Onderwerp: Kenmerk: Datum:
OS Lerarenopleidingen van het ILS 15/N126/fv 10 juli 2015
Opleidingsstatuut voor de Bacheloropleidingen Opleiding tot leraar vo van de tweede graad van het Instituut voor Leraar en School van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen studiejaar 2015 - 2016
Inhoud Inleiding ............................................................................................................................................... 2 Deel 1a: Studiegids opleiding tot leraar van de 2de graad voltijd .................................................. 5 Deel 1b: Studiegids opleiding tot leraar van de 2de graad deeltijd .............................................. 39
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens ................................................. 70 Onderwijs- en examenregeling 2015-2016 .................................................................................... 70 Paragraaf 1 Algemene Bepalingen .................................................................................................... 72 Paragraaf 2 Toelating tot de opleidingen ........................................................................................... 73 Paragraaf 3 Opbouw van de opleidingen .......................................................................................... 79 Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleidingen ....................................................................... 82 Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleidingen ......................................... 83 Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleidingen ................................................................ 85 Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleidingen .................................... 85 Paragraaf 7a Schakelprogramma’s ................................................................................................... 90 Paragraaf 7b ...................................................................................................................................... 90 Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren ............................................................................. 94 Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding............................................................................................ 98 Paragraaf 10 Judicium Abeundi ......................................................................................................... 99 Paragraaf 11 Slotbepalingen ........................................................................................................... 100 Bijlagen Onderwijs- en ExamenRegeling ........................................................................................ 101 Reglement examencommissies Faculteit Educatie 2015-2016 voor de examencommissie van het Instituut voor Leraar en School (ILS) ..................................................................................... 102 HAN-reglement opleidingscommissies van de Bacheloropleidingen van de Faculteit Educatie 2015-2016. ........................................................................................................................................ 113 Regeling Tentamenbureau Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en school opleidingen tot leraar van de tweede graad (HAN) ................................................................................................ 117 Model-regeling Externe toezichthouders bij examens FED ....................................................... 135 Deel 3: Beschrijving van het onderwijs ........................................................................................ 139 Bijlage 1 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut .............................................. 147
1
Inleiding In dit opleidingsstatuut geven wij je informatie over de gang van zaken tijdens je studie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Je treft ook informatie aan over bijvoorbeeld de jaarplanning, uitgangspunten voor ons onderwijs, studieopbouw, ondersteunende faciliteiten, de examenregeling en de procedures met betrekking tot jouw rechtsbescherming. Volgens de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, artikel 7.59) dient een HBO-instelling een studentenstatuut vast te stellen en aan alle studenten bekend te maken. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (dus: de HAN) en het opleidingsspecifieke deel (dus: de opleiding), zie figuur 1. Het instellingsspecifieke deel - we noemen het studentenstatuut - bevat een beschrijving van jouw rechten en plichten, zoals die voortvloeien uit de wet, en een overzicht van de regelingen die jouw rechten beschermen: een beschrijving van de procedures voor bezwaar en beroep binnen de instelling; een beschrijving van de beroepsrechten die zijn ontleend aan de WHW en andere wettelijke regelingen, en; een beschrijving van aanvullende procedures die door de HAN zijn getroffen ter bescherming van jouw rechten. Dit instellingspecifieke deel kun je terugvinden op HAN Insite. Het opleidingsspecifieke deel – we noemen het verder het opleidingsstatuut (OS) – bestaat uit drie delen: 1.
Studiegids. In de studiegids vind je informatie over de opbouw van de opleiding en over de beroepstaken en competenties die in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes.
2.
Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens. Hier vind je met name de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en examens.
3.
Beschrijving van het onderwijs. In deel 3 vind je onder andere informatie over het curriculum van jouw opleiding, de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van jouw opleiding. De informatie in dit deel hoort bij de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van het opleidingsstatuut is gepresenteerd.
2
Figuur 1 Studentenstatuut en Opleidingsstatuut
Algemene bepalingen Dit statuut is het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 lid 4 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hierna te noemen opleidingsstatuut. Dit opleidingsstatuut is van toepassing op de opleidingen Opleiding tot leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad biologie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Duits, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad economie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Engels, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Frans, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad geschiedenis, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad natuurkunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Nederlands, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad pedagogiek, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad scheikunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad wiskunde, hierna te noemen de opleidingen, in het studiejaar 2015-2016. In dit opleidingsstatuut zijn jouw rechten en plichten enerzijds en van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen anderzijds zo goed mogelijk vastgelegd. Dit opleidingsstatuut omvat onder andere een beschrijving van de studieopbouw en de ondersteunende faciliteiten die je door de instelling worden aangeboden, de vastgestelde onderwijs- examenregeling en de procedures voor je rechtsbescherming in aanvulling op die van de instelling. Dit opleidingsstatuut is vastgesteld bij besluit van de faculteitsdirectie van 10 juli 2015. De faculteitsraad heeft op 10 juli 2015 ingestemd met de tekst van het opleidingsstatuut. Wijzigingen van dit opleidingsstatuut worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het opleidingsstatuut, of één van de daarin opgenomen reglementen, niet ten nadele van studenten beïnvloeden.
3
De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van dit opleidingsstatuut, de daarin opgenomen reglementen en van eventuele wijzigingen van deze documenten. Een belangstellende kan het opleidingsstatuut raadplegen op insite HAN en op de website van de HAN.
4
Deel 1a: Studiegids opleiding tot leraar van de 2de graad voltijd
5
1. Studeren bij het Instituut voor Leraar en School, HAN ILS 1.1.
Het Instituut voor Leraar en School en de Faculteit Educatie
Het Instituut voor Leraar en School, het ILS, omvat 12 lerarenopleidingen en de opleiding opleidingskunde. Het ILS maakt deel uit van de Faculteit Educatie. De Faculteit Educatie verzorgt de bachelor bij de HAN op het gebied van onderwijs en opleiden. In het kennisnetwerk van de Faculteit Educatie leren vak- en instituutsdocenten, didactici, trainers, lectoren, onderwijskundigen, opleidingskundigen, onderzoekers, practici uit het veld én studenten van elkaar en met elkaar. Afdelingen van de Faculteit Educatie zijn: Instituut voor Leraar en School: lerarenopleidingen voortgezet onderwijs en Opleidingskunde Instituut HAN Pabo: Pabo Nijmegen en Pabo Arnhem Kenniscentrum Kwaliteit van Leren: het Kenniscentrum ontwikkelt op basis van toegepast onderzoek kennis en instrumenten die bijdragen aan de kwaliteit van leren in de beroepspraktijk en in het bacheloren masteronderwijs van de hogeschool
1.2.
Het beroep leraar
Je hebt gekozen voor een opleiding waarin je wordt opgeleid voor het beroep van leraar. Het is een veelzijdig en breed beroep waarin je naast lesgeven en begeleiden ook allerlei andere taken hebt. Zo overleg je bijvoorbeeld ook met collega’s om te zorgen voor vakintegratie, voer je oudergesprekken en organiseer je school- en studiereizen voor de leerlingen. Je wordt opgeleid tot tweedegraads leraar om zowel in het voortgezet onderwijs (vo) als in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) werkzaam te kunnen zijn. Voortgezet onderwijs Het voortgezet onderwijs bereidt scholieren voor op de maatschappij in het algemeen en op vervolgstudies. Het omvat drie soorten onderwijs: - vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, alle niveaus en alle klassen. - havo: hoger algemeen vormend onderwijs, tweedegraads gebied is klas 1 t/m 3. - vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, tweedegraads gebied is klas 1 t/m 3. Middelbaar beroepsonderwijs Als tweedegraads leraar ben je bevoegd om in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), niveau 1, 2, 3 en 4 les te geven. In het middelbaar beroepsonderwijs, dat gegeven wordt in ROC’s/AOC’s 1, worden deelnemers opgeleid voor een beroep. Dit kan variëren van automonteur tot secretaresse, van zelfstandig werkend kok tot hovenier. Kortom, de variëteit aan mbo-opleidingen is erg groot. Startbekwaam: doorgroeimogelijkheden Door de taken die je uitvoert en de rollen die je vervult, maak je een brede ontwikkeling door. Je leert om les te geven, te begeleiden, te structureren, mee te denken in schoolontwikkeling en te communiceren met collega’s, werkveld en ouders. Dit zijn voorbeelden van taken/competenties die je ook kunt inzetten binnen andere functies, rollen en organisaties. Als leraar kun je ook doorgroeien naar andere functies in het onderwijs, bijvoorbeeld mentor, profielkeuzebegeleider, ict-coördinator, vakspecialist of decaan. Andere doorgroeimogelijkheden zijn richting het management, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijsorganisatie en onderwijsvernieuwing. Aanvullend op je tweedegraads lerarenopleiding zou je er voor kunnen kiezen een eerstegraads opleiding te volgen. Hierdoor ben je inzetbaar binnen een nog breder onderwijsveld, namelijk de bovenbouw van havo en vwo en het hbo. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen biedt op dit moment voor vier vakken een masteropleiding aan om een eerstegraads bevoegdheid te halen, namelijk de vakken Engels, Nederlands, economie en wiskunde. Kortom, met een baan in het onderwijs kun je verbreden en verdiepen.
1
Regionale opleidingscentra / Agrarische opleidingscentra 6
1.3.
Uitgangspunten voor het onderwijs
Het ILS leidt deskundige, creatieve en bevlogen leraren op die beschikken over gedegen kennis en een onderzoekende beroepshouding. De leraar die van het ILS komt streeft naar kwaliteit, is betrokken bij de ontwikkeling van de leerlingen en wil zich blijven ontwikkelen. Opleiden gebeurt in intensieve samenwerking met het werkveld. De lerarenopleidingen van HAN ILS zijn competentiegerichte hogere beroepsopleidingen. We vinden het van belang dat de je niet alleen kennis vergaart en nieuwe inzichten verwerft, maar ook leert om deze kennis toe te passen in beroepssituaties. Dit geven we op het ILS vorm door te werken met praktijkgerichte opdrachten en door in ons onderwijs een sterke verbinding te maken met het werkplekleren. Zowel tijdens de vak(didactiek)lessen als de lessen onderwijskunde, drama en logopedie (spreken voor de klas), werk je aan de verschillende competenties die vereist zijn voor het beroep van leraar. We stellen hoge eisen aan de toekomstige leraren; we leiden leraren op die hun handelen kunnen onderbouwen vanuit een theoretische basis en vanuit een eigen visie. Leraren die kunnen reflecteren op hun handelen en niet alleen startbekwaam, maar ook doorgroeibekwaam zijn. In de opleiding is aandacht voor ‘leren leren’. We verwachten daarbij dat je jouw leren in toenemende mate zelf leert sturen. Je bent als hbo-student mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van leren in de opleiding. We vragen daarbij van jou een actieve studiehouding, waarbij je leervragen stelt, aangeeft wat je nodig hebt om competenties te ontwikkelen en verantwoordelijkheid neemt voor jouw acties en resultaten en hierop reflecteert. Het onderwijs is zodanig ingericht dat in het begin van de opleiding je onderwijs strak gestructureerd en gepland is door de docenten. Naarmate de opleiding vordert, krijg je zelf steeds meer invloed op wat je gaat leren en hoe je gaat leren. Er wordt steeds meer zelfstandigheid van je verwacht. Bovendien neemt de complexiteit van taken en opdrachten in de loop van de opleiding toe. Middels studieloopbaanbegeleiding en door het bieden van keuzeruimte in de opleiding geven we je eigen voorkeuren, kenmerken en leerstijl de ruimte. Je kunt bijvoorbeeld in sommige onderwijseenheden kiezen uit verschillende opdrachten, in het werkplekleren kun je kiezen uit leerwerktaken en onderzoeksopdrachten. In de hoofdfase kies je een minor en in de eindfase krijg je meer ruimte om je eigen onderwijs in te richten en te werken aan jouw eigen leerdoelen.
1.4.
Sociale veiligheid op het ILS
Als student heb je een veilige leeromgeving nodig om jezelf te kunnen ontwikkelen tot leraar. Op het ILS besteden we aandacht aan het creëren van een dergelijke omgeving. We vinden het belangrijk dat zowel studenten als medewerkers tot hun recht komen in een veilige en open omgeving. Studenten en medewerkers nemen hierin gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Een specifiek voorbeeld van een activiteit waarin sociale veiligheid centraal staat, is ‘De week van de seksuele diversiteit’ die elk jaar op het programma staat van alle lerarenopleidingen.
1.5.
Aanwezigheid
Het aangaan van een opleiding betekent dat jij je ´contractueel´ verbindt met de opleiding van je keuze. Aanwezigheid in een beroepsopleiding is een vanzelfsprekendheid; je wordt geacht bij alle onderwijsactiviteiten aanwezig te zijn. Zomaar wegblijven bij onderwijsactiviteiten wordt niet geaccepteerd en is geen blijk van professioneel handelen.
7
2. Opbouw van de bacheloropleiding De basisindeling voor elke bacheloropleiding bestaat uit een major (210 studiepunten) en een minor (30 studiepunten). De major is de hoofdrichting van de opleiding waarin je de beroepscompetenties ontwikkelt. De major heeft een studielast van 3,5 jaar. De minor is het deel van de opleiding waarin je jouw beroepscompetenties verbreedt of verdiept om je in jouw beroepsuitoefening te kunnen profileren. De minor heeft een studielast van een half jaar.
2.1.
Structuur van de Major
De lerarenopleiding bestaat uit drie opleidingsfases met een oplopend niveau: 1. Propedeutische fase (niveau 1, propedeutische fase) Hier speelt oriëntatie op het beroep en de studie een belangrijke rol: past dit beroep en deze opleiding bij je? Je maakt kennis met de opleiding en doet je eerste ervaring op in de praktijk (de stage). Tevens is het propedeusejaar het moment voor ons om, onder andere op basis van je studieresultaten, te bepalen of je op je plek zit bij deze opleiding. Je krijgt daarom aan het einde van het propedeusejaar een studieadvies. Als je je propedeuse haalt, dan ben je hoofdfasebekwaam. 2. Hoofdfase (niveau 2, postpropedeutische fase) Als duidelijk is dat de opleiding en het beroep bij je passen, ga je door met de hoofdfase van de opleiding. In de hoofdfase vindt de verdieping op het vak plaats, zowel qua kennis als didactiek. In deze fase vinden twee stages plaats waarin het accent ligt op het lesgeven, begeleiden en ontwerpen van onderwijsactiviteiten. Als je de hoofdfase hebt afgerond, dan ben je eindfasebekwaam. 3. Eindfase (niveau 3, postpropedeutische fase) In de eindfase van de opleiding staat het afstuderen centraal met daarbij de eindstage. Het draait hierin om het zelfstandig functioneren als leraar. Als je de eindfase hebt behaald, dan ben je klaar om te starten op de arbeidsmarkt: je bent startbekwaam.
2.2.
Minor
In de minor verdiep of verbreed je jezelf. De keuze voor een minor wordt bepaald door jouw ambities en de mogelijkheden die je voor jezelf ziet of wilt creëren op de arbeidsmarkt. De meeste minoren worden als een blok in een semester aangeboden maar enkele ook als een lint. Dat laatste betekent dat de minor verspreid over het gehele studiejaar wordt aangeboden waardoor je deze kunt volgen naast andere studieactiviteiten. De HAN heeft een keuzeaanbod van meer dan 150 minoren. Wil je weten welke minoren er zijn? Bekijk dan de website van de (www.han.nl/minor). Wil je geen gebruik maken van het aanbod van de HAN, dan kun je er zelf een samenstellen (vrije minor) of een kiezen bij een andere hogeschool of universiteit. Op www.kiesopmaat.nl vind je een overzicht van minoren die worden aangeboden door alle aangesloten organisaties voor hoger onderwijs in Nederland. Een zelf samengestelde minor leg je, na overleg met je studieloopbaanbegeleider, altijd als vrije minor voor aan de examencommissie ter goedkeuring, zodat de kwaliteit van je keuze geborgd wordt. De meeste studenten van het ILS volgen in het tweede semester van leerjaar 3 een minor. Het ILS biedt (soms in samenwerking met andere opleidingen) de volgende minoren aan: Over de grenzen Rekenexpert Drama en theater in het onderwijs Vakverdieping geschiedenis International Teacher Programme Veldwerk en landschap De betekenisvolle leraar (specifiek voor deeltijd- Tweetalig primair onderwijs studenten) Het ILS biedt samen met het instituut Pabo de volgende minoren aan: Groepsleerkracht VMBO Onderwijskundig leiderschap Onderwijs in internationaal perspectief Het instituut Pabo biedt (soms in samenwerking met andere opleidingen) de volgende minoren aan: Kunst en cultuur Leren voor het leven Special Educational Needs Ruimte voor talent 8
Leerkracht basisonderwijs worden
Vernieuwingsonderwijs
De opleiding opleidingskunde biedt (soms in samenwerking met andere opleidingen) de volgende minoren aan: Trainen en coachen in organisaties Training und coaching In organisationen
2.3.
Afstudeerrichtingen
Elke lerarenopleiding van het ILS kent voor de voltijdstudenten die in studiejaar 2013-2014 of later instromen twee afstudeerrichtingen: de afstudeerrichting vmbo/mbo en de afstudeerrichting havo/vwo. De eindfase van de opleiding zal in het teken staan van de gekozen afstudeerrichting. De afstudeerrichting geeft een mogelijkheid tot verdieping in het vmbo/mbo werkveld of het havo/vwo werkveld. Je blijft echter breed bevoegd; dat wil zeggen dat je met het tweedegraads diploma nog steeds zowel in de onderbouw havo/vwo als in het vmbo en mbo-werkveld kunt werken, ongeacht de gekozen afstudeerrichting. Gedurende de opleiding word je uitgebreid geïnformeerd over deze afstudeerrichtingen.
9
3. De opleidingsstructuur 3.1.
Onderwijseenheden
Het onderwijsprogramma van de opleiding is opgebouwd uit onderwijseenheden. Een onderwijseenheid is een betekenisvolle eenheid waarin onderwijs rondom een bepaald thema uit de kennisbasis is gebundeld. In deel C van deze studiegids vind je een beschrijving van elke onderwijseenheid met de tentaminering daarbij. Elke onderwijseenheid bestaat uit verschillende elementen die we in de volgende paragrafen zullen toelichten.
3.2.
Beroepstaken, competenties en Dublindescriptoren
3.2.1. Beroepstaken Als leraar voer je verschillende taken uit: je ontwerpt en geeft les, begeleidt leerlingen, ontwerpt onderwijs, draagt bij aan de onderwijsorganisatie en ontwikkelt je vakdeskundigheid voor het door jou gekozen vak. Deze taken van een leraar noemen we beroepstaken. Op het ILS werken we met de volgende vijf beroepstaken: 1. Lesgeven en trainen in het vak/leergebied 2. Begeleiden van lerenden 3. Ontwerpen van leerarrangementen in het vak/leergebied 4. Bijdragen aan de onderwijsorganisatie 5. Ontwikkelen van vakdeskundigheid In elke onderwijseenheid werk je aan één of meerdere beroepstaken. We werken met een vaste studiepuntenverdeling van de centrale beroepstaken per opleidingsfase: Tabel 1: studiepuntenverdeling in het majorprogramma
1
Lesgeven (en trainen)
2
Begeleiden van lerende(n)
3
Ontwerpen van leerarrangementen 4 Bijdragen aan de onderwijsorganisatie 5 Ontwikkelen van vakdeskundigheid Totaal
Propedeuse 15 stp
Hoofdfase 15 stp
Eindfase 15 stp
Totaal
7,5 stp
15 stp
15 stp
37,5 stp
7,5 stp
15 stp
7,5 stp
30 stp
-
7,5 stp
7,5 stp
15 stp
30 stp
37,5 stp
15 stp
82,5 stp
60 stp
90 stp
60 stp
210stp
45 stp
Figuur 1: opleidingsstructuur HAN ILS 3.2.2. Competenties De zeven competenties voor leraren zijn vastgelegd in de wet BIO (beroepen in het onderwijs). Het gaat om: 1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk vakdidactisch competent 4. Organisatorisch competent 5. Competent in het samenwerken met collega’s 6. Competent in het samenwerken met de omgeving 7. Competent in reflectie en ontwikkeling.
10
Het ILS heeft de competenties met gedragsindicatoren uitgewerkt op de drie opleidingsniveaus zodat je weet wat je per opleidingsfase moet leren. Een uitwerking hiervan vind je in het boekje ‘De ruggengraat van de lerarenopleiding’. Binnen elke beroepstaak werk je aan verschillende competenties: Tabel 2: beroepstaken en competenties
X
X
X
X
X
X X
X
Competent in reflectie en ontwikkeling
Competent in het samenwerken met de omgeving
Competent in het samenwerken met collega’s
Organisatorisch competent
Vakinhoudelijk vakdidactisch competent
Pedagogisch competent
Interpersoonlijk competent
Beroepstaken Lesgeven en trainen in het vak/ leergebied Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen in het vak/leergebied Bijdragen aan de onderwijsorganisatie Ontwikkelen van vakdeskundigheid
SBL-competenties
Kennisbasis
X X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X X
3.2.3. Dublindescriptoren; professionele standaard De Dublindescriptoren beschrijven het hbo-niveau en zijn daarmee van belang om goed te kunnen volgen of jij je als student ontwikkelt op hbo-niveau. Het ILS heeft de Dublindescriptoren vertaald naar drie niveaus. Voor elke opleidingsfase wordt het hbo-niveau beschreven aan de hand van de thema’s: kennis verwerven en toepassen (inhoudelijk deskundig), communiceren en presenteren, meningen vormen (de eigenheid van de persoon) en reflecteren en doelgericht leren. Een uitgebreide omschrijving van de Dublindescriptoren op drie niveaus vind je in het boekje ‘De ruggengraat van de lerarenopleiding’, onderdeel professionele standaard.
3.3.
De vakspecifieke kennisbasis
De kennisbasis voor leraren is landelijk vastgelegd en beschrijft de kennisvereisten waarover een startbekwame leerkracht moet beschikken. De vakspecifieke kennisbasis omvat de beschrijving van vakspecifieke kennis die de startbekwame leraar minimaal moet hebben om aan het werk te kunnen in het onderwijs. Hierbij gaat het om ‘vakmanschap’. Op de website www.10voordeleraar.nl vind je voor elke opleiding de beschrijving van de kennisbasis. Landelijke kennistoets Studenten die in 2011 of later zijn gestart met de opleiding tot leraar van de 2de graad aardrijkskunde, economie, Engels, geschiedenis, natuurkunde, Nederlands en wiskunde moeten de landelijke kennistoets maken en met voldoende resultaat afsluiten. Studenten die in 2012 of later zijn gestart met de opleiding tot leraar van de 2de graad Duits, Frans, biologie en scheikunde moeten de landelijke kennistoets maken en met voldoende resultaat afsluiten.
3.4.
De generieke kennisbasis, onderwijskunde, drama en spreken voor de klas
De generieke kennisbasis (GKB) beschrijft de kennisbasiseisen op pedagogisch-didactisch niveau. Het gaat hier specifiek om het beroepsgebonden deel, ook wel ‘meesterschap’ genoemd. De generieke kennisbasis staat op de website www.10voordeleraar.nl. Deze kennisbasis is grotendeels ingebed in de onderwijseenheden van de leerlijn onderwijskunde/drama/spreken voor de klas van alle lerarenopleidingen van het HAN ILS. Een deel vindt plaats in de vakdidactische onderwijseenheden.
11
3.4.1.
Onderwijskunde
Alle negen domeinen van de generieke kennisbasis komen terug in het programma onderwijskunde, waarbij het domein ‘didactiek en leren’ (domein 2) in afstemming en/of samenwerking met de vakdidactici in de opleiding wordt uitgevoerd. De volgende drie vragen zijn richtinggevend bij het inrichten van het onderwijs en helpen de student inhoud te geven aan zijn leren: - Centrale vraag propedeuse fase: Wil en kan ik leraar worden? - Centrale vraag hoofdfase: Hoe wil ik mijn leraarschap invullen? - Centrale vraag eindfase: Wie ben ik als leraar? In alle fases van de opleiding wordt aansluiting gezocht bij het werkveld. In jaar 1 wordt een deel van het onderwijs samen met docenten van de opleidingsscholen vormgegeven en uitgevoerd op de scholen. In alle leerjaren worden leertaken uitgevoerd op de werkplek. Tevens voer je op de werkplek leerwerktaken uit die vaak ook onderwijskundig van aard zijn. 3.4.2. Drama Drama is een wezenlijk onderdeel van de opleiding. In de propedeuse staan oriëntatie en presentatie centraal. Je ontwikkelt verbale en non-verbale uitdrukkingsmogelijkheden. Er wordt gewerkt aan het bewust hanteren van expressief gedrag binnen het educatieve beroep. In de hoofdfase staan dramawerkvormen en interactie centraal. Hoe kun je interactie oproepen en begeleiden, welk gedrag zet je in en welk effect heeft dit op de leerling? Tevens leer je dramawerkvormen in twee verschillende settings toe te passen. Enerzijds binnen je vaklessen, anderzijds binnen mentorlessen (drama als middel om maatschappelijke thema´s aan de orde te stellen). Tot slot leer je met het ontwerpen en uitvoeren van een ‘digital story’ hoe je een verhaal gekoppeld aan je vak beeldend over kan brengen. 3.4.3. Spreken voor de klas (logopedie) Behalve vakinhoud is ook de wijze van lesgeven van belang. Een docent kan inhoudelijk en didactisch nóg zo bekwaam zijn, wanneer de leerlingen hun docent moeilijk verstaan of niet geboeid worden, dan is er geen sprake van een effectieve leeromgeving. In de praktijk blijkt dat veel docenten last krijgen van hun stem omdat ze die overbelasten, om dit te voorkomen worden alle studenten in het eerste of tweede studiejaar gescreend. Op verzoek kan dit ook eerder gebeuren. In het tweede studiejaar vindt er een training ‘spreken voor de klas’ plaats. Bovendien is het gedurende de hele opleiding voor iedere student mogelijk om extra logopedische ondersteuning te krijgen. Neem hiervoor contact op met Karin Bruens (
[email protected])
3.5.
Leerlijn onderzoeksvaardigheden
Doel van de leerlijn onderzoek is het ontwikkelen van een onderzoekende houding. De leerlijn onderzoeksvaardigheden is er daarom op gericht je te leren om praktijkgericht onderzoek te doen. Hiermee sluiten we aan bij onderzoeksvaardigheden die je reeds in het voortgezet onderwijs hebt geleerd bij bijvoorbeeld je profielwerkstuk, maar het accent verschuift naar het doen van onderzoek in de beroepspraktijk op hbo-niveau. De leerlijn is erop gericht om te leren (verbeteringen in) de onderwijspraktijk onderzoekend te benaderen. Onderzoeksmatig werken betekent hier onder andere dat je leert op een systematische wijze de beroepspraktijk te verkennen, problemen en vraagstukken in deze beroepspraktijk op een systematische manier te onderkennen en op zoek te gaan naar oplossingen om te komen tot suggesties voor verbetering van dezelfde praktijk. In de gehele leerlijn onderzoek staat het ontwikkelen van ‘de professionele leraar’ centraal. De professionele leraar is in staat de onderwijspraktijk, en die van van de organisatie waarin het onderzoek plaatsvindt, blijvend onderzoeksmatig te verbeteren. De leerlijn onderzoek kent de volgende opbouw: - Tijdens het eerste studiejaar ligt de nadruk op het aanleren van kennis over de onderzoekscyclus. Deze cyclus komt in iedere fase van de studie terug. Het onderzoek in jaar 1 is een ‘beschrijvend’ onderzoek waarin je leert op verschillende manieren gegevens te verzamelen. - In het tweede studiejaar komt de gehele cyclus terug, waarbij de nadruk ligt op het doen van ‘vergelijkend’ onderzoek. Aan de hand van bijvoorbeeld een vergelijking van leermaterialen ontdek je op systematische wijze overeenkomsten en verschillen en maak je een evaluatieve analyse.
12
-
-
In studiejaar 3 heeft het ontwerpgerichte aspect van praktijkgericht onderzoek de aandacht. Door het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van een nieuw te formuleren les of lessenreeks komt de focus te liggen op onderzoeksresultaten die dicht bij de onderwijspraktijk liggen. In studiejaar 4, de eindfase van de opleiding, wordt verwacht dat je in je afstudeeronderzoek alle fasen van het onderzoeksproces zelfstandig en planmatig doorloopt.
3.6.
Leerlijn leren en lesgeven met ict
Recht doen aan verschillen is in het onderwijs steeds belangrijker. Aan de hand van de leerlijn leren en lesgeven met ict werk je aan verschillende ict-competenties. Wij maken in de leerlijn onderscheid tussen “leren met ict als doel” en “leren met ict als middel”. Leren met ict als doel is gericht op het opleiden tot ict-geletterdheid als onderlegger voor de 21ste eeuwse competenties: bewust weten om te gaan met media- en informatievaardigheden. Leren met ict als middel betreft het deel van de leerlijn dat onder meer is gericht op het vormgeven van onderwijs dat recht doet aan verschillen tussen leerlingen door de inzet van ict: ict effectief weten in te zetten in lessituaties. De leraar als ontwerper speelt daarin een belangrijke rol. De lerarenopleidingen van HAN Pabo en het Instituut voor Leraar en School hebben de eindkwalificaties Leren en Lesgeven met ict gedefinieerd. Deze eindkwalificaties zijn ingedeeld in de volgende acht themagebieden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
instrumentele vaardigheden; informatievaardigheden; mediavaardigheden; opleiden tot ict-geletterde leerlingen; pedagogisch-didactisch gebruik van ict; ontwerpen van ict-rijke leerarrangementen; evalueren van ict-rijke leerprocessen; competenties om te leren en innoveren met ict.
Voor meer inspiratie kijk op www.ixperium.nl
3.7.
Werkplekleren
Het werkplekleren wordt aangestuurd vanuit de opleiding en de werkplek. Bij het werkplekleren werk je aan jouw leervragen. Samen met jouw begeleiders bekijk je welke doelen je wilt bereiken en welke activiteiten of leerwerktaken hierbij passen. In hoofdstuk 6 lees je meer over het werkplekleren.
3.8.
Internationalisering
Internationalisering van het onderwijs binnen het ILS levert een bijdrage aan het opleiden van beter en breder gekwalificeerde professionals die met een open blik de wereld inkijken. Het helpt je ook om als toekomstig docent goed te functioneren in de multiculturele beroepspraktijk en om te gaan met diversiteit. Het voornaamste doel is het opleiden van internationaal competente studenten die in staat zijn om toekomstige generaties voor te bereiden op een internationale leefomgeving. Samenwerken op internationaal niveau is verrijkend, inspirerend en zorgt ervoor dat je als leraar weet wat er speelt buiten de Nederlandse beroepscontext. Internationalisering is binnen het ILS op uiteenlopende wijze geïntegreerd in het curriculum. Die internationaliseringactiviteiten vinden plaats binnen bijna alle opleidingen en zijn divers van aard. Om een beeld te kunnen geven van de stand van zaken, wordt deze beschreven aan de hand van drie instrumenten voor internationalisering die de hogeschool hanteert. Dit zijn: Internationalisering in het curriculum (Internationalisation@home ) Bij het internationaliseren in het curriculum gaat het om activiteiten die vooral gericht zijn op de studenten binnen de instelling. Deze activiteiten zijn erop gericht een internationale leeromgeving te creëren. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan excursies naar buitenlandse scholen of contacten met collega’s van buitenlandse opleidingen.
13
Mobiliteit Mobiliteit is het verkeer van studenten en docenten naar en van partners buiten Nederland en is op te delen in uitgaande en inkomende mobiliteit. Hierbij horen ook activiteiten die ondernomen worden om internationale mobiliteit te bevorderen zoals studeren aan een buitenlandse universiteit of gastcolleges van of bij buitenlandse collega’s. Pas wanneer je in het buitenland bent, merk je hoe Nederlands je bent. Als je je eigen wortels kent, kun je vanuit je eigen kader naar andere culturen kijken. Je leert ook kritisch te reflecteren op je eigen identiteit als je dit vanuit een nieuwe interculturele context doet. Het ILS en de Pabo organiseren speciale studiereizen voor docenten en studenten naar Turkije en Marokko. Het International Office Educatie, dat de contacten in het buitenland voor het ILS verzorgt, bemiddelt samen met het Bureau Internationalisering ILS stage- en minorplaatsen voor studenten die een deel van hun studie in het buitenland willen doorbrengen. Het International Office richt zich daarbij op HAN-projecten zoals in Zuid Afrika (Theewaterskloof), India (Bangalore), Nicaragua (Managua, i.s.m. het Mondial College), Suriname (diverse plaatsen), Aruba (Oranjestad), Curaçao (Willemstad) en Nepal (Pokhara i.s.m. Stichting Maya), maar ondersteunt en begeleidt ook studenten die met andere organisaties op pad willen gaan en/of bij eigen initiatieven. Contact loopt altijd via de eigen opleiding en het Bureau Internationalisering van het ILS. Internationale projecten Bij internationale projecten gaat het om projecten die georganiseerd worden door buitenlandse partners en waaraan het ILS deelneemt. Dit zijn over het algemeen Europese projecten. Deze projecten betreffen dus niet het projectonderwijs dat deel uitmaakt van het curriculum. Docenten en studenten kunnen bijvoorbeeld ook participeren in internationale projecten vanuit het Europees Platform / Nuffic.
14
4. Toetsing en beoordeling 4.1.
Toetsstructuur
Tijdens de opleiding word je regelmatig beoordeeld. Er zijn twee manieren waarop je een onderwijseenheid kunt afronden en studiepunten kunt behalen: 4.1.1. Tentamen (met deeltentamens) De meeste onderwijseenheden worden afgesloten met een tentamen. Een tentamen is een onderzoek naar kennis, vaardigheden en/of attitude (competenties) behorende bij een onderwijseenheid. Een tentamen bestaat uit één of meerdere deeltentamens die verschillende vormen kunnen hebben: 1. Kennistoets Gericht op het vaststellen van het niveau van de student van beroeps- en vakgerichte kennis. 2. Vaardigheidstoets Gericht op het vaststellen of je over de gewenste vaardigheden beschikt of de bepaalde kennis en beroepsvaardigheden kan toepassen in praktijkgerichte opdrachten. Hierbij kan gedacht worden aan een practicum, een presentatie, een toets mondelinge taalvaardigheid, een miniles op de opleiding, etc. 3. Leertaak Gericht op het vaststellen of de student bepaalde kennis en beroepsvaardigheden kan toepassen in praktijkgerichte opdrachten. Een leertaak kan verschillende vormen hebben, maar is altijd een opdracht die een student naar aanleiding van het onderwijs op het ILS uitvoert. De uitvoering kan plaatsvinden tijdens het werkplekleren. 4. Dossier Een dossier is een verzameling van samenhangende kleine opdrachten die uiteindelijk samen als geheel beoordeeld worden. 5. Excursie Deelname aan een excursie en het maken van bijbehorende (verwerkings)opdrachten (of een vervangende opdracht indien niet aan de excursie kan worden deelgenomen). 6. Beoordeling werkplekleren De beoordeling van werkplekleren 1, 2(a/b) en 3. 7. Afstudeeronderzoek Gericht op het vaststellen of de student in staat is op zelfstandige wijze de praktijkgerichte onderzoekscyclus op HBO bachelorniveau kan doorlopen. 4.1.2. Integrale toets (met deeltoetsen) Bij integrale toetsing word je beoordeeld op het in samenhang kunnen toepassen van kennis, inzicht en vaardigheden bij het uitvoeren van beroepstaken. Er wordt beoordeeld of je integraal kunt handelen en denken en tevens inzicht hebt in de verbanden tussen beroepstaken onderling. Het integraal handelen kun je het beste aantonen tijdens het werkplekleren. De integrale toets is daarom altijd direct verbonden aan het werkplekleren van jaar 1, 3 en 4 (wpl1, wpl2B en wpl3 voor de voltijd en wpl1, wpl2 en wlp3 voor de deeltijd). De integrale toetsen vinden plaats op drie momenten/niveaus: 1. Integrale toets hoofdfasebekwaam: deze toets vindt plaats aan het einde van de propedeutische fase. 2. Integrale toets eindfasebekwaam: deze toets vindt plaats aan het einde van de hoofdfase. 3. Integrale toets startbekwaam: deze toets vindt plaats aan het einde van de eindfase. De integrale toets2 bestaat tenminste uit de deeltoets ‘portfoliobeoordeling integraal handelen niveau 1, 2 of 3’. Het portfolio wordt beoordeeld door een (of meerdere) examinator(en). Informatie over de integrale toets en in het bijzonder de deeltoets ‘portfoliobeoordeling integraal handelen niveau 1, 2 of 3’ vind je in de ‘Studentenhandleiding integrale toetsing’.
2
Overige deeltoetsen van de integrale toets kunnen dezelfde vorm hebben als de deeltentamens (zie paragraaf 4.1.1). 15
4.2.
De Onderwijs Examen Regeling (OER)
In de ‘Onderwijs Examen Regeling’(OER) zijn de regelingen met betrekking tot onderwijs en examens vastgelegd. De OER vind je op Insite-HAN ILS Onderwijs Rechten en plichten (OER/OS). In onderstaande subparagrafen lichten we beknopt enkele belangrijke aspecten toe.
4.3.
Aantal kansen per studiejaar
Je wordt per studiejaar twee keer in de gelegenheid gesteld om een deeltentamen/deeltoets te maken. De toetsperiodes staan vermeld in de beschrijvingen van de onderwijseenheden. Indien gebruik wordt gemaakt van de tweede kans, telt altijd het laatst behaalde cijfer (ook als dat cijfer lager is dan het eerder behaalde cijfer).
4.4.
Studieadvies propedeuse
4.4.1. Voorlopig negatief studieadvies In de loop van het eerste jaar krijg je een voorlopig negatief studieadvies indien je: - aan het einde van de tweede onderwijsperiode niet ten minste 22,5 studiepunten hebt behaald of - aan het einde van de derde onderwijsperiode niet ten minste 30 studiepunten hebt behaald. 4.4.2. Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving Uiterlijk aan het einde van je eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase ontvang je een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van je studie. - positief als je na één jaar 60 studiepunten hebt (je krijgt je propedeutisch getuigschrift) - voorlopig positief als je na één jaar minimaal 45, maar minder dan 60 studiepunten hebt behaald. - negatief als je na één jaar minder dan 45 studiepunten hebt behaald (maar eerder dat jaar geen voorlopig negatief advies hebt gehad). - bindend negatief als je na één jaar minder dan 45 studiepunten hebt behaald en je vooraf (minstens 40 werkdagen ervoor) een voorlopig negatief advies hebt gehad. In dit geval word je per direct uitschreven (bindend in die zin dat de HAN je niet meer zal herinschrijven voor dezelfde studierichting). Meer informatie over de regelingen omtrent de studieadviezen vind je in de onderwijs- en examenregeling (OER) paragraaf 5. 4.4.3. Afsluiten propedeuse Als je na één jaar minimaal 45 maar minder dan 60 studiepunten hebt behaald, blijf je propedeusestudent. Je kunt deelname aan het onderwijs in de postpropedeutische fase bespreken met je slb’er en besluiten aan bepaalde onderwijseenheden uit de hoofdfase deel te nemen. Je mag niet deelnemen aan de formele tentamens en je kunt dus geen studiepunten verwerven in de hoofdfase. Indien je dat wel wilt, dien je een verzoek aan de examencommissie te richten. Zie de OER voor de mogelijkheden.
4.5.
ILS-taaltoets
In je opleiding, gedurende je stages en later als leraar, is een goede taalvaardigheid van belang. Je moet veel verslagen schrijven, schriftelijk communiceren met je docenten en begeleiders, met leerlingen en met de ouders van leerlingen. Bovendien heb je als docent een voorbeeldfunctie. Alle ILS-studenten gestart in studiejaar 2012-2013 of later moeten voor het einde van de hoofdfase een bewijs halen dat hun taalvaardigheid voldoende is. Om je taalvaardigheid te beoordelen, nemen we in de hoofdfase van de opleiding een digitale taaltoets bij je af. Deze taaltoets bestaat uit 145 vragen. De precieze goedscore hangt af van het aantal twee- of meerkeuzevragen en van de moeilijkheidsgraad van de items. Daardoor is de cesuur per toets verschillend. We toetsen je op de volgende onderdelen: formuleren. spelling van werkwoorden; spelling van niet-werkwoorden; gebruik van leestekens; woordgebruik en woordenschat;
16
In het eerste jaar van de opleiding wordt de taaltoets als diagnostische toets aangeboden. Op die manier kunnen we vaststellen wat je instapniveau is. Daarnaast kunnen we zo bepalen welke bijspijkeractiviteiten er eventueel nodig zijn. Dyslexie Ook als je gediagnosticeerd bent als dyslectisch, moet je voor het behalen van de propedeuse bewijzen dat je voldoende taalvaardig bent om leraar te worden. Je legt net als de andere studenten de diagnostische taaltoets af en volgt een ILS-taalcursus en/of een cursus van het HAN-Talencentrum als blijkt dat je de diagnostische toets niet hebt gehaald. Na het volgen van de cursus(sen) doe je de toets nog een keer. Elke student heeft per studiejaar twee kansen om de ILS-taaltoets te halen. Als je een dyslexieverklaring hebt, heb je recht op verlenging van de tentamentijd en mag je in principe (digitale) hulpmiddelen gebruiken. Je moet daarvoor samen met je studieloopbaanbegeleider wel een aanvraag doen bij de examencommissie.
4.6.
Brongebruik en plagiaatcontrole
We vinden het belangrijk dat studenten leren om hun bronnen op een goede manier te verantwoorden. Meer informatie over correcte bronvermelding en het maken van een literatuurlijst etc. vind je op de website van het studiecentrum van de HAN (tabblad ‘verwerken en delen’). De docent, of ander persoon, die meent fraude te zien in het gedrag van een student omtrent tentaminering brengt dit ter kennis van de examencommissie. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude, bijvoorbeeld in de vorm van plagiaat. Ephorus, een online programma waarbij het werk van studenten gecontroleerd wordt op overnames, is daarbij een hulpmiddel. Ephorus spoort gelijkenis tussen teksten op. In Ephorus wordt een database van producten opgebouwd. Er wordt op die manier ook gecontroleerd of studenten geen werk gekopieerd hebben van studenten van voorgaande jaren. Binnen het ILS wordt Ephorus regelmatig gebruikt voor controle van bijvoorbeeld leertaken. De frauderegeling is opgenomen in de uitvoeringsregeling van de examencommissie van het ILS. In deze regeling zijn ook de, door de examencommissie opgestelde, mogelijke maatregelen bij fraude opgenomen.
