DEEL 2B
Opleiding tot Leraar Basisonderwijs STUDIEGIDS 2B | 2011-2012 Locaties Emmen | Assen | Meppel Hoofdfase OLB, voorheen HD Verkorte opleidingen OLB, voorheen HD
Stenden Hogeschool Rengerslaan 8 Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden Algemeen T (058) 244 14 41
[email protected] Opleiding T (058) 244 13 63/383 F (058) 244 15 05
Voorwoord Beste student, Wij heten je van harte welkom als student aan de School of Education van Stenden Hogeschool (voorheen Hogeschool Drenthe) in het studiejaar 2011-2012. Wanneer je voor het eerst aan Stenden Hogeschool gaat studeren, zul je met veel nieuwe zaken worden geconfronteerd; in ieder geval zul je kennismaken met een boeiende en bijzondere Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (OLB) in Assen, Emmen of Meppel. Wij hopen dat je je snel bij ons thuis zult voelen en vlot de weg kunt vinden. Voor de ouderejaarsstudenten vanzelfsprekend ook een hartelijk welkom bij het vervolg van je studie. Binnen Stenden Hogeschool heb je, net zoals elders, een heleboel rechten met daarnaast ook plichten. Deze zijn opgenomen in twee studiegidsen. Zaken die voor alle studenten binnen de hogeschool gelden staan vermeld in Studentenstatuut deel 1. Je vindt daar bijvoorbeeld het Centrale Stenden hogeschool Examenreglement, het inschrijfreglement, de regeling Bindend studieadvies, de huisregels, de klachtenregeling en het reglement College van Beroep. De specifieke informatie over de opleiding tot leraar basisonderwijs staan in Studentenstatuut deel 2 (ook wel de studiegids genoemd). De zes OLB‟s van de Stenden hogeschool hebben dit jaar drie afzonderlijke studiegidsen. Een voor de hoofdfase van de drie v/h CHN-OLB‟s, een voor de hoofdfase van de drie OLB‟s van v/h Hogeschool Drenthe in Assen, Emmen en Meppel en een voor de propedeuse, die vanaf dit studiejaar vernieuwd is en gemeenschappelijk is voor alle OLB‟s.. De beide delen van het Studentenstatuut zijn belangrijke documenten en je zult er tijdens je studie veel gebruik van maken. Zowel deel 1 als deel 2 zijn te vinden op het intranet (Blackboard) van Stenden Hogeschool. Eventuele tussentijdse wijzigingen en aanvullingen worden via het intranet kenbaar gemaakt. Raadpleeg steeds het intranet om op de hoogte te zijn van de meest actuele stand van zaken. We gaan er namelijk van uit dat je bekend bent met de inhoud van Studentenstatuut deel 1 en deel 2. Deze studiegids bevat informatie over de opleiding en geeft een beschrijving van de opbouw van de studie en van de ondersteunende faciliteiten. Je kunt hier de informatie vinden over de organisatie van de opleiding, over het curriculum en de onderwijs- en examenregeling en over de studentenvoorzieningen die Stenden Hogeschool kent. Of je nu in de propedeuse of in de hoofdfase zit, in de reguliere of de verkorte opleiding, als student ben jij steeds de centrale persoon in onze opleiding. Zoveel mogelijk zullen we het onderwijs aan laten sluiten bij jouw specifieke voorkennis en wensen. Jij zult een actieve rol hebben om je eigen studieloopbaan vorm te geven. We wensen je daarbij veel succes en studieplezier toe. Namens alle medewerkers, deans en teamleiders van de School of Education, Ingrid Janssen Head of School of Education Stenden Hogeschool
Deze studiegids is vastgesteld door het College van Bestuur op 29 augustus 2011.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 2
Inhoudsopgave Voorwoord .................................................................................................. 2 1
Algemene informatie over de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs ............................................................................... 7
1.1 1.2 1.2.1 1.2.1.1
Inleiding Organisatie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs Structuur en Functies Het managementteam
7 7 7 8
1.2.1.2 Teamleiders en docententeams
8
1.2.1.3 Staf
8
1.2.1.4 Secretariaat en administratie
8
1.2.1.5 De locaties
8
1.2.1.6 Onderwijsvernieuwing
8
1.2.1.7 Toetscommissie
9
1.2.1.8 Examencommissie
9
1.2.2 Overleg en medezeggenschap 1.2.2.1 Overleg managementteam (MT)
9 9
1.2.2.2 Docentenoverleg
10
1.2.2.3 Vakgroepoverleg
10
1.2.2.4 Curriculumcommissie
10
1.2.2.5 Opleidingscommissie
10
1.2.2.6 Studentenraad
10
1.2.2.7 Centrale Medezeggenschapsraad
10
1.2.3 Advisering en contacten met het werkveld 1.2.3.1 Raad van Advies
11 11
1.2.3.2 Samenwerking praktische vorming
11
1.2.3.3 Samenwerkingsverbanden
11
1.2.4 1.2.5 1.2.6 1.2.7 1.2.8 1.2.9 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.4.1
12 12 13 13 13 13 14 14 16 16 17 17 17 18
