Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Locatie: Croho: Varianten:
Creatieve Therapie; hbo-bachelor Nijmegen 34644 voltijd/deeltijd
Visitatiedatum:
21 april 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2009
2/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 28 31 34 38
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
43 44 51 55 57 59
3/59
4/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
5/59
6/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Creatieve Therapie van Hogeschool Arnhem en Nijmegen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in februari 2009, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 21 april 2009. Het panel bestond uit: Mw. drs. L. van Loosbroek (voorzitter, domeinpanellid); Mw. S.M.E.W. van Rijn (domeinpanellid); Mw. I. Haasje (studentpanellid); Dhr. drs. J.H. Boerke (NQA-auditor); Dhr. J.R. Koopmans (junior NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is in 1996 ontstaan door een fusie van de HEAO-Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De HAN telt in 2009 28.000 studenten en 2.900 medewerkers. De HAN verzorgt ongeveer 75 bacheloren masteropleidingen.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
7/59
De opleidingen zijn verdeeld over de volgende faculteiten in Arnhem en Nijmegen: Faculteit Economie en Management; Faculteit Educatie; Faculteit Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij; Faculteit Techniek. De vier genoemde faculteiten bestaan in totaal uit vijftien instituten. Binnen deze instituten zijn opleidingen, die een duidelijke verwantschap kennen, gegroepeerd. Sinds 2005 is het project ‘HAN Onderwijsflexibilisering’ (HOF) ingevoerd. De doelstellingen van de HOF zijn: meer ruimte voor vraagsturing en individuele leerwegen; didactische vernieuwing, competentiegericht leren en toetsen; transparantie en doelmatigheid in onderwijsaanbod en –organisatie. Binnen de HOF is het onderwijs vormgegeven in beroepstaken. Per beroepstaak staan vaak meerdere competenties centraal. Binnen creatieve therapie is in 2005-2006 gestart met het propedeutisch jaar in te richten conform HOF. In studiejaar 2008-2009 is het gehele curriculum van creatieve therapie volgens de HOF ingericht. De opleiding Creatieve Therapie (CTO) maakt deel uit van het instituut Sociale Studies (ISS). Binnen dit instituut worden ook de volgende opleidingen aangeboden: toegepaste psychologie, sociaal pedagogische hulpverlening, culturele en maatschappelijke vorming, pedagogiek en maatschappelijk werk en dienstverlening. De CTO heeft 520 studenten (waarvan 433 voltijd en 87 deeltijd). De opleiding wordt alleen in Nijmegen aangeboden. De opleiding heeft momenteel 54 docenten in dienst, die samen 32,6 fte vervullen. De docent/studentratio bedraagt 1:28. De opleiding leidt studenten op voor het beroep van creatief therapeut (beeldend, drama en muziek) en psychomotorisch therapeut (sinds 2006). De HAN heeft psychomotorische therapie bij de opleiding betrokken, omdat deze in het beroepenveld ook nauw met elkaar werken. De opleiding streeft naar een brede inzetbaarheid van de beginnende beroepsbeoefenaar. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april 2009 inhoudelijk voor op het bezoek van 21 april 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in mei 2009 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2009 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is eind augustus 2009 door het panel vastgesteld. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
9/59
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Opleiding Creatieve Therapie Voltijd Deeltijd
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Voldoende Goed Positief
Goed Voldoende Goed Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Goed
Goed Goed
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
11/59
Doelstellingen opleiding Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma Het facet 2.4 Studielast is met een voldoende gehonoreerd, de andere facetten zijn met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel Facet 3.2 Kwantiteit personeel is met een voldoende beoordeeld, de andere twee facetten van dit onderwerp zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen Facet 4.2 is met een voldoende, facet 4.1 met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De facetten 5.1 Evaluatie resultaten en 5.2 Maatregelen tot verbetering zijn met een goed beoordeeld, facet 5.3 Betrekken van medewerkers et cetera met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Resultaten Zowel facet 6.1 als facet 6.2 is met een voldoende beoordeeld Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
13/59
14/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Opleiding Creatieve Therapie van de HAN leidt studenten op voor het beroep van creatief therapeut (beeldend, drama, muziek) en psychomotorisch therapeut (sinds september 2006). Deze laatste differentiatie is door de opleiding toegevoegd, omdat in het beroepenveld creatief therapeuten en psychomotorische therapeuten steeds meer samenwerken. Hoewel de naam creatief therapeut in het Register Vaktherapeutische Beroepen(SRVB) helemaal niet meer en in de praktijk nauwelijks meer voorkomt - vervangen door vaktherapeut - blijft de naam, om een aantal praktische redenen voorlopig gehandhaafd. • De eindkwalificaties die voor het CTO-programma worden gehanteerd, zijn geformuleerd in termen van competenties en beroepstaken. De opleiding onderscheidt vijf beroepstaken en negen competenties en baseert zich daarvoor op het Landelijk opleidingsprofiel Creatieve Therapie (LOCT) dat in december 2008 is vastgesteld door de Landelijke Organisatie Creatieve Therapie (LOO). Het landelijke profiel is door het werkveld via de Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB) in december 2008 gefiatteerd. Door de eigen Consultatiecommissie is dat gebeurd in 2009 (Notulen 20-01-09). • Het landelijke opleidingsprofiel is gebaseerd op het Beroepsprofiel van de vaktherapeut (november 2008) en het Beroepsprofiel Psychomotorisch Therapeut (concept 2008). Het eerste profiel is in mei 2008 door de Federatie Vaktherapeutische Beroepen vastgesteld. De FvB is een koepelorganisatie van de Nederlandse Verenigingen voor Beeldende Therapie, Danstherapie, Dramatherapie, Muziektherapie en Psychomotorische therapie. In de Federatie is het relevante werkveld in de volle breedte vertegenwoordigd. Het profiel is ook voorgelegd aan andere partijen als werkgevers, zorgverzekeraars, overheid cliënten en opleidingen. Vóór deze recente profielen werd ook al gewerkt vanuit beroepstaken die waren vormgegeven rond drie segmenten vanuit het Landelijk Opleidingsprofiel Creatieve therapie (LOCT 1999) en het Beroepsprofiel Creatief therapeut (1993). Deze beroepsprofielen zijn in samenspraak met het werkveld tot stand gekomen. • De competenties CTO zijn vormgegeven in samenspraak met de andere opleidingen binnen het Instituut Sociale Studies en daarna per opleiding (major) gespecificeerd. Het ISS kent blijkens het opleidingsstatuut 11 domeincompetenties verdeeld over drie segmenten van de agogische dienstverlening: werken met, namens en voor mensen; werken in en vanuit een organisatie en werken aan professionaliteit. CTO heeft twee competenties niet opgenomen respectievelijk anders ingebed. Het gaat dan om de
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
15/59
• •
•
competenties ‘signalering en actie ondernemen’ die voor de creatief therapeut niet relevant is en de competentie ‘inzetten van kunstzinnige activiteiten’. Deze krijgt geen aparte plaats, omdat het kunstzinnig medium of de psychomotorische therapeutische werkvormen in de verschillende beroepstaken integraal aanwezig zijn. De opleiding hanteert derhalve 9 majorcompetenties die zijn beschreven in het Opleidingsstatuut Domein Social Studies 2008-2009 (zie bijlage 5). Waar het gaat om algemene competenties zijn de Dublin descriptoren van hbo/bacheloropleidingen richtinggevend (zie 1.2). De opleiding legt binnen het landelijk opleidingsprofiel haar eigen accenten. Dat houdt in concreto in dat de opleiding zich wil profileren door studenten niet gericht op een bepaalde doelgroep, maar breed op te leiden vanuit diverse therapeutische werkwijzen. Deze brede oriëntatie wordt ondersteund door de praktijkbegeleiders waarmee de opleiding contact heeft en de eerder genoemde consultatiecommissie. Op Europees niveau zijn de curricula van creatieve therapieopleidingen vergeleken door, ECARtE, een Europees consortium van universiteiten en hogescholen op het gebied van creatieve therapie (www.ecart.info). CTO is in het dagelijks bestuur ervan vertegenwoordigd. Een “zuivere vergelijking” is moeilijk, omdat de opleidingen creatieve therapie in het buitenland meestal van masterniveau zijn. Desondanks zijn de eindkwalificaties goedgekeurd. CTO-studenten zijn, op drie universiteiten na, toelaatbaar in alle aangesloten opleidingen. Voor Psychomotorische therapie doet op dit moment de EFP (European Forum of Psychomoticity) een vergelijkend onderzoek naar (bachelor)opleidingen in deze discipline in Europa. Op instituutsniveau zijn er verder contacten met opleidingen in het buitenland, wat in de nabije toekomst mogelijkheden biedt voor gezamenlijke activiteiten in dit kader.
Facet 1.2
Niveau bachelor
goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren voor de toetsing van het bachelorniveau. Zoals hierboven gezegd, zijn de generieke kwalificaties die de opleiding nastreeft daarvan afgeleid. • Voor het CTO-programma zijn de Dublin descriptoren gehanteerd bij het formuleren van de domein- en majorcompetenties. Vervolgens zijn per majorcompetentie indicatoren geformuleerd en per beroepstaak cesuren op drie niveaus vastgesteld. Daarbij is niveau drie het eindniveau dat een student aan het eind van de opleiding gerealiseerd moet hebben. In de cesuren (beschreven in de studiehandleidingen) staat beschreven wat de minimumeisen zijn waaraan een student voor een bepaalde beroepstaak moet voldoen. Het totaal van de cesuren van de beroepstaken op niveau drie dekken de Dublin descriptoren.
