Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Opleiding: Croho: Varianten:
Nijmegen Ergotherapie hbo bachelor 34574 voltijd
Visitatiedatum:
31 mei 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 26 28 30 32
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
35 36 41 45 47
3/47
4/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
5/47
6/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Ergotherapie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in februari 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 31 mei 2007. Het panel bestond uit: Mevrouw dr. A.L. Pool-Goudzwaard (voorzitter, domeinpanellid); Mevrouw M.P.C. van der Eijnden (domeinpanellid); De heer R.S. Klopper (studentpanellid); Mevrouw drs. T.J.S. Broekmeulen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) studeren ongeveer 25.000 studenten. De hogeschool heeft circa 2.300 personeelsleden (2006) in dienst en is in 1996 ontstaan uit een fusie van de HEAO Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. Zij telt vier faculteiten en één academie: Faculteit Economie en Management; Faculteit Educatie; Faculteit Techniek; Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij;
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
7/47
Informatica en Communicatie Academie. In deze vier faculteiten en de academie zijn 15 instituten ondergebracht, waarin verwante opleidingen zijn gegroepeerd. De bacheloropleiding Ergotherapie wordt verzorgd bij de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM) in Nijmegen. Deze faculteit telt vijf instituten en een afdeling: Instituut Paramedische Studies (Health); Instituut Sport en Bewegingsstudies (Sport and Movement Studies); Instituut Sociale Studies (Social Studies); Instituut Verpleegkundige Studies (Nursing); Instituut Voortgezette opleidingen, Dienstverlening en Onderzoek (VDO); Afdeling Mondzorgkunde (Health). Het Instituut Paramedische Studies omvat vier opleidingen: de opleiding Ergotherapie; de opleiding Fysiotherapie; de opleiding Logopedie; de opleiding Voeding en Diëtetiek. Per september 2004 zijn bijna alle bacheloropleidingen en de faculteitsdirectie van de Faculteit GGM gehuisvest op de nieuwbouwlocatie van de HAN campus in Nijmegen. Deze campus grenst aan het complex van de Radboud Universiteit Nijmegen. De opleiding Ergotherapie is gestart in het studiejaar 2002-2003 met een cohort van 78 studenten. Peildatum 1 oktober 2006 stonden er bij de voltijdopleiding 306 studenten ingeschreven. Volgens het zelfevaluatierapport bedroeg de docentenformatie op 1 januari 2007 ruim 12 fte verdeeld over 15 medewerkers. De opleiding Ergotherapie kent een oud (preHOF) en een nieuw onderwijsprogramma (HOF). HOF staat voor HAN OnderwijsFlexibilisering. Het HOF project is een hogeschoolbreed ingevoerde onderwijsvernieuwing en is gestart in 2005-2006. Door het onderwijs meer vraaggestuurd in te richten, beoogt de hogeschool de studenten meer verantwoordelijk voor het eigen leerproces te maken. Het werkterrein van de ergotherapeut is breed en omvat zowel revalidatie- en gezondheidszorgcentra, ziekenhuizen en speciaal onderwijs als het bedrijfsleven. Ook behoort een eigen ergotherapiepraktijk tot de mogelijkheden. De ergotherapeut richt zich op de gevolgen van een ziekte, beperking of handicap van zijn cliënt. Hij bereikt samen met zijn cliënt dat hij/zij belangrijke dagelijkse activiteiten als zich verzorgen, wonen, werken, studeren, reizen, spelen, weer zelf uitvoert. Ergotherapeuten werken als behandelaar van cliënten maar ook als begeleider en/of adviseur. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is vastgelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).
8/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in mei 2007 inhoudelijk voor op het bezoek op 31 mei 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het instituut- en opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel het ter inzage gevraagde materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juli 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
9/47
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Ergotherapie goed goed goed positief goed goed goed voldoende goed voldaan voldoende voldoende positief goed voldoende goed positief goed goed positief goed goed goed positief goed goed positief
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
11/47
Doelstellingen opleiding Aan alle drie de facetten van het onderwerp is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Aan het facet eisen hbo , relatie doelstellingen en inhoud programma , samenhang in opleidingsprogramma en instroom is het oordeel goed toegekend. De overige facetten zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. Inzet van personeel De facetten eisen hbo en kwaliteit personeel zijn beide met goed beoordeeld. De kwantiteit is voldoende bevonden. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Beide facetten zijn met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Aan alle drie de facetten van het onderwerp is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Beide facetten zijn met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan, blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort, derhalve is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
13/47
14/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De landelijke eindkwalificaties ergotherapie en de eindkwalificaties van de opleiding zijn vanaf de aanvraag van de opleiding Ergotherapie in 2000 permanent in ontwikkeling. De opleiding heeft de ontwikkeling voor het panel inzichtelijk gemaakt middels het document Ergotherapeutische Competenties van toen naar nu, december 2006. In 1999 heeft de Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie in samenspraak met de beroepsgroep en de onderwijsinstellingen het Landelijk Beroepsprofiel Ergotherapie opgesteld. Dit is later uitgewerkt in landelijke competenties voor de ergotherapeut: Beroepscompetenties Ergotherapie, Werkgroep Competenties Ergotherapie, 2003, bijstelling in 2006. De opleiding heeft bij haar start in 2002 in het verlengde van bovengenoemd beroepsprofiel haar eigen beroepsbeeld en competentieset uitgewerkt. In 2003 vindt de opleiding het noodzakelijk de competentieset te comprimeren en af te stemmen op de inmiddels op landelijk niveau ontwikkelde competentieset. Een en ander resulteert in juni 2004 in de zogenaamde pre-HOF competentieset, die voor de eerste drie cohorten vanaf studiejaar drie wordt ingevoerd. De opleiding moet voldoen aan de Wet Big. Hierin is voor het beroep ergotherapeut een beschrijving van titel, opleiding en deskundigheid vastgelegd. Daarnaast staat beschreven welke onderdelen de opleiding moet bevatten en aan welke eisen de beroepsvoorbereidende perioden (stages) moeten voldoen. Hierdoor wordt mede het niveau geborgd In studiejaar 2004-2005 heeft de opleiding -in het kader van het project HAN Onderwijs Flexibilisering (HOF)- samen met de opleidingen in het domein Health, bestaande uit Ergotherapie, Logopedie, Fysiotherapie, Mondzorgkunde, Voeding en Diëtetiek de gezamenlijke domeincompetenties beschreven. Per opleiding is daarvan een afgeleide voor de major gemaakt. Voor de opleiding Ergotherapie is deze gebaseerd op de landelijke competenties ergotherapie zoals vastgelegd in bovengenoemd document Beroepscompetenties Ergotherapie. In 2005-2006 start de opleiding met het nieuwe HOF-onderwijs in de propedeuse en wordt de HOF-competentieset ingevoerd. Het beroepsbeeld en de daarbij behorende competentiesets zijn in samenspraak met vertegenwoordigers van het ergotherapeutische werkveld ontwikkeld. De opleiding beschikt over een actieve beroepenveldcommissie. In het Kwaliteitshandboek Opleiding Ergotherapie heeft de opleiding het doel en de functie van de beroepenveldcommissie vastgelegd. Het panel heeft aan de hand van de notulen vastgesteld dat deze commissie gemiddeld driemaal per jaar bijeen komt en dat onder andere de competenties
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
15/47
regelmatig onderwerp van overleg zijn. Dit is tevens bevestigd door de vertegenwoordigers van de beroepenveldcommissie met wie het panel gesproken heeft. Naast deze bijeenkomsten informeert de opleiding een brede kring relaties in het werkveld middels een nieuwsbrief, en organiseert de opleiding jaarlijks bijeenkomsten en symposia. Voorbeelden zijn: het symposium Even Bijpraten om het werkveld te informeren over de onderwijsvernieuwing en de consequenties daarvan voor de beoordeling van de student tijdens het werkplekleren en het symposium De toekomst van Ergotherapie ter gelegenheid van de eerste lichting afgestudeerden in 2006. Structureel en constructief samenwerken met het beroepenveld is een beleidsuitgangspunt van de opleiding. De vertegenwoordigers van het werkveld met wie het panel gesproken heeft, bevestigen dat de opleiding aansluit bij wat het werkveld nodig heeft en dat zij hierin een voortrekkersrol vervult. De opleiding streeft naar internationale aansluiting en erkenning. Om dit te onderstrepen heeft een internationale validatie van de eindkwalificaties plaatsgevonden. De opleiding is in 2006 geaccrediteerd door de World Federation of Occupational Therapists (WFOT).
