AFDELING VO/BVE
AANVRAAGDOSSIER MACRODOELMATIGHEIDSTOETS OPLEIDING TOT LERAAR IN DE TWEEDE GRAAD MENS EN TECHNOLOGIE
20 MEI 2010
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ............................................................................................................................................ 3 INLEIDING................................................................................................................................................... 4 ARTIKEL 4.1b.............................................................................................................................................. 6 0. Beroepsprofiel van de Lerarenopleiding Mens en Technologie.......................................................... 6 1. Lerarenopleiding Mens en Technologie en werkgelegenheid ............................................................ 8 2a. Platform Beta Techniek ..................................................................................................................... 9 2b. Betatechniek Agenda 2011-2016.................................................................................................... 10 3. Combineren werken en leren: Opleidingsscholen en samenwerkingsscholen................................. 11 4. Integratie en sociale cohesie............................................................................................................. 12 Relevante documenten ......................................................................................................................... 13 ARTIKEL 4.1.d........................................................................................................................................... 14 Concurrentieanalyse ............................................................................................................................. 14 Investeringen in voorzieningen en expertise......................................................................................... 14 Verwachtingen instroom lerarenopleiding Mens en Technologie ......................................................... 15 Verklaringen van geen bezwaar............................................................................................................ 17 Relevante documenten ......................................................................................................................... 18 ARTIKEL 4.1e............................................................................................................................................ 19 KBB’s..................................................................................................................................................... 19 Kennis uit het veld: Opleidingsscholen, samenwerkingsscholen en stagescholen .............................. 19 Andere inbeddingen in de kennisinfrastructuur..................................................................................... 20 Activiteiten van de opleiding gericht op het vergroten van de instroom................................................ 20 Masteropleidingen voor tweedegraads leraren ..................................................................................... 22 Veldadviesraad (VAR)........................................................................................................................... 22 Samenwerking met het Domein Techniek van de HvA......................................................................... 22 Landelijke samenwerkingsverbanden met andere hogescholen. ......................................................... 22 Relevante documenten ......................................................................................................................... 22 ARTIKEL 4.3a............................................................................................................................................ 23 Relevante documenten ......................................................................................................................... 23 ARTIKEL 4.3b............................................................................................................................................ 23 ARTIKEL 4.3c ............................................................................................................................................ 24 Relevante documenten ......................................................................................................................... 24 ARTIKEL 4.3d............................................................................................................................................ 24 Relevante documenten ......................................................................................................................... 24 ARTIKEL 4.3f............................................................................................................................................. 24 Relevante documenten: ........................................................................................................................ 24 BIJLAGEN: OVERZICHT .......................................................................................................................... 25
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
2
VOORWOORD In het kader van de beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs dient de Hogeschool van Amsterdam, Domein Onderwijs en Opvoeding, een aanvraag in voor de beoordeling van de doelmatigheid van de Opleiding tot tweedegraads leraar Mens en Technologie. Bij het opstellen van deze aanvraag is uitgegaan van de beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 juni 2009, nr. HO&S/BS/2009/118878, houdende beleidsregels inzake de doelmatigheid van het hoger onderwijs (Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2009). De in deze beleidsregel vermelde artikelen worden hierna – voor zover op deze aanvraag van toepassing – puntsgewijs behandeld.
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
3
INLEIDING In dit rapport wordt de macrodoelmatigheid van de nieuwe lerarenopleiding Mens en Technologie onderbouwd. Als richtlijn voor deze onderbouwing is de Beleidsregel Macrodoelmatigheid (Staatscourant, 25 juni 2009) gebruikt. In deze Beleidsregel is verwoord aan welke voorwaarden een nieuwe opleiding moet voldoen om in aanmerking te komen voor een verklaring van “macrodoelmatigheid”. In dit rapport worden slechts die (onderdelen van) artikelen uit de Beleidsregel aan de orde gesteld die van toepassing zijn op deze nieuwe opleiding. Aan deze aanvraag is een aantal bijlagen toegevoegd die dienen ter ondersteuning van de tekst. Naar deze bijlagen wordt op diverse plaatsen in de aanvraag verwezen. Basis van de aanvraag In 2009 heeft het domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam een bureau dat gespecialiseerd is in het opzetten en (her)inrichten van organisaties (De Kwartiermakers), opdracht gegeven een plan te maken waarin de mogelijkheden voor een nieuwe lerarenopleiding Techniek in kaart worden gebracht. Aanleiding voor deze opdracht was gelegen in de problematische situatie waarin zeven technische lerarenopleidingen terecht waren gekomen met betrekking tot de instroom. In april 2009 heeft De Kwartiermakers het rapport “Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek” aan het domein overgedragen. In het plan wordt, c.q. worden: • de problematiek van de 7 opleidingen in een historisch perspectief geplaatst; • een beschrijving van de huidige situatie van de opleidingen gegeven; • een omgevingsanalyse gedaan; • de opzet van een mogelijke nieuwe opleiding beschreven; • de organisatiestructuur en mogelijke partners besproken; • financiën en scenario’s doorgerekend; • en komt de implementatie aan de orde. In maart 2010 is het plan van de Kwartiermakers op grond van instroomverwachtingen bijgesteld door het management van de opleiding. Het geactualiseerde rapport van De Kwartiermakers vormt de basis van deze aanvraag voor de beoordeling van de macrodoelmatigheid van de Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweedegraad in Mens en Technologie. Het geactualiseerde rapport is bijgevoegd als bijlage A (Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek, geactualiseerde versie, mei 2010). Achtergronden van de aanvraag Vanaf 1996 werden de technische lerarenopleidingen (de Pedagogisch-Technische Hogeschoolopleidingen, verder te noemen PTH-opleidingen) overal in het land verzorgd door de Hogeschool Fontys. Het succes daarvan was gering: er was sprake van een gestage terugloop van de instroom. De kwalitatieve en kwantitatieve kwetsbaarheid van de opleidingen die daarvan het gevolg was, heeft mede geleid tot een lage waardering van deze opleidingen bij de laatste visitatieronde in 2003. Daarom besloot het College van Bestuur van Fontys in 2004 om de PTH–vestigingen in Rotterdam, Zwolle en Amsterdam over te dragen aan de ter plaatse gevestigde Hogescholen. Het College van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam heeft deze overdracht om verschillende redenen aanvaard: maatschappelijk belang, compleetheid van het aanbod aan lerarenopleidingen en het verwerven van een positie in het beroepsonderwijs. In 2005 werden de acht PTH–opleidingen (inclusief de lerarenopleiding Consumptieve Techniek) formeel opgenomen in wat nu het domein Onderwijs en Opvoeding (DOO) van de Hogeschool van Amsterdam is, waar zij deel uitmaken van de afdeling vo/bve. De zeven PTH-opleidingen van het domein kampen met verschillende aan elkaar gerelateerde problemen: • De instroom blijft, ondanks alle inspanningen, te laag (zie bijlage A, paragraaf 2.2); er is wel sprake van een redelijk opleidingsrendement;
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
4
• • •
Er is sprake van versnippering: er worden teveel opleidingen aangeboden die te klein zijn voor een gezonde bedrijfsvoering; Er is een, in elk geval kwantitatief, magere personele bezetting, terwijl er door de fragmentatie tegelijkertijd sprake is van structurele overformatie; Door de kleine aantallen studenten en de magere personele bezetting is het moeilijk de kwaliteit van deze opleidingen op peil te houden.
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de instroom in de huidige zeven PTH-opleidingen vanaf 2005 weer. Afdeling VO-BVE Okt’05 Okt’06 Okt’07 Okt’08 Okt’09 Bouwkunde 2e graad VT Bouwkunde 2e gr. DT Bouwtechniek 2e graad VT Bouwtechniek 2e gr. DT Elektrotechniek 2e gr. VT Elektrotechniek 2e gr. DT Mechanische techniek 2e gr. VT Mechanische techniek 2e gr. DT Motorvoertuigentechniek 2e gr. VT Motorvoertuigentechniek 2e gr. DT Grafische techniek 2e gr. OT Werktuigbouwkunde 2e gr. DT Totalen
16 9 10 13 25 12 85
1 1 1 8 1 2 11 2 1 28
3 1 4 3 6 1 1 4 23 3 49
3 4 1 5 2 6 8 3 32
1 3 1 4 3 5 1 3 1 6 10 3 41
Met het plan van De Kwartiermakers als uitgangspunt is in juni 2009 een projectgroep in het leven geroepen die de opdracht heeft gekregen de in het plan aangegeven mogelijkheden voor een geheel nieuwe lerarenopleiding te concretiseren. Aan deze projectgroep is een klankbordgroep verbonden met vertegenwoordigers uit het werkveld (onderwijs en beroepenveld), de huidige zeven PTH-opleidingen en andere direct betrokkenen (zie bijlage C, Notulen Klankbordgroep PHTO 2 februari 2010). Uit deze contacten (zie eveneens bijlage C) en uit andere contacten met het werkveld en uit bevindingen van De Kwartiermakers (zie bijlage A, paragraaf 3.1.2 en paragraaf 3.2) blijkt dat er in het werkveld een veranderde vraag is naar de competenties die een startbekwaam docent techniek dient te hebben. Er is een grote behoefte aan een geheel nieuw beroepsprofiel voor een docent technologie. Onder ARTIKEL 4.1b hierna en in bijlage D (Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar Technologie) is dit nieuwe beroepsprofiel voor de docent Mens en Technologie uitgewerkt. Het beroepsprofiel en de Kennisbasis van de docent Mens en Technologie (zie bijlage E) komen niet overeen met die van de voornoemde zeven PTH-opleidingen en wijken ook in belangrijke mate af van die van de tweedegraads leraaropleiding Techniek in de Onderbouw (CROHO-nr 35254). Op grond van bovenstaande argumenten heeft het College van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam besloten bij de NVAO geen nieuwe licentie voor de huidige zeven PTH-opleidingen aan te 1 vragen, maar deze opleidingen met ingang van 1 september 2010 af te bouwen . De redenen voor het aanvaarden van de overdracht van de PTH-opleidingen in 2005 zijn echter nog steeds actueel. Daarom heeft het College tegelijkertijd het besluit genomen om ter vervanging van deze opleidingen een geheel nieuwe en moderne lerarenopleiding Mens en Technologie te ontwikkelen en deze opleiding ter goedkeuring voor te leggen aan OC&W (CDHO en NVAO).
