Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Locatie: Croho: Varianten:
Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor Groenewoud Nijmegen 43808 voltijd/deeltijd
Visitatiedatum: 14 en 15 mei 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, oktober 2008
2/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 30 34 37 41
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
45 46 51 54 55 61
3/61
4/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
5/61
6/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Pabo Groenewoud van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) te Nijmegen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in maart 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 14 en 15 mei 2008. Het panel bestond uit: De heer G.J.H.M. Coppens (voorzitter, domeinpanellid); Mevrouw prof. dr. M.L.L. Volman (domeinpanellid); Mevrouw K. van Lieshout (studentpanellid); De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 (brief AP/OKP/2007/46148) en de reactie van de NVAO daarop (brief NVAO/20073488/FV) is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de PABO-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
7/61
1.2
Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is in 1996 ontstaan na een fusie van de HEAO Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De hogeschool verzorgt bachelor- en masteropleidingen in Arnhem en Nijmegen en telt ongeveer 25.000 studenten en circa 2.300 personeelsleden. Daarmee behoort de HAN tot één van de grotere hogescholen in Nederland. De HAN kent vier faculteiten en één academie. De bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs wordt aangeboden bij de Faculteit Educatie (FE). De andere faculteiten zijn Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij; Economie en Management; en Techniek. Binnen de FE zijn drie instituten gevormd. De Pabo Groenewoud in Nijmegen vormt samen met de Pabo Arnhem het Instituut Pabo. Daarnaast kent de FE de instituten ILS (Instituut voor leraar en school) en Opleidingskunde. De FE biedt onderwijs aan ruim 4.000 studenten en heeft een personeelsomvang van circa 300 fte’s. Pabo Groenewoud leidt studenten op voor het beroep leraar basisonderwijs. De opleiding wordt in de varianten voltijd en deeltijd aangeboden. De opleiding heeft per oktober 2007 1250 studenten. Pabo Groenewoud heeft 141 medewerkers: 92 docenten (64,5 fte’s), vier onderwijsassistenten, vijftien gedetacheerde stagebegeleiders en assessoren vanuit het werkveld en dertig onderwijsondersteunende personeelsleden. Het management van Pabo Groenewoud wordt geadviseerd door de Curriculumcoördinatiegroep (CCG) en de veldadviesraad. De CCG heeft een coördinerende taak ten aanzien van onderwijsontwikkeling en kwaliteitsborging. De CCG bestaat uit coördinatoren van de opleidingsfasen en –varianten, de coördinator studieloopbaanbegeleiding en de coördinator opleidingen en veld. De coördinator kwaliteitszorg adviseert het CCG. Pabo Groenewoud onderscheidt vijf leergebieden die overeenkomen met de indeling van de leergebieden in het basisonderwijs: taal, rekenen/wiskunde, oriëntatie op je zelf en de wereld, kunsten en bewegingsonderwijs. Daarnaast zijn er deskundigheidsgroepen voor catechese, cultuurbeschouwing en pedagogiek en onderwijskunde. In de periode 2004–2008 heeft Pabo Groenewoud een onderwijsvernieuwing doorgevoerd conform het hogeschoolbrede project HAN Onderwijs Flexibilisering (HOF). De centrale doelstellingen van HOF zijn: meer ruimte geven aan vraagsturing en aan individuele leerwegen van studenten, competentiegericht leren en competentietoetsen, organisatieontwikkeling (transparantie en doelmatigheid) Sinds 2005 vormen Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud Nijmegen van de HAN één instituut. Daarbij profileert Pabo Groenewoud zich als een katholieke Pabo en Pabo Arnhem als een dialoog Pabo (oecumenisch). Doorgemaakte ontwikkelingen sinds de vorige visitatie zijn beschreven bij facet 5.2. De landelijke publicaties Koersen op Meesterschap (2004) en het Bestuurscharter Lerarenopleidingen ‘Kwaliteit vergt keuzes’ (2006) hebben hierbij een rol gespeeld.
8/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in april 2008 inhoudelijk voor op het bezoek op 14 en 15 mei 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze PABO-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
9/61
gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3: bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in oktober 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Variant Voltijd Onderwerp Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Deeltijd
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed
Goed Goed
Goed Positief
Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Voldoende Positief
Totaaloordeel De opleiding scoort op alle facetten van alle onderwerpen positief. Derhalve scoort de opleiding voor elk onderwerp positief. Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
11/61
12/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
13/61
14/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding gaat uit van de bekwaamheidseisen voor leraar primair onderwijs. De bekwaamheidseisen zijn geordend naar zeven competenties en gebaseerd op het profiel van een startbekwaam leraar (Bekwaamheidseisen leraren van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, 2004), de zogenoemde SBL-competenties. De competenties zijn: - Inter-persoonlijk competent - Pedagogisch competent - Vakinhoudelijk en didactisch competent - Organisatorisch competent - Competent in het samenwerken met collega’s - Competent in het samenwerken met de omgeving - Competent in reflectie en ontwikkeling • De SBL-competenties zijn onder regie van de SBL tot stand gekomen. Daarbij is samengewerkt met leraren en andere belanghebbenden in het werkveld. De ontwikkeling is gestart met een internationale oriëntatie op en vergelijking van beroepsprofielen. • In 2005 is het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO) geïnstalleerd. De oprichting van het LPBO hangt samen met de Wet op de Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO), die op 1 augustus 2006 in werking is getreden. Het LPBO bestaat uit een voorzitter en dertien leden. De leden zijn afkomstig uit de geleding leraren, onderwijsondersteuners, schoolleiders en bestuur en management. Zij zitten op persoonlijke titel in het LPBO. Zij zijn zij door hun werkzaamheden en verdiensten representatief voor hun beroepsgroep (website LPBO). Het LPBO bewaakt onder ander de relevantie en actualiteit van de bekwaamheidseisen zoals geformuleerd in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO). • De opleiding heeft de SBL competenties overgenomen en verder uitgewerkt in een beschrijving op drie niveaus: - Opleidingsbekwaam (aan het eind van de propedeuse) - Afstudeerbekwaam (einde van de kernfase) - Startbekwaam (einde afstudeerfase) • In de studiewijzers van de voltijd- en deeltijdopleiding, het Opleidingskader 2007 – 2008 en in het document Niveaubeschrijving Pabo Groenewoud 2007 – 2008 zijn, aldus het panel, de bekwaamheidseisen door de opleiding in operationele termen uitgewerkt. • De curriculumcoördinatiegroep (CCG) van de opleiding bewaakt de eindkwalificaties van de Pabo Groenewoud van de HAN. Dat doet zij mede door voeling te houden met regionale netwerken: de Veldadviesraad (VAR), contacten met basisscholen in de regio.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
15/61
• •
De uitwerking van de landelijk vastgestelde bekwaamheidseisen is voorgelegd aan de Veldresonansgroep van de Pabo (VRG). Daarbij is gekeken naar diepgang, reikwijdte en niveau. De VAR is een adviesorgaan dat bestaat uit partners van het toeleverende en afnemende werkveld. De VAR houdt zich bezig met adviezen op strategisch niveau. De VRG is een adviesorgaan dat bestaat uit leraren uit het reguliere werkveld en is betrokken bij het uitvoeren van het beleid. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de VAR en VRG zijn betrokken bij de nadere uitwerking van de SBL competenties. Eens in de zes jaar onderwerpt de opleiding de doelstellingen aan een interne audit. De interne auditcommissie stelt in haar rapportage (Interne Audit Pabo Groenewoud, 2007) vast dat de opleiding aantoonbaar uitgaat van de landelijke eindkwalificaties.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de bekwaamheidseisen van de leraar Primair Onderwijs vertaald in drie niveaus van beheersing. Daarbij gebruikt de opleiding de Dublin descriptoren als beschrijving van de kwalificaties van het bachelorniveau. • In het document Niveaubeschrijving Pabo Groenewoud 2007–2008 beschrijft de opleiding de professionele standaard waaraan een leraar in het basisonderwijs moet voldoen (niveau drie). De professionele standaard omvat vier onderdelen waarop de student professionaliteit moet tonen: - Kennis verwerven en kennis toepassen - Communiceren en presenteren - Mening vormen - Reflecteren en zelfsturend leren. • Deze vier onderdelen heeft de opleiding nader omschreven en vergeleken met de Dublin descriptoren. De Dublin descriptoren zijn, aldus het panel, herkenbaar in de standaard opgenomen. • In een bijlage bij het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding hoe de SBL-competenties en de Dublin descriptoren aan elkaar zijn gekoppeld. Zo beschrijft de opleiding op welke wijze de descriptor kennis en inzicht terugkomt bij alle zeven SBL-competenties. De student moet bijvoorbeeld theoretische en methodische kennis hebben op het gebied van (interculturele)communicatie, groepsdynamica (inter-persoonlijke competentie). Bij de pedagogische competentie gaat het om kennis op het gebied van opvoeding, leren en ontwikkelen en mogelijke belemmeringen in ontwikkeling en het leren. Bij de vakinhoudelijke en didactische competentie gaat het om kennis op het gebied van het fundament en leerinhoud van de vakken, didactiek en opbouw en samenhang van methodes.
16/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
•
De descriptor oordeelsvorming komt bijvoorbeeld terug in de competentie reflectie en ontwikkeling in de vorm van het maken van beredeneerde keuzes (gebaseerd op praktijkonderzoek en vanuit culturele en levensbeschouwelijke bepaaldheid) in de ontwikkeling van de eigen professionele bekwaamheid. Het panel stelt vast dat de opleiding het niveau van de eindkwalificaties adequaat heeft beschreven. De opleiding heeft de SBL-competenties en de professionele standaard uitgewerkt in drie niveaus. De niveaus zijn beschreven en geoperationaliseerd in waarneembaar gedrag (Niveaubeschrijving Pabo Groenewoud 2007–2008). Bij de uitwerking van de niveaus is het werkveld van de opleiding betrokken geweest. Er is aantoonbaar een koppeling gelegd met de Dublin descriptoren. De niveau-indeling draagt bij aan het operationaliseren van het bachelorniveau en het toetsen en beoordelen ervan.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
•
In facet 1.1 en 1.2 is reeds beschreven op welke wijze het werkveld betrokken is geweest bij het formuleren van de SBL-competenties en bij de uitwerking ervan in de professionele standaard van de opleiding. Dit betreft zowel de oriëntatie van de eindkwalificaties als het niveau ervan. Het werkveld is betrokken bij de formulering van de doelen via de VAR (vergadert vier keer per jaar) en de VRG (vergadert zes keer per jaar). De relatie met de omgeving is vastgelegd in het werkveldbeleid (Beleidsplan Werkveld Instituut Pabo HAN, 2007–2010). Hierin beschrijft de opleiding hoe zij de relatie met het veld vorm gaat geven in de periode 2008–2010, met name gericht op de stage en het ‘Opleiden in de School’. Naast het directe overleg met het regionale werkveld is er ook in landelijk verband overleg met het beroepenveld: VELON, Bestuurlijk Overleg Lerarenopleidingen. Landelijk Overleg Pabo’s (LOBO). Pabo Groenewoud heeft een missie geformuleerd van waaruit zij werkt aan de ontwikkeling van studenten, medewerkers, het curriculum en de organisatie. De missie beschrijft de eigen identiteit van de opleiding en geeft kleur aan de SBL-competenties. De opleiding formuleert dit in vijf kenmerken (waarden): - Het is de persoon die ertoe doet. Dit staat voor betrokkenheid op de ander, aandacht voor de ander, recht van een ieder zijn eigen weg te mogen zoeken en te gaan. Studenten en medewerkers werken op een respectvolle en professionele wijze samen.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
17/61
-
•
•
