Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Locatie: Croho: Varianten:
Pedagogiek; hbo-bachelor Nijmegen 35158 voltijd/deeltijd
Visitatiedatum:
14 mei 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2009
2/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 9 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 19 31 34 38 41
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
47 48 53 56 59 63
3/63
4/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
5/63
6/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de hbo-bacheloropleiding Pedagogiek van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2009 toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 14 mei 2009. Het panel bestond uit: Dhr. dr. J. Vedder (voorzitter, domeinpanellid); Mw. drs. M. Witmaar (domeinpanellid); Mw. S.B. Velsen (studentpanellid ); Dhr. drs. J.H. Boerke (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is in 1996 ontstaan door een fusie van de HEAO-Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De HAN telt in 2009 28.000 studenten en 2.900 medewerkers. De HAN verzorgt ongeveer 75 bachelor- en masteropleidingen. De opleidingen zijn verdeeld over de volgende faculteiten in Arnhem en Nijmegen: Faculteit Economie en Management; Faculteit Educatie;
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
7/63
Faculteit Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij; Faculteit Techniek. Informatica en Communicatie Academie De vier genoemde faculteiten en de Academie bestaan in totaal uit vijftien instituten. Binnen deze instituten zijn opleidingen, die een duidelijke verwantschap kennen, gegroepeerd. Sinds 2005 is het project ‘HAN Onderwijsflexibilisering’ (HOF) ingevoerd. De doelstellingen van de HOF zijn: meer ruimte voor vraagsturing en individuele leerwegen; didactische vernieuwing, competentiegericht leren en toetsen; transparantie en doelmatigheid in onderwijsaanbod en –organisatie. Binnen de HOF is het onderwijs vormgegeven in beroepstaken. Per beroepstaak staan vaak meerdere competenties centraal. Binnen creatieve therapie is in 2005-2006 gestart met het propedeutisch jaar in te richten conform HOF. In studiejaar 2008-2009 is het gehele curriculum van creatieve therapie volgens de HOF ingericht. De opleiding Pedagogiek maakt deel uit van het instituut Sociale Studies (ISS). Binnen dit instituut worden ook de volgende opleidingen aangeboden: creatieve therapie, toegepaste psychologie, sociaal pedagogische hulpverlening, culturele en maatschappelijke vorming en maatschappelijk werk en dienstverlening. De opleiding Pedagogiek heeft 1290 studenten (waarvan 1085 voltijd en 305 deeltijd). De opleiding wordt alleen in Nijmegen aangeboden. De opleiding beschikte in februari over 52 fte verdeeld over 99 medewerkers. Tweeënzeventig daarvan behoren tot het docerend personeel met een substantiële aanstelling. De opleiding Pedagogiek van de HAN leidt studenten op tot “startbekwame HBO-pedagogen in het bezit van doorgroeicompetenties”. Het werk van de hbo-pedagoog kenmerkt zich door de bijdrage van de pedagoog aan de opvoeding en het opvoedingsproces van jeugdigen. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april/mei 2009 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 14 mei 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen
8/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2009 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2009 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2009. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
9/63
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Opleiding Pedagogiek Voltijd Deeltijd
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Goed Voldoende
Goed Goed Voldoende
Positief
Positief
Voldoende Goed Positief
Voldoende Voldoende Positief
11/63
Doelstellingen opleiding Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma Het facet 2.4 Studielast is met een voldoende gehonoreerd, de andere facetten zijn met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel Alle drie de facetten zijn met een goed beoordeeld Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen Facet 4.2 is met een voldoende, facet 4.1 met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De facetten 5.1 Evaluatie resultaten en 5.2 Maatregelen tot verbetering zijn met een goed beoordeeld, facet 5.3 Betrekken van medewerkers et cetera met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 is zowel bij de voltijd- als de deeltijdopleiding met en voldoenden beoordeeld. Facet 6.2 van de voltijdopleiding is met een goed, van de deeltijdopleiding met een voldoende beoordeeld Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
13/63
14/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Pedagogiek van de HAN leidt studenten op tot “startbekwame HBOpedagogen in het bezit van doorgroeicompetenties”. Het werk van de hbo-pedagoog kenmerkt zich door de bijdrage van de pedagoog aan de opvoeding en het opvoedingsproces van jeugdigen. • De eindkwalificaties die voor het pedagogiekprogramma worden gehanteerd, zijn geformuleerd in termen van competenties en beroepstaken en zijn gebaseerd op het landelijke Competentieprofiel HBO-Pedagogiek (2005). Dit profiel onderscheidt 11 specifieke en 3 algemene competenties. De competenties van de hbo-pedagoog zijn verdeeld in drie segmenten: werken met en namens mensen; werken in een organisatie; werken aan eigen professionaliteit. In het profiel wordt uitgebreid beschreven op welke wijze de validatie door het werkveld heeft plaatsgevonden. Dat loopt van de verkenningscommissie ingesteld door de HBO-raad in 2002 tot het voorleggen en accorderen van de concept-tekst aan de veldadviesraden HBO-Pedagogiek van de deelnemende hogescholen. De verslagen van de besprekingen zijn vastgelegd in een rapport: Validatie Competentieprofiel HBO-pedagogiek 27-10-2005. • Het landelijke opleidingsprofiel is gebaseerd op deToekomstverkenning van het werkveld van het Verwey-Jonker Instituut (2004) en de positiebepaling rondom de beroepenstructuur in het werkveld in het rapport Klaar voor de toekomst van het NIZW (uiteindelijk gepubliceerd in 2006). In deze rapportages zijn maatschappelijke ontwikkelingen, beleidsontwikkelingen en ontwikkelingen aan de vraagzijde geïnventariseerd en als bepalend voor het werk van onder andere de hbo-pedagoog beschreven. Vóór deze recente profielen werd gewerkt met de Globale Eindtermen Opvoedkunde, die in het HBO-Pedagogiek Beroeps- en Opleidingsprofiel (2000) van Kuipers een verdere inbedding kregen. • De competenties voor de HAN-opleiding Pedagogiek zijn vormgegeven in samenspraak met de andere opleidingen binnen het Instituut Sociale Studies en daarna per opleiding (major) gespecificeerd. De opleiding Pedagogiek heeft op basis van het landelijke profiel een eigen opleidingsprofiel geschreven: Opleidingsprofiel HBO-pedagoog Nijmegen, It takes a village to raise a child, 2004. De opleiding onderscheidt vijf beroepstaken en tien competenties (zie bijlage 5). Bij de opstelling van het profiel is gebruik gemaakt van het landelijk document Profilering Agogisch Domein (PAD 1, 2003. In het PAD wordt een overzicht gegeven van competenties voor het domein, waarbij is aangegeven welke competenties als gemeenschappelijk equivalent dan wel als specifiek beschouwd kunnen
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
15/63
•
•
•
•
worden. Het rapport geeft een beeld van de verhoudingen tussen de verschillende opleidingen in het domein. Het opleidingsprofiel van de HAN is diverse malen onderwerp van gesprek geweest in de beroepenveldcommissie en in 2005 vastgesteld.(Notulen Beroepenveldcommissie). Het opleidingsprofiel is, op grond van ontwikkelingen in de praktijk recent (2008) bijgesteld en geaccordeerd door de beroepenveldcommissie (notulen november 2008). Door middel van halfjaarlijkse gesprekken met de instituutsdirectie over de kwaliteit van de opleiding en in de interne audit wordt de actualiteit van het profiel van de opleiding geborgd (Rapportage interne audit opleiding Pedagogiek, 2008). Alle pedagogiekopleidingen in het land hebben een zelfde brede basis en profiel. Die basis is gelegd door de Landelijke Programmacommissie Pedagogiek (LPP). Er zijn kleine verschillen tussen de opleidingen, maar het brede van de opleiding is overal terug te zien. Op één punt onderscheidt de opleiding zich, samen met de opleidingen Pedagogiek van de Hogeschool Fontys en INHOLLAND van de overige opleidingen, namelijk het gebruik van de titel/benaming Bachelor of Education; de overige Pedagogiekopleidingen hanteren Bachelor of Social Work. Deze keuze die in 2003/2004 is gemaakt had twee redenen: 1. Politiek-strategisch wilden de twee opleidingen zich onderscheiden van de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening die de titel/benaming Social Work hanteert. 2. Education geeft in het Angelsaksische gebied een betere aanduiding van wat Pedagogiek feitelijk inhoudt dan Social Work; de connotatie van Social Work met hulpverlening en maatschappelijk werk is voor Pedagogiek niet geschikt. De opleiding stelt zelf dat er op het vlak van het curriculum ongetwijfeld wel (lichte of grote) verschillen in oriëntatie te vinden zijn tussen de opleidingen, maar het gaat bij alle opleidingen om een generieke opleiding voor jeugdzorg, gehandicaptenzorg, onderwijs, kinderopvang en geestelijke gezondheidszorg. De opleiding heeft een overzicht gemaakt van curricula van een aantal buitenlandse instellingen waarmee ze in het recente verleden contact heeft gehad. Vergelijking met andere opleidingen blijft moeilijk, omdat deze in de Nederlandse vorm in het buitenland niet worden gevonden. In het overzicht wordt een globale vergelijking gemaakt met instellingen die gedeeltelijk met de opleiding Pedagogiek overlappen (HBO-pedagogiek in internationaal perspectief, 2009). Conclusies zijn: 1. De opleiding HBO-Pedagogiek in Nederland heeft verwantschap met opleidingen in het hoger onderwijs van Engeland, Duitsland en België die aangeduid worden met de naam ‘Social Work’, ‘Education’, ‘Soziale Arbeit’, ‘ Soziale Pädagogik’ en ‘(Ortho)Pedagogie’. 2. De benaming ‘Pedagogiek’ is in de genoemde landen minder gangbaar. In het angelsaksisch taalgebied wordt deze term niet gebruikt. Opvoeding valt onder het begrip ‘education’ en voor de bestudering van de problematische opvoedingssituatie (orthopedagogiek) worden de begrippen ‘special needs’ en ‘special educational needs’ gebruikt.
16/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
3. De vergelijking tussen de opleidingen internationaal wordt enigszins bemoeilijkt doordat in een aantal landen het onderscheid tussen het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs niet meer zo sterk aanwezig is. Dit geldt in het bijzonder voor de Engelse situatie. 4. De pedagogische oriëntatie d.w.z. de specifieke aandacht voor de opvoedingsrelatie tussen kinderen en hun ouders/opvoeders zoals die in de Nederlandse pedagogiek centraal staat, maakt in de betrokken landen deel uit van een bredere sociaalagogische opleiding. Er is echter zonder meer een duidelijke overlap in de werkterreinen (gezin, instellingen voor jeugd- en gehandicaptenzorg, et cetera). 5. De vakmatige inhoud van de genoemde opleidingen is ten dele vergelijkbaar met de inhoud van de Nederlandse pedagogiek-opleidingen. De overeenkomst met de Belgische orthopedagogie-opleiding is groter dan met de opleidingen Social Work en Soziale Arbeit. 6. Alle bestudeerde opleidingen hebben een vergelijkbaar niveau namelijk dat van een bacheloropleiding, maar hebben een kortere duur (3 tot maximaal 3,5 jaar) dan de Nederlandse sociaal-agogische opleidingen c.q. Pedagogiek.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren voor de toetsing van het bachelorniveau. De generieke kwalificaties die de opleiding nastreeft, zijn daarvan afgeleid. • Voor het pedagogiekprogramma zijn de Dublin descriptoren gehanteerd bij het formuleren van de domein- en majorcompetenties. Vervolgens zijn per majorcompetentie indicatoren geformuleerd en per beroepstaak cesuren op drie niveaus vastgesteld. Daarbij is niveau drie het eindniveau dat een student aan het eind van de opleiding gerealiseerd moet hebben. In de cesuren staat beschreven wat de minimumeisen zijn waaraan een student voor een bepaalde beroepstaak moet voldoen. Het totaal van de cesuren van de beroepstaken op niveau drie dekt de Dublin descriptoren. • Aan de hand van een uitgebreide matrix heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt dat de eindkwalificaties het hbo-niveau weerspiegelen. In de matrix zijn de Dublin descriptoren gekoppeld aan de 10 generieke hbo-kwalificaties, de 14 landelijke competenties pedagogiek en de majorcompetenties van de opleiding. Enkele voorbeelden die een indruk geven van de wijze waarop de pedagogiekkwalificaties zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren: de Dublin descriptor toepassen van kennis en inzicht is onder meer gekoppeld aan de competenties: ‘Doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen gericht op optimalisering van het opvoedingsproces’, ‘Methodisch handelen volgens een pedagogisch plan van aanpak en evalueren van zowel het handelen als het plan’; ’Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij die van invloed zijn op het opvoedingsproces van groepen van
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
17/63
jeugdigen signaleren en deze beïnvloeden op micro-, meso- en macroniveau’. De Dublin descriptor oordeelsvorming is gekoppeld aan onder andere de competenties ‘Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid m.b.t. professioneel opvoeden en de zorg voor kwaliteit van de pedagogische dienstverlening’ en ‘De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen’. De descriptor communicatie is onder meer gekoppeld aan de competentie: ’Samenwerken met vrijwilligers, medewerkers en functionarissen zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie. Leiding en (werk)begeleiding geven aan vrijwilligers, medewerkers en stagiaires’.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Hierboven is reeds aangegeven welke competenties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de eisen vanuit het werkveld. Het panel is daarover en over de contacten met het werkveld positief. De opleiding Pedagogiek heeft als doel afgestudeerden af te leveren die over de competenties beschikken die vereist zijn om de beroepstaken van een pedagoog op hbo-niveau te kunnen uitoefenen. De opleiding stelt in het zelfevaluatierapport dat de betrokkenheid van de pedagoog bij de opvoeding en het opvoedingsproces van jeugdigen en betrokken opvoeders kenmerkend is voor het werk van de hbo-pedagoog. “De hbo-pedagoog werkt aan het verbeteren van het opvoedingsproces. Hiervoor treedt de hbo-pedagoog in dialoog met de opvoeder en de jeugdige of neemt (tijdelijk) opvoedende taken over. Dit pedagogisch handelen richt zich op de opvoedingshulpvragen van de opvoeders/ouders en op de opvoedingsvragen en ontwikkelingsopgave van de jeugdigen. Pedagogen krijgen te maken met een groot scala van opvoedingshulpvragen binnen een snelveranderende multiculturele samenleving, waarbij het werkveld vraagt om generalisten die vraaggericht en doelgroepgericht kunnen werken. Pedagogen moeten daarom zodanig toegerust zijn dat zij vanuit verschillende invalshoeken de opvoedingsvragen en ontwikkelingsopgaven kunnen benaderen om zo effectief en efficiënt mogelijk te handelen”. • Om dit beroepsbeeld vorm te geven in het curriculum werkt de opleiding met de volgende beroepstaken: professioneel opvoeden (omvat ontwikkelingsstimulering, opvoedingsondersteuning en orthopedagogische hulpverlening), casemanagement, kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling, signaleren en actie ondernemen, onderzoek en innovatie.