1
Ook het College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam heeft het besluit genomen de daar verzorgde PTH-opleidingen te beëindigen (zie notulen van het PTH-overleg van 18 maart 2010 in bijlage F). Daarmee zijn er in de hele Randstad geen opleidingen meer die gericht zijn op het opleiden van leraren ten behoeve van het technische onderwijs van het Voorbereidend en Middelbaar Beroepsonderwijs. In Eindhoven, Zwolle en Groningen bestaat nog wel de mogelijkheid de “oude” PTH-opleidingen te doen. De Hogeschool Rotterdam heeft aangegeven zich aan te sluiten bij dit initiatief van de Hogeschool van Amsterdam. Zij zal in de nabije toekomst de lerarenopleiding Mens en Technologie ter goedkeuring voorleggen aan OC&W.
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
5
ARTIKEL 4.1b De opleiding draagt aantoonbaar bij aan een door de Minister erkende behoefte op terreinen, waarvoor de Rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid op stelselniveau draagt. Blijkens de toelichting op artikel 4.1.b in de Beleidsregel Macrodoelmatigheid gaat het bij dit artikel om beleid van de rijksoverheid waaruit blijkt dat er een specifieke behoefte bestaat aan bepaalde opleidingen en dat de nieuwe opleiding, in aanvulling op het bestaande onderwijsaanbod, een oplossing biedt voor een in het beleid van de Rijksoverheid geschetst probleem. In de toelichting op de beleidsregel wordt onderwijs (en daarbij meer specifiek: de lerarenopleidingen) genoemd als een van de terreinen waarvoor de Rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de werkgelegenheid. Daarnaast wordt in de toelichting op de beleidsregel ook melding gemaakt van het feit dat de Rijksoverheid beleidaccenten legt ten aanzien van onder andere bètatechniek (Nationaal Actieplan Bèta\Techniek) en het stimuleren van de combinatie van leren en werken in de vorm van duale trajecten. De opleiding is van mening dat zij aansluit bij diverse van bovengenoemde voorwaarden om te voldoen aan artikel 4.1.b. 1. Ten eerste is er sprake van een lerarenopleiding die een bijdrage levert aan de werkgelegenheid in de Noordelijke Randstad; 2. Ten tweede betreft het een opleiding op het gebied van techniek; 3. Ten derde werkt de opleiding samen met opleidingsscholen, waarbij studenten in de gelegenheid worden gesteld om werken en leren te combineren. 4. Ten vierde levert de opleiding een bijdrage aan het bevorderen van integratie en sociale cohesie in de stad Amsterdam en de regio; Deze punten worden hieronder nader toegelicht. Daarbij vindt de opleiding het van belang om eerst (onder het kopje Beroepsprofiel van de lerarenopleiding Mens en Technologie) een paragraaf (paragraaf 0) te wijden aan een korte schets van het profiel van de beroepen waarvoor de nieuwe opleiding zal opleiden. Vervolgens wordt in paragraaf 1 (onder het kopje Lerarenopleiding en werkgelegenheid) geschetst in welke context de nieuwe opleiding tot stand is gekomen en hoe deze bijdraagt aan de werkgelegenheid in de regio. Omdat de opleiding van mening is dat de nieuwe opleiding goed aansluit bij het beleid van de overheid op het gebied van betatechniek (om de instroom van studenten in betatechniek-opleidingen te vergroten) zal voorts in paragrafen 2a en 2b (onder de kopjes Platform Betatechniek en Betatechniek Agenda 20112016) worden ingegaan op de uitgangspunten van het Platform Betatechniek en op de Betatechniekagenda die onlangs door de Commissie De Boer is opgesteld en op grond waarvan de activiteiten in het kader van het Platform Betatechniek kunnen worden gecontinueerd. Hoewel het advies van de Commissie De Boer nog geen beleid is, gaat de opleiding er vanuit dat dit op korte termijn in beleid zal worden vastgelegd. In paragraaf 3 wordt (onder het kopje Combinatie werken en leren: Opleidingsscholen en samenwerkingsscholen) beschreven op welke manier de opleiding de combinatie van leren en werken mogelijk maakt. Ten slotte wordt in paragraaf 4 (onder het kopje Integratie en sociale cohesie) ingegaan op de wijze waarop de opleiding integratie en sociale cohesie bevordert.
0. Beroepsprofiel van de Lerarenopleiding Mens en Technologie Het beroepsprofiel voor de nieuwe opleiding is mede gebaseerd op het werkdocument Visie en uitgangspunten tweedegraad Lerarenopleiding Mens en Technologie (Bijlage B) en ziet er als volgt uit:
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
6
Beroepsprofiel in relatie met de technologie De tweedegraads lerarenopleiding Mens en Technologie leidt de student op tot een ondernemende, creatieve en innovatieve startbekwame leraar Mens en Technologie. Een leraar, die nieuwsgierig en breed geïnteresseerd is en die zijn leerlingen tot een zodanig niveau van begrip van technologie en van de evaluatie van technologie kan brengen dat er sprake is van technologische geletterdheid (technological literacy). De leraar Mens en Technologie benadert courante maatschappelijke en sociale vraagstukken met een gedegen visie op en kennis van technologie (technological competence). Hij weet een duidelijke koppeling aan te brengen tussen deze maatschappelijke en sociale fenomenen en de functioneel-technische werelden die daaraan gerelateerd zijn of kunnen worden en denkt daarbij in termen van het ontwerpen van geïntegreerde oplossingen en hij weet deze denkwijze te vertalen naar de onderwijspraktijk. Beroepsprofiel in relatie met onderwijs en de leerlingen De leraar Mens en Technologie (NB uiteraard moet in deze context “hij” ook en juist worden gelezen als “zij”) heeft een breed en ook diep inzicht in technologische processen, heeft goed zicht op de technische domeinen en is in staat zich snel de karakteristieken van (nieuwe) specifieke technieken en technische omgevingen eigen te maken. Hij kan synergie bevorderen tussen de verschillende in het onderwijs bestaande technische en andere ß-domeinen, waardoor samenhang in het onderwijscurriculum wordt aangebracht en gewaarborgd. Tevens is hij in staat een adviserende en/of sturende rol te spelen in het aanbrengen en het borgen van continuïteit in de doorlopende leerlijnen van vmbo naar mbo en van de avo-onderbouw naar avo-bovenbouw. De leraar Mens en Technologie beschikt over voldoende pedagogische en didactische vaardigheden om de ontwikkeling van de leerling adequaat te kunnen stimuleren en monitoren. Hij weet daarbij rekening te houden met de eigenheid van de leerling met betrekking tot achtergrond, talent, wensen en behoeften. De leraar Mens en Technologie die wordt opgeleid bij de Hogeschool van Amsterdam, weet daarbij specifiek in te spelen op de problematiek van de grote stad (Amsterdam) en omgeving (regio Noordelijke Randstad), waaronder met name die met betrekking tot integratie en sociale cohesie. Specialisaties In de loop van de opleiding Mens en Technologie specialiseert de toekomstige leraar Mens en Technologie zich in generieke zin of in specifieke zin of richt hij zich op een van de huidige technische bachelortitels. •
•
•
Indien de toekomstige leraar Mens en Technologie kiest voor een generieke specialisatie, dan richt hij zich op één van de algemene “Ontworpen werelden” (Medische technologie, Technologie en energie, Agrarische technologie, Biotechnologie, Technologie en industriële productie, Technologie en constructie, Techniek en transport, Informatie en communicatie). Indien de toekomstige leraar Technologie kiest voor een specifieke specialisatie, dan richt hij zich op één van de “Technische kundes” (Elektrotechniek, Bouwkunde, Werktuigbouwkunde, Motorvoertuigentechniek). De toekomstige leraar Technologie kan zich ook richten op één van de domeinen in het verlengde van de technische bachelortitels (Engineering, Built Environment, Applied Science, Information and Communication Technology)
Aansluiting van het beroepsprofiel bij het huidige onderwijs Het profiel van de leraar Mens en Technologie sluit nauw aan bij de hedendaagse ontwikkelingen in het vmbo (met de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg en de gemende leerweg), het mbo en het algemeen vormend onderwijs (theoretische leerlijn vmbo, havo en vwo) op het gebied van samenleving en technologie. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn: • • •
Het intersectoraal vmbo, dat zich richt op de bediening van loopbaanvragen van leerlingen met leervormen als werkplekstructuur, leerwerkhuizen, natuurlijk leren, etc.; Het deel van het vmbo dat zich richt op het werken in leergebieden of het werken in projecten binnen de scenario’s 2 en 3; De domeinvorming binnen het mbo, die het mogelijk maakt dat leerlingen “breed” instromen en “smal” uitstromen, zodat de uiteindelijke beroepskeuze later en dus meer bewust kan worden gemaakt;
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
7
•
De integratie van techniekgerelateerde vakdisciplines of vakoverstijgende lesmodules in leergebieden binnen het avo.
De leraar Mens en Technologie is werkzaam in het vmbo jaar 1 t/m 4, mbo jaar 1 t/m 4 en havo / vwo jaar 1 t/m 3. Zie voor meer specifieke informatie met betrekking tot het profiel ook bijlage D2 Profiel van de nieuwe docent Mens en Technologie.
1. Lerarenopleiding Mens en Technologie en werkgelegenheid De nieuwe opleiding levert een bijdrage aan de werkgelegenheid: de behoefte aan geschoolde technologiedocenten, die breder en op een hoger metaniveau inzetbaar zijn, zal naar verwachting de komende jaren (door vergrijzing en door de veranderde behoeften van het afnemend veld) groter worden (zie Bijlage A Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek, geactualiseerde versie - mei 2010 Hoofdstuk 3). Landelijk gezien is er een aantal ontwikkelingen dat van invloed is op de vraag ten aanzien van lerarenopleidingen techniek. Het betreft hier zowel algemene ontwikkelingen als ontwikkelingen op het terrein van techniek en onderwijs. Deze worden hieronder toegelicht. Algemene ontwikkelingen Een aantal landelijk ontwikkelingen kan van invloed zijn op de wijze waarop de technische lerarenopleidingen in de nabije toekomst worden ingericht en aangeboden: •
Economische recessie: met de zich verdiepende economische recessie verliest deels ook hoger technisch personeel zijn baan. Dit kan leiden tot een vergroting van de vraag naar omscholing tot leraar Mens en Technologie
•
Lerarentekort: Er dreigt in de nabije toekomst een enorm tekort aan leraren te ontstaan. Volgens een conservatieve schatting van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt loopt het aantal vacatures in 2 2015 op tot 7.500. De overheid steekt daarom veel geld in het bestrijden van het lerarentekort . Bijzonder is dat de inspanningen van de overheid vooral gericht lijken op het aantrekken van zijinstromers en deeltijders en het aanbieden van verkorte trajecten en niet op een extra instroom uit het havo, die voor de meeste andere hbo-opleidingen de voornaamste groeibron is. Ook m.b.t de techniek is er op dit moment een lerarentekort en de verwachting is dat dit de komende 3 jaren zal groeien. Als het gaat om techniek wijst onderzoek uit dat: • voor het vak techniek in het vo jaarlijks 100 extra leraren gevonden moeten worden, terwijl de stille reserve voor deze vakken klein is; • in het mbo als gevolg van de vergrijzing de komende periode veel personeel uitstroomt (verdeling naar sectoren niet beschikbaar)
•
Flexibilisering onderwijs: de behoefte aan en de belangstelling voor flexibel onderwijs neemt toe, met name in het beroepsonderwijs. In het mbo en ho is dit al een niet meer weg te denken thema, maar ook in het voortgezet onderwijs neemt de belangstelling voor flexibel onderwijs toe. De samenleving vraagt om breed opgeleide professionals. Bovendien willen instellingen rendabel werken en vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar afstemmen. Onderwijskundige argumenten voor flexibilisering zijn: mensen leren meer en efficiënter wanneer zij hun eigen vragen en (leer)route volgen; en om dezelfde kwalificaties te verwerven heeft student A iets anders nodig dan student B. In het mbo hangt deze ontwikkeling samen met de ontwikkeling van competentiegericht onderwijs, een ontwikkeling waarvoor flexibiliteit in onderwijsaanbod voorwaardelijk is. Flexibel onderwijs vraagt om zicht op de (eerder verworven) competenties van studenten en om mogelijkheden om maatwerktrajecten flexibel af te sluiten. Dit stelt eisen aan de wijze waarop opleidingen worden ingericht en aangeboden. De nieuwe opleiding speelt door middel van het aanbieden van diverse keuzemogelijkheden in op deze ontwikkelingen.