Leren doe je zelf en samen. Dit staat voor een actieve houding, initiatief tonen, op zoek gaan naar verschillende bronnen, combineren van denken en doen, het werken in teams (docenten) en basisgroepen (studenten) en begeleiding van (groeps)processen. - Ruimte om te creëren. Deze waarde staat voor een veilige leeromgeving, leren met vallen en opstaan. De Pabo gaat uit van katholieke waarden van hoop en vergeving. Dit draagt bij aan het scheppende vermogen van medewerkers en studenten en tot vernieuwing, experimenteren, onderzoeken en verbetering van het onderwijs. - Diepgang en kwaliteit. Dit staat voor theoretische diepgang en het creëren van een diepere betrokkenheid. - Betrokkenheid op de samenleving. Dit staat voor relaties met de buitenwereld zoals stagescholen, opleidingsscholen, educatieve instellingen, samenwerking met Europese partners en een genuanceerde kijk op een diverse samenleving. De opleiding heeft de SBL-competenties, de professionele standaard en haar missie samengebracht in een holistisch beeld. Een beschrijving van wat een leraar in opleiding op een bepaald niveau moet kunnen laten zien op het gebied van waarnemen, denken en doen. Dit (beroeps)beeld is beschreven in de vorm van een fictieve student Gijs, die uiteindelijk als startbekwaam leraar de opleiding verlaat. Het panel stelt op basis van gesprekken met studenten en het werkveld vast dat Gijs een zeer goed hulpmiddel is om de abstracte SBL-competenties concreet te maken. Het panel ziet in Gijs een leerkracht die bij de tijd is en vaardig is om als beginnend beroepsbeoefenaar te starten. Een bijzondere doelstelling voor Pabo Groenewoud is de bijdrage aan het Nationaal Actieplan Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB). De Pabo schoolt in het kader van dit plan 300 leraren basisonderwijs in onderzoekend leren. Er wordt extra aandacht besteed aan wetenschap en techniek. Driehonderd studenten zullen in het profiel wetenschap en techniek opgeleid worden. Een leerlijn ‘onderzoekende houding’ en wetenschap en techniek wordt ontwikkeld in de majorfase. Tijdens het visitatiebezoek werd gewerkt aan de eerste concepten van deze leerlijn.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
18/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt gebruik van vakliteratuur. Een overzicht is verstrekt in de vorm van een literatuurlijst. De literatuurlijst wordt aangevuld met readers waarin actuele artikelen over de beroepspraktijk en onderzoeksresultaten worden gebundeld. De literatuurlijst wordt jaarlijks in de deskundigheidsgroepen geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. De kwaliteit van de gebruikte literatuur is, aldus het panel aan de maat. • In de toetsing is, aldus de opleiding, de mate waarin de student gebruik heeft gemaakt van relevante vakliteratuur en de actualiteit ervan een belangrijk criterium. Uit gesprekken met studenten blijkt dat de beoordeling op het gebruik maken van vakliteratuur in werkstukken en stageverslagen een steeds belangrijker plaats heeft gekregen in de feedback. • Het uitgangspunt van de opleiding (voltijd en deeltijd) is, dat de beroepspraktijk leidend is bij de inrichting van het curriculum. De opleiding heeft het curriculum gestructureerd rond zes kenmerkende beroepstaken van de leraar (de verkorte deeltijd kent twaalf beroepstaken): - Lesgeven; - Begeleiden van lerenden; - Ontwerpen van leerarrangementen; - Bijdragen aan de schoolorganisatie; - Vieren (hierin komt vooral de levensbeschouwelijke identiteit van de Pabo tot uiting); - Samenwerken met ouders. • In elke beroepstaak komen meerdere SBL-competenties aan bod. Een beroepstaak is een realistische beschrijving van een taak van een leraar. Het panel heeft lesmateriaal ingezien en stelt vast dat het onderwijs praktijkgericht is. • Interactie met de beroepspraktijk is aldus het panel sterk in het programma verweven. Dat blijkt uit de volgende observaties. Elk semester besteedt de student ten minste 25% van de opleidingstijd aan een stage op een stageschool of opleidingsschool, in een project van een relevante beroepsorganisatie of in een minorstage. Studenten rouleren in de verschillende stagevarianten en komen zo vele typen van onderwijspraktijk tegen. • De opleiding maakt gebruik van gastdocenten voor het verzorgen van colleges of workshops over bijvoorbeeld de zorgstructuur op een basisschool of de schoolorganisatie. Praktijksituaties worden in workshops besproken en geanalyseerd. Tot slot kunnen studenten werken aan ontwikkelvragen die scholen hebben geformuleerd. Ontwikkelvragen worden verzameld door het projectbureau en studenten worden begeleid door een inhoudelijk deskundige docent. Voorbeelden zijn taalontwikkeling in groep drie en het maken van educatief materiaal voor de tussenschoolse opvang. • De opleiding is recent gestart met het opzetten van een expertisecentrum Wetenschap en Techniek om de onderzoekende houding van kinderen (en studenten) te stimuleren. In het kader van dit project wordt gewerkt aan het opzetten van een leerlijn onderzoekende houding en onderzoeksvaardigheden. Het lectoraat zal hier een bijdrage aan leveren. • Het panel stelt vast dat de opleiding inspeelt op actuele ontwikkelingen in het vakgebied zoals het project Wetenschap en Techniek, het ontwikkelen van een leerlijn cultuureducatie, aandacht voor onderwijs aan kinderen met een verstandelijke handicap en de ketenbenadering in de jeugdzorg.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
19/61
•
•
•
•
•
•
•
•
In de beroepstaken en de stages komt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden aan bod zoals lesgeven, klassenmanagement en communicatie met collega’s en ouders. In de opleidingswijzers is per beroepstaak goed beschreven om welke vaardigheden het gaat. De opleiding heeft in het document De kennisbasis voor de Han-Pabo, 2007 de kennisbasis van de student als toekomstig leraar beschreven. De ‘Body of Knowledge’ krijgt, aldus de opleiding, veel aandacht in het programma. Het panel heeft dit document ingezien en stelt vast dat er een start gemaakt is met het beschrijven van de kennisbasis. Het is, aldus het panel, een goede aanzet voor verdere ontwikkeling. Theorie is gerelateerd aan acht inhoudelijke leerlijnen: rekenen/wiskunde, taal, oriëntatie op jezelf en de wereld, kunsten, cultuurbeschouwing, levensbeschouwing/catechese, pedagogiek/onderwijskunde en bewegingsonderwijs. De kennisbasis voor deze leerlijnen is globaal beschreven in de vorm van kennisvereisten waarover een leerkracht primair onderwijs moet beschikken om bekwaam te kunnen handelen. Dit veronderstelt kennis van de leerinhouden van de schoolvakken, kennis van het leren en kennis van de leerling. De SBL-competenties en de kerndoelen van het primair onderwijs hebben gediend als leidraad voor de kennisbasis. Door middel van een kennistoets wordt de kennisbasis van de acht leerlijnen getoetst. De student volgt een minor van 30 EC. Dit kan een verdiepende, verbredende, vrije of doorstroom minor zijn van de Pabo, maar ook een minor van de HAN of een andere hogeschool in binnen- of buitenland. Minoren zijn onder andere Special Needs, groepsleerkracht vmbo, wetenschap en techniek, kunst en cultuur en internationalisering (Studie/stage in het Buitenland). Een subcommissie van de examencommissie (de commissie minoren) beoordeelt de aanvragen van studenten van de vrije minoren. Uitgangspunt is dat de minor moet passen binnen het competentieprofiel van de opleiding. De opleiding werkt samen met 23 scholen in de opleidingsroute ‘Opleiden in de school’. De scholen en de opleiding leggen samen vast wat zij van belang vinden in de inhoud van de opleiding en hoe de leeromgeving voor de student er op de leerschool uit moet zien. Basisschool en Pabo Groenewoud zijn op deze wijze partners in het opleiden van leraren basisonderwijs. Honderd studenten uit de kernfase van de opleiding worden er op dit moment via dit traject opgeleid. Studenten volgen hetzelfde opleidingsprogramma (inclusief toetsing) als andere studenten. Er wordt in dit traject specifiek aandacht besteed aan schoolspecifieke vragen. De opleiders in de school nemen bepaalde onderdelen van de begeleiding op zich (worden daartoe opgeleid). Het beleid met betrekking tot Opleiden in de School (OiS) wordt ontwikkeld door de Beleidsgroep OiS. De beleidsgroep bestaat uit vertegenwoordigers van het werkveld en de Pabo. Er wordt gewerkt aan het beschrijven van taken en verantwoordelijkheden van de opleidingsschool en Pabo, professionalisering van de begeleiding van studenten en het opleiden van leraren. De opleiding besteedt in het curriculum aandacht aan internationalisering via het uitvoeren van een minor met een studie of stage in het buitenland bij partnerinstellingen of op een basisschool. Studenten moeten hiertoe in een POP aangeven aan welke beroepstaken ze in het buitenland gaan werken. Middels het portfolio moeten studenten
20/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
hun ontwikkeling kunnen aantonen. De buitenlandstage / -studie maakt deel uit van de summatieve competentietoets. In het studiejaar 2006 – 2007 volgden 95 studenten een studie of stage in het buitenland (60% van de derdejaars studenten). Voor studenten uit het buitenland biedt Pabo Groenewoud de cursus Tomorrow’s Education Today aan (studie en stage). Jaarlijks nemen hier 25 studenten aan deel. Studenten maken naar het oordeel van het panel in het algemeen weinig gebruik van (internationale) wetenschappelijke literatuur. Het panel stelt vast dat er een aanzet is gegeven voor het ontwikkelen van een onderzoekslijn en het ontwikkelen van een ‘Body of Knowledge’. Uit gesprekken met docenten blijkt dat er voortvarend gewerkt wordt aan de ontwikkeling van deze projecten.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Begeleiden van lerende(n)
XXX
XXX
X
XXX
Bijdragen aan de onderwijsorganisatie
XXX
X
Vieren Samenwerken met ouders/verzorgers
XXX XXX
XXX X
Ontwerpen van leerarrangementen
XXX KO XXX XXX KO XXX KO XXX XX
Reflectie en ontwikkeling
XXX
Omgeving
XXX
Collega's
Pedagogisch
Lesgeven (en trainen)
Beroepstaak
Organisatorisch
Interpersoonlijk
SBL-compententies
Vakinhoudelijkdidactisch
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft in een drietal overzichten de relatie tussen de SBL-competenties en de beroepstaken weergegeven. In het opleidingsprogramma worden zes beroepstaken onderscheiden. Het onderwijsaanbod onder deze beroepstaken is vormgegeven in verschillende onderwijseenheden.
XXX
XX
X
XXX
X
XXX
XX
XXX
XXX
XXX
XX
XXX
XXX
XXX
XXX
XXX
XXX XX
XXX X
XX XXX
XXX XX
XXX: zeer relevant; XX: matig relevant; X: weinig relevant., KO: Deze competentie moet als knockoutcompetentie behaald zijn om de studiepunten bij de betreffende beroepstaak te kunnen verzilveren.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
21/61
•
•
•
•
•
Het bovenstaande schema geeft een globaal overzicht van hoe de eindkwalificaties van de opleiding zijn vertaald naar het programma (de beroepstaken). In de opleidingswijzers van de verschillende fasen is weergegeven welke leerdoelen er bij welke beroepstaak horen. Hoe deze leerdoelen zijn verwerkt naar onderwijseenheden is uit de opleidingswijzers niet op te maken. In een tweede schema (Toetsprogramma Pabo Groenewoud Nijmegen) geeft de opleiding een overzicht van hoe de eindkwalificaties zijn vertaald naar het toetsprogramma (per beroepstaak). Het schema geeft antwoord op de vraag: waar in het toetsprogramma wordt wat getoetst en op welk niveau? Waar de student in het programma wat leert en op welk niveau is, aldus het panel, moeilijk te traceren in de opleidingswijzers en het Toetsprogramma Pabo Groenewoud Nijmegen. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding een globaal overzicht van relatie tussen de niveaus van de opleiding (opleidingsbekwaam, afstudeerbekwaam en startbekwaam) en het programma (voltijd en deeltijd). De opleiding toont, aldus het panel, globaal aan dat de eindkwalificaties in het programma zijn verwerkt. De relatie tussen leeractiviteit en eindkwalificatie is vaak impliciet wel te leggen: enerzijds via het toetsplan en anderzijds via de relatie tussen de competenties en beroepstaken. Om deze reden komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft in het programma een verticale en horizontale samenhang aangebracht tussen de programmaonderdelen. De verticale samenhang wordt gerealiseerd door vijf opleidingslijnen: - De competentielijn: toenemend niveau van beheersing van de competenties. De niveaus zijn per fase beschreven. De beroepstaken nemen in de loop van de studie toe in complexiteit; - De studieloopbaanbegeleidingslijn: de student wordt tijdens zijn studie begeleid en gecoacht door een studieloopbaanbegeleider. Van de student wordt verwacht dat hij een toenemende mate van eigen initiatief en zelfsturing laat zien. - De vakinhoudelijke leerlijn: leergebieden zijn de vijf domeinen van de kerndoelen van het primair onderwijs. Daarnaast zijn van belang pedagogiek, onderwijskunde, cultuurbeschouwing en levensbeschouwing/catechese; - De stagelijn: in deze lijn geven stagekaarten de relatie aan tussen theorie en praktijk. Per semester is beschreven hoe de inhoud van het semester is vertaald naar de stage. Per semester loopt een student stage (jonge kind of oudere kind). Op de opleiding en in de stage staan dezelfde beroepstaken centraal en wordt de inhoud afgestemd op de specifieke leeftijdsgroep waarbij de student stage loopt.