Facet 1.2
Niveau bachelor
goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding baseert haar competentiesets op Beroepscompetenties Ergotherapie, Werkgroep Competenties Ergotherapie, 2003, bijstelling in 2006. Een van de eisen die aan deze werkgroep gesteld werd, was het specificeren van het hbo-niveau. Bij de ontwikkeling van de in studiejaar 2005-2006 in de propedeuse ingevoerde HOFcompetentieset stond explicatie van de criteria die kenmerkend zijn voor een professional op hbo-niveau op de agenda. De opleiding kan aantonen dat de Dublin-descriptoren in alle summatieve competentiebeoordelingen getoetst worden. Dit is in schema gezet in het document Samenhang Dublin descriptoren, HBO-kenmerken en criteria Beroepstaakniveaus, februari 2007. Het werken in multidisciplinair verband was, zo bleek uit het zelfevaluatierapport, onderbelicht. De opleiding heeft inmiddels actie ondernomen om dit aspect extra aandacht te geven. De opleiding biedt onderwijseenheden aan -al dan niet in de vorm van minors- waarin studenten multidisciplinair samenwerken met de studenten van de andere opleidingen binnen het Instituut Paramedische Studies zoals Onderzoek/Evidence Based Practice, Samen gezonder, Kwaliteitszorg, Arbeid en Gezondheid en Ondernemen. Enkele van deze onderwijseenheden staan nog op de rol voor aankomend studiejaar. De student ontwikkelt zijn competenties door het werken aan beroepstaken. De opleiding onderscheidt daartoe in de ontwikkeling tot ergotherapeut drie niveaus: startniveau, gevorderd niveau en eindniveau dat gelijk staat aan het niveau van beginnend
16/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
beroepsbeoefenaar. De criteria voor de beroepstaakniveaus zijn afgeleid van de Dublindescriptoren. De opleiding maakt dit voor studenten inzichtelijk in het Leerplan en toetsboek, januari 2007. In de assessments (summatieve competentiebeoordelingen) moet de student aan de hand van specifieke criteria die opgenomen zijn in het Leerplan en toetsboek aantonen dat hij zich tot een volwaardige hbo-professional ontwikkelt. De assessoren beoordelen dit aan de hand van het verbindende verhaal in het portfolio. Hieruit moet blijken dat de student beroepstaken zelfstandig kan uitvoeren, met dilemma s om kan gaan, visies verwoordt, alternatieven voor het handelen kan aangeven en dat hij zijn keuzes theoretisch onderbouwt.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De eisen die het werkveld en collega-onderwijsinstellingen aan beginnende ergotherapeuten stellen, zijn op landelijk niveau samengebracht in het Landelijk Beroepsprofiel Ergotherapie en in Beroepscompetenties Ergotherapie, Werkgroep Competenties Ergotherapie, de laatste bijstelling dateert van 2006. De HOFcompetentieset die de opleiding hanteert, is hierop gebaseerd. Het beroepsbeeld en de competentiesets van de opleiding ergotherapie HAN worden regelmatig gecheckt in periodiek overleg met vertegenwoordigers uit het ergotherapeutische werkveld. Dit heeft het panel vastgesteld aan de hand van de notulen van de beroepenveldcommissie en in het gesprek met enkele vertegenwoordigers van het beroepenveld. De Wet BIG omvat onder andere een beschrijving van de titel ergotherapeut (zie ook facet 1.2). De titel ergotherapeut is hiermee wettelijk beschermd en mag in Nederland alleen gevoerd worden wanneer een opleiding ergotherapie met succes is doorlopen. De opleiding Ergotherapie HAN wordt afgesloten met een hbo-getuigschrift en een bacholordegree Health. De hbo-bachelor beheerst de competenties voor het niveau van een beginnend ergotherapeut. Ergotherapeuten werken als behandelaar van cliënten maar ook als begeleider en/of adviseur. Het werkterrein is breed en omvat zowel revalidatie- en gezondheidszorgcentra, ziekenhuizen en speciaal onderwijs, als het bedrijfsleven en de mogelijkheid van een eigen ergotherapiepraktijk. De opleiding maakt het onderscheid tussen de bachelor en de master ergotherapie in de manier waarop de beroepstaak onderzoek in het onderwijs aan bod komt. Op bachelor niveau betekent dit dat kennis wordt toegepast binnen een beroepstaak en dat de
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
17/47
beginnende beroepsbeoefenaar in staat is te participeren in delen van toegepast onderzoek. De opleiding is gecertificeerd door de World Federation of Occupational Therapist (WFOT)
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft aan de hand van het ter inzage gelegde studiemateriaal vastgesteld dat kennisontwikkeling zowel plaatsvindt via actuele vakliteratuur als via standaardwerken. De opleiding maakt daarbij ook gebruik van Engelstalige vakliteratuur. In de mediatheek van de HAN zijn vaktijdschriften en audiovisuele producten aanwezig daarnaast kunnen studenten ook gebruik maken van de mediatheek van de Radboud Universiteit. Docenten en studenten hebben toegang tot de relevante (inter)nationale databanken. Het oefenen van de vaardigheden vindt plaats in de daartoe ingerichte practicumlokalen met aan de praktijk ontleend studiemateriaal. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding hiermee over een goed geoutilleerde basisvoorziening beschikt. Daarnaast heeft de opleiding een regeling met leveranciers getroffen om studenten nieuwe producten uit te laten proberen. Studenten worden hierdoor in staat gesteld steeds met up-to-date materiaal kennis te maken. Het panel heeft geconstateerd dat in het onderwijsaanbod de actuele en realistische beroepscasuïstiek centraal staat. Onderwijseenheden worden volgens een vast format ontwikkeld. De relatie met de ergotherapeutische praktijk is daarin een terugkerend item. In de studiehandleidingen wordt in de inleiding de relatie met de praktijk van de ergotherapeut helder omschreven. De opleiding is in 2002 gestart. Het overgrote deel van de docenten was kort geleden zelf nog werkzaam in de ergotherapeutische praktijk (zie ook: facet 3.1). Studenten lopen ten minste in twee verschillende instellingen hun grote stages, in totaal ten minste 120 dagen. Stage wordt werkplekleren genoemd. De periodes kunnen flexibel ingedeeld worden.