16/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
•
Aan de hand van een uitgebreide matrix heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt dat de eindkwalificaties het hbo-niveau weerspiegelen. In de matrix zijn de Dublin Descriptoren gekoppeld aan de domeincompetenties en de majorcompetenties van de opleiding. Enkele voorbeelden die een indruk geven van de wijze waarop de CTO-kwalificaties zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren: de Dublin descriptor toepassen kennis en inzicht is gekoppeld aan de competenties ‘contact leggen, oriënteren en analyseren’, ‘behandelplan ontwerpen, ‘behandeling uitvoeren en beheersmatige activiteiten verrichten’. De Dublin descriptor leervaardigheden is gekoppeld aan onder andere het werken aan professionaliteit en professionalisering uit segment III van het beroepsprofiel en de Dublin descriptor communication aan de competenties ‘samenwerken’ en ‘(be)geleiding geven’.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Hierboven is reeds aangegeven welke competenties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de eisen vanuit het werkveld. Het panel is daarover en over de intensieve contacten met het werkveld positief. De opleiding CTO heeft als doel afgestudeerden af te leveren die over de competenties beschikken die vereist zijn om de beroepstaken van een creatief therapeut op hbo-niveau te kunnen uitoefenen. De opleiding stelt in het zelfevaluatierapport dat Creatieve therapie in de opleiding vóór alles een vorm van therapeutische behandeling is voor cliënten met psychische stoornissen en/ of handicaps, gericht op optimaal psychisch functioneren (zie het beroepsprofiel). Omdat bij creatieve therapie sprake is van behandeling, onderscheidt zij zich van beroepen die als primaire doelstelling hebben het begeleiden en/of agogisch ondersteunen van cliënten (zoals andere opleidingen binnen hetzelfde domein). Dit verschil komt ook tot uitdrukking in het hbo-niveau van de opleiding; de opleiding kent geen pendant op mbo-niveau. De opleiding streeft, gezien de verscheidenheid aan doelgroepen, naar een brede inzetbaarheid van de beginnende beroepsbeoefenaar. Studenten maken binnen creatieve therapie kennis met verschillende werkwijzen (supportief, palliatief, ortho(ped)agogisch, re-educatief en reconstructief werken) en binnen psychomotorische therapie met verschillende strategieën, (oefengericht, ervaringsgericht en conflictgericht). Studenten leren deze toe te passen bij verschillende doelgroepen en met verschillende casuïstieken.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
17/59
•
•
•
Een afgestudeerde kan zich laten registreren in het register en na het volgen van een masteropleiding in het seniorregister. Voor de afgestudeerden van de differentiatie psychomotorische therapie geldt dat zij zich tot 2012 via een overgangsregeling kunnen laten registreren als juniortherapeut. Creatief en psychomotorisch therapeuten zijn werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg, de algemene gezondheidszorg, de zorg voor lichamelijk gehandicapten en mensen met een verstandelijke beperking, de revalidatie, het speciaal onderwijs, de jeugdhulpverlening, justitiële instellingen, de zorg voor ouderen, specifieke werkvelden (bijvoorbeeld hulp aan vluchtelingen) en in een zelfstandige praktijk. De hbo-oriëntatie wordt geborgd door de contacten met andere hogescholen, de deelname aan het landelijk overleg, de contacten met het beroepenveld, de werkveldcontactdagen, de consultatiecommissie (zie 5.3) en via het alumni-onderzoek waarin ondermeer stellingen zijn opgenomen over de beroepsgerichtheid en het niveau van de opleiding. Uit dat onderzoek blijkt ook dat 50% van de studenten werkzaam is/was als creatief therapeut en 50% in andere gerelateerde functies.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vak- en wetenschappelijke literatuur wordt ingezet als verplichte lesstof, als ondersteuning bij projecten en als achtergrondinformatie. Er is een verplichte literatuurlijst per studiejaar. Actualiteit is een belangrijk criterium. Aangeboden literatuur, uitgezonderd handboeken, mag niet ouder zijn dan vijf jaar. De zogenoemde updatecommissie houdt daar toezicht op. Ook stimuleert de opleiding studenten na de propedeuse om zelf literatuuronderzoek te doen om zo (internationale) literatuur te vinden en actuele literatuur te bestuderen. Daartoe krijgen de studenten in de propedeuse een zogenoemde deskresearchtraining die in hoofdfase 1 wordt aangevuld met een vervolgtraining. Het panel heeft de literatuurlijst en het lesmateriaal bestudeerd en heeft een positieve indruk gekregen. De literatuur is relevant en actueel zowel vakinhoudelijk als mediuminhoudelijk. Er wordt ook internationale literatuur, Engelse en Duitse gebruikt. Readers zijn overzichtelijk en geschikt als naslagwerk. De studie- en
18/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
stagehandleidingen zijn van goede kwaliteit. Ze zijn overzichtelijk en geven veel informatie en bevatten goede (deel)opdrachten. CTO heeft als uitgangspunt dat het binnenschoolse leren plaatsvindt in de context van een gesimuleerde beroepsomgeving. Daarom staan beroepstaken centraal en wordt er gewerkt met vraagstukken en opdrachten die direct zijn ontleend aan de actuele beroeppraktijk. Ook wordt er vaak gebruik gemaakt van beroepsproducten uit de praktijk zoals formats die rechtstreeks gebaseerd zijn op bestaande behandelrapportages en opbservatierapportges uit de beroepspraktijk. De opleiding zet veel verschillende materialen in waarin de praktijk tot uitdrukking komt: video’s/dvd’s, ict-programma’s, internet, tv-programma’s, krantenartikelen etc. Minoren, zoals huiselijk geweld en verslavingskunde zijn in nauwe samenspraak met de beroepspraktijk ontwikkeld. Interactie met de actuele beroepspraktijk is naar het oordeel van het panel goed geregeld. Deze vindt plaats via een oriëntatiestage en workshops beroepsoriëntatie in de propedeuse, een mediumstage in het tweede jaar, de praktijkleerperiode (vier dagen praktijk, 1 dag opleiding ) in het derde jaar en een praktijkgericht onderzoek in het laatste jaar. Daarnaast treden er in alle fasen gastdocenten op in projecten of ze geven hoorcolleges. Ook worden er acteurs en (ex)cliënten ingezet. De praktijkperiode voor deeltijdstudenten start halverwege het tweede jaar en duurt gemiddeld 15 maanden. De student moet dan tenminste 15 uur per week creatief therapeutisch werk binnen een relevante setting uitvoeren. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat de praktijkcomponent voor de deeltijdopleiding nog niet optimaal is vormgegeven. Daarom is met ingang van studiejaar 2008-2009 ook voor de studenten van deze opleiding de beroepsoriëntatie toegankelijk. In het daaropvolgende jaar wordt er ook een oriëntatiestage geïntroduceerd. De competentie: ‘de ontwikkeling van beroep/praktijkgericht onderzoek’ komt alleen expliciet voor binnen de beroepstaak ‘onderzoek en innovatie’ op niveau 3. Op niveau 1, 2 en 3 werken studenten in andere beroepstaken ook aan die competentie. Zo geldt voor de beroepstaak ‘behandelplan ontwerpen’ op niveau 1 dat studenten desk research training (literatuuronderzoek) krijgen (zie boven). Binnen de beroepstaak ‘behandeling uitvoeren’ op niveau 2 krijgt deze training een vervolg, ook in de vorm van veldonderzoek. Binnen de beroepstaak ‘behandeling uitvoeren’ op niveau 3 (het praktijkjaar) leren studenten een praktijkgerichte onderzoeksvraag formuleren. Hiermee wordt het praktijkonderzoek van de beroepstaak ‘onderzoek en innovatie’ voorbereid. In het semester voorafgaand aan de beroepstaak ‘onderzoek en innovatie’ is er een ‘voorbereidend lint’ georganiseerd. Studenten kunnen zich facultatief onder begeleiding van docenten voorbereiden op de beroepstaak. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding een aantal voorbeelden van actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. In de curriculumcommissie en de consultatiecommissie wordt besproken welke ontwikkelingen op welke wijze in het curriculum worden opgenomen Zo is per studiejaar 2008-2009 het conceptuele gedeelte in de propedeuse en hoofdfase 1 fors uitgebreid. De curriculumcommissie is ervoor verantwoordelijk dat het curriculum ook actueel is wat betreft ontwikkelingen in het vakgebied (zie gebruikte literatuur). In dat kader is het van belang dat de opleiding werkt aan een body of knowledge gebaseerd op de zogenoemde vaktherapeutische triade: therapeut, cliënt, medium. Een belangrijk keuzeonderdeel
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
19/59
•
•
binnen het curriculum zijn de zogenoemde ‘werkplaatsen’ waarin actuele thema’s aan bod komen gedurende zeven bijenkomsten. Een voorbeeld daarvan is mindfulness in de creatieve therapie. Daarnaast moet de input genoemd worden vanuit de lectoraten Lokale dienstverlening vanuit klantperspectief en Professionalisering van Agogische beroepen en vaktherapieën in de gezondheidszorg die onder meer gericht zijn op het professionaliseren van docenten, maar ook een bijdrage leveren aan de versterking van de onderzoekscomponenten in de opleiding en aan de invulling van bepaalde modulen: ouderenzorg bijvoorbeeld. Beroepsvaardigheden worden aangeleerd in de vaardighedenleerlijn die als ondersteuning bij het werken aan de beroepstaken wordt aangeboden. In de medium/pmt-werkvormenleerlijn worden ook via practica ambachtelijke vaardigheden aangeleerd. De algemene therapeutische vaardigheden worden in de propedeuse vier keer aangeboden en kennen de volgende thema’s: ‘communiceren met individuen’, ‘samenwerken’, ‘communiceren in procesgerichte groepen’, ‘communicatie in taakgerichte groepen’. Wat betreft internationalisering is er reeds gewezen op de contacten met buitenlandse onderwijsinstellingen die onder meer leiden tot docentuitwisseling en het gebruik van buitenlandse literatuur. Daarnaast zijn er studenten die stage lopen in het buitenland en wordt er jaarlijks een internationaal congres voor studenten georganiseerd. Het instituut en dus ook de opleiding wil de internationale oriëntatie versterken en heeft daartoe een notitie geschreven Notitie Internationalisering Instituut voor Sociale Studies. Dit heeft geleid tot een aantal acties op langere en op korte termijn. Zo zijn er per september 2009 tenminste drie Engelstalige minoren.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding bestaat uit een major van 210 studiepunten en een minor van 30 studiepunten. De major bestaat weer uit een propedeuse (niveau 1) en een hoofdfase van drie jaar (niveau 2 en 3). De propedeuse is vooral gericht op oriëntatie op studie en beroep. De hoofdfase wordt gekenmerkt door verbreding, verdieping en een voorbereiding op de beroepspraktijk. Elk studiejaar bestaat uit vier onderwijsperioden waarbij in elke periode één of twee beroepstaken centraal staan. Het onderwijs wordt aangeboden in onderwijseenheden die meestal een omvang van 210 of 420 sbu (= 7,5 of 15 EC) hebben. De onderwijseenheid bestaat uit drie delen: een integrale opdracht waarin wordt gewerkt aan de beroepstaak, praktijkwerk en ondersteunend onderwijs.