18/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
Pedagogen zijn werkzaam in de volgende functies: teambegeleider/casemanager (coördinerende functie, ondersteuner van groepsleiders), spelbegeleider, intensieve thuisbegeleider voor specifieke doelgroepen (ambulant opvoedkundige), medewerker kwaliteitszorg/deskundigheidsbevordering, persoonlijke begeleider, groepsleider voor complex gedragsgestoorden, hoofd ontwikkelings- en educatiecentrum, coördinerend begeleider/teamleider, preventiemedewerker, ouderbegeleider, opvoedkundig ondersteuner, gezins- en thuisbegeleider, zorgconsulent, zorgcoördinator, zorgplanbegeleider, spelbegeleider, speltherapeutisch medewerker, medewerker plaatsing, medewerker toewijzing, groepsleider, sociotherapeutisch medewerker, pedagogisch medewerker in een (semi-) residentiële instelling, groepshoofd, clusterhoofd, teamleider, consulent, trainer sociale-, sociaal-emotionele- en gedragsvaardigheden (voor kinderen, ouders, leerkrachten), pedagogisch medewerker en leidinggevende in de kinderopvang, projectmedewerker in samenwerkingsverbanden als het onderwijsvoorrangsbeleid, de brede school, preventieprojecten (Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies 2008-2009). De hbo-oriëntatie wordt geborgd door de deelname aan het landelijk overleg, de contacten met het beroepenveld (onder andere contact met begeleiders van de stageinstellingen (2x per jaar) en de beroepenveldcommissie die vier keer per jaar bijeenkomt, waarbij de relatie met de praktijk veelvuldig gespreksonderwerp is (zie Notulen Beroepenveldcommissie). Daarnaast zijn er de praktijkcontactdagen voor externe stagebegeleiders, de driejaarlijkse alumni- en werkveldonderzoeken waarin ondermeer stellingen zijn opgenomen over de beroepsgerichtheid en de relevantie van de eindkwalificaties. Uit het Werkgeversonderzoek Pedagogiek 2008 blijkt dat het werkveld een positief oordeel heeft over de relevantie van de beroepsspecifieke competenties.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding biedt kennis aan in relatie tot de beroepstaak zodat deze “just in time” kan worden toegepast in een concreet product. Zo wordt de beroepstaak Orthopedagogische Hulpverlening op niveau 1 vormgegeven rond het thema ‘Gezin in nood’. De student leert hier via screening en indicatie een doel te stellen (oriëntatie, analyse, doelstellen). Vak-
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
19/63
•
•
•
en wetenschappelijke literatuur wordt daarbij ingezet als verplichte lesstof, als ondersteuning bij projecten en als achtergrondinformatie. Er is een (verplichte) literatuurlijst die in te zien is op Insite HAN. Daarnaast zijn er artikelen, boeken en studiehandleidingen. Actualiteit is een belangrijk criterium. Readers worden jaarlijks bijgesteld met nieuwe artikelen. Docenten in de beroepstaakteams zijn verantwoordelijk voor relevantie en actualiteit van het aangeboden studiemateriaal. Het panel heeft de literatuurlijst en het lesmateriaal bestudeerd en heeft een positieve indruk gekregen. De literatuur in de vorm van boeken en readers is van goede kwaliteit. De literatuur omvat naar de mening van het panel alle boeken die standaard voor de opleiding pedagogiek zijn. Dat geldt zowel voor de algemene boeken als die voor de specifieke onderdelen (orthopedagogiek bijvoorbeeld). De literatuur is relevant, actueel en voldoende beroepsgericht. Er had naar de mening van het panel wel ook buitenlandstalige literatuur op de lijst mogen staan, maar dit levert verder geen omissies op in de aangeboden kennis. Wat nodig is, is er. Studenten zijn tevreden over het niveau van de literatuur en noemen deze goed toepasbaar. De teksten zijn soms “heel pittig”, maar dat is altijd te bespreken. De studie- en stagehandleidingen zijn naar het oordeel van het panel van goede kwaliteit. Ze zijn overzichtelijk en geven veel informatie en bevatten goede (deel)opdrachten. Zoals al eerder gesteld staat het werken aan beroeptaken en beroepsproducten centraal in het programma. De beroepstaken waarmee wordt gewerkt zijn altijd opgebouwd rond aan de actuele beroepspraktijk ontleende casussen. De opleiding zet verder veel verschillende materialen in waarin de praktijk tot uitdrukking komt: video’s/dvd’s, simulatiespellen (bijvoorbeeld ‘Spel en Kind’, ‘Communiceren met opvoeders’) rollenspellen met gebruikmaking van extern auteurs, internet, tv-programma’s, krantenartikelen et cetera. Een van de uitgangspunten van het HAN-onderwijsconcept is dat minimaal 25% van het programma als praktijkwerk wordt aangeboden. De opleiding pedagogiek voldoet daar ruimschoots aan. De interactie met de actuele beroepspraktijk is goed geregeld. Deze vindt plaats via stages in het eerste jaar (4 uur per week), in het tweede jaar 8 uur per week en loopt op tot 30 uur per week in het derde jaar. In de afstudeerfase werkt de student aan een concrete onderzoeksopdracht vanuit de beroepspraktijk (Reglement Afstudeerproject, 200-2008). Het theoretische onderwijs is in het vierde jaar aangepast aan de onderzoeksopdrachten die de studenten uitvoeren in de afstudeerfase. De kwaliteit van de stageplaatsen wordt bewaakt door het praktijkbureau. Bij de deeltijdopleiding loopt de hoeveelheid uren voor werkplekleren in de eerste drie jaren respectievelijk op van 8, naar 16 en 16-24 uur. In het derde jaar bestaat de mogelijkheid voor studenten in het buitenland stage te lopen. Momenteel (2008-2009) doen 22 (van 243) studenten hun stage in het buitenland. De opleiding heeft in het curriculum een onderzoekslijn opgenomen. Deze begint op niveau 1 met een oriëntatie op onderzoek aan de hand van verschillende analysemodellen in de propedeuse (zoals het NIZW (NJI)-model, de SWOT-analyse, de STEP-methode en het 7S-model). In de hoofdfase (niveau 2) doet de student literatuuren praktijkonderzoek binnen de stageorganisaties. In de afstudeerfase (niveau 3) doet de student zelfstandig onderzoek in opdracht van een pedagogische instelling. De opleiding
20/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
•
hanteert bij iedere majorspecifieke beroepstaak de cyclus van het methodisch handelen, een cyclus die een vorm van onderzoeksmatig handelen is. De beroepspraktijk is betrokken bij de ontwikkeling van de onderwijseenheden. Dit gebeurt via advies door de beroepenveldcommissie of door de bijdrage van docenten met recente werkervaring of mensen in de pedagogiekpraktijk die specifiek voor de ontwikkeling van een onderwijseenheid worden geraadpleegd. Ook worden er mensen uit de beroepspraktijk in het programma ingezet. Zo zijn er de zogenoemde buitenassessoren en treden er regelmatig gastdocenten op. Het is de taak van de beroepstaakteams dat de inhoud van het programma aansluit op actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Zij evalueren trends en ontwikkelingen aan de hand van actuele literatuur (onder andere vaktijdschriften) en door de contacten met de beroepspraktijk. Docenten hebben daarvoor uren voor deskundigheidsbevordering, de onderwijsmanager en de coördinatoren van de beroepstaakteams nemen deel aan de bijeenkomsten van de beroepenveldcommissie. Verder wordt door middel van evaluaties onder studenten, alumni en werkveld gecheckt of programma en studiemateriaal actueel zijn. Voorbeelden van actuele onderwerpen: marktwerking in de zorg, de effecten van (bepaalde ) behandelmethoden in de jeugdzorg, financieringsconstructies in de zorg, gedwongen jeugdhulpverlening. Via de pilots Body of Knowledge 2007-2008 en 20082009 werkt de opleiding aan een kennisbasis die ‘state of the art’ is. Binnen het competentiegerichte onderwijs is er in elke onderwijseenheid aandacht voor zowel kennis, vaardigheden als voor houdingsaspecten. De beroepsvaardigheden krijgen daardoor in de opleiding veel aandacht en komen steeds opnieuw weer aan bod. Vanaf het eerste studiejaar ontwikkelen studenten - door middel van de oefeningen en praktijkopdrachten - vaardigheden die zij nodig hebben in de beroepspraktijk op diverse gebieden. Bij ontwikkelingsstimulering is bijvoorbeeld aandacht voor het praten en spelen met kinderen. Bij opvoedingsondersteuning wordt geoefend met het voeren van gesprekken met opvoeders, met het geven van gefundeerde adviezen. Leerdoelen die zich daarbij voordoen, worden zowel binnen school als op de praktijkplaats opgepakt. Op niveau 3 worden deze vaardigheden meer en meer in trainingen geoefend en in de praktijk uitgevoerd en beoordeeld. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat ze door het werken aan beroepstaken en beroepsproducten al vroeg een duidelijk beeld van het beroep krijgen. Met ingang van het studiejaar 2008-2009 is een van de docenten van de opleiding belast met de portefeuille ‘Internationalisering’. Vanaf begin 2009 participeert de opleiding in diverse Europese netwerken rondom Social Work en Jeugdwerk. Binnen HAN-verband wordt door de opleiding invulling gegeven aan de zogenaamde regiofunctie; voor de opleiding betekent dit deelname aan de gesprekken met partners in de Euregio (met name Duitsland). Uit diverse evaluaties: Studenttevredenheidsonderzoek (STO) 2008, Jaarlijkse vragenlijst Pedagogiek 2007-2008 en HBO-Monitor 2007 blijkt dat studenten (heel) tevreden zijn over de gerichtheid op de beroepspraktijk en het aansluiten bij actuele ontwikkelingen (93% tevredenheid!).