4.7.
Examendata propedeuse en afstuderen studiejaar 2015-2016
In onderstaande tabel (tabel 3) vind je het overzicht van data voor de examenaanvraag, datering getuigschrift en de diploma-uitreikingen. Uiterlijke datum melden afstuderen bij examencommissie ILS
Datering getuigschrift. Bij afstuderen tevens de datum uitschrijving als student.
Vrijdag 18 september 2015
30 september 2015
Vrijdag 16 oktober 2015
30 oktober 2015
Vrijdag 20 november 2015
30 november 2015
Vrijdag 11 december 2015
31 december 2015
Vrijdag 22 januari 2016
29 januari 2016
Vrijdag 19 februari 2016
29 februari 2016
Vrijdag 25 maart 2016
31 maart 2016
Vrijdag 22 april 2016
29 april 2016
Vrijdag 20 mei 2016
31 mei 2016
Vrijdag 24 juni 2016
30 juni 2016
Vrijdag 8 juli 2016
31 juli 2016
Maandag 22 augustus 2016
31 augustus 2016
Uitreiking getuigschrift
Vrijdag 19 februari 2016
Vrijdag 8 juli 2016 Vrijdag 9 september 2016
17
Je meldt de examencommissie via
[email protected] uiterlijk op vrijdag voor een genoemde controledatum dat je wenst af te studeren. Je bent zelf verantwoordelijk voor de volledigheid van je Alluris-dossier. Als er iets niet klopt dien je dat bij de opleidingscoördinator aan te kaarten. Op de laatste dag van de maand van afstuderen dien je je af te melden bij Studielink. De datum van uitschrijving van de student is tevens de datum voor de datering van het getuigschrift. NB: Indien alle cijfers van propedeuse of postpropedeuse (hoofd- plus eindfase) 8 of meer zijn, dan krijgt een student op het propedeusegetuigschrift of diploma de vermelding cum laude.
18
5. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) 5.1.
Studieloopbaanbegeleiding op het ILS
De begeleiding rondom de monitoring en sturing op studievoortgang, persoonlijke en professionele ontwikkeling en beroepsvorming van studenten staat centraal met studieloopbaanbegeleiding. Met studieloopbaanbegeleiding is er aandacht voor de studie- en beroepskeuze, het zicht krijgen op de studieroute, de studievoorgang (studieresultaten en competentieverwerving), de verdere ontwikkeling in studiestrategie, loopbaancompetenties, persoonlijke ontwikkeling, en beroepsvorming. Elke student krijgt een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider informeert, adviseert en coacht zijn studenten. Van studenten wordt verwacht dat ze zich begeleidbaar op stellen en op zoek gaan naar oplossingen in situaties die daar om vragen.
5.2.
SLB-programma
Het SLB-programma bestaat uit individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten. De SLB-leergroep stelt samen met de studieloopbaanbegeleider en docenten per semester (twee periodes) het slb-programma vast. In overleg met elkaar wordt vastgesteld welke informatie, ondersteuning en begeleiding er nodig is om optimaal te studeren. De momenten voor de individuele gesprekken en de SLB-groepsbijeenkomsten worden geagendeerd en ingeroosterd.
5.3.
Loopbaanoriëntatie en beroepsvorming op het ILS
In de opleiding tot leraar van de tweede graad wordt een student opgeleid tot een docent die later ook zelf aan de slag gaat met loopbaanoriëntatie en beroepsvorming (LOB) in het voortgezet onderwijs en in het middelbaat beroepsonderwijs. Binnen meerdere facetten van de opleiding wordt er aandacht besteed aan LOB en wat er dan verwacht wordt aan begeleidingsvaardigheden, samenwerking met ouders, het vervolgonderwijs en het beroepenveld.
5.4.
Studentbegeleiding binnen HAN -ILS
Een student dient zo snel mogelijk contact op te nemen met zijn studieloopbaanbegeleider wanneer er sprake is van persoonlijke belemmeringen die zijn studievoortgang verstoren. De studieloopbaanbegeleider gaat het gesprek aan met de student wanneer deze het vermoeden heeft dat er sprake kan zijn van persoonlijke belemmeringen. De student wordt door de studieloopbaanbegeleider opgevangen en ondersteund. Het kan vervolgens zijn dat de studieloopbaanbegeleider een advies geeft over een mogelijke doorverwijzing naar de senior studieloopbaanbegeleiders, de vertrouwenspersoon, het Studiewisselpunt, extra begeleiding of coaching. De senior studieloopbaanbegeleider De studieloopbaanbegeleider kan de student doorverwijzen naar een senior studieloopbaanbegeleider. Een (senior-)slb’er heeft enerzijds expertise op het gebied van sociaal-emotionele begeleiding en anderzijds op het gebied van wet- en regelgeving die voor de student van belang is. Meer informatie over de taken van de senior slb’er vind je op de scholarsite Studieloopbaanbegeleiding. Extra coaching en begeleiding binnen het ILS Op het ILS wordt er extra coaching en begeleiding aangeboden wanneer een student wil werken aan zijn zelfvertrouwen, klassenmanagement, extra stagebegeleiding of studievaardigheden. De begeleiding kan een voorwaardelijk karakter hebben wanneer de opleiding dit aan de student adviseert. Elke student kan zich via de scholarsite Studieloopbaanbegeleiding inschrijven voor deze begeleiding. Het betreft: -
Begeleiding zelfvertrouwen Begeleiding klassenmanagement 19
-
5.5.
Coaching op studievaardigheden Systemisch gericht werken Extra stagebegeleiding
Studentbegeleiding Studie Expertise Centrum
Binnen het Studie Expertise Centrum (SEC) zijn campusdecanen, studentpsychologen, ombudsman, studentvertrouwenspersonen, medewerkers van het studiewisselpunt, studeren met een functiebeperking, instroommanagement en aansluitmanagement ondergebracht. Meer informatie over het SEC vind je op insite HAN. Campusdecaan Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijnsvoorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het campusdecanaat terecht als je:
Financiële problemen hebt ten gevolge van ziekte of bijzondere omstandigheden; Persoonlijke problemen hebt waardoor je niet goed kunt studeren en verwijzing nodig is; Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; Je wilt uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de campusdecanen de volgende website: https://www.han.nl/insite/campusdecanaat Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen de volgende website: http://www.han.nl/insite/vertrouwenspersoon Studiewisselpunt Studenten kunnen terecht bij het Studiewisselpunt als ze twijfelen over hun studiekeuze of als ze van studie willen veranderen. Contactpersoon voor het Studiewisselpunt is Piet-Hein de Bok. E-mailadres Studiewisselpunt Educatie:
[email protected] Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof. E:
[email protected]/
[email protected] T: 024-3530528/06-23228974 B: Bisschop Hamerhuis, kamer 006, Verlengde Groenestraat 75 in Nijmegen Studeren met een functiebeperking Studenten met een functiebeperking worden geadviseerd om dit aan te geven bij hun studieloopbaanbegeleider. Het is van belang dat er bij aanvang van de studie een gesprek plaatsvindt met de senior studieloopbaanbegeleider indien passende begeleiding en toetsing nodig is. Bij een functiebeperking denkt men vaak aan zichtbare functiebeperking, zoals doofheid, blindheid en motorische stoornissen. Maar ook bijvoorbeeld diabetes, ME, psychische stoornissen en dyslexie behoren hiertoe.
20
De HAN streeft ernaar dat ook studenten met een functiebeperking met succes de HBO-opleiding van hun keuze kunnen volgen. De studenten beschikken aan het einde van hun opleiding over gelijkwaardige competenties en hetzelfde kennisniveau als studenten zonder functiebeperking. Het doel ligt vast: een gelijkwaardig diploma. De weg naar dit doel kan verschillen. HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN VoorlichtingsCentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur T (024) 353 05 00 F (024) 344 97 94 E
[email protected]
5.6.
Rechtsbescherming en klachtenprocedure
Tegen genomen beslissingen die jou betreffen kun je beroep instellen bij het College van Beroep voor de examens of de Geschillenadviescommissie van de HAN. Gedetailleerde informatie vind je in het Studentenstatuut HAN. Als je een klacht hebt over iets wat jou aangaat en wat niet onder een van de regelingen over rechtsbescherming voor de student (zie studentenstatuut) valt, kun je een klacht indienen bij de instituutsdirectie. Het is hierbij wel verstandig om eerst contact op te nemen met diegene over wie je een klacht hebt. Daarnaast is het verstandig je studieloopbaanbegeleider (of de senior studieloopbaanbegeleider of vertrouwenspersoon) op de hoogte brengen van je klacht. Hij zal je meestal kunnen aangeven welke weg je het beste kunt bewandelen. Gedetailleerde informatie vind je in het Studentenstatuut HAN.
21
6. Werkplekleren (stages) voltijd In dit hoofdstuk vind je beknopte informatie over het werkplekleren. Aan het begin van het studiejaar ontvang je uitgebreidere informatie.
6.1.
Werkplekleren per opleidingsfase
In de voltijdopleiding is het werkplekleren, de stage, als volgt ingebouwd in het opleidingsprogramma: Propedeusefase Werkplekleren 1 (WPL 1) Hoofdfase Werkplekleren 2A (WPL 2A)
Werkplekleren 2B (WPL 2B)
Eindfase Werkplekleren 3 (WPL 3 Zelfstandige eindstage)
Stagedagen Stage: week 1 t/m 8 van periode 2 en week 1 t/m 8 van periode 3 op vrijdag.
Kern Oriëntatie op het beroep.
Stage: week 1 t/m 8 van periode 3 en week 1 t/m 8 van periode 4 op maandag en dinsdag.
Lesgeven/uitvoeren onderwijsactiviteiten en leerwerktaken Begeleiden klas bij les of onderwijsactiviteit. Ontwerpen van lessen/onderwijsactiviteiten.
Stage: eerste schoolweek na de zomervakantie tot de kerstvakantie op dinsdag en donderdag.
Lesgeven/uitvoeren onderwijsactiviteiten en leerwerktaken Begeleiden klas bij lessenserie of reeks onderwijsactiviteiten. Ontwerpen en uitvoeren van leerarrangementen met activerende werkvormen.
Stage: lint: heel schooljaar (ong. 40 weken) 5-6½ lessen (van 50’) maximaal 6 dagdelen, zo mogelijk in drie dagen (maandag, dinsdag, woensdag, donderdag)
Zelfstandig functioneren als docent: ontwikkelen en uitvoeren van onderwijs en het begeleiden van leerlingen.
Bij uitzondering: blok: half schooljaar (ong. 20 weken; 10-13 lessen) 4 dagen per week (maandag, dinsdag, woensdag, donderdag)
6.2.
Bij lintstage: Student voert meestal op school een (praktijk)onderzoek uit. Mogelijkheden (afhankelijk van de school) ”betaalde” lio-stage; zelfstandige eindstage met stagevergoeding; zelfstandige eindstage zonder vergoeding.
Schooltypen en begeleiding
In de relatie tussen het ILS en het werkveld bestaan er drie typen scholen: - (Academische) Opleidingsscholen begeleiden stagiairs. Ze zijn NVAO-gecertificeerd als opleidingsschool en zijn contractueel een partnerschap aangegaan met HAN ILS. Een deel van de opleiding wordt op school gerealiseerd. Je wordt begeleid door een schoolpracticumdocent (spd, ook wel werkplekbegeleider genoemd) met op de achtergrond een instituutsopleider (io) en een schoolopleider (so) - Samenwerkingsscholen begeleiden stagiairs. Ze hebben een "Keurmerk ILS en Samenwerkingsscholen" of vragen dit op korte termijn aan en er is een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Je wordt begeleid door een spd met op de achtergrond een io en een so - Stagescholen begeleiden stagiairs. Met deze scholen is geen speciaal contract gesloten; er is geen io of so aanwezig. Je wordt begeleid door de spd met op de achtergrond de instituutspracticumdocent (ipd). Voor een overzicht van opleidings- en samenwerkingsscholen zie: www.bureau-extern.nl → scholen.
6.3.
Bureau Extern
Je mag als student zelf geen stageplaatsen regelen. Bureau Extern draagt zorg voor werving van stageplaatsen en voor de plaatsing van studenten. Plaatsing verloopt als volgt: - Bureau Extern ontvangt van de stagecontactpersoon van je opleiding per stagetype een overzicht van voor de stage toelaatbare studenten. 22
-
-
-
Je ontvangt op je HAN-emailadres een stageaanvraagformulier, je vult dat in, ondertekent het, scant het en mailt het Bureau–
[email protected]. Op dit aanvraagformulier geef je je voorkeuren op. Informatie over scholen is te vinden op www.bureau-extern.nl scholen schoolprofielen en onderzoeksprofielen. Op het aanvraagformulier onderteken je ook een stagecontract (zie: www.bureau-extern.nl Stages Algemeen stages Stagecontract). Lio’s vragen bij Bureau Extern een apart formulier aan voor het tekenen van een leerarbeidsovereenkomst. Bureau Extern plaatst de studenten op de beschikbare stageplaatsen, daarbij zoveel mogelijk rekening houdend met hun voorkeur en de reistijd. De reistijd tussen het (Nederlandse) station dat het dichtst bij het woonadres ligt en de stageschool is maximaal 1,5 uur. Bureau Extern spreekt de plaatsing door met de stagecontactpersoon van je opleiding; deze wordt zo nodig aangepast. Daarna ben je definitief geplaatst. Bureau Extern informeert scholen, studenten, stagecontactpersonen en de io’s/so’s over de plaatsing. Na plaatsing neem je zo snel mogelijk contact op met de school.
6.4.
Stagecontactpersoon
Elke opleiding van het ILS heeft een stagecontactpersoon. Deze is op de hoogte van de planning en de procedures, de toelatingseisen en de afspraken rond stages. De stagecontactpersoon houdt nauw contact met Bureau Extern.
6.5.
Toelatingseisen voor stages
De toelatingseisen voor de stages zijn als volgt: Werkplekleren 1: Werkplekleren 2A: Werkplekleren 2B: Werkplekleren 3*:
je hebt te kennen gegeven je definitief te willen oriënteren op het onderwijs en hebt de verplichte voorbereidingen getroffen. je hebt een propedeuse of je hebt nog geen propedeuse maar wel een voldoende beoordeling voor WPL1 en toestemming om tentamens van de hoofdfase te doen. je hebt een voldoende beoordeling voor WPL2A. Je hebt de Integrale Toets van de Hoofdfase in studiejaar 3 met een voldoende afgesloten en 180 studiepunten behaald (150 studiepunten bachelor en 30 studiepunten minor).
* Omdat je voor wpl3 (met een start direct na de zomervakantie) al in mei op een school geplaatst wordt, wordt de volgende procedure gehanteerd: 1. Als je op 1 mei 150 studiepunten hebt verzilverd en naar het oordeel van de slb’er goed op weg bent om voor het einde van het schooljaar 180 studiepunten te behalen, ben je toelaatbaar tot wpl3. 2. Als je op buitenlandstage gaat, geldt een aangepaste regeling. Je bent toelaatbaar tot wpl3 wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan: a. Je hebt alle kennistoetsen behaald. b. Je zal naar de inschatting van je slb’er aan de Integrale Toets Hoofdfase kunnen voldoen; hiertoe voer je vóór je vertrek naar het buitenland een groenlichtgesprek met je slb. c. Je draagt er zorg voor dat voor 1 april je digitaal portfolio op orde is. d. Je digitaal portfolio is voor 1 mei door de opleiding goedgekeurd. e. Je vraagt je Integrale Toets Hoofdfase in juni aan en sluit die toets met een voldoende beoordeling af. Als je deze toets later afsluit, is je stageplaats in augustus niet gegarandeerd.
6.6.
Voorbereiding, uitvoering en beoordeling stages
Voorbereiding De instituutsdocent ondersteunt je bij de voorbereiding op het werkplekleren. Je ontwikkelt, in overleg met de instituutsdocent, een concept leerwerkplan. Zodra je leerwerkplan af is, plaatst de instituutsdocent een paraaf en mag je starten met het werkplekleren. De instituutsdocent stelt zo nodig de spd en de instituutsbegeleider op school (io/ipd) op de hoogte van jouw persoonlijke gegevens die van belang zijn om jou zo goed mogelijk te
23
kunnen begeleiden. Zo snel mogelijk na ontvangst van het plaatsingsbericht neem je contact op met de school: in eerste instantie met de so (op stagescholen direct met de spd, omdat daar geen so is). Uitvoering In overleg met de spd en/of het opleidingsteam (io so) ontwikkel je je leerwerkplan verder. Vier weken na de start van de stage lever je je leerwerkplan bij de instituutsdocent in, ondertekend door de spd. De spd en het opleidingsteam hebben periodiek contact over jouw functioneren in de stage. Beoordeling Halverwege elke stage vindt een tussenbeoordeling plaats en aan het eind een eindbeoordeling. Je neemt als student zelf het initiatief tot beide beoordelingsgesprekken. Bij het gesprek is een lid van het opleidingsteam aanwezig. Voorafgaande aan het gesprek schrijf je een zelfevaluatie en schrijft de spd een woordrapport. In het gesprek wordt de beoordeling gegeven. Tot slot schrijf je een verslag van het beoordelingsgesprek. Spd, io en indien bij het gesprek aanwezig - de so (op stagescholen: spd+ ipd), ondertekenen de beoordelingsformulieren. Een getailleerd overzicht van procedures rond de stages staat op de website van Bureau Extern. Op de pagina www.bureau-extern > Stages > Algemeen stages > Documenten vind je alle informatie zoals stagekaarten en beoordelingsformulieren.
6.7.
Begeleiding op de school
De eerste begeleider bij het werkplekleren van een student is de spd. Deze wordt ondersteund door het opleidingsteam (io + so) of een ipd. In opleidings- en samenwerkingsscholen is er een opleidingsteam, dat de volgende taken heeft ten aanzien van het begeleiden en beoordelen van studenten op de werkplek: - de io/so ziet toe op de kwaliteit van de begeleiding en beoordeling van stagiairs op de werkplek, en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering, de io is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de begeleiding en de beoordeling vanuit het ILS; - de io/so ziet toe op de eerste opvang van stagiairs in de school; - de io/so ziet toe op de communicatie over de kwaliteit van het leerwerkplan en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering; de io is minimaal op de hoogte van het verloop en de resultaten van de evaluatie - de io/so ziet toe op de kwaliteit van de tussen- en eindevaluatie en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering.. - de io of de so is aanwezig bij beoordelingsgesprekken; de io is examinator voor HAN ILS. Bij stagescholen bezoekt een ipd (instituutspracticumdocent) minstens eenmaal per stage de student.
6.8.
Contracten
Met scholen is een mantelcontract afgesloten waaronder alle stagiairs vallen: hierin staan rechten en plichten vermeld en zijn de verzekeringen geregeld. De tekst van het mantelcontract is te vinden op www.bureau-extern.nl Stages Algemeen Stages stagecontract. Je onderschrijft dit mantelcontract door een aanvraagformulier voor een bepaalde stage te ondertekenen. Voor lio’s (met een aanstelling aan een school en een leerarbeidsovereenkomst) wordt per individuele student een leerarbeidsovereenkomst getekend door school, instituutsdocent en student. Formulieren voor de leerarbeidsovereenkomst worden door Bureau Extern verstrekt.
24
7. Werkplekleren (stages) Kopopleiding In dit hoofdstuk vind je beknopte informatie over het werkplekleren. Aan het begin van het studiejaar ontvang je uitgebreidere informatie.
7.1.
Werkplekleren per opleidingsfase
In de voltijdopleiding is het werkplekleren, de stage, als volgt ingebouwd in het opleidingsprogramma: Hoofdfase Werkplekleren deel 1 (WPL 2)
Eindfase Werkplekleren deel 2 (WPL 3 Zelfstandige eindstage)
7.2.
Stage: periode 1 + 2 van 07/09/2015 t/m 29/01/2016 niet op maandag en niet op een ander nader te bepalen dagdeel. Vier dagdelen stage per week.
Lesgeven/uitvoeren onderwijsactiviteiten en leertaken Begeleiden klas bij les of onderwijsactiviteit. Ontwerpen van lessen/onderwijsactiviteiten.
Stage: periode 3 + 4 vanaf 1 februari 2016 tot aan de zomervakantie
Zelfstandig functioneren als docent: ontwikkelen en uitvoeren van onderwijs en het begeleiden van leerlingen. Mogelijkheden (afhankelijk van de school) ”betaalde” lio-stage; zelfstandige eindstage met stagevergoeding; zelfstandige eindstage zonder vergoeding.
Zes dagdelen per week.
Schooltypen en begeleiding
In de relatie tussen het ILS en het werkveld bestaan er drie typen scholen: - (Academische) Opleidingsscholen begeleiden stagiairs. Ze zijn NVAO-gecertificeerd als opleidingsschool en zijn contractueel een partnerschap aangegaan met ILS-HAN. Een deel van de opleiding wordt op school gerealiseerd. Je wordt begeleid door een schoolpracticumdocent (spd, ook wel werkplekbegeleider genoemd) met op de achtergrond een instituutsopleider (io) en een schoolopleider (so) - Samenwerkingsscholen begeleiden stagiairs. Ze hebben een "Keurmerk ILS en Samenwerkingsscholen" of vragen dit op korte termijn aan en er is een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Je wordt begeleid door een spd met op de achtergrond een io en een so - Stagescholen begeleiden stagiairs. Met deze scholen is geen speciaal contract gesloten; er is geen io of so aanwezig. Je wordt begeleid door de spd met op de achtergrond de instituutspracticumdocent (ipd). Bij de kopopleiding is dit de SLB. Voor een overzicht van opleidings- en samenwerkingsscholen zie: www.bureau-extern.nl → scholen.
7.3.
Bureau Extern
Voor de pedagogiek studenten geldt dat bureau Extern stageplaatsen voor de eerste 30 aangemelde pedagogiekstudenten regelt; de overige studenten zoeken in overleg zelf een stageplaats. Voor de overige studenten geldt dat Bureau Extern een stage zoekt voor studenten die zich voor 1 juni hebben aangemeld. Bureau Extern zoekt alleen een stage voor studenten die een stage zoeken binnen het werkgebied van de HAN. Plaatsing verloopt als volgt: - Bureau Extern ontvangt van de stagecontactpersoon van je opleiding per stagetype een overzicht van voor de stage toelaatbare studenten. - Je ontvangt op je emailadres een stageaanvraagformulier, je vult dat in, ondertekent het, scant het en mailt het Bureau–
[email protected]. - Op dit aanvraagformulier geef je je voorkeuren op. Informatie over scholen is te vinden op www.bureau-extern.nl scholen schoolprofielen en onderzoeksprofielen. - Op het aanvraagformulier onderteken je ook een stagecontract (zie: www.bureau-extern.nl Stages Algemeen stages Stagecontract). Lio’s vragen bij Bureau Extern een apart formulier aan voor het tekenen van een leerarbeidsovereenkomst. - Bureau Extern plaatst de studenten op de beschikbare stageplaatsen, daarbij zoveel mogelijk rekening houdend met je voorkeur en de reistijd. De reistijd tussen het (Nederlandse) station dat het dichtst bij het woonadres ligt en de stageschool is maximaal 1,5 uur met het OV.
25
-
Bureau Extern spreekt de plaatsing door met de stagecontactpersoon van je opleiding; deze wordt zo nodig aangepast. Daarna ben je definitief geplaatst. Bureau Extern informeert scholen, studenten, stagecontactpersonen en de io’s/so’s over de plaatsing. Na plaatsing neem je zo snel mogelijk contact op met de school. Studenten die zelf een stageplaats zoeken, krijgen van Bureau Extern te horen welke scholen al bezet zijn.
7.4.
Stagecontactpersoon
Elke opleiding van het ILS heeft een stagecontactpersoon. Deze is op de hoogte van de planning en de procedures, de toelatingseisen en de afspraken rond stages. De stagecontactpersoon houdt nauw contact met Bureau Extern. Voor de kopopleiding is dit de coördinator van de opleiding.
7.5.
Toelatingseisen voor stages
De toelatingseisen voor de stages zijn als volgt: Werkplekleren 2: Werkplekleren 3:
7.6.
Elke tot de kopopleiding toegelaten student is automatisch toegelaten tot wpl2 Voldoende beoordeling voor WPL2
Voorbereiding, uitvoering en beoordeling stages
Voorbereiding De instituutsdocent ondersteunt je bij de voorbereiding op het werkplekleren. Je ontwikkelt, in overleg met de instituutsdocent, een concept leerwerkplan. Zodra je leerwerkplan af is, plaatst de instituutsdocent een paraaf en mag je starten met het werkplekleren. De instituutsdocent stelt zo nodig de spd en de instituutsbegeleider op school (io/ipd) op de hoogte van jouw persoonlijke gegevens die van belang zijn om jou zo goed mogelijk te kunnen begeleiden. Uitvoering In overleg met de spd en/of het opleidingsteam ( io en so) ontwikkel je je leerwerkplan verder. Vier weken na de start van de stage lever je je leerwerkplan bij de instituutsdocent in, ondertekend door de spd. De spd en het opleidingsteam hebben periodiek contact over jouw functioneren in de stage. Beoordeling Halverwege elke stage vindt een tussenbeoordeling plaats en aan het eind een eindbeoordeling. Je neemt als student zelf het initiatief tot (het plannen van) beide beoordelingsgesprekken. Bij het gesprek is een lid van het opleidingsteam aanwezig. Voorafgaande aan het gesprek schrijf je een zelfevaluatie en schrijft de spd een woordrapport. In het gesprek wordt de beoordeling gegeven. Tot slot schrijf je een verslag van het beoordelingsgesprek. Spd, io en - indien bij het gesprek aanwezig - de so (op stagescholen: spd+ ipd), ondertekenen de beoordelingsformulieren. Een getailleerd overzicht van procedures rond de stages staat op de website van Bureau Extern. Op de pagina www.bureau-extern > Stages > Algemeen stages > Documenten vind je alle informatie zoals stagekaarten en beoordelingsformulieren.
7.7.
Begeleiding op de school
De eerste begeleider bij het werkplekleren van een student is de spd. Deze wordt ondersteund door het opleidingsteam (io + so) of een ipd. In opleidings- en samenwerkingsscholen is er een opleidingsteam, dat de volgende taken heeft ten aanzien van het begeleiden en beoordelen van studenten op de werkplek: - de io/so ziet toe op de kwaliteit van de begeleiding en beoordeling van stagiairs op de werkplek, en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering, de io is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de begeleiding en de beoordeling vanuit het ILS; - de io/so ziet toe op de eerste opvang van stagiairs in de school;
26
-
de io/so ziet toe op de communicatie over de kwaliteit van het leerwerkplan en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering; de io is minimaal op de hoogte van het verloop en de resultaten van de evaluatie; de io/so ziet toe op de kwaliteit van de tussen- en eindevaluatie en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering; de io of de so is aanwezig bij beoordelingsgesprekken; de io is examinator voor ILS-HAN.
Bij stagescholen bezoekt een ipd (instituutspracticumdocent) minstens eenmaal per stage de student.
7.8.
Contracten
Met scholen is een mantelcontract afgesloten waaronder alle stagiairs vallen: hierin staan rechten en plichten vermeld en zijn de verzekeringen geregeld. De tekst van het mantelcontract is te vinden op www.bureau-extern.nl Stages Algemeen Stages stagecontract. Je onderschrijft dit mantelcontract door een aanvraagformulier voor een bepaalde stage te ondertekenen. Voor lio’s (met een aanstelling aan een school en een leerarbeidsovereenkomst) wordt per individuele student een leerarbeidsovereenkomst getekend door school, instituutsdocent en student. Formulieren voor de leerarbeidsovereenkomst worden door Bureau Extern verstrekt.
27
8. Kwaliteitszorg op HAN ILS Binnen ILS werken we continu aan de kwaliteit van ons onderwijs. Het uitgangspunt hiervoor is het wettelijk vastgestelde accreditatiekader (www.nvao.net) en het HAN kwaliteitszorgkader voor bacheloropleidingen. Om de kwaliteit van ons onderwijs te monitoren en te verbeteren vragen wij geregeld jouw mening over het onderwijs. Bijvoorbeeld door middel van docentenevaluaties, studentenberaden, de evaluatie werkplekleren, minorevaluaties en de Nationale Studenten Enquête (NSE). Hieronder worden de belangrijkste evaluatie-instrumenten toegelicht.
8.1.
Docentenevaluaties
Een aantal keren per jaar word je uitgenodigd om een evaluatie over je docenten in te vullen na afloop van een semester/periode. Op basis van enkele items en tips en tops, kan iedere docent zijn lesgeven verder ontwikkelen en verbeteren. Nieuwe docenten worden na elke periode geëvalueerd, de andere docenten een of twee keer per jaar. De resultaten van deze evaluaties worden besproken tijdens functionerings- en beoordelingsgesprekken tussen de docent en zijn leidinggevende. Dit maakt dat het voor docenten van belang is dat je de evaluaties invult en constructieve feedback geeft.
8.2.
Onderwijsevaluaties
Om het onderwijsprogramma van de opleiding inhoudelijk te verbeteren of bij te stellen, evalueren de opleidingen na afloop van een onderwijseenheid het onderwijs. De ene opleiding doet dit middels een gesprek, de andere middels tips en tops op post-its of een korte digitale enquête. De resultaten van deze evaluatie worden vervolgens in de opleiding of het owe-team besproken. Als er aanleiding toe is, wordt het onderwijs naar aanleiding van de feedback herzien. Vraag gerust je docent of opleidingscoördinator naar de verbeteracties!
8.3.
Studentenberaden per opleiding en ILS-brede lunch-/soepbijeenkomsten
Twee keer per jaar wordt er door de opleiding een studentenberaad gehouden. Vanuit de opleiding wordt je gevraagd om mee te denken over het onderwijs. Hier kun je zelf punten aandragen die je goed vindt of waarvan je vindt dat ze verbeterd moeten worden. Tevens worden er in het najaar bijeenkomsten voor studenten met het managementteam en opleidingscoördinatoren (lunch-/soepbijeenkomsten) georganiseerd, input voor dit gesprek betreffen de uitkomsten van de Nationale Studenten Enquête. Daarnaast kun je allerhande onderwerpen ter tafel brengen en vragen stellen aan het managementteam. De uitkomsten van beide beraden worden in het sectieoverleg besproken en zo nodig worden er verbeteracties geformuleerd. Deze verbeteracties worden in de nieuwsbrief van de opleiding of op scholar gepubliceerd.
8.4.
Evaluatie werkplekleren
Het werkplekleren vormt een aanzienlijk onderdeel van onze lerarenopleidingen. Daarom evalueren we het werkplekleren middels een vragenlijst die je ontvangt na afloop van het werkplekleren. Hierin word je bevraagd op zowel ervaringen m.b.t. de school waar je stage loopt, als de opleiding. Op die manier krijgen zowel de scholen als het ILS feedback van hun stagiairs over de begeleiding en beoordeling van het werkplekleren en de aansluiting tussen de activiteiten op het instituut en op de stageschool. Naar aanleiding van deze informatie worden zowel binnen het ILS, binnen de scholen als in gezamenlijk overleg tussen de scholen en het ILS verbeteracties geformuleerd.
8.5.
Minorevaluaties
Minoren worden apart geëvalueerd omdat er specifieke eisen aan gesteld worden. Ze moeten bijvoorbeeld verdiepend dan wel verbredend zijn en mogen niet te veel overlap hebben met de major. Elk jaar worden de ILS-minoren bijgesteld op basis van de ervaringen in het vorige jaar. Als je een minor volgt buiten het ILS is de kans groot dat je een enquête krijgt van de kwaliteitszorgcoördinator van de betreffende minor.
28
8.6.
Nationale Studenten Enquête
Je wordt één keer per jaar uitgenodigd deel te nemen aan de NSE (Nationale Studenten Enquête). Dit is een landelijke enquête over diverse aspecten van jouw opleiding. De uitkomsten van deze enquête worden gebruikt voor o.a. studiekeuzesites, voor managementafspraken binnen de HAN, maar ook voor prestatieafspraken tussen de HAN en het ministerie van OCW. De opleiding gebruikt de uitkomsten van de NSE als input voor het Team Ontwikkelplan (jaarlijks verbeterplan van de opleiding). Om meer zicht te krijgen in de uitkomsten (de cijfers) worden er per opleiding studentenberaden gepland (het gesprek) na de zomervakantie om de cijfers te duiden. Dit geeft de opleiding meer informatie over wat de cijfers betekenen en geeft handvatten voor het verbeteren van de opleiding.
8.7.
Terugkoppeling resultaten
Resultaten van de verschillende evaluaties worden teruggekoppeld via de monitoren in het gebouw, HANScholar, berichten in het studentenblad Studiaal, studentennieuwsbrieven en via je studieloopbaanbegeleider. Vraag hier zelf ook gerust naar bij je docenten! Voor vragen stuur een mail naar de beleidsmedewerker kwaliteitszorg
[email protected]
29
9. Informatievoorziening 9.1.
Het opleidingsstatuut
In het opleidingsstatuut (OS) vind je essentiële informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs in je opleiding. Je vindt er bijvoorbeeld gegevens over de uitgangspunten voor het onderwijs bij de HAN, de kenmerken en de programmering van het onderwijsaanbod in je opleiding, het toetsprogramma, de studieloopbaanbegeleiding, het portfolio en je persoonlijk ontwikkelingsplan, studentenvoorzieningen, organisatie van het domein Educatie, HAN-Jaarplanning, etc. Je vindt het opleidingsstatuut op Insite-HAN onderwijs en opleiden Faculteit Educatie onderwijs Rechten en plichten (OER en OS).
9.2.
Insite-HAN
Op de intranetomgeving van de HAN is vrijwel alle algemene (opleidings)informatie te vinden. Inloggen Ga naar www.han.nl/insite Log in met je HAN-account en wachtwoord. NB: Eerstejaars ontvangen rond 1 september informatie hoe een account aan te vragen. Subpagina’s Bij ‘mijn insite’ kies je voor ‘onderwijs en opleiden’. Je krijgt hier een keuzemenu waarin je o.a. kunt kiezen voor informatie over de gehele Faculteit Educatie als voor HAN ILS. Hier vind je algemene informatie over de faculteit of specifiek over het ILS. Kies je voor een specifieke opleidingssite (aardrijkskunde, geschiedenis, wiskunde, etc.), dan krijg je informatie die gericht is op de opleiding die je volgt.
9.3.
HAN-Scholar
HAN-Scholar is de elektronische leeromgeving van de HAN. Deze leeromgeving is ondersteunend aan het onderwijs en jouw leerproces. Veel onderwijsmaterialen zullen hier digitaal geplaatst worden. Je komt in de leeromgeving via de site: http://online.han.nl. HAN-Scholar is ook vanuit huis bereikbaar, je logt dan als volgt in: Inlognaam: stud\HANaccount Wachtwoord: wachtwoord van je HANaccount
9.4.
Alluris
In het HAN studie-informatiesysteem Alluris vind je jouw leerroute en studieresultaten. Je komt in Alluris door via insite-HAN ILS te kiezen voor ‘studieresultaten’.
9.5.
Overige informatievoorziening
Bureau Extern Bij Bureau Extern kun je terecht voor werkplekleren. Bureau Extern is het contactpunt voor werkplekleren. Meer informatie is te vinden op de website van bureau extern: www.bureau-extern.nl Monitoren hal Op de monitoren in de gangen vind je actuele informatie, aankondigingen, etc. Studiaal Studiaal is het tijdschrift gemaakt voor en door studenten van het ILS. Het Hogeschoolblad Sensor Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sensor vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sensor kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: www.snsr.nl.
30
10.Praktische informatie 10.1. Lesgebouw Het lesgebouw voor de lerarenopleidingen heet het I/O-gebouw en is gelegen aan de Kapittelweg. Bezoekadres: Faculteit Educatie Gebouw I/O Kapittelweg 35 6525 EN Nijmegen Postadres: Postbus 30011 6503 HN Nijmegen Centraal telefoonnummer: 024-353 0000 Openingstijden Gebouw en studiecentrum ma-do 8.00 - 22.00u vr 8.00 - 18.00u Restaurant ma-vr 8.00 - 16.00u Pub ma-do 11.00 - 19.00u vrij 11.00 - 24.00u Op nationaal erkende feestdagen en door HAN vastgestelde gebouwsluitingsdagen is het gebouw (inclusief restaurant, studiecentrum en pub) gesloten. Het I/O-gebouw is geheel rookvrij. Dit geldt ook voor de parkeergarage.
10.2. Lestijden en roosters Lessen kunnen beginnen om 8.00 uur, maar beginnen meestal om 8.45 uur. Lessen zijn altijd in (aaneengesloten) eenheden van 45 minuten. Pauzes zijn er van 10.15 tot 10.30 uur en van 15.00 tot 15.15 uur. De laatste leseenheid is van 21.15 tot 22.00 uur. Het lesrooster verandert elke nieuwe periode (9 of 10 lesweken). Het lesrooster wordt steeds vóór de aanvang van de periode via het intranet (insite-HAN) bekendgemaakt. (www.han.nl/insite onderwijs en opleiden Instituut voor leraar en school roosters)
10.3. Ziek melden Indien je ziek bent of om andere redenen niet in staat bent om naar de lessen te komen, dan moet je je afmelden via 024-3530000.
10.4. Verzekeringen De hogeschool heeft voor studenten (en personeel) de volgende verzekeringen afgesloten: - Aansprakelijkheidsverzekering - Ongevallenverzekering De volledige voorwaarden van bovengenoemde verzekeringen zijn te vinden op www.han.nl/insite/fez onder het kopje 'producten en diensten'. 31
In verband met diverse excursies en (buitenland)reizen wordt studenten dringend geadviseerd om een reis- en annuleringsverzekering af te sluiten.
10.5. RSI-preventie Vragen over RSI of RSI-klachten? - Kijk eens op de RSI-themasite van Insite HAN. De directe link is te vinden op het portal van Insite HAN. - Kijk ook eens op de website van RSI patiëntenvereniging: www.rsi-vereniging.nl - Neem contact op met je slb’er of de Arbocoördinator HAN. Namen en adressen van de arbocoördinator vind je op de Arbo-themasite van Insite HAN.
32
11. Interne organisatie HAN 11.1. Faculteiten, domeinen en instituten De HAN kent de volgende 4 faculteiten (werkmaatschappijen): Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT). De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het service bedrijf. Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat. De lerarenopleidingen van het ILS kennen de volgende opleidingsnamen: Opleiding tot leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad biologie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Duits, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad economie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Engels, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Frans, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad geschiedenis, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad natuurkunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Nederlands, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad pedagogiek, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad scheikunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad wiskunde, Daarnaast heeft elke faculteit een afdeling contractactiviteiten voor uitvoering van marktactiviteiten, zoals posthbo-opleidingen, korte cursussen, trainingen en advieswerkzaamheden. Ten slotte kent elke faculteit een aantal lectoraten en expertisecentra voor onderzoekswerkzaamheden in opdracht van bedrijven en instellingen. De ondersteunende diensten, zoals Studentzaken (SZ), ICT en Marketing, Communicatie en Voorlichting (MCV), zijn ondergebracht in het Service Bedrijf (SB).
11.2. Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau Examencommisie(leden) De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad en de associate degree graad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het model reglement examencommissie (deel 2 van dit opleidingsstatuut). Leden van de examencommissie HAN ILS: Fred Muijrers (voorzitter) Ingrid Vogels (secretaris en clusterlid Opleidingskunde) Sonja de Bruin (clusterlid M&M) Renée Heynen (clusterlid Exact) Roel van Lin (clusterlid Talen) Jeanne Brokx (extern lid) Tamara van Schilt-Mol (lid) Ambtelijk secretaris: Monique de Min
33
11.3. Medezeggenschap van studenten en medewerkers Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Je hebt opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie Op het ILS is er op instituutniveau een opleidingscommissie. Deze heeft geen instemmingsrecht maar adviseert wel over allerlei opleidingszaken, bijvoorbeeld over de onderwijs- en examenregeling en de uitvoering ervan. De opleidingscommissie bestaat uit evenveel docenten als studenten. Als student kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Contact:
[email protected] Zie ook het model reglement opleidingscommissie (deel 2 van opleidingsstatuut). Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten van de faculteit educatie. Als student kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat dan om beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de faculteit vallen. Contact:
[email protected] Medezeggenschapsraad (MR) Via de medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht. De instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Contact:
[email protected]
11.4. Kwaliteitszorg Systeem van kwaliteitszorg van het domein/instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. In hoofdstuk 7 heb je al kunnen lezen hoe het systeem van kwaliteitszorg op HAN ILS is ingericht. Beroepenveldcommissie(s); Werkveldadviescommissie Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens 4 maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de beroepenveldcommissie. De werkveld adviescommissie (WAC) bestaat uit de volgende leden: Naam Organisatie Aly Smelt
HAN ILS
Dominique Majoor
Radboud Docentenacademie
Edzo Meerman
Arentheem College
Elsbeth Veldpape
Artez
Hanneke Arpots
Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud
Hans Stolk
Vrije school zutphen
Jozef Geurtzen
Alemende College
34
Marion Krabbenborg
Dominicus College
Marion Verhaegh
Valuascollege
Peter Spoon
RSG Lingecollege
Régie Driessen
HAN ILS
Rudi Liebrand
Bureau Extern HAN ILS
Externe toezichthouder Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders te benoemen. De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) c. de organisatorische kwaliteit van het examen. De externe toezichthouder is: mevrouw dr. D. Joosten-ten Brinke
35
12.Voorzieningen 12.1. Studiecentrum De HAN beschikt over 5 studiecentra, 2 in Arnhem en 3 in Nijmegen. Hier kun je uitgebreid zoeken in papieren en digitale bronnen, of rustig werken aan een werkstuk of presentatie. De HAN studiecentra zijn meer dan mediatheken. Je kunt er natuurlijk zoeken in boeken, tijdschriften, naslagwerken en afstudeeropdrachten. Daarnaast heb je toegang tot dvd’s, cd’s, cd-roms, digitale informatiebronnen en streaming video. Op de volgende locaties kan van een studiecentrum gebruik worden gemaakt: Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum I/O gebouw; Kapittelweg 35, Nijmegen In het studiecentrum Educatie Nijmegen, in I/O aan de Kapittelweg 35, vind je een uitgebreide actuele collectie boeken, tijdschriften, methodematerialen, audiovisuele materialen en speel- leermaterialen voor het primair onderwijs, het voortgezet en middelbaar (beroeps)onderwijs en opleidingskunde. Daarnaast beschikt het studiecentrum over een groot aantal (computer)werkplekken, scanners, een smartboard, beeldschermen waarop je presentaties kunt verzorgen en natuurlijk printers en kopieerapparaten. Via onze website www.han.nl/studiecentra heb je toegang tot een grote online-collectie. Bij de tab ‘Zoeken en Vinden’ zijn online informatiebronnen beschikbaar, waaronder diverse databanken, tijdschriften en beeldmateriaal. Deze collectie is ook buiten de HAN te raadplegen met je HAN-account. Op vertoon van je collegekaart kun je boeken en andere materialen lenen. Dit kan ook bij de andere vijf locaties van de Studiecentra HAN in Arnhem en Nijmegen. Je collegekaart is ook nodig voor printen en kopiëren. Het Studiecentrum is van maandag tot en met donderdag geopend van 8.00 uur tot 22.00 uur en op vrijdag van 8.00 tot 18.00 uur.