•
Leven Lang Leren: In de huidige samenleving veroudert kennis in hoog tempo en veranderen werkwijzen en technieken voortdurend. Dit geldt bij uitstek voor technische kennis. Daarom is het
2 3
Bron: NRC Weekblad 28 november-4 december 2009 Nota werken in het onderwijs 2009, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
8
belangrijk dat iedereen de kans krijgt om zich voortdurend nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. Leren is een blijvend onderdeel van het leven, en vooral ook van het werken. Het gaat uiteindelijk om het blijvend inzetbaar zijn in het arbeidsproces. Een leven lang leren wordt dan ook gestimuleerd door werkgeversorganisaties en de overheid. De behoefte aan flexibele opleidingen voor mensen die al een baan hebben en/of opleiding hebben gevolgd, neemt hierdoor toe. In de nieuwe opleiding worden de studenten voortdurend gestimuleerd om nieuwe ontwikkelingen in de gaten te houden en te verwerken in het onderwijs. Leven lang leren maakt integraal onderdeel uit van de opleiding. Ook na hun opleiding zullen studenten in staat zijn hun kennis up-to-date te houden. •
Stimulering beschikbaarheid bètatechnici. Er is een omvangrijk stimuleringsprogramma opgezet om meer bètatechnici in Nederland te krijgen. Het Platform Bèta Techniek is hiervoor specifiek ingericht en heeft als doel: het zorgen voor een goede beschikbaarheid van bètatechnici. Het Platform stimuleert dit via verschillende programma’s, waaronder SPRINT voor het hoger onderwijs. Nederland loopt zijn grote achterstandspositie in Europa in, nu meer jongeren kiezen voor een bètatechnische opleiding. De totale instroom van studenten in bètatechnische studies in het wo is sinds 2000 met 62 % gestegen. In het hbo is de dalende trend van de afgelopen jaren definitief gekeerd en is een stijging ingezet. Ten opzichte van het hbo-peiljaar 2002 is er een stijging van de 4 instroom van 15 %. Deze stijging is voor een groot deel te danken aan de instroom van meisjes . Door de nieuwe opleiding niet eenzijdig vanuit de techniek vorm te geven, maar meer vanuit maatschappelijke vraagstukken hoopt de nieuwe opleiding ook aantrekkelijker te worden voor andere doelgroepen dan dat tot nu toe het geval was. Tot deze doelgroep behoren ook nadrukkelijk meisjes. In de voorlichting over de nieuwe opleiding zal dan ook expliciet aandacht worden geschonken aan deze nieuwe groepen.
2a. Platform Beta Techniek Het Platform Bèta Techniek heeft van de overheid de opdracht gekregen om te zorgen voor voldoende en kwalitatief goed opgeleide bèta's en technici. De doelstelling is in het Deltaplan Bèta/techniek (zie bijlage H, Deltaplan Betatechniek) als volgt geformuleerd: “In 2010 15% meer uitstroom van studenten uit het bètatechnisch hoger onderwijs (ten opzichte van 2000) en een betere benutting van bestaand talent in bedrijven en onderzoeksinstellingen.” Nederland heeft goed opgeleide mensen nodig, en dan vooral opgeleid in bètatechnische zin. Een kenniseconomie draait immers op kenniswerkers en ongeveer driekwart van die kenniswerkers is bèta of technicus. Daarom heeft de overheid het Platform Bèta Techniek de opdracht gegeven om te zorgen voor een goede beschikbaarheid van bètatechnici. De aanpak hiervoor heeft het kabinet verwoord in het Nationale Actieplan Bèta/techniek (ook wel Deltaplan genoemd) (zie bijlage H), dat is vastgesteld in 2004. De doelstelling van het Deltaplan komt voort uit de zogenaamde Lissabondoelstellingen van 2000. In Lissabon hebben verschillende landen in dat jaar afgesproken dat Europa in 2010 een hoogwaardige kenniseconomie moet zijn. Het Nederlandse kabinet heeft daar nog een schepje bovenop gedaan door het Nederlandse beleid als doelstelling mee te geven dat Nederland bij de top van Europa wil horen als het gaat om innovatie, onderzoek en onderwijs. Inmiddels is de kenniseconomie een belangrijk item op de Nederlandse politieke agenda. Het kabinet heeft het Innovatieplatform opgericht om de beweging rond de kenniseconomie op gang te brengen en te fungeren als denktank. De aanpak van het Innovatieplatform bestaat uit volgende vier samenhangende hoofdlijnen: 1. Aantrekkelijk onderwijs Over de hele breedte van het onderwijs moet vernieuwing tot stand komen, gericht op twee doelen: het aantrekkelijker maken van bèta –en techniekonderwijs en het verlagen van de uitval uit het onderwijs.
4
http://www.platformbetatechniek.nl/?pid=16&rd=108
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
9
2. Aantrekkelijke banen Bèta- en technische banen hebben nu nog te weinig aantrekkingskracht. Dat blijkt uit het beperkte aantal jongeren dat voor een bètaopleiding kiest, maar ook uit het afnemend aandeel technisch opgeleiden dat een technische functie uitoefent. Het gaat erom aantrekkelijke banen met perspectief aan te bieden. De werkgevers zijn hier uiteraard primair aan zet. 3. Aantrekkelijke keuzes Bij deze actielijn gaat het om extra maatregelen om het keuzegedrag van jongeren voor bèta en techniek positief te beïnvloeden, in nauwe aansluiting bij de vorige twee lijnen. Het Platform wil experimenten starten met financiële prikkels en werken aan imagoverbetering van wetenschappelijke en technische opleidingen en beroepen. 4. Aantrekkelijke vestiging Een manier om op korte termijn in de tekorten te voorzien is het aantrekken en vasthouden van kenniswerkers uit het buitenland. Nederland zal daarvoor obstakels voor migratie moeten wegwerken. Ook op lange termijn moet Nederland interessant zijn voor buitenlandse kenniswerkers en studenten. De opleiding is van mening dat de nieuwe opleiding zeer goed aansluit bij de hoofdlijnen 1 en 2. Het aanbieden van aantrekkelijk onderwijs heeft twee kanten. Ten eerste is het onderwijs dat de HvA aan toekomstige docenten biedt aantrekkelijk vormgegeven. Het onderwijs is georganiseerd rondom (maatschappelijk relevante) thema’s en zal hierdoor goed aansluiten bij de belevingswereld van de studenten. Studenten zullen zelf ook in staat worden gesteld om onderwerpen in te brengen in de opleiding, waardoor er sprake zal zijn van veel interactie tussen de student en de opleiding. Het gaat daarbij met name om de generieke specialisaties waarvoor de student in de loop van de opleiding kiest. Waar mogelijk, zal het onderwijs zo goed mogelijk worden afgestemd op de wensen van de individuele studenten. Ten tweede worden de studenten zodanig opgeleid dat zij aantrekkelijk onderwijs kunnen verzorgen aan de leerlingen van de scholen waaraan zij les zullen geven. De opleiding verwacht dat dit een positief effect zal hebben op de schooluitval, met name in het vmbo en in het mbo. De opleiding zal aan studenten ook een aantal aantrekkelijke keuzes bieden. Het programma biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid tot differentiatie. De differentiatiepunten komen voor in de stagelijn (bedrijfsstage en schoolstage komen voor een deel overeen met het gekozen vak) en in de vak- & vakdidactiek lijn (onderwerpspecifiek). Het gaat daarbij om in totaal 84 studiepunten (EC): de technologiestage (in jaar 3) van 6 EC, de schoolstage (LiO-stage) van 18 EC, de minor van 30 EC en een vakspecialisatie van 20 EC. Zo kan een student die de specialisatie Agrarische technologie kiest, zijn technologiestage lopen bij een zaadveredelingsbedrijf of biotechnologisch laboratorium en zijn schoolstage op een (v)mbo-school voor agrarisch onderwijs.
2b. Betatechniek Agenda 2011-2016 In mei 2009 heeft Commissie De Boer de Beta-techniek Agenda 2011-2016 gepresenteerd (zie Bijlage I; zie ook Bijlage O). De opleiding is van mening dat de nieuwe opleiding goed aansluit bij de aanbevelingen die de commissie De Boer heeft gedaan. Een belangrijk gegeven voor de Betatechniek-Agenda is dat de tekorten aan beta’s en technici – zowel vakmensen als hoger opgeleiden – nog steeds een probleem vormen. De commissie stelt in de agenda dat het niet continueren van de huidige Bètatechniek Agenda en de publieke middelen (zonder verankering in en met draagvlak onder de onderwijsinstellingen) het grote risico oplevert dat de resultaten die tot op heden zijn geboekt, de komende jaren zullen verdampen. De opleiding is het hier volledig mee eens. In de agenda noemt de commissie de volgende maatschappelijke en economische redenen voor het opstellen van een Beta-Techniek Agenda: • Bètatechniek is cruciaal voor innovatie: een drijvende kracht achter de concurrentiepositie van bedrijven en van Nederland. Ook andere landen zitten niet stil en zij bevinden zich in het algemeen in een betere uitgangspositie; • De arbeidsmarkt voor bètatechnici (met vergrijzing en ontgroening in het verschiet) vereist dat er verder wordt geïnvesteerd in meer in- en doorstroom in bètatechnische opleidingen;
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
10
•
De technologie dringt door tot in de haarvaten van onze samenleving. Bij technologische ontwikkelingen betrokken zijn wordt een basisvoorwaarde voor participatie. Een zekere bagage aan bètatechnische kennis en vaardigheden is straks voor alle burgers noodzakelijk om volwaardig te kunnen participeren in de samenleving. Dit vereist blijvende talentontwikkeling voor wetenschap en techniek vanaf de basisschool en gedurende de daarop volgende onderwijsloopbaan (ketenaanpak) van jongeren.
