Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Herbeoordeling Master Leraar Nederlands
© Netherlands Quality Agency (NQA) November 2014
2/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Inleiding
Dit visitatierapport bevat de herbeoordeling van de standaarden 2 (onderwijsleeromgeving) en 3 (toetsing en gerealiseerd eindniveau) van de bestaande duale hbo-masteropleiding Leraar Nederlands van de HAN. Aanleiding en proces Standaard 1 De beoogde eindkwalificaties is in de opleidingsvisitatie van 27 en 28 november 2012 als voldoende beoordeeld. Standaarden 2 en 3 zijn toen beoordeeld als onvoldoende. Als gevolg daarvan is ook de opleiding in het geheel als onvoldoende beoordeeld. De NVAO heeft de opleiding de mogelijkheid voor herstel geboden. De opleiding heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een herstelplan geschreven. De daarin beschreven verbetermaatregelen zijn door het visitatiepanel als kansrijk beoordeeld (24 september 2013). Op basis van het herstelplan van de opleiding en het positieve advies van het panel, heeft de NVAO een hersteltermijn van één jaar toegekend: voor 19 november 2014 kan de opleiding een aanvraag voor heraccreditatie indienen. De opleiding heeft NQA gevraagd om, conform de opdracht van de NVAO, de herbeoordeling uit te voeren en daarmee de aanvraag voor heraccreditatie te onderbouwen. Werkwijze Omdat standaard 1 in november 2012 als voldoende is beoordeeld, gaat deze herbeoordeling alleen over de standaarden 2 en 3. In het bijzonder wordt ingegaan op de zaken waarbij het panel bij de visitatie in 2012 kanttekeningen plaatste. De opleiding heeft het herstelplan geactualiseerd op de aandachtspunten die de NVAO heeft aangegeven van uit de vorige visitatie. Het herstelplan uit 2013 was gericht op de voortgang qua verbeterpunten en nog te ontwikkelen punten totaan de herbeoordeling. In het geactualiseerde plan heeft de opleiding per verbetermaatregel de stand van zaken omschreven en aangegeven wat resultaten zijn en wat zij nog verder wil ontwikkelen. Sinds de visitatie in 2012 zijn er zes studenten afgestudeerd. Het panel heeft van al deze studenten de afstudeerwerken bestudeerd, aangezien het bereikte niveau een belangrijk onderdeel is voor het totaaloordeel. Tijdens het bezoek op woensdag 17 september 2014 heeft het panel gesproken met kerndocenten van de opleiding (begeleiders en beoordelaars van afgestudeerden), recent afgestudeerden en studenten, leden van de examen- en opleidingscommissie en het management van de opleiding. De beoordeling is uitgevoerd door een visitatiepanel dat door NQA in opdracht van de HAN is samengesteld. Eén van de panelleden had tevens zitting in het panel van de visitatie die in 2012 is uitgevoerd. Deze visitatie betrof een clustervisitatie van vier lerarenopleidingen op masterniveau, dit panellid had in dat team het specifieke expertisegebied ‘Nederlands’.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
3/37
Het panel is in overleg met de opleiding samengesteld en is voorafgaand aan de visitatie goedgekeurd door de NVAO. Het rapport beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies van het panel. Het is opgesteld conform het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (22 november 2011) en het NQA Protocol 2014 voor de beperkte opleidingsbeoordeling. De visitatie heeft plaatsgevonden op 17 september 2014. Het visitatiepanel bestond uit: De heer drs. D.T.T. Kamsma (voorzitter, domeindeskundige) De heer dr. O.J.A.M. Severijnen (domeindeskundige) De heer prof. dr. H.C.J. de Graaff (domeindeskundige) Mevrouw S.J. Struik BSc (studentlid) De heer drs. J.G. Betkó, auditor van NQA, trad op als secretaris van het panel. De mondeling en schriftelijk verstrekte informatie voorafgaand en tijdens de herbeoordeling op 17 september 2014 hebben het panel in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Het visitatiepanel verklaart dat de beoordeling van de opleiding in onafhankelijkheid heeft plaatsgevonden.
Utrecht, 4 november 2014
Panelvoorzitter
Panelsecretaris
De heer drs. D.T.T. Kamsma
De heer drs. J.G. Betkó
4/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Conclusie Bij de visitatie van de opleiding master Leraar Nederlands in november 2012 constateerde het panel dat standaard 2 Onderwijsleeromgeving en standaard 3 Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties onvoldoende waren. Bij standaard 2 waren belangrijke aandachtspunten voor de opleiding de onvoldoende mate waarin het curriculum de landelijke kennisbasis (niet) afdekte, de begeleiding bij het afstuderen en de implementatie van de onderzoeksleerlijn. Het panel heeft kritisch gekeken naar deze aandachtspunten en de verbetermaatregelen die hierop genomen zijn. Het nieuwe curriculum dekt de kennisbasis goed af. Elementen die voorheen ontbraken, zoals historische taalkunde, zijn toegevoegd. Dubbelingen zijn uit het programma gehaald. De samenhang in het programma is sterk verbeterd, het programma heeft meer structuur en is duidelijker beschreven. Via de beschrijvingen van de onderwijseenheden in de studiegids zijn het curriculum en de onderdelen daarvan inzichtelijk voor studenten. De opleiding heeft een nieuwe, verbeterde onderzoeksleerlijn opgezet, waarin studenten al vanaf het eerste jaar in contact komen met wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek. De lijn kent een oplopend niveau, waarbij de opdracht van een literatuurstudie aan het eind van het tweede jaar kan dienen als voorbereiding voor het uiteindelijke scriptieonderwerp. Daarnaast zijn er diverse kleine (literatuur)onderzoeken in het vakkennisgedeelte, wat bijdraagt aan de integratie van onderzoek in het curriculum. De begeleiding van de studenten is verbeterd ten opzichte van de vorige visitatie; toen wisselden begeleiders vaak en was de begeleiding soms minimaal. Niettemin is in de begeleiding bij de onderzoeksaspecten ruimte voor verbetering, zoals blijkt uit eindwerkstukken die het panel heeft gezien. De begeleiding op de werkplek is beter gestructureerd. Naast de bovengenoemde punten heeft de opleiding zinvolle wijzigingen in het docententeam doorgevoerd naar aanleiding van de laatste visitatie. Het team is nu beter in staat om de kennisbasis af te dekken, heeft meer expertise op het gebied van (het begeleiden van) onderzoek en werkt als team sterker samen, wat bijdraagt aan de samenhang. Het panel stelt vast dat de opleiding overtuigend aantoont dat het de onderwijsleeromgeving heeft verbeterd en op een adequaat niveau heeft gebracht. De opleiding heeft hier hard aan gewerkt en het panel heeft waardering voor de genome stappen. Op basis van deze stappen en de tot nu toe geboekte resultaten oordeelt het panel dat de standaard 2 Onderwijsleeromgeving voldoende is. Bij standaard 3 waren de voornaamste kanttekeningen het niveau van het afstuderen, en het toetsen en beoordelen van het gerealiseerde niveau. Daarnaast was een belangrijk punt voor de NVAO bij de hervisitatie het deficiëntietraject voor de zittende studenten.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
5/37
De opleiding heeft een groot aantal stappen gezet om de kwaliteit van het toetsen en beoordelen beter te borgen. Er wordt beter gebruik gemaakt van beoordelingsformulieren, formats en rubrics. Daarnaast maakt de opleiding meer dan voorheen gebruik van het vierogenprincipe, in het geval van de thesis zelfs een zesogenprincipe. De examencommissie neemt steekproeven achteraf, om te controleren of de toetsing toereikend is en om verbeteringen aan te kunnen dragen. Het gerealiseerde eindniveau wordt beoordeeld aan de hand van de thesis en het portfolioassessment. Voor de thesis is een rubric ontwikkeld door het kenniscentrum die alle beoordelaars gebruiken, voor het portfolioassessment een beoordelingsformulier. Een aandachtspunt is de rubric, die vrij globaal is leidt tot milde en soms te hoge beoordelingen, deze kan aangescherpt worden. Het gerealiseerde eindniveau heeft het panel beoordeeld aan de hand van zes studenten die sinds de vorige visitatie zijn afgestudeerd en nog het oude programma hebben gevolgd, en studentproducten van de huidige lichting studenten. Op onderzoeksmatig gebied konden niet alle zes de theses overtuigen; bij twee daarvan kan het panel niet vaststellen dat het masterniveau bereikt is. Aan de hand van de portfolio’s kan het panel wel vaststellen dat tenminste één van die twee studenten beschikt over de benodigde beroepsvaardigheden om op masterniveau te kunnen werken. De producten van de huidige studenten laten een positiever beeld zien. De producten uit het tweede jaar laten een duidelijke stijging in onderzoeksvaardigheden zien. De opleiding heeft een deficiëntietraject opgezet waarin de ontbrekende vakinhoudelijke kennis is behandeld. Studenten zijn hierover voorgelicht en het traject is naar tevredenheid van studenten en de opleiding gevolgd. Het panel concludeert dat de opleiding ook aan standaard 3 Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties de afgelopen periode hard heeft gewerkt, om op alle fronten tot verbeteringen te komen. Op enkele punten zal de opleiding nog een stap moeten zetten, het huidige resultaat is acceptabel. Het panel heeft er vertrouwen in dat het niveau de komende jaren zal stijgen, als gevolg van de in het curriculum doorgevoerde verbeteringen. De opleiding maakt een sterke ontwikkeling door in de goede richting. Het panel beoordeelt standaard 3 als voldoende. Het panel beoordeelt de kwaliteit van de hbo-masteropleiding Leraar Nederlands van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen als geheel als voldoende.