Lectoraat en kenniskring Interne communicatie Informatie Huishoudelijk reglement/Protocollen Kwaliteitszorg Onderwijswerkplaats Varianten Opleiding tot Leraar Basisonderwijs Interculturalisatie en internationalisering Speciale diploma‟s en getuigschriften DCBO RK Godsdienst/Levensbeschouwing Fries/Frysk Onderwijsconcepten Jenaplanonderwijs
1.5.4.2 Freinetonderwijs
18
1.5.4.3 Daltononderwijs
18
1.5.4.4 Montessori-onderwijs
18
1.5.4.5 EGO/OGO
18
1.6
19
Doorstroommogelijkheden
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 3
1.6.1 1.6.2 1.6.3 1.6.4
Post-HBO Bewegingsonderwijs Leraar tweedegraads Gespecialiseerd groepsleerkracht Masteropleidingen WO
2
Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs.................................................................. 21
2A Onderwijsbeleid Stenden Hogeschool 2A.1 Omschrijving van het onderwijs 2A.2 Verantwoording van het onderwijs 2A.2.1 Bekwaamheidseisen en competenties 2A.3 Opvattingen over leren en onderwijzen 2A.3.1 Verhouding contacttijd/ zelfstudietijd 2A.3.2 De rol en de verantwoordelijkheid van de student 2A.3.3 De rol en de verantwoordelijkheid van de docent 2A.4 Studeerbaarheid 2A.5 European Credit Transfer System 2A.6 Bindend studieadvies (BSA) 2A.7 Veranderen van opleiding binnen Stenden Hogeschool 2A.8 Kosten 2B Onderwijsinhoud 2B.1 Vierjarige voltijdopleiding 2B.1.1 Inleiding 2B.1.1.1 Het jaarrooster 2B.1.2 Tweede studiejaar 2B.1.2.1 In het kort: 2B.1.2.2 Studiepunten 2B.1.2.3 Stage 2B.1.2.4 Studieloopbaanbegeleiding 2B.1.2.5 Werken met portfolio en persoonlijk ontwikkelingsplan 2B.1.2.6 Beoordeling en beoordelingsmomenten 2B.1.3 Derde studiejaar 2B.1.3.1 Het jaarrooster 2B.1.3.2 Studiepunten 2B.1.3.3 De thema‟s 2B.1.4 Vierde studiejaar 2B.1.4.1 Het jaarrooster 2B.1.4.2 Afstuderen en diplomering: data en procedure 2B.1.4.3 Procedure om een stageplaats te verkrijgen 2B.1.4.4 Studiepunten 2B.1.4.5 De Pedagogische minor 2B.1.4.6 De pedagogische eindstage in het basisonderwijs 2B.1.4.7 Het Meesterstuk 2B.1.4.8 De Vrije minor 2B.1.4.9 De Open Vrije minor 2B.1.4.10 De visitekaart 2B.1.4.11 Voorwaarden voor deelname aan de pedagogische eindstage 2B.2 Tweejarige Verkorte Opleiding voor Hoger opgeleiden (Pabo-verkort) 2B.2.1 Vooropleidingseisen Pabo-verkort 2B.2.2 VONDST in Meppel 2B.2.2.1 Uitgangspunten 2B.2.2.2 Organisatie van de opleiding 2B.2.2.3 VONDST fase 1 2B.2.2.4 VONDST fase 2
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
19 19 19 19
21 23 24 26 28 33 33 34 34 34 34 35 35 36 36 36 36 37 37 38 38 40 41 41 43 45 45 46 48 49 49 50 50 50 51 52 54 54 54 54 55 55 55 56 57 61 65
blz. 4
2B.2.2.5 Competentiewerkstuk en portfoliogesprek 2B.2.2.6 Vrijstellingen 2B.2.2.7 EVC-procedure binnen VONDST 2B.2.2.8 Het afstudeerprogramma 2B.2.3 Zij-instroom in Emmen 2B.2.3.1 Algemene informatie 2B.2.4 TOP in Assen 2B.2.4.1 Inleiding 2B.2.4.2 Studieopzet tweejarige opleiding 2B.2.4.3 Korte schets karakter en opbouw Fase 1 en Fase 2 2B.2.4.4 Colleges, stage en proef 2B.2.4.5 Pabo-verkort en bindend studieadvies 2B.2.4.6 Fase 2 2B.2.4.7 Stage in Fase 2 2C Studievorderingenbeleid 2C.1 2C.1 Opleidingsexamencommissie 2C.2 Toelatingsbeleid 2C.2.1 Vooropleidingseisen voltijdse-opleiding en deeltijdopleiding. 2C.2.2 Aanvullende eisen (art. 7.25 en 7.26 van de WHW) 2C.2.3 21+regeling 2C.2.4 Directe toelating tot de postpropedeutische fase bij eerste inschrijving 2C.2.5 Toelating tot de tweejarige, verkorte opleiding voor Hoger Opgeleiden (Pabo-verkort) 2C.2.6 Toelating tot het reguliere driejarige studietraject: Doorstroom MBOHBO voor MBO-studenten 2C.3 Vrijstellingen 2C.3.1 Vrijstellingen binnen de Opleiding Pabo-verkort 2C.3.2 Vrijstelling op grond van andere diploma‟s (art. 7.28 van de WHW) 2D Opleidingsexamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs, 20102011 2D.1 Richtlijnen schriftelijk werk
68 74 74 75 76 77 79 79 81 84 86 87 87 88 91 91 92 92 92 92 92 93 93 93 93 94 95 102
3
Voorzieningen voor Studenten ................................................... 109
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17
Algemeen Informatievoorzieningen I Study SMC & IRC international (Leeuwarden) Het decanaat Handicap & studie Vertrouwenspersoon ongewenst gedrag Het roosterbureau Information & Registration Centre Registratie Studieresultaten Toetsen ICT & Media Intranet Blackboard (ELO) The Library Stenden shop Het Alumni Netwerk
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
109 109 109 110 110 111 111 111 111 112 112 112 112 112 113 113 113
blz. 5
3.18 3.19
EHBO, noodplan Wat is HBO Sport?