De nieuwe opleiding komt tegemoet aan bovengenoemde punten. Door de nauwe samenwerking met de HvA-domeinen Techniek (b.v. de opleidingen Bouwkunde, Engineering Design & Innovation, Etechnology en Product Design) en Media, Creatie en Informatie (b.v. de opleiding Technische Informatica) zullen de studenten van de nieuwe opleiding regelmatig geconfronteerd worden met vakinhoudelijke innovaties in het vakgebied. Daarnaast zullen de studenten (toekomstige docenten) ook kennis maken met diverse ontwikkelingen op onderwijskundig gebied die hen in staat zullen stellen hun leerlingen te motiveren en te activeren en er op deze manier voor te zorgen dat er minder studie-uitval is in de technische opleidingen. De docenten die in de nieuwe opleiding zijn opgeleid, zullen in staat zijn tot het vorm geven en aanbieden van onderwijs dat zowel inhoudelijk als didactisch aantrekkelijk is. Het accent in de nieuwe opleiding ligt op de technologische competenties van de toekomstige docenten, en niet zozeer op het aanbieden van een grote hoeveelheid vakkennis en vaardigheden. De toekomstige docenten zullen het vermogen hebben zich snel in nieuwe, maatschappelijk en economisch relevante onderwerpen te verdiepen en ontwikkelingen die zij signaleren te vertalen naar aantrekkelijk en activerend onderwijs. Leerlingen aan wie de toekomstige docenten zullen lesgeven, zullen beter in staat zijn om de relevantie van techniek in de samenleving (en in hun eigen directe omgeving) te begrijpen en zullen hierdoor vaker voor een technische vervolgopleiding kiezen. Juist het gegeven dat technologie is doorgedrongen tot in de haarvaten van de samenleving en niet meer los gezien kan worden van deze samenleving is voor de HvA mede aanleiding geweest om voor de zeven huidige PTH-opleidingen niet opnieuw accreditatie aan te vragen, maar over te gaan tot de ontwikkeling van een geheel nieuwe opleiding die beter aansluit bij de ontwikkelingen in het werkveld van de technologie-docent en in de maatschappij (zie Bijlage J Ontwikkelingen in het reguliere onderwijs) De commissie De Boer stelt in haar rapport dat de eisen die gesteld worden aan bètatechnici veranderen. Het aanpakken van huidige en toekomstige maatschappelijke problemen (duurzaamheid, veiligheid, mobiliteit, gezondheid, energievoorziening en ruimtebeheer) kan volgens de commissie niet zonder meer en breder verspreide bètatechnische kennis en competenties. Dergelijke vraagstukken zijn in toenemende mate complex en multidisciplinair van aard. Bètatechnische kennis speelt niet alleen een centrale rol bij het aanpakken van zulke maatschappelijke prioriteiten, maar vooral ook bij het realiseren van een maatschappelijk draagvlak om tot opschaling van gevonden oplossingen te komen. Soms zal dit gebeuren door gerichte ontwikkeling van nieuwe kennis voor deze gebieden, maar vaak ook door het op een slimme manier in een nieuwe context toepassen van oplossingen die elders al voorhanden zijn. Het zijn precies deze ontwikkelingen waar de nieuwe opleiding op aansluit. Ter illustratie: • De thema’s waaraan in de nieuwe opleiding wordt gewerkt sluiten goed aan bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen • Meer dan voorheen spelen de technologische (bètatechnische) competenties een belangrijke rol in het curriculum van de nieuwe opleiding • Voor de kenniscomponent van de opleiding heeft de opleiding een kennisbasis ontwikkeld die recht doet aan zowel brede inzetbaarheid in het onderwijs als de innovatieve component (zie bijlage E Kennisbasis curriculumlijn Vak en Vakdidactiek tweedegraads lerarenopleiding Mens en Technologie). • In de opleiding zit een aantal stages (waaronder ook een bedrijfsstage) waardoor de studenten in staat gesteld worden kennis te maken met de ontwikkelingen in het vakgebied en deze te vertalen naar hun eigen onderwijs.
3. Combineren werken en leren: Opleidingsscholen en samenwerkingsscholen Ook bij de huidige PTH-opleidingen is het mogelijk te kiezen voor een combinatie van werken en leren. In de praktijk blijkt dat meer dan 90% van de studenten voor deze combinatie kiest. De verwachting is
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
11
dat ook van de studenten die de nieuwe lerarenopleiding Mens en Technologie gaan doen een aanzienlijk deel van deze mogelijkheid gebruik zal gaan maken. Studenten van de opleiding Mens en Technologie worden zoveel mogelijk in staat gesteld om hun opleiding met het werken in de beroepspraktijk te combineren. Het concept Opleiden in de school (zie bijlage L) is vanaf de introductie in 2000 voor HvA Onderwijs en Opvoeding (dan wel de voorgangers EFA en EHvA) de belangrijkste motor geweest voor het vernieuwen en intensiveren van de relaties met het werkveld. Opleiden in de school wil zeggen dat scholen actief inhoudelijk inbreng hebben in het leerproces van de studenten, in tegenstelling tot de traditionele stage, waarbij de rol van de school zich beperkt tot het bieden van oefengelegenheid in de school. Het Domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA heeft daartoe contacten met veel opleidings- samenwerkingsscholen. In de bijlagen M en N (resp. Lijst opleidingsscholen en Lijst samenwerkingsscholen) van deze aanvraag zijn overzichten opgenomen van de opleidings- samenwerkingsscholen waarmee de opleiding contact heeft. In het afgelopen jaar liep 80% van de studenten (voltijd en deeltijd) van het domein hun leerwerktraject op één van deze scholen. Binnen deze groep wordt onderscheid gemaakt tussen opleidingsscholen en samenwerkingsscholen. • Op de ca. 70 opleidingsscholen vervullen medewerkers van de school een actieve rol als medeopleider: zij geven mede inhoud aan de leeractiviteiten van de student, o.a. in de vorm van leerwerktaken. In veel gevallen zijn deze scholen tevens toeleverende school voor toekomstige studenten van de opleiding. In de bijlagen is een overzicht opgenomen van alle opleidingsscholen. • Samenwerkingsscholen (ca. 30) bieden ieder jaar een substantieel aantal leerwerkplekken aan en er is een vaste coördinator op de school. Vanuit de afdeling vo/bve is er een vaste begeleider aangewezen. Op de samenwerkingsscholen werken studenten vooral met materiaal, opdrachten en leertaken die vanuit de opleiding worden aangereikt. Ook van deze scholen is een overzicht opgenomen in de bijlagen. Omdat steeds dezelfde kaders gelden (competenties, leerdoelen, competentiegerichte werkwijze), is in ieder leerwerktraject, op welke school dan ook, een zelfde niveau gewaarborgd. HvA Onderwijs en Opvoeding heeft er steeds voor gekozen om het opleiden in de school in zeer nauwe samenwerking (partnerschap) met de opleidingsscholen op te bouwen. Daarnaast is kenmerkend voor de aanpak dat opleiden in de school niet een afzonderlijke opleidingsroute voor studenten is, maar geïntegreerd is in het gewone curriculum. Studenten hebben namelijk in ieder jaar de keus om hun leerwerktraject op een opleidingsschool te lopen. Op advies van de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) heeft het Ministerie van OCW aan 8 scholengroepen een formele erkenning als opleidingsschool gegeven: daarmee heeft de HvA contact met een relatief groot aantal door de NVAO geaccrediteerde opleidingsscholen. In het overzicht van de opleidingsscholen (zie bijlage M) is aangegeven om welke opleidingsscholen het gaat.
4. Integratie en sociale cohesie Zoals boven vermeld, heeft de opleiding Mens en Technologie gekozen voor een profilering rondom integratie en sociale cohesie. Deze thematiek vindt zijn basis in gesprekken gevoerd vanuit het doelmatigheidsonderzoek, het Instellingsplan Universiteit en Hogeschool van Amsterdam 2007-2010 (zie Bijlage K) en het “Grotestedenbeleid III 2005-2009”, zoals dat door de Rijksoverheid is vastgesteld (Bijlage P). De profilering van de opleiding heeft ook na het ‘oplossen’ van de huidige grootstedelijke problematiek bestaansrecht, omdat de specifieke thematiek zal blijven bestaan. Ook in Europees verband wordt gericht stedelijke beleid (urban policy) van belang geacht voor een toekomstig beleid t.a.v. sociale cohesie in de EU. Nederland geldt als Europees koploper op het gebied 5 van grootstedenbeleid en werkt op dit terrein nauw samen met andere lidstaten . De beleidshorizon van de rijksoverheid rondom het grootstedenbeleid overstijgt daarmee de werkingstermijn van het huidige beleidsinstrumentarium. De opleiding vindt in het “Grotestedenbeleid III 2005-2009” vooral aansluiting bij de portefeuilles en de bijbehorende beleidsnotities op sociaal gebied: 1. Inburgering en integratie (Zie bijlage Q Deltaplan Inburgering); 6 7 2. Jeugd, onderwijs en educatie (“Aanval op schooluitval” en ); 5 6
http://www.grotestedenbeleid.nl/huidig_beleid/europees_grotestedenbeleid/ http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/index.php
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
12
In het gecombineerde Instellingsplan 2007-2010 (zie bijlage K) hebben de Colleges van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam hebben onder ‘3. Strategische keuzes van de UvA en HvA’ het volgende gesteld: “De UvA en HvA (nemen) hun maatschappelijke verantwoordelijkheid door meer studenten van niet-Nederlandse afkomst op te leiden en meer docenten en onderzoekers van niet-Nederlandse origine aan te stellen. Een sterke vertegenwoordiging van etnische en culturele minderheden in zowel de studentenpopulatie als in het docent- en onderzoekerscorps van de instellingen draagt bij aan de sociale cohesie van de samenleving.” Dit alles maakt duidelijk dat er juist voor een lerarenopleiding in de stad Amsterdam met betrekking tot het grootstedenbeleid bijzondere verantwoordelijkheden liggen. De lerarenopleiding Mens en Technologie geeft deze verantwoordelijkheid binnen het curriculum op meerdere manieren vorm: 1. Het aandeel leerlingen van allochtone afkomst is in de regio Amsterdam hoger dan 50%. Dat geldt dus in het bijzonder voor het beroeps(voorbereidend) onderwijs. Het opleiden van studenten, zo dicht mogelijk bij de beroepspraktijk van de leraar, is een van de speerpunten van het domein Onderwijs en Opvoeding en is dat ook in de lerarenopleiding Mens en Technologie. Binnen het concept Opleiden in de school (zie ook ‘Combineren werken en leren: Opleidingsscholen en samenwerkingsscholen’ hierboven) worden de studenten zo direct mogelijk in contact gebracht met de bijzondere aspecten van deze etnische diversiteit. 2. De curriculumlijn Professionele Ontwikkeling is nauw verbonden met de vaklijn (technologie) en de stagelijn. Van de twaalf thema’s binnen de PO-lijn richt er één zich speciaal op de thematiek van “Differentiatie en diversiteit” (zie bijlage G voor nadere uitleg over de opbouw van het curriculum van de nieuwe opleiding). 3. De lerarenopleiding Mens en Technologie participeert in het lectoraat ‘School en Omgeving 8 binnen de stad’ .
