Adviesrapport accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in:
Geschiedenis Algemene Economie Bedrijfseconomie Aardrijkskunde Maatschappijleer
Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in:
Geschiedenis. Croho: 35197 Algemene Economie. Croho: 35202 Bedrijfseconomie. Croho: 35203 Aardrijkskunde. Croho: 35201 Maatschappijleer. Croho: 34411
Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV December 2009 Auditteam Drs. R. van der Herberg Prof. Dr. P. Sleegers Drs. R. Kraakman Prof. Dr. R. van der Vaart Drs. H. Wierda M. Hermes Secretaris Drs. G. Broers
INHOUDSOPGAVE MANAGEMENTSAMENVATTING
1
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5. 1.4.6. 1.4.7. 1.4.8. 1.4.9. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9.
INLEIDING Kwaliteit lerarenopleiding Functie en bereik van het rapport Wijze van beoordeling Karakteristiek Tweedegraads lerarenopleiding HvA Algemeen De bacheloropleiding: Tweedegraads lerarenopleiding Visie Algemeen profiel Major - Minor Voltijd – deeltijd Kopopleidingen Het curriculum Uitstroomprofiel Werkplekleren Relatie met het werkveld Opleiden in de school Visitatierapport ‘Samen scholen’ (april 2004) Auditteam
5 5 5 6 6 6 7 7 7 7 8 8 8 9 9 10 10 10 12
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7 Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
15 15 15 18 20 21 21 28 30 34 38 40 41 44 48 48 50 52 54 54 56 58 58 60 62 63 63 66
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3.
SAMENVATTEND OORDEEL Integraal oordeel/advies aan NVAO Beoordelingskader Beoordelingsprocedure en werkwijze Documentanalyse Audit Beslisregels
BIJLAGE 1: SAMENSTELLING AUDITTEAM BIJLAGE 2: PROGRAMMA VISITATIE
69 74 74 74 74 75 75
MANAGEMENTSAMENVATTING Algemene gegevens Naam van de instelling: Namen van de opleidingen:
Varianten van de opleiding: Locatie van de opleiding: Naam VBI: Datum visitatie: Datum VBI-rapport:
Hogeschool van Amsterdam. Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs Geschiedenis; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs Algemene economie; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs Bedrijfseconomie; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs Aardrijkskunde; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs Maatschappijleer. voltijd, deeltijd en kopopleiding. Amsterdam. Hobéon Certificering b.v. 26 t/m 29 mei 2009. december 2009.
van de tweede graad: van de tweede graad: van de tweede graad: van de tweede graad: van de tweede graad:
Beoordelingskader Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is geweest ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). Bij het uitvoeren van de audit heeft Hobéon Certificering voorts rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s aangaande de accreditatieonderzoeken van lerarenopleidingen. Deze behelzen afspraken over de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de visitatie aan de lerarenopleidingen, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Het auditteam heeft getoetst op welke wijze de opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam de samenwerking met de opleidingsscholen vorm geven en op welke wijze de opleidingen de kwaliteit van het ‘opleiden in de school’ borgen. Het auditteam heeft ook aandacht gegeven aan de implementatie van de landelijke kennisbases voor tweedegraads lerarenopleidingen. De audit omvatte verschillende tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. In overleg met de NVAO is de beoordeling van deze opleidingen uitgevoerd in een aantal clusters, passend bij de wijze waarop de opleidingen binnen de hogeschool georganiseerd zijn. Samenstelling auditteam Het auditteam van Hobéon voor de opleidingen bestond uit de volgende personen Drs. R. van der Herberg: lead auditor: Prof. Dr. P. Sleegers: vakdeskundige lerarenopleidingen; Prof. Dr. R. van der Vaart: vakdeskundige; Drs. H. Wierda: vakdeskundige; Drs. R. Kraakman: deskundige Werkveld lerarenopleidingen; M. Hermes: student. Aan het auditteam was toegevoegd: drs. G. Broers als secretaris van Hobéon Certificering. Integraal oordeel/ advies aan NVAO Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo bachelor opleidingen: Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad op de terreinen: Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer in hun varianten te accrediteren. Dit advies is gebaseerd op de volgende overwegingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 1
Algemeen beeld De Hogeschool van Amsterdam, i.c. het Domein Onderwijs en Opvoeding binnen de hogeschool, leidt leraren op voor het voortgezet onderwijs en de bve-sector. De lerarenopleiding van de hogeschool biedt lerarenopleidingen aan op een breed terrein van disciplines zowel binnen alfa-, bèta- als gammavakken. Onderwerp Doelstellingen Opleiding: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de opleidingen bieden een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die met collega tweedegraads lerarenopleidingen zijn overeengekomen en door het beroepenveld zijn gevalideerd; de opleidingen onderhouden gestructureerde contacten met het beroepenveld, i.c. het onderwijsveld waar de afgestudeerde tweedegraads docenten terechtkomen, onder andere via deelname aan relevante vormen van overleg op landelijk en regionaal niveau; de competenties van de opleidingen voldoen aan het niveau bachelor zoals weergegeven in de Dublin descriptoren; de opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een HBO bachelor gesteld worden. Alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) worden als goed beoordeeld voor de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer in hun varianten, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: het programma van de opleidingen biedt aan de studenten voldoende gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de studieonderdelen komen tot stand op basis van actuele ontwikkelingen, praktijkbehoeften en -problemen en is ook aantoonbaar ontworpen in samenwerking met het werkveld; het door de opleidingen gehanteerde studiemateriaal is voldoende relevant, werkvelddekkend en op HBO-niveau; het door het auditteam bestudeerd studiemateriaal is helder van opzet en daardoor voor studenten inzichtelijk gemaakt; het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleidingen zowel op studentniveau als op programma; de studieonderdelen komen tot stand op basis van actuele ontwikkelingen, praktijkbehoeften en -problemen en zijn ook aantoonbaar ontworpen in samenwerking met het werkveld; de inhoud en de opbouw van de studieprogramma’s tonen een verticale structuur waarbij sprake is van een toenemende complexiteit van het curriculum en zelfstandigheid van de student; door de afstemming tussen theoriemodulen en de praktijkcomponent tijdens een onderwijsperiode is er sprake van horizontale samenhang; de opleidingen hebben voldoende inzicht in de beginsituatie van de groep instromende studenten; het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleidingen een omvang hebben van 240 ECTS; analyse van het studieprogramma laat zien dat de werkvormen direct, op het didactisch concept aansluiten; de opleidingen kennen een variatie aan toetsvormen die in voldoende mate zijn afgestemd op het studieonderdeel en het doel van de toetsing. Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een duidelijke rechtstreekse verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 2
de beroepspraktijk heeft een aantoonbare en actieve inbreng in de uitvoering van de opleidingsprogramma’s; studenten geven aan dat het aantal docenten dat de opleidingen verzorgd voldoende is; op basis van bestudering van de cv’s constateert het auditteam dat wat betreft vakdeskundigheid de docenten voldoende toegerust om hun opleiding op hbo-niveau te verzorgen; de bevordering van de werkvelddeskundigheid en van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt.
Twee facetten van onderwerp 3 (Inzet van Personeel) worden als goed beoordeeld voor de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis in alle varianten, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de ruimtelijke voorzieningen zijn toereikend en maken het mogelijk de opleidingen op een adequate wijze te realiseren; de studiebegeleiding door de opleidingen is adequaat; de informatievoorziening aan studenten en docenten is voldoende. Een facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) wordt als goed beoordeeld voor de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer in hun varianten, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de opleidingen hanteren een voldoende uitgewerkt en functionerend kwaliteitszorgsysteem. Evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter. De opleidingen voeren vervolgens de verschillende evaluaties uit; de verbetermaatregelen zijn vertaald naar concrete verbeteracties die vervolgens worden geïmplementeerd; de opleidingen benaderen relevante partijen op eigen initiatief en betrekt hun aanbevelingen in het verbeterbeleid; medewerkers en studenten worden systematisch betrokken bij evaluaties in het kader van kwaliteitszorg; ook vanuit het beroepenveld wordt input geleverd wat betreft de kwaliteit van de opleidingen. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de eindproducten van de studenten zijn geschreven op hbo-bachelorniveau; de opleidingen hebben streefcijfers geformuleerd en hebben voldoende zicht op hun rendementen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 3
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 4
1.
INLEIDING
1.1.
Kwaliteit lerarenopleiding
Hobéon Certificering heeft bij de beoordeling van de tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam expliciet rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s naar aanleiding van de brief (d.d. 14 november 2007) van de Staatssecretaris OCW aan de NVAO over ‘Accreditatie van lerarenopleidingen’. In overleg tussen de NVAO en de VBI’s zijn afspraken gemaakt over de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de visitaties en over de bijzondere aandacht voor de inhoud van de curricula en het gerealiseerde niveau. Om de ‘externe legitimering’ verder te borgen is de visitatie in tijd verlengd om extra gesprekken te kunnen voeren met studenten, docenten, werkveld en alumni. In het programma van de visitatie is dan ook naast de reguliere gesprekken ruimte gemaakt voor gesprekken tijdens lesbezoek met (deels at random geselecteerde) studenten en docenten. Het auditteam heeft voorts ‘producten’ van studenten beoordeeld, waaronder portfolio’s, toetsen en (afstudeer)werkstukken. Hiermee volgt Hobéon Certificering de toezeggingen van de voorzitter van de NVAO aan de Staatssecretaris inzake de beoordeling van de kwaliteit van de lerarenopleiding (brief voorzitter NVAO aan de Staatssecretaris OCW, d.d. 22 november 2008, NVAO/20073488/FV). In opdracht van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten (ADEF) is in 2004‘05 de ontwikkeling van een landelijke kennisbasis voor de onderscheiden tweedegraads lerarenopleidingen tot stand genomen. De kennisbasis betreft het geheel aan vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden die een tweedegraads leraar in een bepaald vak moet bezitten. Het auditteam heeft gekeken naar de ontwikkeling en implementatie van de kennisbases voor de verschillende opleidingen en heeft geconstateerd, dat de Hogeschool van Amsterdam (HvA), in casu de Afdeling vo/bve, zeer actief heeft meegewerkt (en nog meewerkt) aan het ontwerpen van de vakinhoudelijke eindkwalificaties. Zie bij facet 1.1.
1.2.
Functie en bereik van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de
Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in o Geschiedenis CROHO 35197, voltijd, deeltijd; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in o Algemene Economie CROHO 35202, voltijd, deeltijd; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in o Bedrijfseconomie CROHO 35203, voltijd, deeltijd; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in o Aardrijkskunde CROHO 35201, voltijd, deeltijd; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in o Maatschappijleer CROHO 3511, voltijd, deeltijd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 5
1.3.
Wijze van beoordeling
Inleiding De tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) vormen tezamen de Afdeling vo/bve, die op haar beurt onderdeel is van het Domein Onderwijs en Opvoeding. De Afdeling vo/bve heeft een strakke regiefunctie die niet alleen op beleidsniveau, maar ook (zij het deels) op het niveau van onderwijsontwerp en -uitvoering zichtbaar is. Dit heeft het mogelijk gemaakt in de beoordeling van de onder de Afdeling vo/bve ressorterende tweedegraads lerarenopleidingen een sterke generieke dimensie aan te brengen. Anders gezegd, Hobéon Certificering heeft de opzet van het beoordelingsproces en de rapportage afgestemd op de interne organisatie van de Afdeling vo/bve. Basis van het onderzoek De generieke Management Review van de Afdeling vo/bve en de opleidingsspecifieke Management Reviews vormden de basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering. Generieke benadering Hobéon Certificering heeft zoveel mogelijk aspecten van de onderhavige lerarenopleidingen op een zo hoog mogelijk aggregatieniveau beoordeeld. Daarbij gaat om (bijvoorbeeld) de ‘leraren component’ binnen de doelstellingen, de basisstructuur van de curricula, de methode van toetsen en beoordelen, het Werkplekleren / Opleiden in de School, het personeelsbeleid en de kwaliteitszorg. Specifieke benadering Specifieke (bijvoorbeeld vakinhoudelijke) aspecten en andere identiteitsbepalende elementen zijn telkens op het niveau van de afzonderlijke opleidingen beoordeeld. Uitwerking De opzet van de visitatie was als volgt: op de 1e dag van de visitatie heeft het auditteam die onderwerpen besproken die op het niveau van de Afdeling vo/bve worden aangestuurd en/of uitgevoerd. In de daaropvolgende drie dagen voerde het auditteam gesprekken met vertegenwoordigers uit de respectieve opleidingen en het werkveld. Deze laatste gesprekken hadden een tweeledig doel: (i) verificatie op het niveau van implementatie, (ii) beoordeling van opleidingsspecifieke elementen. Rapportage In het onderhavige rapport komt per facet de generieke aanpak tot uitdrukking in de paragraaf ‘Algemeen’, waarmee de beschrijving van de facetten telkens aanvangt. Daarna volgen, indien daartoe aanleiding bestaat, de opleidingsspecifieke paragrafen.
1.4.
Karakteristiek Tweedegraads lerarenopleiding HvA
1.4.1. Algemeen Het Domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA kent twee afdelingen: Afdeling Voortgezet Onderwijs/Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (vo/bve) o 22 bachelor lerarenopleidingen vo/bve (in feite 23, omdat de opleiding IDEE, met hetzelfde croho-nummer heeft als de opleiding Engels, als een geheel eigen opleiding functioneert); o 6 master lerarenopleidingen vo/bve; o masteropleiding pedagogiek. Afdeling PABO/Pedagogiek. o bachelor lerarenopleiding primair onderwijs (pabo); o bachelor opleiding pedagogiek. HvA Domein Onderwijs en Opvoeding telt per oktober 2008 ca. 4200 studenten, verdeeld over 32 opleidingen in diverse varianten. Het aantal medewerkers bedraagt 271 (195 fte).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 6
De Afdeling vo/bve biedt ten minste drie minoren aan die specifiek passen binnen de profielen, te weten in ieder geval één minor voor het havo/vwo-profiel (de minor ‘Werken in het havo/vwo’) en twee minoren voor het beroepsonderwijsprofiel (de minoren ‘Werken in het vmbo’ en ‘Werken in het mbo’).
1.4.2. De bacheloropleiding: Tweedegraads lerarenopleiding De Afdeling vo/bve heeft haar tweedegraads lerarenopleidingen in organisatorische zin als volgt gegroepeerd. Team 1 Team 2 Team 3 Team 4 Team 5
Team 6
Geschiedenis en Aardrijkskunde. Maatschappijleer, Algemene economie en Bedrijfseconomie. Engels en Frans. International Degree in English and Education - IDEE. Nederlands en Wiskunde. Gezondheidszorg & Welzijn, Consumptieve Techniek, Techniek in de Onderbouw, Bouwkunde, Bouwtechniek, Elektrotechniek, Grafische Techniek, Mechanische Techniek, Motorvoertuigentechniek en Werktuigbouwkunde. Biologie, Natuurkunde en Scheikunde.
Alle tweedegraads lerarenopleidingen van de Afdeling vo/bve hebben een voltijd- en een deeltijdvariant, met uitzondering van de opleiding IDEE, die alleen in voltijd wordt aangeboden.
1.4.3. Visie De notie ‘competentie’ staat centraal in de opleidingsvisie van de Afdeling vo/bve. Het leren vanuit werkproblemen, met als doel theorie en praktijk met elkaar te verbinden, is de basis van het competentiegericht opleiden. Het leren oplossen van beroepsproblemen gaat hand in hand met het ontwikkelen van een kennisbasis en met reflectie op de theorie en op de relevantie daarvan voor het praktisch handelen. Drie hoofdkenmerken bepalen de inrichting van de opleidingen: Kennisintensief: de leraar als makelaar in kennis. Omgevingsgericht: de leraar als intermediair tussen student en beroepspraktijk / maatschappij. Persoonsgericht: de leraar als opleider en begeleider.
1.4.4. Algemeen profiel In de profilering van de lerarenopleidingen van de HvA spelen sterke vakgerichtheid (zie 1.4.8.), het werkplekleren, de relatie met het werkveld en het ‘Opleiden in de School’ een grote rol. Zie voor deze drie laatste aspecten § 1.5, 1.6, 1.7.
1.4.5. Major - Minor Het programma van de opleidingen is zowel in de voltijd- als in de deeltijdvariant verdeeld in een major (210 ec’s ) en een minor (30 ec’s ). Binnen de major (de basisopleiding)geeft de Afdeling vo/bve het competentiegerichte opleiden vorm in een model dat rust op vier pijlers: vak, werkplekleren (WPL), algemene beroepsvoorbereiding (ABV) en metawerk. De minor is een keuzeonderdeel in het vierde studiejaar van de opleidingen. De minor biedt de student de gelegenheid om ter verdieping, verbreding of verrijking van zijn individuele beroepsprofilering een studieonderdeel te kiezen. De student is vrij een minor binnen of buiten het eigen domein te kiezen, mits hij de keuze kan verantwoorden en de examencommissie toestemming geeft. Profileringen De opleidingsprogramma’s kennen met ingang van het cohort 2006-2007 een geprofileerde uitstroom: ‘havo/vwo’ en ‘beroepsonderwijs (vmbo – mbo)’ Deze profilering komt onder andere tot uiting in de keuze van de minor, in het werkplekleren in de laatste fase van de opleiding en in het afstuderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 7
1.4.6. Voltijd – deeltijd Alle opleidingen (m.u.v. IDEE) worden ook in deeltijd aangeboden. Deeltijdopleidingen zijn gericht op dezelfde competenties en hebben dezelfde examenprogramma’s als de voltijd opleidingen. De curricula verschillen in opbouw en in werkvormen. Kenmerkend voor de deeltijdopleidingen is voorts de mogelijkheid tot verkorte (maatwerk)routes. Voltijd opleidingen en deeltijdopleidingen hebben echter niet noodzakelijkerwijs een identiek curriculum. Van voltijdstudenten wordt verwacht dat zij 40 uur per week beschikbaar zijn voor studie en stage, terwijl bij deeltijdstudenten uitgegaan wordt van een beschikbaarheid van 20 tot 25 uur per week. Deeltijdstudenten vormen een zeer diverse groep: mensen die (onbevoegd) werkzaam zijn in het onderwijs, mensen die werkzaam zijn in een geheel andere sector, mensen zonder baan, enz. Wat deeltijdstudenten gemeen hebben, is hun levenservaring, werkervaring en vaak ook studieervaring, waardoor zij over competenties beschikken op het gebied van studievaardigheden en studiehouding die hen in staat stellen met minder studietijd en met minder begeleiding startbekwaam te worden. Daarnaast beschikken veel deeltijdstudenten over eerder verworven competenties (evc’s). De kern van het deeltijdmodel is dat het studenten in staat stelt om, afhankelijk van hun reeds aanwezige competenties en van de ontwikkeling die zij tijdens de studie doormaken, verschillende trajecten te doorlopen. Met elke toekomstige deeltijdstudent wordt een intakegesprek gevoerd en een individueel studiecontract afgesloten. Verkorting van het studietraject wordt vastgesteld aan de hand van zogenaamde evc-matrices voor de vakoverstijgende curriculumonderdelen en voor de vakcomponent.
1.4.7. Kopopleidingen De Afdeling vo/bve biedt afgestudeerden (bachelors) uit hbo en wo kopopleidingen aan: éénjarige lerarenopleidingen in een schoolvak dat aansluit op de vooropleiding van de desbetreffende bachelor. Het programma omvat de vier genoemde pijlers, met dien verstande dat in de pijler Vak/Vakdidactiek alleen de vakdidactiek wordt aangeboden, omdat de vakspecifieke kennisbasis al in de voorafgaande bacheloropleiding is verworven. Verder omvat het programma geen afstudeerproduct en ook geen minor, omdat het aantonen van het vereiste hbo bachelorniveau, respectievelijk de met de minor beoogde verbreding of verdieping, reeds heeft plaatsgevonden in de voorafgaande bacheloropleiding. Ten slotte: de kopopleiding kent geen uitstroomprofilering.
1.4.8. Het curriculum Het curriculum van de opleidingen bestaat uit twee delen: (i) een, voor alle studenten verplicht, vakoverstijgend deel dat voor alle opleidingen gelijk is en (ii) een opleidingsspecifiek deel In de (generieke) Management Review van de Afdeling vo/bve zijn inhoud en doelstellingen van het vakoverstijgende deel van de curricula concreet en gedetailleerd beschreven. De opleidingen kennen drie fasen: propedeuse (jaar 1), hoofdfase (jaar 2 en 3) en afstudeerfase (jaar 4). Elke fase wordt afgesloten met een bekwaamheidsproef: een integrale beoordeling van de competenties in hun onderlinge samenhang en van de daaraan ten grondslag liggende kennis, vaardigheden en attituden. Na het met goed resultaat afleggen van een bekwaamheidsproef is de student respectievelijk hoofdfasebekwaam, LIO-bekwaam en startbekwaam. De major vormt de basisopleiding en kent vier “curriculumpijlers”: ‘Vak/ Vakdidactiek’ (96 ec’s) Systematische ontwikkeling van kennis en vaardigheid in het schoolvak en de bijbehorende vakdidactiek. De inhoud is voor de meeste vakgebieden bepaald in de landelijk vastgestelde kennisbasis. Binnenkort zal dat voor alle vakken het geval zijn. De sterke vakgerichtheid binnen de lerarenopleidingen van de HvA wordt met name in deze pijler manifest. Werkplekleren – WPL (60 ec’s) Brede ontwikkeling in de schoolpraktijk op alle competentiegebieden. De student werkt met ‘leertaken’ (open, flexibele opdrachten), waarbij het toepassen van de in de lessen Vak & Vakdidactiek en Algemene Beroepsvoorbereiding verworven theorie (kennis) vereist is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 8
Algemene beroepsvoorbereiding –ABV (24 ec’s ) Voorbereiding op pedagogische, onderwijskundige en didactische aspecten van het beroep. De inhoud is bepaald in de landelijk vastgestelde generieke kennisbasis. De groepen zijn bij ABV in termen van ‘vak’ gemengd samengesteld om studenten te stimuleren vakoverstijgend te denken en samen te werken. Metawerk (18 ec’s ) Ervaringen uit de verschillende curriculumpijlers komen hier samen en de student reflecteert op zijn ontwikkeling, maakt jaarlijks een POP en doet regelmatig verslag van zijn ontwikkeling in zijn portfolio. De metawerkgroep is vakgebonden en fungeert vooral in de eerste jaren als “thuisbasis” van de student. De onderzoekslijn De onderzoekslijn omvat een samenhangende reeks opdrachten, ingebed in de respectieve pijlers. In Algemene Beroepsvaardigheden (ABV) en Metawerk worden onderzoekstheorie & -vaardigheden aangeleerd die vervolgens in het Werkplekleren via opdrachten worden toegepast. De onderzoekslijn culmineert in het afstudeerproduct. Op deze wijze werken de opleidingen systematisch aan het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en een onderzoeksgerichte houding. Daarbij wordt steeds de praktijk van de student zelf onderzocht, zodat de onderzoekslijn bijdraagt aan een verdieping van het leren in de praktijk. In het Afstudeerproduct (het LiO-praktijkonderzoek, 9 ec’s in jaar 4) komen kennis en ervaring uit de vier pijlers samen. De student bewijst, dat hij op bachelorniveau kan denken en handelen. De Afdeling vo/bve beschouwt het verrichten van onderzoek als een integraal onderdeel van de startbekwaamheid van de leraar. De onderzoekslijn loopt als een rode draad door het curriculum: vanaf het eerste studiejaar worden de student bouwstenen aangereikt om uiteindelijk in het laatste studiejaar onderzoek te kunnen verrichten in het kader van de (profiel)minor.
1.4.9. Uitstroomprofiel Vanaf het cohort 2006 kiezen de studenten van de meeste opleidingen vóór het derde jaar één van de twee uitstroomprofielen “havo/vwo” of “beroepsonderwijs”. Het uitstroomprofiel komt tot uitdrukking in de volgende programmaonderdelen: binnen de pijler Vak/Vakdidactiek wordt het vakonderdeel in jaar 3 geheel of gedeeltelijk profielspecifiek ingevuld; het Werkplekleren in jaar 3 zal in de meeste gevallen geheel, maar in ieder geval met een minimum van 30%, plaatsvinden in een onderwijstype passend bij het profiel; het Werkplekleren in jaar 4 en het afstudeerproduct vinden geheel binnen een bij het profiel passend onderwijstype plaats.
1.5.
Werkplekleren
Tijdens het Werkplekleren (hierna: WPL) staat een brede ontwikkeling in de praktijk op alle competentiegebieden centraal. In het WPL krijgt de student ‘leertaken’ (een vorm van open, flexibele opdrachten) aangereikt, waarbij het zichtbaar toepassen van in de lessen vak/vakdidactiek en Algemene Beroepsvoorbereiding (hierna: ABV) aangeleerde theorie vereist wordt. Deze pijler bestaat uit 60 studiepunten (29 % van de major, 25% van de totale opleiding), start in jaar 1 en neemt elk jaar in omvang toe. Aan het einde van elke fase (propedeuse, hoofdfase, afstudeerfase), vindt een bekwaamheidsproef plaats. Deze bekwaamheidsproeven zijn ‘integratieve beoordelingsmomenten’: de verschillende competenties worden in samenhang aangetoond, hetgeen ook geldt voor de competentieaspecten kennis, vaardigheden en attituden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 9
De student integreert praktijkervaringen met theoretische (o.a. vakdidactische) inzichten, verbindt vroegere leerervaringen met nieuwe leerervaringen en geeft er blijk van het geleerde te kunnen toepassen in nieuwe situaties. Het slagen voor de bekwaamheidsproeven is voorwaardelijk voor doorstroming naar de volgende fase van de opleiding c.q. het afstuderen.