22/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
-
•
•
•
•
•
De toetslijn: in deze lijn laat de student zien hoe ver hij gevorderd is in het verwerven van de competenties. De lijn in het toetsen is voor de kernfase vastgelegd in het toetsboek. Hierin is vermeld welke toetsonderdelen samenhangen met welke summatieve competentiebeoordeling. Voor de propedeuse is een toetsboek in ontwikkeling. De horizontale samenhang wordt gestructureerd via de beroepstaken. De beroepstaak is leidend voor de inhoud van de onderwijseenheden. Per beroepstaak wordt bepaald welke relevante elementen van de opleidingslijnen worden geselecteerd voor verwerking in de onderwijseenheden. In de begeleidingsbijeenkomsten met de SLB'er wordt de samenhang in het programma toegelicht. In deze bijeenkomsten en in de vaklessen worden stage-ervaringen ingebracht en besproken. De curriculum coördinatiegroep is verantwoordelijk voor het tot stand brengen van samenhang in het programma. De kernteams zijn verantwoordelijk voor het realiseren van de samenhang tijdens de uitvoering van het programma. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de samenhang in het programma onderwerp is van regelmatige evaluatie. Studenten zijn zeer tevreden over de samenhang tussen de stage en het opleidingsprogramma en iets minder tevreden (maar wel tevreden) over de samenhang tussen beroepstaken en vakken (streefnorm voor tevredenheid is 3,0 op een vijfpuntsschaal). De toetslijn wordt door studenten niet als een samenhangend geheel gezien. Toetsen worden gezien als losse onderdelen en niet in relatie met de beroepstaken. De opleiding heeft maatregelen genomen (toetsboeken) om dit te verbeteren. Het panel stelt vast dat de samenhang in het programma goed is doordacht en in gesprekken met studenten blijkt dat studenten samenhang ervaren in het programma. De samenhang tussen toetsen en beroepstaken wordt versterkt en/of beter toegelicht in de toetsboeken.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding wil een studeerbaar programma realiseren en doet dit door: - het programma zodanig in te richten dat het ruimte biedt aan zowel studenten die meer uitdaging nodig hebben als aan studenten die langer over hun competentieontwikkeling doen. - het tegengaan van studievertraging door per fase toelatingscriteria te gebruiken. Dit voorkomt dat studenten in een bepaalde fase nog te veel bezig zijn met het wegwerken van achterstanden die zijn ontstaan in een vorige fase. - het zodanig plannen van het onderwijs en de toetsen dat er een evenredige studiebelasting ontstaat.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
23/61
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
De flexibiliteit in het programma (voltijd) ontstaat door twee startmomenten aan te bieden (september en februari). De deeltijd start in september en bij voldoende aanmeldingen ook in februari. Ook minoren worden twee keer per jaar aangeboden. Studenten die meer aan kunnen of meer uitdaging willen kunnen hierdoor meer onderdelen combineren. De afstudeerfase kent een flexibele instroom: zeven keer per jaar kan er een afstudeergroep gestart worden. De opleiding kent toelatingscriteria voor de kernfase, de minor en de afstudeerfase. De criteria staan beschreven in het OER en de opleidingswijzers. De propedeutische fase wordt afgesloten met een studieadvies (positief, positief onder voorwaarden, negatief onder voorwaarden en bindend). Een bindend negatief advies wordt afgegeven op grond van te weinig behaalde studiepunten en/of het niet behalen van de landelijke reken- en/of taaltoets. Halverwege het eerste jaar wordt een voorlopig advies uitgebracht. Een student kan een voorlopig negatief advies krijgen aan het eind van het eerste jaar, maar zijn studie wel vervolgen, mits hij voldaan heeft aan bepaalde eisen van studievoortgang. Als de student aan het eind van het tweede jaar de propedeuse niet heeft behaald, krijgt hij alsnog een negatief bindend studieadvies. De student mag pas deelnemen aan summatieve toetsen op niveau 2 als hij de propedeuse heeft gehaald. Het panel stelt vast dat de criteria voor het bindend negatief advies ruim zijn beschreven. Per student wordt bepaald wat in zijn situatie een aanvaardbaar studierendement is. Harde criteria zijn: het niet behalen van de landelijke reken- en/of taaltoets, twee onvoldoendes voor de stage, niet voldoen aan de participatieplicht. Met studenten die een voorwaardelijk advies (positief of negatief) krijgen, wordt in een studiecontract vastgelegd aan welke eisen zij moeten voldoen aan het eind van het tweede jaar. Deze eisen maken onderdeel uit van het portfolio en worden besproken in de voortgangsgesprekken met de SLB’er. Studenten moeten toelating aanvragen tot de afstudeerfase bij de examencommissie. In de opleidingswijzer van de afstudeerfase is de aanvraagprocedure beschreven en zijn de criteria voor toelating vermeld. De opleiding wil hiermee voorkomen dat studenten te veel bezig zijn met het wegwerken van achterstanden tijdens de afstudeerfase. Voor de planning van het onderwijsprogramma (inclusief stageperioden) en de toetsplanning zijn procedures vastgesteld en afspraken gemaakt over roostering, toetsmomenten, maken van opdrachten. Het toetsrooster is aan het begin van het studiejaar bekend voor zowel de voltijd als de deeltijd. Het toetsrooster wordt gepubliceerd op Insite (het intranet van de Pabo). Studenten die langer dan gemiddeld doen over het ontwikkelen van hun competenties krijgen extra begeleiding in de vorm van studiebegeleidingsgroepen (in de voltijd wekelijks en in de deeltijd minder frequent). In deze groepen wordt gewerkt aan het wegwerken van de achterstanden. De opleiding biedt een training studievaardigheden aan voor studenten die moeite hebben met het zelfstandig plannen van hun studie. De opleiding gaat uit van een studiebelasting van 40 uur voor voltijdstudenten en 25–30 uur voor deeltijdstudenten. Het aantal contacturen (onderwijsactiviteiten, toetsing en stage) is voor de voltijd ten minste 20 uur per week en voor de deeltijd ten minste 10 uur
24/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
• •
per week. Uit een overzicht blijkt dat de opleiding dit voor zowel de voltijd als de deeltijd ruim realiseert over de vier opleidingsjaren van beide varianten. Uit evaluaties blijkt dat de studenten sinds 2002 tevreden zijn over de studielast (75% vindt de opleiding te doen in de tijd die er voor staat). Studenten zijn echter minder tevreden over de mogelijkheid om hun eigen studietempo te realiseren. Vanaf 2005 neemt de tevredenheid op dit punt af. De tevredenheid over de ervaren studielast neemt af van 3,1 naar 2,7 in 2007. Voltijdstudenten geven aan 45 uur per week aan de studie te besteden en deeltijdstudenten 32 uur per week. Hiermee voldoet de opleiding niet aan haar eigen doelstelling met betrekking tot de studiebelasting. De opleiding analyseert de hoge studiebelasting. Uit exitonderzoek onder uitvallers blijkt dat 27% de zwaarte van de opleiding noemt als belangrijkste reden de studie te staken. Het panel stelt vast dat de opleiding als zwaar ervaren wordt. Het panel beoordeelt dit in principe positief. De opleiding slaagt er in de beschikbare studietijd van studenten volledig te benutten. Weliswaar ligt de werkelijke studiebelasting iets boven de eigen doelstelling van de opleiding, maar de opleiding gaat na hoe zij de werkelijke studiebelasting bij kan stellen naar het normniveau.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het havo-diploma, vwo-diploma of een diploma mbo 4 geven toegang tot de opleiding. Studenten die ouder zijn dan 21 jaar en niet beschikken over de juiste vooropleiding kunnen toegelaten worden na het met succes afsluiten van een toelatingsonderzoek. Ook buitenlandse studenten kunnen worden toegelaten, mits zij beschikken over een diploma dat gelijkwaardig is aan het havo-diploma en het staatsdiploma Nederlands als tweede taal. • De voltijdopleiding is specifiek gericht op de instroom van havo, vwo en mbo. De deeltijd is gericht op studenten van 21 jaar of ouder met de juiste vooropleiding of via toelatingsonderzoek. In de deeltijd kunnen ook studenten instromen met een afgeronde bachelor- of masteropleiding. Deze studenten doorlopen de deeltijd in twee en een half tot drie jaar (verkorte deeltijd). • De opleiding biedt studenten de mogelijkheid een half jaar voor ze starten met de studie een zelfstudietraject te volgen. Studenten kunnen hiermee het kennisniveau van rekenen, taal, natuuronderwijs, aardrijkskunde, ICT, kunsten en geschiedenis op het juiste niveau brengen. De zelfstudie wordt afgesloten met tentamens. Vooral deeltijdstudenten maken van dit aanbod gebruik.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
25/61
•
•
•
•
•
• •
Studenten maken aan het begin van de studie een reken- en taaltoets. Halen zij de toets(en) niet dan kan er nog twee keer herkanst worden in het eerste jaar. Voor herkansers is er een speciaal ondersteuningsaanbod rekenen en taal. Er is ook een aanbod van cursussen rekenen en taal aan het eind van de zomervakantie (summer course). Naast rekenen en taal zijn ook de eigen vaardigheid voor natuuronderwijs, aardrijkskunde, geschiedenis, kunsten en ict van belang. Studenten moeten beschikken over voldoende kennis op deze terreinen. Het behalen van deze toetsen is voorwaardelijk voor het behalen van het propedeutisch getuigschrift. Voor al deze vakken is er een ondersteuningsaanbod. De opleiding wil de doorstroom van mbo naar hbo verbeteren. Daartoe ontwikkelt zij met ROC Nijmegen een doorlopende leerlijn educatie (DOLED). Het panel beoordeelt dit positief. Om de beginsituatie van studenten te bepalen wordt in de voltijd en de verkorte deeltijd een startassessment afgenomen. Het startassessment biedt studenten zicht op de niveaueisen en de werkwijze van de opleiding. Het startassessment gaat aldus de opleiding in de toekomst gebruikt worden om passende trajecten voor studenten te ontwerpen en/of een extra ondersteuningsaanbod. Uit evaluaties blijkt dat 87% van de studenten het startassessment zinvol vond (gemiddelde score 4,3). De Pabo onderzoekt of het startassessment uitgebouwd kan worden naar een procedure voor erkenning van verworven competenties (EVC). Dit wordt in het breder kader van het HAN EVC-beleid opgenomen. Uit evaluaties blijkt dat studenten positief zijn over de inhoud en het niveau van het programma (respectievelijk 80% en 76%). 75% van de studenten vindt dat het niveau aansluit bij de eigen kennis, ervaringen en vaardigheden. De opleiding heeft de Code of Conduct ondertekend. Het panel stelt vast dat het instroombeleid goed is doordacht en dat dit ook door de studenten als positief wordt beoordeeld.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding bestaat uit een major gedeelte van 210 EC en een minor gedeelte van 30 EC. De major bestaat uit drie fasen: propedeusefase (60 EC), hoofdfase (90 EC) en afstudeerfase (60 EC).
26/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma van de opleiding is ingericht naar de doelen van het hogeschoolbrede project HAN Onderwijsflexibilisering (HOF). HOF heeft als kenmerken: meer ruimte voor individuele leerroutes, competentiegericht, beroepsgericht onderwijs en een transparant en doelmatig onderwijsaanbod. De uitgangspunten van dit model zijn beschreven in het document HAN-chassis 2006. • De opleiding heeft in lijn met het HAN-chassis de volgende uitgangspunten geformuleerd: werkt vanuit realistische, complexe beroepstaken en ondersteunt de student bij de integratie van theorie en praktijk, leert de student om zijn eigen ontwikkeling te sturen, stelt de student centraal (flexibel en adaptief onderwijs afgestemd op de leerbehoefte, leerstijl, ambitie en voorkeuren van de student), het onderwijs is competentiegericht. Het didactisch concept van de opleiding is uitgewerkt in het document Visie op competentiegericht leren, opleiden en begeleiden, 2007 – 2011. Daaruit blijkt dat de opleiding uitgaat van de beroepspraktijk (leren in en van de praktijk): competenties leert men door te doen, door zelf kritisch te zijn, door feedback van anderen. Een hulpmiddel voor reflectie en zelfreflectie is de professionele standaard. De opleiding streeft naar studenten die zelf sturing geven aan hun competentieontwikkeling. De opleiding begeleidt studenten in het ontwikkelen van competenties via een programma-aanbod naar een programma dat in grote lijnen is samengesteld door de student zelf. De opleiding beoordeelt het ontwikkelproces van de competenties én het eindresultaat. • Werkvormen die bij dit concept passen zijn: opdrachten in het kader van realistische beroepstaken en stages, oefenen van beroepsvaardigheden (trainingen), hoorcolleges, lessen en practica. Begeleidingsbijeenkomsten (SLB) waarin stage-ervaringen worden besproken en beroepsvaardigheden getraind. Onderzoeksvaardigheden worden geoefend en onderzoek wordt in de kernfase uitgevoerd gedurende de stage. Resultaten worden in een conferentie aan elkaar gepresenteerd. In de afstudeerfase staat de stage centraal (drie tot vier dagen per week). Het onderwijsaanbod bestaat in deze fase uit zelfstudie, afstudeerkringen en begeleidingsbijeenkomsten met medestudenten en de SLB’er. Dit laatste gebeurt in de vorm van intervisie. Het Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) is in dit stadium een belangrijk instrument om het leren te sturen en de vorderingen aan te tonen. • Het panel stelt vast dat zowel in de voltijd als deeltijdvariant de praktijkervaringen input zijn voor het leerproces van de student. Daarbij wordt een mix van werkvormen gebruikt die passen bij de uitgangspunten van de opleiding. • Uit de evaluaties blijkt dat studenten positief oordelen over de mate waarin zij aangespoord worden zelfstandig te leren (in de afgelopen vijf jaar steeds meer dan 80% positief). De evaluatie-items die hier op betrekking scoren tussen de 3,3 en 3,9 op een vijfpuntsschaal.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
27/61
•
Het panel stelt vast dat het didactisch concept van de opleiding goed aansluit bij de doelen van de opleiding (zie onderwerp 1). De werkvormen die daarbij gebruikt worden zijn goed doordacht en passen bij het didactisch concept.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft het toetsbeleid vastgelegd in het opleidingsdocument Toetsbeleid 2006–2009. Het toetsbeleid sluit aan bij het Toetskader HAN 2004. De eindkwalificaties en indicatoren zijn beschreven in Niveaubeschrijving Pabo Groenewoud 2007–2008 en in de assessorenhandleiding. Het panel heeft de documenten ingezien en stelt vast dat het beleid en de instrumenten goed zijn vastgelegd. • Het toetsprogramma bestaat uit summatieve competentiebeoordeling (SCB) en formatieve toetsing. In de SCB laat de student zien welke competentie hij beheerst en op welk niveau (zie ook facet 1.1 en 1.2). Studenten presenteren hun bekwaamheid per beroepstaak in een digitaal portfolio. Zij moeten daartoe veelzijdig bewijsmateriaal overleggen. Voor de kwaliteit van het bewijsmateriaal zijn kwaliteitscriteria vastgesteld (Kwaliteitscriteria bewijsmateriaal) • Bij de SCB zijn onafhankelijke assessoren (geen begeleiders) betrokken. De assessoren bepalen aan de hand van beoordelingslijsten of de student bekwaam handelen laat zien voor de beroepstaak. Voor elke beroepstaak zijn drie verschillende beoordelingslijsten beschikbaar, voor elk niveau een. Zo zijn er beoordelingslijsten Begeleiden van lerenden, niveau 1 en Lesgeven, niveau 2. Voor niveau 3 is er een formulier waarop de assessoren per competentie aangeven in welke mate de student aantoont de competentie te beheersen (Aantekeningen set, SCB3). De beoordelingslijsten bevatten een omschrijving van de competenties en een beoordeling van de professionele standaard (waaronder reflectie en ontwikkeling). • Het toetsprogramma en de toetscriteria zijn van toepassing op de studenten in de voltijd en de deeltijd. In de verkorte deeltijd is het toetsprogramma afwijkend (12 beroepstaken), maar ook hier wordt gewerkt met onafhankelijke assessoren en met dezelfde set van beoordelingscriteria. • De formatieve toetsing heeft een diagnostische functie. De toets geeft de student informatie over de vorderingen in het leerproces. De student krijgt feedback op zijn functioneren. Voorbeelden van formatieve toetsen zijn lesvoorbereidingen, stageverslagen, kennistoetsen, methodestudie, een feedbackverslag van de stagementor, een onderzoeksverslag een educatief ontwerp of een presentatie. Ook deze resultaten worden verzameld in het digitaal portfolio en kunnen als bewijsmateriaal dienen voor de SCB.