Relevante documenten ●
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
7 8
Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek, geactualiseerde versie (mei 2010) (Bijlage A) Visie en uitgangspunten tweedegraads lerarenopleidingen Mens en Technologie (Bijlage B) Samenstelling Klankbordgroep (Bijlage C) Notulen Klankbordgroep PHTO 2 februari 2010 (Bijlage C) Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar Technologie |(Bijlage D) Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie (Bijlage E) Notulen PTH overleg 18 maart 2010 (Bijlage G) Deltaplan Bètatechniek (Bijlage H) Bètatechniek agenda 2011-2016 (mei 2009) (Bijlage I) Ontwikkelingen in het reguliere onderwijs (Bijlage J) Instellingsplan Universiteit en Hogeschool van Amsterdam 2007-2010 (Bijlage K) Inrichting van een opleidingsschool, januari 2005 (Bijlage L) Lijst opleidingsscholen (Bijlage M) Lijst samenwerkingsscholen (Bijlage N) Sector Investeringsplan HBO 2011-2016 (Commissie De Boer, oktober 2009) (Bijlage O) “Samenwerken aan de krachtige stad, uitwerking van het stelsel Grotestedenbeleid 2005-2009”, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijk Relaties, april 2004 (Bijlage P) http://www.grotestedenbeleid.nl/huidig_beleid/europees_grotestedenbeleid/ “Deltaplan Inburgering”, ministerie VROM, december 2007 (Bijlage Q) http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/index.php http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-op-schooluitval http://www.kenniscentrumonderwijsopvoeding.hva.nl/content/kenniscentrum/school_en_omgeving/ni euws/index.xml
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-op-schooluitval http://www.kenniscentrumonderwijsopvoeding.hva.nl/content/kenniscentrum/school_en_omgeving/nieuws/index.xml
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
13
ARTIKEL 4.1.d Het realiseren van de opleiding leidt naar de mening van de Minister op langere termijn niet tot substantieel nadelige of bovenmatig nadelige effecten voor de benutting van de bestaande capaciteit en infrastructuur op het desbetreffende onderwijs- en onderzoeksterrein, waaronder tevens moet worden begrepen het aanbod van vergelijkbaar geaccrediteerd, niet-bekostigd onderwijs, dat de student onder vergelijkbare condities kan volgen als het onderwijs van een bekostigde opleiding Algemeen uitgangpunt voor dit artikel is dat kapitaalsintensieve onderwijsvoorzieningen optimaal moeten worden benut. Daarbij zijn de volgende aspecten van belang: • De investeringen voor de nieuwe opleiding in voorzieningen en expertise • De beschikbaarheid van de noodzakelijke deskundigheid voor een specifieke opleiding • Het aantal eerste inschrijvingen • Indien mogelijk: verklaringen van geen bezwaar van vergelijkbare opleidingen De opleiding is van mening dat zij ruimschoots aan deze voorwaarde voldoet. Hieronder volgt een toelichting.
Concurrentieanalyse Om inzicht te krijgen in de markt voor de nieuwe opleiding en in de mate waarin de bestaande zeven opleidingen in staat zouden zijn om in de huidige vorm te “overleven” heeft het Domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA in 2009 een arbeidsmarktonderzoek laten uitvoeren door de Kwartiermakers (zie bijlage A, paragraaf 3.4). Bij dat onderzoek is onder andere gekeken naar mogelijke concurrenten van de HvA als aanbieder van lerarenopleidingen “techniek”. Daarbij zijn verschillende concurrenten in beschouwing genomen. De conclusies naar aanleiding van dit onderzoek zijn: • Andere hogescholen. De opleidingen worden aangeboden door de HvA, de Hogeschool Rotterdam en omstreken, Fontys Hogescholen (Eindhoven), Windesheim en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Deze kunnen niet of nauwelijks als concurrent worden gezien, omdat: o er een duidelijke regionale spreiding is. o er veelal sprake is van deeltijdinstroom; er wordt gewerkt naast de opleiding, waardoor men normaal gesproken voor een opleiding in de directe omgeving zal kiezen. o de vraag van het afnemend veld groot genoeg lijkt te zijn en het eerder de vraag is of er voldoende instroom en uitstroom is om aan de vraag te voldoen. • Private aanbieders. Er zijn geen private aanbieders van deze opleidingen gevonden. Er zijn daarmee geen directe concurrenten aangetroffen als aanbieder. Ook de collega’s van de andere hogescholen waar PTH-opleidingen worden aangeboden hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het aanbieden van deze nieuwe lerarenopleiding in de regio Amsterdam (Noordelijke Randstad). Zie daarvoor het onderwerp “Verklaringen van geen bezwaar” verderop in deze aanvraag. Op grond van het bovenstaande stelt de opleiding vast dat het aanbieden van de nieuwe opleiding in de regio van Amsterdam (en wijde omstreken) geen nadelige gevolgen zal hebben voor andere opleidingen. De bestaande capaciteit zal worden benut (zie ook hieronder) en de opleiding leidt tot een infrastructuur die beter past in de ontwikkelingen in het aanleverende en het afnemende onderwijs dan met de 7 bestaande opleidingen het geval is.
Investeringen in voorzieningen en expertise De opleiding zal zeven bestaande PTH-opleidingen vervangen. Dit betekent dat de bestaande materiële en personele capaciteiten door de nieuwe opleiding deels kunnen worden benut. Faciliteiten Al voordat er plannen waren voor de ontwikkeling van de nieuwe opleiding was de verhuizing van de lerarenopleidingen van HvA Onderwijs en Opvoeding naar een nieuwe locatie op de Amstelcampus
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
14
gepland. Alle praktische faciliteiten zullen dan geheel worden vernieuwd en worden aangepast aan de huidige en toekomstig te voorziene eisen. De verhuizing zal in de zomer van 2011 plaatsvinden. Op de nieuwe locatie zullen alle benodigde voorzieningen aanwezig zijn om bestaande technische lerarenopleiding, de β-lerarenopleidingen en de nieuwe lerarenopleiding Mens en Technologie aan te kunnen bieden. De opleiding zal dus gebruik kunnen maken van de toekomstige praktische faciliteiten van de lerarenopleidingen Biologie, Natuurkunde en Scheikunde. Ook de uitgebreide voorzieningen van de opleidingen van het domein Techniek van de HvA op de locatie Leeuwenburg zijn beschikbaar. Deze locatie ligt op fietsafstand van de nieuwe Amstelcampus en is toegerust met alle technische voorzieningen die nodig zijn voor het opleiden van een leraar Mens en Technologie. De opleidingen van het domein Techniek van de Hogeschool va Amsterdam verhuizen in 2014 naar een nieuwe locatie aan de Amstelcampus. Het desbetreffend domein zal worden gehuisvest in een geheel nieuw gebouw waarbij ook alle praktische faciliteiten geheel zullen worden aangepast aan de dan noodzakelijke en toekomstig te voorziene eisen. Ook van deze faciliteiten zal de lerarenopleiding Mens en Technologie gebruik kunnen maken. Personeel Behalve van de bestaande, c.q. reeds geplande, voorzieningen kan de nieuwe opleiding deels gebruik maken van de expertise van de docenten die momenteel aan de nog bestaande zeven opleidingen werken. Daarnaast reeds geïnvesteerd in het aantrekken van enkele nieuwe medewerkers, die ook zullen worden ingezet voor de nieuwe opleiding. In de nieuwe opleiding zal voorts veelvuldig gebruik gemaakt worden van gastdocenten. Specifieke deskundigheid De opleiding zal de studenten een aantal aantrekkelijke keuzes bieden. Genoemd is dat het programma voor de individuele student uitdrukkelijk de mogelijkheid tot differentiatie biedt. Maar ook voor de invulling van de thema’s in de vak- en vakdidactische leerlijn kan in interactie tussen studenten (onderling) en de medewerkers van de opleiding gezamenlijk worden gekozen voor specifieke invalshoeken. Zo zal er bij het thema “Wonen en de Woonomgeving” bijvoorbeeld kunnen worden gekozen voor het wonen in een VINEX-locatie, maar even zo goed kan worden gekozen voor een oude dorpskern. De gekozen didactische werkwijze vereist dat de opleiding een intensief kennisnetwerk heeft waaruit op het juiste moment gastdocenten kunnen worden aangetrokken om de noodzakelijke expertise in te vullen. Dit netwerk dient niet alleen gericht te zijn op de mogelijkheid specifieke technologische expertise te benaderen, maar zal ook de relevante kennisvragen met betrekking tot spelende maatschappelijke disciplines moeten kunnen invullen. Een belangrijk deel van de noodzakelijke specifieke expertise is dichtbij, binnen de organisatie van de Hogeschool van Amsterdam, beschikbaar in de verschillende domeinen van de hogeschool. Bij het invullen van de technologische kennisvragen wordt nauw samengewerkt met de opleidingen in het domein Techniek. Medewerkers van desbetreffende opleidingen, als bijvoorbeeld E-technology, Aviation Studies, Logistiek en Technische Vervoerskunde, Forensisch Onderzoek, Product Design en Bouwkunde, kunnen niet alleen een adequate invulling van huidige technologische inzichten bieden, maar zijn ook heel goed in staat de relatie van deze technologische disciplines met de maatschappelijke actualiteit te leggen. Ook met verschillende opleidingen uit het domein Media, Creatie en Informatie (bijvoorbeeld Informatica, Technische Informatie, Information Engineering en Interactieve Media) zal worden samengewerkt op het gebied van technologie en maatschappij. De verwachting is dat ook uit het domein Gezondheid en het domein Bewegen, Sport en Voeding medewerkers zullen worden betrokken met kennis van spelende relevante terreinen. Naast voorgenoemde contacten kan de opleiding ook putten uit bronnen binnen regionale en landelijke externe kenniscentra waaruit op geëigende momenten specifieke expertise kan worden betrokken. Hiervoor wordt verwezen naar de tekst onder ARTIKEL 4.1e.