6/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Inhoudsopgave 1
Herbeoordeling
9
Standaard 2 Onderwijsleeromgeving Standaard 3 Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
9 15
2
Eindoordeel over de opleiding
21
3
Bijlagen
23
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Deskundigheden leden visitatiepanel en secretaris Bezoekprogramma Bestudeerde documenten Overzicht bestudeerde afstudeerwerken Verklaring van volledigheid en correctheid
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
25 31 33 35 37
7/37
8/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
1
Herbeoordeling
In dit hoofdstuk zijn de bevindingen, overwegingen en conclusies beschreven van het panel voor onderstaande onderwerpen. Het hoofdstuk sluit af met een uitspraak over de kwaliteit van de opleiding bij standaard 2 en 3. De opleiding heeft zich, naar aanleiding van het visitatierapport en de aandachtspunten die zijn geformuleerd door de NVAO, op de volgende verbeterpunten gericht: 1) inhoud van het programma 2) Onderzoek 3) Afstudeerbegeleiding en niveau 4) Toetsing en beoordeling gerealiseerd eindniveau 5) Deficiëntietraject studenten van de cohorten 2008-2009 tot 2012-2013 In deze rapportage staat het panel stil bij deze onderwerpen.
Standaard 2
Onderwijsleeromgeving
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Bevindingen
Opzet en inhoud programma Naar aanleiding van de visitatie in 2012 heeft de opleiding het onderwijsprogramma kritisch geanalyseerd en herontworpen voor het cohort 2013-2014, op basis van de verbeterpunten die zijn aangedragen in het visitatierapport en door de NVAO. Aandachtspunten waren het evenwichtiger maken van het onderwijsprogramma (te veel letterkunde, te weinig taalkunde), de mate waarin de landelijke kennisbasis werd afgedekt, de onderwijskundige component en de structuur van het studiemateriaal. De op basis hiervan doorgevoerde wijzigingen zijn opgenomen in het opleidingsstatuut en besproken met en goedgekeurd door de opleidingscommissie en de instituutsraad. De opleiding heeft een omvang van 90 EC, verdeeld over drie studiejaren. De inhoud is vormgegeven aan de hand van drie leerlijnen: de vakinhoudelijke lijn (de vakkennisbasis), de lijn Vakdidactiek, Onderzoek en Professionele ontwikkeling (VOP) en de lijn Professionalisering werkplek. De onderwijseenheden (OWE’s) zijn gekoppeld aan deze lijnen, en beslaan tussen de 5 en de 7,5 EC (met uitzondering van de thesis).
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
9/37
De OWE’s zijn duidelijk beschreven in de studiegids, Deze beschrijving omvat onder andere de plaats in het curriculum, het aantal EC en klokuren dat er voor staat, een omschrijving van de OWE, de samenhang met andere OWE’s, de literatuur, werkvormen, toetsing en beoordelingscriteria. Ook staat beschreven op welke manier de OWE gerelateerd is aan de kennisbasis en competenties. Het panel stelt vast dat de weergave van het programma in de studiegids duidelijk en gestructureerd is. Op sommige plaatsen is nog ruimte voor aanscherping: bij enkele OWE’s staat bijvoorbeeld alleen de relatie tot de kennisbasis beschreven en niet tot de competenties, of andersom. Niettemin is het evident dat er hard gewerkt is en grote stappen gemaakt zijn vergeleken met de vorige visitatie. In de vakinhoudelijke leerlijn komt de landelijk vastgelegde kennisbasis aan bod. In reactie op de opmerkingen uit de vorige visitatie, heeft de opleiding een aantal wijzigingen doorgevoerd, die garanderen dat de kennisbasis in voldoende mate afgedekt wordt. Het aantal EC dat besteed wordt aan taalkunde is verdubbeld van 5 naar 10 EC. In het programma zijn de onderwerpen historische taalkunde en neurolinguïstiek toegevoegd. De doorgevoerde wijzigingen laten een samenhangend curriculum zien. In het geval van de lijn vakdidactiek was de samenhang tussen competenties, leerdoelen en onderwijsinhoud voor het panel niet direct zichtbaar, omdat de inhoud van de OWE’s vooral onderzoek en kennis betroffen. Docenten hebben aangegeven onderzoek te gebruiken als leermethode voor vakdidactiek. De opleiding wil zo aansluiten bij het overheidsstreven om docenten meer onderwijsontwikkelaar te maken. Door deze manier van werken komt niet ieder vakdidactisch thema bij iedere student aan bod, omdat dat afhangt van de onderzoeken die een student uitvoert. Door het gebruik van intervisiegroepen nemen studenten kennis van de onderwerpen waar hun collega-studenten mee bezig zijn, en krijgen zo een breder perspectief op vakdidactiek. Het panel vindt dit een goede toelichting, en stelt voor dat de opleiding dit beter vastlegt in de studiegids. Het panel merkt op dat het aantal EC voor vakdidactiek relatief gering is, wanneer alleen de VOP-leerlijn beschouwd wordt. In verschillende andere OWE’s in het curriculum wordt echter eveneens aandacht besteed aan dit onderwerp, maar dit kan naar de mening van het panel nog versterkt worden. Het panel merkt daarnaast op dat het aanbevelingswaardig is om een minimumuitwerking gegeven wordt aan vakdidactische thema’s die in de leerlijn VOP aan de orde komen. In gesprekken met studenten en docenten werd bevestigd dat de samenhang van het programma de afgelopen jaren sterk verbeterd is. Na de vorige visitatie zijn de dubbelingen uit het programma gehaald en weten docenten veel beter wat in andere OWE’s aan bod komt, aldus de studenten. Docenten met wie het panel heeft gesproken benadrukken dat ze veel tijd investeren in inhoudelijke afstemming en teamsamenwerking, ten behoeve van de samenhang. Studenten geven daarnaast aan dat het niveau van het curriculum de afgelopen jaren hoger geworden is. Opdrachten hebben meer niveau en een serieuzer, academischer karakter. Het panel stelt vast dat de opleiding enkele erg goede opdrachten bevat, bijvoorbeeld in de OWE Taalbeheersing (onderdeel leesvaardigheid).