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
21/63
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding bestaat uit een major van 210 studiepunten en een minor van 30 studiepunten. De major bestaat weer uit een propedeuse (niveau 1) en een hoofdfase van drie jaar (niveau 2 en 3). De propedeuse is vooral gericht op oriëntatie op studie en beroep. De hoofdfase wordt gekenmerkt door verbreding, verdieping en een voorbereiding op de beroepspraktijk. Elk studiejaar bestaat uit vier onderwijsperioden waarbij in elke periode één of twee beroepstaken centraal staan. Het onderwijs wordt aangeboden in onderwijseenheden die meestal een omvang van 210 of 420 sbu (= respectievelijk 7,5 of 15 EC) hebben. De onderwijseenheid bestaat uit drie delen: een integrale opdracht waarin wordt gewerkt aan de beroepstaak, praktijkwerk en ondersteunend onderwijs. Het beheersingsniveau moet aan het eind van de opleiding op niveau 3 liggen, wat wil zeggen dat de student zelfstandig een complexe beroepstaak kan uitvoeren. Via de keuzes voor minor, stage in het derde jaar en het afstudeerproject heeft de student de mogelijkheid zich te specialiseren. • De opleiding heeft gekozen voor een brede opleiding waarin alle relevante beroepstaken aan bod komen. In elke beroepstaak komen meerdere competenties aan bod. Het pedagogiekonderwijs is gebaseerd op 5 beroepstaken (zie facet 1.1). De opleiding kent studiegidsen per niveau. Daarin wordt per onderwijseenheid aangegeven aan welke beroepstaak wordt gewerkt, welke competenties worden ontwikkeld en hoe de student die ontwikkeling kan aantonen. Hierboven is reeds aangegeven dat de opleiding werkt met drie niveaus die per beroepstaak zijn geconcretiseerd in een cesuur. Deze beschrijft wat de student minimaal moet demonstreren waar het gaat om ”handelen, de beroepsproducten en het meta-handelen”. Dit is vastgelegd in studiegidsen en studiehandleidingen. • In een matrix Competenties en beroepstaken Pedagogiek, als bijlage opgenomen in het zelfevaluatierapport, laat de opleiding de relatie tussen de nagestreefde competenties en de beroepstaken zien. • In het document Profiel Opleiding Pedagogiek Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (oktober 2004) staan per competentie handelings- en productcriteria geformuleerd. Deze komen ook weer terug in de studiegidsen onder drie kopjes: indicatoren voor het handelen, indicatoren voor het product en indicatoren voor het meta-handelen ofwel de reflectie. Deze indicatoren hebben een vertaling gevonden in de cesuren die in de verschillende studiehandleidingen per onderwijseenheid en per beroepstaak zijn beschreven. De cesuren zijn geformuleerd in termen van waarneembaar gedrag:
22/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
bijvoorbeeld “Je voert op een methodische manier een intakegesprek met een opvoeder over een eenvoudige opvoedingsvraag” of “je reflecteert op je eigen handelen volgens een cyclisch proces”. De studiehandleidingen beginnen met de beschrijving van de beroepstaak en de daarmee te verwerven competenties. Per beroepstaak is er een aantal deelopdrachten en een integrale opdracht ontwikkeld waarvoor één of meerdere leerdoelen/criteria zijn geformuleerd. Dit geldt ook voor de vakken (bijvoorbeeld psychopathologie) die in een onderwijseenheid worden aangeboden. Het panel is van oordeel dat de opleiding zo, weliswaar op een ingewikkelde manier, inzichtelijk heeft gemaakt dat de eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in leerdoelen en met welke programmaonderdelen ze zijn verbonden. Het panel vindt wel dat in een aantal gevallen die relatie tussen leerdoelen en eindkwalificaties scherper en explicieter kan. Het programma is duidelijk opgebouwd vanuit de doestellingen en naar het oordeel van het panel op een goede wijze geconcretiseerd in de verschillende onderwijseenheden. In de deeltijdvariant werken studenten aan dezelfde beroepstaken. Omdat de uitvoering wel kan verschillen, is in de studiehandleidingen per onderwijseenheid voor voltijd en deeltijd apart aangegeven hoe de leeractiviteiten, studiebelasting en contacturen over een (of meer) periode(n) gepland zijn als het gaat om bijvoorbeeld de deelopdrachten, het ondersteunend onderwijs en de toetsing. Uit studentenevaluaties (Jaarlijkse vragenlijst 2007-2008)) blijkt dat volgens hen duidelijk is wat van hen in de loop van de studie wordt verwacht aan kennen en kunnen en dat het programma bijdraagt aan het bereiken van de competenties.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het pedagogiekprogramma is sprake van een inhoudelijke, verticale samenhang: in elke fase c.q. op elk niveau komen de drie segmenten van het opleidingsprofiel en de vijf beroepstaken aan bod. Daarbij is er in de loop van de studie sprake van een toenemende complexiteit, een toenemende integratie en een toenemende zelfsturing door de studenten. Wat betreft de minor is het aan de studenten om bij de motivering van hun keuze aan te geven wat de relatie is tussen het major-programma en de gekozen minor. Verticale samenhang wordt ook bevorderd doordat de cyclus van het methodisch handelen als een rode draad door het hele programma heenloopt. • Per kwartaal wordt gewerkt aan onderwijseenheden waarbinnen studenten werken aan een of twee beroepstaken. Samenhang ontstaat door uit te gaan van de beste combinaties van beroepstaken. Verder volgen de beroepstaken elkaar logisch op: van ontwikkelingsstimulering (periode 1) tot kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (periode 4). De omgekeerde volgorde wordt echter ook doorlopen en door studenten als ‘gewoon’ ervaren. Hoewel het panel de volgorde van Shift B met eerst ortho, dan beleid en dan ontwikkelingsstimulering een onverwachte en niet logische opbouw vindt en
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
23/63
•
•
•
•
•
•
twijfelt aan de samenhang, gaven studenten en docenten aan geen enkel probleem te ervaren. Samenhang wordt ook bevorderd doordat in de studiehandleidingen verwezen wordt naar vakken die in eerdere of latere onderwijseenheden zijn aangeboden Zo wijst bijvoorbeeld het vak spelbegeleiding bij orthopedagogische hulpverlening terug naar het vak ontwikkelingspsychologie dat de studenten in twee eerdere onderwijseenheden hebben gekregen. Ook kunnen docenten voor een bepaald vak terugvallen op andere vakken. Binnen de onderwijseenheid is er samenhang gerealiseerd doordat steeds een integrale opdracht centraal staat en het aangeboden onderwijs steeds ondersteunend is aan het werken aan de opdracht. De integrale summatieve toetsing aan het eind van het studiejaar is voor studenten een richtpunt voor de samenhang in het geleerde gedurende het afgelopen jaar. De verbinding tussen theorie en praktijk wordt inhoudelijk gewaarborgd door op drie niveaus te werken aan de beroepstaken. Dat wil zeggen dat in het tweede jaar hoofdfase op een hoger niveau en in de beroepspraktijk aan dezelfde beroepstaken wordt gewerkt als in de eerste twee jaar grotendeels binnenschools gebeurt. Door te werken met realistische beroepstaken, beroepsproducten en grotendeels aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek wordt de theorie steeds aangeleerd en toegepast in een realistische context. Bij de deeltijdopleiding wordt daarnaast de eigen praktijk van de student gebruikt als leerbron voor het werken aan de integrale opdracht. De beroepstaakteamcoördinatoren zijn verantwoordelijk voor het opstellen van een samenhangend programma van de opleiding. Dat gebeurt in samenspraak met de jaarcoördinatoren van de opleiding en onder eindverantwoordelijkheid van de onderwijsmanager. De curriculumcommissie speelt bij onderwijsontwikkeling en -aanpassing een adviserende rol. De interne auditcommissie adviseert eens per zes jaar op basis van de accreditatiecriteria over de samenhang van het programma. Uit verschillende evaluatiegegevens (STO 2008, Jaarlijkse vragenlijst Pedagogiek 2007-2008) en HBO-Monitor 2007 blijkt dat studenten en alumni tevreden zijn over de samenhang in het curriculum. Dit werd bevestigd door de studenten in het gesprek met het panel. Studiegidsen en studiehandleidingen geven duidelijkheid over opbouw en samenhang van het curriculum. De opleiding heeft blijkens het zelfevaluatierapport wat betreft de samenhang een verbeteractie geformuleerd: - om de samenhang in het studieprogramma voor studenten en (praktijk)docenten eenduidig te verhelderen heeft de opleiding het Project Interne en Externe Overdracht Beroepsprofiel Pedagogiek opgezet. Dit zal worden gecontinueerd in 2009-2010.
24/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een programma ontwikkeld dat is gebaseerd op een studiebelasting van 40 uur per week. Ze gaat er als norm vanuit dat 70% van de studenten tussen de 32 en 40 uur per week realiseert. De ervaren studielast wordt na elke onderwijseenheid gemeten. Uit het gesprek met de studenten blijkt dat met name voor de eerst twee jaar, hoewel verschillend per beroepstaak, deze norm niet gehaald wordt. Dat geldt niet voor het derde en vierde jaar die respectievelijk juist als heel zwaar en zwaar worden ervaren. Het panel concludeert dat de spreiding van de studielast verbetering behoeft. Uit evaluatieresultaten wordt duidelijk dat ook de spreiding per jaar verbetering behoeft. De opleiding stuurt voor de voltijdopleiding op gemiddeld achttien contacturen per week. Onder contacturen wordt dan verstaan: “de klassieke contacturen en alle overige werkvormen, waaronder het werkplekleren, assessments, studieloopbaanbegeleiding, subgroepbijeenkomsten, trainingen, praktijkbegeleiding, praktijkcontacten en consultatie”. Deze streefnorm wordt ook gerealiseerd. De deeltijd komt 1 dag in de week bijeen, dat wil zeggen gemiddeld 8 contacturen per week. • Om een goede roostering te bereiken, worden aaneengesloten lessen aangeboden met maximaal twee tussenuren. Voor overlegmomenten zijn studiegroepjes ingepland en er wordt gewerkt met timeslots (vaste roostercombinaties in een week) voor bijvoorbeeld praktijkwerk. • De opleiding tracht studeerbaarheid te bereiken door een flexibel programma aan te bieden. Zo worden alle onderwijseenheden twee keer per jaar aangeboden (de shift), kan de student zelf bepalen wanneer deze de minor volgt, zijn er meerdere momenten om af te studeren en kunnen studenten versnellen op basis van een instroomassessment, Daarvoor is toestemming nodig van de examencommissie. • Studieloopbaanbegeleiding wordt ingezet om knelpunten in het studiejaar te signaleren en te helpen oplossen. Daartoe overleggen studieloopbaanbegeleiders structureel met elkaar. Ook in het klassenvertegenwoordigersoverleg kunnen problemen rond de studeerbaarheid aangekaart worden. • Om studievertraging te voorkomen is er een aantal drempels in het programma aangebracht. Dat geldt dan voor het eind van de propedeuse (bindend studieadvies), de overgang van niveau 1 naar niveau 2 (minimum aantal studiepunten 45) en van niveau 2 naar niveau 3 (propedeuse gehaald + 45 studiepunten van niveau 2). • De borging van de studeerbaarheid ligt bij de beroepstaakteamcoördinatoren. Zij bewaken de studeerbaarheid van het totale programma. Ook bij de interne audits wordt de studeerbaarheid van de opleiding onderzocht.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
25/63
•
•
• •
Diverse evaluaties (Jaarlijkse vragenlijst Pedagogiek 2007-2008, STO 2008 en HBO-Monitor 2007) laten een wisselend beeld zien. Propedeusestudenten vinden dat het programma te doen is in de tijd die er voor staat, maar hoe verder in de opleiding, hoe lager de score (op niveau 3 een 2.0 op een vijfpuntsschaal). Ook deeltijdstudenten zijn op dit punt niet positief. Dat geldt ook voor de spreiding van de studielast over het jaar; zowel vol- als deeltijdstudenten zijn ontevreden. Alumni vonden de opleiding wel studeerbaar. De opleiding heeft inmiddels een aantal verbetermaatregelen getroffen onder meer door een verandering in de toetssystematiek en het invoeren van shifts, waardoor onderwijseenheden versneld kunnen worden ingehaald of het programma versneld kan worden doorlopen. Ook is er een begin gemaakt met een verdere uitwerking van de studiebelasting naar studieonderdelen. Uit het gesprek met de studenten zijn geen duidelijke struikelvakken naar voren gekomen Gezien de problemen rond de spreiding van de studielast en de effecten van de verbeteracties nog niet bekend zijn, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 2.5
Instroom
goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Pedagogiek volgt de reguliere instroomeisen voor het hbo. Studenten dienen een havo-, vwo- of mbo-diploma (niveau 4 of driejarige ‘oude stijl’). Buitenlandse studenten moeten een gelijkwaardig diploma hebben. Indien Nederlands niet hun eerste taal is, moeten zij over een NT2-diploma beschikken. Studenten van 21 jaar en ouder die niet aan de wettelijke eisen voldoen, dienen een toelatingsexamen af te leggen. • Voor deeltijdstudenten gelden een paar aanvullende eisen: zij moeten beschikken over minimaal 1 jaar (algemene) werkervaring en zij hebben een – aan de opleiding verwante – praktijkplaats (doorgaans hun werkplek) in het eerste jaar voor minimaal acht uur per week. • Studenten met relevante werkervaring bovenop hun (verwante) mbo-vooropleiding kunnen op grond van een instroomassessment de opleiding eventueel verkort doorlopen. • Om de aansluiting op de vooropleiding zo goed mogelijk te laten verlopen, zet de opleiding een aantal instrumenten in: een welkomstbrief en introductieprogramma, een groep slb’ers met specifieke expertise van aansluitproblematiek, het werken met gemengde groepen, zodat studenten van elkaars leerstijlen en ervaringen kunnen leren. De opleiding maakt geen onderscheid in werkvormen voor de verschillende groepen. Wel is er ruimte voor elke docent om per lesgroep aan te sluiten bij wat die lesgroep nodig heeft. In docenthandleidingen wordt aangegeven welke werkvormen/oefeningen bruikbaar zijn bij de verschillende onderwerpen.
26/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
• • •
•
•
De opleiding hanteert voor de erkenning van eerder verworven competenties (EVC) een speciale procedure. Pedagogiek heeft geparticipeerd in de pilot Erkenning van Verworven Competenties. In 2008 is de EVC-procedure van de opleiding Pedagogiek erkend door het kenniscentrum EVC. Ook kunnen studenten een alternatieve studieroute aanvragen als zij door middel van een instroomassessment aantonen dat ze al bepaalde beroepstaken op een bepaald niveau beheersen. Assessoren beoordelen in welke mate de beroepstaak wordt beheerst. Voor specifieke studenten (studenten met een functiebeperking, topsporters et cetera) zijn er specifieke trajecten mogelijk. De examencommissie oordeelt daar over. De HAN heeft voor (eventuele) buitenlandse studenten van buiten de EEG de Code of Conduct getekend. Bij aanvang van het propedeuseprogramma voor de deeltijdstudenten is een “minionderwijseenheid” georganiseerd. Deze liet enerzijds de student kennismaken met opleiding en beroep. Anderzijds werd kennis gemaakt met de werkvormen die binnen een “onderwijseenheid” worden gehanteerd. Dit introductieprogramma is positief door studenten geëvalueerd en zal, blijkens het gesprek met de docenten, ook in het voltijdprogramma gebruikt gaan worden. Om een goede aansluiting te realiseren, informeert de opleiding potentiële studenten door middel van open- en voorlichtingsdagen. Ook kunnen studenten drie keer per jaar deelnemen aan een meeloopdag. Op instituutsniveau is er een Studenten Informatie- en Administratiepunt dat onder meer informatie verstrekt over toelatingscriteria. De opleiding evalueert de aansluiting door middel van het Instroomonderzoek en Exitonderzoek. De studenten waarderen de aansluiting qua niveau bij de vooropleiding met een 3,7 (voltijd) en een 3,8 (deeltijd), zo blijkt uit de Jaarlijkse vragenlijst Pedagogiek 2007-2008. Uit het STO2008 blijkt dat 84% van de studenten vindt dat wat ze leren goed aansluit op hun kennis en ervaring.