12.2. Vraagpunt Kom je er even niet uit met Studielink? Wil je iets weten over het betalen van je collegegeld of hoe je je moet inschrijven voor een tentamen? Je kunt bij het Vraagpunt terecht voor: Machtigingsformulier ´betaling collegegeld´ Vragen over roosters en reservering van lokalen Informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten Uitgifte van propedeusecertificaten En nog veel meer Adres - Kamer Telefoon E-mail Openingstijden
Kapittelweg 35 te Nijmegen - E0.08 (024) 353 03 40
[email protected] Maandag t/m Donderdag van 9:00u tot 18:00u Vrijdag van 9:00u tot 16:00u
12.3. International Office HAN University of Applied Sciences arranges a number of international activities that are coordinated by our International Offices in Arnhem and Nijmegen. If you are an international student, HAN International Office is your main point of contact when you need information. International activities Our international activities vary from staff and student exchanges to developing joint degrees with partner universities. We also provide help and support for community projects in Africa and Eastern Europe. 36
The International Office staff will be ready to provide information and help with everything from arranging paperwork to personal matters for all international guests. As a student you can call on the International Offices for help with your Learning Agreement, as well as for any special requirements you may have regarding your stay at HAN. For more information and contact details, check the follow website: http://www.han.nl/insite/internationaloffice_english.
12.4. Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een ‘sportkaart’ aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han en www.han.nl/insite/studentenverenigingen
12.5. HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via onze afdeling vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/hanemployment
12.6. HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) HAN CvVO is een onderdeel van de HAN dat focust op activiteiten rondom valoriseren en ondernemerschap.
12.7. Arbobeleid voor studenten Wil je meer weten over regelgeving en voorzieningen voor studenten op het gebied van veiligheid en gezondheid? Kijk dan op Insite Arbo op de speciale pagina voor studenten: www.han.nl/insite/Service Bedrijf/Human Resources/Arbo/Studenten
12.8. HAN-talencentrum Bij het HAN-talencentrum kunnen studenten, medewerkers en externe partijen terecht voor al hun vertaalvragen en voor uiteenlopende cursussen, trainingen en workshops op het gebied van taalvaardigheid. We hebben een uitgebreid en gevarieerd aanbod met cursussen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. HAN-studenten ontvangen 30% korting op een cursus moderne vreemde taal. Daarnaast kunnen studenten bij het HAN-talencentrum terecht voor cursussen schrijven en spelling. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Bij de Taalkamer kun je als student terecht voor al je taalvragen. Er is onder andere een spreekuur waar je op in kunt tekenen als je behoefte hebt aan schrijfcoaching bij het schrijven van (afstudeer-)verslagen en scripties. Ook worden er workshops gegeven rond verschillende thema´s, zoals werkwoordspelling of zinsbouw. Daarnaast worden er kennisclips en online oefenmateriaal ontwikkeld. 37
Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/talencentrum
38
Deel 1b: Studiegids opleiding tot leraar van de 2de graad deeltijd
39
1. Studeren bij het Instituut voor Leraar en School, HAN ILS 1.1.
Het Instituut voor Leraar en School en de Faculteit Educatie
Het Instituut voor Leraar en School, het ILS, omvat 12 lerarenopleidingen en de opleiding opleidingskunde. Het ILS maakt deel uit van de Faculteit Educatie. De Faculteit Educatie verzorgt de bachelor bij de HAN op het gebied van onderwijs en opleiden. In het kennisnetwerk van de Faculteit Educatie leren vak- en instituutsdocenten, didactici, trainers, lectoren, onderwijskundigen, opleidingskundigen, onderzoekers, practici uit het veld én studenten van elkaar en met elkaar. Afdelingen van de Faculteit Educatie zijn: Instituut voor Leraar en School: lerarenopleidingen voortgezet onderwijs en Opleidingskunde Instituut HAN Pabo: Pabo Nijmegen en Pabo Arnhem Kenniscentrum Kwaliteit van Leren: het Kenniscentrum ontwikkelt op basis van toegepast onderzoek kennis en instrumenten die bijdragen aan de kwaliteit van leren in de beroepspraktijk en in het bacheloren masteronderwijs van de hogeschool
1.2.
Het beroep leraar
Je hebt gekozen voor een opleiding waarin je wordt opgeleid voor het beroep van leraar. Het is een veelzijdig en breed beroep waarin je naast lesgeven en begeleiden ook allerlei andere taken hebt. Zo overleg je bijvoorbeeld ook met collega’s om te zorgen voor vakintegratie, voer je oudergesprekken en organiseer je school- en studiereizen voor de leerlingen. Je wordt opgeleid tot tweedegraads leraar om zowel in het voortgezet onderwijs (vo) als in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) werkzaam te kunnen zijn. Voortgezet onderwijs Het voortgezet onderwijs bereidt scholieren voor op de maatschappij in het algemeen en op vervolgstudies. Het omvat drie soorten onderwijs: - vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, alle niveaus en alle klassen. - havo: hoger algemeen vormend onderwijs, tweedegraads gebied is klas 1 t/m 3. - vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, tweedegraads gebied is klas 1 t/m 3. Middelbaar beroepsonderwijs Als tweedegraads leraar ben je bevoegd om in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), niveau 1, 2, 3 en 4 les te geven. In het middelbaar beroepsonderwijs, dat gegeven wordt in ROC’s/AOC’s 3, worden deelnemers opgeleid voor een beroep. Dit kan variëren van automonteur tot secretaresse, van zelfstandig werkend kok tot hovenier. Kortom, de variëteit aan mbo-opleidingen is erg groot. Startbekwaam: doorgroeimogelijkheden Door de taken die je uitvoert en de rollen die je vervult, maak je een brede ontwikkeling door. Je leert om les te geven, te begeleiden, te structureren, mee te denken in schoolontwikkeling en te communiceren met collega’s, werkveld en ouders. Dit zijn voorbeelden van taken/competenties die je ook kunt inzetten binnen andere functies, rollen en organisaties. Als leraar kun je ook doorgroeien naar andere functies in het onderwijs, bijvoorbeeld mentor, profielkeuzebegeleider, ict-coördinator, vakspecialist of decaan. Andere doorgroeimogelijkheden zijn richting het management, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijsorganisatie en onderwijsvernieuwing. Aanvullend op je tweedegraads lerarenopleiding zou je er voor kunnen kiezen een eerstegraads opleiding te volgen. Hierdoor ben je inzetbaar binnen een nog breder onderwijsveld, namelijk de bovenbouw van havo en vwo en het hbo. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen biedt op dit moment voor vier vakken een masteropleiding aan om een eerstegraads bevoegdheid te halen, namelijk de vakken Engels, Nederlands, economie en wiskunde. Kortom, met een baan in het onderwijs kun je verbreden en verdiepen.
3
Regionale opleidingscentra / Agrarische opleidingscentra 40
1.3.
Uitgangspunten voor het onderwijs
Het ILS leidt deskundige, creatieve en bevlogen leraren op die beschikken over gedegen kennis en een onderzoekende beroepshouding. De leraar die van het ILS komt streeft naar kwaliteit, is betrokken bij de ontwikkeling van de leerlingen en wil zich blijven ontwikkelen. Opleiden gebeurt in intensieve samenwerking met het werkveld. De lerarenopleidingen van HAN ILS zijn competentiegerichte hogere beroepsopleidingen. We vinden het van belang dat de je niet alleen kennis vergaart en nieuwe inzichten verwerft, maar ook leert om deze kennis toe te passen in beroepssituaties. Dit geven we op het ILS vorm door te werken met praktijkgerichte opdrachten en door in ons onderwijs een sterke verbinding te maken met het werkplekleren. Zowel tijdens de vak(didactiek)lessen als de lessen onderwijskunde, drama en logopedie (spreken voor de klas), werk je aan de verschillende competenties die vereist zijn voor het beroep van leraar. We stellen hoge eisen aan de toekomstige leraren; we leiden leraren op die hun handelen kunnen onderbouwen vanuit een theoretische basis en vanuit een eigen visie. Leraren die kunnen reflecteren op hun handelen en niet alleen startbekwaam, maar ook doorgroeibekwaam zijn. In de opleiding is aandacht voor ‘leren leren’. We verwachten daarbij dat je jouw leren in toenemende mate zelf leert sturen. Je bent als hbo-student mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van leren in de opleiding. We vragen daarbij van jou een actieve studiehouding, waarbij je leervragen stelt, aangeeft wat je nodig hebt om competenties te ontwikkelen en verantwoordelijkheid neemt voor jouw acties en resultaten en hierop reflecteert. Het onderwijs is zodanig ingericht dat in het begin van de opleiding je onderwijs strak gestructureerd en gepland is door de docenten. Naarmate de opleiding vordert, krijg je zelf steeds meer invloed op wat je gaat leren en hoe je gaat leren. Er wordt steeds meer zelfstandigheid van je verwacht. Bovendien neemt de complexiteit van taken en opdrachten in de loop van de opleiding toe. Middels studieloopbaanbegeleiding en door het bieden van keuzeruimte in de opleiding geven we je eigen voorkeuren, kenmerken en leerstijl de ruimte. Je kunt bijvoorbeeld in sommige onderwijseenheden kiezen uit verschillende opdrachten, in het werkplekleren kun je kiezen uit leerwerktaken en onderzoeksopdrachten. In de hoofdfase kies je een minor en in de eindfase krijg je meer ruimte om je eigen onderwijs in te richten en te werken aan jouw eigen leerdoelen.
1.4.
Sociale veiligheid op het ILS
Als student heb je een veilige leeromgeving nodig om jezelf te kunnen ontwikkelen tot leraar. Op het ILS besteden we aandacht aan het creëren van een dergelijke omgeving. We vinden het belangrijk dat zowel studenten als medewerkers tot hun recht komen in een veilige en open omgeving. Studenten en medewerkers nemen hierin gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Een specifiek voorbeeld van een activiteit waarin sociale veiligheid centraal staat, is ‘De week van de seksuele diversiteit’ die elk jaar op het programma staat van alle lerarenopleidingen.
41
2. Opbouw van de bacheloropleiding De basisindeling voor elke bacheloropleiding bestaat uit een major (210 studiepunten) en een minor (30 studiepunten). De major is de hoofdrichting van de opleiding waarin je de beroepscompetenties ontwikkelt. De major heeft een studielast van 3,5 jaar. De minor is het deel van de opleiding waarin je jouw beroepscompetenties verbreedt of verdiept om je in jouw beroepsuitoefening te kunnen profileren. De minor heeft een studielast van een half jaar.
2.1.
Structuur van de Major
De lerarenopleiding bestaat uit drie opleidingsfases met een oplopend niveau: 4. Propedeutische fase (niveau 1, propedeutische fase) Hier speelt oriëntatie op het beroep en de studie een belangrijke rol: past dit beroep en deze opleiding bij je? Je maakt kennis met de opleiding en doet je eerste ervaring op in de praktijk (de stage). Tevens is het propedeusejaar het moment voor ons om, onder andere op basis van je studieresultaten, te bepalen of je op je plek zit bij deze opleiding. Je krijgt daarom aan het einde van het propedeusejaar een studieadvies. Als je je propedeuse haalt, dan ben je hoofdfasebekwaam. 5. Hoofdfase (niveau 2, postpropedeutische fase) Als duidelijk is dat de opleiding en het beroep bij je passen, ga je door met de hoofdfase van de opleiding. In de hoofdfase vindt de verdieping op het vak plaats, zowel qua kennis als didactiek. In deze fase vinden twee stages plaats waarin het accent ligt op het lesgeven, begeleiden en ontwerpen van onderwijsactiviteiten. Als je de hoofdfase hebt afgerond, dan ben je eindfasebekwaam. 6. Eindfase (niveau 3, postpropedeutische fase) In de eindfase van de opleiding staat het afstuderen centraal met daarbij de eindstage. Het draait hierin om het zelfstandig functioneren als leraar. Als je de eindfase hebt behaald, dan ben je klaar om te starten op de arbeidsmarkt: je bent startbekwaam.
2.2.
Minor
In de minor verdiep of verbreed je jezelf. De keuze voor een minor wordt bepaald door jouw ambities en de mogelijkheden die je voor jezelf ziet of wilt creëren op de arbeidsmarkt. De meeste minoren worden als een blok in een semester aangeboden maar enkele ook als een lint. Dat laatste betekent dat de minor verspreid over het gehele studiejaar wordt aangeboden waardoor je deze kunt volgen naast andere studieactiviteiten. De HAN heeft een keuzeaanbod van meer dan 150 minoren. Wil je weten welke minoren er zijn? Bekijk dan de website van de (www.han.nl/minor). Wil je geen gebruik maken van het aanbod van de HAN, dan kun je er zelf een samenstellen (vrije minor) of een kiezen bij een andere hogeschool of universiteit. Op www.kiesopmaat.nl vind je een overzicht van minoren die worden aangeboden door alle aangesloten organisaties voor hoger onderwijs in Nederland. Een zelf samengestelde minor leg je, na overleg met je studieloopbaanbegeleider, altijd als vrije minor voor aan de examencommissie ter goedkeuring, zodat de kwaliteit van je keuze geborgd wordt. De meeste studenten van het ILS volgen in het tweede semester van leerjaar 3 een minor. Het ILS biedt (soms in samenwerking met andere opleidingen) de volgende minoren aan: Over de grenzen Rekenexpert Drama en theater in het onderwijs Vakverdieping geschiedenis International Teacher Programme Veldwerk en landschap De betekenisvolle leraar (specifiek voor deeltijd- Tweetalig primair onderwijs studenten) Het ILS biedt samen met het instituut Pabo de volgende minoren aan: Groepsleerkracht VMBO Onderwijskundig leiderschap Onderwijs in internationaal perspectief Het instituut Pabo biedt (soms in samenwerking met andere opleidingen) de volgende minoren aan: Kunst en cultuur Leren voor het leven Special Educational Needs Ruimte voor talent Leerkracht basisonderwijs worden Vernieuwingsonderwijs 42
De opleiding opleidingskunde biedt (soms in samenwerking met andere opleidingen) de volgende minoren aan: Trainen en coachen in organisaties Training und coaching In organisationen
43
3. De opleidingsstructuur 3.1.
Onderwijseenheden en modules
3.1.1. Onderwijseenheden Het onderwijsprogramma van de opleiding is opgebouwd uit onderwijseenheden. Een onderwijseenheid is een betekenisvolle eenheid waarin onderwijs rondom een bepaald thema uit de kennisbasis is gebundeld. In deel C van deze studiegids vind je een beschrijving van elke onderwijseenheid met de tentaminering daarbij. Elke onderwijseenheid bestaat uit verschillende elementen die we in de volgende paragrafen zullen toelichten. 3.1.2. Modules Op dit moment wordt gewerkt aan herontwerp van het deeltijdcurriculum om beter tegenmoet te komen aan de specifieke leerwensen en –behoeften van de deeltijdstudent. We willen dat het curriculum daarop aansluit. Dit betekent onder andere dat we het curriculum modulariseren. Het curriculum zal opgebouwd worden uit 8 modules van 30 studiepunten, die elk weer bestaan uit enkele onderwijseenheden. Studiejaar 2015-2016 zal in het curriculum een module onderwijskunde opgenomen zijn die bestaat uit 4 onderwijseenheden van 7,5 studiepunten.
3.2.
Beroepstaken, competenties en Dublindescriptoren
3.2.1. Beroepstaken Als leraar voer je verschillende taken uit: je ontwerpt en geeft les, begeleidt leerlingen, ontwerpt onderwijs, draagt bij aan de onderwijsorganisatie en ontwikkelt je vakdeskundigheid voor het door jou gekozen vak. Deze taken van een leraar noemen we beroepstaken. Op het ILS werken we met de volgende vijf beroepstaken: 6. Lesgeven en trainen in het vak/leergebied 7. Begeleiden van lerenden 8. Ontwerpen van leerarrangementen in het vak/leergebied 9. Bijdragen aan de onderwijsorganisatie 10. Ontwikkelen van vakdeskundigheid In elke onderwijseenheid werk je aan één of meerdere beroepstaken. We werken met een vaste studiepuntenverdeling van de centrale beroepstaken per opleidingsfase: Tabel 1: studiepuntenverdeling in het majorprogramma
1
Lesgeven (en trainen)
2
Begeleiden van lerende(n)
3
Ontwerpen van leerarrangementen 4 Bijdragen aan de onderwijsorganisatie 5 Ontwikkelen van vakdeskundigheid Totaal
Propedeuse 15 stp
Hoofdfase 15 stp
Eindfase 15 stp
Totaal
7,5 stp
15 stp
15 stp
37,5 stp
7,5 stp
15 stp
7,5 stp
30 stp
-
7,5 stp
7,5 stp
15 stp
30 stp
37,5 stp
15 stp
82,5 stp
60 stp
90 stp
60 stp
210stp
45 stp
Figuur 1: opleidingsstructuur HAN ILS 44
3.2.2. Competenties De zeven competenties voor leraren zijn vastgelegd in de wet BIO (beroepen in het onderwijs). Het gaat om: 8. Interpersoonlijk competent 9. Pedagogisch competent 10. Vakinhoudelijk vakdidactisch competent 11. Organisatorisch competent 12. Competent in het samenwerken met collega’s 13. Competent in het samenwerken met de omgeving 14. Competent in reflectie en ontwikkeling. Het ILS heeft de competenties met gedragsindicatoren uitgewerkt op de drie opleidingsniveaus zodat je weet wat je per opleidingsfase moet leren. Een uitwerking hiervan vind je in het boekje ‘De ruggengraat van de lerarenopleiding’. Binnen elke beroepstaak werk je aan verschillende competenties: Tabel 2: beroepstaken en competenties
X
X
X
X
X
X X X
X
Competent in reflectie en ontwikkeling
Competent in het samenwerken met de omgeving
Competent in het samenwerken met collega’s
Organisatorisch competent
Vakinhoudelijk vakdidactisch competent
Pedagogisch competent
Interpersoonlijk competent
Beroepstaken Lesgeven en trainen in het vak/ leergebied Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen in het vak/leergebied Bijdragen aan de onderwijsorganisatie Ontwikkelen van vakdeskundigheid
SBL-competenties
Kennisbasis
X X
X
X
X
X
X
X X
X
X X
3.2.3. Dublindescriptoren; professionele standaard De Dublindescriptoren beschrijven het hbo-niveau en zijn daarmee van belang om goed te kunnen volgen of jij je als student ontwikkelt op hbo-niveau. Het ILS heeft de Dublindescriptoren vertaald naar drie niveaus. Voor elke opleidingsfase wordt het hbo-niveau beschreven aan de hand van de thema’s: kennis verwerven en toepassen (inhoudelijk deskundig), communiceren en presenteren, meningen vormen (de eigenheid van de persoon) en reflecteren en doelgericht leren. Een uitgebreide omschrijving van de Dublindescriptoren op drie niveaus vind je in het boekje ‘De ruggengraat van de lerarenopleiding’, onderdeel professionele standaard.
3.3.
De vakspecifieke kennisbasis
De kennisbasis voor leraren is landelijk vastgelegd en beschrijft de kennisvereisten waarover een startbekwame leerkracht moet beschikken. De vakspecifieke kennisbasis omvat de beschrijving van vakspecifieke kennis die de startbekwame leraar minimaal moet hebben om aan het werk te kunnen in het onderwijs. Hierbij gaat het om ‘vakmanschap’. Op de website www.10voordeleraar.nl vind je voor elke opleiding de beschrijving van de kennisbasis. Landelijke kennistoets Studenten die in 2011 of later zijn gestart met de opleiding tot leraar van de 2de graad aardrijkskunde, economie, Engels, geschiedenis, natuurkunde, Nederlands en wiskunde moeten de landelijke kennistoets maken en met voldoende resultaat afsluiten. Studenten die in 2012 of later zijn gestart met de opleiding tot leraar van de 2de graad Duits, Frans, biologie en scheikunde moeten de landelijke kennistoets maken en met voldoende resultaat afsluiten.
45
3.4.
De generieke kennisbasis, onderwijskunde, drama en spreken voor de klas
De generieke kennisbasis (GKB) beschrijft de kennisbasiseisen op pedagogisch-didactisch niveau. Het gaat hier specifiek om het beroepsgebonden deel, ook wel ‘meesterschap’ genoemd. De generieke kennisbasis staat op de website www.10voordeleraar.nl. Deze kennisbasis is grotendeels ingebed in de onderwijseenheden van de leerlijn onderwijskunde/drama/spreken voor de klas van alle lerarenopleidingen van het HAN ILS. Een deel vindt plaats in de vakdidactische onderwijseenheden. 3.4.1. Onderwijskunde In het programma onderwijskunde werk je aan de diverse thema’s uit de generieke kennisbasis. Alle thema’s uit de generieke kennisbasis komen thematisch aan bod. In jaar 1 en 2 zijn de onderwijseenheden blended ingericht. Dat wil zeggen dat het onderwijs uit drie componenten bestaat; contactonderwijs, werkplekleren en online leren. De vier onderwijseenheden in jaar 1 en 2 samen, vormen een module onderwijskunde. Deze module onderwijskunde is ook geschikt voor na- of bijscholing. 3.4.2. Drama Drama is een wezenlijk onderdeel van de opleiding. In de propedeuse staan oriëntatie en presentatie centraal. Je ontwikkelt verbale en non-verbale uitdrukkingsmogelijkheden. Er wordt gewerkt aan het bewust hanteren van expressief gedrag binnen het educatieve beroep. In de hoofdfase staan dramawerkvormen en interactie centraal. Hoe kun je interactie oproepen en begeleiden, welk gedrag zet je in en welk effect heeft dit op de leerling? Tevens leer je dramawerkvormen in twee verschillende settings toe te passen. Enerzijds binnen je vaklessen, anderzijds binnen mentorlessen (drama als middel om maatschappelijke thema´s aan de orde te stellen). Tot slot leer je met het ontwerpen en uitvoeren van een ‘digital story’ hoe je een verhaal gekoppeld aan je vak beeldend over kan brengen. 3.4.3. Spreken voor de klas (logopedie) Behalve vakinhoud is ook de wijze van lesgeven van belang. Een docent kan inhoudelijk en didactisch nóg zo bekwaam zijn, wanneer de leerlingen hun docent moeilijk verstaan of niet geboeid worden, dan is er geen sprake van een effectieve leeromgeving. In de praktijk blijkt dat veel docenten last krijgen van hun stem omdat ze die overbelasten, om dit te voorkomen worden alle studenten in het eerste of tweede studiejaar gescreend. Op verzoek kan dit ook eerder gebeuren. In het tweede studiejaar vindt er een training ‘spreken voor de klas’ plaats. Bovendien is het gedurende de hele opleiding voor iedere student mogelijk om extra logopedische ondersteuning te krijgen. Neem hiervoor contact op met Karin Bruens (
[email protected])
3.5.
Leerlijn onderzoeksvaardigheden
Doel van de leerlijn onderzoek is het ontwikkelen van een onderzoekende houding. De leerlijn onderzoeksvaardigheden is er daarom op gericht je te leren om praktijkgericht onderzoek te doen. Hiermee sluiten we aan bij onderzoeksvaardigheden die je reeds in het voortgezet onderwijs hebt geleerd bij bijvoorbeeld je profielwerkstuk, maar het accent verschuift naar het doen van onderzoek in de beroepspraktijk op hbo-niveau. De leerlijn is erop gericht om te leren (verbeteringen in) de onderwijspraktijk onderzoekend te benaderen. Onderzoeksmatig werken betekent hier onder andere dat je leert op een systematische wijze de beroepspraktijk te verkennen, problemen en vraagstukken in deze beroepspraktijk op een systematische manier te onderkennen en op zoek te gaan naar oplossingen om te komen tot suggesties voor verbetering van dezelfde praktijk. In de gehele leerlijn onderzoek staat het ontwikkelen van ‘de professionele leraar’ centraal. De professionele leraar is in staat de onderwijspraktijk, en die van van de organisatie waarin het onderzoek plaatsvindt, blijvend onderzoeksmatig te verbeteren.
3.6.
Leerlijn leren en lesgeven met ict
Recht doen aan verschillen is in het onderwijs steeds belangrijker. Aan de hand van de leerlijn leren en lesgeven met ict werk je aan verschillende ict-competenties. Wij maken in de leerlijn onderscheid tussen “leren met ict als doel” en “leren met ict als middel”. Leren met ict als doel is gericht op het opleiden tot ict-geletterdheid als onderlegger voor de 21ste eeuwse competenties: bewust weten om te gaan met media- en informatievaardigheden. Leren met ict als middel betreft het deel van de leerlijn dat onder meer is gericht op het vormgeven van onderwijs dat recht doet aan verschillen tussen leerlingen door de inzet van ict: ict effectief weten in te zetten in lessituaties. De leraar als ontwerper speelt daarin een belangrijke rol.
46
De lerarenopleidingen van HAN Pabo en het Instituut voor Leraar en School hebben de eindkwalificaties Leren en Lesgeven met ict gedefinieerd. Deze eindkwalificaties zijn ingedeeld in de volgende acht themagebieden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
instrumentele vaardigheden; informatievaardigheden; mediavaardigheden; opleiden tot ict-geletterde leerlingen; pedagogisch-didactisch gebruik van ict; ontwerpen van ict-rijke leerarrangementen; evalueren van ict-rijke leerprocessen; competenties om te leren en innoveren met ict.
Voor meer inspiratie kijk op www.ixperium.nl
3.7.
Werkplekleren
Het werkplekleren wordt aangestuurd vanuit de opleiding en de werkplek. Bij het werkplekleren werk je aan jouw leervragen. Samen met jouw begeleiders bekijk je welke doelen je wilt bereiken en welke activiteiten of leerwerktaken hierbij passen. In hoofdstuk 6 lees je meer over het werkplekleren.
3.8.
Internationalisering
Internationalisering van het onderwijs binnen het ILS levert een bijdrage aan het opleiden van beter en breder gekwalificeerde professionals die met een open blik de wereld inkijken. Het helpt je ook om als toekomstig docent goed te functioneren in de multiculturele beroepspraktijk en om te gaan met diversiteit. Het voornaamste doel is het opleiden van internationaal competente studenten die in staat zijn om toekomstige generaties voor te bereiden op een internationale leefomgeving. Samenwerken op internationaal niveau is verrijkend, inspirerend en zorgt ervoor dat je als leraar weet wat er speelt buiten de Nederlandse beroepscontext. Internationalisering is binnen het ILS op uiteenlopende wijze geïntegreerd in het curriculum. Die internationaliseringactiviteiten vinden plaats binnen bijna alle opleidingen en zijn divers van aard. Om een beeld te kunnen geven van de stand van zaken, wordt deze beschreven aan de hand van drie instrumenten voor internationalisering die de hogeschool hanteert. Dit zijn: Internationalisering in het curriculum (Internationalisation@home ) Bij het internationaliseren in het curriculum gaat het om activiteiten die vooral gericht zijn op de studenten binnen de instelling. Deze activiteiten zijn erop gericht een internationale leeromgeving te creëren. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan excursies naar buitenlandse scholen of contacten met collega’s van buitenlandse opleidingen. Mobiliteit Mobiliteit is het verkeer van studenten en docenten naar en van partners buiten Nederland en is op te delen in uitgaande en inkomende mobiliteit. Hierbij horen ook activiteiten die ondernomen worden om internationale mobiliteit te bevorderen zoals studeren aan een buitenlandse universiteit of gastcolleges van of bij buitenlandse collega’s. Pas wanneer je in het buitenland bent, merk je hoe Nederlands je bent. Als je je eigen wortels kent, kun je vanuit je eigen kader naar andere culturen kijken. Je leert ook kritisch te reflecteren op je eigen identiteit als je dit vanuit een nieuwe interculturele context doet. Het ILS en de Pabo organiseren speciale studiereizen voor docenten en studenten naar Turkije en Marokko. Het International Office Educatie, dat de contacten in het buitenland voor het ILS verzorgt, bemiddelt samen met het Bureau Internationalisering ILS stage- en minorplaatsen voor studenten die een deel van hun studie in het buitenland willen doorbrengen. Het International Office richt zich daarbij op HAN-projecten zoals in Zuid Afrika (Theewaterskloof), India (Bangalore), Nicaragua (Managua, i.s.m. het Mondial College), Suriname (diverse plaatsen), Aruba (Oranjestad), Curaçao (Willemstad) en Nepal (Pokhara i.s.m. Stichting Maya), maar ondersteunt en begeleidt ook studenten die met andere organisaties op pad willen gaan en/of bij eigen initiatieven. Contact loopt altijd via de eigen opleiding en het Bureau Internationalisering van het ILS. Internationale projecten Bij internationale projecten gaat het om projecten die georganiseerd worden door buitenlandse partners en waaraan het ILS deelneemt. Dit zijn over het algemeen Europese projecten. Deze projecten betreffen
47
dus niet het projectonderwijs dat deel uitmaakt van het curriculum. Docenten en studenten kunnen bijvoorbeeld ook participeren in internationale projecten vanuit het Europees Platform / Nuffic.
48
4. Toetsing en beoordeling 4.1.
Toetsstructuur
Tijdens de opleiding word je regelmatig beoordeeld. Er zijn twee manieren waarop je een onderwijseenheid kunt afronden en studiepunten kunt behalen: 4.1.1. Tentamen (met deeltentamens) De meeste onderwijseenheden worden afgesloten met een tentamen. Een tentamen is een onderzoek naar kennis, vaardigheden en/of attitude (competenties) behorende bij een onderwijseenheid. Een tentamen bestaat uit één of meerdere deeltentamens die verschillende vormen kunnen hebben: Kennistoets Gericht op het vaststellen van het niveau van de student van beroeps- en vakgerichte kennis. Vaardigheidstoets Gericht op het vaststellen of je over de gewenste vaardigheden beschikt of de bepaalde kennis en beroepsvaardigheden kan toepassen in praktijkgerichte opdrachten. Hierbij kan gedacht worden aan een practicum, een presentatie, een toets mondelinge taalvaardigheid, een miniles op de opleiding, etc. Leertaak Gericht op het vaststellen of de student bepaalde kennis en beroepsvaardigheden kan toepassen in praktijkgerichte opdrachten. Een leertaak kan verschillende vormen hebben, maar is altijd een opdracht die een student naar aanleiding van het onderwijs op het ILS uitvoert. De uitvoering kan plaatsvinden tijdens het werkplekleren. Dossier Een dossier is een verzameling van samenhangende kleine opdrachten die uiteindelijk samen als geheel beoordeeld worden. Excursie Deelname aan een excursie en het maken van bijbehorende (verwerkings)opdrachten (of een vervangende opdracht indien niet aan de excursie kan worden deelgenomen). Beoordeling werkplekleren De beoordeling van werkplekleren 1, 2(a/b) en 3. Afstudeeronderzoek Gericht op het vaststellen of de student in staat is op zelfstandige wijze de praktijkgerichte onderzoekscyclus op HBO bachelorniveau kan doorlopen. 4.1.2. Integrale toets (met deeltoetsen) Bij integrale toetsing word je beoordeeld op het in samenhang kunnen toepassen van kennis, inzicht en vaardigheden bij het uitvoeren van beroepstaken. Er wordt beoordeeld of je integraal kunt handelen en denken en tevens inzicht hebt in de verbanden tussen beroepstaken onderling. Het integraal handelen kun je het beste aantonen tijdens het werkplekleren. De integrale toets is daarom altijd direct verbonden aan het werkplekleren van jaar 1, 3 en 4 (wpl1, wpl2B en wpl3 voor de voltijd en wpl1, wpl2 en wlp3 voor de deeltijd). De integrale toetsen vinden plaats op drie momenten/niveaus: 4. Integrale toets hoofdfasebekwaam: deze toets vindt plaats aan het einde van de propedeutische fase. 5. Integrale toets eindfasebekwaam: deze toets vindt plaats aan het einde van de hoofdfase. 6. Integrale toets startbekwaam: deze toets vindt plaats aan het einde van de eindfase. De integrale toets4 bestaat tenminste uit de deeltoets ‘portfoliobeoordeling integraal handelen niveau 1, 2 of 3’. Het portfolio wordt beoordeeld door een (of meerdere) examinator(en). Informatie over de integrale toets en in het bijzonder de deeltoets ‘portfoliobeoordeling integraal handelen niveau 1, 2 of 3’ vind je in de ‘Studentenhandleiding integrale toetsing’.
4
Overige deeltoetsen van de integrale toets kunnen dezelfde vorm hebben als de deeltentamens (zie paragraaf 4.1.1). 49
4.2.
De Onderwijs Examen Regeling (OER)
In de ‘Onderwijs Examen Regeling’(OER) zijn de regelingen met betrekking tot onderwijs en examens vastgelegd. De OER vind je op Insite-HAN ILS Onderwijs Rechten en plichten (OER/OS). In onderstaande subparagrafen lichten we beknopt enkele belangrijke aspecten toe.
4.3.
Aantal kansen per studiejaar
Je wordt per studiejaar twee keer in de gelegenheid gesteld om een deeltentamen/deeltoets te maken. De toetsperiodes staan vermeld in de beschrijvingen van de onderwijseenheden. Indien gebruik wordt gemaakt van de tweede kans, telt altijd het laatst behaalde cijfer (ook als dat cijfer lager is dan het eerder behaalde cijfer).
4.4.
Studieadvies propedeuse
4.4.1. Voorlopig negatief studieadvies Als deeltijdstudent ontvang je aan het eind van je eerste jaar van inschrijving een voorlopig negatief studieadvies wanneer je niet ten minste 30 studiepunten van het propedeutisch programma hebt behaald. 4.4.2. Definitief studieadvies Als deeltijdstudent ontvang je uiterlijk aan het einde van je tweede jaar van inschrijving van de propedeutische fase van de opleiding een schriftelijk studieadvies. Meer informatie over de regelingen omtrent de studieadviezen vind je in de onderwijs- en examenregeling (OER) paragraaf 5. 4.4.3. Afsluiten propedeuse Als je na één jaar minimaal 45 maar minder dan 60 studiepunten hebt behaald, blijf je propedeusestudent. Je kunt deelname aan het onderwijs in de postpropedeutische fase bespreken met je slb’er en besluiten aan bepaalde onderwijseenheden uit de hoofdfase deel te nemen. Je mag niet deelnemen aan de formele tentamens en je kunt dus geen studiepunten verwerven in de hoofdfase. Indien je dat wel wilt, dien je een verzoek aan de examencommissie te richten. Zie de OER voor de mogelijkheden.
4.5.
ILS-taaltoets
In je opleiding, gedurende je stages en later als leraar, is een goede taalvaardigheid van belang. Je moet veel verslagen schrijven, schriftelijk communiceren met je docenten en begeleiders, met leerlingen en met de ouders van leerlingen. Bovendien heb je als docent een voorbeeldfunctie. Alle ILS-studenten gestart in studiejaar 2012-2013 of later moeten voor het einde van de hoofdfase een bewijs halen dat hun taalvaardigheid voldoende is. Om je taalvaardigheid te beoordelen, nemen we in de hoofdfase van de opleiding een digitale taaltoets bij je af. Deze taaltoets bestaat uit 145 vragen. De precieze goedscore hangt af van het aantal twee- of meerkeuzevragen en van de moeilijkheidsgraad van de items. Daardoor is de cesuur per toets verschillend. We toetsen je op de volgende onderdelen: - formuleren; - spelling van werkwoorden; - spelling van niet-werkwoorden; - gebruik van leestekens; - woordgebruik en woordenschat. In het eerste jaar van de opleiding wordt de taaltoets als diagnostische toets aangeboden. Op die manier kunnen we vaststellen wat je instapniveau is. Daarnaast kunnen we zo bepalen welke bijspijkeractiviteiten er eventueel nodig zijn. Dyslexie Ook als je gediagnosticeerd bent als dyslectisch, moet je voor het behalen van de propedeuse bewijzen dat je voldoende taalvaardig bent om leraar te worden.
50
Je legt net als de andere studenten de diagnostische taaltoets af en volgt een ILS-taalcursus en/of een cursus van het HAN-Talencentrum als blijkt dat je de diagnostische toets niet hebt gehaald. Na het volgen van de cursus(sen) doe je de toets nog een keer. Elke student heeft per studiejaar twee kansen om de ILS-taaltoets te halen. Als je een dyslexieverklaring hebt, heb je recht op verlenging van de tentamentijd en mag je in principe (digitale) hulpmiddelen gebruiken. Je moet daarvoor samen met je studieloopbaanbegeleider wel een aanvraag doen bij de examencommissie.
4.6.
Brongebruik en plagiaatcontrole
We vinden het belangrijk dat studenten leren om hun bronnen op een goede manier te verantwoorden. Meer informatie over correcte bronvermelding en het maken van een literatuurlijst etc. vind je op de website van het studiecentrum van de HAN (tabblad ‘verwerken en delen’). De docent, of ander persoon, die meent fraude te zien in het gedrag van een student omtrent tentaminering brengt dit ter kennis van de examencommissie. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude, bijvoorbeeld in de vorm van plagiaat. Ephorus, een online programma waarbij het werk van studenten gecontroleerd wordt op overnames, is daarbij een hulpmiddel. Ephorus spoort gelijkenis tussen teksten op. In Ephorus wordt een database van producten opgebouwd. Er wordt op die manier ook gecontroleerd of studenten geen werk gekopieerd hebben van studenten van voorgaande jaren. Binnen het ILS wordt Ephorus regelmatig gebruikt voor controle van bijvoorbeeld leertaken. De frauderegeling is opgenomen in de uitvoeringsregeling van de examencommissie van het ILS. In deze regeling zijn ook de, door de examencommissie opgestelde, mogelijke maatregelen bij fraude opgenomen.
4.7.
Examendata propedeuse en afstuderen studiejaar 2015-2016
In onderstaande tabel (tabel 3) vind je het overzicht van data voor de examenaanvraag, datering getuigschrift en de diploma-uitreikingen. Uiterlijke datum melden afstuderen bij examencommissie ILS
Datering getuigschrift. Bij afstuderen tevens de datum uitschrijving als student.
Vrijdag 18 september 2015
30 september 2015
Vrijdag 16 oktober 2015
30 oktober 2015
Vrijdag 20 november 2015
30 november 2015
Vrijdag 11 december 2015
31 december 2015
Vrijdag 22 januari 2016
29 januari 2016
Vrijdag 19 februari 2016
29 februari 2016
Vrijdag 25 maart 2016
31 maart 2016
Vrijdag 22 april 2016
29 april 2016
Vrijdag 20 mei 2016
31 mei 2016
Vrijdag 24 juni 2016
30 juni 2016
Vrijdag 8 juli 2016
31 juli 2016
Maandag 22 augustus 2016
31 augustus 2016
Uitreiking getuigschrift
Vrijdag 19 februari 2016
Vrijdag 8 juli 2016 Vrijdag 9 september 2016
Je meldt de examencommissie via
[email protected] uiterlijk op vrijdag voor een genoemde controledatum dat je wenst af te studeren. Je bent zelf verantwoordelijk voor de volledigheid van je Alluris-dossier. Als er iets niet klopt dien je dat bij de opleidingscoördinator aan te kaarten. Op de laatste dag van de maand van afstuderen dien je je af te melden bij Studielink. De datum van uitschrijving van de student is tevens de datum voor de datering van het getuigschrift. NB: Indien alle cijfers van propedeuse of postpropedeuse (hoofd- plus eindfase) 8 of meer zijn, dan krijgt een student op het propedeusegetuigschrift of diploma de vermelding cum laude.
51
5. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) 6.1.
Studieloopbaanbegeleiding op het ILS
De begeleiding rondom de monitoring en sturing op studievoortgang, persoonlijke en professionele ontwikkeling en beroepsvorming van studenten staat centraal met studieloopbaanbegeleiding. Met studieloopbaanbegeleiding is er aandacht voor de studie- en beroepskeuze, het zicht krijgen op de studieroute, de studievoorgang (studieresultaten en competentieverwerving), de verdere ontwikkeling in studiestrategie, loopbaancompetenties, persoonlijke ontwikkeling, en beroepsvorming. Elke student krijgt een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider informeert, adviseert en coacht zijn studenten. Van studenten wordt verwacht dat ze zich begeleidbaar op stellen en op zoek gaan naar oplossingen in situaties die daar om vragen.
6.2.
SLB-programma
Het SLB-programma bestaat uit individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten. De SLB-leergroep stelt samen met de studieloopbaanbegeleider en docenten per semester (twee periodes) het slb-programma vast. In overleg met elkaar wordt vastgesteld welke informatie, ondersteuning en begeleiding er nodig is om optimaal te studeren. De momenten voor de individuele gesprekken en de SLB-groepsbijeenkomsten worden geagendeerd en ingeroosterd.
6.3.
Loopbaanoriëntatie en beroepsvorming op het ILS
In de opleiding tot leraar van de tweede graad wordt een student opgeleid tot een docent die later ook zelf aan de slag gaat met loopbaanoriëntatie en beroepsvorming (LOB) in het voortgezet onderwijs en in het middelbaat beroepsonderwijs. Binnen meerdere facetten van de opleiding wordt er aandacht besteed aan LOB en wat er dan verwacht wordt aan begeleidingsvaardigheden, samenwerking met ouders, het vervolgonderwijs en het beroepenveld.
6.4.