10/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
De opleiding heeft ook ten opzichte van 2012 meer structuur gebracht in de begeleiding op de werkplek. Naar voorbeeld van de master leraar Engels is de leerlijn Professionalisering werkplek van een tijdpad voorzien, waarbij een student drie ‘proeven’ aflegt die nauwkeurig gemonitord worden. Er is een uitgebreide Handleiding Professionele ontwikkeling op de werkplek geschreven, waarin duidelijk wordt beschreven hoe studenten aan hun persoonlijke ontwikkelingsplan en portfolio moeten werken, hoe het contact met de tutor (vanuit de hogeschool) en de schoolbegeleider (vanuit de werkplek) is vormgegeven, en hoe het praktijkgedeelte beoordeeld wordt. De beoordelingsformulieren voor de werkplek, voor het POP en het portfolio zijn hier alle in opgenomen. Deze handleiding wordt collegejaar 2014/2015 in gebruik genomen. Hoewel het panel vaststelt dat deze handleiding er goed uit ziet, blijft de samenhang tussen het binnenschoolse en het buitenschoolse curriculum een aandachtspunt. Uit de notulen van de beroepenveldcommissie blijkt dat opleidingsscholen het zouden waarderen wanneer er meer contact is tussen hen en de masteropleiding. Het panel stelt verder op basis van de gevoerde gesprekken vast dat schoolbegeleiders niet altijd alle eisen kennen die de opleiding stelt. Docenten geven aan dat ze het een goede zaak zouden vinden als de kwaliteit van schoolbegeleiders gemonitord zou worden. Studenten geven eveneens aan daar behoefte aan te hebben. Daarnaast wordt getracht de werkplekscholen te bezoeken, al blijkt dit voor de opleiding niet mogelijk te zijn op elke werkplekschool. Komend jaar gaat de opleiding trainingen voor schoolbegeleiders koppelen aan interessante lezingen, om zo schoolbegeleiders te stimuleren aanwezig te zijn. Meer aandacht voor de borging van de werkplekbegeleiding zou volgens het panel positief zijn. Studenten en alumni zijn in algemene zin tevreden met de praktijkcomponent in het programma. Door de duale opzet kunnen ze het geleerde direct in de praktijk toepassen. Studenten geven aan dat ze de stof uit vakken over oude en moderne letterkunde direct toe kunnen passen in hun eigen lessen. De vakdidactische lessen zijn minder makkelijk en concreet toe te passen, maar er is de gelegenheid om korte periodes te experimenteren met een nieuwe werkvormen of een nieuw gebruik van ICT. Eventuele verbeterpunten die zij zien, zijn het vaker uitnodigen van docenten uit het voorgezet onderwijs voor (gast)lessen en het op stage sturen van de zittende docenten. Uit het gesprek met docenten blijkt dat er al één docentstage gepland is. Bij de visitatie in 2012 was het panel in positief over de leerlijn onderzoek van de vier masterlerarenopleidingen. Het stelde bij de opleiding Leraar Nederlands echter vast dat de leerlijn niet goed geïmplementeerd was. De opleiding heeft in reactie daarop de hele onderzoekscyclus tegen het licht gehouden. Drie problemen zijn daarbij geconstateerd. Ten eerste waren er personele problemen binnen de onderzoeksgroep, wat onder andere leidde tot wisselingen in de begeleiding. Ten tweede had de opleiding de visie dat er per se vakdidactisch ontwerponderzoek gedaan moest worden. Het besef rees echter dat voor sommige onderwerpen andere typen van onderzoek geschikter zijn, onder andere uit opmerkingen van de vorige visitatie en de beroepenveldcommissie. Ten derde was onderzoek in het curriculum te veel beperkt tot de VOP-lijn. Er was te weinig mogelijkheid voor vakdocenten om de link tussen hun eigen vak en het doen van onderzoek vorm te geven.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
11/37
In reactie hierop is een vernieuwde visie geschreven op praktijkgericht onderzoek bij de educatieve masters. De onderzoekslijn is stevig onder handen genomen. Onder andere is het vak ‘academische vaardigheden’ geïntroduceerd in het eerste jaar, waarin studenten onderzoeksvaardigheden op masterniveau aangeleerd krijgen. Hierin worden ook verbanden gelegd met andere OWE’s, waardoor onderzoek minder een losstaand iets wordt. In het tweede studiejaar is een probleemverkennend onderzoek toegevoegd. Dat kan gebruikt worden als vooronderzoek (literatuurstudie) voor het afstudeeronderzoek in het derde jaar. Bij wijze van pilot is het komend studiejaar ook mogelijk om, met toestemming van de examencommissie, in plaats van een didactisch ontwerponderzoek een ander type onderzoek te doen, zoals verklarend en evaluerend onderzoek. Ook bij deze visitatie gaven studenten en alumni aan het te waarderen dat dit mogelijk wordt. Over de vernieuwde visie is uitgebreid overleg geweest tussen de educatieve masters van de HAN en HAN kenniscentrum ‘Kwaliteit van Leren’. Onder andere de plaats, status, niveau en oriëntatie van het afstudeeronderzoek kwamen in dat overleg aan bod. Het heeft geresulteerd in een pakket aan (geactualiseerde) instrumenten waaronder een format, rubrics en beoordelingsformulieren, die zijn ingezet vanaf het collegejaar 2013-2014. Andere maatregelen die de opleiding heeft genomen zijn: het organiseren van een viertal lectoraatslezingen voor eerstejaars studenten, over onder andere praktijkonderzoek in het onderwijs; het houden van een collegereeks in het tweede jaar waarin het verband tussen onderzoeksmethodiek en vakdidactiek wordt gelegd; de herziening van het docententeam (zie hieronder); en het vastleggen van de ambitie om in studiejaar 2014-2015 het werkveld (schoolbegeleiders en de nieuw gevormde beroepenveldcommissie) meer te betrekken bij de onderzoekslijn. Het panel heeft de visie en de maatregelen die daar uit volgen bestudeerd, en stelt vast dat de opleiding veel werk heeft verzet om een inhoudelijk goede onderzoeksleerlijn vorm te geven. Het stelt vast dat er verschillende kleinere (literatuur)onderzoeken in het curriculum zijn ingebracht, wat positief is. Het geheel aan OWE’s en opdrachten borgt dat studenten een gedegen kennis van onderzoek hebben, wanneer zij beginnen met de thesis in jaar drie. Studenten hebben eveneens waardering voor de doorgevoerde wijzigingen. Het panel heeft naast de positieve waardering nog een punt van aandacht. Het kan voor een masteropleiding (of groepje masteropleidingen, zoals de masters lerarenopleidingen) wenselijk zijn om een eigen lectoraat te hebben, met eigen onderzoeksthema’s waar studenten bij aan kunnen sluiten. Het lectoraat en kenniscentrum Kwaliteit van Leren dat de opleiding ondersteunt is verbonden aan de faculteit Educatie. Een sterkere binding met een lectoraat zou positief zijn voor de kwaliteit van het eindniveau en onderzoek. Het panel suggereert inhoudelijke samenwerking met het lectoraat Toetsen en Beoordelen. De opleiding heeft de taakverdeling bij de begeleiding van het afstuderen als volgt vastgelegd: de eerste begeleider is een onderzoeksdocent van het kenniscentrum Kwaliteit van Leren; de tweede begeleider is een vakdidacticus, die zich richt op vakdidactische aspect van het onderzoek.
12/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
De begeleiders hebben ten minste contact rondom de zes begeleidingsmomenten waar een student recht op heeft. Het panel heeft gesproken met studenten en alumni over deze begeleiding. Zij zijn hier tevreden over, en geven aan met meer abstracte onderzoeksvragen bij de begeleider van het kenniscentrum terecht te kunnen, en met meer praktisch inhoudelijke vragen naar hun vakdocent te gaan. Problemen ervaren zij hierbij niet. Het panel plaatst niettemin enige vraagtekens bij deze opzet. Door een aantal wisselingen in het team (zie hieronder) beschikken tegenwoordig ook de vakdocenten die theses begeleiden over onderzoekservaring. De vraag is dan hoeveel de eerstelijns begeleiding van het kenniscentrum nog toevoegt, en ten minste of het niet logisch is de vakdidactisch docent de eerste begeleider te maken. Positief is dat bij de begeleidingsmomenten beide begeleiders aanwezig zijn. Dit voorkomt (voor een groot deel) dat een student in een spagaat terecht komt wanneer beide begeleiders onverenigbare eisen stellen. Naast het helderder vastleggen van de taakverdeling, heeft de opleiding verschillende maatregelen genomen om de begeleiding van het thesisonderzoek te verbeteren. Er is gestart met regelmatige, intercollegiale intervisie tussen begeleiders. Alle onderzoeksvoorstellen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de coördinator van de opleiding. Er zijn extra, maandelijkse intervisiebijeenkomsten georganiseerd voor derdejaars studenten. Ook zijn een aantal go- / no go-momenten vastgelegd, zowel in het vooronderzoek in leerjaar twee als bij de thesis in jaar drie. Het panel is kritisch ten opzichte van de begeleiding en de beoordeling van de afstudeerproducten die het gezien heeft (zie ook standaard 3). Het heeft de nodige kritiekpunten met betrekking tot de gekozen methodiek, de onderbouwing van keuzes, het theoretische kader, het op een correcte manier (volgens de APA-normen) verwijzen en het gebruik van statistiek. Veel van deze zaken hadden wat het panel betreft ondervangen moeten worden in de begeleiding, te meer wanneer de eerste begeleider vanuit het kenniscentrum afkomstig is en specifiek op de onderzoekskundige aspecten moet letten. Het panel merkt daarbij wel op dat deze eindwerkstukken, en de manier waarop ze begeleid zijn, niet representatief zijn voor de huidige, vernieuwde werkwijze. Niettemin doet het de aanbeveling om in de begeleiding en de beoordeling aanmerkelijk scherper te letten op deze aspecten (zie ook standaard 3). Uit de gesprekken die het panel heeft gevoerd met de studenten en alumni, blijkt dat zij positief zijn over de begeleiding. Studenten hebben sowieso een zestal gesprekken met beide begeleiders, maar kunnen daarnaast ook op eigen initiatief bij hen terecht voor begeleiding. Dat kan door middel van persoonlijke afspraken, e-mail of telefoon. Studenten worden bijgestuurd door het stellen van kritische vragen en door hen aan het denken te zetten, er worden geen kant-en-klare antwoorden gegeven, stellen zij. Alumni benadrukken de grote verbetering die in de begeleiding heeft plaatsgevonden, na de vorige visitatie. Het panel stelt vast dat de vele begeleidingstijd die de opleiding biedt een positief punt is, net als dat gesprekken plaatsvinden met beide begeleiders.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
13/37
Uit de gesprekken die het panel heeft gevoerd blijkt tevens dat er nog een groep studenten is die het oude curriculum gevolgd heeft en die nog niet is afgestudeerd. Zij zijn deels gedesillusioneerd vanwege de aangescherpte eisen die gesteld worden aan het afstuderen. Het management geeft aan hen individueel benaderd te hebben en maatwerktrajecten aan te bieden qua begeleiding, om hen te helpen hun studie af te ronden, maar niet te willen tornen aan de kwaliteitseisen. Het panel ondersteunt dat, en benadrukt het belang om voor deze studenten tot een bevredigende oplossing te komen.