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding omvat 240 EC verdeeld over 4 jaar van 60 EC. • Zestig studiepunten zijn toegekend aan de propedeuse, 180 aan de hoofdfase. • De omvang en de verdeling van de opleiding is opgenomen in het Opleidingsstatuut domein Sociale Studies 2008-2009.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
27/63
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds 2005 is het onderwijs van de HAN volgens de HOF (HAN OnderwijsFlexibilisering) ingericht. De centrale doelstellingen van HOF zijn (1) meer ruimte voor vraagsturing en individuele leerwegen, (2) didactische vernieuwing, competentiegericht leren en toetsen en (3) transparantie en doelmatigheid in onderwijsaanbod en -organisatie. In concreto wordt met HOF het onderwijs vormgegeven in beroepstaken. De didactische visie is vastgelegd in het Opleidingsstatuut Sociale Studies. De opleiding heeft aanvullende didactische keuzes gemaakt die zijn vastgelegd in Didactische accenten opleiding Pedagogiek. Kernpunten daarin zijn: aandacht voor ervaringsleren, leerstijlen en diversiteit in begeleidingsvormen. • In elke onderwijseenheid staat een integrale opdracht centraal, die is afgeleid van een beroepstaak. Daarnaast is er nog een aantal vaste onderdelen: de te behalen competenties, de cesuur en het ondersteunende onderwijs waarin kennis en vaardigheden binnen deze beroepstaak worden aangeboden. Elke onderwijseenheid leidt tot een concreet beroepsproduct zoals handelingsplannen of beleidsnotities. Op de weg naar zo’n beroepsproduct is er steeds aandacht voor het doorlopen van de”cyclus van methodisch handelen”. In de studiehandleidingen en de bijbehorende vakken komt die cyclus steeds aan bod. • Voor de deeltijdopleiding wordt de eigen praktijk van de student als leerbron gebruikt voor het werken aan de integrale opdracht. • Het programma is gericht op ervaringsleren. In 2.1 is reeds aangeven dat een substantieel deel van het programma zich afspeelt in relatie tot de praktijk. Dat geldt nog sterker voor de deeltijdvariant. Daarnaast leidt het programma tot een toenemende zelfstandigheid en zelfsturing. Vanaf niveau 1 wordt er met een persoonlijk ontwikkelplan en met een praktijkplan gewerkt. Studenten beschrijven hierin hoe zij gaan werken aan voor hen relevante leerpunten en wat zij daarbij nodig hebben. Bovendien wordt de student gestimuleerd om te reflecteren op het eigen gedrag. • In de studieloopbaanbegeleiding kunnen studenten onderzoeken wat voor hen de aantrekkelijkste leerstijl is. In de verschillenden lessituaties en werkvormen komen verschillende leerstijlen aan de orde. • Om dit alles te bereiken, hanteert de opleiding een mix aan werkvormen: studenten werken op diverse plekken aan de uitbreiding van hun competenties: in stages, in werkgroepen, in gesimuleerde situaties, in rollenspelen, op grond van (papieren) casuïstiek. Er worden zowel hoorcolleges, als werkcolleges, vaardigheidstrainingen en practica ingezet. De opleiding beschikt ook over een “werkplaats integrale opdracht”. Daarin kunnen studenten onder begeleiding van een docent werken aan het integreren van de diverse vakken bij het werken aan de opdracht. Studenten geven in het gesprek aan dat met name de docent integrale opdracht fungeert als deskundige en inhoudelijk begeleider.
28/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
Praktijkbegeleiding en studieloopbaanbegeleiding worden aangeboden ter ondersteuning van het verwerven van de competenties. Voor de borging van de kwaliteit van de didactiek en de werkvormen heeft de opleiding een aantal instrumenten: periodieke evaluaties waarin ook het oordeel van studenten over de didactiek en de werkvormen wordt gevraagd, docentevaluaties, docenthandleidingen die informatie geven over de docentrol, training en scholing van docenten en de interne audit waarin ook wordt gekeken naar didactiek en werkvormen. Uit verschillende evaluaties (Jaarlijkse vragenlijst, STO2008 ) wordt duidelijk dat studenten positief oordelen over de afwisseling van werkvormen en van mening zijn dat zelfstandig leren wordt gestimuleerd. Dit werd bevestigd in het gesprek met de studenten. De opleiding heeft op dit facet twee verbeterpunten geformuleerd: - in de slb zal systematischer worden gewerkt met een “dynamisch POP”; - in de studieloopbaanlijn/praktijklijn zal er meer aandacht zijn voor reflectie. Het panel waardeert deze verbeteracties, maar is ook zonder hen van oordeel dat het uitgevoerde didactische concept goed in lijn is met de geformuleerde doelstellingen en op adequate wijze vorm heeft gekregen in de gehanteerde werkvormen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid wordt jaarlijks vastgesteld en vastgelegd in het Opleidingsstatuut en de Studenthandleiding Toetsing en Beoordeling. Jaarlijks worden de toetsen bijgesteld binnen de per beroepstaak opgestelde cesuren, onder verantwoordelijkheid van de beroepstaakteamcoördinatoren. De curriculumcommissie controleert of de criteria bij de geoormerkte en summatieve toetsen voldoende zijn afgeleid van de eindkwalificaties en heeft het overzicht. De curriculumcommissie adviseert het managementoverleg. Dit overleg is ervoor verantwoordelijk dat het totaal van toetsen de competenties (de eindkwalificaties) volledig afdekt. • De opleiding heeft een Toetscommissie die zorgt voor de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid Toets- en Beoordelingskader (bijvoorbeeld de regelgeving van de instroomassessments, de EVC-procedure, de informatievoorziening voor coördinatoren en docenten). De toetscommissie bestaat uit drie docenten en onderhoudt contacten met het managementoverleg. Sinds 2008-2009 is er een Toetsbureau. Dit verzorgt onder meer de coördinatie van de inschrijfmomenten voor assessments, inlevermomenten van opdrachten en de voorwaardelijke criteria hiervoor en communiceert deze met de studenten, onder andere door nieuwsbrieven en onderhoud van de informatie op Insite. Op Instituutsniveau is er een examencommissie. Deze heeft bevoegdheden gemandateerd naar de examenadviescommissie die bestaat uit drie leden. Deze commissie behandelt bezwaren en verzoeken van studenten over bijvoorbeeld specifieke
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
29/63
•
•
•
•
•
•
trajecten, dyslexieverklaring, bezwaren tegen uitslagen van geoormerkte toetsen of assessments. Fraudezaken worden behandeld op Instituutsniveau door de examencommissie. De opleiding voert systematisch evaluaties uit onder studenten (zie facet 5.1). Hierin staan ook vragen over toetsing. Na afloop van de assessments vindt een gerichte evaluatie plaats onder studenten en assessoren. De resultaten van die evaluatie worden in de beroepstaakteams besproken. Sterke punten blijven gehandhaafd, zwakke punten worden verbeterd en tijdens de volgende assessments ingevoerd. De opleiding onderscheidt drie soorten toetsen. De formatieve toetsen bestaan uit feedback die tijdens het onderwijs wordt gegeven. Geoormerkte toetsen vinden aan het eind van een onderwijseenheid plaats en dienen als bewijsmateriaal voor de summatieve toets, die aan het eind van ieder studiejaar afgenomen wordt. Voorbeelden van formatieve toetsen zijn toetsen als verslagen en handelingsdemonstraties. Aan formatieve toetsen zijn geen studiepunten verbonden. De geoormerkte toetsen meten van één beroepstaak de kennis, vaardigheden en houding die een student nodig heeft voor het uitvoeren van die beroepstaak. Er zijn diverse vormen van geoormerkte toetsing, zoals meerkeuzevragen kennistoetsen, open vragen kennistoetsen, casusbeschrijvingen, verslaglegging, performancetoetsen, presentaties van opgedane vaardigheden en kennis. De geoormerkte toetsen bij een beroepstaak dekken gezamenlijk de beoogde competenties af. Als de student alle geoormerkte toetsen heeft behaald, wordt tweederde deel van het totaal aantal studiepunten voor die beroepstaak toegekend. Deze worden definitief als de student ook in het assessment bewijst de voor Pedagogiek relevante competenties te beheersen. Binnen de assessments (summatieve toetsing),moet de student duidelijk maken dat deze “met afstand naar het eigen functioneren kan kijken en samenhang ziet tussen het beroep, de beroepstaken, de competenties en de eigen ontwikkeling”. De assessments worden gebaseerd op twee bronnen: een verantwoording, gebaseerd op de resultaten van de geoormerkte toetsen zoals vastgelegd in het digitale portfolio en een gesprek met twee assessoren, een docent en een afgevaardigde uit de praktijk. Daarin toont de student mondeling aan dat deze de competenties beheerst. De assessoren geven de student feedback op de onderdelen schriftelijke verantwoording, bijbehorende bewijzen en het gesprek. Op grond daarvan komen ze tot feedback per competentie en een beoordeling per beroepstaak. Het assessment kan één keer herkanst worden. Studenten worden over de toetsing geïnformeerd door middel van: de – in de ogen van het panel heldere – Studenthandleiding toetsing en beoordeling, de studiehandleidingen bij de onderwijseenheden, het servicecollege (voor alle eerstejaars) en de Nieuwsbrief van het toetsbureau. Het panel heeft een selectie van toetsen bekeken en heeft daar een positieve indruk van gekregen. Hoewel opdrachten en casussen overheersen, is er sprake van een afwisseling aan toetsvormen die passen bij de aangeboden leerstof. Het niveau van de toetsen past bij de fase waarin ze aangeboden worden, dat wil zeggen dat er sprake is van een opklimmende moeilijkheidsgraad. Het panel vindt het positief dat naast geïntegreerde kennistoetsing ook kennis afzonderlijk wordt getoetst door middel van meerkeuzetentamens of tentamens met open vragen. De criteria, i.c. de cesuur is consequent uitgewerkt en komt steeds terug in het portfolio, de toetsen en de
30/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
beoordelingsformulieren. Hoewel de cesuren soms wat ingewikkeld zijn omschreven, de opleiding onderkent dat, hebben de studenten er weinig moeite mee. Het panel heeft een groot aantal studiehandleidingen bekeken en stelt vast dat er goede informatie wordt gegeven over de wijze van toetsing. De portfolio’s kennen een vaste opbouw waarin toetsen en verantwoording een onderdeel zijn. In de verantwoording beschrijft de student wat deze aan bepaalde competenties gedaan heeft. De toetsen worden beschreven aan de hand van criteria (groot aantal), een toelichting op wat goed gaat en (soms uitgebreide) suggesties voor verbetering. Het portfolio geeft zo een goed beeld van de ontwikkeling van de student en feedback op wat deze nog te doen staat. Uit verschillende evaluatiegegevens (STO2008, Jaarlijkse vragenlijst) blijkt dat studenten tevreden zijn over de validiteit en de betrouwbaarheid van de toetsen. Met name propedeusestudenten zijn ontevreden over de onduidelijkheid rond de portfolio’s. Ook alumni laten blijkens de HBO-Monitor 2007 kritische geluiden horen, maar dat betreft wel het pré-Hofcurriculum. De opleiding heeft op grond van de kritiek inmiddels een aantal verbetermaatregelen doorgevoerd. Zo is de Studiehandleiding toetsing en beoordeling aangepast, is er een toetsbureau gekomen, is er een toetscoördinator aangesteld en worden vanaf periode 3 slb’ers centraal aangestuurd om studenten eenduidig voor te bereiden op de assessments. Ook wordt via een nieuwsbrief het wat/wanneer en hoe van de toetsing aangegeven. In het gesprek met de studenten heeft het panel geen kritiek op de toetsing vernomen. Het panel heeft een positief beeld van de toetsing gekregen. Wel valt het op dat er veel getoetst wordt en dat het systeem ingewikkeld overkomt. Het panel vindt het positief dat de opleiding dit onderkent en blijkens het gesprek met het management streeft naar een zekere mate van vereenvoudiging en grotere transparantie bijvoorbeeld door de cesuren eenvoudiger te formuleren. Dit neemt niet weg dat het panel de toetsing zoals die nu wordt uitgevoerd als goed beoordeelt.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het jaarlijkse personeels- en formatiebeleid is vastgelegd in het document Personeelsen formatiebeleid Pedagogiek 2007-2008. Daarnaast is de doelstelling om praktijkervaring en -kennis van de docenten te versterken vastgelegd in het Strategisch Personeelsbeleid ISS 2007-2012. Belangrijkste criteria bij het wervingsbeleid zijn het hebben van recente praktijkervaring of het in staat zijn deze te verwerven én het
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
31/63
•
•
•
•
opleidingsniveau van de kandidaat. In het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding is vastgelegd dat minimaal 33% van de reguliere docenten recente ervaring in het relevante werkveld heeft. Daarnaast moet minimaal 50% van de docenten geregeld in contact staan met het werkveld. Blijkens de Inventarisatie Personeel Pedagogiek, 2009) heeft 74% van de docenten relevante recente werkervaring. Dit wordt bevestigd door de cv’s die het panel heeft gezien. De opleiding wil dat het zittende personeel een sterke binding heeft met de uitvoering van het beroep. Dit wordt bereikt doordat een groot deel van de docenten optreedt als begeleider bij de stages. Iedere docent moet, indien gevraagd, deze taak op zich nemen. Bij de Resultaat & Ontwikkelgesprekken is blijkens het Format R&O-gesprekken de beroepspraktijkgerichtheid een vast bespreekpunt. In dat kader kunnen docenten ook docentenstages of -studies volgen. In 2007-2008 maakten zes docenten daar gebruik van. Daarnaast wordt de binding met het beroep ook op andere manieren gerealiseerd. Docenten doen kennis op over de beroepspraktijk door: - deel te nemen en bij te dragen aan de inhoud van landelijke congressen en symposia; - (mede)auteur te zijn van publicaties op het vakgebied; - detachering van docenten van de opleiding bij een pedagogische instelling of deel te nemen aan een Zorg Advies Team (ZAT); - lid te zijn van de beroepsvereniging en te participeren in regionale en landelijke netwerken en organisaties; - te werken met externe supervisoren en daarnaast eigen docenten op te leiden tot supervisoren; - deel te nemen aan kenniskringen rondom de lectoraten Locale dienstverlening vanuit klantperspectief, Professionalisering van agogische beroepen en vaktherapeuten en Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking; - deel te nemen aan regionale en landelijke commissies, organisaties en netwerken. Indien er op een specifiek gebied geen of onvoldoende (praktijk)deskundigheid bij het eigen personeel aanwezig is, maakt de opleiding gebruik van gastdocenten. Het gaat dan om pedagogen uit het werkveld die worden begeleid door eigen docenten. Studenten geven in het gesprek aan dat de meeste docenten ook in de praktijk hebben gewerkt en op basis van die ervaring praktijkvoorbeelden geven, discussies initiëren en een koppeling leggen tussen theorie en praktijk. Uit evaluatiegegevens (STO 2008) blijkt dat de studenten en alumni heel tevreden (84%) zijn over de beroeps- en praktijkgerichtheid van de docenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