1.6.
Relatie met het werkveld
De Afdeling vo/bve heeft een structurele relatie met ongeveer honderd scholen in vo en mbo, gespreid over het verzorgingsgebied van de opleidingen1. In 2007-2008 liep 80% van de studenten (voltijd en deeltijd) hun leerwerktraject op één van deze scholen. Vaste begeleiders vanuit de opleidingen onderhouden contact met deze scholen en begeleiden daar de studenten. Er is op meerdere niveaus (docentniveau, directieniveau) een sterke interactie met het scholenveld die ten goede komt aan de praktijkgerichtheid van opleiders en aan de inhoudelijk kwaliteit van het curriculum. Contact op docentniveau verloopt vooral via de hierboven genoemde vaste begeleiders per school. Op directieniveau worden contacten o.a. onderhouden via enkele, namens het management van de Afdeling vo/bve optredende, ‘ambassadeurs’ én een adviesraad bestaande uit directieleden van scholen: de Veldadviesraad (VAR).
1.7.
Opleiden in de school
Het concept opleiden in de school is vanaf de introductie in 2000 voor de HvA de belangrijkste motor geweest voor het vernieuwen en intensiveren van de relaties met het werkveld. Opleiden in de school wil zeggen, dat scholen actief inhoudelijk inbreng hebben in het leerproces van de studenten, in tegenstelling tot de traditionele stage, waarbij de rol van de school zich beperkt tot het bieden van oefengelegenheid in de school. Binnen de bovengenoemde groep van ca. honderd scholen zijn ca. veertig opleidingsscholen. Medewerkers van een opleidingsschool vervullen een actieve rol als medeopleider. Het opleiden in de school werkt als een experimenteeromgeving met een grote spin-off naar de gehele opleiding: in de eerste plaats naar het werkplekleren op de niet-opleidingsscholen, maar ook naar andere curriculumonderdelen. Er is (vooral) via de opleidingsscholen een structurele en intensieve interactie met de schoolpraktijk ontstaan.
1.8.
Visitatierapport ‘Samen scholen’ (april 2004)
Het auditteam heeft de resultaten van het visitatierapport ‘Samen scholen’ ( Den Haag, april 2004) bestudeerd. De opleidingen hebben in hun Management Reviews nadrukkelijk aandacht besteed aan de visitatie in 2003. Voor de tweedegraads lerarenopleidingen die onderwerp zijn van deze rapportage merkte de visitatiecommissie in haar rapport het volgende op. Geschiedenis De visitatiecommissie was zeer positief over de opleiding. Zo sprak zij haar waardering uit over bijvoorbeeld: (i) de vakspecifieke eindkwalificaties en de wijze waarop de opleiding deze in het programma naar leerdoelen heeft vertaald en vervolgens in het programma heeft verankerd, (ii) de inhoud en het niveau van de toetsen, (iii) de wijze waarop de opleiding ICT in onderwijs heeft geïntegreerd en (iv) de kwaliteit va het studiemateriaal. Wel voegde de visitatie daar aan toe dat de opleiding consequenter zou moeten daar waar het gaat om de beoordelingscriteria en de feedback na toetsing. Het auditteam constateert thans, dat sinds de opleiding voor elke studiejaar een toetscoördinator heeft aangesteld, de validiteit van beoordelingscriteria en de organisatie van de feedback na toetsing aanzienlijk zijn verbeterd.
1
Noord-Holland, Regio Leiden en Duin- & Bollenstreek, Almere.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 10
Economie (met in 2003 twee uitstroomprofielen) Uitstroomprofiel Algemene Economie Het visitatierapport is positief over de opleiding. Zo sprak zij haar waardering uit over bijvoorbeeld: (i) de eindkwalificaties en de vertaling daarvan naar leerdoelen en de programmatische uitwerking ervan, (ii) de kwaliteitsborging van toetsen & beoordelen, (iii) de integratie van vak en beroep, (iv) de kwaliteit van het studiemateriaal en (v) meer in het algemeen: het inhoudelijk niveau van de opleiding. Uitstroomprofiel Bedrijfseconomie Het visitatierapport is positief over de opleiding. Zo sprak zij haar waardering uit over bijvoorbeeld: (i) de eindkwalificaties en de vertaling daarvan naar leerdoelen en de programmatische uitwerking ervan, (ii) de kwaliteitsborging van toetsen & beoordelen, (iii) de integratie van vak en beroep, (iv) de kwaliteit van het studiemateriaal. De visitatiecommissie maakte wel een kritische kanttekening over de inhoudelijke verdieping van de bedrijfseconomie component. Het auditteam constateert thans, dat er sinds de curriculumherziening (2006) binnen Economie thans twee opleidingen zijn elk met één uitstroomprofiel, waardoor de focus op bedrijfseconomie aanzienlijk is versterkt. Aardrijkskunde Het oordeel van de visitatiecommissie was ‘voldoende’. Wel plaatste de visitatiecommissie de volgende kritische kanttekeningen: de vakverbreding naar het leergebied mens en maatschappij is nog niet gerealiseerd. het leren reflecteren blijft beperkt tot reflectie op het product en niet op het eigen leerproces. de beoordelingscriteria zijn onvoldoende duidelijk aangegeven. integrale beoordelingsmomenten: de uitwerking bij de opleiding is nog niet optimaal. het voornemen van de opleiding om samen met andere opleidingen tot een kennisbasis en voortgangstoetsen te komen schiet tekort. De toetsing moet aansluiten bij het onderwijs dat gegeven wordt en dus betrekking hebben op competenties. Het auditteam constateert, dat de opleiding (mede als onderdeel van het algemene beleid van de Afdeling vo/bve) een aantal substantiële verbeteringen heeft aangebracht. Bijvoorbeeld: (i) vakverbreding is gerealiseerd, (ii) reflectie is thans ook (Metawerk) gericht op het eigen leerproces, (iii) de introductie van bekwaamheidsproeven betekent een versterking van de integrale toetsing. Maatschappijleer Toets Nieuwe Opleiding 2004 De opleiding is eerst in 2004 gestart. Op basis van een positief besluit van de NVAO die de volgende sterke punten signaleerde: (i) aansluiting op domeinspecifieke eisen, (ii) samenwerking met beroepenveld, (iii) intake, (iv) samenhang programma en (v) interne kwaliteitszorg. Wel zou, aldus de NVAO de communicatie over de resultaten van (interne) evaluaties moeten worden verbeterd. Iets wat, zo constateert het auditteam, thans inderdaad is gebeurd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 11
1.9.
Auditteam
Het volledige auditteam dat bij de het accreditatie onderzoek betrokken is geweest, bestond uit de volgende personen (tevens is hun functie binnen het auditteam aangegeven): Panelleden
Drs. R. van der Herberg Drs. W. van Raaijen Prof. Dr. P. Sleegers Drs. R. Kraakman Dr. M. Kamp Drs. A. Corda Prof. Dr. R. van der Vaart Drs. H. Wierda Dr. K. Soudijn P. Foppen R. Weststrate R. van der Pluijm M. Hermes Drs. R. Stapert Drs. G. Broers
Expertise - audit - kwaliteitzorg x x x
x
Expertise - onderwijs x x x x x x x x x x x
Expertise - werkveld x x x x x
x x x x
Expertise - vakinhoud
Expertise - studentzaken
x x x x x x x x x
x x
x x
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de tweedegraads lerarenopleiding noodzakelijke vakinhoudelijke en vakdidactische expertise aanwezig zijn. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De generieke aspecten binnen de tweedegraads lerarenopleiding van de HvA zijn beoordeeld door een kernteam. Dit kernteam bestond uit de volgende personen: Lead auditoren: R. van der Herberg en W. van Raaijen; Deskundige werkveld tweedegraads lerarenopleidingen: R. Kraakman; Vakdeskundige opleiden leraren/onderwijskundige: P. Sleegers; Vakdeskundige techniek: P. Foppen; Vakdeskundige Consumptieve Techniek: R. Weststrate; Vakdeskundige Talen: A. Corda; Vakdeskundige Gamma: R. van der Vaart; Vakdeskundige GZW: K. Soudijn; Vakdeskundige Economie: H. Wierda; Vakdeskundige Exacte vakken: M. Kamp; Secretarissen: R. Stapert en G. Broers; Studenten: M. Hermes en R. van der Pluijm; Van der Herberg heeft ruime ervaring binnen onderwijsorganisaties op het terrein van bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. In het recente verleden was hij voorzitter van de stuurgroep Academische Opleidingsscholen, het Utrechtse Model. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Van der Herberg heeft reeds veel audits in het kader van accreditatie geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 12
Van Raaijen is jarenlang als rector werkzaam geweest. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Bij Hobéon houdt hij zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Kraakman bekleedt thans een groot aantal bestuursfuncties, o.a. binnen het onderwijs. Hij was 17 jaar voorzitter van de college van bestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. Tevens is hij voorzitter van de CAO-onderhandelingsdelegatie van de werkgevers in het voortgezet onderwijs en lid van de Raad van Toezicht van het Nederlands Instituut voor Masters in Educatie. Sleegers is als hoogleraar Onderwijskunde werkzaam aan de Technische Universiteit Twente. In zijn onderzoek- en adviesprojecten houdt hij zich bezig met vraagstukken over sturing en inrichting van organisaties, de aard en het verloop van innovatieprocessen en het leren van professionals binnen overheidsorganisaties. Foppen is tien jaar lid geweest van het directieteam techniek van ROC Landstede in Harderwijk. Thans is hij directeur van de Stichting Beroepsonderwijs in Nijkerk. Hij participeert in een aantal overlegorganen waaronder het Platform Bètatechiek en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Metaal en Elektrotechnische Industrie. Weststrate is thans algemeen projectleider herontwerp mbo. Zijn wortels liggen in de praktijk van de hotelsector. Hij was gedurende een groot aantal jaren directeur van een hotelschool en sectordirecteur binnen een ROC. Corda behaalde haar eerstegraads bevoegdheid docent Italiaans aan de UvA . Zij is in het bezit van een MA in Classics and General Linguistics van de Università di Torino en een diploma “maturità classica”, Liceo Ginnasio “C. Cavour”, Torino. Zij is werkzaam aan het Expertisecentrum moderne vreemde talen en educational project manager bij het ICLON van de Universiteit Leiden. Van der Vaart is decaan van het University College van de Universiteit Utrecht. Hij was jarenlang onderwijsdirecteur van de bachelor- en masteropleidingen Sociale Geografie en Planologie van de UU. Van der Vaart was lid van de commissie Van Oostrom die de historische en culturele canon heeft ontwikkeld. Hij is lid van diverse commissies, waaronder de Onderwijs Advies Commissie van de Universiteit Utrecht en het Oxford Network for Teaching & Learning in Research-Intensive Universities. Soudijn was tot 1 januari 2009 universitair hoofddocent Psychologie, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit van Tilburg. Hij verzorgde bachelorcursussen zoals: ‘Inleiding en geschiedenis van de psychologie’, ‘Inleiding psychologie voor maatschappijwetenschappen’ en ‘Beroepsvaardigheden: beroepsethiek’. Wierda heeft ruime ervaring binnen zowel het (hoger) onderwijs als het bedrijfsleven. Zo is hij vanaf 1982 tot 1998 als directeur van de opleiding Commerciële Economie werkzaam geweest binnen de Haarlem Business School. Naast zijn directeurschap heeft hij actief geparticipeerd in ontwikkelingstrajecten van de opleidingen: Small Business, International Business, European Business Management en Media Entertainment Management. Kamp is vakdidacticus Biologie aan het Instituut voor Leraar en School van de Radboud Universiteit Nijmegen. Momenteel is hij coördinator van het cluster van de exacte vakken in de lerarenopleiding van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is landelijk coördinator van een netwerk van zeven scholen waarin voorbeeldlesmateriaal wordt ontwikkeld vanuit de concept - contextbenadering, die in de natuurwetenschappelijke vakken opgeld doet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 13
Het team dat specifiek de opleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer beoordeeld heeft, bestond uit de volgende personen:
Lead auditor: R. van der Herberg; Vakdeskundige lerarenopleidingen: P. Sleegers; Vakdeskundige Aardrijkskunde, Geschiedenis: R. van der Vaart Vakdeskundige Economie: H. Wierda Deskundige Werkveld lerarenopleidingen: R. Kraakman; Secretaris: G. Broers; Student: M. Hermes.
Voor de curricula vitae, zie Bijlage I. Voor het programma van de visitatie, zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 14
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie hbo.
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Oordeel: goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten)
Bevindingen I Algemeen De eindkwalificaties De eindkwalificaties van de Afdeling vo/bve zijn concrete uitwerkingen van de bekwaamheidseisen voor leraren, zoals die zijn vastgelegd in de wet BIO. De bekwaamheidseisen bestaan uit zeven competenties en zijn vanaf 2000 ontwikkeld door de beroepsgroep leraren onder regie van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). In deze zeven competenties worden de verantwoordelijkheden van de leraar samengevat in vier beroepsrollen: de interpersoonlijke rol, de pedagogische rol, de vakinhoudelijke en (vak)didactische rol en de organisatorische rol. Deze beroepsrollen worden vervuld in vier typen situaties die kenmerkend zijn voor het beroep van leraar: het werken met leerlingen, met collega’s, met de omgeving van de school en met zichzelf. Bij dit laatste gaat het om het werken aan de eigen professionele ontwikkeling.
Gebied
Betrokkenen
Interpersoonlijk Pedagogisch Vak(didactiek) Organisatorisch
In de klas
Collegiaal
Anderen
Zelf
5. Competent in
6. Competent in
7. Competent in
samenwerken
samenwerking
reflectie en
met collega’s
met omgeving
ontwikkeling
1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Organisatorisch competent
De SBL heeft de competenties beschreven op het niveau startbekwaam / beginnende leraar. De Afdeling vo/bve heeft in de periode 2003-2009 deze competenties nader uitgewerkt: In 2004 zijn voor alle competenties twee tussenniveaus gedefinieerd. Vanaf 2004-2005 zijn de competenties richtinggevend voor de ontwikkeling van de curricula; De competenties (3 niveaus, zie onder facet 1.2.) zijn in 2006 geconcretiseerd in eindtermen. Actualisering profiel De opbouw van het curriculum en de eindkwalificaties worden regelmatig (ten minste 4-maal per jaar) besproken in de Veldadviesraad – VAR, die bestaat uit directieleden van scholen waarmee intensief wordt samengewerkt. De VAR vormt een representatieve afspiegeling van deze groep scholen die mede vorm geven aan het opleiden van leraren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 15
Internationalisering De Afdeling vo/bve heeft zich tot doel gesteld internationale ontwikkelingen en internationalisering herkenbaar op te nemen in de beschrijving van de curricula van de opleidingen. Het gaat dan vooral om stages, studie en leren in het buitenland en de minor internationalisering. Overigens is door de aard van de opleiding (studenten worden voorbereid op een baan in het Nederlandse onderwijs) de internationale ambitie bescheiden. Met uitzondering van de opleiding IDEE. Ten slotte De beroepseisen liggen vast in de SBL competenties, de vakeisen in de respectieve Kennisbases. Beide functioneren als landelijk referentiekader voor de lerarenopleidingen. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de doelstellingen van de onderhavige opleidingen thans volledig overeenkomen met de eisen die het werkveld in termen van het beroep en in termen van het vak (zie hieronder bij de opleidingsspecifieke paragrafen) aan tweedegraads leraren stelt. De leidende rol die de HvA lerarenopleidingen in het landelijk ‘doelstellingenoverleg’ hebben gespeeld en nog spelen, ziet het auditteam bij de onderhavige lerarenopleidingen terug in niet alleen de doelstellingen van de onderzochte opleidingen, maar ook -en daar gaat het uiteindelijk om- in de structuur en inhoud van de respectieve opleidingsprogramma’s. Bovendien heeft de Afdeling vo/bve haar keuze om de vakkennis een sterke nadruk te geven ook op het niveau van de doelstellingen verankerd. Mede daardoor is er in de doelstellingen van de opleidingen thans een goede balans tussen vakkennis en vakmanschap. Het auditteam beoordeelt de doelstellingen van de opleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer dan ook als goed. II Geschiedenis Anders dan voor het leraarschap in het algemeen, waarvoor kwalificaties zijn vastgelegd in de Wet BIO, zijn er geen vastgelegde specifieke eisen voor het beroep van leraar geschiedenis. Er is geen onderzoek gedaan onder het werkveld (schoolleidingen, leraren, alumni, of vakorganisaties zoals de Vereniging van Geschiedenisleraren in Nederland VGN) waaruit kan blijken wat van een afgestudeerde geschiedenisleraar wordt verwacht. Ook uit de internationale literatuur zijn de opleiding geen voorbeelden bekend van dergelijk onderzoek of beschrijvingen van een beroepsstandaard voor een geschiedenisleraar. De doelstellingen van de opleiding zijn aantoonbaar ontleend aan de thans vigerende landelijke Kennisbasis, waarbij de docenten van de opleidingen intensief betrokken waren. In samenwerking met Fontys Hogeschool Tilburg, de Hogeschool Utrecht en de Hogeschool Rotterdam heeft de opleiding vervolgens gewerkt aan het maken van digitale toetsen en als gevolg hiervan ook aan nadere invulling van de kennisbasis die immers de grondslag voor de beoogde toetsen moest vormen. In de kennisbasis die op deze wijze is geformuleerd wordt de vakinhoudelijke kennis uitgewerkt in twee domeinen: 1. een domein ‘historisch denken 2. redeneren’ en ‘kennis van tijdvakken’. III Algemene Economie De landelijke ‘Kennisbasis Algemene Economie’ vormt een belangrijk uitgangspunt voor de vakinhoudelijke kwalificaties. Voorts: in 2008 is een eerste versie van “Beroepsstandaarden voor het economie-onderwijs“geformuleerd voor leraren in de disciplines Algemene Economie en/of Bedrijfseconomie. Deze beroepsstandaarden zijn geformuleerd door de (Beroeps) Vereniging van leraren in de economisch-maatschappelijke vakken (VECON). IV Bedrijfseconomie De landelijke ‘Kennisbasis Bedrijfseconomie’ vormt een belangrijk uitgangspunt voor de vakinhoudelijke kwalificaties. Voorts: in 2008 is een eerste versie van “Beroepsstandaarden voor het economieonderwijs“geformuleerd voor leraren in de disciplines Algemene Economie en/of Bedrijfseconomie. Deze beroepsstandaarden zijn geformuleerd door de (Beroeps) Vereniging van leraren in de economisch maatschappelijke vakken (VECON).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 16
V Aardrijkskunde De landelijke ‘Kennisbasis Aardrijkskunde’ vormt een belangrijk uitgangspunt voor de vakinhoudelijke kwalificaties. Door het contacten met stagescholen zorgt de opleiding ervoor dat de eindkwalificaties voortdurend tegen het licht van de lespraktijk worden gehouden. Om die reden worden ook (bijna) alle docenten van de opleiding ingezet bij de stagebegeleiding. VI Maatschappijleer De landelijke ‘Kennisbasis Maatschappijleer’ vormt een belangrijk uitgangspunt voor de vakinhoudelijke kwalificaties. Door contacten met stagescholen zorgt de opleiding ervoor dat de eindkwalificaties voortdurend tegen het licht van de lespraktijk worden gehouden. Om die reden worden ook alle docenten van de opleiding ingezet bij de stagebegeleiding. De opleiding borgt op nog twee manieren de actualisering van de doelstellingen. Op de eerste plaats is de opleiding betrokken bij het vaststellen van de kennisbasis maatschappijleer . Op de tweede plaats werkt een aantal docenten van de opleiding binnen het Expertisecentrum Mens en Maatschappijvakken aan een verdere ontwikkeling van de vakdidactiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 17
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Oordeel: goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen In de wet BIO zijn de competenties omschreven op het bekwaamheidsniveau, waaraan een beginnende docent moet voldoen. De criteria voor het niveau startbekwaam zijn gerelateerd aan de Dublin Descriptoren. Dit bekwaamheidsniveau is ook het eindniveau: startbekwaam docent niveau bachelor. Voor de opleidingsdoelen heeft HvA Onderwijs en Opvoeding daar twee lagere competentieniveaus van afgeleid. Het eerste niveau is gekoppeld aan het behalen van de propedeuse; het tweede niveau beschrijft het niveau van de student die voldoende competent is om zelfstandig voor de klas te staan tijdens de LiO-fase. Daarmee zijn drie niveaus beschreven: Competentieniveau 1 hoofdfase bekwaam; Competentieniveau 2 afstudeer bekwaam (of: LiO - bekwaam); Competentieniveau 3 startbekwaam docent (conform BIO). Elk niveau is uitgewerkt aan de hand van de volgende criteria: De mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid: studenten die een competentie beter gaan beheersen, tonen meer zelfstandigheid. De mate van complexiteit van de context: studenten functioneren in steeds complexere situaties, van gereduceerde situaties (bijvoorbeeld een kleine groep leerlingen) naar authentieke beroepssituaties, waar professionals in werken. De mate van volledigheid van de handeling: studenten die een competentie beter gaan beheersen, laten binnen die competentie andere en meer vaardigheden zien. Criterium De mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid De mate van complexiteit van de context De mate van volledigheid van handeling
Niveau 1 Hoofdfase bekwaam van begeleiding (docentsturing)
van eenvoudig
van observeren, oriënteren, assisteren en verwoorden
Niveau 2 Afstudeer bekwaam via met toezicht en onder begeleiding naar zelfstandig (gedeelde sturing) via complex
Niveau 3 Startbekwaam naar zelfstandig en zelfverantwoordelijk (zelfsturing)
via analyseren (m.b.v. theorie), plannen, uitvoeren, (zelf-) evalueren
naar toepassen, evalueren, standpunt bepalen, verantwoorden.
naar professioneel
Voor de tweedegraads lerarenopleidingen geldt dat op landelijk niveau de zeven competenties waarover de afgestudeerde dient te beschikken gekoppeld zijn aan de vijf Dublin descriptoren. De tweedegraads lerarenopleidingen hebben de professionele rollen die een leraar op bachelorniveau moet kunnen vervullen voldoende uitgewerkt. Deze competenties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en zij sluiten aan bij de vijf dimensies van de Dublin Descriptoren. Zij zijn in het studieprogramma verankerd in termen van verder uitgewerkte gedragsindicatoren. Kennis en inzicht De afgestudeerde legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vakdomein en die van verwante vakken;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 18
De afgestudeerde staat boven de leerstof; De afgestudeerde gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied; De afgestudeerde verantwoordt het nut van het vak voor de ontwikkeling van leerlingen.
Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde hanteert verschillende werkvormen; De afgestudeerde verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit; De afgestudeerde observeert en analyseert (vakspecifieke) leerproblemen; De afgestudeerde ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten. Oordeelsvorming De afgestudeerde De afgestudeerde verbeteren; De afgestudeerde leerlingen; De afgestudeerde
bespreekt normen en waarden met leerlingen; onderzoekt en toets mogelijkheden om het sociale klimaat in een groep te herkent en benoemt enkele ontwikkelings- en gedragsproblemen bij verantwoordt zijn pedagogische opvattingen.
Communicatie De afgestudeerde communiceert effectief door het hanteren van verbale en non-verbale technieken; De afgestudeerde onderhoudt contact met leerlingen binnen de context van de school; De afgestudeerde gebruikt doelgericht schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen; De afgestudeerde geeft eenduidig opdrachten aan leerlingen en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten. Leervaardigheden De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde
raadpleegt reeds aanwezige informatie en registreert nieuwe informatie; gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied; verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit; stelt zijn eigen grenzen vast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan.
