Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Industrieel Product Ontwerpen, HBO bachelor; Locatie: Arnhem Croho: 34389 Varianten: Voltijd Visitatiedatum: 7 juni 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, oktober 2007
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
2/61
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 28 32 35 38
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke competenties Opleidingspecifieke competenties
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
43 44 51 55 56 58 59
3/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
4/61
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
5/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
6/61
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Industrieel Product Ontwerpen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 7 juni 2007. Het panel bestond uit: Mevrouw dr. ir. R.W. Vroom (dagvoorzitter, domeinpanellid); De heer ir. M.L. Uyterlinde (domeinpanellid); Mevrouw ing. A.K.M Postma (studentpanellid); De heer J. H. Boerke (NQA-auditor); Mevrouw M.J.E. Wegkamp (NQA-junior-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
7/61
1.2
Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is in 1996 ontstaan door een fusie van de HEAO-Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De HAN verzorgt ruim 50 bachelor- en 17 masteropleidingen in Arnhem en Nijmegen. De HAN telt circa. 23.000 studenten en ruim 2000 medewerkers, daarmee behoort de HAN tot één van de grotere hogescholen van Nederland. De HAN kent vier faculteiten en één academie. De bacheloropleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO) valt onder de faculteit Techniek. De andere drie faculteiten zijn de faculteit Economie en Management, de faculteit Educatie en de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij. Binnen de faculteit Techniek zijn vier instituten gevormd. Engineering, Bouwkunde en Civiele Techniek, Hogere Laboratorium-Opleidingen en Kenniscentrum voor Techniek, Economie en Informatica. De opleiding IPO is een onderdeel van het instituut Engineering. Het doel van het Instituut is studenten breed op te leiden tot analytische, methodische, innovatieve, reflectieve, besluitvaardige en zelfstandig functionerende hbo-professionals, die competent zijn in het uitoefenen van het beroep in een technische setting. Het onderwijsconcept is gebaseerd op de centrale positie van de student. Sinds maart 2003 heeft de HAN een grootschalige onderwijsvernieuwing ontwikkeld, de HAN Onderwijs Flexibilisering. Deze onderwijsontwikkeling is in september 2005 doorgevoerd. De HAN wil hiermee het onderwijs en de onderwijsorganisatie innoveren. Door het onderwijs meer vraaggestuurd in te richten krijgt de student meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces. In dit rapport wordt zowel het nieuwe programma HOF-programma en indien afwijkend het oude programma pré-HOF besproken. Op dit moment volgen de studenten uit het propedeusejaar en het tweede jaar het HOF-programma. De basisindeling voor elke leerroute is die van de major (maximaal 210 EC s) en minor (30 EC s). In de major staan de beroepscompetenties waartoe wordt opgeleid centraal. In de minor kan de student de beroepscompetenties verbreden en verdiepen. De opleiding IPO is in september 2002 van start gegaan als voltijd en als deeltijdopleiding. Deze laatste variant is in afbouw. De laatste studenten zijn in 2004 ingestroomd. Het totaal aantal studenten van de opleiding bedraagt 175 en er zijn 12 docenten werkzaam. Van het totale personeelsbestand is circa 5.7 fte s onderwijzend personeel. De docent-student ratio bedraagt 1:24. De opleiding richt zich op het opleiden van ontwerpers van consumentenproducten en industriële producten die in massa en in serie worden vervaardigd. IPO-ingenieurs zijn werkzaam in drie beroepsdomeinen: de productontwikkelingsafdelingen van productiebedrijven, het producerende middenkleinbedrijf en handel en tot slot de ontwerp- en ingenieursbureaus. De opleiding IPO is een multidisciplinaire opleiding (vormgeving, techniek, ergonomie, bedrijfskunde) die zich richt op het ontwerpen van producten.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
8/61
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode mei 2007 inhoudelijk voor op het bezoek in juni 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
9/61
De opleiding heeft in augustus 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in september 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in oktober 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
10/61
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Industrieel Product Ontwerpen
Goed Goed Goed Positief Goed Goed Voldoende Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Positief Voldoende Goed Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
11/61
Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten 1.1. Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau bachelor en 1.3 Oriëntatie HBO bachelor met een goed. Het oordeel over het onderwerp Doelstellingen van de opleiding is derhalve positief. Programma Het panel beoordeelt de facetten 2.1 Eisen HBO, 2.2 Relatie doelstellingen, 2.4 Studielast, 2.5 Instroom, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 toetsing met een goed. Facet 2.6 Duur is voldaan. En facet 2.3 samenhang in opleidingsprogramma met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Programma is derhalve positief. Inzet van personeel Het panel beoordeelt de facetten 3.1 Eisen HBO en facet 3.3. Kwaliteit personeel met een goed. Facet 3.2 Kwantiteit personeel wordt beoordeeld met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Inzet van personeel is derhalve positief. Voorzieningen Het panel beoordeelt facet 4.1 Materiële voorzieningen met een voldoende en facet 4.2 Studiebegeleiding met een goed. Het oordeel over het onderwerp Voorzieningen is derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt facet 5.1 Evaluatieresultaten met een goed. Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering en facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden beoordeeld met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Interne Kwaliteitszorg is derhalve positief. Resultaten Het panel beoordeelt de facetten 6.1 en 6.2 onderwijsrendement met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Resultaten is derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
12/61
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
13/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
14/61
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In 2002 zijn de eindkwalificaties in de vorm van opleidingscompetenties beschreven in het Raamleerplan. In 2004 heeft de werkgroep Landelijk Beroeps- en Opleidingsprofiel (LBOP) een beroeps- en opleidingsprofiel van de hbo IPOopleiding samengesteld. Dit landelijke beroeps- en opleidingsprofiel is het resultaat van overleg tussen en input van diverse actoren; beroepenveld, hbo-instellingen die IPO aanbieden, potentiële IPO studenten, docenten IPO en studenten IPO. Het LBOP beschrijft in competentievorm, met daaraan verbonden prestatieindicatoren, de kwaliteitseisen waaraan een hbo-ingenieur bij zijn beroepsuitoefening moet voldoen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen beroepsspecifieke en algemene, niet-beroepsspecifieke competenties. Deze competenties worden gedetailleerd nader uitgewekt in termen van gedrag en activiteiten. Tevens wordt aangegeven hoe ze zich verhouden tot de tien generieke hbo-kwalificaties. Op basis van het LBOP heeft de opleiding IPO HAN zijn eigen opleidingsprofiel samengesteld waarin ter profilering bepaalde accenten zijn gelegd om zo aan regionale (lokale) eisen, in casu gerichtheid op de maakindustrie te kunnen voldoen. IPO HAN focust op vier pijlers: vormgeving, techniek, bedrijfskunde en ergonomie en de hele breedte van het ontwerptraject, van idee tot product op de markt, wordt doorlopen. De opleiding heeft de competenties uit het beroepsprofiel vertaald naar een zestiental competenties (Opleidingsplan, juli 2005). Deze zijn blijkens een uitgebreid overzicht in het Opleidingsplan weer onderverdeeld in een aantal deelcompetenties en voorzien van prestatie-indicatoren op 3 niveaus. De competenties zijn in relatie met beroepstaken ook opgenomen in de studiegids. In maart 2006 heeft het Landelijk Cluster Engineering het "competentiemodel Engineering" gepubliceerd.(Profiel van de Bachelor of Engineering). Dit competentieprofiel is ontworpen ten behoeve van alle opleidingen die recht geven op het voeren van de titel "Bachelor of Engineering". Het model is opgesteld in overleg met de Raad van Advies van het Cluster Engineering. Het gaat uit van vier generieke, beroepsspecifieke competenties en van enkele algemene competenties. In een bijlage in het opleidingsplan laat de opleiding zien hoe deze domeincompetenties stroken met de specifieke HAN-IPO-competenties.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
15/61
De opleiding doet veel aan het actueel houden van de (competenties van de) opleiding. Dit doet ze door diverse contacten met het bedrijfsleven via de beroepenveldcommissie, stage- en afstuderen, landelijk overleg, projecten met bedrijven en docenten die nog deels in het werkveld werkzaam zijn.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Hierboven is reeds beschreven welke competenties de opleiding hanteert voor de invulling van het programma Industrieel Product Ontwerpen. De opleiding hanteert voor de toetsing van het bachelorniveau de Dublin descriptoren en de tien generieke HBO competenties. Hierboven is reeds aangegeven dat in het landelijk beroepsprofiel is geschetst hoe de geformuleerde landelijke competenties zich verhouden tot de tien generieke kwalificaties. Teneinde de relatie met de Dublin descriptoren duidelijk te maken, is bij het zelfevaluatierapport een bijlage opgenomen: Dublin descriptoren en Engineering- en opleidingscompetenties waarin de Dublin descriptoren worden gekoppeld aan de generieke hbo-kwalificaties, de domeincompetenties en de IPO-competenties. Zo is bijvoorbeeld op basis van de descriptor Applying knowledge and understanding de domeincompetentie 2 omschreven als opstellen van een programma van eisen en zijn de bijbehorende IPO-competenties 2. Analyseren van het ontwerpprobleem en 3 Opstellen Programma van eisen en wensen . Uit het schema wordt duidelijk dat alle Dublin descriptoren vertegenwoordigd zijn in de opleidingscompetenties. Het bachelorniveau wordt ook geborgd in de hiervoor genoemde prestatie-indicatoren met de drie niveaus en de op te leveren producten bij de verschillende beroepstaken.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Hierboven is reeds aangegeven welke competenties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de vereisten vanuit het (regionale) werkveld. Het panel is daar positief over. © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
16/61
