Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Lichamelijke Opvoeding
© Netherlands Quality Agency (NQA) september 2010
2/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding(en) Variant(en) Croho-nummer Locatie(s) Auditdatum Auditteam
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Lichamelijke Opvoeding Voltijd/deeltijd 35025 Nijmegen 11 mei 2010 Prof. dr. P.M.E. De Knop (vakdeskundige, voorzitter) Dr. H. Stegeman (vakdeskundige) Dhr. M.V. ‘t Hart (studentlid) Dhr. W. van Uden (NQA-auditor)
Door Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Lichamelijke Opvoeding. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. De opleidingsdoelstellingen zijn gebaseerd op de landelijke afspraken in het domein. Management, docenten en studenten gebruiken de terminologie rondom de competenties en beroepstaken adequaat. Het beroepenveld is in geraadpleegd over de eindkwalificaties. De kwalificaties zijn vergeleken met vergelijkbare opleidingen in het buitenland. De Dublin descriptoren zijn leidend voor het bepalen van het niveau van de kwalificaties. De eindkwalificaties zijn zodanig gespecificeerd met handelingsbeschrijvingen en producten, dat duidelijk is wat een afgestudeerde dient te beheersen als hij goed wil functioneren in één of meer van de beroepsrollen die in de eindkwalificaties genoemd worden. Kennisontwikkeling, beroepsoriëntatie, beroepspraktijk en onderzoek krijgen voldoende aandacht in het programma. Volgens de voltijdstudenten is meer aandacht en tijd gewenst voor eigen sportvaardigheden en de deeltijders wensen meer training in methodischdidactische vaardigheden.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
3/67
De opbouw van de curricula voor de voltijd- en deeltijdopleiding vertoont grote gelijkenis. De inhoud van het programma dekt de eindkwalificaties en er is aandacht voor alle onderdelen van de BOS-driehoek, zij het niet noodzakelijk in de stage. De profilering op de verschijningsvormen van sport, komt in het curriculum niet uit de verf. Uit de leerdoelen en opdrachten die in de beschrijvingen van de onderwijseenheden zijn opgenomen, blijkt dat de Dublin descriptoren als indicatoren voor het niveau gebruikt worden. Specifiek voor de deeltijdopleiding valt op dat het curriculum geen minor bevat. De samenhang tussen theorie en praktijk is in de onderwijseenheden goed zichtbaar. De beroepstaken zijn voor alle betrokkenen duidelijke, verbindende elementen voor de verticale samenhang in het curriculum. Door de begeleiding bij de keuzes die het programma biedt, wordt geborgd dat studenten keuzes maken die samenhangen met de eisen van het beroep enerzijds en hun wensen anderzijds. De ingeschatte studielast van studenten ligt dicht bij de gerealiseerde studielast. Studenten ervaren geen piekbelastingen. Studenten wijten het aan zichzelf als ze vakken niet halen. De bereikbaarheid en toegankelijkheid van docenten is in orde. De geprogrammeerde studielast van deeltijdstudenten is naar het oordeel van het auditteam niet realistisch. Voor doorstromers vanuit de reguliere vooropleidingen en voor kandidaten met werkervaring zijn instroomprogramma’s en adviestrajecten ingericht. De studieloopbaanbegeleider bevordert een soepele aansluiting van vorige opleiding naar de ALO. De procedure voor EVC van de deeltijdopleiding functioneert goed Het onderwijsconcept van de opleiding is vanuit recente leertheorieën onderbouwd en sluit aan bij het beoogde competentiegerichte opleiden. De werkvormen stellen studenten in staat de vereiste competenties te ontwikkelen en de beroepstaken uit te voeren. Er zijn terecht verschillen tussen de didactiek voor voltijd- en deeltijdstudenten. De opleiding zet verschillende toetsvormen in om het niveau van studenten bij het uitvoeren van beroepstaken te toetsen. Het portfolio neemt daarin een belangrijke plaats in. Er zijn mechanismen in werking gesteld om de kwaliteit van de toetsing te borgen. Bij de beoordeling van de studenten in de beroepspraktijk weegt het oordeel van de praktijkdocent mee. Er is in de opleiding voldoende zicht op de niveaus van beroepstaken en de beoordelingscriteria die bij ieder niveau horen. Het docententeam is zodanig samengesteld dat er voldoende docenten zijn met actuele en recente ervaring in de beroepspraktijk. Tevens zijn er voor docenten voldoende mogelijkheden om contacten met de praktijk te houden. De fte-studentratio past bij het onderwijs dat de opleiding verzorgt. De opleiding heeft tijdelijk extra formatie om curriculumontwikkeling en groei van het aantal studenten op te vangen. Het ziekteverzuim is laag. Het management heeft maatregelen genomen om enkele knelpunten in de taakbelasting van docenten weg te nemen. Het docententeam heeft voldoende niveau van de kennisdomeinen in de opleiding. Er is voldoende borging van de resultaten door middel van de R&O-gesprekken. Het opstellen van een professionaliseringsplan gericht op toekomstige behoefte aan deskundigheden is een aspect waaraan nog aandacht besteed dient te worden.
4/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
De algemene studentenvoorzieningen zijn adequaat. Dat geldt tevens voor de specifieke (sport-)voorzieningen om het ALO-onderwijs op het beoogde niveau te verzorgen. De begeleiding van de studieloopbaan, de stage en het afstuderen is in diverse handleidingen zorgvuldig beschreven en afgestemd op de studiefase waarin de student zich bevindt. In de uitvoering dienen hier en daar de puntjes nog op de i gezet te worden. De opleiding heeft haar kwaliteitscyclus beschreven en meetbare streefdoelen gesteld voor alle onderdelen van het accreditatiekader. De opleiding evalueert frequent conform de evaluatiedoelen. De verbetercyclus is adequaat beschreven, met aanwijzing van de verantwoordelijken voor de diverse aspecten van de verbetercyclus. De opleiding luistert naar de belanghebbenden (studenten, medewerkers en werkveld) en voert op grond van de informatie verbeteringen uit indien dat noodzakelijk is. De inbreng van alumni is nog niet vast te stellen, omdat er slechts een kleine groep recent afgestudeerden is. Het systeem waarmee het eindniveau beoordeeld wordt, borgt dat alle eindkwalificaties op niveau 3 worden getoetst. De afstudeerprojecten tonen dat studenten in staat zijn onderzoek uit te voeren en te reflecteren op hun handelen. Enkele onderdelen van de afstudeerrapportage kunnen beter, maar over het algemeen voldoen de rapporten aan de eisen die aan een hbo-bachelor gesteld mogen worden. Er is nog maar een kleine groep afgestudeerden, maar de kwaliteit van de geleverde producten is goed. Er is nog geen analyse van rendementsresultaten mogelijk omdat de opleiding nog maar kort bestaat. De opleiding gebruikt de kengetallen over de beschikbare rendementen om wijzigingen in het programma en de toelating aan te brengen. Van de deeltijdopleiding zijn nog geen rendementsgegevens bekend. In de resultaten van de studentevaluaties beschouwt de opleiding een neutraal antwoord (de 3 op een vijfpuntsschaal, die de betekenis noch eens, noch oneens heeft) als een positief antwoord. Deze categorie wordt door de opleiding daarom in de positieve respons meegenomen. Het auditteam heeft deze werkwijze niet overgenomen en komt daardoor op diverse facetten op een lagere positieve respons. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Opleiding tot Leraar Voortgezet Onderwijs van de eerste graad in Lichamelijk van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
5/67
6/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
16
2.1
Doelstellingen van de opleiding
16
2.2
Programma
22
2.3
Inzet van personeel
37
2.4
Voorzieningen
41
2.5
Interne kwaliteitszorg
44
2.6
Resultaten
48
Bijlagen
51
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
53
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
57
Bijlage 3
Bezoekprogramma
61
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
63
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
65
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
7/67
8/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding 006A2010.08 Lerarenopleiding voortgezet onderwijs 1e graad Lichamelijke Oefening zijn in onderstaande tabel weergeven. De opleiding gebruikt in haar documentatie meestal niet de aanduiding ‘leraar lichamelijke oefening’, maar ‘leraar sport- en bewegingsonderwijs’, afgekort tot leraar SBO. Het auditteam neemt de laatste term over in zijn rapportage. 1. Naam instelling 2. Status instelling 3. Naam opleiding in CROHO 4. 5. 6. 7. 8.
Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locatie(s)
9. Code of conduct 10. Variant(en) 11. Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Bekostigd Opleiding tot Leraar voortgezet onderwijs van de 1ste graad in Lichamelijke Oefening 35025 hbo bachelor 240 n.v.t. Campus HAN, Nijmegen Kapittelweg Universitair sportcentrum, Nijmegen Heyendaalseweg Bisschop Hamerhuis, Verlengde Groenestraat Nijmegen Ja Voltijd en deeltijd De leraar sport en bewegingsonderwijs (SBO) van vandaag en morgen oefent het beroep uit midden in een veelzijdige bewegingscultuur. Het spreekt voor zich dat voor deze professional de context van het onderwijs centraal staat. Tegelijkertijd behoort het kunnen functioneren in de driehoek buurt, onderwijs en sport alsmede het vervullen van een centrale rol in een actieve, gezonde levensstijl van kinderen en jeugdigen, tot de kern van het beroep. De ALO HAN wil zich profileren op de volgende aandachtsgebieden: Verschijningsvormen; Gezondheid-welzijn-bewegen&sport-voeding-jeugd; BOS-beleid en beweegmanagement; Talentherkenning en talentontwikkeling; Evidence based werken / wetenschappelijke oriëntatie Beroepstaken uitgangspunt curriculum. Het beoogde werkveld van de afgestudeerden van de ALO HAN is het onderwijs in al zijn vormen: het primaire onderwijs, voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en het speciaal onderwijs. Tevens is het de verwachting dat afgestudeerden werk zullen vinden als combinatiefunctionaris en zich zullen toeleggen op de verbinding tussen b.v. school en sport.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
9/67
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
De ALO HAN maakt deel uit van het instituut Sport- en Bewegingsstudies (ISBS) van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het ISBS omvat een drietal opleidingen: de opleiding voor Leraar Lichamelijke Opvoeding (ALO); de opleiding Sport, Gezondheid en Management (SGM); de opleiding Sport- en Bewegingseducatie (SBE); Ook „Seneca‟, het expertisecentrum voor sport, arbeid en gezondheid, maakt deel uit van het ISBS.
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie 16. Schema opbouw programma
10/67
Op basis van TNO; 22 november 2005 N.v.t Zie hieronder
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Curriculum eerstegraads Leraar Lichamelijke Opvoeding (ALO)
Curriculum Eerstegraads Leraar Lichamelijke Opvoeding (ALO) Propedeuse Sportmanagement Ondernemen in BOS in PO I LO I (O&I) (M&O) (7.5) (7.5)
Sport, een gezonde zaak (G&GL) (7.5)
Leraar LO in PO I (LL&B) (15)
Leraar in VO I (B&C) (15)
Lintstage (LL&B)
Lintstage (B&C)
Practicum
Practicum
Sportvaardigheden Spel Wedstrijd Show Wedstrijd
Sportvaardigheden Spel Wedstrijd Show Spel
Oriëntatie op sportstimulering (S&SP) (7.5)
Sportvaardigheden Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Recreatie
Sportvaardigheden Wedstrijd Wedstrijd Spel Spel
Sport en een gezonde leefstijl (GG&GL) (15)
Ondernemen in LO II (O&I) (7.5)
Sportvereniging, school en gemeente (S&SP) (7.5)
Leraar in VO II (B&C) (15)
Leraar LO in PO II (LL&B) (15)
Lintstage (B&C)
Lintstage (LL&B)
Practicum
Practicum
Hoofdfase 1
Sportvaardigheden Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Show
Sportvaardigheden Wedstrijd Gezondheid Wedstrijd Show
Sportvaardigheden Wedstrijd Spel Show Show
Sportvaardigheden Wedstrijd Avontuur Recreatie Gezondheid
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
11/67
Hoofdfase 2 Studenten maken een keuze tussen Speciaal Onderwijs en Beweegmanagement. Deze keuze bepaalt de richting van de stage die gelopen wordt tijdens het volgen van de betreffende OWE. KEUZE 1: Speciaal Onderwijs Vakwerkplan (B&C) (22,5)
Evenementenmanagement (M&O) (7.5) Lintstage VO (B&C)
Speciaal Onderwijs (B&C) (15)
Professioneel Handelen en Onderzoek (G&GL) (15)
Stage lesgeven aan andere groepen (B&C)
NB: Er loopt een tweede programma, waarbij de semesters omgedraaid kunnen worden.
Sportvaardigheden (keuze) Spel Wedstrijd Avontuur Show
Sportvaardigheden (keuze) Spel Wedstrijd Avontuur Gezondheid
KEUZE 2: Beweegmanagement Vakwerkplan (B&C) (22.5)
Evenementenmanagement (M&O) (7.5) Lintstage VO (B&C)
Sportvaardigheden (keuze) Spel Wedstrijd Show Recreatie
Sportvaardigheden (keuze) Recreatie Wedstrijd Avontuur Gezondheid
Beweegmanagement (S&SP) (15)
Professioneel Handelen en Onderzoek (G&GL) (15)
Stage beweegmanagement (S&SP)
NB: Er loopt een tweede programma, waarbij de semesters omgedraaid kunnen worden.