32/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het eerdergenoemde Strategische Beleidsplan zijn de uitgangspunten geformuleerd voor de kwantitatieve personeelsformatie in 2012. De opleiding beschikte in februari over 52 fte verdeeld over 99 medewerkers. Tweeënzeventig daarvan behoren tot het docerend personeel. De opleiding streeft naar een maximale uitstroom van docenten per jaar van 5%. • De opleiding gaat uit van een docent-studentratio van 1:28 en realiseert die ook. De opleiding gaat uit van een taakbelastingsnorm waarbij 70% van de tijd wordt besteed aan onderwijsactiviteiten en 30% aan andere zaken als scholing en ontwikkelingswerkzaamheden. • Wat betreft de samenstelling van het docententeam streeft de opleiding onder meer naar een gemiddelde leeftijd van 44 jaar (gerealiseerd 43 jaar) en een verhouding vast-tijdelijk van respectievelijk 80% en 20%. Gerealiseerd wordt respectievelijk 77,5 en 22,5%. Voor het ziekteverzuim is de norm vastgesteld op 4,5% Tot en met 2006 was het ziekteverzuim te hoog, maar sinds 2007 ligt het onder die norm (in 2008 3,6%). Blijkens evaluatiegegevens wordt de werkdruk als hoog ervaren. Scores variëren tussen 2005 en 2008 tussen de 5,9 en de 6.2 (op een tienpuntsschaal). Inmiddels is er op dat punt volgens de docenten duidelijk verbetering opgetreden. Dat heeft onder andere mee te maken met het feit dat de onderwijsvernieuwing grotendeels achter de rug is, met het invoeren van de shifts wat spreiding van personele inzet veroorzaakte en met de vernieuwde organisatiestructuur waardoor duidelijker is geworden wie wat doet. Uit de HBO-Monitor 2007 blijkt dat alumni tevreden zijn over de bereikbaarheid van de docenten. Dat geldt blijkens het gesprek met het panel ook voor de studenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Van nieuwe docenten wordt verwacht dat zij beschikken over kennis en ervaring in het beroepenveld, over didactische bekwaamheden en over voldoende opleidingsniveau. • Er wordt naar gestreefd dat het opleidingniveau van de docent één niveau hoger ligt dan de rol waarin men doceert. Dat wil zeggen dat docenten minimaal moeten beschikken over een hbo-master. Dat geldt voor 80% van de docenten. Twee docenten zijn gepromoveerd. 52 van de 72 docenten zijn academisch geschoold. Het panel stelt op basis van achterliggende cv’s vast dat de docenten gekwalificeerd zijn om het onderwijs te verzorgen. • Nieuwe docenten worden begeleid door de coördinator van het betreffende beroepstaakteam. Heeft de nieuwe docent te weinig didactische ervaring, dan volgt deze een cursus didactische scholing van het Instituut.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
33/63
•
•
•
De monitoring van het functioneren van docenten gebeurt in de zogenoemde R&Ogesprekken die volgens de docenten jaarlijks worden gehouden. Daarvoor is er een vast protocol: het eerder genoemde Format R&O-gesprekken. Tot 2007 werden die gesprekken gehouden door de onderwijsmanager. Door de toename van het aantal medewerkers is deze taak overgenomen door de coördinatoren van de beroepstaakteams. Docenten zijn daar tevreden over, omdat deze coördinatoren directer het functioneren van de docenten kunnen waarnemen. De gesprekken met het ondersteunend personeel en de beoordelingsgesprekken blijven de verantwoordelijkheid van de directeur. In de R&O-gesprekken komt ook scholing aan de orde. Er wordt veel aan scholing gedaan. In 2006-2008 werden trainingen verzorgd op het gebied van begeleiding, coaching en assessments. In 2007-2008 ging het, ook blijkens het gesprek met de docenten, om Supervisiekunde, Interculturele communicatie, de vervolgcursus Korte Oplossingsgerichte Omgang met Agressie en assessorentraining (ook voor buitenassessoren). In het scholingsprogramma 2008-2009 is gekozen voor voortzetting van supervisiekunde, didactiek, SLB, assessorentraining en werkveldoriëntatie. Uit het overzicht van de cv’s blijkt dat 68% van de docenten recente externe scholing heeft gehad. Studenten zijn blijkens meerdere evaluaties heel tevreden over de deskundigheid van de docenten. In het Studententevredenheidsonderzoek 2008 noemt 88% van de studenten de docenten deskundig en beoordeelt 79% van de studenten de docenten als didactisch goed. In de jaarevaluaties scoort de tevredenheid over de docenten een 3,5 op een vijfpuntsschaal. In het Medewerkerstevredenheidsonderzoek geven 22 van de 31 docenten (rond de 70%) aan tevreden te zijn over de geboden deskundigheidsbevordering
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut ISS, onderdeel van de faculteit GGM, is sinds 2004 ondergebracht in de nieuwe huisvesting op de campus van de HAN in Nijmegen. De opleiding Pedagogiek is daar in januari 2007 ingetrokken. • De onderwijsruimten en -voorzieningen zijn voor een groot deel in gemeenschappelijk gebruik. Iedere opleiding heeft echter ook een herkenbare locatie (vleugel, gang) in het gebouw, waar opleidingsmanagement en staflokalen zijn te vinden. Daarnaast zijn er ook dramalokalen en spelruimtes beschikbaar. In de meeste leslokalen zijn standaard een
34/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
• •
•
• • •
•
beamer en computervoorziening aanwezig. In projectruimten zijn computeraansluitpunten beschikbaar. Op veel plekken in de gangen zijn specifieke overlegruimten en spreekkamers aanwezig voor gebruik door studenten en docenten. Voor specifieke gelegenheden zijn er een aantal grotere ruimten, bijvoorbeeld de aula. Centraal in het gebouw is er het studiecentrum. Dit herbergt een goed geoutilleerde mediatheek en veel computerfaciliteiten voor studenten. Ook zijn er groepsruimten voor handen. De mediatheek heeft een ruime collectie boeken en tijdschriften, ook voor de pedagogiek. Er zijn diverse online catalogi beschikbaar. Studenten kunnen ook gebruik maken van de nabijgelegen bibliotheek van de Radboud Universiteit. Voor het oefenen van beroepsvaardigheden kunnen studenten gebruik maken van de skillsvoorzieningen, zoals ruimtes met one-way screens voor gespreksvaardigheden. Er zijn voldoende en goede moderne informatievoorzieningen. Voor informatievoorziening aan studenten over roosterwijzigingen of lesuitval zijn op centrale punten digitale informatieborden geplaatst. Daarnaast is er het intranet, dat op allerlei plaatsen in het gebouw kan worden geraadpleegd voor o.a. roosters en individuele studieresultaten. Het voorziet ook in een web e-mail voor medewerkers en studenten. Verder wordt er gewerkt met Scholar, een elektronische leeromgeving, voor het onderwijs en voor de communicatie met onderwijswerkgroepen. Naast het studiecentrum zijn er nog meerdere plaatsen met computerfaciliteiten beschikbaar. Binnen het gebouw is een wireless netwerk waardoor studenten met een laptop niet afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van de desktopcomputers met hun piektijden qua bezetting. In de centrale hal is een boekhandel aanwezig waar studenten hun studieboeken/materialen kunnen bestellen. De werkplekken van de medewerkers zijn per opleiding geclusterd. Per bureau/werkplek is er een PC. Het panel heeft tijdens de rondleiding de materiële voorzieningen bekeken en er een positief beeld van gekregen. Dat geldt zowel voor de onderwijsruimtes als voor de ondersteunende ruimtes als de mediatheek en de ict-voorzieningen. Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten (STO 2008) tevreden zijn over de onderwijsruimtes en de kantine- en de mediatheekvoorzieningen (3,6). Minder tevreden zijn zij over de computervoorzieningen en de ‘werkruimtes voor zelfredzaamheid’. Het panel heeft van de studenten met wie zij heeft gesproken geen kritiek op deze punten vernomen. Dit heeft er mee te maken dat velen met hun eigen laptop werken, gecommuniceerd is wanneer er pieken en dalen zijn in de bezettingsgraad en er zogenoemde subgroepcabines zijn geplaatst, een in de ogen van het panel creatieve oplossing. Verdere verbetering is te verwachten als de economieopleidingen verhuizen naar een nieuw gebouw dat nu in aanbouw is. Daarmee zou de opleiding de gelegenheid krijgen de onderwijsruimten en de werkruimten van docenten weer bij elkaar te brengen.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
35/63
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het beleid rond SLB is op HAN-niveau beschreven in Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein en uitgewerkt voor het ISS in het Opleidingsstatuut ISS. De taken en verantwoordelijkheden van de slb-coördinator, de studieloopbaanbegeleider, de slbadviseurs zijn vastgelegd in het document Uitvoeringsorganisatie en besturingsstructuur Pedagogiek, 2008. • De SLB is erop gericht de student bij zijn leerproces te ondersteunen (toenemende zelfsturing) en studievertraging- en uitval tegen te gaan. De rol van de slb-begeleider (slb’r) is daarbij belangrijk. • Studenten krijgen in het eerste jaar voor het gehele jaar een vaste studieloopbaanbegeleider. Vanaf het tweede jaar is er een vaste studieloopbaanbegeleider tot het eind van de opleiding. De studieloopbaanbegeleider legt met de student een leerroute (studiecontract) vast. Loopt een student studievertraging op, dan is de studieloopbaanbegeleider degene die met de student de eventuele consequenties op een rij zet en samen met de student kijkt hoe zo goed mogelijk de studie voortgezet kan worden. Wil een student de studie sneller doorlopen dan gaat hij met de studieloopbaanbegeleider een gezamenlijk plan maken dat goedgekeurd moet worden door de examencommissie (zie 2.5). • Halverwege de propedeuse krijgt de voltijdstudent een voorlopig studieadvies op basis van zijn studiepunten. Studenten kunnen naar aanleiding van hun resultaten en op advies van de studieloopbaanbegeleider extra lessen studievaardigheden en reflectievaardigheden volgen. • De begeleiding vindt zowel in groepen als individueel plaats. Naast deze eerste lijnsbegeleiding is er ook een tweede lijn (de studieadviseur) en een derde lijn (de decaan). • Als er sprake is van een specifieke(re) problematiek kan de studieloopbaanbegeleider ondersteuning vragen bij de studieadviseurs. Zij zijn gespecialiseerde studieloopbaanbegeleiders op een of meer expertisegebieden. Zij onderhouden contacten met decanen en vormen samen een team waarin zij inhoudelijke expertise verdelen. Zij maken ook deel uit van een netwerk op faculteitsniveau. • Het decanaat is op hogeschoolniveau georganiseerd. Voor de campus in Nijmegen zijn twee decanen beschikbaar. De belangrijkste taak van het decanaat is het vormen van een expertisecentrum waar de studieadviseurs een beroep op kunnen doen. Via de studieadviseur en vervolgens decaan kunnen studenten indien nodig worden doorverwezen naar een studentenpsycholoog. Sinds 2008 is er een coördinator studieloopbaanbegeleiding. Zij is verantwoordelijk voor de aansturing van de
36/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
studieloopbaanbegeleiders, de inhoud van het studieloopbaanbegeleidingsprogramma, professionalisering van studieloopbaanbegeleiders en de afstemming met de andere beroepstaakcoördinatoren. Wat betreft de informatievoorziening beschikken alle studenten over postvakken, zowel fysiek in het gebouw als in digitale vorm. Studenten hebben een eigen HANemailaccount dat ook wordt gebruikt om studenten te informeren over ad hoc situaties als zieke docenten. Vier keer per jaar ontvangen studenten hier een digitale nieuwsbrief Daarnaast is er het digitale informatiesysteem (Insite). Daarop vindt de student praktische organisatorische informatie over het onderwijs, zoals het rooster, het toetskader en de toetsmomenten. Ook studiegidsen, boekenlijsten en andere informatie over de organisatie zijn hier te vinden. In het digitale systeem Scholar vindt de student informatie over de inhoud van de verschillende onderwijseenheden. Het gaat dan niet alleen om de studenthandleidingen, maar ook om ondersteunend materiaal bij het onderwijs (bijvoorbeeld powerpointpresentaties, diverse artikelen, casuïstiek). De opleiding werkt aan verdere ontwikkeling van Scholar tot een e-learn-omgeving. Dat zou dan eerst gelden voor de deeltijdopleiding en later ook voor de voltijdopleiding Via HAN-SIS kunnen studenten hun geregistreerde studiepunten bekijken. Er zijn diverse informatiepunten voor specifieke zaken zoals het studiecentrum en het international office. Blijkens STO-2007-2008 zijn de studenten tevreden over de informatie over de inhoud van de opleiding, de regels en procedures en over de studievoortgang, maar minder over tijdige informatie over de roostering. Uit evaluatiegegevens (STO 2005 tot en met 2007) blijkt een afnemende tevredenheid waar het gaat om begeleiding bij voortgangsproblemen (uitmondend in 58% tevredenheid in 2007) en om studieloopbaanbegeleiding (uitmondend 57% tevredenheid in 2007). Wel zijn studenten tevreden over de begeleiding bij het ontwikkelen van hun beroepscompetenties. De opleiding heeft een aantal verbetermaatregelen getroffen zoals studiehandleidingen per studiejaar en variant, betere afstemming tussen slb’ers en de aanstelling van de coördinator studiebegeleiding. In het gesprek met de studenten en alumni heeft het panel nogal wat kritiek op de begeleiding vernomen. Dat gold enerzijds de studieloopbaanbegeleiding, maar ook de stagebegeleiding in vooral de eerste twee jaar. Overigens bleek dat laatste in te sterke mate docentafhankelijk te zijn. Inmiddels zijn er verbeteringen doorgevoerd; meer praktijklessen, bezoek op de stageplaats, telefonisch contact. Eerstejaars studenten waren dan ook tevredener als het gaat om de stagebegeleiding. Wat betreft de studieloopbaanbegeleiding onderkent het management de problematiek. Enerzijds dient de samenhang in de slb en de overgang van het ene naar het ander jaar verbeterd te worden, anderzijds moet de slb’er meer zichtbaar zijn voor de studenten. Het is daarom de bedoeling dat de slb meer wordt gericht op begeleiding en coaching en minder op het overdragen van informatie. Daarom wordt de functie van slb’er en praktijkbegeleider samengevoegd. Gezien de genoemde kritiek van de studenten en het feit dat het systeem van studieloopbaanbegeleiding verdere ontwikkeling behoeft, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