20/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
•
•
Het beheersingsniveau moet aan het eind van de opleiding op niveau 3 liggen, wat wil zeggen dat de student zelfstandig een complexe beroepstaak kan uitvoeren. Het CTO-onderwijs is gebaseerd op 5 beroepstaken (zie facet 1.1) die betekenis geven aan de 9 majorcompetenties. De beroepstaken ’indiceren’, ‘behandelplan ontwerpen’, en ’behandeling uitvoeren’ zijn op elk niveau het zwaartepunt in de opleiding. De opleiding heeft bij het inrichten van het programma eerst op niveau 3 (startbekwaam) beschreven wat de beroepstaak inhoudt en welke competenties, concepten en vaardigheden daarbij behaald moeten zijn. Vervolgens heeft de opleiding bepaald wat studenten bij afronding van niveau 1 en 2 (respectievelijk oriënterend en gevorderd) moeten kunnen demonstreren en beschreven in de cesuren. Aan de hand daarvan zijn de concepten en vaardigheden verdeeld onder de onderwijseenheden per niveau c.q. leerjaar. In de bijlage bij het propedeuseboek staan per competentie uitgebreid indicatoren beschreven onder drie kopjes: indicatoren voor het handelen, indicatoren voor het product en indicatoren voor het meta-handelen ofwel de reflectie. Deze indicatoren hebben een vertaling gevonden in de cesuren die in de verschillende studiehandleidingen zijn beschreven. De cesuren zijn geformuleerd in termen van waarneembaar gedrag: bijvoorbeeld “Je toont beheersing van het medium”of “je herkent de communicatieve, expressieve en authentieke kwaliteiten in het werk van cliënten”. De studiehandleidingen beginnen met de beschrijving van de beroepstaak en de daarmee te verwerven competenties, verdeeld in ‘voorgrond- en achtergrondcompetenties’. Per beroepstaak is er een aantal deelopdrachten ontwikkeld waarvoor één of meerdere leerdoelen zijn geformuleerd. Het panel is van oordeel dat de opleiding zo op verschillende manieren inzichtelijk heeft gemaakt dat de eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in leerdoelen en met welke programmaonderdelen ze zijn verbonden. Het programma is duidelijk opgebouwd vanuit de doestellingen en naar het oordeel van het panel op een goede wijze geconcretiseerd in de verschillende onderwijseenheden. Uit studentenevaluaties blijkt dat volgens hen het programma bijdraagt aan het bereiken van de competenties (waarbij er geen verschil is tussen voltijd- en deeltijdstudenten). Uit evaluatiegegevens blijkt tevens dat studenten en afgestudeerden tevreden zijn over niveau en inhoud van de modules.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het CTO-programma is sprake van inhoudelijke, verticale samenhang: in elke fase c.q. op elk niveau komen de drie segmenten van het opleidingsprofiel en de vijf beroepstaken aan bod. Gedurende de studiejaren is er sprake van toenemende complexiteit, toenemende integratie en toenemende dynamiek. • Op grond van de wijze waarop competenties naar het programma zijn vertaald, namelijk verdeeld over de drie segmenten (zie facet 2.2) stelt het panel vast dat de opleiding een goede basis legt voor een inhoudelijk samenhangend programma.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
21/59
•
•
•
•
•
• •
De competenties van segment 1 komen vooral voor in de beroepstaken indiceren, behandelplan ontwerpen en behandeling uitvoeren en vormen op elk niveau het zwaartepunt van de opleiding. De vier competenties van segment 2 komen vooral voor in de beroepstaak ’kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling’ en worden op elk niveau aangeboden. De twee competenties van segment 3 vormen als het ware een rode draad door het curriculum en komen in alle beroepstaken voor. Om de samenhang tussen de verschillende beroeptaken te bevorderen, wordt gebruik gemaakt van de studieloopbaanbegeleiding en een summatieve toets. Beide trachten transfer tussen de verschillende beroeptaken te bevorderen. Per kwartaal wordt gewerkt aan onderwijseenheden waarbinnen studenten werken aan een beroepstaak. Alle onderwijsonderdelen zijn per periode onderling afgestemd, waardoor er horizontale samenhang ontstaat. Deze wordt nog versterkt doordat de beroepstaken van segment 1 in een logische volgorde worden aangeboden: dus indiceren, behandelplan ontwerpen, behandeling uitvoeren. Binnen het werken aan de beroepstaak krijgen de studenten, binnen de onderwijseenheid, ondersteuning door verschillende leerlijnen: een conceptuele, medium/werkvormen- en vaardigheden leerlijn. Zo bestaat de conceptuele leerlijn uit hoor- en werkcolleges die het theoretische kader voor de integrale opdracht aanbieden. Voor de beroepstaken indiceren/uitvoeren vindt in de lessen methodiek integratie van de leerlijnen plaats. Voor de beroepstaken kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling en onderzoek en innovatie zijn dat de integrale opdrachten in de werkcolleges integrale opdracht. De verbinding tussen theorie en praktijk wordt inhoudelijk gewaarborgd door op drie niveaus te werken aan de beroepstaken. Dat wil zeggen dat in het stagejaar aan dezelfde beroepstaken wordt gewerkt als in de eerste twee jaar grotendeels binnenschools gebeurt. Door te werken met realistische beroepstaken en grotendeels aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek wordt de theorie steeds aangeleerd en toegepast in een realistische context. Bij de deeltijdopleiding wordt de eigen praktijk van de student gebruikt als leerbron voor het werken aan de integrale opdracht. Ter waarboring van de samenhang tussen de beroepstaken in het curriculum heeft de opleiding een zogenoemd updateteam dat onder meer verantwoordelijk is voor die samenhang. Daarnaast heeft de curriculumcommissie een taak waar het de samenhang van het curriculum als geheel betreft. Uit evaluatiegegevens blijkt dat alleen studenten uit de hoofdfase 2 (jaar 2) niet tevreden zijn over de inhoudelijke samenhang van het curriculum. De opleiding heeft blijkens het zelfevaluatierapport een paar verbeteracties geformuleerd respectievelijk uitgevoerd: - In hoofdfase 2 (jaar 3) worden de drie beroepstaken van segment 1 samengevoegd tot één beroepstaak ‘behandelen’. - Voor de propedeuse en hoofdfase 1 zijn de handleidingen van de onderwijseenheden beter op elkaar afgestemd en (deel)opdrachten eenduidiger en transparanter geformuleerd. - Niet alle docenten bleken even goed geïnformeerd over de samenhang. Daarin is inmiddels verbetering gekomen doordat er twee maatregelen zijn genomen: voor elke onderwijseenheid is er een kick-off, tussentijdse evaluatie en eindevaluatie voor
22/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
alle docenten die bij de onderwijseenheid betrokken zijn; vier keer per jaar worden er thematische verdiepingsbijeenkomsten georganiseerd.
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is opgedeeld in 4 blokken van 9 weken per studiejaar. In elk onderwijsblok volgt de student 1 onderwijseenheid van 15 EC of 2 onderwijseenheden van 7,5 EC. Een onderwijseenheid kan een langere doorlooptijd hebben dan één onderwijsblok. Elk onderwijsblok omvat totaal 15 EC. In elke onderwijseenheid staat één beroepstaak centraal. Voor alle beroepstaken heeft de opleiding de hoeveelheid EC in het Opleidingsstatuut opgenomen. • De opleiding zorgt voor een studeerbaar programma door heldere studiehandleidingen, uitvoerbare taken en goede roosters, aldus de opleiding in het zelfevaluatierapport. Het panel heeft de documenten gezien en stelt vast dat deze helder zijn opgesteld. • Studieloopbaanbegeleiding (SLB) is een belangrijk instrument om een goede verdeling van de studielast te realiseren. Daartoe stelt de student een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) op en tekent een studiecontract. Zie ook facet 4.2. • Aan het eind van het propedeusejaar krijgen studenten een positief of negatief bindend studieadvies. Deze regeling is opgenomen in het Opleidingsstatuut domein Sociale Studies 2008-2009, onderdeel OER. Halverwege het eerste jaar krijgen studenten een niet-bindend studieadvies. • De opleiding heeft drempels ingebouwd tussen de studiefasen (studieniveaus). Om naar niveau 2 te mogen doorstromen moet de student 45 studiepunten behaald hebben. Voor fase 3 geldt dat de student naast zijn propedeuse ook 45 studiepunten binnen niveau 2 moet hebben behaald. • De Opleiding realiseert de volgende contacturen: - Propedeuse en Hoofdfase 1 12-15 contacturen per week - Hoofdfase 2 7-9 contacturen per week - Hoofdfase 3 minor 12-15 contacturen per week; Onderzoek en Innovatie 3-4 contacturen per week in groepjes van 4. • De opleiding onderzoekt de studielast door middel van het studenttevredenheidsonderzoek (STO) en periodieke onderwijsevaluaties. • Studenten geven, aldus de opleiding in het zelfevaluatierapport, aan dat zij 30 uur per week aan hun studie besteden. Binnen deze 30 uur wordt het zelfstandig werken aan mediumontwikkeling/PMT-werkvormen buiten de opleidingsuren niet als studielast verstaan. Dat houdt dus in dat de studie als intensief wordt ervaren. Tijdens de gesprekken met studenten gaven studenten aan zo’n 6 a 7 uur per dag bezig te zijn met
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
23/59
•
•
•
hun studie. Derdejaars die stage lopen, zijn 32 uur met hun stage bezig en nog eens gemiddeld 6 uur op school. De deeltijdstudent geeft aan dat de werkdruk aanzienlijk hoger is. Studenten geven in het gesprek aan dat zij het onderdeel methodiek als een struikelvak ervaren; ze omschrijven het als “moeilijk, maar wel uitdagend”. De opleiding biedt bij problemen inhoudelijke begeleiding per les aan. Uit schriftelijke evaluaties blijkt dat de tevredenheid over de studielast met een 3,3 (op een vijfpuntsschaal) wordt gewaardeerd door studenten (STO 2008). De spreiding van de studielast over het studiejaar wordt echter niet goed gewaardeerd, zo blijkt uit de jaarevaluatie 2008. In de propedeuse waarderen studenten dit met een 1,8 (zowel voltijd als deeltijd). Elk studiejaar scoort het onderdeel iets hoger. Voor de voltijd is dit gewaardeerd met een 2,3 (jaar 3) en een 2,9 (jaar 4) en voor de deeltijd met een 2,1 (jaar 3) en een 3,8 (jaar 4). Gezien deze resultaten t.a.v. de spreiding van de studielast en het feit dat er op dat punt geen verbeteracties zijn geformuleerd, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende in plaats van goed.
Facet 2.5
Instroom
goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De toelatingseisen voor de opleiding CT zijn landelijk vastgelegd. Studenten dienen te beschikken over een havo-, vwo- of mbo-diploma (niveau 4 of driejarige ‘oude stijl’). Buitenlandse studenten moeten een gelijkwaardig diploma hebben. Deeltijdstudenten die niet over een havo- of mbo-niveau 4 diploma beschikken, moeten een toelatingsexamen doen. Hetzelfde geldt voor studenten van 21 jaar en ouder. • De opleiding heeft een aantal aanvullende eisen. Voor Duitse studenten geldt dat zij voor aanvang van de studie een NT2 certificaat hebben behaald. Voor alle studenten geldt dat zij een preselectie met betrekking tot de affiniteiten en kwaliteiten binnen het kunstzinnig medium dan wel bewegingsvaardigheden moeten doorlopen. Uit het gesprek met het management blijkt dat een afwijzing mogelijk is tijdens de preselectie. In dat geval wordt er wel een vervolgadvies gegeven. De criteria van de preselectie zijn uitgebreid en helder blijkens het document Criteria preselectie Creatieve Therapie Opleidingen. • De opleiding hanteert voor eerder verworven competenties (EVC) een speciale procedure. Studenten met een surplus aan vooropleiding en werkveldervaring krijgen, indien ze dat wensen, een instroom-assessment waarin al eerder verworven competenties worden gemeten. Daarnaast is er zij-instroom mogelijk voor alle studiejaren.
24/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
• •
•
•
•
•
•
De opleiding heeft een coördinator (coördinator v(mb)o-hbo) in dienst die verantwoordelijk is voor de aansluiting met de vooropleiding. Het eerste halfjaar van de studie is voor de standaardstudent een door de opleiding ingericht programma zonder dat de student daar invloed op heeft. Op deze manier kan de opleiding de aansluiting op het voortgezet onderwijs (havo en vwo) beter waarborgen. Na deze periode kan de student zelf zijn onderwijseenheden kiezen en is de studie voor de student aanpasbaar. Om de aansluiting tussen vooropleiding en deze opleiding helder te houden start elke onderwijseenheid met een kick-off waarin relevantie, inhoud en werkwijze worden toegelicht. Daarnaast sluit de begeleiding aan op het niveau van de student. Tijdens de begeleiding leert de student werken met een POP en een persoonlijk leerplan per onderwijseenheid. Om een goede aansluiting te realiseren informeert de opleiding potentiële studenten door middel van open- en voorlichtingsdagen. Tijdens deze informatiebijeenkomsten worden studenten die overwegen een deeltijd studie te volgen, voorgelicht over de zwaarte daarvan. De SLB’er houdt de studievordering van de propedeuse student bij. Halverwege het jaar brengt de propedeusecoördinator een studieadvies uit, aan het einde van het studiejaar komt er opnieuw een advies. Dit laatste advies is bindend. De opleiding evalueert de aansluiting door middel van de HBO-instroommonitor. De studenten waarderen de aansluiting qua niveau bij de vooropleiding met een 3,4 (voltijd) en een 3,6 (deeltijd), zo blijkt uit de jaarevaluatie 2008. Uit het STO 2007 blijkt dat 83% van de studenten vindt dat wat ze leren goed aansluit op hun kennis en ervaring. Als verbetermaatregel gaat de opleiding onder andere het aansluitbeleid richting mbo’ers in de studieloopbaanbegeleing versterken. Er is een projectvoorstel geschreven.