Sportvaardigheden (keuze) Spel Wedstrijd Avontuur Show
12/67
Sportvaardigheden (keuze) Spel Wedstrijd Avontuur Gezondheid
Sportvaardigheden (keuze) Spel Wedstrijd Show Recreatie
Sportvaardigheden (keuze) Recreatie Wedstrijd Avontuur Gezondheid
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Hoofdfase 3 Van les tot vakwerkplan (LL&B) (30)
MINOR (30)
OF MINOR (30)
Van les tot vakwerkplan (LL&B) (30)
Legenda LL&B B&C S&SP O&I M&O G&GL
Leren lesgeven en beweegprogramma's Begeleiding en Coaching Stimuleren en Sportparticipatie Ondernemen en Innovatie Management en Organisatie Gedragsverandering en Gezonde Leefstijl
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
13/67
Curriculumoverzicht Deeltijd ALO
Curriculum Eerstegraads Leraar lichamelijke opvoeding (ALO) Deeltijd de titels van de onderwijsblokken zijn in onderstaand curriculum neergezet. eerste semester
eerste jaar: 2009-2010
75 ects
tweede semester
week 1-12 Sport en gezonde leefstijl
week 13-18
420 SP Leraar LO in Voortgezet Onderwijs (VO) (stage) sportvaardigheden
week 1-12 Professioneel handelen evenementenmanagement en onderzoek 210 sp * sport en ondernemen 210 sp * 420 SP docent SBO in Primair Onderwijs 420 SP
tweede jaar: 2010-2011
Jaarwerkplan binnen VO/ PO/ Speciaal onderwijs/ MBO (stage) Lesgeven aan andere groepen Afstuderen
75 ects
210 SP sportvaardigheden
14/67
840 SP
week 13-18 sport, gemeente en beleid
210 sp 420 SP
840 SP
beweegmanagement
210 SP
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Legenda: de kleuren geven de verschillende beroepstaken aan: Leren lesgeven en meerjarenplanning Begeleiding en coaching Sportstimulering en sportparticipatie Ondernemen en Innovatie Management en Organisatie Gedragsverandering en gezonde leefstijl *= niveau 2 = niveau 3 = sportvaardigheden =
Niveau 2
Niveau 3
LLM C&B
15 (420) 15 (420)
30 (840) 37,5 (1050)
SSP O&I M&O
7,5 (210) 7,5 (210)* 7,5 (210)*
7,5 (210)
GGL
15 (420)
15 (420)
afh van instroom assesment 1 van de 2 te volgen operationeel tactisch tactisch strategisch flankerende leerlijn
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
15/67
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
Oordeel P
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen - programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving - inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel VT goed goed goed voldoende voldoende
Oordeel DT goed goed goed voldoende voldoende
goed goed goed voldaan goed voldoende goed goed voldoende goed voldoende goed goed goed goed voldoende
goed voldoende goed voldaan goed voldoende goed goed voldoende goed voldoende goed goed goed goed voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleiding Lerarenopleiding voortgezet onderwijs 1e graad Lichamelijke Oefening van de HAN aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
16/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Bevindingen • Het werkveld van de leraar lichamelijke oefening is niet meer beperkt tot het gymnastieklokaal van een onderwijsinstelling. De moderne ‘gymnastieker’ houdt zich bezig met sporten en bewegen in en buiten de school. Het werkveld is uitgebreid naar verschillende sectoren in de samenleving, zoals sportverenigingen, en informele, recreatieve sportbeoefening. De HAN gebruikt voor het beroep waarvoor studenten worden opgeleid daarom de term ‘leraar Sport- en Bewegingsonderwijs’, afgekort tot leraar SBO. • De eindkwalificaties die de studenten dienen te verwerven zijn geformuleerd in termen van competenties. In het Opleidingsprofiel ALO HAN (juni 2009) worden de bronnen voor het HAN-competentieprofiel beschreven. Een belangrijke bron is het competentieprofiel dat is opgesteld door het Koninklijk Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO). Dit profiel is beschreven in termen van vier niveaus en tien competenties. De niveaus hebben betrekking op het verzorgen van lessen, het lid zijn van een team, het functioneren in de samenleving en de persoonlijke ontwikkeling. • Een tweede belangrijke bron, waarop bovengenoemde niveaus aansluiten, is het competentieprofiel dat in 2005 is opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en is verwoord in In Bekwame Handen. De opleidingscompetenties sluiten ook daarbij aan, zij het dat ze zijn toegespitst op bewegingsonderwijs. • Als derde bron voor de eigen kwalificaties heeft de opleiding gebruik gemaakt van de Gemeenschappelijke opleidingskwalificaties voor lerarenopleidingen aan ALO’s en Sporthogescholen in Nederland (augustus 2005), vastgesteld door het landelijk overleg ALODO (Academie voor Lichamelijke Opvoeding Directeuren Overleg). In dit document worden zeven opleidingskwalificaties beschreven die betrekking hebben op lesactiviteiten, functioneren in een team, het ontwikkelen van een beroepsvisie en de persoonlijke ontwikkeling. Het management van de opleiding heeft in het gesprek met het auditteam bevestigd dat studenten in de eerste plaats worden opgeleid tot docent en in de tweede plaats tot functies in de overige aspecten van de BOS-driehoek. • De eindkwalificaties die de ALO-HAN op basis van deze bronnen in de vorm van competenties heeft geformuleerd zijn: 1. Les- en leidinggeven (in sport- en bewegingssituaties) 2. Managen 3. Adviseren 4. Begeleiden 5. Ondernemen 6. Samenwerken (in professionele relaties) 7. Kennisontwikkeling 8. Werken aan kwaliteit 9. Persoonlijke ontwikkeling Elke competentie is uitgewerkt in een beschrijving waaraan handelings- en productcriteria zijn verbonden. Tezamen beschrijven die de door de student te verwerven kwalificaties. De competentie Les- en leidinggeven wordt bijvoorbeeld als volgt beschreven in het Opleidingsprofiel ALO HAN (bijlage 5):
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
17/67
De docent SBO verricht activiteiten gericht op: • Het op basis van een grondige analyse en systematische wijze ontwerpen, plannen, uitvoeren en evalueren van sport- en bewegingsactiviteiten in het gehele onderwijs. • Het leidinggeven aan groepen deelnemers binnen onderwijs, buurt en sport. • Het ontwikkelen van een vakwerkplan (meerjaren) lichamelijke opvoeding en sport, rekening houdend met relevante ontwikkelingen en trends en wetenschappelijke inzichten voor populaties met verschillende demografische kenmerken • Het op basis van een grondige analyse en systematisch ontwerpen, plannen, uitvoeren en evalueren van leerprocessen gericht op motorische remedial teaching.
•
In het Opleidingsprofiel ALO HAN wordt in hoofdstuk 3.2 beschreven dat de kwalificaties behorende bij de competenties te groeperen zijn in vier contexten. Aan elk van de contexten worden in totaal 62 kwalificaties toegekend, soms beschreven in clusters (zie tabel 1). Tussen haakjes wordt het aantal kwalificaties genoemd. Voor de context docent als professional zijn de kwalificaties beschreven bij de andere contexten. context docent SBO
docent SBO binnen de schoolorganisatie docent SBO in verschillende sectoren van de samenleving docent SBO als professional
cluster onderwijsvoorbereiding (8) onderwijsuitvoering (16) evaluatie (6) lid vaksectie (9) lid docententeam (9) (14) (verwerkt in de overige contexten)
Tabel 1 contexten en clusters
•
•
•
Samenvattend concludeert het auditteam dat de eindkwalificaties van de opleiding zijn beschreven in de vorm van competenties, die worden geconcretiseerd met kwalificaties die op hun beurt in vier contexten zijn te groeperen. Bij facet 2.2 wordt beschreven hoe deze constructie in de beroepstaken van het curriculum worden uitgewerkt. De opleiding heeft in haar doelstellingen een aantal specifieke keuzes gemaakt waarmee ze zich wil profileren, wat het management in het gesprek met het auditteam bevestigde: - Gezonde leefstijl: jongeren bewust maken van de noodzaak om te bewegen - Talentherkenning en talentontwikkeling: herkennen en ontwikkelen van sporttalenten - Beweegmanagement: ontwikkelen van sport- en beweegaanbod in de buurt van de school - Evidence based: het ontwikkelen van een onderzoekende houding en het gebruik van wetenschappelijke literatuur - Verschijningsvormen: niet atletiek, turnen, balspelen en dergelijke, maar wedstrijdsport, showsport, recreatiesport, avontuursport, fitness, spelsport. De bronnen die de opleiding heeft geraadpleegd om het eigen kwalificatieprofiel te beschrijven, zijn tot stand gekomen met inbreng van vertegenwoordigers uit verschillende werkvelden van de sport. De eigen beroepenveldcommissie heeft ingestemd met de
18/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
eindkwalificaties zoals de opleiding die heeft geformuleerd. Dit blijkt uit vergaderstukken van de beroepenveldcommissie en enkele leden van deze commissie hebben dit in het gesprek met het auditteam bevestigd. De opleiding onderhoudt contacten (via het Erasmusnetwerk van de HAN) met vergelijkbare opleidingen in Leuven, Keulen, Stockholm, Barcelona en Sevilla. De opleiding heeft met vertegenwoordigers van deze opleidingen gesproken over de inhoud van de programma’s met het oog op studentuitwisselingen. Tevens meldt het management dat vergelijkingen worden gemaakt tussen de opleidingsdoelen en eindkwalificaties en dat uit die vergelijkingen blijkt dat de ALO HAN op veel punten overeen komt met buitenlandse opleidingen en op andere punten afwijkt. Dat wordt vaak veroorzaakt door de Nederlandse situatie. Bewijsmateriaal van de vergelijkingen heeft de opleiding echter niet. Op verzoek van het auditteam heeft de opleiding de activiteiten die ze onderneemt op het gebied van internationalisering beschreven in Internationale profilering eindkwalificaties HAN ALO (2010). Daaruit blijkt dat de opleiding zich inzet om de eindkwalificaties af te zetten tegen die van sportopleidingen op vergelijkbaar niveau elders in de wereld. In het beleid ontbreken naar het oordeel van het auditteam aspecten als de inzet van buitenlandse gastdocenten, internationalisering ‘at home’ en de keuze voor partnerinstellingen in de euregio, waar de HAN erkenning wenst als kenniscentrum.
Overwegingen De opleiding heeft zich uitgebreid verantwoord over de keuze van de opleidingsdoelstellingen. De uiteindelijke keuzes worden in het Opleidingsprofiel ALO HAN en in andere documenten benoemd en verwoord. Hoewel het auditteam de competentiestructuur complex vindt, is in diverse gesprekken gebleken dat management, docenten en studenten de terminologie goed weten te hanteren. Het beroepenveld is in voldoende mate geraadpleegd over de eindkwalificaties. Ook internationaal zijn de kwalificaties vergeleken met vergelijkbare opleidingen. De opleiding heeft internationaliseringsbeleid dat een goede bijdrage levert aan de realisering van de opleidingsdoelen, maar nog wel aangescherpt kan worden. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed op dit facet.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • De opleiding gebruikt de Dublin descriptoren als internationaal referentiekader voor het eindniveau van de opleiding. In een relatiematrix zijn de eindkwalificaties geoperationaliseerd in een aantal handelingscriteria, die de minimale eisen voor competent handelen weerspiegelen. Deze handelingscriteria zijn alle te relateren aan de Dublin descriptoren.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
19/67
•
•
•
•
De kwalificaties komen op een aantal momenten in het onderwijsprogramma aan de orde in de vorm van beroepstaken. De beoordelingscriteria die bij de beroepstaken behoren, worden hoger naarmate de student vordert en de beroepsproducten worden complexer. De opleiding heeft drie niveaus beschreven: Niveau 1 dient behaald te zijn aan het einde van de propedeuse; Niveau 2 dient behaald te zijn aan het einde van het tweede jaar; Niveau 3 is het bachelorniveau. Ter illustratie van bovenstaande is hieronder de competentie Begeleiden op niveau 3 beknopt weergegeven (bron: Opleidingsprofiel ALO HAN, blz. 60-61). Voor deze competentie worden zeven handelingsaspecten beschreven, zoals: een veilig en respectvol sociaalpedagogisch klimaat creëren, begeleiden en coachen van leerlingen, functioneren als mentor en leerlingbegeleider, hanteren van zorgverbredingsprogramma’s op basis van bewegingsdiagnostisch onderzoek. Enkele van de daarbij behorende handelingscriteria zijn: stelt zorgverbredingsprogramma’s op, licht normen en waarden toe die een rol spelen bij leerlingbegeleiding, analyseert het sociale klimaat in een groep. Hierin zijn Dublin descriptoren als oordeelsvorming, toepassen van kennis en inzicht en communiceren te herkennen. Ook dient de student voor deze competentie een twaalftal beroepsproducten op te leveren waaronder lesvoorbereidings, -realisatie en -evaluatie, een schoolloopbaanplan, een coachingsplan en een begeleidingsplan. Voor deze producten zijn productcriteria geformuleerd, zoals: een zorgverbredingsprogramma is gebaseerd op bewegingsdiagnostiek, coachmomenten worden optimaal benut, de gekozen activiteiten dragen bij aan het doel, een begeleidingsplan komt tot stand in overleg met collega’s en de betrokken persoon. Ook hierin zijn Dublin descriptoren te herkennen, met name waar het gaat om toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en communiceren. In andere competenties, handelingscriteria en productcriteria zoals die in het door de opleiding aan het auditteam zijn voorgelegd, is ook de descriptor leervaardigheden te herkennen. Deze is voornamelijk gekoppeld aan criteria waarin de persoonlijke en professionele ontwikkeling centraal staan.
Overwegingen Uit de verstrekte informatie en uit de gesprekken leidt het auditteam af dat de Dublin descriptoren leidend zijn voor het bepalen van het niveau van de kwalificaties. De Dublin descriptoren zijn in een matrix inzichtelijk gemaakt voor het eindniveau dat studenten dienen te verwerven. Conclusie Het auditteam beoordeelt het facet op basis van het bovenstaande als goed.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.
20/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • De formulering van niveau 3 van de kwalificaties weerspiegelt wat de beginnende docent SBO volgens de opleiding behoort te beheersen. Met name de beschrijving van het handelen en de producten (inclusief de daarbij behorende criteria) maken duidelijk wat van de beginnende alumnus wordt verwacht. Enkele voorbeelden: - Voor de competentie ‘managen’ wordt verwacht dat de alumnus een sportaccommodatie en leermiddelen kan verwerven en beheren. Ook moet de afgestudeerde leiding kunnen geven aan collega’s en kader binnen de BOSdriehoek. Producten die de afgestudeerde bij deze competentie moet leveren zijn onder andere beleidsplannen, draaiboeken voor sportevenementen, een verenigingsondersteuningsplan, een schoolsportprogramma en een vakwerkplan. - Als handelingscriteria voor de competentie ‘les- en leidinggeven’ worden ondermeer genoemd: doelgericht werken, methodisch-didactische principes hanteren, beginsituatie van leerlingen analyseren naar diverse aspecten, gedifferentieerde leerdoelen vaststellen en lessen en trainingen planmatig voorbereiden. Producten die bij deze competentie horen zijn bijvoorbeeld lesvoorbereidingsformulier, lessenplan, schoolsportprogramma, vakwerkplan en MRT-programma • Ook de andere competenties zijn op deze manier beschreven op niveau 3. Het totaal biedt een goed inzicht in het niveau van handelen dat de afgestudeerde dient te bezitten. Deze niveaubeschrijvingen weerspiegelen het niveau dat van een beginnende beroepsbeoefenaar verwacht mag worden. • In de contexten, de producten en de handelingsbeschrijvingen ligt een sterk accent op het onderwijs. Dat blijkt ook uit de rolbenamingen die bij alle competenties worden gegeven. De rollen die het meest genoemd worden, zijn: trainer, leraar, facilitator, coördinator, teamlid, didacticus, projectontwikkelaar, samenwerkingspartner. De meeste daarvan zijn gekoppeld aan de onderwijscontext, maar enkele kunnen ook verwijzen naar de twee andere elementen van de BOS-driehoek: buurt en sportvereniging. • Bij facet 1.1 is reeds vermeld dat het werkveld is geraadpleegd bij de ontwikkeling van de opleidingcompetenties. • Evenals bij facet 1.1 constateert het auditteam dat de beschrijvingen van competenties, handelingen, handelingscriteria, producten en productcriteria in de bijlagen van het zelfevaluatierapport, in het Opleidingsprofiel ALO HAN en in het Opleidingsstatuut Domein Sport en Bewegingsstudies 2009-2010 niet in alle opzichten gelijkluidend zijn. Overwegingen Het werkveld is betrokken bij de totstandkoming van de eindkwalificaties van de opleiding. De eindkwalificaties zijn zodanig gespecificeerd met handelingsbeschrijvingen en producten, dat duidelijk is wat een afgestudeerde dient te beheersen als hij goed wil functioneren in één of meer van de beroepsrollen die in de eindkwalificaties genoemd worden. Helaas zijn de beschrijvingen van de handelingen en producten in de verschillende documenten niet consistent; het auditteam heeft dat in zijn oordeel bij facet 1.1meegewogen.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
21/67
Conclusie Gelet op de bevindingen en de overwegingen beoordeelt het auditteam het facet als goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstellingen van de opleiding’ positief.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Kennisontwikkeling • De opleiding heeft aan het auditteam een overzicht van de verplichte en aanbevolen literatuur ter beschikking gesteld. Ook in de handleidingen voor de onderwijseenheden is de door studenten te gebruiken literatuur opgenomen. Omdat het om meer gaat dan alleen boeken en artikelen, gebruikt de opleiding de term ‘leerbronnen’. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de leerbronnen actueel zijn en representatief voor de kennisdomeinen die relevant zijn voor de opleiding. Er wordt literatuur voorgeschreven op gebieden als leefstijl, sportbeleid, fysiologie, didactiek en pedagogiek, begeleiding en coaching, ondernemen, managen en organiseren. Het niveau van de leerbronnen past bij het hbobachelorniveau. • De opleiding maakt in ruime mate gebruik van vertaalde literatuur, en in een enkele onderwijseenheid wordt gebruik gemaakt van Engelstalige artikelen. Studenten melden het panel dat ze in enkele onderwijseenheden leren om Engelstalige artikelen te lezen en te verwerken. Via de mediatheek van de HAN is weliswaar een grote database aan nationale en internationale kennisbronnen beschikbaar, maar uit de handleidingen van de onderwijseenheden blijkt niet in hoeverre daarvan (verplicht) gebruik wordt gemaakt. Door middel van deze kennisbronnen is de connectie met internationale ontwikkelingen gelegd, maar gezien het niet-verplichte gebruik ervan, is de invloed van internationale ontwikkeling op het onderwijsprogramma gering. De docenten merken op dat internationalisering een speerpunt is voor de komende jaren en dat internationalisering daarom een groter gewicht zal krijgen in het curriculum. • In de onderwijseenheden wordt ook verwezen naar websites die studenten dienen te raadplegen om de beroepstaak in de eenheid te kunnen maken. Zo wordt in de onderwijseenheid Jaarwerkplan binnen VO verwezen naar de websites van kennisnet,
22/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
KVLO, SLO en het ministerie van OCW. In de onderwijseenheid Sport en Gezonde Leefstijl wordt onder andere verwezen naar de websites van het RIVM, het CBS en de wereldgezondheidsorganisatie. Uit de onderwijseenheden die het auditteam heeft ingezien, blijkt dat docenten gebruik maken van casuïstiek die afkomstig is uit de beroepspraktijk van de leraar SBO. In de onderwijseenheid Leraar LO in het PO wordt bijvoorbeeld een video van een gymles in het primair onderwijs gebruikt om observatie-oefeningen te doen. Andere voorbeelden van studiemateriaal dat aan de beroepspraktijk ontleend is, zijn casussen over het meten van longcapaciteit, hartslag, het schoolwerkplan en een beweegplan. Bijna 70% van de respondenten is in het studenttevredenheidsonderzoek van 2009 tevreden over de kwaliteit van het studiemateriaal dat de opleiding inzet.