113 114
4
Regelgeving rond ziekte en andere bijzondere omstandigheden ........................................................................ 115
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.6.1 4.6.2 4.7
Regeling in geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden Niet behalen van de norm van het (bindend) studieadvies Studievertraging Bijzondere omstandigheden Basisvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking Regeling medische verklaring in geval van ziekte Doel van de verklaring Verkrijgen van de verklaring Studeren en RSI (CANS)
5
Adressenlijst .............................................................................. 120
115 115 115 116 116 118 118 118 119
De studiegids wordt zo nauwkeurig mogelijk samengesteld, doch wijzigingen kunnen zich voordoen na vaststelling door de examencommissie. Deze wijzigingen worden gepubliceerd op Blackboard.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 6
1
Algemene informatie over de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.1
Inleiding In dit Studentenstatuut deel 2 voor het cursusjaar 2011-2012 vindt de student informatie die nodig is voor de studie aan de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool. De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs heeft meerdere varianten: de reguliere, vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (Crohonummers 34808-21Y en 34808-22ex) en de tweejarige Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs voor hoger opgeleiden. Er zijn vijf verschillende locaties waar de opleidingen gevolgd kunnen worden. Dit zijn: Assen, Pabo De Eekhorst Zeemanstraat 1, 9406 BZ Assen T (0592) 853 300, F (0592) 853 301 Emmen Van Schaikweg 94, Postbus 2080, 7801 CB Emmen T (0591) 853 100, F (0591) 853 101 Groningen Phebensstraat 1, 9711 BL Groningen T (050) 311 2955, F (050) 313 8340 Leeuwarden Rengerslaan 8, Postbus 1298, 8900 CG Leeuwarden T (058) 244 1428, F (058) 244 1480 Meppel Van der Duin van Maasdamstraat 1, 7942 AT Meppel T (0522) 853 400, F (0522) 853 401 Het centrale correspondentieadres is: Stenden Hogeschool Opleiding tot Leraar Basisonderwijs Van Schaikweg 94 Postbus 2080, 7801 CB Emmen tel. (0591) 853 154 Met vragen, verzoeken en opmerkingen kunnen studenten altijd op één van bovengenoemde adressen terecht. Er kan ook via e-mail direct contact gezocht worden met de medewerkers. De adressen zijn achterin in deze studiegids opgenomen.
1.2
Organisatie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.2.1
Structuur en Functies De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt vanuit Stenden Hogeschool aangeboden op vijf locaties.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 7
1.2.1.1
Het managementteam Het managementteam van de School of Education van Stenden Hogeschool wordt gevormd door de head of school, twee academic deans, en vijf teamleiders. De head of school is eindverantwoordelijk. De teamleiders zijn, binnen vastgestelde kaders, verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van de locatie. Per locatie is er een docententeam.
1.2.1.2
Teamleiders en docententeams Op de verschillende locaties wordt het onderwijsprogramma aangeboden en uitgevoerd door de docententeams. Aan enkele docenten zijn specifieke taken toegewezen. De opleiding kent een aantal locatieoverstijgende coördinatietaken. Elk team wordt aangestuurd door een teamleider.
1.2.1.3
Staf De directie wordt bijgestaan door adviseurs voor onderwijszaken, personeel & organisatie en communicatie. Deze adviseurs verrichten verschillende taken op het gebied van het ontwikkelen van onderwijsbeleid, kwaliteitszorg, personeelsbeleid, public relations en communicatie. De adviseurs zijn ondergebracht bij ESO. ESO staat voor de Educational Support Organisation, de afdeling waarin alle onderwijs ondersteunende diensten zijn ondergebracht. Daarnaast worden facilitaire taken uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Facilitaire Dienst en de ict-werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de afdeling ICT-Media.
1.2.1.4
Secretariaat en administratie Op elke locatie is er administratieve ondersteuning. De administraties houden zich onder andere bezig met: studentenadministratie post-, agenda- en telefoonzaken docenten notuleren lokaal werk/teamoverleg De administraties zijn op specifieke tijden opengesteld voor studenten: zie berichtgeving op de locaties.