Studentbegeleiding binnen HAN -ILS
Een student dient zo snel mogelijk contact op te nemen met zijn studieloopbaanbegeleider wanneer er sprake is van persoonlijke belemmeringen die zijn studievoortgang verstoren. De studieloopbaanbegeleider gaat het gesprek aan met de student wanneer deze het vermoeden heeft dat er sprake kan zijn van persoonlijke belemmeringen. De student wordt door de studieloopbaanbegeleider opgevangen en ondersteund. Het kan vervolgens zijn dat de studieloopbaanbegeleider een advies geeft over een mogelijke doorverwijzing naar de senior studieloopbaanbegeleiders, de vertrouwenspersoon, het Studiewisselpunt, extra begeleiding of coaching. De senior studieloopbaanbegeleider De studieloopbaanbegeleider kan de student doorverwijzen naar een senior studieloopbaanbegeleider. Een (senior-)slb’er heeft enerzijds expertise op het gebied van sociaal-emotionele begeleiding en anderzijds op het gebied van wet- en regelgeving die voor de student van belang is. Meer informatie over de taken van de senior slb’er vind je op de scholarsite Studieloopbaanbegeleiding. Extra coaching en begeleiding binnen het ILS Op het ILS wordt er extra coaching en begeleiding aangeboden wanneer een student wil werken aan zijn zelfvertrouwen, klassenmanagement, extra stagebegeleiding of studievaardigheden. De begeleiding kan een voorwaardelijk karakter hebben wanneer de opleiding dit aan de student adviseert. Elke student kan zich via de scholarsite Studieloopbaanbegeleiding inschrijven voor deze begeleiding. Het betreft: -
Begeleiding zelfvertrouwen Begeleiding klassenmanagement 52
-
6.5.
Coaching op studievaardigheden Systemisch gericht werken Extra stagebegeleiding
Studentbegeleiding Studie Expertise Centrum
Binnen het Studie Expertise Centrum (SEC) zijn campusdecanen, studentpsychologen, ombudsman, studentvertrouwenspersonen, medewerkers van het studiewisselpunt, studeren met een functiebeperking, instroommanagement en aansluitmanagement ondergebracht. Meer informatie over het SEC vind je op insite HAN. Campusdecaan Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijnsvoorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het campusdecanaat terecht als je:
Financiële problemen hebt ten gevolge van ziekte of bijzondere omstandigheden; Persoonlijke problemen hebt waardoor je niet goed kunt studeren en verwijzing nodig is; Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; Je wilt uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de campusdecanen de volgende website: https://www.han.nl/insite/campusdecanaat Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen de volgende website: http://www.han.nl/insite/vertrouwenspersoon Studiewisselpunt Studenten kunnen terecht bij het Studiewisselpunt als ze twijfelen over hun studiekeuze of als ze van studie willen veranderen. Contactpersoon voor het Studiewisselpunt is Piet-Hein de Bok. E-mailadres Studiewisselpunt Educatie:
[email protected] Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof. E:
[email protected]/
[email protected] T: 024-3530528/06-23228974 B: Bisschop Hamerhuis, kamer 006, Verlengde Groenestraat 75 in Nijmegen Studeren met een functiebeperking Studenten met een functiebeperking worden geadviseerd om dit aan te geven bij hun studieloopbaanbegeleider. Het is van belang dat er bij aanvang van de studie een gesprek plaatsvindt met de senior studieloopbaanbegeleider indien passende begeleiding en toetsing nodig is. Bij een functiebeperking denkt men vaak aan zichtbare functiebeperking, zoals doofheid, blindheid en motorische stoornissen. Maar ook bijvoorbeeld diabetes, ME, psychische stoornissen en dyslexie behoren hiertoe.
53
De HAN streeft ernaar dat ook studenten met een functiebeperking met succes de HBO-opleiding van hun keuze kunnen volgen. De studenten beschikken aan het einde van hun opleiding over gelijkwaardige competenties en hetzelfde kennisniveau als studenten zonder functiebeperking. Het doel ligt vast: een gelijkwaardig diploma. De weg naar dit doel kan verschillen. HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN VoorlichtingsCentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur T (024) 353 05 00 F (024) 344 97 94 E
[email protected]
6.6.
Rechtsbescherming en klachtenprocedure
Tegen genomen beslissingen die jou betreffen kun je beroep instellen bij het College van Beroep voor de examens of de Geschillenadviescommissie van de HAN. Gedetailleerde informatie vind je in het Studentenstatuut HAN. Als je een klacht hebt over iets wat jou aangaat en wat niet onder een van de regelingen over rechtsbescherming voor de student (zie studentenstatuut) valt, kun je een klacht indienen bij de instituutsdirectie. Het is hierbij wel verstandig om eerst contact op te nemen met diegene over wie je een klacht hebt. Daarnaast is het verstandig je studieloopbaanbegeleider (of de senior studieloopbaanbegeleider of vertrouwenspersoon) op de hoogte brengen van je klacht. Hij zal je meestal kunnen aangeven welke weg je het beste kunt bewandelen. Gedetailleerde informatie vind je in het Studentenstatuut HAN.
54
6. Werkplekleren (stages) In dit hoofdstuk vind je beknopte informatie over het werkplekleren. Aan het begin van het studiejaar ontvang je uitgebreidere informatie.
6.1.
Werkplekleren per opleidingsfase
In de deeltijdopleiding is het werkplekleren, de stage, als volgt ingebouwd in het opleidingsprogramma: Propedeusefase Werkplekleren 1 (WPL 1 DT)
Hoofdfase Werkplekleren 2 (WPL 2 DT)
Eindfase Werkplekleren 3 zelfstandige eindstage (WPL 3 DT)
Stagedagen Stage: 16 dagen (32 dd’n) in - periode 2+3 OF - periode 3+4OF Baan: 16 dagen (32 dd’n) in overleg te plannen.
Kern Oriëntatie op het beroep.
Stage: Totaal 48 dagen (96 dagdelen) In overleg in te plannen in: periode 1 + 2 OF periode 1 t/m 4 OF periode 3+4 OF Baan: 48 dagen (96 dagdelen) in overleg te plannen.
Lesgeven/uitvoeren onderwijsactiviteiten en leerwerktaken Begeleiden klas bij les of onderwijsactiviteit. Ontwerpen van lessen/ onderwijsactiviteiten. Ontwerpen en uitvoeren van leerarrangementen met activerende werkvormen.
Stage: lintstage: heel schooljaar (ong. 40 weken) 6 dagdelen per week Dagen van de week in overleg. Bij uitzondering: blokstage: half schooljaar (ong. 20 weken) 4 dagen per week. OF baan: minimaal 415 klokuren.
Zelfstandig functioneren als docent: ontwikkelen en uitvoeren van onderwijs en het begeleiden van leerlingen. Bij lintstage: Student voert meestal op school een (praktijk)onderzoek uit. Vier varianten mogelijk: (de school bepaalt dit) betaalde lio-stage (aanstelling conform CAO) een zelfstandige eindstage met vergoeding een zelfstandige eindstage zonder vergoeding stage in een baan
Welke stages je loopt, is vastgelegd in het studiecontract dat je aan het begin van je deeltijdopleiding gesloten hebt.
6.2.
Schooltypen en begeleiding
In de relatie tussen het ILS en het werkveld bestaan er drie typen scholen: - (Academische) Opleidingsscholen begeleiden stagiairs. Ze zijn NVAO-gecertificeerd als opleidingsschool en zijn contractueel een partnerschap aangegaan met ILS-HAN. Een deel van de opleiding wordt op school gerealiseerd. Je wordt begeleid door een schoolpracticumdocent (spd, ook wel werkplekbegeleider genoemd) met op de achtergrond een instituutsopleider (io) en een schoolopleider (so) - Samenwerkingsscholen begeleiden stagiairs. Ze hebben een "Keurmerk ILS en Samenwerkingsscholen" of vragen dit op korte termijn aan en er is een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Je wordt begeleid door een spd met op de achtergrond een io en een so - Stagescholen begeleiden stagiairs. Met deze scholen is geen speciaal contract gesloten; er is geen io of so aanwezig. Je wordt begeleid door de spd met op de achtergrond de instituutspracticumdocent (ipd). Voor een overzicht van opleidings- en samenwerkingsscholen zie: www.bureau-extern.nl → scholen
6.3.
Bureau Extern
Als deeltijdstudent ben je zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een stageplaats. Er zijn drie mogelijkheden.
55
Je kunt een stageplaats zelf regelen of aanvragen bij Bureau Extern. Een baan kan onder voorwaarden gelden als stage. Een praktijkplaats geldt pas als officiële stageplaats wanneer deze bij Bureau Extern geregistreerd is. Baan 1. Vraag aan een spd èn de stagecontactpersoon van de school toestemming om je baan als stage te laten gelden. 2. Vraag toestemming aan je studieloopbaanbegeleider of instituutsdocent. 3. Vul zelf een stageaanvraagformulier (www.bureau-extern.nl > Stages > ILS-HAN deeltijd) in, laat je slb’er tekenen dat je toelaatbaar bent, vul de juiste gegevens over je baan in en lever het formulier ondertekend in bij Bureau Extern. Stageplaats zelf regelen Indien je een leerwerkplek zelf regelt, zet je de volgende stappen. 1. Vraag aan een spd èn de stagecontactpersoon van de school toestemming om stage te lopen op een school. Bij opleidings- en samenwerkingsscholen zul je meestal als antwoord krijgen dat alle beschikbare stageplaatsen al aan Bureau Extern zijn opgegeven. Om problemen te voorkomen kun je het best vooraf overleggen met Bureau Extern. 2. Vraag toestemming aan je studieloopbaanbegeleider of instituutsdocent. 3. Zorg ervoor dat de school deze stageplaats aanmeldt (met vermelding van jouw naam) bij
[email protected] 4. Vul zelf een stageaanvraagformulier (www.bureau-extern.nl > Stages > ILS-HAN deeltijd) in, laat je studieloopbaanbegeleider tekenen dat je toelaatbaar bent en lever het ondertekend in bij Bureau Extern. 5. Indien de voorkeur van school met die van de student overeenkomt, ben je geplaatst. Stageplaats aanvragen bij Bureau Extern Wanneer je een stageplaats aanvraagt bij Bureau Extern dien je te verklaren dat je zelf geen leerwerkplek (meer) zoekt. Zet de volgende stappen: 1. Geef te kennen aan je slb of instituutsdocent dat je een bepaalde stage wilt lopen 2. Deze docent controleert of je toelaatbaar bent en meldt jou (via de stagecontactpersoon van je opleiding) daarna aan voor een stageplaats bij Bureau Extern. Voor aanmeldingen bij Bureau Extern gelden de volgende deadlines: - Wpl1 start periode 2: aanvragen vóór 15 september - Wpl2 start periode 1: aanvragen vóór 1 juni - Wpl2 start periode 3: aanvragen vóór 1 december - Wpl3 start augustus: aanvragen vóór 1 mei - Wpl3 start februari: aanvragen vóór 1 december 3. Je ontvangt enkele dagen na de onder 2 genoemde op je HAN-mail een stageaanvraagformulier. Vul dit formulier in, geef je voorkeuren op, onderteken het, scan het en mail het naar
[email protected]. 4. Bureau Extern zoekt in overleg een school voor je, daarbij zoveel mogelijk rekening houdend met je wensen en de reistijd De reistijd tussen het (Nederlandse) station dat het dichtst bij het woonadres ligt en de stageschool is maximaal 1,5 uur 5. Na plaatsing neem je zo snel mogelijk contact op met de school. Algemeen Niet getekende en te laat ingeleverde formulieren worden niet in behandeling genomen. Je kunt geen stage lopen of je baan als stage laten gelden zonder je stage vooraf geregistreerd te hebben bij Bureau Extern. Zodra een stageplaats is toegekend aan een student informeert Bureau Extern de school, de student, de stagecontactpersoon, de io en de so over de plaatsing.
56
6.4.
Stagecontactpersoon
Elke opleiding van het ILS heeft een stagecontactpersoon. Deze is op de hoogte van de planning en de procedures, de toelatingseisen en de afspraken rond stages. De stagecontactpersoon houdt nauw contact met Bureau Extern.
6.5.
Voorbereiding, uitvoering en beoordeling stages
Voorbereiding De instituutsdocent ondersteunt je bij de voorbereiding op het werkplekleren. Je ontwikkelt in overleg met de instituutsdocent een concept leerwerkplan. Zodra je leerwerkplan af is, plaatst de instituutsdocent een paraaf en mag je starten met het werkplekleren. De instituutsdocent stelt zo nodig de spd en de instituutsbegeleider op school (io/ipd ) op de hoogte van jouw persoonlijke gegevens die van belang zijn om jou zo goed mogelijk te kunnen begeleiden. Zo snel mogelijk na ontvangst van het plaatsingsbericht neem je contact op met de school: in eerste instantie met de stagecontactpersoon (vaak is deze tevens so). Uitvoering In overleg met de spd en/of het opleidingsteam (io + so) ontwikkel je je leerwerkplan verder. Vier weken na de start van de stage lever je je leerwerkplan bij de instituutsdocent in, ondertekend door de spd. De spd en het opleidingsteam hebben periodiek contact over jouw functioneren in de stage. Beoordeling Halverwege elke stage vindt een tussenbeoordeling plaats en aan het eind een eindbeoordeling. Je neemt als student zelf het initiatief tot beide beoordelingsgesprekken. Bij het gesprek is een de so of de io aanwezig. Voorafgaande aan het gesprek schrijf je een zelfevaluatie en schrijft de spd een woordrapport. In het gesprek wordt de beoordeling gegeven. Tot slot schrijf je een verslag van het beoordelingsgesprek. Spd, io en – indien bij het gesprek aanwezig – de so (op stagescholen: spd+ ipd), ondertekenen de beoordelingsformulieren. Een getailleerd overzicht van procedures rond de stages staat op de website van Bureau Extern. Op de pagina www.bureau-extern > Stages > Algemeen stages > Documenten vind je alle informatie zoals stagekaarten en beoordelingsformulieren.
6.6.
Begeleiding op de school
De eerste begeleider bij het werkplekleren van een student is de spd. Deze wordt ondersteund door het opleidingsteam (so + io) of een ipd. In opleidings- en samenwerkingsscholen is er een opleidingsteam, dat de volgende taken heeft ten aanzien van het begeleiden en beoordelen van studenten op de werkplek: - de io/so ziet toe op de kwaliteit van de begeleiding en beoordeling van stagiairs op de werkplek, en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering, de io is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de begeleiding en de beoordeling vanuit het ILS; - de io/so ziet toe op de eerste opvang van stagiairs in de school; - de io/so ziet toe op de communicatie over de kwaliteit van het leerwerkplan en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering; - de io/so ziet toe op de kwaliteit van de tussen- en eindevaluatie en neemt zo nodig maatregelen ter verbetering; de io is minimaal op de hoogte van het verloop en de resultaten van de evaluatie. - de io of de so is aanwezig bij beoordelingsgesprekken; de io is examinator voor het ILS. Bij stagescholen bezoekt een ipd (instituutspracticumdocent) minstens eenmaal per stage de student.
6.7.
Contracten
Met scholen is een mantelcontract afgesloten waaronder alle stagiairs vallen: hierin staan rechten en plichten vermeld en zijn de verzekeringen geregeld. De tekst van het mantelcontract is te vinden op www.bureau-extern.nl Stages Algemeen Stages stagecontract. Je ondertekent dit mantelcontract op het formulier waarmee je je stage aanvraagt/registreert. 57
Voor lio’s (met een aanstelling aan een school en een leerarbeidsovereenkomst) wordt per individuele student een leerarbeidsovereenkomst getekend door school, instituutsdocent en student. Formulieren voor de leerarbeidsovereenkomst kun je aanvragen bij Bureau Extern.
58
7. Kwaliteitszorg op HAN ILS Binnen ILS werken we continu aan de kwaliteit van ons onderwijs. Het uitgangspunt hiervoor is het wettelijk vastgestelde accreditatiekader (www.nvao.net) en het HAN kwaliteitszorgkader voor bacheloropleidingen. Om de kwaliteit van ons onderwijs te monitoren en te verbeteren vragen wij geregeld jouw mening over het onderwijs. Bijvoorbeeld door middel van docentenevaluaties, studentenberaden, de evaluatie werkplekleren, minorevaluaties en de Nationale Studenten Enquête (NSE). Hieronder worden de belangrijkste evaluatie-instrumenten toegelicht.
7.1.
Docentenevaluaties
Een aantal keren per jaar word je uitgenodigd om een evaluatie over je docenten in te vullen na afloop van een semester/periode. Op basis van enkele items en tips en tops, kan iedere docent zijn lesgeven verder ontwikkelen en verbeteren. Nieuwe docenten worden na elke periode geëvalueerd, de andere docenten een of twee keer per jaar. De resultaten van deze evaluaties worden besproken tijdens functionerings- en beoordelingsgesprekken tussen de docent en zijn leidinggevende. Dit maakt dat het voor docenten van belang is dat je de evaluaties invult en constructieve feedback geeft.
7.2.
Onderwijsevaluaties
Om het onderwijsprogramma van de opleiding inhoudelijk te verbeteren of bij te stellen, evalueren de opleidingen na afloop van een onderwijseenheid het onderwijs. De ene opleiding doet dit middels een gesprek, de andere middels tips en tops op post-its of een korte digitale enquête. De resultaten van deze evaluatie worden vervolgens in de opleiding of het owe-team besproken. Als er aanleiding toe is, wordt het onderwijs naar aanleiding van de feedback herzien. Vraag gerust je docent of opleidingscoördinator naar de verbeteracties!
7.3.
Studentenberaden per opleiding en ILS-brede lunch-/soepbijeenkomsten
Twee keer per jaar wordt er door de opleiding een studentenberaad gehouden. Vanuit de opleiding wordt je gevraagd om mee te denken over het onderwijs. Hier kun je zelf punten aandragen die je goed vindt of waarvan je vindt dat ze verbeterd moeten worden. Tevens worden er in het najaar bijeenkomsten voor studenten met het managementteam en opleidingscoördinatoren (lunch-/soepbijeenkomsten) georganiseerd, input voor dit gesprek betreffen de uitkomsten van de Nationale Studenten Enquête. Daarnaast kun je allerhande onderwerpen ter tafel brengen en vragen stellen aan het managementteam. De uitkomsten van beide beraden worden in het sectieoverleg besproken en zo nodig worden er verbeteracties geformuleerd. Deze verbeteracties worden in de nieuwsbrief van de opleiding of op scholar gepubliceerd.
7.4.
Evaluatie werkplekleren
Het werkplekleren vormt een aanzienlijk onderdeel van onze lerarenopleidingen. Daarom evalueren we het werkplekleren middels een vragenlijst die je ontvangt na afloop van het werkplekleren. Hierin word je bevraagd op zowel ervaringen m.b.t. de school waar je stage loopt, als de opleiding. Op die manier krijgen zowel de scholen als het ILS feedback van hun stagiairs over de begeleiding en beoordeling van het werkplekleren en de aansluiting tussen de activiteiten op het instituut en op de stageschool. Naar aanleiding van deze informatie worden zowel binnen het ILS, binnen de scholen als in gezamenlijk overleg tussen de scholen en het ILS verbeteracties geformuleerd.
7.5.
Minorevaluaties
Minoren worden apart geëvalueerd omdat er specifieke eisen aan gesteld worden. Ze moeten bijvoorbeeld verdiepend dan wel verbredend zijn en mogen niet te veel overlap hebben met de major. Elk jaar worden de ILS-minoren bijgesteld op basis van de ervaringen in het vorige jaar. Als je een minor volgt buiten het ILS is de kans groot dat je een enquête krijgt van de kwaliteitszorgcoördinator van de betreffende minor.
59
7.6.
Nationale Studenten Enquête
Je wordt één keer per jaar uitgenodigd deel te nemen aan de NSE (Nationale Studenten Enquête). Dit is een landelijke enquête over diverse aspecten van jouw opleiding. De uitkomsten van deze enquête worden gebruikt voor o.a. studiekeuzesites, voor managementafspraken binnen de HAN, maar ook voor prestatieafspraken tussen de HAN en het ministerie van OCW. De opleiding gebruikt de uitkomsten van de NSE als input voor het Team Ontwikkelplan (jaarlijks verbeterplan van de opleiding). Om meer zicht te krijgen in de uitkomsten (de cijfers) worden er per opleiding studentenberaden gepland (het gesprek) na de zomervakantie om de cijfers te duiden. Dit geeft de opleiding meer informatie over wat de cijfers betekenen en geeft handvatten voor het verbeteren van de opleiding.
7.7.
Terugkoppeling resultaten
Resultaten van de verschillende evaluaties worden teruggekoppeld via de monitoren in het gebouw, HANScholar, berichten in het studentenblad Studiaal, studentennieuwsbrieven en via je studieloopbaanbegeleider. Vraag hier zelf ook gerust naar bij je docenten! Voor vragen stuur een mail naar de beleidsmedewerker kwaliteitszorg
[email protected]
60
8. Informatievoorziening 8.1.
Het opleidingsstatuut
In het opleidingsstatuut (OS) vind je essentiële informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs in je opleiding. Je vindt er bijvoorbeeld gegevens over de uitgangspunten voor het onderwijs bij de HAN, de kenmerken en de programmering van het onderwijsaanbod in je opleiding, het toetsprogramma, de studieloopbaanbegeleiding, het portfolio en je persoonlijk ontwikkelingsplan, studentenvoorzieningen, organisatie van het domein Educatie, HAN-Jaarplanning, etc. Je vindt het opleidingsstatuut op Insite-HAN onderwijs en opleiden Faculteit Educatie onderwijs Rechten en plichten (OER en OS).
8.2.
Insite-HAN
Op de intranetomgeving van de HAN is vrijwel alle algemene (opleidings)informatie te vinden. Inloggen Ga naar www.han.nl/insite Log in met je HAN-account en wachtwoord. NB: Eerstejaars ontvangen rond 1 september informatie hoe een account aan te vragen. Subpagina’s Bij ‘mijn insite’ kies je voor ‘onderwijs en opleiden’. Je krijgt hier een keuzemenu waarin je o.a. kunt kiezen voor informatie over de gehele Faculteit Educatie als voor HAN ILS. Hier vind je algemene informatie over de faculteit of specifiek over het ILS. Kies je voor een specifieke opleidingssite (aardrijkskunde, geschiedenis, wiskunde, etc.), dan krijg je informatie die gericht is op de opleiding die je volgt.
8.3.
HAN-Scholar
HAN-Scholar is de elektronische leeromgeving van de HAN. Deze leeromgeving is ondersteunend aan het onderwijs en jouw leerproces. Veel onderwijsmaterialen zullen hier digitaal geplaatst worden. Je komt in de leeromgeving via de site: http://online.han.nl. HAN-Scholar is ook vanuit huis bereikbaar, je logt dan als volgt in: Inlognaam: stud\HANaccount Wachtwoord: wachtwoord van je HANaccount
8.4.
Alluris
In het HAN studie-informatiesysteem Alluris vind je jouw leerroute en studieresultaten. Je komt in Alluris door via insite-HAN ILS te kiezen voor ‘studieresultaten’.
8.5.
Overige informatievoorziening
Bureau Extern Bij Bureau Extern kun je terecht voor werkplekleren. Bureau Extern is het contactpunt voor werkplekleren. Meer informatie is te vinden op de website van bureau extern: www.bureau-extern.nl Monitoren hal Op de monitoren in de gangen vind je actuele informatie, aankondigingen, etc. Studiaal Studiaal is het tijdschrift gemaakt voor en door studenten van het ILS. Het Hogeschoolblad Sensor Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sensor vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sensor kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: www.snsr.nl.
61
9. Praktische informatie 9.1.
Lesgebouw
Het lesgebouw voor de lerarenopleidingen heet het I/O-gebouw en is gelegen aan de Kapittelweg. Bezoekadres: Faculteit Educatie Gebouw I/O Kapittelweg 35 6525 EN Nijmegen Postadres: Postbus 30011 6503 HN Nijmegen Centraal telefoonnummer: 024-353 0000 Openingstijden Gebouw en studiecentrum ma-do 8.00 - 22.00u vr 8.00 - 18.00u Restaurant ma-vr 8.00 - 16.00u Pub ma-do 11.00 - 19.00u vrij 11.00 - 24.00u Op nationaal erkende feestdagen en door HAN vastgestelde gebouwsluitingsdagen is het gebouw (inclusief restaurant, studiecentrum en pub) gesloten. Het I/O-gebouw is geheel rookvrij. Dit geldt ook voor de parkeergarage.
9.2.
Lestijden en roosters
Lessen kunnen beginnen om 8.00 uur, maar beginnen meestal om 8.45 uur. Lessen zijn altijd in (aaneengesloten) eenheden van 45 minuten. Pauzes zijn er van 10.15 tot 10.30 uur en van 15.00 tot 15.15 uur. De laatste leseenheid is van 21.15 tot 22.00 uur. Het lesrooster verandert elke nieuwe periode (9 of 10 lesweken). Het lesrooster wordt steeds vóór de aanvang van de periode via het intranet (insite-HAN) bekendgemaakt. (www.han.nl/insite onderwijs en opleiden Instituut voor leraar en school roosters)
9.3.
Ziek melden
Indien je ziek bent of om andere redenen niet in staat bent om naar de lessen te komen, dan moet je je afmelden via 024-3530000.
9.4.
Verzekeringen
De hogeschool heeft voor studenten (en personeel) de volgende verzekeringen afgesloten: - Aansprakelijkheidsverzekering - Ongevallenverzekering De volledige voorwaarden van bovengenoemde verzekeringen zijn te vinden op www.han.nl/insite/fez onder het kopje 'producten en diensten'. 62
In verband met diverse excursies en (buitenland)reizen wordt studenten dringend geadviseerd om een reis- en annuleringsverzekering af te sluiten.
9.5.
RSI-preventie
Vragen over RSI of RSI-klachten? - Kijk eens op de RSI-themasite van Insite HAN. De directe link is te vinden op het portal van Insite HAN. - Kijk ook eens op de website van RSI patiëntenvereniging: www.rsi-vereniging.nl - Neem contact op met je slb’er of de Arbocoördinator HAN. Namen en adressen van de arbocoördinator vind je op de Arbo-themasite van Insite HAN.
63
10. Interne organisatie HAN 10.1. Faculteiten, domeinen en instituten De HAN kent de volgende 4 faculteiten (werkmaatschappijen): Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT). De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het service bedrijf. Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat. De lerarenopleidingen van het ILS kennen de volgende opleidingsnamen: Opleiding tot leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad biologie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Duits, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad economie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Engels, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Frans, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad geschiedenis, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad natuurkunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Nederlands, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad pedagogiek, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad scheikunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad wiskunde, Daarnaast heeft elke faculteit een afdeling contractactiviteiten voor uitvoering van marktactiviteiten, zoals posthbo-opleidingen, korte cursussen, trainingen en advieswerkzaamheden. Ten slotte kent elke faculteit een aantal lectoraten en expertisecentra voor onderzoekswerkzaamheden in opdracht van bedrijven en instellingen. De ondersteunende diensten, zoals Studentzaken (SZ), ICT en Marketing, Communicatie en Voorlichting (MCV), zijn ondergebracht in het Service Bedrijf (SB).
10.2. Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau Directie. Facuteitsdirecteur Faculteit Educatie De heer M. Pistorius (024) 353 00 03
[email protected]
Directiesecretaresse Mevr. I. van der Lijn (024) 353 00 03
[email protected]
Instituutsdirecteur ILS-HAN (voorzitter) Mevr. A. Smelt-Medendorp (024) 353 00 03
[email protected]
Instituutsdirecteur ILS-HAN (Lid) Mevr. H. Komduur (024) 353 01 91
[email protected]
Postadres Postbus 30011 6503 HN Nijmegen
Bezoekadres Kapittelweg 35 6525 EN Nijmegen
Examencommisie(leden) De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het reglement examencommissie (in deel 2 van dit opleidingsstatuut). Leden van de examencommissie HAN ILS:
64
Fred Muijrers (voorzitter) Ingrid Vogels (secretaris en clusterlid Opleidingskunde) Sonja de Bruin (clusterlid M&M) Renée Heynen (clusterlid Exact) Roel van Lin (clusterlid Talen) Jeanne Brokx (extern lid) Tamara van Schilt-Mol (lid) Ambtelijk secretaris: Monique de Min
10.3. Medezeggenschap van studenten en medewerkers Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Je hebt opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie Op het ILS is er op instituutniveau een opleidingscommissie. Deze heeft geen instemmingsrecht maar adviseert wel over allerlei opleidingszaken, bijvoorbeeld over de onderwijs- en examenregeling en de uitvoering ervan. De opleidingscommissie bestaat uit evenveel docenten als studenten. Als student kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Contact:
[email protected] Zie ook het model reglement opleidingscommissie (deel 2 van opleidingsstatuut). Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten van de faculteit educatie. Als student kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat dan om beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de faculteit vallen. Contact:
[email protected] Medezeggenschapsraad (MR) Via de medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht. De instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Contact:
[email protected]
10.4. Kwaliteitszorg Systeem van kwaliteitszorg van het domein/instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. In hoofdstuk 7 heb je al kunnen lezen hoe het systeem van kwaliteitszorg op HAN ILS is ingericht. Werkveldadviescommissie (=Beroepenveldcommissie) Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens 4 maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de werkveldadviescommissie van de lerarenopleidingen van het ILS. De werkveldadviescommissie (WAC) bestaat uit de volgende leden: Naam
Organisatie
Aly Smelt
HAN ILS
65
Dominique Majoor
Radboud Docentenacademie
Edzo Meerman
Arentheem College
Elsbeth Veldpape
Artez
Hanneke Arpots
Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud
Hans Stolk
Vrije school zutphen
Jozef Geurtzen
Alemende College
Marion Krabbenborg
Dominicus College
Marion Verhaegh
Valuascollege
Peter Spoon
RSG Lingecollege
Régie Driessen
HAN ILS
Rudi Liebrand
Bureau Extern HAN ILS
Externe toezichthouder Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders te benoemen. De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: d. de kwaliteit van toetsing en beoordeling e. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) f. de organisatorische kwaliteit van het examen. De externe toezichthouder is: mevrouw dr. D. Joosten-ten Brinke
66
11.Voorzieningen 11.1. Studiecentrum De HAN beschikt over 5 studiecentra, 2 in Arnhem en 3 in Nijmegen. Hier kun je uitgebreid zoeken in papieren en digitale bronnen, of rustig werken aan een werkstuk of presentatie. De HAN studiecentra zijn meer dan mediatheken. Je kunt er natuurlijk zoeken in boeken, tijdschriften, naslagwerken en afstudeeropdrachten. Daarnaast heb je toegang tot dvd’s, cd’s, cd-roms, digitale informatiebronnen en streaming video. Op de volgende locaties kan van een studiecentrum gebruik worden gemaakt: Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum I/O gebouw; Kapittelweg 35, Nijmegen In het studiecentrum Educatie Nijmegen, in I/O aan de Kapittelweg 35, vind je een uitgebreide actuele collectie boeken, tijdschriften, methodematerialen, audiovisuele materialen en speel- leermaterialen voor het primair onderwijs, het voortgezet en middelbaar (beroeps)onderwijs en opleidingskunde. Daarnaast beschikt het studiecentrum over een groot aantal (computer)werkplekken, scanners, een smartboard, beeldschermen waarop je presentaties kunt verzorgen en natuurlijk printers en kopieerapparaten. Via onze website www.han.nl/studiecentra heb je toegang tot een grote online-collectie. Bij de tab ‘Zoeken en Vinden’ zijn online informatiebronnen beschikbaar, waaronder diverse databanken, tijdschriften en beeldmateriaal. Deze collectie is ook buiten de HAN te raadplegen met je HAN-account. Op vertoon van je collegekaart kun je boeken en andere materialen lenen. Dit kan ook bij de andere vijf locaties van de Studiecentra HAN in Arnhem en Nijmegen. Je collegekaart is ook nodig voor printen en kopiëren. Het Studiecentrum is van maandag tot en met donderdag geopend van 8.00 uur tot 22.00 uur en op vrijdag van 8.00 tot 18.00 uur.
11.2. Vraagpunt Kom je er even niet uit met Studielink? Wil je iets weten over het betalen van je collegegeld of hoe je je moet inschrijven voor een tentamen? Je kunt bij het Vraagpunt terecht voor: Machtigingsformulier ´betaling collegegeld´ Vragen over roosters en reservering van lokalen Informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten Uitgifte van propedeusecertificaten En nog veel meer Adres - Kamer Telefoon E-mail Openingstijden
Kapittelweg 35 te Nijmegen - E0.08 (024) 353 03 40
[email protected] Maandag t/m Donderdag van 9:00u tot 18:00u Vrijdag van 9:00u tot 16:00u
11.3. International Office HAN University of Applied Sciences arranges a number of international activities that are coordinated by our International Offices in Arnhem and Nijmegen. If you are an international student, HAN International Office is your main point of contact when you need information. International activities
67
Our international activities vary from staff and student exchanges to developing joint degrees with partner universities. We also provide help and support for community projects in Africa and Eastern Europe. The International Office staff will be ready to provide information and help with everything from arranging paperwork to personal matters for all international guests. As a student you can call on the International Offices for help with your Learning Agreement, as well as for any special requirements you may have regarding your stay at HAN. For more information and contact details, check the follow website: http://www.han.nl/insite/internationaloffice_english.
11.4. Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een ‘sportkaart’ aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han en www.han.nl/insite/studentenverenigingen
11.5. HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via onze afdeling vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/hanemployment
11.6. HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) HAN CvVO is een onderdeel van de HAN dat focust op activiteiten rondom valoriseren en ondernemerschap.
11.7. Arbobeleid voor studenten Wil je meer weten over regelgeving en voorzieningen voor studenten op het gebied van veiligheid en gezondheid? Kijk dan op Insite Arbo op de speciale pagina voor studenten: www.han.nl/insite/Service Bedrijf/Human Resources/Arbo/Studenten
11.8. HAN-talencentrum Bij het HAN-talencentrum kunnen studenten, medewerkers en externe partijen terecht voor al hun vertaalvragen en voor uiteenlopende cursussen, trainingen en workshops op het gebied van taalvaardigheid. We hebben een uitgebreid en gevarieerd aanbod met cursussen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. HAN-studenten ontvangen 30% korting op een cursus moderne vreemde taal. Daarnaast kunnen studenten bij het HAN-talencentrum terecht voor cursussen schrijven en spelling. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Bij de Taalkamer kun je als student terecht voor al je taalvragen. Er is onder andere een spreekuur waar je op in kunt tekenen als je behoefte hebt aan schrijfcoaching bij het schrijven van (afstudeer-)verslagen en scripties. 68
Ook worden er workshops gegeven rond verschillende thema´s, zoals werkwoordspelling of zinsbouw. Daarnaast worden er kennisclips en online oefenmateriaal ontwikkeld. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/talencentrum
69
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Onderwijs- en examenregeling 2015-2016
Onderwerp: Kenmerk: Datum:
OER Lerarenopleidingen van het ILS 15/N123/fv 10 juli 2015
Onderwijs en Examenregeling voor de Bacheloropleidingen Opleiding tot leraar vo van de tweede graad van het Instituut voor Leraar en School van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen studiejaar 2015 - 2016
70
Inhoud
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Paragraaf 2 Toelating tot de opleidingen Paragraaf 3 Opbouw van de opleidingen Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleidingen Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleidingen Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleidingen Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleidingen Paragraaf 7a Schakelprogramma’s Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding Paragraaf 10 Judicium Abeundi Paragraaf 11 Slotbepalingen Bijlagen Onderwijs- en ExamenRegeling
71
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling a. Deze regeling is de Onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). b. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en de examens in het studiejaar 2015-2016 van de bacheloropleidingen: Opleiding tot leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad biologie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Duits, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad economie, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Engels, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Frans, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad geschiedenis, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad natuurkunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Nederlands, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad pedagogiek, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad scheikunde, Opleiding tot leraar vo van de 2e graad wiskunde, hierna te noemen: de opleidingen. c. Van deze regeling maken onverkort deel uit: a. alle hoofdstukken opgenomen in deel 3 van het Opleidingsstatuut van de opleidingen, b. de bijlagen behorend bij deze regeling. d. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in voorgaande studiejaren van de opleidingen en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het curriculum als uitgewerkt in hoofdstuk 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen is in bijlagen 1 en 2 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het curriculum en examen van deze regeling worden gerekend. Daarnaast kan in bijlage 1, 2 en 3 geregeld worden dat bepaalde (deel-)tentamens – die niet zijn opgenomen in deze regeling, maar wél in de onderwijs- examenregeling 2015 – nog kunnen worden afgelegd, indien deze niet met goed gevolg zijn afgelegd in het vorige studiejaar. 5. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in de door de opleiding verzorgde minoren in voorgaande studiejaren en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het minoraanbod als uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingstatuut van de opleidingen is in bijlage 3 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het programma van het vigerend minoraanbod worden gerekend. 6. Niet van toepassing. 7. Bij eventuele strijdigheid van de bepalingen in paragraaf 7b van deze regeling met andere bepalingen uit deze regeling prevaleren de bepalingen uit paragraaf 7b van deze regeling.
Artikel 1.2 Begripsbepalingen Voor deze regeling gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst in bijlage 1 van het opleidingsstatuut van de opleidingen. Artikel 1.3 Doel van de opleidingen De student verwerft op hbo-bachelorniveau de kennis, het inzicht en de vaardigheden van een startbekwame beroepsbeoefenaar, op het gebied van - leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, of - leraar vo van de 2e graad biologie in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad biologie, of - leraar vo van de 2e graad Duits in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad Duits, of - leraar vo van de 2e graad economie in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad economie, of - leraar vo van de 2e graad Engels in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad Engels, of - leraar vo van de 2e graad Frans in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad Frans, of - leraar vo van de 2e graad geschiedenis in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad geschiedenis, of
72
-
leraar vo van de 2e graad natuurkunde in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad natuurkunde, of leraar vo van de 2e graad Nederlands in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad Nederlands, of leraar vo van de 2e graad pedagogiek in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad pedagogiek, of leraar vo van de 2e graad scheikunde in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad scheikunde, of leraar vo van de 2e graad wiskunde in de bacheloropleiding leraar vo van de 2e graad wiskunde.
De eindkwalificaties zoals bedoeld in de eerst volzin, zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen.
Paragraaf 2 Toelating tot de opleidingen Artikel 2.1 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen Toelaatbaar tot de opleidingen is de bezitter van: a. een havodiploma b. een vwo-diploma c. een mbo-diploma middenkaderopleiding of specialistenopleiding hierna te noemen mbo-4 Voor onderstaande opleidingen gelden de genoemde nadere vooropleidingseisen. Opleiding Leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde Leraar vo van de 2e graad biologie
Leraar vo van de 2e graad Duits Leraar vo van de 2e graad economie
Leraar vo van de 2e graad Engels Leraar vo van de 2e graad Frans Leraar vo van de 2e graad geschiedenis Leraar vo van de 2e graad natuurkunde
Leraar vo van de 2e graad Nederlands Leraar vo van de 2e graad scheikunde Leraar vo van de 2e graad wiskunde
Nadere vooropleidingseisen havo Alle profielen toelaatbaar Profielen Natuur & techniek en Natuur & gezondheid toelaatbaar. Profiel Economie & maatschappij met het vak biologie of met het vak Natuur, leven & technologie. Profiel Cultuur & maatschappij met het vak biologie of met het vak Natuur, leven & technologie. Alle profielen toelaatbaar met het vak Duitse taal en cultuur. Alle profielen toelaatbaar, maar Het profiel Natuur & techniek en Natuur & gezondheid met het vak economie of met het vak management en organisatie. Het profiel Cultuur & maatschappij met het vak economie. Alle profielen toelaatbaar Alle profielen toelaatbaar met het vak Franse taal en cultuur. Alle profielen toelaatbaar Alleen toelaatbaar met de profielen: Natuur & techniek Natuur & gezondheid met het vak Natuurkunde of met het vak Natuur, leven & technologie. Alle profielen toelaatbaar Alleen toelaatbaar met de profielen: Natuur & techniek Natuur & gezondheid Natuur & techniek toelaatbaar. Overige profielen toelaatbaar met wiskunde B
73
Opleiding Leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde Leraar vo van de 2e graad biologie
Leraar vo van de 2e graad Duits Leraar vo van de 2e graad economie
Leraar vo van de 2e graad Engels Leraar vo van de 2e graad Frans Leraar vo van de 2e graad geschiedenis Leraar vo van de 2e graad natuurkunde
Leraar vo van de 2e graad Nederlands Leraar vo van de 2e graad scheikunde
Nadere vooropleidingseisen vwo Alle profielen toelaatbaar Alle profielen toelaatbaar, maar Profiel Economie & maatschappij met het vak Biologie of met het vak Natuur, leven & technologie. Profiel Cultuur & maatschappij met het vak Biologie of met het vak Natuur, leven & technologie. Alle profielen toelaatbaar Alle profielen toelaatbaar, maar Profiel Cultuur & maatschappij met het vak economie. Profiel Natuur & techniek en het profiel natuur & gezondheid met het vak economie of met het vak management en organisatie. Alle profielen toelaatbaar Alle profielen toelaatbaar Alle profielen toelaatbaar Profiel Natuur & techniek toelaatbaar. Profiel Natuur & gezondheid met het vak Natuurkunde of met het vak Natuur, leven & technologie. Profiel Economie & maatschappij met het vak Natuurkunde of met het vak Natuur, leven & technologie. Niet toelaatbaar met Cultuur & maatschappij. Alle profielen toelaatbaar
Toelaatbaar met de profielen Natuur & techniek en Natuur & gezondheid. Profiel Economie & maatschappij met het vak scheikunde of met het vak Natuur, leven & technologie Niet toelaatbaar met het profiel Cultuur & maatschappij Leraar vo van de 2e graad Alle profielen toelaatbaar, maar wiskunde Profiel Cultuur & maatschappij met het vak wiskunde a of b. Bovengenoemde instroomeisen zijn afkomstig uit de regeling van 20 mei 2015, nr. 713316, gepubliceerd in de Staatscourant van 1 juni 2015, nr. 14390. Toelating tot de opleiding leraar vo van de 2e graad pedagogiek is alleen mogelijk in deeltijd of in de kopopleiding, met de voor deze kopopleiding geldende vooropleidingseisen. Onderstaande kopopleidingen zijn toelaatbaar met een diploma van de genoemde HBO-bachelor en WO-bachelor opleidingen. Kopopleiding Leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde Leraar vo van de 2e graad biologie Leraar vo van de 2e graad Duits Leraar vo van de 2e graad economie5 5
HBO-bachelor opleidingen
WO-bachelor opleidingen Sociale geografie en planologie Aardwetenschappen Aarde en economie Biologie Duitse taal en cultuur
Bedrijfseconomie Accountancy
Bedrijfseconomie Algemene economie
Afhankelijk van het vakkenpakket 74
Kopopleiding
HBO-bachelor opleidingen Fiscale economie Fiscaal recht en economie Commerciële economie Commercieel management (alleen met uitstroomprofiel commerciële economie) Management, economie, recht
Leraar vo van de 2e graad Engels Leraar vo van de 2e graad Frans
Engelse taal en cultuur Franse taal en cultuur Afstudeerrichting Frans van de opleiding Romaanse talen en culturen Geschiedenis
Leraar vo van de 2e graad geschiedenis Leraar vo van de 2e graad natuurkunde
Leraar vo van de 2e graad Nederlands Leraar vo van de 2e graad Pedagogiek Leraar vo van de 2e graad scheikunde
WO-bachelor opleidingen Economie Bedrijfskunde Economie en bedrijfskunde
Natuurkunde Natuur- en sterrenkunde Technische natuurkunde Medische natuurwetenschappen Nederlandse taal en cultuur Pedagogiek Sociaal pedagogische hulpverlening Chemie Applied science met scheikunde Chemische technologie
Pedagogische wetenschappen Scheikunde Scheikundige technologie Life science and technology Biomedische technologie Farmaceutische Wetenschappen Moleculaire levenswetenschappen Wiskunde
Leraar vo van de 2e Bedrijfswiskunde graad wiskunde Bovengenoemde toelatingseisen zijn afkomstig uit de Staatcourant nr. 17816, 31 augustus 2012.