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding omvat 240 EC verdeeld over 4 jaar van 60 EC. • De omvang en de verdeling van de opleiding is opgenomen in het Opleidingsstatuut Creatieve Therapie Opleidingen 2008-2009; Opleidingsstatuut domein Sociale Studies 2008-2009.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
25/59
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds 2005 is het onderwijs van de HAN volgens de HOF (HAN Onderwijs Flexibilisering) ingericht. De centrale doelstellingen van HOF zijn (1) meer ruimte voor vraagsturing en individuele leerwegen, (2) didactische vernieuwing, competentiegericht leren en toetsen en (3) transparantie en doelmatigheid in onderwijsaanbod en –organisatie. In concreto wordt met het HOF het onderwijs in beroepstaken vormgegeven. De didactische visie is vastgelegd in het Opleidingsstatuut. • Bij de vormgeving en constructie van de onderwijseenheden is het HOF-concept vanaf het begin leidend geweest. Het concept is vastgelegd binnen de kaders van het HANchassis en het curriculum-casco Sociale Studies (zie ook Opleidingsstatuut). In elke onderwijseenheid staat een integrale opdracht centraal, die is afgeleid van een beroepstaak. Kennis en vaardigheden binnen deze beroepstaak worden aangeboden in ondersteunend onderwijs, dat zich specifiek richt op deelopdrachten. Het ondersteunend onderwijs wordt aangeboden in de conceptuele leerlijn, de medium/pmtwerkvormenleerlijn, als algemene vaardigheden en onderwijs dat specifiek op dat moment nodig is, zoals een ICT-training. De integrale opdracht wordt aangestuurd door methodieklessen van een creatief- of psychomotorischtherapeut. In de programmaboeken staat beschreven hoe de onderwijseenheid is ingericht. Het panel heeft deze boeken bekeken en vastgesteld dat ze helder zijn opgezet, met aparte uitgaven voor vol- en deeltijdstudenten. • De opleiding maakt gebruik van verschillende werkvormen, zoals hoor- en werkcolleges practica, trainingen, rollenspelen, stages en een integrale opdracht. • Voor de deeltijdopleiding wordt de eigen praktijk van de student als leerbron gebruikt voor het werken aan de integrale opdracht. • De digitale leeromgeving ondersteunt de student bij het onderwijs. Deelopdrachten worden er geplaatst, zodat feedback van andere studenten mogelijk wordt. Ook voor studenten die op stage zijn, is feedback belangrijk. Voor hen wordt dit gerealiseerd door Visual Action Learing (VAL). • Vanaf de propedeuse tot aan het vierde jaar worden opdrachten complexer van aard en heeft de student meer vrijheid om de integrale opdracht in te vullen. Deze werkwijze zorgt ervoor dat de student aan het eind van niveau 3 in staat is zijn eigen leerproces volledig te sturen. • Studenten tonen zich positief over het competentiegerichte onderwijs. Ze noemen als voordelen dat ze zaken beter met elkaar kunnen verbinden, de aandacht voor zelfreflectie en het bewust zijn van de eigen ontwikkeling. Het panel is van mening dat het uitgevoerde didactische concept in lijn is met de geformuleerde doelstellingen en op een goede manier heeft vorm gekregen.
26/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
goed
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft voor iedere beroepstaak op ieder niveau de cesuur beschreven, met een vereist minimum niveau. Bij de ontwikkeling van de cesuur heeft de opleiding gebruik gemaakt van het competentieprofiel en de Dublin descriptoren. Er zijn drie aspecten beschreven binnen de cesuur: het handelen in de uitvoering van de beroepstaak, de beroepsproducten die voortkomen uit de uitvoering van de beroepstaak en het metahandelen voor, tijdens en na het werken aan de beroepstaak. Daarbij moet de student laten zien dat hij inzicht heeft in zijn competentieontwikkeling. Dit is beschreven in de Handleiding docenten en assessoren, toetsing en beoordeling. • In het toetskader wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten toetsen. De formatieve toetsen bestaan uit feedback die tijdens het onderwijs wordt gegeven. Geoormerkte toetsen vinden aan het eind van een onderwijseenheid plaats en dienen als bewijsmateriaal voor de summatieve toets die aan het eind van ieder studiejaar afgenomen wordt. Binnen de summatieve toets staan niet de beroepstaken centraal, maar de competenties. De toets vindt plaats aan de hand van het bewijsmateriaal dat de student verzamelt in zijn portfolio. Voorbeelden van geoormerkte toetsen zijn : casustoetsen, essays, beroepsproducten (meten alle kennis); presentaties, werkstukken, reflectieverslagen (voor mediumontwikkeling). Per geoormerkte toets is er minimaal één formatieve toets opgesteld zodat studenten kunnen experimenteren met de toetsing.De opleiding heeft er voor gekozen om een positief oordeel van de SLB’er over de kwaliteit van het POP als voorwaardelijk onderdeel te beschouwen van het portfolio ten behoeve van de summatieve toets. Pas als het POP is goedgekeurd mag de student deelnemen aan de summatieve toets. • Eenmaal per jaar wordt een werkveldassessor betrokken bij het valideren van geoormerkte toetsen. De stagebegeleider vanuit de werkplek geeft viermaal per jaar feedback. Bij de summatieve toets doet een assessor uit het werkveld dienst als tweede beoordelaar. • Om de intersubjectiviteit tussen assessoren te vergroten, worden jaarlijks trainingen georganiseerd. De training wordt georganiseerd door externe onderwijsadviseurs als het om een nieuwe toetsvorm gaat. • Het panel heeft een selectie van toetsen bekeken en is positief. Het panel stelt vast dat de toetsen afwisselend, relevant en passend zijn bij de aangeboden leerstof. De wijze van toetsing is in de ogen van het panel consistent en er is sprake van een duidelijke opbouw van niveau. Dat geldt met name ook voor de casustoetsen die de studenten dwingen na te denken over de theorie en hoe en waarom die toe te passen. In de toetsen en in uitgewerkte verslagen/werkstukken herkent het panel de competenties die de opleiding hanteert. Het panel heeft kennisgenomen van de studiehandleidingen en de wijze waarop studenten hierin bekend worden gemaakt met de wijze van toetsing. Deze informatie wordt door het panel positief gewaardeerd. De bestudeerde toetsen waren
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
27/59
•
•
•
deels voorzien van bijbehorende beoordelingen. Het panel acht de beoordelingen adequaat. De feedback, onder anderen via feedbackformulieren, is, ook blijkens het gesprek met de studenten goed geregeld. De beoordelingsformulieren zijn helder. De cesuur is steeds duidelijk en consequent uitgewerkt en het panel ziet die cesuren ook steeds terug, in portfolio’s, toetsen en beoordelingsformulieren. Uit het gesprek met de studenten blijkt dat zij de beschreven cesuur helder vinden. De portfolio’s die het panel heeft gezien geven een goed beeld van de vorderingen en de ontwikkeling van de student. Dit blijkt met name uit de onderdelen: ‘Verantwoording per competentie’ en ‘Bewijsmateriaal per competentie’. De toetscommissie heeft door de jaren heen een verdeling gemaakt van welke onderdelen getoetst worden per onderwijseenheid, aldus de docenten in het gesprek met het panel. Deze toetscommissie is inmiddels vervangen door een coördinator toetsing en beoordeling die ook in de curriculumcommissie zit. Het updateteam is verantwoordelijk voor het adequaat en actueel houden van de toetsen: klopt de cesuur, past onderwijs bij de toets, hoe wordt toets gemaakt etc. Daarnaast is er de examencommissie die in algemene zin belast is met het afnemen van de examens en met de organisatie en de coördinatie van de summatieve toetsing van de opleiding. Uit het gesprek met de studenten blijkt dat de studenten van het medium beeldend de toetsing van dit medium verwarrend vinden. Ze geven aan dat het lijkt alsof de beoordeling afhangt van de individuele docent. Andere studenten geven echter aan dat zij door twee beoordelaars worden beoordeeld en dat dit proces geheel op video wordt vastgelegd. Het panel is positief over deze ontwikkeling, omdat dit de transparantie ten goede kan komen. Uit het STO 2008 (2006-2008) blijkt dat studenten niet echt tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling. Dit onderdeel wordt met een 2,9 beoordeeld. Uit de jaarevaluatie 2008 blijkt echter dat de studenten de aansluiting op de leerdoelen met een 3,4 (voltijd) en een 3,6 (deeltijd) waarderen en de duidelijkheid van de criteria respectievelijk met een 3.1 en 4.2. Dit positieve oordeel werd bevestigd in het gesprek met de studenten. Er is duidelijk een ontwikkeling ten goede. Het panel heeft een positief beeld van de toetsing gekregen. Wel vindt het dat er veel getoetst wordt en het systeem ingewikkeld overkomt. Het is daarom een goede ontwikkeling dat de opleiding streeft naar een zekere mate van vereenvoudiging en vermindering zoals bijvoorbeeld de reeds uitgevoerde vermindering van het aantal summatieve toetsen. Dit neemt niet weg dat het panel de toetsing zonder meer als goed beoordeeld.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
28/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een streefnorm dat 70% van de docenten beschikt over actuele en relevante werkervaring. De HAN-streefnorm ligt op 35%. De streefnorm van de opleiding is hoger omdat de opleiding het accent heeft gelegd op relevante praktijkervaring, zodat de verbinding tussen de opleiding en praktijk vormgegeven wordt. De huidige situatie is dat, ook blijkens cv’s, 50% van de docenten over actuele en relevante werkervaring beschikt. De opleiding blijft werken aan verhoging van dit percentage door bij het aannamebeleid strenger op dit criterium te selecteren. • De opleiding streeft met kleine aanstellingen na, dat docenten hun werk als creatief therapeut blijven uitvoeren. In het gesprek met het management komt naar voren dat een aandachtspunt is dat veel medewerkers op den duur fulltime (willen) gaan werken en het werkveld verlaten. Het management vindt dit geen gewenste ontwikkeling en wil via het aannamebeleid verandering aanbrengen (zie boven). • Door middel van stage- en afstudeerbegeleiding, contact met mede-assessoren, gastdocenten en werkveldcontactdagen houden de docenten verbinding met de beroepspraktijk. Docenten bezoeken ook congressen, volgen workshops en/of zijn lid van beroepsverenigingen. • De opleiding is aangesloten bij de consultatiecommissie van de Creatieve Therapie Opleidingen en participeert in het Regionaal Instituut Nascholing & Opleidingen (RINO). RINO verzorgt in-company onderwijs voor mensen in het werkveld. De opleiding neemt ook deel aan het landelijke platform vaktherapeutische beroepen, waarin alle vaktherapeutische opleidingen, vakverenigingen en beroepenveld vertegenwoordigd zijn. Het platform richt zich op de aansluiting van de curricula op actuele eisen vanuit het werkveld. • Uit evaluatiegegevens blijkt dat alumni (alumnionderzoek 2008) tevreden waren over de praktijk- en beroepsgerichtheid van de docenten. Zij waardeerden dat met een 3,8. Er zijn geen onderzoeksgegevens beschikbaar van studenten. Tijdens het gesprek met het panel bleken studenten positief te oordelen over de beroeps- en praktijkgerichtheid van de docentendocenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De inzet van personeel is afhankelijk van het aantal instromende studenten. Binnen de faculteit GGM wordt een docent-studentratio van 1:28 gehanteerd. De opleiding realiseert die ratio. De opleiding gebruikt een factor 1,3 voor voltijd en een factor 0,8*1,3 voor deeltijdstudenten bij de berekening voor de ratio. Dit heeft als reden dat de opleiding een prakticumprofiel heeft. Zo is het mogelijk om meer formatie in te zetten dan op grond van het exacte aantal studenten zou kunnen, zonder dat de ratio verandert.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
29/59
• •
•
•
•
•