Het doel van de opleiding is studenten af te leveren die zich kunnen profileren als beginnend beroepsbeoefenaar op bachelorniveau in het brede beroepenveld van IPO. In het Opleidingsstatuut 2006-2007, wordt van de Industrieel Productontwerpers gezegd dat zij hun werk verrichten in een technische omgeving, vooral daar waar producten ontworpen worden en geproduceerd, al of niet met partners en misschien voor een deel in het buitenland. De meeste Industrieel Productontwerpers zullen een baan in een bedrijf hebben, maar het is ook mogelijk om als ontwerper aan de slag te gaan bij een ontwerpbureau. De Industrieel Productontwerper is bij uitstek de intermediair tussen technische specialisten, de commercie en de gebruiker van het product. Hij is als het ware de spin in het web van de productontwikkeling. Kortweg gezegd is het werk vaak te omschrijven als: het ontwerpen van producten, het evalueren van oude producten en het verbeteren daarvan . De kern van de studie is het materialiseren en optimaliseren van een concept of een product. Een afgestudeerde IPO-ingenieur moet in staat zijn een waardevolle bijdrage te leveren tijdens de analyse en conceptfase van een ontwerpproject. Verbetering en optimalisering van een bestaand product is een van de kerncompetenties van de IPO-ingenieur. IPO-ingenieurs zijn werkzaam in drie beroepsdomeinen die de context vormen waarin de beroepstaken uitgevoerd worden: productontwikkelingsafdelingen van productiebedrijven, producerende midden- en klein bedrijf en handel en de ontwerpen ingenieursbureau's. Binnen deze bedrijven kunnen ze diverse rollen vervullen zoals ontwerper, ontwikkelaar, productmanager, adviseur, projectleider. Pas afgestudeerden zijn vooral werkzaam op uitvoerend niveau. Na de nodige werkervaring kunnen zij, bij gebleken geschiktheid en eventuele extra trainingen ook leidinggevende posities innemen. De hbo-oriëntatie wordt geborgd in het landelijk opleidingsoverleg en in het overleg met het beroepenveld. De opleiding heeft nog niet deelgenomen aan een landelijk onderzoek onder afgestudeerden, omdat de eerste lichting afgestudeerden pas in juli 2006 was. Wel gaat de opleiding begin van het studiejaar 2007-2008 een alumnionderzoek uitvoeren.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
17/61
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De voorgeschreven literatuur wordt ingezet als ondersteuning en achtergrondinformatie bij de beroepstaken. De meeste literatuur die voorgeschreven wordt, wordt door de studenten meerdere jaren gebruikt. Deze literatuur is opgenomen in de Boekenlijst 2005-2006. Naast de verplichte literatuur wordt er, ter bevordering van de actualiteit, veel gebruik gemaakt van readers die door docenten zijn samengesteld. Ook wordt er in toenemende mate verwezen naar websites en diverse downloads. Tevens nodigt de opleiding regelmatig gastdocenten uit. De actualiteit van het materiaal wordt ook bevorderd doordat vraagstukken en opdrachten direct ontleend worden aan de beroepspraktijk. Alle ontwerpopdrachten (pre-HOF) en beroepstaken (HOF) zijn geformuleerd vanuit de beroepspraktijk. De meeste projecten worden direct ingebracht door een bedrijf (AEP Home Products, Nomad, Berg Toys, Lundia). Het panel heeft bij de bestudering van het studiemateriaal een positieve indruk gekregen. De boeken zijn van een goed niveau, actueel, relevant en er komt ook Engelstalige literatuur voor. Ook viel het panel de veelzijdigheid van het materiaal op dat wil zeggen dat er ook literatuur was over ethiek, taal en tekenvaardigheid. Tot slot is het panel van mening dat de blokboeken er goed uit zien; ze zijn uitgebreid en zeer informatief. Het panel vindt dat de interactie met de beroepspraktijk goed is geregeld. Allereerst door de projecten die door bedrijven worden aangeleverd. In dat kader vinden ook altijd excursies naar het betreffende bedrijf plaats en worden er ook bezoeken aan beurzen en/of symposia georganiseerd. In het tweede jaar starten de studenten met een oriënterende stage. In de tweede helft van het derde jaar vindt er eveneens een stage plaats en in het vierde jaar wordt een extern afstudeerproject uitgevoerd. In de hoofdfase kunnen de studenten voor maximaal twee jaar kiezen voor het traject Innoleren . Dat is een duaal traject waarbij werken en studeren gecombineerd worden. De stages en het afstudeerproject kunnen ook in het buitenland uitgevoerd worden. Enkele studenten doen dit. Tenslotte worden er regelmatig gastcolleges gegeven. In het gesprek met de studenten komt naar voren dat zij deze gastcolleges zeer waarderen. Het is een inspiratiebron voor veel studenten.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
18/61
Actuele ontwikkelingen in het beroepenveld worden tijdig gesignaleerd en opgenomen in het programma. De opleiding blijft op de hoogte van deze ontwikkelingen doordat veel docenten rechtstreeks uit de beroepspraktijk komen. Ook blijven ze op de hoogte door middel van het begeleiden van afstudeeropdrachten, via vakliteratuur, via bedrijfsbezoeken/excursies, via de beroepenveldcommissie en via docenten die deelnemen in netwerken zoals Ontwerp Platform Arnhem. Deze contacten leveren waardevolle informatie op en worden via de commissie en de bloktrekkers (zie 2.8) na vaststelling in de opleidingsvergadering in de beroepstaken verwerkt. Zo is op grond van informatie uit het beroepenveld overgestapt naar een ander CAD-programma en wordt de context van ontwerpopdrachten regelmatig aangepast. Ook hebben onderdelen die eerst als gastcollege werden gegeven zoals duurzaam ontwerpen en consumentenonderzoek, een vaste plaats in het curriculum gekregen. De opleiding biedt de mogelijkheid tot het aanleren van vaardigheden op het gebied van toegepast onderzoek in veel van de ontwerpopdrachten: het vierde jaar is een innovatieopdracht waarbij ook onderzoeksvaardigheden worden ontwikkeld. Voor veel ontwerpopdrachten is een gedeelte toegepast onderzoek noodzakelijk. Daarnaast kunnen de studenten kiezen voor stage (bv. bij de lectoraten) op het gebied van toegepast onderzoek. De beroepskennis en beroepsvaardigheden zijn voor een IPO er globaal in te delen in een aantal lijnen: communicatieve vaardigheden, vormgevingskennis en vaardigheden, technische, bedrijfskundige en ergonomische kennis en vaardigheden. Deze kennis en vaardigheden werden in het pre-HOF-curriculum in verschillende leerlijnen ontwikkeld. In het HOF worden ze zoveel mogelijk geïntegreerd aangeboden. Maar deels ook als ondersteuning van een beroepstaak of ernaast zoals bijvoorbeeld OTR (Ontwerp Technisch Rekenen). Uit de evaluatiegegevens komt naar voren dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de beroeps- en praktijkgerichtheid van de opleiding en over de voorbereiding op de beroepspraktijk. Uit de monitoring van de propedeuse blijkt dat de studenten vinden dat de inhoud van de blokken zinvol is in relatie tot de aan te leren competenties. Uit de projectmonitoring van de hoofdfase blijkt dat studenten tevreden zijn over de actualiteit en de inhoud van de ontwerpopdracht en dat die zinvol zijn in relatie tot de beroepsvaardigheden. De eerste lichting afstudeerders geeft aan dat de inhoud van de afstudeeropdracht over het algemeen relevant is voor de beroepsvorming. Uit de monitoring van de modulen uit de hoofdfase komt naar voren dat de studenten gemiddeld genomen tevreden zijn met het studiemateriaal behorend bij de specifieke modulen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
19/61
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In 2005 is het hogeschoolbrede project HAN Onderwijsflexibilisering (HOF) gestart. Voor IPO had dat geen grote veranderingen tot gevolg, omdat de opleiding in 2002 startte met een competentiegericht curriculum. De oorspronkelijke thema's in de ontwerpopdrachten zijn in het nieuwe programma vervangen door beroepstaken. De basisindeling binnen HOF bestaat voor elke leerroute uit een major (210 EC) en een minor (30 EC). De propedeuse bestaat uit 60 EC en is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding, het toekomstige beroepenveld en de geschiktheid om de opleiding binnen een redelijke termijn af te ronden. In een onderwijseenheid werkt een student aan een ontwerpopdracht (ION) passend bij de betreffende beroepstaak. Daarnaast krijgt de student ondersteunend onderwijs vanuit de relevante vakken. De opleiding biedt ontwerpopdrachten en vakken aan die optimaal aansluiten bij het ontwikkelen van de betreffende competenties van de beroepstaak. Naast de major wordt er een verbredende of verdiepende minor aangeboden, waarin de beroepstaken strategische verkenning en marktintroductie centraal staan. De nadruk ligt, in samenwerking met een bedrijf, op één of meer beroepstaken, waarbij altijd zicht wordt gehouden op het totale ontwerptraject. De opleidingcompetenties zijn gebaseerd op de beroepscompetenties uit het landelijke profiel, de algemene HBO-competenties, de domeincompetenties HANEngineering en het competentiemodel Engineering. De opleiding heeft de eerste competentieset uit 2002 geherformuleerd, zodat deze paste in de algemene set van het domein. Dit heeft geleid tot de huidige IPO-major-competenties die de student gedurende zijn opleiding op drie niveaus kan verwerven. De competenties zijn vervolgens geconcretiseerd in beroepstaken. Die beroepstaken zijn gebruikt als ordeningseenheid van het onderwijs. Alle beroepstaken samen vormen het beroepsprofiel. In het HOF- programma staat in elke onderwijseenheid een beroepstaak centraal. Studenten verwerven competenties door deze beroepstaak uit te voeren. De beroepstaken en de bijbehorende competenties staan vermeld in het Opleidingsstatuut voltijd 2006-2007. In het pre-HOF programma wordt ieder blok het gehele ontwerpproces doorlopen. Gedurende de opleiding neemt de complexiteit van het ontwerpproces toe. In een zeer uitgebreid overzicht in het Opleidingsplan laat de opleiding per module zien welke competentie er te behalen is, om welk beroepsproduct het gaat, het te © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
20/61
behalen niveau, een beschrijving van de indicator en de beoordeling van het geleerde. In de blokboeken staat vermeld welke beroepstaak er aan de orde is, welke competenties ermee verbonden zijn en vervolgens de leerdoelen die de student moet bereiken om de competentie(s) te behalen. Ook wordt duidelijk waarop de student getoetst wordt. Het panel is onder de indruk van de consequente en systematische wijze waarop het curriculum vanuit de competenties is opgebouwd. Steeds is er de relatie competentie-leerdoelen-beroepstaak, zowel in de ontwikkeldocumenten (Opleidingsplan) als in de concrete uitwerkingen van beroepstaken en portfolio s. Gevolg is dat de vier pijlers van de opleiding: vormgeving, techniek, bedrijfskunde en ergonomie ook daadwerkelijk aan de orde komen. Ook studenten geven aan dat je na vier jaar alle fases van het ontwerpproces hebt doorlopen, dat je weet wat bij welke fase hoort . Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek (HAN STO 2004-2006) komt naar voren dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over het niveau van de opleiding. Ook sluit de inhoud van het programma aan bij de verwachting van de student. Het panel is het met de conclusie van de opleiding eens dat het competentieprofiel waarop de opleiding haar onderwijs heeft ingericht, voldoet aan de eisen wat betreft het domein, niveau en hbo-oriëntatie.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De verticale samenhang bestaat uit het doorlopen van de verschillende beroepstaken. Het programma is zodanig opgesteld dat de studenten starten vanuit het evalueren en optimaliseren van een product. Vervolgens gaan ze materialiseren, waarna ze concepten gaan ontwikkelen om tenslotte een ontwerpprobleem te analyseren. Daarbij wordt rekening gehouden met de belevingswereld van de studenten, door te beginnen met bijvoorbeeld een ergernisproduct waarop de student zelf verbeteringen mag bedenken. In het onderwijs wordt ook gestreefd naar een toenemende zelfsturing door studenten gedurende de opleiding. Studenten moeten daarbij steeds complexere problemen oplossen waarbij ook sprake is van een steeds grotere mate van abstractie. Tenslotte is er sprake van een volgtijdelijke samenhang. Studenten hebben de kennis, vaardigheden, inzichten en competenties uit een vorige onderwijseenheid nodig om de volgende onderwijseenheid succesvol te laten verlopen. In de blokboeken wordt onder het kopje Plaats van de course in de opleiding duidelijk hoe de modules ten opzichte van elkaar staan.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