1.2.1.5
De locaties Alle locaties behoren tot de School of Education van Stenden Hogeschool, maar iedere vestiging heeft ook zijn eigen kleur en gezicht. Die kleur wordt gevormd door de Stendenwaarden, door de levensbeschouwelijke visie en door het inhoudelijk profiel van de betreffende locatie. Die ruimte voor „eigen‟ kleur is overigens in de praktijk zeer sterk afhankelijk van de landelijke ontwikkelingen, hogeschoolafspraken en samenwerkingsafspraken. De locaties organiseren regelmatig werkoverleg, teamleideroverleg en teamoverleg. Daarin wordt de dagelijkse uitvoering van het programma besproken.
1.2.1.6
Onderwijsvernieuwing De Curriculumontwikkelgroep is op dit moment bezig een nieuw kermcurriculum te ontwikkelen voor alle Stenden-Pabo‟s.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 8
Daarnaast wordt het huidige curriculum voor 2e, 3e en 4e jaars up to date gehouden en de curriculumcommissie monitort dit. 1.2.1.7
Toetscommissie De centrale toetscommissie coördineert alle zaken rondom toetsing en beoordeling. De toetscommissie: onderhoudt landelijk contacten op het gebied van toetsen in de lerarenopleidingen Basisonderwijs; ziet toe op ontwerp en kwaliteitsborging; bewaakt tijdens de uitvoering de wijze waarop de toetsen worden uitgevoerd, geëvalueerd en verbeterd; ondersteunt docenten en andere betrokkenen bij de uitvoering van de toetsing; voert regie bij het ontwikkelen van kennistoetsen; onderzoekt de werking van de toetsmomenten in relatie tot het gestelde doel; werkt samen met een externe controlecommissie om tussentijdse audits uit te voeren.
1.2.1.8
Examencommissie De School of Education kent één centrale Examencommissie. De Examencommissie is eindverantwoordelijke op het gehele terrein van de onderwijsinhoud van het curriculum. Om recht te doen aan de verschillende locaties van de opleiding is de samenstelling van de Examencommissie zodanig dat alle vijf de locaties vertegenwoordigd zijn. De taken en bevoegdheden van de Examencommissie zijn neergelegd in het Stenden Hogeschool examenreglement 2011-2012 (zie Studentenstatuut deel I, 2011-2012). De Examencommissie stelt de onderwijspuntenstructuur vast onder goedkeuring van de opleidingscommissie. In de Examenregeling 2011-2012 (zie Studentenstatuut deel 2, 20112012, hoofdstuk 2D) heeft de Examencommissie alle verbijzonderingen op het reglement beschreven om daarmee alle zaken binnen de opleiding zo helder en eenduidig mogelijk te laten verlopen. Alle studenten die zich met een verzoek willen richten tot de Examencommissie kunnen dat doen door de secretaris schriftelijk te benaderen. Voor informatieve vragen kan men de Examencommissie ook rechtstreeks benaderen via het E-mailadres
[email protected]. Afspraken over het indienen van verzoeken zijn na te lezen in de examenregeling van de School of Education (zie hoofdstuk 2D). In hoofdstuk 2C van deze studiegids staat ook beschreven op welke wijze verzoeken aan de Examencommissie dienen te worden ingediend om voor behandeling in aanmerking te komen.
1.2.2
Overleg en medezeggenschap
1.2.2.1
Overleg managementteam (MT) Het management van de School of Education kent een smal MT (head of school en academic deans) dat wekelijks overlegt. Daarnaast bestaat er binnen de School het breed MT. Het breed MT komt eens per drie weken bijeen en bestaat uit: de head of school, de academic deans en de teamleiders. Bij relevante agendapunten kunnen ook stafmedewerkers
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 9
en overige betrokkenen (medewerkers, studenten, externe adviseurs) worden uitgenodigd. 1.2.2.2
Docentenoverleg Enkele keren per jaar komen alle docenten van de School of Education bij elkaar, meestal in de vorm van studiedagen. Dit overleg wordt afwisselend op de locaties georganiseerd. Daarnaast kent elke locatie een teamvergadering waarin de uitvoering en organisatie van het onderwijsprogramma wordt besproken.
1.2.2.3
Vakgroepoverleg Binnen de School of Education overleggen alle docenten in vakgroepen over zaken met betrekking tot hun specifieke deskundigheid; denk daarbij aan de inbreng van het vak in het totale curriculum, de bijdrage aan gemeenschappelijke modulen en opleidingsbrede kwaliteitszorg. Elke vakgroep kent een voorzitter, die voor de vakgroepleden en het management het vaste aanspreekpunt is.
1.2.2.4
Curriculumcommissie De School of Education werkt aan de totstandkoming van een gemeenschappelijke curriculumcommissie die het curriculum bewaakt op ontwikkelingen en accreditatiewaardigheid. In de commissie zal een goede vertegenwoordiging van alle locaties zitting hebben.
1.2.2.5
Opleidingscommissie De School of Education kent een gemeenschappelijke Opleidingscommissie met een vertegenwoordiging vanuit de verschillende geledingen en locaties. De hoofdtaak van deze commissie is het adviseren van het management van de opleiding met betrekking tot onderwijsbeleid, onderwijsvernieuwing en onderwijsorganisatie. De opleidingscommissie bestaat uit studenten en medewerkers. Studenten die zich willen informeren over deelname aan de Opleidingscommissie kunnen zich rechtstreeks wenden tot één van de studenten of docenten van de Opleidingscommissie.
