Hbo-master
Master leraar Algemene Economie Master leraar Engels Master leraar Wiskunde Master leraar Nederlands Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 8 april 2008 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 7
3
Beschrijving van de opleidingen 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleidingen
8 8 8 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
13 13 19 27 30 32 34
5
Overzicht advies
36
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
1 Samenvattend advies De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) wil graag op 1 september 2008 starten met de driejarige hbo-master of education voor de vakgebieden Nederlands, Engels, Algemene Economie en Wiskunde. Het panel brengt een advies Toets nieuwe opleiding uit voor deze duale opleidingen. De leergang richt zich op tweedegraadsdocenten met minimaal twee jaar werkervaring die nu al – zij het onbevoegd - werkzaam zijn in het eerstegraadsgebied. De studielast van de opleidingen is ongeveer 20 uur per week, de omvang van het curriculum is 90 ECTS, 60 voor de vaklijn en 30 voor onderzoek. Gedurende de gehele studietijd vindt competentieontwikkeling plaats op de werkplek. In de opleidingen staat de werkomgeving nadrukkelijk centraal. De master of education leidt op tot eerstegraadsdocent. De eindkwalificaties sluiten aan bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van de kwalificaties van een master. Het panel heeft met belangstelling het aanvraagdossier bestudeerd, maar heeft geconstateerd dat de opleidingen op papier onvolledig waren uitgewerkt. Het aanvraagdossier was bovendien weinig concreet, onvoldoende specifiek en redundant. Op papier beantwoordde de aanvraag niet aan de eisen uit het Toetsingskader. Om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen, heeft het panel de hogeschool gevraagd de curricula voor de vier opleidingen beter uit te werken. Het panel is door de aanvragers vervolgens voorzien van gedetailleerde aanvullende informatie. Daarna heeft een bezoek aan de opleidingen plaatsgevonden. Op basis van de bevindingen tijdens dit bezoek heeft het panel er vertrouwen in dat de opleidingen op 1 september 2008 zullen voldoen aan de voorwaarden. Het panel is er in de gesprekken met betrokkenen van overtuigd geraakt dat er vier opleidingen met voldoende samenhang, niveau en breedte worden ontwikkeld. Omdat de door de opleiding beoogde eindkwalificaties gebaseerd zijn op de bekwaamheidseisen die onder leiding van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) zijn opgesteld en gevalideerd, voldoen deze eindkwalificaties naar de mening van het panel aan de eisen die vakgenoten stellen aan deze opleiding. De uitwerking van de eindkwalificaties is overigens op dit moment in een aantal gevallen minder gedetailleerd dan wenselijk zou zijn. Het is het panel duidelijk dat de opleidingen hard aan het werk zijn om de eindkwalificaties verder te specificeren in de vorm van deelcompetenties, gericht op de onderdelen van het programma. Het panel heeft er voldoende vertrouwen in dat deze bij de start van de opleiding op adequate wijze uitgewerkt zullen zijn. De wijze waarop de doelstellingen in het aanvraagdossier zijn weergegeven, is conform de Dublin-descriptoren. De manier waarop de toetsing is beschreven in de aanvraag is volgens het panel op hoofdlijnen adequaat. Het panel twijfelt er na de gesprekken gedurende de site visit niet aan dat de relatie met de beroepspraktijk van de eerstegraadsleraar voldoet. Door het duale karakter van de opleiding staat de student immers midden in het beroepsveld. Het curriculum en het duale karakter ervan waarborgen de interactie met de beroepspraktijk. Het panel heeft tijdens de site visit twijfels geuit over de omvang en het niveau van de vakkennis zoals die is uitgewerkt in het aanvraagdossier en over de toetsing daarvan. Het panel had de indruk dat de onderzoekslijn te veel benadrukt wordt, wat ten koste zou kunnen gaan van het verwerven van vakinhoudelijke kennis. Uit de site visit bleek dat de vaklijn tijdens de opleiding toch veel meer
pagina 3
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
gewicht krijgt dan het aanvraagdossier lijkt aan te geven. In de aanvraag is de onderzoekscomponent te dominant neergezet. Het panel constateert dat de programma’s goed samenhangen. Vakkennis en vakdidactiek zijn geïntegreerd. De competenties zijn vertaald naar beroepstaken die geconcretiseerd zijn in beroepsproducten. De opleidingen en de beroepspraktijk zijn dus op elkaar betrokken. De opleidingen zijn ook in de tijd goed gestructureerd. Het panel acht de in het aanvraagdossier vermelde studielast realistisch, hoewel het er wel enige zorg over heeft. De praktijk van alledag kan immers weerbarstiger zijn. Het panel wil de HAN meegeven dat de student goed voorgelicht moet zijn over de zwaarte van de opleiding; vooral moeten de studenten gewezen worden op het gevaar van het aanvaarden, of tijdens de opleiding continueren, van een te omvangrijke aanstelling als docent. Het panel heeft met genoegen gesproken met de docenten en de kerndocenten. Het heeft daarmee een goede indruk gekregen van hun inzet en hun kwaliteiten. Er zijn bekwame docenten uit de HAN en van de Radboud Universiteit betrokken, die gedegen kennis hebben van de didactiek. De docenten zijn dus voldoende gekwalificeerd en ervaren in zowel het onderwijs als de beroepspraktijk. Er is voldoende capaciteit vrijgemaakt, maar het panel maakt zich wel enige zorgen over het geringe aantal gepromoveerden onder de docenten. Het panel heeft indringend gesproken over het niveau van de masters en de behoefte aan hbo-geschoolde eerstegraadsdocenten. Tijdens de site visit maakte het afnemend veld duidelijk dat er grote behoefte is aan docenten die, naast het lesgeven, in staat zijn onderzoek te doen naar het vak zelf, naast leraren met een universitaire opleiding die breder onderzoek kunnen doen. Tevens is er behoefte aan docenten die een leerarrangement kunnen ontwerpen. Het panel onderschrijft de opvatting van het afnemend veld dat er behoefte is aan twee typen eerstegraadsdocenten. Het werkveld heeft vooral behoefte aan docenten met een onderzoekende houding, eerder dan aan docenten die uitsluitend routinematig werken. Het werkveld wil innovatieve docenten die ook leerarrangementen kunnen ontwerpen en anderen kunnen motiveren daaraan bij te dragen. Zowel universitaire als hogeschoolopleidingen kunnen hierin voorzien. Het panel onderschrijft de opvatting van alle betrokkenen dat er voor alle eerstegraadsdocenten een minimumniveau van vakkennis dient te bestaan. Tijdens de site visit is tot genoegen van het panel meerdere malen duidelijk gemaakt dat deze opleidingen aansluiten bij de landelijke afspraken die momenteel, onder leiding van het directeurenoverleg ADEF, gemaakt worden over het te behalen kennisniveau. Het panel heeft het belang hiervan en van het in de toekomst zorgvuldig bewaken van dit (vakinhoudelijk) niveau nogmaals benadrukt. Het panel spreekt waardering uit voor de wijze waarop het werkveld bij de gedachtevorming over de beoogde opleidingen is betrokken. Wat het duale karakter aangaat, geldt dat vooral voor het feit dat de HAN een keurmerk heeft ontwikkeld voor de scholen waar de studenten werken en opgeleid worden. Met de scholen die geen keurmerk hebben – maar dat wel willen verwerven - wordt een heldere overeenkomst gesloten over de ontwikkeling van de competenties op de scholen. De Algemeen Begeleidingsteams van de opleiding waarborgen verder de kwaliteit van het duaal leren.
pagina 4
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Omdat het panel zich op alle punten positief heeft uitgesproken adviseert het de NVAO om positief te besluiten over de kwaliteit van de vier masters of education voor de vakgebieden Engels, Nederlands, Algemene Economie en Wiskunde van de HAN.
Den Haag, 8 april 2008
Prof. dr. N. Verloop (voorzitter)
pagina 5
M. Dohle (secretaris)
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
2 Inleiding en verantwoording 2.1
Werkwijze panel De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft bij de NVAO een aanvraag Toets Nieuwe Opleiding ingediend voor de master lerarenopleidingen Wiskunde, Algemene Economie, Engels en Nederlands. De NVAO heeft daarop het volgende panel van deskundigen samengesteld om het aanvraagdossier te beoordelen: Prof. Dr. N. Verloop, voorzitter Prof. Dr. G.J Westhoff, Universiteit Utrecht Drs. C. Horsman, coördinator Q5-project VO Dr. P. Meyvis, Europese Hogeschool Brussel Drs. D.L de Haan, Freudenthal Institute for Science and Mathematics Education. Drs. R. Belmans, beleidsmedewerker NVAO, treedt op als procescoördinator. Extern secretaris is M. Dohle. Het beoordelingspanel heeft als taak advies uit te brengen over de kwaliteit en het niveau van de beoogde nieuwe opleidingen en weerspiegelt volgens de NVAO de vereiste deskundigheid in het vakgebied, het werkveld, onderwijskunde/didactiek en de praktijk en uitvoering van audits. Het panel volgt de criteria van het Toetsingskader Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna toetsingskader genoemd). Op 9 januari 2008 is het panel de eerste keer bijeengekomen. Tijdens deze bijeenkomst zijn de bevindingen op basis van het schriftelijke dossier besproken. Omdat de casco’s van de vier opleidingen nog onvoldoende uitgewerkt waren, is de HAN verzocht de programma’s inhoudelijk nader uit te werken. Verder heeft het panel een negental vragen geformuleerd om het aanvraagdossier voorafgaande aan de site visit te verduidelijken. Deze vragen zijn op 13 januari verzonden aan de HAN. De opleiding heeft op 1 februari 2008 een schriftelijke reactie op deze vragen verzonden samen met het kwaliteitszorgplan. Deze nadere toelichting is terug te vinden bij de bespreking van de relevante facetten. Op de eerste bijeenkomst van het panel is ook een gewenst programma voor de site visit gemaakt. Op 19 februari 2008 vond de site visit plaats. Tijdens dit bezoek sprak het panel met vertegenwoordigers van de directie, coördinatoren van de opleidingen, projectleiding de docenten, de adviescommissie, begeleiders en bestuurders van scholen voor voortgezet onderwijs. Het panel spreekt zijn waardering uit over de goed voorbereide ontvangst en de constructieve gedachtewisseling tijdens het locatiebezoek. Prof. Dr. G.J.Westhoff was wegens ziekte afwezig tijdens dat locatiebezoek. Daarom had hij op 5 maart 2008, samen met de procescoördinator, een aanvullend gesprek met de docenten van de opleiding Master leraar Engels Na afloop van deze gesprekken heeft het panel de conclusies geformuleerd aan de hand van het toetsingskader. Voor elke opleiding is per facet een positief (voldoende) of negatief (onvoldoende) oordeel gegeven. Het oordeel per onderwerp kan ook voldoende of onvoldoende zijn en komt tot stand op basis van de oordelen per facet. Het panel heeft deze
pagina 6
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
conclusies in volledige onafhankelijkheid kunnen vormen, waarna de secretaris een conceptrapport heeft opgesteld. De panelleden hebben dit conceptrapport beoordeeld en van commentaar voorzien. Hierna is er een definitieve versie van het rapport opgesteld, door de panelvoorzitter goedgekeurd en voor de verdere besluitvorming ter beschikking gesteld aan het bestuur van de NVAO. 2.2
Opbouw paneladvies Kern van het voorliggende advies is hoofdstuk 4, waarin de neerslag van de feitelijke toetsing is vastgelegd. Het panel heeft de opleidingen getoetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet geeft het panel een korte samenvatting van de informatie die door de HAN is aangeleverd ('Bevindingen'), gevolgd door de visie van de panelleden op dit facet ('Overwegingen'). De overwegingen monden uit in een conclusie, waarin het panel aangeeft of het facet in kwestie voldoende of onvoldoende is vormgegeven door de opleidingen. Daarnaast geeft het panel een samenvattend oordeel per onderwerp. In hoofdstuk 5 is tot slot een schematische weergave van de beoordeling opgenomen. Hoofdstuk 4 wordt voorafgegaan door een algemene beschrijving van de opleidingen en de instelling (hoofdstuk 3). Tot slot is aan het advies een aantal bijlagen toegevoegd met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, vragen aan de opleiding en een overzicht van de geraadpleegde stukken.
pagina 7
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
3 Beschrijving van de opleidingen 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding
Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector 3.2
Nederland Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Master leraar Wiskunde Master leraar Algemene Economie Master leraar Engels Master leraar Nederlands Master Hbo Master of education Nijmegen duaal onderwijs
Profiel instelling De website vertelt het volgende over de HAN: De HAN behoort tot de best beoordeelde grote hogescholen in Nederland. Vanuit de campussen in Arnhem en in Nijmegen verzorgt de HAN voor 27.000 studenten meer dan 75 bachelor en masteropleidingen. De HAN heeft een breed aanbod aan opleidingen en een grote variëteit aan opleidingsvormen (in voltijd, deeltijd, duaal of individueel via internet). Vanuit de expertisecentra en lectoraten verzorgt de HAN toegepast onderzoek, advies en (post-hbo-)opleidingen voor bedrijven en instellingen. De HAN biedt studenten en cursisten, zowel schoolverlaters als werkenden, op individuele wensen afgestemd hoger beroepsonderwijs. De HAN is vraaggeoriënteerd, professioneel en innovatief, gericht op het aanbieden van opleiding, training, advisering en toegepast onderzoek. De HAN werkt vanuit maatschappelijke bevlogenheid en in de overtuiging een bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van de samenleving. Het onderwijs dat de HAN biedt, is van hoogwaardige kwaliteit en voorzien van het accreditatiekeurmerk.