De opleiding heeft momenteel 54 docenten in dienst, die samen 32,6 fte vervullen. De opleiding huurt gastdocenten en freelancers in voor supervisie, specialistische modulen, assessments en om nieuwe ontwikkelingen uit het beroepenveld in het programma in te brengen. Dit omvat 10% van de docentcapaciteit (3 à 4 fte). De opleiding streeft naar uitbreiding van dit percentage om het volgen van de ontwikkelingen in het werkveld te borgen. De opleiding streeft naar een ziekteverzuim lager dan 4,5%. Thans bedraagt het ziekteverzuim 7%. Daarvan is een deel werkgerelateerd en een deel betreft langdurig zieken. Docenten ervaren een hoge werkdruk, hoewel in het MTO 2008 een cijfer van 7,8 wordt gegeven. Jaren daarvoor was dit cijfer lager dan 6,7. Uit de Docentenenquête 2008 blijkt dat het voldoende beschikbare docent(uren) met een 2,5 wordt gewaardeerd, en de ondersteuning met een 2,7 wordt gewaardeerd. Uit het gesprek met de docenten blijkt zij positief zijn over het feit dat SLB-taken door SLB’ers worden uitgevoerd. Eerder vielen deze taken onder het docentschap. Docenten die ook SLB’er zijn, krijgen nu gericht uren voor deze taken. Docenten geven ook aan dat zij vroeger meer uren hadden voor dezelfde taken. Uit het gesprek met docenten kwam ook naar voren dat er soms 20% wordt overgewerkt. Uit het STO 2008 blijkt dat studenten de bereikbaarheid van docenten met een 3,5 waarderen. Uit het gesprek met studenten blijkt ook dat docenten goed bereikbaar zijn, daarnaast hebben ze ook persoonlijk aandacht voor studenten. Ook dat laatste wordt door de studenten gewaardeerd. Gezien de magere evaluatieresultaten op een aantal indicatoren betreffende de kwantiteit personeel komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het personeelsbeleid staat beschreven in ISS Strategisch Personeelsbeleid 2007-2012 en is gebaseerd op het HAN Personeelsbeleid. • Bij de aanname van nieuw personeel hanteert de opleiding een aantal selectiecriteria, zoals onder andere een relevante hogere opleiding, het aangesloten zijn bij een voor creatieve therapie relevante beroepsvereniging, didactische kwaliteiten, beheersing van het vak, kunnen samenwerken in een team, kunnen en willen opleiden van jonge mensen en de laatste jaren bij voorkeur niet vanuit de eigen opleiding opgeleid. De opleiding heeft een nieuwe eis opgesteld dat nieuwe docenten aantoonbaar hebben gepubliceerd. Dit is echter nog niet vastgelegd. • Bij de opleiding heeft 1/3e van de docenten een universitaire achtergrond, van wie er twee gepromoveerd zijn. Van de hbo-opgeleide docenten hebben er vier een
30/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
• •
masteropleiding gevolgd. Het panel stelt op basis van cv’s vast dat de docenten gekwalificeerd zijn om het onderwijs te verzorgen. De opleiding heeft 10% van de uren van de docenten gereserveerd voor scholing. De docenten geven tijdens het gesprek met het panel aan dat zij inderdaad uren opnemen voor scholing, zoals een cursus ‘management vaardigheden’ of het ontwikkelen van richtlijnen voor ‘evidence based practice’ of persoonlijkheidsstoornissen. Uit het gesprek met het management blijkt ook dat de opleiding het volgen van een masteropleiding of het doen van onderzoek(detachering bij kenniskring) stimuleert. Afspraken over individuele scholing worden gemaakt in de R&O gesprekken die jaarlijks worden gehouden. Er zijn verplichte trainingen voor assessoren en SLB’ers. Voor nieuwe docenten worden er verplichte didactische scholing georganiseerd (door het IOWO). Uit evaluatiegegevens (MTO 2008) blijkt dat docenten tevreden zijn over de geboden faciliteiten met betrekking tot deskundigheidsbevordering (7,0). De studenten waarderen (STO 2008) de deskundigheid van de docenten met een 4,0 (op een vijfpuntsschaal).
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut ISS, onderdeel van de faculteit GGM, is in 2004 ondergebracht in een gebouw op de campus van de HAN in Nijmegen. Het gebouw biedt speciale voorzieningen voor studenten ten behoeve van de ontwikkeling van kunstzinnige- en bewegingsonderdelen van de opleiding. • De onderwijsruimten en -voorzieningen in het gebouw zijn voor een groot deel in gemeenschappelijk gebruik. De opleiding heeft, naast 72 gedeelde theorie lokalen, de beschikking over 9 lokalen voor drama lessen, 1 theaterzaal voor 90 personen, met daar aan vast een professionele grimeruimte en een kostuumruimte met een groot assortiment aan verschillende kostuums die beheerd worden door medewerkers en studenten, 7 lokalen voor beeldende vorming, waarvan er 1 specifiek voor grafische werkvormen is toegerust. Een aantal van deze ruimtes is specifiek toegerust op bewerking van een bepaald soort materiaal, er is bijvoorbeeld een houtbewerkingslokaal. Voor de studenten is er ook een winkeltje waar ze alle materialen die ze nodig kunnen hebben voor de opleiding kunnen kopen of bestellen. Verder zijn er 6 geïsoleerde muzieklokalen en 4 ruimtes voor de afstudeerrichting psychomotorische therapie (2 sportzalen en 2 dans- en bewegingslokalen). Daarnaast kan de opleiding gebruik maken van externe locaties, zoals het zwembad van Nijmegen, het sportcentrum van de Radbout Universiteit en de therapieruimten van de GGZ.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
31/59
•
•
• • •
•
In het gesprek met het management kwam naar voren dat zij de opleiding zo geconcentreerd mogelijk probeert te huisvesten, zodat er een kleinschalige sfeer ontstaat. De opleiding gaf aan dat dit lastig is, vooral met de groei die de instelling mee maakt. Dit wordt opgelost door een aantal opleidingen te verhuizen naar nieuwbouw. Deze nieuwbouw wordt op dit moment gerealiseerd. Voor het oefenen van beroepsvaardigheden kunnen studenten gebruik maken van de skillsvoorzieningen, zoals ruimtes met one-way screens voor gespreksvaardigheden en de bovengenoemde voorzieningen ten behoeve van mediumontwikkeling. De opleiding heeft 6 ICT-ruimtes en wireless internet aanwezig om onder andere gebruik te maken van de digitale ondersteuning Scholar en het intranet van de HAN. De faculteit heeft beschikking over een mediatheek en studenten kunnen ook gebruik maken van de collectie van de Radboud Universiteit. Het panel heeft tijdens de rondleiding de materiële voorzieningen bekeken. Het panel is heel positief over de voorzieningen, zowel de mediumspecifieke ruimtes als de ondersteunende ruimtes zoals de mediatheek. Er is sprake van een stimulerende en motiverende leeromgeving. Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten (STO 2008) tevreden zijn over de mediatheekvoorzieningen (3,6). Iets minder tevreden zijn zij over de computervoorzieningen en de onderwijsruimten (3,1 respectievelijk 3,0).
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het beleid rond Studieloopbaanbegeleiding (SLB) is op HAN-niveau beschreven in Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein en uitgewerkt voor het ISS in Opleidingsstatuut ISS. • SLB loopt als rode draad door het programma. De doelstellingen en de samenhang met eerdere jaren zijn per jaar opgenomen in de Handleiding Studieloopbaanbegeleiding. • De SLB is erop gericht de student bij zijn leerproces te ondersteunen en studievertragingen uitval tegen te gaan, aldus de opleiding in het zelfevaluatierapport. De rol van de SLBbegeleider is daarbij belangrijk. De taken van SLB’er zijn: het geven van voorlichting over het beroep (en beroepstaken), het begeleiden en coachen bij de ontwikkeling van beroepscompetenties, het begeleiden bij het maken van het POP en portfolio, het begeleiden en bespreken van de studievoortgang van de student, adviseren over keuzes in de studie (praktijkleren en minoren), het voorbereiden van studenten op summatieve toetsing, het stimuleren van zelfverantwoordelijk leren en het ‘leren-leren’ en het doorverwijzen van studenten naar decaan of mentor.
32/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
In het eerste jaar is SLB gericht op het kennismaken met de opleiding en het toekomstig beroep en wordt er aan het POP gewerkt. In het tweede jaar krijgt dat POP een concretere invulling en worden studenten voorbereid op de stage en het kiezen van een minor. In het derde jaar ligt het accent op het aanleren van beroepscompetenties en de ontwikkeling tot creatief therapeut. In het vierde jaar ontwikkelt de student een loopbaanplan en een sollicitatieportfolio. De SLB’er begeleidt studenten uit een bepaalde lesgroep, individueel en in groepen. Vooral in het eerste jaar zijn er veel groepsbijeenkomsten, maar deze nemen gedurende de opleiding af. De student heeft dan individuele gesprekken met de SLB’er. Werkvormen binnen de SLB bestaan uit: individuele gesprekken, groepsbijeenkomsten, algemene informatieve bijeenkomsten, introductiedag, workshops, intervisie en een masterclass. Docenten zijn voorbereid op hun taken als SLB’er door diverse studiedagen. Daarnaast is er regelmatig overleg tussen SLB’ers en worden er hogeschoolbreed regelmatig bijeenkomsten georganiseerd gericht op professionalisering. De SLB-handleiding is leidend voor het uitvoeren van SLB-taken. De coördinator SLB is verantwoordelijk met betrekking tot de inhoud van het SLB-programma en stuurt SLB’ers aan. Studenten waarderen in het STO 2008 de SLB met een 3,4. Uit de jaarevaluatie, waarin individuele aspecten uit de SLB geëvalueerd worden, blijkt een gemiddelde waardering van rond de 3,5 (voltijd propedeuse) en 3,3 (deeltijd propedeuse). In hoofdfase 1 waarderen studenten van beide varianten de onderdelen tussen de 3,5 en de 4,0. In hoofdfase 2 waarderen de studenten SLB met 3,1 (voltijd) en 2,4 (deeltijd). In relatie met de streefnorm van 3,5 zijn studenten over het algemeen niet geheel tevreden met betrekking tot SLB. De opleiding stelt in het zelfevaluatierapport dat SLB de laatste jaren een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Bij de invoering van HOF (2005-2006) is de inhoud op instituutsniveau vastgelegd. Opleidingen kunnen daar zelf invulling aan geven. Docenten zijn nog zoekende om de rol als SLB’er invulling te geven, stelt de opleiding. Er is thans een taakomschrijving c.q. competentieprofiel ontwikkeld voor de SLB’er. Daarnaast moet er meer aandacht komen in de SLB voor het aansluitingsbeleid richting mbo’ers en zal ook de begeleiding bij het opstellen van en POP meer aandacht krijgen. Binnen de deeltijdopleiding zijn studenten nog niet geheel tevreden. Studenten geven aan dat de invulling van SLB niet aansluit op behoeften. De opleiding heeft wat dit punt betreft een verbetering doorgevoerd: er is een aparte handleiding voor het tweede jaar van de deeltijd opleiding gemaakt. Tijdens het bezoek en de gesprekken met onder meer de docenten en de studenten vernam het panel geen negatieve punten over de SLB. Het panel onderschrijft deels de kritiekpunten in boven genoemde argumenten, maar ziet ook de verbeteringen die opleiding aanbrengt. Studenten worden geïnformeerd via de SLB’er, tijdens groepsbijeenkomsten en algemene informatiebijeenkomsten (tijdens SLB), via het intranet, de elektronische leeromgeving, via e-mail en de postvakken (deze zijn voornamelijk voor beoordeelde toetsen en werkstukken). Studieresultaten worden bijgehouden in HAN-SIS dat voor zowel docenten als studenten altijd benaderbaar via internet.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
33/59
•
•
•
Ter voorbereiding en ondersteuning voor de stage van studenten heeft het ISS een praktijkbureau ingericht. Dit is belast met data- en relatiebeheer, maar ook met het informeren van studenten. Ook organiseert het een stagemarkt voor studenten. Studenten waarderen de informatievoorziening minder goed. Waar de cijfers in de propedeuse voor beide varianten nog rond de 3 zijn, dalen de cijfers beneden de 3 in de hoofdfase. Uit gesprekken die het panel heeft gehad met het management blijkt dat het probleem van de informatievoorziening dichter bij de studenten ligt. De opleiding heeft een scala aan mogelijkheden benut om de informatie bij de student te krijgen: e-mail, sms en telefoonbomen. Het management geeft aan dat zij niet nog meer invloed kan uitoefenen op het gedrag van de studenten. Het panel onderschrijft dit en heeft bij het gesprek met de studenten geen kritiek opgevangen over slechte informatievoorziening. Gezien het feit dat de studieloopbaanbegeleiding op een aantal punten nog verbetering behoeft, zoals blijkt uit evaluatieresultaten en zoals de opleiding ook zelf in het zelfevaluatierapport beschrijft, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd • Het kwaliteitszorgbeleid van de opleiding is in eerste instantie gebaseerd op het kwaliteitsbeleid van het Instituut Sociale Studies (Kwaliteitszorgplan Instituut Sociale Studies). Dat instituutsbeleid is weer gebaseerd op het hogeschoolbeleid en dat is vastgelegd in het document HAN kwaliteitszorg: kaders en instrumenten (update mei 2007). In dit document worden uitgangspunten, taken en verantwoordelijkheden beschreven. Het EFQM-model wordt als diagnose-instrument gebruikt. Om tot concrete verbetering te komen, gaat men uit van de PDCA-cyclus. De opleiding heeft de uitgangspunten van het Instituut vertaald in een opleidingsspecifiek jaarlijks kwaliteitszorgplan (Kwaliteitszorgplan CTO 2008). • De opleiding onderscheidt drie kwaliteitszorgcycli: die van de onderwijseenheid, de jaarlijkse cycli en de zesjarige accreditatiecyclus. Wat betreft de onderwijseenheid vullen studenten aan het eind ervan een digitale enquête in. Daarnaast wordt er in een klassenvertegenwoordigersoverleg kwalitatief geëvalueerd. Docenten evalueren de onderwijseenheid via een tussentijdse en een docentevaluatie.
