 1 januari 2008 is hij partner/directielid van het bedrijf. Zowel bij afzonderlijke onderwijsinstellingen, regionaal en op landelijk niveau coördineert of ondersteunt hij vernieuwingstrajecten. Vertrekpunt daarbij is vrijwel altijd een betere aansluiting van het onderwijs op de wensen van nieuwe generatie leerlingen/studenten en van het bedrijfsleven. Tot zijn belangrijkste activiteiten behoren: Ontwikkeling, fundraising en management van grootschalige onderwijsinnovaties(landelijk of regionaal) op het gebied van technologieën en zorgsystemen in VMBO-MBO-HBO. Restyling’ van opleidingen: d.w.z. integrale vernieuwing (inhoudelijk onderwijskundig - organisatorisch) vanuit een strategische heroriëntatie. Marktonderzoek en advisering inzake de strategische positionering, inhoud en organisatie van onderwijsinstellingen en opleidingen. Organisatie-ontwikkeling en projectmanagement inzake strategische en inhoudelijke samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. De heer de Bruijn is lead-auditor bij accreditatie van opleidingen in het hoger onderwijs en bij EVC-centra. De heer drs. E. Douma De heer Douma trad in 1993 in maatschapverband in het zeugenbedrijf van zijn ouders. In 2000 werd hij één van de acht hoofdbestuursleden van Coöperatie Dumeco. Na de verkoop van zijn aandeel in het bedrijf Dumeco is de coöperatie Dumeco opgegaan in het huidige Vion. Sinds 2005 exploiteert de heer Douma samen met twee rundveehouders de biogasinstallatie SNO Energie BV. Tevens heeft hij in 2005 het zeugenbedrijf met in totaal 600 zeugen en 50 ha akkerbouw volledig overgenomen van zijn ouders. In 2008 is de biogasinstallatie vergroot om 1400 huishoudens van elektriciteit te kunnen voorzien. De heer Douma heeft na de middelbare school diverse cursussen gevolgd, waaronder een AOCV Nice-Nyenrode. Hij is lid van de ledenraad van LTO Noord, LTO Varkenshouderij (kennisontwikkeling), LTO Duurzame energie (Biogasinstallaties) en LTO Kennis en innovatie. Mevrouw E. de Olde Zij is na het behalen van haar VWO diploma, Applied Animal Science gaan studeren op Hogeschool Van Hall Larenstein in Wageningen. Ze hoopt na haar afstudeeropdracht bij Alterra, in juni 2009 af te studeren. Ze heeft op agrarisch gebied praktijk ervaring opgedaan door van jongs af aan op verschillende boerenbedrijven te werken (melkvee, pluimvee en akkerbouw). Sinds 2005 is ze student voorlichter voor Van Hall Larenstein. Tevens is ze algemeen bestuurslid van Stichting Boerengroep Wageningen en lid van de opleidingscommissie Dierhouderij van Van Hall Larenstein.
51 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 51
De heer drs. R.F.H.M. Stapert De heer Stapert (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen) is in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (lerarenopleidingen, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Van 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op de introductie van hoger beroepsonderwijs. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. Mevrouw L. Blom-van Veen Mevrouw Blom-van Veen is als secretaris voor deze audit opgetreden. Zij, afgestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (Beleid, Communicatie en Organisatie), heeft verschillende managementfuncties binnen het bankwezen bekleed. Zo is zij 10 jaar als rayondirecteur bij Fortis Bank werkzaam geweest en heeft zij 2 jaar als segmentmanager Huis & Hypotheekadvies en als lid van het managementteam bij Rabobank gefunctioneerd. Vanuit haar eigen bedrijf houdt zij zich bezig met organisatieadvies met focus op kwaliteitszorg binnen het Hoger Beroeps Onderwijs en binnen de Diervoedersector.