3.3
Profiel opleidingen Het Instituut voor Leraar en School (ILS) van de HAN wil de opleidingen voor de master of education organiseren. Het zijn initiële masteropleidingen die volgens het aanvraagdossier ‘een uitstekend en goed geprofileerd civiel effect’ hebben. Studenten die starten met de masteropleiding zijn al werkzaam (onbevoegd) in het eerstegraadsgebied. Met de mastertitel is de afgestudeerde bevoegd én bekwaam om in dit segment van het onderwijs les te geven. Meer dan de afgestudeerde bachelor is de master in staat innovatief en ontwikkelingsgericht bezig te zijn met zijn vak en innovaties te initiëren en aan te sturen. De student moet meer dan ‘startbekwaam’ (bachelorniveau) zijn, daarom zit er een ‘knip’ tussen de het afstuderen van de bachelor en de start van de master van minimaal twee jaar
pagina 8
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
werkervaring als docent in het betreffende vak. De opleidingen kunnen dus niet direct aansluitend aan de bachelor worden gevolgd.
Leerplan Het curriculum van de opleidingen bevat twee programmalijnen die elkaar continu raken: de vaklijn en de onderzoekslijn. De vaklijn bestaat uit 60 ECTS vakinhoud waarbij de theorie van het vakgebied en de didactiek centraal staan. De onderzoekslijn is 30 ECTS en bestaat uit beroepsvoorbereiding en onderzoek. De twee programmalijnen zijn uitgewerkt in onderwijseenheden waarin in eerste instantie de vakinhoud centraal staat, en later in de opleiding de beroepsvoorbereiding. In de meesterproef komen de programmalijnen onderzoek en vakinhoud bij elkaar in een geïntegreerde opdracht. Als aanvulling op het aanvraagdossier liet de HAN het panel per brief het volgende weten: “Het betreft een driejarige duale opleiding. Studenten volgen één dagdeel per week les op de hogeschool. De studielast bedraagt ongeveer 20 uur per week. Een deel van de competentieontwikkeling vindt plaats in de praktijk waarin de student functioneert. Omdat de masters duale opleidingen zijn, is samenwerking met het werkveld essentieel. Voor de bachelor -opleidingen werkt het ILS in partnerschap samen met een groot aantal opleidingsscholen. Deze intensieve samenwerking op het niveau van de bacheloropleidingen zal worden doorgetrokken naar de masters. Bij opleidingsscholen zal de begeleiding en beoordeling van de masterstudent op de werkplek expliciet worden opgenomen in het Keurmerk ILS en Opleidingsscholen. Opgemerkt dient te worden dat niet alle masterstudenten een werkplek zullen hebben op een opleidingsschool. Waarborging van de kwaliteit van begeleiden en beoordelen op de niet-opleidingsscholen ligt bij de docent van de opleiding. Zowel bij de opleidingsscholen als bij de niet-opleidingsscholen is het ILS-HAN als certificerende instelling eindverantwoordelijk voor begeleiding en beoordeling van studenten.” Didactisch concept Sociaal-constructivistische leertheorieën geconcretiseerd in competentiegericht opleiden zijn de basis voor het didactische concept. Het ILS-HAN hanteert de volgende uitgangspunten: Het beroepsperspectief bepaalt van meet af aan de opleiding. De masteropleiding is een geïntegreerde beroepsopleiding. De student is zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces: begrippen als zelfverantwoordelijkheid, zelfsturing en ontwikkeling van het lerend vermogen van de student staan centraal. De opleidingsdidactiek is vooral afgestemd op benaderingen en werkwijzen die kenmerkend zijn voor de tweede fase van havo/vwo Het duale karakter van de opleiding borgt ook de beroepsgerichtheid. Het opleidingsprogramma is vormgegeven in de vorm van onderwijseenheden. Elke onderwijseenheid wordt gekenmerkt door integratie van beroeps- en vakspecifieke componenten; deze twee componenten koppelt de student aan een onderzoeks/innovatiecomponent. De leerwerktaken die behoren bij de onderwijseenheden dragen bij tot de totstandkoming van deze integratie. De student wordt steeds gestimuleerd om te werken aan zijn competenties via de leer. werktaken die behoren bij de onderwijseenheden. Vanuit de leerwerktaken genereert
pagina 9
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
de student de bewijslast van zijn competentieontwikkeling. De student verwerft vakkennis in de vaklijn, waarbinnen kennis getoetst wordt door middel van onder andere (voorwaardelijke) kennistoetsen. In de onderzoekslijn krijgt de kennis ook een plaats, namelijk geïntegreerd in de beroepsproducten. Aansluiting Bachelor – Master Studenten moeten minimaal twee jaar werkervaring hebben om toegelaten te worden tot de hbo-masters. Om te borgen dat studenten voldoende tijd hebben voor hun opleiding, sluiten student, werkgever en ILS een contract af. De competenties die een student heeft verworven in de bachelor, verwerft hij op masterniveau in de masteropleiding. Bij de start van de masteropleiding wordt via het assessment het niveau van de beheersing van de competenties vastgesteld. Door de gedegen vakkennis op masterniveau en de competenties op het gebied van onderwijsinnovatie, is de student die de opleiding met succes afsluit, in staat innovatief en ontwikkelingsgericht bezig te zijn met zijn vak en innovaties te initiëren en aan te sturen. De professional master of education leidt studenten op tot zelfstandige en zelfverantwoordelijke leraren, die adequaat functioneren in de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs of het hoger beroepsonderwijs en die in staat zijn onderwijskundige vernieuwingen binnen hun vakgebied te leiden en vorm te geven. Hiervoor heeft hij een grote mate aan vakkennis, kennis van het doen van onderzoek en leiderschapskwaliteiten nodig. Voor de afgestudeerde zijn drie aspecten van belang voor een goed functioneren als leraar in het eerstegraadsgebied: • de body of knowledge (inclusief vakdidactiek); • professionalisering; • onderzoeksvaardigheden. Deze drie aspecten komen continu bij elkaar: onderzoek is gekoppeld aan professionalisering, waardoor er twee lijnen in het curriculum zijn te onderscheiden. Body of knowledge Tweederde van de opleiding bestaat uit het verwerven van de vakinhouden, die zijn afgeleid van de eindtermen voor de exameneisen en de vakinhouden van de afzonderlijke vakken in de Tweede Fase. Daarnaast staat de vakdidactiek centraal. Kennis van de vakinhoud en -didactiek gebruikt de student om juiste keuzes te maken in de vakinhoud voor het onderwijs dat hij wil ontwerpen en uitvoeren. Professionalisering De student gebruikt de theorie van de algemene beroepscomponent om te kunnen voldoen aan de onderwijskundige eisen van het Tweede Faseonderwijs. Het gaat in deze lijn minder om pedagogische competenties, omdat de student deze heeft verworven tijdens zijn bacheloropleiding en verder heeft ontwikkeld tijdens zijn werkervaring. Onderzoek In de onderzoekslijn staat verder de docent als onderzoeker en ontwerper van onderwijs centraal. Onderzoeks- en ontwerpopdrachten maken deel uit van het curriculum. Door de nadruk op het genoemde onderzoekstype en (praktijk)kennisontwikkeling onderscheidt de master of education zich van de Master of Arts c.q. de Master of Science, die theoretische
pagina 10
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
kennis als doel en vertrekpunt van onderzoek heeft en vaker fundamenteel, verklarend en/of beschrijvend onderzoek doet. Als aanvulling op het aanvraagdossier geeft de HAN per brief aan dat de opleidingen bestaan uit een aantal opleidingsonderdelen. 1. Beroepsgerichte vakcomponent: In de masteropleiding verbreedt en verdiept de masterstudent zijn kennis en inzicht van het vak. De vakinhouden zijn mede gebaseerd op de eindexameneisen van HAVO/VWO. 2. Vakdidactische component: De beroepsgerichte vakcomponent en de vakdidactische component worden zoveel mogelijk in samenhang in het onderwijs vormgegeven. De vakdidactische component is grotendeels gebaseerd op het leren van de leerlingen in het VO. De leerlingen worden in de Tweede Fase vaker uitgedaagd om zelf te leren en bewust te reflecteren. Leren binnen een contextrijke leeromgeving (ICT-rijk) staat centraal. 3. Onderzoeks- en innovatiecomponent: deze component bestaat uit de volgende aspecten: a. Vakdidactisch ontwerpgericht onderzoek: de student verdiept en verbreedt zijn kennis en inzicht op het gebied van dit onderzoek. De student leert om problematieken of vragen die vanuit zijn vakgebied naar voren komen om te zetten in een onderzoek. De resultaten van zijn onderzoek zullen betrekking hebben op het leren van de leerling in het betreffende vakgebied. b. Innovator: de masterstudent is in staat om in zijn rol als innovator het gehele onderwijsveld kritisch te beschouwen en te gebruiken; de masterstudent kan in samenwerking met externe specialisten een onderzoek opzetten, verrichten en coördineren en de onderzoeksresultaten communiceren en eventueel implementeren. Doelstellingen opleiding De eindkwalificaties van de opleiding master of education zijn geformuleerd in termen van competenties. Onder een competentie verstaat de opleiding het volgende: Een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Het is het vermogen om beroepstaken, die essentieel zijn voor de functie, adequaat te kunnen verrichten. Een competente student is in een bepaalde context en in een bepaalde rol in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Het gedrag en het eindresultaat moeten meetbaar zijn met behulp van vooraf bepaalde indicatoren. De onderstaande competenties zijn landelijk geformuleerd door het Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL, www.leroweb.nl). Interpersoonlijke competentie Een interpersoonlijk competente leraar vho weet een vriendelijk, coöperatief en open leerklimaat tot stand te brengen dat de ontwikkeling van de leerlingen naar zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid bevordert en waarin sprake is van een goede balans tussen leiden en begeleiden, sturen en volgen en tussen stimuleren en corrigeren. Pedagogische competentie Een pedagogisch competente leraar vho biedt leerlingen in een veilige leer- en werkomgeving houvast, structuur en ondersteuning (bij door hen te maken keuzes), houdt rekening met de individuele kwaliteiten van de leerlingen en zorgt voor een respectvolle wijze van omgang met elkaar en het willen nemen van verantwoordelijkheid voor elkaar.
pagina 11
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Didactische en vakinhoudelijke competentie Een didactisch en vakinhoudelijk competente leraar vho creëert krachtige leeromgevingen, die de individuele leerling in staat stellen een ‘deep understanding’ van de onderscheiden kennis-, leer- of vakgebieden te verwerven en waarin ze hun (schoolse) leren in verband kunnen brengen met realistische en voor hen relevante toepassingen in de maatschappij, hun leefwereld, het toekomstige beroep of de vervolgstudie. Organisatorische competentie Een organisatorisch competente leraar vho zorgt voor een ordelijke en taakgerichte leeromgeving, waarin sprake is van heldere leer- en werkinstructies, zodat de leerlingen precies weten waar ze aan toe zijn. Samenwerking met collega’s Een leraar vho die competent is in het samenwerken met zijn/haar collega’s, levert een bijdrage aan het goed functioneren van de schoolorganisatie door een constructieve samenwerking in allerlei vormen van collegiaal vak(sectie)- en schooloverleg. Samenwerking met de omgeving Een leraar die competent is in de samenwerking met de omgeving, zorgt voor een goede communicatie met ouders of verzorgers van de leerlingen en maakt op een zorgvuldige, verantwoordelijke en doeltreffende manier gebruik van het professionele netwerk van de school ten behoeve van de leerlingen. Reflectie en professionele ontwikkeling Een leraar vho die competent is in reflectie en professionele ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn/haar beroepsopvatting en professionele bekwaamheid en werkt planmatig aan een verdere ontwikkeling respectievelijk verbetering daarvan. Bovenstaande competenties zijn meer gedetailleerd uitgewerkt in indicatoren. Aan de hand van deze indicatoren is voor de ontwikkeling van het curriculum bepaald, wat de opleiding master of education aan onderwijs moet bieden aan studenten om gericht bij te dragen aan hun competentieontwikkeling. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleidingen master leraar Engels, master leraar Wiskunde, master leraar Algemene Economie en master leraar Engels zijn nieuw voor de HAN . Graad De HAN verleent aan afgestudeerden de graad van master of education.
pagina 12
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel het aanvraagdossier aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving overgenomen uit het toetsingskader. Daarna volgen per facet een samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel
4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de algemene doelstellingen, profiel van de instelling en opleiding en onderwijskundige visie verwijzen we naar hoofdstuk 3.