18/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
De opleiding heeft een database met een aanbod van tijdelijke werkzaamheden in de praktijk opgezet: Praktikabel, een pagina op Blackboard met praktijkopdrachten. De hoofdfasestudenten met wie het panel gesproken heeft, maken hier veel gebruik van. Bij ieder assessment is standaard een assessor uit de beroepspraktijk aanwezig. Studenten worden gedurende de opleiding vertrouwd gemaakt met EBP1; het toepassen van resultaten van onderzoek. Het zelf opzetten van een klein kwantitatief of kwalitatief onderzoek is een opdracht in het vierde jaar van de opleiding. De resultaten dienen in de vorm van een artikel volgens de geldende (wetenschappelijke) criteria gepresenteerd te worden. Uit de notulen van de beroepenveldcommissiebijeenkomsten blijkt dat de hoofdlijnen van het onderwijsprogramma regelmatig op de agenda staan. De vertegenwoordigers met wie het panel gesproken heeft, hebben bevestigd dat hun adviezen worden gebruikt om de praktijkgerichtheid van het onderwijs te vergroten. Op innovatievermogen en actualiteit scoort de opleiding bij hen gemiddeld een rapportcijfer hoger dan acht. De studenten met wie het panel gesproken heeft, bevestigen dat zij tijdens de opleiding een goed beeld van het beroep krijgen, met name door de snuffelstage in het eerste jaar, de Praktikabel, de beroepstaken en door de praktijk gerelateerde onderwerpen die in de verschillende blokken centraal staan.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De ergotherapeutische eindkwalificaties zijn concreet terug te vinden in de doelen van de verschillende programmaonderdelen, geformuleerd in de vorm van beroepstaken. In totaal zijn er acht beroepstaken geformuleerd die verdeeld zijn over drie beroepstaakgebieden: verrichten (uitvoeren van een behandeling en/of advies), inrichten (vormgeven van de organisatie van waaruit een behandeling en/of advies wordt gegeven) en richten (het werken aan beroepsinnovatie middels professionele ontwikkeling en onderzoek). In het leerplan zijn de acht beroepstaken en hun niveauopbouw verder uitgewerkt. Voor de studenten is dit inzichtelijk gemaakt in het Leerplan en Toetsboek Ergotherapie 2006. In de studiehandleidingen is het niveau waarop de beroepstaak na afloop beheerst moet worden aangegeven en staan de competentiegebieden die bij de uitoefening betrokken
1
EBP Evidence Based Practice
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
19/47
zijn, genoemd. Deze zijn gebaseerd op Beroepscompetenties Ergotherapie (zie ook facet:1.1). Leidraad in het programma is de toetsing. Bij de summatieve toetsing draagt de student bewijsmateriaal aan, waarmee hij aantoont de competenties verworven te hebben. Of het competentieniveau aanwezig is, kan ook leerwegonafhankelijk worden aangetoond. Studenten kunnen derhalve ook een eigen route kiezen om tot het gewenste eindniveau te komen. Naast de voorgeprogrammeerde route is het studenten toegestaan de gewenste competenties te verwerven binnen een zelfgekozen werksituatie of via onderwijseenheden bij andere opleidingen. Het panel heeft in het gesprek met studenten geconstateerd dat het besef dat er ook andere wegen mogelijk zijn, begint te ontstaan. Met name de meerwaarde van Praktikabel (zie ook 2.1) -de mogelijkheid om de competenties in de praktijk te verwerven en niet op school- werd in dit verband door studenten genoemd. Ook zijn er studenten die zelf een project ondernemen starten en een studentcompany oprichten. Deze studenten volgen daarna niet meer de onderwijseenheid Ondernemen. In het eerste studiejaar vindt in eerste instantie een algemene kennisoverdracht plaats waardoor de student in staat is gerichte keuzes te maken in de modulaire opbouw van het programma in de volgende jaren. Het kwaliteitsbewakingsysteem moet aangeven in hoeverre de student ervaart voldoende kennis op te bouwen.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HAN wil het onderwijs zo flexibel mogelijk aanbieden. Samenhang dient er te zijn tussen de beroepstaken, hun niveaus en de programmering van de summatieve competentiebeoordelingen (zie ook facet: 2.8). Het portfolio -de neerslag van de persoonlijke ontwikkeling van de student- vormt de rode draad in het programma. Een student moet -volgens het HAN-chassis- zelf leerbronnen kunnen kiezen om aan de ontwikkeling van zijn competenties te werken. De student levert zelf de bewijslast dat de competenties verworven zijn en is vrij om een eigen route naar de toetsmomenten te ontwerpen. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt de student bij het maken van keuzes. De keuzes beïnvloeden de samenhang die de student in het programma ervaart. Het panel is van mening dat de binnen het HOF-curriculum geboden flexibiliteit, zeer ten voordele van de student kan uitwerken. De student krijgt de gelegenheid meer aandacht aan interessegebieden dan wel omissies te besteden, zijn eigen rode draad te volgen. Het panel beschouwt dit als een pre. Tijdens het gesprek met de studenten werd echter wel duidelijk dat de opleiding wat dit betreft nog in een overgangssituatie verkeerd. De flexibiliteit wordt vooralsnog beperkt benut, de meeste studenten volgen de door de opleiding aangeboden hoofd route (zie ook facet 2.2). Het panel verwacht dat met een verbeterde programmavoorlichting de mogelijkheden van het HOF-curriculum beter benut zullen worden.
20/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Op de stelling in het STO 20072 De opleiding biedt een samenhangend geheel van studieonderdelen scoort 70% van de studenten positief. Op basis van deze uitslag is dit facet voor de opleiding een aandachtspunt. De norm is 75%. Om de samenhang in het studieprogramma beter inzichtelijk te maken voor studenten en docenten heeft de opleiding daarom dit studiejaar het studieprogramma het Leerplan en Toetsboek Ergotherapie ingevoerd. Dit moet inzage bieden in de mogelijke leerroutes die een student kan bewandelen. Met name bij de propedeusestudenten is hier behoefte aan. Het dominante belang van het portfolio en de opdracht zelf samenhang in het studieprogramma te creëren wordt niet meteen door alle studenten begrepen (zie ook facet 2.5 ). Het panel is van mening dat het Leerplan en toetsboek een goed voorbeeld van het verbetervermogen van de opleiding is, maar nog aan helderheid kan winnen.
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft de feitelijke studielast vertaald in het aantal studiepunten per onderwijseenheid, de programmering van de onderwijseenheden en de toetsing. De wijze waarop de opleiding op proactieve wijze de studievoortgang wil beïnvloeden is beschreven in Beleid Instroom - Doorstroom, 2006. De opleiding kent geen mogelijkheden tot vrijstellingen. Studenten kunnen de studie wel versnellen middels een EVC-procedure. In 2006 is de opleiding gestart met de opzet en uitvoering van een EVCassessment voor studenten die elders reeds de beoogde competenties hebben verworven. Ten tijde van de visitatie wordt tevens een hogeschoolbrede EVC-procedure ontwikkeld, deze is nog niet geïmplementeerd. De spreiding van de studielast is in het HOF-onderwijs onder invloed van de nieuwe uitgangspunten (zie facet 2.3) minder beïnvloedbaar dan in de pre-HOF-situatie. De student is zelf verantwoordelijk voor de invulling en planning van zijn leerroute. De opleiding verkeert echter nog in een overgangsfase. Het panel heeft vastgesteld dat het programma vooralsnog minder flexibel is dan in het zelfevaluatierapport wordt aangegeven. Het is nog niet uitgekristalliseerd wat het nieuwe onderwijs voor de door de studenten ervaren studielast betekent. De studenten met wie het panel gesproken heeft, vinden het een pittige opleiding -in de zin van arbeidsintensief, zeker ook in vergelijking met andere hbo-opleidingen- en geven aan gemiddeld 35 tot 40 uur per week aan de studie te besteden. De opleiding meet de
2
Het HAN STO bevraagt studenten op een 4-puntsschaal: helemaal oneens, oneens, eens, helemaal eens. Resultaten STO 2007 Ergotherapie alle jaren: 130 respondenten (totaal benaderd: 277) Respons = 47%
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
21/47
studielast in de blokevaluaties. Met de stelling: De opleiding is te doen binnen de geplande tijd , is 80% van de studenten het eens (STO 2007). Ook vindt 80% dat zij bij studievoortgangproblemen goed begeleid worden. Het merendeel van de studenten is echter ontevreden over de roostering: 69% is het niet eens met de stelling: De les- en tentamenroosters zijn op tijd bekend (STO 2007). Uit de Jaarevaluatie propedeuse 2005 en de Jaarevaluatie 2005/2006 (P en H1) blijkt dat de spreiding van de studielast over het jaar een aandachtspunt is. Studenten geven in de eerstgenoemde evaluatie aan veel tijd aan het portfolio te besteden en constateren daarbij dat deze inspanningen niet altijd beloond worden. De studenten met wie het panel gesproken heeft, ervaren de studielast als hoog. Dit wordt naar hun mening vooral veroorzaakt door de combinatie van praktisch bezig zijn en het werken aan het portfolio. Dit leidt tot pieken in de studiebelasting. Het panel constateert dat de opleiding erg veel leereffect van het schrijven van verbindende verhalen in het portfolio verwacht. Studenten die op dit punt minder getalenteerd zijn, zullen hier onevenredig veel tijd in steken. De vraag rijst of het rendement hier opweegt tegen de geïnvesteerde tijd. De opleiding heeft inmiddels een aantal verbeterpunten geformuleerd zoals het aan de student tonen van formats voor het schrijven van portfolio s. Het panel constateert op grond van het bovenstaande dat de studielast een aandachtspunt is, zowel qua roostering als qua spreiding en komt derhalve tot het oordeel voldoende.