37/63
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgbeleid van de opleiding is in eerste instantie gebaseerd op het kwaliteitsbeleid van het Instituut Sociale Studies (Kwaliteitszorgplan Instituut Sociale Studies). Dat instituutsbeleid is weer gebaseerd op het hogeschoolbeleid en dat is vastgelegd in het document HAN kwaliteitszorg: kaders en instrumenten (update mei 2007). In dit document worden uitgangspunten, taken en verantwoordelijkheden beschreven. Het EFQM-model wordt als diagnose-instrument gebruikt. Om tot concrete verbetering te komen, gaat men uit van de PDCA-cyclus. De opleiding heeft de uitgangspunten van het Instituut vertaald in een opleidingsspecifiek jaarlijks kwaliteitszorgplan (Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek 2008-2009). In dit heldere en volledige document worden onder meer beschreven: doel en opzet van kwaliteitszorg, verantwoordelijkheden, welke instrumenten er worden ingezet, de gehanteerde streefnormen, hoe er jaarlijks gerapporteerd wordt. • Voor de jaarlijkse cyclus hanteert de opleiding de volgende instrumenten: - evaluaties van onderwijseenheden (digitaal) - mondelinge evaluaties van onderwijseenheden door studenten en docenten - evaluaties over de organisatie van de stages - de instroommonitor - Exit interviews - HAN Studenttevredenheidsonderzoek (STO) - HAN Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) - alumni- en werkgeversonderzoek - de HBO-Monitor. • In het kwaliteitszorgplan staat een tabel met de frequentie waarin evaluaties plaatsvinden. Ook staat de relatie beschreven tussen de evaluaties en onderwerpen, criteria en facetten van het NVAO-kader. In het Jaarverslag kwaliteitszorg laat de opleiding zien of de beoogde planning ook gerealiseerd wordt. Het panel stelt vast dat alle relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide meetinstrumenten worden gebruikt. • Wat de accreditatiecyclus betreft, vindt er elk half jaar een NVAO-quick scan plaats. Om de interne audit voor te bereiden die plaatsvindt als er een accreditatie gaat komen, wordt er een NVAO diepte-scan gebruikt. • Voor de eerste beoordeling van de uitkomst van evaluaties die worden gemeten op een vijfpuntsschaal geldt een streefnorm van een score van 3,0. Voor de hogeschoolbrede
38/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
onderzoeken geldt een streefnorm van 70% tevredenheid. In het kwaliteitszorgplan wordt per evaluatievorm de streefnorm beschreven. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat de respons bij schriftelijke en digitale evaluaties beperkt is als gevolg van enquêtemoeheid. Desgevraagd geeft het management aan dat er in de periode van onderwijsvernieuwing veel en intensief is geëvalueerd. Nu alles degelijk geëvalueerd is, kan er wat meer afstand genomen worden en kan er minder en minder uitvoerig geëvalueerd worden. De opleiding wil daarom selectiever omgaan met het uitzetten van enquêtes. Het panel vindt dat een goede en logische ontwikkeling.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Wat betreft de evaluatie van de onderwijseenheden worden de gegevens van studenten en docenten samengevoegd en geanalyseerd door de kwaliteitscoördinator die ook verantwoordelijk is voor de verspreiding en de digitale archivering van de evaluaties. De resultaten van de jaarlijkse evaluaties worden besproken in het managementteam. Dit kan leiden to verbetermaatregelen die door het betreffende beroepstaakteam worden uitgevoerd. Hierbij speelt het Format terugrapportage een belangrijke rol. Daarin worden de streefscores naast de gerealiseerde scores gelegd en de eventueel noodzakelijke verbeteractie beschreven. Resultaten worden teruggekoppeld naar het overleg van de curriculumcommissie. De kwaliteitscoördinator stelt vervolgens het jaarverslag op waarin een samenvatting wordt gegeven van de belangrijkste acties die naar aanleiding van de evaluaties zijn genomen. • De controle op de implementatie van specifieke verbeteracties ligt in het jaarlijkse kwaliteitszorgplan waarin de resultaten van de verbeteracties van het voorgaande jaar worden opgenomen. • Zowel in het zelfevaluatierapport als in dit eindrapport is op meerdere plaatsen beschreven hoe de opleiding verbeteracties formuleert en uitvoert als gevolg van evaluatieresultaten. Bijvoorbeeld: verduidelijking van de samenhang (2.3), het invoeren van shifts om de studielast te spreiden (2.4), het invoeren van een introductieprogramma in de voltijdopleiding naar aanleiding van ervaringen in de deeltijdopleiding (2.5), het aanpassen van de Studiehandleiding toetsen en beoordelen en het publiceren van een Nieuwsbrief (2.8), het aanpassen van de studieloopbaanbegeleiding (4.2). Ook is er een verbeterplan voor het verbeteren van de wijze van evalueren (Evalueren van de evaluaties mei 2009; zie 5.1). • In het zelfevaluatierapport wordt uitgebreid beschreven welke acties de opleiding heeft ondernomen naar aanleiding van de laatste visitatie in 2004. Zo zijn bijvoorbeeld de beoogde competenties nader vormgegeven, is het curriculum ingrijpend veranderd en
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
39/63
aangepast aan de HAN-criteria voor competentiegericht onderwijs, is in het kader daarvan ook de toetsing verbeterd en helder beschreven in student- en docenthandleidingen en is het systeem van kwaliteitszorg vanaf 2003 geheel nieuw vormgegeven en aangepast aan de HAN-kaders.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door middel van de schriftelijke en periodieke mondelinge evaluatiegesprekken. Daarnaast is er het klassenvertegenwoordigersoverleg waarin onder leiding van de jaarcoördinator de uitvoering van het onderwijs van de afgelopen periode wordt besproken. Tenslotte zijn studenten vertegenwoordigd in de opleidingscommissie die naast haar wettelijke taak als doel heeft te reflecteren op het systeem van kwaliteitszorg en dat ook doet blijkens de Notulen 2008 en het Jaarverslag 2007-2008. Desondanks had het panel het idee dat de opleidingscommissie niet erg leeft, in elk geval niet bij de studenten met wie het panel gesproken heeft. Studenten worden per mei 2008 blijkens het zelfevaluatierapport via Insite en de Nieuwsbrief onder meer geïnformeerd over evaluatieresultaten en verbeteracties. Uit het gesprek met de studenten is echter gebleken dat de communicatie over evaluatieresultaten en uitgevoerde verbeteracties te wensen overlaat. Ouderejaarsstudenten gaven aan dat ze nu pas hoorden wat er zoal aan de opleiding verbeterd was. Ook uit STO 2008 blijkt dat er op dit punt slecht wordt gescoord. Deeltijdstudenten gaven aan graag ook een klassenvertegenwoordigersoverleg te willen hebben. Het panel is van oordeel dat verbetering in de communicatie noodzakelijk is, omdat er zijns inziens ook een verklaring ligt voor de in 5.1 genoemde evaluatiemoeheid. • Van de opleidingscommissie zijn ook enkele docenten lid. Docenten worden verder betrokken bij de kwaliteitszorg via het jaarlijks medewerkerstevredenheidsonderzoek. Ook zijn ze betrokken bij verbeteracties als gevolg van evaluaties en zijn ze onderwerp van evaluaties waar het de beoordeling door studenten betreft. • Het werkveld is betrokken bij de kwaliteitszorg via de beroepenveldcommissie. De opleiding kent samen met de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening een beroepenveldcommissie. Deze bestaat uit 10 leden uit het werkveld en vergadert eens per drie maanden. De commissie informeert blijkens de notulen over de nieuwste ontwikkelingen (bijvoorbeeld de beroepenstructuur, lectoraten, jeugdrecht) en wordt door de opleidingen geïnformeerd over hun ontwikkelingen (werken met beroepstaken bijvoorbeeld). De beroepenveldcommissie adviseert over veranderingen in het curriculum die de opleiding door wil voeren in de vormgeving van het curriculum (invoeren supervisie¸ ‘assessmengebeuren’, praktijkleren in de opleiding). De commissie heeft tevens een validerende functie: zo is het landelijke profiel er besproken en goedgekeurd.
40/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
In het Opleidingsstatuut staan doelen en werkwijze van de beroepenveldcommissie vermeld. Verder vinden structureel evaluaties plaats onder werkveldvertegenwoordigers over de stages en de afstudeerprojecten. Het werkveld wordt eens per twee jaar bevraagd naar de aansluiting van de opleiding op het beroep. Dit gebeurt door de opleiding zelf in de vorm van het Werkgeversonderzoek Pedagogiek, 2008. Twee maal per jaar vindt er een praktijkbegeleidersoverleg plaats. Begeleiders van studenten op de werkplek komen bijeen om het praktijkgerelateerde deel van het onderwijs te becommentariëren en te verbeteren. Met deze begeleiders is de in 20072008 aangepaste structuur van het praktijkleren besproken. Twee keer per jaar vindt een alumnibijeenkomst plaats. Dan wordt gevraagd naar de aansluiting van het programma op het werk. Ook worden alumni op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen binnen de opleiding. Alumni worden om de twee jaar bevraagd over de noodzaak en mate van beheersing van kwalificaties (Alumnionderzoek 2007 en 2008). Jaarlijks wordt het HBO-monitor-onderzoek afgenomen onder alumni van de opleidingen (HBO-Monitor, 2007). Ook alumni geven aan dat zij niets terughoren over evaluatieresultaten. Gezien de kritische opmerkingen van het panel ten aanzien van de communicatie van evaluatieresultaten en verbeteractiviteiten komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Er zijn twee onderwijsvormen waarbinnen het eindniveau gerealiseerd wordt: het competentiegerichte onderwijs (HOF) en het pré-HOF onderwijs. De afstudeerfase van het HOF-onderwijs bestaat uit vier onderdelen, die in hun totaliteit worden getoetst in een (eind)assessment. De criteria waaraan de student moet voldoen, staan beschreven in de Studiegids Pedagogiek, Voltijd, 2008-2009. De vier onderdelen zijn: praktijkleren (hoofdstage in een pedagogische organisatie), supervisie, afstudeerproject en minor. Het afstuderen begint feitelijk al in het derde jaar De student maakt ten behoeve van het uitvoeren van de beroepstaken een persoonlijk leerplan (PLP). Daarin dienen de competenties 1/9 aan bod te komen. Naast de beoordeling van de beroepstaken worden ook algemene hbo-competenties beoordeeld. Een voldoende daarvoor is voorwaardelijk voor deelname aan het assessment van niveau 3. Tijdens de hoofdstage zijn er drie
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
41/63
•
•
•
gesprekken met de student, de praktijkbegeleider van de pedagogische organisatie en de praktijkdocent van de opleiding. Bij het laatste (evaluatieve) gesprek wordt de beoordeling uitgesproken of de student voldoet aan de negen pedagogiekcompetenties tijdens de uitvoering van de beroepsopdrachten en wat betreft haar of zijn gehele professionele houding. In het Feedbackformulier praktijk geeft de praktijkorganisatie haar oordeel over de student over de professionele houding. Het afsluitende assessment, wordt afgenomen op de opleiding door onafhankelijke assessoren vanuit de opleiding én vanuit het beroepsveld. In het laatste studiejaar voert de student zelfstandig, individueel of in een groepje een afstudeerproject uit in de beroepstaak Onderzoek en Innovatie. Het onderwerp van het afstudeerproject is een vraag- of probleemstelling uit het pedagogische werkveld. Het resultaat van het afstudeerproject is een goed onderbouwd product dat voldoet aan de wensen van de opdrachtgever. Met het product levert de student een bijdrage aan de ontwikkeling van het pedagogische beroep. In het HOF-onderwijs is de cesuur voor het afstudeerproject neergelegd in de bijbehorende handleiding. Het afstudeerproject omvat een bronnenonderzoek en een veldonderzoek (Studenthandleiding Beroepstaak Onderzoek en Innovatie, 2008). De uiteindelijke toetsing van het afstudeerproject (het eindniveau) vindt plaats in de presentatie van het afstudeerproject. Dat vindt plaats bij de opdrachtgever. Deze opdrachtgever en een docent van de opleiding komen gezamenlijk tot een beoordeling van de student. Elke student wordt individueel beoordeeld op grond van een eigen verantwoording die deze heeft geschreven over de wijze waarop het uiteindelijke product tot stand is gekomen en over de ontwikkeling van het eigen leerproces tijdens het afstudeerproject. De toetscriteria zijn vastgelegd in zes beslisdocumenten gebaseerd op zes fasen in het afstudeertraject. De beslisdocumenten en beoordelingscriteria zijn te vinden in de Studenthandleiding Beroepstaak Onderzoek en Innovatie, 2008. Door bij enkele beoordelingsdocumenten het oordeel van een tweede docentlezer te eisen, borgt de opleiding de objectiviteit van de beoordeling. Het afstudeerproject wordt uiteindelijk beoordeeld met behulp van het formulier Integrale beoordeling Onderzoek en innovatie. Voor het pré-HOF-onderwijs geldt een andere procedure. In studiejaar 2008-2009 bevinden zich in de afstudeerfase van de voltijdopleiding nog zes onderwijsgroepen die het laatste jaar van het pré-HOF-onderwijs volgen. Zij studeren af in de vorm van de eindstage (Stagewerkboek 3e en 4e jaar oude stijl, 2008-2009) en van het afstudeerwerkstuk in het vierde jaar (Studiegids HBO Voltijd Pedagogiek, 2008-2009). Naast deze twee grote onderdelen realiseert de student de eindkwalificaties door deel te nemen aan intervisie en kennistoetsen en opdrachten in het vierdejaars onderwijs. Alle onderdelen moeten met een voldoende worden afgesloten. Bij een voldoende beoordeling van alle onderdelen heeft de student bewezen het eindniveau behaald te hebben. Doel van het afstudeerproject is dat de student over competenties beschikt in de drie segmenten (zie Stagewerkboek 3e en 4e jaar oude stijl, 2008-2009). De competenties die nodig zijn om het afstudeerproject uit te voeren, komen voornamelijk voort uit segment 2. Bovendien is in het afstudeerproject een verband gelegd met de Dublin descriptoren. Het afstudeerproject wordt individueel uitgevoerd door studenten. Het werkveld is betrokken bij de bewaking van het eindniveau van het afstudeerproject, omdat de praktijkorganisatie waar de vierdejaarsstage wordt gelopen, opdrachtgever is