4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een discipline en/ of beroepspraktijk. Bevindingen Volgens het aanvraagdossier sluit het competentieprofiel aan bij de eisen die vakgenoten en het (landelijk) scholenveld stellen aan een master of education. De HAN geeft aan de studenten op te leiden tot zelfstandige en verantwoordelijke leraren en/of beginnend onderwijskundig leiders. De eerstegraadsdocent functioneert adequaat in de tweede fase van het vo of in het hbo. De opleidingen sluiten daarom aan bij het algemene competentieprofiel van docent in het secundair onderwijs, dat onder leiding van het SBL door het onderwijsveld is opgesteld en gevalideerd. Uit gesprekken met schoolleiders blijkt dat de scholen behoefte hebben aan afgestudeerden die op dit niveau kunnen functioneren. De eindkwalificaties van deze masteropleidingen zijn op hetzelfde competentieprofiel gebaseerd als de bacheloropleidingen voor de tweedegraadsdocent, maar liggen op een hoger niveau. De kennis- en gedragsindicatoren die de HAN heeft geformuleerd, liggen dan ook in het verlengde van die in de bachelor. De opleidingsteams hebben eindtermen voor de vaklijn geformuleerd, die in belangrijke mate gebaseerd zijn op de exameneisen en vakinhouden van de (combinaties van) vakken in de Tweede Fase. Zij sluiten dan ook aan bij de kennisbasis die op dit moment landelijk ontwikkeld wordt. Overwegingen Omdat de door de opleidingen beoogde eindkwalificaties gebaseerd zijn op de bekwaamheidseisen die onder leiding van het SBL zijn opgesteld en gevalideerd, voldoen de geformuleerde eindkwalificaties naar de mening van het panel aan de eisen die vakgenoten stellen aan deze opleiding. Ze zijn voldoende uitgewerkt. Het afnemend veld heeft tijdens de site visit aangegeven dat zij behoefte heeft aan docenten die, naast het lesgeven, in staat zijn onderzoek te doen naar het vak zelf, naast leraren met een universitaire opleiding die breder onderzoek kunnen doen. Tevens hebben zij behoefte aan docenten die een leerarrangement kunnen ontwerpen. Deze docenten zijn een
pagina 13
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
welkome aanvulling op het team van vakgenoten. Bovendien willen de scholen hun leerkrachten, vooral hbo’ers die in de bovenbouw werken, ook ontwikkelingsmogelijkheden bieden. Voor deze docenten is de weg via de universiteit te lang. Het panel stelt daarbij vast dat er ook in toekomst twee soorten eerstegraads leerkrachten zullen zijn: de universitair geschoolden en de hbo-geschoolden. Over de wenselijkheid van deze ontwikkeling was het panel verdeeld. Het panel erkent echter wel het feit dat in de praktijk veel hbo-geschoolde docenten lesgeven in de bovenbouw HAVO en VWO en dat het daarom aanbevelenswaardig is om ook voor deze groep een adequate opleidingsmogelijkheid te hebben. Wat de vakinhoudelijke kennis van de master of education aangaat, mag er volgens de scholen geen verschil zijn tussen een docent van de universiteit en van de hogeschool. Het panel is van oordeel dat dit een illusie is. Het vakinhoudelijke niveau van de universitair opgeleide master ligt veel hoger dan de in het hbo opgeleide eerstegraadsleraar (master): De universitair opgeleide eerstegraads docent heeft, na het VWO, vier jaar vakinhoudelijk onderwijs op universitair niveau genoten (3 jaar BA en 1 jaar MA), De in het hbo opgeleide eerstegraadsdocent heeft, na de HAVO, drie jaar vakonderwijs op hbo-niveau genoten (2 van de 4 jaar in het BA tijdens de tweedegraadsopleiding, en 1 jaar in de MA). Het panel onderschrijft de opvatting van alle betrokkenen dat er voor alle eerstegraadsdocenten een minimumniveau van vakkennis dient te bestaan waaraan voldaan moet zijn. Voor in het hbo op te leiden eerstegraadsdocenten wordt momenteel op landelijke niveau, onder leiding van de ADEF, gewerkt aan het formuleren van deze gemeenschappelijke inhoudelijke kennisbasis. Het panel juicht deze ontwikkeling toe en heeft er vertrouwen in dat deze kennisbasis ook voor de beoogde opleidingen richtinggevend zal zijn. De scholen zien het als een belangrijk voordeel bij de beoogde opleidingen dat de docenten al werkervaren zijn als ze aan de opleiding beginnen en dat zij als afnemend veld zelf invloed hebben op de opleiding. Het panel onderschrijft de opvatting van het afnemend veld (de schoolleiders) dat er behoefte is aan deze twee typen eerstegraadsdocenten. Conclusie Het panel beoordeelt voor de vier opleidingen het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2 Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master Bevindingen De afgestudeerde master is binnen de school een professional en vakexpert, die met onderliggende concepten en vanuit verschillende invalshoeken onderwijskundig leiding kan geven aan leerplanvernieuwing. Om het niveau te borgen, hebben de opleidingen het leerplan getoetst aan de Dublin-descriptoren voor het masterniveau. De beroepsvaardigheden en kennis worden in de master verdiept op vakinhoudelijk, onderwijskundig en vakdidactisch gebied. De leerinhouden zijn in de master abstracter en complexer dan in de bachelor. De afgestudeerde moet ideeën kunnen ontwikkelen en die op originele wijze kunnen vertalen in nieuwe leerarrangementen. Onderzoek in het curriculum is daarom actie- of ontwerponderzoek, waarbij kennis van het vakgebied niet alleen noodzakelijk, maar ook zelf onderwerp van onderzoek is.
pagina 14
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
• Toepassing van kennis en inzicht Dit komt aan de orde in de onderzoekslijn. In de meesterproef moet de student een leerarrangement ontwerpen en uitvoeren, waarna hij een onderzoek moet uitvoeren waarin het ontworpen leerarrangement centraal staat. • Oordeelsvorming Oordeelsvorming is van belang bij het uitvoeren van de meesterproef. Bij het ontwikkelen van het leerarrangement en het onderzoek dat daarop volgt, is niet alleen ruime en diepgaande expertise van het vak nodig, maar ook een innovatieve houding en een kritische onderzoeksinstelling. • Communicatie Om leiding te kunnen geven aan onderwijskundige vernieuwingen moet de master over communicatieve vaardigheden op niveau beschikken. Daarnaast is het voor de master van belang goed te kunnen communiceren over zijn onderzoeksresultaten. • Leervaardigheden De master leraar moet ontwikkelingen in zijn vakgebied en op onderwijskundig en didactisch gebied bijhouden. Daarnaast moet hij een bijdrage leveren aan de verbetering van de eigen onderwijspraktijk en de ontwikkeling van de school als lerende organisatie. Reflectie en onderzoek van zijn didactisch handelen brengen de reflectievaardigheden van de masterstudent op een hoger plan. • Toetsing van de Dublin-descriptoren Om te kunnen toetsen of de student voldoet aan het niveau, zijn de Dublin-descriptoren geconcretiseerd via indicatoren en vakeindtermen. Deze zijn verwerkt in de indicatoren voor de competenties. De indicatoren zijn uitgewerkt naar beoordelingscriteria die gebruikt worden bij de beoordeling van beroepsproducten die studenten op moeten leveren. Overwegingen Het panel heeft diepgaand gediscussieerd over de vraag wat een eerstegraadsopleiding is of zou moeten zijn. Daarbij lag het accent op de wenselijkheid van de uitgebreide onderzoekscomponent in de opleidingen. Hoewel het aanvraagdossier zwaar inzet op de onderzoekscomponent, is die toch te licht om als academisch te omschrijven. Uit de gesprekken met bestuur, docenten en het afnemend veld bleek overigens dat de onderzoekscomponent in de opleidingen minder zwaar neergezet wordt dan op papier. Vooral bleek dat datgene wat voortdurend wordt aangeduid als de “onderzoekslijn’ (naast de “vaklijn”) wel degelijk een grondige beroepsvoorbereiding behelst en niet, zoals de aanduiding suggereert, voornamelijk een voorbereiding op een rol als “onderzoeker”. Dat kon op instemming van het panel rekenen. Het panel ziet ook graag een opleiding met een eigen profiel die de nadruk legt op vakkennis en didactiek, ter voorbereiding op het lesgeven in de bovenbouw van het VO. Ook het bestuur van de opleidingen gaf aan dat de opdracht van universiteiten afwijkt van die van de HAN. Er is overigens wel een samenwerkingsverband met de universiteit. Het opleiden van goede docenten staat volgens de HAN centraal, maar daarbij kan de vaklijn niet los gezien worden van de onderzoekslijn: een goede docent is ook een onderzoekende docent, die de onderzoekende houding van de vwo-leerling kan stimuleren op grond van eigen ervaring in onderzoek. De HAN gaf tijdens de site visit aan dat de onderzoeks-
pagina 15
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
component in het aanvraagdossier wel te dominant is neergezet, maar dat deze tot stand is gekomen in samenspraak met het werkveld. Het werkveld heeft vooral behoefte aan docenten met een onderzoekende houding, eerder dan behoefte aan docenten die routinematig werken. Het werkveld wil innovatieve docenten die ook leerarrangementen kunnen ontwerpen en anderen kunnen motiveren daaraan bij te dragen. Het panel heeft zich afgevraagd of het verantwoord is de afgestudeerde docenten les te laten geven in de bovenbouw havo/vwo. Vooral het vwo bereidt immers voor op een wetenschappelijke opleiding die de docent niet zelf heeft doorlopen. Maar een afgestudeerde HAN-docent, die werkzaam is in een kernteam met academici, kan volgens het panel een goede aanvulling zijn voor de bovenbouw. Vooral stemt het panel in met de keuze om de inhoud van de opleidingen te relateren aan wat op school gebeurt. Het is niet de bedoeling om de theorie uitgangspunt te laten zijn van het onderzoek, zoals bij academisch onderzoek wel gebeurt. De opleidingen kunnen naar de mening van het panel een uitstekende manier zijn om een tweede traject te maken naast het academische traject om eerstegraadsleraar te worden. De wijze waarop de doelstellingen in het aanvraagdossier zijn weergegeven, is conform de Dublin-descriptoren Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Master in hbo : • de beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties; • een hbo -master heeft de kwalificaties voor het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen Het aanvraagdossier geeft aan dat het werkveld en de beroepsorganisaties nauw betrokken waren bij het ontwerpen van het curriculum. De opleidingen komen ook nadrukkelijk voort uit de wens van het veld zelf. Volgens het aanvraagdossier sluit de opleiding met het competentieprofiel van een docent voorbereidend hoger onderwijs aan bij het competentiekader dat is vastgelegd in de wet BiO en bij de bekwaamheidseisen die bij AmvB zijn vastgesteld. Het profiel van de master is in overleg met deskundigen uit het scholenveld tot stand gekomen: de HAN heeft de indicatoren besproken met de veldadviescommissie die ze op hun beurt heeft besproken met hun docenten. Legitimatie competentieniveaus Voor de masteropleidingen heeft de HAN een niveau ontwikkeld dat zich richt op vakkennis en onderzoek. De opleiders hebben dit in samenwerking met het werkveld en de universiteit ontwikkeld en de resultaten voorgelegd aan het scholenveld. De master leraar moet daar-
pagina 16
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