Facet 2.5
Instroom
goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Toelaatbaar zijn alle studenten met een havo/vwo-diploma of mbo-niveau 4. Slechts 10% van de populatie heeft een andere achtergrond. De opleiding kent relatief weinig zijinstromers. Bij de opleiding staan in totaal per 1 oktober 2006 306 studenten ingeschreven. De opleiding is in 2002 gestart met 73 studenten. De instroom stijgt, het aantal uitvallers in het eerste studiejaar daalde in het tweede en derde jaar, maar stijgt in 2005 weer naar boven de 30%. Op grond van het instellingsbeleid kent de opleiding sinds de start een door de hogeschool ingestelde capaciteitsbeperking. De instroom wordt door loting bepaald en is vastgesteld op maximaal 100 studenten per cohort (zie ook 6.2). Uit de Jaarevaluatie propedeuse 2005 blijkt dat de helft van de ondervraagde studenten vindt dat het hen in het eerste studiejaar onvoldoende duidelijk wordt of zij de opleiding aankunnen. De opleiding hanteert een bindend studieadvies. De student moet aan het einde van het eerste studiejaar 40,04 studiepunten behaald hebben. Daarnaast zijn samenwerken , beroepshouding ontwikkelen , onderzoeken en vraag verhelderen de kwalitatieve criteria waaraan de student op ofwel niveau 1 ofwel op niveau 2 moet
22/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
voldoen. De opleiding erkent dat er een grote mate van zelfstandigheid van de studenten vereist wordt. Om de overgang kleiner te maken heeft de opleiding dit studiejaar een aantal verbetermaatregelen ingevoerd. Onder andere dat de tutor in de propedeuse tevens de studieloopbaanbegeleider van de student is. Daarnaast heeft de opleiding de hoorcolleges in het eerste blok studiejaar één gecombineerd met instructies in kleine groepjes om de student wegwijs te maken in alle keuzemogelijkheden. Ook Blackboard moet hierin een rol vervullen naast het Leerplan en Toetsboek Ergotherapie 2006. Daarin vindt de student de noodzakelijke informatie op papier.
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het opleidingsprogramma omvat 240 EC, 60 EC per studiejaar. Het onderwijs voldoet hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het didactisch beleid van de opleiding is vastgelegd in de notitie Betekenisvolle taken, Vormgeving van het didactisch concept, januari 2007. Kernpunten zijn competentiegericht leren als uitwerking van het sociaal constructivisme, het onderwijs is afgestemd op het werken in de beroepspraktijk en de student is eigenaar van zijn leerproces. Hij moet zelf in staat zijn om de voor hem juiste didactische aanpak te kiezen. Het didactisch concept moet bij de student een constructieve frictie teweeg brengen en hem daardoor aanzetten tot leren. De opleiding motiveert haar keuze voor het didactisch model ook vanuit de complexiteit van het beroep van de ergotherapeut. Die biedt geen standaardoplossingen, maar handelt cliëntgericht en levert maatwerk, afgestemd op de cliënt. Daarom is het belangrijk dat de student leert te reflecteren op de kwaliteit van zijn handelen. In de didactische werkvormen wordt daarom veel ruimte ingebouwd voor explicatie en evaluatie van kwaliteitscriteria en voor feedback. De opleiding stelt zich ten doel de student zoveel mogelijk te confronteren met uitdagende, authentieke en professionele taken. De opleiding zet caseload klaar en
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
23/47
biedt daarbij begeleiding aan. De student leert vraaggestuurd. Van vraagsturing is sprake als de student ervaart dat hij nog meer kennis en/of vaardigheden nodig heeft om de taak tot een goed einde te brengen. De vooronderstelling hierbij is dat er daardoor een leerbehoefte bij de student ontstaat en motivatie en energie om verder te leren. Het panel plaatst de volgende kanttekening. De opleiding stelt de student een grote hoeveelheid informatie ter beschikking die hij zelfstandig dient te verwerken. De studenten geven desgevraagd aan de beschikbare tijd te kort te vinden om tot een goede inperking van de informatiestroom te komen. Het panel vindt het de vraag of de student in staat is zelf keuzes te maken en zich weloverwogen te beperken. Mogelijk kan meer aandacht voor screening van de vraagstelling -met name op haalbaarheid en omvang- als onderdeel van Methodisch handelen dit probleem verhelpen. Het panel onderschrijft het uitgangspunt van de opleiding dat het zich leren beperken en weloverwogen keuzes maken belangrijke vaardigheden voor een ergotherapeut zijn, vooral ook in verband met de breedte van het vak. Zij is echter van mening dat de uitwerking vooralsnog niet leidt tot het beoogde resultaat: portfolio s en eindproducten die laten zien dat de maker in staat is zich te beperken en daarbij weloverwogen keuzes heeft gemaakt. Derhalve komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Binnen de hogeschool vindt per domein en per opleiding een nadere concretisering van het uitvoeringsreglement van het reglement Examencommissies HAN plaats door respectievelijk de instituutsbrede examencommissie en de opleidingseigen curriculumcommissie. In december 2006 is de opleiding gestart met de instelling van een Taakteam Toetsing en Assessment. Dit team staat los van de toetsuitvoering en moet ervoor zorgen dat de kwaliteitscyclus van het toetsbouwwerk geborgd wordt. Het opleidingsbeleid ten aanzien van beoordeling en assessment is in kernpunten weergegeven in het opleidingsstatuut en uitgewerkt in het Leerplan en Toetsboek Ergotherapie. De beoordeling vindt plaats in lijn met het HOF-chassis, het onderwijskundig en organisatorisch kader voor de bacheloropleidingen van de HAN. De student moet in zijn portfolio de bewijslast leveren dat hij de competenties verworven heeft. Hij kan zelf leerbronnen kiezen om aan zijn competentieontwikkeling te werken. Om te kunnen vaststellen of de eindkwalificaties voldoende door de summatieve competentiebeoordelingen worden afgedekt, heeft de opleiding in schema gezet wanneer deze aan bod komen. Dit is vastgelegd in het document Samenhang Dublin descriptoren, HBO-kenmerken en criteria Beroepstaakniveaus, februari 2007. Voor de studenten is dit inzichtelijk gemaakt in het Leerplan en Toetsboek Ergotherapie 2006 (zie ook: facet 2.2).