Actuele ontwikkelingen en beroepspraktijk • De krachtigste ervaring die studenten met de beroepspraktijk kunnen opdoen is de stage. Studenten lopen van het eerste jaar van hun opleiding stage. Er zijn stages verplicht in het primair en voortgezet onderwijs. In de Stagehandleiding Opleiding ALO is onderstaand overzicht van de verplichte stages opgenomen. Uit het overzicht blijkt dat de stages hoofdzakelijk in het onderwijs zijn ondergebracht. Stages bij de andere elementen van de BOS-driehoek zijn niet verplicht in het programma.
•
•
Gelet op de ambities van de opleiding (zie facet 1.1) zou in het programma tijdens de stage ook aan buurt en sportverenigingen aandacht besteed dienen te worden. Ten tijde van de visitatie is de verbinding met deze twee elementen alleen mogelijk via minoren als Sport en Economie, Natuur, gezondheid en recreatie, Health Promotion en Revalidatie binnen sport en bewegingsopvoeding. Het aantal ALO-studenten dat aan deze minoren deelneemt is echter beperkt (bron: Minoren beleidsplan, februari 2010). De meeste studenten kiezen voor een onderwijsgerelateerde minor. Het is in het kader van de minor ook mogelijk naar het buitenland te gaan en aan een van de instellingen waarmee de HAN overeenkomsten heeft gesloten een half jaar te
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
23/67
•
•
•
•
•
studeren. Een van de studenten met wie het auditteam heeft gesproken is naar het buitenland geweest en is positief over de aldaar opgedane ervaring. In diverse programmaonderdelen is aandacht voor actuele ontwikkelingen, die gebaseerd zijn op enkele aandachtsgebieden van de opleiding. Het gaat hierbij met name om een gezonde leefstijl, talentherkenning & talentontwikkeling en beweegmanagement. In relatie tot toegepast onderzoek is het accent op evidence based leren een actuele ontwikkeling in het curriculum. De opleiding stimuleert evidence based handelen van studenten door hen telkens te bevragen op de ‘waarom- en hoe-vragen’ van hun handelen in de onderwijscontext. Het doel is dat studenten leren om hun handelen te onderbouwen met recente wetenschappelijke inzichten en daarmee de doelmatigheid en doeltreffendheid van hun handelen te vergroten. Ook leren studenten een onderzoekende houding te ontwikkelen ten aanzien van het vak en de ‘teacher values’. Twee lectoren hebben inbreng in het programma van de ALO. Een van de lectoren richt zich op onderzoek naar sport, voeding en leefstijl, de ander op talentherkenning en talentontwikkeling. Ze doen met docenten en studenten toegepast onderzoek op deze gebieden. Het aantal onderzoeken dat met docenten en studenten wordt uitgevoerd is nog beperkt. Kenmerkend voor het tweede lectoraat is dat studenten van de ALO participeren in onderzoek dat door studenten van de masteropleiding Bewegingswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen wordt uitgevoerd. Bij de studenten die het auditteam gesproken heeft, waren de lectoraten echter onbekend. De opleiding zet in de nabije toekomst in op het versterken van de verbinding tussen de lectoraten en het ALO-programma. Ook via het Expertisecentrum voor sport, arbeid en gezondheid (Seneca) wordt de verbinding gelegd tussen praktijkonderzoek en het onderwijs. Enkele docenten van de ALO zijn tevens betrokken bij Seneca. Zij schakelen waar mogelijk ook studenten in bij opdrachten en onderzoeken. Uit de afstudeerwerkstukken die het auditteam heeft kunnen inzien blijkt dat studenten in staat zijn onderzoeken uit te voeren. Uit het nationale studenttevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat ruim 70% van de ALO-respondenten tevreden is over de praktijkgerichtheid van het programma (waardering 3.8). Ongeveer 65% vindt de voorbereiding op de beroepspraktijk goed. Ruim 80% van de respondenten vindt dat de opleiding voldoende aansluit bij actuele ontwikkelingen (gemiddelde waardering 4.0 op vijfpuntsschaal). Gemiddeld genomen wordt de beroepsoriëntatie in het curriculum door de respondenten beoordeeld met een 3.8.
Beroepsvaardigheden • Bijzondere aandacht in het curriculum van de ALO is er voor de eigen sportvaardigheden van de studenten. In het onderwijsprogramma is een flankerende leerlijn sportvaardigheden opgenomen. Deze leerlijn is aanvankelijk geprogrammeerd in het eerste en tweede leerjaar van het curriculum. Sinds het studiejaar 2009-2010 is de leerlijn sportvaardigheden, mede op verzoek van studenten, ook opgenomen in het derde leerjaar. Desondanks vinden de studenten die het auditteam gesproken heeft, dat er nog te weinig aandacht is voor het niveau van de eigen sportvaardigheden. Het management van de opleiding is echter van oordeel dat het beoogde niveau eigen sportvaardigheden voor een docent SBO gehaald wordt.
24/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
•
Specifiek voor het onderwijselement van de ALO is de aandacht voor vaardigheden op methodisch-didactisch gebied. Deze vaardigheden hebben betrekking op het omgaan met groepen in onderwijssituaties, maar ook op het begeleiden en adviseren van (jonge) sporters in hun ontwikkeling ook buiten de schoolsituatie. Naar het oordeel van de deeltijdstudenten in het panel dient er in het (deeltijd-)curriculum meer aandacht te komen voor onderwijsmethodiek. De opleiding heeft deze kritiek opgepakt, zo is te lezen in het zelfevaluatierapport. Ten slotte is het reflecteren een vaardigheid die voor het verzorgen van onderwijs en trainingen essentieel is, mede in relatie tot het evidence based leren waarin de opleiding de studenten wil stimuleren. De opleiding zet intervisie in als werkvorm om reflectievaardigheden van studenten te bevorderen. Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat meer dan 60% van de studenten tevreden is over de inhoud van de opleiding. De gemiddelde score bedraagt een 3.5 op een vijfpuntsschaal.
Overwegingen Op grond van de documentatie en de gesprekken met diverse geledingen concludeert het panel dat kennisontwikkeling, beroepsoriëntatie, beroepspraktijk en onderzoek voldoende aandacht krijgen in het programma. En hoewel er aandacht is voor sportvaardigheden, zijn studenten niet tevreden over het niveau dat op deze vaardigheden van hen verlangd wordt. Bovendien zijn met name de deeltijdstudenten niet tevreden over de trainingen in methodisch-didactische vaardigheden en het daarbij behorende niveau. Beide vaardigheden zijn naar het oordeel van het auditteam essentieel voor het domein waarvoor de studenten worden opgeleid. Conclusie Het panel beoordeelt het facet, gelet op bovenstaande bevindingen en overwegingen, als voldoende.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • Het curriculum van de beide opleidingsvarianten voltijd en deeltijd is beschreven in Opleidingsprofiel ALO HAN. De curriculumstructuur is gelijk. Het programma is opgedeeld in twee semesters per studiejaar. In elk semester worden 30 studiepunten verdeeld over drie onderwijseenheden(OWE’s). Twee daarvan hebben een omvang van 7,5 studiepunten (deze OWE’s duren een half semester) en één module is 15 studiepunten groot. Stages vormen een onderdeel van de onderwijseenheden. Er is per
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
25/67
•
•
•
semester een lintstage van één dag (propedeuse) of twee dagen (hoofdfase) per week. Elk semester bevat bovendien een blokstage van twee weken. Het vierde jaar van de opleiding, hoofdfase 3 genaamd, bestaat uit een minor van 30 studiepunten en een afstudeerfase van 30 studiepunten. Het deeltijdcurriculum heeft volgens het Opleidingsprofiel ALO HAN een omvang van 150 studiepunten. Het propedeusejaar wordt aan deeltijders niet aangeboden, omdat ze uitsluitend worden toegelaten tot de opleiding indien ze hebben aangetoond het propedeuseniveau te beheersen (zie facet 2.5). Ook bevat het deeltijdcurriculum geen minor. Het overige deel van het curriculum wordt in een tweejarig programma aangeboden. De opleiding wil zich profileren met sport in haar verschillende verschijningsvormen (zie facet 1.1). Studenten herkennen deze indeling wel in de testdag die georganiseerd wordt voor toelating tot de opleiding, maar niet in het opleidingsprogramma zelf, zo vertelden zij het auditteam. Daarom concludeert het auditteam dat de profileringsdoelstelling niet in het programma gerealiseerd wordt. De onderwijseenheden hebben altijd een beroepstaak als centraal onderdeel. Voor deze beroepstaken zijn niveaus beschreven. Ter illustratie zijn hieronder de niveaus van de beroepstaak Leren, lesgeven en Bewegingsprogramma’s weergegeven.
Leren, lesgeven en Bewegingsprogramma’s niveau 1 (oriënterend) de student is in staat een les te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren. niveau 2 de student is in staat een les te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren; (operationeel-tactisch) daarbij rekening te houden met kenmerken van verschillende doelgroepen en met een breed en actueel aanbod van sport- en beweegactiviteiten. niveau 3 (tactischde student is in staat om een vakwerkplan te maken waarbij rekening wordt strategisch) gehouden met relevante trends en wetenschappelijk inzichten
Voor de beroepstaak Ondernemen en Innovatie zijn twee niveaus gedefinieerd: Ondernemen en Innovatie niveau 1 (oriënterend) de student is in staat een situatieanalyse te maken van een basisschool met als doel om het sport- en beweegaanbod te ontwikkelen, vernieuwen en /of te verbeteren. niveau 2 de student is in staat om de behoefte van een doelgroep te verwerken in (operationeel-tactisch) een nieuw product en dit te ontwikkelen en het te positioneren in de markt.
•
Voor alle beroepstaken zijn vervolgens beroepsproducten en productcriteria – en soms ook leerdoelen – geformuleerd per niveau, die een leidraad zijn voor het bewijs dat de student moet leveren om aan te tonen dat hij de beroepstaak beheerst. In de OWE’s worden het verwerven en toepassen van kennis en inzicht, het vermogen tot oordeelsvorming, het ontwikkelen van leervaardigheden en communiceren duidelijk zichtbaar. De beroepstaken tezamen bestrijken het domein en de eindkwalificaties van de opleiding. Het zwaarste accent ligt op het leraarschap, maar er zijn ook onderwijseenheden en beroepstaken die gericht zijn op Buurt en Sportvereniging (als onderdelen van de BOS-driehoek). Voorbeelden hiervan zijn de onderdelen
26/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
•
•
•
sportmanagement, ondernemen, sport - een gezonde zaak, en sportvereniging, school en gemeente. Gezien de doelstellingen van de opleiding, vindt het auditteam dit een redelijke opbouw van het curriculum. Tevens sluiten de beroepstaken goed aan op de oriëntatie op de beroepspraktijk, omdat ze gekoppeld zijn aan beroepsproducten en beroepshandelingen die in de praktijk voorkomen. Het schema in bijlage 1 van het zelfevaluatierapport illustreert de relatie tussen beroepstaken en competenties. Uit de curriculumstructuur en de beschrijvingen van de OWE’s die het panel heeft ontvangen, wordt duidelijk dat theorie en praktijk met elkaar verbonden zijn. Ieder semester bevat zowel stage- als theorieonderdelen. Uit de modulebeschrijvingen blijkt dat de stageopdrachten worden afgestemd op de aangeboden theorie en de aard van de stage. In de propedeuse wordt de module Leraar LO in het PO aangeboden en loopt de student stage in het primair onderwijs. De opdrachten hebben betrekking op het leren lesgeven, het waarnemen van wat er gebeurt tijdens een les en dergelijke. Ook wordt uit het materiaal duidelijk dat er aandacht is voor de eigen sportvaardigheid. Zoals hiervoor uiteen is gezet, is er bij studenten behoefte aan meer training van de eigen vaardigheden. De vaardighedentrainingen zijn opgezet conform het uitgangspunt van de vijf verschijningsvormen van sport: spel, wedstrijd, show, recreatie en avontuur. De OWE-beschrijvingen die het auditteam heeft ingezien, zijn verschillend vormgegeven. Soms is er een expliciete verwijzing naar de competenties waaraan gewerkt wordt, zoals in Sport en gezonde leefstijl. In andere OWE’s is dat impliciet. Hetzelfde geldt voor de leerdoelen. In de OWE Sport en gezonde leefstijl worden per les leerdoelen benoemd. In een aantal andere OWE’s gebeurt dat niet. Daarin zijn de leerdoelen wel af te leiden uit de opdrachtbeschrijvingen. In de jaren tussen de start van de opleiding en de huidige beoordeling heeft de opleiding de beroepstaken ontwikkeld als verbinding tussen theorie en praktijk. De beroepstaken fungeren zowel in het binnenschoolse deel als in de stage als middelpunt van het onderwijs. Ook zijn de verschijningsvormen geïntroduceerd, die van invloed zijn op de inhoud van de stageopdrachten. Ook de keuze voor lintstages bevordert de kracht van de beroepspraktijk in het programma. Uit het landelijke STO blijkt dat studenten de inhoud van het programma positief waarderen met een gemiddelde score van 3.5 op de items die tot dit aspect behoren.