Verwachtingen instroom lerarenopleiding Mens en Technologie Door het geheel eigen karakter van de nieuwe opleiding wordt een hogere instroom verwacht dan bij andere technische lerarenopleidingen in Nederland. De opleiding baseert deze verwachting op het volgende:
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
15
In oktober publiceerde het Platform Bèta Techniek de Technomonitor 2008 (bijlage R), dat de stand van zaken met betrekking tot bèta/technisch onderwijs, arbeidsmarkt en bedrijfsleven weergeeft. In deze monitor (NB deze monitor is de meest recente; de nieuwe monitor verschijnt medio 2010) zijn relevante gegevens te vinden over factoren die van invloed zijn op de instroom. Puntsgewijs komen de volgende bevindingen naar voren. • Bètatechniek-studies groeien ruim twee keer sneller dan andere studies; • Er is een groei in de keuze voor Natuur en Gezondheid en de combinatie van Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek in de tweede fase van het voortgezet onderwijs; • Er is een groei in studenten mbo techniek in de Beroepsopleidende leerweg en een daling in de Beroepsbegeleide leerweg; • Circa 32 procent van de havo-leerlingen (met profiel natuur) en 20 procent van de havoleerlingen (met profiel techniek) overweegt leraar te worden in het voortgezet onderwijs; zij zien als voordelen van het leraarschap vooral het feit dat zij hun vak kunnen overbrengen aan jonge mensen; • Er is een stabilisatie in de instroom van leerlingen voor de bètatechnische richting in het vmbo. Uit het overleg met gesprekspartners (bijlage 1 van het rapport van de Kwartiermakers, zie bijlage A van deze aanvraag) is het volgende m.b.t. de instroom in de technische lerarenopleidingen af te leiden: • De instroom is de laatste jaren redelijk stabiel, maar veel lager dan in 2005 en voorgaande jaren • De instroom is ongelijk verdeeld over de zeven opleidingen • Er is overwegend sprake van deeltijdinstroom • Traditionele instroom technische beroepen was: o Afgestudeerde mts-ers (na enige werkervaring) o mbo-niveau 3 met werkervaring o Afgestudeerde hts-ers (kopopleiding) Een belangrijk deel van deze doelgroepen heeft mbo niveau 3, waarvan een klein deel ook diverse basis bedrijfsopleidingen heeft gevolgd. • Vaak zijn studenten die instromen, reeds werkzaam in het onderwijs en in veel gevallen hebben zij een relevante vooropleiding. In het rapport van de Kwartiermakers (zie bijlage A Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek, geactualiseerde versie, mei 2010, Hoofdstuk 6) komen 3 scenario’s aan de orde met betrekking tot de te verwachten instroom. Het eerste scenario gaat uit van een gelijkblijvend aantal studenten. In scenario 2 en 3 wordt uitgegaan van een groei. In scenario 2 wordt gekeken naar de verwachte (vervangings)behoefte aan docenten en in scenario 3 naar de mogelijke instroom van nieuwe studenten. Een groeiscenario is volgens het rapport aannemelijk om de volgende redenen (op basis van de in het rapport genoemde bevindingen): De groei van de opleiding ontstaat naar verwachting door de vernieuwde inrichting van het opleidingsaanbod, hetgeen wordt versterkt door een aantal landelijke, autonome ontwikkelingen. Deze landelijke ontwikkelingen staan uitgebreid beschreven in het rapport. De opleiding gaat – op basis van de inmiddels gemaakte keuzes voor de nieuwe opleiding – uit van een combinatie van de scenario’s 2 en 3 (zie Bijlage S van dit rapport), aangezien er (onder meer vanwege de vergrijzing) zowel een groei verwacht kan worden op basis van de behoefte van de afnemende markt als een groei op basis van potentiële instroom. In de bijlage S (Gecombineerde scenario’s 2 en 3 instroom) zijn de indicatieve berekeningen opgenomen. Op basis van de totale verwachte instroom, wordt rekening gehouden met een uitvalpercentage van 15%. Op basis van die instroom zijn de totaal aantallen leerlingen per jaar berekend: 2010
2011
2012
2013
2014
41
122
245
400
588
kopstudie
18
36
54
71
89
voltijdopleiding
18
55
109
177
257
studenten huidige opleiding
143
95
48
0
0
totaal
219
308
456
649
935
Totaal aantal studenten deeltijdopleiding
Dit scenario leidt ook tot een behoorlijke groei aan leerlingen, maar in een langzamer tempo.
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
16
Gecombineerde scenario’s 2 en 3 (zie Bijlage S) Het management van de opleidingen in de techniek heeft een analyse gemaakt van de berekening van de instroom, zoals die in scenario 3 van het rapport van de Kwartiermakers gegeven is. Deze analyse is gemaakt op basis van de ervaringsgegevens met betrekking tot de belangstelling en de aanmelding voor het beroep van tweedegraads leraar in een technische richting. De ervaringsgegevens en de interpretatie ervan zijn geleverd door de teamleiders, coördinatoren en intakers van de technische opleidingen van het Domein Onderwijs en Opvoeding en van het Domein Techniek, beide van de Hogeschool van Amsterdam. Tevens zijn vergelijkbare instroomcijfers van de vier andere technische lerarenopleidingen in de analyse meegenomen. Bij de berekening van de potentiële instroom voor de opleiding technologie is rekening gehouden met de dalende belangstelling voor de traditionele vaktechnisch gerichte opleidingen. Tevens zijn de positieve instroomontwikkelingen bij nieuwe technische opleidingen van het Domein Techniek van de HvA ingecalculeerd. De analyse door teamleiders, coördinatoren en intakers van de berekening instroom technologie heeft geleid tot een bijstelling van: 1. de instroom vanuit WO Techniek. Er wordt vanuit gegaan dat zich geen wo-techniek afgestudeerden voor de tweedegraads lerarenopleiding technologie inschrijven; 2. voor alle categorieën instromers is de groeifactor in het eerste jaar met gemiddeld 50% teruggebracht; 3. voor alle categorieën instromers is de groeifactor in het tweede tot en met het vijfde jaar eveneens verminderd. Hierbij is wel rekening gehouden met versnellingsgroei van de instroom door de zich ontwikkelende naamsbekendheid en reputatie van de nieuwe opleiding. Zie voor een gedetailleerde berekening bijlage S (Gecombineerde scenario’s 2 en 3 instroom). De totalen na de gewijzigde berekening van de instroom zijn als volgt: Totaal aantal studenten
2010
2011
2012
2013
2014
deeltijdopleiding
19
55
111
185
277
kopstudie
9
27
53
89
133
9
26
51
85
127
Studenten huidige opleiding
143
95
48
0
0
Totaal aantal studenten
180
203
263
359
537
37
108
225
359
537
voltijdopleiding
Instroomontwikkeling technologie
Verklaringen van geen bezwaar De opleiding heeft regulier (jaarlijks tweemaal) contact met de andere hogescholen waar de Pedagogisch-Technische-Hogeschoolverband (PTH) tweedegraads lerarenopleidingen worden verzorgd. PTH-opleidingen worden aangeboden in: • Amsterdam (Hogeschool van Amsterdam); • Groningen (Noordelijke Hogeschool Leeuwarden); • Zwolle (Windesheim); • Eindhoven (Fontys); • Rotterdam (Hogeschool Rotterdam en Omstreken). In dit reguliere contact is de ontwikkeling van deze nieuwe opleiding een aantal malen gezamenlijk besproken (zie voor de Notulen van 2 februari 2010 Bijlage C van dit rapport). Daarnaast heeft de afdeling vo/bve van het domein Onderwijs en Opvoeding van Hogeschool van Amsterdam ten behoeve van de Toets Macrodoelmatigheid de verantwoordelijken voor deze collegaopleidingen schriftelijk benaderd met drie vragen: 1. Heeft u in uw functie kennis genomen van de plannen van de HvA, domein Onderwijs en Opvoeding, ten aanzien van de ontwikkeling van een nieuwe, brede lerarenopleiding
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
17
Technologie, die in de plaats moet komen van de bestaande opleidingen Technische Beroepen (de PTH-opleidingen)? 2. Heeft u bezwaar tegen de start van een dergelijke opleiding omdat die de bestaande capaciteit zou aantasten. 3. Overweegt u om, bij gebleken succes, in de toekomst zelf een dergelijke opleiding aan te bieden? De collega-opleidingen geven aan kennis te hebben genomen van de ontwikkeling van de nieuwe lerarenopleiding Mens en Technologie bij de Hogeschool van Amsterdam, hebben geen bezwaar tegen de start van deze opleiding, terwijl de meeste overwegen zelf een dergelijke opleiding aan te bieden bij gebleken succes. Zie voor de correspondentie hierover bijlage T (Verklaringen van geen bezwaar aanbieders vergelijkbare opleidingen). De opleiding Mens en Technologie is ontwikkeld in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam en Omstreken, die in de nabije toekomst eveneens de leraaropleiding Mens en Technologie ter goedkeuring zal voorleggen aan OC&W. Het beroepsprofiel en de Kennisbasis van de docent Mens en Technologie komen niet overeen met die van de voornoemde zeven PTH-opleidingen en wijken ook in belangrijke mate af van die van de tweedegraads leraaropleiding Techniek in de Onderbouw (CROHO-nr 35254). Zie voor de kennisbasis van de laatste bijlage U (Kennisbasis VO Betastudies).
Relevante documenten • • • • •
Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek, geactualiseerde versie (mei 2010) (Bijlage A) Technomonitor 2008 (Bijlage R) Gecombineerde scenario’s 2 en 3 instroom (Bijlage S) Verklaringen geen bezwaar aanbieders vergelijkbare opleidingen (Bijlage T) Kennisbasis VO Betastudies (Bijlage U)
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
18
ARTIKEL 4.1e De inbedding van de opleiding in de (regionale) kennisinfrastructuur is voldoende verzekerd. Bij dit artikel gaat het allereerst om verticaal gerichte verbanden tussen de opleiding en andere instellingen. Hieronder wordt ingegaan op de contacten van de opleiding met de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB’s), met de opleidingsscholen en samenwerkingsscholen, met het VO en het MBO, met het de masteropleidingen waarnaar de studenten kunnen doorstromen en met het afnemende werkveld.