24/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
In het HOF-chassis wordt het begeleiden van studenten bij het realiseren van beroepsproducten en het beoordelen daarvan, van elkaar gescheiden. In het geval van stage betekent dit dat de praktijkbegeleider geacht wordt een rijke leeromgeving voor de student te realiseren en dat hij de student hierin begeleidt en van feedback voorziet. De opleiding draagt zorg voor het verdiepen van het leren en het beoordelen van het (competentie)niveau. Het stageverslag is een onderdeel van de bewijslast in het portfolio geworden en wordt als zodanig mee beoordeeld in de halfjaarlijkse summatieve competentiebeoordeling door de twee assessoren. Eén daarvan is uit het werkveld afkomstig, maar dit is juist niet de stagebegeleider. Competenties worden zowel formatief (self- en peer-assessment, 360º graden feedback, diagnostische toetsen) als summatief (assessment) getoetst. Studiepunten worden alleen op basis van summatieve competentiebeoordelingen toegekend. De summatieve competentiebeoordeling vindt plaats op basis van de inhoud van het portfolio. De student verzamelt hierin de bewijzen van zijn competentieontwikkeling. Beoordeling geschiedt door twee assessoren, een docent én een vertegenwoordiger van het werkveld. Beide zijn hiertoe speciaal opgeleid. In het eerste studiejaar wordt alleen de inhoud van het portfolio beoordeeld. In de volgende studiejaren gebeurt dit in combinatie met een gesprek aan de hand van het in het portfolio aangeleverde materiaal. Het accent ligt bij de summatieve competentiebeoordeling in alle studiejaren op de kwaliteit van het verbindende verhaal : de argumentatie waarmee de bewijsstukken van de competentieontwikkeling aan elkaar gerelateerd worden. De studenten met wie het panel gesproken heeft, zijn over het algemeen tevreden over de toetsing. Zij constateren in de beoordeling wel verschillen tussen assessoren, maar geven ook aan dat deze wel op één lijn zitten. De opleiding werkt actief aan de uniformering van de beoordeling door de assessoren voor ieder assessment te trainen. In de training wordt het toetskader doorgenomen, de criteria voor de toets en de assessoren oefenen gezamenlijk aan de hand van portfolio s die op dat moment al binnen zijn. Zowel de alumni als de vertegenwoordigers van het beroepenveld met wie het panel gesproken heeft, geven aan dat de opleiding te weinig voorziet in het expliciet stimuleren tot het opnemen van parate kennis. Het werkveld relativeert dit wel; de studenten voelen zich er niet onzeker door, zij weten waar ze het kunnen vinden. Het panel mist hier vooralsnog duidelijke kaders, bijvoorbeeld door in een format van een portfolio op te nemen welke bewijzen van formatieve toetsing er ten minste in dienen te zitten. Het panel is van mening dat de toetsing van portfolio s en eindproducten bemoeilijkt wordt door de grote omvang. Het doornemen is tijdrovend zoals ook benoemd door de docenten met wie het panel gesproken heeft. Dit kan tot vertroebeling van de beoordeling leiden. Uit de evaluaties blijkt dat een deel van de propedeusestudenten moeite heeft met het hierboven genoemde feit dat de opleiding nog geen eenduidige criteria opgesteld heeft voor de vormgeving en inhoud van het portfolio en het verbindende verhaal, ook al staan er eisen omtrent portfolio beschreven in Leerplan en Toetsboek Ergotherapie 2006. De studenten met wie het panel gesproken heeft, bevestigen de indruk dat de kwaliteit van de verbindende verhalen in het portfolio, het kiezen van de juiste formulering veel invloed heeft op het beoordelingscijfer. Het panel constateert dat een student die competent is in het schrijven van werkstukken en artikelen in het huidige toetssysteem
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
25/47
een duidelijk voordeel heeft op een student die er meer moeite mee heeft. De opleiding probeert dit te ondervangen door schrijfcursussen te organiseren. Het panel vindt echter dat de eenzijdige manier van toetsen dit probleem in de hand werkt en een gevarieerdere toetsing meer recht zou doen aan studenten die qua aanleg minder taalvaardig, maar wel ergotherapeutisch bekwaam zijn. Het panel concludeert dat de toetsing weliswaar zorgvuldig is opgezet, maar in de vormgeving te eenzijdig is. Bovendien is niet helder aangegeven welke bewijzen van formatieve toetsing er ten minste in het portfolio behoren te zitten. Derhalve komt het panel tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding is in 2002 gestart. Het panel heeft vastgesteld dat de verbinding tussen opleiding en werkveld duidelijk aanwezig is door de vorming van het docententeam. Uit de bestudering van de CV s blijkt dat 80% van de docenten uit de praktijk afkomstig is. 60% was in de afgelopen drie jaar nog werkzaam als ergotherapeutisch behandelaar of adviseur/ondernemer. Uit de gesprekken met het docententeam en de beroepenveldcommissie bleek dat alle specialismen in de opleiding vertegenwoordigd zijn. Iedere docent vertegenwoordigt ten minste één aandachtsgebied binnen de ergotherapie. Om docenten in de praktijk actief te houden en studenten op school in de praktijk te laten werken, wordt intern een interdisciplinaire praktijk geopend waar studenten en docenten van het Instituut Paramedische Studies cliënten behandelen. Zorgverzekeraars erkennen de behandeling en hebben zich bereid verklaard deze te vergoeden. De opleiding beschikt over een pool van externe docenten. Zo vindt er uitwisseling van docenten met het UMC Radboud plaats en wordt veelvuldig van gastdocenten -zogenaamde invliegers - gebruik gemaakt. Deze gastdocenten worden ook betrokken bij de doorontwikkeling van het curriculum. De docenten onderhouden relaties met de beroepspraktijk via het gezamenlijk met vertegenwoordigers van de beroepspraktijk afnemen van assessments, via bedrijfsbezoeken, het organiseren en bezoeken van symposia en via stage- en afstudeerbegeleiding. De studenten met wie het panel gesproken heeft, zijn tevreden over de praktijk- en beroepsgerichtheid van de docenten. Dit beeld wordt ondersteund door de evaluatieresultaten.
26/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het personeelsbeleid is onderdeel van het personeelsbeleid van het Instituut Paramedische Studies. Het instituut streeft naar een student : fte-ratio van 1 op 27 exclusief ondersteuning. De opleiding realiseert een student : fte-ratio van 1 op 30 op het moment van de visitatie. Ten tijde van de visitatie bestaat het docentteam uit 18 medewerkers die in totaal 12,74 fte vertegenwoordigen, Overzicht kwantitatieve formatie 2007. De opleiding geeft aan mede door de inschakeling van gastdocenten over voldoende personeel te beschikken. Uit het STO 2007 blijkt dat 84% van de studenten van mening is dat de docenten voldoende behulpzaam zijn. Ook uit de jaarevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de intensiteit van begeleiding. In de gesprekken die het panel met studenten en alumni gevoerd heeft, is dit beeld bevestigd. De norm is dat docenten voor 70% van hun beschikbare tijd in het onderwijs zitten en 30 procent van hun tijd besteden aan voorbereiding en randvoorwaardelijke activiteiten. Deze taaknormering sluit niet goed aan op de uitvoering van het HOF-curriculum. Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat vier van de zes medewerkers3 van de opleiding ontevreden is over de onderlinge afstemming van werkzaamheden en vijf van de zes vinden de werkdruk te hoog. De docenten en het management met wie het panel gesproken heeft, bevestigen dat de werkdruk inderdaad hoog is en dat er een verbeterplan is gemaakt. De taaknormering wordt voor studiejaar 2007-2008 aangepast. Er zal een zeer strikte scheiding tussen de bovengenoemde 70 en 30% worden aangebracht. Daarnaast werkt de opleiding aan het terugdringen van de werkdruk door teamcoaching in te zetten en de variëteit in het takenpakket van de docenten te verminderen zodat er ruimte voor verdieping ontstaat. Bovendien kan de opleiding door verworven projectgelden haar team het komend studiejaar uitbreiden met 3 fte, waardoor het ook mogelijk wordt de taken efficiënter te clusteren. Het panel heeft vastgesteld dat het management voldoende inzicht heeft in de oorzaken van de hoge werkdruk en ook stappen onderneemt om deze te verlagen. Resultaten zullen in de toekomst moeten blijken; derhalve komt het panel tot het oordeel voldoende.