Het auditteam stelt vast dat de set eindkwalificaties die de opleidingen hebben geformuleerd, volledig corresponderen met de Dublin Descriptoren. Reden dit facet voor de onderhavige opleidingen als ‘goed’ te boordelen. II Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer De hierboven cursief weergegeven competenties zijn telkens gerelateerd aan de onderdelen van de Kennisbasis waarop de desbetreffende opleiding zich richt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 19
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Oordeel: goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten). Bevindingen. “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Beroepsonderwijs Zoals al onder facet 1.1. is beschreven, hebben de onderhavige opleidingen zich gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de landelijke SBL competenties en de respectieve kennisbases. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de eindcompetenties van de opleidingen volledig corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een tweedegraads lerarenopleiding. Het auditteam beoordeelde het facet 1.1. voor de desbetreffende opleidingen reeds als ‘goed’. Hoger Onderwijs Zoals al onder facet 1.2. is beschreven, hebben de tweedegraads lerarenopleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer op landelijk niveau in voldoende mate een relatie gelegd tussen de Dublin Descriptoren en de SBL competenties en respectieve Kennisbases. Meetbare gedragsindicatoren dragen ertoe bij dat het bachelorniveau concreet is geformuleerd. Het auditteam is van oordeel, dat de opleidingen daarom gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Het auditteam beoordeelde het facet 1.2. voor de desbetreffende opleidingen reeds als ‘goed’. Ten slotte Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit de programma’s van de opleidingen. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 20
Onderwerp 2: Programma Acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Oordeel: Goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen Kennisontwikkeling Kennisontwikkeling als zodanig vindt primair plaats in de pijlers vak/vakdidactiek en ABV, die samen 50% van het curriculum uitmaken. Algemene pedagogisch-didactische kennis (ABV) vormt de basis van competent handelen als leraar. Kennisontwikkeling in interactie met het werkveld is het hart van de pijler Werkplekleren – WPL (25% van het curriculum.) Vakliteratuur Voor ieder van de drie vakoverstijgende curriculumpijlers werkplekleren, algemene beroepsvoorbereiding (ABV) en metawerk is er in de organisatie een programmaleider, die de desbetreffende pijler inhoudelijk aanstuurt, uitvoerende docenten informeert en consulteert, en voor afstemming met de andere pijlers zorgt. De programmaleiders zijn verantwoordelijk voor de actualiteit en de relevantie van gebruikte vakliteratuur en ander studiemateriaal. Zij baseren zich daarbij, uitgaande van hun eigen onderwijskundige expertise, op het volgen van actuele ontwikkelingen in onderwijs(praktijk) en wetenschap en op geregelde contacten met vakgenoten in den lande. Literatuur voor de voltijd en deeltijd zijn hetzelfde. ABV maakt gebruik van actuele studieboeken en vak(wetenschappelijke) tijdschriften. In de studiewijzers van de ABV-modulen staat zowel verplichte als facultatieve literatuur vermeld. Metawerk gebruikt eigen readers, waarin theorieën, modellen, instrumenten e.d. op het gebied van reflectie- en ontwikkelingsvaardigheden worden aangeboden, die gestoeld zijn op actuele vakliteratuur. Werkplekleren kent alleen een vakspecifieke inhoud in twee voorbereidende modulen – Voorbereiding Werkplekleren 1 en 2 (in het eerste resp. tweede jaar) – en in logopedie. Voor jaar 1 wordt een reader gebruikt over o.a. het Nederlands onderwijs, met jaarlijks bijgewerkte actuele informatie. Voorbereiding Werkplekleren in jaar 2 bestaat uit vakdidactiek en gebruikt dus vakspecifieke literatuur. Wat betreft het curriculum is de vakinhoudelijke kwaliteit, af te lezen aan de gebruikte handboeken en de toetsen, in orde. Interactie met het beroepenveld De relatie met het werkveld is in de afgelopen tien jaar drastisch gewijzigd. De toegenomen autonomie van scholen voor vo en mbo vergde van lerarenopleidingen een meer vraaggerichte en flexibele werkwijze en het aangaan van partnerschappen met scholen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 21
In de periode 1999-2003 hebben de tweedegraads lerarenopleidingen in Nederland, onder de noemer Educatief Partnerschap (EPS), in nauwe samenwerking met het scholenveld deze omslag vorm gegeven. De tweedegraads opleiding van HvA Onderwijs en Opvoeding (in die periode nog de EFA) heeft in die ontwikkeling een voortrekkersrol gespeeld. Sinds deze periode van transformatie is een relatie tussen HvA Domein Onderwijs en Opvoeding en het werkveld gegroeid die zich kenmerkt door het volgende: Er is een structurele relatie met ongeveer honderd scholen in vo en mbo, gespreid over het verzorgingsgebied van de opleiding. (Ca 40 opleidingsscholen, ca 60 samenwerkingsscholen.) In 2007-2008 liep 80% van de studenten (voltijd en deeltijd) hun leerwerktraject op één van deze scholen. Vaste begeleiders vanuit de opleiding onderhouden contact met deze scholen en begeleiden daar de studenten. Er is op meerdere niveaus (docentniveau, directieniveau) een sterke interactie met het scholenveld die ten goede komt aan de kwaliteit, met name de praktijkgerichtheid, van opleiders en aan de inhoudelijk kwaliteit van het curriculum. Contact op docentniveau verloopt vooral via de vaste begeleiders per school. Op directieniveau worden contacten o.a. onderhouden via enkele, namens het management van de afdeling vo/bve optredende, ‘ambassadeurs’ en via de Veldadviesraad – VAR, waarmee overleg gevoerd wordt over algemene en strategische ontwikkelingen in het werkveld. De Contactgroep Werkplekleren, bestaande uit de contactpersonen (schoolopleiders of coördinatoren) van de opleiding- en samenwerkingsscholen, komt een à twee keer per jaar bijeen en adviseert over organisatie en invulling van het werkplekleren op operationeel niveau. De opleidingen hebben voorts via stages van studenten veel en intensieve contacten met het werkveld. Concreet: de docent van de HvA die een student bezoekt op de stageschool, komt hier ook in contact met docenten en leidinggevenden van deze stageschool. Op dit niveau worden recente ontwikkelingen op vakinhoudelijk- en vakdidactische terrein besproken. Toegepast onderzoek De Afdeling vo/bve beschouwt toegepast onderzoek vooral als onderzoek naar de vakdidactische praktijk op school. Hiermee maken de studenten zichtbaar op welke wijze zij de theorie vanuit de opleiding weten te koppelen aan de praktijk. Daarom doen studenten in jaar 1 een onderzoek dat is gekoppeld aan de leerpraktijk Opgroeien en de school, in jaar 2 een onderzoek dat is gekoppeld aan Metawerk en in jaar 3 aan de leerpraktijk Leerlingbegeleiding. Het praktijkonderzoek, dat dus in feite al start in jaar 1, wordt grootschaliger en meer gestructureerd verricht in de loop van de opleiding en culmineert in het maken van het afstudeerproduct in jaar 4. Studenten beantwoorden daarin een – in overleg met de stage- of opleidingsschool geformuleerde – onderzoeksvraag. Internationale oriëntatie Er bestaat structurele samenwerking met de UNA (University of the Netherlands Antilles) en met de lerarenopleiding in Paramaribo, op basis waarvan studenten van de HvA aldaar stages lopen. Deze stages worden voorafgegaan door een voorbereidingstraject van een semester. Alle studenten worden bezocht door een docent van HvA Onderwijs en Opvoeding. HvA Onderwijs en Opvoeding heeft daarnaast een dertigtal internationale partners die mogelijkheden bieden studieonderdelen te volgen in het kader van Erasmus. Bij de keuze van partners wordt gelet op een gedeelde visie op onderwijs, bijvoorbeeld waar het gaat om Urban Education (onderwijs en opvoeding in een grootstedelijke context) en een vergelijkbare rol van Engels als tweede taal. In het kalenderjaar 2008 hebben van de Afdeling vo/bve 69 studenten (vooral IDEE- studenten) in het buitenland gestudeerd en hebben 9 studenten in het buitenland een stage gelopen. Belangrijk voor de internationale oriëntering zijn ook verschillende minoren die vanuit HvA Onderwijs en Opvoeding worden aangeboden: Classroom with a view, International and Bilingual Education: gericht op het leren geven van het schoolvak in het Engels en op het internationaliseren van de school, Internationalisering Engels: bereidt voor op werken in het Engelse taalgebied in Europa. Internationalisering, werken in ontwikkelingslanden: bereidt voor op werken in een ontwikkelingsland.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 22
Arabische taal en cultuur: biedt een kennismaking met de Arabische taal en cultuur en verdieping in de wisselwerking tussen de Arabische en de Westerse cultuur.
Naast minoren die door het domein Onderwijs en Opvoeding (DOO) worden aangeboden, kunnen studenten ook kiezen voor minoren die door andere domeinen binnen de HvA of zelfs door instellingen buiten de HvA worden aangeboden. De minoren DOO zijn probleemloos in te passen in het programma van de studenten, aangezien de studenten bij DOO een lintstage lopen en de minoren eveneens als lintminor worden aangeboden. Minoren buiten het domein zijn meestal binnen 1 semester gepland, waardoor het volgen van dergelijke minoren de nodige creativiteit vergt van de studenten. In dit verband merkt het auditteam op, dat een goede verankering van de minor nog niet heeft plaatsgevonden. Er doen zich feitelijke problemen voor rond de van hogerhand voorgeschreven plaatsing van de minor in een semester van het vierde studiejaar, terwijl zowel studenten als stagescholen kiezen voor een zogenaamde lintstage (10 maanden ononderbroken) tijdens de LIO-fase. Jaarlijks vindt aan de HvA Onderwijs en Opvoeding een internationale studentenconferentie ‘Teacher in Europe’ plaats als onderdeel van de minor Classroom with a view. In 2007/2008, het startjaar van deze minoren (Classroom with a view in 2006/2007), hebben hieraan ca. 75 studenten van de tweedegraads lerarenopleidingen (dt en vt) deelgenomen. Andere internationaliseringactiviteiten, kort samengevat Studenten worden gestimuleerd een minor in het buitenland te volgen. De examencommissie heeft een aantal internationale semesters in het buitenland als minor goedgekeurd. HvA Onderwijs en Opvoeding heeft een Engelstalig onderwijsaanbod voor internationale uitwisselingsstudenten. Dit aanbod wordt verzorgd door opleidingsdocenten. HvA Onderwijs en Opvoeding is UNESCO-school en werkt samen met het Berlage Lyceum in Amsterdam aan de profilering van UNESCO. De HvA Onderwijs en Opvoeding organiseert jaarlijks activiteiten op World Literacy Day en World Teacher’s Day evenals een studiereis naar UNESCO in Parijs. HvA Onderwijs en Opvoeding werkt samen met Oxfam Novib en met Edukans. Jaarlijks nemen studenten deel aan de Onderwijsexpeditie naar ontwikkelingslanden. Naast de activiteiten gericht op studenten zijn er veel internationale contacten en samenwerkingsverbanden op docentniveau. Zo participeert HvA Onderwijs en Opvoeding in twee internationale netwerken van lerarenopleidingen: ATEE (Association for Teacher Education in Europe) en ETEN (European Teacher Education Network). Tijdens de audit is gebleken, dat studenten tevreden zijn over het programma. Zowel de vakinhoudelijke- als de vakdidactische kant van het vak komen voldoende aan bod, vinden zij. De algemene en opleidingsspecifieke kenmerken (zie de paragrafen hieronder) laten, naar het oordeel van het auditteam, zien dat de onderhavige opleidingen in ruime mate zijn ingericht en dat zij in ruime mate worden uitgevoerd in interactie met het werkveld. Op alle niveaus: opleidingsorganisatie, programma, docenten en studenten. Elders in dit rapport signaleerde het auditteam, dat de Afdeling vo/bve de kenniscomponent in al haar lerarenopleidingen aanzienlijk heeft versterkt. Thans voegt het auditteam daar aan toe, dat dankzij de voortdurende interactie met het werkveld, deze accentuering van de vakkennis in het geheel niet ten koste is gegaan van de component ‘beroepsvoorbereiding’. Bij onderwerp 1 (Doelstellingen Opleiding) sprak het auditteam in dit verband over een goede balans tussen vakkennis en vakmanschap. Welnu, die balans ziet het auditteam ook terug in de programma’s. Het oordeel van het auditteam is dan ook ‘goed’. II Geschiedenis Aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal In de modulen vakdidactiek speelt lesmateriaal zoals gebruikt op stagescholen een belangrijke rol. Er is aandacht voor de schoolboeken geschiedenis die in Nederland gebruikt worden en het extra lesmateriaal dat daarnaast door leraren wordt ontwikkeld en al dan niet via internet beschikbaar gesteld. Tijdens de stages komen studenten hier uiteraard ook mee in aanraking.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 23
Toetsmateriaal van scholen speelt een rol bij de ontwikkeling van de competentie van studenten om zelf adequate toetsen te ontwikkelen. Toegepast onderzoek Zie onder ‘Algemeen’. En: Tijdens de opleiding ontwikkelen studenten een besef van het constructiekarakter van geschiedenis door op kleine schaal (bronnen-)onderzoek uit te voeren en daarover te rapporteren. Een andere vorm van toegepast onderzoek is die van onderzoek naar de vakdidactische praktijk op school. In dat kader analyseren studenten problemen waarmee ze tijdens hun stage in aanraking komen en gaan zij op zoek naar nieuwe werkvormen en methoden waarmee ze in een bepaalde specifieke situatie adequaat kunnen werken. Dit heeft dan de vorm van een klein praktijkonderzoek, waarover tijdens colleges vakdidactiek wordt gerapporteerd. Dit praktijkonderzoek wordt grootschaliger en meer gestructureerd verricht in het kader van het afstudeerproduct. Studenten beantwoorden daarin een - zo mogelijk in overleg met de stageschool geformuleerde – onderzoeksvraag. Actuele ontwikkelingen in vak en beroepspraktijk In Nederland is het curriculum voor geschiedenis ingrijpend herzien door de invoering van de plannen van de Commissie-De Rooij uit 2001. Een algemeen kader van tien tijdvakken met hun kenmerkende aspecten is daardoor de ruggengraat van het geschiedenisonderwijs in Nederland aan het worden. Met eindexamens die op dit programma geënt zijn, wordt thans nog geëxperimenteerd onder leiding van het Instituut voor Geschiedenisdidactiek (IVGD). De tijdvakken met hun kenmerkende aspecten zijn duidelijk herkenbaar in het programma opgenomen, wat o.a. blijkt uit het gebruik van het nieuwe handboek Oriëntatie op geschiedenis. Een andere recente ontwikkeling betreft de discussie rond de zgn. ‘Canon van Nederland’. De opleiding beschouwt de daarin voorkomende vijftig items als mogelijke concrete voorbeelden bij bepaalde kenmerkende aspecten van tijdvakken. Aangezien de studenten natuurlijk leren hun leerstof te voorzien van concrete voorbeelden, leren zij in dat kader ook de in de Canon genoemde voorbeelden – maar niet alleen deze – in hun onderwijs in te zetten. Internationale contacten Geschiedenisdidactiek ontwikkelt zich in internationaal verband, alleen al omdat het aantal specialisten op dit terrein in Nederland te klein is om zelfstandig te kunnen floreren. Via het aan de opleiding geschiedenis HvA Onderwijs en Opvoeding gelieerde IVGD worden internationale contacten onderhouden met vakgenoten in Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Duitsland en België. De resultaten van buitenlands onderzoek worden in het aanbod van de opleiding verwerkt, zoals onder andere blijkt uit de inhoud van het handboek Geschiedenisdidactiek. De Nederlandse ‘canondiscussie’ staat niet op zichzelf, zo blijkt uit internationale vergelijkingen. Rond dit thema heeft het IVGD samen met de Universiteit Utrecht en de California State University Long Beach in oktober 2006 een internationale ‘round table conference’ georganiseerd met deelnemers uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland, België en Italië III Algemene Economie Aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal De vakliteratuur omvat studieboeken voor het hoger en academisch onderwijs. De boeken behandelen gezamenlijk de verschillende onderdelen van de kennisbasis van de tweedegraads lerarenopleidingen Algemene Economie. De vakliteratuur is Nederlandstalig. Het gaat om standaardwerken die ook op andere, vergelijkbare opleidingen gebruikt worden. Naast de boeken gebruikt de opleiding ook syllabi. Deze kunnen aanvullend zijn, voor bijvoorbeeld de vakken Financiële rekenkunde, Wiskunde, Statistiek, Marktonderzoek of de hoofdbron waaruit studenten leren, bijvoorbeeld het vak Rekendidactiek. Daarnaast speelt bij de vakken Algemene Economie, Recht, Belastingrecht en Commerciële Economie de actualiteit binnen de colleges een belangrijke rol. Zo moeten studenten oorzaak-gevolg relaties leggen betreffende de diverse aspecten van recessie in combinatie met deflatie, gerelateerd aan de actualiteit. Bij de modulen vakdidactiek en onderwijskunde ontwikkelen studenten lesmateriaal, gebaseerd op ‘activerende didactiek’. De opleiding Algemene Economie heeft sinds 2007 de afspraak met het Ruud de Moor centrum van de Open Universiteit dat studenten de opdrachten digitaal ter beschikking stellen door publicatie van die producten op de Kennisbank Economie van dit centrum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 24
In de modulen vakdidactiek speelt voorts het lesmateriaal zoals gebruikt op stagescholen een belangrijke rol. Toegepast onderzoek Zie onder ‘Algemeen’. En: Twee vormen van onderzoek: onderzoek gericht op de economische vakken en onderzoek gericht op vakdidactiek: Bij de economische vakken doen de studenten onderzoek naar de economie-gerelateerde onderwerpen. Zo onderzoeken eerstejaars studenten een aspect van de arbeidsmarkt en doen ze onderzoek naar de invloed van overheid, milieu en internationale betrekkingen op de dagelijkse realiteit. Tweedejaars studenten doen bij het vak commerciële economie een marktonderzoek. In het derdejaar doen de studenten onderzoek naar historische aspecten binnen het economisch denken. Bij vakdidactiek doen studenten onderzoek naar nieuwe werkvormen en methoden. Dit heeft de vorm van een klein praktijkonderzoek, waarover tijdens colleges vakdidactiek wordt gerapporteerd. Dergelijk praktijkonderzoek wordt grootschaliger en meer gestructureerd in het kader van het maken van het afstudeerproduct. Studenten beantwoorden daarin een – zo mogelijk in overleg met de stageschool geformuleerde – onderzoeksvraag. In de onderzoeksvraag komen de didactiek, onderwijskunde en het vak aan bod. Actuele ontwikkelingen in vak en beroepspraktijk Actuele ontwikkelingen binnen het economische vakgebied liggen niet zozeer op nieuwe economische theorieën maar meer op de economische actualiteit. Te denken valt aan de “hypotheekcrisis”, met de daaraan gekoppelde economische consequenties (faillissementen, massa werkloosheid, overheidsingrijpen, protectionisme), de jaarlijkse aandacht voor de Rijksbegroting en macro-economische gebeurtenissen en -cijfers. Beroepsvaardigheden Bij de economische vakken worden studenten getraind in de specifieke vakvaardigheden die horen bij het docentschap Algemene Economie: het werken met economische schema’s, het lezen van tabellen en grafieken en het op het niveau van de leerling kunnen uitleggen van abstracte economische begrippen. Deze vaardigheden oefenen studenten ook tijdens de colleges met elkaar. Vanaf het eerste leerjaar geven studenten binnen hun groep uitleg aan elkaar over de te beheersen stof. Hierdoor komen ze al in een vroeg stadium, voor de stages, in aanraking met één van de facetten van hun toekomstig beroep. Ook geven hogerejaars studenten ondersteunende colleges (bijles) aan jongerejaars studenten. Voor de hogerejaars studenten betekent dit dat zij leerstof op hbo-niveau op een eenvoudige wijze dienen uit te leggen. ICT In het tweede leerjaar werken studenten op hun stagebiedende school met kantoor- / verkoopsimulaties. Bij de bekwaamheidsproeven moeten de studenten het gemaakte werk digitaliseren en zich via beeldmateriaal presenteren. Ter ondersteuning van een aanzienlijk aantal modulen wordt gebruik gemaakt van het digitale kantoor BSCW van de HvA. Dit is tevens een voorbeeld voor het eventueel hanteren van een elektronische leeromgeving in het voortgezet onderwijs. IV Bedrijfseconomie Zie Algemene Economie V Aardrijkskunde Aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal Studenten voorbereiden op een baan in het onderwijs kan niet zonder gebruikmaking van materialen en methodes die ook in het VO een belangrijke basis voor de lessen vormen. Drie docenten van de opleiding schrijven mee aan een tweetal veel gebruikte methodes (Wereldwijs en buiteNLand). Mede daardoor is de toegang tot de daarmee verbonden visies, concepten, (ict)materialen en boeken voor studenten optimaal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 25
Toegepast onderzoek Zie onder ‘Algemeen’. En: Onderzoek in de vorm van veldwerk is al vanaf de Mammoetwet onderdeel van het schoolvak aardrijkskunde. Sinds de invoering van de basisvorming en de tweede fase is het ook een wettelijke verplichting binnen het leerplan en het examenprogramma. Omdat toekomstige leraren alle vaardigheden die op onderzoek betrekking hebben, moeten beheersen, is het curriculum van de opleiding doorspekt met allerlei vormen van onderzoek:
Kleine toepassinsgopdrachten met secundaire bronnen (jaar 1) Kleine toepassingsopdrachten met primaire bronnen (jaar 1) Onderzoek als eindopdracht van een module met secundaire bronnen (literatuur/internet/kaarten) (jaar 2) Onderzoek als eind opdracht van een module met primaire bronnen (veldwerk) (jaar 2) Meerdaagse veldpractica in binnenland (sociaal en fysisch geintegreerd)(jaar 2 en 3) Meerdaagse veldpractica in buitenland (sociaal en fysisch geintegreerd) (jaar 1, 2 en 3)
Eigen omgeving sociaal fysisch sociaal fysisch
Nederland
Europa
Wereld
sociaal fysisch sociaal fysisch
sociaal fysisch sociaal fysisch sociaal fysisch
sociaal fysisch sociaal fysisch sociaal fysisch
sociaal fysisch
sociaal fysisch
Ardennen Midden Europa
Marokko
Rivierengebied Limburg,
Actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk De invoering van de vier scenario’s in de vernieuwde onderbouw van het VO heeft een stempel gedrukt op veranderingen binnen de scholen. Het schoolvak aardrijkskunde stond al onder druk bij de invoering van de basisvorming (vermindering van lesuren) en de tweede fase (alleen verplicht in één profiel). Bij de invoering van de herziene kerndoelen voor de onderbouw (afname van vakspecifieke kerndoelen en opname in brede mens- en maatschappijdoelen) en de herziening van de tweede fase (aardrijkskunde alleen nog een keuzevak) is de positie van het vak nog meer verzwakt. Hieraan werkt ook de keuzemogelijkheid voor een van de vier scenario’s mee. Veel, vooral vmbo-scholen, hebben het vak mens- en maatschappij ingevoerd. Een positieve ontwikkeling zijn de pogingen van scholen om de didactische variatie binnen aardrijkskundelessen te vergroten. Uiteraard hangt dit samen met maatschappelijke ontwikkelingen waardoor leerlingen steeds vaker moeite hebben zich langdurig te concentreren en taakgerichtheid bezig te zijn. Tenslotte kan nog vermeld worden dat er pogingen gedaan worden om aardrijkskundige elementen die in de ‘Canon van Nederland’ zijn opgenomen, wat meer aandacht in het onderwijs te geven. Dat geldt met name voor de rol die water in de vorming van ons landschap gespeeld heeft. Maatschappijleer Aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal In de modulen speelt lesmateriaal (zoals gebruikt op stagescholen) een belangrijke rol. De in het vmbo en mbo geldende eindtermen en competenties, evenals de daar gebruikte lesmethoden, vormen het uitgangspunt voor de inrichting van het onderwijs. Tijdens de stages doen studenten ervaring op met het hanteren van de eindtermen en met de lesmethoden, die daarbij worden ingezet. Waar mogelijk, wordt op de eigen praktijk (van de stage) ingespeeld doordat de student zelf lesmateriaal ontwikkeld. Vooral bij Burgerschapscompetenties in het mbo wordt gevraagd op de schoolsituatie afgestemd materiaal te ontwerpen. Een aantal docenten van de opleiding heeft meegewerkt aan het schrijven van schoolmethodes en is als zodanig goed ingevoerd in moderne onderwijsmethoden Toegepast onderzoek Zie onder ‘Algemeen’. En: Eerstejaars studenten voeren bij het vak Sociologie (begin van eerste jaar) een klein onderzoek uit waarbij zij een stelling kiezen die zij aan de hand van bestaand onderzoek (onder andere van het Sociaal Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek) moeten onderbouwen of
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 26
juist verwerpen. Gedurende de rest van de studie wordt verder voortgebouwd op deze onderzoeksmatige vaardigheden, bijvoorbeeld bij Pluriforme samenleving (interview afnemen), Onderwijsvisie (schrijven van visie op basis van ervaring en literatuur), vakdidactiek (leren waardoor eigen functioneren kan verbeteren) en het afstudeerproduct. Tijdens dit laatst genoemde onderdeel moeten studenten een onderzoek doen op vakdidactisch gebied op de stageschool. Het onderzoek is in toenemende mate complex en gericht op de beroepspraktijk. Zo zijn bij het onderzoek bij het Project Globalisering (derde leerjaar) veel meer aspecten aan de orde dan bij het onderzoek bij Sociologie (eerste leerjaar) en moeten studenten hun beroepspraktijk onderzoeken bij de module Burgerschap in het beroepspraktijk (derde leerjaar.) Deze toenemende complexiteit en beroepsgerichtheid komen samen bij het afstudeerproduct. Enkele concrete toepassingen binnen de onderzoekslijn: Actuele ontwikkelingen in vak en beroepspraktijk Veranderingen zijn gericht op (recente) ontwikkelingen in de vakinhoud en de beroepspraktijk: De opleiding besteedt veel tijd aan het behandelen van actuele onderwerpen sinds het begin van het nieuwe millennium. Op deze wijze wil de opleiding studenten in staat stellen om maatschappelijke veranderingen (en continuïteiten!) zelf te duiden en tegelijkertijd de thema’s in vakdidactisch opzicht aan de orde te stellen. Behalve de aansluiting op vakinhoudelijke ontwikkelingen borgt de opleiding de aansluiting van het programma op ontwikkelingen in het werkveld. Zowel de thema’s van het vmbo (van Maatschappijleer 1 en 2) als de domeinen van de Burgerschapscompetenties komen expliciet en uitgebreid in het programma aan bod.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 27
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten). Bevindingen I Algemeen De relatie tussen competenties, doelstellingen en inhoud van elke pijler van de opleidingsprogramma’s is op drie opleidingsniveaus (hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en startbekwaam) uitgewerkt in de respectieve opleidingsplannen. Hierin is tevens zichtbaar gemaakt, dat alle eindkwalificaties worden afgedekt door de gezamenlijke programmaonderdelen. Voor de pijler Vak/Vakdidactiek is dit in de opleidingsplannen globaal beschreven. Per opleiding wordt voor deze pijler ook op moduleniveau meer in detail beschreven. Uit de modulen beschrijvingen blijkt een duidelijke koppeling tussen eindtermen en inhoud. En ook hier constateert het auditteam een goede balans tussen vakkennis en vakmanschap. In de studiegids zijn per module de leerdoelen beschreven. In de studiehandleidingen bij de modulen zijn deze leerdoelen verder uitgewerkt en zijn ook de daaruit afgeleide criteria voor de beoordeling opgenomen. Leerinhouden en werkvormen zijn aantoonbaar afgeleid van de set competenties. De projecten zijn gericht op een praktijkopdracht die gedefinieerd is in termen ontleend aan de competenties. Lectoraat Min of meer in lijn met de doelstellingen, waarin ‘onderzoek’ niet sterk is vertegenwoordigd, anticiperen de programma’s van de opleidingen (m.u.v. IDEE) nog niet in voldoende mate op de vereiste onderzoeksbekwaamheid van de beginnende docent. De Afdeling vo/bve is zich hiervan bewust en zal dan ook met ingang van 2009-2010 het lectoraat actief betrekken bij het versterken van de onderzoeksleerlijn binnen de respectieve programma’s zowel in conceptuele zin als in termen van vaardigheden. Ten slotte Het is met name de omstandigheid dat de onderzoekscomponent nog niet ten volle is geïmplementeerd in alle opleidingen waardoor het auditteam dit facet als voldoende en niet als goed kwalificeert. II Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer Elke opleiding heeft een “Matrix competenties, curriculum en niveau” gemaakt. Uit deze matrices blijkt hoe de eindkwalificaties van de opleidingen geconcretiseerd zijn in de modulen van het nieuwe curriculum en welke beheersingsniveaus daarbij worden nagestreefd. De overzichten van leerdoelen per studieonderdeel en de beschrijvingen van de modulen in de studiegidsen laten zien waar en op welke manier aan welke eindkwalificatie wordt gewerkt, en hoe de opleiding de studenten naar een niveau van startbekwaamheid leidt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 28
De Studiegidsen geven op moduleniveau gedetailleerde informatie waaruit blijkt, dat het programma expliciet in relatie staat met de doelstellingen. Anders gezegd, de opleidingen hebben aantoonbaar kunnen maken, dat zij de eindkwalificaties in de respectieve leerdoelen hebben geoperationaliseerd en dat de inhoud van de modulen correspondeert met de reikwijdte van de respectieve leerdoelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 29
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Oordeel: Goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten). Bevindingen I Algemeen Horizontale samenhang Koppeling van theorie/kennisbasis en competent handelen In het Werkplekleren in de school krijgt de student “leertaken” (open, flexibele opdrachten) aangereikt, waarbij het zichtbaar toepassen van in de lessen Vak/Vakdidactiek en ABV aangeleerde theorie vereist wordt. Ook worden gerichte opdrachten meegegeven ter uitvoering in het Werkplekleren. De Afdeling bo/bve heeft voor haar tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen aangegeven. Integratie van en reflectie op leerervaringen 1. Er is sprake van een sterk rond beroepstaken opgebouwde opleiding hetgeen de horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component van de programma’s krachtig bevordert. ’Metawerk’ is in elke opleidingsfase de plaats waar de ervaringen uit de verschillende curriculumpijlers samenkomen en de student reflecteert op zijn ontwikkeling. De student schrijft een POP en documenteert zijn ontwikkelingen in een digitaal portfolio. 2. De bekwaamheidsproeven zijn integrale beoordelingsmomenten. De verschillende competenties worden daarbij in samenhang getoetst. Dat geldt ook voor de competentieaspecten kennis, vaardigheden, attituden. Integraal afstudeerproduct In het kader van het afstuderen werkt de student aan een integraal afstudeerproduct (meesterproef). Dit afstudeerproduct heeft een onderzoekscomponent en een ontwikkelcomponent. Hiermee legitimeren studenten dat zij op bachelorniveau kunnen denken en handelen. In het afstudeerproduct komen de kennis en ervaring uit de vier pijlers samen. Verticale samenhang Toenemende complexiteit, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid Voor elke competentie zijn drie handelingsniveaus beschreven, passend bij de drie opleidingsfasen: propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase. Elke fase wordt afgesloten met een bekwaamheidsproef, waarin wordt onderzocht of de student geschikt is voor de volgende fase. De Tweedegraads lerarenopleidingen hebben voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen expliciet vermeld. Van kennisontwikkeling naar competentieontwikkeling De beheersing van de kennisbasis is voorwaardelijk voor het competent functioneren in de beroepspraktijk. In het begin van de opleiding ligt het accent daarom vooral op de verwerving van de kennisbasis; naarmate de student vordert in de studie komt het accent meer te liggen op competentieontwikkeling in de beroepspraktijk en toepassing van de verworven kennis. De (vak-) kennis wordt in de laatste fase van de studie verdiept in relatie tot de profilering van de student, resulterend in een afstudeerproduct. Van aanbodgestuurd naar studentgestuurd Naarmate het curriculum meer competentiegericht wordt, wordt het ook meer studentgestuurd. De keuzen voor de student nemen toe naarmate hij vordert in het curriculum: de profilering in het derde studiejaar, de minor en het afstudeerproduct in jaar 4.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 30
Verder nemen binnen alle programmaonderdelen de vrijheid én de verantwoordelijkheid van studenten toe. Daarnaast neemt de begeleiding in het Metawerk af. In de afstudeerfase wordt de student geacht zelfstandig aan zijn portfolio te werken. Van brede basis naar profilering In de eerste twee jaar wordt een brede basis gelegd: de kennisbasis (Vak/Vakdidactiek en ABV) is algemeen van aard en de student maakt zowel theoretisch als praktisch kennis met uiteenlopende onderwijstypen. Aan het begin van jaar 3 kiezen de studenten voor het uitstroomprofiel havo/vwo of het uitstroomprofiel beroepsonderwijs. Samenhang binnen- en buitenschools programma 1. In het Werkplekleren werkt de student in ieder jaar aan een brede competentieontwikkeling. De student werkt aan leertaken waarin hij nieuwe ervaringen opdoet, maar waarin hij ook in de opleiding verworven kennis toepast en verdiept. Vanuit de schoolpraktijk brengt hij ervaringen en vragen mee terug naar de opleiding. Het instrumentarium van het Werkplekleren en de structurele begeleiding vanuit de opleiding (op opleidingsscholen in nauwe samenwerking met de schoolopleider) zorgen voor een inhoudelijke koppeling tussen de praktijkervaring en het binnenschools curriculum. 2. Het leerwerktraject LiO, het afstudeerproduct en supervisie/Metawerk zijn rechtstreeks gerelateerd aan het buitenschools leren. Studenten, zo blijkt uit STM, zijn tevreden over de samenhang van de respectieve programma’s. Een beeld dat tijdens de audit werd bevestigd. Voor hen heeft ‘samenhang’ met name betrekking op de relatie tussen het theoriedeel en de praktijk: bereidt de theorie in voldoende mate voor op de praktijk, zowel wat vakinhoudelijke kennis betreft als wat de pedagogisch-didactische component betreft? Het antwoord op die vraag is: ja. Ten slotte Uit de programmabeschrijvingen van de onderhavige opleidingen blijkt, dat de hierboven geschetste structuur consequent in de opleidingen is doorgevoerd. Anders gezegd, de Afdeling vo/bve heeft de programmatische samenhang van haar opleidingen niet alleen goed vorm gegeven, maar ook in praktijk gebracht. II Geschiedenis De samenhang tussen de verschillende studieonderdelen komt op verschillende manieren tot uitdrukking in een concentrisch opgebouwd curriculum: In de propedeutische fase ligt het accent op het ontwikkelen van basiskennis en historische redeneerwijzen. Enerzijds betekent dit dat het onderwijs in de propedeuse in het teken staat van het ontwikkelen van een gemeenschappelijke basis van historische overzichtskennis bij studenten en anderzijds wordt het onderwijs in de propedeuse gekarakteriseerd door een accent op historische benaderingswijzen en vaardigheden (informatievaardigheden, onderzoeksvaardigheden, beeldvormende vaardigheden, historisch redeneren). In het tweede jaar ligt het accent op het leren toepassen van de in de propedeuse verworven kennis en historische redeneerwijzen in concrete lessituaties. In de vakdidactische onderdelen die daartoe zijn ontwikkeld (Geschiedenisdidactiek-1 en -2), vindt een integratie plaats van historische kennis en een didactische verwerking en toepassing daarvan. In het tweede jaar vindt ook een eerste verdieping plaats van de in de propedeuse opgedane basiskennis (Tijdvakken Verdiept). Met ingang van het studiejaar 2008-2009 wordt de inhoud van het derdejaars vakprogramma geprofileerd aangeboden, gericht op het havo/vwo dan wel het beroepsonderwijs. Dit betekent dat het accent in het derde jaar van de opleiding ligt op profilering en het organiseren van onderwijsleerprocessen en het ontwikkelen van geavanceerde vormen van vakdidactisch handelen. Daarnaast vindt een verdere verdieping plaats van de in de propedeuse en het tweede jaar opgedane basiskennis en maken studenten kennis met deelgebieden van het vak die in de kennisbasis niet aan de orde zijn gekomen (kunstgeschiedenis en geschiedenisfilosofie).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 31
In de LiO-fase van de opleiding (jaar 4) wordt de student voorbereid op het volwaardig functioneren als beroepsbeoefenaar. Het accent ligt in deze fase op de LiO-stage. Wat betreft het vakonderwijs staat de LiO-fase in het teken van onderzoek en integratie in een ‘meesterproef’, het afstudeerproduct.
De lijn van kennis naar competentie wordt duidelijk uit de geleidelijke vermindering van kennisgerichte modulen (in het eerste jaar nog het grootste deel van het programma) en de toename van geschiedenis didactische modulen en modulen waarin basiskennis geschiedenis kan worden toegepast. De mate van studentgestuurdheid van het programma neemt toe, onder andere door de profilering in het derde studiejaar en de door de student zelf bepaalde invulling van het afstudeerproduct. III Algemene Economie In de propedeuse, maar ook in het tweede leerjaar, maken de studenten kennis met het brede vakgebied van de Economie: Bedrijfsadministratie, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, maar ook Commerciële Economie zijn de basisvakken van de opleiding. Ter ondersteuning van deze vakken worden de vakken Wiskunde, Statistiek en Recht aangeboden. De basisvakken zijn jaarlijks terugkerende vakken, de ondersteunende vakken zijn eenmalig. In de propedeuse hebben de vakken betrekking op de zes domeinen van de basisvorming Economie: domein A: Economische vaardigheden; domein B: Consumptie; domein C: Arbeid en productie; domein D: Overheid en bestuur; domein E: Natuur en milieu; domein F: Internationale ontwikkelingen. In het curriculum zijn de domeinen herkenbaar onderbracht binnen de basisvakken. Zo wordt het domein B Consumptie behandeld bij de vakken Algemene Economie, Bedrijfseconomie en Commerciële Economie, waarbij elk hoofdvak het betreffende domein vanuit een eigen invalshoek benadert. Zodoende is er tussen de vakken in de propedeuse een horizontale samenhang. De samenhang tussen de verschillende studieonderdelen komt op verschillende manieren tot uitdrukking in een concentrisch opgebouwd curriculum. Er is een gestructureerde opbouw over het hele curriculum over de jaren heen, maar ook een inhoudelijke samenhang en opbouw binnen elk van de vier leerlijnen in het curriculum. IV Bedrijfseconomie Zie onder Algemene Economie V Aardrijkskunde De vierjarige vakinhoudelijke opleiding tot leerkracht aardrijkskunde is in zekere zin te vergelijken met kleine (binnen een cursus) en grote (over de opleiding als geheel) concentrische cirkels waarin de vijf dimensies van de Amerikaanse onderwijskundige Robert Marzano te herkennen zijn: 1) motivatie kweken, 2) kennis verwerven en integreren, 3) kennis verbreden en verdiepen, 4) kennis toepassen en 5) reflectie. Concentrisch omdat leerinhouden telkens terugkomen. Het eerste jaar wordt een belangrijk deel van de kennisbasis verworven. Dat gebeurt door studie in negen kernthema’s: (1) Politieke geografie, (2) Stad en plattelandsgeografie, (3) Economische geografie, (4) Bevolkingsgeografie, (5) Recreatie en toerisme, (6) Geografie van ontwikkelingslanden, (7) Klimaat, (8) Geologie en (9) Landschap. Bij de behandeling van die thema’s ligt de nadruk vooral op dimensies 1 en 2 van Marzano. Het programma is in het tweede jaar ingedeeld in drie grote blokken in relatie tot de ruimtelijke schaalniveaus: wereld, Europa, Nederland. In elk van deze blokken zit een (regionaal gerichte) verdieping en verbreding van enkele kernthema’s uit het eerste jaar. Bovendien bestaat de opbouw van elke leereenheid uit een deel theorie, een deel verwerking en een deel toepassing.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 32
Het programma van het derde jaar is samengesteld op basis van de profilering. Studenten kiezen voor het vmbo- of havo/vwo profiel. Het vmbo profiel bevat vooral een verbreding richting geschiedenis en het leergebied mens en maatschappij. Het havo/vwo programma is een verdieping van specifieke aardrijkskundige vakinhouden en vakdidactiek. Het accent ligt in het derde jaar in sterke mate steeds meer op de onderwijspraktijk In de LiO-fase ligt het accent vrijwel uitsluitend op betekenisvol toepassen van vakkennis en vaardigheden in de praktijk van de stageschool. Ten slotte: het programma is opgebouwd volgens een stramien van schering en inslag van enerzijds een afwisseling van thematisch naar regionaal en anderzijds van kennisverwerving via studie naar kennisverwerving via praktische opdrachten. Het geheel heeft een oplopende graad van vakinhoudelijke complexiteit. VI Maatschappijleer In het propedeuse jaar ligt het accent op kennismaking met het onderwijs in algemene zin en vakinhoud van Maatschappijleer. Tijdens dit jaar wordt de basis gelegd, onder andere door de behandeling van de beginselen van de twee basiswetenschappen, te weten sociologie en politicologie. Gedurende het tweede en derde leerjaar wordt hier op voortgebouwd waarbij, via de methode van schering en inslag meer diepgang aangeboden wordt in de studiestof. Daarnaast wordt tijdens de colleges (met name vakdidactiek), de relatie met het onderwijsveld gelegd. Aangezien studenten vanaf het eerste jaar stagelopen kunnen zij hun praktijkervaring koppelen aan de meer abstracte lesstof. Ze worden hiertoe in het begin veel door docenten uitgedaagd (“hoe zie je dit terug in een schoolmethode?”), maar tijdens de opleiding doen studenten dit ook steeds vaker uit zichzelf. Hieronder ontstaat een belangrijke wisselwerking tussen de vakinhoudelijke theorie en de lespraktijk. Het vierde jaar is zeer praktijk gericht doordat studenten vooral bezig zijn met de LiO-stage, de minor en het afstudeerproduct.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 33
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten). Bevindingen I Algemeen Studielast In de respectieve studiegidsen wordt de studielast per programmaonderdeel gespecificeerd. In de module-evaluaties wordt onderzocht of de feitelijke studielast van de student overeenkomt met de geplande studielast. Bij afwijkingen wordt nagegaan (bijvoorbeeld via focusgesprekken met studenten) wat de oorzaak is en of er verbetermaatregelen moeten worden genomen. Iets wat (zie bij de opleidingsspecifieke bevindingen) ook in de praktijk wordt gebracht. Zie voorts onder facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’. Extra aandacht betreffende de studielast krijgt de groeiende groep deeltijdstudenten die verkorte trajecten doorlopen. Met hen wordt op basis van intake een studiecontract opgesteld met een maatwerkroute, waarbij ook gekeken wordt naar een per individu haalbare studielast en de spreiding daarvan. Het auditteam is van mening, dat het systeem van ‘studiecontracten’ een effectief middel is om de wederzijdse verwachtingen en verplichtingen helder te maken. Bindend afwijzend studieadvies Het eerste jaar heeft aan het eind een harde cesuur: het bindend afwijzend studieadvies (BAS). De studenten moeten voldoen aan een aantal minimumeisen, die HvA-breed zijn vastgesteld. Aan het einde van jaar 2 moeten studenten hun propedeuse hebben behaald, zo niet dan volgt alsnog een BAS. Deze eis maakt het voor de studenten jaar 1 (en 2) noodzakelijk hun organisatorische competentie goed in orde te hebben. Contacturen Docenten en studenten wijzen er op dat het aantal ‘fysieke’ contacturen tussen docent en student weliswaar beperkt is, maar dat de studie-intensiteit ook bepaald wordt door de stagewerkzaamheden van de student en de voorbereiding die dit kost. Concreet geven studenten aan dat zij, afhankelijk van het studiejaar, meer dan 30 uur per week aan de studie besteden. Navraag tijdens de audit bij studenten laat zien dat zij het aantal contacturen en de studielast als voldoende beoordelen. Met name in perioden dat er naast lessen op de opleiding ook stages geprogrammeerd zijn, is de druk groot maar ‘wel te doen’. Het aantal contacturen is aangepast aan de doelgroep (voltijd-, deeltijdstudenten) en verschilt voorts per opleidingsjaar. In het eerste jaar wordt voor voltijdstudenten de HvA-norm gehanteerd van 16 contacturen per lesweek, buiten de stage. In de hogere jaren neemt het aantal contacturen af, conform het principe van toenemende zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. In het vierde studiejaar besteedt de student veel tijd aan zijn werk op de school in het LiO-traject en aan het afstudeerproduct. Er zijn dan nog slechts enkele contacturen geprogrammeerd. De gemiddelde werkweek Per leerjaar van de voltijdopleiding ziet de gemiddelde werkweek van studenten er als volgt uit: Ten aanzien van het eerste jaar is met ingang van het studiejaar 2008/2009 besloten om de eerstejaars studenten aan het begin van het studiejaar vier dagen per week les te geven. Hiermee wil de opleiding de binding met de opleiding vergroten en het studieritme verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 34
Vanaf november 2009 worden de eerstejaars studenten – vanwege de start van de duale stages – nog drie en halve dag per week ingeroosterd. Duale studenten hebben dan de mogelijkheid anderhalve dag op hun stage school door te brengen. Het aantal contacturen (24 uur) blijft echter gelijk. In het tweede leerjaar van de opleiding neemt het aandeel van de stages geleidelijk toe. Ook in dit jaar slaagt de opleiding erin het aantal van 15 contacturen (semester 1) en 13 lesuren (semester 2) in te roosteren, verspreid over twee à drie lesdagen per week. In het derde leerjaar neemt het aantal lesuren slechts zeer gering af, terwijl de omvang van de stage toeneemt (twee à drie dagen per week). De twee collegedagen per week waarop de contacturen (10 uur) voor de derdejaars zijn ingeroosterd, zijn dan ook intensief. Van studenten wordt buiten de colleges steeds meer verwacht. In het vierde leerjaar – de afstudeerfase van de opleiding – staat de student voornamelijk voor de klas. Op drie à vier dagen per week wordt er stage gelopen en op één dag worden er contacturen ingepland voor studieloopbaanbegeleiding, het afstudeerproduct en supervisie. Vanaf het studiejaar 2009/2010 wordt in het vierde leerjaar de verplichte minor in principe in één semester geprogrammeerd. Dit betekent dat studenten gedurende een halfjaar (30 stp) intensief aan een samenhangend aanvullend keuzeprogramma binnen of buiten de HvA zullen werken. Het aantal contacturen zal daardoor veranderen.