34/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
•
•
Voor de jaarlijkse cyclus hanteert de opleiding de volgende instrumenten: - Jaarevaluatie door studenten (digitaal) - Exit interviews - HAN Studenttevredenheidsonderzoek (STO) - HAN Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) - Docentevaluaties - Werkgeversevaluatie - Alumni-evaluatie In het kwaliteitszorgplan staat een tabel met daarin de frequentie waarin evaluaties plaatsvinden. Ook staat de relatie beschreven tussen de evaluaties en onderwerpen, criteria en facetten van het NVAO-kader. Het panel stelt vast dat alle relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide meetinstrumenten worden gebruikt. De responsscore van de studentevaluaties ligt op 50%. Wat de accreditiecyclus betreft, vindt er elk half jaar een NVAO-quick scan plaats. Om de interne audit voor te bereiden die plaatsvindt als er een accreditatie gaat komen, wordt er een NVAO diepte-scan gebruikt. Voor de eerste twee cycli geldt een streefnorm van een score van 3,5 op een vijfpuntsschaal. Scores tussen de 3 en de 3,5 leiden tot aandacht; scores onder de 3 behoeven actie. Voor het studenttevredenheidsonderzoek geldt een norm van 70% tevredenheid.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Wat betreft de evaluatie van de onderwijseenheden worden de gegevens van studenten en docenten samengevoegd door de kwaliteitscoördinator. Zijn rapportage wordt besproken in het managementteam. Indien nodig leidt dit tot opdrachten aan het updateteam. De resultaten van de jaarlijkse evaluaties worden besproken in het managementteam. Dit kan leiden tot verbetermaatregelen die al dan niet in projectvorm worden uitgevoerd. Over de verwerking van de verbetermaatregelen wordt gerapporteerd door de docenten. Het managementteam baseert zich op deze rapportages voor het monitoren van de uitvoering van de verbetermaatregelen. De kwaliteitscoördinator stelt vervolgens het jaarverslag CTO op. • Op twee momenten formuleert de opleiding meerjarige verbeterplannen: na een VBIrapport en naar aanleiding van een interne audit. Een voorbeeld is het Activiteitenplan CTO 2007-2009. Ook verbeteractiviteiten naar aanleiding van de kortere cycli krijgen hierin een plaats, evenals in het jaarverslag.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
35/59
•
•
•
De controle op de implementatie van specifieke verbeteracties ligt in het jaarlijkse kwaliteitszorgplan waarin de resultaten van de verbeteracties van het voorgaande jaar moeten worden opgenomen. In het zelfevaluatierapport worden meerdere voorbeelden gegeven van veranderingen als gevolg van evaluaties. Zo zijn ter verbetering van de samenhang de studiehandleidingen beter op elkaar afgestemd en worden voor het tweede jaar drie afzonderlijke beroepstaken samengevoegd tot één nieuwe beroepstaak. Om de studielast in het tweede jaar te beperken is de desk- en fieldresearchtraining naar voren gehaald. Om studenten beter voor te bereiden op de kennistoets, is er een oefentoets ingevoerd en zijn er responsiecolleges voor hulp bij het maken van de toets. Studenten geven aan dat er, ook naar aanleiding van mondelinge klachten, bijvoorbeeld via het klassenvertegenwoordigersoverleg, verbeteringen worden doorgevoerd. Zo hadden deeltijdstudenten kritiek op de hoorcolleges van 1,5 uur die nu zijn opgesplitst in werkgroepen van 45 minuten. Ook zijn de grote methodiek-blokken van vier uur teruggebracht naar werkbaardere eenheden van twee uur. Als uitvloeisel van de vorige visitatie heeft de opleiding een aantal verbeteringen doorgevoerd. Een paar voorbeelden: allereerst is de vernieuwing van het onderwijs, naast het HAN-beleid, mede een gevolg van de vorige visitatie. De vaardigheden van het mediumonderwijs hebben nu een beroepsgericht karakter, dat wil zeggen dat het aanleren ervan ten dienste staat van de therapeutische context. Bovendien maakt het medium nu onderdeel uit van de competenties en is deze niet als een aparte competentie opgenomen. De preselectiecriteria zijn aangescherpt en verduidelijkt. Bovendien is het propedeusejaar nu expliciet een selectiejaar. Tenslotte is de organisatie van de deeltijdopleiding verder verzelfstandigd. Zo is er een eigen coördinator voor de onderwijsuitvoering en één voor de onderwijsinhoud. Wat docenten betreft wordt zoveel mogelijk gewerkt met docenten met actuele werkervaring. Meer dan voorheen wordt het beleid toegespitst op de specifieke kenmerken van deeltijdstudenten. Zo wordt hun werkervaring meer in relatie gebracht met de onderwijsinhoud, waardoor de samenhang tussen theorie en praktijk is versterkt.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
voldoende
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten worden mondeling (studentenoverleg) en schriftelijk (evaluatie onderwijseenheid en HAN Studenttevredenheidsonderzoek) bevraagd over allerlei zaken die te maken hebben met de kwaliteit van het onderwijs. Studenten van de opleiding kunnen gebruik maken van een formele klachtenregeling (examenadviescommissie CTO) en kunnen ook terecht bij een klachtencommissie van de Hogeschool. Daarnaast hebben studenten zitting in de opleidingscommissie die weer een afvaardiging heeft in de
36/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
•
•
• •
gezamenlijk vergaderingen van de verschillende opleidingscommissies van het instituut. Uit het gesprek met studenten heeft het panel de indruk gekregen dat de opleidingscommissie niet erg leeft. Het management gaf desgevraagd aan te werken aan een programma waardoor het aantrekkelijk wordt aan de opleidingcommissie deel te nemen. Het is de bedoeling dat studenten meer betrokken worden bij de kwaliteit van het onderwijs door ze te vragen mee te denken via vooraf bepaalde onderwerpen. Medewerkers worden bevraagd via het HAN Medewerkerstevredenheidsonderzoek, periodiek medisch onderzoek en de jaarlijkse CTO-docentenevaluatie. De docenten zijn medeverantwoordelijk voor het uitvoeren van de verbeteracties. Een paar docenten hebben zitting in de opleidingscommissie, de curriculumcommissie, de updatecommissie en de examencommissie. Zij hebben als taak het toezicht houden op de kwaliteit van de opleiding, van toetsen en afstudeeropdrachten. Jaarlijks vindt er een uitgebreide schriftelijke evaluatie onder alumni plaats. Ook neemt de opleiding deel aan de HBO-Monitor. Op alumnidagen worden alumni op de hoogte gebracht van diverse activiteiten en evaluatieresultaten. Alumni met wie het panel sprak gaven echter aan het jammer te vinden dat zij niets terughoren van evaluatieresultaten of gevolgen van die evaluatieresultaten. Het beleid ten aanzien van alumni is vastgelegd in de Nota alumnibeleid CTO 2007. Via de alumni-website en de daaruit voortvloeiende nieuwsbrief blijven studenten op de hoogte van het reilen en zeilen binnen CTO. Een aantal alumni runt met het secretariaat van de opleiding een congresbureau. Zij organiseren voor hoofdfase 2 een congres met als onderwerp het thema van het betreffende kwartaal. Het werkveld is betrokken via de consultatiecommissie die vier à vijf keer per jaar bij elkaar komt. Er is een standaard reglement beroepenveldcommissie. De commissie bestaat uit zeven personen die allen directeur van een instelling of hoofd van een afdeling zijn. Het panel zet wel vraagtekens bij de representativiteit van de commissie. Het werkveld psychiatrie lijkt te overheersen. Uit notulen is gebleken dat de commissie zich met vele onderwerpen die de opleiding betreffen bezighoudt: eindkwalificaties, opleidingsprofiel, invulling van minoren, advies over literatuur, ontwikkelingen in het vakgebied en de beroeppraktijk. Een belangrijke input vanuit het werkveld wordt geleverd in de werkveldcontactdagen waarin de opleiding overlegt met praktijkbegeleiders. Het beroepenveld is verder betrokken bij de beoordeling van performance assessments, summatieve toetsing en praktijkleerperiodes. In de afstudeerperiode beoordelen externe deskundigen uit het werkveld het beroepsmatig handelen van de studenten. Eens per twee jaar wordt er een werkgeversevaluatie gehouden waarin de eindkwalificaties worden getoetst op actualiteit, relevantie en mate van beheersing door de studenten. Uit evaluatiegegevens blijkt dat docenten en studenten tevreden zijn over de mate van betrokkenheid bij de opleiding en de mogelijkheid tot inspraak (81% tevredenheid). Gezien de opmerkingen van het panel ten aanzien van de opleidingscommissie en de ontbrekende terugkoppeling van alumni-evaluaties komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
37/59
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het beantwoorden van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, heeft de opleiding, zoals het panel heeft kunnen vaststellen, voldoende bruikbare instrumenten: de goede reguliere toetsing, de procedures rond en de beoordeling van de stage en het afstuderen, de contacten met de stagebegeleiders (op niveau 3) van de bedrijven die een zwaarwegende advies bij de beoordeling geven, de contacten met de consultatiecommissie, de beoordelingen door externe assessoren de externe begeleiders van stagiaires en afstudeerders, de inzet van externe deskundigen bij het afstuderen, de alumni- en werkgevers-evaluaties. • In de hoofdfases 2 en 3 wordt gewerkt op niveau 3. Dit betreft het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. De opleiding heeft de niveaus in cesuren beschreven, dus ook het eindniveau. In de cesuren op het derde niveau zijn de Dublin descriptoren verwerkt, zodat het hbo-niveau geborgd is. • In de derde en vierde periode van het vierde jaar wordt gewerkt aan de beroepstaak Onderzoek en Innovatie. In het nieuwe curriculum gaat het daarbij om het individueel of in groepsverband uitvoeren van een integrale opdracht die betrekking heeft op het zelfstandig en op systematische en projectmatige wijze uitvoeren van een onderzoek op het brede terrein van de creatieve therapie. Deze opdracht wordt langs twee sporen vorm geven: het mediumonderzoek en het daarmee samenhangende onderzoek dat een vernieuwend beroepsproduct moet opleveren. Zowel de insteek van het onderzoek als het gekozen beroepsproduct kan variëren. De keuze moet echter wel onderbouwd worden in een leer- en werkplan. Het beroepsproduct kan gaan om een publicatie of publiceerbaar artikel, een implementatieplan, een workshop voor beroepsgenoten, het ontwikkelen respectievelijk verbeteren van een behandelmodule voor een instelling et cetera. Criteria voor beoordeling zijn vastgelegd in de cesuur en zijn opgenomen in beoordelingsformulieren. De beroepstaak wordt afgesloten met drie geoormerkte toetsen: een ontwikkelingsverslag, de mediumpresentatie en de presentatie van het beroepsproduct. Deze onderdelen worden respectievelijk getoetst door de begeleidende docent en de begeleidende docent met een werkvelddeskundige. Uitgangspunten, procedures, richtlijnen, criteria voor het afstudeerproduct zijn uitgebreid beschreven in de studiehandleiding Onderzoek en Innovatie. Voor het oude curriculum gold dat de mediumpresentatie en het onderzoeksproject als afzonderlijke beroepstaken waren geprogrammeerd en ook als zodanig werden ervaren en beoordeeld. • Het panel heeft tien afstudeerwerken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Daarnaast heeft ze nog een aantal werken ter plekke bekeken. Ook had het panel de beschikking over een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken met daarin samenvattend de