3
MOT 2006, aantal respondenten = 6
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
27/47
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft de deskundigheidsbevordering van haar docenten exemplarisch in beeld gebracht in Overzicht interne scholing, intervisie en themadagen. Het betreft een mix van beroepsmatige en (vak)didactische scholing. In principe is 10% van de betrekkingsomvang gereserveerd voor bijblijven en ontwikkelen . Op basis van de ter beschikking gestelde CV s heeft het panel vastgesteld dat elf docenten een didactische scholing voor docenten in het hoger onderwijs hebben gevolgd. De studenten met wie het panel gesproken heeft, zijn positief over de kwaliteit van de docenten. Dit beeld wordt door de evaluaties bevestigd. Het STO 2007 laat een tevredenheid van 86% zien op de stelling dat de docenten voldoende deskundig zijn. De directie van het Instituut Paramedische Studies heeft met alle docenten beoordelingsgesprekken aan de hand van de 360 graden feedback methodiek gevoerd. Het stimuleren van individuele kwalitatieve ontwikkeling vindt plaats aan de hand van de zogenaamde R&O-gesprekken (resultaat en ontwikkeling). Het panel heeft een aantal verslagen ter inzage gekregen. Van de vertegenwoordigers van het werkveld vernam het panel dat de opleiding over een deskundig team beschikt dat een voortrekkersrol vervuld binnen het ergotherapeutische werkveld (zie ook facet 2.1).
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding is samen met het overgrote deel van de Nijmeegse opleidingen gehuisvest in één gebouw. De HAN is sinds 2003 gegroeid van ongeveer 18.500 studenten naar ruim 25.000 studenten in het studiejaar van visitatie. Eind 2006 is een nieuwe vleugel in gebruik genomen en de kwaliteit van de voorzieningen verder verhoogd. Het gebouw bevat naast leslokalen, collegezalen, vaardigheidscentra en practicumlokalen, een flink aantal studie- en projectruimtes. Tevens is er een restaurant, een winkel, een grote
28/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
mediatheek met studieplekken en een grote multifunctionele hal. De studenttevredenheid over de voorzieningen van de studenten Ergotherapie laat het volgende beeld zien: 76% is tevreden over de kwaliteit van de onderwijsruimtes. 56% is echter van mening dat er onvoldoende studie- en werkruimtes zijn voor zelfwerkzaamheid. Ook de computervoorzieningen voldoen niet aan de wensen van 61% van de studenten. De studenten met wie het panel gesproken heeft, gaven echter aan dat een juiste planning en het werken op gerichte tijdstippen overbezetting van computers kan voorkomen. De bibliotheekvoorzieningen voldoen wel aan de norm van de studenten en van de hogeschool. Meer dan 75% is tevreden. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding over goed geoutilleerde practicumlokalen beschikt (zie ook facet 2.1). De studenten die zij daarin aantrof waren tevreden met de beschikbaarheid en de oefenmogelijkheden. Deze voorzieningen zijn naar de mening van het panel up to date.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Met de invoering van het HOF-curriculum heeft studieloopbaanbegeleiding en de studieloopbaanbegeleider (SLB er) een meer centrale rol in het leerproces van de student gekregen. De SLB er is de schakel tussen de vraag van de student op basis van zijn POP en het aanbod van de opleiding: het toetsprogramma en de onderwijseenheden. Daarnaast heeft de SLB er ook een signalerende functie ten aanzien van studiemotivatie en voortgang. De docenten met wie het panel gesproken heeft, bevestigen dat de rol van de SLB er met de invoering van het HOF-curriculum veranderd is. De SLB er wordt nu makelaar in het opleidingsaanbod en begeleidt studenten in hun keuzeproces. Docenten ervaren dat de studieloopbaanbegeleiding daardoor persoonlijker en effectiever wordt. De SLB er heeft geen beoordelende rol, hij toetst niet, maar speelt wel een rol bij het signaleren wat er met feedback gedaan wordt. Per periode vinden vier of vijf groepsbijeenkomsten plaats en heeft iedere student een individueel gesprek met zijn SLB er. De studenten met wie het panel gesproken heeft, zijn tevreden over de hoeveelheid tijd die de SLB er voor hen beschikbaar heeft. Dit beeld wordt ondersteund door de uitkomsten uit de blokevaluaties. De externe stagebegeleiders worden actief bij het opleidingsbeleid betrokken. De opleiding organiseert stagebegeleiderscursussen voor stagebegeleiders en hun studenten. Doel is de stagebegeleiders vertrouwd te maken met het competentiegerichte, vraaggestuurde leren op de werkplek. Daarnaast kunnen stagebegeleiders ook assessor
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
29/47
worden (zie facet 2.8). De studenten met wie het panel gesproken heeft, zijn tevreden over het functioneren van Blackboard. Dit beeld wordt door de evaluaties bevestigd. Lager scoort de tevredenheid over de kwaliteit van de informatie over de voortgangsresultaten (54 procent) en de organisatie van de opleiding (55 procent) Evaluatie informatievoorziening propedeuse en hoofdfase 1 2005 - 2006. Omdat de andere opleidingen van het Instituut Paramedische Studies op deze items vergelijkbare resultaten lieten zien, is het instituutsbrede project Communicatie met de student opgezet. Concreet voorziet dit project in één loket waar de student met al zijn vragen terecht kan met ingang van studiejaar 2007-2008.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft haar kwaliteitsbeleid inclusief streefnormen vastgelegd in een Kwaliteitshandboek Opleiding Ergotherapie en ontleent deze aan het HAN kwaliteitskader en afspraken met het faculteitsmanagement en de instituutsdirectie. In het document Kwaliteitszorgplan Ergotherapie, is per NVAO-onderwerp vastgesteld wat de streefnorm is en hoe het al of niet behalen hiervan geëvalueerd wordt. De opleiding hanteert een reeks standaard evaluatie-instrumenten. De streefnorm hierbij is dat 75% van de respondenten tevreden moet zijn. Studenten worden jaarlijks bevraagd aan de hand van het HAN-brede studenttevredenheidsonderzoek. Daarnaast vullen zij ieder blok een schriftelijke enquête in. Op basis van de uitslagen van de blokenquêtes wordt een studentenarena georganiseerd om studenten de gelegenheid te bieden de uitslagen toe te lichten en te nuanceren. Hieraan nemen van iedere klas twee studenten deel. De opleiding heeft recent ook haar eerste lichting afgestudeerden bevraagd, Alumnionderzoek Ergotherapie 2007. Jaarlijks wordt er HAN-breed een medewerkerstevredenheidsonderzoek afgenomen. De respons in 2006 viel tegen (zie facet 3.2). Het docententeam heeft hierin verbetering toegezegd. Het panel heeft het merendeel van de hierin genoemde evaluaties ter inzage gekregen en concludeert dat er in ruime mate geëvalueerd wordt. De opleiding formuleert in het zelfevaluatierapport het voornemen de verschillende evaluaties waar mogelijk op elkaar af te stemmen en met name de overlap tussen opleiding en instituutsevaluaties te verminderen.