KBB’s Nederland telt zeventien kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) die ieder in een of meer sectoren de schakel vormen tussen bedrijfsleven en beroepsonderwijs. Deze kenniscentra (verenigd in Colo) zorgen voor de relatie tussen onderwijs en het bedrijfsleven. Ze erkennen leerbedrijven waar (v)mbo-leerlingen terechtkunnen voor het praktijkgedeelte van hun opleiding. Ook ontwikkelen en onderhouden ze kwalificatiedossiers waarin is vastgelegd wat een leerling moet kennen en kunnen als hij klaar is met zijn opleiding. Daarnaast ontwikkelen de kenniscentra activiteiten op het gebied van arbeidsmarktinformatie en zorgen ze voor de erkenning van elders verworven competenties. Hoewel de KBB’s geen directe relatie hebben met de doorlopende leerlijnen van de nieuwe opleiding, is de opleiding van mening dat zij hier toch een belangrijke rol in spelen. Deze kenniscentra bepalen immers wat de eindkwalificaties van de mbo-opleidingen zijn en deze opleidingen maken wel deel uit van de onderwijsketen van de lerarenopleiding. Enerzijds zijn zij toeleverancier van de nieuwe opleiding (een deel van de studenten is afkomstig van het mbo), anderzijds zijn zij ook afnemer van de nieuwe opleiding (veel studenten gaan in het mbo werken). de opleiding vindt de relatie met de kenniscentra van groot belang voor de bewaking van de doorlopende leerlijn van mbo naar hbo. hoe beter het onderwijs in het mbo is afgestemd op het hbo, hoe beter de doorstroom. De lerarenopleiding Mens en Technologie heeft diverse contacten met een aantal relevante KBB’s, zoals: • GOC (Kenniscentrum voor Onderwijs, Arbeidsmarkt en Training & Advies in de grafimediabranche); • Fundeon (Kenniscentrum beroepsonderwijs Bouw & Infra); • Kenteq (Kenniscentrum voor technisch vakmanschap). Technologie kent een groot toepassingsgebied en is dus in al deze gebieden inzetbaar. De lerarenopleiding Mens en Technologie zal relevante kenniscentra benaderen ten behoeve van het onderhoud van het curriculum en indien/zodra daarvoor (een andere) aanleiding is.
Kennis uit het veld: Opleidingsscholen, samenwerkingsscholen en stagescholen Zoals blijkt uit het voorgaande, onderhoudt HvA Onderwijs en Opvoeding structurele relaties met ongeveer honderd scholen in vo en beroepsonderwijs. In het afgelopen jaar liep 80% van de studenten (voltijd en deeltijd) hun leerwerktraject op één van deze scholen. Binnen deze groep wordt onderscheid gemaakt tussen opleidingsscholen en samenwerkingsscholen. Daarnaast zijn er nog stagescholen. • Op de ca. 70 opleidingsscholen vervullen medewerkers van de school een actieve rol als medeopleider: zij geven mede inhoud aan de leeractiviteiten van de student, o.a. in de vorm van leerwerktaken. In veel gevallen zijn deze scholen tevens toeleverende school voor toekomstige studenten van de opleiding. In de bijlagen is een overzicht opgenomen van alle opleidingsscholen. • Samenwerkingsscholen (ca. 30) bieden ieder jaar een substantieel aantal leerwerkplekken aan en er is een vaste coördinator op de school. Vanuit de afdeling vo/bve is er een vaste begeleider aangewezen. Op de samenwerkingsscholen werken studenten vooral met materiaal, opdrachten en leertaken die vanuit de opleiding worden aangereikt. Ook van deze scholen is een overzicht opgenomen in de bijlagen.
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
19
•
Een in de laatste jaren afnemend deel van de studenten loopt een leerwerktraject op scholen (stagescholen genoemd) waarmee geen structureel contact is. Een begeleider vanuit de opleiding wordt per individuele student aangewezen. Inhoudelijk is de werkwijze dezelfde als op samenwerkingsscholen.
Omdat steeds dezelfde kaders gelden (competenties, leerdoelen, competentiegerichte werkwijze), is in ieder leerwerktraject, op welke school dan ook, een zelfde niveau gewaarborgd. HvA Onderwijs en Opvoeding heeft er steeds voor gekozen om het opleiden in de school in zeer nauwe samenwerking (partnerschap) met de opleidingsscholen op te bouwen. Daarnaast is kenmerkend voor de aanpak dat opleiden in de school niet een afzonderlijke opleidingsroute voor studenten is, maar geïntegreerd is in het gewone curriculum. Studenten hebben namelijk in ieder jaar de keus om hun leerwerktraject op een opleidingsschool te lopen. Op advies van de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) heeft het Ministerie van OCW aan 8 scholengroepen een formele erkenning als opleidingsschool gegeven: daarmee heeft de HvA contact met een relatief groot aantal door de NVAO geaccrediteerde opleidingsscholen. In het overzicht van de opleidingsscholen (zie bijlage M) is aangegeven om welke opleidingsscholen het gaat.
Andere inbeddingen in de kennisinfrastructuur Naast inbedding in eerdergenoemde regionale en landelijke structuren kan de opleiding beschikken over veel expertise uit het domein Techniek en het domein Media, Creatie en Informatie, beide van de Hogeschool van Amsterdam. Bij het management, de ontwikkeling en de realisatie van de nieuwe opleiding zijn medewerkers betrokken die werkzaam zijn en/of zeer recent werkzaam zijn geweest bij voorgenoemde domeinen. Daardoor beschikt de opleiding al bij de start over een uitgebreid relevant 9 technologisch kennisnetwerk. Voorbeelden van dergelijke contacten zijn: Surfnet , Universiteit van 10 11 12 13 Amsterdam , Synthens , SenterNovem , Regionaal Technocentrum Amsterdam , Opleidings- en 14 15 ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf , Opleiding Ontwikkeling Metaalbewerking , 16 17 18 Mikrocentrum , het Amstelinstituut en het Domein Engineering . Gastsprekers / -medewerkers uit het kennisnetwerk van de opleiding zelf en uit de kennisnetwerken van de HvA-domeinen waarmee wordt samengewerkt, worden nauw bij de realisatie van het opleidingsprogramma.
Activiteiten van de opleiding gericht op het vergroten van de instroom Voorlichtingsactiviteiten De opleiding Leraar Mens en Technologie zal deel gaan uitmaken van de afdeling vo/bve van het Domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA. Deze afdeling bezoekt per jaar ongeveer 10 middelbare scholen en ROC’s om leerlingen voor te lichten over de studiemogelijkheden als leraar tweedegraad. Deze bezoeken vinden plaats in het kader van convenanten van het domein met scholen voor voortgezet onderwijs en mbo in de regio. De afdeling neemt ook jaarlijks deel aan drie grote door de Geldergroep georganiseerde regionale voorlichtingsmarkten, waar tal van instellingen voor hoger onderwijs voorlichtingsronden geven. Zie bijlage Y voor een overzicht van de in het studiejaar 2009-2010 bezochte scholen en onderwijsmarkten. In maart 2010 is een aantal onderwijsmarkten georganiseerd voor potentiële kandidaten voor een baan in het onderwijs, waar ook de opleiding Technologie vertegenwoordigd was. De markten vonden plaats in Almere, Amsterdam, Hoorn en Zaandam.
9
www.surfnet.nl www.uva.nl 11 www.synthens.nl 12 www.senternovem.nl 13 www.rtca.nl 14 www.otib.nl 15 www.oom.nl 16 www.ikrocentrum.nl 17 www.onderzoekinformatie.nl/nl/oi/nod/db/test/ORG1240512/ 18 www.hb-engineering.nl 10
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
20
Open dagen Er worden door het Domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA driemaal per jaar open dagen georganiseerd waarop voorlichting gegeven wordt aan belangstellende leerlingen van het voortgezet onderwijs. Voor aspirant-deeltijdstudenten wordt tweemaal per jaar een informatiemarkt georganiseerd. Aansluitingsprogramma vo-hbo Binnen het domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA wordt deelgenomen aan het 19 aansluitingsprogramma vo-hbo van de HvA. . Doel van dit programma is het verbeteren en begeleiden van de studiekeuze van leerlingen vo. Het programma heeft de volgende opzet: HAVO 4 Studenten en docenten van de afdeling geven “gastlessen” aan leerlingen van havo-4. Het onderwerp van de gastlessen is “studeren op een hbo”. Als voorbereiding op de gastlessen maken de leerlingen groepsgewijs, tijdens mentoraatslessen, vragen die betrekking hebben op studeren. De vragen worden tijdens de gastlessen door studenten/docenten beantwoord. HAVO 5 Leerlingen van havo-5 komen één dag(deel) proefstuderen op de opleiding van hun keuze. Het proefstuderen wordt centraal geregeld door alle betrokken (hoge)scholen. Na het proefstuderen worden de leerlingen in staat gesteld “mee te lopen” met een opleiding van hun keuze. Zij worden op de meeloopdag gekoppeld aan een student van de opleiding. Doel van de meeloopdag is te ervaren wat studeren bij de voorkeursopleiding (en het studentenleven) behelst. De meeloopdag is voor de leerlingen een facultatieve en individuele activiteit. Voorwaarde om een dag te kunnen meelopen, is dat een leerling een aantal opdrachten uit de studiewijzers 2, 4 en 5 van de oriëntatiemodule “Kies Wijzer HBO” heeft gedaan en in havo-4 heeft deelgenomen aan de bezoekdag. Ter voorbereiding op de meeloopdag is studiewijzer 6 ontwikkeld, die de leerlingen in kleine groepjes of desnoods individueel kunnen doorwerken; dit is afhankelijk van de manier waarop de school dit organiseert. In de inhoud van de studiewijzer en bij de organisatie van de meeloopdag is rekening gehouden met het facultatieve en individuele karakter van dit onderdeel. Ondersteuning profielwerkstukken Tijdens hun stage bieden derdejaars studenten van de afdeling vo/bve ondersteuning bij profielwerkstukken. Alvast studeren Leerlingen die nét gezakt zijn voor hun havo- of vwo examen kunnen sinds september 2006 toch beginnen met een hbo-opleiding aan de HvA. Zij volgen 's avonds maximaal twee vakken bij de volwassenenonderwijs (afdeling vavo van een ROC) en overdag het propedeuseprogramma van de hboopleiding. De HvA en InHolland bieden dit vavo-hbo traject aan in samenwerking met zes ROC's in de regio Noord-Holland - Flevoland. Activiteiten voor anderstalige aspirant- studenten vanuit het Taal- en Schakelonderwijscentrum Het Taal- en Schakelonderwijscentrum biedt de volgende trajecten voor anderstalige, aspirantstudenten. • Het Taal- en Schakeltraject (vanaf niveau A2). In het NT-2 gedeelte van dit traject ligt de nadruk op academisch taalgebruik: het is gericht op talige vaardigheden die in het hbo van belang zijn. Naast studievaardigheden worden er verder ook schakelvakken aangeboden, d.w.z. vakken die de beste voorbereiding bieden op de gewenste studiekeuze. • Het Beginnerstraject (vanaf niveau 0). In dit traject staat de verwerving van de Nederlandse taal centraal (van niveau 0 tot A2) • De Zomerschool. De zomerschool is een intensieve cursus van zeven weken. Deze cursus is geschikt voor studenten met een studievisum. Regionale samenwerking mbo – hbo • In 2010-2011 wordt het aansluitingsproject vo-hbo verbreed naar ROC’s. 19
http://www.hva.nl/aansluitingsprogramma/handboek.htm)
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
21
•
Binnen de Hogeschool van Amsterdam is de samenwerking met de Regionale Opleidingscentra (ROC) vastgelegd in een convenant tussen de Hogeschool van Amsterdam en het ROC van Amsterdam. In het kader van dat convenant functioneert een aantal regionale werkgroepen. Onder verantwoordelijkheid hiervan wordt onder meer de opleiding tot onderwijsassistent georganiseerd, die bedoeld is voor mbo-4 leerlingen.