42/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
voor het afstudeerproject. Als opdrachtgever is de organisatie tevens medebeoordelaar van het project. Het panel heeft tien afstudeerwerken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Daarnaast heeft ze nog een aantal werken ter plekke bekeken. Ook had het panel de beschikking over een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken met beoordeling. Het gaat daarbij om werkstukken van studenten uit het pré-HOF-programma. Het panel heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, relevantie voor het werkveld en voldoende hbo-niveau. De werkstukken scoren, naar de mening van het panel, op één na allemaal voldoende, sommige zelfs goed tot zeer goed. Er is in alle gevallen sprake van actuele onderwerpen op een breed terrein van de pedagogiek. De projecten monden steeds uit in concrete producten voor de praktijk; bijvoorbeeld een protocol, adviezen, een lessenreeks, een stappenplan. De probleemstellingen zijn dan ook relevant voor het werkveld. De vraagstellingen hebben voldoende niveau, maar zouden in een aantal gevallen wel helderder en concreter uitgewerkt kunnen worden. De opzet en structuur van het onderzoek zijn duidelijk. Er wordt een mix aan onderzoeksmethodes ingezet zoals literatuuronderzoek, (participerende) observatie, interviews, vragenlijsten. De verantwoording van de gebruikte methode is in een aantal gevallen echter in beperkte mate aanwezig. De conclusies zijn overwegend voldoende onderbouwd en de vraagstelling wordt beantwoord. De gebruikte literatuur wisselt van beperkt maar wel relevant en actueel, tot zeer goed. Het panel vond het taalgebruik in meerdere gevallen matig. De werkstukken geven er blijk van dat de studenten zicht hebben op de competenties die ze moeten verwerven. Het panel komt tot de conclusie dat de afstudeerwerken op één na, getuigen van een voldoende hbo-bachelorniveau. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kwam in een aantal gevallen tot andere beoordelingen; soms hoger, soms lager. Daarnaast constateert het panel dat er geen eenduidigheid is in de beoordeling. Zo worden er verschillende beoordelingsformulieren gebruikt. Dat bleek bij navraag een verschil te zijn tussen voltijd en deeltijd, maar het panel ziet niet goed in waarom het format van de beoordeling zou moeten verschillen. Ook de manier van omgaan met de formulieren blijkt te verschillen. Desgevraagd wordt door docenten opgemerkt dat dit te maken heeft met eigen accenten die de docent inbrengt. Dat probleem wordt in het HOF-programma ondervangen, doordat er nu heldere inhoudelijke en formele richtlijnen zijn zoals vastgelegd in de handleiding Onderzoek & Innovatie en er door het hele proces heen sprake is van een beoordeling door meerdere personen waardoor de objectiviteit in de beoordeling groter wordt. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel heeft gesproken waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat opleiding en werk goed aansluiten, wat bevestigd wordt door resultaten van de HBO-Monitor 2007 (zie hieronder). Alumni voelen zich startbekwaam, omdat ze op het brede terrein van de pedagogiek opgeleid zijn en een degelijke en actuele kennisbasis hebben meegekregen. Daarnaast hebben ze door het grote aandeel praktijkleren in de opleiding veel praktische vaardigheden opgedaan. Werkgevers vinden de afgestudeerden eveneens goed opgeleid en startbekwaam. Ze zijn theoretisch heel goed onderlegd. Ze kunnen goed diagnosticeren met name waar het gaat om het onderkennen van
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
43/63
•
•
ontwikkelingsstoornissen. Ze zijn in staat planmatig te werken en ook het organisatorische vermogen is sterk ontwikkeld mede als gevolg van het vele werken in de praktijk. Ook hier wordt gewezen op de brede basis die ze hebben meegekregen. Werkgevers merken op dat studenten wat minder sterk zijn als het gaat om reflectie op het persoonlijk functioneren. Alumni merken echter op dat ze juist veel aan zelfreflectie hebben gedaan. Werkgevers merken ook op dat de rapportagevaardigheden beter zouden kunnen. Daar heeft het panel ook een opmerking over gemaakt. De opleiding gaat op verschillende manieren na of de eindkwalificaties van de afgestudeerde van de opleiding Pedagogiek in Nijmegen voldoende aansluiten bij de eisen die het werkveld stelt. Dit gebeurt door onderzoek te verrichten onder alumni en werkveldvertegenwoordigers en door de beroepenveldcommissie hierover met regelmaat te raadplegen (Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek 2008-2009). In 2007 en 2008 zijn er onderzoeken gehouden onder afgestudeerden van voltijd- en deeltijdopleiding (Alumnionderzoek Pedagogiek voltijd, 2007 en Alumnionderzoek Pedagogiek deeltijd, 2008). Daarin wordt een beeld gegeven van de werkvelden waar afgestudeerden van de opleiding terecht gekomen zijn zoals bijvoorbeeld: jeugdhulpverlening, onderwijs, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, kinderopvang et cetera. De meeste respondenten hebben een functie op HBO-niveau binnen het pedagogische werkveld. Ook bleek dat de taken en vaardigheden die afgestudeerden in het werk uitvoeren, overeenkomen met de geleerde taken en vaardigheden. In augustus 2008 hield de opleiding een enquête onder werkveldvertegenwoordigers, die een (minstens één) oud-student pedagogiek in dienst hebben (HBO-spiegel, rapport werkgeversonderzoek, 2008). Daaruit bleek dat de afgestudeerden in voldoende mate beschikken over alle gevraagde competenties, behalve de competentie ‘basale managementtaken uitvoeren’ (2,9 op een vijfpuntsschaal). De werkveldvertegenwoordigers gaven echter ook aan deze competentie bij pasafgestudeerden het minst belangrijk te vinden. De HBO-Monitor 2007 kwam tot de volgende resultaten voor de opleiding: op een vijfpuntsschaal geven oudstudenten een 3,5 voor de opleiding als basis om te starten op de arbeidsmarkt (landelijk: 3,4). De opleiding als basis om competenties verder te ontwikkelen scoort een 3,9 (landelijk: 3,8) en de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk een 7,0 (landelijk: 6,7) op een tienpuntsschaal. Volgens 81% is er voldoende/goed aansluiting van de opleiding op het werk (landelijk: 83%). Geen van de respondenten is werkloos en de carrièremogelijkheden worden beoordeeld met een 3,1 (landelijk 3,2, op een vijfpuntsschaal). Gezien de kritische opmerkingen over de afstudeerwerken, de opmerkingen over de beoordeling en de kanttekeningen vanuit het werkveld komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende
44/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Facet 6.2
Onderwijsrendement
vt: goed; dt:voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de volgende streefnormen: Propedeuserendement na 2 jaar 60% Hoofdfaserendement na 5 jaar: 2005 65%, 2006 67%, 2007 68%, vanaf 2008 70% Afstudeerrendement na 5 jaar: vanaf 2008 55% Gemiddelde studieduur afgestudeerden: 52 maanden Gemiddelde studieduur uitvallers: minder dan 20 maanden. • Het propedeuserendement van de voltijd ligt in alle jaren en in beide varianten (eerste keer HBO en alle propedeusestudenten) ruim boven de in de managementafspraken en het kwaliteitszorgplan geformuleerde norm van 60%. Wel is er een de daling van het rendementspercentage in cohortjaar 2005 (het eerste HOF-jaar). Het deeltijdpropedeuserendement is, ook blijkens de eigen analyse van de opleiding, bij de studenten die voor de eerste keer HBO-onderwijs volgen de laatste jaren naar een aanvaardbaar niveau gebracht. Het rendement bij alle propedeusestudenten is pas vanaf 2005 aanvaardbaar. • Het hoofdfaserendement na 5 jaar van voltijd en deeltijd (gemiddeld rond de 90%) ligt ruim boven de geformuleerde norm. De streefnorm voor het afstudeerrendement is gesteld op 55%, wat het panel niet erg ambitieus vindt De rendementen voor de voltijdopleiding liggen rond of boven deze norm. Voor de deeltijdstudenten wordt deze echter niet gehaald. Er ligt hier volgens de opleiding een duidelijk verband met de uitval; het gaat dus niet om uitstel van afstuderen. Het rendement van het afstuderen na 8 jaar ligt blijkens het zelfevaluatierapport met 78,9% (voor de voltijd op 84%) boven de score van de andere pedagogiekopleidingen in Nederland. • De gemiddelde studieduur van de afgestudeerden ligt ruim onder de norm (maximaal 52 maanden). Voor de cijfers voor de voltijd geldt dat de studieduur van de afgestudeerden aan de opleiding vanaf 2002 stabiel rond de 46 maanden schommelt (landelijke cijfers). Dit is tevens het gemiddelde van alle opleidingen in het land. • De gemiddelde studieduur van de uitvallers is de laatste jaren gedaald. Sinds de invoering van de eis dat de propedeuse na het tweede studiejaar behaald moet zijn, zijn de cijfers positief voor de voltijd. Voor de deeltijd is dat beeld wisselender. Gezien het feit dat voor de deeltijdopleiding niet alle nagestreefde rendementen gehaald worden, komt het panel voor deze variant tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
45/63
46/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
47/63
Bijlage 1:
48/63
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
49/63
50/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
51/63
52/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Opleiding Pedagogiek, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
X
Panellid student: Mevrouw S.B. Velsen
Panellid: Mevrouw drs. M. Witmaar
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid: de heer dr. J. Vedder
Deskundigheid cf. VBI’s
X
X
X
X
Aanvullingen op de deskundigheden van de panelleden:
De heer dr. J. Vedder De heer Vedder is ingezet als panellid vanwege zijn ervaringen als coördinerend inspecteur en opleidingsinspecteur hoger onderwijs en zijn domeindeskundigheid op het gebied van lerarenopleidingen VO en PO. Daarnaast heeft hij een grote deskundigheid op het gebied van onderwijsvernieuwing en onderwijskwaliteit. De heer Vedder heeft vanuit zijn werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Deze deskundigheid heeft hij onder andere verkregen door het meewerken aan meta-evaluaties, evaluaties van de bestuurlijke hantering (EBH) en enkele visitaties (doorlichtingen) in Nederland en Vlaanderen. Ook was hij tweemaal voorzitter van de visitatiecommissie rond scholing van ambulancepersoneel. Voor deze visitatie is de heer Vedder aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
53/63
Opleiding: 1961 1966 1969 1984
HBS-B diploma Kandidaatsexamen Wiskunde, Natuurkunde en Sterrenkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam Doctoraalexamen Wiskunde (met Informatica) met als bijvakken Logica en Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam Promotie aan de Rijksuniversiteit Utrecht tot doctor in de Sociale Wetenschappen
Werkervaring: 1967 – 1973 Docent en staflid aan de Gemeentelijke School voor Havo te Amsterdam 1969 – 1980 Wiskundedocent in deeltijd aan een HBO-opleiding voor laboratorium-personeel Biochemie te Amsterdam 1973 – 1976 Lerarenopleider aan de Vrije Leergangen / Vrije Universiteit te Amsterdam (later: Hogeschool Holland te Diemen) 1976 – 1989 Universitair Hoofddocent ‘Opleidings- en nascholingsdidactiek’ aan de Universiteit Utrecht 1989 – 1997 Inspecteur en vanaf 1994 Coördinerend Inspecteur Hoger Onderwijs in Zwolle 1997 – 2004 Werkzaam bij de Hogeschool Drenthe in Emmen, als plaatsvervangend voorzitter College van Bestuur. 2004 – heden Eigen BV op het gebied van Onderwijsvernieuwing & Onderwijskwaliteit o.a. Ambassadeur van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) Overige: - Bestuurscommissie (lid en vice-voorzitter) Open Schoolgemeenschpa Bijlmere (OSB; experiment middenschool; 1974 – 1989) - Voorzitter Vereniging van LerarenOpleiders Nederland (VELON): 1988 – 1989 - Lid geweest van de commissie Kunst op School van de provincie Overijssel - Adviseur van ministers Ritzen en Hermans over ICT & Didactiek gedurende ruim 3 jaren - Voorzitter Nederlanse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken-WiskundeOnderwijs sinds 2000 - Voorziter van de Stichting AsBeCo voor Assessments, Begeleiding en Coaching. - Bestuurslid van de Stichting TechnoMatch - Betrokken bij VTB (Deltapunt Bèta/Techniek) - Voorzitter Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA) te Zwolle sinds januari 2000 en bestuurslid Nederland Ambulance Instituut (NAI) te Zwolle.