38/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
probleemstelling van het project, de gehanteerde methode en een samenvatting van de resultaten van het onderzoek. Het gaat daarbij om werkstukken van studenten uit het pré-HOFprogramma. Het panel heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, relevantie voor het werkveld en voldoende hbo-niveau. De werkstukken scoren allemaal voldoende, sommige zelfs goed tot zeer goed. Dat beeld werd bevestigd door het overzicht. Er is in alle gevallen sprake van actuele onderwerpen en probleemstellingen die voldoende tot zeer relevant zijn voor het werkveld. In een aantal gevallen was er sprake van een vernieuwend onderzoek. De vraagstellingen hebben voldoende niveau, maar zouden in een aantal gevallen wel scherper /helderder geformuleerd kunnen worden. De opzet en structuur van het onderzoek zijn duidelijk. Er wordt een range aan onderzoeksmethodes ingezet als bijvoorbeeld effectevaluatie, ontwikkelingsonderzoek, plan/procesevaluatie, inventariserend onderzoek. Per project worden er steeds meerdere dataverzamelingstechnieken toegepast. De verantwoording van methoden en technieken is in een aantal gevallen in beperkte mate aanwezig. De conclusies zijn overwegend voldoende onderbouwd en de vraagstelling wordt beantwoord. De gebruikte literatuur is relevant en actueel, maar het viel het panel op dat het aandeel van internationale literatuur beperkt is. De werkstukken zijn over het algemeen leesbaar en in correct Nederlands geschreven. De werkstukken geven er blijk van dat de studenten zicht hebben op de competenties die ze moeten verwerven. Wel vindt het panel dat het onderdeel reflectie dat wel in de portfolio’s goed uitgewerkt wordt, in de scripties meer aandacht had mogen hebben. Het panel vindt het dan ook positief dat binnen de beroepstaak ‘Onderzoek en Innovatie’ expliciet aandacht is voor “een diepgaande reflectie”. Het panel komt tot de conclusie dat de afstudeerwerken in alle gevallen minimaal voldoende zijn en getuigen van een voldoende hbo-bachelorniveau. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en vond in het algemeen de beoordelingen door de docenten aan de hoge kant. In één geval van een groepsopdracht was de beoordeling van de individuele student niet zichtbaar. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak, waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat opleiding en werk goed aansluiten. Alumni voelen zich startbekwaam vanwege de brede basis die ze hebben meegekregen, de actuele kennis waarover ze beschikken, de goede beheersing van het gekozen medium, de sociale vaardigheden die ze hebben meekregen en het vermogen SMART doelen te kunnen omschrijven. Verder waarderen ze de verworven zelfstandigheid, maar ook het vermogen om in (multidisciplinair) teamverband te kunnen functioneren. Opgemerkt wordt dat er iets meer aandacht voor gehandicaptenzorg zou kunnen zijn. Werkgevers vinden de afgestudeerden eveneens goed opgeleid en startbekwaam. Ook hier wordt gewezen op de brede basis die ze hebben meegekregen en de goede beheersing van het medium. Ze zijn zeer zelfstandig en weten snel hun plek in de organisatie te vinden. Ze zijn in staat snel een probleemsituatie te vertalen in mediumspecifieke doelen. Ze kunnen systematisch werken en heldere doelen formuleren. In hun optreden zijn ze serieus, gestructureerd, flexibel, enthousiast en effectief. Ze hebben voldoende vakinhoudelijke kennis en zijn sterk in zelfreflectie. Werkgevers merken op dat ze wat minder knowhow hebben van de bestaande methodieken. Desgevraagd merkt het management op dat er wat dat betreft
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
39/59
•
•
tegenstrijdige meningen zijn, omdat uit bijvoorbeeld de werkveldcontactdagen naar voren komt dat studenten de methodieken juist goed beheersen. Ook uit HBO-Monitor en werkgeversevaluatie komt de genoemde kritiek niet naar voren. Via tweejaarlijks alumni- en werkveldonderzoek wordt bekeken of afgestudeerden op het beoogde niveau functioneren. Uit de laatste werkgeversevaluatie blijkt dat zij tevreden zijn over de afgestudeerden. Dat zijn dan wel alumni van het ‘oude’ pre-HOF programma. De afgestudeerden waren kritischer met name ten aanzien van de voorbereiding op de arbeidsmarkt en de competentie ‘Beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg’. Gezien de paar kritische opmerkingen over de afstudeerwerken en de opmerkingen over de beoordeling komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft in een notitie CTO Rendementen 2002-2008 streefdoelen geformuleerd voor het onderwijsrendement die voor voltijd en deeltijd gelden: - Instroom nieuwe studenten: blijft gelijk; voor de differentiatie psychomotorische therapie wordt gestreefd naar een instroom van 48 studenten - Propedeuserendement: 65 na ‘t’+twee jaar; - Afstudeerrendement: 60% na vijf jaar vanaf de instroom; - Hoofdfase rendement: 85% na vijf jaar vanaf het tweede studiejaar; - Gemiddelde studieduur afgestudeerden: 52 maanden (4,4 jaar); - Gemiddelde studieduur uitvallers: 8 maanden (0,7 jaar). • In het studiejaar 2008-2009 is de instroom vrijwel hetzelfde gebleven. Bij psychomotorische therapie bedroeg de instroom 37 studenten. Om deze instroom te vergroten, zal er intensiever geworven worden op scholen voor voortgezet onderwijs. • Propedeuserendement Van de studenten die in 2005-2006 zijn begonnen met de opleiding, het eerste jaar van het vernieuwde onderwijsprogramma, heeft 59,4% van de voltijd- en 50% van de deeltijdopleiding de propedeuse behaald. Voor de studenten die in 2006-2007 zijn begonnen, heeft 45,6% en 27,3% van de studenten van respectievelijk de voltijd- en de deeltijdopleiding de propedeuse behaald. Ook gekeken vanaf 2002 blijkt dat alleen in 2002 en 2003 de streefnorm is gehaald. In 2004 lag het rendement er dicht tegenaan. Voor de deeltijdvariant geldt dat voor het jaar 2003. In 2005 werd de streefnorm gehaald. Via de exitgesprekken tracht de opleiding te achterhalen wat de redenen van uitval zijn. • Hoofdfaserendement Voor de studenten die in 2002-2003 zijn begonnen met de opleiding studeerde 85,5% (voltijd) en 75% (deeltijd) binnen 5 studiejaren af. Gezien het feit dat de streefnorm ruimschoots werd gehaald en gezien de vernieuwing van het onderwijsprogramma vanaf
40/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
•
•
2004-2005, zijn geen specifieke verbeteracties ondernomen. Het afstudeerrendement is minder gunstig; alleen voor de deeltijdopleiding wordt voor het cohort 2000 de streefnorm gehaald. Gemiddelde studieduur van afgestudeerden De gemiddelde studieduur van afgestudeerden ligt van af 2002 zowel voor voltijd- als voor deeltijdstudenten onder de streefnorm. De gemiddelde studieduur van de uitvallers ligt erboven. Het panel vindt dat de opleiding realistische streefdoelen heeft geformuleerd, maar gezien de wisselende prestaties op die streefnormen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
41/59
42/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
43/59
Bijlage 1:
44/59
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
45/59
46/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
47/59
48/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
49/59
50/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer J.R. Koopmans
X
Panellid NQA: De heer drs. J. Boerke
Panellid domein Mevrouw S.M.E.W. van Rijn
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw I. Haasjes
Panellid onderwijs: mevrouw drs. L. van Loosbroek
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid mevrouw drs. L.A. van Loosbroek Mevrouw van Loosbroek is ingezet als panellid vanwege haar onderwijsdeskundigheid, haar organisatiedeskundigheid, haar auditdeskundigheid en haar internationale deskundigheid. Mevrouw van Loosbroek is seniorconsultant ten behoeve van het hoger onderwijs (HBO en Universiteiten). Na haar werkzaamheden als wetenschappelijk (onderwijs)medewerker ten behoeve van de Pedagogische en Andragogische Wetenschappen was zij tussen 1992 en 2002 als onderwijsadviseur (vanuit het IOWO, gelieerd aan de Radboud Universiteit te Nijmegen) onder meer intensief betrokken bij een aantal grootschalige curriculumherzieningen op het gebied van de Gezondheidszorg. Tussen 1987 en 1997 was zij lid van de Nationenvertretung en Hauptversammlung van WILL International (nu Ruth Cohn Institute TCI International): beleidsontwikkeling en bijdrage aan internationale verspreiding van TGI.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
51/59
Vanaf 2002 is zij zelfstandig gevestigd als onderwijsadviseur voor het Hoger Onderwijs (Edulead), waarbij zij verschillende opdrachten uitvoert op het gebied van organisatie- en onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. Ook nu gaat het om grootschalige onderwijsvernieuwingen, vooral op het terrein van Social Studies. Voor de NVAO is zij meermalen gevraagd om op te treden als panellid en/of secretaris in het kader van de Toets Nieuwe Opleiding. Voor deze visitatie is mevrouw van Loosbroek individueel geïnstrueerd over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1963 – 1970 1970 – 1977 1980 – 1990 1995 1998 1999 – 2002 2002 2003 – 2004
Gymnasium Bèta Sociale Psychologie Cursussen op het terrein van de Themagecentreerde Interactie (TGI) Projectmatig werken (Gert Wijnen) Klantgericht en Commercieel Denken en Doen Management Development Traject (inclusief persoonlijke coaching) Cursus financieel management voor niet financiële managers Mediationopleiding (Centrum voor Conflicthantering)
Werkervaring: 1978 – 1992 1978 – 1979 1985 – 1993 1989 – 1992