Overwegingen De opbouw van de curricula voor de voltijd- en deeltijdopleiding vertoont grote gelijkenis. Het deeltijdcurriculum is inhoudelijk niet gelijk aan het voltijds curriculum. De inhoud van het programma dekt de eindkwalificaties en er is aandacht voor alle onderdelen van de BOSdriehoek. De profilering op de verschijningsvormen van sport, komt in het curriculum niet uit de verf. Uit de leerdoelen en opdrachten die in de beschrijvingen van de onderwijseenheden zijn opgenomen, blijkt dat de Dublin descriptoren als indicatoren voor het niveau gebruikt worden. Het is verwarrend dat de beschrijvingen van de onderwijseenheden niet volgens een vast stramien zijn ingericht. Specifiek voor de deeltijdopleiding valt op dat het curriculum geen minor bevat.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
27/67
Conclusie Het auditteam beoordeelt het facet op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen als voldoende.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • In het curriculum is een fasering aangebracht tussen propedeuse en hoofdfase. De propedeuse is inhoudelijk zodanig ingericht dat de oriënterende en selecterende functie ervan goed tot haar recht komt. De student en de opleiding worden in staat gesteld te bepalen of de student qua profiel en niveau in staat is de opleiding met succes te voltooien. Het propedeuseprogramma bevat daarom beroepstaken die de belangrijkste aspecten van het toekomstige werk omvatten, hoofdzakelijk gericht op leraarsfuncties in het primair en voortgezet onderwijs. • De hoofdfaseprogramma biedt de student een aantal keuzemogelijkheden, te weten: - Specialisatie in beweegmanagement of speciaal onderwijs; - Iedere periode een andere verschijningsvorm (vier keuzes per jaar); - Één van de minoren uit het aanbod van het instituut; een minor is verbredend of verdiepend; - Onderwerpskeuze voor afsluitende scriptie en afsluitende stage. De student wordt in zijn keuze begeleid door een studieloopbaanbegeleider, die er op toeziet dat de student zijn keuzes verantwoordt met het oog op de te realiseren competenties, het beroepsprofiel en het door de student geformuleerde toekomstperspectief. • De beroepstaken vormen het inhoudelijke structureringsprincipe van het curriculum. In iedere OWE staat een beroepstaak centraal. Al het onderwijs – theorie en opdrachten – in een OWE is gericht op het kunnen uitvoeren van de beroepstaak. Deze beroepstaken zijn afgeleid van de rol die de docent SBO heeft. De verschuiving van sport binnen de muren van het gymnastieklokaal, naar de buurt en de sportvereniging krijgt daarin voorzichtig vorm, vindt het auditteam. De beroepstaken vormen per taak een leerlijn, omdat ze op drie niveaus in het programma terugkomen, waarbij de complexiteit, de context en/of de beoordelingscriteria een hoger beheersingsniveau vragen van de student. In de deeltijdopleiding wordt het eerste niveau niet aangeboden, omdat deeltijdstudenten dienen aan te tonen dat niveau te beheersen voordat ze tot de opleiding worden toegelaten. Studenten vinden de beroepstaken een bindend principe in het curriculum, zo vertelden ze het auditteam. • In ieder semester van het curriculum is de samenhang tussen theorie en praktijk geborgd door de stage die is ondergebracht in de OWE’s Leraar LO in het PO (I en II) en Leraar in het VO (I en II) in het eerste en tweede studiejaar. In het derde studiejaar (hoofdfase 2 van het curriculum) is de stage onderdeel van de keuze voor speciaal onderwijs of beweegmanagement. In het laatste jaar vindt de stage weer plaats in een onderwijssetting, waarbij de ontwikkeling van een vakwerkplan centraal staat. Studenten
28/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
geven in het gesprek met het auditteam aan dat ze de samenhang tussen theorie en praktijk zeer waarderen. Door studieloopbaanbegeleiding wordt geborgd dat de student keuzes maakt die passen bij de competenties en het beroepsprofiel. De afstemming van het aanbod van keuzemogelijkheden wordt geborgd in het overleg dat de curriculumvoorzitter heeft met de beroepstaakteams, de beroepenveldcommissie en de opleidingscommissie. In deze overleggen wordt het curriculum jaarlijks besproken en vastgesteld. Hierdoor is de samenhang in het curriculum beleidsmatig geborgd. Uit het landelijk studenttevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat ruim 60% van de studenten tevreden is over de samenhang in het opleidingsprogramma. De gemiddelde score is een 3.6 op een vijfpuntsschaal. De keuzemogelijkheden in het programma worden met een 3.3 gewaardeerd en een royale 40% van de respondenten is tevreden over de keuzemogelijkheden in het programma.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de samenhang tussen theorie en praktijk in de onderwijseenheden goed zichtbaar is en positief ervaren wordt. De beroepstaken zijn voor alle betrokkenen duidelijke, verbindende elementen voor de verticale samenhang in het curriculum. Door de begeleiding bij de keuzes die het programma biedt, wordt geborgd dat studenten keuzes maken die samenhangen met de eisen van het beroep enerzijds en hun wensen anderzijds. Conclusie Het auditteam beoordeelt het facet op grond van het bovenstaande als goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • De opleiding heeft aan het auditteam een overzicht van lesroosters per studiejaar gegeven. Daaruit blijkt dat de lesroosters voorzien in ongeveer 20 contacturen per week, exclusief de stage. De stage-uren worden conform de geprogrammeerde curriculuminformatie ingeroosterd in de vorm van lintstages en blokstages. De werkelijk geprogrammeerde studielast van contacturen en stage-uren benadert daarmee de veertig uren per week. • In de evaluaties van de OWE’s wordt gevraagd naar de tijd die studenten aan de OWE besteed hebben. Uit de respons blijkt dat het merendeel van de respondenten 10-15 uur per week besteedt aan een OWE van 15 studiepunten in een semester, waar dat er minimaal 20 zouden moeten zijn. In het gesprek met het auditteam hebben de studenten verteld dat het voorbereiden en uitvoeren van de stage veel tijd kost en dat daarmee de totale werkelijke studielast gemakkelijk de 40 uur per week nadert en bij velen ook wel overschrijdt.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
29/67
•
•
•
•
•
•
•
De opleiding heeft oog voor de spreiding van de studielast over het semester. Toetsen leiden vaak tot piekbelasting. De opleiding heeft daarom de summatieve toetsing binnen OWE’s verdeeld over een aantal kleinere deeltoetsen die gespreid over de lesperiode worden afgenomen. Studenten geven aan dit een goed hulpmiddel te vinden om de studielast te verdelen. In de evaluatie van de OWE wordt gevraagd of de docenten en begeleiders beschikbaar zijn. De respondenten zijn daarover in ruime meerderheid positief in de evaluatieresultaten die het auditteam heeft ingezien. Studenten hebben dit beeld in het gesprek met het auditteam bevestigd. Wel geven de studenten aan dat het programma een aantal struikelvakken bevat die hen hoofdbrekens bezorgen. Ze noemen in dit kader anatomie, biomechanica en statistiek. Ze zien echter wel in dat ze zich voor deze vakken meer moeten inzetten, omdat ze wel vinden dat de vakken nodig zijn om als bekwaam leraar SBO te kunnen functioneren. Uit zowel de evaluaties van de OWE’s als het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de informatievoorziening over les- en tentamenroosters. In het studenttevredenheidsonderzoek van 2009 beoordelen de respondenten de tijdige bekendmaking van het lesrooster met een 3.2 en van de toetsroosters met een 3.3. Het tijdig bekend maken van roosterwijzigingen wordt met een 3.0 gewaardeerd. De respondenten vinden dat het lesrooster een efficiënte studieplanning niet mogelijk maakt. Volgens de studenten die het auditteam gesproken heeft, wordt dit veroorzaakt doordat lessen die op verschillende locaties worden verzorgd, achter elkaar worden gepland, zonder dat er met reistijd rekening wordt gehouden. Omdat alle lesactiviteiten vanaf september 2010 op één locatie worden verzorgd, zal dit probleem verdwijnen. Hoewel de deeltijdstudenten geen klachten hebben over de studielast, wordt er van hen op papier veel gevraagd. Deeltijders dienen te beschikken over een relevante werkplek van minstens 20 uur per week en daarnaast dienen ze een studielast van 2100 klokuren (75 studiepunten) per jaar te realiseren. Naar het oordeel van het auditteam is deze werk- en studielast in de praktijk niet uitvoerbaar. Als verklaring voor de studeerbaarheid van het programma noemt de opleiding dat deeltijdstudenten door hun werkervaring minder tijd aan stage hoeven te besteden, werken en stage combineren en door hun persoonlijke situatie efficiënt kunnen studeren. Daardoor kunnen de competenties in minder dan de geprogrammeerde tijd bereikt worden. Om de studievoortgang te bevorderen heeft de opleiding een aantal studiebevorderende maatregelen genomen. In de eerste plaats is dat het studieadvies in de propedeutische fase (Onderwijs- en Examenregeling, paragraaf 7). De norm voor een bindend negatief advies ligt op 45 studiepunten. Bij het uitbrengen van het advies wordt rekening gehouden met een aantal (persoonlijke) omstandigheden. Ook om toegelaten te worden tot de afstudeerfase – de OWE Van Les tot Vakwerkplan – zijn voorwaarden geformuleerd. De student die aan het afstuderen wil beginnen dient de volgende assessments met een voldoende afgesloten te hebben: - Les- en leidinggeven en meerjarenplanning, niveau 2; - Begeleiden en coachen, niveau 3; - Gedragsverandering en gezonde leefstijl, niveau 3.
30/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
In de diverse evaluaties die het auditteam heeft ingezien, zijn studenten tevreden over de bereikbaarheid en toegankelijkheid van docenten. Met name via e-mail zijn docenten goed te benaderen en reageren ze snel. Anderszijds waarderen studenten ook de toegankelijkheid van docenten in de dagelijkse contacten op de instelling.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleiding de studielast van studenten goed volgt en dat deze dicht bij de te realiseren studielast ligt. De spreiding van de studielast over de lesperiodes leidt niet tot (extreme) piekbelasting bij studenten. Er zijn enkele struikelvakken in het curriculum, maar studenten wijten het vooral aan zichzelf dat ze deze vakken niet gemakkelijk halen. De bereikbaarheid en toegankelijkheid van docenten is in orde. De maatregelen die zijn ingebouwd om de studievoortgang te bevorderen, vindt het auditteam relevant. De geprogrammeerde studielast van deeltijdstudenten is naar het oordeel van het auditteam niet realistisch ondanks de argumenten van de opleiding. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen beoordeelt het auditteam dit facet als goed voor de voltijdopleiding en als voldoende voor de deeltijdopleiding.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • Tot de opleiding worden studenten toegelaten die in het bezit zijn van een diploma havo, vwo of mbo-niveau 4. Aan kandidaten met een havo- of vwo-diploma worden geen profieleisen gesteld. • Kandidaten met een mbo-4 opleiding Sport en Bewegen kunnen in aanmerking komen voor een verkort programma van 3 jaar indien ze zich tijdig aanmelden, het prebachelorprogamma halen en een positief advies hebben van een mbo-docent. Over dit pre-bachelorprogramma vindt overleg plaats met de betrokken mbo-opleidingen, omdat er zes scholingsbijeenkomsten aan het programma verbonden zijn. Indien een kandidaat niet aan het niveau voldoet, wordt geadviseerd in de propedeuse te starten of niet te starten. • Kandidaten van 21 jaar of ouder die niet aan de formele toelatingseisen voldoen, kunnen worden toegelaten na een colloquium doctum, waarvan de eisen zijn beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling (OER, paragraaf 1). Studenten die een niet-Nederlands diploma hebben of Nederlands niet als moedertaal hebben, dienen een bewijs te leveren van voldoende beheersing van het Nederlands, zoals het examen NT-2-II. • Voor alle aspirant-studenten gelden aanvullende eisen die in de toelatingsprocedure (en op de website van de HAN) worden genoemd. In een vaardigheidstest wordt de motoriek beoordeeld; de kandidaten geven een les aan medekandidaten; er vindt een gesprek plaats met een docent; kandidaten worden sportmedisch onderzocht en alle kandidaten
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
31/67
•
•
•
• •
moeten minimaal het zwemdiploma A bezitten. In het gesprek dat het auditteam met studenten heeft gevoerd, blijken deze testen alle gebruikt te worden voor de advisering aan potentiële studenten. Deeltijdstudenten dienen een portfolio te overleggen en te verdedigen waaruit blijkt dat ze voldoen aan de normen die voor propedeusestudenten gelden. In Portfolio deeltijd ALO studiejaar 2010-2011 zijn inhoudelijke eisen en de werkwijze voor de totstandkoming en beoordeling van het portfolio beschreven. Uit het document blijkt dat de kandidaat bewijsmaterialen moet aanleveren waarmee hij kan aantonen de beroepstaken van het eerste jaar te beheersen. De EVC-procedure is ten tijde van de visitatie nog niet opgenomen in het EVC-register van het Kenniscentrum EVC. Het auditteam acht het raadzaam dat de opleiding de EVC-procedure zo snel mogelijk laat erkennen. Ook voor het verlenen van een vrijstelling aan deeltijdstudenten voor de zogeheten vrije minor is een procedure opgesteld, die vergelijkbaar is met de EVCprocedure. De deeltijdstudent die het auditteam gesproken heeft, heeft de beschreven procedures doorlopen. Hierboven is de inhoudelijke aansluiting beschreven. Wat werkvormen betreft is er geen specifiek programma. Studenten worden in het eerste intensief begeleid in het kader van de studieloopbaanbegeleiding. Daarin is aandacht voor de problemen die de student in het eerste jaar van de ALO tegenkomt en de wijze waarop die opgelost kunnen worden. Om studenten voor te bereiden op een studie aan een ALO worden diverse voorlichtingsactiviteiten georganiseerd op scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Verder organiseert de opleiding jaarlijks enkele open dagen. De belangrijkste manier om kennis te maken met de opleiding is echter de toelatingstest. De HAN heeft de Code of Conduct ondertekend. Meer dan 60% van de respondenten in het studenttevredenheidsonderzoek van 2009 geeft aan dat de aansluiting naar tevredenheid is verlopen. De waardering is gemiddeld een 3.6 op een vijfpuntsschaal.
Overwegingen De opleiding richt zich op doorstromers vanuit de reguliere vooropleidingen en op kandidaten met werkervaring. Voor beide groepen zijn instroomprogramma’s en adviestrajecten ingericht. De studieloopbaanbegeleider bevordert een soepele aansluiting van vorige opleiding naar de ALO. De studenten zijn positief over de aansluiting en de instroomprocedures. De procedure voor EVC van de deeltijdopleiding functioneert goed. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen beoordeelt het auditteam dit facet als goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points.
32/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Bevindingen • In het Opleidingsstatuut Domein Sport en Bewegingsstudies 2009-2010 zijn de formele opleidingsprogramma’s beschreven. • Het curriculum van de voltijdse opleiding heeft een omvang van 240 studiepunten. Ieder studiejaar heeft een omvang van 60 studiepunten, die verdeeld zijn over twee semesters. Ieder semester bestaat uit een combinatie van onderwijseenheden met een gezamenlijke omvang van 30 studiepunten. Stages vormen een onderdeel van een van de onderwijseenheden. • Het deeltijdprogramma heeft formeel een omvang van 240 studiepunten. Tot de deeltijdvariant worden uitsluitend studenten toegelaten die door de EVC-procedure komen, wat hen een vrijstelling van 90 studiepunten oplevert (de propedeuse en de minor). De opleiding heeft daarom in het Opleidingsstatuut alleen de resterende150 studiepunten opgenomen, die verdeeld zijn over twee studiejaren. Elk studiejaar heeft een programma met een omvang van 75 studiepunten. De stages zijn een onderdeel van een van de onderwijseenheden. Overwegingen De formele opleidingsduur van beide opleidingsvarianten is beschreven in het Opleidingsstatuut Domein Sport en Bewegingsstudies 2009-2010 en voldoet aan de formele eisen die gesteld worden aan een hbo-bachelorprogramma. Conclusie Aan de formele eisen voor de duur van het studieprogramma van beide varianten is voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • De opleiding heeft haar visie op leren en onderwijzen verwoord in Onderwijskundige Visie ALO (februari 2009). De kenmerken van deze visie zijn gebaseerd op het motto Leren is Actie en onderbouwd vanuit recente leertheorieën, waaronder het sociaalconstructivisme. De student dient – in de opvatting van de opleiding – actief te zijn op cognitief niveau (kennis verwerven), affectief niveau (o.a. motiveren, attribueren, doelen stellen) en metacognitief niveau (ontwikkelen van zelfregulatie). Ook wordt leren gezien als een cumulatief proces: eerdere leerervaringen zorgen ervoor dat een student nieuwe situaties aan kan en nieuwe problemen kan oplossen. • Het onderwijsconcept van de ALO heeft een aantal kenmerken: - Competentie- en beroepsgericht: o De student verwerft beroepscompetenties door leerarrangementen waarbij de realiteit van het beroepsmatig handelen uitgangspunt is; o De opleiding die een student volgt, voert een continue dialoog met het werkveld;
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
33/67
-
•
•
•
•
Proces- en studentgericht o De student leert leren; o De student is in toenemende mate in staat om zijn eigen leerproces (product en proces) te sturen, docentsturing neemt af. Het auditteam is van mening dat dit concept past bij en invulling geeft aan de competenties die een student moet verwerven en de beroepstaken die daarvoor geformuleerd zijn. Teneinde invulling te geven aan het concept heeft de opleiding voor een aantal werkvormen gekozen die aan die invulling een bijdrage leveren. In de Onderwijskundige Visie ALO wordt een overzicht gegeven van werkvormen die passen bij de visie: probleemgestuurd onderwijs, projectonderwijs, colleges, practica, zelfstudie en studieloopbaanbegeleiding. In de studiehandleidingen voor de onderwijseenheden worden de ingezette werkvormen genoemd. Ook stages maken een belangrijk deel uit van de werkvormen en deze zijn bijzonder geschikt om de relatie met de beroepspraktijk te leggen. Uit de studiehandleidingen en de gesprekken met studenten en docenten is gebleken dat ook tutorbijeenkomsten een belangrijke rol vervullen in de ontwikkeling die studenten doormaken. Samen met de studieloopbaanbegeleiding vormen tutorbijeenkomsten de bron voor het ontwikkelen van het leerproces van de student, mede omdat reflectie hierbij een belangrijke rol speelt. De inrichting van de deeltijdopleiding is gebaseerd op dezelfde principes als die van de voltijdopleiding. Maar de uitwerking ervan sluit aan bij de situatie van de deeltijders: studenten met enige jaren werkervaring, die studeren in combinatie met werk en gezin. Werkplekleren in combinatie met college-activiteiten en begeleiding vormen daarom de kern van de onderwijsactiviteiten in deze variant. De keuze voor werkvormen wordt gemaakt in de beroepstaakteams die een onderwijseenheid ontwikkelen. Alle docenten maken deel uit van één of meer van deze teams. Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat ongeveer 60% van de studenten tevreden is over de variëteit in werkvormen en de gemiddelde waardering is een 3.5. Ook in de evaluaties van de onderwijseenheden worden positieve oordelen gegeven over de tutorbijeenkomsten, opdrachten en colleges.