Artikel 2.2 Opheffing deficiënties nadere vooropleidingseisen Deficiënties in profielen en/of vakken en programmaonderdelen van de diploma’s als vastgelegd in artikel 2.1 zijn bij besluit van de instituutsdirecteur opgeheven indien voor aanvang van de opleiding toelatingstentamens in de deficiënte vakken, die op het niveau van het examen havo respectievelijk mbo4 worden afgenomen, met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 2.3 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s en getuigschriften 1. Vrijgesteld van de vooropleidingseis als bedoeld in artikel 2.1 is de bezitter van een van de volgende diploma’s en getuigschriften: a. een getuigschrift van een bacheloropleiding, b. een getuigschrift van een masteropleiding, c. een getuigschrift dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in een land dat het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio heeft geratificeerd, d. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat door de minister is aangewezen als ten minste gelijkwaardig aan het havodiploma of e. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij besluit van de instituutsdirecteur tenminste gelijkwaardig aan een HAVO, VWO of MBO- diploma wordt beschouwd. Ten behoeve van de besluitvorming kan een diplomawaardering bij de NUFFIC worden gevraagd. Bovengenoemde taak betreffende buitenlandse diploma’s is gemandateerd aan het Admissions Office.
75
2. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma of getuigschrift betreft, dient tevens naar het oordeel van de examencommissie blijk te zijn gegeven van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van de Nederlandstalige opleiding. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 5. De instituutsdirecteur neemt het besluit dat op basis van het oordeel als bedoeld in lid 2 of betrokkene al dan niet kan worden ingeschreven nadat er een positief oordeel als bedoeld in lid 2 is afgegeven. 6. Niet van toepassing Artikel 2.4 Vrijstelling van de vooropleidingseis op grond van toelatingsonderzoek 1. Bij besluit van de instituutsdirecteur is vrijgesteld van de vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 2.1 degene van 21 jaar en ouder die bij een toelatingsonderzoek naar het oordeel van de commissie toelatingsonderzoek blijk geeft van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende beheersing van de taal waarin de opleidingen worden verzorgd voor het met vrucht kunnen volgen van de opleiding. 2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit toelatingstentamens in de volgende vakken die op het niveau van het havo-examen worden afgenomen en levert de vrijstelling als bedoeld in het vorige lid op indien het toelatingsonderzoek met goed gevolg is afgelegd: Opleiding a. Leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde,
b. Leraar vo van de 2e graad biologie,
c. Leraar vo van de 2e graad Duits,
d. Leraar vo van de 2e graad economie,
e. Leraar vo van de 2e graad Engels,
Beschrijving toelatingsonderzoek 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling). 2. Toets aardrijkskunde havo gebaseerd op de eindtermen en toetsingscriteria geformuleerd in de syllabus van het eindexamen havo. 3. Motivatiegesprek. 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 2. Instaptoets biologie, gebaseerd op het eindexamen havo. 3. Motivatiegesprek. 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling); 2. Instaptoets Duits havo met de onderdelen: schrijf- lees- en gespreksvaardigheid; 3. Motivatiegesprek. 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 2. Een intakegesprek: gesprek met een docent van de opleiding om te kijken of de kennis voor het vak en interesse in het beroep voldoende zijn. 1. 21+-toets Nederland (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling); 2. De kandidaat voert een gesprek in het Engels met de assessor volgens de CAE ‘speaking' procedure om zijn gespreksvaardigheid Engels te meten (15 min.). 3. De kandidaat maakt een schrijfopdracht volgens de CAE ‘writing’ procedure om schriftelijke taalvaardigheid Engels te meten. (30 min.) 4. De kandidaat maakt een toets die bestaat uit CAE ‘reading’ en ‘Use of English’ opdrachten om leesvaardigheid Engels te meten en de mate waarin de student grammatica en vocabulaire toe kan passen. (30 min.)
76
Opleiding f. Leraar vo van de 2e graad Frans,
g. Leraar vo van de 2e graad geschiedenis,
h. Leraar vo van de 2e graad natuurkunde,
i. Leraar vo van de 2e graad Nederlands,
j. Leraar vo van de 2e graad scheikunde,
k. Leraar vo van de 2e graad wiskunde,
l. Leraar vo van de 2e graad pedagogiek.
Beschrijving toelatingsonderzoek 5. Motivatiegesprek. 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 2. Een gesprek met een opleider. In dat gesprek wordt gekeken naar twee dingen gekeken: de motivatie van de kandidaat om de opleiding te volgen. de mondelinge taalvaardigheden Frans. Als deze taalvaardigheden op havo niveau zijn, volgt stap 3. 3. De kandidaat bewijst over voldoende leesvaardigheid te beschikken door een havoexamen Frans te maken. Het behaalde resultaat moet voldoende zijn 4. Parallel hieraan maakt de kandidaat een schrijftoets. Daarin toont de kandidaat aan zich schriftelijk te kunnen uitdrukken in het Frans op havo niveau. 5. Als de resultaten van de lees- en de schrijftoets voldoende zijn is de kandidaat toelaatbaar tot de opleiding. 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 2. Tekst samenvatten in het Engels 3. Motivatiegesprek 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 2. Toets(en) natuur-, scheikunde en wiskunde B gebaseerd op betreffende havo-eindexamens. 3. Intake-/adviesgesprek 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling). Het resultaat moet minimaal 8,0 zijn. 2. Intake-/adviesgesprek 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 4. Toets(en) natuur-, scheikunde en wiskunde B gebaseerd op betreffende havo-eindexamens. 2. Intake-/adviesgesprek 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 2. Centraal schriftelijk examen wiskunde havo B gelijk aan het landelijke CE. 1. 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling) 2. Intake-/adviesgesprek.
Artikel 2.5 Voldoende beheersing van de Nederlandse taal 1. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 en in artikel 2.4 lid 1 in het geval betrokkene een andere taal dan het Nederlands als eerste taal voert wordt voldaan door: - het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, niveau II, of - het hebben verworven van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal, profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs, of
77
-
2. 3.
4.
5.
het tijdens zijn buitenlandse vooropleiding voor het Nederlandse hoger onderwijs bij de betreffende onderwijsinstelling – met positief resultaat - minstens twee jaar onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd en het vak Nederlandse taal – met positief resultaat - deel uitmaakte van zijn eindexamenresultaat, of - het ten genoegen van de examencommissie aantonen dat hij op een andere dan de hierboven bedoelde wijze(n) de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst om het Nederlandstalige onderwijs met vrucht te kunnen volgen. Aan het voldoen aan de eis als bedoeld in het vorige lid dient te zijn voldaan voor het moment van inschrijving. Betrokkene die voor het moment van inschrijving nog niet heeft voldaan aan (al) de exameneisen maar wel een of meer onderdelen met goed gevolg heeft afgelegd kan aan de instituutsdirecteur een verzoek richten om toch te worden ingeschreven als student bij de opleiding. De instituutsdirecteur kan, al dan niet op een verzoek als genoemd in lid 3, besluiten betrokkene toe te laten tot de opleiding. De instituutsdirecteur kan aan dit besluit een termijn verbinden voor het leveren van het bewijs aan de examencommissie van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs aan de opleiding om de inschrijving als student na de in het besluit genoemde termijn te kunnen continueren. De instituutsdirecteur kan, al dan niet op een verzoek als genoemd in lid 3, besluiten betrokkene toe te laten tot de opleiding waarbij is bepaald dat er geen tentamens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat aan de examencommissie het bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs aan de opleiding is geleverd. Aan dit besluit kan de instituutsdirecteur een termijn verbinden waarbinnen dit bewijs moet zijn geleverd om de inschrijving als student na de in het besluit genoemde termijn te kunnen continueren.
Artikel 2.5a Voldoende beheersing van de Engelse taal Niet van toepassing Artikel 2.6 Aanvullende eisen Niet van toepassing. Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen Niet van toepassing. Artikel 2.8 Numerus fixus 1. Vanwege de numerus fixus voor de opleiding tot leraar Engels van de tweede graad worden ten hoogste 120 studenten voor de eerste maal ingeschreven voor de propedeutische fase van de voltijdopleiding tot leraar Engels van de tweede graad. Vanwege de numerus fixus voor de opleiding tot leraar geschiedenis van de tweede graad worden ten hoogste 90 studenten voor de eerste maal ingeschreven voor de propedeutische fase van de voltijdopleiding tot leraar geschiedenis van de tweede graad. 2. Van de studenten als bedoeld in het vorige lid wordt, onverkort het bepaalde in de regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs 100 procent toegelaten vanwege selectie door de opleiding. 3. Toelating vanwege selectie vindt plaats op de grondslag van het besluit van de Instituutsdirecteur over de plaats op de ranglijst van het voldoen aan de volgende bijzondere kwalificaties: Voor de opleiding tot leraar Engels van de tweede graad a. inzicht in het beroep van leraar Engels van de tweede graad b. niveau van beheersing van de Engels taal. Voor de opleiding tot leraar geschiedenis van de tweede graad a. inzicht in het beroep van leraar geschiedenis van de tweede graad b. niveau van beheersing van het vak geschiedenis. 4. Gegadigden kunnen ten hoogste drie maal aan de procedure voor selectie van de opleiding deelnemen. Artikel 2.9 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma. Niet van toepassing, Artikel 2.10 Studiekeuzecheck
78
1. Iedere aspirant-student van de propedeutische fase van de opleiding is na aanmelding verplicht om deel te nemen aan de studiekeuzecheck van de opleiding. 2. Indien de aspirant-student zonder geldige reden en na een herhaalde oproep niet deelneemt aan de verplichte studiekeuzecheck dan wordt de inschrijving voor de desbetreffende aspirant-student geweigerd. 3. Na en vanwege de deelname aan de studiekeuzecheck ontvangt iedere aspirant-student een studiekeuzeadvies. Het advies kent drie vormen: positief, negatief of nadere actie noodzakelijk. 4. Aspirant-studenten die zich uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar hebben aangemeld voor de propedeutische fase van een of meer bacheloropleidingen of Adprogramma’s en die voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 2 van deze regeling worden bij handhaving van de aanmelding ingeschreven ongeacht de uitslag van de studiekeuzecheck. 5. Van aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden voor de propedeutische fase van een bacheloropleiding of Ad-programma wordt bij een negatief studiekeuzeadvies de inschrijving voor de opleiding geweigerd. 6. Het bepaalde in het vorige lid geldt niet voor de aspirant-student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere opleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven en kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een bindend negatief studieadvies zoals bedoeld in paragraaf 5 van deze regeling op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar. Deze aspirant-student wordt gelijkgesteld met die bedoeld in lid 4 van dit artikel. 7. Indien de aspirant-student kan aantonen dat hij om legitieme redenen niet kan deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck, wordt in overleg met de instituutsdirecteur bezien of de aspirantstudent alsnog moet deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck. De volgende gronden zijn in ieder geval legitiem om niet deel te nemen aan de verplicht gestelde studiekeuzecheck: a) persoonlijke omstandigheden; b) andere onderwijsverplichtingen; 8. De studiekeuzecheck kent de volgende inhoud en procedure: a) Voor de voltijdopleidingen leraar van de 2 e graad aardrijkskunde, biologie, economie, Duits, Frans, natuurkunde, Nederlands, scheikunde en wiskunde : 1. Meerdere online vragenlijsten 2. Individueel gesprek of groepsbijeenkomst Na het doen van de Studiekeuzecheck ontvangt de aankomende student een studiekeuzeadvies. b) Voor de deeltijdopleidingen leraar in de 2de graad Engels, Duits, Nederlands, Frans, economie, wiskunde 1. Quickscan 2. Individueel gesprek of groepsbijeenkomst Na het afronden van de intakeprocedure ontvangt de aankomende deeltijdstudent een studiekeuzeadvies gebaseerd op de drie voorafgaande onderdelen van de Intake. 9. Dit artikel is niet van toepassing op: a) aspirant-studenten die zich willen inschrijven voor een opleiding waarvoor een selectieprocedure zoals bedoeld in artikel 2.8 van deze regeling, is ingesteld, te weten de voltijdopleidingen leraar van de 2e graad Engels en geschiedenis; b) aspirant-studenten die vanwege het bezit van een buiten het Koninkrijk Nederland behaald diploma zijn vrijgesteld van de diploma-eisen (in bezit zijn van HAVO, VWO of MBO-diploma); c) aspirant-studenten die in het bezit zijn van een propedeutisch getuigschrift WO, een Bachelorgetuigschrift of een Mastergetuigschrift; d) aspirant-studenten die reeds eerder werden ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding. e) aspirant-studenten die reeds eerder waren ingeschreven voor een opleiding die het propedeutisch examen gemeen heeft met de opleiding.
Paragraaf 3 Opbouw van de opleidingen Artikel 3.1 Vorm van de opleidingen 1. De opleidingen leraar vo van de 2e graad wiskunde, leraar vo van de 2e graad economie, leraar vo van de 2e graad Engels, leraar vo van de 2e graad Frans en leraar vo van de 2e graad Duits, leraar vo van de 2e graad pedagogiek en leraar vo van de 2e graad Nederlands worden in de inrichtingsvormen voltijd en deeltijd verzorgd.
79
2. 3. 4. 5.
De opleidingen leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, leraar vo van de 2e graad biologie, leraar vo van de 2e graad natuurkunde, leraar vo van de 2e graad geschiedenis, leraar vo van de 2e graad scheikunde worden in voltijd verzorgd en deze opleidingen worden in deeltijd in de postpropedeutische fase verzorgd. Niet van toepassing. De opleidingen worden in Nijmegen verzorgd. De opleidingen worden ook met de bijzondere eigenschap van kopopleiding verzorgd. In hoofstukken 1, 2 en 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen is bepaald welke onderwijseenheden ten behoeve van welke inrichtingsvorm en bijzondere eigenschap worden verzorgd.
Artikel 3.2 Indeling en examens van de opleidingen 1. De opleidingen kennen een propedeutische en een postpropedeutische fase. De opleiding tot leraar vo in de 2e graad scheikunde en de opleiding tot leraar vo in de 2e graad natuurkunde kennen een gemeenschappelijke propedeuse. 2. De opleidingen kennen drie niveaus van bekwaamheid: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en startbekwaam. 3. De propedeutische fase is het deel van de major dat is gericht op het verkrijgen van inzicht in de inhoud van en de geschiktheid voor de opleiding en het beroep. 4. De postpropedeutische fase is het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. 5. De voltijdse opleidingen kennen de afstudeerrichtingen havo/vwo (algemeen vormend) en vmbo/mbo (beroepsgericht). Deze afstudeerrichtingen maken voor studenten die instromen in de propedeutische fase vanaf 1 september 2013 onderdeel uit van de opleidingen en vanaf 2017 onderdeel van het afsluitend examen. 6. Niet van toepassing. 7. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen is in de gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen bij “doelgroep” bepaald welke onderwijseenheden en integrale toetsen ten behoeve van welke fase en welk niveau worden verzorgd. 8. Niet van toepassing. 9. Het geheel van de opleidingen bestaat uit een major en een minor. De minor is een onderdeel van de postpropedeutische fase. 10. In de opleidingen worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutische examen; b. het afsluitend examen oftewel bachelorexamen. Artikel 3.3 Major 1. De major is het deel van de opleiding dat is gericht op het verwerven van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau. 2. De voorgeschreven beroepstaken voor de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbobachelorniveau zijn als zodanig beschreven in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen. Artikel 3.4 Minor 1. De minor is het deel van de postpropedeutische fase van de opleiding dat is gericht op het verdiepen of verbreden van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo bachelorniveau. 2. De minor is een gecertificeerde HAN minor of een vrije minor. 3. De student die een minor gaat volgen dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen van de examencommissie. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij de aanvraag tot toestemming en adviseert de examencommissie bij de beslissing op aanvraag. 4. Een vrije minor is een minor die een student: a. bij een andere (onderwijs)instelling volgt of; b. heeft samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een andere (onderwijs)instelling. 5. De examencommissie beoordeelt ter toestemming of de minor past binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlapt met de major, het juiste niveau heeft om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling in de minor voldoende naar de standaard van
80
6.
7.
8. 9.
de opleiding is geborgd en, in geval de vrije minor door de student is samengesteld, of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. Toestemming door de examencommissie als bedoeld in de leden 3 en 5 van dit artikel houdt tevens in dat de aan de minor verbonden examinatoren als zodanig zijn aangewezen als examinator van de opleiding. Onverkort het bepaalde in de vorige leden valt de ontwikkeling, verzorging en kwaliteitsborging van de volgende gecertificeerde HAN minoren en de daartoe behorende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast onder de taakstelling en verantwoordelijkheid van de directie en examencommissie van de opleidingen: a) Drama en theater in het onderwijs - Drama en theater; een uitdaging (OWE 21) (7,5 stp) - Drama en theater; het begeleiden (OWE 22) (7,5 stp) - Drama en theater op de werkplek (OWE 23) (15 stp) b) International Teacher Programme - OWE 1 International Teacher Programme (7,5 stp) - OWE 2 International Teacher Programme (7,5 stp) - OWE 3 International Teacher Programme (7,5 stp) - OWE 4 International Teacher Programme (7,5 stp) c) Rekenexpert - Vakinhoud, oefenen en onderhoud, zorg (15 stp) - Praktijk, rekenbeleid en onderzoek (15 stp) d) Vakverdieping geschiedenis - Historisch Onderzoek (7,5 stp) - Historiografie (7,5 stp) - Holocaust- en Genocideneducatie (15 stp), of Europese Cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis (CMG) (15 stp), of Van je familie moet je het hebben: familiegeschiedenis in (inter)nationaal perspectief (15 stp) e) Veldwerk en landschap - OWE 1 Oecologie, landschap en landschapsecologie (7,5 stp) - OWE 2 Veldwerktechnieken (7,5 stp) - OWE 3 Milieugeografie en landschapsecologie (7,5 stp) - OWE 4 Werkplekleren praktijkstage/bedrijfsstage Lesgeven en trainen in veldwerk en landschap (7,5 stp) f) Docent worden in het vo of mbo - Ontwikkelen van leerarrangementen 1 (7,5 stp) - Integraal handelen in de beroepspraktijk niveau 1 en 2 ( 22,5 studiepunten) g) Tweetalig Primair Onderwijs (TPO -Engels) - CLIL and Language acquisition (15 stp) - Stage en onderzoek (15 stp) h) Over de grenzen - Minor mens en maatschappij; over de grenzen. (30 stp.) i) De betekenisvolle leraar - Drama als middel (7,5 stp) - Beter klassenmanagement door professioneel handelen (7,5 stp) - Film en sociale media (7,5 stp) - Erop uit! (7,5 stp) Voor een beschrijving van de minoren, zie hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 7 en aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt conform lid 8 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden en tentamens van de minoren verzorgd door de opleidingen in voorgaande studiejaren die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling.
Artikel 3.5 Studielast, studiepunten en studieduur 1. De studielast van een opleiding en een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. 2. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studielast. 3. De opleidingen hebben een studielast van 240 studiepunten. 4. De propedeutische fase van de opleidingen, die wordt afgesloten op het niveau van hoofdfasebekwaam, heeft een studielast van 60 studiepunten.
81
5. 6.
7.
8. 9. 10. 11. 12. 13.
De postpropedeutische fase van de opleidingen, omvattende de niveaus van afstudeerbekwaam en startbekwaam, heeft een studielast van 180 studiepunten. Het eerste deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van afstudeerbekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 90 studiepunten. Het tweede deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van startbekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 60 studiepunten. De major heeft een studielast van 210 studiepunten. De minor, die wordt afgesloten op het niveau van afstudeerbekwaam of startbekwaam, heeft een studielast van 30 studiepunten. Een opleiding is zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar is gebaseerd. Een afstudeerrichting wordt afgesloten op het niveau van startbekwaam. Een afstudeerrichting is onderdeel van de major en heeft een studielast van 60 studiepunten. De regulier geprogrammeerde studieduur van de deeltijdse inrichtingsvorm van de opleidingen bedraagt 4 studiejaren. De jaarlijkse studielast van de deeltijdopleiding bedraagt 60 studiepunten. De feitelijk geprogrammeerde studieduur van het programma met de bijzondere eigenschap van versneld als bedoeld in artikel 3.1 lid 4 bedraagt 1 studiejaar.
Artikel 3.6 Studielast duale opleiding Niet van toepassing. Artikel 3.7 Uitbreiding studielast 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 heeft de student additioneel de mogelijkheid zich te verbreden en/of te verdiepen door meer dan 240 studiepunten voor zijn opleiding te behalen. Dit is mogelijk door: a. een of meer extra HAN-minoren te volgen, b. een of meer extra HAN-onderwijseenheden te volgen en/of c. een HAN-honoursprogramma te volgen. 2. In alle bovengenoemde gevallen dient de student vooraf toestemming te vragen aan en te krijgen van de examencommissie. De examencommissie beoordeelt of de in lid 1 sub a, b of c bedoelde minoren en onderwijseenheden passen binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlappen met de opleiding, het juiste niveau hebben om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval het een vrije minor betreft die door de student is samengesteld of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 3. Toestemming voor een honoursprogramma als bedoeld in lid 1 sub c. kan slechts worden verleend indien de student voldoet aan de selectiecriteria van het honoursprogramma. 4. Voor het volgen van een uitbreiding zoals bedoeld in lid 1 kan slechts toestemming worden verleend indien de student geen studievertraging heeft opgelopen en de feitelijke studieduur van de opleiding voor deze student naar verwachting vanwege de uitbreiding met niet meer dan zes maanden de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding zal overschrijden. Artikel 3.8 Beroepstaken, onderwijseenheden en competenties 1. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden. 2. In de opleidingen worden beroepstaken geleerd die een startbekwame beroepsbeoefenaar moet kunnen uitvoeren. Een of meer van deze beroepstaken zijn gerelateerd aan onderwijseenheden. 3. De inhoud van een onderwijseenheid richt zich op een aantal samenhangende competenties. 4. Een onderwijseenheid heeft een studielast van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten.
Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleidingen Artikel 4.1 Samenstelling propedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en de integrale toets in de propedeutische fase.
82
2.
3.
Hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toets als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en aan de integrale toets worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regeling.
Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleidingen Artikel 5.1 Studieadvies propedeutische fase 1. Uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van zijn opleiding ontvangt iedere student van de instituutsdirecteur een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten zijn opleiding. 2. In afwijking van het eerste lid ontvangt bij de deeltijdse inrichtingsvorm iedere student van de instituutsdirecteur uiterlijk aan het einde van diens tweede jaar van inschrijving van de propedeutische fase van de opleiding een schriftelijk studieadvies. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan aan de student een studieadvies uitgebracht worden zolang hij het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd. 4. Het studieadvies als bedoeld in lid 1, 2 en 3 is positief of negatief. Artikel 5.2 Voorlopig studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase voor zijn opleiding, zo mogelijk vooreerst aan het eind van de vijfde maand van inschrijving en indien nodig volgend op een eerder gegeven studieadvies, ontvangt iedere student met op dat moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student - aan het einde van de tweede onderwijsperiode niet ten minste 22,5,of - aan het einde van de derde onderwijsperiode niet ten minste 30, of - aan het einde van het eerste jaar van inschrijving niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen te behalen studiepunten heeft behaald. 3. In afwijking van lid 2, wordt tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1, bij de deeltijdse inrichtingsvorm overgegaan indien de student aan het eind van het eerste jaar van inschrijving niet ten minste 30 studiepunten van de, conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen te behalen studiepunten heeft behaald. 4. Tot het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding 45 studiepunten of meer uit het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen, maar nog niet het propedeutisch examen, heeft behaald. Artikel 5.3 Definitief studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar van inschrijving voor de propedeutische fase voor de opleiding wordt overgegaan indien de student niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen te behalen studiepunten heeft behaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden hiervan wordt afgezien. 2. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan.
83
3. In afwijking van lid 1 wordt bij de deeltijdse inrichtingsvorm uiterlijk aan het einde van het tweede jaar van inschrijving in de propedeutische fase een definitief studieadvies uitgebracht 4. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden voor de opleiding en de opleiding(en) waarmee deze een gemeenschappelijk propedeutisch examen heeft, mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 5. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. Artikel 5.4 Voorlopig Studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Gaandeweg het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van zijn opleiding ontvangt iedere student met op enig moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is en aan wie nog niet eerder in het betreffende jaar van inschrijving een voorlopig negatief advies is uitgebracht van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Niet van toepassing 3. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies als bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student niet alle na het eerste jaar van inschrijving resterende op dat moment volgens het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen te behalen studiepunten vanwege met goed gevolg afgelegde tentamens en integrale toetsen heeft behaald 4. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief studieadvies kregen. Artikel 5.5 Definitief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase voor zijn opleiding wordt overgegaan indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de propedeuse het propedeutisch examen niet heeft gehaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden hiervan wordt afgezien. 2. Aan het negatief studieadvies, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 of 5.4 minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 3. Niet van toepassing 4. Aan een negatief studieadvies, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden voor de opleiding en de opleiding(en) waarmee deze opleiding een gemeenschappelijke propedeuse heeft, mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 of 5.4 minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief studieadvies kregen. 6. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase voor zijn opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. Artikel 5.6 Persoonlijke omstandigheden 1. Onder persoonlijke omstandigheden als bedoeld in de leden 1 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitsluitend verstaan: a. ziekte van de student, b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student, c. zwangerschap van de studente, d. bijzondere familieomstandigheden en e. lidmaatschap van medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie
84
2. 3.
f. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit Zodra één of meer persoonlijke omstandigheden als bedoeld in het vorige lid zich voordoen, stelt de student zijn studieloopbaanbegeleider onverwijld hiervan in kennis. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden dan kan de instituutsdirecteur in afwijking van de artikelen 5.3 en 5.5 separate besluiten nemen waarbij in ieder geval wordt besloten binnen welke termijn de student aan de gestelde eisen zoals bedoeld in artikel 5.3 en 5.5 moet voldoen.
Artikel 5.7 Het recht gehoord te worden Voordat een negatief studieadvies waaraan een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd is verbonden als bedoeld in de leden 2 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitgebracht, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleidingen Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en integrale toetsen in de postpropedeutische fase. 2. Hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toetsen als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en integrale toetsen worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 2 van deze regeling. 4. Niet van toepassing. 5. Voor de landelijke kennistoetsen, het Certificate of Proficiency in English (CPE), het Goethe-Zertifikat, en de Test de Connaissance du Français (TCF) geldt de regeling zoals verwoord in artikel 7b.1 van deze regeling.
Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleidingen Artikel 7.1 (Deel)tentamen en integrale (deel)toets 1. Een tentamen is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij een onderwijseenheid. Het tentamen omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 2. Een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen. De integrale toets omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. Aan iedere onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. Het tentamen is behaald als het met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltentamens met goed gevolg zijn afgelegd. 4. Op ieder niveau als bedoeld in artikel 3.2 lid 2 wordt met betrekking tot een of meer beroepstaken in samenhang een integrale toets afgenomen. 5. Een integrale toets is aan een of meerdere onderwijseenheden verbonden. Een integrale toets kan bestaan uit deeltoetsen. De integrale toets is behaald als deze met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltoetsen met goed gevolg zijn afgelegd. 6. Het volledige toetsprogramma van de opleidingen in tentamens en integrale toetsen, is qua inhoud, vorm en samenhang beschreven in de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen. 7. In het toetsprogramma als bedoeld in het vorige lid is vastgelegd of en in hoeverre een of meerdere (deel)tentamens als bedoeld in de leden 1 en 3 gelden als een of meerdere integrale (deel)toetsen. 8. De examinator drukt de kwalificatie van een tentamen of een integrale toets uit in een cijfer. 85
9.
10.
11.
12. 13.
14.
Indien een tentamen of integrale toets bestaat uit deeltentamens respectievelijk deeltoetsen kunnen de kwalificaties van deze deeltentamens respectievelijk deeltoetsen zowel worden uitgedrukt in een cijfer als in de kwalificatie ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’. De kwalificatie van een tentamen, niet zijnde een deeltentamen, of integrale toets, niet zijnde een deeltoets, wordt uitgedrukt in een van de volgende cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. Een 6 of hoger betekent dat de kandidaat voor het tentamen of voor de integrale toets is geslaagd; een 5 of lager betekent dat de kandidaat voor het tentamen of integrale toets niet is geslaagd. Cijfers met de decimaal …,1; …,2; …,3; …,4 worden tot hele cijfers afgerond naar beneden. Cijfers met de decimaal …,5…,6; …,7; …,8; …9 worden tot hele cijfers afgerond naar boven. Een cijfer voor een deeltentamen of deeltoets wordt niet afgerond tot een heel cijfer, maar tot een cijfer met 1 decimaal. Cijfers met de tweede decimaal …,.1; …,.2; …,.3; …,.4 worden tot 1 decimaal afgerond naar beneden. Cijfers met de tweede decimaal …,.5…,.6; …,.7; …,.8; …,.9 worden tot 1 decimaal afgerond naar boven. De laatst behaalde kwalificatie voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets geldt als definitieve kwalificatie. Indien de student een voldoende heeft behaald voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets, mag hij niet meer deelnemen aan hetzelfde (deel)tentamen of dezelfde integrale (deel)toets. In afwijking van lid 8 en lid 10 kan in de volgende gevallen in plaats van een cijfer de kwalificatie voldaan/niet voldaan worden gegeven: a. indien een onderwijseenheid bestaat uit meerdere deeltentamens en de kwalificatie van één of meerdere deeltentamens uitgedrukt is met de kwalificatie ‘voldaan’ én vrijstelling is verleend voor het behalen van een of meerdere deeltentamens zonder dat de kwalificatie van de deeltentamens uitgedrukt is in een cijfer. b. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een buitenlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10. c. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een andere Nederlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10.
Artikel 7.2 Volgorde (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Voor deelname aan tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase geldt als eis het bezit van het propedeutisch getuigschrift van de opleiding van de HAN of van een andere instelling voor hoger onderwijs of het bezit van een door de instituutsdirecteur verleende vrijstelling daarvan. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de examencommissie op verzoek van de student toestemming verlenen tot het afleggen van tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase nog voordat het propedeutisch examen is behaald. 3. Indien dit in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingstatuut bij de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij “ingangseisen” wordt bepaald, is het met goed gevolg afgelegd hebben van een of meer benoemde tentamens en/of integrale toetsen een voorwaarde voor het mogen afleggen van het aan die onderwijseenheid verbonden tentamen. Voor de landelijke kennistoetsen, het Certificate of Proficiency in English (CPE), het GoetheZertifikat, en de Test de Connaissance du Français (TCF) gelden naast de in hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding beschreven ingangseisen, de voorwaarden voor deelname zoals beschreven in artikel 7b.1 van deze regeling. Artikel 7.2a Onderwijseenheden met een aanwezigheidsverplichting 1. Indien dit in hoofdstuk 2, 3 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen bij gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘ingangseisen’, ‘beoordelingscriteria’ en/of ‘tentaminering’ wordt bepaald, dient de student deelgenomen te hebben aan (onderdelen van) het onderwijs binnen die onderwijseenheid om toegelaten te kunnen worden tot het afleggen van een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets in die onderwijseenheid. 2. De examencommissie kan op verzoek van de student vrijstelling van de in lid 1 bedoelde verplichting verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. Artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een (deel)tentamen in een onderwijseenheid af te leggen. 86
2. 3.
Voor de landelijke kennistoetsen, het Certificate of Proficiency in English (CPE), het GoetheZertifikat, en de Test de Connaissance du Français (TCF) zijn in artikel 7b.1 van deze regeling nadere regels gesteld over het aantal gelegenheden per studiejaar. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een integrale (deel)toets af te leggen. In afwijking van het eerste en tweede lid alsook van artikel 7.1 lid 13 kan de examencommissie beslissen dat de student een extra gelegenheid heeft tot het afleggen van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets. Daartoe dient de examencommissie tijdig een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van de student te ontvangen. De examencommissie draagt er zorg voor dat de betreffende examinatoren en student tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden over haar besluit.
Artikel 7.4 Vorm van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen worden in de vormen afgelegd als bepaald in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen bij de gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘tentaminering”, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen. 2. De opleiding hanteert de volgende vormen voor (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen a. schriftelijk b. mondeling Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving onvoldoende bewijs heeft voor het verkrijgen van vrijstellingen voor tentamens maar niettemin beschikt over de competenties voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden, alsook de student die daar voldoende bewijs voor heeft maar geen regulier tentamen wenst te doen, kan de examencommissie verzoeken om in aanmerking te komen voor leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen. 2. Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen kunnen bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding worden afgelegd zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheden waaraan deze tentamens regulier verbonden zijn respectievelijk waarin inzicht in samenhang tussen de desbetreffende beroepstaken geleerd wordt. 3. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek als bedoeld in lid 1 en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en de overige direct bij uitvoering van het besluit betrokken medewerkers. 4. In het besluit als bedoeld in het vorige lid worden tevens de examinatoren aangewezen en de toetsvormen bepaald en/of wordt bepaald dat deze (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma worden afgelegd. Artikel 7.5 Het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen door studenten met handicap of chronische ziekte De examencommissie stelt de student met een handicap of chronische ziekte op diens verzoek in de gelegenheid (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn functiebeperking(en), een en ander conform wat is bepaald in het instellingsspecifiek deel van het Studentenstatuut. Artikel 7.6 Openbaarheid mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen zijn in beginsel openbaar. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen de openbaarheid begrenzen of niet toestaan. Artikel 7.7 Bekendmaking uitslag tentamen en uitslag integrale toets 1. De uitslag van een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale (deel)toets wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de student, doch uiterlijk binnen vijf werkdagen. De bekendmaking van de uitslagen van de tentamens van de landelijke kennistoetsen, het Certificate of Proficiency in English (CPE), het Goethe-Zertifikat, en de Test de Connaissance du Français (TCF) is geregeld in artikel 7b.1 van deze regeling. 2. De examinator stelt de uitslag van een niet mondeling afgenomen (deel)tentamen of een niet mondeling afgenomen integrale (deel)toets vast en draagt zorg voor de invoering in het 87
3.
studentinformatiesysteem van de HAN binnen 15 werkdagen na de dag waarop het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets is afgelegd. Op verzoek van de student deelt de examinator hem de uitslag van het (deel)tentamen of de uitslag van de integrale (deel)toets schriftelijk mee.
Artikel 7.8 Inzagerecht De student kan binnen 20 werkdagen na de datum waarop hem de uitslag van het schriftelijke (deel)tentamen, respectievelijk de schriftelijke integrale (deel)toets bekend is gemaakt, inzage krijgen in zijn beoordeeld werk, vragen en opdrachten en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. De inzage in de landelijke kennistoetsen, het Certificate of Proficiency in English (CPE), het GoetheZertifikat, en de Test de Connaissance du Français (TCF) is geregeld in artikel 7b.1 van deze regeling. Artikel 7.9 Vrijstelling van (deel)tentamens en integrale (deel) toetsen 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantoonbaar de competenties voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden beheerst, kan de examencommissie een verzoek doen tot verlening van vrijstelling van het afleggen van een of meerdere (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen betrekking hebbend op de onderwijseenheid of onderwijseenheden waarin deze competenties en beroepstaken geleerd worden. 2. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en overige direct bij het besluit betrokken medewerkers. 3. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs opgedane kennis en vaardigheden. Bij de beoordeling van het verzoek als bedoeld in lid 1 hanteert de examencommissie de beoordelingscriteria die volgen uit en zijn vastgelegd bij “beroepstaak/beroepstaken”, “centrale beroepstaak, “beroepsproducten, “competenties, en “tentaminering” van de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingstatuut van de opleidingen ten behoeve van de (deel)tentamens respectievelijk integrale (deel)toetsen in de met betrekking tot de aangevraagde vrijstelling van belang zijnde onderwijseenheden. 4. De examencommissie kan met goed gevolg afgelegde tentamens of getuigschriften van andere opleidingen, officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en competentiemetingen afgenomen onder de eigen verantwoordelijkheid alsook welomschreven werkervaring gemotiveerd aanwijzen als grond voor één of meer vrijstellingen. De tweede volzin uit het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing. 5. Niet van toepassing. 6. Besluiten genomen door de examencommissie als in lid 4 gelden voor één studiejaar. Deze besluiten worden jaarlijks herzien. 7. De kwalificatie van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets waarvan vrijstelling is verleend, wordt uitgedrukt als ‘vrijstelling’ en niet als een cijfer van beoordeling zoals bedoeld in artikel 7.1.
Artikel 7.10 Het propedeutisch examen 1. Het propedeutisch examen is gehaald indien alle tentamens en de integrale toets met betrekking tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie ‘voldaan’ zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling van toepassing is als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. 3. Het propedeutisch examen is cum laude gehaald indien alle tentamens en de integrale toets m.b.t. de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 88
van het opleidingsstatuut van de opleidingen met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 30 studiepunten in totaal aan vrijstellingen hiervan is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’ als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Artikel 7.11 Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen waaronder de landelijke kennistoetsen als bedoeld in artikel 7b.1 naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. Voor de opleiding tot leraar vo van de 2de graad Engels geldt dat naast het gestelde in de eerste volzin van dit artikel tevens het Certificate of Proficiency in English (CPE) als bedoeld in artikel 7b.1, met goed gevolg is afgelegd. Voor de opleiding tot leraar vo van de 2de graad Duits geldt dat naast het gestelde in de eerste volzin van dit artikel tevens de landelijk overeengekomen internationale toets, het GoetheZertifikat, als bedoeld in artikel 7b.1, met goed gevolg is afgelegd. Voor de opleiding tot leraar vo van de 2de graad Frans geldt dat naast het gestelde in de eerste volzin van dit artikel tevens de landelijk overeengekomen internationale toets, Test de Connaissance du Français (TCF), als bedoeld in artikel 7b.1, met goed gevolg is afgelegd. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie voldaan zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 van toepassing is, als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is met genoegen gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen met de kwalificatie 7 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen hiervan is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’ als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat met genoegen worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is cum laude gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen hiervoor is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’ als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Artikel 7.11 a Externe toezichthouder 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt één of meerdere externe toezichthouders benoemd. 2. Een extern toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over c.q. toezicht te houden op de kwaliteit van het examen. 3. De taken, competenties en positie van de externe toezichthouders zijn nader uitgewerkt in de door de faculteitsdirecteur vastgelegde regeling externe toezichthouders. Artikel 7.12 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen 1. Binnen 15 werkdagen na een tentamen of integrale toets, kan de student via het studentinformatiesysteem van de HAN een cijferlijst waarin het resultaat van dit tentamen of deze integrale toets is opgenomen inzien en printen. Deze uitdraai geldt binnen de HAN als officieel bewijsstuk. Indien de student dit wenst, kan hij van de examinator(en) een door hem of haar ondertekend tentamenbriefje uitgereikt krijgen. 2. Op het bewijsstuk als bedoeld in het vorige lid staan de behaalde kwalificaties met betrekking tot de tentamens en integrale toetsen, de daarbij behorende onderwijseenheden en beroepstaken en de daarmee corresponderende studiepunten conform de artikelen 4.1 en 6.1 en de daarbij
89
3.
4. 5.
6. 7.
behorende beschrijvingen van de onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen vermeld. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie, nadat de instituutsdirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan, een getuigschrift uitgereikt. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken nog niet daartoe over te gaan. Een verzoek zoals bedoeld in lid 4 wordt slechts ingewilligd indien: a. De student op grond van artikel 3.7 toestemming heeft gekregen een of meer extra minoren en/of een of meer extra onderwijseenheden te volgen. b. de student het verzoek indient gedurende het lopende studiejaar. Verzoeken voor opschorting van het uitreiken van een getuigschrift waarbij de termijn van opschorting betrekking heeft op een nieuw studiejaar, worden niet toegekend tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld onder sub a Degene die geslaagd is voor het afsluitend examen krijgt een Engelstalig diplomasupplement uitgereikt. Degene die meer dan een tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het derde lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen die door hem met goed gevolg zijn afgelegd, de beoordelingskwalificaties en studiepunten zijn vermeld. Indien het tentamens of integrale toetsen met betrekking tot additioneel onderwijs als bedoeld in artikel 3.7 lid 1 betreffen, worden eveneens de daarmee corresponderende onderwijseenheden vermeld.
Artikel 7.13 Graad 1. De examencommissie, hiertoe gemandateerd door het College van Bestuur, verleent bij vaststellingsbesluit dat de kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de bacheloropleiding als bedoeld in lid 1 van de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad Bachelor of Education. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het afsluitend examen vermeld. 3. Niet van toepassing.
Paragraaf 7a Schakelprogramma’s Artikel 7a.1 Ondersteuning en omvang schakelprogramma’s Niet van toepassing
Paragraaf 7b Artikel 7b.1 Eisen basiskennis.
Onderwijs- en examenregeling Landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen Studiejaar 2015-2016 Onderdeel 1 (Algemeen: geldt voor tweedegraads lerarenopleidingen en pabo) Inleiding landelijke kennisbases en kennistoets lerarenopleidingen In 2008 hebben de hogescholen met lerarenopleidingen met de staatssecretaris van OCW de Meerjarenafspraak Krachtig Meesterschap afgesloten. In die overeenkomst staat het verhogen van de kwaliteit van de lerarenopleidingen centraal. Zoals afgesproken in de Meerjarenafspraak heeft elke lerarenopleiding een kennisbasis opgesteld die in een ‘landelijk examen’ wordt getoetst. Vanaf het studiejaar 2013-2014 zijn de landelijke kennistoetsen voor deze opleidingen en de genoemde pabo-vakken een verplicht onderdeel van de hoofdfase geworden. Aan iedere landelijke kennistoets is één studiepunt verbonden. Elke student van een lerarenopleiding, tweedegraads of pabo, moet geslaagd zijn voor de landelijke kennistoets (tweedegraads) of landelijke kennistoetsen (pabo) voordat hij of zij gediplomeerd de opleiding kan verlaten.