Voor de deeltijdstudenten zijn in ieder jaar in vergelijking met voltijdstudenten minder contacturen, waar dan wel een groter aantal uren zelfstudie tegenover staat. Studenten, zo blijkt uit STM, zijn tevreden over de studielast / studeerbaarheid van de respectieve programma’s. Een beeld dat tijdens de audit werd bevestigd. Niet in alle opzichten, zie hieronder, maar het algemene beeld is positief. Ten slotte Voor zover er studiebelemmerende factoren zijn, besteedt de Afdeling vo/bve daar voldoende aandacht aan: focusgesprekken en - bij de deeltijdopleidingen- de studiecontracten zijn daarbij belangrijke instrumenten. II Geschiedenis Zie onder ‘Algemeen’. En: Uit het overzicht van het aantal contacturen blijkt dat het aantal geprogrammeerde college-uren in de propedeutische fase van de opleiding het grootst is (18) en in de afstudeerfase van de opleiding het kleinst (zes in semester 1, twee in semester 2). Dit wordt verklaard door het in de loop van de opleiding toenemende accent op het werkplekleren, de stages in de opleidings- en samenwerkingsscholen van de afdeling vo/bve. Dat heeft te maken met een bewuste opbouw van het curriculum: toenemende complexiteit en zelfstandigheid; van kennis naar competentie; van aanbodgestuurd naar studentgestuurd. Met de 18 geprogrammeerde lesuren in jaar 1 voldoet de opleiding geschiedenis van de HvA Onderwijs en Opvoeding aan de HvA-norm (16). Met ingang van 2008-2009 is bovendien besloten de eerstejaars studenten in de voltijdopleiding met het oog op binding aan de opleiding en het ontwikkelen van een studieritme aan het begin van het studiejaar verspreid over vier dagen per week les te geven. Vanaf november worden de studenten – vanwege de start van de duale stages op één à twee dagen per week – nog drie dagen per week ingeroosterd. Het aantal lesuren (18) blijft echter gelijk. In het tweede jaar van de opleiding neemt het aandeel van de stages geleidelijk toe. Ook in dit jaar slaagt de opleiding erin in de voltijdopleiding het aantal van 16 lesuren in te roosteren, gespreid over twee à drie lesdagen per week. In jaar drie neemt het aantal lesuren slechts zeer gering af, terwijl de omvang van de stage toeneemt (twee à drie dagen per week). De twee collegedagen per week waarop de lesuren (14) voor de derdejaars zijn ingeroosterd, zijn dan ook intensief te noemen. In de deeltijdopleiding bedraagt het aantal lesuren in de propedeuse en de eerste twee jaar van de hoofdfase gemiddeld 8 à 10 uur per week, ca. de helft van het aantal in voltijd geprogrammeerde uren. In jaar 4 is slechts weinig contacttijd ingeruimd omdat studenten doorgaans zelfstandig werken aan hun afstudeerproduct, supervisie volgen en aan hun LiO-verplichtingen voldoen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 35
III Algemene Economie Zie onder ‘Algemeen’. En: Uit het overzicht van het aantal contacturen blijkt voor de voltijdopleiding, dat het aantal geprogrammeerde contacturen op jaarbasis afneemt van 24 uur in de propedeuse tot 2 uur in de afstudeerfase. Dit wordt verklaard door het in de loop van de opleiding toenemende accent op WPL. Met de 24 geprogrammeerde contacturen in de propedeuse voldoet de opleiding Algemene Economie aan de HvA-norm (van minimaal16 contacturen per week). Het gemiddeld aantal contacturen, gedurende de hele opleiding (exclusief de minor), ligt op 12 contacturen per week. De norm die de opleiding hanteert voor de voor het totaal aantal te besteden uren voor studenten is, inclusief contacttijd, 40 uren per week. In de deeltijdopleiding wordt aanmerkelijk minder contacttijd geroosterd. De programma’s voor het eerste, tweede, derde en vierde leerjaar van de opleiding zijn geconcentreerd op de maandagmiddag en –avond. Daarnaast kan de deeltijdstudent ook programmaonderdelen volgen op de woensdagavond, waardoor de mogelijkheid ontstaat om te versnellen. Per opleidingsdag worden er 10 uur aan contacttijd gerealiseerd, waarbij ook hier geldt dat in het vierde leerjaar alleen bijeenkomsten worden geroosterd in het kader van studieloopbaanbegeleiding, het afstudeerproduct, supervisie en de minor. IV Bedrijfseconomie Zie onder Algemene Economie V Aardrijkskunde Uit het overzicht van het aantal contacturen blijkt, dat de eerstejaars studenten in het eerste semester 16 contacturen hebben en in het tweede semester 14. Door de verandering in het programma is ook in de hoofdfase, met name voor de voltijd, het aantal contacturen toegenomen. Dit is te verklaren door de in het tweede jaar ingevoerde werkcolleges en het veldwerk, en door de in het derde jaar ingevoerde profilering. In jaar 4, de afstudeerfase van de opleiding, staat de student voornamelijk voor de klas. Op drie à vier dagen per week is hij verbonden aan een opleidings- of samenwerkingsschool van de afdeling vo/bve. Daarnaast volgen de meeste studenten van de opleiding aardrijkskunde nog onderwijs in het kader van de minor waaraan zij in hun derde jaar zijn begonnen. De omvang van het aantal contacturen dat hiermee gemoeid is, is zeer divers. Vanaf het studiejaar 2009-2010 wordt in jaar vier de verplichte minor in principe in één semester geprogrammeerd. Dit betekent dat studenten gedurende een halfjaar (30 stp.) aan een samenhangend aanvullend keuzeprogramma binnen of buiten de HvA zullen werken. Het aantal contacturen zal daardoor veranderen. In jaar 4 is slechts weinig contacttijd ingeruimd omdat studenten doorgaans zelfstandig werken aan hun afstudeerproduct, supervisie volgen en aan hun LiO-verplichtingen voldoen. In de deeltijdopleiding bedraagt het aantal lesuren in de propedeuse en de eerste twee jaar van de hoofdfase gemiddeld 8 à 10 uur per week, ca. de helft van het aantal in voltijd geprogrammeerde uren. De deeltijd studenten doen dus meer in zelfstudie. VI Maatschappijleer Voor de voltijdopleiding blijkt uit Overzicht contacturen dat het aantal geprogrammeerde contacturen op jaarbasis afneemt van 24 uur in de propedeuse tot 2 uur in de afstudeerfase. Dit wordt verklaard door het in de loop van de opleiding toenemende accent op WPL. Met de 24 geprogrammeerde contacturen in de propedeuse voldoet de opleiding aan de HvA-norm (van minimaal 16 contacturen per week). Het gemiddeld aantal contacturen, gedurende de hele opleiding (exclusief de minor), ligt op 12 contacturen per week. De norm die de opleiding hanteert voor de voor het totaal aantal te besteden uren voor studenten is, inclusief contacttijd, 40 uren per week. In de deeltijdopleiding wordt aanmerkelijk minder contacttijd geroosterd. De programma’s voor het eerste, tweede, derde en vierde leerjaar van de opleiding zijn geconcentreerd op de maandagmiddag en –avond. Daarnaast kan de deeltijdstudent ook programmaonderdelen volgen op de woensdagavond, waardoor zij er de mogelijkheid ontstaat om te versnellen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 36
Per opleidingsdag worden er 10 uur aan contacttijd gerealiseerd, waarbij ook hier geldt dat in het vierde leerjaar alleen bijeenkomsten worden geroosterd in het kader van studieloopbaanbegeleiding, het afstudeerproduct, supervisie en de minor. De opleiding gaat ervan uit dat deeltijdstudenten efficiënter kunnen en, vanwege de beperkte tijd, moeten studeren. Deeltijdstudenten zijn in staat in een vroeg stadium van de studie zelfstandig te plannen, terwijl voltijdstudenten daar meer moeite mee hebben. De norm voor de deeltijdstudie voor het totaal aantal te besteden uren voor studenten is, inclusief contacttijd, 27 uren per week.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 37
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen ‘Reguliere’ instroom De vierjarige opleiding is toegankelijk voor studenten met een diploma havo, vwo of mbo-4. Studenten die niet over deze vooropleiding beschikken maar die ouder zijn dan 21 jaar kunnen worden toegelaten op basis van een positief resultaat van de zogenaamde 21+-toets. De 21+-toets bestaat uit een taaltoets en een vakinhoudelijke toets. Studenten met een buitenlands diploma kunnen instromen als zij een door de HvA goedgekeurd diploma hebben dat vergelijkbaar is met het Nederlandse mbo-4, havo- of vwo-diploma en het Nederlands voldoende beheersen. Intake, vrijstellingen Voltijdstudenten worden op grond van bovenstaande regels zonder meer toegelaten. Met deeltijdstudenten wordt, na inschrijving, altijd een intakegesprek gevoerd om eventuele vrijstellingen te kunnen vaststellen. Het gesprek wordt gevoerd met een daartoe aangewezen docent van de desbetreffende opleiding. Op grond van eerdere opleidingen of werkervaring worden aan de hand van vastgestelde intakeprocedures voor de algemene beroepsvoorbereiding, Werkplekleren en voor vakonderdelen vrijstellingen bepaald en vastgelegd in een door de Examencommissie van de opleiding goed te keuren studiecontract. Studenten die het auditteam tijdens de audit heeft gesproken, meldden dat de overgang van hun vooropleiding naar de lerarenopleiding sterk afhangt van hun motivatie en van het niveau van de vooropleiding. Studenten geven zelf aan dat mbo’ers het vaak erg moeilijk hebben. Na de propedeuse neemt het aantal vanuit het mbo ingestroomde studenten sterk af. Vwo’ers geven aan dat de opleiding goed te doen is. Hun studieresultaten zijn in de regel goed. Ten slotte Voor de voltijdopleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer is de aansluiting met het niveau (en de motivatie) van de instromende studenten onvoldoende. De Afdeling vo/bve heeft slechts zeer beperkte instrumenten om dit probleem aan te pakken. Binnen de mogelijkheden die zij heeft, verricht zij voldoende inspanningen, bijvoorbeeld op het gebied van studiebegeleiding. Maar wat zij ook doet, het blijven lapmiddelen, zolang zij het probleem niet bij de kern (instroomselectie) mag aanpakken. In dat opzicht is de onvoldoende aansluiting de Afdeling vo/bve dan ook niet aan te rekenen. Het belangrijkste instrument (selectie aan de poort in termen van niveau en motivatie) kan immers niet worden ingezet. Anders gezegd, het auditteam acht dit facet voor de voltijdopleidingen weliswaar als onvoldoende, maar ziet zulks niet als een falen van de Afdeling vo/bve. Die doet er alles aan om uitval te voorkomen. Dat is dan ook uiteindelijk de overweging die het auditteam brengt tot een oordeel ‘voldoende’. Voor de deeltijdopleidingen geldt bovenstaande in veel mindere mate: het gaat dan namelijk om zeer gemotiveerde studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 38
II Geschiedenis Zie onder ‘Algemeen’. En: Van een aantal studenten met een havo-diploma is onduidelijk of ze voldoende zijn toegerust om een hbo-studie aan een geschiedenisopleiding met succes te volgen. Dit geldt in nog sterkere mate voor de mbo-instroom. Het verschil in kwaliteit van de instroom weerspiegelt zich met name in de taalbeheersing van de studenten, zowel de receptieve als productieve. Beide zijn voor een taalgevoelig vak als geschiedenis van bijzonder belang. Een apart probleem vormt hierbij de beheersing van het Engels. Voor het bestuderen van zowel geschiedenis als geschiedenisdidactiek op een aanvaardbaar hbo-niveau is toegang tot Engelstalige publicaties eigenlijk een voorwaarde. III Algemene Economie Zie onder ‘Algemeen’. En: Voor havisten en vwo’ers is profiel ‘economie’ een additionele vereiste. Met dien verstande dat ook vwo’ers met profiel ‘cultuur en maatschappij’ toelaatbaar zijn. De mbo-instroom in de deeltijdopleiding klein, en weinig succesvol. Opvallend is dat het uitvalpercentage onder vwo-ers hoger is dan onder havisten. De verklaring kan zijn dat vwo-ers een meer analytische inslag hebben, die beter past bij de manier van werken op het hbo De taalbeheersing van de instromers is onvoldoende. Daarom wil de opleiding vanaf 2009/2010 bij alle eerstejaars studenten aan begin en eind van semester 1 een taaltoets afnemen. De taaltoets zal formatief zijn, maar de bedoeling is, dat deze toets in de toekomst een summatief karakter heeft. IV Bedrijfseconomie Zie Algemene Economie. V Aardrijkskunde Zie onder ‘Algemeen’. En: In zijn algemeenheid is bij recentere instroom een toenemend taalprobleem te bespeuren. Het begrijpen van complexe leerstof met veel abstracte begrippen en de verbanden daartussen, het produceren van teksten in correct en leesbaar Nederlands, en het begrijpen van de meer exacte processen in de fysische geografie, leveren in toenemende mate problemen op. Omdat bij aardrijkskunde vrijwel uitsluitend gebruik wordt gemaakt van Engelstalige literatuur, kan ook de taalvaardigheid in die taal een probleem opleveren. Gelukkig betreft het hier vooral de receptieve kant van die taal. In de loop van de studie blijkt dat de problemen met Engels echter ‘verdampen’. VI Maatschappijleer Zie onder ‘Algemeen’. En: Maatschappijleer is een uitermate talig vak. Het gaat om abstracte begrippen die uitgelegd en herkend moeten worden in problemen in de samenleving. Dit vraagt niet alleen een bepaald taalvermogen, maar ook een hoog abstractievermogen, omdat een maatschappelijke analyse verder gaat dan de problemen of thema’s zelf. Het is soms moeilijk in te schatten of een taalachterstand te repareren is niet. Soms is de studieachterstand al te groot waardoor taalachterstanden een uiteindelijk BAS veroorzaken. De opleiding kan geen aanvullende eisen stellen aan de instroom, dan alleen in het eerste leerjaar extra voorbereidingscolleges aanbieden en studenten wijzen op taalprogramma’s. Studenten die ondanks dringende adviezen niets aan hun taalachterstand doen, moeten hierover dan ook verantwoording afleggen tijdens de bekwaamheidsproeven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 39
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen Het totaal aantal studiepunten voor de tweedegraads lerarenopleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, aardrijkskunde en Maatschappijleer is in onderstaande tabel weergegeven.
onderdeel vak en vakdidactiek algemene beroepsvoorbereiding werkplekleren metawerk afstudeerproduct keuzepunten minor totaal
vierjarige opleiding (vt en dt)
kopopleiding (vt)
studiepunten 96 24 60 18 9 3 30 240
studiepunten
percentage 40 procent 10 procent 25 procent 8 procent 4 procent 1 procent 12 procent 100 procent
8 22 30 * 0 0 0 60
percentage 13 procent 37 procent 50 procent * 0 procent 0 procent 0 procent 100 procent
* metawerk is geïntegreerd in de begeleiding van werkplekleren
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 40
Facet 2.7 Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Oordeel: goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen Didactisch concept In het didactisch concept staan de volgende noties centraal: kennisintensief, omgevingsgericht en persoonsgericht. Deze zijn in algemene termen als volgt vertaald naar de vormgeving van het programma: Kennisintensief komt tot uitdrukking in de aandacht voor het beheersen van kennis als voorwaarde voor competent handelen en in de aandacht voor het verwerven van het hboniveau. Het kennisaspect komt primair aan bod in de pijlers vak/vakdidactiek en ABV, toepassing van kennis vindt plaats in het Werkplekleren. Omgevingsgerichtheid vindt plaats in met name het Werkplekleren, waar studenten geconfronteerd worden met de hedendaagse schoolpraktijk en de wereld van de leerlingen. Daarnaast besteedt ook ABV aandacht aan omgevingsaspecten (onderwijsontwikkelingen, leerling-achtergronden, interculturaliteit enz.). In metawerk gaat de student in op deze aspecten bij het formuleren van een visie op leraarschap en het maken van persoonlijke keuzes binnen het curriculum. Persoonsgerichtheid staat centraal binnen het Metawerk, waar de student reflecteert op de persoonlijke competentieontwikkeling. Het portfolio en het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) zijn de daarbij behorende didactische middelen, welke ook in de andere pijlers, en vooral in het werkplekleren, gebruikt worden. Werkvormen De pijler Vak/Vakdidactiek kent een evenwichtige mix van werkvormen: hoorcolleges, werkgroepen, vaardigheidstrainingen, individuele begeleiding. In de pijler ABV wordt vooral gebruik gemaakt van samenwerkend leren en andere activerende werkvormen. In de pijler Metawerk wordt gebruik gemaakt van werkvormen als praktijkonderzoek, videoreflectie en intervisie. Dubbele bodem Typerend voor een lerarenopleiding is de dubbele bodem: het gaat om leren en over leren: het leren van de student en het leren van leerlingen. Studenten doen kennis op van leren, mede aan de hand van hun eigen leerproces. Bij leerstof komt steeds de vraag naar voren: begrijp ik dit én kan ik het een ander uitleggen. Opleiders en het opleidingsprogramma functioneren als spiegel en voorbeeld voor de student. In alle pijlers wordt waar mogelijk en zinvol dit aspect van de dubbele bodem aangegrepen om het leren te ondersteunen en de beroepsgerichtheid te verhelderen. Opleidingsscholen Het didactische concept wordt gedeeld door de opleidings- en samenwerkingsscholen. In de keuze voor competentiegericht opleiden staat de ontwikkeling van de student centraal, met het POP en het portfolio als instrumenten die studenten zowel op de opleiding als op de school gebruiken. In de tripartiete overeenkomst, die voor elk individueel leerwerktraject wordt afgesloten, staan bijvoorbeeld POP en Reflectie expliciet genoemd als kernelementen van het opleidingsconcept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 41
Overigens werken scholen, als gevolg van de invoering van de wet BIO, binnen het eigen personeelsbeleid met dezelfde competenties en gaan zij in toenemende mate gebruik maken van portfolio’s en POP’s voor de medewerkers. ICT en digitale didactiek Omgaan met ICT speelt in het gehele curriculum een belangrijke rol, naast de andere middelen om lessen vorm te geven. Zo leren de studenten tijdens de propedeuse een logische, digitaal ondersteunde presentatie te maken. Hierbij maken ze gebruik van onder andere video- en/of geluidsmateriaal, presentatieprogramma’s als PowerPoint en een digitaal kantoor (BSCW). In de loop van hun studie leren studenten ook andere toepassingen te gebruiken (denk aan Word, Excel, internet zoekprogramma’s, Inspiration). Op verschillende momenten in hun studie gebruiken studenten het internet als een didactisch middel. Zo moeten zij bij de vakmodule Massamedia een Webquest maken. Ten slotte Onder de strakke regie van de Afdeling vo/bve hebben haar opleidingen het didactisch concept en de daarmee samenhangende variëteit aan werkvormen volledig geïmplementeerd op een wijze die recht doet aan de doelstellingen van de opleidingen. Wat dat betreft beantwoorden de opleidingen geheel aan datgene wat men van een lerarenopleiding mag verwachten. II Geschiedenis Zie onder ‘Algemeen’. En: Het overgrote deel van de colleges bestaat uit werkcolleges waarin door studenten tevoren bestudeerde gedeelten uit de literatuur worden besproken, soms aan de hand van door de studenten gemaakte opdrachten. De colleges worden vaak afgewisseld met door studenten verzorgde presentaties. Daardoor leren studenten tevens de bestudeerde stof in een voor anderen begrijpelijke vorm te gieten. Opdrachten en werkstukken worden veelal ingeleverd en door de docenten beoordeeld. Voor de leerjaren 1, 2 en 3 wordt een reeks wekelijkse hoorcolleges (één per week) geprogrammeerd voor de volledige jaargroep. De hoorcolleges zijn in principe los van de modulen geprogrammeerd in die zin dat geen handboekstof wordt behandeld, maar ze zijn wel indirect gerelateerd aan modulen die studenten op een bepaald moment volgen. Ze worden gegeven door wekelijks een andere docent en behandelen een belangwekkend thema of een interessante kwestie buiten de handboekstof om. Ze hebben daardoor het karakter van een lezingencyclus. III Algemene Economie Zie onder ‘Algemeen’. En: De behandeling van de stof gebeurt op verschillende wijzen. Bij de ene module wordt meer docentgestuurd gewerkt, waarbij de stof op een gestructureerde wordt gepresenteerd. Bij andere modulen is de aanpak meer studentgericht: de studenten bereiden in groepen presentaties voor en presenteren deze tijdens de les. Daardoor leren de studenten tevens de bestudeerde stof in een voor anderen begrijpelijke vorm te gieten. Andere modulen hebben de vorm van een ‘werkcollege’, waarbij de stof wordt behandeld door middel van activerende werkvormen, zoals het in kleine groepen bespreken van de stof aan de hand van vragen of opdrachten. Projecten vinden in alle jaren plaats bij de ABV-modulen. Kennis wordt ontwikkeld in de interactie tussen docent en student en tussen de studenten onderling. IV Bedrijfseconomie Zie Algemene Economie V Aardrijkskunde Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding gebruikt een breed scala aan werkvormen gebruikt: hoorcolleges, werkcolleges, zelfstudie met literatuur (eventueel met hulp van studie-opdrachten), het uitvoeren van praktische opdrachten, het uitvoeren van veldwerk, het inoefenen van vakdidactische vaardigheden en het uitproberen van die vaardigheden met praktijkopdrachten voor de stage. De propedeusefase: het hoorcollege is het centrale vertrekpunt van studie, daarnaast zijn er werkcolleges.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 42
De hoofdfase: ook hier geldt een stramien van hoor- en werkcollegs, maar het accent komt langzaam te liggen op zelfstudie en het uitvoeren van opdrachten om zo aan vaardigheidstraining en kennisverwerving te doen. Het eerste jaar van de opleiding is dus het meest aanbodgericht, omdat in dat jaar een algemene basis van geografische kennis wordt gelegd. In de volgende studiejaren wordt steeds meer een beroep gedaan op de actieve inbreng van studenten. Het aanbodgerichte karakter van het eerste jaar uit zich ook in een relatief sterke mate van docentbegeleiding, zowel in de vorm van directe begeleiding op colleges als in de vorm van indirecte begeleiding in de vorm van studiewijzers, werkboeken met studievragen etc. In hogere studiejaren zijn dergelijke hulpmiddelen veel minder nadrukkelijk aanwezig. VI Maatschappijleer Zie onder ‘Algemeen’. En: Er is bewust gekozen voor een grote variëteit aan werkvormen. Studenten leren verschillende vaardigheden, zoals zelfstandig studeren, vragen stellen, discussiëren, schriftelijk en mondeling presenteren, samenwerken, plannen en organiseren. Doordat zij hiermee zelf als student ervaring opdoen, kunnen zij beter leren hoe zij later als leerkracht met verschillende werkvormen kunnen werken: hier komt het dubbele bodemprincipe naar voren. Binnen een vak als maatschappijleer is een grote variëteit aan werkvormen wenselijk en mogelijk. Naarmate de studie vordert, wordt in toenemende mate gewerkt met werkcolleges. In het eerste leerjaar is er nog vooral sprake van docentgestuurde colleges. De docent bepaalt de agenda en de lijn van het college. De inbreng van studenten zit vooral in het stellen van vragen, beantwoorden van vragen en geven van presentaties. Vanaf het tweede leerjaar verschuift de nadruk naar werkcolleges waar studenten presenteren en er sprake is van onderwijsleergesprekken. Bij elk vak leggen docenten verbanden met het beroepenveld door in te gaan hoe het desbetreffende (vak)onderdeel op school kan worden gegeven of aangepakt. Omdat Maatschappijleer, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Geschiedenis of Wiskunde, niet concentrisch is opgebouwd, is een zekere mate van docentsturing tijdens de colleges altijd noodzakelijk. Hierbij wordt weliswaar voortgebouwd op eerdere modulen, maar er komen telkens nieuwe begrippen naar voren die studenten zelfstandig niet altijd kunnen begrijpen. Bij verschillende modulen (bijvoorbeeld: Internationale Betrekkingen, Kijken naar Samenlevingen, Techniek en Samenleving) komen thema’s en begrippen voor het eerst aan bod en doordat er niet altijd goede hbo-literatuur voorhanden is, is dan een contextscheppende introductie noodzakelijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 43