Docenten In november 2012 heeft het visiterende panel geconstateerd dat de voorzieningen van de opleiding adequaat zijn, en dat de opleiding beschikt over een voldoende gekwalificeerd docententeam. Het merkt tevens op dat twee van de elf docenten van de opleiding Nederlands niet zijn opgeleid op masterniveau, en dat verdere professionalisering op het gebied van onderzoek wenselijk is. In reactie op het oordeel van het panel heeft de opleiding een nieuw opleidingsteam samengesteld, dat 1 september 2013 van start is gegaan. Van een aantal docenten is afscheid genomen en nieuwe docenten zijn aangenomen. De opleiding heeft bij het aannemen van nieuwe docenten onder andere gelet op kennis en ervaring op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Het panel heeft hierover gesproken met het management. Dat geeft aan dat er specifiek is gezocht naar docenten die inhoudelijk de hiaten op konden vullen die de vorige visitatie gebleken waren. Daarnaast is gezocht naar mensen die bereid waren om in een moeilijke situatie aan hoge ambities te werken, waarbij het teamaspect belangrijk was. Bij voorkeur werkt de opleiding met docenten die zowel VELON-geregistreerd als gepromoveerd zijn, én beschikken over werkervaring in het vo. Omdat mensen die aan dit profiel voldoen dun gezaaid zijn, kiest de opleiding er voor om deze aspecten te verdelen over het team. Het huidige docententeam bestaat uit zeven docenten en 1.6 fte. Alle docenten zijn ten minste opgeleid op masterniveau, vier van hen zijn gepromoveerd. Hun expertises dekken het vakgebied adequaat af. Deze docenten ontvangen bijscholing op onder andere het gebied van toetsen en beoordelen. Alumni en studenten waar het panel mee heeft gesproken zijn positief over het docententeam. Naar aanleiding van het verbetertraject is ook de opleidingscommissie (OC) versterkt. Het gaat om een gezamenlijke commissie voor alle vier de leraren-masters. In de commissie is zowel een student als een docent van Nederlands opgenomen. De opleidingscommissie geeft aan dat zaken serieuzer zijn aangepakt naar aanleiding van het vorige visitatierapport. De commissie heeft afgesproken om jaarlijks een thema uit te lichten, naast de reguliere taken ((ongevraagd) adviseren en goedkeuring verlenen aan de OER). Het komend jaar evalueert de OC de onderzoeksleerlijn. Daarnaast werkt commissie ook aan een betere communicatie en zichtbaarheid, bijvoorbeeld door hun bevindingen en adviezen terug te koppelen aan de studenten via een nieuwsbrief.
14/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Overwegingen en conclusie Het panel constateert dat de opleiding in relatief korte tijd belangrijke verbeteringen in gang heeft gezet en heeft uitgevoerd. Dat heeft geleid tot een inhoudelijk samenhangend programma dat de landelijk vastgestelde kennisbasis op correcte wijze afdekt. De vernieuwde onderzoeksleerlijn borgt een stijging van het niveau op dit punt. Het docententeam is goed in staat om het vernieuwde curriculum te onderwijzen. Een aantal verbeteringen zijn nog niet geïmplementeerd, maar staan wel al in de steigers, zoals het experimenteren met andere vormen van onderzoek en het gebruiken van de nieuwe Handleiding Professionele ontwikkeling op de werkplek. Het panel heeft er begrip voor dat de opleiding niet alles tegelijk aan kan pakken, maar beveelt de opleiding aan ook op deze punten voort te gaan op de ingeslagen weg. Het panel heeft nog enige aandachtspunten. Qua borging van de begeleiding op de werkplek kan de opleiding nog stappen zetten. De begeleiding van het afstudeeronderzoek is op een aantal punten goed te noemen (onder andere door de beschikbaarheid van de begeleiders), maar is, in ieder geval op onderzoeksmethodisch gebied, zeker voor verbetering vatbaar. Het panel baseert zich daarbij op oudere eindwerkstukken die wellicht niet meer representatief zijn, maar de opleiding dient er kritisch naar te kijken of deze kanttekening nog opgaat. Ondanks deze kanttekeningen is de opleiding er zeker in geslaagd een adequate onderwijsleeromgeving neer te zetten, wat er toe leidt dat het panel tot het oordeel voldoende komt.
Standaard 3
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Bevindingen Systeem van toetsing Het panel was in 2012 kritisch over het systeem van toetsen. De opleiding heeft een traject ingezet om het toetsbeleid en het toetsbouwwerk op orde te krijgen. Hiervoor is de hulp ingeroepen van een externe toetsdeskundige. Er is gewerkt aan onder andere het verbeteren van tentamens, werkstukken en leertaken en de bijbehorende beoordelingsformulieren. Daarbij was er specifieke aandacht voor validiteit, betrouwbaarheid en transparantie. Dit heeft al in collegejaar 2013-2014 bij verschillende OWE’s geleid tot bijstellingen in de concretisering van de eindkwalificaties en de beoordeling. Studenten en alumni met wie het panel heeft gesproken zijn positief over de kwaliteit van de toetsing. Deze is fair en transparant, vinden ze. Daarnaast krijgen ze voldoende feedback. Het panel heeft een aantal toetsen bestudeerd en stelt vast dat deze van voldoende kwaliteit zijn.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
15/37
Bij alle OWE’s is het beoordelen een verantwoordelijkheid van twee docenten geworden en is het vier-ogenprincipe ingevoerd. Werkstukken en dossiers worden voortaan standaard beoordeeld aan de hand van vooraf opgestelde en gevalideerde beoordelingsformulieren. Het opstellen van beoordelingscriteria gebeurt eveneens in tweetallen. Ook de onderzoeksproducten worden door twee docenten beoordeeld. Na de vorige visitatie is er zelfs voor gekozen om een derde lezer, de lector, mee te laten kijken met iedere beoordeelde thesis om zo de kwaliteit van de twee beoordelende docenten te controleren. Iedere beoordelaar maakt daarbij gebruik van dezelfde beoordelingsformulieren en rubrics. Twee keer per jaar vindt er een intercollegiale feedbacksessie over tentamens plaats. Het beoordelingsformulier dat gebruikt wordt bij de thesis is een rubric, die ontwikkeld is door het kenniscentrum Kwaliteit van Leren. De beoordelingscriteria zijn niet afgeleid van de eindkwalificaties, maar van generieke onderzoeksindicatoren. Het panel geeft hierbij het advies om te kijken of de beoordelingscriteria niet beter afgeleid kunnen worden van de eigen eindkwalificaties. De rubric komt niet altijd overeen met de inhoudelijke indeling van de werkstukken, wat het panel lastig vindt in de beoordeling. Het panel is dubbel over het gebruik van deze rubric. Enerzijds is het goed dat er een rubric is, en uit alle gesprekken blijkt dat deze rubric consequent gebruikt wordt. Het panel stelt daarbij vast dat docenten, inclusief de derde beoordelaar, de rubric op dezelfde manier gebruiken en tot vrijwel gelijke oordelen komen. Er zit echter ook een problematisch aspect aan het gebruik van deze rubric, stelt het panel vast. De beschrijving van wat hoort bij ‘voldoende’ blijft naar mening van het panel bij enkele categorieën te dicht in de buurt van het bachelorniveau, de beschrijving die hoort bij ‘goed’ zijn soms eerder minimumverplichtingen voor het niveau ‘master’. Het panel is hierover het gesprek aangegaan met de lector van het kenniscentrum. Deze gaf aan dat het niveau van een opleiding meegenomen wordt in de manier waarop een rubric gebruikt wordt. Het panel vraagt zich daarbij af of dat past bij het instrument. De waarde van een rubric zit onder andere in het gedetailleerd beschrijven wat iemand moet doen voor een bepaalde score. De begeleiders van de praktijkonderzoeken gaven aan dat ze met elkaar afstemmen hoe ze gerelateerd aan de dublin descriptoren, de rubrics interpreteren. De examencommissie gaf in gesprek met het panel aan dat het altijd goed is om een meetinstrument ter discussie te stellen, maar dat het nog geen signalen ontvangen heeft over de huidige rubric. Het panel doet de opleiding en het kenniscentrum de aanbeveling om op korte termijn goed naar deze rubric te kijken. Het panel vindt dit een zaak van enige urgentie, omdat andere borgingsmechanismen (zoals het gebruik van de tweede en derde beoordelaar) gebruik maken van diezelfde rubric. Daarnaast is het panel van mening dat de beoordelingen van de beschikbare theses over de volle breedte te hoog uitvallen, wat waarschijnlijkte wijten is aan het beoordelingsinstrument en een reden om hier kritisch naar te kijken. Een eindassessment aan de hand van het portfolio is onderdeel van het afstuderen. Nadat een student een voldoende beoordeling heeft gekregen voor de masterthesis, vindt een laatste assessment plaats. Dit wordt afgenomen door de docent die de rol van tutor vervult en een externe, onafhankelijke beoordelaar. In het portfolio reflecteert de student op de opleidingscompetenties en draagt hij bewijzen aan dat de competenties verworven zijn.