Overwegingen Het onderwijsconcept van de opleiding is vanuit recente leertheorieën onderbouwd en sluit aan bij het beoogde competentiegerichte opleiden. De werkvormen stellen studenten in staat de vereiste competenties te ontwikkelen en de beroepstaken uit te voeren. Er is terecht rekening gehouden met verschillen tussen voltijd- en deeltijdstudenten. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen beoordeelt het auditteam dit facet als goed.
34/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • In het Toetsboek 2009-2010 beschrijft de opleiding de uitgangspunten en werkwijze rondom toetsing voor medewerkers en studenten. Kenmerkend in het beleid is dat de student moet aantonen aan de criteria voor een beroepstaak op een bepaald niveau (1, 2 of 3) te voldoen. Daarmee toont hij dan aan dat hij competent is voor die beroepstaak op dat niveau. • Voor alle beroepstaken zijn op drie niveaus handelings- en productcriteria beschreven die worden toegepast bij de toetsing en de beoordeling van de onderdelen van de beroepstaak. De criteria zijn opgenomen in de studiehandleidingen van de onderwijseenheden. Ten behoeve van de visitatie heeft de opleiding ze samengebracht in Eindkwalificaties per onderdeel van het ALO-programma, waardoor het auditteam een goed inzicht heeft gekregen in de gehanteerde niveaus. Op deze wijze kon het team tevens vaststellen dat de niveaus gebaseerd zijn op en aansluiten bij de Dublin descriptoren. • Naast afzonderlijke toetsen voor kennis (recent ingevoerd), vaardigheden en attitude eist het toetsboek ook dat er integraal getoetst wordt. De student dient daartoe bewijsmateriaal te verzamelen in het digitale portfolio dat iedere student vanaf de aanvang van de studie leert bij te houden. Het portfolio heeft een ontwikkelingsdeel dat gebruikt wordt in de begeleiding en een presentatiedeel, dat gebruikt wordt voor het summatief assessment van een beroepstaak. Enkele studenten hebben de werking van het systeem voor het digitale portfolio aan het auditteam gedemonstreerd aan de hand van hun eigen portfolio. Op grond van deze presentatie stelt het auditteam vast dat het portfoliogebruik goed geregeld is. • In het Toetsboek wordt uiteengezet dat er formatieve en summatieve toetsen zijn. De formatieve toetsen dienen om de student in staat te stellen zich te verbeteren in een bepaalde beroepstaak. Bij een formatieve toets hoort naar het oordeel van de opleiding dan ook formatieve feedback. In de summatieve toetsing bewijst de student dat hij het vereiste niveau voor de beroepstaak heeft behaald. Deze summatieve toetsing heeft meestal de vorm van een integratief eindgesprek met één of twee assessoren over het presentatieportfolio, reflectieverslagen en eventueel resultaten van peer assessments. • In de studiehandleidingen die het auditteam heeft ingezien zijn de toetsvormen, de op te leveren beroepsproducten (of deelproducten) en de beoordelingscriteria opgenomen. Ook zijn in de handleidingen een groot aantal opdrachten beschreven waarmee de studenten hun ontwikkeling kunnen toetsen. In de beschrijving zijn de Dublin descriptoren duidelijk herkenbaar, vindt het auditteam. • De toetsing sluit aan op de leerdoelen van een onderwijseenheid; de beroepstaak die getoetst wordt staat immers centraal in een onderwijseenheid. Kennis wordt getoetst door middel van tentamens, vaardigheden worden onder andere getoetst in praktische oefeningen, maar vooral ook in de stageonderdelen van het curriculum. Daarvoor zijn handleidingen en beoordelingscriteria beschikbaar voor de praktijkbegeleider en de stagedocent. Deze formulieren worden gebruikt en door regelmatig overleg tussen
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
35/67
•
•
•
•
•
•
docenten en praktijkbegeleiders wordt de afstemming over de betekenis van de criteria steeds beter. Uit de documentatie en de gesprekken met docenten en studenten is gebleken dat er toetsvormen als tentamens, projectverslagen, presentaties, lesformulieren, assessments, portfoliogesprekken worden gebruikt. Studenten en docenten zijn tevreden over deze variatie in toetsvormen. Studenten hebben het auditteam ook gemeld dat ze kwalitatief goede feedback ontvangen, die voornamelijk mondeling gegeven wordt. Van schriftelijk vastgelegde feedback heeft het auditteam slechts in beperkte mate kennis kunnen nemen. De stage- en de afstudeerfase worden beoordeeld aan de hand van duidelijke beoordelingsformulieren. Zowel de praktijkbegeleider als de stagedocent is bij de beoordeling betrokken. De stagedocent brengt een advies uit over de beoordeling van de beroepstaken die de student in de praktijk heeft uitgevoerd. De stagedocent van de opleiding beoordeelt de prestaties mede aan de hand van het portfolio en stelt de eindbeoordeling vast. Uit de gesprekken is gebleken dat er vanuit de opleiding onvoldoende controle wordt uitgeoefend op de wijze waarop het oordeel van de praktijkbegeleider tot stand komt. Praktijkbegeleiders meldden het auditteam dat de stagedocenten slechts weinig contact met hen hebben. De opleiding heeft een aantal maatregelen genomen om ‘meeliften’ bij groepswerk te voorkomen. Zo wordt ook bij groepswerk regelmatig individueel beoordeeld, beoordelen studenten elkaar in een peerassessment en moeten studenten een competentieverslag schrijven om aan te tonen dat zijzelf de competentie en de beroepstaak beheersen. Ter opsporing van fraude in werkstukken en scripties maakt de opleiding gebruik van het computerprogramma Ephorus. Naar aanleiding van het inspectierapport betreffende de kwaliteit van de examencommissies in het hoger onderwijs heeft het instituut waartoe de ALO behoort in beeld gebracht wat de stand van zaken rond de eigen examencommissies is. Deze stand van zaken is verwoord in Examencommissies ISBS, Positie en rol (december 2009). In de vigerende situatie borgen de examencommissie en de instituutsdirectie de wettelijke eisen die aan examencommissies worden gesteld. In de notitie is aan de hand van de Wet Versterking Besturing en het inspectierapport een checklist van aandachtspunten samengesteld om de werking van examencommissies te borgen. De checklist is voor de ALO nog niet ingevuld. De opleiding heeft wel al maatregelen genomen om de kwaliteit van de toetsing te borgen. Het taakteam Toetsing en Evaluatie is verantwoordelijk voor het toetsbeleid en het Toetsboek. Uit de stukken die het auditteam heeft ingezien, blijkt dat het taakteam in een onregelmatige frequentie bijeenkomt. Het taakteam Onderwijs en Kwaliteit heeft tot taak de kwaliteit van de toetsen te evalueren en voorstellen tot verbetering te doen. Dit team komt regelmatig bijeen en het doet verslag van zijn activiteiten. In evaluaties wordt het vooraf vermelden van beoordelingscriteria en het aansluiten van de toetsing op het onderwijs met respectievelijk een 3.3 en een 3.4 beoordeeld door studenten.
36/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Overwegingen De opleiding zet verschillende toetsvormen in om het niveau van studenten bij het uitvoeren van beroepstaken te toetsen. Het portfolio neemt daarin een belangrijke plaats in. Er zijn mechanismen in werking gesteld om de kwaliteit van de toetsing te borgen, maar deze functioneren nog niet optimaal. Bij de beoordeling van de studenten in de beroepspraktijk weegt het oordeel van de praktijkdocent mee, maar de stagedocenten controleren te weinig de kwaliteit van dat oordeel. Er is in de opleiding voldoende zicht op de niveaus van beroepstaken en de beoordelingscriteria die bij ieder niveau horen. In het Toetsboek is een en ander beschreven. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam – mede op basis van de kritische opmerkingen – tot het oordeel voldoende voor dit facet. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn voor beide opleidingvarianten ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • Uit de aan het auditteam ter beschikking gestelde CV’s van docenten en de Personeelsoverzichten ALO HAN blijkt dat een groot deel van de docenten beschikt over werkervaring van minder dan 3 jaar. Ook is een deel van hen nog steeds actief in één van de beroepscontexten waarvoor de studenten worden opgeleid, omdat ze deeltijd aan de HAN en deeltijd in het veld werken. Werkvelden waar docenten vertrouwd mee zijn, zijn onder het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, sportorganisaties (NOC*NSF, NISB) en overheden. • Alle docenten kunnen worden ingezet om studenten tijdens stage en afstuderen te begeleiden en ook daarmee worden ze in de gelegenheid gesteld contact met de beroepspraktijk te houden. Zoals bij facet 2.8 is vermeld, wordt van deze mogelijkheid mondjesmaat gebruik gemaakt. Docenten nemen ook deel aan het overleg met de beroepenveldcommissie, waardoor ze in de gelegenheid zijn kennis te nemen van ontwikkelingen in het werkveld. • De analyse van het personeelsbestand en de CV’s maken eveneens duidelijk dat de relevante werkvelden en kennisgebieden door het docentencorps afgedekt worden. Er is ervaring op het terrein van bewegingswetenschappen, de aspecten van sportbeoefening en de verschijningsvormen (o.a. zaalsporten, watersport, avontuursporten, balsporten). Ook zijn er docenten met ervaring en een opleiding in de didactische aspecten van het leraarsberoep. Tevens hebben enkele docenten ervaring in beleidsfuncties bij
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
37/67
•
•
sportorganisaties en overheden, wat van belang is voor de B en de S van de BOSdriehoek. De opleiding stelt docenten in de gelegenheid de ontwikkelingen in het veld en de vakgebieden bij te houden. Daarvoor organiseert de opleiding onder andere jaarlijks een symposium waarin de verbinding tussen opleiding en praktijk centraal staat. Ook nemen docenten van de opleiding deel aan samenwerkingsverbanden met gemeente, voortgezet onderwijs en diverse sportverenigingen om het profiel van de combifunctionaris uit te werken. Een derde manier om de contacten met het werkveld te onderhouden is de bijdrage van docenten aan projecten van Seneca, waarin opdrachten uit het werkveld worden uitgevoerd. Studenten zijn in meerderheid (ruim 60%) van mening dat de docenten goed op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. Hun waardering is gemiddeld een 3.8. Ook afgestudeerden zijn van oordeel dat de docenten goed op de hoogte zijn van de beroepspraktijk.
Overwegingen Het docententeam is zodanig samengesteld dat er voldoende docenten zijn met actuele en recente ervaring in de beroepspraktijk. Tevens zijn er voor docenten voldoende mogelijkheden om contacten met de praktijk te houden, zoals stagebegeleiding, opdrachten voor Seneca en samenwerkingsverbanden. Conclusie Gezien bovenstaande bevindingen en overwegingen beoordeelt het auditteam dit facet als goed.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • De opleiding groeit jaarlijks. De achterliggende jaren is de formatie daarin meegegroeid. In het studiejaar 2009-2010 werken er 47 docenten aan de opleiding met een formatieomvang van 21,8 fte. In hetzelfde jaar studeren er 510 studenten, van wie 26 in de deeltijdopleiding. Volgens de gegevens die de opleiding verstrekt heeft, bedraagt de docent/studentratio 1:23.3. De instelling streeft naar een verhouding tussen vaste aanstellingen en flexibele aanstelling van 70:30. De reële verhouding is volgens de opleiding 73:27. Een aantal docenten heeft een tijdelijke aanstelling vanwege de ‘proeftijd’ en die zal na één jaar worden omgezet in een vaste aanstelling. • Om de toekomstige groei van de sportopleidingen te kunnen opvangen, is er op instituutsniveau (dat zijn 3 opleidingen) een bovenformatie van 5,5 fte. Daardoor kan onderwijs geactualiseerd worden en hebben nieuwe docenten tijd om zich in te werken.
38/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
•
•
Tot de taken van docenten behoren naast het directe verzorgen van onderwijs (lesgeven, toetsen, beoordelen, begeleiden van stagiairs en afstudeerders). Bij een volledige aanstelling is 10% van de tijd gereserveerd voor onderwijsontwikkeling, beheers- en bestuurstaken en het buiten de lesuren om te woord staan van studenten. De norm voor het ziekteverzuim die de HAN stelt, is 3,5%. Het werkelijke verzuim van docenten aan de ALO bedraagt 2,4%, wat beduidend lager is dan de norm voorschrijft. De docenten melden in zowel het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) als in het gesprek met het panel dat de werkdruk hoog is, maar ook dat zij met plezier hun werk doen. De werkdruk wordt vooral veroorzaakt door de groei van het instituut. Uit het MTO blijkt ook dat docenten minder tevreden zijn over de lesroosters en de interne communicatie. Het management heeft daarom een taakgroep roostering ingesteld die de knelpunten onderzoekt, hetgeen in het nieuwe schooljaar moet leiden tot minder problemen. Ook schenkt het management meer aandacht aan communicatie en transparantie. Tweederde van de studenten die hebben gerespondeerd in het studenttevredenheidsonderzoek 2009 is tevreden over de bereikbaarheid van docenten. Ze waarderen die gemiddeld met een 3.7. In het gesprek dat het auditteam met studenten en afgestudeerden heeft gevoerd, werd dit beeld bevestigd.