21/61
De horizontale samenhang wordt bereikt doordat er gewerkt wordt aan beroepstaken die worden uitgevoerd in ontwerpopdrachten. Bij de ontwerpopdracht staat één van de beroepstaken centraal. Daarnaast worden ondersteunende vakken gegeven die in principe in relatie staan met de ontwerpopdracht. Aan de horizontale samenhang draagt ook bij dat het onderwijs is opgebouwd uit de eerder genoemde vier pijlers. In de ontwerpoefeningen wordt gezorgd dat deze vier steeds aanwezig zijn. Studenten herkennen blijkens evaluatieresultaten en het gesprek met het panel, heel goed de aspecten van de verticale samenhang. Iets minder geldt dat voor de horizontale samenhang. Dat lijkt een bevestiging van een observatie in het zelfevaluatierapport waar gesteld wordt dat studenten de samenhang in het programma wel zien, maar het vaak nog lastig vinden om de transfer te maken tussen de diverse blokken. De opleiding wil dit verbeteren door een betere beschrijving in de blokboeken. Daarnaast wordt er blijkens het gesprek met de docenten gewerkt aan een sterkere mate van integratie in het derde en vierde jaar, met name de integratie van ondersteunende vakken in de ontwerpoefening. Het panel concludeert dat er sprake is van voldoende samenhang in het curriculum, maar dat deze zoals ook de opleiding in het zelfevaluatierapport stelt, nog aangescherpt kan worden. Het panel komt daarom tot het oordeel voldoende en deelt daarmee het oordeel dat de opleiding zichzelf geeft.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Ieder blok bestaat uit negen weken waarin de student één of twee onderwijseenheden volgt. Per onderwijseenheid staat een beroepstaak centraal. Per niveau is er voor alle beroepstaken aangegeven hoeveel studiepunten de student kan halen. Deze procedure staat beschreven in het Opleidingsstatuut 2006-2007. De basisindeling voor elke leerroute bestaat uit een major (210 EC, waarvan 60 EC propedeuse) en een minor (30 EC). In het eerste jaar van de opleiding bepaalt de docent welke onderwijseenheden de student volgt. Daarna stelt de student een persoonlijk ontwikkelingsplan op. Op basis daarvan kiest de student zijn onderwijsactiviteiten en stelt een studiecontract op. De student kan het standaard programma volgen, maar kan in overleg ook zijn eigen leerbronnen (onderwijseenheden en buitenschoolse activiteiten) kiezen voor de ontwikkeling van zijn competenties. De opleiding streeft naar een gelijke studiebelasting per blok. Na de uitvoering van elk nieuw ontwikkeld blok wordt de ervaren studielast vergeleken met de geschatte studielast. Indien nodig wordt deze bijgesteld. De studielast is weergegeven in het
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
22/61
Opleidingsstatuut 2006-2007. In de blokboeken wordt per onderdeel het aantal studiebelastingsuren aangegeven. De opleiding hanteert een goede studievoortgangscontrole. In het propedeusejaar worden de studenten in de gaten gehouden door de studieloopbaanbegeleiders. Bij teveel onvoldoendes wordt gekeken naar oorzaken en mogelijke oplossingen. De studieloopbaanbegeleiding (SLB) heeft wekelijks contact met de studenten. In die gesprekken worden knelpunten in de planning gesignaleerd. De opleiding maakt kort voor aanvang van het blok de les- en tentamenroosters bekend op Insite. Lessen en toetsen worden zo goed mogelijk verdeeld over een periode. De opleiding hanteert een bindend negatief studieadvies. De student moet aan het eind van het eerste jaar 37,5 EC hebben gehaald om door te stromen naar het tweede studiejaar. Zodra de student minder dan 37,5 EC heeft behaald in het eerste jaar, krijgt de student een negatief bindend studieadvies. Het reglement voor het bindend studieadvies is beschreven in het Opleidingsstatuut 2006-2007. Uit de evaluaties komt naar voren dat 78% tevreden is over de studeerbaarheid van de opleiding. Uit de mondelinge evaluaties met de propedeusestudenten blijkt dat de studielast als belastend wordt ervaren. De studenten ervaren met name het einde van een blok vaak als zwaar. Om dit te verminderen zijn de eerste twee blokken van de propedeuse in twee delen van elk 7,5 EC verdeeld. De opleiding probeert dit verder op te lossen door tussentijds producten te laten inleveren. Herkansingen worden ook niet meer aan het einde van een blok gepland, maar halverwege het blok. Voor afronding van activiteiten voor de eerste twee blokken is er halverwege het studiejaar een tussenweek opgenomen. Uit de blokenquêtes komt naar voren dat de opleiding wordt gezien als een arbeidsintensieve opleiding. Studenten geven in het gesprek aan dat ze tussen de 30 en de 40 uur aan hun studie kwijt zijn. In het gesprek met de studenten en afgestudeerden komt naar voren dat de studenten tevreden zijn over de zwaarte en spreiding van de studielast. Ze geven aan dat de studie goed te doen is, mits je goed plant.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Om toegelaten te worden tot de opleiding moet de student beschikken over één van de volgende opleidingen: - Een havo-diploma (met profiel Natuur en Techniek of Natuur en Gezondheid)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
23/61
-
Een vwo-diploma (met profiel Natuur en Techniek of Natuur en Gezondheid of met het profiel Economie en Maatschappij en natuurkunde 1, met het profiel Cultuur en Maatschappij en wiskunde A1,2 en natuurkunde 1) - Een mbo-diploma op niveau 4 (bij voorkeur met een doorstroompakket in de technische richting) - Een gelijkwaardig buitenlands diploma met vier certificaten (NT2-II hoogste niveau) - Studenten die 21 jaar of ouder zijn en geen adequate vooropleiding hebben, kunnen in aanmerking komen voor een toelatingsonderzoek. Het toelatingsonderzoek is voornamelijk gericht op de kennis van wiskunde en natuurkunde. De opleiding hanteert geen differentiatieklassen naar vooropleiding. De opleiding is ervan overtuigd dat studenten van elkaars kennis en competenties kunnen leren. De opleiding houdt in het eerste jaar wel rekening met verschillende instromers in het programma. Zo krijgen mbo ers extra wiskunde. De opleiding heeft op dit moment geen instroom uit het mbo met doorstromende leerweg. In de nabije toekomst wil de opleiding dit wel realiseren. De opleiding heeft daartoe een samenwerking met het ROC Rijnijssel opgestart. De instroom bestaat uit 75% havisten. Er lijkt een toenemende belangstelling van studenten met het profiel Natuur en Gezondheid. De opleiding bekijkt op dit moment of er toch een apart programma opgesteld moet worden voor deze groep studenten. De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat je met het profiel Natuur en Gezondheid, het vak natuurkunde 2 mist. De studie is desondanks wel haalbaar, maar een stuk moeilijker. In de toekomst kunnen de studenten een beroep doen op EVC s. Op het niveau van het instituut Engineering wordt een project opgestart waarin een kader wordt neergezet voor de toetsing van EVC's. De opleiding kent verschillende werkvormen. Deze werkvormen sluiten aan op de vooropleiding van de studenten. Studenten worden in het eerste jaar door docenten en het onderwijsprogramma gestuurd. In de loop van de studie zal deze sturing afnemen. De opdrachten worden complexer, maar de begeleiding neemt af in tijd. Projectonderwijs en opdrachtgestuurd onderwijs zijn belangrijke elementen in het onderwijsprogramma. Studenten worden tijdens de kennismakingsdagen en aan het begin van hun studie geïnformeerd over deze vormen van onderwijs. De opleiding organiseert elk jaar open dagen en meeloopdagen. De student krijgt hier algemene informatie, informatie over de propedeuse en informatie over de opleiding en het beroep. Tevens heeft de opleiding een team van voorlichters; zij bezoeken de ROC's en de middelbare scholen. De mbo-studenten hebben over het algemeen een achterstand in de kennis van wiskunde. De opleiding adviseert mbo-studenten bij de voorlichting om een instroomcursus wiskunde te volgen. Uit de resultaten van de enquêtes met de studiestakers blijkt dat de studenten niet stoppen omdat ze een andere inhoud hadden verwacht, maar omdat ze in eerste instantie een andere opleiding willen volgen of nog geen keuze konden maken. Dat
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
24/61
maakt het aantal studiestakers relatief hoog ondanks de voorlichting van de opleiding IPO die een realistisch beeld geeft van het programma. In het gesprek met het management komt naar voren dat de opleiding toch haar voorlichting wil aanscherpen. Zo zijn in het studiejaar 2006/2007 tijdens de open dagen al enkele hoorcolleges gegeven over het vak ontwerptechnisch rekenen. Uit de gegevens van het studenttevredenheidsonderzoek 2004-2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting op de vooropleiding. Dat werd bevestigd in het gesprek met het panel.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het curriculum bestaat uit een studiebelasting van 240 EC. Voor de propedeuse staat één jaar en die bevat 60 EC. De hoofdfase bevat 150 EC, inclusief stage en afstuderen. De minor heeft een omvang van 30 EC. De verdeling van de studiepunten over de verschillende jaren staat vermeld in het Opleidingsstatuut 2006-2007. Per jaar zijn er 60 EC te behalen. Een positieve beoordeling van een beroepstaak levert 7,5 EC op of een veelvoud daarvan.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het didactisch concept dat is vastgelegd in het document HOF-Chassis is gebaseerd op het learning by doing . Het concept gaat uit van een concrete ontwerpopdracht waar studenten mee aan de slag gaan. De gedefinieerde beroepstaken voor IPO zijn fasen in de ontwerpcyclus. In het onderwijs wordt op een gefaseerde wijze de gehele ontwerpcyclus aangeleerd, de zogenaamde Delftse (ontwerp)methode. Door de nadruk te leggen op de beroepstaken wordt het geïntegreerde onderwijs mogelijk dat kenmerkend is voor een competentiegerichte leeromgeving. Voor studenten is vooraf duidelijk gemaakt welke beroepstaak wordt beoordeeld, welke beroepstaak wordt aangeleerd en van welke beroepstaak de beroepsproducten worden verstrekt. In de didactische aanpak wordt gestuurd op de toenemende zelfstandigheid van de studenten. Dit wordt gedaan door de ontwerpoefeningen steeds complexer aan te bieden en ook de manier van samenwerken ingewikkelder te laten zijn: uiteindelijk is © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
25/61