28/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
• •
Een aantal formatieve toetsen zijn voorwaardelijk voor het aanvragen of verzilveren van studiepunten voor een beroepstaak op een bepaald niveau. Bijvoorbeeld taal- en rekentoets, stagebeoordeling en vakinhoudelijke kennistoetsen en toepassingsgerichte toetsen voor de vijf leergebieden (kerndoelen van het PO). Het panel heeft voorbeelden van dergelijke toetsen ingezien en stelt vast dat de toetsen inhoudelijk en qua niveau van toetsing aan de maat zijn. Het panel merkt op, dat veel studenten slordig zijn in het schriftelijk rapporteren (spelling en stijl). De opleiding is voornemens meer aandacht te besteden aan schrijfvaardigheid, met name in de onderdelen waarvoor verslagen gemaakt moeten worden en waarin ze besproken worden zoals werkgroepen en SLB. De begeleiding en beoordeling van summatieve toetsen zijn bewust losgekoppeld. De SLB’er en de docent begeleiden de student bij het aanleveren van bewijsmateriaal. De beoordeling wordt door twee onafhankelijke assessoren uitgevoerd als het gaat om het verzilveren van 30 studiepunten of meer (niveau 1) en op niveau 2 bij 45 studiepunten of meer. Als het om minder studiepunten gaat wordt de student door één assessor beoordeeld. Bij niveau 3 wordt altijd door twee assessoren beoordeeld: één assessor van de opleiding en één assessor uit het werkveld. De examencommissie bewaakt de kwaliteit van de toetsen. In de examencommissie zit een vertegenwoordiger van het werkveld. De examencommissie delegeert een aantal zaken aan een vaststellingscommissie, toetscommissie en aan assessoren. De examencommissie rapporteert jaarlijks over haar werkzaamheden (Jaarrapportage Examencommissie) De toetscommissie zorgt voor een set van toetsen die gezamenlijk de eindkwalificaties dekken. Toetsen worden gemaakt door toetsconstructiegroepen die verschillend van samenstelling zijn, al naar gelang de inhoud van de toets. Toetsen worden altijd door meer dan één docent ontwikkeld. De opleiding/HAN heeft in diverse documenten de criteria voor toetsing en bewaking van de toetskwaliteit vastgelegd: het OER, Assessorenhandleiding, Toetsbeleid 2006–2009. In het document Organisatiestructuur rondom toetsing en beoordeling 2005 zijn de verschillende groepen en hun taken uitgebreid omschreven. Het panel stelt vast dat de beleidsstukken samen een duidelijk beeld geven van de wijze waarop de opleiding in de verschillende fasen de competenties toetst en de kwaliteit er van bewaakt. Studenten zijn blijkens evaluaties (STO 2006 en 2007) positief over de toetsen van de competenties (assessments) en het gebruik van het digitaal portfolio. Ze zijn echter beperkt op de hoogte van hetgeen er van hen verwacht wordt bij een assessment. De opleiding heeft besloten tussenassessments in te voeren in de propedeuse. Studenten kunnen zo ervaring opdoen met assessments en leren al doende wat een assessment van hen vraagt. Docenten zijn zeer te spreken over de leergebiedtoetsing. Docenten en werkveld zijn positief over de toegenomen kwaliteit. Studenten vinden dat deze toetsing zwaar is. Uit kwaliteitszorgrapportages (Rapport Interne Audit Pabo Groenewoud 2007, Rapport Onderzoek toetsbouwwerk Pabo Groenewoud 2007, extern onderzoeksbureau NDO) blijkt dat de opleiding systematisch nagaat hoe docenten en studenten oordelen over de kwaliteit van de toetsen. Daaruit blijkt dat de opleiding kritisch kijkt naar de geschiktheid
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
29/61
•
•
•
•
•
•
•
van toetsen en criteria die gebruikt worden en daarbij ook externe deskundigen raadpleegt om de kwaliteit te beoordelen. Ook blijkt dat de opleiding verbeteracties uitvoert om de gesignaleerde kritiekpunten weg te werken. Het panel heeft in een extra gesprek met studenten en docenten gesproken over het hboniveau van de opleiding en het toetsen. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat docenten in de afgelopen jaren gezamenlijk gewerkt hebben aan het ontwikkelen van een standaard voor toetsing en afnemen van assessments. Duidelijk werd dat overleg, discussie en afstemming over beoordelingen plaatsvindt. Het eindoordeel over een student is altijd gebaseerd op het oordeel van meer onafhankelijke assessoren. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de beoordeling in de laatste jaren meer gestroomlijnd is: meer gerichte feedback naar studenten, strikter vasthouden aan POP’s en afstudeerplan van studenten en afstudeercontract. De leergebiedtoetsing is, aldus de docenten, de motor die theorie en praktijk samenbrengt. Studenten moeten laten zien dat zij theorie betrekken bij de praktijk. Daar wordt in de begeleidingsgroepen op gestuurd. Veldassessoren en mentoren (begeleiders op de basisschool) worden getraind in het beoordelen en assessen van competenties. Het panel heeft kunnen vaststellen dat dit gebeurt, maar dat nog niet op alle basisscholen voldoende getrainde mentoren beschikbaar zijn. Studenten melden dat zij grote verschillen ervaren tussen mentoren. Zij vinden dat mentoren nog te vaak een subjectief oordeel geven (ondanks het gebruik van de stagekaart als beoordelingsinstrument). De beoordeling, moet, aldus de studenten, meer structuur krijgen. Er wordt aan dit punt gewerkt zo blijkt uit het gesprek van het panel met docenten. Maar studenten merken hier kennelijk nog te weinig van. De opleiding heeft veel tijd besteed aan het ontwikkelen van de eigen deskundigheid. In de komende tijd zal de opleiding meer werk maken van het trainen en begeleiden van mentoren. Hiervoor is een activiteitenplan opgesteld. Het doel is mentoren en directeuren van stagescholen beter te informeren over stage en beoordeling van studenten. Docenten melden dat de opleiding met basisscholen afspraken maakt over de kwaliteit van de mentor. De samenspraak over de kwaliteit van de begeleiding van de student is, aldus de opleiding, in de afgelopen zes jaar sterk verbeterd. Mede door betere formele contacten met de basisscholen. Basisschool en opleiding leggen in een contract vast wat zij van elkaar verwachten. Het panel komt tot het oordeel voldoende vanwege het feit dat de beoordeling door mentoren nog te veel een wisselende kwaliteit heeft. De opleiding kan op dit punt nog winst behalen en heeft daartoe activiteiten gepland.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
30/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft in haar instituutsbeleidsplan twee speerpunten geformuleerd: het verhogen van de kwaliteit en het vergroten van de externe gerichtheid. In het Personeelsbeleidsplan Instituut Pabo HAN 2006–2009 is opgenomen dat het personeel een duidelijke binding heeft met de beroepspraktijk en dat het personeel (docenten en ondersteunend personeel) goed moet zijn opgeleid. Ze heeft dit als volgt geoperationaliseerd: Docenten van de Pabo Groenewoud beschikken over relevante ervaring in het primair onderwijs of het vmbo en zijn actief betrokken bij ontwikkelingen in het werkveld. Nieuw te werven personeel moet relevante werkervaring hebben. Vrijwel alle nieuwe docenten voldoen aan dit criterium. Dit blijkt uit een overzicht (Kwaliteitskaarten Docenten) van kwalificaties van docenten. Ook docenten die al langere tijd aan de opleiding zijn verbonden, houden binding met het werkveld via stagebegeleiding, het uitvoeren van opdrachten in en voor het basisonderwijs (cursussen, ontwikkelen lesmateriaal en toetsen). Acht docenten zijn deels werkzaam in het basisonderwijs of vmbo of als intern begeleider. Daarnaast werkt Pabo Groenewoud met 35 gedetacheerden (inclusief Opleiders in de School) vanuit het basisonderwijs of het vmbo. • Docenten blijven in het algemeen op de hoogte van ontwikkelingen in het werkveld of vakgebied via deelname aan regionale of internationale netwerken en studiedagen waarin actuele ontwikkelingen in het (basis)onderwijs aan bod komen. Zo bezochten alle docenten in 2007 stagescholen in de regio met als doel zicht te houden op recente ontwikkelingen in de praktijk. • Docenten en studenten werken regelmatig samen aan ontwikkelingsvragen van scholen via bijvoorbeeld het kenniscentrum voor wetenschap en techniek en het projectbureau. • De opleiding maakt gebruik van stagebegeleiders en assessoren uit het werkveld. Deze personen zijn gedetacheerd vanuit het basisonderwijs. Het betreft een derde van stagebegeleiders en een tiende van de assessoren. Op deze wijze versterkt de opleiding de directe band met het werkveld. • Vanaf 2008 biedt de opleiding docenten die weinig in contact komen met het werkveld, de mogelijkheid ten minste één keer in de vijf jaar stage te lopen op een basisschool of vmbo. Voor volgend jaar staan er vijf docentstages gepland. • De opleiding gaat via evaluaties na of studenten tevreden zijn over de docenten. Uit het Onderwijsjaarverslag 2006–2007 blijkt dat studenten zeer tevreden zijn over de praktijkgerichtheid van de docenten. Studenten geven aan dat docenten in de lessen regelmatig gebruik maken van praktijkvoorbeelden. Uit het jaarverslag blijkt dat 88% van de studenten van Pabo Groenewoud de docenten voldoende deskundig acht. • Studenten toonden zich in de gesprekken met het panel enthousiast over de docenten. Docenten zijn goed op de hoogte van de praktijk op de basisscholen.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
31/61
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het personeelsbeleidsplan heeft Pabo Groenewoud vastgelegd aan welke streefdoelen het personeelsbestand moet voldoen om kwalitatief goed onderwijs te kunnen geven. De normen zijn: een docent-studentratio van 1:28, ten minste 10% van de formatie is tijdelijk of van elders gedetacheerd, een aanstelling bedraagt ten minste 0,6 fte (met uitzondering van veldassessoren en stagebegeleiders uit het veld), evenwichtige leeftijdsopbouw en een verdeling van docentfuncties die past bij het kwaliteitsstreven, een percentage ziekteverzuim van ten hoogste 4,5% in 2008. • Pabo Groenewoud heeft 141 medewerkers: 92 docenten (64,5 fte’s), vier onderwijsassistenten, vijftien stagebegeleiders en assessoren uit het werkveld en dertig onderwijs ondersteunende personeelsleden. • Voor het berekenen van de docent-studentratio gaat de opleiding uit van de formatie van de onderwijsgevende staf (inclusief SLB) en assessoren en exclusief onderwijsassistenten, lectoren en mensen die werken in projecten. Docenten dienen volgens HAN-normen 70% van hun tijd direct met onderwijs bezig te zijn (inclusief voorbereiding, ontwikkeling, SLB en het afnemen van assessments). Volgens deze definitie is de docent-studentratio 1:27,7. • Op 23 opleidingsscholen zijn opleiders in de school benoemd (detachering) die verantwoordelijk zijn voor het begeleiden van studenten op hun eigen basisschool. De omvang van de detachering is afhankelijk van het aantal studenten op de opleidingsschool. • Uit de gegevens gepresenteerd in het zelfevaluatierapport blijkt dat de opleiding redelijk voldoet aan de eigen normen met betrekking tot de samenstelling van het personeel qua leeftijdsopbouw en docentenfuncties. De opleiding wil de komende tijd het percentage hoofddocenten en docent 1 functies verhogen. De onderwijsassistenten op de Pabo zijn pas afgestudeerde Pabostudenten die een rol spelen bij de ondersteuning van docenten. • De man / vrouw verhouding is, aldus de opleiding nog scheef te noemen (31 : 69). Het ziekteverzuim is relatief hoog (veroorzaakt door niet werk gerelateerde klachten). De Pabo heeft een aantal docenten op voorhand extra uren toegewezen om in geval van nood te kunnen fungeren als ‘vliegende keep’. Zo kan de werkdruk als gevolg van ziektevervanging beperkt blijven. • Docenten zijn aldus evaluaties zeer tevreden over hun werkzaamheden en faciliteiten die de opleiding hen biedt (inclusief de mogelijkheden tot loopbaanontwikkeling). Minder tevreden zijn ze over de werkdruk. Docenten, met wie het panel sprak, melden dat werkdruk deels ontstaat door de inrichting van het werk door de opleiding, en deels door de eigen werkwijze. Zij melden dat werkdruk bespreekbaar is en dat er serieus op gereageerd wordt.