Overwegingen De fte-studentratio past bij het onderwijs dat de opleiding verzorgt. De opleiding heeft tijdelijk extra formatie om curriculumontwikkeling en groei van het aantal studenten op te vangen. Het ziekteverzuim is laag. Het management heeft maatregelen genomen om enkele knelpunten in de taakbelasting van docenten weg te nemen. De opleiding voldoet aan de eisen die de instelling voor dit aspect stelt. De studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van docenten. De docenten worden voor beide opleidingsvarianten ingezet en in de taakbelasting wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijd en deeltijd. Conclusie Gelet op bovenstaande bevindingen en overwegingen beoordeelt het panel dit facet als goed.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • De opleiding ALO wordt geleid door de curriculumvoorzitter die verantwoording aflegt aan de instituutsdirecteur en leiding geeft aan de docenten. De curriculumvoorzitter is verantwoordelijk voor het studieprogramma van de major en de minoren. Ook stemt hij programmaonderdelen af met curriculumvoorzitters van de andere opleidingen binnen het instituut.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
39/67
•
•
•
•
•
De docenten zijn georganiseerd in beroepstaakteams waarbinnen ze onderwijs ontwikkelen, uitvoeren en evalueren. Daarnaast maakt een aantal docenten deel uit van taakteams in instituutsbreed werken. Voorbeelden van deze taakteams zijn Onderwijs en Kwaliteit, Toetsing en Evaluatie, Evenementen, Sportvaardigheden en Internationalisering. Docenten kunnen lid zijn van meerdere (beroeps)taakteams. Enkele medewerkers hebben coördinerende taken, zoals voor kwaliteitszorg en minorontwikkeling. Uit de CV’s van de docenten blijkt dat de kennisdomeinen die relevant zijn voor de ALO worden afgedekt. De docenten hebben minimaal een opleiding op bachelorniveau en 66% van de docenten heeft een mastergraad. Bovendien zijn drie docenten gepromoveerd op een opleidingsrelevant onderwerp en twee docenten doen promotieonderzoek. Enkele docenten van de opleiding zijn werkzaam bij een van de twee lectoraten: Sport, Voeding en Leefstijl en Talentherkenning en Talentontwikkeling. Studenten kunnen in het gesprek met het auditteam niet vertellen wat de lectoraten doen en op welke manier studenten bij lectoraatsactiviteiten betrokken zijn. In het personeelsbeleid is een functioneringscyclus beschreven: de Resultaat & Ontwikkelingsgesprekken (R&O-cyclus). Het auditteam heeft enkele verslagen van deze gesprekken ingezien. Ook hebben docenten verteld dat de gesprekken gevoerd en vastgelegd worden. In de gesprekken wordt gesproken over behaalde resultaten en beoogde ontwikkelingen. Een en ander kan uitmonden in een persoonlijk ontwikkelingsplan. Een teamontwikkelingsplan waarin professionalisering van docenten wordt afgezet tegen de deskundigheden die in de toekomst nodig zijn om het onderwijs te verzorgen, is niet aanwezig. Driekwart van de respondenten van het studenttevredenheidsonderzoek 2009 zijn over het algemeen tevreden over de inhoudelijke kwaliteit van de docenten. Hun gemiddelde waardering is een 3.9. Ook het werkveld waarmee het auditteam gesproken heeft, is voor zover het zich in staat acht een oordeel te geven, tevreden over de deskundigheid van de docenten.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het docententeam voldoende niveau heeft en de kennisdomeinen van de opleiding afdekt. Er is voldoende borging van de resultaten door middel van de R&O-gesprekken. Daarin is aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van docenten. Een professionaliseringsplan gericht op toekomstige behoefte aan deskundigheden is echter niet aanwezig, terwijl dat naar het oordeel van het auditteam wel van belang is. Conclusie Het auditteam beoordeelt het facet als voldoende, gelet op bovenstaande bevindingen en de kritische opmerkingen in de overwegingen. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
40/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • De ALO heeft haar hoofdvestiging in het hoofdgebouw van de HAN te Nijmegen aan de Kapittelweg. Het gebouw is goed bereikbaar met eigen en openbaar vervoer. Alle verdiepingen in het gebouw zijn toegankelijk voor studenten met een handicap en zij kunnen een beroep doen op speciale voorzieningen. • Het gebouw biedt studenten en medewerkers van de opleiding een studielandschap en mediatheek, collegezalen voor grote en kleine groepen, een auditorium, ontmoetingsplaatsen, een kantine en een fitnessruimte. De opleiding maakt, behalve voor hoorcolleges, vrijwel nooit gebruik van de grote collegezalen omdat het onderwijs wordt gegeven aan groepen van ongeveer vijftien studenten. De sportfaciliteiten in het hoofdgebouw worden door de ALO uitsluitend in noodgevallen gebruikt. • De meest gebruikte sportfaciliteiten bevinden zich op de campus van de Radboud Universiteit, die op loopafstand van de HAN ligt. Op het Universitair Sportcentrum (USC) heeft de opleiding voortdurend de beschikking over sportzalen, sportvelden en zwembaden. Deze faciliteiten zijn geschikt voor het beoefenen van binnen- en buitensporten. De voorzieningen beschikken over moderne materialen om de eigen vaardigheid van studenten te trainen en om lesvaardigheden te oefenen. Er zijn plannen om het gehele ISBS-onderwijs te verplaatsen naar het USC (2012) en naar Papendal (2011). • De standaardleslokalen waarvan de opleiding voor de meeste programmaonderdelen gebruik maakt, zijn voorzien van moderne onderwijsmiddelen. Meestal zijn een computer, een beamer en een projectiescherm standaard aanwezig. Waar dat niet zo is, kunnen ze op aanvraag worden geplaatst. • De algemene ICT-faciliteiten voorzien in de behoeftes van studenten en medewerkers. Er zijn in het algemeen voldoende computers beschikbaar. Bovendien is het gehele gebouw voorzien van draadloos netwerk en er zijn honderden aansluitpunten voor laptops waardoor studenten nagenoeg overal kunnen studeren en werken aan opdrachten. Medewerkers beschikken, afhankelijk van hun aanstellingsomvang, over een eigen of gedeelde werkplek met computer. • De hoofdcampus aan de Kapittelweg beschikt over een grote mediatheek, voorzien van studiemateriaal en studieplekken. Mediatheekmedewerkers verzorgen cursussen informatievaardigheden om studenten te leren deskundig met informatiebronnen om te gaan. Via de mediatheek hebben studenten en medewerkers toegang tot een groot aantal bronnen. In het voorjaar van 2010 zijn voor de gehele HAN-populatie meer dan 20.000 tijdschriften online beschikbaar, waaronder tijdschriften en databanken op de vakgebieden die aansluiten op de vakonderdelen van de ALO. Er zijn voldoende Engelstalige bronnen die voor buitenlandse studenten toegankelijk zijn. • Het ISBS heeft een praktijkbureau ingesteld, dat stages in binnen- en buitenland organiseert. Het praktijkbureau beheert de relaties en registreert afspraken en overeenkomsten, terwijl de opleiding zelf verantwoordelijk is voor de inhoudelijke en
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
41/67
•
•
onderwijskundige kwaliteit van de stageplaatsen. Het auditteam heeft de beschikking gekregen over een lijst met meer dan 400 stage-instellingen op werkterreinen als ziekenhuizen, ouderenzorg, justitiële inrichtingen, gehandicaptenzorg, onderwijs, welzijnswerk, maatschappelijke en kinderopvang in Nederland en Duitsland. Studenten zijn gemiddeld genomen tevreden met de studiefaciliteiten die de opleiding hen biedt. In het landelijk studenttevredenheidsonderzoek van 2009 waarderen de respondenten van de ALO de voorzieningen met een 3.5, de eerstejaars respondenten met een 3.7. De ICT-voorzieningen scoren met een 3.1 duidelijk lager. Er is helaas geen aparte beoordeling voor de sportvoorzieningen. Studenten gaven in het gesprek met het auditteam aan dat deze goed zijn. Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek blijkt dat de medewerkers over het algemeen tevreden zijn over het voorzieningenniveau, de veiligheid en de ict-voorzieningen.
Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding in een modern gebouw is gehuisvest. Naast de algemene hogeschoolvoorzieningen, zijn er voldoende specifieke voorzieningen om het ALO-onderwijs op het beoogde niveau te verzorgen. De sportvoorzieningen zijn van goed niveau, zowel wat ruimte als materialen betreft. Conclusie Naar het oordeel van het auditteam zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • Naast de informatieverspreiding die in onderwijssituaties plaatsvindt, kunnen studenten en docenten gebruik maken van diverse andere manieren van informatieoverdracht. De informatievoorziening verloopt voor het grootste deel via HAN Insite en HAN Scholar. Via HAN Insite wordt informatie over roosters en roosterwijzigingen beschikbaar gesteld. Deze informatie is ook op schermen in het gebouw beschikbaar. HAN Scholar is de elektronische leeromgeving van de hogeschool. Scholar biedt in de eerste plaats informatie over de programma-onderdelen: studiehandleidingen, aanvullend studiemateriaal, opdrachten en dergelijke. Een belangrijk ander facet van Scholar is het onderdeel DPF (digitaal portfolio) waarin studenten hun persoonlijke portfolio bijhouden waarmee zij hun ontwikkeling naar professioneel beroepsbeoefenaar in beeld brengen. Naast deze moderne communicatiemiddelen wordt ook van meer traditionele middelen gebruik gemaakt zoals informatie op papier die via fysieke postvakjes wordt verspreid onder docenten en studenten. Iedereen heeft een eigen postvak.
42/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
•
•
•
•
•
De studievoortgang wordt in een specifiek deel van Insite vastgelegd: het Student Informatie Systeem (SIS). Zowel de student als zijn begeleider heeft toegang tot de studieresultaten van de student, zodat diens voortgang gemonitord kan worden. De belangrijkste begeleider van de student tijdens diens studieloopbaan is de studieloopbaanbegeleider (SLB’er). De SLB’er heeft diverse taken, waaronder de volgende: hij legt de leerroute van de student vast in een studiecontract, begeleidt bij voorbereiding van toetsen, helpt bij het samenstellen van het portfolio en het persoonlijk ontwikkelingsplan, voert exitgesprekken, informeert over keuzemogelijkheden (waaronder stages) in het programma. In diverse studiehandleidingen is te zien dat de rol van de SLB’er verandert naarmate de student in zijn opleiding vordert. In het eerste jaar wordt veel aandacht besteed aan de technische en inhoudelijke aspecten van het portfolio en aan leervaardigheden. Het programma voor SLB is in de propedeuse tamelijk sturend, mede om de student te helpen in zijn beroepsontwikkeling. In de hoofdfase is het SLB-programma minder dwingend en vervult de SLB’er een begeleidende en coachende rol. Het programma voor SLB wordt in diverse handleidingen vastgelegd door het Taakteam Studieloopbaanbegeleiding. Het team baseert zijn handleidingen op het HAN-kader Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein uit 2004. Naast de opleidingsgebonden studieloopbaanbegeleiding zijn er decanen en psychologen op instituuts- en instellingsniveau. De decanen helpen studenten bij vragen over persoonlijke omstandigheden in relatie tot de studie, wet- en regelgeving, huisvesting en financiën. De studentenpsychologen helpen studenten op gebieden als tentamenvrees, studiestress, sociale en assertieve vaardigheden,solliciteren en studiemethoden. In de Stagehandleiding Opleiding ALO (uitgave september 2009) is beschreven op welke wijze de studenten begeleid worden. Tijdens iedere stageperiode wordt de school één keer door de aan die school gekoppelde stagedocent bezocht. In de Stagehandleiding is beschreven welke onderwerpen tijdens het bezoek met de student en de praktijkbegeleider besproken worden. In ieder geval worden de stagemap, de ontwikkeling van de student, de stagebrochure en het stagebeoordelingsformulier besproken. De Stagehandleiding bevat ook aanwijzingen voor de praktijkbegeleider: de kwalificaties die de student dient te bereiken, de rol van de praktijkbegeleider en de opdrachten die de student dient uit te voeren. In de gesprekken met studenten, alumni en werkveld is gebleken dat de handleiding duidelijk is, maar dat de stagedocenten zich niet in alle gevallen houden aan het stagebezoek. Ook in geval de stage niet optimaal verloopt, blijken stagedocenten niet adequaat te reageren, volgens het werkveld. Ook voor de afstudeerfase is een systeem van begeleiding beschreven: de Afstudeerhandleiding ALO bevat een overzicht van de begeleidingsactiviteiten van de opleiding en de opdrachtgevende instelling. Studenten ontvangen groepsbegeleiding vanuit de ALO voor de aanpak van hun onderzoek of project. Daarnaast is er individuele begeleiding voor de specifieke situatie waarin de student verkeert, die gekoppeld is aan de begeleiding op de stage- of werkplek. De afstudeeropdracht dient volgens een vast stramien van tien stappen te worden uitgevoerd. Ook de begeleidingsfrequentie tijdens het afstuderen is volgens gesprekspartners van het auditteam niet geheel volgens de handleiding uitgevoerd.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
43/67
•
•
De aard van de begeleiding, zoals beschreven in de diverse handleidingen past bij de studiefase waarin de begeleiding plaats vindt. In de eerste jaren intensief; in de latere jaren wat minder frequent, maar wel doelgericht. De uitvoering dient echter beter geborgd te worden, aldus studenten, alumni en enkele vertegenwoordigers van het werkveld. De informatievoorziening over roosters en studievoortgang wordt in het studenttevredenheidsonderzoek van 2009 met gemiddeld een 3.4 gewaardeerd. De studieloopbaanbegeleiding wordt met een 3.3 gewaardeerd.
Overwegingen De begeleiding is in diverse handleidingen zorgvuldig beschreven. De begeleiding op de stage- en afstudeerplekken wordt echter niet zorgvuldig uitgevoerd. De studieloopbaanbegeleiding wordt naar tevredenheid van studenten uitgevoerd. In het algemeen is de begeleiding – zoals beschreven – afgestemd op de studiefase waarin de student zich bevindt. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen, met name die over de stagebegeleiding, beoordeelt het auditteam dit facet met voldoende.
Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • Het brondocument voor kwaliteitszorg is het Kwaliteitshandboek ISBS 2009-2010 (versie november 2009). De daarin beschreven kwaliteitscyclus heeft een doorlooptijd van drie jaar. Verbeteracties worden eens in de zes jaar gevoed door de accreditatie (de zogeheten cyclus 1) en halverwege de accreditatiecyclus door een interne audit (cyclus 2). Daarnaast is er nog een derde cyclus, die gebaseerd is op de jaarlijkse of tweejaarlijkse (afhankelijk van het evaluatieobject) evaluatiecyclus. • Ten behoeve van de evaluaties gebruikt de opleiding een keur aan instrumenten die in het Kwaliteitshandboek zijn beschreven. Enkele van deze instrumenten zijn: de HBO-Monitor, het Studenttevredenheidsonderzoek (landelijk), het HAN medewerkerstevredenheidsonderzoek, een NVAO dieptescan, een klankbordgroep van studenten, functioneringsgesprekken, module-evaluaties, vragenlijsten voor afgestudeerden en werkveld. Al deze instrumenten worden in een vastgestelde frequentie ingezet.
44/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
•
•
Ook is vastgelegd welke functionaris verantwoordelijk is voor de uitvoering van een evaluatie, de rapportage en het uitvoeren van verbetermaatregelen. Belangrijke functionarissen en functies in dit geheel zijn de curriculumvoorzitter, de instituutsdirectie en de faculteitsdirectie. De curriculumvoorzitter bewaakt de samenhang en uitvoering van verbeteracties. In uitvoerende en adviserende zin heeft het taakteam Onderwijs en Kwaliteitszorg een sturende rol. In het Kwaliteitshandboek zijn ook de streefdoelen per onderdeel opgenomen. Per evaluatie is het streefdoel dat 80% van de respondenten tevreden is over het te meten onderwerp. Tevredenheid wordt uitgedrukt in een cijfer: minimaal een 3.5 op een vijfpuntsschaal. Uit de documentatie die aan het auditteam is verstrekt, blijkt dat de opleiding de evaluaties conform het Kwaliteitshandboek uitvoert. De vragen die in evaluaties gesteld worden zijn relevant voor het desbetreffende onderwerp, zo blijkt uit de bijlage in het Kwaliteitshandboek. Wel vindt het auditteam het opvallend dat de opleiding de neutrale norm in evaluaties als een positieve score beschouwt en daarmee vaak de 80%-norm behaalt. In de weergaven van de evaluatieresultaten bij diverse facetten heeft het auditteam deze werkwijze niet overgenomen. Hierdoor is het percentage tevreden studenten volgens het auditteam lager dan volgens de opleiding. Het merendeel van de studenten is volgens het studenttevredenheidsonderzoek van mening dat er voldoende geëvalueerd wordt (score: 3.4).