16/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
De beoordeling van het portfolio gebeurt eveneens aan de hand van de competenties. Deze directe link is positief, omdat hiermee eveneens direct het masterniveau getoetst wordt dat uit de SBL-competenties spreekt. Het beoordelingsformulier kan aangescherpt worden, stelt het panel vast, wat beaamd wordt door de examencommissie. Docenten geven aan dat voordat het huidige formulier in gebruik genomen werd, er voorheen geen formulier gebruikt werd. De huidige stand van zaken is daarmee een grote verbetering ten opzichte van de situatie ten tijde van de vorige visitatie. De kwaliteit van de assessments wordt gewaarborgd door de examencommissie. Deze neemt steekproeven, en doet op basis daarvan verbetersuggesties. Komend jaar wordt het formulier verbeterd op onder andere de herleidbaarheid van oordelen en de herleidbaarheid van de mate waarin het eindgesprek is meegewogen. Ook komen er meer richtlijnen voor de portfolio-omvang.
Realisatie van de beoogde eindkwalificaties Studenten tonen aan dat de eindkwalificaties gerealiseerd zijn in twee eindproducten: de thesis en het portfolio. Bij aanvang van de materiaalbestudering van het panel waren zes studenten afgestudeerd sinds de laatste visitatie. Het gaat om studenten die grotendeels het oude, bij die visitatie onvoldoende bevonden programma hebben gevolgd. Aanvullend hierop heeft het panel gekeken naar het gerealiseerde niveau dat spreekt uit eerste- en tweedejaarsproducten, waaronder onderzoeksverslagen uit het vak VOP-2 (zie standaard 2). De theses laten in meerderheid een voldoende niveau zien. De vragen waar studenten hun onderzoek mee ingaan zijn vakinhoudelijk relevant. Studenten laten zien dat ze beschikken over onderzoekend vermogen, en kunnen in voldoende mate academisch schrijven. Verschillende theses hebben interessante elementen in zich, zoals een vergelijkend onderzoek tussen twee werkvormen, of vallen op door hun duidelijke en zorgvuldige uitwerking. De theses laten echter ook zien dat de onderzoekskundige basis waarover deze studenten beschikten niet stevig was. Algemeen kritiekpunt is dat de kleinschalige ontwerponderzoeken, uitgevoerd in de eigen klas, niet altijd geschikt zijn om de gestelde vragen te beantwoorden. Het theoretisch kader is daarnaast vaak zwak. Hoewel studenten gebruik maken van relevante vakliteratuur, beperken zij zich te vaak tot literatuur die hun uitgangspunt bevestigt. Te weinig wordt er gezocht naar tegenspraak, en studenten beargumenteren zelf geen positie. De literatuur is soms weinig actueel, en weinig internationaal-wetenschappelijk, Daarnaast worden soms vrij basale fouten gemaakt in het gebruik van statistiek. Studenten verwijzen daarnaast vaak niet correct (volgens de APAregels). Bij twee theses wegen de kanttekeningen dermate zwaar, dat het panel er niet van overtuigd is dat het masterniveau wordt aangetoond. Het panel heeft deze werken besproken met de examinatoren.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
17/37
In beide gevallen ging het om theses van studenten die te maken hadden gehad met studievertraging, in de oude situatie verschillende inhoudelijke begeleiders hadden gehad, en een tijd door de begeleiding aan hun lot waren overgelaten. Op basis van de rubric kwamen de examinatoren tot een krappe voldoende. De opleiding geeft aan dat de meeste van de geconstateerde manco’s bij de theses in de toekomst niet meer voor zullen komen, door de invoering van de leerlijn onderzoek. Zo leren studenten kritischer ten opzichte van literatuur te staan, en worden ze in het huidige curriculum vanaf het eerste jaar getraind in correct verwijzen. Het panel heeft van de genoemde zes studenten ook de portfolio’s bestudeerd. In deze portfolio’s treft het panel bij één van de twee studenten waarvan het de thesis onvoldoende vindt, wel voldoende bewijsvoering waaruit het gevraagde niveau en geschiktheid voor het beroep blijkt. De student blijkt te voldoen aan de beroepseisen en laat zien in staat te zijn tot reflectie daarop. Over het andere portfolio is het panel minder positief. Hoewel de student laat zien vakbekwaam te zijn, is de (theoretische) reflectie te oppervlakkig voor een masteropleiding. Zoals aangegeven zijn de werken van de zes afstudeerders niet representatief voor het huidige, vernieuwde curriculum. De huidige onderzoekslijn is beschreven bij standaard 2. Het panel vindt dit een goede opzet en is hier positief over. Om iets te kunnen zeggen over de kwaliteit van de aankomende afstudeerders, heeft het panel een aantal eindproducten bestudeerd van de OWE VOP-2, om te zien wat daar het gerealiseerde eindniveau is. Het panel is positief over deze producten en stelt vast dat wanneer studenten deze lijn doortrekken, dat zal leiden tot producten van hogere kwaliteit aan het einde van de studie. De VOP-2 werkstukken zijn van voldoende niveau en correct beoordeeld. Dit betreft bij voorbeeld de aspecten praktische relevantie, theoretisch kader, onderzoeksvragen, methode en haalbaarheid. Ook hier kwam het panel echter nog frequente APA-onzorgvuldigheden tegen.
Deficiëntietraject studenten vanaf cohort 2011-2012 De opleiding heeft een aantal reparatiemaatregelen genomen voor oudere cohorten zittende studenten. Dit zijn onder andere een extra collegereeks gegeven op het gebied van (historische) taalkunde, waar studenten een certificaat voor krijgen, drie extra colleges academische vaardigheden gehouden in 2013, en een intervisieprogramma dat in 2013 is opgestart voor studenten die bezig waren met hun afstudeeronderzoek, als extra groepsgewijze begeleiding. Het panel heeft gesproken met alumni en studenten, over wat zij gemerkt hebben van het verbetertraject. Alumni zijn uitgesproken positief over verbeterde begeleiding bij het afstuderen. Na naar eigen zeggen een half jaar ‘zwemmen’ en wisselende begeleiders, kwam er een vaste vakdidactisch begeleider, duidelijkheid, heldere beoordelingskaders en structuur. Ook kwam er meer begeleiding.