voor een voortrekkersrol op zich kunnen nemen en doet dus een beroep op alle competenties uit het landelijke competentieprofiel. Ook hiervoor ontwikkelt de HAN een vierde handelingsniveau. Voor de borging hebben de opleidingen verschillende overlegvormen met het scholenveld. Ten eerste op bestuurlijk niveau met het scholenveld en de veldadviescommissie. Ten tweede werken er binnen de scholen algemeen begeleiderteams (AB-team). Elk team bestaat uit een algemeen begeleider vanuit de school en een algemeen begeleider vanuit het ILS (HAN). Of de afgestudeerden de vereiste eindkwalificaties daadwerkelijk hebben verworven, wordt getoetst in het alumnionderzoek en in het werkgeversonderzoek. Daarnaast komt het niveau van functioneren van de afgestudeerde in het overleg met schoolbegeleiders van (ex-)studenten aan de orde tijdens een jaarlijks overleg (resonansgroep). Overwegingen Volgens het panel zijn de kwalificaties inderdaad ontleend aan de beroepspraktijk en op een heldere manier gekoppeld aan de SBL-competenties. Daarmee is tevens geborgd dat de kwalificaties van de beoogde opleidingen in lijn zijn met de landelijke ontwikkelingen bij vergelijkbare opleidingen in Nederland. Hoewel de eindkwalificaties op zich adequaat zijn, zijn zij in het aanvraagdossier in een aantal gevallen niet erg gedetailleerd uitgewerkt. In de gesprekken met de opleiders bleek dat men zich hiervan bewust was en bleek verder dat bij navraag ook al meer gedetailleerde uitwerkingen aan het panel ter beschikking gesteld konden worden. Het is duidelijk dat men hard aan het werk is om de eindkwalificaties verder te specificeren in de vorm van deelcompetenties, gericht op de onderdelen van het programma. Op grond hiervan, en op grond van het geconstateerde probleembesef, heeft het panel er alle vertrouwen in dat de professionele oriëntatie bij de start van de opleidingen op adequate wijze verder uitgewerkt zal zijn. Volgens de specificaties zal 60 EC van de opleidingen gericht zijn op de ‘vaklijn’, welke te relateren is aan de derde competentie (vakinhoudelijke en didactische competentie) van de SBL. Het panel is van oordeel dat dit een goede zaak is: het op hoog niveau brengen van de vakinhoudelijke deskundigheid verdient de grootst mogelijke aandacht. In dat verband wil het panel de opleidingen met nadruk meegeven dat studenten ook voorbereid moeten zijn op eventuele verschuivingen in het eindexamenprogramma van HAVO en VWO. Er zijn immers diverse commissies aan het werk die zich daarmee bezighouden. De opleiding dient studenten voor te bereiden op dergelijke ontwikkelingen. Het panel heeft waardering voor de wijze waarop het werkveld bij de gedachtevorming over de beoogde opleiding is betrokken en voor de wijze waarop men deze betrokkenheid in de toekomst wil continueren. Het panel heeft geen twijfel over de vraag of de eindkwalificaties aansluiten bij datgene wat door de scholen wordt gevraagd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende voor de vier opleidingen
pagina 17
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt alle facetten als voldoende. Ook het onderwerp als geheel is daarmee voldoende voor de vier opleidingen.
pagina 18
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
4.2
Programma De masteropleidingen leraar Wiskunde, leraar Engels, leraar Nederlands en leraar Algemene economie zijn volgens het aanvraagdossier duale opleidingen. De opleidingen richten zich specifiek op docenten met minimaal twee jaar werkervaring. Leren in de eigen werkomgeving speelt een belangrijke rol in de opleiding. Het is niet mogelijk om de opleiding zonder deze startkwalificatie te volgen. Voor de beschrijving van het programma verwijzen we naar paragraaf 3.3 Profiel opleiding.
4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding: • kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek; • het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline; • het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Volgens het aanvraagdossier wordt de ontwikkeling van competenties het meest bevorderd door concrete beroepstaken op masterniveau uit te voeren en te evalueren in de beroepspraktijk. Daarom is gekozen voor een duale onderwijsvorm, waarin de student maximaal 20 uur per week op een school werkt en 20 uur aan zijn studie besteedt. Het leren in de praktijk wordt gestuurd door praktijkopdrachten. Studenten nemen de eigen ervaringen mee naar de opleiding en zijn daardoor ook een bron voor het signaleren van trends en ontwikkelingen. Kennisontwikkeling vindt volgens het aanvraagdossier plaats via actuele wetenschappelijke vakliteratuur. Voor de meesterproef is de student verplicht zelf relevante, actuele wetenschappelijke literatuur te zoeken. De opleidingen leggen de nadruk op ontwerponderzoek. Tijdens het hele masterprogramma voert de student ontwerponderzoek uit, dat is gericht op de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van vakspecifieke leerarrangementen. Daarin onderscheidt de master of education zich van een master of science of master of arts, die vaker theoretische kennis als doel en vertrekpunt van onderzoek heeft. Daarnaast is onderzoek in de master of science of master of arts vaker fundamenteel, verklarend en/of beschrijvend onderzoek, dat niet direct is verbonden aan een specifieke praktijkcontext. Vakteams en de lectoraten bewaken de actualiteit. De opleidingen zijn volgens het aanvraagdossier actueel, omdat zij gebaseerd zijn op het eindexamenprogramma havo-vwo van 2007. Daarnaast wordt de actualiteit gewaarborgd door de samenwerking met wetenschappers van de Radboud Universiteit en (voor de master Wiskunde) het Freudenthal Instituut. Na evaluaties onder studenten, alumni en in het scholenveld wordt het curriculum geactualiseerd als dat nodig is. Ook de scholen worden één keer per jaar uitgenodigd om te praten over actuele ontwikkelingen. Daarnaast worden regelmatig gastdocenten zoals de lectoren, vertegenwoordigers van de scholen en docenten van de universiteit uitgenodigd.
pagina 19
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
De ontwikkeling van beroepsvaardigheden vindt volgens het aanvraagdossier voornamelijk plaats in de onderzoekslijn en op de scholen waar de studenten werkzaam zijn. In elke onderwijseenheid is zowel de vaklijn als de onderzoekslijn vertegenwoordigd. Het oefenen en het opdoen van ervaring met handvatten die de opleiding aanreikt, gebeurt in de beroepspraktijk: de student krijgt opdrachten die hem in staat stellen de competenties te ontwikkelen die hij nodig heeft om een beroepstaak uit te voeren. De student neemt als bewijs voor zijn competentieontwikkeling de beroepsproducten op in zijn portfolio. Overwegingen In het oorspronkelijke aanvraagdossier waren de curricula per vakgebied slechts summier uitgewerkt, terwijl het curriculum voor het vakgebied Nederlands volledig ontbrak. Het panel heeft daarom aanvullende informatie opgevraagd over de curricula en de gehanteerde literatuur. De curricula van alle vier opleidingen zijn daarop alsnog verstuurd aan het panel. Het panel constateert dat het leerplan voor Algemene Economie het best en volledigst is uitgewerkt. Op basis van de met de aanvraag meegeleverde literatuurlijst alleen al, kan een behoorlijke binding met en fundering op actuele academische vakliteratuur worden vastgesteld. Ook toonaangevende literatuur bleek bij nader onderzoek wel degelijk bekend te zijn en als bron in de opleiding te worden gebruikt. Voor het vakgebied Engels is een derde beschrijving gevraagd. Het panel kreeg daarmee vanuit het perspectief van een aankomende student een goed en concreet beeld van wat de student moest doen met behulp van welke materialen en kon er zo op vertrouwen dat de studenten het beloofde en gewenste niveau zouden bereiken. Het programma had in de laatste versie een alleszins aanvaardbaar niveau. Er is overvloedig input op het terrein van achtergrondliteratuur, de opdrachten lijken effectief gegeven het te behalen doel. Uit de aanvullingen per vakgebied blijkt dat de literatuur actueel is en op het gewenste masterniveau. Dat geldt voor alle vier de vakgebieden. Omdat het leerplan gebaseerd is op de eindexamenprogramma’s, is de actualiteit gewaarborgd. Het panel vindt wel dat de student ook voorbereid zou moeten zijn om wijzigingen in die programma’s. Het panel twijfelt er na de gesprekken gedurende de site vist niet aan dat de relatie met de beroepspraktijk van de eerstegraadsleraar voldoet. Door het duale karakter van de opleidingen staat de student immers midden in het beroepsveld. Het curriculum en het duale karakter ervan borgen de interactie met de beroepspraktijk. Die waarborging is er ook door de samenstelling van het vakteam, het AB-team en door het overleg met de werkveldadviescommissie. Er is dus sprake van een hechte band tussen de opleidingen en de beroepspraktijk. Ook docenten zijn afkomstig uit die praktijk of moeten ervaring hebben in de onderwijspraktijk. Het panel spreekt op grond van de gesprekken met vakspecialisten en het werkveld vertrouwen uit in de resultaten die de duale vorm van opleiden zal opleveren.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma.
pagina 20
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bevindingen De landelijk vastgestelde SBL-competenties zijn de basis voor de vier opleidingen. Het ILS sluit nauwkeurig aan bij de uitwerking van de competenties die door de SBL is aangereikt, bijvoorbeeld in de vorm van rubrics voor de beoordeling van de eindstage. De eindkwalificaties en de gedragsindicatoren zijn voor alle opleidingen gelijk. De eindtermen voor de vakcomponent verschillen uiteraard per vakgebied (vakinhoudelijke en didactische competentie). Zowel in de vaklijn als in de onderzoekslijn werken de studenten volgens het aanvraagdossier aan alle competenties, hoewel de accenten verschillen. Over de werkvormen laat het aanvraagdossier zich niet concreet uit, ook niet nadat het panel om een nadere toelichting heeft gevraagd. De HAN volstaat met de mededeling dat het een zinvolle mix van onder meer hoor-/werkcolleges, presentaties, discussies, groepsopdrachten en het maken van een portfolio. Bij wiskunde is het gebruik van ICT geïntegreerd in het volledige programma en wordt bij alle vakken gewerkt aan onderzoeks- en ontwikkelactiviteiten. Het aanvraagdossier geeft een uitgebreide toelichting op de uitgangspunten van de constructivistische benadering, maar de relatie met eindkwalificaties blijft in het aanvraagdossier alleen in algemene zin benoemd: omdat bij de constructivistische benadering de context en situatie belangrijk zijn, speelt de authentieke beroepssituatie een centrale rol bij het verwerven van beroepsbekwaamheden. De opleidingen kiezen daarom voor een duale vorm: zo kan de leeromgeving optimaal zijn. Daarnaast verbetert een duale vorm de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en vergroot daarmee de samenhang tussen theorie en praktijk. Uit de aanvullende informatie van de HAN blijkt dat de opleiding bewust kiest voor toetsen en beoordelingsvormen die de integratie van kennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding stimuleren en die de student aanzetten om zelf sturing te geven aan zijn leerproces. Het ILS-HAN kent twee soorten toetsen: • Via formatieve toetsen krijgt de student via feedback inzicht in zijn competentieontwikkeling. Deze vakinhoudelijke toetsing kent een diversiteit aan toetsvormen: schriftelijke tentamens en beroepsproducten vanuit de leerwerktaken (bijvoorbeeld lessenseries), reflectieverslagen, feedbackverslagen, onderzoeksverslagen, beoordelingsverslagen van de werkplek. Daarnaast zijn er presentaties, practica, papers, (onderlinge) assessments. Voor een aantal van deze toetsen geldt dat deze eerste behaald moeten zijn om het programma te mogen vervolgen. • Summatieve competentiebeoordelingen laten zien of de student de competentieontwikkeling binnen de beroepsrollen pedagoog, vakdidacticus, vakspecialist, educatief onderzoeker en innovator, professional binnen een schoolorganisatie beheerst. Het eindassessment vindt plaats op basis van een portfolio, waarin bewijzen zijn opgenomen die de student heeft verkregen via opdrachten en toetsen in de vaklijn en onderzoekslijn. De assessoren bij het eindassessment zijn een instituutsdocent en een veldassessor. Op pagina 20 van het aanvraagdossier staat een beperkt schema van de toetsen die worden afgenomen en op welke taken en competenties ze betrekking hebben.