32/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het merendeel van het team vervult drie docentrollen: de rol als vakdocent, de rol van SLB’er en de rol van assessor. Alle docenten moeten in teamverband kunnen werken en zich verantwoordelijk voelen voor het resultaat van de opleiding. Docenten worden bij aanname en in resultaat- en ontwikkelingsgesprekken op deze kwaliteiten beoordeeld. • Docenten werken samen in kernteams waarin docenten van verschillende deskundigheidsgebieden samenwerken. Een kernteam is verantwoordelijk voor het opleiden, begeleiden en beoordelen van een cohort studenten. • Bij werving en selectie hanteert Pabo Groenewoud de volgende criteria: - Eerstegraads bevoegd of gelijkwaardig (academische opleiding) of aanvullende specifieke scholing dan wel het volgen van een VELON-registratietraject tot lerarenopleider; - Deskundig als studieloopbaanbegeleider en assessor (of het volgen van een intern professionaliseringstraject gericht op SLB en assessment); - Relevante ervaring in het basisonderwijs of vmbo of een verplichte stage lopen in het basisonderwijs; - Nieuwe medewerkers krijgen extra uren om zich in te werken en volgen een introductietraject zoals beschreven in het Professionaliseringsplan. Zij worden begeleid door een ervaren collega. • De Bisschoppelijk Gedelegeerde moet goedkeuring geven aan catechese docenten die studenten begeleiden die het katholieke getuigschrift willen behalen. • Uit de cv’s van de docenten blijkt dat het merendeel van de docenten (81,5%) een eerstegraads bevoegdheid en/of academische graad heeft. Vier docenten zijn gepromoveerd (4,3%). De HAN streeft er naar dit percentage te verhogen naar 10% via werving en promotietrajecten van zittend personeel. • De opleiding organiseert regelmatig studiedagen (Professionaliseringsplan 2007–2008). Het professionaliseringplan bevat een overzicht van trainingen, cursussen en intervisiebijeenkomsten (over onder andere begeleiding en het afnemen van assessments). Het overzicht geeft, aldus het panel, een goed inzicht in de diverse scholingsactiviteiten van het personeel. De afgelopen jaren is veel tijd besteed aan scholing op het gebied van begeleiding en assessment. In 2008 en de jaren daarna wordt vooral ingezet op het thema ‘onderzoekende houding’. Onderzoeksvaardigheden van docenten worden via actieonderzoek, promotietrajecten en deelname aan onderzoeksgroepen van lectoraten ontwikkeld. Daarnaast werken docenten aan het ontwikkelen van de onderzoekslijn in het curriculum.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
33/61
•
•
• •
Sinds 2006 werkt de HAN met een resultaat- en ontwikkelcyclus. Jaarlijks vindt in een gesprek een evaluatie plaats met medewerkers over het functioneren. Naar aanleiding daarvan worden resultaat- en ontwikkelafspraken gemaakt voor het komende jaar. Resultaten van studentevaluaties worden meegenomen in het gesprek. Voor 2006 werden er jaarlijks functioneringsgesprekken gehouden met alle medewerkers. Studenten (88%) zijn volgens het evaluatieonderzoek van 2007 tevreden over de deskundigheid van de docenten. Dit percentage ligt al enkel jaren ruim boven de streefnorm van de HAN (80%). De waardering voor de docenten is ruim voldoende tot goed. Docenten zijn aldus evaluaties zeer tevreden over hun werkzaamheden en faciliteiten die de opleiding hen biedt (inclusief de mogelijkheden tot loopbaanontwikkeling). Het panel heeft uit de gesprekken met de docenten en het management een positieve indruk gekregen over de motivatie, de kwaliteit en de professionaliseringsactiviteiten van het personeel.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is gehuisvest in een gebouw dat in het midden van de zestiger jaren is gebouwd. Door aanbouw en verbouwingen is het gebouw, aldus het panel, nog steeds geschikt voor het verzorgen van onderwijs. Op dit moment huurt de opleiding zes leslokalen bij een nabijgelegen onderwijsinstelling. Het gebouw ligt op tien minuten loopafstand van de HAN-campus en is goed bereikbaar met openbaar vervoer. Er is nieuwbouw voorzien op de HAN-campus. • Het gebouw beschikt over 25 leslokalen, twee computerlokalen, een aula, een gymzaal met sportveld, een studiecentrum en een kantine. Een deel van de lokalen is vakspecifiek ingericht (met relevante materialen): rekenen, taal, natuuronderwijs en drama, muziek en handvaardigheid. Voorts is er één lokaal met specifiek onderwijskundig materiaal en één lokaal bevat materiaal voor het jonge kind. • Er zijn ruimtes voor het werken in kleine groepen en spreekkamers voor het houden van individuele gesprekken en het afnemen van assessments. • Vrijwel alle ruimtes zijn voorzien van een internetaansluiting en in klaslokalen is een beamer/tv-videocombinatie aanwezig. De opleiding beschikt over twee smartboarden (in uitbreiding is voorzien). • De opleiding beschikt over een multifunctioneel studiecentrum voor studenten: literatuur, vaktijdschriften en video en cd-roms, een grote collectie kinder-, sprookjes- en
34/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
•
•
verhalenboeken, een uitgebreide collectie van lesmethoden die in het basisonderwijs gebruikt worden. Het studiecentrum beschikt over twee onderwijswerkplaatsen waar studenten lessen kunnen voorbereiden en uitvoeren. Tot slot is er een studiezaal en een proeflokaal natuuronderwijs waar proefopstellingen gemaakt kunnen worden voor het natuuronderwijs. Studenten zijn blijkens evaluaties ruim tevreden over de faciliteiten: voldoende leslokalen en studie- en werkruimtes, voldoende computervoorzieningen, bibliotheek en mediavoorzieningen. De behulpzaamheid van de computerhelpdesk scoort matig (58% tevredenheid). Docenten maken gebruik van flexibele werkplekken in twee ‘docententuinen’, die zijn voorzien van computers en printers. Docenten van wie de functie daarom vraagt, hebben een eigen werkplek. Docenten zijn tevreden over hun werkplek zo laat het medewerkerstevredenheidonderzoek zien. De faciliteiten voldoen naar het oordeel van het panel aan de eisen die het onderwijs stelt.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Pabo Groenewoud hecht veel waarde aan een persoonsgerichte benadering van haar studenten. Begeleiding is aldus de Pabo maatwerk. • De begeleiding vindt plaats via studieloopbaanbegeleiding (SLB). SLB loopt als een rode draad door het curriculum. Een basisgroep van twaalf tot vijftien studenten wordt gedurende het schooljaar begeleid door een vaste begeleider (SLB’er). Deze vervult een sleutelrol in de begeleiding van de studenten. De SLB’er ondersteunt en adviseert de student bij het formuleren van de onderwijsvraag van de student (beschreven in het persoonlijk ontwikkelplan van de student) en het aanbod van de opleiding (in de vorm van onderwijseenheden, de beroepstaken en het toetsprogramma). De begeleiding bestaat uit de volgende aspecten: studenten vertrouwd maken met de studie en het beroep, volgen van de studievoortgang, begeleiden van het maken van studiekeuzes bijvoorbeeld de keuzeminor of keuzes die de student kan maken in het verdiepen van de stof. Begeleiden bij het leren effectief te leren en het zelfstandig uitstippelen en evalueren van de leerweg van de student (begeleiden van docentsturing naar studentsturing). De Pabo vindt het van belang dat elke student een eigen identiteit als docent ontwikkelt: visie op onderwijs, op het beroep op het opvoeden en leren aan kinderen. Dit persoonlijk verhaal van de student legt de student vast in het persoonlijk werkconcept. Vanuit dit concept motiveert en verantwoordt hij zijn handelen als leerkracht in het POP en het portfolio.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
35/61
•
•
•
•
•
•
•
•
SLB vindt plaats in groepsbijeenkomsten en in individuele gesprekken. In de groepsbijeenkomsten worden stage-ervaringen uitgewisseld en wordt aandacht besteed aan leren leren. De SLB bijeenkomsten worden ook gebruikt voor het trainen van vaardigheden zoals leren reflecteren, vergadervaardigheden, het voeren van oudergesprekken, leren formuleren van onderzoeksvragen en opzetten van een onderzoek. SLB is in het begin van de studie intensief, naarmate de studie vordert is SLB minder frequent en meer individueel gericht op specifieke vragen van de student. Zes tot acht SLB’ers vormen een kernteam dat verantwoordelijk is voor de begeleiding van een cohort studenten. Zij bespreken de inhoud van SLB en hebben intervisiegesprekken over de aanpak van de begeleiding. Studenten lopen vanaf het begin van de studie stage. Stagebegeleiding neemt daarom een belangrijke plaats in in de opleiding. Stagebegeleiding vindt plaats door de mentor (begeleider op de basisschool) en door de stagebegeleider van de opleiding. Stagebegeleiders zijn docent of gedetacheerd zijn vanuit het werkveld. De mentor geeft feedback op het functioneren van de student in de klassensituatie. Daartoe is een stagekaart ontworpen waarin de mentor aangeeft hoe de student functioneert. Mentor en stagebegeleider houden aan het eind van de stageperiode een eindgesprek waar zij het functioneren van de student bespreken. Resultaten van dat gesprek worden meegenomen naar de volgende fase (kernfase en afstudeerfase). Van de student wordt in de kernfase verwacht dat hij duidelijk kan maken wat hij in zijn stage wil leren en wat zijn doelen zijn. SLB wordt door studenten zeer positief gewaardeerd. Dat blijkt uit evaluaties en uit de gesprekken van het panel met studenten. Studenten zijn positief over de inhoudelijke deskundigheid van de SLB’ers en over de stagebegeleiding. Ook het werkveld laat zich positief uit over de gerichte begeleiding van stagiairs door de opleiding. Dit blijkt uit evaluaties en uit gesprekken die het panel met vertegenwoordigers van het werkveld voerde en met gedetacheerde stagebegeleiders en mentoren. De taken en rollen van de SLB’er zijn vastgelegd in het Handboek Studieloopbaanbegeleiding. Alle SLB’ers hebben een intern professionaliseringstraject doorlopen. Afstemming over begeleiding (en beoordeling) vindt plaats in de kernteams. De coördinatoren van de opleidingsfasen zijn verantwoordelijk voor de organisatie en de kwaliteit van de SLB. De coördinator Opleiding en Veld is enerzijds verantwoordelijk voor de stagebegeleiding door mentor, stagebegeleiders en opleiders in de school en anderzijds voor de informatievoorziening over de stage. Zeven keer per jaar is er overleg met alle stagebegeleiders over de stagebegeleiding. Daarin wordt gesproken over de organisatie, de informatievoorziening naar scholen en studenten en vindt intervisie plaats. Opleiders in de School volgen een afzonderlijk professionaliseringstraject. De externe opleiders krijgen training op het gebied van begeleidings- en coachingsvaardigheden en worden geïnformeerd over de opzet van het curriculum en het didactisch concept van de Pabo. Voor de professionalisering zie ook facet 3.2. De opleiding informeert de studenten via introductiedagen, opleidingswijzers, intranet en algemene informatiebijeenkomsten aan het begin van een periode (beroepstaakopeningen). Studenten (en docenten) kunnen via intranet de registratie van
36/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