er sprake van een multidisciplinair team. In het kader van deze multidisciplinaire samenwerking wordt een van de projecten uitgevoerd samen met de studenten van Elektrotechniek. Naast de ontwerpoefeningen en de verwante modules zijn er leerlijnen voor een aantal vakken als ontwerptechnisch rekenen, computerondersteunend ontwerpen, presentatietekenen, communicatieve vaardigheden, waarin voor een deel een relatie wordt gelegd met de ontwerpopdracht. Tevens wordt er een deel onderwijs aangeboden ter voorbereiding van vervolgontwerpopdrachten (de zogenaamde basiskennis). De opleiding kent verschillende werkvormen bij de vakken en de modules. Zo moeten de studenten klassikale lessen volgen, opdrachten en instructieopdrachten maken, practica en vaardigheidstrainingen volgen en opdrachten maken om kennis te delen door middel van een studietaak. Daarnaast nemen projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs een belangrijke plaats in het onderwijsprogramma in. Uit de evaluaties komt naar voren dat het merendeel van de studenten tevreden is over het stimuleren van het zelfstandig leren. Uit de evaluaties van de propedeusestudenten is tevens te zien dat de studenten het werken met opdrachtgestuurd onderwijs als prettig ervaren en dat deze methode stimulerend werkt. De studenten geven tevens aan tevreden te zijn over de samenhang tussen de verschillende weektaken en deelopdrachten. Ook ervaren de studenten het uitwerken van opdrachten in een groep als prettig. De studenten geven in evaluaties aan dat er te veel individuele opdrachten zijn in verhouding tot groepsopdrachten. In het gesprek met de studenten werd dat niet bevestigd. Uit het gesprek met docenten werd duidelijk dat er inmiddels meer groepsopdrachten zijn in het eerste jaar.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het toetsbeleid staat beschreven in de stukken op faculteitsniveau, domeinniveau en opleidingsniveau (Opleidingsplan voor domein Engineering, Faculteit Techniek, Handboek Summatieve Competentiebeoordeling opleidingen Domein Engineering 2005-2006 en het Opleidingsplan IPO). De afspraken en het toepassen van beoordelingscriteria, uitslagregelingen, inzagerecht et cetera zijn vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement. De curriculumcommissie bekijkt in overleg met de blokcoördinator de toetsvormen per beroepstaak. De verantwoordelijkheid over de betrouwbaarheid en validiteit van de toets ligt uiteindelijk bij de groep docenten die het onderwijs in het blok verzorgen onder aansturing van de examen- en de curriculumcommissie.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
26/61
De opleiding waarborgt de kwaliteit van de toetsen ten eerste door een analyse van de schriftelijke toetsen en het bijstellen van de vragen op basis van analyse en commentaar van studenten. Ten tweede worden de beroepsproducten door twee beoordelaars (waaronder een begeleider van het project) beoordeeld. De beroepsproducten worden tussen de docenten uitgewisseld om de uniformiteit van de beoordeling te waarborgen. Ten derde worden de studenten in het studenttevredenheidsonderzoek (HAN-STO) bevraagd over de toetsing. Tevens is de intersubjectiviteit bij alle stage- en afstudeeropdrachten geregeld doordat een praktijkbegeleider en een docent, dan wel twee docenten een beoordeling geven. Tot slot is de Examencommissie aanwezig en bekrachtigt de eindbeoordeling. De integrale ontwerpopdracht staat centraal bij het competentiegericht toetsen. Twee tot vier maal per jaar vindt er een summatieve beoordeling plaats. Deze beoordeling bestaat uit drie delen; beoordeling van het portfolio, de ontwerpopdracht, en het administratieve eindassessment. De student wordt zowel individueel als in groepsverband getoetst. Bij ontwerpopdrachten vindt terugkoppeling plaats via beoordelingsformulieren. In het portfolio toont de student aan welke competenties hij heeft gewerkt, welke bewijsstukken hij heeft opgeleverd en zijn reflectie hierop. Het panel heeft een groot aantal portfolio s gezien en heeft van de opzet en de uitvoering een goede indruk gekregen. Bij elke beroepstaak hoort een ontwerpopdracht. Rondom de beroepstaak volgen de studenten onderwijseenheden die allemaal worden getoetst. Er bestaan verschillende toetsen zoals kennistoetsen, vaardigheidstoetsen, verslagen en presentaties, beroepsproducten en reflecties. Resultaten van deze toetsing neemt de student op in zijn portfolio voor de summatieve beoordeling. In de Afstudeergids IPO, 2006-2007 is de wijze waarop de beoordeling van de afstudeeropdracht tot stand komt vastgelegd. De student maakt een afstudeerrapport. In de presentatie geeft de student een uiteenzetting van de afstudeeropdracht ten overstaan van een commissie bestaande uit een examinator, tenminste één assessor, de bedrijfscoach en een gecommitteerde. De beoordeling van het resultaat wordt door de afstudeerbegeleider, de assessor(en) en de bedrijfscoach vastgesteld. Het niveau van de stageopdracht wordt beoordeeld door de stagecoördinator. Deze beoordeling komt tot stand door een gesprek met de student en eventueel het bedrijf over de stageopdracht. De kwaliteit van de beoordeling van de stages wordt geborgd door het gebruik van Beoordelingsformats waarin de competenties en bijbehorende criteria staan beschreven. Het toetsbeleid van het pre-HOF programma richt zich op de toetsing van de afzonderlijke onderwijsblokken, stagebeoordeling en afstudeerbeoordeling. Ook worden de ondersteunende vakken naast de beroepstaken getoetst. Studiepunten worden op het niveau van vakken toegekend. In het examenreglement (opleidingstatuut 2005-2006) staan de eisen vermeld voor het behalen van de studiepunten in een studiejaar.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
27/61
Een groot deel van de studenten geeft aan tevreden te zijn met de toetsing. Studenten zijn tevreden over het feit dat ze goed geïnformeerd zijn over de wijze waarop ze bij een ontwerpopdracht worden beoordeeld. Het is voor de studenten helder op welke wijze het cijfer tot stand is gekomen en de toetsing sluit aan bij de doelstelling van de ontwerpopdracht. De hoofdfasestudenten zijn over dit laatste item ook tevreden. Uit resultaten van de evaluaties van de studenten kwam naar voren dat de begeleiding en de beoordeling van de ontwerpoefening te veel verschilden. Daarom is besloten een ontwerpoefening structureel te laten organiseren door een zogenaamde trekker . Deze is onder meer eindverantwoordelijk voor de toetsen en de beoordelingsformulieren. Hij zorgt voor afstemming tussen de bij zo n opdracht betrokken docenten. Het panel vindt dat een adequate oplossing voor de gesignaleerde problematiek. Hierboven is al aangeven dat het panel een goede indruk heeft gekregen van de portfolio s. Ook van de summatieve toetsing van de ontwerpopdrachten als geheel vindt ze dat die goed in elkaar zit. Het panel is op basis van de verschillende andere toetsen en toetsvormen die zij heeft gezien van oordeel dat deze goed aansluiten op de leerdoelen, werkvormen en inhoud van de leerstof. Er is voldoende verscheidenheid om de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht te kunnen meten. Zo zijn er toetsen met open vragen, meerkeuzevragen, essayvragen, casustoetsen en opdrachten.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Veruit de meeste docenten die op de opleiding werken, komen recentelijk uit het bedrijfsleven. Hierdoor beschikt de opleiding over up to date docenten. Bij een vacature voor een nieuwe docent wordt uitgebreid nagegaan welke beroepservaring gewenst is en waar tekorten in de bestaande bezetting bestaan. Zo worden alle gebieden waar de opleiding voor opleidt vertegenwoordigd in het docententeam. Volgens de opleiding komt het personeel op verschillende manieren in aanraking met de beroepspraktijk. Alle docenten worden betrokken bij de stagebegeleiding en hebben daardoor veel contact met vele bedrijven in een wisselende samenstelling. De kerndocenten worden betrokken bij afstudeeropdrachten en hebben hierdoor ook veel contact met vele
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
28/61
bedrijven in een wisselende samenstelling. Bij alle projecten zijn bedrijven betrokken. De opleiding maakt veel gebruik van gastdocenten. Enkele docenten combineren hun onderwijsbaan met een baan in de beroepspraktijk. De opleidingscoördinator is tevens lid van de kenniskring Embedded Systems en heeft hierdoor veel contacten in het bedrijfsleven. De inbreng van docenten IPO bij bedrijfsprojecten van het kenniscentrum wordt actief gestimuleerd. De opleiding participeert actief in het Ontwerp Platform Arnhem. Docenten nemen deel aan symposia, congressen, lezingen, workshops en studiedagen. Veertig procent van de bezetting word ingevuld met part-time medewerkers en freelancers. De freelance groep wordt in stand gehouden in het kader van de directe betrokkenheid van het werkveld (Personeelsbeleid IPO 2005-2006). Studenten zijn blijkens evaluatiegegevens tevreden over de beroepsgerichtheid van docenten. De docenten geven in het gesprek aan dat de gastdocenten een positieve werking hebben op de studenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het totale personeelsbestand van IPO is 5.7 fte s onderwijzend personeel. Er is een opleidingscoördinator voor 0.7 fte s Docenten van de opleidingen werktuigbouwkunde en technische bedrijfskunde kunnen worden ingezet voor ondersteunend onderwijs en de opleiding maakt voor 1.0 fte s gebruik van freelance docenten. De huidige docent-student ratio is ongeveer 1:24. Er wordt gestreefd naar een docent-student ratio van 1:27. De man/vrouw verhouding is ongeveer twee op één. De leeftijdsopbouw is evenwichtig en ligt tussen de 32 en 50 jaar. De opleiding streeft naar een goede bezetting over de werkdagen. De opleiding denkt dit te kunnen bereiken door voldoende aanstellingen van 0.7 fte s of meer. Naast het inhuren van docenten Werktuigbouwkunde heeft een vijftal docenten een part-time aanstelling. De opleiding gaat uit van 1659 werkuren per jaar voor een fulltime aanstelling. Van die aanstelling is tien procent gereserveerd voor deskundigheidsbevordering en tien procent voor organisatie (vergaderen, open dagen en dergelijke). Oudere werknemers kunnen een beroep doen op de SOP-regeling: minder werken tegen inlevering van salaris en de seniorenregeling: minder werken (maximaal 90 uren op jaarbasis bij een full-time aanstelling) zonder inlevering van salaris.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
29/61
Bij de taaktoedeling wordt rekening gehouden met de wensen en voorkeuren en deskundigheid van de medewerkers met betrekking tot hun inzet. Een probleem voor de opleiding IPO is dat docenten weinig toekomen aan het ontwikkelen van onderwijs. De uren zijn voornamelijk ingepland voor het verzorgen van onderwijs, met name als er sprake is van een vacature. De curriculumcommissie bepaalt de prioriteiten van het ontwikkelen van onderwijs, de mogelijkheden zijn echter beperkt. Het ziekteverzuim is laag. Er is geen werkgerelateerd verzuim en geen langdurig verzuim. Langdurige ziekte wordt bestreden door op faculteitsniveau preventieve maatregelen te nemen. (Deze staan beschreven in Succesvol sturen op verzuim, 2006) Uit de evaluatieresultaten van het medewerkerstevredenheidonderzoek blijkt dat de docenten ontevreden te zijn over de werkdruk binnen het Instituut Engineering. De opleiding probeert door een evenwichtige blokbelasting en een efficiënte verdeling van de onderwijseenheden over de docenten de werkdruk te verminderen. Ook het snel vervullen van bestaande vacatures zou daarbij kunnen helpen. In het gesprek met het management komt naar voren dat de vacatures moeilijk kunnen worden vervuld, zoals bij veel technische opleidingen het geval is. In het gesprek met het panel geven de docenten aan dat de werkdruk in de loop van het jaar varieert. Ze geven aan dat het te doen is, maar mocht het niet lukken dan kunnen ze altijd in gesprek gaan en wordt er naar een oplossing gezocht. Ook geven ze aan dat ze het jammer vinden dat er weinig tijd over is voor hun eigen scholing. Gezien het hiervoor beschreven knelpunt komt het panel tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding selecteert haar personeel op bepaalde kwaliteiten: relevante beroepservaring, relevante vakkennis, adequate opleiding op universitair niveau of hbo+ niveau, communicatieve en coachingsvaardigheden, competentie in het omgaan met groepen mensen/studenten in opleidingsituaties, onderbouwende motivatie om in het onderwijs te willen werken. Nieuwe docenten moeten in het eerste jaar hun Pedagogisch Didactische Bekwaamheid halen om een vaste aanstelling te krijgen. Iedere nieuwe medewerker krijgt een coach die hem begeleidt in het docentschap. Uit de CV s van de docenten is duidelijk geworden dat ze op grond van opleiding (recente) werkervaring en nascholing over voldoende kwalificaties/competenties beschikken om de opleiding te verzorgen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