Overwegingen Het panel heeft tijden de site visit twijfels geuit over de wijze van toetsing van de vakkennis zoals die is uitgewerkt in het aanvraagdossier. Het panel had de indruk dat de onderzoeks-
pagina 21
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
lijn te veel benadrukt wordt, wat ten koste zou kunnen gaan van het verwerven van vakinhoudelijke kennis. Uit de site visit bleek, zoals al eerder opgemerkt, dat de vaklijn tijdens de opleidingen toch veel meer gewicht krijgt dan het aanvraagdossier lijkt aan te geven. Het panel wil met nadruk stellen dat de vakinhoud terecht als de grootste component van de opleidingen is aangeduid en dat dit ook daadwerkelijk tot uitdrukking moet komen in de tijdsinvestering van de studenten. Het verwerken van vakinhoudelijke kennis in onderzoeksen ontwerpopdrachten is op zich verstandig, maar mag nooit ten koste gaan van het feitelijk toetsen van vakkennis. In dat verband benadrukt het panel nogmaals het belang van de toetsen die in het aanvraagdossier enigszins verwarrend als “formatief” zijn aangeduid. Na de gesprekken met de opleiders is het panel van oordeel dat deze zich wel degelijk bewust zijn van dit probleem. Bij nader inzien is het bovenstaande voor het panel dus geen punt van zorg meer. Het panel vindt bij voorbeeld de manier waarop de toetsing voor Nederlands is beschreven in de aanvraag op hoofdlijnen adequaat. Voor elk curriculumonderdeel is steeds voldoende aangegeven waaruit de toets bestaat. De vraag is echter wel of de beoordeling voldoende betrouwbaar is als hij in handen van slechts één docent gelegd wordt. Het is bovendien niet altijd duidelijk op welke wijze een niveau is vastgesteld. Zo is het niveau van taalbeheersing voor het vak Nederlands duidelijk omschreven, maar onduidelijk blijft hoe dat wordt vastgesteld. Het panel is het eens met het theoretisch (constructivistisch) concept, zoals dat is neergelegd in het aanvraagdossier. De opleidingen toetsten de competenties aan het eind, de student laat met een portfolio zien dat hij over de gewenste competenties beschikt. Tijdens de site visit is meerdere malen duidelijk gemaakt dat in deze opleidingen wordt aangesloten bij de landelijke afspraken over het te behalen kennisniveau. Onder regie van het directeurenoverleg ADEF is een landelijke werkgroep actief die bezig is een gemeenschappelijke (ook vakinhoudelijke) kennisbasis vast te leggen. De afgestudeerde student zal in elk geval ver boven de eindexamenstof staan. Hij behoort te weten wat een academische opleiding is, welke academische vaardigheden er van studenten gevraagd worden en wat academisch denken is. Dat veronderstelt dat hij dwarsverbanden ziet, kritische vragen kan stellen en vanuit diverse perspectieven kan denken. Het panel zou graag zien dat zeker de bij de opleidingen betrokken universitaire docenten voldoende aandacht besteden aan het denken en handelen op academisch niveau. De student behoort hier volgens het panel uitgebreid mee kennis te maken tijden de opleiding. Directies en besturen van scholen zijn verantwoordelijk voor het proces van begeleiden en beoordelen van de studenten. De eindverantwoordelijkheid berust bij het Instituut voor Leraar en School. Om grip te krijgen op dit deel van de opleiding geeft de HAN een keurmerk af aan scholen. Daarin zijn expliciete eisen geformuleerd. Elke school die studenten begeleidt, moet in principe voldoen aan dit keurmerk. Dat houdt in dat scholen moeten voldoen aan criteria op het gebied van: • leer-werkomgeving; • kennisontwikkeling en professionalisering van de begeleider; • innovatiebereidheid en -capaciteit; • kwaliteit bij begeleiden en beoordelen. Bovendien sluit de HAN een contract af met de opleidingsschool, waarin onder andere staat dat de school de student in staat moet stellen innovatieve leerarrangementen te ontwerpen, uit te voeren en te onderzoeken.
pagina 22
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Ten slotte hebben de AB-teams (Algemeen Begeleidingsteams) een taak in het waarborgen van de kwaliteit van het duaal leren: zij hebben systematisch contact met de begeleiders van studenten en signaleren bijvoorbeeld problemen in de begeleiding of hiaten in de kennis van begeleiders. Bij niet-opleidingsscholen is kwaliteitsborging onderdeel van het tripartite contract dat de HAN met hen afsluit. Deze scholen hebben tijdens de site visit overigens aangegeven graag het keurmerk te verwerven. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Volgens het aanvraagdossier is er samenhang tussen de vaklijn en de onderzoekslijn. De vakkennis wordt gebruikt bij het uitvoeren van lestaken, begeleidingstaken, ontwerptaken en onderzoekstaken. In elke onderwijseenheid voert de studenten integrale opdrachten uit. Het programma is overzichtelijk verdeeld in drie fases waarna de student een afsluitende scriptie schrijft. Elke fase vertegenwoordigt een specifieke oriëntatie. Binnen iedere fase is er sprake van inhoudelijke samenhang. De studieloopbaanbegeleiding helpt studenten de transfer te maken tussen de vaklijn en de onderzoekslijn en tussen de verschillende onderwijseenheden. Dit gebeurt voornamelijk door de intervisiebijeenkomsten. Ook het POP vervult hierin een belangrijke rol.. Overwegingen Het panel constateert dat het programma goed samenhangt. Vak en vakdidactiek zijn geïntegreerd. De competenties zijn vertaald naar beroepstaken die geconcretiseerd zijn in beroepsproducten. De opleidingen en de beroepspraktijk zijn dus op elkaar betrokken. Binnen onderwijseenheden is er continu samenhang tussen de vaklijn en de onderzoekslijn. De vakkennis wordt gebruikt bij het uitvoeren van lestaken, begeleidingstaken, ontwerptaken en onderzoekstaken. Het programma sluit bovendien goed aan bij wat er in het werkveld gebeurt. De genoemde samenhang is ook terug te vinden binnen elk van de vakken. De programma’s van de vakgebieden zijn gebaseerd op inhoudelijke leerplannen. De samenhang is het best uitgewerkt bij Algemene Economie. Bij het vak Nederlands is de taalvaardigheid goed gekoppeld aan de literatuur. Een kanttekening is nog wel dat weinig expliciet wordt ingegaan op de ontwikkeling van vakoverstijgende componenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
pagina 23
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bevindingen De opleidingen hebben een programma van 90 ECTS en duurt bij een studiebelasting van 20 uur per week drie jaar. Studenten gaan één dagdeel per week naar de opleiding voor groepsgebonden en individuele begeleiding. Volgens het aanvraagdossier zorgt het duale karakter van de opleidingen ervoor dat de student efficiënter en effectiever studeert. Hij kan immers de competenties die hij heeft verworven direct toepassen, waardoor ze beter beklijven. Daarnaast kan hij opdrachten voor de opleiding tijdens zijn werk uitvoeren, waardoor de voorbereiding op lessen en het werken aan de opleiding gelijk opgaan. De opleidingen realiseren zich dat een duale opleiding naast een baan toch een grote druk legt op studenten. Daarom nemen zij de volgende maatregelen om de studeerbaarheid te vergroten: De toelatingscriteria zijn helder geformuleerd. Er is studieloopbaanbegeleiding gedurende de gehele studie. De opdrachten zijn relevant voor de beroepspraktijk. er is een goede digitale informatievoorziening. Er is een duidelijk aanspreekpunt voor studenten met studie- of privé-problemen. Daarnaast willen de opleidingen dat scholen waar studenten werken, aan een aantal eisen voldoen zoals ondersteuning door de werkgever en een begeleider voor elke student. De school moet de student bovendien in staat stellen zijn meesterproef te doen. Het afnemend veld heeft tijdens de site visit aangegeven dat de studenten die de opleiding gaan volgen gemotiveerd genoeg moeten zijn voor deze pittige opleiding. Volgens de directies zijn er voldoende gemotiveerde studenten op dit moment al als eerstegraadsleraar werkzaam op de scholen. De scholen hebben er alle vertrouwen in dat de studielast daardoor haalbaar is. De opleidingen geven daarbij aan dat er geregeld contact moet zijn met de student over de studielast en motivatie. De studielast wordt verder via evaluatie bewaakt. Overwegingen Het panel vindt dat de opleidingen in de tijd op papier goed gestructureerd zijn. Het panel acht de in het aanvraagdossier vermelde studielast dan ook realistisch, hoewel het er wel enige zorg over heeft. Praktisch kan het probleem ontstaan dat datgene wat in het programma gepland is, niet altijd op het gewenste moment uitgevoerd kan worden op de scholen. De praktijk kan in de opvatting van het panel dus weerbarstiger zijn dan de planning die er op papier goed doordacht uitziet. Essentieel voor de haalbaarheid is de tripartiete afspraak: het contract dat de school ruimte en tijd biedt voor opleiding van de docent. Het zal belangrijk zijn duidelijk dagdelen voor de studie af te bakenen en het gehele team zal bereid moeten zijn hieraan mee te werken. Het panel wil er bovendien nadrukkelijk wijzen op het belang van een goede selectie ‘aan de poort’. Het moet de school en de student bij de intake duidelijk zijn wat er van hen verwacht wordt en het moet de HAN en de scholen duidelijk zijn of de student aan deze verwachting kan voldoen op het moment dat hij aangeeft de opleiding te willen volgen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende voor de vier opleidingen. 4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie .
pagina 24
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bevindingen Volgens het aanvraagdossier stellen de opleidingen naast de wettelijk vastgelegde eisen twee aanvullende eisen. 1. De student heeft een afgeronde bachelor of education van het vak waarin hij zijn master wil gaan doen en minstens twee jaar ervaring in uitvoerend werk op bachelorniveau. 2. De student werkt in het eerstegraadsgebied en wordt door de school gefaciliteerd in tijd om opdrachten vanuit de opleiding te kunnen uitvoeren en de meesterproef te kunnen maken. Deze eis legt de HAN contractueel vast. Er volgt een intakegesprek om te beoordelen of de student voldoet aan de toelatingseisen. Vervolgens schrijft de student een POP onder begeleiding van zijn studieloopbaanbegeleider, zodat de student eventueel een maatwerktraject kan worden geboden. Volgens een nader gevraagde toelichting verloopt de intake als volgt: 1.De school meldt een kandidaat aan voor de masters, de school heeft daarmee de verantwoording voor de beheersing van het competentieniveau op bachelor plus van de kandidaat. 2. De kandidaat ontvangt van ILS-HAN een brief met de volgende aandachtspunten: Bespreking van het doel van de intakegesprekken Bespreking van de vragen van de kandidaat met betrekking tot het opleidingstraject Bespreking van de opdracht portfolio ten aanzien van de derde competentie (vakinhoudelijke en didactische competentie) 3. De student heeft een kennismakingsgesprek met de coördinator van de opleiding op bovenstaande punten. 4. De student maakt een portfolio met betrekking tot de derde competentie (vakinhoudelijke en didactische competentie) . 5. Intakegesprek op basis van portfolio. Het intakegesprek zal worden gevoerd door de coördinator van de opleiding/assessor. 6. Bespreking van het resultaat van het intakegesprek en het samenstellen van het opleidingstraject. Dit gesprek zal worden gevoerd door de studieloopbaanbegeleider. Het curriculum is zo vormgegeven dat er vakinhoudelijk aansluiting is tussen bachelor en master. Daarnaast is er aansluiting op de beroepsbekwaamheden die de student heeft verworven in zijn bachelor en de jaren praktijkervaring. Ook op het gebied van onderzoek sluit de master aan op de vaardigheden die de student heeft verworven in een bachelor of education. De inhoudelijke aansluiting tussen bachelor en master is geborgd, doordat bij de ontwikkeling en uitvoering van het curriculum zowel opleiders die lesgeven aan de bachelor, als docenten van universiteiten betrokken zijn. De inhoudelijke aansluiting op het gebied van onderzoek is geborgd door de betrokkenheid van de lectoraten. Deze ontwikkelen zowel voor de bachelor als de master de programmaonderdelen waarin studenten onderzoeksvaardigheden kunnen leren. In de toekomst beslist de examencommissie over het toekennen van EVC’s. Criteria en een procedure hiervoor worden nog ontwikkeld. Het bestuur geeft tijdens de site visit aan dat er geen vrijstellingen gegeven worden, hoewel enige verkorting theoretisch wel mogelijk is. Overwegingen Het panel heeft tot genoegen geconcludeerd dat de opleidingen met ervaren docenten werken en geen concessies zullen doen die het specifieke karakter van de opleiding in gevaar
pagina 25
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
kunnen brengen: aan de eis dat de instromende kandidaat minstens twee jaar ervaring in het onderwijs heeft, wordt strikt de hand gehouden. Het panel wil de opleidingen wel als advies meegeven dat de student goed voorgelicht moet worden over de zwaarte van de opleidingen voordat hij ermee start. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende voor de vier opleidingen. 4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen De opleidingen hebben volgens het aanvraagdossier een doorlooptijd van drie jaar en een omvang van 90 ECTS met een gemiddelde studiebelasting van 20 uur per week. Gedurende 35 studieweken (exclusief toetsweken) per jaar komen studenten één dagdeel per week naar de opleiding. De genoemde frequentie is gekozen om de inhoudelijke voortgang van het leerproces van de student te stimuleren en hem goed te kunnen begeleiden. Overwegingen Volgens het panel voldoen de opleidingen aan de formele eisen. De totale studielast van het masterprogramma bedraagt volgens het aanvraagdossier 90 studiepunten wat boven de wettelijke basis ligt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel is er in gesprekken met kerndocenten en docenten van overtuigd geraakt dat er opleidingen met voldoende samenhang, niveau en breedte worden ontwikkeld. Het panel beoordeelt de programma’s daarom als voldoende.
pagina 26
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
4.3
Inzet personeel
4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen De opleidingen worden verzorgd door vaste teams van opleiders die ervaring hebben met en in het werkveld en met onderzoek. Het beleid is erop gericht opleidingsteams te laten bestaan uit opleiders met een verschillende achtergrond: opleiders met een eerstegraadsbevoegdheid die ook in de tweedegraads lerarenopleidingen werken, vakdocenten vanuit universiteiten en docenten uit het vo. Opleiders zijn goed op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het werkveld, zowel vakinhoudelijk als op politiek, bestuurlijk en maatschappelijk gebied. De opleidingen geven dit op verschillende manieren vorm. Zo kunnen opleiders aan een ruilprogramma meedoen en zo tijdelijk lesgeven in de bovenbouw. Ten tweede voert een groep opleiders dienstverleningactiviteiten uit. Ten derde zetten de opleidingen op dit moment vakdidactische netwerken op, die vanaf 2008 gaan functioneren. De opleidingen hebben een professionaliseringsplan geschreven waarin staat geformuleerd hoe de opleiding de beroepsgerichtheid en de actualiteit van kennis en ervaring op peil houdt. Alle opleiders zullen in het werkveld werken, begeleiden of adviseren. Daarnaast is minimaal 50% van de opleiders betrokken bij een AB-team. In de opleidingscommissie wordt de begeleiding besproken door opleiders en docenten van de school. Dit gebeurt op basis van de studentevaluaties en de mening van de studentleden. De veldadviescommissies, het AB-team, de samenstelling van het team en de inbreng van studenten en alumni garanderen een goede samenwerking met de praktijk en daarmee een praktijkgericht team. Overwegingen In de gesprekken met en uit de cv’s van de docenten werd duidelijk dat zij voldoende verbinding leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. De opleidingen zijn door hun duale vorm ook sterk gericht op de beroepspraktijk. Veel docenten zijn ervaren in de beroepspraktijk of krijgen de gelegenheid die ervaring op te doen. De verbinding met de beroepspraktijk in personele zin is voorts evident op grond van het feit dat vo-docenten medeopleider zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ van de Inzet personeel als voldoende voor de vier opleidingen. 4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Voor de ontwikkeling van de opleiding is per vak één opleider aangewezen. Deze ontwikkelt het programma samen met een docent van een universiteit en een docent uit de boven-
pagina 27
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
bouw van het voortgezet onderwijs. Per masteropleiding komt een vast team van docenten, inhoudelijk aangestuurd door een opleidingscoördinator. Elk team bestaat uit drie docenten / opleiders: een opleider van het ILS, een docent uit het VO en een docent van de universiteit. Opleiders van de verschillende opleidingen werken bij de uitvoering van de onderzoekslijn samen onder regie van de directie. Deze stuurt de onderzoekslijn aan. Het beleid is erop gericht continuïteit te krijgen door een vaste formatie. Specifieke deskundigheid wordt apart ingehuurd. Hierbij kan gedacht worden aan de lectoren, docenten van het VO en docenten van de RU, met een specifieke deskundigheid. Na twee jaar zullen de opleidingen ca. 1 fte (per opleiding) te besteden hebben. De opleidingen gaan ervan uit dat de docent-studentratio 1:15 zal zijn. De verhouding tussen de voorbereidingstijd en uitvoering is 1:1 voor inhoudelijke lessen; voor begeleidingsbijeenkomsten is dit 0.5:1. Overwegingen Naar de mening van het panel heeft de hogeschool voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleidingen te kunnen starten. Het inhuren van specifieke deskundigheid lijkt het panel daarbij ruim voldoende. Er is een goede samenwerking met de Radboud Universiteit. Er is volgens het panel ook voldoende capaciteit om de nieuwe opleidingen te kunnen continueren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen De hogeschool stelt een aantal kwaliteitseisen aan docenten en docententeams van masteropleidingen die zijn uitgewerkt in een competentieprofiel voor de opleider in de master. Het gaat onder meer om het functioneren op masterniveau en de recente ervaring in het werkveld en in het onderzoek. In het competentieprofiel zijn de eisen opgenomen die de hogeschool stelt aan de kwaliteit van de opleider. Het directieteam van de masteropleidingen bestaat uit één directielid (deze is eindverantwoordelijk), een kwaliteitszorgmedewerker en de opleidingscoördinatoren. De directie overlegt over de algemene gang van zaken en het beleid dat opleidingsoverstijgend is, zoals de onderzoekslijn. De opleidingscoördinatoren sturen de docenten in de masters aan. De docenten binnen één vakmaster overleggen over alle aspecten die van belang zijn voor hun master, zoals inhoud en niveau van de opleiding, onderzoek, begeleiding, voortgang van studenten, contacten met de scholen en organisatorische zaken. Om de onderzoekslijn zo effectief en efficiënt mogelijk te laten zijn, overleggen de opleiders van alle opleidingen die actief zijn in de onderzoekslijn over de inhoud en het niveau van deze lijn en over de vormgeving van de begeleiding. Volgens de gevraagde nadere toelichting stelt de HAN de volgende aanvullende eisen aan docenten en docententeams van de master: • Docenten functioneren ook buiten hun onderwijsfunctie minimaal op masterniveau. • Per opleidingsteam minimaal één gepromoveerde docent.
pagina 28
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
• • • •
De docent heeft recente ervaring met het werkveld waarvoor wordt opgeleid. Naast zijn onderwijstaak participeert de docent actief in onderzoek en/of advisering ten aanzien van het werkveld. De docent legt in zijn onderwijs aantoonbare verbindingen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Binnen het docentteam is, voor zover relevant, aanwijsbaar internationale ervaring of deskundigheid aanwezig.
Om de kwaliteit van het personeel blijvend te bewaken en daar waar nodig te verhogen, vinden jaarlijks activiteiten voor deskundigheidsbevordering plaats. Hiervoor reserveert de HAN 10% van de jaartaak van een docent met een structurele aanstelling. Hierbij kan gedacht worden aan heidagen, interne trainingen, intervisie, conferenties met het werkveld, enzovoort. Jaarlijks wordt met interne HAN-opleiders een R&O-gesprek gevoerd. Hierin bespreekt de opleider met zijn leidinggevende hoe hij zich het afgelopen jaar ontwikkeld heeft, of hij zijn doelen heeft behaald, en welke doelen hij zich voor het volgend jaar stelt. De opleider krijgt ruimte kan krijgen voor zijn eigen wensen op opleidings- en ontwikkelingsgebied. Hij stuurt zijn eigen ontwikkeling door het schrijven van een POP en het vullen van een portfolio. Daarmee kan hij zijn competentieontwikkeling bijvoorbeeld in een (volgend) R&O-gesprek aantonen. Overwegingen Uit de gesprekken en de cv’s die het panel kon inzien, blijkt dat de docenten voldoende zijn gekwalificeerd om de opleidingen te verzorgen. Er zijn bekwame docenten uit de ILS HAN en van de universiteit betrokken, die gedegen kennis hebben van de didactiek. Het panel stelt wel vast dat er weinig gepromoveerden les gaan geven in de opleidingen, dat is niet ideaal, maar het panel beseft dat het lastig is mensen te vinden die en gepromoveerd zijn en ervaring als docent hebben. Dat door het duale concept opleiders uit zowel het werkveld, de universiteit als de lerarenopleiding komen, acht het panel een sterk concept. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende
4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel beoordeelt de facetten ‘Eisen hbo’, ‘Kwaliteit personeel’ en ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende. Daarmee is ook het onderwerp Inzet personeel voldoende voor de vier opleidingen.
pagina 29
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
4.4
Voorzieningen
4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De HAN maakt zoveel mogelijk gebruik van lokalen en faciliteiten in het Gymnasion te Nijmegen. Alle faciliteiten zijn goed bereikbaar en toegankelijk voor mensen met een handicap. Daarnaast zijn in het Gymnasion een natuurkundelaboratorium, een vaklokaal voor wiskunde en computerruimtes beschikbaar. Andere campusfaciliteiten zijn de mediatheek, vergader- en werkgroepruimtes en het sportcafé. Veel informatie zal toegankelijk zijn via databanken en andere zoekfaciliteiten voor het domein Educatie. De HAN stimuleert en faciliteert virtueel leren in een digitale omgeving. De opleidingen verwachten van de student dat hij de beschikking heeft over een computer en een emailadres. Hij kan opdrachten per e-mail en via Scholar inleveren en via Scholar samen aan groepsopdrachten werken. Studenten worden via een mailinglist en Scholar op de hoogte gehouden van actuele ontwikkelingen en mededelingen. Overwegingen De HAN beschikt over voldoende locaties van goede kwaliteit om de opleidingen te verzorgen. Er zijn bovendien voldoende contactmogelijkheden via Scolar en internet. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende voor de vier opleidingen. 4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Elke student krijgt volgens het aanvraagdossier een studieloopbaanbegeleider toegewezen, die hem gedurende de hele opleiding begeleidt. Hij helpt hem bij het maken van een POP, heeft tweemaal per jaar een studievoortgangsgesprek met de student en adviseert hem bij het portfolioassessment (Deze begeleider is niet bij het assessment betrokken). De studiebegeleiding bestaat uit groepsbijeenkomsten en individuele bijeenkomsten. In het begin zullen er relatief veel groepsbijeenkomsten zijn. Bij problemen kan de student ook altijd zelf contact opnemen met de studieloopbaanbegeleider. Studenten houden intervisie met elkaar. De opleider is aanwezig bij de bijeenkomsten, maar leidt deze niet. Hij geeft alleen feedback op het proces. Tijdens de sie visit is aangegeven dat er een vast moment in de week is waarop gesproken wordt over de voortgang van de student. Dat is vaker aan het aanvraagdossier aangeeft. De opleidingscoördinator doet de intakegesprekken en geeft informatie over de opleiding aan nieuwe en potentiële studenten.