hun studieresultaten inzien. Naast informatie per e-mail en digitale memoborden vindt informatievoorziening ook plaats via prikborden en postvakjes. Studenten zijn, aldus het zelfevaluatierapport minder tevreden over de gebruiksvriendelijkheid van het digitale informatiesysteem. De informatie over toetsen en assessments is, aldus de studenten moeilijk op de website te vinden. De zoekfunctie van het HAN-systeem (Insite) wordt herzien. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel over de informatievoorziening geen klachten vernomen.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding volgt het beleid van de HAN met betrekking tot kwaliteitszorg. De kaders voor kwaliteitszorg zijn vastgelegd in het document HAN Kwaliteitszorg, kader en instrumenten, 2007. In de documenten Kwaliteitszorgplan Instituut Pabo 2005–2008 en Aanvullingen Kwaliteitszorgplan 2005–2008 is dit voor de opleiding nader ingevuld. Het plan bevat de doelen die in de planningsperiode centraal staan zoals het verder versterken van de proactieve kwaliteitszorg, de samenwerking op dit gebied met Pabo Arnhem, de betrokkenheid van alle partijen bij kwaliteitszorg vergroten, versterken van de analyse van evaluaties en het organiseren van de follow up (verbeteracties). • De opleiding beziet kwaliteitszorg vanuit twee perspectieven: verbeteren en verantwoorden. Daartoe nodigt de opleiding studenten, docenten en werkveld uit om mee te denken over het ontwikkelen en uitvoeren van beleid. De Pabo noemt dit proactieve kwaliteitszorg. Het tweede perspectief betreft het verantwoorden en borgen van de kwaliteit via het meten van resultaten van beleid (tussentijds en achteraf). • De kwaliteitszorg is ingericht volgens het model van de European Foundation for Quality Management (EFQM). Controle instrumenten zijn afgestemd op het kader van de accreditatie en gericht op alle betrokkenen bij de opleiding. Elke drie jaar wordt een EFQM meting uitgevoerd en eens in de zes jaar doorloopt de Pabo een serie van evaluaties een interne audit waarin alle accreditatieonderwerpen aan bod komen, het schrijven van een zelfevaluatie en een visitatie door een extern panel van deskundigen. Jaarlijks wordt een quick scan of diepte scan uitgevoerd op alle onderwerpen van het accreditatiekader of op enkele facetten daarvan. • In het kwaliteitszorgplan zijn evaluatie-instrumenten beschreven en de frequentie van afname. Het betreft programma-evaluaties, evaluaties onder stagiairs, afstudeerders en hun begeleiders, evaluaties onder docenten, afgestudeerden en werkveld. Het plan beschrijft tevens het doel van de evaluaties en wie er verantwoordelijk is voor het evaluatie-instrument.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
37/61
•
•
•
•
Naast instituutsevaluaties vinden ook HAN-evaluaties plaats: studententevredenheidsonderzoek (STO) en medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) en externe evaluaties zoals de HBO-Monitor. De opleiding stelt jaarlijks de hoogte van de streefnormen vast in het actieplan kwaliteitszorg. De opleiding hanteert de volgende streefnormen: < 3 is zorgwekkend en vereist verbeteracties; bij een gemiddelde score van 3,1 (vijfpuntsschaal) of 6 (tienpuntsschaal) dient 80% positief te scoren en bij 30% negatief volgt een nader onderzoek. Een score 4 (of 8) wordt gezien als een compliment. Bij het MTO geldt een streefnorm van 7,5. Pabo Groenewoud en Pabo Arnhem vergelijken de evaluatieuitkomsten en formuleren daar waar zinvol gezamenlijke verbeteracties. Sinds het jaar 2007–2008 heeft Pabo Groenewoud een beleidsgroep Opleiden in de School. De groep is samengesteld uit vertegenwoordigers van het werkveld (bestuurders en uitvoerders) en coördinatoren en begeleiders van de Pabo. De beleidsgroep werkt aan het vastleggen van verantwoordelijkheden van de opleidingsschool en de Pabo en een systeem van kwaliteitsborging. Voor de kwaliteitsbewaking van het traject opleiden in de school wordt hetzelfde kwaliteitssysteem gebruikt als voor het reguliere (stage)traject (evaluatie stagebegeleiding en mentor, bespreken resultaten van uitkomsten met begeleiders en opleidingsschool). Het panel heeft enquêtegegevens ingezien en stelt vast dat verschillende onderdelen van het programma en verschillende groepen belanghebbenden regelmatig worden bevraagd over de kwaliteit van onderwijs en de organisatie ervan.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft rapportages van de evaluatieresultaten ingezien en stelt vast dat daarin conclusies worden getrokken over de kwaliteit van vorm en inhoud van het onderwijs en de organisatie ervan. De kwaliteitszorgcoördinator draagt zorg voor de rapportage en bespreekt met de directie welke acties ondernomen moeten worden. De verslagen worden besproken met docenten, curriculum coördinatiegroep (CCG), kernteams en studenten. Acties worden uitgezet bij de kernteams of andere betrokkenen zoals de CCG of directie. • In jaarverslagen wordt gerapporteerd over de geplande en uitgevoerde evaluaties. Daarin zijn ook analyses van evaluaties opgenomen. Tevens worden aandachtspunten geformuleerd. Zo is bijvoorbeeld in het Jaarverslag 2006–2007 Kwaliteitszorg beschreven dat aan het eindniveau van de opleiding extra aandacht wordt besteed. Het panel heeft in gesprekken en rapportages van evaluaties kunnen vaststellen dat aan het inrichten en verbeteren van het afstudeertraject specifiek aandacht is besteed via onder andere het verbetertraject Afstuderen op niveau (training van docenten in competentiegericht
38/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
toetsen, afstemming over normering van beoordeling van portfolio, intervisiegesprekken tussen assessoren). In het Koersdocument 2007–2010 heeft de opleiding twee speerpunten benoemd: verhogen kwaliteit en vergroten externe gerichtheid. Daarin is aangegeven hoe de opleiding dit wil bereiken in 2010: verder ontwikkelen van de professionele standaard en het toetsbouwwerk, systematisch werken aan actieplannen per kernteam, organisatieontwikkeling. In de stageorganisatie maakt de opleiding onderscheid in twee typen regioteams: gericht op reguliere stages en Opleiden in de School (OiS). Er zijn twee OiS regioteams (Zuid en Stad) en vier reguliere regioteams (Zuid, Midden, Noord en Nijmegen-stad). Daarin zijn vertegenwoordigd SLB’ers en opleiders in de school. De regioteams bespreken de kwaliteit van de begeleiding (afstemming tussen personeel basisschool en Pabo) en werken aan professionalisering van het opleiden van leraren. Het panel heeft op basis van de rapportages kunnen vaststellen dat het meten van en verbeteren van kwaliteit bij de opleiding leraar basisonderwijs deel uitmaakt van een vaste routine. In het zelfevaluatierapport gaat de opleiding uitgebreid in op de aanbevelingen gedaan in het visitatierapport van 2002. Het betreft onder andere algemene aanbevelingen voor alle Pabo’s en specifieke aanbevelingen voor Pabo Groenewoud. Zo is er op landelijk niveau gewerkt aan het vastleggen van de startbekwaamheden (SBL-competenties, 2004). De Pabo heeft de bekwaamheidseisen verder uitgewerkt op drie niveaus en geïntegreerd in de opleiding en de beoordeling (zie facet 2.8). De Pabo heeft voorts verwante vakgebieden ondergebracht in vijf leergebieden (landelijke aanbeveling Koersen op Meesterschap) en hier de toetsing op aangepast (leergebiedtoetsing). De toetsing van de leergebieden meet per niveau de vak(didactische) kennis en is voorwaardelijk voor het toekennen van studiepunten. Specifieke punten waar de Pabo aan gewerkt heeft naar aanleiding van de vorige visitatie zijn: het formuleren van ambities (missiedocument met speerpunten voor de komende drie jaar), het verder ontwikkelen van het kwaliteitszorgsysteem, het borgen van de eisen die aan studenten in alle fasen van de opleiding worden gesteld (operationaliseren van het toetsbeleid). Het panel stelt vast dat op al deze punten vooruitgang is geboekt. Het panel stelt vast dat de opleiding op het gebied van kwaliteitszorg goede vorderingen maakt. In het zelfevaluatierapport is helder verwoord wat er in de afgelopen vier jaar ontwikkeld is en wat nog aandacht behoeft (samenvatting interne audit 2007). Uit gesprekken met docenten en de directie blijkt dat verbeteracties op de agenda staan van diverse overleggen en dat er gemonitord wordt op de uitvoering van de acties. Een verbeterslag die de opleiding nu nog wil maken is het vastleggen van actieplannen per kernteam en het kritisch bezien van het aantal evaluaties en de spreiding ervan. Tevens wordt gewerkt aan het versterken van de proactieve kwaliteitszorg. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de verbeteracties in het kernteam van de afstudeerfase nauwgezet worden gevolgd.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
39/61
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding dat zij docenten, studenten, werkveld medewerkers en alumni voorafgaand aan de ontwikkeling en uitvoering van beleid betrekt bij het bijstellen of ontwikkelen van nieuw beleid. Daarnaast worden deze groepen ook bevraagd over de resultaten van het beleid. • Het panel heeft kunnen vaststellen dat deze groepen via enquêtes en via overleg betrokken zijn bij het meten en bespreken van de kwaliteit van het onderwijs. Met studenten vindt regelmatig overleg plaats via groepsvertegenwoordigers, de opleidingscommissie en de studentenraad. Terugkoppeling over evaluaties vindt plaats via e-mail, Insite en nieuwsbrieven en via de groepsvertegenwoordigers. • Het werkveld is via de Veldadviesraad (VAR) en de Veldresonansgroep (VRG) betrokken bij kwaliteitszorg. De VAR brengt vier keer per jaar advies uit over strategische zaken en ontwikkelingen in de sector. De VAR is samengesteld uit directieleden van basisscholen en vmbo-scholen uit de regio Arnhem en Nijmegen en mensen met deskundigheden op het gebied van onderzoek, dienstverlening en inspectie. De VRG adviseert de directie op het gebied van de uitvoering. De groep bestaat uit leerkrachten van basisscholen uit de omgeving van Nijmegen en vergadert zes keer per jaar over onder andere stageinformatie en opleidingsdocumenten, zoals de niveaubeschrijvingen, het eindniveau, opleidingsdidactiek van Pabo Groenewoud en stagebegeleiding. • Docenten zijn betrokken bij ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid en uitvoering. Evaluatieve gesprekken vinden onder andere plaats in de kernteams en projectgroepen. Ten minste een keer per jaar bespreekt men de sterke en zwakke punten in het onderwijs naar aanleiding van studenten- en docentenevaluaties en op basis van eigen ervaringen. • Alumni worden ingezet als onderwijsassistent, die pas zijn afgestudeerd. Zij worden betrokken bij evaluaties in het team door gericht het studentenperspectief aan de orde te stellen. Alumni worden systematisch bevraagd op de aansluiting van het onderwijs op de beroepspraktijk (Pabo enquête en HBO-Monitor). Er is voorts een alumnivereniging (Chronos) van 1500 leden die eens per jaar een informatieboekje krijgen toegestuurd en eens per jaar vindt een lezing/workshop plaats. Jaarlijks is er een alumnidag waarin afgestudeerden van het vorig jaar ervaringen delen met studenten in de afstudeerfase. • Docenten zijn zeer positief over de wijze waarop zij betrokken worden bij kwaliteitszorg (HAN medewerkerstevredenheidsonderzoek, scores tussen de 8 en 9). • De opleiding vindt dat studenten matig tevreden zijn over de betrokkenheid bij de opleiding (score tussen 3,0 en 3,1). Studenten zijn tevreden (boven de 70% in de afgelopen periode van vijf jaar) over de mate waarin zij inspraak hebben in het onderwijs. Studenten zijn wisselend tevreden over de mate waarin er serieus wordt omgegaan met klachten (score ligt rond de streefnorm). Uit een nadere analyse van deze score blijkt dat dit te maken heeft met een gebrekkige terugkoppeling naar studenten over de resultaten.