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen Relatie leerdoelen en toetsvorm Op landelijk niveau is afgesproken dat de toetsing en examinering voldoen aan de volgende eisen: transparantie van toetsing en examinering, intersubjectiviteit van beoordeling, een in belangrijke mate curriculumonafhankelijke inrichting van examens en betrokkenheid van begeleiders uit de beroepspraktijk bij de beoordeling van het feitelijk functioneren in de beroepspraktijk. De Afdeling vo/bve vervult een voortrekkersrol in landelijke en regionale netwerken op het gebied van de ontwikkeling van competentie assessments. Vanuit de Afdeling vo/bve is een belangrijke bijdrage geleverd aan de ADEF-werkgroep ‘Competentiegericht opleiden en beoordelen’. Dit heeft geresulteerd in een instrumentenmap voor assessments in de lerarenopleiding. Sinds 2005 werkt de Afdeling vo/bve planmatig aan de verbetering van het toetsbeleid. De doelen hiervan zijn gebaseerd op een analyse van kansen en knelpunten in de toetspraktijk, zowel binnen de opleiding als op landelijk niveau. Er is een inventarisatie gemaakt van de toetspraktijk binnen de opleidingen. Dit heeft geresulteerd in een projectplan voor de uitwerking van het toetsbeleid. Het toetsbeleid voor 2008-2009 is vastgesteld in de notitie Toetsbeleid Afdeling vo/bve. De opleidingen hanteren per pijler een scala aan toetsvormen (diagnostisch, summatief en via feedback): instaptoets, (proef)tentamen, (proef)presentatie, peer assessment, practicumopdracht, rollenspel, simulatie, portfolio, handelingstoets, beroepsvaardighedentoets, leer- werkopdrachten, bekwaamheidsproeven. Op basis van de bestudeerde toetsen constateert het auditteam, dat er sprake is van grote diversiteit in toets- en beoordelingsvormen. Het toetsbeleid is gespecificeerd in het toetsbeleidsplan van de afdeling vo/bve. Daarin worden de algemene contouren voor het toetsbeleid aangegeven. De opleidingen onderzoeken binnen deze kaders wat de optimale mix van toetsen is, hoeveel er getoetst wordt, etc. Door middel van evaluaties wordt gekeken wat de studenten van de toetsen vinden en worden toetsen eventueel bijgesteld. Op deze manier ontstaat er een mix van toetsen die steeds beter past bij de verschillende opleidingen. Kwaliteitsbewaking toetsen & beoordelen In 2008-2009 is een start gemaakt met het instellen van toetscommissies en een toetsplatform waarin alle toetscommissies zijn vertegenwoordigd. Vanaf 2009-2010 zal in elke opleiding/ stuurgroep een toetscommissie functioneren. Toetscommissies hebben de volgende taken en verantwoordelijkheden: De kwaliteit van toetsen en beoordelingsinstrumenten evalueren en bijdragen aan verbetering. Bewaken dat de toetsing in overeenstemming is met de uitgangspunten voor de opbouw en samenhang van het curriculum en het toetsprogramma, de daarbij geformuleerde niveaueisen en dat er afstemming is tussen de curriculumpijlers. Bewaken van de toetscyclus. Zorgen dat opleiders de procedures en handvatten voor toetsen en beoordelen hanteren zoals bedoeld (communicatie, ondersteunen, handhaving). Knelpunten die pijleroverstijgend zijn inbrengen in het Toetsplatform.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 44
De belangrijkste taak van toetscommissie is het bijdragen aan de borging van de kwaliteit van individuele toetsen. Hierbij vormen de kwaliteitscriteria voor kennistoetsen een hulpmiddel. De commissie beoordeelt zaken als: type, inhoud en niveau van de beoordelingscriteria; taalgebruik, omvang en samenstelling van de toets; de normering en de toepassing van de beoordelingscriteria; transparantie: is de student tijdig bekend met de toetsvorm, de beoordelingscriteria en de normering? De in het studiejaar 2008-2009 ingestelde commissie ‘Kwaliteitsbewaking Examens’, een subcommissie van de examencommissie, krijgt als belangrijkste taak te onderzoeken of afstudeerproducten en portfolio’s met bijbehorende beoordelingen voldoen aan het beoogde bachelorniveau. De commissie bekijkt met ingang van het studiejaar 2009-2010 elk studiejaar steekproefsgewijs minimaal tien afstudeerproducten en eindportfolio’s. Elke opleiding komt systematisch elke twee of drie jaar aan de beurt. Studenten geven tijdens de audit aan dat zij tevreden zijn over de kwaliteit van de toetsen. Dit blijkt ook uit de resultaten van de STM. Voor hen, zo blijkt, is ook de toetsing van lessen van belang. Dit laatste gebeurt door de leerkracht op de onderwijsinstelling waar de student stage loopt en (incidenteel) door de docent van de opleiding. Over het algemeen zijn studenten tevreden over de terugkoppeling die zij ontvangen naar aanleiding van hun lessen en/of toetsen.. Ten slotte De Afdeling vo/bve besteedt bijzonder veel aandacht aan de kwaliteitsborging van toetsen & beoordelen. Dit leidt niet alleen tot een verbetering van de validiteit van de toetsen en van de betrouwbaarheid van de beoordelingen, maar ook tot het snel signaleren van zwakke plekken en het treffen van maatregelen ter verbetering. Beide, dus ook het signaleren van zwakheden, beschouwt het auditteam als een sterk punt. Dat de kwaliteitsborging van toetsen en beoordelen een speerpunt is, beschouwt het auditteam overigens bij lerarenopleidingen als een vanzelfsprekende kerntaak. Het auditteam heeft bij de onderhavige opleidingen een groot aantal toetsen (en beoordelingen) ingezien en beoordeelt de kwaliteit ervan over het algemeen als voldoende geëigend voor het doel waarvoor zij zijn ontworpen. Gelet op de taakstelling van de (nog jonge) toetscommissies verwacht het auditteam dat er van hen een belangrijke impuls uitgaat ter verdere versterking van het toetsen en beoordelen. Opmerking: Binnen de Afdeling vo/bve is het systeem van het gezamenlijk ontwerpen van toetsen en het gezamenlijk beoordelen nog in ontwikkeling. Analyse van gegeven toetsen gebeurt wel, maar (nog) weinig systematisch. Dit is voor het auditteam aanleiding dit facet als voldoende en niet als goed te kwalificeren. Het gebruik van digitale toetsen staat nog in de kinderschoenen. II Geschiedenis Zie onder ‘Algemeen’. En: Voor Geschiedenis zijn in het kader van het project ‘Voortgangstoetsing Lerarenopleidingen’ digitale toetsen ontwikkeld. Deze hebben betrekking op de Kennisbasis. Vakdidactiek: Hoewel beheersing van theoretische kennis betreffende geschiedenisdidactiek niet garandeert dat een student zaken ook adequaat didactisch kan vertalen, wordt theoretische kennis door de opleiding toch onmisbaar geacht. Daarom legt de student een aantal theorietentamens over vakdidactiek af. Belangrijker is, echter, de rol van het vakdidactische dossier in het portfolio van de student. Cognitieve beheersingsniveaus: schriftelijke tentamens met ‘open vragen’, het schrijven van een werkstuk of het presenteren van de resultaten van zelfstandig onderzoek. De beheersing van vakdidactische vaardigheden wordt op praktische wijze getoetst: door middel van lesmateriaal dat door de student ontwikkeld en op de stageschool gebruikt wordt bijvoorbeeld, of door middel van demonstratielessen op het instituut en op de stageschool.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 45
Reproduceerbare kennis wordt voornamelijk getoetst door middel van digitale meerkeuze tentamens, die bij onderling vergelijkbare modulen gestandaardiseerd zijn. III Algemene Economie Zie onder ‘Algemeen’. En: Kennisbasis en Kennistoetsen Bij de opleiding Algemene Economie is de kennisbasis het uitgangspunt van het curriculum. Alle elementen die daarin beschreven staan, komen in het onderwijs naar voren en worden ook getoetst. Voor de lerarenopleiding Algemene Economie geldt dat er nog geen (goed gevulde) kennisbank is en er nog geen kennistoetsen zijn. Deze worden vanaf het studiejaar 2008/2009 ontwikkeld. Vak(didactiek) De opleiding Algemene Economie toetst vrijwel ieder vakinhoudelijke moduul met een schriftelijke vaktoets. Bij de schriftelijke vaktoetsen kunnen open en gesloten vragen (multiple choice vragen) worden gebruikt. Bij de eindbeoordeling kan ook een prestatie in de vorm van een essay of presentatie worden meegewogen. In de voltijd- en in de deeltijdopleiding worden dezelfde toetsvormen gebruikt. Studenten kunnen bij de examencommissie een verzoek indienen een vaktoets te mogen maken in de niet eigen opleidingsvariant. In de afweging of het verzoek gehonoreerd wordt, speelt de toetsvorm dus geen rol. De toetsing van de vakdidactiek gebeurt aan de hand van presentaties en opdrachten. Presentatie van de vakdidactische opdrachten gebeurt in de praktijk (de stageschool) en op de opleiding (binnen de didactiekcolleges). IV Bedrijfseconomie Zie onder Algemene Economie. V Aardrijkskunde Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding Aardrijkskunde werkt met diverse vormen van toetsing. Dit hangt samen met de gebruikte werkvorm en of de toets kennis, een vaardigheden of een combinatie van die twee betreft. Zo wordt vakinhoudelijke kennis verworven door participatie in colleges en literatuur in de regel getoetst via een summatief tentamen. Praktische opdrachten hebben veelal het karakter van een formatieve toets, dat wil zeggen: de student levert een product in dat, indien het onvoldoende is, nog verbeterd kan worden. Voor de beoordeling van een praktische opdracht die volgens de stappen van onderzoek uitgevoerd moet worden, is een beoordelingsinstrument ontwikkeld, dat echter nog niet in gebruik genomen is. Met het gebruik ervan is nog niet begonnen en definitieve afspraken daarover zijn nog niet gemaakt. De veldpractica en uitgebreide leerpraktijken (zoals nu in het tweede jaar) worden getoetst d.m.v. een combinatie van toetsvormen: tentamen, product, presentatie. In elk studiejaar krijgt een student twee kansen om voor een tentamen of een product een voldoende te halen. Ten slotte zijn er de vakdidactische kennis en vaardigheden, die tot nu toe uitsluitend via opdrachten getoetst werden. Met de komst van het nieuwe vakdidactiekboek gaat dat veranderen en wordt (deel van) de inhoud ook onderwerp van een tentamen. VI Maatschappijleer Zie onder Algemeen. En: Kennisbasis als uitgangspunt Bij de opleiding Maatschappijleer is de kennisbasis uitgangspunt van het curriculum. Alle elementen die daarin beschreven staan worden getoetst. Voor de lerarenopleidingen Maatschappijleer geldt dat er nog geen goed gevulde (landelijke) kennisbank is en dat er nog geen (landelijke) kennistoetsen zijn. Deze worden vanaf januari 2009 verder aangescherpt, zodat op grond van een kennisbasis (gelijk voor het hele land) toetsvragen ontwikkeld kunnen worden. Docenten van de opleiding zijn daarbij betrokken. Via het K3-project (Kennisbasis, Kennisbank en Kennistoetsen) worden kennistoetsen ontwikkeld voor de kennisbasis. De opleiding speelt daar een actieve rol in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 46
Toetsen van vakinhoud De vakinhoud neemt een prominente plaats in binnen het curriculum. De toetsing hiervan is logischerwijs een belangrijk onderdeel van de opleiding. Binnen het curriculum bestaat een grote verscheidenheid aan toetsvormen. Hierdoor leren studenten op verschillende wijzen en moeten zij via diverse methoden aantonen de stof te beheersen. Een belangrijk bijkomend voordeel is dat studenten zien dat zij in hun eigen onderwijs ook op verschillende manieren kunnen toetsen. Voorbeelden van toetsen van vakinhoud: Afnemen van een interview. Ontwerpen van lessen. Schrijven van een leesverslag of recensie. Schrijven van een eigen onderwijsvisie. Afstudeerproducten In het eerste leerjaar zijn er veel schriftelijke tentamens voor het verwerven van basiskennis en schriftelijke opdrachten ter verwerking van de stof en een eerste oefening in het doen van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Bij de onderzoeken in het eerste jaar wordt vooral beoordeeld op: vraagstelling, verwerking van verschillende bronnen, verbanden tussen verschillende bronnen, en verbanden met vraagstukken en theorieën. Later in de opleiding speelt de gegevensverzameling door studenten ook een belangrijke rol. Toetsen van vakdidactiek Bij vakdidactische modulen moeten studenten lessen en projecten ontwerpen. Om te toetsen of men zich op vakdidactisch niveau goed ontwikkelt, krijgen studenten de opdracht tot het produceren van bijvoorbeeld: een ‘webquest’ over het thema ‘Massamedia’; een lessenserie; een toets; een onderwijsvisie, waarin de rol van onderwijs in de samenleving, hun rol als docent en de functie van het onderwijs voor leerlingen besproken wordt; een lessenserie met docentenuitwerking, toetsvormen en gekoppeld aan onderwijsvisie. Het toetsen van vakdidactiek vindt voorts plaats in de verschillende modulen vakdidactiek, tijdens de stages en tijdens de drie Bekwaamheidsproeven (BKP). Aan het einde van het eerste leerjaar wordt BP 1 afgenomen, aan het einde van het derde leerjaar BP 2 en aan het einde van het vierde leerjaar BP 3.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 47
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Oordeel: goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen Relatie met het beroepenveld Medewerkers participeren in beroeps- en vakverenigingen, (inter)nationale en lokale netwerken, dragen bij en nemen deel aan (internationale) congressen. De opleiding ondersteunt professionele netwerken door het beschikbaar stellen van faciliteiten en formatie ten behoeve van het Regionaal Samenwerkingsverband Lerarenopleidingen, het landelijk expertisecentrum voor de Maatschappijvakken, het landelijk expertisecentrum voor Science en Techniek en het Instituut voor Geschiedenisdidactiek (IVGD). Ook nemen docenten deel aan de vijf dieptepilots-OPLIS die het Ministerie van OCW aan de regio heeft toegewezen. Verder zijn docenten van de afdeling binnen het zogenoemde ‘K3-project’ nauw betrokken bij de ontwikkeling van de landelijke kennisbases, kennistoetsen en kennisbanken. Ruim twintig docenten van de afdeling vo/bve verzorgen met enige regelmaat onderwijskundige en vak(didactische) publicaties ten behoeve van opleiding en werkveld of zijn auteur of redacteur (geweest) van actuele schoolmethoden. Van het onderwijzend personeel zijn 46 docenten voor een deel van hun aanstelling (0,15 fte) werkzaam in de beroepspraktijk, hetzij als Lokale Instituutsbegeleider (LIB, 12 docenten) op enkele van de ca. 60 samenwerkingsscholen, of als Instituutsopleider (IO, 34 docenten) op een van de ca. 40 opleidingsscholen van de afdeling vo/bve. In totaal wordt op deze manier ca. 7 van de 80 fte aan OP naar de samenwerkings- en opleidingsscholen overgeheveld. Daarnaast worden vanuit de afzonderlijke vakken door Instituutsbegeleiders (IB) stages begeleid op een van de 115 ‘losse’ stagescholen, waar de studenten van de afdeling vo/bve die niet op een samenwerkings- of opleidingsschool zijn geplaatst, worden ondergebracht.. Ca. acht vo/bve- docenten zijn tegelijkertijd in een betaalde betrekking als leerkracht aan een school voor vo of mbo verbonden. Ook verzorgen docenten (vakdidactische of vakinhoudelijke) nascholing t.b.v. het vo of het beroepsonderwijs. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteit van de docenten. Zeker wat betreft hun (vakinhoudelijke en) werkveldkennis. II Geschiedenis Drie van de (in totaal) 10 docenten zijn afkomstig uit de beroepspraktijk. Daarnaast betekent de inzet van vier docenten bij activiteiten van het Instituut voor Geschiedenisdidactiek (IVGD) dat intensieve contacten met de beroepspraktijk worden onderhouden. Zo geeft het IVGD leiding aan de pilot met een nieuw geschiedenisexamen, in het kader waarvan contacten bestaan met de geschiedenissecties van de negen deelnemende pilotscholen. Het IVGD doet onderzoek naar de integratie van geschiedenis en aardrijkskunde op diverse scholen en naar de wijze waarop docenten omgaan met de nieuwe categorie ‘oriëntatiekennis’ in het geschiedenisonderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 48
II Algemene Economie De opleiding vormt samen met de opleidingen Maatschappijleer en Bedrijfseconomie één docententeam. Van elke docent wordt verwacht een bijdrage te leveren aan het begeleiden van stages, het begeleiden van afstudeerproducten, het Metawerk en het afnemen van bekwaamheidsproeven. Alle docenten komen voort uit het Voortgezet Onderwijs. Daarnaast geven drie parttime docenten naast de colleges die zij geven, ook les in het Voortgezet Onderwijs. Twee docenten van de opleiding zijn op detacheringsbasis werkzaam bij het Ruud de Moorcentrum van de Open Universiteit, voor de Kennisbank Economie actualiteitslessen maken voor vmbo, mbo, havo en vwo. Alle vakdocenten zijn lid van de Beroepsvereniging VECON De opleiding Algemene Economie en Bedrijfseconomie vormen samen met de eerstegraads lerarenopleiding Economie van de Vrije Universiteit het landelijke Expertisecentrum Handel en Economie. Voor dit expertisecentrum schrijven twee docenten een handboek vakdidactiek Economie. In maart 2009 organiseert de opleiding in samenwerking met het expertisecentrum een landelijke LiO-dag. De alumni zijn allen werkzaam in het onderwijs. III Bedrijfseconomie Zie Algemene Economie. IV Aardrijkskunde Bij de opleiding aardrijkskunde werken momenteel vijf docenten met deeltijdbanen in vaste dienst en één docent in tijdelijke dienst. Daarnaast is een junior vakdidactica in opleiding. Twee docenten geven nog les in het voortgezet onderwijs en één docent werkt ook op een PABO. Behalve dit soort werkzaamheden buiten het instituut zijn drie docenten betrokken bij de ontwikkeling van aardrijkskundemethoden. Tevens waren twee docenten bestuurslid bij het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG). V Maatschappijleer De zes personeelsleden van de opleiding die het vak verzorgen zijn zeer goed bekend met het werkveld waarvoor de studenten worden opgeleid. Allen hebben les gegeven in het voortgezet onderwijs (zowel op eerstegraads als op tweedegraads niveau) en begeleiden stages van studenten. Vier docenten geven vakdidactiek en een drietal heeft meegewerkt aan onderwijsmethodes voor het voortgezet onderwijs. Tot dit jaar gaf een van de docenten les in het voortgezet onderwijs. Een andere docent is op dit moment nog werkzaam in het bve-veld. Per toerbeurt zijn docenten bestuurslid van de NVLM (Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer). Eén docent is lid van de redactie van Maatschappij en Politiek (tijdschrift voor leraren maatschappijleer.) Docenten nemen actief deel aan de discussies rond het vak Burgerschapscompetenties op het mbo en de vraag welke rol maatschappijleer(docenten) daarin zou(den) kunnen spelen. De opleiding heeft het initiatief genomen voor het opzetten van de kennisbasis en de docenten zijn vertegenwoordigd in het vaststellen. Ook zijn ze betrokken bij het K3-project, dat nu met de toetsenbank gaat beginnen. Op dit moment leveren alle docenten een bijdrage aan het landelijk expertisecentrum voor Mens en Maatschappij. Eén van de docenten is lid van de kenniskring, behorend bij het lectoraat Leren en Innoveren. Daar doet hij onderzoek naar de relatie tussen burgerschapsvisies en didactiek. Een andere docent doet momenteel promotieonderzoek naar de mate waarin burgerschapsvisies te herkennen zijn in verschillende competenties en kerndoelen. Eén van de docenten is Instituutsopleider (begeleider van stages op een opleidingsscholen).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 49
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten). Bevindingen I Algemeen Formatie De beschikbare formatie van 80 fte OP zorgt samen met een studentenaantal van 2400 voor een d/s-ratio (docent – studentratio) van 1:30. De Afdeling vo/bve kent een sterk vergrijsd personeelsbestand. Liefst 68 procent van het voltallige personeel (OP en OBP) is 50 jaar of ouder, 79 procent is 45 jaar of ouder. De beschikbare OP-formatie voor de uitvoering van het curriculum binnen de afdeling vo/bve is gemeten naar de maatstaf van de door de HvA vastgestelde d/s-ratio van 1:30 toereikend. 70 procent van de medewerkers ervaart de werkdruk als hoog tot veel te hoog: medewerkers ervaren teveel rollen tegelijkertijd te moeten spelen; in de afgelopen jaren zijn voor onderwijsuitvoering minder uren beschikbaar gesteld; ‘er moet steeds meer met steeds minder middelen’; teveel communicatie via e-mail; communicatieproblemen tussen docenten en onderwijsbureau leiden tot ruis en extra werk; geen ruimte voor extra taken en onderwijsontwikkeling; arbeidsintensieve werkvormen en toetsen als gevolg van ‘stapelen’ van door studenten te leveren prestaties. Acties die de Afdeling vo/bve al heeft ondernomen om de werkdruk te verminderen Aanbod van coaching voor nieuwe medewerkers; De afdeling zoekt naar minder arbeidsintensieve toetsvormen (vgl. landelijke projecten digitale voortgangstoetsing, maar ook tegengaan van opeenstapeling van toetsmomenten en –vormen binnen één module). Resultaatverantwoordelijkheid wordt (in de beleidsspaken onderwijs en personeel) op het niveau van teams en opleidingen geformuleerd. Teamleiders bevorderen eigenaarschap van medewerkers, waardoor verantwoordelijkheden duidelijker worden afgebakend. Teamleiders werken aan bewustwording van de directe relatie tussen de beschikbare middelen en de werkdruk. Jaarkalender van de afdeling maakt deadlines duidelijk. In functioneringsgesprekken wordt expliciet aandacht besteed aan werkdruk. Introductie (oktober 2008) digitale nieuwsbrief voor alle medewerkers. Op grond van de management reviews en de gevoerde gesprekken kan geconstateerd worden dat er bij het onderwijzend personeel sprake is van een (te) grote werkdruk. Bij sommige opleidingen leidt dat tot merkbare problemen. Genoemd werden in dit verband: stagebegeleiding, bereikbaarheid en responstijd (bij toetsen en werkstukken). Door de docenten wordt het werkdrukprobleem wel herkend, maar tegelijkertijd ook weer gerelativeerd. Men is gedreven en gemotiveerd met zijn vak bezig en dat maakt ‘rauwe bonen zoet’. In dit verband constateert het auditteam dat er sprake is van een opvallend laag ziekteverzuim. Gebleken is, dat als gevolg van de inzet voor het primaire proces de eigen professionalisering soms wordt gemarginaliseerd. Vooral voor het jongere personeel kan dat op termijn een fnuikende effect hebben.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 50
Het management van de Afdeling is op de hoogte van deze signalen en zal op korte termijn maatregelen nemen waaronder het aantrekken van nieuwe docenten waardoor de werkdruk meer gespreid wordt en er voor het zittend personeel de werkdruk afneemt. Ten slotte Zelfs in een stabiele situatie –maar wanneer is daar in het onderwijs sprake van?– is de huidige formatie krap. In de huidige situatie waarin de lerarenopleidingen zich in een massief verbetertraject bevinden, is de formatie te krap. Iets wat de Afdeling vo/bve overigens onderschrijft. Door de grote betrokkenheid en inzet van het docentencorps leidt dit niet tot personeelsproblemen of stagnatie in de verdere ontwikkeling van de opleidingen. Niettemin moet de formatie worden uitgebreid om de professionalisering van de opleidingen op alle fronten te realiseren. De afdeling vo/bve heeft een aantal concrete, aantoonbare maatregelen genomen om haar formatie uit te breiden. Voorbeelden hiervan zijn de uitbreiding van de formatie van Consumptieve Techniek en het grotendeels wegwerken van de onderformatie bij economie door het aanstellen van twee nieuwe docenten. Voorts zijn er concrete plannen voor het aannemen van een onderwijskundige voor de afdeling. II Geschiedenis De opleiding Geschiedenis is met ca. 350 studenten in vol- en deeltijd binnen de tweedegraads lerarenopleidingen HvA de grootste opleiding. Er zijn 10 docenten in dienst van de opleiding. De docenten werken allemaal zowel in vol- als in deeltijd binnen een totale formatie van 6,7 fte. Door de aanwezigheid van veel kleine tot zeer kleine vakopleidingen, waar een klein aantal studenten door een relatief groot aantal docenten wordt ‘bediend’, moeten grote opleidingen als geschiedenis leven met onderformatie, waardoor de ‘gewogen’ docent/student ratio in 2008 uitkomt op ca 1:45 (norm 1:30). III Algemene Economie De opleiding Algemene Economie is met ca. 90 studenten in vol- en deeltijd binnen het geheel van de tweedegraads lerarenopleidingen HvA Onderwijs en Opvoeding één van de kleinere opleidingen. De opleiding kampt met een onderformatie van 0.5 fte. De onderformatie wordt evenwel ‘verevend’, door een beroep te doen op teams met overformatie voor stagebegeleiding en de beroepsvoorbereidende modulen. IV Bedrijfseconomie Zie Algemene Economie. De docent/student ratio voor Algemene Economie en Bedrijfseconomie tezamen is 1: 41. V Aardrijkskunde De opleiding aardrijkskunde is met ca. 90 à 100 studenten in vol- en deeltijd binnen het geheel van de tweedegraads lerarenopleidingen HvA Onderwijs en Opvoeding een kleine opleiding. Dat houdt tevens in dat er sprake is van een relatief kleine hoeveelheid fte’s: 3,5 fte verdeeld over 6 docenten. Gevolg daarvan is dat de opleiding een docent/student ratio van ca. 1:28 heeft, terwijl de HvA-norm 1: 30 is. VI Maatschappijleer De opleiding maatschappijleer is met ca 150 studenten in vol- en deeltijd binnen het geheel van de tweedegraads lerarenopleidingen HvA Onderwijs en Opvoeding een middelgrote opleiding. Met een totale formatie van 4,8 aan docenten moet bedacht worden dat een aantal docenten ook andere opleidingsoverstijgende onderdelen verzorgt: lid van de kenniskring, supervisie, promotietraject, instituutsbegeleider en alle docenten die taken bij het expertisecentrum vervullen. De opleiding heeft een onderformatie van ca 0.1 fte. Deze onderformatie wordt weggewerkt door een beroep te doen op teams met overformatie voor stagebegeleiding en de beroepsvoorbereidende modulen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 51