30/61
De opleiding hecht een groot belang aan scholing van haar personeel alsmede het op blijven doen van beroepservaring. Tevens vindt de opleiding het belangrijk om de kwalificaties van haar personeel op peil te houden en waar nodig uit te breiden. De scholing is deels onderwijskundig- en deels vakgericht. Voor iedere docent is tien procent van de aanstellingsuren gereserveerd als een bijdrage in de deskundigheidsbevordering. Vijf procent is voor scholing in het kader van HOF (HOF beleidsplan Scholing) en vijf procent vult de medewerker zelf in aan de hand van zijn persoonlijk ontwikkelingsplan en in overleg met zijn leidinggevende. De kwalificaties van de docenten worden door de opleidingscoördinator met behulp van een matrix bijgehouden. In deze matrix staan alle kwalificaties van de docent en wordt de bezetting van het vakgebied weergegeven. De opleidingscoördinator kan zo bijhouden waar tekorten ontstaan. Voorbeelden van scholing zijn: trainingen, studieloopbaanbegeleiding, afnemen van assessment, ontwikkelen van studiemateriaal, opzetten courses en competentiegericht opleiden. Ook kunnen de docenten individueel geschoold worden op het gebied van ethiek en techniek en duurzaam ontwerpen. Naast directe scholing vindt scholing plaats door deskundigen uit het werkveld. Er worden gastcolleges gegeven in alle blokken en in alle leerjaren die in samenwerking met een bedrijf worden verzorgd. Daarnaast worden er in de hogere leerjaren gastcolleges verzorgd op de gebieden van: integraal product ontwerpen, duurzaam ontwerpen, consumentenonderzoek, ontwerpen voor doelgroepen, milieubelasting, octrooien De gastcolleges worden tweeledig gebruikt. Ten eerste voor verzorging van specifieke onderdelen van onderwijs en ten tweede voor scholing van personeelsleden. De opleiding maakt gebruik van de HAY profielen en de bijbehorende resultaat- en ontwikkelingsgesprekken (R&O) die op HAN niveau zijn voorgeschreven (personeelsontwikkeling en evaluatie binnen de faculteit Techniek). In de jaarlijkse R&O gesprekken bespreken medewerkers de huidige en toekomstige werkzaamheden, eventuele knelpunten en de kwaliteit van de werkzaamheden mede aan de hand van de module-evaluaties door studenten. Verder worden er in deze gesprekken afspraken gemaakt over de toekomstige ontwikkelingen en deskundigheidsbevordering. In de komende jaren zullen de docenten een POP moeten maken. Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de studenten tevreden zijn over de docenten. Ze zijn tevreden over de behulpzaamheid van docenten en ze vinden ze voldoende deskundig, wat ook bevestigd werd in het gesprek met de studenten. Op instituutsniveau geven de medewerkers aan dat zij tevreden zijn over de mate van aansluiting van de werkzaamheden op de eigen competenties, de betrokkenheid bij de afdeling en de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de taakinhoud.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
31/61
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding is gevestigd op de hogeschoolcampus in Arnhem. Het gebouw wordt gedeeld met de opleiding Autotechniek. In de komende periode krijgt de opleiding een nieuwe huisvesting, waardoor er nu nog enkele lokalen en praticalokalen niet optimaal zijn. Een nadeel is ook dat door de huidige huisvesting de opleiding geen fysiek herkenbare eigen identiteit heeft. De opleiding beschikt over theorielokalen (deze zijn standaard uitgerust met een whiteboard, een beamer en meubilair). De opleiding heeft in principe een eigen modelwerkplaats waar prototypes gemaakt worden en een tekenlokaal (samen met Bouwkunde en Werktuigbouwkunde). De modelwerkplaats is voorzien van technieken en apparatuur voor het beperkt verwerken van hout en kunststoffen. Voor het bewerken van metaal en uitgebreidere bewerkingen moet er naar een andere werkplaats worden uitgeweken die op vijf loopminuten minuten is gelegen. Daardoor is het niet goed mogelijk om tijdens het ontwerpproces modellen te maken. De computerfaciliteiten worden gedeeld met de opleiding Autotechniek. De ICTvoorzieningen bestaan uit PC's en printers met software. Er zijn speciale PC-lokalen, hier kunnen studenten ook gebruik maken van Internet en Blackboard. Voor alle lessen zijn laptops beschikbaar. Het gebouw beschikt over een draadloos netwerk. De computer-student ratio is 1:6. Er is een ICT-helpdesk voor problemen. De opleiding beschikt over een mediatheek voor studenten en docenten. Hier kunnen ze boeken, tijdschriften, kranten, cd-roms et cetera raadplegen en lenen. Vanuit de mediatheek kunnen de catalogi van andere hogeschool- en universiteitsmediatheken worden geraadpleegd en kunnen boeken worden aangevraagd. Het panel heeft er een goede indruk van gekregen. De afdeling studentenzaken verricht diverse administratieve taken die voor studenten van belang zijn. Ook is er een stagebureau in het gebouw aanwezig. Voor informatie over studie en stage in het buitenland is er een International Office. Docenten met een minimale aanstelling van 0,7 fte s beschikken over een eigen werkplek. Docenten met een kleinere aanstelling maken gebruik van flexplekken. De studenten zijn tevreden over de onderwijsruimtes voor diverse leeractiviteiten. Ze vinden dat de huidige voorzieningen onvoldoende ruimte bieden voor nietingeroosterde activiteiten zoals groepswerk en zelfwerkzaamheid. Ze zijn tevreden over de klantvriendelijkheid van de diverse diensten, zoals conciërges, studentenadministratie, kantine et cetera.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
32/61
De docenten zijn redelijk tevreden over de beschikbaarheid en inrichting van de werkplek. Ze zijn tevreden over de faciliteiten en de ondersteuning van afdelingen. De opleiding heeft extra faciliteiten aan docenten geboden om lessen te ondersteunen, onder andere meer laptops, en een cursus PowerPoint presentatie. Het panel komt tot het oordeel voldoende omdat de opleiding in een overgangsfase zit naar een nieuwe vestiging. In deze nieuwe vestiging zullen er meerdere faciliteiten voor de opleiding zelf aanwezig zijn. Op het moment van visiteren is de toegankelijkheid van de werkplaats beperkt en zijn er te weinig begeleiders/ondersteuners in de werkplaatsen. Ook de tekenzaal is te ver weg (zie hier boven). Het panel is van mening dat op dit moment de ruimtes nog niet inspirerend zijn. De opleiding geeft tijdens de rondleiding aan dat dit in de nieuwe huisvesting allemaal verbeterd zal zijn.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studieloopbaanbegeleiding (SLB) is erop gericht studenten zo optimaal mogelijk het opleidingstraject te laten doorlopen. In de loop van de studiejaren worden zelfverantwoordelijkheid, zelfsturing en reflectievermogen steeds belangrijker. Het HOF onderwijs wordt in toenemende mate gekenmerkt door vraagsturing, individualisering en flexibilisering. De studenten worden intensief begeleid om ervoor te zorgen dat er een optimaal studierendement wordt behaald. Iedere student heeft een studieloopbaanbegeleider die hem coacht en feedback geeft gedurende zijn hele opleiding. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het leren, zijn studievoortgang, studieloopbaanplanning, bij het maken van individuele keuzes uit het onderwijsaanbod van de HAN en bij de oriëntatie op het beroep. Deze uitgangspunten van studieloopbaanbegeleiding zijn vastgelegd in Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein; HAN-kader voor alle studievarianten. Per studiejaar wordt duidelijk aangegeven wat de doelstelling voor het betreffende studiejaar is en hoe de opbouw en samenhang is met voorgaande studiejaren. Voor het propedeusejaar heeft de opleiding IPO een programma studieloopbaanbegeleiding opgesteld (syllabus Programma Studieloopbaan). Voor de hoofdfase wordt nog een programma samengesteld. Alle kerndocenten zijn ook SLB er. De eerste groep SLB ers heeft een specifieke SLB-scholing gehad. Nieuwe docenten worden via de verplichte didactische cursus en door geschoolde docenten bijgespijkerd op dit gebied.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
33/61
De studieloopbaanbegeleiding vindt plaats in groepbijeenkomsten en in individuele gesprekken. In de groepsbijeenkomsten krijgt de student voornamelijk informatie. In de individuele gesprekken worden de studievoortgang en de status van het portfolio besproken. Studenten werken tevens aan beroepsoriëntatieopdrachten, leerstijlopdrachten en stagevoorbereidingsopdrachten. Naast de SLB er hebben studenten ook nog andere begeleiders. Een begeleider voor de ontwerpopdracht, coördinator studieloopbaanbegeleiding, senior studieloopbaanbegeleider en de campusdecaan. Bij de stagebegeleiding zijn de stagecoördinator, de begeleidend docent, de studieloopbaanbegeleider en de bedrijfscoach betrokken. De stagebegeleider vanuit de opleiding vormt het eerste aanspreekpunt van de stagiair met de opleiding. De stagebegeleider vanuit school legt tweemaal een bezoek af. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt tijdens de stagevoorbereiding bij het opstellen van het POP. Op het intranet van de faculteit kunnen studenten roosters, mededelingen en studieresultaten bekijken. Tevens kunnen de studenten gebruik maken van Blackboard, dit is een elektronische leeromgeving. De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat Blackboard een handig communicatiemiddel is. Het is goed, helder en er wordt veel gebruik van gemaakt. Ook voor projecten. Verder kunnen de studenten het opleidingsstatuut raadplegen en het mededelingenbord. Voor alle onderwijseenheden zijn er blokboeken aanwezig waarin het programma voor elk blok staat. Via postvakken worden nagekeken toetsen en werkstukken teruggegeven aan de studenten. Docenten hebben een eigen postvak waar studenten materiaal kunnen inleveren. De registratie van de studievoortgang vindt plaats via het FIS (Facultair Informatie Systeem). Per blok en per studiejaar worden de resultaten van de studenten in dit systeem vastgelegd. Studenten en mentoren kunnen de resultaten via Intranet bekijken. Sinds februari 2007 vindt de studiepuntenregistratie plaats voor alle HANstudenten via HAN SIS. Het studieloopbaanprogramma voor het derde jaar is nog in ontwikkeling. De huidige derde- en vierdejaars hebben nog met het pré-HOF-programma te maken. De derdejaars studenten hebben naast een stagebegeleider geen studieloopbaanbegeleider. Ze hebben nog een mentor voor als er problemen zijn. Over het algemeen zijn de studenten tevreden over de studieloopbaanbegeleiding. Studenten zijn tevens tevreden over de begeleiding bij de studievoortgangproblemen. Wel ziet de opleiding een kleine daling in de waardering. In het gesprek met het management komt naar voren dat vooral in het eerste jaar de vinger aan de pols wordt gehouden. In de loop van de jaren groeit de zelfstandigheid van de studenten en zijn er dus minder contacturen nodig. Over het algemeen vinden studenten dat de tutoren in het propedeusejaar voldoende stimulans geven. De studenten in de hoofdfase geven ook aan tevreden te zijn over de begeleidende rol van de tutoren.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