1.2.2.6
Studentenraad Per locatie is er een studentenraad. Zij heeft regelmatig overleg met de teamleider van de locatie over allerlei zaken aangaande het onderwijs op de locatie.
1.2.2.7
Centrale Medezeggenschapsraad De Stenden Centrale Medezeggenschapsraad van Stenden bestaat uit twaalf personeelsleden en twaalf studenten, afkomstig van diverse schools en diensten. Via de CMR kun je meepraten en meebeslissen over alle zaken die gevolgen hebben voor Stenden en daarmee dien je de belangen van je eigen School of afdeling. Voor het CMR-lidmaatschap is een vergoeding in tijd of geld beschikbaar. Daarnaast staat het natuurlijk goed op je CV.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 10
1.2.3
Advisering en contacten met het werkveld
1.2.3.1
Raad van Advies De belangrijkste taak van de Raad van Advies van de opleiding is het adviseren over onderwijs aan de dean. Het advies wordt in het bijzonder gevraagd met betrekking tot beleidsaspecten. De leden van de raad zijn niet verbonden aan Stenden Hogeschool, maar komen vooral uit organisaties die betrokken zijn bij het werkveld van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (scholen, begeleidingsorganisaties, besturenen/of personeelsorganisaties, universiteiten). De Raad van Advies komt 4x per jaar bij elkaar. De School of Education heeft een Raad van Advies met Twee kamers. In de Raad van Advies vh CHN hebben zitting: Mevrouw S. Amels, SVW Westerkwartier Roden De heer J. Buitink, RUG, Universitair Centrum voor de Lerarenopleiding De heer S. van der Wal, Noventa, Vereniging voor Christelijk Primair Onderwijs De heer W. Meijer, voormalig hoofddocent, Votrad/ RUG De heer A. Fickweiler, BMC Advies De heer P. Bootsma, KOC Groningen In de Raad van Advies vh HD hebben zitting: De heer P. Molmaker, Plateau Assen Mevrouw J. van Dorland, Het Octaaf, COG Drenthe De heer Z. Wijnholds, Openbaar Primair Onderwijs Gemeente Emmen De heer J. Imbosch, OBS Delftlanden De heer T. Meijer, BWB school Dalen De heer J. Timmermans, Aves Mevrouw A. Vastenburg, Drenthe College
1.2.3.2
Samenwerking praktische vorming De praktische vorming (stages) wordt lokaal georganiseerd door de opleiding. Er wordt overlegd met het beroepenveld op welke plaatsen in het onderwijs (of bij andere instanties) de gelegenheid tot praktische vorming kan worden geboden. Zo spoedig mogelijk na de start van het studiejaar wordt de student ingelicht over zijn of haar stageplaats.
1.2.3.3
Samenwerkingsverbanden De contacten op nationaal niveau worden over het algemeen in eerste instantie onderhouden door de Academic deans. Zij vertegenwoordigt de opleiding in de vergaderingen van de HBO-raad, het Landelijk Overleg Opleiding Basisonderwijs (LOBO), de Besturenraad, het noordelijk overleg lerarenopleidingen van de noordelijke hogescholen, overleg in het kader van het Sectorplan Noordelijke Hogescholen en de universitaire lerarenopleidingen van de Rijksuniversiteit Groningen. Mede op grond van de levensbeschouwelijke identiteit van een aantal Opleidingen tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool, zijn er contacten met de commissie DCBO van de Besturenraad en met de bisschoppelijk gedelegeerden met betrekking tot het diploma RKcatechese.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 11
De teamleiders onderhouden over het algemeen de contacten met externe relaties in hun eigen regio. In voorkomende gevallen wordt er schooloverstijgend overlegd met bovenschoolse managers in managementoverleg en/of samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS). De teamleiders participeren verder in de zogenaamde „regionale convenanten‟. In deze samenwerkingsverbanden, die zich bezig houden met arbeidsmarktvraagstukken, werken het Primair Onderwijs, de Regionale Opleidingencentra en het Hoger Beroepsonderwijs samen. Afhankelijk van de regionale situatie zijn er één of meerdere convenanten actief. Vakgerichte contacten worden primair door vakgroepen en individuele docenten onderhouden tijdens conferenties en studiedagen, die bezocht worden in het kader van deskundigheidsbevordering. Vakgroepleden hebben daarnaast veel contacten via andere netwerken. 1.2.4
Lectoraat en kenniskring Het hbo kent sinds 2001 door de overheid ondersteunde lectoraten en bijbehorende kenniskringen. Algemeen doel van deze lectoraten is enerzijds het vergroten van de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs, anderzijds de positie versterken van het hbo als kennisinstituut. Lectoraten zorgen voor verbetering van externe oriëntatie, dragen bij aan curriculumvernieuwing, dragen zorg voor professionalisering van docenten en versterken kenniscirculatie en kenniscreatie. De School of Education heeft vier lectoraten. Het lectoraat geïnspireerd Leren van Dhr. M Dolk loopt op begin van dit studiejaar af, daarnaast heeft de SoE de volgende lectoraten: “Veelvormig Christelijk Basisonderwijs” met als lectoren Dr. C.M. Wigmans en Drs. H. Pol. Het doel van het lectoraat “Ontwikkeling van Veelvormig Christelijk Basisonderwijs”is om de deskundigheid van Stenden Hogeschool te versterken met betrekking tot de eigentijdse en meerstemmige vormgeving van het christelijk basisonderwijs, als ook de implicaties daarvan te overzien voor het onderwijs in de initiële en postinitiële opleiding van basisschoolleerkrachten. “Fries en meertaligheid in onderwijs en opvoeding” met als lector A. Riemersma. “Early Childhood – Het jong kind”. Een lectoraat in ontwikkeling, in het najaar zal waarschijnlijk de nieuwe lector worden aangesteld.