52 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 52
53 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 53
54 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 54
55 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 55
56 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 56
57 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 57
58 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 58
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie-audit opleidingen Dier- en Veehouderij en Tuin- en Akkerbouw van Hogeschool INHOLLAND op 27 oktober 2008
Tijd/ruimte
Gesprekspartners
08.30 – 08.45 Zaal 0.17
08.45 – 09.15 Zaal 0.17
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam: Fred de Bruijn Rob Stapert Anja Kuipers Pim Brascamp Bert Schrijver Eric Douma Evelien de Olde Lisette Blom Auditteam
Inloop door en ontvangst van auditteam
Voorbespreking auditteam
09.15 – 09.30 Zaal 0.17
Management DV en TA Lucas Vokurka en Erica Schaper
Auditteam
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
09.30 – 10.15 Zaal 0.17
Management DV en TA Lucas Vokurka en Erica Schaper
Auditteam
10.15 – 11.15 Zaal 0.17
Coördinatoren DV en TA coördinatoren alle opleidingen van de major: Marja den Toom Piet Slager
Auditteam
Transitie Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie / instroom / toelating Internationalisering Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / scholing Resultaten / onderwijsrendement Alumnibeleid Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Praktijkcomponent: stage- en afstudeercoördinatie Toetsen en beoordelen / examencommissie Instroom / vrijstellingen / EVC Minoren Deskundigheidsbevordering
stage- en afstudeercoördinatie DV en TA Timo Koomen
11.15 – 11.30 Zaal 0.17
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
59 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 59
11.30 – 12.30 Zaal 0.17
Docenten DV
11.30 – 12.30 (parallel) Zaal 5.42
Timo Koomen (tevens lid examencommissie) Piet Slager (tevens lid examencommissie) Leontine Wijnands Ton Bezemer (tevens SLB’er en SLB-kerngroeplid) Harry Vogel Arie Euser (prakticumassistent)
Docenten TA
Kees Rietveld Marja den Toom (tevens lid examencommissie) Nick van Roon Hans Ligtenberg Corien van Setten (tevens SLB’er en SLB-kerngroeptrekker) Rob van Anraad (prakticumassistent) Anne Sophie Riepma (met name Horticulture)
12.30 – 13.15 Zaal 0.17
13.15 – 14.15 Zaal 0.17
13.15 – 14.15 (parallel) Zaal 5.42
Studenten DV Erwin Slobbe (DV1, Havo) Linda Persoon (DV1, Vwo) Elise Prins (DV2, Mbo) Tim Hartendorp (DV2, Havo) Karen Vreugdenhil (DV3, Mbo) Rosemarie Vis (DV3, Havo) Ivonne Overmars (DV4, Mbo) Evelien Besjes (DV4, Mbo) Studenten TA Pieter Lekkerkerk (TA1, Vwo) Elianne van Vliet (TA1, Havo) Pierre van Giesen (TA2 Mbo) Robbin van den Bosch (TA2, Havo) Harm Schreuders (TA3, Hlo) Rochus van der Meer (TA3, Mbo) Brigitte van Gentevoort (TA3, Havo) Caroline Noordermeer (TA4, Mbo)
Auditteam I Rob Stapert Pim Brascamp Eric Douma Evelien de Olde (notulist)
Auditteam II Fred de Bruijn Anja Kuipers Bert Schrijver Lisette Blom
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling propedeuse Aansluiting instroom en programma Vrijstellingen Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stage Internationalisering Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Kwaliteitszorg Onderzoek Zie hierboven
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam I Rob Stapert Pim Brascamp Eric Douma Evelien de Olde (notulist)
Auditteam II Bert Schrijver Lisette Blom
Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) Toetsen en beoordelen Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / toelating Afstuderen Deskundigheid docenten Informatievoorziening Zie hierboven
60 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 60
13.15 – 14.15 (parallel) Zaal 5.47
14.15 – 15.00 Zaal 0.17
Studenten Horticulture Su Zhang (HC1) Ziwei Zhang (HC1) Songyue Zhang (HC2) Dian Heryanto (HC3) Anastasia Wibowo (HC3) Sijmen Strikwerda (HC3) Verificatie documenten
Auditteam III Fred de Bruijn Anja Kuipers
Auditteam
Interne terugkoppeling Verificatie van o.a. werkstukken en verslagen van studenten en de studiehandleidingen
Zie hierboven
Indien aanwezig, rondleiding langs opleidingsspecifieke voorzieningen. Algemene voorzieningen zijn reeds bekeken 15.00 – 15.15 Zaal 0.17 15.15 – 15.30 Zaal 0.17 15.30 – 16.30 Zaal 0.17 16.30 – 17.00 Zaal 0.17
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordelin
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
AUDITTEAM Voorzitter:
Ir. A.T. de Bruijn – Lead Auditor Hobéon Certificering Drs. R. Stapert – Auditor Onderwijs & Kwaliteit Hobéon Certificering Prof. dr. ir. E.W. Brascamp – vakdeskundige Dier- en Veehouderij Drs. E. Douma - werkvelddeskundige Dier- en Veehouderij E. de Olde – student Dier- en Veehouderij Dr. G.J. Kuipers – vakdeskundige Tuin- en Akkerbouw Ing. B. Schrijver - werkvelddeskundige Tuin- en Akkerbouw
Secretaris:
Drs. L. Blom-van Veen – Secretaris Hobéon Certificering
61 ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dier- en Veehouderij Hogeschool INHOLLAND 1.0 61