18/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Ook tweede- en derdejaars uitten zich hierover positief naar het panel. Zij noemen de duidelijkere structuur in het curriculum. Tegenwoordig weten studenten bij elke OWE waar aan gewerkt wordt, hoeveel EC er voor staan en hoe er getoetst wordt. Studenten en alumni zijn tevreden over de extra collegereeksen, waar ook verschillende afgestudeerden aan deelnamen als bijscholing. Uit gesprekken blijkt eveneens dat er een groep langstudeerders is die het nog niet is gelukt af te studeren en die worstelt met de hogere eisen die gesteld worden aan het eindniveau. Deze vallen onder de verantwoordelijkheid van de opleidingscoördinator. Zij worden dit collegejaar uitgenodigd voor een individueel gesprek, en kunnen waar nodig maatwerkbegeleiding krijgen. De opleiding geeft aan de eisen aan het niveau niet naar beneden bij te stellen, hoe begrijpelijk het ook is dat studenten ontevreden zijn over de extra aandacht voor het eindniveau. Het panel ondersteunt dit laatste, en benadrukt het belang om voor deze groep tot een passende oplossing te komen. Overwegingen en conclusie Op het gebied van toetsing en beoordeling ziet het panel dat de opleiding veel stappen heeft gezet ten opzichte van de vorige visitatie. Dit blijkt onder andere uit het strikt toepassen van het vierogenprincipe, het gebruik van beoordelingsformulieren, toegenomen intervisie over beoordeling en de aandacht voor het gebruik van beoordelingscriteria die zijn afgeleid van de competenties. Wat betreft de beoordeling van het eindniveau zijn er eveneens grote stappen gezet. De portfoliobeoordeling is verduidelijkt en vindt plaats aan de hand van de SBLcompetenties. De beoordeling van de thesis vindt plaats aan de hand van een rubric. Die laatste wordt gebruikt door alle beoordelaars, en levert grotendeels dezelfde oordelen op. Borging van de toetsing vindt plaats door onder andere het gebruik van meerdere beoordelaars (bij de thesis zelfs een derde beoordelaar), bijscholing op het gebied van toetsing (zoals genoemd bij standaard 2) en intervisie, de beoordelingsformulieren, en door de examencommissie die steekproeven neemt. Het belangrijkste punt van aandacht is de vraag of de rubric op alle punten wel streng genoeg is. Het panel is van mening dat, hoewel dit snel aandacht vraagt (waarbij ook het kenniscentrum betrokken dient te worden), het geen onoverkomelijke bezwaar is om tot een voldoende oordeel te komen. De opleiding bevindt zich in een verbeterproces, waarin zij de afgelopen anderhalf jaar veel stappen heeft gezet. Dat de tocht nog niet voltooid is en er nog een aantal stappen te zetten zijn, is niet meer dan logisch. Het huidige systeem van toetsing is adequaat. Wat betreft het gerealiseerde eindniveau is het panel kritisch over de theses die het gezien heeft. Hoewel het panel begrijpt dat het studenten betreft die grotendeels het oude curriculum hebben doorlopen, en die een moeilijk begeleidingstraject hebben gekend, ontkomt het niet aan de constatering dat de werken niet sterk zijn, onder andere qua theoretisch kader en onderzoeksopzet.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
19/37
Dit wordt echter gecompenseerd door het niveau en de beroepsgeschiktheid die spreekt ut de portfolio’s, en door de kwaliteit van het tweedejaarswerk op het gebied van onderzoek. Daarnaast geeft de onderzoeksleerlijn, zoals beschreven bij standaard 2, vertrouwen in het niveau van de zittende studenten. Het deficiëntietraject zoals de opleiding het heeft vormgegeven is adequaat. Studenten hebben bijscholing gehad in die onderdelen die in het oude curriculum onderbelicht waren. Studenten hebben daar gebruik van gemaakt en zijn er tevreden over. Op basis van deze overwegingen komt het panel tot het oordeel voldoende op standaard 3.
20/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
2
Eindoordeel over de opleiding
Oordelen op de standaarden Het visitatiepanel komt tot de volgende oordelen op de standaarden: Standaard 1 Beoogde eindkwalificaties 2 Onderwijsleeromgeving 3 Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Oordeel Voldoende (2012) Voldoende Voldoende
Overwegingen en conclusie Weging van de oordelen op de drie standaarden op basis van de motivering bij de standaarden en volgens de beslisregels van NVAO: o Het eindoordeel over een opleiding is in elk geval ‘onvoldoende’ indien standaard 1 of 3 als ‘onvoldoende’ beoordeeld wordt. Een ‘onvoldoende’ bij standaard 1 kan niet leiden tot het toekennen van een herstelperiode door de NVAO. o Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘goed’ zijn indien tenminste twee standaarden als goed worden beoordeeld, waaronder in elk geval in standaard 3. o Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘excellent’ zijn indien tenminste twee standaarden als excellent worden beoordeeld, waaronder in elk geval in standaard 3. Het visitatiepanel beoordeelt de kwaliteit van de bestaande hbo masteropleiding Nederlands van HAN als voldoende.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
21/37
22/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
3
Bijlagen
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
23/37
24/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Bijlage 1: Deskundigheden leden visitatiepanel en secretaris De heer drs. D.T.T. Kamsma, voorzitter De heer Kamsma is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van onderwijs. Hij is directeur Onderwijscentrum aan Vrije Universiteit, waar hij leiding geeft aan academische docentenopleidingen voor docenten van primair, voortgezet en hoger onderwijs. Ook geeft hij leiding aan de master Leraar Voorbereiding hoger onderwijs (eerstegraads lerarenopleiding). Tot en met 2012 was de heer Kamsma voorzitter van de Raad van Toezicht van de Bisschop Möller Stichting, die 31 katholieke basisscholen in de provincie Friesland ondersteunt en beheert. Ook was hij tot en met 2013 lid van de Raad van Toezicht van CVO Zuid-West Fryslân, een vereniging waar vier voortgezette scholen onder vallen. Hij heeft diverse lezingen gegeven en heeft meerdere publicaties op zijn naam staan. De heer Kamsma heeft ervaring met audits, hij heeft de cursus Internal Auditing bij Stenden Hogeschool gevolgd en was bij Stenden Hogeschool voorzitter was van de proefvisitaties. Voor deze visitatie heeft de heer Kamsma onze handleiding voor panelleden ontvangen en is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2008 1993 – 2001 1981 – 1986 1975 – 1981
Cursus Internal Auditing - Stenden Hogeschool Master Financieel Management - Open Universiteit Nieuwe Lerarenopleiding - Ubbo Emmius VWO - Nassau College te Heerenveen
Werkervaring: 2009 – heden Directeur Onderwijscentrum - Vrije Universiteit 2007 – 2009 Directeur Educational Support Organisation - Stenden Hogeschool 2003 – 2007 Directeur International Hospitality Management en waarnemend Dean - Christelijke Hogeschool Nederland 2001 – 2003 Senior beleidsmedewerker en Hoofd Onderwijs Expertise Centrum - Christelijke Hogeschool Nederland 1998 – 2001 Directeur Retail Business School - Christelijke Hogeschool Nederland 1993 – 1998 Adjunct Hoofd Opleiding Hotel Management School en docent Bedrijfseconomie Christelijke Hogeschool Nederland 1986 – 1993 Opleidingscoördinator MEAO en docent economie - MBO College Sneek Overig: 2014 – heden 2006 2005 2004 – 2013 2003 – 2012 2002 – 2006
Voorzitter - Parochiële Caritas Instelling Formateur coalitie CDA-PvdA - Gemeente Bolsward Auteur en eindredacteur verkiezingsprogramma CDA Bolsward Lid Raad van Toezicht - CVO Zuid-West Fryslân Voorzitter Raad van Toezicht - Bisschop Möller Stichting Lid CDA-fractie gemeenteraad Bolsward en mede bestuurslid intergemeentelijke samenwerking ICT Zuid-West Fryslân 1992 – heden Parochianenvoorganger Publicaties & lezingen: - Handleiding Managementgame Kantibes - Kamsma, D.T.T. ea (2009), Vormende identiteit, Bisschop Möller Stichting - lezing “economisch denken & katholiek sociaal denken” (2009) voor bisdomstaf
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
25/37
-
-
lezing “katholiek toezicht houden” (2009) tijdens landelijke conferentie “zicht op toezicht en bestuur” van de bond KBO en VKMO lezing “dynamische identiteitsontwikkeling van de BMS” (2009) voor de landelijke verkenningscommissie katholiek onderwijs onder voorzitterschap van prof. dr. W. van de Donk. leergang “Katholiek Sociaal Denken verrassend actueel”