34/61
De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat de meeste docenten goed bereikbaar zijn per mail. Sommige reageren direct, andere binnen een paar dagen. Volgens de studenten hebben de docenten het wel erg druk, maar ze maken altijd tijd voor de student.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De kwaliteitszorg van de opleiding is ingebed in de bredere planning en controlecyclus van de HAN. Het kwaliteitsbeleid is vastgelegd in de notitie: HAN kwaliteitszorg: kader en instrumenten. Op basis van dit kader is op instituutsniveau een eigen kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld. Dat is vastgelegd in het document Kwaliteitszorgplan Engineering (vs 2006). Dit document vormt het uitgangspunt voor de opleiding die jaarlijks een kwaliteitsactieplan maakt. Daarin worden gegevens van evaluaties verwerkt, acties geformuleerd en het effect van voorgaande acties geëvalueerd. Het panel heeft meerdere van dergelijke actieplannen gezien en er een positieve indruk van gekregen. In het kader van de HAN kwaliteitszorg worden er driejaarlijks interne audits uitgevoerd. In maart 2006 heeft er bij de opleiding IPO een interne audit plaatsgevonden. In het kwaliteitszorgplan van het Instituut wordt onder meer ingegaan op het doel van de kwaliteitszorg, verantwoordelijkheden en normen. Daarnaast wordt een uitvoerig overzicht gegeven van de gebruikte instrumenten met het doel, de doelgroep, de frequentie van afname, de onderwerpen, de uitvoerder en de planning. Belangrijk is ook het raamwerk waarin op basis van de PDCA-cyclus het evaluatieproces in kaart wordt gebracht. Daarbij is ook een item Norm . Daaronder worden zowel kwalitatieve als kwantitatieve streefnormen beschreven. De kwalitatieve zijn ontleend aan het NVAO kader. Het kwantitatieve streefdoel van de opleiding als norm voor de evaluaties is drie of hoger op een vijf-puntsschaal. De instituutsdirecteur is eindverantwoordelijk voor de interne kwaliteitszorg en de opleidingcoördinator is verantwoordelijk voor de uitvoering. Daarnaast is er ter ondersteuning een faculteitsmedewerker bij de kwaliteitszorg betrokken. De opleiding maakt gebruik van de volgende evaluaties: - schriftelijke en mondelinge blokevaluaties - evaluaties onder afstudeerders en begeleiders - evaluaties onder gecommitteerden - evaluaties onder stagiaires en bedrijven - gesprekken met studenten © NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
35/61
- HAN-instroommonitor - HAN-student tevredenheidsonderzoek - HAN-medewerkerstevredenheidonderzoek Het panel stelt vast dat alle relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide meetinstrumenten worden gebruikt. De evaluaties vinden jaarlijks of tweejaarlijks plaats, met uitzondering van de evaluaties van het onderwijsprogramma. De resultaten van de evaluaties worden schriftelijk vastgelegd en besproken. Nu de opleiding afgestudeerden heeft, gaat zij ook alumni-onderzoek doen. De opleiding evalueert ook op informele wijze. Iedere docent evalueert aan het eind van de periode de lessen met de groep. Doordat de opleiding klein is, zijn de communicatielijnen kort en kan er snel tot actie worden overgegaan.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De verwerking van de resultaten van de schriftelijke evaluaties verloopt via het IOWO, de centrale HAN diensten en de opleiding zelf. Deze resultaten worden geanalyseerd door de opleidingscoördinator. Hieruit ontstaan indien nodig verbeterpunten. De verbeterplannen worden samengevat in de Jaarverslagen Kwaliteitszorg. Het panel heeft daar goede voorbeelden van gezien. Via de coördinator worden de verbeteracties uitgezet en gecoördineerd samen met het betreffende team. De resultaten en voorgestelde acties worden besproken in de opleidingsvergadering. Op het niveau van de onderwijseenheden zijn de betrokken docenten verantwoordelijk voor de verbeteracties. De opleidingscoördinator bewaakt de uitvoering van de afgesproken verbeteracties. Dit wordt bijgehouden in het Jaarverslag. De controle op de verbeteracties vindt plaats door de evaluaties in het volgende jaar. Ook op instituutsniveau vindt controle op verbeteracties plaats. Docenten voeren zelf ook regelmatig direct verbetermaatregelen tijdens het proces uit. Dit naar aanleiding van bevindingen van docenten, beroepenveld en directe reacties van studenten op een onderwijsprogramma. De opleiding heeft sinds haar start al enkele verbeteracties ondernomen zoals het aanpassen van een bepaalde onderwijseenheid, het invoeren van het HOF en de summatieve competentiebeoordeling. Andere concrete verbeteracties zijn het verbeteren van nieuwe werkplekken voor medewerkers, intensivering van studiebegeleiding en verbeteracties op vakniveau, zoals het eerder genoemde veranderen van het onderwijs in computerondersteund ontwerpen. Deze verbeteractiviteiten hebben de hele PDCA-cyclus doorlopen. Ook studenten konden
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
36/61
voorbeelden van verbeteringen geven zoals dat cadgebeuren en het invoeren van extra colleges toen er bij een bepaald project wat mis ging. Het panel stelt op basis van de gesprekken en de documentenbestudering vast dat er weliswaar wordt geëvalueerd en dat er daadwerkelijk wordt verbeterd, maar dat dit nog niet geheel systematisch gebeurt. Ze is het met de opleiding eens dat de controle op de verbeteringen nog aandacht vraagt, dat de uitvoering en borging nog aanscherping behoeven . Het panel komt daarom tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studenten worden mondeling en schriftelijk ondervraagd over de kwaliteit van het onderwijs. Studenten worden tevens betrokken bij het bespreken van evaluatieresultaten. Na de schriftelijke evaluaties worden de resultaten besproken in klankbordgroepen. Elke groep heeft een student die het aanspreekpunt en het contactpersoon van de groep is. Regelmatig wordt er contact opgenomen met deze studenten. Ook worden studenten betrokken bij de kwaliteitszorg door de opleidingscommissie. In de opleidingscommissie vindt terugkoppeling van de resultaten plaats en wordt informatie gegeven over te ondernemen en ondernomen verbeteracties. Ook geeft de opleidingscommissie advies en denkt mee over verbeteracties. Uit het gesprek met studenten en de notulen van de opleidingscommissie heeft het panel opgemaakt dat de commissie nog niet optimaal functioneert. Desgevraagd meldde het management dat de commissie pas anderhalf jaar bestaat en nog in opbouw is. Desondanks heeft ze al veel gedaan. Via de HAN insite vindt er terugkoppeling plaats van de evaluaties en de verbeterpunten. De docenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg door het medewerkerstevredenheidsonderzoek en tijdens het R&O (resultaat-en ontwikkelings) gesprek is er ruimte voor evaluatie van de tevredenheid. De evaluaties worden teruggekoppeld in de centrale docentenvergadering. Daarmee zijn de docenten vervolgens ook medeverantwoordelijk voor het uitvoeren van de verbeteracties. In de opleidingsvergadering worden docenten op de hoogte gehouden van de kwaliteitszorgcycli op instituutsniveau en kunnen ze daar over meepraten. Een deel van de docenten heeft zitting in de opleidingscommissie, de beroepenveldcommissie, de curriculumcommissie en de examencommissie. Zij hebben als taak het toezicht houden op de kwaliteit van de opleiding, van toetsen en afstudeeropdrachten. Docenten kunnen ook zitting hebben in de medezeggenschapsraad of de Faculteitsraad.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
37/61
De terugkoppeling van de evaluatieresultaten en inspraak door het beroepenveld vindt plaats via contacten met de stage- en afstudeerbedrijven, via de gecommitteerden en via de beroepenveldcommissie. Deze bestaat uit zes personen en komt minimaal twee keer per jaar bij elkaar. Uit het gesprek met de vertegenwoordigers van de commissie en uit de notulen is het het panel duidelijk geworden dat ze actief bij de opleiding zijn betrokken. Ze houden zich bezig met de actualisering van het opleidingsprofiel, komen met nieuwe opdrachten, geven aan wat in de opleiding verbeterd kan worden en informeren de opleiding over actuele ontwikkelingen. Via een uitgebreide vragenlijst geven gecommitteerden hun oordeel over de examenkandidaten en de procedures rond het afstuderen. Doordat de opleiding nog weinig alumni kent, wordt er nog geen alumnibeleid vormgegeven. Wel heeft de opleiding al een enquêteformulier voor alumni-onderzoek ontwikkeld. Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de manier en mogelijkheid om inspraak te hebben in de opleiding. Ook komt naar voren dat de studenten in de propedeuse over het algemeen tevreden zijn over de manier en mogelijkheid om inspraak te hebben in de opleiding. Uit het voorgaande komt duidelijk naar voren dat studenten, docenten en het werkveld in voldoende mate betrokken zijn bij de opleiding. Dat geldt nog niet voor de alumni. Mede gezien de opmerking over de opleidingscommissie komt het panel tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Voor het beantwoorden van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, heeft de opleiding, zoals het panel heeft kunnen vaststellen, voldoende bruikbare instrumenten: de goede reguliere toetsing, de procedures rond en de beoordeling van de stage en het afstuderen, de stage -en afstudeerevaluaties, de contacten met de stagebegeleiders van de bedrijven, de contacten met de beroepenveldcommissie, de beoordelingen door externe begeleiders van stagiaires en afstudeerders, de inzet van gecommitteerden bij het afstuderen. De afstudeeropdracht wordt als meesterstuk gezien. Deze moet een ontwerptechnisch probleem omvatten, waarbij in de aanpak van het probleem de verschillende fases van de strikte productontwikkeling, zelfstandig doorlopen dienen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
38/61