pagina 30
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
De voortgangsregistratie ligt vast via Scholar. Studenten kunnen hun cijfers raadplegen via HAN-SIS. Het opleidingsstatuut en het OER staan op Insite, de intranetomgeving van de HAN. Overwegingen Er zijn binnen het opleidingsinstituut voldoende mogelijkheden voor studiebegeleiding en expertisemogelijkheden voor de docenten op dit gebied. Er is individuele begeleiding en groepsbegeleiding en de begeleidende docent is niet bij de toetsing betrokken van zijn student. Hoewel de uiteindelijke vormgeving nog niet geheel uitgewerkt is, heeft het wel vertrouwen in dat dit facet goed uitgewerkt gaat worden. Wat het duale karakter aangaat, spreekt het panel graag haar waardering uit voor het feit dat de HAN een keurmerk heeft ontwikkeld voor de scholen –- waar de studenten werken en opgeleid worden (de zogenoemde opleidingsscholen). Het keurmerk waarborgt volgens het panel de kwaliteit van de begeleiding en opleiding op de opleidingsscholen. De begeleiders op de scholen zijn voldoende gekwalificeerd om de opleiding op de scholen te verzorgen. Dat de voortgang van de studie van de student beter en vooral regelmatiger bewaakt wordt dan het aanvraagdossier aangeeft, ziet het panel als een belangrijke ondersteuning van het vertrouwen. Het panel spreekt wel zijn zorg uit over de mogelijkheden om op school ook daadwerkelijk aan opdrachten te kunnen werken. De student moet immers ook gewoon lesgeven en aandacht geven aan alle aspecten die spelen in het onderwijs en op een school. Hoewel het aanvraagdossier aangeeft dat de scholen liefst een keurmerk hebben, kunnen er toch studenten van niet-opleidingsscholen worden toegelaten tot de opleidingen. Dat is volgens het panel een punt van zorg. Bij niet-opleidingsscholen, zo zegt het aanvraagdossier, borgen de instituutsbegeleider en de begeleider van de school de kwaliteit van de opleiding. De HAN zal flink moeten investeren in de contacten met scholen die nog geen keurmerk hebben gekregen. Dat betekent tegelijkertijd dat de begeleiding van de student en zijn mogelijkheden om opdrachten op zijn school uit te voeren zorgvuldig bewaakt moeten worden. Het verheugt het panel wel dat de scholen zelf graag het keurmerk van de HAN willen verwerven. Ook uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld bleek een zeer grote betrokkenheid bij de opleidingen en een bereidheid daarin daadwerkelijk tijd en energie te investeren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende voor de vier opleidingen
4.4.3 Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel beoordeelt de facettent ‘Materiële voorzieningen’ en ‘Studiebegeleiding’ als voldoende. Bijgevolg is het onderwerp ‘Voorzieningen’ voldoende voor de vier opleidingen.
pagina 31
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
4.5
Interne kwaliteitszorg
4.5.1 Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Op 1 februari heeft het ILS-Han samen met de antwoorden op de aanvullende vragen een kwaliteitszorgplan aan het panel gestuurd. De HAN geeft aan dat voor kwaliteitsbewustzijn een goed uitgewerkt stelsel van kwaliteitszorg nodig is. De notitie legt het accent op het leerplan, de studieloopbaanbegeleiding en de professionele ontwikkeling van de opleiders. Kwaliteitszorg is volgens het plan: voortdurend op een geregelde manier inzicht krijgen in de kwaliteit van het functioneren en presteren van een onderwijsorganisatie om, zonodig, welgericht de aangetroffen kwaliteitstoestand te verbeteren. Drie thema’s komen aan de orde: • Verantwoordelijkheden van actoren (dat zijn studenten, begeleiders, opleiders, coordinatoren, medezeggenschap en directie). Het plan somt de verantwoordelijkheden op van alle actoren. • Extrene actoren: directies en besturen van de scholen, praktijkbegeleiders, veldadviescommissie, SBL, valideringsinstanties en instituten waarmee verder wordt samengewerkt. Het plan geeft aan wie waarvoor verantwoordelijk is. • Instrumenten van kwaliteitsborging: portfolio student en docent, oordelen en voorstellen van de opleidings- en projectcoördinator en de functioneringsgesprekken. Het plan somt de diverse instrumenten op. • Het kwaliteitszorgplan geeft ten slotte de SBL competenties en indicatoren en evaluatieformulieren. Overwegingen Volgens het panel was het kwaliteitszorgplan voor de masteropleidingen op het moment van het locatiebezoek nog onvoldoende concreet uitgewerkt. Dit was nog niet operationeel. Over toetsbare streefdoelen, evaluaties in de cyclus was nog niets terug te vinden. Er was ook geen benchmark aangegeven. Wat de evaluaties aangaat merkt het panel op dat het er uiteindelijk om gaat of de studenten hun doelen bereiken, veel minder of ze tevreden zijn over de opleiding. Tijdens de gesprekken werd het panel duidelijk dat er momenteel gewerkt wordt aan een operationeel plan. Gezien de kwaliteiten van de opleiders en coördinatoren meent het panel dat de hogeschool zeker tot een goed operationeel plan komt. De basis is immers goed, de verantwoordelijkheden, competenties en instrumenten zijn bekend vanuit de bacheloropleidingen. De hogeschool heeft toegezegd het kwaliteitsplan verder te concretiseren, de verantwoordelijke docent was op het moment van de site visit met ziekteverlof. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 Systematische aanpak als voldoende voor de vier opleidingen. 4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken.
pagina 32
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bevindingen In het kwaliteitszorgplan staat beschreven hoe actoren bij de kwaliteitszorg betrokken zullen worden. Studenten vullen één keer per jaar een schriftelijke evaluatie in over de kwaliteit van de onderwijseenheden en de opleiding als geheel. Daarnaast voeren de opleidingscoordinatoren evaluatiegesprekken met studenten. De opleiding betrekt medewerkers vooral bij de kwaliteitszorg door met hen de resultaten van de evaluaties te bespreken. De vragenlijsten worden met hen besproken, zij zorgen voor de afname en soms voor de verbeterplannen. De hogeschool voert om de drie jaar een alumnionderzoek uit. De kwaliteitszorgcoördinator voert het onderzoek uit en rapporteert de resultaten aan de directie, de opleidingscoördinatoren en de opleidingscommissie. De directie van de opleidingen heeft contacten met het werkveld via van de werkveldadviescommissie. In de werkveldadviescommissie hebben de directies van de opleidingsscholen zitting. Deze commissie bespreekt de eindkwalificaties en de resultaten van de verschillende onderzoeken (waaronder het klanttevredenheidsonderzoek, zie 5.1). Overwegingen Volgens het panel is hiermee de betrokkenheid van de relevante stakeholders bij kwaliteitszorg voldoende gewaarborgd. Het beveelt de HAN wel aan om met de nietopleidingsscholen goede afspraken vast te leggen over de kwaliteitszorg. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 Betrokkenheid als voldoende voor de vier opleidingen. 4.5.3 Samenvattend oordeel onderwerp 5 Het panel beoordeelt zowel de systematische aanpak als de betrokkenheid als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp als geheel een voldoende voor de vier opleidingen.
pagina 33
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
4.6
Continuïteit
4.6.1 Afstudeergarantie De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Het College van Bestuur van de HAN stelt zich, via de faculteit en de directie van het instituut, garant voor de uitvoering en garandeert dat deelnemers aan het programma de gelegenheid krijgen de opleiding in haar geheel te doorlopen om daardoor de vastgestelde eindkwalificaties te verwerven. Volgens het aanvraagdossier beseft het ILS dat het volgen van een opleiding naast een baan in het onderwijs zwaar is. Om de studenten te garanderen dat ze de opleiding met succes kunnen doorlopen, maakt het ILS afspraken met de scholen waar de studenten werken, over facilitering in tijd, het niveau van de werkplek en de mogelijkheden om opdrachten van de opleiding uit te voeren. Deze afspraken worden contractueel vastgelegd. Daarnaast vervult de studieloopbaanbegeleiding een rol in het stimuleren van de student zijn opleiding af te ronden. Overwegingen De afstudeergarantie is volgens het panel voldoende afgegeven door de HAN. Het panel heeft wel haar verbazing geuit over het feit dat de garantie dat je als student aan de opleiding kunt beginnen pas tot vier weken voor de opleiding afgegeven wordt. Hoewel het tijdens de site visit afgezwakt is, vindt het panel dat de student veel ruimer van tevoren moet weten of hij aan de opleiding kan beginnen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende voor de vier opleidingen. 4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen en overwegingen De begroting zoals die op pag. 58 van het aanvraagdossier staat lijkt het panel alleszins realistisch. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen.
pagina 34
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bevindingen en overwegingen Het panel heeft tijdens de site visit vernomen dat de HAN bereid is eventuele aanloopverliezen te nemen en dat daar voldoende middelen voor gereserveerd worden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende voor de vier opleidingen.
4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit De facetten Afstudeergarantie, Investeringen en Financiële voorzieningen zijn alle met een voldoende beoordeeld. Het panel beoordeelt het onderwerp Continuïteit dan ook als voldoende voor de vier opleidingen.
pagina 35
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer. De scores gelden voor de vier opleidingen:
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 36
Oordeel
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bijlage 1 Curriculum Vitae van de panelleden Prof. Dr. N. Verloop, (voorzitter) Nico Verloop is hoogleraar–directeur ICLON (Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing), Universiteit Leiden. Nico Verloop studeerde Onderwijskunde (Utrecht) en promoveerde in 1989 met een proefschrift over Interactive cognitions of student teachers. Hij is sinds 1991 hoogleraar toegepaste onderwijskunde, in het bijzonder van de opleiding van leraren aan het ICLON te Leiden. Dr. P. Meyvis Peter Meyvis is begeleider van economieleraren in opleiding voor EHSAL te Brussel. Hij was van 1982 – 2007 leraar secundair onderwijs voor Economie, Bedrijfskunde, Informatica en Recht en van 1983 – 2000 informaticacoördinator SJI (een secundaire school te Kontich). In 1998 – 2005 was hij lid van WIVO (Werkgroep Informatie Vernieuwing Onderwijs), een informele ‘denktank’ rond onderwijs en onderwijsvernieuwing. Van 1999 – 2007 was Peter Meyvis hoofd Lerarenopleiding van de ILION (Initiële Lerarenopleiding van Academisch Niveau) voor het departement Handelswetenschappen aan de Antwerpse Lessius Hogeschool en docent vakdidactiek Economische Wetenschappen en begeleider van leraren in opleiding. Peter Meyvis was lid van de visitatiecommissie bij de beleidsevaluatie van de lerarenopleidingen, voor de evaluatie van de Provinciale Hogeschool Limburg. Drs. C. Horsman Cees Horsman was aanvankelijk werkzaam als leraar in het voortgezet onderwijs, waarna hij verschillende functies heeft uitgeoefend bij de tweedegraads lerarenopleidingen. Vervolgens werkte hij als schoolleider in het VO, eerst als rector later als voorzitter van een centrale directie. Vervolgens was hij als projectleider verbonden aan het landelijke Q5project, dat wil stimuleren om zelf verantwoordelijk te zijn voor hun eigen kwaliteit en kwaliteitszorg. Op dit moment is hij als consultant verbonden aan een organisatieadviesbureau. Cees Horsman is lang lid geweest van het AB en DB van Schoolmanagers-VO, een vereniging die schoolleiders in het VO verbond en nu is opgegaan in de VO-raad. Hij maakt nog steeds deel uit van verschillende besturen in de onderwijs- en gezondheidssector. Cees Horsman is lid geweest van verschillende visitatiecommissies die rapporten hebben uitgebracht over de eerste en tweedegraads lerarenopleidingen. Hij maakt deel uit van de redactie van Meso en heeft ook zelf regelmatig in diverse bladen gepubliceerd, meest over kwaliteitszorg. Prof. Dr. G.J. Westhoff Gerard Westhoff is hoogleraar vreemde-talendidactiek aan de Universiteit Utrecht en Directeur Nationaal Bureau MVT (NaB/MVT). Van 1992 tot 1997 was hij bijzonder hoogleraar in de Didactiek Moderne Vreemde Talen, vanwege de Vereniging van Leraren in Levende Talen, Universiteit Utrecht. Gerard Westhoff is gepromoveerd op de dissertatie met de titel Voorspellend Lezen tot doctor in de Sociale Wetenschappen. In 1986 kreeg gerard Westhoff de Levende Talen Prijs. Hij publiceerde onder meer de volgende boeken: 1987. Didaktik des Leseverstehens; 1989. Basisvorming Duits; 1994 Tweetalig onderwijs in de praktijk; 2005 Improving Language Education; 2000. Auto's met ovale wielen. Drs. D. de Haan Dédé de Haan studeerde wiskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na haar lerarenopleiding gaf Dédé de Haan in verschillende periodes les aan scholen voor VO in
pagina 37
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Gronigen, Utrecht en op Curaçao. Vanaf 1993 werkt Dédé de Haan met een korte onderbreking aan het Freudenthal Instituut (expertisecentrum reken-wiskunde onderwijs, Universiteit Utrecht) te Utrecht. Ze ontwerpt toetsmateriaal voor verschillende internationale projecten, werkte aan een aantal samenhangende projecten binnen het onderzoek en de ontwikkeling van wiskundewerkstukken in de tweede fase van het voortgezet onderwijs, was als vakdidacticus wiskunde twee jaar lang werkzaam in de Filippijnen aan een lerarenopleiding, en ze is werkzaam in verschillende ontwikkelingssamenwerkingsprojecten. Sinds 2003 werkt Dédé de Haan tevens als lerarenopleider VO aan Instituut Archimedes van de Hogeschool Utrecht, bij de vakgroep wiskunde. Zij is verder actief in diverse netwerken voor vrouwen en exacte vakken.