40/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
•
Het panel merkt op dat studenten wel toegang hebben tot deze informatie, maar kennelijk niet altijd zelf de ontwikkelingen van verbeteracties volgen op de website van de opleiding. Het werkveld is zeer te spreken over de betrokkenheid bij de opleiding. Dat blijkt uit evaluaties en uit gesprekken die het panel voerde met vertegenwoordigers van het werkveld.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding beschrijft in het zelfevaluatierapport hoe zij het gerealiseerde niveau toetst. Zij onderscheidt daarin twee processen: het afstudeerproces en het beoordelingsproces. Voor beide processen zijn procedures beschreven die er toe moeten bijdragen dat de student afstudeert op hbo-niveau en als startbekwaam leraar (SBL-competenties). • De afstudeerfase bestaat uit vier fasen: oriëntatie, voorbereiding, uitvoering en beoordeling. Studenten kijken in de eerste twee fasen van het afstuderen terug op hun ontwikkeling als leerkracht en maken een sterkte/zwakte analyse van hun competenties. In een afstudeerplan leggen zij vast aan welke competenties zij nog willen (en moeten) werken. De student formuleert beroepstaken en stelt een projectplan op met doelen en activiteiten die leiden tot het gewenste niveau van functioneren (startbekwaamheidsniveau). De student solliciteert naar een stageplaats op een basisschool en bespreekt zijn plan met de basisschool. Als de student en de stageschool vinden dat de leerdoelen van de student en de ontwikkelingsmogelijkheden in de basisschool bij elkaar passen, kan de student het plan uitvoeren. Dit wordt vastgelegd in een contract. De student neemt dan de verantwoordelijkheid van de klas over van de mentor en werkt zelfstandig als groepsleerkracht. • De student krijgt het groene licht om aan zijn afstudeerstage te beginnen als het plan is goedgekeurd door de opleiding en als de student geen onderwijsachterstanden heeft. • Begeleiding tijdens het afstuderen vindt plaats door de mentor, het basisschoolteam en de stagebegeleider. Tijdens de afstudeerperiode zijn er begeleidingsbijeenkomsten onder leiding van een SLB’er. Voor vakspecifieke ondersteuning kan de student deelnemen aan een afstudeerkring die begeleid wordt door een vakdocent. • Tijdens het afstuderen werkt de student aan het verzamelen van bewijsmateriaal waarmee de student aantoont dat hij startbekwaam is (portfolio). Halverwege de afstudeerstage vindt een stand van zaken gesprek plaats (student, mentor en stagebegeleider). Op basis van dit gesprek kan de student zijn leerdoelen bijstellen of nieuwe er aan toe voegen.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
41/61
•
•
•
•
•
•
• •
Aan het eind van de stage vindt er opnieuw een gesprek plaats. In het gesprek wordt vastgesteld of de student zich ontwikkeld heeft tot een startbekwaam leraar. Voor het vaststellen hiervan wordt de stagekaart bekwaamheidseisen leraar basisonderwijs gebruikt. In het gesprek dat het panel voerde met mentoren, stagebegeleiders en het werkveld kwam naar voren dat de opleiding de stageschool onder andere de vraag voorlegt of de student als collega geaccepteerd zou worden. Als deze vraag niet positief beantwoord wordt, krijgt de student een verlengde stage. Het panel stelt vast dat het geheel van procedures en afspraken zoals toelatingsdrempel tot de afstudeerfase, de begeleiding, het afstudeerplan, het contract met de basisschool en de tussentijdse beoordeling en eindbeoordeling van de stage bijdragen aan een zorgvuldige begeleiding en beoordeling van de afstudeerstage. Na een positief oordeel over de stage kan de student het eindassessment aanvragen (summatieve competentiebeoordeling niveau 3). Het portfolio dat de student tijdens de afstudeerfase heeft samengesteld dient daarbij als hulpmiddel. Het beoordelen van het portfolio gebeurt aan de hand van de criteria zoals vastgelegd in het opleidingsdocument Niveaubeschrijvingen Pabo Groenewoud Nijmegen, 2007–2008. Voor het portfolio zijn kwaliteitseisen opgesteld (Opleidingswijzer Afstudeerfase 2007–2008). De student moet voldoende gevarieerd bewijsmateriaal aanleveren en voorts zijn acht documenten verplicht, waaronder het afstudeerplan, het verslag van het eindgesprek op de stageschool en de beoordeling door de vakdocent van de afstudeerkring. Het portfolio wordt beoordeeld door twee assessoren: een opleidingsassessor en een veldassessor. De assessoren dienen onafhankelijk te kunnen oordelen en kennen de student derhalve niet. Bij een onvoldoende beoordeling wordt dit gemeld aan de SLB’er van de student die de beoordeling met de student doorneemt. De student kan óf aanvullend bewijs leveren óf nog aanvullend een opdracht uitvoeren. Blijft er twijfel bestaan over de startbekwaamheid dan vindt een criteriumgericht interview plaats en eventueel wordt een derde onafhankelijke expertassessor geraadpleegd. Het panel heeft tien portfolio’s ingezien en stelt vast dat deze systematisch zijn beoordeeld volgens het format Eindrapportage portfolio-assessment. In het format geven de assessoren per competentie een oordeel. Er is goed in na te gaan hoe de assessoren tot een oordeel zijn gekomen. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de beoordeling in de loop der jaren is doorontwikkeld. In het programma, in de voorbereiding van de afstudeerfase en in de eindbeoordeling wordt meer en meer nadruk gelegd op literatuurgebruik, onderzoekende houding van de student en spelling en zinsbouw. Het panel stelt vast, dat de opleiding de procedures voor de afstudeerfase zorgvuldig volgt en systematisch gebruik maakt van de beoordelingsformats en criteria. Het panel baseert dit op de opleidingsdocumenten die zij heeft ingezien en de beoordeelde portfolio’s. Het werkveld en de alumni zijn, zo bleek in het gesprek met het panel, zeer tevreden over het niveau van de opleiding/afgestudeerden. Het panel is in een extra gesprek met assessoren, mentoren en stagebegeleiders nader ingegaan op de beoordeling van het eindniveau. In het gesprek met de
42/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
docenten/beoordelaars bleek dat zij de beoordelingssystematiek goed kennen, met elkaar kritisch discussiëren over de toepassing en uitvoering ervan (afstemming tussen assessoren) en daar waar nodig criteria bijstellen of aanscherpen. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleiding niet alleen de beoordeling van het eindniveau goed heeft vastgelegd, maar procedures en criteria ook zorgvuldig en kritisch toepast. Het panel concludeert dat studenten die geslaagd zijn, de eindkwalificaties (zie Onderwerp 1) hebben gerealiseerd.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voltijd Deeltijd
Goed Voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft het rendementsbeleid vastgelegd in het document Rendementsbeleid 2007. Het doel is studievoortgang monitoren en zo nodig verbeteren en ongewenste studievertraging en -uitval tegengaan. • De opleiding heeft de volgende streefcijfers geformuleerd: - Propedeuserendement: 70% van een cohort studenten behaalt binnen twee jaar het propedeutisch getuigschrift; - Hoofdfaserendement: 90% van een cohort (na het behalen van de propedeuse) sluit uiteindelijk de opleiding met succes af; - De uitval moet voornamelijk in het eerste jaar plaatsvinden. In het tweede jaar mag slechts 5% van de studenten die aan de instapeisen voor het tweede jaar hebben voldaan, uitvallen. • De opleiding heeft voor de verblijfsduur van uitvallers en afstudeerders de volgende streefcijfers vastgesteld: Voltijd - uitvallers: 16 maanden aflopend naar 14 maanden in 2010. - afstudeerders: 45 maanden aflopend naar 44 maanden in 2010. Deeltijd: - Uitvallers: 20 maanden aflopend naar 18 maanden in 2010. - afstudeerders: 40 maanden aflopend naar 38 maanden in 2010. • Het propedeuserendement gemeten na drie, vier of vijf jaar ligt in de periode 2001–2004 boven de 70%. Pabo Groenewoud haalt echter het propedeuserendement van 70% na twee jaar niet (met uitzondering van cohort 2004: 72,5%). De in 2006 ingevoerde landelijke toetsen voor rekenen en taal veroorzaakte een uitval in het eerste jaar van meer dan 30% (cohort 2006). De totale uitval van dit cohort bedroeg 42% na een jaar. • De deeltijd haalt in dezelfde periode een propedeuserendement van rond de 50% en voldoet hiermee niet aan de norm van 70% na twee jaar.
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
43/61
•
• • •
•
• •
•
Het studierendement van de hoofdfase (na vier jaar) bedraagt voor het cohort 2000 95,8% en voor cohort 2003 86,3% (voltijd). Voor de deeltijd is dit respectievelijk 66% en 64%. De voltijd voldoet hiermee redelijk aan de norm van 90%, de deeltijd niet. De gemiddelde studieduur van afstudeerders ligt in de periode 2000- 2006 tussen de 42 en 46 maanden (voltijd) en voor de deeltijd tussen de 32 en 41 maanden. De gemiddelde studieduur van uitvallers is voor de voltijd tussen de 12 en 17 maanden en voor de deeltijd tussen de 14 en 19 (met een enkele uitschieter naar 26 maanden). De opleiding probeert de uitval te beperken via een extra ondersteuningsaanbod in het eerste jaar en door een aanbod van zomercursussen (met name gericht op rekenen en taal). Het panel stelt vast dat de opleiding niet voldoet aan de eigen normen voor het propedeuserendement (voltijd en deeltijd) Het hoofdfaserendement van de voltijdopleiding voldoet redelijk aan de norm. De deeltijdopleiding voldoet niet aan de norm van 90% hoofdfaserendement. De verblijfsduur van uitvallers en afgestudeerden voldoet voor de voltijd en de deeltijd redelijk aan de gestelde normen. Vergeleken met de cijfers die de HBO-raad publiceert over de rendementen van de lerarenopleidingen basisonderwijs scoren de Pabo’s van de HAN voor de cohorten 1997 tot en met 2001 gemiddeld (voltijd). De rendementen van de deeltijdcohorten liggen enkele procenten (cohorten 2000 en 2001) boven het landelijk gemiddelde. Het panel concludeert dat de streefcijfers voor de deeltijd wellicht te ambitieus zijn gesteld. De invoering van de reken en taaltoets in 2006 heeft het propedeuserendement negatief beïnvloed. De opleiding heeft passende maatregelen genomen om het propedeuserendement weer op het gewenste niveau te brengen. Het panel heeft de score op landelijk niveau mee laten wegen in haar oordeel. De voltijd waardeert het panel met goed en de deeltijd met voldoende.
44/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
45/61
Bijlage 1:
46/61
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
47/61
48/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
49/61
50/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Opleiding tot leraar Basisonderwijs, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Groenewoud Nijmegen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. Ir. A.G.M. Horrevorts
Panellid: Mevrouw prof.dr. M.L.L. Volman
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw K. van Lieshout
Panellid: De heer G.J.H.M. Coppens
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer G.J.H.M. Coppens De heer Coppens is ingezet als panellid vanwege zijn werkvelddeskundigheid. Hij heeft een zeer lange ervaring in het onderwijs als onderwijzer, docent en in managementfuncties. De heer Coppens is lid van de adviescommissie van een onderwijsbegeleidingsdienst met vestigingen in Amersfoort, Maartensdijk en Utrecht, die ervaring en expertise op het gebied van onderwijs en educatie bundelt, met het doel scholen en andere opdrachtgevers te inspireren en praktijkgerichte oplossingen aan te bieden. De activiteiten van deze dienst bestrijken alle facetten van het onderwijs. De heer Coppens is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA Opleiding: 1964 1966 1969 div.