1.2.5
Interne communicatie Bij de School of Education wordt groot belang gehecht aan een goede communicatie. Regelmatig zal elke student mededelingen over het onderwijs kunnen aantreffen op het Stenden Hogeschool net (het intranet van Stenden Hogeschool; www.stenden.com) en op de elektronische leeromgeving. De werking van deze virtuele omgevingen wordt bij de start van de studie aan de studenten uitgelegd. Om de communicatie, zowel met het personeel als met de studenten, optimaal te laten verlopen heeft Stenden Hogeschool een eigen krant de Stenden Times, die driemaandelijks verschijnt, waarin de School of Education een eigen mededelingenpagina heeft. De mededelingen die daarin worden gepubliceerd hebben rechtskracht. Kopij kan gestuurd
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 12
worden naar: redactie Stenden Hogeschool krant, Postbus 1298, 8900 CG Leeuwarden, ter attentie van de heer J. Slager, e-mail
[email protected] 1.2.6
Informatie Elke locatie heeft zijn eigen voorzieningen ten aanzien van openingstijden, collegeroosters, spreekuren, onderwijswerkplaats (OWP), gebruik studentenvoorzieningen, communicatie enzovoort. Elke student wordt over dergelijke lokale zaken (zowel schriftelijk als mondeling) nader ingelicht aan het begin van het studiejaar bij een eerste bijeenkomst.
1.2.7
Huishoudelijk reglement/Protocollen Op hogeschoolniveau is een studentenstatuut vastgesteld (zie Studentenstatuut deel 1, hogeschoolzaken). Zaken die hierin niet geregeld zijn, of uitwerkingen van de hoofdlijnen van het statuut, zijn in een huishoudelijk reglement c.q. protocollen beschreven. Ten aanzien van verschillende onderwerpen bestaan huishoudelijke regelingen c.q. protocollen om te garanderen dat een en ander optimaal verloopt. Ieder dient zich te houden aan bedoelde voorschriften. De teamleider of degene die direct met een reglement c.q. protocol te maken heeft, kan om nadere informatie worden gevraagd.
1.2.8
Kwaliteitszorg De School of Education besteedt veel aandacht aan kwaliteitszorg. Het doel van kwaliteitszorg is het optimaliseren van de dienstverlening aan de student om een maximaal studieresultaat te kunnen verkrijgen. Stenden Hogeschool heeft daarbij gekozen voor het gebruik van het model van de European Foundation for Quality Management (EFQMmodel). In dat model wordt de onderwijsorganisatie geëvalueerd op negen aandachtsgebieden die de kwaliteit beïnvloeden. Onderwijsevaluaties nemen in de kwaliteitszorg een belangrijke plaats in. Aan het begin van elk cursusjaar stelt het management het onderwijsevaluatieplan vast waarin de momenten van evaluatie worden beschreven, zoals periode-evaluaties, stage-evaluaties, tevredenheidonderzoeken onder medewerkers en studenten en panelgesprekken. Omdat onderwijsevaluatie een zorg is voor iedereen, zijn zowel docenten als studenten bij de kwaliteitszorg betrokken. Voor de student is betrokkenheid bij de evaluatie van de opleiding een goede voorbereiding op het professioneel functioneren in het onderwijs. Docenten werken voortdurend aan de verbetering van de kwaliteit van de opleiding. Vooraf wordt de onderwijskwaliteit gestuurd door richtlijnen voor programmaontwikkeling.
1.2.9
Onderwijswerkplaats Op alle vijf de locaties is er een Onderwijswerkplaats (OWP). De nadruk ligt op het voor studenten beschikbaar hebben van leermiddelen voor de basisschool en het speciaal onderwijs. Er wordt naar gestreefd om veel methoden en leermiddelen voor het basisonderwijs ook in de OWP te
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 13
hebben, zodat iedere student er gebruik van kan maken en in voorkomende gevallen kan lenen. De onderwijswerkplaats is ook een centrum van onderwijsactiviteiten. De openingstijden en reglementen van de OWP worden op de locatie bekend gemaakt. Voor het gebruik van de OWP Leeuwarden bestaat een reglement dat in het studielandschap ter inzage ligt.