Panellid mevrouw drs. M. Witmaar Mevrouw Witmaar is ingezet als panellid vanwege haar deskundigheid op het gebied van Sociaal-agogische opleidingen, werkvelden pedagogiek, onderwijskunde, maatschappijleer en management. Zij heeft door opleiding en werkervaring een ruime expertise op het gebied van onderwijs. Mevrouw Witmaar heeft kennis van en ervaring met visitaties en de accreditatiesystematiek. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1973 1980 1992
54/63
HBS-B Doctoraal Opvoedkunde, specialisatie Onderwijskunde, Eerstegraads bevoegdheid Maatschappijleer Leergang Senior Manager (Hogeschool Utrecht)
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Werkervaring: 1977 – 1980 1978 – 1980 1980 – 1981 1980 – 1982 1981 – 1985 1985 – 1987 1987 – 1994 1994 – 1997 1997 – heden
Kandidaatsassistent Docent Voortgezette Opleiding Agogie Docent Maatschappijleer Docent Agogie MO Coördinator Alfabetisering Stafmedewerker Volwasseneneducatie Regiodirecteur Volwasseneneducatie Rayondirecteur Volwasseneneducatie Directeur Welzijnsstichting en Kinderopvang
Mevrouw S.B. Velsen Mevrouw Velsen is ingezet als studentpanellid. Zij volgt de opleiding Pedagogiek aan een andere instelling en is naast haar studie lid van het promotieteam, het studentenplatform, de opleidingscommissie en de deelraad van haar opleiding. Mevrouw Velsen is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2001 – 2008
Gymnasium (VWO)
Werkervaring 2004 – 2008 2005 – huidig 2008 – huidig
Bediening bij Paviljoen de Leyen te Rottevalle Caissière Gamma te Drachten Promoteam NHL
De heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij NIK en Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde(cum laude) Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
55/63
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst (centrale hal) Materiaalbestudering (C3.08)
Visitatiepanel: J. Vedder M. Witmaar S.B. Velsen J.H. Boerke (secr)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement (C3.12)
Opleidingsmanagement: Kathelijne van Kammen Ans Gielen Frits Roelofs Jeanne Bruurs Conny Stolk Paul de Heer
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten (C3.12)
Studenten: Iris Wennekes Iris Klijntjes Dorien van Moerkerk Aniek Klijn Velderman Sanne Koopmans
(1e jr VT) (1e jr VT) (2e jr VT) (3e jr VT) (4e jr VT)
Chris Brinkhuis Anita van Zutven Gertie van den Heuvel Maijke van Dael
(1e jr DT) e (2 jr DT) e (3 jr DT) e (4 jr DT)
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze (Cafe)
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten (C3.12)
Docenten: Joris van Veen Wybren Grooteboer Agnes Wierink Judith Hovius Sylvia Janssen Esther Kool Jacqueline Marti Gonneke van Leeuwen Mirjam Raanhuis Yvonne Burghard Lector: Huub Pijnenburg
56/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Tijdstip 14.15 – 15.00 uur
Programmaonderdeel Gesprek met werkveld en afgestudeerden (C3.12)
Deelnemers Werkveld: Lambert Damen Peter Schamp Eric de Leeuw Stagebegeleiders/externe assessors: José Reijntjens Jeffrey Dado Alumni: Konra Buls Inge Niemeijer Anouk de Graaf
15.15 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
Visitatiepanel: J. Vedder M. Witmaar S.B. Velsen J.H. Boerke (secr) Rondleiding: Ans Gielen Frits Roelofs Paul de Heer
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding (C3.12)
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Opleidingsmanagement: Kathelijne van Kammen Ans Gielen Frits Roelofs Jeanne Bruurs Conny Stolk Paul de Heer
57/63
58/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Documenten onderwerp 1 1 Opleidingsprofiel HBO-pedagogiek, ‘it takes a village to raise a child’, Nijmegen 2004 2 Competentieprofiel HBO-pedagogiek 2005 3 Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies, 2008 – 2009 4 HBO-pedagogiek Beroeps- en Opleidingsprofiel, Kuipers, 2000 5 Toekomstverkenning van het werkveld van het Verwey-Jonker Instituut, 2004 6 Klaar voor de toekomst van het NIZW, 2006 7 Profilering Agogisch Domein (PAD), 2003 8 Vele takken, één stam: kader voor de hogere sociaal-agogische opleidingen, 2008 9 Globale eindtermen opvoedkunde, versie september 1998 10 Notulen Beroepenveldcommissie 11 Actieplan Professionalisering Jeugdzorg, HBO-raad e.a., 2007 12 Body of Knowlegdeproject, 2008 – 2009 13 Screening Dublin Descriptoren NDO, 2007 14 Validatie Competentieprofiel HBO-pedagogiek, 27-10-2005 15 Werkgeversonderzoek Pedagogiek 2008 16 HBO-pedagogiek in internationaal perspectief, 2009 17 Rapportage interne audit opleiding Pedagogiek, 2008 18 HBO-Monitor 2007 19 Projectplan invoering maattrajecten, 2009
Documenten onderwerp 2 1 HAN-Chassis – onderwijskundig en organisatorisch kader voor de bacheloropleidingen, brochure 2006 2 Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies 2008 – 2009 3 Het HOF-proof maken van de deeltijd verkortopleidingen Pedagogiek, 2005 4 Verkorte Deeltijd Pedagogiek in het HOF, 2007 5 Landelijke inventarisatie vrijstellingen verwante HBO-opleidingen voor toelating Pedagogiek, 1994 6 Hbo-Pedagogiek Beroeps- en Opleidingsprofiel, Kuipers, 2000 7 Projectplan invoering maattrajecten, 2009 8 Studiegidsen 2008 - 2009 9 Notulen Beroepenveldcommissie 10 Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek 2008-2009 11 Reglement Afstudeerproject, 2007 – 2008 12 Insite HAN → Pedagogiek → Onderwijs → Onderwijsprogramma → Boekenlijsten 13 Pilot Body of Knowlegde 2007 – 2008 14 Project Body of Knowlegde, 2008 – 2009 15 Studenthandleiding Onderzoek en Innovatie, Integrale opdracht, Voltijd derde jaar Hoofdfase, 2008 – 2009, 2008 16 Verslag 30 oktober 2008 scholingsbijeenkomst 17 Tevredenheids Onderzoek 2006, 2007 en 2008 18 Studiegids Verkorte Deeltijdopleiding Pedagogiek, 2008 – 2009 19 Jaarlijkse vragenlijst Pedagogiek 2007 – 2008 20 HBO-Monitor 2007
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
59/63
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Rapportage interne audit opleiding Pedagogiek, 2008 Opdrachten ontwikkeling onderwijseenheden, niveau 1, 2 en 3 Niveau-indeling Domein Sociale Studies Onderwijseenhedenevaluaties 2007 – 2008 Project Interne en Externe Overdracht Beroepsprofiel Pedagogiek Onderwijs- en examenregeling, in: Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies 2008 – 2009 Insite HAN → Pedagogiek → Actueel → Nieuwsbrieven Han.nl → Pedagogiek → toelatingseisen Landelijke inventarisatie vrijstellingen verwante hbo-opleidingen voor toelating Pedagogiek, 1994. Verslag instroommonitor Pedagogiek, 2009 Beleidsnotitie Allochtone studenten ISS, 2009 Didactische accenten opleiding Pedagogiek, 2008 Studenthandleiding Orthopedagogiek, 2008 – 2009 Studenthandleiding studieloopbaanbegeleiding, propedeuse, 2008 – 2009 Studenthandleiding Toetsing en Beoordeling Pedagogiek, 2008 – 2009 Assessorenpakket 2008 – 2009 Competentieoverzicht per niveau, 2008, op: Han-insite → Pedagogiek → Toetsing → DPF IJking van de competenties HBO-pedagogiek aan de Dublin Descriptoren, uit: Competentieprofiel HBO-pedagogiek 2005 Uitvoeringorganisatie en besturingsstructuur pedagogiek, 2008 Jaarlijkse vragenlijst SCB, 2007 – 2008
Documenten onderwerp 3 1 Personeels- en formatiebeleid Pedagogiek 2007 – 2008 2 Inventarisatie Personeel Pedagogiek, 2009 3 Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek 2008-2009 4 Strategisch Personeelsbeleidsplan ISS 2007 – 2012 5 Studententevredenheidsonderzoek 2006, 2007 en 2008 6 Onderwijseenhedenevaluaties 2007 – 2008 7 HBO-Monitor 2007 8 Format R- & O-gesprekken 9 Jaarlijkse vragenlijst Pedagogiek 2007 – 2008 10 Uitgangspunten jaartaak Pedagogiek vol- en deeltijd 2008 – 2009 11 Eindrapportage WOM, 2008 12 Startnotitie Cultuuromslag Anders 13 Personeels- en formatiebeleid Pedagogiek 2005 – 2006 14 Personeels- en formatiebeleid Pedagogiek 2006 – 2007 15 ISS SLB-handboek
60/63
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Documenten onderwerp 4 Studententevredenheidsonderzoek 2006, 2007, 2008 1 Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2005, 2006, 2008 2 Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek, 2008 – 2009 3 HAN-insite → Pedagogiek → Actueel → Nieuwsbrieven 4 Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies 2008 – 2009 5 Han.nl → Insite → Pedagogiek 6 Studeerbaarheid deeltijd Pedagogiek vergroten, 2008 7 Studenthandleidingen Studieloopbaanbegeleiding, studiejaar 2007 – 2008 8 Studenthandleidingen Studieloopbaanbegeleiding, studiejaar 2008 – 2009 9 Jaartaakformulieren Pedagogiek 2008 – 2009 10 Docenthandleidingen Studieloopbaanbegeleiding, studiejaar 2008 – 2009 11 Rapportage interne audit Opleiding Pedagogiek, 2008 12 Studententevredenheidsonderzoek 2006, 2007 en 2008 13 Uitvoeringsorganisatie en besturingsstructuur Pedagogiek, 2008 14 Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein, 2004 15 Jaarschema Pedagogiek, 16
Documenten onderwerp 5 1 Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek 2008 – 2009 2 HAN Kwaliteitszorg: Kader en instrumenten Bacheloropleidingen, Update mei 2007 3 Format terugrapportage in het Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek 2008 – 2009 4 Jaarverslag kwaliteitszorg Pedagogiek 2007 – 2008 5 Rapportage interne audit opleiding Pedagogiek, 2008 6 Notulen Netwerk coördinatoren kwaliteitszorg 7 Kwaliteitszorgplan Instituut Sociale Studies 2008 – 2012 8 ‘In de groei’, visitatiecommissie Pedagogiek, 2004 9 Stand van Zakennotitie, Opleiding Pedagogiek, HAN, 2005 10 Brief NVAO, reactie op stand van zakennotitie, 2006 11 Notulen curriculumcommissie Pedagogiek 12 Insite HAN → Pedagogiek → Actueel → Nieuwsbrieven 13 Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies 2008 – 2009 14 Werkgeversonderzoek Pedagogiek, 2008 15 Alumnionderzoek 2007 en 2008
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
61/63
Documenten onderwerp 6 1 Studiegids Pedagogiek, Voltijd, 2008 – 2009 2 Feedbackformulier praktijk 3 Supervisiehandleiding ISS, 2008 4 Studenthandleiding Beroepstaak Onderzoek en Innovatie, 2008 5 Integrale beoordeling Onderzoek en innovatie e e 6 Stagewerkboek 3 en 4 jaar oude stijl, 2008 – 2009 7 Studiegids HBO Voltijd Pedagogiek, 2008 – 2009 8 Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies, 2005 – 2006 9 Beoordelingsformulier intervisie 10 Beoordelingsformulier stage 11 Kwaliteitszorgplan ISS Opleiding Pedagogiek 2008-2009) 12 Alumnionderzoek Pedagogiek voltijd, 2007 13 Alumnionderzoek Pedagogiek deeltijd, 2008 14 HBO-spiegel, rapport werkgeversonderzoek, 28-8-2008 15 HBO-Monitor 2007 16 Notulen contactpersonenbijeenkomst 2007 17 Verslagen contactbijeenkomsten praktijkbegeleiders, HOF 18 Rapportage interne audit opleiding Pedagogiek, 2008 19 Rendementen en benchmarking 2001 – 2007, 2002 – 2008
Verder: • • • • • •
62/63
Curriculum materiaal (studieboeken, handboeken, readers) Propedeuse-en hoofdfaseboeken Studiehandleidingen Evaluaties Een representatieve set toetsen (digitaal) Afstudeerwerken
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl Opleidingscompetenties: Competenties HBO-pedagoog 1. Contact leggen met jeugdigen en hun opvoeders, zich oriënteren op behoeften en vragen die betrekking hebben op het opvoedingsproces en deze in dialoog met jeugdigen en hun opvoeders analyseren en diagnosticeren. 2. Doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen gericht op optimalisering van het opvoedingsproces. 3. Methodisch handelen volgens een pedagogisch plan van aanpak en evalueren van zowel het handelen als het plan. 4. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij die van invloed zijn op het opvoedingsproces van groepen van jeugdigen signaleren en deze beïnvloeden op micro-, meso- en macroniveau. 5. Samenwerken met vrijwilligers, medewerkers en functionarissen zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie. 6. Leiding en (werk)begeleiding geven aan vrijwilligers, medewerkers en stagiaires. 7. De noodzakelijke beheersmatige activiteiten voor het professioneel opvoeden verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken. 8. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid m.b.t. professioneel opvoeden en de zorg voor kwaliteit van de pedagogische dienstverlening. 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen. 10. Een bijdrage leveren aan ontwikkeling en profilering van beroep en beroepsuitoefening van hbo-pedagoog. Bron: Volgroeid. Zelfevaluatierapport Bacheloropleiding Pedagogiek
© NQA - visitatie HAN: hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
63/63