Wetenschappelijk medewerker KUN, subfaculteit PAW Wetenschappelijk medewerker KUN, subfaculteit Psychologie Algemeen coördinator WILL België/Nederland Freelance-werkzaamheden (Universiteit Nijenrode, Stichting Psycho Sociale Opleidingen) 1992 – 2002 Senioradviseur IOWO (adviseurs voor Onderwijs, Beleid en Organisatie) 1999 – 2002 Hoofd afdeling Onderwijs- en Organisatievernieuwing IOWO 2002 – heden Directeur Edulead
Mevrouw S.M.E.W. van Rijn Mevrouw Van Rijn is ingezet als panellid vanwege haar domeindeskundigheid. Zij heeft ruim 10 jaar ervaring in de GGZ als beeldend therapeut en programma-ontwikkelaar. Voor deze visitatie is mevrouw Van Rijn individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1970 – 1974 1974 – 1976 1976 – 1981 2003 2004 2004 – 2006 2005 2007 2007 2008
52/59
MAVO HAVO HBO – MIDDELOO, Creatieve Therapie Beeldend Creatieve therapie met vluchtelingen, Stichting Sirius DDS Diagnostic Drawing Series, Jon Fowler 1,5 jr. supervisie, in 2006 opname register SRVB nr. 000710 Gesprekstechnieken voor Vaktherapeuten, RINO Cursus Fundamenten van Imaginatie, School voor Imaginatie Amsterdam DDS training door Barry Cohen en Anne Mills, HAN Nijmegen Cognitieve therapie en vaktherapie, RINO
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Werkervaring: 1976 – 1981 Stages: 1. Psychiatrisch Ziekenhuis Coudewater, Stage bij volwassenenpsychiatrie, opnameafdeling, langerdurende zorg en individuele therapie 2. Kinderhuis Dennenoord in Doorn, Observatie en behandeling van kinderen in groepjes en individueel 1982 – 1986 Verpleeghuis Slotervaart; Activiteitenbegeleider somatische afdelingen. Ontwikkelen van activiteitenprogramma op maat 1984 – 1986 Eigen Clownsgroep doelgroep 2-4 jaar 1998 – 2002 Support For Sale, Telemarketeer voor zakelijke telefonie 2004 – 2005 GGZ Rijnstreek volwassenenpsychiatrie, vervanging SAS deeltijdgroepen en individueel, en Centrum Specialistische Psychotherapie Oegstgeest, vervanging Cluster C–groep 2004 – heden Rijngeestgroep volwassenenpsychiatrie; vervanging gesloten opnamegroep. LUMC volwassenenpsychiatrie; vervanging stemmingsstoornissengroep onder behandeling van ECT 2005 – heden GGZ Rijnstreek volwassenenpsychiatrie, Beeldend therapie aanbod voor Angst en stemmingsstoornissen en somatofore klachten. Deeltijd groepsaanbod reïntegratie programma. Deeltijd groepsaanbod in multidisciplinair team en daarnaast individueel aanbod voor dit zorgprogramma. Diversen: 2004 – 05/’09 NVBT Nederlandse vereniging beeldende therapie, Bestuurslid algemeen; organisatie studiedagen, daarnaast tijdelijk oa portefeuille kennisinnovatie beheerd. 2007 – heden Jaarlijkse beeldende workshop in het kader van de Borstkankermaand (privé)
Panellid student mevrouw H.R. Haasjes Mevrouw Haasjes is ingezet als studentpanellid. Zij is derdejaars student Creatieve Therapie richting Beeldend aan een andere instelling en is naast haar studie lid (secretaris) van de opleidingscommissie Creatieve Therapie, de gemeenschappelijke opleidingscommissie Social Work en OC Breed. Zij is representatief voor de primaire doelgroep van opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Haasjes individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2000 – 2006 2006 – 2010
Werkervaring: 2006 – 2007 2007 – 2008 2008 – 2009 2007 – heden
Gymnasium – Roelof van Echten college te Hoogeveen (diploma) Opleiding Creatieve Therapie – HU Amersfoort (propedeuse in het eerste jaar behaald)
Stage bij Stichting Philadelphia – Locatie ‘de Vink’ te Maarn. Stage in het speciaal basisonderwijs op SBO de Rank te Almelo. Stage in de interculturele psychiatrie bij i-psy Amsterdam en Duivendrecht. Werkzaam bij Beweging 3.0 – zorgonderneming.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
53/59
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering.
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA.
Panellid NQA de heer J.R. Koopmans Panellid de heer Koopmans heeft in 2008 de opleiding Facility Management aande Hanzehogeschool Groningen afgerond. Met zijn Bachelor Degree of Business Administration is hij begin 2008 als junior auditor bij NQA begonnen. Hij is bekend met het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en is ingewerkt in de werkwijze van NQA. Opleiding: 1992 – 1996 1996 – 1998 1998 – 2002 2004 – 2008
Mavo Mbo Levenmiddelentechnologie (nu Mbo Voeding) Mbo Informatie en Communicatie Technologie Hbo Facility Management
Werkervaring: 2002 – 2004 2007 2007 2008 – 2009
Restaurant Lyf's, zelfstandig werkend kelner Novon Schoonmaak, Managementstage bedrijfsbureau (assistant to the manager) Alysis Zorggroep, Afstudeerstage facilitair bedrijf (advies m.b.t. klanttevredenheid) NQA, junior auditor.
54/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
HAN: Visitatie Creatieve Therapie Tijdstip Programmaonderdeel 09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
A. 409
Deelnemers Visitatiepanel Drs. L. van Loosbroek Mw. S.M.E.W. van Rijn Mevr. I. Haasjes Drs. J. H. Boerke Dhr. J.R. Koopmans Jouke Dijkstra, Martin Hordijk Student: Stephanie Hartmann
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement Egbert Hulshof Ans Gielen Kathelijne van Kammen Heleen Schuld Marcel Mutsaarts
Gesprek met studenten
Representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding Arja van Diepstraten DT / Hfd. 3 Janna van de Pol DT / Propedeuse Myra Voijtechovsky TV1 / A4 drama Stijn Leijten TV2P2 / PMT Anna Liem TV1E1 / Muziek Muziek student / Heleen?? Irisch Heusschen TV2A1 / Drama Evelien v.d. Ham VT Hfd. 2 / Drama Benjamin Hoelje, VT Hfd. 3 / Muziek
Lunchpauze
Visitatiepanel Drs. L. van Loosbroek Mw. S.M.E.W. van Rijn Mevr. I. Haasjes Drs. J. H. Boerke Dhr. J.R. Koopmans
Gesprek met docenten
Representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen VT en DT (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten etc. Liesbeth Doomen, Neel Claessens, Gerard Kessels, Suzanne Haeijen, Mirjam Woortmeijer, Marike Wolf, Karen v. Dooren, Bert Henskens, Gé Cimmermans, Jan Broekhuizen.
A. 409
11.50 – 12.35 uur A. 409
12.35 – 13.15 uur A. 0.09
13.15 – 14.00 uur A. 409
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
55/59
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
14.00 – 14.30 uur
Gesprek met lectoren
Lectoren: in overleg met opleiding Heidi Muijen Barbara Krantz Erik Jansen
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- Leden werkveldcommissie. Lieda v.d. Vis Uwe Dönisch Seidel Mart Mertens Willem Lingmont - Stagebegeleiders Ted v.d. Oetelaar Heleen Hennink - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar) Marian Hellmich Joke Rutjes / Aluin
(Korte) Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
Visitatiepanel) Drs. L. van Loosbroek Mw. S.M.E.W. van Rijn Mevr. I. Haasjes Drs. J. H. Boerke Dhr. J.R. Koopmans
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement Egbert Hulshof Ans Gielen Kathelijne van Kammen Heleen Schuld Marcel Mutsaarts
Afsluitend paneloverleg
Visitatiepanel Drs. L. van Loosbroek Mw. S.M.E.W. van Rijn Mevr. I. Haasjes Drs. J. Boerke Dhr. J.R. Koopmans
A. 409
14.45 – 15.30 uur A. 409
15.30 – 17.00 uur A. 409
17.00 – 17.30 uur A. 409
17.30 – 18.00 uur A. 409
56/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materialen ter inzage DOCUMENTNAAM Aanvraag BOK-project Aanvraag BOK-project (november 2008) Aanvulling Studentenhandleiding Onderzoek & Innovatie 2008-2009 Achtergrondinformatie rooster, contingentering en timeslots Activiteitenplan CTO 2007-2009 Beroepsprofiel van de Psychomotorisch therapeut, (2008) Beroepsprofiel van de Vaktherapeut (2008) Bestuurlijke hantering (2003) (Overzicht verbeteractiviteiten sinds de vorige visitatie) Body of Knowledge project projectplan (2007) Body of Knowledge van de vaktherapeut (2006) C.V’s van docenten Conceptnotitie Internationalisering Instituut voor Sociale Studies (2008) Criteria preselectie Creatieve Therapie Opleiding (2008-2009) CTO Hoofdfaseboek Major Voltijd/Deeltijd Deel 4 Evaluatieresultaten per NVAO-facet HAN Kwaliteitszorg: Kader en instrumenten, update mei 2007 HAN Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) (2008) Handboek praktijkleren hoofdfase 2 (2008-2009) Handleiding docenten en assessoren Toetsing en Beoordeling Voltijd/Deeltijd 2008-2009 Hoofdfaseboek Major (2008-2009) Instellingsplan HAN (2008-2012) Interne audit CTO en reactie op de rapportage (februari 2008) Jaarverslag kwaliteit CTO 2007-2009 Kwaliteitszorgplan CTO 2008 Kwaliteitszorgplan Instituut Sociale Studies Landelijk Opleidingsprofiel Creatieve Therapie (2008) Literatuurlijst (2008-2009) NDO-rapport Dublin descriptoren Nota Alumnibeleid CTO (2007) Notulen werkveldcontactdag (2008) Opleidingsstatuut CTO 2008-2009 Opleidingsstatuut Domein Sociale Studies 2008-2009 Projectvoorstel ‘niveaubeschrijving en meetlat’ (december 2008) Rapportage HOF-projectgroep competentietoetsing (januari 2007) Rationale verbetering geoormerkt toetsprogramma (2007) Relatie Dublin descriptoren en competenties (2005) Rendementen CTO Samenvatting rapportage HOF-projectgroep competentietoetsing (januari 2007) Scholingsplan CTO Strategisch Personeelsplan Instituut Sociale Studies (2007-2011) Uitwerking projectplanning BOK (2008) Van beroepsuitoefening naar toetsing (september 2008) Voorlichtingsbrochure ISS (2008-2009) Wijziging in het Chassis en herijking toetskader (januari 2007) Verder: • • • • • •
Curriculum materiaal (studieboeken, handboeken, readers) Propedeuse-en hoofdfaseboeken Studiehandleidingen Evaluaties Een representatieve set toetsen (digitaal) Afstudeerwerken
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
57/59
58/59
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl Opleidingscompetenties: Beroepstaken: 1. indiceren 2. behandelplan ontwerpen 3. behandeling uitvoeren 4. kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling 5. onderzoek en innovatie Competenties: 1. contact leggen met cliënten, oriënteren en analyseren 2. behandelplan ontwerpen 3. behandeling uitvoeren 4. competentie is niet opgenomen (zie facet 1.1) 5. samenwerken 6. (be)geleiding geven 7. beheersmatige activiteiten verrichten 8. bijdrage leveren aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg 9. de eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10. een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep/praktijkgericht onderzoek Bron: Zelfevaluatierapport Opleiding Creatieve Therapie pagina 11.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Creatieve Therapie (vt/dt)
59/59