90
De hogescholen hebben de kennisbases en kennistoetsen gezamenlijk in eigen beheer ontwikkeld. Er is per lerarenopleiding een landelijke kennisbasis samengesteld. De vragen van de kennistoets gaan over die kennisbasis. Tijdens de opleiding wordt deze kennisbasis behandeld. De opleiding bereidt de student voor op de kennistoets(en). Meer informatie over de landelijke kennisbasis en de landelijke kennistoets lerarenopleidingen is te vinden op www.10voordeleraar.nl. Daar zijn ook de landelijke kennisbasis en een oefentoets te vinden, evenals een toetsgids per vak dat een landelijke toets kent. De organisatie 10voordeleraar De organisatie 10voordeleraar is door de lerarenopleidingen belast met de organisatie van de ontwikkeling van kennisbases, toetsvragen, de digitale toets en de totstandkoming van de uitslag. De digitale toetsen worden op de hogescholen afgenomen. De organisatie 10voordeleraar en de hogescholen met lerarenopleidingen zorgen er samen voor dat de landelijke kennistoetsen objectief en betrouwbaar zijn. Om te zorgen dat studenten, bij welke hogeschool zij hun opleiding ook volgen, dezelfde kansen hebben, hanteren alle hogescholen dezelfde regels: de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen-OER. Hierin staan de relevante regels voor studenten. Voor de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen gaan de bepalingen van deze landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen OER boven de regels die gelden voor de overige toetsen van de opleiding. Om het landelijke, uniforme karakter van de landelijke kennistoets te waarborgen, volgen hogescholen de landelijke afspraken met betrekking tot deelname, de aanmelding voor de toets, de toetsafname en bekendmaking van de resultaten. Dat houdt onder andere in dat hogescholen verplicht zijn om de toetsen te plannen in de overeengekomen tijdsloten. Toetsafnames buiten de overeengekomen tijdsloten zijn niet mogelijk. Vanwege het landelijke karakter van de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen kunnen er specifieke maatregelen getroffen worden. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen (niet limitatief): 1. Er kan, op initiatief van 10voordeleraar of de betrokken hogeschool, besloten worden dat de betrokken hogeschool niet kan deelnemen aan een toetsafname. Een dergelijke maatregel kan bijvoorbeeld genomen worden als de betrokken hogeschool niet een veilige toetsafname kan garanderen. Hierover worden de studenten door de betrokken hogeschool voorafgaand aan de toetsafname geïnformeerd. Deze hogeschool kan deelnemen aan de eerstvolgende toetsafname. Studenten dienen zich hiervoor opnieuw in te schrijven; 2. Als de toetsafname op het overeengekomen tijdstip is verstoord, zal door 10voordeleraar een nieuwe datum voor deze toetsafname worden bepaald. Deze nieuwe toetsafname vindt vervolgens idealiter plaats binnen de toetsweek of toetsweken van de eerder geplande toetsafname datum doch uiterlijk binnen 4 werkweken na de eerder geplande toetsafname datum. De betrokken hogeschool informeert de studenten hierover; 3. In het geval van fraude6 met de landelijke kennistoetsen kunnen er maatregelen op landelijk niveau genomen worden. Zo kan bijvoorbeeld de toetsafname uitgesteld worden. Er wordt in dat geval een
6
In het kader van de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen wordt onder fraude in ieder geval verstaan: a. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student gebruik maakt, of gebruik heeft gemaakt van hulpmiddelen waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; b. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student kijkt of gekeken heeft naar/op/in het werk van (een) andere student(en); c. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student aanleiding/mogelijkheden heeft gegeven aan andere studenten zijn of haar werk in te zien; d. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student tijdens de toetsafname informatie geeft of heeft gegeven aan andere studenten over de inhoud en uitwerking van de landelijke kennistoets; e. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student tijdens de toetsafname onjuiste of valse informatie geeft of heeft gegeven over zijn of haar identiteit; 91
nieuw toetsmoment gepland, uiterlijk binnen 4 werkweken na de eerder geplande toetsafname datum. De betrokken hogeschool informeert de studenten hierover; 4. Er kan besloten worden dat, bijvoorbeeld bij identiteitsfraude (een student heeft deelgenomen onder een andere naam dan die van de student zelf) de uitslag van de landelijke kennistoets niet wordt verstrekt. Het besluit daartoe wordt uiterlijk 5 werkweken na de datum van de toetsafname genomen. De betrokken hogeschool informeert de student(en) hierover; 5. Indien er bij studenten fraude wordt geconstateerd, is de examencommissie van de lerarenopleiding in kwestie bevoegd maatregelen te nemen jegens de betrokken student. Regels voor aanmelding, deelname en uitslag 1. Een student meldt zich bij de eigen opleiding digitaal aan voor deelname aan de kennistoets en ontvangt daarvan een bevestiging. 2. In het geval een aangemelde student niet deelneemt aan de toets dan geldt de aanmelding als een toetsdeelname en kan de hogeschool administratiekosten in rekening brengen. 3. De landelijke kennistoetsen worden op de hogeschool en alleen in digitale vorm afgenomen. Voor studenten met een handicap of chronische ziekte waardoor het afleggen van de toets onder de standaardafnamecondities duidelijk negatief wordt beïnvloed, kan de examencommissie verzoeken de tijdsduur van de toetsafname te verlengen. De lettergrootte en het contrast van het beeldscherm kunnen vergroot worden. Het verzoek tot tijdsduurverlenging moet door de examencommissie gelijktijdig met de aanmelding ingediend worden. 4. De geldigheidsduur van de uitslag van de digitale landelijke kennistoetsen is bepaald op vijf jaar nadat de uitslag is opgenomen in de studentenadministratie van de hogeschool. Binnen deze periode gelden behaalde resultaten bij overstap ook op een andere hogeschool. 5. De opleiding ontvangt van 10voordeleraar 21 werkdagen na afloop van de toetsperiode een overzicht van de resultaten (inclusief een cijferlijst) van de studenten die hebben deelgenomen aan de toets. De opleiding deelt de student het behaalde cijfer mee uiterlijk drie werkdagen nadat de hogeschool het overzicht van de resultaten van 10voordeleraar heeft ontvangen . 10voordeleraar hanteert voor het bepalen van wat werkdagen en vakantieweken zijn het schoolvakantieoverzicht, zoals dat jaarlijks wordt gepubliceerd op de website van de rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/schoolvakanties/. 6. Nadat de uitslag van een landelijke kennistoets bekend is gemaakt, kunnen studenten die hun toets willen inzien zich aanmelden op de website www.10voordeleraar.nl. De inzage vindt plaats op een locatie die door 10voordeleraar wordt vastgesteld. Bij de inzage is er geen inhoudelijke toelichting. De reiskosten voor de inzage komen voor rekening van de student. 7. Beroep: Studenten kunnen tegen de uitslag van de toets beroep aantekenen. Dat moet binnen twee weken nadat de landelijke inzage periode is afgelopen, bij de ‘toegankelijke faciliteit’ (ook wel ‘Loket’ of ‘Klachtenloket’ genoemd) van de eigen hogeschool conform de procedures en reglementen van de eigen opleiding. Regels voor de toetsafname Bij de afname van de landelijke kennistoets gelden de volgende regels: 1. Studenten moeten zich legitimeren door middel van een geldige collegekaart in combinatie met een rijbewijs, paspoort of identiteitskaart. Alleen in het geval een hogeschool bij de identificatie van haar studenten geen collegekaart-systeem hanteert, volstaat een rijbewijs, paspoort of identiteitskaart voor legitimatie. Jassen, tassen, horloges, telefoons en andere middelen waarmee elektronische informatieoverdracht mogelijk is, moeten buiten het toetslokaal blijven, of vóór in de toetsruimte.
f.
wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student zich door iemand anders heeft laten vertegenwoordigen; g. het zich voor de datum of het tijdstip waarop de toetsafname zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de vragen of opgaven van de desbetreffende kennistoets. 92
2. De surveillanten delen nadat de student achter de pc is gaan zitten aan elke student zijn/haar inlogbrief uit. Deze inlogbrief bevat een unieke inlognaam (deelnemer ID), een uniek wachtwoord en de URL voor de toets. Deelnemen onder een andere identiteit / inlognaam is niet toegestaan. 3. Studenten moeten minimaal 30 minuten blijven zitten alvorens ze de toetsruimte mogen verlaten. De toets moet in alle gevallen afgerond worden vóór het voor de toets vastgestelde eindtijdstip. 4. Studenten mogen geen andere dan de toegestane hulpmiddelen gebruiken. De toegestane hulpmiddelen staan vermeld in de toetsgids van de landelijke kennistoets. 5. Bij het afsluiten van de toets moet de student de toets daadwerkelijk afsluiten (knop ‘toets beëindigen’) en uitloggen. De inlogcode, het kladpapier en eventueel andere uitgereikte hulpmiddelen moeten weer ingeleverd worden. 6. Studenten mogen niets meenemen waarop informatie over de vragen staat. 7. Alle gangbare regels van het tentamenreglement van de hogeschool zijn van toepassing voor zover ze niet in strijd zijn met deze regels voor de landelijke kennistoetsen. Onderwijs- en examenregeling Landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen Studiejaar 2015-2016 Onderdeel 1a (Specifiek: geldt voor tweedegraads lerarenopleidingen) Vooraf: 1. Voor de tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands, Engels, Duits, Frans, geschiedenis, aardrijkskunde, algemene economie, bedrijfseconomie, maatschappijleer, gezondheidszorg en welzijn, omgangskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie geldt het volgende: de vakdidactische en vakinhoudelijke kennis waarover de startbekwame docent moet beschikken, is vastgelegd in de kennisbases die landelijk zijn overeengekomen. 2. Per studiejaar zijn er twee toetsrondes. Deelname is verplicht voor alle hogescholen die de desbetreffende lerarenopleiding aanbieden. Toetsdata worden voor aanvang van het studiejaar gepubliceerd. Artikel 1 Voor de vakken Nederlands, Engels, geschiedenis, aardrijkskunde, algemene economie, bedrijfseconomie, wiskunde en natuurkunde geldt dat een digitale kennistoets onderdeel uitmaakt van de opleiding. Aan deze kennistoets is één studiepunt verbonden. 7 a. Aan deze toets moeten alle studenten en cursisten meedoen die vanaf het studiejaar 2011-2012 ingestroomd zijn. Alleen studenten vermeld in artikel 1 sub b zijn uitgesloten van deelname . b. Studenten van een kopopleiding met een vooropleiding die vermeld staat in de verwantschapstabel (zie artikel 6a.1 van de Regeling Studiefinanciering 2000) zijn uitgesloten van deelname aan de landelijke kennistoets. Artikel 2 Voor de vakken Duits, Frans, maatschappijleer, gezondheidszorg en welzijn, omgangskunde, biologie en scheikunde geldt dat een digitale kennistoets onderdeel uitmaakt van de opleiding. Aan deze kennistoets is één studiepunt verbonden.8 a. Aan deze toets moeten alle studenten en cursisten meedoen die vanaf het studiejaar 2012-2013 ingestroomd zijn. Alleen studenten vermeld in artikel 2 sub b zijn uitgesloten van deelname . b. Studenten van een kopopleiding met een vooropleiding die vermeld staat in de verwantschapstabel (zie artikel 6a.1 van de Regeling Studiefinanciering 2000) zijn uitgesloten van deelname aan de landelijke kennistoets. Artikel 3 Er kan pas deelgenomen worden aan de digitale landelijke kennistoets als de student: Een aantal hogescholen heeft gekozen de kennistoets deel uit te laten maken van een grotere onderwijseenheid. In deze gevallen is de kennistoets voorwaardelijk voor het behalen van die onderwijseenheid. 8 Een aantal hogescholen heeft gekozen de kennistoets deel uit te laten maken van een grotere onderwijseenheid. In deze gevallen is de kennistoets voorwaardelijk voor het behalen van die onderwijseenheid. 7
93
a. de propedeuse heeft behaald en; b. tenminste 65% van de studiepunten heeft behaald behorende bij de onderwijseenheden van de kennisbasis en deze onderwijseenheden geheel heeft doorlopen en; c. deze studiepunten in het cijferregistratiesysteem van de studentenadministratie zijn verwerkt. d. Wanneer de opleiding geen propedeutisch examen kent, geldt lid a van dit artikel niet. Artikel 4 Een student mag, mits voldaan is aan de voorwaarden voor deelname, elk studiejaar maximaal twee keer deelnemen aan een digitale landelijke kennistoets. Artikel 5 Sinds het studiejaar 2013-2014 geldt voor het vak Engels dat het behalen van het Certificate of Proficiency in English (CPE) onderdeel is van de toetsing in het kader van 10voordeleraar. Voor het studiejaar 2015-2016 geldt voor de vakken Duits, Frans en Spaans dat een landelijk overeengekomen internationale toets onderdeel is van de toetsing in het kader van 10voordeleraar. Het betreft achtereenvolgens het Goethe-Zertifikat, de Test de Connaissance du Français (TCF) en het Diploma de Español como Lengua Extranjera (DELE). Aan elke internationale toets is één studiepunt verbonden. 9 Artikel 6 De geldigheidsduur van het Certificate of Proficiency in English (CPE) is bepaald op vijf jaar. Hetzelfde geldt voor het Goethe-Zertifikat (Duits), het TCF (Frans) en het DELE (Spaans). Binnen deze periode gelden behaalde resultaten bij een eventuele overstap naar een andere hogeschool ook op deze andere hogeschool.
Artikel 7b.2 Landelijke rekentoets en landelijke taaltoets. Niet van toepassing.
Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren Artikel 8.1 Examencommissie 1. De faculteitsdirectie stelt, op basis van een gemandateerde bevoegdheid van het instellingsbestuur, voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in. Er is een examencommissie voor de opleidingen: a. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, b. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad biologie, c. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Duits, d. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad economie, e. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Engels, f. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Frans, g. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad geschiedenis, h. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad natuurkunde, i. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Nederlands, j. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad pedagogiek, k. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad scheikunde, l. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad wiskunde, m. Opleiding opleidingskunde van het Instituut voor leraar en school 2. De examinatoren en de leden van de examencommissie hebben voldoende deskundigheid en hebben de basisscholing die wordt aangeboden door de HAN Academy of een vergelijkbare training gevolgd. 3. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die dit reglement stelt ten aanzien van kennis, inzicht en Een aantal hogescholen heeft gekozen de internationale taaltoets deel uit te laten maken van een grotere onderwijseenheid. In deze gevallen is de kennistoets voorwaardelijk voor het behalen van die onderwijseenheid. 9
94
4. 5.
vaardigheden, zijnde de eindkwalificaties, die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De examencommissie blijft volledig verantwoordelijk voor eventueel door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. De examencommissie draagt er zorg voor dat door haar genomen mandaatbesluiten schriftelijk worden vastgelegd en worden opgenomen in een reglement examencommissie. Een kopie van de mandaatverlening wordt naar de (faculteits)controller verzonden.
Artikel 8.2 Taken en bevoegdheden examencommissie Naast de taak zoals omschreven in artikel 8.1 lid 3, heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: 1. Het borgen van de kwaliteit van tentamens, integrale toetsen en examens en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER om de uitslag van tentamens, integrale toetsen en examens te beoordelen en de uitslag vast te stellen, inclusief het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 3. Bij het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in lid 2 wordt gewerkt met protocollen voor het beoordelen van werkstukken die aansluiten bij de landelijke eisen10. 4. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van tentamens en integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan. 5. Het beëindigen van de aanwijzing als examinator. 6. Het vaststellen van nadere regels in verband met mogelijke fraude en/of onregelmatigheid van een (aankomend) student of extraneus en de in dat verband te nemen maatregelen. 7. Het doen van voorstellen aan het College van Bestuur om de inschrijving van een student te beëindigen bij ernstige fraude. 8. Het adviseren van het College van Bestuur in verband met beëindigen van de opleiding van de student als gevolg van zijn gedraging in relatie tot toekomstige beroepsuitoefening. 9. Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en/of fraude en het zonodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform het reglement examencommissie zoals dat is vastgesteld door de examencommissie. 10. Het beslissen op vrijstellingsverzoeken van studenten en groepen van studenten en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 11. Het beslissen op het verzoek van een student om een vrije minor te volgen. 12. Het beslissen op het verzoek van een student tot een extra gelegenheid voor het afleggen van een tentamen of integrale toets. 13. Het beslissen op het verzoek van de student voor het afleggen van een leerwegonafhankelijk tentamen. 14. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen van het afsluitend examen kan afleggen, voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd. 15. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen in een andere vorm kan afleggen als bepaald in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleidingen. 16. Studenten met een lichamelijke of zintuiglijke functiebeperking in de gelegenheid stellen op een aangepaste wijze tentamens en integrale toetsen af te leggen. 17. Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling tentamen of een mondelinge integrale toets niet openbaar te laten zijn. 18. Het uitreiken van bewijsstukken en verklaringen. 19. Het mede vorm geven aan het examenbeleid van de groep van opleidingen. 20. Het adviseren van de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie over de OER. 21. Het uitreiken van een getuigschrift ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, nadat door het instellingbestuur is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Deze eisen zijn: - de student dient voor het verlenen van de graad ingeschreven te staan bij de HAN; - het collegegeld dient betaald te zijn; - in het studentinformatiesysteem van de HAN is definitief en formeel vastgelegd dat alle tentamens met goed gevolg zijn afgelegd. 22. Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten. 23. Het desgevraagd - aan degene die meer dan één tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW 10
De landelijke eisen zijn nog niet bekend. 95
kan worden uitgereikt - verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd. 24. Het uitreiken van een getuigschrift bekwaamheidsonderzoek als bewijs dat het bekwaamheidsonderzoek met goed gevolg is afgesloten in het kader van de zij-instroom in het beroep van leraar en docent. Artikel 8.3 Samenstelling examencommissie 1. De examencommissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter en een secretaris. Van deze leden is er: a. tenminste één als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort waarvoor de examencommissie is ingesteld en b. tenminste één belast met toegepast onderzoek bij/voor de opleiding of bij/voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld of tenminste één competent met betrekking tot toegepast onderzoek relevant voor de opleiding of voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld. c. tenminste één lid afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. De examencommissie kan in zijn werkzaamheden worden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. De examencommissie kan, voor aangelegenheden de dagelijkse gang van zaken van één of meer opleidingen betreffende, een dagelijkse commissie (DC) instellen. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de examencommissie en een ander lid van deze opleiding(en) en wordt voor zover die functie wordt ingesteld - ondersteund door de ambtelijk secretaris. De dagelijkse commissie is, op basis van een algemeen mandaat, bevoegd om de lopende zaken betreffende deze opleding(en)te regelen. Ingeval in voorkomende situaties de DC niet tot besluitvorming komt, zal op zo kort mogelijke termijn de situatie aan de examencommissie ter besluitvorming worden voorgelegd. Artikel 8.4 Benoeming, schorsing, beëindiging en zittingsduur van de leden van de examencommissie 1. De faculteitsdirectie benoemt, op basis van een gemandateerde bevoegdheid van het instellingsbestuur en op voordracht van de instituutsdirectie, de leden van de examencommissie waaronder de voorzitter, de secretaris, de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend secretaris. Een en ander met inachtneming van artikel 8.3. 2. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat de examencommissie zodanig is samengesteld dat deskundigheid geborgd is op de volgende terreinen: a. relevante wettelijke kaders (WHW) en overige relevante regelingen; b. kennis van het te bereiken eindniveau van de opleiding(en) en het traject dat daarnaar leidt (curriculum); c. kwaliteitsborging en –beleid met betrekking tot examens en toetsen (gelet op rol examencommissie bij accreditatie); d. methodologisch-technische aspecten van toetsen (zoals toetsconstructie, validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie); e. toegepast onderzoek bij betreffende opleiding(en). 3. Ten behoeve van de voordracht en de benoeming van de leden van de examencommissie wordt een profielschets gehanteerd. In deze profielschets zijn eisen/criteria m.b.t. de vereiste competenties geformuleerd. 4. Ter bevordering van de onafhankelijkheid van de examencommissie kunnen faculteitsdirecteuren, instituutsdirecteuren, onderwijsmanagers, coördinatoren, docenten belast met de taak van curriculumvoorzitter, opleidingscoördinator, of personen die financiële verantwoordelijkheid dragen binnen de instelling geen deel uitmaken van de examencommissie(s) van de opleiding(en) waar(in) ze werkzaam zijn. 5. De faculteitsdirectie kan een ambtelijk secretaris, en eventueel een plaatsvervangend ambtelijk secretaris, aan de examencommissie toevoegen. 6. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een periode van één jaar. 7. Leden zijn opnieuw benoembaar. 8. Alvorens tot (her)benoeming van een lid over te gaan, hoort de faculteitsdirectie de leden van de desbetreffende examencommissie. Hierbij worden de in lid 2 en 3 van dit artikel bedoelde deskundigheidseisen/-criteria expliciet betrokken.
96
9.
Het niet naar behoren vervullen van de taken van de examencommissie kan niet leiden tot het ontslag door de faculteitsdirectie van de leden van de examencommissie. De faculteitsdirectie kan in dat geval wel ingrijpen door een of meer leden van de examencommissie te schorsen of de benoeming als lid van de examencommissie te beëindigen. 10. Beëindiging van de benoeming van de leden van de examencommissie door de faculteitsdirectie vindt plaats: a. Na het verstrijken van de benoemingsperiode, tenzij er sprake is van herbenoeming zoals bedoeld in lid 8. b. Tussentijds op eigen verzoek, waarbij in overleg met de faculteitsdirectie een redelijke termijn wordt gehanteerd. c. Tussentijds bij besluit van de faculteitsdirectie. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld. Daarbij geeft de faculteitsdirectie aan wat de reden van het besluit is en per welke datum de beëindiging van de benoeming ingaat. Artikel 8.5 Gezamenlijk overleg faculteitsdirectie, examencommissies en instituutsdirecties 1. De faculteitsdirectie overlegt minimaal twee keer per studiejaar (gezamenlijk) ten minste met alle voorzitters van de examencommissies van de betreffende faculteit en de betrokken instituutsdirecties. 2. De agenda van het gezamenlijk overleg wordt – in overleg met de voorzitters van de examencommissies en de instituutsdirecties - bepaald door de faculteitsdirectie. Met dien verstande dat in ieder geval de jaarlijkse rapportage van de examencommissie geagendeerd wordt. 3. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat een vastgesteld verslag van het gezamenlijk overleg ter informatie wordt gestuurd naar de betreffende examencommissies en instituutsdirecties en ter beschikking wordt gesteld aan overige belangstellenden. Artikel 8.6 Jaarlijkse rapportage examencommissie en faculteitsdirectie 1. De examencommissie legt jaarlijks - door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november -, verantwoording af aan de faculteitsdirectie over haar beleidsvoering. 2. Uitgaande van de wettelijke taken van de examencommissie komen daarbij in ieder geval de volgende onderwerpen in aanmerking voor opname in de rapportage: a. Vaststellen of studenten aan het eindniveau van de opleiding voldoen (uitreiking getuigschriften) b. Aanwijzing examinatoren (deskundigheid van de examinatoren vaststellen en borgen) c. Het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens (toetsbeleid) d. Het vaststellen van richtlijnen om de uitslag van tentamens te beoordelen en vast te stellen (beoordelingsnorm) e. Klachtenbehandeling f. Behandeling bezwaren (aantal beslissingen op bezwaar) g. Uitspraken college van beroep voor de examens (voor zover betrekking hebbend op de examencommissie) h. Vrijstellingen en evc’s i. Beoordeling van programma’s op maat van individuele studenten j. Fraude bij tentamens (aantal gevallen, genomen maatregelen) k. Betrokkenheid bij accreditaties l. Samenstelling van de examencommissie (nieuwe benoemingen en beëindigingen van lidmaatschap) m. Hantering profielschetsen n. Gevolgde deskundigheidsbevordering door leden o. De vastlegging van de besluiten van de examencommissie p. Hantering Handreiking examencommissies 3. De betrokken instituutsdirectie(s) ontvangt (ontvangen) de rapportage van de examencommissie in afschrift. 4. De faculteitsdirectie rapporteert jaarlijks in de maand december schriftelijk aan het College van Bestuur over de gang van zaken met betrekking tot de examencommissie. Daarbij wordt de rapportage zoals bedoeld in lid 1 voorzien van zijn reactie op onder meer de daarin opgenomen aandachts- en verbeterpunten, ook in relatie tot de vorige (jaar)rapportage. Voorts rapporteert hij over zijn rol bij het benoemingsbeleid (o.a. borging van deskundigheid, onafhankelijkheid en profiel) en de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan het beleid betreffende de inzet van externe deskundigen en zijn reactie op de wijze waarop de examencommissie functioneert
97
volgens de instituutsdirecteur. 5. De instituutsdirectie ziet toe op een goed functioneren van de examencommissie en rapporteert hierover aan de faculteitsdirectie. De instituutsdirectie houdt de R&O-gesprekken met de leden van de examencommissie en de examinatoren. De faculteitsdirectie kan op basis van de hierboven bij lid 1 bedoelde rapportage bepalen dat zij de instituutsdirectie aanwijzingen geeft voor het R&O-gesprek of het R&O gesprek zelf houdt. 6. De bij lid 4 en 5 van dit artikel bedoelde rapportages maken (ook) deel uit van de managementsrapportages en –gesprekken. Artikel 8.7 Faciliteiten 1. Faculteits- en instituutsdirectie stellen de examencommissie voldoende faciliteiten ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende: a. Jaarlijks stelt het CvB een normering vast voor het aantal uren dat op (studie)jaarbasis beschikbaar is voor de leden van een examencommissie en een ambtelijk secretaris. b. Voor de externe deskundigen die zijn benoemd tot lid van de examencommissie of aangewezen zijn als examinator wordt een richtlijn t.b.v. een HAN-brede financiële vergoeding vastgesteld. c. Met inachtneming van artikel 8.1 lid 4 en 5 kan de examencommissie in overleg met de faculteitsdirectie een of meer deskundigen op een of meer van de in artikel 8.4 lid 2 genoemde terreinen inschakelen. d. De examencommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen. e. Er is een HAN-breed aanbod van deskundigheidsbevordering in de vorm van onder meer workshops. Het aanbod wordt jaarlijks vastgesteld door het College van Bestuur (na schriftelijk advies van het “Netwerk Examencommissies HAN”). f. Er is een jaarlijks te actualiseren “Handboek examencommissies HAN” met relevante informatie: formats, voorbeeldbrieven e.d. g. Er is een “Vraagpunt Examencommissies HAN” met een eigen e-mailadres. Dit vraagpunt draagt er zorg voor dat - door een voorzitter en/of (ambtelijk) secretaris van een examencommissie - voorgelegde vragen zo spoedig mogelijk (integraal) beantwoord worden door ter zake deskundigen. h. Er is een (HAN-breed) “Netwerk Examencommissies HAN” waarvan voorzitters en/of (ambtelijk) secretarissen van examencommissies - op vrijwillige basis - deel uit maken. In onderling overleg bepalen de deelnemers de doelstelling(en), organisatie en werkwijze van het netwerk. Op verzoek van de voorzitter van het netwerk dragen de betrokken faculteitsdirecteuren zorg voor een passende facilitering van het netwerk. Artikel 8.8 Bescherming Het College van Bestuur, de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie dragen er zorg voor dat de leden van de examencommissie, de leden van de dagelijkse commissie en de ambtelijk secretaris - uit hoofde van hun lidmaatschap van, c.q. werkzaamheden voor, de examencommissie – niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool.
Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding Artikel 9.1 Doel van de studieloopbaanbegeleiding Met de studieloopbaanbegeleiding wordt beoogd studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Het is een toekomstgericht begeleidingssysteem waarbij studenten te maken krijgen met beroepseisen, studieresultaten en studiegedrag en worden uitgedaagd om hun reflectievermogen, leervaardigheden en strategieën te ontwikkelen. Tegelijkertijd vormt studieloopbaanbegeleiding een vangnet voor studenten die nog niet voldoende vaardigheden ontwikkeld hebben met betrekking tot het zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren. Met studieloopbaanbegeleiding richt men zich daarom ook op preventie, signaleren en problemen oplossen ten aanzien van studieproblemen. Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding
98
1. Studieloopbaanbegeleiding vindt zowel plaats in groepen van studenten als met de student individueel. 2. Een groep studenten als bedoeld in lid 1 wordt begeleid door een team van docenten: dit zijn docenten/ begeleiders op de werkplek en studieloopbaanbegeleiders. 3. Elke student wordt begeleid door een van de in lid 2 bedoelde docenten en is gekoppeld aan een studieloopbaanbegeleider. 4. Het programma van de studieloopbaanbegeleiding is nader uitgewerkt in de handleiding studieloopbaanbegeleiding. 5. Het dragen van de verantwoordelijkheid door de student voor het eigen leerproces is een essentieel leerdoel en uitgangspunt. De student dient zich begeleidbaar op te stellen.
Paragraaf 10 Judicium Abeundi Artikel 10.1 Blijk van ongeschiktheid 1. Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien de student bedoeld in lid 1 is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met, of gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan de opleiding waarvoor hij is afgewezen, kan de student het recht op het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens in die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding tevens worden ontzegd. Artikel 10.2 Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid 1. De bevoegdheid tot het besluiten tot de weigering of beëindiging van de inschrijving als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 komt toe aan het College van Bestuur. 2. Aan een besluit als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 gaat een advies van de examencommissie vooraf. 3. Dit advies is mogelijk op eigen initiatief van de examencommissie of op basis van een melding van ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen van een student tijdens diens opleiding die zijn geconstateerd door een opleider, docent of examinator. 4. Het advies wordt op schrift gesteld en is met redenen omkleed. 5. Het College van Bestuur beslist pas tot een afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 indien aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedraging(en) en/of uitlating(en) blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsuitoefening, na een zorgvuldige belangenafweging van alle omstandigheden van het geval. 6. Voordat tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 wordt besloten, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 7. Het besluit tot afwijzing wordt schriftelijk genomen en is met redenen omkleed. 8. Het besluit is voorzien van de rechtsmiddelenclausule dat tegen een besluit tot afwijzing bezwaar openstaat bij de geschillenadviescommissie. 9. Hangende het onderzoek naar een mogelijke afwijzing van de student en/of hangende het bezwaar, kan het College van Bestuur besluiten, zulks al dan niet op advies van de examencommissie, tot het opleggen van een tijdelijke ordemaatregel, indien de omstandigheden van het geval deze ordemaatregel rechtvaardigen. 10. Na een besluit op grond van artikel 10.1 lid 1 wordt de inschrijving van de betreffende student beëindigd met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit is genomen. 11. Indien de inschrijving van een student is beëindigd op grond van het besluit tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1, kan de betreffende (ex-)student niet opnieuw ingeschreven worden voor de opleiding of een aanverwante opleiding zoals bedoeld in artikel 10.1 lid 2, waarvoor hij is afgewezen, tenzij hij ten genoegen van de faculteitsdirectie heeft aangetoond dat hij niet langer ongeschikt is.
99
Paragraaf 11 Slotbepalingen Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de instituutsdirecteur of, zo het geval tot de bevoegdheden van de examencommissie moet worden gerekend, de voorzitter van de examencommissie. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 11.2 Vaststelling Deze regeling is vastgesteld door de faculteitsdirecteur van de faculteit Educatie op 10 juli 2015, na verkregen instemming van de Faculteitsraad Educatie op 10 juli 2015 Artikel 11.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2015 en is geldig tot en met 31 augustus 2016.
100
Bijlagen Onderwijs- en ExamenRegeling Bijlage 1 Bijlage conform artikel 4.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen Bijlage 2 Bijlage conform artikel 6.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen Bijlage 3 Bijlage conform artikel 3.4 lid 9 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden en tentamens
101
Reglement examencommissies Faculteit Educatie 2015-2016 voor de examencommissie van het Instituut voor Leraar en School (ILS) Preambule De reglementen voor de examencommissies bij de HAN zijn in tweeën te verdelen. 1. In de onderwijs- en examenregeling (OER) 2015-2016 is een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot examencommissie en examinatoren (paragraaf 8). Waar relevant wordt in voorliggend reglement naar artikelen uit paragraaf 8 van de OER’en 2015-2016 van de bacheloropleidingen tot leraar vo van de 2de graad van het ILS en de OER 2015-2016 van de bacheloropleiding opleidingskunde van het ILS verwezen. 2. In het onderhavige reglement examencommissies Faculteit Educatie (FE) 2015-2016 is eveneens een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot de examencommissies van de FE. 3. Krachtens de WHW wordt de OER vastgesteld door het instellingsbestuur en het reglement examencommissies door de examencommissie. PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor dit reglement gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het opleidingsstatuut (bijlage van het opleidingsstatuut). Artikel 1.2 Status, toepasselijkheid en wijziging van het reglement 1. Dit reglement bevat regels over taken en bevoegdheden van de examencommissies van het en maatregelen die zij in dit verband kan nemen, alsmede regels over de uitvoering ervan. 2. Het reglement is van toepassing op tentamens, respectievelijk integrale toetsen en examens van de bachelor-opleidingen van het ILS: a. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad aardrijkskunde, b. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad biologie, c. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad Duits, d. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad economie, e. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad Engels, f. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad Frans, g. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad geschiedenis, h. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad natuurkunde, i. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad Nederlands, j. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad pedagogiek, k. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad scheikunde, l. Opleiding tot Leraar VO van de 2de graad wiskunde, m. Opleiding opleidingskunde. 3. Wijzigingen van dit reglement worden door de examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. PARAGRAAF 2. STATUS, SAMENSTELLING, WERKWIJZE EN VERGADERINGEN Artikel 2.1 Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie 1. Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn geregeld in de artikelen 8.1 en 8.2 van de OER 2015-2016. Dit artikel (2.1) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen. 2. Door derden aan de examencommissie gemandateerde taken zijn opgenomen in een overzicht dat als bijlage 2 aan dit reglement is toegevoegd. 3. Door de examencommissie kunnen aan perso(o)n(en) / orga(a)n(en) een of meer taken worden gemandateerd. De gemandateerde taken worden vastgelegd in aparte mandaatbesluiten. Een overzicht van de verleende mandaten is opgenomen in bijlage 3 bij dit reglement. 4. De verantwoordelijkheden en taakstelling van de examencommissie betreffende de minor van de opleiding zijn niet overdraagbaar, tenzij het een HAN gecertificeerde minor betreft. Als er geen twijfel is over de leerbronnen en de minor komt uit het gecertificeerde aanbod van de HAN, is de goedkeuring door de examencommissie gemandateerd aan de studieloopbaanbegeleider. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat regelmatig aan haar schriftelijk gerapporteerd wordt betreffende de voortgang van door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden.
102
Artikel 2.2 Samenstelling en werkwijze examencommissie 1. De samenstelling van de examencommissie is geregeld in art. 8.3 van de OER 2015-2016. Dit artikel (2.2) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen. 2. Examinatoren en overige betrokkenen kunnen zo nodig door de examencommissie worden gehoord en verstrekken de commissie de gevraagde inlichtingen en/of adviezen. 3. Examinatoren moeten desgevraagd de examencommissie kunnen voorzien van materiaal aan de hand waarvan de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en –resultaten beoordeeld kunnen worden (zoals: leerdoelen, toetsplan, toetsmatrijs, een antwoordmodel, beoordelingsschema, beoordelingscriteria bij opdrachten, het tentamen en/of de opdracht(en) zelf, de tentamenresultaten en een analyse daarvan). 4. Desgewenst worden deskundigen van buiten de HAN als adviseur door de examencommissie gehoord. 5. Over de jaarlijkse rapportage van de examencommissie, de faciliteiten van de examencommissie en de rechtsbescherming van de leden de examencommissie zijn bepalingen opgenomen in resp. art. 8.6, 8.7 en 8.8 van de OER 2015-2016. De examencommissie dient bij haar verslaglegging uit te gaan van de “HANdreiking t.b.v. jaarlijks(e) rapportage examencommissies”. Artikel 2.3 Vergaderingen examencommissie 1. De examencommissie vergadert ten minste 4 maal per jaar. 2. De data van de vergaderingen van de examencommissie worden zodanig gepland dat zij aansluiten bij de planningscyclus van de opleiding(en) en de faculteit. 3. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. 4. Indien bij stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 5. Bij gelegenheid van de eerstvolgende vergadering bekrachtigt de examencommissie formeel de beslissingen de dagelijkse gang van zaken betreffende, die de dagelijkse commissie op basis van haar algemeen mandaat tussentijds heeft genomen; evenals eventuele andere beslissingen die op basis van gemandateerde taken/bevoegdheden zijn genomen. 6. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat van elke vergadering een verslag wordt gemaakt. Het conceptverslag wordt binnen tien werkdagen aan de leden van de examencommissie toegezonden. Het verslag wordt de eerstkomende vergadering van de examencommissie vastgesteld. Onderdeel van het verslag is een besluitenlijst. 7. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de overige leden van de examencommissie tijdig een exemplaar van het vastgestelde verslag via Scholar kunnen inzien. 8. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat vastgestelde, geanonimiseerde, vergaderverslagen digitaal kunnen worden ingezien door docenten van de betrokken opleiding(en). PARAGRAAF 3 KWALITEITSBEWAKING EXAMENS EN TENTAMENS Artikel 3.1 Het borgen van de kwaliteit van tentamens 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de tentamens en de examens. De examencommissie wordt op haar verzoek daartoe door de examinatoren in het bezit gesteld van relevant materiaal. 2. De examencommissie zal daar waar nodig aanwijzingen ter verbetering doen. 3. Voor het waarborgen van de validiteit, betrouwbaarheid, uitvoerbaarheid en transparantie van de toetsing neemt de examencommissie het toetsbeleidsplan zoals opgesteld door de instituutsdirectie als uitgangspunt. Artikel 3.2 Richtlijnen en aanwijzingen t.b.v. de beoordeling van tentamens 1. De beoordeling van tentamens geschiedt door de examencommissie, of door examinatoren aangewezen door de examencommissie. 2. De examinatoren, dan wel de examencommissie, beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen. Artikel 3.3 Tegengaan van oneigenlijke toekenning of onthouding van studiepunten De examencommissie gaat oneigenlijke toekenning van studiepunten of onthouding ervan, door examinatoren tegen.
103
Artikel 3.4 Procedure(s) bij het bepalen (door de examencommissie) of een kandidaat geslaagd is voor een examen Ten behoeve van het besluit of een kandidaat al dan niet geslaagd is voor het examen hanteert de examencommissie de richtlijnen zoals deze in de OER zijn opgenomen. Artikel 3.5 Het bevorderen van de deskundigheid van examinatoren 1. De examencommissie bevordert dat de examinatoren voldoende deskundig zijn. Hiertoe zal de examencommissie bevorderen dat de examinatoren geschoold en zo nodig gecertificeerd zijn. 2. Zij houdt daarvoor een lijst bij van alle examinatoren met hun specifieke deskundigheden en stelt minimumeisen vast met betrekking tot de deskundigheden. 3. De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie waar nodig maatregelen te treffen om de deskundigheid van examinatoren te bevorderen. 4. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet aan de deskundigheidseisen voldoet. Artikel 3.6 Externe validering van examenkwaliteit De examencommissie draagt zorg voor externe validering van de examenkwaliteit door het bevorderen van: opleidings-/instituutsoverstijgende tentaminering; het hanteren van een gezamenlijk protocol t.b.v. de beoordeling van eindwerkstukken; de inzet van externe deskundigen bij het opstellen van tentamens en beoordelingsprocedures; de inzet van externe deskundigen bij het beoordelen van tentamenresultaten; PARAGRAAF 4: AANWIJZEN VAN EXAMINATOREN Artikel 4.1 Aanwijzen van examinatoren 1. De examencommissie kan docenten belast met onderwijs in een opleiding, deskundigen van buiten de opleiding en/of beroepsbeoefenaren van buiten de opleiding aanwijzen als examinator van de (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen uit deze opleiding in de bijbehorende onderwijseenheid/-eenheden wanneer zij voldoen aan de eisen gesteld in artikel 4.2 van dit reglement. 2. Examinatoren zijn belast met het afnemen van (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag ervan. Artikel 4.2 Profielschets voor examinatoren 1. Examinatoren zijn deskundig in een of meer te leren beroepstaken, of delen daarvan en beschikken over onderwijskundige kennis en vaardigheden wat betreft opstellen van tentamens, en/of het vaststellen van beoordeelwijze en –norm, en/of het organiseren van tentamens en/of het kunnen analyseren van de tentamenresultaten op basis van richtlijnen en criteria voor betrouwbare, valide en transparante tentaminering en beoordeling. 2. De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie waar nodig maatregelen tot deskundigheids-bevordering van examinatoren te treffen.