De heer dr. O.J.A.M. Severijnen De heer Severijnen is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid. Sinds 1992 werkt hij zowel aan de bachelor- als de masteropleiding tot leraar Nederlands bij Fontys Hogescholen te Tilburg. Hij is lid van VELON en gecertificeerd lerarenopleider. Hij is door de AEA-gecertificeerd onderwijsassessor (Association for Educational Assessment – Europe). Hij is voorzitter van het netwerk van coördinatoren van masteropleidingen Nederlands aan hogescholen. De heer Severijnen heeft als gecertificeerd assessor veel assessments afgenomen op het vo, mbo en hbo, de werkterreinen waar de afgestudeerden van de bachelor en de master werkzaam zijn. Voor deze visitatie heeft de heer Severijnen onze handleiding voor panelleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1989 1980 – 1983 1976 – 1980
Promotie tot doctor in de Letteren Doctoraal Algemene Literatuurwetenschap, Kath. Universiteit Nijmegen Kandidaats Nederlands, Kath. Universiteit Nijmegen
Werkervaring: 1992 – heden Fontys Lerarenopleiding Tilburg 1983 – 1992 Katholieke Universiteit Nijmegen Publicaties: Basisboek Communiceren, Utrecht: ThiemeMeulenhoff 2013 (derde druk; in samenwerking met Mart Bakker en Nicoline Pas) De APA-richtlijnen, Bussum: Coutinho 2013 (i.s.m. dr. Petra Poelmans)
De heer prof. dr. H.C.J. de Graaff De heer De Graaff is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van taalwetenschap. Hij is lector Taaldidactiek & Onderwijs bij Hogeschool Inholland in Amsterdam. Daarnaast is hij hoogleraar Tweetalig Onderwijs aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Hij doet onderzoek naar de didactiek en leereffecten van tweetalig onderwijs, de professionele ontwikkeling van talendocenten, en de effectiviteit van (online) taken voor interculturele communicatieve competentie. De leerstoel tweetalig Onderwijs werkt samen met het Europees Platform en het Landelijk Netwerk voor tweetalig onderwijs (TTO). Hij geeft didactiek moderne vreemde talen in de Educatieve Minor en de Educatieve Master van de interfacultaire Graduate School of Teaching, vanuit het Departement Talen, Literatuur en Communicatie (Geesteswetenschappen) en het Centrum voor Onderwijs en Leren (Sociale Wetenschappen). Ook is hij voorzitter van het Platform voor vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto).Voor deze visitatie heeft de heer De Graaff onze handleiding voor panelleden ontvangen en is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
26/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Opleiding: 1993 – 1997 1992 – 1993 1985 – 1991
Promotieopleiding Vrije Universiteit, Faculteit Letteren Lerarenopleiding Spaans, Hogeschool Midden Nederland Algemene Letteren, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2012 – heden 2012 – heden 2011 – 2012 2002 – 2011 1998 – 2001 1993 – 1997
Lector Taaldidactiek & Onderwijs, Hogeschool Inholland Hoogleraar Tweetalig Onderwijs, Faculteit Geesteswetenschappen UU Universitair docent, Faculteit Geesteswetenschappen UU Onderwijsadviseur en vakdidactisch onderzoeker, IVLOS Lerarenopleiding UU Onderwijsadviseur en projectleider, Onderwijsadviesbureau VU Onderzoeker in opleiding, NWO
Overig: − voorzitter van het Platform voor vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto), t.b.v. Europees Platform − lid visitatiecommissie Landelijk Netwerk Tweetalig Onderwijs, t.b.v. Europees Platform − voorzitter Toetswijzercommissie Diagnostische Tussentijdse Toetsing Engels, t.b.v. College voor Examens − lid redactie Levende Talen Tijdschrift Publicaties (2013 – 2014; meer zie http://www.uu.nl/gw/medewerkers/HCJdeGraaff/0:) − Moonen, M.L.I., Graaff, R. de, Stoutjesdijk, E. & Corda, A. (2013). Implementing the CEFR in secondary education:impact on FL teachers' educational and assessment practice. International journal of applied linguistics, 23(2), 226-246. − Denman, J., Tanner, R.L. & Graaff, R. de (2013). CLIL in junior vocational secondary education: Challenges and opportunities for teaching and learning. International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, 16(3), 285-300. − Graaff, R. de (03-10-2013). Taal om te leren: Didactiek en opbrengsten van tweetalig onderwijs. Utrecht: Universiteit Utrecht. 2014 - Boekredactie Evers-Vermeul, J., Graaff, H.C.J. de, Schaap, H. & Silfhout, G. van (2014). Verzamelde werken van "Leerling-docent-interactie bij schrijven in de vakken: een ontmoeting tussen wetenschap en praktijk". Utrecht: Universiteit Utrecht. 2013 - Artikelen Denman, J., Tanner, R.L. & Graaff, R. de (2013). CLIL in junior vocational secondary education: Challenges and opportunities for teaching and learning. International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, 16(3), 285-300. Moonen, M.L.I., Graaff, R. de, Stoutjesdijk, E. & Corda, A. (2013). Implementing the CEFR in secondary education:impact on FL teachers' educational and assessment practice. International journal of applied linguistics, 23(2), 226-246. Dobber, M., Vandyck, I., Akkerman, S., Graaff, R. de, Beishuizen, J.J., Pilot, A., Verloop, N. & Vermunt, J. D. (2013). The development of community competence in the teacher education curriculum. European Journal of Teacher Education, 36(3), 346-363. 2013 - Artikelen in bundels / proceedings Graaff, H.C.J. de (28-08-2013). Early English or late English in primary education: Differential effects on L2 proficiency. EuroSLA 23 Amsterdam 2013 Book of Abstracts(pp. 81-81). 2013 - Inaugurele rede Graaff, R. de (03-10-2013). Taal om te leren: Didactiek en opbrengsten van tweetalig onderwijs. Utrecht: Universiteit Utrecht.
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
27/37
2013 - Tijdschriftredactie / refereeschap Hoeflaak, A & Graaff, R. de (2013). T.R. - Levende Talen Magazine. Levende Talen Magazine, 100(7) 2013 - Voordrachten / lezingen Jauregi Ondarra, M.K. & Graaff, H.C.J. de (01-11-2013). Betekenisvolle interactie in de doeltaal met behulp van interactieve internettoepassingen. Utrecht, Landelijke Studiedag Levende Talen. Graaff, H.C.J. de (16-05-2013). CLIL in Dutch primary and secondary education; research and practice in the Netherlands. Louvain-la-Neuve, Invited plenary paper presented at International CLIL Symposium: the state of the art and looking ahead. Graaff, R. de (01-11-2013). CLIL-didactiek en vakdidactiek mvt: Wat iedere opleider en docent mvt zou moeten weten. Utrecht, Levende Talen Studiedag. Graaff, H.C.J. de (06-04-2013). European perspectives on teaching and learning in CLIL. Ustrón, Poland, Invited plenary paper presented at CLIL 2013 Conference Modernizing Educational Practice. Graaff, R. de (08-11-2013). Intercultural content and language learning across the horizon. Ede, 6th national CLIL Day. Graaff, H.C.J. de (03-12-2013). Taal om te leren; hoe en waarom tweetalig onderwijs werkt. Louvainla-Neuve, België, Mastercursus Taalvaardigheid, Lerarenopleiding Nederlands. Graaff, R. de (25-01-2013). Tweetalig Onderwijs: Bedreiging of bijdrage?. Groningen, Dag van Taal, Kunsten en Cultuur (RuG).
Mevrouw S.J. Struik, BSc Mevrouw Struik is ingezet als studentlid. Zij volgt de wo-masteropleiding Onderwijskunde aan Radboud Universiteit Nijmegen, waar zij tevens lid is van de opleidingscommissie. Mevrouw Struik heeft in 2013 de bachelor Pedagogische Wetenschappen aan dezelfde universiteit afgerond. Mevrouw Struik is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Struik aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2013 – heden 2009 – 2010 2006 – 2013 1999 – 2006
Master Onderwijskunde - Radboud Universiteit Nijmegen Pre-master Onderwijskunde - Universiteit Utrecht Bachelor Pedagogische wetenschappen - Radboud Universiteit Nijmegen Gymnasium - SG Marianum te Groenlo
Werkervaring: 2010 – heden Studentpanellid - Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), Den Haag 2009 – 2010 Beleidsmedewerker onderwijskwaliteit - Landelijke Studentenvakbond (LSVb), Utrecht 2006 – 2012 Diverse functies als praktisch ambulant begeleider, huiswerkbegeleider, vrijetijdsbegeleider, pedagogisch medewerker en gedragskundig medewerker Stichting De Driestroom, Nijmegen / Praktische thuishulp, Nijmegen / Kinderdagverblijd De Vuurvliegjes, Nijmegen Overig: 2010 2009 – 2011 2008 – 2009
28/37
Betrokken bij symposium over accreditatie - Anton de Kom Universiteit, Suriname Trainer - Trainingen op Maat (LSVb) en AKKU Trainingsbureau (Studentenvakbond AKKU) Bestuurslid - Studentenvakbond AKKU, Nijmegen
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
2008 – 2009 2007 – 2009
Lid universitaire studentenraad - Radboud universiteit Nijmegen Lid Facultaire studentenraad - Radboud universiteit Nijmegen
Publicatie: - WHWatisdat? Een handleiding over de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) voor studenten en medezeggenschappers. Auteurs: János Betkó, Hester Swart, Sara Struik, Lisa Westerveld. Eerste druk, 2010; tweede druk, 2011; derde druk, 2013.