te worden. Het doel van de afstudeeropdracht is dat studenten het eindniveau aantonen, zoals gesteld wordt in de Afstudeergids voltijd IPO. Daarin worden ook leerdoelen en de hele procedure rond het afstuderen helder beschreven. Als de student een opdracht bij een bedrijf heeft verworven, schrijft hij een plan van aanpak. In overleg met de afstudeercoördinator wordt dit plan goedgekeurd en krijgt de student een begeleidend docent toegewezen. Elke veertien dagen rapporteert de student over zijn voortgang en halverwege de opdracht wordt een tussenverslag ingeleverd. Aan het eind van de opdracht levert de student een eindrapport in en maakt hij een presentatiepaneel. In de afstudeerzitting presenteert de student zijn opdracht en rapport. De beoordelingscommissie bestaat uit een examinator, tenminste één assessor, een gecommitteerde uit het bedrijfsleven en de bedrijfsbegeleider. De opleiding maakt bewust gebruik van gecommitteerden uit het werkveld om de borging van het eindniveau te garanderen. De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in het Beoordelingsformulier Afstudeeropdracht IPO. De criteria hebben betrekking op het proces, het product, het rapport maar nog niet op de presentatie, hoewel die wel een rol speelt in het eindoordeel. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak, waren overwegend positief over de kwaliteit van stagiaires en afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat ze snel werk vonden en dat de overgang naar de beroepspraktijk niet lastig is. Dat heeft te maken met de goede voorbereiding door de stage en het feit dat de opleiding breed is waardoor de afgestudeerde makkelijk is in te passen in verschillende bedrijven. De breedte heeft dan onder meer betrekking op de kennis van verschillende materialen en productietechnieken. Ook werkgevers vinden de afgestudeerden goed opgeleid. Ze hebben voldoende praktische en theoretische bagage meegekregen om aan de slag te gaan. Ook zij wijzen op de brede basis: afgestudeerden zijn niet alleen technisch vaardig en goed op de hoogte (normen bijvoorbeeld), maar ze beschikken ook over voldoende creativiteit en bedrijfskundige kennis. Ze kunnen methodisch ontwerpen, maar zijn daarnaast ook in staat behoorlijk te presenteren. Als minder sterk punt wordt zowel door alumni als werkgevers (en ook in de notulen van de beroepenveldcommissie) gewezen op de andere kant van de breedte-medaille . Er zou meer ruimte moeten zijn voor een zekere verdieping, een zekere mate van specialisatie. Dat gaat dan om aspecten als optimaliseren, maar ook om gebieden als vormgeving, ergonomie of techniek. Het panel heeft tien afstudeerwerken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Het heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: opzet onderzoek, probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, relevantie voor het werkveld en voldoende hbo-niveau. Het is zich ervan bewust dat het hier om een eerste lichting afstudeerders gaat. Het panel vond de afstudeerwerkstukken van een voldoende tot goed niveau. Er is steeds sprake van actuele onderwerpen en probleemstellingen die voldoende relevant zijn voor het IPO. De opzet en structuur van het onderzoek zijn in alle gevallen voldoende. De gebruikte methodes worden meestal helder beschreven en zijn adequaat. Het gebruik van relevante literatuur en de verwijzingen ernaar in de rapportage zou in een aantal gevallen beter kunnen. Over het algemeen is de opbouw goed en zijn de verslagen voldoende leesbaar.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
39/61
Wel miste het panel af en toe een zekere diepgang, maar dat kwam dan ook tot uiting in het oordeel. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kon zich over het algemeen in de beoordelingen vinden. Soms zat het panel iets hoger, soms iets lager. Naar de mening van het panel zijn, op een enkele uitzondering na, de werkstukken afgemeten aan de generieke kwalificaties en de Dublin descriptoren van voldoende hbo-niveau. Het panel komt op dit facet dan ook tot het oordeel voldoende. De opleiding heeft in juni 2006 onder de eerste tien afgestudeerden en de afstudeerbedrijven een enquête gehouden. Bedrijven en studenten beoordelen het niveau van het afstuderen als positief. Bedrijven geven aan dat zij tevreden zijn over de kennis, houding en vaardigheden van de afgestudeerde. Het eindresultaat van de afstudeeropdrachten beantwoordde aan wat verwacht was. Vermeld mag hier ook worden dat de meeste producten als resultaat van de afstudeeropdracht ook daadwerkelijk geïmplementeerd worden.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft als streefdoel voor het propedeuserendement na twee jaar 65%. Deze streefnorm wordt nog niet behaald. Wel is de uitval gelijk aan het landelijk gemiddelde. De opleiding probeert door betere voorlichtingsactiviteiten en intensieve begeleiding in het eerste jaar dit rendement wel te halen. Voor het hoofdfaserendement streeft de opleiding na vijf jaar naar een percentage van 85%. De opleiding hanteert geen concrete streefnorm voor de gemiddelde studieduur van studiestakers en afgestudeerden. Wel gaat de opleiding ervan uit dat de meeste studenten met de nominale studieduur van vier jaar afstuderen. Landelijk gezien doen IPO-studenten er 64 maanden over om een diploma te behalen. Bij de HAN deden de eerste veertien afgestudeerden er precies vier jaar over. Omdat de opleiding in 2002 gestart is, is alleen van het eerste cohort het diplomarendement te bepalen. Dat lag op 50%. Gezien de behaalde resultaten van studenten tot nu toe mag verwacht worden dat 90% het diploma binnen 5 jaar haalt. Daarmee zou het streefdoel ruim gehaald worden. De opleiding voert exitgesprekken met de studenten die stoppen. Uit de exitgesprekken komt naar voren dat 20% de opleiding niet creatief genoeg vindt, 20% de opleiding niet technisch genoeg vindt, 10% zich iets anders had voorgesteld van de opleiding. Vijftig procent heeft moeite heeft met de opleiding door een minder goed aansluitende vooropleiding, doordat er onvoldoende inspanning wordt geleverd of doordat te laat wordt gestart. De eerste drie percentages probeert de opleiding terug te brengen door de voorlichting. Voor het laatste, grootste percentage zijn er diverse
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
40/61
maatregelen genomen om het percentage omlaag te brengen. Zo streeft de opleiding naar een strakkere begeleiding in het eerste half jaar, een grotere rol voor de SLB ers en extra ondersteunend onderwijs in de exacte vakken voor de mbo-instroom. Daar over het opleidingsrendement nog weinig te zeggen is en sommige streefnormen wel, andere nog niet gehaald worden, komt het panel tot het oordeel voldoende op dit facet.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
41/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
42/61
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
43/61
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
44/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
45/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
46/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
47/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
48/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
49/61
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
50/61
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Industrieel Product Ontwerp Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X X X
Panellid NQA: Mw. M.J.E. Wegkamp
Panellid NQA: De heer J. Boerke
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid student: Mevrouw ing. A. Postma
Panellid: De heer ir. M.L. Uyterlinde
Panellid: Mevrouw dr.ir. R.W. Vroom
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X
X
X X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid mevrouw dr.ir. R.W. Vroom Mevrouw Vroom is ingezet vanwege haar grote expertise in de wereld van Industrieel Product Ontwerpen. Momenteel is zij universitair docente aan de Technische Universiteit te Delft. Zij participeert in internationale congressen, onder andere Design 2002 en 2006, Advanced Engeneering Design 2003, 2004 en 2006. Mevrouw Vroom heeft in 1999 deelgenomen aan de visitatiecommissie Werktuigbouwkunde en IPO en in 2005 en 2007 aan de visitatie van twee IPO-opleidingen. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining, daarnaast is zij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1979 1986 2001
Cum laude afgestudeerd als ir. Industrieel Ontwerpen aan de TU Delft. Promotie tot doctor, met dissertatie Zicht op Product- en Procesontwikkelingsinformatie in het bijzonder bij toeleveranciers aan de automobielindustrie.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
51/61
Werkervaring: 1985 1987 CAD analist (& afstuderen) bij Volvo Car Helmond 1987 heden Universitair docent Industrieel Ontwerpen (IO) aan de TU Delft 1987 heden Onderzoek op het gebied van kennisbeheer voor Industrieel Ontwerpen met publicaties in diverse proceedings en journals en presentaties op diverse internationale congressen. 1987 heden Begeleiden van afstudeerders Industrieel Ontwerpen TU Delft. Ruim 90% van die afstudeerprojecten vindt in het bedrijfsleven plaats. 1987 heden Docent bij diverse vakken, waaronder: Advanced Design Support, Software in Design, Technische Productinformatie, Onderzoeksleer, Vrijwel alle ontwerpoefeningen 1992 1994 Reviewer voor Europese Commissie voor Europees Project PISA (onderzoek) 1996 1997 Faculteitsbestuur Industrieel Ontwerpen, TU Delft 1997 1999 Kwaliteitsmanager onderwijs bij IO, TU Delft 1997 1998 Parttime adviseur Industrieel Ontwerpen bij MKB 1999 2000 Adviseur bij visitatie IPO Den Haag 2004 heden Verantwoordelijk docent voor het mastervak Preparation for Graduation, een 6ects verplicht mastervak voor bij de 3 masters van Industrial Design Engineering TU Delft, te weten: Integrated Product design (IPD); Design for Interaction (DfI) & Strategic Product design (SPD) 2006 heden Lid kernteam voor ontwikkelen van een vak in de nieuwe bachelor (start in september 2007) bij Industrieel Ontwerpen TU Delft: te weten PO2: Concipiëren. Diversen: Participerend bij internationale congressen, o.m: Design 2002 Design 2006 Advanced Engineering Design (AED) 2003, 2004 en 2006 International Conference on Engineering Design (ICED) Practical Aspects of Knowledge Management (PAKM) 2002 European Conference on Knowledge Management (ECMK) 2003 European Academy of Design Conference (EADC) 2003: Design Wisdom Engineering Design in Integreted Product Development (EdiProd) International Conference on Computer-Aided Industrial Design and Conceptual Design 2005 (CAID&CD 2005)
De heer ir. M.L. Uyterlinde De heer Uyterlinde is voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaring als assessor voor de Raad van Accreditatie en zijn domeindeskundigheid op het gebied van industriële productie. Vanuit opleiding en werkervaring heeft hij ruime (internationale) kennis van ontwikkelingen en technieken in het werkveld. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Voor deze visitatie is de heer Uyterlinde aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleidingen: 1953 1960 1962 1969
HBS-B aan het Rotterdams Lyceum Werktuigbouwkunde aan de Technische Universiteit van Delft, specialisatie: Voertuigtechniek
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
52/61
Werkervaring: 1969 1972 1972 1978 1978 1989 1989 1993 1993 2002
Process Engineer bij DAF in Eindhoven Manager Manufacturing Research bij Volvo Car B.V. in Helmond Manager Industrial Engineering bij Volvo Car B.V. Manager Advanced Manufacturing Engineering bij NedCar Automotive in Helmond Assistant General Manager van Manufacturing Engineering in de Born Plant
Overige werkzaamheden: 2002 2004 Assessor Raad voor Accreditatie (freelance) 2002 2004 Senior consultant Berkt-group (freelance)
Panellid student mevrouw ing. A. Postma: Mevrouw Postma is eerstejaars student voor de masterdegree Design for Interaction aan de faculteit Industrieel Ontwerpen aan de Technische Universiteit te Delft. Zij is afgestudeerd aan de Fontys Hogeschool Venlo in de richting Werktuigbouw en Industrieel Product Ontwerpen. Zij liep stage bij Verstappen Creative Solutions en Philips Medical Systems. Mevrouw Postma was lid van de Instituutsmedezeggenschapsraad en bestuurslid van zanggroep Spirit met aandachtsgebied evenementen en pr. Opleiding: 1995 2001 09/01 09/02 09/02 09/02
02/02 09/06 09/06 heden
VWO oude stijl , vakkenpakket: Nederlands, Engels, Natuurkunde, Scheikunde, Wiskunde A, Biologie en Tekenen Nederlands Recht (Katholieke Universiteit Nijmegen) Industrieel Product Ontwerpen (FTHV) Werktuigbouwkunde (FTHV) Master Design for Interaction (Faculteit Industrieel Ontwerpen, TU-Delft)
Werkervaring: 01/06 08/06 Afstudeerstage bij Philips Medical Systems. Ontwikkelen trolley voor een nieuw MRIsysteem. 08/04 01/05 Stage bij Verstappen Creative Solutions. Ontwikkelen van speelobjecten voor een binnenspeeltuin