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Oordeel: voldoende Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Oordeel: goed Geschiedenis Bevindingen I Algemeen Beleid Het personeelsbeleid van de HvA is erop gericht om iedereen met voldoende kwalificaties een werkomgeving te bieden op hoog professioneel niveau, met ruime mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling. Hierbij biedt de Afdeling vo/bve ruimte voor zelfverantwoordelijkheid, maar tegelijkertijd verwacht de opleiding van alle collega’s dat zij in persoonlijke ontwikkelplannen (POP’s) verantwoording afleggen over de bereikte resultaten en de kwaliteit van hun professionele ontwikkeling. Ook binnen de Afdeling vo/bve is dit het geval. Belangrijke functie-eisen zijn: binding met het werkveld; ervaring in het voortgezet en/of hoger onderwijs; een onderzoeksgerichte houding; omgevingsbewustzijn; leidinggevende en/of organisatorische capaciteiten. De afgelopen jaren is het personeelsbestand van de Afdeling verrijkt met een klein aantal jonge opleiders en heeft de Afdeling vo/bve veel aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van een professionele opleidingscultuur. Daarin zijn resultaatgerichtheid, projectmatig werken en interdisciplinair handelen belangrijke elementen. Scholing Systematische professionele ontwikkeling en de professionele cultuur binnen het docentcorps beoordeelt de Afdeling als een zwakte. Het wegvallen van expertise (vergrijzing) ziet zij als een bedreiging. De Scholingsplannen 2006-2007 en 2007-2008 bevatten een scala aan deskundigheidsbevorderende activiteiten / mogelijkheden. Voor groepen en voor individuele docenten rond thema’s als: supervisie, intervisie, assessment, begeleiding, werken met diversiteit, visieontwikkeling, onderzoek, ICT en het nieuwe leren. Ten slotte Het auditteam heeft geen twijfel over de vakinhoudelijke en didactische bekwaamheid van het docentencorps. De cv’s van de docenten zijn wat dat betreft duidelijk: alle docenten van de onderhavige opleidingen hebben een academisch achtergrond en zijn voorts didactisch geschoold. De belangrijkste zorg is dan ook niet de kwaliteit maar, zie facet 3.2, de kwantiteit van het docentcorps. II Geschiedenis De teamleider en de docenten van de opleiding hebben zonder uitzondering een academische opleiding in geschiedenis afgerond. Ook zijn zij allen eerstegraads bevoegd docent. Het is de ambitie van de opleiding de docenten verder te professionaliseren, onder meer door het streven naar meer promotietrajecten voor zittende personeelsleden, assessorentrainingen, VELONregistratie en ICT-scholing. Drie docenten zijn al gepromoveerd, twee zijn bezig met hun promotie en voor één docent bestaan plannen voor een promotie. In dat opzicht onderscheidt de opleiding zich van de andere opleidingen die dit rapport worden beschreven. De opleiding stimuleert deze promotietrajecten. De promoties betreffen niet alleen inhoudelijk onderzoek naar geschiedenis, maar ook onderzoek op het terrein van de geschiedenisdidactiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 52
III Algemene Economie De teamleider en de vaste docenten van de opleiding hebben, op één medewerker na, een eerstegraads bevoegdheid in de economie. De deskundigheid op het terrein van economieonderwijs ontlenen docenten in veel gevallen aan eigen ervaringen als docent op een school voor Voortgezet Onderwijs in het verleden. Daarnaast is één docent als Instituutsopleider (IO) actief binnen het Opleiden in de School (OPLIS) en zijn alle vaste docenten als instituutsbegeleiders (IB) regelmatig op scholen aanwezig in verband met de begeleiding van vakstages. Daarnaast zijn twee docenten betrokken bij de Kennisbank Economie van het Ruud de Moorcentrum. IV Bedrijfseconomie Zie Algemene Economie. V Aardrijkskunde Alle docenten bij de opleiding aardrijkskunde hebben een eerstegraads en/of een academische opleiding afgerond. Het is de ambitie van de opleiding de docenten verder te professionaliseren, onder meer door het streven naar meer promotietrajecten voor zittende personeelsleden, assessorentrainingen, VELON-registratie en ICT-scholing. Voor één docent bestaan inmiddels plannen voor een promotie. VI Maatschappijleer Vijf van de zes docenten hebben een universitaire opleiding afgerond, waarbij de verschillende disciplines goed vertegenwoordigd zijn: van onderwijssociologe tot socioloog en filosoof, van historicus tot politicoloog en econoom. Het zesde personeelslid heeft de tweedegraads opleiding maatschappijleer gedaan en tijdens haar loopbaan aan een ROC aan de universiteit van Utrecht een Masterclass en de Master Special Educational Needs afgerond.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 53
Onderwerp 4: Voorzieningen Twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Oordeel: voldoende Bevindingen Huisvesting De Afdeling vo/bve is vanaf 1 januari 2007 grotendeels gehuisvest in toren A van een groot kantoorpand dat door de HvA wordt gehuurd. In deze toren zijn op de eerste twee verdiepingen voornamelijk onderwijsruimten ondergebracht. Op de verdiepingen drie tot en met zes zijn zowel onderwijsruimten als spreekkamers, medewerkerskamers en het onderwijsbureau van de afdeling ondergebracht. Na de oplevering van de HvA-Amstelcampus aan de Wibautstraat keren alle in het gebouw ondergebrachte opleidingen uit HvA Onderwijs en Opvoeding terug naar het centrum van de stad. Omdat het tijdelijke verblijf naar verwachting echter ten minste tot de kerstvakantie van 2010/2011 zal duren, is ernaar gestreefd het kantoorgebouw zo goed mogelijk de functie van een onderwijsgebouw te geven. De Afdeling vo/bve is daar, naar het oordeel van het auditteam, in geslaagd. De afdeling vo/bve deelt het gebouw met de afdeling Pabo en Pedagogiek (PP), met het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA) en met de HvA-afdelingen Taal- en Schakelonderwijs Centrum (TSC) en Instroommanagement. KroonState is goed bereikbaar met het openbaar vervoer (trein, metro) en heeft een eigen parkeerkelder voor fietsen en auto’s. Materiële voorzieningen Alle onderwijsruimten van de Afdeling vo/bve zijn ingericht voor multimediaal onderwijs en voorzien van interne telefoonverbinding met de helpdesk t.b.v. ICT/AV-ondersteuning. Ook zijn er projectruimten voor kleine groepen. De inrichting van de vaklokalen is goed afgestemd op de behoefte van het onderwijs. Waar nuttig en mogelijk worden vaklokalen ook gebruikt door de afdeling Pabo/Pedagogiek. Deze vaklokalen zijn verspreid over de A-, B- en C- torens van het gebouw. Specifieke vaklokalen binnen de afdeling zijn: het dramalokaal, het technieklokaal, het wiskundelokaal, het natuur- en scheikundelab, het talenlab, het gezondheidszorg & welzijnpracticumlokaal, het biologie practicumlokaal, het aardrijkskundelokaal en diverse computerruimten waar gewerkt kan worden aan het digitale portfolio. Het auditteam is op grond van eigen waarneming van mening, dat de voorzieningen in voldoende mate toereikend zijn om het Tweedegraads programma te kunnen verzorgen. In de aparte lokalen is voldoende ruimte en materiaal aanwezig om specifieke vaardigheden te ontwikkelen. De docenten beschikken over kamers met afhankelijk van de grote van de aanstelling een eigen werkplek. Wanneer studenten speciale literatuurverzoeken hebben wordt het benodigde voor de student opgevraagd bij een andere opleiding of een andere bibliotheek. Werkplekken Alle studenten en medewerkers hebben een HvA-account voor toegang tot het netwerk en de webapplicaties van de HvA. Op het netwerk hebben studenten en medewerkers een eigen werkruimte (homedirectory) met een standaard opslagcapaciteit (50 MB voor studenten, 100 MB voor medewerkers). Het netwerk en de webapplicaties zijn met één inlog-id toegankelijk. Een eigen webapplicatie van Onderwijs en Opvoeding is het portfoliosysteem. Hiervoor moet een aparte inlog-id worden gebruikt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 54
Er zijn vijf computerlokalen voor trainingen in digitale vaardigheden (basisvaardigheden, portfolio), voor ICT-rijk onderwijs (bijv. digitaal natuurkunde practicum, digitaal talenpracticum, videobewerking, digitale toetsing) en voor zelfstudie. De lokalen zijn ingericht met in totaal 180 computers. In de mediatheek bevinden zich nog eens 42 studenten- PC’s voor zelfstudie. Studenten zijn tevreden over de voorzieningen. Zij maken met name gebruik van ICTvoorzieningen. Het gebruik van de bibliotheek is beperkt. Deeltijders gebruiken de bibliotheek nauwelijks. Voor studenten zijn de voorzieningen op hun stageschool minstens zo belangrijk en deze voorzieningen verschillen, zo geven zij aan, duidelijk tussen de verschillende onderwijsinstellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 55
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Oordeel: Goed Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen Studiebegeleiding Studiebegeleiding wordt vooral gerealiseerd binnen ‘Metawerk’, één van de vier pjilers van het curriculum van de tweedegraads lerarenopleidingen. Studiebegeleiding is hierdoor een integraal onderdeel van het onderwijsprogramma. Onder begeleiding van de metawerker/mentor leren studenten verbindingen te leggen tussen het werkplekleren, het vak, de didactiek van het vak en de algemene beroepsvoorbereiding. Individuele studiebegeleiding is een activiteit waarbinnen de persoonsgerichtheid van HvA Onderwijs en Opvoeding tot uitdrukking komt. Als onderdeel van de studieloopbaanbegeleiding is in het studiejaar 2007-2008 bij vier opleidingen (wiskunde, geschiedenis, Frans en Nederlands) een pilot gestart waarin groepjes eerstejaars studenten worden begeleid door tweedejaarsstudent mentoren. De evaluatie van dit experiment met ‘peer tutoring’ bood voldoende aanknopingspunten voor verlenging van de pilot voor de overige opleidingen binnen de Afdeling in het studiejaar 2008-2009. Studievoortgang wordt als vast onderdeel van de gesprekkencyclus gehanteerd binnen het reguliere metawerk. Als studenten problemen ervaren bij de studievoortgang zullen zij zich doorgaans het eerst wenden tot de mentor (zoals de studieloopbaanbegeleider en metawerker in de afdeling vo/bve wordt genoemd). Mentoren kunnen tweemaal per jaar een bijgewerkt overzicht krijgen van de studieresultaten van de student. Hiermee kunnen zij studenten vroegtijdig actief aanspreken op eventuele gebrekkige studievoortgang. Overigens is het overzicht van de studieresultaten op elk moment te raadplegen. Als tweedelijnsvoorziening functioneren de studentendecanen: zij informeren en adviseren studenten onder meer over het gebruik van genoemde regelingen, maar verwijzen ook door naar professionele hulpverleners als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Voor de opleidingen binnen HvA Onderwijs en Opvoeding zijn drie studentendecanen beschikbaar. De opleidingen hebben te maken met tegenvallende rendementen. Ter reductie van de grote uitval van studenten is er onder andere voor gekozen de studiebegeleiding te versterken. Daarnaast is een groot aantal andere acties ondernomen (onder andere in het kader van het SOS project: ‘Sturen op Studiesucces’) om het rendement te verhogen. Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen in hoeverre al deze acties effect hebben gehad, maar de verwachting is dat dit een positief effect zal hebben op het rendement. Aangezien de intensivering van de studiebegeleiding slechts kort geleden is ingevoerd, is het effect hiervan nog niet zichtbaar in de rendementen. Informatievoorziening Het intranet, e-mail en BSCW (gedeelde ruimte op het net, die als digitaal kantoor dient) zijn de belangrijkste kanalen voor informatievoorziening aan studenten en voor de communicatie tussen studenten en docenten. De studiegids staat op het internet en via intranet zijn de e-mail adressen van studenten en docenten beschikbaar. Ook college- en tentamenroosters kunnen door studenten via het intranet geraadpleegd worden. Alle opleidingen van de afdeling vo/bve onderhouden naast deze algemene informatie bovendien een eigen webpagina binnen het intranet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 56
Daarop worden studenten geïnformeerd over bijzondere cursussen, kunnen digitale hoorcolleges en powerpoint presentaties worden bekeken enz. Tot slot worden studenten via beeldschermen op iedere verdieping geïnformeerd over ziekte van docenten, e.d. Studenten kunnen via intranet inloggen op ‘boom-on-line’ voor een actueel overzicht van hun officieel geregistreerde studiepunten uit het studievolgsysteem Volg+. Studenten ontvangen viermaal per studiejaar een overzicht van deze officiële registratie en kunnen op basis hiervan problemen melden bij hun mentor of de desbetreffende docent. Daarnaast worden studenten binnen de reguliere ‘Metawerk’ bijeenkomsten in het kader van studieloopbaanbegeleiding voorgelicht over inhoudelijke keuzes die zij moeten maken met het oog op de stages, hun profilering vanaf jaar 3, de minor en het afstudeerproduct. In de propedeuse worden studenten via Metawerk geïnformeerd over het door UvA/HvA georganiseerd ‘heroriëntatietraject’, bedoeld voor studenten die besluiten vóór 1 februari te stoppen met de opleiding. Binnen het onderwijsbureau zijn secretariaat, stagebureau en resultatenadministratie (Volg+) ondergebracht. Medewerkers van het secretariaat behandelen en roosteren aanvragen voor bekwaamheidsproeven, delen supervisiegroepjes in en staan studenten te woord aan een dagelijks geopende balie. Het stagebureau is verantwoordelijk voor de werving en het beheer van stageplaatsen in opleidings- en samenwerkingsscholen. Ook zorgen zij voor informatievoorziening over mogelijke stages. Daartoe is een aparte webpagina op het intranet ingericht. De medewerkers van het stagebureau, studentenzaken en de resultatenadministratie zijn, conform de afspraken in de studiegids, bereikbaar voor studenten, docenten en scholen. Ten slotte De studiebegeleiding en de informatievoorziening zijn goed geregeld en worden zorgvuldig uitgevoerd. Dat laatste (de zorgvuldige uitvoering) verdient extra waardering, gelet op de beperkte formatie. Dit oordeel van het auditteam wordt door studenten gedeeld. Zo blijkt uit STM en uit de gesprekken die het auditteam met hen heeft gevoerd. Echter, hoe goed geregeld ook, het effect op het onderwijsrendement is nauwelijks merkbaar. Maar daar heeft het auditteam al over opgemerkt dat er sprake is van een weeffout in het Nederlands Onderwijsbestel: selectie aan de poort is niet mogelijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 57
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen Voor de Afdeling vo/bve is kwaliteitszorg de systematische wijze waarop kwaliteit wordt bepaald, beoordeeld en verbeterd. Kwaliteitszorg omvat alle activiteiten die erop gericht zijn om de afstand tussen de gewenste situatie en de bestaande situatie zo klein mogelijk te houden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogeheten PDCA-cyclus. In het Kwaliteitshandboek zijn de operationele instrumenten, procedures en afspraken op het gebied van kwaliteitszorg opgenomen. Instrumenten Student Tevredenheids Monitor (STM) Exit Tevredenheids Monitor (ETM) Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM) Alumni Tevredenheids Monitor (ATM) Werkgevers Tevredenheids Monitor (WTM) Module-evaluaties
Evaluatie Werkplekleren
Evaluatie bekwaamheidsproeven Evaluaties supervisie Evaluaties Afstudeerproducten Evaluaties minoren
Quick scan
Functioneringsgesprekken Beoordelingsgesprekken Overleg met studenten in opleidingscommissies
Afdelingsoverleg van afdelingsmanager met voorzitters opleidingscommissies
Programma, toetsing, beoordeling, docenten, studeerbaarheid, voorzieningen en kwaliteitszorg. Redenen voor uitval bij studiestakers. Doelstellingen, programma, organisatie en personeelsbeleid. Oordeel van afgestudeerden over verworven competenties. Oordeel van werkgevers over verworven competenties van afgestudeerden. Kwantitatief oordeel van studenten over inhoud en niveau module, kennis en rol van docenten, eigen inzet en samenwerking, toetsing en beoordeling, voorzieningen en studiemateriaal. Kwantitatief oordeel van studenten over praktische en inhoudelijke begeleiding, eigen inzet en samenwerking, toetsing en beoordeling, voorzieningen en studiemateriaal. Kwantitatief oordeel van studenten over niveau, organisatie en beoordeling. Kwantitatief oordeel van studenten over niveau en eigen inzet. Kwantitatief oordeel van studenten over begeleiding en beoordeling. Kwantitatief oordeel van studenten over inhoud en niveau, kennis en rol van docenten, eigen inzet en samenwerking, toetsing en beoordeling, voorzieningen en studiemateriaal. Alle modulen worden door middel van een quick scan geëvalueerd: inhoud, de docent, eigen inzet en bijdrage aan de eigen ontwikkeling. Functioneren medewerkers. Beoordeling medewerkers. Studenten en docenten beoordelen de kwaliteit van een vakdeel aan de hand van de module-evaluaties, quick scans en STM. Adviezen aan teamleiders over inhoud en organisatie van de opleiding. Studenten beoordelen kwaliteit van de vakoverstijgende onderdelen aan de hand van de van module-evaluaties, quick scans en STM. Adviezen aan programmaleiders over inhoud en organisatie van de vakoverstijgende curriculumonderdelen.
Jaarlijks Hele jaar door Tweejaarlijks Jaarlijks Tweejaarlijks Per semester
Jaarlijks
Jaarlijks Jaarlijks Jaarlijks Jaarlijks
Per periode / semester Jaarlijks Jaarlijks 4 x per jaar
Minimaal 2 x per semester
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 58
Het groot aantal feedbackinstrumenten dat de Afdeling vo/bve inzet mist een zekere focus. Het lijkt alsof alles geëvalueerd wordt, zonder dat duidelijk is waar de prioriteiten liggen. Niettemin heeft de Afdeling vo/bve die wel vastgesteld en daar heldere doelen bij geformuleerd: (i) uitbreiding formatie, (iii) volledige implementatie van de respectieve Kennisbases, (iii) kwaliteitsborging van toetsen en beoordelen, (iv) versterking van de onderzoekscomponent en (v) verhoging onderwijsrendement. Het auditteam is het met deze prioriteitstelling eens. Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde, Maatschappijleer Zie onder ‘Algemeen’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 59
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten)
Bevindingen I Algemeen Inleiding Bij het opstellen van het R&A-plan 2008-2009 is een flinke stap voorwaarts gezet in het afstemmen van de planning- en controlcyclus op de tevredenheidsmetingen van het onderzoekshuis en met het zichtbaar maken van geplande verbeteracties. Een groot aantal van de doelen in het R&A-plan is geformuleerd naar aanleiding van de resultaten van de evaluaties. Aan deze doelen zijn meetpunten gekoppeld, gegevens over de huidige positie (waar mogelijk) en streefwaarden. De meetpunten zijn daar waar zinvol ook gekoppeld aan het onderzoeksinstrumentarium. De onderzoeksgegevens en de daaruit voortkomende verbeteracties hebben hiermee een zichtbare plek gekregen in de jaarplanning. Verbetermaatregelen Enkele voorbeelden van verbetermaatregelen en/of vervolgacties naar aanleiding van de evaluaties, staan hieronder kort aangeduid. Versterking structurele relatie met het veld op vakdidactisch gebied via vaknetwerken. Planning: start in voorjaar 2009. Verdere ontwikkeling pakket Leertaken in het Werkplekleren. Planning: studiejaar 2009-2010. Versterking afstemming van inhoud en werkvormen bij het ontwikkelen van domeinspecifieke minoren. Planning: voorjaar 2009. Ontwikkeling professioneel intake-assessment voor deeltijdstudenten. Planning: studiejaar 2009-2010. Aanpassing toetspraktijk van elke opleiding aan het toetsbeleid van de Afdeling vo/bve. Planning: in de loop van studiejaar 2008-2009. Onderzoek naar klachten van studenten over meeliften. Planning: voorjaar 2009. Professionalisering van de organisatie van bekwaamheidsproeven. Planning: studiejaar 20082009. Intensivering uitwisseling van personeel tussen de opleidingsscholen en de lerarenopleidingen met als doel synergetische uitwisseling van expertise. Planning: studiejaar 2009-2010. Scholing docenten op het terrein van (het begeleiden van) onderzoek. Planning: semester 2 2008-2009. Scholing alle docenten in verband met het in te voeren nieuwe digitaal portfoliosysteem. Planning: september en oktober 2009. Het nadrukkelijker betrekken van medewerkers van de opleidingen bij de analyse van de evaluatieuitkomsten, de ingezette verbetermaatregelen en de effecten van deze maatregelen door na elke semesterevaluatie de onderzoeksresultaten en de verbeterplannen op de agenda te plaatsen van het overleg van docententeams. Planning: tweede semester studiejaar 20092010. Voor wat betreft de verbetermaatregelen naar aanleiding van de visitaties in 2004, zij verwezen naar paragraaf 1.8.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 60
Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde, Maatschappijleer Zie onder ‘Algemeen’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 61
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen Zie onder facet 5.1. Daar blijkt, dat medewerkers, studenten en alumni actief betrokken zijn bij interne kwaliteitszorg. Betrokkenheid werkveld Het beroepsgerichte karakter van de Afdeling vo/bve en het feit dat een (groot) deel van de opleidingen buiten de muren van de HvA plaatsvindt, vereist een voortdurende dialoog met het beroepenveld. Op afdelingsniveau (Veldadviesraad vo/bve en Contactgroep werkplekleren) vindt systematisch overleg plaats over programma, eisen, samenhang en afstemming met de beroepspraktijk; dit overleg vindt tweemaal (Contactgroep Werkplekleren vo/bve) of viermaal (Veldadviesraad vo/bve) per jaar plaats. Ook het beroepenveld wordt door de opleiding nadrukkelijk betrokken bij de kwaliteitszorg. In dit verband merkt het auditteam op, dat het regelmatig voorkomt dat studenten nog voor zij de opleiding beëindigd hebben al verzekerd zijn van een baan.2 Een gevolg hiervan is dat het werkveld zich nadrukkelijker manifesteert binnen de opleiding. Contacten tussen de opleiding en het werkveld in de regio Amsterdam/Noord-Holland zijn intensief. Het auditteam constateert, dat de onderhavige lerarenopleidingen in voldoende mate de verschillende voor de opleidingen relevante partijen bij de kwaliteitszorg betrekt. In het verlengde hiervan constateert het auditteam dat docenten en studenten kritisch zijn. Daar waar problemen rijzen, worden deze niet weggeredeneerd maar door het management serieus genomen. Binnen de kaders van hetgeen mogelijk is, zo is gebleken, neemt de opleiding maatregelen om problemen op te lossen en daarmee de kwaliteitszorg te verbeteren. Over het algemeen zijn studenten tevreden over de opleiding. Deze tevredenheid van de studenten komt mede voort uit het feit dat het programma en de kwaliteit van het studiemateriaal terugkerende onderwerpen van gesprek zijn binnen de kwaliteitscommissie van de opleiding. De feedback die studenten daar geven wordt meegenomen in de vakgroepvergadering. In de verbeterplannen van de afgelopen jaren is aandacht voor de kwaliteit van readers, syllabi en boeken een herkenbaar thema. Waar het niet lukt om noodzakelijke geachte verbeteringen uit te voeren is de beschikbare tijd veelal de oorzakelijke factor. Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde, Maatschappijleer Zie onder ‘Algemeen’.
2
Met name binnen de natuurwetenschappelijke vakken is de vraag naar docenten zeer groot en deze zal naar verwachting de komende jaren alleen maar toenemen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 62
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Bevindingen I Algemeen Toelating afstudeerfase De student wordt toegelaten tot de afstudeerfase wanneer hij bekwaamheidsproef 2 met goed gevolg heeft afgelegd en minstens 166 ec’s heeft behaald. Daarmee is gegarandeerd dat de student in ieder geval zowel de generieke als de vakspecifieke kennisbasis beheerst. Bekwaamheidsproef 2 wordt afgenomen in de vorm van een assessment door een assessor van de opleiding en een onafhankelijke veldassessor. Afronding opleiding De opleidingen toetsten de realisatie van beoogde eindkwalificaties in voltijd en deeltijd met een startbekwaamheidsassessment (bekwaamheidsproef 3). In dit assessment toont de student aan dat hij de competenties beheerst om als startbekwaam leraar op bachelorniveau te functioneren in het tweedegraadsgebied. Het assessment bestaat uit drie delen: 1. het afstudeerproduct (praktijkgericht onderzoek); 2. het leerwerktraject LiO; 3. het Eindportfolio. Er is voor wat betreft deze praktijk geen verschil tussen vol- en deeltijd. Afstudeerproduct (praktijkgericht onderzoek) Doel is dat de student aantoont zelfstandig complexe beroepssituaties te kunnen definiëren en analyseren op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit daarvan. Het afstudeerproduct is het eindresultaat van een onderzoek met doorgaans een externe opdrachtgever: school of schoolorganisatie, pedagogisch centrum, et cetera). Beoordeling: Bij de beoordeling van het afstudeerproduct zijn naast de externe opdrachtgever twee beoordelaars van de opleiding betrokken: de begeleider en een onafhankelijke docent. De student begint met een plan van aanpak. De student gaat over tot uitvoering nadat de beide beoordelaars zijn plan hebben goedgekeurd. Het eindproduct komt voor beoordeling in aanmerking wanneer voldaan is aan alle gestelde eisen, zoals beschreven in de reader “Afstudeerproduct”. Daarin is eveneens het beoordelingsprotocol opgenomen Leerwerktraject LiO Doel is studenten optimaal voor te bereiden op zelfstandig functioneren in de beroepspraktijk. De student moet laten zien, dat hij in staat is zelfstandig te functioneren over de volle breedte van het takenpakket van de beginnende leraar. In het leerwerktraject functioneert de student zelfstandig in de school en vindt begeleiding op afstand plaats. Belangrijk element van de begeleiding is het verplichte supervisietraject op de opleiding. Een daartoe gekwalificeerde supervisor begeleidt de student om op een hoger niveau te reflecteren ten einde te komen tot een goede integratie van alle facetten van het beroep van leraar. Beoordeling heeft betrekking op: Zelfstandig functioneren als beroepsbeoefenaar;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 63
Professioneel gedrag in complexe situaties; Toepassen van theorie in de evaluatie van het eigen onderwijs, bepaling van standpunten en verantwoording van het eigen handelen.