104
PARAGRAAF 5: TENTAMENS, VRIJSTELLINGEN EN LEERWEGONAFHANKELIJKE TENTAMENS/TOETSEN Artikel 5.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn in paragraaf 7 kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van (deel)tentamens, vrijstellingen en leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen. 2. De in deze paragraaf (5) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 5.2 Tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten met een functiebeperking 1. Een student met een functiebeperking kan desgewenst bij de examencommissie een verzoek indienen maatregelen te treffen voor één of meer bijzondere tentamenvoorzieningen. 2. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt de student bij zijn aanvraag, adviseert de examencommissie over deze aanvraag, draagt zorg voor de communicatie over en realisatie van de te treffen maatregelen en ziet er op toe dat de met de examencommissie overeengekomen extra bijzondere voorzieningen effectief worden uitgevoerd. 3. De examencommissie verhoudt zich in deze tot het HAN-beleid betreffende studeren met een functiebeperking. Artikel 5.3 Toestemming om zonder propedeutisch getuigschrift tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase De examencommissie kan een ingeschreven student die niet in het bezit is van het propedeutisch getuigschrift van de betreffende opleiding – op diens schriftelijk verzoek – schriftelijk toestemming verlenen om tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase van die opleiding. Art. 5.4. Vrijstellingen van tentamens en integrale toetsen en verzoeken en registratie voldaan van deeltentamens en deelintegrale toetsen Art. 5.4.1. Het aanvragen van een vrijstelling van tentamens en integrale toetsen a. De student dient zijn verzoek rechtstreeks schriftelijk in bij de examencommissie (OER art. 7.9 leden 1,3). b. Het verzoek, inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal, dient tenminste 30 werkdagen voor de tentamenperiode of voor een standalone gepland tentamen te zijn ontvangen door de examencommissie. c. Bij de beoordeling van het verzoek hanteert de examencommissie de beoordelingscriteria zoals beschreven in art. 7.9 lid 3 van de OER. Hierbij in aanmerking nemend de gronden die in de OER zijn opgenomen voor het verstrekken van vrijstellingen. De examencommissie kan zich laten adviseren door de vakgroep of vakdocent, dan wel een externe deskundige. d. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk mee aan de student en de betreffende vakgroep en /of docent en / of SLB’er (“vrijstelling voor ---toegewezen” of “vrijstelling voor ---- afgewezen”). e. Indien de vrijstelling is verleend zorgt de examencommissie voor registratie van de verleende vrijstelling in het studentinformatiesysteem Alluris. Art. 5.4.2. Het aanvragen van vrijstellingen van tentamens en van integrale toetsen, met het doel verderop in te stromen in de opleiding en de studieduur te bekorten. De belangstellende wordt tijdens een, kort, voorlichtend gesprek, gezien de door hem getoonde informatie, aangegeven dat, de kans al dan niet (zeer) reëel is, dat er een mogelijkheid is dat hij al dan niet in aanmerking komt voor vrijstellingen. Ook kan een inschatting worden gegeven op welk niveau / in welk studiejaar de belangstellende kan instromen in de opleiding. Echter, hierover kan geen zekerheid worden gegeven. De zekerheid kan wel gegeven worden nadat de student zich heeft ingeschreven en de vraag om vrijstellingen bij de examencommissie indient die vervolgens beslist over het wel of niet te verlenen van vrijstellingen. Zie verder onder art. 5.4.1.
105
Artikel 5.5. De procedure bij het verzoek tot een leerwegonafhankelijk tentamen (OER 7.4a). a. De student dient zijn verzoek rechtstreeks schriftelijk in bij de examencommissie (OER art. 7.4a lid 1). b. Het verzoek, inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal, dient tenminste 30 werkdagen voor de periode waarin de leerweg wordt uitgevoerd te zijn ontvangen door de examencommissie. c. Bij de beoordeling van het verzoek hanteert de examencommissie als beoordelingscriterium de gerede kans die de student heeft het tentamen voor deze onderwijseenheid met een voldoende resultaat te kunnen afsluiten zonder de bijbehorende leerweg te hebben gevolgd. De examencommissie kan zich laten adviseren door de vakgroep of vakdocent, dan wel een externe deskundige. d. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk mee aan de student en de betreffende vakgroep en /of docent en / SLB’er (“deelname aan het tentamen van de OWE ------- zonder de bijbehorende leerweg te hebben gevolgd is toegestaan” of deelname aan het tentamen van de OWE ------- zonder de bijbehorende leerweg te hebben gevolgd is niet toegestaan “). Art. 5.6. Uiterlijke data voor het indienen van verzoeken bij de examencommissie a. Verzoeken voor vrijstellingen in 2015-2016 dienen, volledig, uiterlijk 1 mei 2016 bij de examencommissie te zijn aangeleverd. b. Verzoeken voor extra tentamengelegenheden in 2015-2016 dienen, volledig, uiterlijk 1 juli 2016 bij de examencommissie te zijn aangeleverd. c. Verzoeken voor extra tentamenvoorzieningen in 2015-2016 dienen, volledig, uiterlijk 1 mei 2016 bij de examencommissie te zijn aangeleverd. PARAGRAAF 6 ONREGELMATIGHEID EN FRAUDE BIJ TENTAMENS Artikel 6.1 Definitie van onregelmatigheid en fraude 1. Onder onregelmatigheid wordt verstaan elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. 2. Onder fraude wordt verstaan elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 3. Onder onregelmatigheid wordt in ieder geval begrepen: a) het als eigen werk opnemen in het portfolio en /of als eigen werk presenteren c.q. inleveren van werk (zoals scriptie, werkstuk, opdracht, tentamenuitwerking) dat geheel of gedeeltelijk is overgenomen en/of door de student samen met een of meer andere(n) is gemaakt; b) het laten uitlekken van tentamenvragen en/of –antwoorden voorafgaand of tijdens het tentamen; c) het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt; d) het hulp of steun zoeken en/of verkrijgen van een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de medestudent wordt gewekt; e) het binnen handbereik hebben van niet-toegestane hulpmiddelen tijdens het tentamen; f) het tijdens de tentaminering gebruiken van toegestane hulpmiddelen waarin niet toegestane informatie en/of toevoegingen voorkomen (bijgeschreven, op losse blaadjes, digitaal of anderszins); g) het zonder uitdrukkelijke toestemming verlaten van de tentamenlocatie en/of daarin terug te keren tijdens het tentamen; h) het verlaten van de tentamenlocatie met de uitwerking van een opdracht, ook wanneer deze uitwerking vervolgens wordt aangeboden aan de surveillant of diens plaatsvervanger; i) het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van tentamens, respectievelijk integrale toetsen; j) het maken van een tentamen onder de naam van een ander, dan wel dit laten doen; k) het overtreden van regels voor inzage in beoordeeld tentamenwerk; l) al die zaken of voorvallen die als zodanig door de voorzitter van de examencommissie worden benoemd.
106
Artikel 6.2 Inbeslagname bewijsmateriaal De examencommissie, en diegenen die namens haar aanwezig zijn bij het tentamen/de toets, zijn bevoegd tot inbeslagname van enig materiaal dat kan dienen als bewijs van de onregelmatigheid of fraude. Nadat de beslissing van de examencommissie als bedoeld in artikel 6.6, onherroepelijk is geworden, retourneert de examencommissie het materiaal onverwijld aan de student. Artikel 6.3 Maatregelen bij onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, 1. Indien een student zich ten aanzien van enig deel van het tentamen aan enige onregelmatigheid waaronder begrepen fraude heeft schuldig gemaakt, kan de examencommissie een of meer van de volgende maatregelen treffen: a) schriftelijke waarschuwing; b) schriftelijke berisping; c) het onthouden van het getuigschrift aan de student (indien de onregelmatigheid/fraude eerst na afloop van een tentaminering wordt ontdekt); d) bepalen dat het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde tentaminering op een door de examencommissie te bepalen wijze, datum en tijd (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een tentaminering wordt ontdekt); e) intrekking van het getuigschrift nadat deze is uitgereikt (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het uitreiken van het getuigschrift wordt ontdekt). 2. Bij fraude en andere onregelmatigheden, kan de examencommissie besluiten tot ontzegging van deelname aan één of meer (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen voor de termijn van ten hoogste 1 jaar. 3. Bij ernstige fraude en andere onregelmatigheden, kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van betrokkene definitief te beëindigen. 4. De examencommissie geeft indien een student zich naar het oordeel van de examencommissie, ten aanzien van enig deel van het tentamen aan een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, schuldig heeft gemaakt, de volgende richtlijn: de examencommissie verklaart het tentamen van onwaarde en kent het cijfer 0 toe aan het betreffende tentamen. Artikel 6.4 Onthouden getuigschrift 1. Indien de onregelmatigheid/fraude eerst na afloop van het tentamen wordt ontdekt, kan de examencommissie de student het getuigschrift onthouden. 2. De examencommissie kan ook besluiten dat het getuigschrift pas wordt uitgereikt nadat de student, op een door de examencommissie voorgeschreven wijze, opnieuw is getentamineerd. Artikel 6.5 Horen student De examencommissie deelt onverwijld, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk, mee aan de student dat er een melding11 van onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, bij een tentamen hem betreffende is ontvangen. De examencommissie stelt de student, melder en eventuele derden in de gelegenheid te worden gehoord, zo mogelijk in aanwezigheid van de student en de melder alvorens de examencommissie een beslissing neemt over de melding van de onregelmatigheid/fraude. Bij aanvang van de hoorzitting wordt de student op zijn zwijgrecht gewezen. Artikel 6.6 Bekendmaking besluit Uiterlijk 5 werkdagen na de gelegenheid waarop de student en de examinator(en) kunnen worden gehoord, informeert de examencommissie de student schriftelijk over het genomen besluit, dan wel een voorstel/advies aan het college van bestuur. Artikel 6.7 Beroep Tegen het besluit van de examencommissie, als bedoeld in artikel 7.6, kan de student beroep instellen volgens de procedure beschreven in de regeling ‘rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende’ zoals opgenomen in het studentenstatuut algemeen deel.
11
In bijlage 1 bij dit reglement is een procedure voor het melden van een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, opgenomen. 107
PARAGRAAF 7 GETUIGSCHRIFT EN DIPLOMASUPPLEMENT Artikel 7.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. 2. De in deze paragraaf (7) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 7.2 Vaststellen of de student voldoet aan de eindkwalificaties benodigd voor het verkrijgen van de graad 1. De examencommissie dient op objectieve en deskundige wijze vast te stellen een student voldoet aan de eisen die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 2. Examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen. 3. De examinatoren verwerken de resultaten van de beoordeelde tentamens in het studentinformatiesysteem Alluris. Artikel 7.3 Getuigschrift 1. De examencommissie verstrekt eenmalig een Nederlandstalig getuigschrift aan de kandidaat die geslaagd is voor een examen. 2. Bij het opstellen van het getuigschrift wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde formats voor het getuigschrift van het propedeutisch examen en voor het getuigschrift van het afsluitend (bachelor) examen. 3. De datum die op het getuigschrift staat is de datum waarop de examencommissie heeft besloten dat de kandidaat voor het betreffende examen geslaagd is. Deze datum geldt als de officiële datum van geslaagd zijn. 4. De student tekent voor ontvangst van het getuigschrift. 5. Voorafgaand aan het opmaken van het getuigschrift controleert de examencommissie of de instituutsdirecteur heeft verklaard of de student aan de procedurele voorwaarden heeft voldaan voor afgifte van het getuigschrift. Indien de instituutsdirecteur het controleren of de student voldoet aan de procedurele voorwaarden voor afgifte van het getuigschrift heeft gemandateerd aan de examencommissie (of de service unit Studentzaken van het Service bedrijf) verleent laatstgenoemde deze verklaring. Bovendien controleert de examencommissie de op de getuigschriften vermelde onderwijseenheden en studiepunten op juistheid. 6. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het getuigschrift wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard. 7. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de verlening van de graad aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding of associate-degreeprogramma in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd. 8. Indien het college van bestuur van de HAN het verlenen van de graad aan een student gemandateerd aan de examencommissies, verleent de examencommissie als gemandateerde de graad. Artikel 7.4 Diplomasupplement 1. Een kandidaat die het getuigschrift behorende bij het afsluitend examen uitgereikt krijgt, ontvangt van de examencommissie een Engelstalig diplomasupplement (DS). 2. Bij het opstellen van het diplomasupplement wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format van het diplomasupplement. 3. Voor het uitreiken van het diplomasupplement controleert de examencommissie of student aan de voorwaarden heeft voldaan door de op het document vermelde studiepunten en cijfers te controleren. 4. Een diplomasupplement is voorzien van de naam en handtekening van de voorzitter van de examencommissie en van een stempel van de HAN. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het diplomasupplement wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard.
108
Artikel 7.5 Getuigschriftvertaling 1. Op verzoek van de instellingsdirecteur kan – door de examencommissie – van het getuigschrift van een opleiding een Engelse of Duitse vertaling worden verstrekt. 2. De door de examencommissie te gebruiken vertaling in het Engels is door het CvB vastgesteld. 3. Voor de vertaling van het getuigschrift in een andere dan de in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde talen dienen afgestudeerden zich – op eigen kosten - te wenden tot een beëdigd tolk/vertaler (zie: www.ngtv.nl). 4. Voor het – door de examencommissie – verstrekken van een vertaling van het originele getuigschrift, de in artikel 7.6 genoemde gewaarmerkte kopie en verklaring kunnen administratiekosten in rekening worden gebracht. Artikel 7.6 Verlies getuigschrift a. Voor het opvragen van een vervangend getuigschrift is wordt de aanvrager verwezen naar DUO. https://duo.nl/particulieren/diplomas/vervangend-document-aanvragen/diploma-kwijt.asp b. Voor opleidingen en jaargangen van opleiding waarvoor DUO geen uitslaggegevens heeft kan degene aan wie reeds een getuigschrift is uitgereikt kan door de examencommissie een verklaring dat betrokkenen dd.mm.jjjj is afgestudeerd aan opleiding xxx van de HAN verstrekt worden. PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN Artikel 8.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, zo dit tot de bevoegdheden van de examencommissie behoort, de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 8.2 Klacht en beroep inzake beslissingen en handelswijzen van een examencommissie Zie hiervoor de “regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Deze regeling is als bijlage 10 opgenomen in het studentenstatuut HAN 2015-2016. Artikel 8.3 Vaststelling en inwerkingtreding 1. Dit reglement is vastgesteld in de vergadering van de examencommissies van de faculteit Educatie op 21 april 2015 en treedt in werking met ingang van 1 september 2015. 2. Dit reglement is, voor het ILS, ter vervanging van het reglement examencommissie ILS 2014-2015 dat is vastgesteld op 1 april 2014. 3. Dit reglement, inclusief eventueel vastgestelde tussentijdse wijzigingen conform artikel 1.2 lid 3, wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleidingen genoemd in artikel 1.2 lid 2 via het Opleidingsstatuut van de opleidingen tot leraar van de 2de graad van het ILS van de FE en het Opleidingsstatuut van de opleiding opleidingskunde van het ILS van de FE.
109
Bijlage 1a. Werkwijze bij constatering van een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, tijdens het tentamen 1. Als een (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, geconstateerd wordt door de examinator, surveillant, coördinator, medestudent of andere persoon, deelt deze dit direct mee aan de betreffende student. 2. De surveillant coördinator, medestudent of andere persoon informeert via de coördinator van het tentamenbureau de secretaris van de examencommissie op zo kort mogelijke termijn na constatering over de (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude. 3. De examinator, coördinator, medestudent of andere persoon informeert de secretaris van de examencommissie op zo kort mogelijke termijn na constatering over de (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, 4. In geval de (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, geconstateerd wordt tijdens een schriftelijk tentamen neemt de surveillant, of bij een ander tentamen de examinator, direct alle bescheiden in beslag waarmee de student (vermoedelijk) een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, begaat. De student kan, indien de surveillant of examinator hiertoe besluit, vervolgens – onder voorbehoud – het schriftelijk tentamen afmaken. 5. In geval van geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, bij een tentamen vult de surveillant, coördinator, examinator, medestudent of andere persoon direct na afloop van het tentamen, bij voorkeur het “formulier constatering van vermoedelijke onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude,” (zie onder) in en wordt ook de student in de gelegenheid gesteld zijn visie op het gebeuren te noteren op het formulier. 6. Een exemplaar van het ingevulde en door de surveillant, coördinator, examinator, medestudent of andere persoon, zo mogelijk door de student, ondertekende formulier wordt (met alle relevante bescheiden) wordt zoals boven beschreven ingeleverd bij de examencommissie. Een kopie van de melding wordt binnen 2 dagen overhandigd aan, dan wel verzonden aan, de student.
110
Bijlage 1b.
Formulier constatering vermoedelijke onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, FE. Aan: de examencommissie van het Instituut voor Leraar en School (ILS-HAN) Vermoedelijke onregelmatigheid/fraude is geconstateerd door: Naam surveillant/examinator/coördinator/student/ander persoon: …………………………………………………………………………… Bij: Naam student: ………………………………………………met studentnummer:……………………….. Vakcode en naam tentamen: ……………………………………………………………….. Datum: ………………………………………………………………………………………… Tijdstip: ………………………………………………………………………………………… Lokaal: …………………………………………………………………………………………. Locatie: ………………………………………………………………………………………… Beknopt schriftelijk verslag van de surveillant/examinator van het gebeurde:
Handtekening surveillant/examinator: ………………………………….. Schriftelijk verslag van de student op het gebeurde (facultatief)
Handtekening student: …………………………….. De surveillant of examinator grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude (zie regeling m.b.t. onregelmatigheid) direct in en besluit of hij/zij de student onder voorbehoud het tentamen laat afmaken. Hij/zij neemt alle bescheiden in waarmee de onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, wordt gepleegd. De surveillant/examinator vult het “formulier constatering vermoedelijke onregelmatigheid” in en levert dit met alle bescheiden na afloop van het tentamen direct rechtstreeks in bij de secretaris van de examencommissie of doet dit via de hoofdsurveillant. De student ontvangt een kopie-exemplaar van het ingevulde formulier.
111
Bijlage 2 Overzicht van door de examencommissie gemandateerde taken (door examencommissie – mandaatgever - genomen mandaatbesluit(en) ) en aan de examencommissie gemandateerde taken 1.1. Overzicht van door examencommissie gemandateerde taken, incl. mandaatnemers Tabel 1: Door examencommissie gemandateerde taken en mandaatnemer(s) Taak
Mandaatnemer(s)
Behandelen van bezwaren van studenten
Beslissen op individuele vrijstellingsverzoeken van studenten
Beslissen op verzoeken mbt bijzondere leerroutes/instroomtenta-
Clusterleden examencommissie
mens
Geven van nadere richtlijnen en aanwijzingen aan examinatoren mbt degene die het tentamen/de toets aflegt en mbt de vaststelling van de uitslag van de toetsen
Beslissen een extra tentamengelegenheid te bieden aan een student
Beslissen of een student toegang heeft tot een tentamen/integrale toets
Beslissen over de aanvraag van extra tentamenvoorzieningen
Ontvangen van verzoeken van een student van een opleiding van het ILS om toestemming tot het volgen van een minor uit het gecertificeerde aanbod van de HAN
Beoordelen of de door de student gekozen minor past binnen het
Docenten van de lerarenopleidingen VO in de tweede graad en de opleiding Opleidingskunde, met in hun takenpakket de taak van studieloopbaanbegeleider
beroepsprofiel van de opleiding binnen het ILS die de student volgt, het juiste niveau heeft en niet overlapt met de major
Beslissen op het verzoek van een student van een opleiding van het ILS om toestemming tot het volgen van een minor uit het gecertificeerde aanbod van de HAN
Beoordelen van de kwaliteit van (deel)tentamens voor afname
Beoordelen van de kwaliteit van (deel)tentamens na afname
Toetscommissie
Vaststellen regeling surveillance bij tentamens en aanwijzen van surveillanten
Tentamenbureau
Feitelijke uitreiking getuigschriften
Opleidingscoördinatoren
1.2. Overzicht van aan examencommissie (met haar instemming) gemandateerde taken, incl. mandaatgevers Tabel 2: Aan examencommissie gemandateerde taken en mandaatgever(s) Taak
Mandaatgever(s)
Verlenen van de graden bij het uitreiken van het getuigschrift namens het CVB
College van Bestuur
Behandelen van bezwaren op studieadviezen
Instituutsdirectie
112
HAN-reglement opleidingscommissies van de Bacheloropleidingen van de Faculteit Educatie 2015-2016. Artikel 1 Status en begripsbepalingen 1. Dit is een reglement als bedoeld in artikel 25 lid 4 van het Bestuurs- en beheersreglement van de HAN. 2. Voor deze regeling gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het Opleidingsstatuut (bijlage 1). Artikel 2 Opleidingscommissies 1. Aan elke opleiding, of groep van opleidingen van de faculteit Educatie is een opleidingscommissie verbonden, verder te noemen opleidingscommissie. 2. In de faculteit Educatie bestaan de volgende opleidingscommissies: a. Opleidingscommissie voor de groep van opleidingen tot leraar vo van de 2 de graad van het Instituut voor leraar en school (ILS). b. Opleidingscommissie voor de opleiding opleidingskunde van het ILS. c. Opleidingscommissie voor de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo. 3. Bij het Instituut voor Leraar en School is een opleidingscommissie verbonden aan de volgende groep van opleidingen tot leraar vo van de 2de graad: a. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, b. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad biologie, c. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Duits, d. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad economie, e. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Engels, f. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Frans, g. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad geschiedenis, h. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad natuurkunde, i. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Nederlands, j. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad pedagogiek, k. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad scheikunde, l. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad wiskunde Bij het Instituut voor Leraar en School is een opleidingscommissie verbonden aan de opleiding opleidingskunde. Bij het Instituut pabo is de opleidingscommissie verbonden aan de opleiding tot leraar basisonderwijs. Artikel 3 Taken en bevoegdheden 1. Een opleidingscommissie heeft tot taak: Het uitbrengen van advies over de Onderwijs- en ExamenRegeling (OER) van de betreffende opleiding(en); Het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER van de betreffende opleiding(en) alsmede het beoordelen van het systeem van kwaliteitszorg van de betreffende opleiding(en); het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de instituutsdirectie, de faculteitsdirectie, en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de betreffende opleiding(en). Artikel 4 Adviezen en beoordelingen 1. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt uitgebracht aan de instituutsdirectie en – door de opleidingscommissie - ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 2. Alvorens advies uit te brengen kan de opleidingscommissie overgaan tot raadpleging van de studenten en/of de docenten van de opleiding(en). 3. Voor zover de instituutsdirectie een advies van de opleidingscommissie niet volgt, omkleedt zij het desbetreffende besluit met redenen en stelt daarvan de opleidingscommissie, de faculteitsdirectie en de faculteitsraad schriftelijk op de hoogte. Artikel 5 Samenstelling 1. De samenstelling van de opleidingscommissies is als volgt:
113
De opleidingscommissie van de groep van opleidingen tot leraar vo van de 2 de graad van het ILS telt 8 leden. De opleidingscommissie voor de opleiding opleidingskunde van het ILS telt 4 leden. De opleidingscommissie voor de opleiding tot leraar basisonderwijs van het Instituut pabo telt 10 leden. 2.
3.
Bij de opleidingscommissie wordt a. de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de studenten van de betreffende opleiding(en). Er wordt naar een brede vertegenwoordiging gestreefd van studenten uit de opleiding(en) in de opleidingscommissie. Te denken valt aan vertegenwoordiging uit de propedeutische fase, de postpropedeutische fase; de voltijdopleiding(en), de deeltijdopleiding(en) en indien van toepassing, er een evenredige vertegenwoordiging uit betreffende (groepen van) opleidingen en/of locaties, 12: b.. de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de docenten van de betreffende opleiding(en). Er wordt naar gestreefd dat, indien van toepassing, er een evenredige vertegenwoordiging uit betreffende (groepen van) opleidingen en/of locaties is. In bijzondere omstandigheden, of indien betrokkene over bijzondere kwalificaties beschikt, kunnen, in plaats van docenten, ook andere personeelsleden worden benoemd. De instituutsdirectie benoemt de leden van de opleidingscommissie, zoals aangegeven in lid 1 en 2 van dit artikel.
Artikel 6 Benoemingsprocedure 1. Met inachtneming van artikel 5 benoemt de instituutsdirectie uit de studenten en de docenten van de opleiding(en) respectievelijk 4, 8 of 10 leden voor de opleidingscommissie. Zowel de studenten als de docenten dragen zorg voor een voordracht van te benoemen leden. Artikel 7 Zittingsduur 1. De zittingsduur van de leden van een opleidingscommissie bedraagt 2 jaar, ingaande op 1 september. Aftredende leden kunnen opnieuw voor benoeming voorgedragen worden. 2. Jaarlijks wordt nagegaan of aan de vereisten van artikel 5 van dit reglement wordt voldaan. Indien nodig wordt een nieuwe voordracht opgesteld die aan deze vereisten voldoet. Artikel 6 is hierbij van toepassing. Artikel 8 Beëindiging lidmaatschap 1. Het lidmaatschap van een opleidingscommissie eindigt na 2 jaar, in geval het lid niet opnieuw voorgedragen wordt tussentijds, in geval van overlijden, in geval zich een situatie voordoet zoals beschreven in art. 7, lid 2, tweede volzin, in geval het docentenlid niet meer aan de betreffende opleiding(en) verbonden is, in geval het studentlid de opleiding(en) verlaten heeft, in geval van schriftelijke opzegging door het lid - met vermelding van reden – tegen het eind van de maand, met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. Artikel 9 Tussentijdse vacatures 1. In het geval van een tussentijdse vacature bij een opleidingscommissie benoemt de instituutsdirectie een opvolger, zoals aangegeven in artikel 5. 2. De benoeming van een opvolger geschiedt binnen vier weken na het ontstaan van de tussentijdse vacature. 3. De tussentijdse opvolger treedt af op het moment dat degene wiens lidmaatschap tussentijds is geëindigd, had moeten aftreden.
Artikel 10 Voorzitter en secretaris 12
Bij dit streven zijn uiteraard combinaties mogelijk. Bijvoorbeeld een studentlid is deeltijdstudent in de postpropedeutische fase. 114
De opleidingscommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van beide een plaatsvervanger. Artikel 11 Vergaderingen 1. De vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter van de opleidingscommissie. Deze roept de vergadering minimaal tweemaal per jaar bijeen en voorts wanneer minstens de helft van het aantal leden van de opleidingscommissie hierom verzoekt. 2. De leden van de opleidingscommissie ontvangen uiterlijk 10 werkdagen voor de datum van de vergadering een schriftelijke uitnodiging inclusief de agenda. 3. De vergaderstukken dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de vergadering in het bezit te zijn van de leden van de vergadering. Indien deze termijn niet in acht genomen is, kan de vergadering met meerderheid van stemmen besluiten geen advies uit te brengen. 4. De vergaderingen van de opleidingscommissie zijn openbaar, tenzij de opleidingscommissie anders beslist. In besloten vergaderingen kunnen geen besluiten worden genomen. 5. De opleidingscommissie draagt er zorg voor dat haar adviezen en voorstellen ter inzage liggen op een voor de docenten en de studenten van de opleiding(en) toegankelijke plaats. 6. De opleidingscommissie houdt tenminste twee keer per jaar een openbare vergadering conform lid 1 van dit artikel. 7. De data van de openbare vergaderingen worden in overleg met de instituutsdirectie zodanig gepland, dat zij aansluiten bij de HAN-jaarplanning. 8. De opleidingscommissie bepaalt zelf of zij ter voorbereiding van een openbare vergadering een besloten vergadering houdt. Artikel 12 Besluitvorming 1. De opleidingscommissie beslist bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen over het uitbrengen van een advies of voorstel. 2. De opleidingscommissie draagt er in voorkomende gevallen zorg voor dat ook het standpunt van de minderheid van de uitgebrachte stemmen kenbaar wordt gemaakt aan de instituutsdirectie. Artikel 13 Verslaglegging 1. Van iedere vergadering wordt onder verantwoordelijkheid van de secretaris van de opleidingscommissie een verslag gemaakt. 2. Het verslag bevat tenminste: Datum/tijd/plaats; Aanwezige leden; Afwezige leden; Agenda; De hoofdlijnen van de discussie; De uitkomst van de adviesaanvragen (met eventuele stemming); Eventuele stemverklaringen; Besluitenlijst. 3. Het verslag wordt uiterlijk 15 werkdagen na de vergadering als concept naar de leden gestuurd. 4. Het verslag wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering. 5. De verslagen van de openbare vergaderingen van de opleidingscommissie digitaal beschikbaar gesteld voor de docenten en studenten van de betreffende opleiding(en). Artikel 14 Taken instituutsdirectie in relatie tot de opleidingscommissie 1. Zie artikelen 3 en 4. 2. Op verzoek van de instituutsdirectie - of de door haar aangewezen plaatsvervanger – dan wel op verzoek van de opleidingscommissie woont de instituutsdirectie – of de door haar aangewezen plaatsvervanger de vergaderingen van de opleidingscommissie of een gedeelte daarvan, bij. 3. De faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator verstrekken de opleidingscommissie alle informatie die deze commissie redelijkerwijs nodig heeft voor de uitoefening van haar taken. 4. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat de studenten en het personeel van de opleiding(en) voldoende op de hoogte zijn van het bestaan en het functioneren van de opleidingscommissie. Artikel 15 Rapportage 115
1.
2.
3.
De voorzitter van de opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in de maand november schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de werkzaamheden van de commissie in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. Het verslag bevat in elk geval informatie over de volgende onderwerpen: De visie van de opleidingscommissie op haar taak en werkwijze; Het beleids- en activiteitenplan m.b.t. de afgelopen periode (= vorig studiejaar); De samenstelling van de opleidingscommissie tijdens de afgelopen periode; De door de opleidingscommissie uitgebrachte oordelen en adviezen in de afgelopen periode; De reactie van (onder meer) de instituutsdirectie op deze adviezen; Evaluatie van het beleids- en activiteitenplan; Conclusies en aanbevelingen. Het in de leden 1 en 2 bedoelde verslag wordt in ieder geval digitaal en indien gewenst schriftelijk beschikbaar gesteld aan de docenten en studenten van de betreffende opleiding(en).
Artikel 16 Faciliteiten en voorzieningen 1. De instituutsdirectie stelt voldoende faciliteiten aan de opleidingscommissie ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten als stelregel het volgende: Voor het geheel aan activiteiten van de opleidingscommissie (vergaderingen, voorbereiding) geldt voor elk docentlid een facilitering van maximaal 0,025 fte (41,5 uur) per studiejaar en voor elk studentlid geldt een financiële vergoeding (conform HAN-Flex) van maximaal 0,025 fte (41,5 uur) per studiejaar. De leden van de opleidingscommissie worden in de gelegenheid gesteld om gedurende een door de faculteits- en instituutsdirectie en de commissie gezamenlijk vast te stellen te stellen tijd de scholing te ontvangen die de leden van de commissie voor de vervulling van hun taak nodig hebben. De opleidingscommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over secretariële ondersteuning, vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen. Artikel 17 Bescherming Het college van bestuur, de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator dragen er zorg voor dat de leden van de opleidingscommissie - uit hoofde van hun lidmaatschap van de opleidingscommissie – niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool. Artikel 18 Geschillen Indien het advies van de opleidingscommissie niet wordt opgevolgd dan kan de opleidingscommissie dit melden aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad kan een geschil voor de opleidingscommissie aanspannen bij de geschillencommissie medezeggenschap. Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing van de opleidingscommissie noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de opleidingscommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de overige leden van de opleidingscommissie, de instituutsdirectie, de betreffende opleidingscoördinator(en) en de faculteitsdirectie. Artikel 20 Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 september 2015.
116
Regeling Tentamenbureau Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en school opleidingen tot leraar van de tweede graad (HAN) PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor de Regeling Tentamenbureau Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en school opleidingen tot leraar van de tweede graad van de HAN (verder te noemen ‘regeling’) gelden in aanvulling op de begrippenlijst uit het opleidingsstatuut de volgende begripsbepalingen: - Samenwerkingsovereenkomst: overeenkomst tussen faculteitsdirectie en Service Bedrijf betreffende door dat bedrijf te leveren diensten, - Schriftelijke en digitale tentamens: verzamelnaam voor schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toets(en). Artikel 1.2. Status en toepasselijkheid van de regeling 1. De instituutsdirectie HAN ILS heeft de organisatie en coördinatie van schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toetsen (verder te noemen ‘schriftelijke en digitale tentamens’) gemandateerd aan het tentamenbureau HAN ILS (verder te noemen “het tentamenbureau”). 2. De regeling is vastgesteld door de instituutsdirectie HAN ILS. 3. Bij eventuele strijdigheid van bepalingen in paragraaf 7b van de onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo met bepalingen uit deze regeling prevaleren de bepalingen uit paragraaf 7b uit de onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo. PARAGRAAF 2: POSITIE EN TAKEN VAN HET TENTAMENBUREAU Artikel 2.1. Organisatorische positie en fysieke plaats van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau maakt organisatorisch deel uit van de subunit SZ en is gehuisvest op de locatie Kapittelweg 35 te Nijmegen 2. Het tentamenbureau wordt hiërarchisch en operationeel aangestuurd door het hoofd van de subunit SZ (verder te noemen leidinggevende van het tentamenbureau). 3. De instituutsdirecties en examencommissies kunnen – vanuit hun specifieke taken en verantwoordelijkheden - de leidinggevende van het tentamenbureau richtlijnen en aanwijzingen geven betreffende de taakuitvoering van het tentamenbureau (‘functionele aansturing’). Zie ook art. 2.2 lid 5. 4. De leidinggevende van het tentamenbureau is bevoegd om een van de medewerkers van het tentamenbureau (via ondermandatering) te belasten met een aantal coördinerende en/of financiële taken. Artikel 2.2. Taken van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau verricht haar - bij lid 2 van dit artikel genoemde - taken ten behoeve van de volgende instituten en bacheloropleidingen Instituut voor leraar en school : opleiding tot leraar van de tweede graad o Aardrijkskunde o Biologie o Duits o Economie o Engels o Frans o Geschiedenis o Natuurkunde o Nederlands o Pedagogiek o Scheikunde o Wiskunde 1. Het tentamenbureau verricht de volgende taken: Vóór afname van schriftelijke en digitale tentamens: A. de communicatie met ter zake relevante actoren van opleiding(en) en ICT, alsmede de communicatie met surveillanten;
117
B.
het – op basis van door de opleiding of SZ-FED aangeleverde/beschikbare groepslijsten - opstellen van presentielijsten; C. het – op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) - werven, selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiele voorzieningen; D. de registratie van surveillantgegevens; E. het zorg dragen voor tentamenvoorzieningen (incl. lokalen) die door de examencommissie zijn toegekend aan studenten; F. het in ontvangst nemen van de door examinator(en) aan te leveren tentamenopgaven; G. het zorg dragen voor voldoende tentamenpapier en antwoordformulieren; H. het (laten) vermenigvuldigen van tentamenopgaven. Tijdens de afname van schriftelijke en digitale tentamens: I. het zorg dragen voor toezicht door surveillanten tijdens schriftelijke en/of digitale tentamens; J. het zorg dragen voor de aanwezigheid van een door de surveillant(en) oproepbare medewerker van het tentamenbureau of een coördinatorsurveillant; K. de distributie van tentamenopgaven en –materiaal. Na afloop van de schriftelijke en digitale tentamens: L. het innemen van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; M. de administratieve verwerking van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; N. het tijdelijk in bewaring houden van tentamenopdracht en -uitwerking; O. het – op verzoek - archiveren van beoordeeld tentamenwerk; P. zorg dragen dat tentamenopdrachten en -uitwerkingen worden opgehaald door daartoe bevoegde medewerker(s); Q. het zorg dragen voor de (ingeroosterde) inzage door studenten in beoordeeld tentamenwerk in aanwezigheid van een surveillant; R. het t.b.v. leidinggevende van het tentamenbureau en andere relevante actoren signaleren van en rapporteren over – (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en overige relevante tentamenzaken; S. het zorg dragen voor de fiattering van de declaraties van surveillanten. Overige taken: T. de registratie per instituut/opleiding van - per schriftelijk en/of digitaal tentamen - verrichte werkzaamheden en daaraan bestede tijd; U. het opstellen/actualiseren en publiceren/communiceren van documentatie betreffende werkwijze van het tentamenbureau, gedragsregels/instructies voor studenten en surveillanten bij schriftelijke en/of digitale tentamens en overige relevante informatie ten behoeve van studenten, surveillanten en andere relevante actoren; V. contractbeheer surveillanten; W. het geven van informatie aan medewerkers en studenten over positie, taken en werkwijze van het tentamenbureau; X. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ; Y. het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken. 2. Aan het begin van een studiejaar wordt door of namens de instituutsdirecties en de leidinggevende van het tentamenbureau expliciet vastgelegd voor welke opleidingen, welke specifieke taken verricht worden; tenzij - in principe - alle in lid 2 genoemde taken voor alle in lid 1 genoemde opleidingen verricht worden. 3. Indien een of meer instituutsdirecties extra (niet in lid 2 genoemde) taken willen laten verrichten door het tentamenbureau worden daarover tijdig expliciete afspraken gemaakt met de leidinggevende van het tentamenbureau; e.e.a. inclusief eventuele aanvullende condities. Hetzelfde geldt in geval een instituutsdirectie een uitbreiding wenst van de bij lid 1 van dit artikel genoemde opleidingen. 4. De belangrijkste ‘functionele’ kaders voor het tentamenbureau staan vermeld in - de van toepassing zijnde versie van - de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, het Opleidingsstatuut, het Studentenstatuut HAN en het HANdboek Examenzaken. Een nader gespecificeerd overzicht is opgenomen als bijlage van deze regeling. PARAGRAAF 3: OVERLEG VAN LEIDINGGEVENDE VAN HET TENTAMENBUREAU MET RELEVANTE ACTOREN Artikel 3.1 Overleg van leidinggevende van het tentamenbureau met relevante actoren 118
1.
2.
De leidinggevende van het tentamenbureau voert periodiek overleg met: a. medewerkers van het tentamenbureau, b. de instituutsdirecteur die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken instituutsdirecteuren, c. de ambtelijk secretaris die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken examencommissies, d. coördinatoren van de roosterbureaus, resp. de inzetbureaus van de opleidingen waarvoor het tentamenbureau werkzaamheden verricht, e. surveillanten, f. leidinggevenden van de overige (HAN-)tentamenbureaus. Van elk overleg wordt – waar nodig - een besluitenlijst op- en vastgesteld en – waar nodig geanonimiseerd – digitaal gepubliceerd.
PARAGRAAF 4: JAARLIJKSE RAPPORTAGE VAN HET TENTAMENBUREAU Niet van toepassing. PARAGRAAF 5: SLOTBEPALINGEN Artikel 5.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, a. zo dit tot de bevoegdheid hoort van het tentamenbureau de leidinggevende van het tentamenbureau; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing, b. zo dit tot haar/zijn bevoegdheid hoort, de instituutsdirectie; haar/zijn beslissing deelt zij/hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. c. zo dit tot zijn/haar bevoegdheid hoort, de voorzitter van de examencommissie; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 5.2 Klacht, bezwaar en beroep betreffende beslissingen en handelswijzen van het tentamenbureau Zie hiervoor de volgende bijlagen uit het Studentenstatuut HAN: - “Regeling klachten”; - “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
119
BIJLAGEN: A. B. C. D. E. F.
Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten. Gedragsregels voor studenten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor studenten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Formulier geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
120
BIJLAGE A: Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten De belangrijkste kaders voor de taken van het tentamenbureau zijn - de van toepassing zijnde versie van - de volgende documenten: - de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, in het bijzonder de te leveren producten/diensten van de SU-SZ; - het Opleidingsstatuut: het hfd. “Curriculum van de opleiding”, paragraaf “Tentamens” uit het Studiegids(deel); het hfd. “Onderwijs- en Examenregeling” (OER) uit het deel ‘Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens’; uit deze OER met name de paragraaf inzake “Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding” en het item ‘Tentaminering’ uit de OER-bijlagen betreffende de OWE-beschrijvingen; het hfd. “Reglement Examencommissie” uit het deel ‘Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens’; uit het Reglement Examencommissie met name de paragrafen betreffende “Kwaliteitsbewaking examens en tentamens” en “Onregelmatigheid en fraude bij tentamens”; - het Studentenstatuut HAN: hfd. 5 (‘Bijzondere voorzieningen’), art. 5.2 (‘Studenten met een chronische ziekte of handicap’); Bijlage 1 (‘Gedragsreglement algemeen’), art. 2, 3, 6 en 11. - het HANdboek Examenzaken: uit het deel “Formats, checklists & voorbeeldbrieven” met name de volgende items: Toekenning extra onderwijsvoorziening(en) aan studenten met een of meer functiebeperkingen; Proces-verbaal schriftelijk tentamen; Formulieren geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
121
BIJLAGE B: Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2.
gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt;
3.
neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact met de surveillant.
Identificatie en toelating 4. meldt zich tijdig bij het tentamenlokaal; 5.
toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 6.
wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen;
7.
die niet op de presentielijst vermeld staat meldt dit direct aan de surveillant. Alleen wanneer van te voren bepaald is dat bijschrijven op de presentielijst is toegestaan wordt de student vervolgens in de gelegenheid gesteld om het tentamen – onder voorbehoud - te maken;
8.
dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname.
Aanvang 9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen; 10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.; 11. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.;
122
12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13); 13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen; 14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop; 15. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen wanneer hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er geen studenten meer toegelaten. Tijdens het tentamen13 16. mag tijdens de tentamenzitting van 150 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet 14. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 150 minuten, is toiletbezoek na 150 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan; 17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan); 18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal; 19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld; 20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken; 21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen of potlood) te maken; 23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld; 24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad; 26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is;
13
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 14 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 123
(Vermoedelijke) Onregelmatigheid 27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut) 28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, en ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F). Inleveren tentamendocumenten 29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld; 30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst; 31. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te verlaten.
124
BIJLAGE C: Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen15: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzage-model wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen ‘inzage’). Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2.
gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage;
3.
neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact met de surveillant.
Identificatie en toelating 4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs : een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot het lokaal; 5.
noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage;
6.
dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de inzage.
15
Tegen de beslissing van een examinator kan de student in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens (dus niet bij de examinator of de surveillant). Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 11 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
125
Aanvang en hulpmiddelen 7. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag); 8.
legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden;
9.
mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USBstick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.
10. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; 11. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen; Tijdens de inzage16 12. mag tijdens de inzage geen gebruik maken van het toilet17; 13. mag tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen; 14. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 15. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier b. gele doorslag (van de schrapkaart toets) c. tentamenuitwerkingen. 16. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie. 17. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan. 18. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 19. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie (zie ook bijlage F); Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 20. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst; 21. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten.
16
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 17 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 126
BIJLAGE D: Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij schriftelijke en digitale tentamens. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau. Voorafgaand aan het tentamen 3. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van het tentamen bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij de tentamenopdracht(en), ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig, en indien mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). In lokalen met “klaptafels” dienen de tussenbladen indien mogelijk omhoog geklapt te blijven. 5. bevestigt op de deur van het lokaal een deelnemerslijst met tentamennummers en de kaart met de mededeling ‘Lokaal niet meer betreden wanneer het tentamen is begonnen en de deur gesloten is’. 6. bevestigt de kaart met het volgende verbod op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op de inhoud ervan: ‘Het is verboden tijdens het tentamen in het bezit te zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.’ Identificatie en toelating 7. laat vanaf de aanvang van de administratietijd studenten (één voor één) toe tot het lokaal; 8. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 9. verzoekt de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar tentamennummer te noemen en tekent dit vervolgens af op de deelnemerslijst; 10. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan het tentamen bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 11. (indien de betreffende opleiding hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven aan het tentamenbureau) schrijft de naam van een student handmatig bij op de deelnemerslijst indien deze niet op deze lijst staat vermeld. De student wordt in de gelegenheid gesteld om het tentamen te maken, zij het onder voorbehoud. De surveillant meldt dit aan de student en maakt hiervan aantekening op het proces verbaal.