Overwegingen De opleiding heeft haar kwaliteitscyclus beschreven en meetbare streefdoelen gesteld voor alle onderdelen van het accreditatiekader. Het auditteam stelt op grond van de documentatie vast dat de opleiding frequent evalueert, conform de evaluatiedoelen. Conclusie Het auditteam beoordeelt het facet op grond van het bovenstaande als goed.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • In het hiervoor al vaker aangehaalde Kwaliteitshandboek is een herkenbare verbetercyclus opgenomen voor alle onderdelen van het accreditatiekader. Voor alle onderwerpen en facetten zijn de doelstellingen vastgelegd (de Plan-fase). Aan ieder doel is een norm gekoppeld, meestal in de vorm van een tevredenheidsscore, maar ook wel in de vorm van bijvoorbeeld een aantal studiepunten dat een programmaonderdeel moet hebben. Vervolgens is beschreven wie het beleid uitvoert: curriculumvoorzitter, taakteam, beroepstaakteam of anderen (de Do-fase). Voor de Checkfase is het evaluatieinstrumentarium beschreven in vorm, frequentie, uitvoerend verantwoordelijke en rapportageverantwoordelijke. Ten slotte is vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de verbetering (de Act-fase).
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
45/67
•
•
•
Het taakteam Onderwijs en Kwaliteitszorg maakt een jaarverslag over de onderwijskwaliteit dat door de curriculumvoorzitters van ISBS en de instituutsdirectie wordt besproken. Het jaarverslag dient als bron voor vervolgacties en de monitoring van de lopende verbeteracties zowel op de korte als de langere termijn. De opleiding is niet eerder gevisiteerd, maar wel is er een toets nieuwe opleiding geweest in het najaar van 2005. De opleiding heeft naar aanleiding van opmerkingen van het visitatiepanel onder andere de literatuur aangepast en intakegesprekken ingevoerd om de motivatie van aankomende studenten te peilen. In de loop van de jaren heeft de opleiding naar aanleiding van evaluaties verbeteringen doorgevoerd, zoals verbeteringen in het evaluatiesysteem, inhoudelijke aanpassingen om de samenhang in het curriculum te versterken, de invoering van een toetsboek en aanpassing van werkvormen. Studenten voegen daaraan toe dat het onderwerp methodisch lesgeven op hun verzoek is aangepast, evenals de volgordewisseling in het curriculum van de onderdelen motorische leertheorieën en biomechanica. Studenten waarderen de mate waarin de opleiding gebruik maakt van evaluatiegegevens om de kwaliteit te verbeteren met een 3.0. Eenzelfde score krijgt de opleiding voor het vermogen om op klachten te reageren. Er is nog geen gestructureerd alumnionderzoek geweest (de eerste studenten zijn in 2009 afgestudeerd). In het gesprek met het auditteam meldden afgestudeerden dat de opleiding luistert naar studenten en maatregelen neemt om verbeteringen aan te brengen. Enkele werkveldvertegenwoordigers sloten zich bij deze opvatting aan.
Overwegingen De opleiding heeft haar verbetercyclus adequaat beschreven, met aanwijzing van de verantwoordelijken voor de diverse aspecten van de verbetercyclus. Diverse belanghebbenden zijn van mening dat de opleiding goed naar hen luistert en op grond daarvan verbeteringen doorvoert. Conclusie Het auditteam beoordeelt het facet als goed op basis van bovenstaande bevindingen.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • Studenten zijn belangrijke leveranciers voor input die moet leiden tot kwaliteitsverbetering. Alle studenten wordt gevraagd vragenlijsten in te vullen. De resultaten worden gepubliceerd op HANscholar en besproken in studentenpanels. Een kleine groep studenten is lid van de opleidingscommissie, die de evaluaties bespreekt en voorstellen ter verbetering kan doen. De studenten vertelden dat ze goed betrokken worden bij de evaluaties en verbeteringen van de opleiding. Deze betrokkenheid draagt bij aan hun tevredenheid over de opleiding.
46/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
•
•
•
Docenten bespreken de onderwijsevaluaties in de beroepstaakteams, op grond waarvan verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. Enkele docenten maken deel uit van de opleidingscommissie, samen met een studentgeleding. Docenten dragen tevens bij aan kwaliteitsverbetering door hun deelname aan het medewerkerstevredenheidsonderzoek. Bovendien dragen de R&O-gesprekken bij aan de evaluatie van het onderwijs, het eigen functioneren van de docent en de kwaliteitsverbetering. De opleiding heeft een beroepenveldcommissie ingesteld die minstens twee keer per jaar bijeenkomt. Uit de notulen blijkt dat deze frequentie gehaald wordt. Met de opleidingscommissie wordt gesproken over het opleidingsprofiel, het praktijkgehalte van de opleiding, het netwerk van de ALO. Ook met stagebegeleiders uit het werkveld wordt jaarlijks een bijeenkomst gehouden om de inhoud van de opleiding af te stemmen op de beroepspraktijk. Enkele praktijkbegeleiders zijn aangesteld als assessor bij de examinering van studenten en zij dragen op deze wijze bij aan de kwaliteitsbewaking van de opleiding. Vertegenwoordigers van het werkveld met wie het auditteam heeft gesproken zijn van mening dat er goed naar hen geluisterd wordt en dat hun adviezen beargumenteerd worden opgevolgd of afgewezen. Zij zijn verdeeld over de resultaten die de opleiding tot nu toe heeft bereikt: sommigen zijn tevreden, anderen vinden dat de opleiding nog het nodige te verbeteren heeft. Over de contacten met de alumni en de mate waarin zij bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van de opleiding kan het auditteam zich nog geen oordeel vormen. De eerste studenten zijn in de zomer van 2009 afgestudeerd en de contacten tussen hen en de opleiding zijn goed. De opleiding heeft alumnibeleid geformuleerd, maar het is nog niet duidelijk hoe dat in de praktijk zal uitpakken. Het auditteam onthoudt zich daarom van een oordeel over de rol die afgestudeerden vervullen in het kwaliteitsbeleid.
Overwegingen De inbreng van studenten, medewerkers en werkveld in het kwaliteitsbeleid van de opleiding wordt uitgevoerd conform de beschrijvingen in het Kwaliteitshandboek. Over de inbreng van alumni hierin kan het auditteam zich nog geen oordeel vormen omdat er slechts een kleine groep recent afgestudeerden is. Conclusie Gelet op bovenstaande bevindingen en met inachtneming van het voorbehoud betreffende de inbreng van alumni, beoordeelt het auditteam dit facet als goed. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
47/67
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • In beginsel wordt elke beroepstaak in het binnenschoolse deel van het curriculum op niveau 3 getoetst. Voor alle beroepstaken op dat niveau (en ook op de lagere niveaus) zijn eisen geformuleerd die het derde niveau weerspiegelen. Bovendien wordt bij alle beroepstaken bewijsmateriaal genoemd dat de student moet aanleveren in zijn portfolio. Aan de hand daarvan kan worden vastgesteld of de student het beoogde niveau bereikt heeft. Tot het bewijsmateriaal behoren ten minste een competentieverslag, een beoordeling van de vierdejaars stage en het daarbij behorende stageverslag, waarmee studenten aantonen een competente leerkracht SBO te zijn. Het auditteam heeft inzage gehad in een portfolio van een vierdejaars student en in diverse toetsen behorende bij beroepstaken. Op grond daarvan stelt het auditteam vast dat aan de eisen van de Afstudeerhandleiding wordt voldaan. • Kenmerkend voor de afstudeerfase van de opleiding is verder het afstudeerproject of afstudeeronderzoek. In de Afstudeerhandleiding is beschreven dat de hoofddoelstelling van de afstudeerfase is dat de student theorie en praktijk kan integreren en dat hij in staat is een visie te formuleren over ontwikkelingen in het vakgebied. De uitgangspunten van dit project of onderzoek zijn in de handleiding beschreven evenals de eisen en criteria waaraan het afstudeerproduct dient te voldoen. • Het auditteam heeft een tiental afstudeerrapporten ter beoordeling ontvangen. In deze rapportages komt een voor het werkveld relevante vraag-/probleemstelling voor die op een passende manier met kwantitatieve of kwalitatieve onderzoeksmethoden wordt onderzocht. De conclusies uit het onderzoek zijn relevant voor de vraagstelling. De werkstukken zijn consequent en conform de daarvoor bestemde aanwijzingen en formulieren beoordeeld. De examinatoren geven een degelijk onderbouwde argumentatie bij hun oordeel. Ook als afstudeerprojecten in tweetallen worden uitgevoerd, vindt de beoordeling individueel plaats. • Een zwak element in de rapportages vindt het auditteam het gebruik van literatuur. Studenten maken in het algemeen van weinig literatuur of andere bronnen gebruik en beperken zich soms tot één enkel tijdschrift. Ook wordt er nauwelijks van buitenlandse literatuur gebruikgemaakt. Wel is de gebruikte literatuur relevant en actueel. Bovendien vindt het auditteam dat het taalgebruik in een aantal rapporten verbetering behoeft en door de examinatoren beter beoordeeld zou moeten worden. • De opleiding kent nog maar weinig afgestudeerden: in 2009 zijn de eerste dertien studenten afgestudeerd. Er is daarom nog geen HBO-Monitor beschikbaar en ook eigen alumnionderzoek heeft de opleiding nog niet uitgevoerd. Wel is ze voornemens dat in de toekomst te gaan doen. De afgestudeerden die het auditteam gesproken heeft, vinden dat ze goed in staat zijn om als leerkracht te functioneren.
48/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Overwegingen Het systeem waarmee het eindniveau beoordeeld wordt, borgt dat alle eindkwalificaties op niveau 3 worden getoetst. De afstudeerprojecten tonen dat studenten in staat zijn onderzoek uit te voeren en te reflecteren op hun handelen. Enkele onderdelen van de afstudeerrapportage kunnen beter, maar over het algemeen voldoen de rapporten aan de eisen die aan een hbo-bachelor gesteld mogen worden. Er is nog maar een kleine groep afgestudeerden, maar de kwaliteit van de geleverde producten is goed. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen beoordeelt het auditteam dit facet als goed.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • De streefcijfers voor rendementen zijn: - Propedeuserendement (vanaf 2013) na twee jaar: 70%. Vanwege de opstartfase geldt tot 2010 als streefnorm een propedeuserendement van 60%. - Hoofdfaserendement: 95% (tot 2010: 94%). - De studieduur van afgestudeerden is maximaal 4 jaar • De opleiding is in 2006 gestart met een mbo-instroom (46 studenten) van wie een deel in het tweede jaar van de opleiding is gestart en een instroom van havisten en vwo’ers in de propedeuse (56 studenten). Sindsdien is de instroom gegroeid naar 172 mbo’ers in 2009 en bijna 300 studenten met havo, vwo of ander diploma. • Vanwege de korte tijd dat de opleiding bestaat, is er nog maar nauwelijks een trend in de rendementscijfers te ontdekken. Het management van de opleiding stuurt op de rendementscijfers. Zo hebben exitinterviews met uitvallers er toe geleid dat het aantal contacturen is verhoogd, om het theoretisch gewenste niveau te kunnen handhaven. Het aantal uitvallers na één jaar is gedaald van 31% naar 15% en na twee jaar van 50% naar 39%. De verblijfsduur van de uitvallers ligt beneden de twaalf maanden. De opleiding poogt de verblijfsduur te beperken door goede studieloopbaanbegeleiding en een verscherpte toelatingstest. Voor mbo-instroom is een aansluitingsprogramma ontwikkeld dat reeds wordt uitgevoerd als de studenten nog op het mbo studeren. Ook heeft de opleiding de toelatingstest verscherpt, met het oog op het niveau van de eigen sportvaardigheden van studenten. • Over het hoofdfaserendement kan het auditteam nog geen oordeel geven, aangezien er nog te weinig afgestudeerden zijn. Ook van de deeltijdopleiding, die in 2009 met 26 studenten is gestart, kunnen nog geen rendementen worden gerapporteerd.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
49/67
Overwegingen Er is nog geen analyse van rendementsresultaten mogelijk omdat de opleiding nog maar kort bestaat; er zijn nog maar weinig rendementsgegevens beschikbaar. Wel stelt het auditteam vast dat de opleiding de kengetallen rondom rendementen gebruikt om wijzigingen in het programma en de toelating aan te brengen. Van de deeltijdopleiding zijn nog geen rendementsgegevens bekend. Het auditteam is vanwege deze situatie terughoudend in zijn oordeel. Conclusie Het facet wordt door het auditteam als voldoende beoordeeld, gelet op bovenstaande bevindingen en overwegingen. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
50/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
3
Bijlagen
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
51/67
52/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: De heer W.A.J. van Uden
Lid auditteam: De heer dr. H. Stegeman
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: De heer M.V. ‘t Hart
Lid auditteam: De heer prof.dr. P.M.E. de Knop
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: De heer prof.dr. P.M.E. de Knop De heer De Knop is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid alsmede vanwege zijn vakdeskundigheid op het gebied van sport, gezondheid en management. De heer De Knop heeft onderwijservaring vanaf 1976, over auditdeskundigheid beschikt hij doordat hij lid was van een tiental visitatiecommissies en voorzitter was van de visitatiecommissie Lichamelijke Opvoeding, Sport, Beweging en Management in 2002. Ook beschikt de heer De Knop over internationale ervaring door zijn ervaring als expert in de Europese projecten Aehesis en VocaSport met betrekking tot de afstemming van opleidingen in verschillende landen op elkaar en op de arbeidsmarkt. Voor deze visitatie is de heer De Knop aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1976 1983
Licentiaat LO Doctoraat LO Master sportmanagement
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
53/67
Werkervaring: 1976 – 1979 deeltijdleraar HSO 1978 – heden werkzaam aan de Vrije Universiteit Brussel; als leraar, vakleerkracht en docent; sinds 2000 als gewoon hoogleraar binnen de Faculteit Lichamelijke Opvoeding & Kinesitherapie als docent Sportsociologie, Sportmanagement en Sportbeleid. Onderzoeksbelangstelling: kwaliteitszorg en beleid 1979 – 1982 deeltijdvakleerkracht in het regentaat PHILO in het Stedelijk Onderwijs Antwerpen 1995 en 2003 facultaire coördinator visitatie LO 1996 – 1998 Universiteit Gent, Gastdocent Sportsociologie 1996 leiding ECTS-audit VUB 1997 penvoerder van het Strategisch Plan voor de Sport voor Vlaanderen 1997 – 2008 bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg (Faculteit Sociale Wetenschappen) 2004 – 2008 Vrije Universiteit Brussel, decaan faculteit Lichamelijke opvoeding en Kinesitherapie 2004 – 2008 adjunct-kabinetschef van de Vlaams minister van Sport B. Anciaux Vanaf 2008 rector Vrije Universiteit Brussel Lidmaatschappen: 1991 – heden lid commissie middelen OWR 2000 – 2002 lid operationele groep gebouwen 2002 – heden medestichtend en bestuurslid van het sociaal sportwetenschappelijk onderzoeksinstituut (Mulier Instituut - Nederland) 2003 – 2004 lid Senaat 2004 – heden lid Raad van Bestuur 2004 – 2008 lid Raad van Decanen Voorzitterschappen: 1983 – 1992 voorzitter Sportraad VUB 1984 – heden vakgroepvoorzitter SBMA (SportBeleid en –Management) 1990 voorzitter Staten - Generaal voor de Sport 1991 – 2003 voorzitter onderwijscommissie Fac. LK en lid onderwijsraad 1992 – 2004 voorzitter Beheerscomité Sportinfrastructuur VUB 1995 – 2004 Voorzitter van de commissie externe relaties/internationalisering onderwijs 1999 – 2006 voorzitter Raad van Bestuur BLOSO 2000, 2003, 2007 en in 2008 voorzitter van de onderwijsvisitatiecommissie LOSBM in Nederland 2002 – 2006 en 2007 – 2008 voorzitter Raad van het Gemeenschapsonderwijs / GO! – Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap 2004 voorzitter van de stuurgroep die het Topsportactieplan 2016 samenstelde 2004 – 2006 voorzitter van het Wetenschappelijk Steunpunt “Sport, Beweging en Gezondheid” Diversen: • Realiseerde twee fitnesscentra i.s.m. een private partner (SportOpolis) en een rugby- en atletiekcentrum op de VUB-campussen Jette en Elsene • Projectleider van een nieuw PPS - project, nl. het (sport)hotel op de Campus Oefenplein en van het Regionaal voetbaljeugdopleidingscentrum Jette • 1988: initiatiefnemer om een “Topsport en Studie” - programma op te richten dat sindsdien werd gekopieerd door alle andere universiteiten en hogescholen en werd opgenomen in het Vlaams topsportbeleid van de Vlaams minister van Sport. • 2004: medestichter VUB spin-offbedrijf “Double Pass”