MULO HAVO Kweekschool Velerlei cursussen op gebied onderwijs
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
51/61
Werkervaring: v.a. 1971 v.a. 1974 v.a. 1985 v.a. 2005 v.a. 1-1-2007
Onderwijzer Directeur basisonderwijs Bestuurswerkzaamheden binnen onze stichting o.a. PZ Lid Bovenschools Management Team SKPON. Aandachtsgebied: externe contacten Algemeen Directeur SKPON
Panellid mevrouw prof.dr. M.L.L. Volman Mevrouw Volman is ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van onderwijskunde en onderwijspedagogiek en vanwege haar inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Mevrouw Volman beschikt over onderwijservaring door haar werkzaamheden als docent, daarnaast heeft zij onderzoekservaring. Mevrouw Volman is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.. Opleiding: 1972 – 1978 VWO, Carolus Borromeuscollege te Helmond 1981 Kandidaatsexamen Pedagogische Wetenschappen en Andragologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam 1986 Doctoraalexamen Pedagogische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam, hoofdrichting Onderwijskunde 1994 Promotie in de Sociale Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam Werkervaring: 1986 – 1997 Onderzoeker/projectleider bij het SCO-Kohnstamm Instituut, programmagroep COBO 1990 – 2003 Onderzoeker/docent bij het Instituut voor de Lerarenopleiding van de UvA 1997 – 2002 Universitair docent bij de afdeling Onderwijspedagogiek, Vrije Universiteit 2002 – heden Universitair Hoofddocent Onderwijspedagogiek en Opvoedingsfilosofie, Vrije Universiteit 2003 – 2005 Lector ‘Identiteitsontwikkeling in de school’, Faculteit Educatie, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 2005 – heden Hoogleraar ‘Onderwijskunde, in het bijzonder leren en onderwijzen in het voortgezet en hoger onderwijs’, Onderwijscentrum Vrije Universiteit (bijzondere leerstoel ingesteld vanwege Stichting De Beauvoir)
Panellid student mevrouw K.D.J. van Lieshout Mevrouw Van Lieshout is ingezet als panellid student. Zij is tweedejaars student Pabo aan Hogeschool De Kempel. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar basisonderwijs. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 – 2002 2002 – 2005 2006 – heden
Havo, Van Maerlant Lyceum te Eindhoven Maatschappelijk Werk en Dienstverlening PABO De Kempel
Werkervaring: Geen relevante werkervaring
52/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
De heer drs. ing. A.G.M Horrevorts: De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd’s Register. Door zijn ervaring heeft de heer Horrevorts tevens deskundigheid in de beoordeling van afstandsonderwijs. In 2000 volgde hij de postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’ aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ‘ontwikkelingseducatie’ in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en. Thema: Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 – 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
53/61
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Dag 1; 14 mei 2008
Algemeen
08.30-11.00 uur 11.00-12.00 uur 12.00-13.00 uur 13.00-14.00 uur 14.00-15.00 uur 15.00-15.15 uur 15.15-15.45 uur 15.45-16.45 uur 16.45-17.30 uur
Ontvangst en materiaalbestudering Gesprek management Lunch Gesprek studenten Gesprek docenten Pauze Rondleiding Gesprek werkveld & alumni Paneloverleg
Dag 2: 15 mei 2008
Dieper ingaan op het hbo-niveau
08.30-09.30 uur 09.30-10.00 uur 10.00-12.00 uur
Materiaalbestudering om alvast wat werk in te kunnen zien Presentatie opzet afstudeerfase en ambities Pabo Groenewoud Presentaties/toelichting van studenten uit de (kernfase en) afstudeerfase en alumni (max. 8) over opzet en toetsing van werkstukken, stages en afstudeerwerk - via het digitaal portfolio (DPF) Paneloverleg en lunch Gesprek met betrokken docenten / afstudeerbegeleiders / veldassessoren / directeuren Paneloverleg Tweede gesprek management en afsluiting
12.00-13.30 uur 13.30-15.00 uur 15.00-15.30 uur 15.30 uur
54/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
15
Instituutsbeleidsplan Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud 2006-2008 Missie Pabo Groenewoud Nijmegen / De Ster Niveaubeschrijvingen Pabo Groenewoud 2007-2008 Bekwaamheidseisen leraren, SBL, 2004 / www.lerarenweb.nl Wet BIO (Staatsblad 460) Opleidingskader 2007-2008 Opleidingsstatuut 2007-2008 Rapportage Interne Audit Pabo Groenewoud 2007 NVAO-Dieptescan 2006 NVAO-Quickscan 2007 Benchmarken Op Niveau 2007 (zie facet 6.1, nr. 3 en 4) Kwaliteitszorgplan Instituut Pabo 2005 – 2008 Beleidsplan Werkveld Instituut Pabo HAN 2007-2010 HAN-beleid en resultaten: • HAN-Instellingsplan • HAN-Chassis • HAN-jaarverslagen Overzicht externe contacten (3 mappen; externe contacten I, II, III)
Alg. inl., 1.3 1 (visie), 1.3 1.1, 1.2, 1.3 1.1 1.1 Alg. inl., 1.1, 1.2 1.1 1.1, 1.2 1.1, 1.2 1.1, 1.2 1.2 1.2 1.3
Onderwerp 2: Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Opleidingskader 2007-2008 Visie op competentiegericht leren, opleiden en begeleiden 2007-2011 HAN-chassis 2006 Missie Pabo Groenewoud Nijmegen / De Ster Opleidingsstatuut 2007-2008 Semestermappen 2007-2008 (zie afzonderlijke map bij onderwerp 2 met Studiemateriaal) Stage-informatie (zie afzonderlijke map bij onderwerp 4 met Stage-informatie) Opleidingswijzers Afstudeerfase 2007-2008 Opleidingswijzer Deeltijd-Verkort 2007-2008 Opleidingswijzer Kernfase 2007-2008 Opleidingswijzer Propedeuse 2007-2008 Niveaubeschrijvingen Pabo Groenewoud 2007-2008 Onderwijs- en Examenreglement Jaarverslag 2006-2007 (zie map onderwerp 5, nr. 7) Verslagen Groepsvertegenwoordigersoverleg Rapportage Interne Audit Pabo Groenewoud 2007 (zie map onderwerp 1, nr. 8) Literatuurlijsten Beleidsplan Werkveld Instituut Pabo HAN 2007-2010 (zie map onderwerp 1 (nr.13) en sleuteldocument bij onderwerp 5) Koersen op Meesterschap 2005-2009
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
2.6 2 (visie), 2.7 2 (visie), 2.7 2 (visie), 2.2 2 (visie) 2 (inl.) 2 (inl.), 2.3 2 (inl.), 2.2, 2.4, 2.8 2 (inl.), 2.2, 2.4, 2.8 2 (inl.), 2.2, 2.4, 2.8 2 (inl.), 2.2, 2.4, 2.5, 2.8 2.2, 2.3, 2.8 2.4, 2.8 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.7, 2.8 2.3, 2.4, 2.8 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8 2.1 2.1 2.2
55/61
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53
56/61
De kennisbasis voor de HAN-Pabo 2007 2.2 Beleidsplan Internationalisering 2006-2008 Faculteit Educatie HAN 2.2 Internationalisering Pabo Groenewoud (map) 2.2 Tomorrow's Education Today (map Internationalisering) 2.2 Meanderen door het landschap. 2.3 Zelfevaluatie Pabo Groenewoud 2001 Lesroosters 2007-2008 2.4 Toetsroosters 2007-2008 2.4, 2.8 (zie facet 2.8, nr. 44) Exitonderzoek 2006-2007 2.4, 2.5 Rendementsbeleid Pabo Groenewoud Nijmegen 2007 2.4 (zie sleuteldocument bij onderwerp 6) HAN voorlichtingsmateriaal lerarenopleiding basisonderwijs 2008-2009 2.5 www.pabogroenewoud.nl (zie ook aanvullende documenten onderwerp 2, nr. 52) Instroommonitor HAN 2006-2007 2.5 Exitonderzoek 2006-2007 2.4, 2.5 (zie facet 2.4, nr.27) Zelfstudieroute 2008 (zie map) 2.5 Startassessment docentmateriaal 2007-2008 2.5 Handboeken studieloopbaanbegeleiding, 2007 2.7 (zie sleuteldocument bij onderwerp 4) Toetsbeleid 2006-2009 2.8 Assessorenhandleiding 2007-2008 (zie map) 2.8 Beoordelingslijsten per niveau 2.8 Kwaliteitscriteria bewijsmateriaal / (zie ook toetsbeleid, hoofdstuk 7) 2.8 Organisatiestructuur rondom toetsing en beoordeling 2005 2.8 Rapport Onderzoek toetsbouwwerk Pabo Groenewoud 2007 2.8 Jaarrapportage examencommissie 2005-2006 en 2006-2007 2.8 Toetsboek Kernfase 2007-2008 2.8 Toetskader HAN 2004 2.8 Toetsroosters 2007-2008 2.4, 2.8 Studentenstatuut 2007/2008 Studiemateriaal (selectie, inclusief semestermappen en opleidingswijzers februarigroepen) Voorbeelden van toetsen en bijbehorende beoordelingen (mappen) Notitie Digitaal Portfolio voor summatieve competentiebeoordeling Informatie Minoren Overzicht themadagen en -weken Pabo Groenewoud Documentatie Opleiden in de School Informatie voorlichting / PR-activiteiten Kenniscentrum Wetenschap en Techniek (map)
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Onderwerp 3: Inzet van Personeel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Personeelsbeleidsplan Instituut Pabo HAN 2006-2009, aanvulling 3 (visie), 3.1, 3.2, september 2007 3.3 Professionaliseringsplan 2007-2008 3.1, 3.3 Instituutsbeleidsplan Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud 2006-2008 3 (visie), 3.2 Missie Pabo Groenewoud Nijmegen / De Ster 3 (visie), 3.1 Kwaliteitskaarten docenten 2007-2008 (CV’s docenten en overzicht; map) 3.1, 3.2, 3.3 Functiebouwwerk HAN 3.2, 3.3 Jaarverslag 2006-2007 (zie map onderwerp 5, nr.7) 3.1, 3.3 Jaarverslag 2005-2006 (zie map onderwerp 5, nr.6) 3.3 Internationalisering Pabo Groenewoud (map) 3.3 Lectoraten Educatie HAN 2007 3.3 Opleidingskader 2007-2008, hoofdstuk 10 3.3 Periodiek Medisch Onderzoek mei 2007. Rapportage faculteit Educatie 3.3 instituut PO (2007) Rapportage Interne Audit Pabo Groenewoud 2007 3.3 (zie map onderwerp 1, nr. 8) Procedure R&O-gesprekken Uitgangspunten taaktoedeling 2007/2008 Samenvatting functioneringsgesprekken Reglement taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Overzicht studiedagen 2007/2008 Overzicht deelname internationale bijeenkomsten / bezoeken (Personeelsmobiliteit) Eigen publicaties
Onderwerp 4: Voorzieningen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Handboeken studieloopbaanbegeleiding, 2007 Begroting Faculteit Educatie 2008 Instituutsbeleidsplan Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud 2006-2008 Missie Pabo Groenewoud Nijmegen / De Ster Jaarverslag 2005-2006 (zie map onderwerp 5, nr. 6) Jaarverslag 2006-2007 (zie map onderwerp 5, nr. 7) Opleidingskader 2007-2008, hoofdstuk 7 Opleidingswijzer Propedeuse 2007-2008, hoofdstuk 4 Visie op competentiegericht leren, opleiden en begeleiden 2007-2011, hoofdstuk 4 Rapportage Interne Audit Pabo Groenewoud 2007 (zie map onderwerp 1, nr.8) Stage-informatie (map) Stagebegeleidersonderzoek 2008 (map) ICT-beleidsplan 2003-2007 / Concept ICT-beleidsplan 2008-2011 Informatie studentendecanaat Groenewoudjournaals 2007/2008; Informatie voor personeel Nieuwsbrieven 2007/2008; Informatie voor studenten
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
4.2 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1, 4.2 4.2 4.2 4.2 4.2 4.2 4.2
57/61
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
58/61
Actieplan kwaliteitszorg Instituut Pabo 2007-2008 5.1, 5.3 Kwaliteitszorgplan Instituut Pabo 2005 – 2008 5 (visie), 5.1 Beleidsplan Werkveld Instituut Pabo HAN 2007-2010 5.2, 5.3 HAN kwaliteitszorg: kader en instrumenten 5 (visie), 5.1 Instituutsbeleidsplan Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud 2006-2008 5 (visie) Jaarverslag 2005-2006 5.1, 5.2 Jaarverslag 2006-2007 5.1, 5.2, 5.3 Rapportage Interne Audit Pabo Groenewoud 2007 / 5.1, 5.2 Verbeterplan Interne Audit 2007 Studentenbeleid 2007-2010 5.2, 5.3 Managementcontract Faculteit en Instituut Pabo 2007 5.1 NVAO-Dieptescan 2006 5.1 NVAO-Quickscan 2007 5.1 Verslagen EFQM 2004 en 2006 5.1 Opleiden in de school - Kwaliteitsborging en toezicht (advies november 5.1 2007) [NVAO-notitie] Persbericht, opgesteld op 24 september 2003 5.2 Personeelsbeleidsplan Instituut Pabo HAN 2006-2009, aanvulling 5.2 september 2007 (zie sleuteldocument bij onderwerp 3) Toetsbeleid 2006-2009 (zie facet 2.8, nr. 35) 5.2 Beoordelingslijsten per niveau (zie facet 2.8, nr. 37) 5.2 Koersdocument 2007-2010 (sept. 2007) 5.2 Koersen op Meesterschap 2005-2009 (zie facet 2.2, nr. 19) 5.2 Moed tot meesterschap 2003 5.2 Opleidingskader 2007-2008 (zie sleuteldocument bij onderwerp 2) 5.2 Benchmarken Op Niveau 2007 (zie facet 6.1, nr. 3 en 4) 5.3 Periodiek Medisch Onderzoek mei 2007. Rapportage faculteit Educatie 5.3 instituut PO (2007) (zie facet 3.3, nr. 12) Rapportages evaluaties Samenstelling, reglementen, notulen opleidingscommissie, examencommissie Kwaliteitsborging Opleiden in de School (zie map OiS, onderwerp 2) Rapportage Management Afspraken 2007-2008 Chronosboekjes; thematische uitgave voor alumni
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Onderwerp 6: Resultaten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Rendementsbeleid Pabo Groenewoud Nijmegen 2007 Alumni-onderzoek Pabo Groenewoud 2005-2006 Benchmarken Op Niveau 2007 Analyse van BON-onderzoek Instituut Pabo 2007 Assessorenhandleiding 2007-2008 (zie map bij facet 2.8, nr. 36) Jaarverslag 2006-2007 (zie map onderwerp 5, nr. 7) Niveaubeschrijvingen Pabo Groenewoud 2007-2008 Opleidingswijzers Afstudeerfase 2007-2008 Pabo Bulletin P2, no.1, 2007 Uitwisseling assessments Pabo's Arnhem, Nijmegen (HAN) en Almere 2007 Werkgeversonderzoek Pabo Groenewoud 2006 Begroting Faculteit Educatie 2008 en Meerjarenraming t/m 2011 van de Faculteit Educatie Exitonderzoek 2006-2007 Voorbeelden van afstudeerproducten (DPF)
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
6.2 6.1 6.1 6.1 6.1 6.1 6.1 6.1 6.1 6.1 6.1 6.2 6.2
59/61
60/61
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
Opleidingscompetenties: Opleidingskader 2007–2008 Niveaubeschrijving Pabo Groenewoud 2007–2008 De studiewijzers van de voltijd en deeltijdopleiding
© NQA - visitatie HAN, hbo-bacheloropleiding Pabo Groenewoud Nijmegen (vt/dt)
61/61