127
12. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 13. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, étuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 18 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats (voorin het lokaal is gebruikelijk). Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 14. ziet er op toe dat enkel zaken die de student - volgens de surveillant - nodig heeft voor het maken van een tentamen mogen op de hoek van de tafel gelegd worden, zoals pen, potlood, gum, geldige collegekaart/geldig identificatiebewijs en de toegestane studiematerialen die vermeld staan 15. draagt er zorg voor dat studenten – die daarvoor in aanmerking komen op grond van een onderwijsovereenkomst en een besluit van de examencommissie/studieloopbaanbegeleider – gebruik kunnen maken van extra tentamenfaciliteiten (bijvoorbeeld: laptop, A3 formaat tentamen, extra tijd); 16. op het tentamenvoorblad. Ook mag een pakje of af te sluiten flesje drinken op tafel staan. 17. geeft de mogelijkheid van toiletbezoek aan in de resterende ‘administratietijd’ tot het uitdelen van het tentamen; 18. draagt er zorg voor dat alvorens het tentamen feitelijk aanvangt de belangrijkste gedragsregels bij tentamens kort worden toegelicht (onder meer waarvoor de administratietijd dient en hoe eventuele schrapkaarten behoren te worden ingevuld). 19. deelt op het tijdstip waarop het tentamen formeel begint de tentamenformulieren uit. Hiervóór mag geen enkel tentamendocument (schrapkaart, uitleg, kladpapier) op de tafels liggen. Dit mag pas samen met de tentamenopgaven bij de daadwerkelijke aanvangstijd van het tentamen worden uitgedeeld. 20. verzoekt de studenten bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten hun naam, studentnummer, klas/groep en overige door de surveillant gevraagde gegevens te vermelden; 21. laat het tentamen exact op de aanvangstijd beginnen. Het is dus niet de bedoeling dat de surveillant het tentamen in de administratietijd laat beginnen, omdat ‘alle studenten toch al zitten’ of om een andere reden. Tijdens het tentamen 22. laat 30 minuten na de feitelijke aanvang van het tentamen geen studenten meer toe tot het lokaal. Alsnog – reglementair - toegelaten studenten krijgen geen extra tentamentijd; 23. blijft, als zich geen studenten melden voor het tentamen, tot 30 minuten na aanvang van het tentamen (deze 30 minuten gaan na de 15 minuten administratietijd in) in het lokaal. Na 30 minuten mogen studenten het lokaal niet meer betreden, de surveillant levert dan het ongemaakte werk inleveren bij het Tentamenbureau. 24. ziet erop toe dat tijdens de eerste 30 minuten na uitdelen van het tentamen, studenten niet hun werk mogen inleveren en vertrekken. 25. belt – waar nodig - de coördinerend surveillant en/of de dienstdoende medewerker van het Tentamenbureau als een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan en dit toegestaan is. Het is niet toegestaan dat een student zonder toezicht naar het toilet gaat of dat er meerdere studenten tegelijk naar het toilet gaan. 26. ziet erop toe dat studenten tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje. 27. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. 28. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, praten, telefoneren e.d.
18
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes.
128
29. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens het tentamen te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met een telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan. 30. maakt een aantekening indien er extra (klad)papier wordt uitgedeeld. Zo houdt de surveillant controle over de inlevering van alle tentamendocumenten. 31. ziet erop toe dat de uitwerking van het tentamen door de student uitsluitend met zwarte of blauwe pen gemaakt wordt – uitgezonderd bij schrapkaarten en maken van tekeningen. 32. ziet erop toe dat bij een multiple-choice tentamen de schrapkaarten juist worden ingevuld (m.n. het juist invullen van het studentnummer). Studenten moeten voor het invullen een zwart potlood gebruiken. 33. ziet er op toe dat de student geen aantekeningen maakt op een eventueel achter de schrapkaart opgenomen doorslagformulier. Als de surveillant een beschreven doorslagformulier aantreft, dient hij de student hier op attent te maken. De student mag vervolgens opnieuw een geel doorslagformulier invullen met alleen de door hem/haar gegeven antwoorden. Een kleine hoeveelheid mag ook goed uitgegumd worden. Mocht hij dit weigeren, dan dient het doorslagformulier ingenomen te worden en wordt dit beschouwd als een vermoedelijke onregelmatigheid. 34. meldt, zodra het laatste half uur van het tentamen ingaat, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 35. ziet erop toe dat alleen die (toegestane) hulpmiddelen gebruikt worden die vermeld staan op het tentamenvoorblad. Toegestaan kladpapier is meegeleverd vanuit het Tentamenbureau en moet altijd worden ingeleverd (voorzien van naam, studentnummer, tentamennummer). 36. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “aantekeningen”, behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. De surveillant kan steekproefsgewijs in toegestane woordenboeken en/of handboeken controleren. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 37. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de (vermoedelijke) onregelmatigheid gepleegd is. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van het tentamen direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau. Na afloop tentamen 38. controleert of op alle ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde gegevens zijn ingevuld (een student mag geen lege schrapkaart inleveren, deze dient tenminste te zijn voorzien van naam en studentnummer) en controleert of alle in te leveren stukken daadwerkelijk worden ingeleverd. Kladpapier en fout ingevulde schrapkaarten dienen ook in de tentamenenvelop te worden gestopt. 39. controleert of de student uitgereikte stukken niet mee naar huis neemt, met uitzondering van het doorslagblad van de schrapkaart. De surveillant dient het doorslagblad te controleren op aantekeningen. Indien de student aantekeningen heeft gemaakt op het doorslagblad mag dit niet mee naar huis genomen worden maar moet worden toegevoegd aan de andere tentamendocumenten. 40. nummert elk tentamendocument (schrapkaarten, lijntjespapier, kladpapier, de tentamenopgaven etc.) aan de hand van het nummer dat bij de student vermeld staat op de presentielijst. Dit om het zoekraken van tentamenwerk te voorkomen. De documenten dienen op volgorde gesorteerd te worden ingeleverd. De schrapkaart mag niet in de tentamenopgave worden gevouwen. 41. scheidt de eventueel door de student ingevulde evaluatieformulieren van de tentamenopgaven en levert deze in bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - bij het Tentamenbureau.
129
42. controleert of het tentamenlokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen tentamendocumenten zijn achtergebleven. Indien het lokaal bij aanvang afgesloten was, wordt het lokaal door hem/haar opnieuw afgesloten. De lokaalloper wordt ingeleverd bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – bij het Tentamenbureau. 43. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. Ook vult de surveillant in wanneer de laatste student het lokaal heeft verlaten (exclusief de student(en) met recht op extra tijd). 44. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau alvorens te vertrekken.
130
BIJLAGE E: Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen19: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzage-model wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens de inzage z.s.m. contact op met de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau. Voorafgaand aan de inzage 3. meldt zich voor aanvang van de inzage bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij het beoordeelde tentamenwerk, ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig/mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). 5. bevestigt op de deur de kaart met de mededeling ‘Lokaal niet meer betreden wanneer de inzage is begonnen en de deur gesloten is’. 6. bevestigt de kaart met de tekst ‘Verboden apparatuur te gebruiken waarmee data/beelden kunnen worden opgeslagen/opgenomen en/of weergegeven, te weten: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes en andere datadragers’ op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op het verbod. Identificatie en toelating 7. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van deelname aan de inzage.
19
Tegen de beslissing van een examinator kan de student in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens (dus niet bij de examinator of de surveillant). Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 11 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
131
Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de inzagelocatie. 8. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan de inzage bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 9. laat de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar naam en studentnummer noteren op de presentielijst; 10. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 11. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, étuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s)20 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 12. ziet er op toe dat alleen gebruik gemaakt wordt van hulpmiddelen die vermeld staan op het inzagevoorblad; 13. mag een pakje of af te sluiten flesje drank op tafel hebben staan; 14. deelt – waar van toepassing - het beoordeelde tentamenwerk uit en – waar van toepassing – een overzicht van juiste antwoorden, resp. het ingevulde beoordelingsformulier. Het overzicht van juiste antwoorden kan ook via een computer/beamer geprojecteerd worden op een scherm. Tijdens de inzage 15. dient tijdens de volledig geplande tijd aanwezig te zijn in het lokaal 16. ziet erop toe dat studenten tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje. 17. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. 18. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, telefoneren e.d. 19. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens de inzage te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met de telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan. 20. meldt, zodra de laatste minuten van de inzage ingaan, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 21. ziet erop toe dat er geen andere hulpmiddelen worden gebruikt dan die expliciet zijn toegestaan. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 22. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van de inzage direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau. Na afloop inzage 23. neemt alle uitgereikte middelen/materialen in en controleert of de student aan hem/haar ter inzage gegeven documenten niet kopieert of middelen/materialen mee naar huis neemt;
20
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes. 132
24. controleert of het lokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen inzagedocumenten zijn achtergebleven. 25. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. 26. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau alvorens te vertrekken.
133
BIJLAGE F: Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid
Vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd door: Naam surveillant…………………………………………………………………………… Bij: Naam student………………………………………………………………………………... Studentnummer student………….………………………………………........................... O Een tentamen (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen……………………………………………………………….. O Inzage van beoordeeld tentamenwerk (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen……………………………………………………………….. Datum………………………………………………………………………………………… Tijdstip………………………………………………………………………………………… Lokaal…………………………………………………………………………………………. Locatie………………………………………………………………………………………… Beknopt schriftelijk verslag van de surveillant van het gebeurde:
Handtekening surveillant: …………………………………..
Schriftelijk commentaar van de student op het gebeurde
Handtekening student: ……………………………..
De surveillant grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid (zie regeling onregelmatigheid) tijdens een tentamen/inzage direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neem alle bescheiden in waarmee de onregelmatigheid – vermoedelijk – heeft plaatsgevonden. De surveillant vult het formulier in en levert dit met alle relevante bescheiden na afloop van het tentamen, resp. de inzage direct in bij de coördinerend surveillant. De student ontvangt een kopie-exemplaar van het ingevulde formulier. Via het Tentamenbureau gaat het formulier vervolgens naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie.
134
Model-regeling Externe toezichthouders bij examens FED [Vastgesteld door faculteitsdirecteur op 9 januari 2014] 1. Positie en benoeming externe toezichthouders 1.1 De instituutsdirectie benoemt voor elk van de tot het instituut behorende opleidingen, of groep van opleidingen, een of meer externe deskundigen (verder te noemen “externe toezichthouder(s)”), zoals bedoeld in artikel 7.11a van de Onderwijs- en examenregeling, belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van het bachelorexamen (verder te noemen “het examen”). 1.2 Een externe toezichthouder is géén lid van de examencommissie van de betreffende opleiding en is ook niet als docent of examinator werkzaam voor de opleiding(en) waar hij/zij als externe toezichthouder is benoemd. 1.3 De benoeming van de externe toezichthouder geschiedt voor de duur van maximaal drie studiejaren. 2. Taak externe toezichthouder en daaraan gerelateerde taken instituutsdirectie 2.1 Een externe toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betreffende instituutsdirectie. De beoordeling door de externe toezichthouder betreft in het bijzonder 21: A.
B.
C.
2.2 2.3 2.4 2.5
2.6
Belangrijke aspecten22 : - validiteit (a), - betrouwbaarheid (b), - borging en bewaking (c), - deskundigheid examinatoren (d). Door de externe toezichthouder wordt m.b.t. de aspecten a t/m c een keuze gemaakt uit de 6 kernvragen die in Bijlage 1 staan. Het bereikte niveau van de studenten (realisatie Belangrijke aspecten: van de beoogde (eind)kwalificaties) - competentieniveau, - integratie theorie en praktijk, - visie op beroepsuitoefening, - geschiktheid als beginnend beroepsbeoefenaar. De organisatorische kwaliteit van het examen Belangrijke aspecten: - hantering relevante bepalingen, - organisatie van het examen, - informatieverstrekking aan studenten. De kwaliteit van toetsing en beoordeling
Ter zake relevante documenten worden de externe toezichthouder tijdig beschikbaar gesteld – en waar nodig toegelicht - door of namens de instituutsdirectie. De externe toezichthouder stelt in overleg met de instituutsdirectie een (“screenings”)programma op ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van het examen. De instituutsdirectie draagt er tijdig zorg voor dat de betreffende examencommissie schriftelijk wordt geïnformeerd over de naam (namen) van de externe toezichthouder(s) en het (“screenings”)programma. De examencommissie van de betreffende opleiding(en) verleent medewerking aan de taakuitoefening van de externe toezichthouder. Onder meer door hem: - tijdig kennis te kunnen laten nemen van een representatief deel van de examen-/tentamen-opdrachten en –producten, evenals de beoordeling daarvan; - in de gelegenheid te stellen een of meer tentamens 23/examens bij te wonen; - in de gelegenheid te stellen een of meer vergadering(en) van de examencommissie bij te wonen. Jaarlijks, in de maand september zendt de externe toezichthouder een beknopte schriftelijke rapportage van zijn bevindingen met betrekking tot de examens van het daaraan voorafgaande studiejaar naar de
21
Zie ook bijlage 2 (‘stellingen’ inzake kwaliteit van het Ba-examen). Voor een nadere toelichting op de eerste drie aspecten (a t/m c) zie bijlage 1. 23 Onder tentamen wordt in deze regeling ook verstaan ‘integrale toets’. 22
135
2.7 2.8
3.
instituutsdirectie. In de rapportage worden – waar nodig - ook suggesties opgenomen met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de examens. Desgewenst maakt de externe toezichthouder bij zijn rapportage ook gebruik van de in bijlage 2 opgenomen 11 “stellingen”. De instituutsdirectie bespreekt de bij 2.6 bedoelde rapportage z.s.m. met de externe toezichthouder en de examencommissie. Een verslag van deze bespreking wordt door de instituutsdirectie zo spoedig mogelijk gestuurd naar de externe toezichthouder, de examencommissie en de faculteitsdirectie. De rapportage van de externe toezichthouder wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd. Competentieprofiel externe toezichthouder
3.1. Kennis: - Op de hoogte zijn van de actuele theorie en praktijk betreffende werkvelden die relevant zijn voor de opleiding. - Op de hoogte zijn van de (eind)kwalificaties van de betreffende opleiding. - Op de hoogte zijn van in het hbo gehanteerde toets- en beoordelingssystemen en onderwijsmethodieken. 3.2. Vaardigheden: - Zodanig kunnen handelen/interacteren dat zowel de student als de examinator ervaart met een ter zake deskundige te communiceren. - Tentamen-/examenopdrachten en -producten kunnen beoordelen op relevantie en consistentie. - Onderzoeken kunnen beoordelen in perspectief van - en relevantie voor - het betreffende beroepenveld. - In staat zijn een gefundeerd oordeel te geven over de inhoud van het examen/de tentamens, evenals de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de houding (competenties) van de kandidaat. - Examinatoren kunnen beoordelen op hun methode(n) van examineren en beoordelen. 3.3. Houding: - Zich kunnen inleven in de positie van de deelnemers aan een examen-/tentamengesprek. - Constructieve kritiek durven en kunnen leveren op examinatoren en/of student(en). 3.4. Randvoorwaarden: - Werkzaam zijn op minimaal hbo-niveau en een opleiding op masterniveau hebben voltooid. - Meerjarig werkzaam zijn in een voor de opleiding relevant beroepenveld. - Bereid en in staat zijn tot het bijwonen van (een representatief aantal) tentamens / examens en vergaderingen van de examencommissie. 4. Vergoeding De externe toezichthouder ontvangt de daarvoor binnen de HAN geldende financiële vergoeding. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat aan de externe toezichthouder declaratieformulieren met betrekking tot vacatiegelden en reis- en verblijfkosten worden verstrekt. De uitbetaling van vergoedingen geschiedt door of namens de HAN. 5. Vaststelling en inwerkingtreding Deze regeling is vastgesteld op 9 januari 2014 door de faculteitsdirecteur van de faculteit Educatie en treedt in werking per 1 september 2014.
136
BIJLAGE 1:
Nadere toelichting op de (aspecten a t/m c van) kwaliteit van toetsing en beoordeling
Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) wordt (onder meer) de volgende standaard gehanteerd bij de beoordeling van een opleiding. Deze standaard heeft een ‘knockout’-karakter. ‘De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd’. De kernpunten van een adequaat toets- en beoordelingssysteem worden in onderstaand overzicht samengevat. Trefwoord: Validiteit Kernvragen Gewenst resultaat
1. 2. -
-
Meet de opleiding wat ze beoogt te meten? Wat gebruikt de opleiding als meetlat/cesuur? Eindkwalificaties (bijv. competenties), geoperationaliseerd op eindniveau en tussenliggende niveaus (in bijv. indicatoren) zijn inzichtelijk24 gemaakt, op een manier die helder is voor alle (in- en externe) betrokkenen (eventueel schematisch). Beoordelingscriteria en standaard (cesuur) per (tussenliggende en afsluitende) toets/beoordelings(moment) zijn inzichtelijk gemaakt (met herkenbare link naar de eindkwalificaties op de beheersingsniveaus).
Trefwoord: Betrouwbaarheid Kernvragen
Gewenst resultaat
3. 4. 5. -
-
-
Is er overeenstemming tussen de (alle) beoordelaars? Hoe komt deze overeenstemming tot stand? (systematisch of bij toeval?). Worden de afwegingen hoe tot een oordeel is gekomen inzichtelijk gemaakt? Er vindt systematisch afstemming plaats tussen alle beoordelaars om tot overeenstemming te komen over de procedure van de toetsing en beoordeling, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur) en de beoordeling/feedback die gegeven dient te worden. In de organisatiestructuur is ingebouwd dat beoordelaars (intern en extern) systematisch afstemmen over de procedure van de toets, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur), en de feedback die gegeven dient te worden. Afwegingen/argumentatie op basis waarvan het oordeel tot stand is gekomen wordt inzichtelijk gemaakt na afloop van de beoordeling (bijv. op beoordelings- of feedbackformulier).
Trefwoord: Borging/Bewaking Kernvragen Gewenst resultaat
6. -
-
-
24
Hoe wordt de kwaliteit van toetsing en beoordeling geborgd en bewaakt? Procedures van toetsing en beoordeling van de eindkwalificaties (per beheersingsniveau) zijn inzichtelijk gemaakt (zonder aanleiding voor discussie tussen beoordelaars). Procedures voor de ontwikkeling van de toetsing en beoordeling zijn inzichtelijk gemaakt. Systeem dat systematisch (dus nu en in de toekomst) streeft naar steeds meer overeenstemming tussen beoordelaars, is beschreven (plan), wordt ook op die manier uitgevoerd (do) en werkt (check, act). De rol en verantwoordelijkheden van de examencommissie (en eventueel andere betrokken gremia), in het borgen en bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling, zijn inzichtelijk gemaakt. Eisen aan de competenties van (in- en externe) examinatoren, begeleiders en toetsontwikkelaars, en sturing hierop (professionalisering, intervisie e.d.) worden inzichtelijk gemaakt.
Inzichtelijk = afgestemd, vastgelegd (beschreven in opleidingsdocumentatie) en gecommuniceerd. 137
BIJLAGE 2: “Stellingen” inzake kwaliteit van het BA-examen De externe toezichthouder kan dit formulier invullen en als bijlage toevoegen aan zijn rapportage. Het formulier bevat 11 stellingen, met per stelling een vijfpuntsschaal. Bij gebruik s.v.p. het van toepassing zijnde rondje aankruisen. Naam externe toezichthouder: ……………………………………………………………………………… B-opleiding waarop het scoreformulier betrekking heeft: ……………………………………………….
A. KWALITEIT VAN TOETSING EN BEOORDELING25 1.
De toetsing en beoordeling is valide.
2.
De toetsing en beoordeling is betrouwbaar.
3.
De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt adequaat geborgd en bewaakt. De examinatoren geven duidelijk blijk van deskundigheid m.b.t. toetsing en beoordeling.
4.
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens
zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens
B. KWALITEIT VAN STUDENTEN 5.
6. 7.
8.
Het (competentie-)niveau van de geslaagde studenten is qua - kennis minstens voldoende -
inzicht minstens voldoende
-
vaardigheden/toepassing minstens voldoende
-
houding minstens voldoende
De geslaagde studenten zijn in staat tot een adequate integratie van theorie en praktijk De geslaagde studenten zijn in staat een onderbouwde visie over de beroepsuitoefening te formuleren Op grond van de examenresultaten acht ik de geslaagde studenten geschikt als beginnend beroepsbeoefenaar
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
C. ORGANISATORISCHE KWALITEIT VAN HET EXAMEN 9.
Het examen heeft conform de van toepassing zijnde bepalingen plaatsgevonden 10. De organisatie van het examen is adequaat 11. De informatieverstrekking door de opleiding aan de studenten is adequaat
25
Zie ook de nadere toelichting in Bijlage 1. 138
Deel 3: Beschrijving van het onderwijs De inhoud van dit deel maakt onverkort deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van dit opleidingsstatuut is opgenomen.
Hoofdstuk 1: Curriculumoverzichten (voltijd, deeltijd, duaal) Zie uitwerking per opleiding.
Hoofdstuk 2: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen Propedeutische fase Conform artikel 4.1 lid 2 van de OER Zie uitwerking per opleiding.
Hoofdstuk 3: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen post-propedeutische fase Conform artikel 6.1 lid 2 van de OER Zie uitwerking per opleiding.
Hoofdstuk 4: Verkorte programma’s Conform artikel 7.9 lid 5 van de OER Niet van toepassing.
Hoofdstuk 5: Gegevens HAN-gecertificeerde minoren en daartoe behorende onderwijseenheden Opsomming van de HAN-gecertificeerde minoren die de opleiding verzorgt. Conform artikel 3.4 lid 8 van de OER Zie uitwerking minoren.
Hoofdstuk 6: Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad Conform artikel 3.2 lid 8 van de OER Niet van toepassing.
139
Hoofdstuk 7: Eindkwalificaties HBO-bachelorgraad Conform artikel 1.3 van de OER Dit hoofdstuk beschrijft het vereiste niveau van de startbekwame student. Achtereenvolgens worden beschreven: het integraal beroepsbeeld inclusief beelden per beroepstaak, voorbeelden van gedragsindicatoren per competentie en de professionele standaard (Dublindescriptoren).
Integraal beroepsbeeld niveau 3 De student verzorgt en ontwikkelt zelfstandig onderwijs. Hij levert actief een bijdrage aan de schoolorganisatie. De student neemt initiatief om samen met collega’s in multidisciplinaire teams systematisch de eigen praktijk te onderzoeken en van elkaar te leren. Hij is zich bewust van zijn eigen kennisbases en beroepsopvattingen, van de oorsprong daarvan en gaat respectvol om met die van anderen. Ook gebruikt hij dat als input om zijn eigen handelen verder te professionaliseren. De student is deskundig op zijn vakgebied. Hij beheerst de kennisbases voldoende om effectief te functioneren als beginnend leraar. Hij houdt nieuwe ontwikkelingen bij. Ontwikkelingen in zijn vakgebied weet hij goed op waarde te schatten, hierbij houdt hij rekening met sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische aspecten. De student is in staat een doordacht positief leef- en leerklimaat vorm te geven. De student voelt zich uitgedaagd wat betreft de omgang met zijn leerlingen en er is aantoonbaar sprake van wederzijdse respectvolle communicatie. Hij stimuleert leerlingen om te leren en heeft positieve verwachtingen van hen. De student heeft een eigen inbreng tijdens vergaderingen en is ook op meerdere manieren buiten het directe lesgeven actief in de school werkzaam. Hij communiceert effectief met de omgeving, o.a. met ouders van leerlingen. De student heeft vertrouwen in zijn eigen competenties en zijn vermogen die verder te ontwikkelen. Hij is bewust bekwaam: de student weet wat hij kan en ook wat hij nog heeft te leren. Hij heeft een duidelijke beroepsidentiteit; hij kan aangeven wat hij belangrijk vindt in zijn lessen en kan dat theoretisch verantwoorden. De student zoekt op een effectieve wijze de dialoog met collega’s en deskundigen om zo tot kennisdeling te komen. Bij reflectie op zijn handelen laat hij merken dat hij gebeurtenissen kan plaatsen in een groter kader en verbanden kan leggen tussen gebeurtenissen. De beroepshouding van de student kenmerkt zich door aspecten als het houden aan afspraken, het tonen van inzet, de gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en op effectieve communicatie, de bereidheid om effectief samen te werken met collega’s, de bereidheid om als werknemer van de school effectief te functioneren op het mesoniveau van de school, verantwoordelijkheidszin, organisatievermogen, beslissingsvermogen, relationele gerichtheid en de bereidheid tot het voortdurend zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren van praktijkervaringen. Beelden per beroepstaak Beroepstaak Lesgeven en trainen De student ontwikkelt en beheerst de kennis ruimschoots voor de onderwijsactiviteiten die hij uitvoert, passend bij de leerbehoefte van de lerende(n). De student heeft (vak)didactische kennis van leergebieden en leerprocessen én pedagogische kennis van de specifieke doelgroep. De student ontwikkelt plannen voor veranderingen in de leerdoelen, -processen, -omgeving of het leerklimaat op basis van eigen analyses en keuzes in samenwerking met collega’s. Hij draagt de verantwoordelijkheid voor een compleet programma van met elkaar samenhangende leeractiviteiten. Hij stimuleert en faciliteert doelgericht de ontwikkeling van de lerenden en doet dat in samenwerking met collega’s. Hij geeft leiding aan de groep, beïnvloedt het groepsproces op positieve wijze en neemt een eenduidige leerkrachthouding aan. Hij improviseert, gaat in op verdiepende en aanvullende vragen van lerenden en toont welbewust flexibiliteit. Hij geeft lerende(n) een gerichte beoordeling, inclusief formatieve feedback op leerproces en -resultaat. Hij analyseert op onderzoeksmatige wijze de leersituatie en verbetert daarmee de eigen onderwijspraktijk.
140
Beroepstaak Begeleiden van lerenden De student maakt ten behoeve van de begeleiding analyses van de groep als geheel en van de individuele leerlingen. Hij vormt zich een goed beeld van de gewenste activiteiten en de sterke en zwakke punten van de lerende(n). Hij heeft kennis over identiteitsontwikkeling en weet op welke wijze hieraan bij te dragen. Hij bespreekt met andere begeleiders de verwachtingen ten aanzien van de lerende(n) in de gegeven situatie en communiceert met collega’s, deskundigen en ouders over specifieke mogelijkheden van een lerende en de begeleidingsmogelijkheden. Hij kent de leerlingenzorg in de schoolorganisatie en stemt begeleidingsactiviteiten, omgeving en hulpmiddelen op elkaar af. Hij bereidt zich voor op de meest voor de hand liggende hulpvragen over inhouden, methodieken, metacognitie en specifieke (persoonlijke) problemen. Hij richt de leeromgeving zodanig in dat de kans op succes voor lerende(n) zo groot mogelijk is, door een prettige sfeer en open communicatie, door een veilig leer- en leefklimaat en door structuur in de activiteiten. Hij begeleidt individuele leerlingen, en heeft daarbij oog voor het ontwikkelen van sociale competenties. Hij herkent en benoemt gewenst en ongewenst gedrag en houdt rekening met het ontwikkelingsproces en de identiteitsontwikkeling van leerlingen. Hij gebruikt het leerlingvolgsysteem en houdt tijdens de begeleiding betrokkenen periodiek op de hoogte, maakt problemen bespreekbaar en voert overleg over geformuleerde ontwikkelingsvragen. Hij gebruikt de verkregen informatie bij de vervolgactiviteiten. Hij legt op professionele wijze contact met functionarissen en instellingen buiten de eigen organisatie en kijkt kritisch naar het beheersingsniveau van zijn begeleidingsvaardigheden.
Beroepstaak Ontwerpen van leerarrangementen De student ontwerpt een complex leerarrangement voor meerdere onderwijsactiviteiten, dat lerende(n) activeert tot leren en gericht is op het stimuleren van de ontwikkeling van de lerenden als individuen in de groep. Hij bespreekt met de opdrachtgever de vraag achter het leerarrangement. Hij analyseert de doelgroep op samenstelling, competenties, leervragen en ontwikkelingsbehoeften, in samenspraak met de opdrachtgever. Hij analyseert de leerstof op inhoud, doelen, werk- of organisatievormen en bronnen. Om een theoretisch verantwoord leerarrangement te ontwikkelen verwerft hij kennis van verschillende ontwerpmodellen, kennis van curriculum of opbouw van thema’s, kennis van vakinhouden en van vakdidactiek, kennis van ontwikkelingsniveau en de leervraag van de lerenden, kennis van onderzoeksstrategieën en kennis van toetsingsmogelijkheden. In het ontwerp brengt hij mogelijkheden tot differentiatie en tot toetsing en feedback aan. Het leerarrangement biedt ruimte voor flexibiliteit in gebruik. Hij bespreekt de opdracht, de gewenste (leer)doelen, de vereiste randvoorwaarden en de keuze voor het leermiddel systematisch met zijn begeleider(s) en medestudenten en verwerkt de tussentijdse feedback in concrete verbeteringen van het product. Hij voert een pilot van het leerarrangement uit waarbij het ontwerp onderzoeksmatig getoetst wordt op bruikbaarheid en haalbaarheid. Na uitvoering analyseert hij op onderzoeksmatige wijze de gemaakte keuzes bij het ontwerpen van leerarrangementen, op basis van eigen inzichten en op feedback van anderen. Op grond van de verkregen feedback stelt hij het leerarrangement bij, ontwerpt een handleiding voor collega’s en formuleert nieuwe inzichten voor nieuwe ontwerpen.
Beroepstaak Bijdragen aan de onderwijsorganisatie De student oriënteert zich op verschillende organisatietaken en onderzoekt wat de te behalen doelen zijn. Hij bereidt samen met collega's activiteiten voor om een constructieve bijdrage aan de onderwijsorganisatie te leveren, in de vorm van voorbereiding en uitvoering van vak-, groeps- en schooloverstijgende activiteiten voor lerenden. Hij neemt op constructieve wijze deel aan overleg met functionarissen en instellingen binnen en buiten de organisatie en maakt daarbij zichtbaar wat de relatie is met de lerenden in de leeromgeving. Hij analyseert op onderzoeksmatige wijze zowel het proces als de te behalen doelen van de organisatietaken en past zijn handelen daarop aan. Na afloop evalueert hij zowel het proces als de behaalde doelen.
Beroepstaak Ontwikkelen van vakdeskundigheid De beschrijving van deze beroepstaak is per opleiding verschillend. Voor een uitwerking verwijzen we naar de studiegidsen van de opleidingen.
141
Competenties op niveau 3 Voorbeelden van gedragsindicatoren per competentie
-
-
-
Interpersoonlijk competent Communiceert effectief door het hanteren van verbale en non-verbale technieken. Beheerst en hanteert de communicatieve vaardigheden. Bevordert effectieve communicatie door te luisteren, samen te vatten en door te vragen op inhoud en betrekkingsniveau. Toont persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme. Gaat professionele, persoonlijke relaties aan met leerlingen. Herkent en benoemt gedragspatronen van individuele leerlingen en de groep en maakt deze inzichtelijk voor de leerlingen. Corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag. Motiveert zijn handelen aan leerlingen.
Pedagogisch competent Handelt in zijn omgang met leerlingen op basis van wederzijds respect. Zorgt voor een leersituatie waarin leerlingen een eigen inbreng durven en kunnen tonen. Gebruikt de inbreng van leerlingen op een positieve en systematische manier. Maakt eigen normen en waarden en die van de leerlingen in de groep bespreekbaar. Geeft feedback op respectvolle communicatieve uitingen van leerlingen. Daagt leerlingen uit om mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen. Houdt rekening met de diversiteit van leerlingen in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht en de gevolgen daarvan. Herkent en verwoordt groepsprocessen en onderneemt actie om het sociale klimaat te verbeteren. Herkent en verwoordt regelmatig voorkomende ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen en verwijst door. Kent de zorgstructuur van de school en voert in samenspraak een vastgestelde aanpak bij ontwikkelingsen gedragsproblemen uit. Verwoordt en verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak.
Vakinhoudelijk en didactisch competent Staat boven de stof: heeft kennis van theoretische, methodische en praktische inzichten uit de kennisbasis. Stimuleert en begeleidt samenwerken via communicatiemogelijkheden zoals een ELO, Virtual Classrooms, Chatprogramma’s etc. Bevordert individueel werken met inzet van ELO, toetssysteem en verwijzing naar websites. Legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vak en die van verwante vakken. Gebruikt actuele toepassingen van zijn vak. Verantwoordt de functies van het vak in de ontwikkeling van de leerlingen. Maakt gebruik van actuele en betrouwbare bronnen bij het uitdiepen van een onderwijskundig of vakmatig thema. Zorgt voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten. Ontwerpt verschillende onderwijsleertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen. Ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten. Gebruikt schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen om leerdoelen te bereiken. Past bestaande leermiddelen aan. Geeft een heldere opbouw in de leerstof aan. Maakt actief gebruik van voorkennis en de belevingswereld van leerlingen. Hanteert verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen. 142
-
-
-
-
-
Verwerkt actualiteit en praktijk in de lesstof. Stimuleert en ondersteunt de leerlingen in hun zelfstandig leerproces door leervragen te laten formuleren en daar conclusies aan te verbinden. Ontwikkelt beoordelingsinstrumenten. Evalueert het leerproces en de leerresultaten van en met de leerlingen. Analyseert (vakspecifieke) leerproblemen en speelt daar adequaat op in. Verantwoordt zijn vakdidactische opvattingen en de gekozen aanpak. Is in staat te toetsen m.b.v. een elektronisch toetsprogramma. Is in staat om met behulp van ict-toepassingen in het eigen vak/leergebied de leerlingen op een adequate manier te begeleiden.
Organisatorisch competent Verwoordt de inhoud, vorm, structuur en relevantie van de (onderwijs)activiteit. Is consequent in het hanteren van regels en afspraken. Maakt afspraken over de taken van de leerlingen en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten. Stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt, zowel voor zichzelf als voor de leerlingen. Weet om te gaan met mogelijkheden van de leeromgeving en beschikt bij knelpunten over alternatieven. Bewaakt de planning samen met de leerlingen. Verantwoordt zijn opvattingen en aanpak van klassenmanagement. Gebruikt een leerlingvolgsysteem om doelgerichte acties te plannen. Beheerst gebruikelijke software (Officepakketten, communicatie, ELO, leerlingvolgsyseem, toetssysteem). Is informatievaardig: kan op het web zoeken, vinden en informatie op waarde beoordelen.
Competent in het samenwerken met collega’s Stelt zichzelf dienstbaar op. Vraagt gerichte hulp van en biedt, ongevraagd, hulp aan collega’s. Stelt eigen grenzen vast en kan dit ook motiveren. Neemt verantwoordelijkheid. Werkt volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen. Verkent de visie en de onderwijsontwikkeling van de school en levert daar een constructieve bijdrage aan. Verwoordt zijn opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega’s binnen de schoolorganisatie en handelt daarnaar.
Competent in het samenwerking met de omgeving Hanteert relevante gespreksvaardigheden en -technieken. Heeft kennis van de sociale kaart van de omgeving van de school en past deze toe. Raadpleegt aanwezige informatie en registreert en communiceert nieuwe informatie. Geeft - in het belang van de leerling - informatie aan relevante anderen en houdt daarbij rekening met de privacyregels. Verwoordt en verantwoordt zijn professionele opvattingen, werkwijze en benadering aan ouders en andere belanghebbenden en past in gezamenlijk overleg zo nodig zijn werk aan.
Competent in reflectie en ontwikkeling Verwoordt de eigen kwaliteit en beperkingen tijdens en na afloop van feitelijke situaties. Reflecteert systematisch op eigen gedrag en legt relatie met theorieën. Betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen. Reflecteert expliciet over de relatie tussen de privésfeer en de professionele context. 143
-
Geeft aan op welke punten de eigen competentieontwikkeling verbeterd kan worden. Spreekt diepere lagen aan om eigen handelen en dat van anderen te doorgronden. Werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling en legt hierbij een relatie met de SBL competenties. Gebruikt vaktaal. Is flexibel en stressbestendig en beschikt over gedragsalternatieven. Volgt ontwikkelingen rond zijn vak en leraarschap. Staat open voor andere visies en ideeën en probeert die daadwerkelijk uit. Verwoordt wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. Bespreekt ethische dilemma’s. Draagt bij aan de identiteitsontwikkeling van leerlingen. Baseert zijn oordeel op onderzoeksgegevens en verantwoordt dit. Zet onderzoek op gericht op de verbetering van de schoolpraktijk, voert dit uit en rapporteert dit schriftelijk. Verantwoordt keuzes in professioneel handelen op basis van onderzoek.
Professionele standaard niveau 3 Beeld De startbekwame leraar is leergierig en heeft een onderzoekende houding ten aanzien van de beroepspraktijk en zijn eigen functioneren daarin. Hij is voortdurend in ontwikkeling en stuurt dit proces in sterke mate zelf aan. Nieuwe vragen, problemen en uitdagingen worden als vanzelf opgeroepen, ofwel door de ervaringen ofwel doordat hij nieuwe informatie tegenkomt die raakt aan ervaringen. De startbekwame leraar beseft dat dit proces deel uitmaakt van het leraarsberoep. In zijn manier van kijken naar leerlingen, leerprocessen en zijn eigen functioneren laat de startbekwame leraar diepgang, nuancering en complexiteit zien. Hij is zich bewust van zijn eigen kennisbasis en beroepsopvattingen, van de oorsprong daarvan en hij gaat respectvol om met die van anderen. Ook hanteert hij deze als input om zijn eigen denken en handelen verder te ontwikkelen. Hij communiceert effectief met leerlingen, collega’s en ouders. Concretisering Kennis verwerven en kennis toepassen (inhoudelijk deskundig) Bij voorbereiding en evaluatie van onderwijsactiviteiten betrekt de leraar aspecten van het lesgeven in samenhang. Hij legt verbanden tussen situaties en komt tot genuanceerde conclusies. De leraar werkt op eigen initiatief en proactief aan de uitbreiding van zijn kennis en inzicht door zijn kennisbasis, waaronder zijn culturele bagage, regelmatig te voeden. Hiertoe raadpleegt hij diverse relevante bronnen (mentor, collega’s, literatuur, deskundigen, internet, media, culturele instellingen enz.). De leraar maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er - als gewoonte - op te reflecteren, erover te communiceren met anderen en door informatie vanuit andere bronnen eraan te koppelen waardoor verdieping van de ervaring optreedt. Hij is in staat feedback van anderen open en kritisch te verwerken. Communiceren en presenteren De leraar zoekt op effectieve wijze de dialoog op met (aanstaande) collega’s en deskundigen om zo tot kennisdeling te komen. Hij kan zich zowel mondeling als schriftelijk helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken. Hij maakt hierbij op functionele wijze gebruik van multimediale middelen. Het doel van zijn communicatie of presentatie staat hem helder voor ogen en hij stemt zijn manier van communiceren effectief af op zijn publiek (leerlingen, collega’s, ouders, externe deskundigen, enz.). Mondelinge of schriftelijke bijdragen van anderen kan hij van adequate en stimulerende feedback voorzien.
144
Hij communiceert tijdig en open met relevante personen over voorkomende problemen in zijn beroepspraktijk.
Meningsvorming (de eigenheid van de persoon) Hij maakt onderscheid tussen observatie en interpretatie en kan de interpretatie verantwoorden vanuit zijn eigen kennisbasis en opvattingen. Hij verzamelt in een gegeven beroepssituatie relevante gegevens, ordent, analyseert en interpreteert deze adequaat en komt - eventueel door anderen te raadplegen - tot een genuanceerde en verantwoorde mening. In de communicatie met anderen spreekt hij zelfbewust en respectvol vanuit zijn eigen kennisbasis en opvattingen. Hij is bereid zijn uitspraken en handelen van daaruit te verantwoorden. Hij respecteert de kennisbasis en de opvattingen van anderen en hanteert deze als input voor mogelijke verdere verfijning van zijn eigen kennis en handelen. Reflecteren en meer zelfsturend leren De leraar geeft in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aan waar de grenzen en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen. Hij kan deze analyse omzetten in concrete doelen en een plan van aanpak. Hij beschrijft zichzelf als lerende en geeft aan waar verbeterpunten liggen. De student kan zijn pedagogisch-didactische keuzes relateren aan zijn visie op de rol en verantwoordelijkheid van de leraar als cultuurdrager en cultuuroverdrager. De student kan een concrete onderzoeksvraag formuleren, dit onder begeleiding vertalen naar een eenvoudig praktijkgericht onderzoek, dit uitvoeren en uit de resultaten conclusies trekken.
145
146
Bijlage 1 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde)26 In het studentenstatuut en in het opleidingsstatuut en de daarin opgenomen reglementen en regelingen wordt verstaan onder: A Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN Afstudeerbekwaam: de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma in een bacheloropleiding in het HBO leidend tot de wettelijke graad van associate degree. B Bacheloropleiding in het HBO: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, waaraan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar (expert) wordt uitgevoerd. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Beroepstaak: bouwstenen voor het curriculum. Deze heeft meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het college van beroep voor de examens). Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het college van beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit college behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het college van beroep voor de examens is opgenomen in het studentenstatuut HAN 26
In deze begrippenlijst zijn naast algemeen geldende begrippen uit het opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de onderwijs – en examenregeling (OER), - het reglement examencommissie, - het reglement opleidingscommissie (OC), - het studentenstatuut. 147
College van bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enz.) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven. Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 4.3 van het reglement examencommissies. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) bestaande waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie service bedrijf HAN: directeur van het service bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. E Eindkwalificaties/eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW die wordt ingesteld voor een opleiding of groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Externe toezichthouder: een externe niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort.
148
F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit. Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokken wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 10.26 WHW. H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN. HAN-SIS: het voormalig studentInformatieSysteem van de HAN. Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is een uitbreiding van de studielast. Via een honoursprogramma kunnen studenten alsdan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het college van bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. 149
Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen. M Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Masteropleiding in het HBO: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling.
150
Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de bacheloropleiding of associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van toezicht: de raad van toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S SBU: studiebelastingsuren Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Service bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleids- en beheersprocessen binnen de HAN. Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt; ook genoemd beroepsbekwaam. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen: 1. het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: service unit van het service bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, zoals lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de service unit studentzaken van het service bedrijf HAN die de backoffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. 151
Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het college van beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een VWO diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naaroordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste als gelijkwaardig beschouwd. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling.. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de examencommissie. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform de HAN-jaarplanning (zie opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
152