54/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
• •
ResearchPromotor van 9 afgelegde doctoraten en van 3 doctoraten in progress Onderzoeksprojecten uitgevoerd in opdracht van o.a. de Europese Commissie, de Raad van Europa, het Bloso, de Argo, het BOIC, de Vlaams minister van Onderwijs, de Vlaams minister van Sport, het Belgisch Rode Kruis, het Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid, de Vlaams minister van Cultuur, de Stad Antwerpen, de Administratie “Wetenschap en Innovatie”, de Koninklijke Belgische Voetbalbond, de Vlaamse Turnliga, de VBL, het Fonds voor Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek, diverse sportfederaties, de Koning Boudewijnstichting, NOC*NSF, het Nederlands ministerie van WVS
De heer dr. H. Stegeman De heer Stegeman is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van lichamelijke opvoeding. Bovendien heeft de heer Stegeman onderwijservaring door zijn werkzaamheden als leraar lichamelijke opvoeding en opleidingsdocent in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. De heer Stegeman heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Hij is lid geweest van visitatiecommissies. Daarnaast is hij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1958 – 1963 1963 – 1967 1968 – 1973 1987 – 1988 1990 – 1991 2000
HBS-B (Meppel) Opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding (ALO-Groningen) Pedagogiek/Onderwijskunde (Universiteit Utrecht) Leergang voor managers (MOC Driebergen) Journalistiek voor Academici (School voor de Journalistiek Utrecht) Promotie tot doctor in de sociale wetenschappen (Universiteit Utrecht)
Werkervaring: 1968 – 1974 1974 – 1986 1985 – 1986 1986 – 1987 1987 – 1989 1989 – 2002 2002 – 2008 2003 – 2008
Leraar lichamelijke opvoeding in het middelbaar beroepsonderwijs Wetenschappelijk medewerker Vrije Universiteit Amsterdam Opleidingsdocent Hanzehogeschool Groningen Beleidsmedewerker ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Hoofd Studentensport Universiteit Utrecht Beleidsmedewerker en hoofdredacteur KVLO Programmacoördinator en senior-onderzoeker W.J.H. Mulier Instituut Lector Hogeschool Windesheim
Studentlid de heer M.V. ‘t Hart De heer ’t Hart is ingezet als studentlid. Hij volgt het laatste jaar aan de deeltijdopleiding ALO bij Fontys Sporthogeschool in Tilburg, waar hij tevens actief lid is van de kwaliteitsgroep deeltijd ALO. De heer ’t Hart is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is de heer ‘t Hart aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
55/67
Opleiding: 2008 - heden 2002 - 2006 1993 - 1999
Fontys Sporthogeschool Tilburg, Deeltijd (ALO) CIOS Arnhem (MBO, diploma behaald) Christelijk College Groevenbeek (HAVO, diploma behaald)
Werkervaring: 2006 - heden Koninklijke Luchtmacht 2005 - 2006 Centrum voor Mens en Luchtvaart 1996 - 2006 SOS Sport & Events Overig: 1996 – 2006 Organiseren van sportieve evenementen van A-Z. Landtrainer zwemclub DWK Barneveld Onderzoek, ontwikkeling en uitvoering voor Dienst Luchtvaart Politie (gezondheid & re-integratie) Onderzoek en ontwikkelen Core Stability binnen defensie/vereniging/onderwijs Trainer/Coach KLu atletiek Loop- en Conditietrainer, Zwemleider B
De heer W.A.J. van Uden, NQA-auditor De heer Van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft diverse auditcursussen gevolgd en heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. De heer Van Uden heeft ervaring in het hoger beroepsonderwijs als docent in uiteenlopende sectoren, en als opleidingsmanager en beleidsmedewerker aan de Hogeschool Zeeland. In de periode van 2000 tot 2002 heeft hij als medewerker kwaliteitszorg gewerkt bij de afdeling kwaliteitszorg van de HBO-Raad. Hij heeft dat werk voortgezet bij NQA, daarnaast is hij sinds 2001 zelfstandig communicatie-adviseur. Opleiding: 1969 – 1975 1975 – 1976 1976 – 1981 1981 1983 – 1987 1996
Atheneum A Propedeuse Psychologie Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis Kandidaatsexamen Nederlands Nederlands MO B Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief, Erasmus Universiteit 1994 – heden diverse cursussen over onderwijsontwikkeling, toetsmethodieken, competentiegericht onderwijs, werkvormen, onderwijsmanagement en accreditatie
Werkervaring: 1983 – 1991 Docent Nederlands/communicatie MBO 1991 – heden Docent Communicatie Hogeschool Zeeland 1993 – 2004 Opleidingsmanager opleiding Communicatie Hogeschool Zeeland (onderbreking ’00-’02) 2004 – heden beleidsadviseur kwaliteitszorg Hogeschool Zeeland, vanaf 2007 Manager Dienst Onderwijs 2001 – heden Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad, secretaris visitatiecommissies/Auditor NQA 2001 – heden zelfstandig communicatie-adviseur 1997 – heden auteur en bewerker van studieboeken over communicatie en psychologie
56/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
57/67
58/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
59/67
60/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Auditteam)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement Tjeerd de Jong Paul Dresen Herman Beerling
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
zie overzicht hieronder
14.00 – 14.30 uur
Gesprek met lectoren
Chris Visscher Gert Jan Schaafsma
14.30 – 16.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern overleg auditteam
(Auditteam)
16.00 – 16.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Tjeerd de Jong Paul Dresen Herman Beerling
16.30 – 17.00 uur
Afsluitend overleg auditteam
(Auditteam)
zie overzicht hieronder
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
61/67
Studenten Vooropleiding
Cohort
Sjors de Bruin
HAVO
2009
1e jaar
Propedeuse
Nee
Liesanne van Tiem
HAVO
2009
1e jaar
Propedeuse
Nee
Simone Rengeling
HAVO
2008
2e jaar
HF1: onderwijs
Ja
Lars van der Heijden
HAVO
2008
2e jaar
HF1: onderwijs
Ja
Pascal mariany
MBO
2007
3e jaar
HF2: stage in VO
Ja
Shanti balsem
HAVO
2007
3e jaar
HF2: stage in VO
Ja
Geertje Wessels
VWO
2006
4e jaar
HF3: afstuderen
Ja
Mark van Burken
HAVO
2006
4e jaar
HF3: minor
Ja
Robert Jan van Gelder
PABO
2009-2010
1e jaar
Deeltijd 1
Naam
Studiejaar Studiefase
P gehaald
Vrijstelling
Docenten/medewerkers Doceert welke studieonderdelen
Naam
Doceert in P en/of HF
Hester de Vries
Beroepstaakteam Management & Organisatie
P en HF
Suzanne van de Venne
Beroepstaakteam Gedragveranderen & Gez. leefstijl
P en HF
Sebastiaan Platvoet
Afstuderen
Ardan Aldershof
Beroepstaakteam Leren Lesgeven en Bew. prog.
P en HF
Martijn Smits
Beroepstaakteam Stimuleren & Sportparticipatie
P en HF
Bas Oosterink
Beroepstaakteam Begeleiden & Coachen
P en HF
Diane Kamphuis
Beroepstaakteam Begeleiden & Coachen
P en HF
62/67
HF
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Daarnaast is op verzoek van het auditteam aangeleverd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Lesrooster studenten met gerealiseerde contacturen Internationale profilering eindkwalificaties HAN ALO Eindkwalificatie per onderdeel kwalificatieniveau 3 van het ALO programma Ontwikkeling van beroepsvaardigheden in het curriculum TT int accreditatie 12 april Matrix ALO de onderwijseenheden Beleidsplan minoren 2010-2012 Minorbeschrijvingen totaal SLB handleiding minoren 10-11 1e jaar selectietest ALO HAN Portfolio assessment deeltijd ALO
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
63/67
12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
64/67
Exco ISBS positie en rol Digitaal Exco ISBS WHW ex cie oud nieuw Digitaal Exco ISBS Indicatoren van good practice Digitaal Overzicht gastdocentenl CV’s nazending Beleidsnotitie jaarplan TT SLB Onderwijsevaluaties ALO BM OWE Onderwijsevaluaties ALO JVO OWE Onderwijsevaluaties ALO LOPO1 OWE Onderwijsevaluaties ALO LOVO2 OWE Onderwijsevaluaties ALO OLO OWE Onderwijsevaluaties ALO PH&O OWE Onderwijsevaluaties ALO SGL OWE Kengetallen 2009 Keuzegids HBO HBO raad STO 2009 SBS Afstudeerhandleiding Opleidingsprofiel
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. Eventueel hier opnemen de profilering van de opleiding. Bron van de opleidingskwalificaties: Opleidingsprofiel ALO HAN, juni 2009
Opleidingskwalificaties Op basis het beroepscompetentieprofiel, de bekwaamheidseisen leraren, de gemeenschappelijke opleidingskwalificaties en de HBO-bachelor kwalificaties is de ALO HAN gekomen tot eigen opleidingskwalificaties. Ook heeft de ALO HAN een aantal aandachtsgebieden aan de hand waarvan zij zich wil onderscheiden / profileren. Bij de beschrijving van de opleidingskwalificaties wordt, in navolging van het beroepscompetentieprofiel en de gemeenschappelijke opleidingskwalificaties, een indeling in contexten gehanteerd. De contexten zijn: 1. Docent SBO; 2. Docent SBO binnen de schoolorganisatie; 3. Docent SBO in verschillende sectoren in de samenleving. 4. Docent SBO als professional De afgestudeerde docent SBO beschikt over de volgende opleidingskwalificaties: Docent SBO: a. Onderwijsvoorbereiding De afgestudeerde is in staat om: 1. vakconceptuele uitgangspunten te vertalen in de planmatige voorbereiding van lessen en trainingen bewegingsonderwijs en sport 2. wetenschappelijke kennis (pedagogisch, ontwikkelingspsychologisch, fysiologisch, didactisch) te verwerken in lesplanning en trainingsplanning 3. de beginsituatie van deelnemers te analyseren naar gedragsaspecten, fysieke aspecten en sociaal-culturele aspecten 4. de actieve gezonde leefstijl van deelnemers te analyseren met behulp van bio-metingen en interviewtechnieken 5. gedifferentieerde leerdoelen vast te stellen in relatie tot vastgestelde kaders (kerndoelen, eindtermen) 6. lessen en trainingen planmatig voor te bereiden, rekening houdend met accommodatie en materiaal 7. (gemeentelijk) sportbeleid te vertalen naar schoolsportprogramma‟s 8. gerelateerd aan maatschappelijke ontwikkelingen het sport- en bewegingsaanbod doorlopend te vernieuwen en verbeteren b. Onderwijsuitvoering De afgestudeerde is in staat om: 1. methodisch-didactische principes te hanteren (methodische principes, didactische werkvormen, organisatievormen) die recht doen aan de groep en de individuele deelnemers 2. bewegingsvaardigheden te demonstreren op een voor de leerling aangepast niveau 3. een veilig en respectvol sociaal-pedagogisch klimaat te creëren en hanteren
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
65/67
4. leer- en/of gedragsproblemen bij leerlingen te signaleren, vaststellen, doen verminderen of oplossen 5. doelgericht te werken (realiseren van leerdoelen) 6. de veiligheid te waarborgen en blessures te voorkomen 7. eerste hulp te bieden bij het optreden van blessures en ongevallen 8. lessen, trainingen en lessenreeksen uit te voeren 9. schoolsportprogramma‟s uit te voeren 10. te coachen 11. zorgverbredend te handelen (verzorgt lessen motorische remedial teaching) 12. sport- en bewegingsactiviteiten te gebruiken als agogisch middel (sociale vaardigheden, waarden en normen, omgaan met verschillen) 13. leerlingen te introduceren binnen en toe te rusten voor deelname aan de Nederlandse sporten bewegingscultuur 14. te adviseren en ondersteuning te bieden op het gebied van actieve-gezonde leefstijl 15. te werken aan kwaliteit (kwaliteitszorg, kwaliteitscyclus hanteren) 16. de interventies te verantwoorden op basis van onderzoek, constructen of ervaring c. Evaluatie De afgestudeerde is in staat om: 1. proces en product te evalueren aan de hand van didactische componenten 2. gegevens te gebruiken voor vervolgacties 3. vorderingen vast te stellen 4. te rapporteren 5. te reflecteren op en het verder ontwikkelen van de eigen professionaliteit 6. de beweegnorm te bewaken en het sport- en beweeggedrag van jongeren te monitoren Docent SBO binnen de schoolorganisatie Binnen de schoolorganisatie wordt onderscheid gemaakt tussen lid van een vaksectie en lid van een docententeam. a. Lid vaksectie De afgestudeerde is in staat om: 1. doel en plaats van het vak te positioneren, promoten en optimaliseren binnen de school 2. vanuit een ondernemende houding strategisch beleid te ontwikkelen 3. vakwerkplan (curriculum) te ontwikkelen 4. materiële, financiële, organisatorische beheerstaken uit te voeren 5. deel te nemen aan vakgroep overleg (samenwerken, communiceren, vergaderen) 6. aanstaande vakcollega‟s te begeleiden (met name de leraarondersteuner sport en bewegingsonderwijs) 7. te reflecteren op eigen functioneren in de vaksectie 8. projectmanagement toe te passen 9. te werken aan kwaliteit (kwaliteitszorg, kwaliteitscyclus hanteren)
66/67
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
b. Lid docententeam De afgestudeerde is in staat om: 1. werkcontacten te onderhouden 2. gesprekken met ouders/verzorgers te voeren 3. werkoverleg en dergelijke binnen de schoolorganisatie te voeren 4. een bijdrage te leveren aan de schoolloopbaan en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen 5. te functioneren als mentor (leerlingbegeleider) 6. in teamverband te werken (team van docenten, mentorenteam, projectteam) 7. te reflecteren op eigen rol binnen de schoolorganisatie 8. te werken aan kwaliteit (kwaliteitszorg, kwaliteitscyclus hanteren) 9. mogelijkheden te zoeken voor het (steeds weer, beter of anders) gebruiken van de beschikbare middelen en nieuwe ideeën ten uitvoer brengen Docent SBO in verschillende sectoren van de samenleving De afgestudeerde is in staat om: 1. eigen vakconcepten te ontwikkelen, hanteren en expliciteren 2. te reflecteren op en verder ontwikkeling van eigen vakconcept 3. eigen leerbehoeftes vast te stellen en eraan werken 4. te begeleiden van (vrijwillig) kader in de BOS-driehoek 5. te organiseren en het leiden van overleg tussen scholen, sportaanbieders en de lokale overheid 6. projectmanagement toe te passen 7. marketingkansen in de sport te benutten (sportaanbod ontwikkelen, vernieuwen en verbeteren) 8. verenigingen te ondersteunen (verenigingsondersteuning, kaderscholing) 9. te functioneren als schakelaar en makelaar tussen school en lokale sportorganisaties (traceren en benutten van kansen tot structurele vormen van samenwerking tussen scholen, sportaanbieders, wijkinstellingen en de lokale overheid) 10. ondersteuning te bieden aan buurtsportactiviteiten 11. BOS-activiteiten te coördineren 12. maatschappelijke ontwikkelingen en trends te vertalen naar eigentijds handelen 13. beleidsplannen op gebied van onderwijs, sport en bewegen te ontwikkelen, uitvoeren, evalueren 14. te werken aan kwaliteit (kwaliteitszorg, kwaliteitscyclus hanteren) Omdat de professionele ontwikkeling van de docent SBO een doorlopend proces is, komen de opleidingskwalificaties die onder de vierde context vallen, geïntegreerd aan bod in de eerste drie contexten. Zie bijvoorbeeld punt 2 en 3 onder de derde context „Docent SBO in verschillende sectoren in de samenleving‟.
© NQA - HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Lero. vo 1e graad Lichamelijke Oef.
67/67