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd s Register. Opleiding: 1959 1965 1965 1973 1982 1987 1987 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
53/61
Werkervaring: 1973 1981 1985 1987 1987 1989 1989 1992 1992 1996 1997 2003 2004 heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-Raad NQA
Panellid NQA mevrouw M.J.E. Wegkamp Mevrouw Wegkamp is ingezet als NQA-auditor. Na haar studie Communicatie-Creatief heef zij enkele freelance opdrachten gedaan in haar vakgebied. Tijdens haar opleiding heeft zij kennis opgedaan van kwaliteitszorg en organisatorische processen. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt in de werkwijze van NQA. Zij heeft ervaring als NQA-auditor bij meerdere visitaties. Opleiding: 1995 2001 2001 2005
HAVO Alfrink College, Zoetermeer HBO Communicatie Hogeschool INHOLLAND Rotterdam
Werkervaring: 2002 2006 Verkoopmedewerker en Assistent Bedrijfsleider Levi Store Zoetermeer 2005 Majoni Plastics BV, Productie Informatiebrochure 2005 Afstudeeropdracht, Media introductieplan met een daaraan gekoppelde onderzoeksscriptie. 2006 E-merge, vormgeven en redactie van het E-merge jaarverslag 2006 Organisatie Nacht van de Fooi, Den Haag 2006 Stinafo, ontwerp lustrum logo
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
54/61
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Industrieel Product Ontwerpen Tijd
Activiteit
08.30 uur
Aankomst en ontvangst panel
307
Henk Arts Opleidingscoördinator
09.00-11.00 uur
Bestuderen materiaal
307
Visitatiepanel
11.00-11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
307
Egon Haffmans Instituutsdirecteur Henk Arts
11.50-12.30 uur
Gesprek met studenten
307
Niels Gossens IPO-1 Henk Garst IPO-1 Linda Leendertse IPO-2 Astrid Marissen IPO-2 Simon Hartendorp IPO-3 Teun van Beek IPO-3 Ghassan Alagourie IPO-4 Bram Schreuders IPO-4
12.30-13.15 uur
Lunch en paneloverleg
13.15-14.00 uur
Gesprek met docenten
307
Lennie Schrauwers Rob Muller Wilfried Nijhof Elze Sennema Rudie van den Heuvel Peter Istha
14.05-14.50 uur
Gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld
307
Nienke Danhof (Nomad Company) Marcel van Mierlo (Remeha) Gerard Janssen (AEP) Maarten den Hartog (den Hartog en Musch) Julius Reijs (afst 2005) Pim Janssen (afst 2005) Rob Neutel (afst 2005) Laila Hazelzet (afst 2005)
14.50-17.00 uur
Rondleiding Eventueel extra gesprekken Materiaalbestudering Paneloverleg Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding Afsluitend paneloverleg
307
Visitatiepanel
307
Egon Haffmans Henk Arts
307
Visitatiepanel
17.00-17.30 uur
17.30-18.00 uur
Lokaal
Deelnemers
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
55/61
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Documenten aangeleverd bij het zelfevaluatierapport HAN chassis voor het onderwijs (2006) Beroeps- en opleidingsprofiel van de HBO-IPO opleiding (2004) Profiel van de Bachelor of Engineering (2006) Opleidingsplan voor het domein Engineering Opleidingsplan IPO (2005) Opleidingsstatuut Industrieel Product Ontwerpen, 2006-2007 Opleidingsstatuut Industrieel Product Ontwerpen hoofdfase, 2005-2006 Voorlichtingsbrochure faculteit Techniek Handboek Summatieve Competentiebeoordeling opleidingen Domein Engineering (2005-2006) Beleidsnotitie personeelsontwikkeling en evaluatie binnen de faculteit Techniek (2004) Handleiding Studieloopbaan Faculteit Techniek; opleiding IPO (2006-2007) Kwaliteitszorgplan Engineering Afstudeergids IPO (2006-2007) Afstudeeropdrachten inclusief beoordeling Overzicht kwalificaties docenten IPO Bij bezoek ter inzage HOF: Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein HOF: Rapportage werkgroep competentietoetsing HAN kwaliteitszorg: kaders en instrumenten Werktijdenregeling HAN HAN kaderstelling procedure taaktoebedeling Functiebouwwerk HAN Bekostigingsmodel voor onderwijs in HOF kader (2006) Kader voor strategisch beleid faculteit Techniek 2006-2010 Ondernemen in openheid, sterk in samenspel (2002) Talenten in beweging (2006) Succesvol sturen op verzuim (2006) Professionaliseringsplan (2004-2005) High Tech Nieuwbouw voor Engineers op de Arnhemse HAN-campus (2006) Rapportage managementafspraken (MARAP), 2006 Dienstverleningsovereenkomst Aanvraag nieuwe opleiding IPO Raamleerplan (2003) Handleiding Innoleren Personeelsbeleid IPO (2005-2006) Informatie voor Studieloopbaanbegeleiders voor de Faculteit Techniek Programma SLB propedeuse IPO 2006-2007 HOF scholingsplan Engineering CV s docenten Jaarverslagen kwaliteitszorg
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
56/61
Notulen beroepenveldcommissie Industrieel Product Ontwerpen Notulen curriculumcommissie Notulen opleidingscommissie Blokboeken Boekenlijst 2005-2006 Programma lesweek 1 (voltijd propedeuse): studie introductieweek (2006-2007) Stagevoorbereidingsgids (2007) Gids voor de stageperiodes van de opleiding IPO Syllabus programma studieloopbaan Overzicht stageadressen HAN-onderwijscatalogus Beoordelingsformulier afstudeeropdracht IPO Representatieve set van beoordeeld materiaal o toetsen; o opdrachten; o stageverslagen. Kengetallen Evaluatie gecommitteerden (2005-2006) Onderwijsevaluaties (2003-2006) Evaluaties afstudeeropdrachten (2005-2006) HAN-student-tevredenheidsonderzoek (2003-2006) HAN-medewerkerstevredenheidsonderzoek (2003-2006) Overzicht afgestudeerden IPO
Verder: Curriculum materiaal Een representatieve set toetsen Stageverslagen Afstudeerwerken Modulehandleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
57/61
Bijlage 5:
Domeinspecifieke competenties
De domeincompetenties van de Bachelor of Engineering zijn te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
58/61
Bijlage 6:
Opleidingspecifieke competenties
Beroepscompetenties van de HBO-ingenieur IPO Ideaaltypisch kunnen voor de IPO-ingenieur drie uitstroom-typen worden onderscheiden, namelijk maken , sturen , vertalen . Bij maken gaat het om de ontwerper, degene die een technisch product ontwerpt, of daaraan bijdraagt. Bij sturen betreft het degene die sturing geeft aan de (uitvoering van de) technische processen. Bij vertalen betreft het degene die de technische aspecten van producten vertaalt naar niettechnische toepassingen c.q. toepassers en vice versa. In de opleiding HAN-IPO zal het maken en vertalen de nadruk krijgen. Bij het ontwerpen van een product ligt het accent op nieuwe toepassingen met bestaande technologieën. Bij een product kan het dan bijvoorbeeld gaan om een mobiel telefoontoestel, een koffiezetter, een auto, de verwarmingsradiator, een bedieningspaneel of een reclamezuil. In het algemeen functioneert de IPO-ingenieur in een technische, industriële, omgeving. De beroepscompetenties zijn onderverdeeld in 1. algemene beroepscompetenties 2. beroepscompetenties maken 3. beroepscompetenties sturen 4. beroepscompetenties vertalen Algemene beroepscompetenties 1. Kan functioneren in een dynamische, multidisciplinaire, interdisciplinaire en internationale omgeving; 2. Kan innovatieve ideeën genereren en kan initiatieven nemen. 3. Kan kennis en vaardigheden up-to-date houden, uitbreiden en overdragen en kan initiatieven nemen gericht op een leven lang leren. 4. Kan bij beroepsmatige en ethische dilemma s een afweging maken op basis van maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden en een besluit nemen. 5. Kan op diverse manieren effectief (mondeling en schriftelijk) communiceren met verschillende geledingen in verschillende situaties. 6. Kan zelfstandig werken en in een multidisciplinair team gestructureerd en resultaatgericht samenwerken, en waar van toepassing op basis van specifieke ontwikkelmethoden 7. Kan leidinggevende en managementtaken uitvoeren. 8. Kan reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen. 9. Kan een actieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
59/61
Beroepscompetenties behorende bij de context maken : 1. Kan een klantwens analyseren en vertalen in functionele en technische specificaties van een te realiseren product. 2. Kan ontwerpen, daarbij rekening houdend met aspecten als ergonomie, vormgeving, economie/kostprijs, (afzet)markt, milieu, kwaliteit, produceerbaarheid en onderhoudbaarheid 3. Kan verschillende presentatie-technieken toepassen en kan een product presenteren. 4. Kan een ontwerpproces plannen en sturen. 5. Kan vanuit technische en functionele specificaties een oplossing ontwerpen en hierbij een gefundeerde keuze maken uit alternatieven. 6. Kan op basis van maatschappelijke, natuurwetenschappelijke, productietechnische, bedrijfseconomische en informatietechnologische aspecten een technisch proces analyseren. 7. Kan in het ontwerpproces actuele ontwerpmethodieken en natuurwetenschappelijke en informatietechnologische principes toepassen en kan modellerings- (rapid prototyping), simulatie-, en beproevingstechnieken gebruiken. 8. Kan bij het specificeren en ontwerpen wettelijke voorschriften toepassen, onder andere met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid, milieu en keuringsnormen. Beroepscompetenties behorende bij de context: Sturen 1. Kan, op basis van natuurwetenschappelijke, informatietechnologische en bedrijfseconomische principes begeleiding geven bij het doen van beproevingen en simulaties, bij het beoordelen en analyseren van een technisch ontwerp en bij het zo nodig in gang zetten van verbeteracties. 2. Kan een techniek-gerelateerd bedrijfsproces inrichten en aansturen, gericht op doelen en resultaten, en kan hierbij gebruik maken van bedrijfseconomische en organisatiekundige principes. 3. Kan een techniek-gerelateerd bedrijfsproces inrichten en aansturen en hierbij wettelijke voorschriften toepassen, onder andere met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid, milieu en keuringsnormen. 4. Kan leiding geven aan mensen werkzaam in bedrijfsprocessen in een technische omgeving. Beroepscompetenties behorende bij de context: Vertalen 1. Kan op diverse manieren effectief communiceren zowel met vakgenoten als met nietvakgenoten op allerlei niveau 2. Kan een idee van een ontwerper vertalen naar een technisch ontwerp, geschikt voor productie. 3. Kan kwalitatief en kwantitatief onderzoek doen naar mogelijkheden en trends in de markt, leveranciers en klanten beoordelen en kiezen alsmede contracten en offertes opstellen en beoordelen. 4. Kan productinnovaties initiëren, een globaal ontwerp maken van een product of een technologisch proces en hierbij wettelijke voorschriften toepassen, onder andere met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid, milieu en keuringsnormen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
60/61
5.
Kan technologische kennis en ontwikkelingen alsmede productinformatie op uiteenlopende wijzen en met verschillende daartoe geëigende middelen toegankelijk maken voor en overdragen aan specifieke doelgroepen.
Competentienadruk Gegeven de kaders van de HBO-raad (kernkwalificaties) zal binnen HAN-IPO de nadruk komen te liggen op de competenties behorend bij maken en vertalen . Richtinggevend is daarbij het volgende element uit het Beroepsbeeld: de IPO-ingenieur kan goed in een multidisciplinair team functioneren en kan problemen herkennen, analyseren en gegevens verzamelen die noodzakelijk zijn om tot een oplossing te komen, oplossingsrichtingen aandragen en gefundeerde keuzen maken tussen verschillende oplossingsrichtingen en de gegeven oplossing ook implementeren . Bron: Raamleerplan (2003)
© NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO)
61/61