pagina 38
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bijlage 2 Brief aan de opleiding: programma en aanvullende vragen
Geacht college, De NVAO heeft een panel van deskundigen om advies gevraagd bij de beoordeling van uw aanvraag voor toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Leraar Wiskunde / Economie / Nederlands / Engels (#2439-2442). Het panel is als volgt samengesteld: – Prof. dr. Nico Verloop (voorzitter) , hoogleraar onderwijskunde -directeur ICLON Leiden; – Prof. dr. Gerard J. Westhoff, hoogleraar didactiek van de moderne talen IVLOS Utrecht; – Drs. Kees Horsman, coördinator Q5-project (kwaliteitszorg voortgezet onderwijs); – Dr. Peter Meyvis, vakdidacticus economie EHSAL Brussel; – Drs. Dédé de Haan, vakdidacticus wiskunde bij het Freudenthal Instituut Utrecht en deeltijds docent aan de tweedegraads- en eerstegraads lerarenopleiding van de Hogeschool van Utrecht. De heer M. (Max) Dohle treedt op als secretaris. De heer R. (Rik) Belmans, beleidsmedewerker NVAO is procescoördinator. Het panel heeft inmiddels een eerste keer vergaderd en is voornemens om een bezoek te brengen aan uw instelling op dinsdag 19 februari 2008. Om de bevindingen uit het aanvraagdossier te verifiëren wil het panel graag spreken met een aantal vertegenwoordigers van uw instelling. Wij stellen het volgende programma voor: 08.30u. – 09.30u. Ontvangst en bestuderen aanvullende informatie.
pagina 39
09.30u. – 10.30u.
sessie 1 - Gesprek met bestuur en directie: (eventueel) lid college van bestuur, directie, de vier coördinatoren, projectleider, medewerker kwaliteitszorg, lector.
10.45u. – 11.15u.
sessie 2 - Gezamenlijk gesprek met de docenten: 12 docenten uit de vier vakgebieden. (Per vakgebied een opleider van het ILS, een docent uit het VO en een docent van de universiteit).
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
11.30u. – 12.30u.
sessie 3 - Voortzetting gesprek met docenten in twee groepen: de groep Engels/Nederlands en de groep wiskunde/economie. (Docenten uit de vakgebieden die niet aan sessie 2 deelnamen kunnen hierbij aansluiten.)
12.30u. – 13.30u.
Besloten lunch.
13.30u. – 14.30u.
sessie 4 - Gesprek met afnemend veld: (leden van) de veldadviescommissie en twee niet direct bij de opleiding betrokken schoolleiders . Besloten bijeenkomst panel. (Eventueel aanvullend gesprek met opleidingsmanagement)
14.30u – 16.00u.
Graag vernemen wij tevoren met wie het panel tijdens het bezoek zal spreken. Direct na afloop van het bezoek vindt geen terugkoppeling plaats. Het panel verwerkt zijn bevindingen eerst tot een advies dat zij aan de NVAO aanbiedt. Mede op basis van het advies neemt de NVAO een besluit. De NVAO stuurt u vervolgens het voornemen tot besluit inclusief het paneladvies. U hebt twee weken tijd om op dit voornemen te reageren in overeenstemming met het bepaalde in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Daarna nemen wij een definitief besluit. Het panel heeft graag van tevoren antwoord op de volgende vragen: 1. Het panel heeft met belangstelling kennis genomen van de programma’s die aan het dossier zijn toegevoegd en de al opgestuurde aanvullingen. Het stelt ten eerste vast dat de aanvulling van het programma Nederlands nog ontbreekt. Het stelt vervolgens vast dat de programma’s zoals die nu voorliggen nog te summier zijn uitgewerkt om te kunnen beoordelen in het kader van de Toets Nieuwe Opleidingen. In het dossier en de aanvullende programma’s ontbreekt in feite een gedetailleerde beschrijving van het curriculum van het eerste jaar, zoals dat voor onze toetsing vereist is. Omdat het om een opleiding van anderhalf jaar gaat zou het panel willen beschikken over meer gedetailleerde gegevens voor de gehele opleiding op het gebied van doelstellingen, opleidingsonderdelen, onderwijsvormen, didactische concept, studieomvang, literatuur, begeleidingsvormen evenals de relatie van het onderzoek tot het werkveld. Het panel mist vooral informatie over het materiaal, de werkvormen en de relatie met het onderzoek. Het panel zou graag voor 1 februari concreter uitgewerkt programma’s willen beschikken waarin nadrukkelijk wordt ingegaan op de volgende aspecten: • Wat is het studiemateriaal dat ik de opleiding gebruikt wordt (secundaire vakliteratuur)? • In welke werkvormen wordt het onderwijs aangeboden (in relatie tot het materiaal)? • Waar staat het onderzoek in relatie tot de opleiding? Of concreter wat is de relatie tussen de vakinhoud en het onderzoek? Het panel heeft bijvoorbeeld kennisgenomen van de tabel op pagina 20, maar zou deze informatie graag meer inhoudelijk uitgewerkt zien. Het panel heeft ook kennis genomen van de tabel op pagina 42
pagina 40
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
voor het vakgebied Nederlands. Dat schema roept de vraag op hoe het onderzoek wordt betrokken op de didactiek, de wereldliteratuur, de taalkunde en het lezen. 2. Het panel mist verder een vergelijking van uw opleiding met andere soortgelijke opleidingen. Waar staat uw opleiding ten opzichte andere opleidingen? De vergelijking die het panel nu heeft is niet gedetailleerd genoeg voor een beoordeling. 3. Het dossier maakt niet geheel duidelijk wat de relatie is van de opleiding tot de Radboud Universiteit. ILS was een samenwerkingsverband met Radboud, maar deze relatie is formeel ontvlochten. Bestaat er een formele medeverantwoordelijkheid van de universiteit bij deze opleiding? 4. Dit punt heeft betrekking op het instroomassessment. Hoe stelt de opleiding het ingangsniveau van de student vast? Als men vervolgens heterogeniteit - bijvoorbeeld studenten met hiaten in hun kennis – vaststelt, hoe gaat de opleiding daar vervolgens mee om? 5. Op pagina 12 van het dossier vinden we het onderwerp Toetsing van de Dublindescriptoren. Het dossier spreekt daar over indicatoren die uitgewerkt zijn naar beoordelingscriteria. Het panel zou graag meer inzicht willen krijgen in deze criteria. 6. Op pagina 13 van het dossier spreekt u over het vierde niveau dat in september 2007 is ontwikkeld voor de master. Dat niveau is in het dossier niet nader uitgewerkt. Het panel zou deze nadere uitwerking graag willen beoordelen. 7. De toetsing vinden we terug op pagina 20 van de aanvraag. De tekst en de tabel roepen de vraag op hoe er getoetst wordt en waar deze toetsing in het programma staat. Concreter gezegd, als een student het programma binnen komt, zal hij zich afvragen wanneer er getoetst wordt en hoe. 8. Op dezelfde pagina 20 spreekt u over de studieloopbaanbegeleiding. Het panel zou op dit punt meer inzicht willen krijgen wat de relatie daarvan is tot het programma. Hoe kunnen we dit met andere woorden terugvinden in het programma? 9. In de aanvraag worden diverse begrippen genoemd zoals onderwijseenheid, kernteam, vakteam. Het is het panel niet altijd duidelijk wat met deze begrippen wordt bedoeld. De verklarende woordenlijst en het organogram zijn op dit punt niet uitputtend genoeg. Deze termen zouden dus nader verklaard moeten worden in het dossier. Het panel zou voorts graag de volgende documenten van tevoren willen inzien: 1. het kwaliteitszorgplan; 2. het competentieprofiel zoals besproken op pagina 27: daarin zijn de eisen die aan de docenten en de docententeams uitgewerkt; 3. een volledig organigram van het instituut.
pagina 41
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Het panel ontvangt uw antwoorden graag tegen 1 februari 2008. Met eventuele vragen en/of opmerkingen over de voorgestelde werkwijze van het panel, kunt u terecht bij de heer R. (Rik) Belmans.
Hoogachtend,
K.L.L.M. Dittrich (voorzitter)
pagina 42
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
Bijlage 3 Verklarende woordenlijst Het ILS-HAN heeft het onderwijs vormgegeven door middel van onderwijseenheden. Met de term onderwijseenheid wordt benadrukt dat de competenties van de vaklijn en de competenties onderzoeks/innovatielijn in samenhang door de student ontwikkeld kunnen worden. De opleiding bestaat uit 9 onderwijseenheden. Daar waar het noodzakelijk is voor een optimale ontwikkeling van de vakcompetenties kan een opleiding van het aantal onderwijseenheden afwijken. Het aantal studielasturen is niet per onderwijseenheid gelijk. De opleidingen bepalen zelf hoe het aantal studielasturen per jaar verdeeld wordt over de onderwijseenheden. Vakteam (kernteam): per opleiding is er een team van docenten bestaande uit: een opleider ILS-HAN, docent VO en docent van de Radboud Universiteit. Coördinator ILS Academie: de coördinator is verantwoordelijk voor de aansturing van: minoren tweedegraads, deeltijd tweedegraads, maatwerktrajecten (o.a. Dittrich), duale trajecten en de masters. Coördinator masters ILS: de coördinator is verantwoordelijk voor de inhoudelijke vormgeving en uitvoering van de masters. Coördinator opleiding: de coördinator is verantwoordelijk voor de organisatie van de dagelijkse gang van zaken zoals roosters, jaarplanning studentencontacten. AB-team: dit team bestaat uit een algemeen begeleider van de school en een algemeen begeleider van het ILS-HAN. Dit team is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en implementatie van het beleid rondom begeleiden en beoordelen van studenten. Het AB-team is vanuit deze functie onder andere verantwoordelijk voor het professionaliseren van de werkplekbegeleider (school-practicumdocent). In de toekomst zullen de opleidingsscholen en het ILS-HAN samen verantwoordelijk zijn voor de opleiding van studenten. ABI
Een algemeen begeleider van het instituut, die zitting heeft in het AB-team.
ABS
Algemeen begeleider vanuit de school.
ADEF Algemeen Directeurenoverleg van Educatieve Faculteiten ECTS European Credits Accumulation and Transfer System.
pagina 43
EVC
Erkennen van verworven competenties.
HAN
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
ILS
Instituut voor Leraar en School
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |
pagina 44
NVAO | hbo master leraar Engels, Algemene Economie, Nederlands en Wiskunde HAN | 8 april 2008 |