30/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft in het Kwaliteitszorgplan Ergotherapie, per NVAO-onderwerp vastgesteld wie bij het niet halen van de norm, verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en uitvoeren van verbeterbeleid. De opleiding is in het studiejaar 2005-2006 gestart met het schrijven van een Kwaliteitsjaarverslag. Hierin wordt verslag gedaan van de resultaten van de voorgenomen verbeterplannen en is een actieplan voor het komende studiejaar opgenomen. Een en ander conform het HAN Kwaliteitskader Bacheloropleidingen (NVOA-kader) en het EFQM-model. Op basis van de bespreking van de evaluatie-uitslagen van de blokenquêtes in de studentenarena worden de onderwijseenheden ieder jaar aangepast. Naast de officiële kanalen kunnen studenten klachten kenbaar maken bij docenten en management. Uit het STO 2007 blijkt dat de opleiding klachten van studenten serieus neemt. Bijna 80% van de respondenten onderschrijft deze stelling. Het panel concludeert dat voor een relatief jonge opleiding de structuur van het maatregelen ter verbetering nemen al duidelijk is vormgegeven. De opleiding maakt de kwaliteitscirkel rond. Een voorbeeld van een verbetering die uit de evaluaties is voortgekomen is de invoering van het Leerplan en toetsboek, met name ook op het verzoek van studenten om het toetsprogramma en de criteria bij toetsing te verhelderen.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding er alles aan doet om de stakeholders bij de opleiding te betrekken. Dit blijkt met name ook uit het feit dat de opleiding voorstellen tot verbetering op themadagen voorlegt aan docenten, studenten en werkveld, hetgeen de betrokkenheid en het draagvlak ten goede komt. De zes respondenten van het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2006 zijn allen tevreden over de mate waarin zij invloed uit kunnen oefenen op de beleidskeuzes van het instituut en de opleiding. De opleiding onderkent de matige respons en heeft dit in het docentenoverleg aan de orde gesteld.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
31/47
De studenten met wie het panel gesproken heeft, vinden dat zij goed betrokken worden bij het waarborgen van de kwaliteit en de evaluatie van de opleiding. Ook staan de docenten naar hun mening open voor suggesties voor verbetering. Dit feit wordt onderbouwd door de uitkomsten van de blok- en jaarevaluaties. 83% van de studenten geeft in het STO 2007 aan dat er voldoende inspraakmogelijkheden zijn. De vertegenwoordigers van het beroepenveld met wie het panel gesproken heeft, bevestigen dat de opleiding open staat voor gevraagd en ongevraagd advies. In hun ogen is er zeker sprake van een dialoog met het werkveld. De opleiding heeft de eerste stap gezet in het alumnibeleid door het schrijven van het Alumnibeleidsplan. De eerste lichting is afgestudeerd in juni 2006. Twee docenten hebben in hun taakstelling uren voor alumnibeleid.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
goed
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Om vast te stellen of de eindkwalificaties voldoende worden afgedekt tijdens de toetsing heeft de opleiding in schema gezet in welke summatieve competentiebeoordelingen deze aan bod komen. Dit is vastgelegd in het document Samenhang Dublin descriptoren, HBO-kenmerken en criteria Beroepstaakniveaus, februari 2007 (zie ook: facet 2.8). Aan de kwaliteitsborging van het buitenschools leren besteedt de opleiding extra aandacht door een stagebegeleiderscursus voor studenten en hun stagebegeleider te organiseren. Hierin komen onder meer de hbo-kwalificaties, de wijze van begeleiden en het beoordelen van de stage aan de orde (zie ook 4.2). Het afstudeerprogramma omvat twee aaneengesloten perioden van 9-10 weken. De junioradviseur beantwoordt een voor de ergotherapie/opdrachtgever relevante vraagstelling op grond van zijn ergotherapeutische kennis, vaardigheden en visie. Het advies -met een theoretische onderbouwing- richt zich op een praktijkprobleem en resulteert in een ergotherapeutisch product of dienst. De afstudeercommissie -het docententeam van hoofdfase 3- bewaakt het niveau van het afstudeerproject. Het methodisch en systematisch kunnen werken zijn hierbij belangrijke beoordelingscriteria. De junioradviseur toont aan dat hij het beroepstaakniveau 3 bereikt heeft, dit is gelijk aan hbo-niveau. Na interne goedkeuring vindt een eindgesprek met een interne en externe assessor plaats. Het panel heeft tien recente afstudeerproducten bestudeerd en daarbij gekeken naar de opbouw, de relevantie en het niveau van de vraagstelling, de gebruikte methoden, het gebruik van relevante literatuur, de leesbaarheid, het hbo-bachelorniveau en de
32/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
adequaatheid van de beoordeling. De inhoudelijke kwaliteit van de werkstukken liep uiteen van voldoende tot zeer goed. Met name de toepassing van EBP4 en het literatuuronderzoek was bij een aantal producten van hoog niveau. Het panel kan zich vinden in de beoordeling van de assessoren die een duidelijke objectieve weging liet zien. Over de omvang van de producten plaatste zij een opmerking bij facet 2.8. Uit het alumnionderzoek blijkt dat de ondervraagde studenten tevreden zijn over de aansluiting tussen de opleiding en het werkveld. De meeste eindkwalificaties worden voldoende beheerst. Enkele respondenten geven aan de basiskennis te missen om complexe situaties te kunnen hanteren. De alumni met wie het panel gesproken heeft, bevestigen dat ze als beginnend ergotherapeut de parate kennis missen en veel op moeten zoeken. De vertegenwoordigers van het werkveld relativeren deze uitspraak. Zij stellen dat ergotherapie een breed werkveld heeft en dat de startende ergotherapeut nooit overal parate kennis over kan hebben. De opleiding streeft naar competente collega ergotherapeuten voor een breed werkveld. Het panel constateert op basis van evaluaties, de afstudeerwerkstukken en de ten tijde van de visitatie gevoerde gesprekken dat de opleiding hierin slaagt.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
goed
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft naar een zo hoog mogelijk rendement, hanteert een numerus fixus (zie 2.5), maar stelt conform de door de overheid vastgestelde regelgeving geen kwaliteitseisen bij aanvang. De opleiding maakt jaarlijks -conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in het Kwaliteitshandboek Opleiding Ergotherapie- afspraken met het faculteitsmanagement en de instituutsdirectie over te behalen doelen met betrekking tot rendement en aansluiting vooropleiding. Voor het totale aantal starters geldt een minimale streefnorm van 60% propedeuserendement. Van alle studenten die de propedeuse hebben gehaald, wil de opleiding dat minstens 80% afstudeert. De opleiding heeft sinds de start in 2002 een aantal maatregelen genomen om de selecterende functie van de propedeuse en de studievoortgangsbevordering in de hoofdfase te versterken. Studenten worden al vroeg in de opleiding geconfronteerd met de ergotherapeutische praktijk, het beroepsprofiel en de wijze waarop de opleiding de beoordeling vormgeeft. Bij de opleiding staan in totaal per 1 oktober 2006 306 studenten ingeschreven. De instroom stijgt, het aantal uitvallers in het eerste studiejaar daalde in het tweede en derde jaar, maar stijgt in 2005 weer naar boven de 30% (zie ook 2.5).
4
EBP Evidence Based Practice
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
33/47
De opleiding is in 2002 gestart met 73 studenten. Hiervan hadden 45 studenten na twee jaar de propedeuse behaald. Inmiddels zijn in 2006 33 studenten afgestudeerd. Het panel concludeert op basis van het ter beschikking gestelde rendementoverzicht dat de opleiding de normen voor het propedeuse- en hoofdfaserendement 60% (propedeuse) en 80% (hoofdfase) voor de eerste cohort heeft gerealiseerd.