Masteropleidingen voor tweedegraads leraren Na afronding van de lerarenopleiding Mens en Technologie bestaat er bij de Hogeschool van Amsterdam de mogelijkheid een masteropleiding Pedagogiek te doen. Deze opleiding leidt op tot de titel Master of Education. Het Domein Engineering (niet te verwarren met de domeinen van de Hogeschool van Amsterdam) is het landelijke platform voor alle beta-/techniekopleidingen met de graad Bachelor of Engineering. Het platform is opgezet in samenwerking met de 15 hogescholen (techniek) onder de HBO-Raad. Het Domein Engineering kent meer dan twintig verschillende opleidingen. Het Domein Engineering is één van de vier hbo-techniekdomeinen met ca 45% (26.000) van alle hbo-techniekstudenten (zie www.hboengineering.nl). De lerarenopleiding Mens en Technologie participeert in dit landelijke overleg. Het Domein Engineering onderzoekt momenteel of er een mogelijkheid is in samenwerking met een universiteit een Master of Science te ontwikkelen op het gebied van de technologie en educatie.
Veldadviesraad (VAR) In de Veld Adviesraad (VAR) van de afdeling vo/bve hebben 12 afgevaardigden van de opleidingsscholen zitting. De Samenstelling van deze veldadviesraad (VAR) is opgenomen in bijlage V.
Samenwerking met het Domein Techniek van de HvA De opleiding werkt nauw samen met het domein techniek van de Hogeschool van Amsterdam. Bij deze samenwerking gaat het concreet om de volgende terreinen: • Gebruik van algemene en specifieke techn(olog)ische expertise van de medewerkers van het domein Techniek ten behoeve van (technische) advisering of gastdocentschap; • Gebruik van de op locatie de Leeuwenburg aanwezige infrastructuur, met name de aanwezige laboratoria (onder andere: Innovatielab, Meet- en regellab, Elektrolab, Werkplaats, Tekenlab en Simulatoren); • Bijwonen/deelnemen van studenten van de lerarenopleiding Mens en Technologie van vakmodules/practica van opleidingen in het domein Techniek t.b.v. bijvoorbeeld hun specialisatie; • Deelname aan symposia en congressen dan wel andere activiteiten (projecten) die worden georganiseerd door opleidingen in het domein Techniek.
Landelijke samenwerkingsverbanden met andere hogescholen. Landelijk bestaan er regulier overleg- en samenwerkingsverbanden met andere hogescholen die PTHopleidingen aanbieden (zie het onderwerp: Verklaringen van geen bezwaar). De hogescholen proberen hier hun werkzaamheden zo nauw mogelijk bij elkaar aan te laten sluiten. Dit samenwerkingverband zal worden gecontinueerd. Ook binnen het ADEF (Algemeen Directeurenoverleg Educatieve faculteiten) is met regelmaat overleg en afstemming over de ontwikkeling bij de technische lerarenopleidingen (zie Bijlage W, Notulen ADEF 29 april 2010).
Relevante documenten • •
•
Opleidingsscholen en samenwerkingsscholen (Bijlagen L, M en N) Samenstelling Veldadviesraad (VAR) (Bijlage V) ADEF-vergadering 29 april 2010 (Bijlage W)
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
22
ARTIKEL 4.3a Documenten waaruit blijkt dat de opleiding voldoet aan de in artikel 4.1, eerste lid, onder b, d en e genoemde voorwaarden
Relevante documenten • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • •
Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek, geactualiseerde versie (mei 2010) (Bijlage A) Visie en uitgangspunten tweedegraads lerarenopleidingen Mens en Technologie (Bijlage B) Samenstelling Klankbordgroep (Bijlage C) Notulen Klankbordgroep PHTO 2 februari 2010 (Bijlage C) Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar Technologie |(Bijlage D) Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie (Bijlage E) Notulen PTH overleg 18 maart 2010 (Bijlage G) Deltaplan Bètatechniek (Bijlage H) Bètatechniek agenda 2011-2016 (mei 2009) (Bijlage I) Ontwikkelingen in het reguliere onderwijs (Bijlage J) Instellingsplan Universiteit en Hogeschool van Amsterdam 2007-2010 (Bijlage K) De inrichting van een opleidingsschool, januari 2005 (Bijlage L) Lijst opleidingsscholen (Bijlage M) Lijst samenwerkingsscholen (Bijlage N) Sector Investeringsplan HBO 2011-2016 (Commissie De Boer, oktober 2009) (Bijlage O) “Samenwerken aan de krachtige stad, uitwerking van het stelsel Grotestedenbeleid 2005-2009”, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijk Relaties, april 2004 (Bijlage P) http://www.grotestedenbeleid.nl/huidig_beleid/europees_grotestedenbeleid/ “Deltaplan Inburgering”, ministerie VROM, december 2007 (Bijlage Q) http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/index.php http://www.kenniscentrumonderwijsopvoeding.hva.nl/content/kenniscentrum/school_en_omgeving/ni euws/index.xml Technomonitor 2008 (Bijlage R) Gecombineerde scenario’s 2 en 3 instroom (Bijlage S) Verklaringen geen bezwaar vergelijkbare opleidingen (Bijlage T) Kennisbasis VO Betastudies (Bijlage U) Leden Veldadviesraad (VAR) (Bijlage V) ADEF 29 april 2010 (Bijlage W) Vergrijzing en vervanging (Bijlage X) Overzicht van in 2009-2010 bezochte scholen en onderwijsmarkten
ARTIKEL 4.3b Aangegeven dient te worden in welke gemeente de opleiding wordt gevestigd en, indien van toepassing, in welke andere gemeente(n) het instellingsbestuur voornemens is de opleiding (deels) te verzorgen De opleiding zal worden gevestigd in de gemeente Amsterdam, waar alle lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam worden verzorgd.
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
23
ARTIKEL 4.3c De onderwijs- en examenregeling (OER) of een beschrijving van de opleiding waarin aan de inhoud van de OER vergelijkbare informatie wordt verschaft, zal inzicht moeten worden gegeven in de inhoud, inrichting, eindtermen en studielast (ECTS) van de opleiding Een uitgebreide beschrijving van het concept van de opleiding en een overzicht van het programma, inclusief de studielast en de beschrijvingen van de onderwijsmodules van de eerste twee studiejaren, is bijgevoegd in bijlage G Onderwijsconcept en curriculum leraar Mens en Technologie.
Relevante documenten •
Onderwijsconcept en curriculum opleiding leraar Mens en Technologie (2e graads) (Bijlage G)
ARTIKEL 4.3d Het volledig ingevulde standaardformulier van de IBG met de registratiegegevens van de opleiding
Relevante documenten •
Ingevuld formulier van de IB-groep (Bijlage Z)
ARTIKEL 4.3f Het verslag van het overleg dat het instellingsbestuur over het voornemen heeft gevoerd met alle onderwijsaanbieders, zoals bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onder d, die al een vergelijkbare opleiding verzorgen, of een schriftelijke verklaring van die onderwijsaanbieders
Relevante documenten: • • •
Notulen PTH-overleg 21 september 2009 (Bijlage F1) Notulen PTH-overleg 18 maart 2010 (Bijlage F2) Verslag ADEF-vergadering 23 april 2010 (Bijlage W)
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
24
BIJLAGEN: OVERZICHT Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D1 Bijlage D2 Bijlage E Bijlage F1 Bijlage F2 Bijlage G Bijlage H Bijlage I Bijlage J Bijlage K Bijlage L Bijlage M Bijlage N Bijlage O Bijlage P Bijlage Q Bijlage R Bijlage S Bijlage T Bijlage U Bijlage V Bijlage W Bijlage X Bijlage Y Bijlage Z
Naam bijlage Toekomstplan Lerarenopleiding Techniek, geactualiseerde versie (mei 2010) Visie en uitgangspunten tweedegraads lerarenopleiding Mens en Technologie Notulen Klankbordgroep PHTO 2 februari 2010 Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar Mens en Technologie Profiel van de nieuwe docent Technologie Kennisbasis curriculumlijn Vak en Vakdidactiek tweedegraads lerarenopleiding Mens en Technologie Notulen PTH-overleg 21 september 2009 Notulen PTH-overleg 18 maart 2010 Onderwijsconcept en curriculum lerarenopleiding Mens en Technologie Deltaplan Bètatechniek Bètatechniek Agenda 2011-2016 Ontwikkelingen in het reguliere onderwijs Instellingsplan Universiteit en Hogeschool van Amsterdam 2007-2010 Inrichting van een opleidingsschool, januari 2005 Lijst opleidingsscholen Lijst samenwerkingsscholen Sector Investeringsplan HBO 2011-2016 (Plan Commissie De Boer) Nota Samenwerken aan de krachtige stad, Stelsel GSB III, 27 april 2004 Deltaplan Inburgering Technomonitor 2008 Gecombineerde scenario’s 2 en 3 instroom Verklaringen geen bezwaar aanbieders vergelijkbaar onderwijs Kennisbasis VO betastudies Samenstelling Veldadviesraad vo/bve februari 2010 ADEF-vergadering 29 april 2010 Vergrijzing en vervanging – Raad voor Werk en Inkomen 1 november 2004 Overzicht van in 2009-2010 bezochte scholen en onderwijsmarkten Formulier IB-groep
Aanvraag Macrodoelmatigheidstoets Lerarenopleiding Mens en Technologie
25