1.3
Varianten Opleiding tot Leraar Basisonderwijs De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent vier varianten: de reguliere vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (voltijd); de tweejarige Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs voor hoger opgeleiden (Pabo-verkort); Leraar+: een voltijd opleiding die bestaat uit leereenheden van de pabo, waaronder de stage in het basisonderwijs en uit universitaire modules die gevolgd worden aan de Rijksuniversiteit te Groningen; de Academische Pabo: een opleiding in nauwe samenwerking tussen de Rijksuniversiteit Groningen en de drie noordelijke Pabo‟s: Hanzehogeschool Groningen, NHL Hogeschool en Stenden Hogeschool Groningen. Met deze geïntegreerde opleiding kunnen vwo‟ers na vier jaar twee bachelordiploma‟s behalen.
1.4
Interculturalisatie en internationalisering Binnen de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs spelen interculturalisatie en internationalisering een belangrijke rol. Over grenzen heen kijken werkt blikverruimend voor studenten. De opleiding wordt ook geïnspireerd door andere culturen zodat hierdoor ideeën worden opgedaan voor de permanente innovatie van het opleidingsprogramma en de organisatie. Zo streeft de opleiding naar een zodanige inrichting van het onderwijs dat iedereen wordt toegerust om te functioneren in een multi-etnische samenleving. Voor de studenten van de opleiding zijn er mogelijkheden om te studeren in het buitenland. In het vierde studiejaar, is het voor studenten van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs mogelijk drie tot vijf maanden naar het buitenland te gaan. De periode in het buitenland wordt dan aangemerkt als een minor. Er zijn twee mogelijkheden: Het studeren in het buitenland (met eventueel een beperkte stagecomponent) in de z.g. Exchangeprogramma‟s. Met betrekking tot de exchange- programma‟s onderhoudt Stenden HogeschoolLerarenopleidingen structurele contacten met collega-instellingen in Wales en Oostenrijk. De tweede mogelijkheid is meer projectmatig werken in het buitenland met een grote stagecomponent. Met betrekking tot stageprojecten in het buitenland ligt de prioriteit bij het zogenaamde Community Development Program in de township in Port Alfred, Zuid Afrika (vanuit de eigen Stenden Hogeschool campus in Zuid Afrika) en in de Nederlandse Antillen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 14
Wanneer een student zelf een andere geschikte mogelijkheid aandraagt bij de coördinator internationalisering kan, als het voorstel in het studieprogramma past, op medewerking worden gerekend. De student moet hiervoor schriftelijk toestemming vragen bij de examencommissie. Bij het International Office (Locatie Fryslân, Leeuwarden) en op de administratie van de locaties is de Guide Studying Abroad verkrijgbaar. Deze gids bevat veel specifieke informatie voor de voorbereiding en verdere planning van de reis. Coördinatoren Internationalisering zijn mevr. H. Annema en de heer W. van Eisden. Subsidies Wanneer een internationaal project binnen Europese of andere regelgeving valt, zijn er bij externe instanties soms subsidies te verkrijgen. De student wordt, door middel van de gids „Guide Studying Abroad‟, hierover geïnformeerd. Tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten worden de studenten op het gebruik van de gids en de informatie over subsidie gewezen. Er zijn in de meeste gevallen weinig mogelijkheden betreffende subsidies voor internationale studieactiviteiten. De student zal rekening moeten houden met vrij aanzienlijke kosten. De contactpersoon internationalisering begeleidt desgevraagd de studenten in het aanvragen van subsidie. Begeleiding en beoordeling Elke student die in het buitenland verblijft krijgt een begeleider. Per email en telefoon is de begeleiding op afstand over het algemeen goed te regelen. Internationale activiteiten vormen een wezenlijk deel van de opleiding en worden dan ook behandeld als regulier onderdeel van het curriculum van de opleiding. Dat houdt het volgende in: vooraf wordt het studieplan besproken. Uitvoering ervan vindt slechts plaats na goedkeuring door de Examencommissie; tijdens het profiel dient er, volgens afspraak, contact gehouden te worden met de begeleider; bij terugkomst vindt de definitieve beoordeling plaats, in overeenstemming met het vooraf gemaakte en goedgekeurde studieplan. Een verslag, een gesprek en/of een presentatie kan deel uitmaken van de beoordeling. De Examencommissie bepaalt, in overeenstemming met de regels in de Onderwijs- en Examenregeling, het aantal toe te kennen ec‟s. Projecten en netwerken Edukans Edukans organiseert in de vakantieperiode projecten in ontwikkelingslanden. Studenten nemen deel aan onderwijsexpedities in India, Malawi en Ethiopië. Zuid Afrika Studenten nemen deel aan dit project, waarbij zestien farmschools bij Kokstad betrokken zijn. Studenten brengen en ontwikkelen materialen, inhouden en didactische werkvormen voor het onderwijs.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 15
Symposion In dit Europees netwerk is het idee ontstaan voor de Internationale Pabo. Dankzij Europese subsidie konden Noorwegen, Denemarken, Zweden en Nederland gezamenlijk werken aan een nieuw Europees curriculum. Er is vergelijkend onderzoek gedaan naar de verschillende curricula. In 2011 gaat de Internationale Lerarenopleiding van start in Denemarken. Erasmusprogramma Binnen dit Europese programma participeren we in de onderdelen studenten- en docentenuitwisselingen. Elk jaar vertrekken tientallen studenten en docenten naar onder andere Zwitserland, Malta, Portugal, Tsjechië, Engeland, Spanje en Litouwen. ETEN European Teacher Education Network richt zich op het uitwisselen van expertise onder lerarenopleiders uit de hele wereld. Eens per jaar organiseert een lid uit het netwerk een conferentie. STIR Onder de voorwaarden van deze „Stimuleringsregeling buitenland‟ kunnen onze studenten kortlopende projecten uitvoeren in Zuid-Afrika, Curaçao en Aruba. Minor Internationalisering De International Class biedt inkomende Erasmusstudenten een consistent programma. Dat bevat een internationale week waarin collega‟s uit het buitenland colleges verzorgen. De minorgroep bevat buitenlandse en Nederlandse studenten. Project Duitse instroom Sinds 2006 bezoeken Duitse studenten de School of Education. Zij volgen in de zomer voorafgaand aan de studie de NT2 cursus en doen staatsexamen. Voor hen is het curriculum met daarin de stagecomponent aantrekkelijk.