34/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
35/47
Bijlage 1:
36/47
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
37/47
38/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
39/47
40/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevoruw drs. T.J.S. Broekmeulen
Domeinpanellid: Mevrouw M.P.C. van der Eijnden
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer R.S. Klopper
Voorzitter, domeinpanellid: Mevrouw dr. A.L. Pool-Goudzwaard
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw dr. A.L. Pool-Goudzwaard Mevrouw Pool is ingezet als panellid vanwege haar relevante werkvelddeskundigheid en haar internationale deskundigheid op het vakgebied ergotherapie, oefentherapie Mensendieck en Cesar en fysiotherapie. Mevrouw Pool beschikt door haar jarenlange ervaring als docent manuele therapie en diverse bij- en nascholingscursussen tevens over onderwijsdeskundigheid. Voor deze visitatie is mevrouw Pool-Goudzwaard individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
41/47
Opleiding: 1983 1987 1988 1991 1998 2006 1996 2003
Fysiotherapie Manuele Therapie Psychologie Doctoraal
Werkervaring: 1987 2006 1991 2006 1996 heden 1996 heden 2005 heden
Fysiotherapeut Manueel therapeut Wetenschappelijk onderzoeker Docent opleiding manuele therapie / diverse bij-nascholingen Directeur onderzoekscentrum Cobra bewegingsapparaat gerelateerd onderzoek
Diversen: lid wetenschappelijk college Fysiotherapie. Lid van MUSC, onderzoekinstituut musculoskeletal system Erasmus MC Aandachtsgebieden wetenschappelijk onderzoek zijn: lage rug en bekkenklachten bekkenbodem disfuncties biomechanica en anatomie lage rug en bekken invloed psyche op pijnklachten artrose
Mevrouw M.P.C. van den Eijnden Mevrouw Van den Einden is voornamelijk ingezet vanwege haar ervaring en haar domeindeskundigheid. Zij beschikt door opleiding en werkervaring over ruime kennis van het werkveld en een brede kijk op de competenties die van een startende ergotherapeut worden gevraagd. Mevrouw Van den Eijnden heeft vanuit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is zij voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het accreditatieproces in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1980 1984
Opleiding ergotherapie Hoensbroek
Cursussen: 1988 1991 1992 1993 1999 2000 2000 2002 2001 2004 2004
Basiscursus Handfunctietraining De handspalken NDT cursus volwassenen Reumatologie en ergotherapie A-one RSI-update Visuele waarneming COPM 1 en 2 Competentiegericht beoordelen
Werkervaring: 1985 1988 Verpleeghuis De Eshoeve (intramuraal) 1986 1988 Docent ergotherapie opleiding tot ziekenverzorgende Klavertje Vier
42/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
1988
2006
De Zorgring locatie REC(intramuraal somatiek en psycho-geriatrie, dagbehandeling, extramuraal, werkplekonderzoeken en advisering WVG, via detachering naar paramedisch centrum Impact arbeidsreïntegratie mensen met chronische pijn. 2006 heden Ergotherapie Groeneweg, praktijk voor volwassenen, kinderen en arbeidsgerelateerde zorg; onderdeel van paramedisch centrum Second Care: extramuraal volwassenen en arbeidsgerelateerde zorg (o.a. verzuimconsulent t.b.v. arbodienst, casemanager reïntegratie, werkplekonderzoeken e.d.) Diversen: 1991 1996 Deelname vakgroep Geriatrie (toen sectieleiding verpleeghuizen): bijdrage aan intercollegiale toetsing en ontwikkelen beroepscode.
De heer R.S. Klopper De heer Klopper is ingezet als student panellid. Hij heeft recent de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool Rotterdam afgerond. De heer Klopper beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen ergotherapie. De heer Klopper heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en is daarnaast aanvullend individueel geïnstrueerd voor deze visitatie. Opleiding: 1994 1998 Grafisch Vormgeven, Grafisch Lyceum Rotterdam 1998 1999 Multimedia Vormgeven, Grafisch Lyceum Rotterdam 2002 heden Ergotherapie, Hogeschool Rotterdam Kijkstage 1: WVG Rotterdam Kijkstage 2: Vlietland ziekenhuis, Schiedam Stage 1: Robert Fleury Stichting (psychiatrie), Leidschendam Stage 2: REC Zorgring (verpleeghuis), Zoetermeer Werkervaring: 1999 05/00 05/00 02/01 02/01 10/01 07/03 07/04 Juli 2005 02/06 07/06 07/06 12/06 2007 heden
MCW Studio's, Multimedia Vormgever Netlinq-Framfab, Senior web designer Colloquium, Graphic designer MediCorner, winkel voor (thuis)zorgproducten Ergotherapeut-assistent GGZ Haagstreek Hogeschool Rotterdam, tutor PGO Ergotherapeut, Rivierduinen, GGZ Leiden Ergotherapeut, Zorgcombinatie Nieuwe Maas, Vlaardingen
Diversen: De heer Klopper heeft ervaring met visitaties als student zowel bij Hogeschool Rotterdam als bij NQA.
Panellid mevrouw drs. T.J.S. Broekmeulen (NQA-auditor): Mevrouw Broekmeulen is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Zij heeft bij Lloyd s auditcursussen gevolgd, daarnaast heeft ze ruime ervaring als onderzoeker op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
43/47
Opleiding: 1972 1977 1978 1982 1986 1990
Tweede graadslerarenopleiding geschiedenis / Nederlands Docentenopleiding dramatische vorming deeltijd Doctoraal Letteren
Werkervaring: 1977 1980 1980 1985 1985 1990 1990 1991 1991 1998 1998 1999 2000 heden 03/03 09/04
docent Nederlands LTS en MBO Educatieve afdeling toneelgroep Theater docent drama Freelance tekstschrijver Docent bedrijfscommunicatie Hogeschool IJsselland Onderzoeker/adviseur Communicatieadvies- en onderzoeksbureau Context Docent bedrijfscommunicatie Hogeschool Brabant Hogeschool Utrecht beleidsmedewerker en projectleider Beleidsmedewerker kwaliteitszorg en auditor Netherlands Quality Agency, Den Haag
44/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Enkelvoudige visitatie opleiding Ergotherapie op 31 mei 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30
11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00
11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45
12.30 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep studenten
12.30
13.15 uur
Lunchpauze
13.15
14.00 uur
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten
14.00
14.45 uur
Gesprek met werkveld
- Leden beroepenveldcommissie - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden
14.45
15.15 uur
Gesprek met afgestudeerden
Recent afgestudeerden
15.15
17.00 uur
Rondleiding Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00
17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30
18.00 uur
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
45/47
46/47
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Documenttype Het landelijke opleiding profiel, eventueel aangevuld met het eigen opleidingsprofiel en de eindkwalificaties.
Naam opleidingsdocument Beroepscompetenties Ergotherapie; Eindrapport WCE
De uitwerking van de Dublindescriptoren in relatie tot de
Eindkwalificaties opleiding Ergotherapie
eindkwalificaties De studiegids van de opleiding per
Leerplan en Toetsboek Ergotherapie
variant en per locatie en/of een curriculumoverzicht van alle
Betekenisvolle taken; vormgeving van
onderwijseenheden met doel,
het didactische concept opleiding
studiepunten, toetswijze en literatuurlijst.
Ergotherapie
De CV s van docenten
Curricula Vitae docenten Ergotherapie
De CV s van de werkveldvertegenwoordigers
Curricula Vitae werkveldvertegenwoordiging Ergotherapie Voorlichtingsbrochure Instituut
De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal
Paramedische studies 2006-2007 HOF-chassis folder 2006 Voorlichtingpresentatie Ergotherapie 2007
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, hbo-bacheloropleiding Ergotherapie (vt)
47/47