Eindportfolio In het eindportfolio verzamelt de student bewijsmateriaal waarmee hij aantoont op niveau 3 alle competenties te beheersen. Hij schrijft daartoe een zelfevaluatie, waarbij onder meer feedback op het leerwerktraject LiO (360º feedback), het supervisietraject en het afstudeerproduct als bewijsmateriaal dienen. In het eindportfolio heeft de student in een POP beschreven hoe hij zich als startbekwaam leraar verder wil ontwikkelen. Hij heeft zijn vakdidactisch dossier afgerond, waarin hij onder meer zijn visie op het leraarschap heeft beschreven. Beoordeling: de Dublin Descriptoren zijn het uitgangspunt. Dezelfde facetten als bij de beoordeling van het afstudeerproduct staan centraal en worden geïnterpreteerd in de context van het portfolio. Borging Ter bevordering van de intersubjectiviteit betrekt de Afdeling vo/bve het veld zoveel mogelijk bij de beoordeling van zijn studenten. Dat gebeurt op verschillende momenten. Hoewel de eindverantwoordelijkheid nadrukkelijk blijft liggen bij de opleiding, zijn de werkbegeleiders op de scholen medebeoordelaar van de leerwerktrajecten. Daarnaast speelt het veld een beoordelende rol bij de bekwaamheidsproeven 2 en 3. Voor borging van de kwaliteit en de intersubjectiviteit van de bekwaamheidsproeven organiseert de Afdeling assessorentrainingen waar zowel eigen docenten als docenten uit het onderwijs, die later als veldassessor gaan optreden, aan deelnemen. Voorts worden de afstudeerproducten en portfolio’s steekproefsgewijs gescreend door de Commissie Kwaliteitsbewaking Examens (een subcommissie van de examencommissie) en door de Commissie Onderzoek (lectoren en hoofddocenten). Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde, Maatschappijleer Het afstudeerwerkstuk Het auditteam, de kernteamleden en de vak- en werkvelddeskundigen, heeft voorafgaand aan de audit uit een lijst van eindwerkstukken een selectie gemaakt van door haar te bestuderen werkstukken. Uit de beoordeling van de eindwerkstukken is gebleken dat de scholen die meestal als opdrachtgever hebben gefungeerd en waarop de werkstukken zich richten, duidelijk tevreden zijn. Het auditteam heeft de eindwerkstukken voor de opleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer beoordeeld op hun vakinhoudelijke-, vakdidactische- en onderzoekscomponent. Wat betreft de vakinhoudelijke component zijn de eindwerkstukken voldoende. Ook de vakdidactische component is voldoende uitgewerkt en zeer wel bruikbaar in reële beroepssituaties. De onderwerpkeuze is in de regel relevant voor het werkveld. In onderzoeksmethodologisch opzicht valt er echter nog wel een kwaliteitsslag te maken. Het gebruik van specifieke vakliteratuur, met name het gebruik van anderstalige literatuur is voor verbetering vatbaar. Slechts incidenteel (Aardrijkskunde) wordt in de werkstukken verwezen naar met name Engelstalige literatuur. De opbouw van de eindwerkstukken is niet altijd consequent. Het Nederlands is bij een aantal werkstukken voor verbetering vatbaar: schrijf- en spreektaal wisselen elkaar bij een aantal scripties af. Een meer consequent gebruik van schrijftaal is noodzakelijk. Uitkomsten, analyse en verbetermaatregelen Samengevat: alle door het auditteam bestudeerde eindwerkstukken in ogenschouw nemend alsmede het door de Afdeling vo/bve ingezette traject rond de onderzoeksopdracht dat in de documentatie helder beschreven is, komt het auditteam tot de conclusie dat er sprake is van een wisselende kwaliteit van de eindwerkstukken. De opleidingen hebben een analyse gemaakt van de oorzaken. Genoemd worden o.a. dat de aansturing, voorbereiding en begeleiding niet optimaal zijn en dat er vanuit de opleidingen te weinig druk uitgaat om het proces rond het afstudeerproduct op het gewenste tempo te houden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 64
Als reactie hierop onderneemt de Afdeling vo/bve de volgende acties: De Afdeling vo/bve zal het lectoraat actief betrekken bij het versterken van de onderzoeksleerlijn binnen de respectieve programma’s zowel in conceptuele zin als in termen van vaardigheden. De opleidingen zullen de handleiding voor het afstudeerproduct aanvullen met vakspecifieke en vakdidactische suggesties, om sneller tot een goede onderzoeksvraag te komen. De opleidingen zullen een begeleidingstraject van het afstudeerproduct uitwerken met daarin duidelijke randvoorwaarden en verantwoordelijkheden; de begeleiding zal hierin niet langer de verantwoordelijkheid zijn van slechts één docent. De docenten gaan zich via collegiale consultatie en scholing bekwamen in begeleiden van het afstudeerproduct, met name op de onderdelen plannen en schrijven. In het overleg met de stagescholen over het afstudeerproduct zal in het vervolg duidelijker de ondersteuning en aansporing vanuit de stagescholen ter sprake worden gebracht. De stagescholen zullen meer betrokken worden bij de planning.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 65
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Oordeel: voldoende Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) Algemeen Streefcijfers
Studiesucces Studiesucces Studiesucces Studiesucces
propedeuse na propedeuse na hoofdfase na 4 hoofdfase na 4
2 jaar (vt) 2 jaar (dt) jaar (vt) jaar (dt)
2010 50 procent 50 procent 55 procent 50 procent
2012 55 procent 55 procent 60 procent 55 procent
Gerealiseerd onderwijsrendement Uitval gemiddeld vanaf cohort 2002 (vt) Propedeuse na 1 jaar: ca 50 procent Propedeuse na 2 jaar: ca 65 procent Hoofdfase: ca 40 procent Uitval gemiddeld vanaf cohort 2002 (dt) Propedeuse na 1 jaar: ca 30 procent Propedeuse na 2 jaar: ca 45 procent Hoofdfase: ca 40 procent Opleidingsrendement gemiddeld vanaf cohort 2002 (vt): ca 40 procent gemiddeld vanaf cohort 2002 (dt): ca 45 procent Ten slotte De streefcijfers zijn naar het oordeel van het auditteam weinig ambitieus, maar gelet op de huidige rendementen realistisch. Geschiedenis Opleidingsrendement voltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
71
88
100
0,0%
0,0%
0,0%
11,3%
13,6%
10,0%
21,1%
23,9%
Opleidingsrendement deeltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
31
33
33
3,2%
6,1%
15,2%
29,0%
15,2%
27,3%
41,9%
24,2%
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 66
Algemene Economie Opleidingsrendement voltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
16
12
23
12,5%
8,3%
16,7%
18.8%
15,2%
39,1%
87,5%
33,3%
Opleidingsrendement deeltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
34
34
28
14,7%
14,7%
14,3%
23,5%
17,6%
28,6%
54,4%
55,2%
Bedrijfseconomie Opleidingsrendement voltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
16
12
23
12,5%
8,3%
16,7%
18.8%
15,2%
39,1%
87,5%
33,3%
Opleidingsrendement deeltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
34
34
28
14,7%
14,7%
14,3%
23,5%
17,6%
28,6%
54,4%
55,2%
Aardrijkskunde Opleidingsrendement voltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
9
15
18
0,0%
0,0%
0,0%
33,3%
13,3%
11,1%
33,3%
20,0%
Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 67
Opleidingsrendement deeltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
9
16
14
0,0%
0,0%
14,3%
33,3%
12,5%
42,9 %
33,2%
12,5%
Maatschappijleer Opleidingsrendement voltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
27
25
37
0,0%
0,0%
0,0%
25,9%
16,0%
8,1%
16,7%
63,6%
Opleidingsrendement deeltijd in percentage van het opleidingscohort cumulatief Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
18
16
29
0,0%
0,0%
0,0%
27,8%
0,0%
13,8%
60%
33,3%
Ten slotte Voor de opleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer (alle varianten) is het rendement te laag. Het auditteam herhaalt hier nogmaals, dat deze lage rendementen vooral het gevolg zijn van het feit, dat de opleidingen noch op niveau, noch op motivatie aan de poort mogen selecteren. Het verbeteren van het onderwijsrendement heeft de hoogste prioriteit van de Afdeling vo/bve. Zolang het selecteren aan de poort verboden blijft, zullen de maatregelen die de Afdeling treft, welke dan ook, weinig soelaas bieden. Anders gezegd, de Afdeling vo/bve zit in een klemsituatie. Het auditteam wenst de Afdeling vo/bve dan ook niet op het (te) lage onderwijsrendement af te rekenen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 68
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
Oordeelschema hbo bachelor: Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in geschiedenis, vt en dt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
3 4 5
V
3
V
V4 G V G V
5
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 69
Oordeelschema hbo bachelor: Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in algemene economie, vt en dt
Onderwerp
/
Facet
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
Oordeel V G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
6 7
6
V
V
V
7
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 70
Oordeelschema hbo bachelor: Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in bedrijfseconomie, vt en dt
Onderwerp
/
Facet
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
Oordeel V G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
8 9
8
V
V
V
9
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 71
Oordeelschema hbo bachelor: Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in aardrijkskunde, vt en dt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
10 11
V
10
V
V
V
11
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 72
Oordeelschema hbo bachelor: Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in maatschappijleer, vt en dt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
12 13
V
12
V
V
V
13
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 73
3.1.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de HvA , in de Afdeling vo/bve verzorgde voltijd- en deeltijd varianten en de kopopleiding van de HBO bachelor tweedegraads lerarenopleidingen Geschiedenis, Algemene Economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel:
alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed voor de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer in hun varianten, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; Twee facetten van onderwerp 3 (Inzet van Personeel) als goed voor de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis in zijn varianten, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. een facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed voor de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer in hun varianten, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.
3.2.
Beoordelingskader
Bij de beoordeling van de opleiding en hun varianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Beoordelingskader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld.
3.3.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
3.3.1. Documentanalyse In de eerste plaats is er sprake van een analyse en beoordeling van door de Tweedegraads lerarenopleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Samen Scholen’; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 74
Op basis van de door de HvA, in casu de Afdeling vo/bve, aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de desbetreffende lerarenopleidingen in al hun varianten. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de Afdeling vo/bve op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
3.3.2. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie14, uitgevoerd door een auditteam waarvan (zie § 1.9.) deel uitmaakten: negen externe deskundigen op het gebied van o de vakgebieden van de respectieve lerarenopleidingen o het hoger onderwijs, in casu de lerarenopleidingen o het werkveld waarop de betreffende lerarenopleidingen zich richten twee studenten uit verwante opleidingen twee lead auditoren en twee secretarissen. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Het kernteam heeft hiertoe gedurende vier auditdagen zowel gesprekken gevoerd over de generieke onderwerpen die voor alle lerarenopleidingen van de Afdeling vo/bve gelden, als verschillende gesprekken op het opleidingsniveau. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en –beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen.
3.3.3. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’.
14
Visitatie heeft op 26, 27, 28 en 29 mei 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 75
B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;15 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
15
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 76
BIJLAGE 1: Samenstelling auditteam Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de Stuurgroep Academische Opledingsschool: het Utrechtse Model’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatie onderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Drs. R. Kraakman De heer Kraakman is socioloog en startte zijn carrière als docent maatschappijleer. Nadien heeft hij een groot aantal bestuursfuncties bekleed, waardonder binne de TU Delft en de Katholieke Universiteit Brabant. Hij was 17 jaar voorzitter van de raad van bestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. Sinds 1998 is hij lid van de Adviesraad van de KPC-groep. Tevens is hij voorzitter van de CAO onderhandelingsdelegatie van de werkgevers in het voortgezet onderwijs en lid van de Raad van Toezicht van het Nederlands Instituut voor Masters in Educatie. Prof. dr. P. Sleegers De heer Sleegers is als hoogleraar Onderwijskunde werkzaam aan de Technische Universiteit Twente. In zijn onderzoek- en adviesprojecten houdt hij zich bezig met vraagstukken over sturing en inrichting van organisaties, de aard en het verloop van innovatieprocessen en het leren van professionals binnen overheidsorganisaties. Tevens is hij als senioradviseur werkzaam bij BMC, een advies- en managementbureau dat zich richt op de verbetering van de kwaliteit en resultaatgerichtheid van de overheid en nonprofitorganisaties. Prof. dr. R. van der Vaart De heer Van der Vaart is decaan van het University College van de Universiteit Utrecht, een internationale en selectieve bacheloropleiding in Liberal Arts and Sciences. Hij is ook een dag per week als hoogleraar Sociale Geografie verbonden aan de Faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht, met name voor onderzoektaken (begeleiding van promovendi en leiding van een onderzoeksgroep). Hij was jarenlang onderwijsdirecteur van de bachelor- en masteropleidingen Sociale Geografie en Planologie van de UU. In de periode 2000-2004 was hij bijzonder hoogleraar Geografie en Aardrijkskundeonderwijs. In die functie heeft hij zich onder meer beziggehouden met het ontwikkelen van nieuwe examenprogramma’s aardrijkskunde voor havo en vwo. In zijn onderzoek heeft hij zich met name gericht op: inhoudelijke kwaliteit van (aardrijkskunde)onderwijs; culturele en regionale geografie (i.h.b. beeldvorming van regio’s); geografie van Europa. Hij was lid van de commissie Van Oostrom die de historische en culturele canon heeft ontwikkeld en is lid van de stichting die de implementatie van de canon begeleidt. Hij is lid van diverse commissies en netwerken die zich bezighouden met onderwijskwaliteit in het hoger onderwijs, waaronder de Onderwijs Advies Commissie van de Universiteit Utrecht en het Oxford Network for Teaching & Learning in Research-Intensive Universities. Drs. H.W. Wierda De heer Wierda is meer dan 40 jaar werkzaam zowel binnen het (hoger) onderwijs als het bedrijfsleven. Zo is hij vanaf 1982 tot 1998 als directeur van de opleiding Commerciële Economie werkzaam geweest binnen de Haarlem Business School. Naast zijn directeurschap heeft hij actief geparticipeerd in ontwikkelingstrajecten van de opleidingen: Small Business, International Business, European Business Management en Media Entertainment Management. Zijn ervaringen in het nationale en internationale bedrijfsleven omvatten inmiddels 45 jaar. Gestart in 1960 als onderzoeksassistent bij het toenmalig Economisch Instituut Textiel Industrie is hij werkzaam geweest als bestuurslid bij verschillende bedrijven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 77
De heer Wierda is één van de initiatiefnemers bij de oprichting van een opleidingsinstituut voor economische opleidingen dat in 2007 werd opgericht. M. Hermes Mevrouw M. Hermes is vierdejaars student Nederlands aan Fontys Lerarenopleiding Tilburg.. Drs. G.W.M.C. Broers (secretaris) De heer Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 78
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 79
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 80
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 81
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 82
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 83
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 84
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 85
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 86
BIJLAGE 2: PROGRAMMA VISITATIE Hogeschool van Amsterdam ONDERWIJS EN OPVOEDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDINGEN 26 t/m 29 mei 2009 26 mei Generiek. 27 en 28 mei Clusters. 29 mei Intern overleg en terugkoppeling.
27 mei 2009
Cluster 1
Engels
Talen (7 docenten/8 studenten)
Frans IDEE (alleen in studententeam) Nederlands
Cluster 1a IDEE (3 docenten + 2 vertegenwoordigers Wolverhampton) Cluster 2
Docenten IDEE + vertegenwoordigers Wolverhampton Aardrijkskunde
Maatschappijvakken (10 docenten/8 studenten)
Geschiedenis Maatschappijleer Algemene economie
28 mei 2009
Cluster 3 Gezondheidszorg en Welzijn + Techniek (8 docenten/7 studenten)
Bedrijfseconomie Gezondheidszorg en Welzijn Consumptieve techniek Techniek in de onderbouw
Cluster 4
Biologie
Exact (8 docenten/8 studenten)
Natuurkunde Scheikunde Wiskunde
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 87
Dag 1: 26 mei 2009 Tijd 09.00 – 11.00
Lokaal A3.22
11.00 –12.00
A3.22
Micro soft
12.00 - 12.30 12.30 – 13.30
13.30 – 14.00
14.00 – 14.30
14.00 – 14.30
A3.25 A3.22
A3.22
A3.22
A3.27
14.30 – 15.00 15.00 – 16.00
A3.22 A3.22
16.00 – 17.00
A3.22
Onderwerp Voorbereiding, intern overleg
Generiek - Kennismaking / programma - Marktpositie/Instroom/ Toelating - Internationalisering / Innovatie - Relatie beroepenveld - Personeel/Scholing - Resultaten - Onderwijsrendement - Alumnibeleid - Opdracht van het lectoraat . betrokkenheid bij onderwijs . onderzoek Lunch Opleiden in de school - Relatie opleidingen met stagescholen - Kwaliteitsborging - Deskundigheidsbevordering medewerkers stagescholen
Toetsen en beoordelen - Validiteit/ objectiviteit - Kwaliteitsborging van Praktijkcomponent - Resultaten/rendementen - Bezwaar en beroep - Vrijstellingen - Instroom - Studeerbaarheid, studielast Kwaliteitszorg - Evaluatie van resultaten - Maatregelen tot verbetering - Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, werkveld - Klachtenregeling Programma’s - Internationalisering / Innovatie - Relatie beroepenveld - Resultaten /Rendement - Alumnibeleid Pauze en overleg Generiek - Internationalisering - Innovatief vermogen - Relatie beroepenveld - Personeel/Scholing - Resultaten Generiek - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
Panel, kernteam Herberg / Raaijen Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers Herberg / Raaijen Ruud v.d. Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers
Respondenten (+ aantal)
Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers Herberg / Raaijen Ruud v.d. Herberg Peter Sleegers Rob Stapert Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Ger Broers
Vertegenwoordigers werkveld (3) en instituutsopleiders (2) Jan de Boer (IO) Fons Morsch (IO) Kees van Bergeijk (werkv) Geerte van de Groep (werkv) Mia Verhagen (werkv) Leden examencommissie (3) / toetscommissie (2)
Raaijen / Stapert Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
Kwaliteitszorgmedewerkers (6) Leo Huisman Patricia Kruit Paulien Langedijk Jan van der Maas Evert Jan Saathof Johan Schimmel
Herberg / Broers Peter Sleegers Robbert v.d. Pluijm Ger
Programmaleiders (4) Jacqueline Kösters (meta) Jan Lindhout (wpl) Fons Morsch (oplis) Wietske Miedema (abv)
Panel Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers Raaijen / Stapert Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
MT (2) + lectoren (2) Marjan Freriks (MT) Gert Jan van Setten (MT) Marco Snoek (lect.) Jos van der Waals (lect.)
Liesbeth Zijlstra (ex) Michiel van Brederode (ex) Ben Speet (ex) Jacqueline Kösters (toets) Kenneth Tjon Soei Sjoe (toets)
AMT/Teamleiders (6) Hein Dirks Douwe van der Kooi Frits Rovers Rob Ruijken Liz Savage Harry Westenberg Studenten generiek A (4) Thijmen van Alphen (Bio vt) Germaine Haalmeijer (G&W dt) Ronald van der Linden (Gs vt) Job Rood (Wisk vt)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 88
Tijd 16.00 – 17.00
Lokaal A3.27
17.00 – 17.30
17.30 – 18.00
A3.22
Onderwerp Generiek - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent Rondleiding generiek
Intern overleg
Panel, kernteam Herberg / Broers Peter Sleegers Robbert v.d. Pluijm
Respondenten (+ aantal) Studenten generiek B (4) Ruth van Gend (CT vt) Sultan Göksen (Ec vt) Judith de Nijs (Eng dt) Rogier Schotvanger (Fr vt)
Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v. d. Pluijm Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Stapert / Broers
Afdelingsmanager vo/bve Gert Jan van Setten (AM) Yvonne Wulder (facilitair coördinator)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 89
Dag 2: 27 mei 2009 Tijd 09.00 10.00
Lokaal A3.22
Onderwerp Voorbereiding cluster 1 en 1a
10.00 – 11.00
A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 1 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 1 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 1 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding ( stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
10.00 – 11.00
11.00 – 12.00
A3.27
A3.22
11.00 – 12.00
12.00 – 12.30 12.30 – 13.00
13.00 14.00
Voorbereiding cluster 2
A3.25
Lunch
A3.22
Materiaal, intern overleg cluster 1
A3.22
At random bezoek cluster 2 opleidingen
Panels, clusterspecifiek Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Allesandra Corda Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Rob Stapert / Ger Broers Ruud van der Herberg Peter Sleegers Marjolein Hermes Rob Kraakman Ger Broers
Respondenten
Docenten cluster 1 (4 docenten Nederlands) Eva Breedveld Henk Brouwer Tineke Bunnik Joke Morshuis
Willem van Raaijen Jeroen Lutters Allesandra Corda Robbert van der Pluijm Rob Stapert
Docenten cluster 1 (5 docenten vreemde talen) NB excl. docenten IDEE
Willem van Raaijen Rob Stapert Peter Sleegers Allesandra Corda Marjolein Hermes
Studenten cluster 1 (8) + 1a Olja Orlandini (Eng) Ouassila El Madkouri (Eng) Rogier Schotvanger (Fr) Linda Rouwenhorst (Fr) Linda Bakkum (IDEE) Stephan Ras (IDEE) Eveline Vermeulen (Ned) Jill-Alyson Dieters (Ned)
Peta Eisberg (Eng) Ton Koet (Eng) Sarah Talbot (Eng) Martine Thoraval (Fr) Liesbeth Zijlstra (Fr)
Herberg / Broers Jeroen Lutters Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Robbert v.d. Pluijm Panel Raaijen / Stapert Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Allesandra Corda Marjolein Hermes Herberg / Broers Jeroen Lutters Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Robbert v.d. Pluijm
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 90
Tijd 13.00 14.00
14.00 15.00
14.00 15.00
15.00 – 15.15 15.15 – 16.15
Lokaal A3.27
A3.22
A3.27
A3.22
15.15 – 16.15 16.15 – 17.00
A3.22
Onderwerp Opleidingsspecifiek cluster 1a IDEE - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 2 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP / - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 2 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP / - Studiebegeleiding Pauze
Panels, clusterspecifiek Raaijen / Stapert Peter Sleegers Allesandra Corda Marjolein Hermes
Respondenten Docenten cluster 1a (3) + vertegenwoordiging Wolverhampton (2) Eline van Batenburg (IDEE) Liz Savage (IDEE) Saskia Sollie (IDEE) Brendan Bartram (Wolv) Dave Ellis (Wolv)
Herberg / Broers Peter Sleegers Hielke Wierda Robbert v.d. Pluijm
Docenten Economie en Maatschappijleer cluster 2 (5)
Raaijen / Stapert Rob Kraakman Rob van der Vaart Marjolein Hermes
Docenten Aardrijkskunde, Geschiedenis cluster 2 (5)
Opleidingsspecifiek cluster 2 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (+ stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
Herberg / Broers Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Marjolein Hermes
Studenten cluster 2 (8) Brenda Pepping (Ec) Margreet Verkuil (Ec) Erik ter Beek (Mij) Tessa Lafèbre (Mij) Myrthe Corbijn (Gs) Yann Jousson (Gs) Marloes Hellings (Ak) Jasper van Schoor (Ak)
At random bezoek cluster 1 opleidingen
Raaijen/ Stapert Allesandra Corda Robbert v.d. Pluijm Herberg / Stapert Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Marjolein Hermes
Materiaal, intern overleg cluster 2
Hessel Nieuwelink (Mij) Broer van der Hoek (Mij) Luuk Latour (Ec) Jos Steins (Ec) David Kooy (onderwijskundige)
Els Dieleman (Ak) Geert van den Berg (Ak) Arie Wilschut (Gs) Ben Speet (Gs) Klaas van der Laan (onderwijskundige)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 91
Dag 3: 28 mei 2009 Tijd
Lokaal
Onderwerp
09.00 10.00
A3.22
Voorbereiding cluster 3
10.00 – 11.00
A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 3 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevord/ POP / - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 3 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevord/ POP / - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 3 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (stages) - Studeerbaarh, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
10.00 – 11.00
A3.27
11.00 – 12.00
A3.22
11.00 – 12.00
A3.27
12.00 – 12.30 12.30 – 13.00
A3.25 A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 3 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (stages) - Studeerbaarh, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent Lunch Materiaal, intern overleg cluster 3
Panels, clusterspecifiek Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Karel Soudijn Rini Weststrate Peter Foppen Robbert v.d. Pluijm Marjolein Hermes Stapert / Broers Herberg / Broers Peter Sleegers Karel Soudijn Robbert v.d. Pluijm
Respondenten
Raaijen / Stapert Peter Foppen Rini Weststrate Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
Docenten Consumptieve techniek en Techniek in de onderbouw, cluster 3 (5)
Raaijen / Stapert Peter Foppen Rini Weststrate Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
Studenten Consumptieve techniek en Techniek in de onderbouw cluster 3 (4) Eline Gerritsen (CT) Ellen van Kooten (CT) Annuska Rijnbeek (Techn) Jan van der Heul (Techn)
Herberg / Broers Peter Sleegers Karel Soudijn Robbert v.d. Pluijm
Studenten cluster 3 Gezondheidszorg en Welzijn (3)
Docenten Gezondheidszorg en welzijn, cluster 3 (3) Annemiek van Lith Josien Schothorst Karin Snellen
Michael Laarman (CT) John Macco (CT) Chris de Jong (Techn) Bas Luiten (Techn) Johan Schimmel (Techn)
Denise Mens Heidi Sijbrandij Susan Kruis Panel Herberg / Raaijen Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Karel Soudijn Peter Foppen Rini Weststrate Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 92
Tijd
Lokaal
13.00 – 13.15
Onderwerp
Panels, clusterspecifiek
Rondleiding cluster 3 - 4
Respondenten Teamleider cluster 3 Rob Ruijken Teamleider cluster 4 Hein Dirks
13.15 – 14.15
A3.22
Voorbereiding cluster 4
14.15 15.15
A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 4 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbev. /POP - Studiebegeleiding Pauze
15.15 – 15.30 15.30 – 16.30
Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Ger
Opleidingsspecifiek cluster 4 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes
15.30 – 16.30
At random bezoek cluster 3 opleidingen
16.30 – 17.15
At random bezoek cluster 4 opleidingen
Herberg / Stapert Karel Soudijn Peter Foppen Rini Weststrate Robbert v.d. Pluijm Rob Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes
17.15 – 18.00
A3.22
A3.22
Materiaal, intern overleg Cluster 4
Docenten cluster 4 (8) Patricia Kruit (Bio) Gertjan Martens (Bio) Gert de Goede (Na) Willem Bustraan (Na) Ronald Udo (Sk) Joop van Helvoort (Sk) Sjaak Schoen (Wisk) Frans Leynse (Wisk)
Studenten cluster 4 (8) Pepijn Over (Na/Sk)) Cedric Sanches (Na/Sk) Joei Bakker (Sk/Na) Suzanne Wesselman (Sk/Na) Ingrid Wong Fong Sang (Bio) Lars van Arkel (Bio) Bas Kraakman (Wisk) Hieke Post (Wisk)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 93
Dag 4: 29 mei 2009 Tijd
Lokaal
Onderwerp
Panels, clusterspecifiek
09.00 – 12.00
A3.22
Intern overleg en eventueel resterende vragen
Panels generiek en opleidingsspecifiek
12.00 – 12.30
A3.25
Lunch
Panel
12.30 – 13.00
A0.11
Terugkoppeling
Panel
Respondenten
Alle respondenten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad Geschiedenis, Algemene economie, Bedrijfseconomie, Aardrijkskunde en Maatschappijleer– HvA, 1.0 94