De heer drs. J.G. Betkó De heer Betkó is ingezet als NQA-auditor. Als bestuurslid van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) heeft hij ervaring opgedaan met verschillende aspecten van hogeronderwijsbeleid, waaronder bekostiging, accreditatie, medezeggenschap, studiekeuze en excellentie. Hij is in die hoedanigheid betrokken geweest bij de totstandkoming van het nieuwe accreditatiestelsel. In de beoordelingscommissie “Studiekeuzegesprekken – wat werkt?” heeft hij een subsidie van OCW helpen verdelen onder hogescholen en universiteiten die willen experimenteren met studiekeuzegesprekken. De heer Betkó is ingewerkt in de werkwijze van NQA en heeft ervaring met meerdere visitaties, van bestaande en nieuwe opleidingen, in het hbo en in het wo, en op bachelor- en op masterniveau. In 2010 en 2012 heeft hij deelgenomen aan de training van de NVAO en hij is gecertificeerd secretaris. Opleiding 1999 – 2007
Geschiedenis, Radboud Universiteit
Werkervaring 2009 – heden Netherlands Quality Agency: auditor 2008 – 2009 Lid beoordelingscommissies “studiekeuzegesprekken – wat werkt?” (onder begeleiding van SURF) 2007 – 2009 Landelijke Studenten Vakbond: bestuurslid Publicaties 2010
Betkó, Struik, Swart, Westerveld e.a., WHWatisdat?! - Een handleiding voor de Wet op hoger onderwijs voor studenten en medezeggenschappers, Nijmegen, 2010. 2012 Betkó, Westerveld, Bekostiging op basis van accreditatieoordelen - een beschouwing vanuit de accreditatiepraktijk, http://www.scienceguide.nl/201201/perverse-prikkels-retoriek-ofrealiteit.aspx
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
29/37
30/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Bijlage 2: Bezoekprogramma Tijd
Thema
08:30 – 12.45 uur
Vooroverleg en lunch panel
12.45 – 13.45 uur
14.00 – 15.00 uur
Inhoud: gehele opleiding en afstuderen
Inhoud: gehele opleiding en afstuderen
Deelnemers Panel -
drs. D.T.T. Kamsma dr. O.J.A.M. Severijnen prof. dr. H.C.J. de Graaff S.J. Struik, BSc drs. J.G. Betkó
Studenten: 2 van tweede jaar
- Nienke Sluiter - Dirk van Oosteren
Studenten: 2 van derde jaar
- Wouter den Brok - Karin Wes
Alumni: 3 of 4 oudstudenten
- Karin Vloedbeld-Mollink - Mark van Leersum - Jimmy van Rijt
Kernteam MA NL: Docenten: - Jos Muijres - Esther Hanssen - Marij Smits Examinatoren (van de 6 werkstukken): - Theo van Aanholt - Jantiena Bakker - Judit Steenge - Arjen Speekenbrink
15.15 – 15.45 uur
Inhoud & aan inhoud gerelateerde processen: aansturing
Management: - Ans Gielen (directeur HMP) - Arjen Speekenbrink (opleidingscoördinator)
16.00 – 16.30 uur
Inhoud & aan inhoud gerelateerde processen: borging
Examencommissie: - Jeroen Gronheid (voorzitter examencie) - Selma Markhorst (lid examencie) - Tamara van Schilt (lector Kenniscentrum Kwaliteit van Leren) Toetscommissie: Integrale verantwoordelijkheid excie.
16.30 – 17.30 uur +/- 17.30 – 18.00 uur
Beoordelingsoverleg panel Terugkoppeling bevindingen
Opleidingscommissie: - Kelly van Grinsven - Roeland Harms (lid namens Nederlands) Panel Panel Alle betrokkenen
Gegevens gespreksdeelnemers
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
31/37
•
Bestuurders/management drs. Ans Gielen, faculteitsdirecteur HAN Master Programma’s drs. Arjen Speekenbrink MSc., opleidingscoördinator Master Leraar Nederlands
•
Studenten Nienke Sluiter, jaar 2 (hbo docent Nederlands tweede graad) Dirk van Oosteren, jaar 2 (hbo docent Nederlands tweede graad) Wouter den Brok, jaar 3 (hbo docent Nederlands tweede graad) Karin Wes, jaar 3 (hbo docent Nederlands tweede graad) Kelly van Grinsven, namens opleidingscommissie (jaar 1) (hbo docent Engels tweede graad)
•
Docenten/medewerkers Dr. Jos Muijres Studieonderdelen: moderne letterkunde, analyse poëzie (jaar 1, 2 en 3) Specifieke taken: lintprogramma Taal & Tekst Dr. Esther Hansen Studieonderdelen: taalbeheersing (jaar 1 en 2), VOP-2 (onderzoek en vakdidactiek, jaar 2) Specifieke taken: begeleiding onderzoek masterthesis, tutoraat Drs. Marij Smits Studieonderdelen: mondelinge taalvaardigheid (jaar 2) Drs. Selma Markhorst Studieonderdelen: academische vaardigheden (jaar 1) Specifieke taken: examencommissie Dr. Judit Steenge Studieonderdelen: taalkunde (jaar 1 en 2) Specifieke taken: begeleiding onderzoek masterthesis Dr. Roeland Harms Studieonderdelen: oudere letterkunde (jaar 1 en 3) Specifieke taken: lintprogramma Taal & Tekst, begeleiding onderzoek masterthesis, tutoraat, opleidingscommissie Dr. Theo van Aanholt (Kenniscentrum Kwaliteit van Leren): begeleiding onderzoek masterthesis, begeleiding onderzoek tweede jaar Drs. Jantiena Bakker (Kenniscentrum Kwaliteit van Leren): VOP-2, begeleiding onderzoek masterthesis Specifieke taken: coördinatie onderzoek vanuit Kenniscentrum Kwaliteit van Leren
Lectoren: Dr. Tamara van Schilt, lector ‘Toetsen en beoordelen’, Kenniscentrum Kwaliteit van Leren
32/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Bijlage 3: Bestudeerde documenten Vooraf aangeleverd: Geactualiseerd herstelplan Standaard 2 - Studiegids 2013 - OS/OER 2013 - Samenvattend overzicht van docenten - Studiewijzers: Acadmische Vaardigheden 2013-2014 Moderne Letterkunde 1 2013-2014 Mondelinge Taalvaardigheid 2013-2014 Oudere Letterkunde1 2013-2014 Oudere Letterkunde 2 2013-2014 Taalbeheersing 2013-2014 Taalkunde 1 2013-2014 Vakdidactiek, Onderzoek en Professionalisering 2013-2014 Wereldliteratuur 2013-2014 Standaard 3 - Afstudeerhandleidingen (bundel documenten, zoals ‘Beoordelingsmatrix Jaar 3’ e.d.) - Zes portfolio’s - Beoordelingen eindassessment - Toetsdocument Ter inzage:
Literatuur van diverse onderwijseenheden & representatief lesmateriaal
Studiewijzer van owe Taalkunde 2, coh. 2012, coh. 213
Studiewijzer van owe coh. 2014, Moderne letterkunde 1 en 2, Reader Moderne Letterkunde 2
Studiewijzer van owe coh. 2014 Vakdidactiek, Onderzoek en Professsionalisering 2
Studiewijzer van owe coh. 2014, Academische Vaardigheden
Studiewijzer van Taalbeheersing 1 en 2
Rapportageopdracht Academische Vaardigheden plus beoordeling
Taalkundeonderzoek, beoordeling opdrachtbeschrijving
Essayopdracht VOP1 plus debat, plus peerfeedback
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
33/37
Opdracht Taalbeheersing 1
Opdracht van ‘Taal en Tekst’
Onderlegger Onderzoeksleerlijn Educatieve masters
Verslag(en) van Opleidingscommissie
Verslag(en) van Beroepenveldcommissie nieuwe stijl
Verslag(en) van LOVM: implementatie kennisbasis taalbeheersing & Kijkkader
Verslag(en) van excie Educatie
Materiaal Additioneel programma Selectie tentamens afstudeertraject
Document ‘Taaleisen’
34/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Bijlage 4: Overzicht bestudeerde afstudeerwerken
Hieronder een overzicht van de studenten van wie het panel de afstudeerwerken heeft bestudeerd. Conform de regels van de NVAO zijn alleen de studentnummers opgenomen. 40008 495063 499336 425448 485732 200969747
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
35/37
36/37
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
Bijlage 5: Verklaring van volledigheid en correctheid
© NQA – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Herbeoordeling master Nederlands
37/37