1.5
Speciale diploma’s en getuigschriften Tijdens de studie is het mogelijk om extra bevoegdheden en erkende diploma‟s te behalen. De meest voorkomende worden in de volgende paragrafen behandeld. Ook is hier informatie opgenomen over een aantal speciale projecten waar de opleiding haar medewerking aan verleent. Het volgen van het betreffende programma vindt soms op een andere dan de eigen locatie plaats.
1.5.1
DCBO De opleiding voorziet in het basisprogramma godsdienst, religie, Humanistisch Vormingsonderwijs en filosofie. Voor studenten die zich verder willen verdiepen biedt de opleiding daarbij de mogelijkheid om het erkende Diploma Christelijk Basisonderwijs (DCBO) te behalen. Voor een volledige en gedetailleerde uitwerking wordt verwezen naar het betreffende document met uitgangspunten en eindtermen van het DCBO.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 16
Voor de goede orde zij er op gewezen dat er aan deelname aan het DCBOprogramma, en dus aan het DCBO-examen, geen voorwaarden zijn verbonden. Dus ook studenten met een niet-christelijke of nietkerkelijke achtergrond kunnen het DCBO-programma volgen en het examen afleggen. Contactpersoon zijn: de heer B. Slaa en mevr. A. Streutker. 1.5.2
RK Godsdienst/Levensbeschouwing Studenten die zich verder willen verdiepen en die bevoegd willen worden voor de roomskatholieke scholen van het primair onderwijs dienen het door het bisdom erkende diploma R.K. godsdienst / levensbeschouwing te behalen. Voor de goede orde zij er op gewezen dat er aan de deelname aan het programma R.K. godsdienst/levensbeschouwing geen voorwaarden zijn verbonden. Dus ook studenten met een nietkatholieke of niet-kerkelijke achtergrond kunnen het programma volgen en het examen afleggen. De opleiding geeft hiertoe de mogelijkheid; een en ander volgens afspraken met het Bisdom Groningen. Dit diploma kan behaald worden, nadat de student(e) de leerroute R.K. godsdienst / levensbeschouwing heeft gevolgd. Contactpersoon is mevr. H. Bakker.
1.5.3
Fries/Frysk Mede omdat de locatie Fryslân als tweetalige opleiding wil fungeren is het van groot belang dat elke student van deze locatie het Fries (na verloop van tijd) ten minste passief beheerst. Als student (locatie Fryslân) zul je tijdens je stageperioden snel bemerken dat Frysk op de basisscholen een heel natuurlijk gegeven is. Als opleiding willen we tijdens het eerste studiejaar met ieders moedertaal zoveel mogelijk rekening houden en verzorgen we een gedifferentieerd programma Fries. Studenten die het Fries niet of moeilijk kunnen verstaan, volgen „Eigen Feardigens Frysk A‟ en studenten die de Friese taal wel kunnen verstaan en spreken, volgen „Eigen Feardigens Frysk B‟. Om het vak Fries/Frysk in het basisonderwijs te mogen geven als leerkracht moet je daarvoor specifiek bevoegd zijn. De locatie Fryslân biedt studenten dan ook de mogelijkheid aan om die bevoegdheid te behalen. De contactpersoon voor Frysk is mevr. D. Ybema.
1.5.4
Onderwijsconcepten Vooral in het derde studiejaar van de reguliere Opleiding tot Leraar Basisonderwijs maakt de student kennis met verschillende onderwijsconcepten, het Ervaringsgericht Onderwijs (EGO), het Daltonconcept, Freinet-onderwijs, Montessori-onderwijs en het Jenaplanconcept. Bij voldoende belangstelling kan ook in de eerste helft van het vierde studiejaar een minor over de genoemde onderwijsconcepten worden gevolgd. De Jenaplan-minor, Freinet-minor, Montessori-minor en de Dalton-minor (en EGO/OGO-minor) leiden op voor officiële diploma‟s/certificaten. Voor alle specialisaties geldt dat het verplicht is om de LIO-stage te doorlopen op een basisschool die conform het betreffende concept werkt. De minoren worden, waar mogelijk, locatieoverstijgend aangeboden.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 17
1.5.4.1
Jenaplanonderwijs Deze specialisatie start in het derde jaar en loopt door tot en met de pedagogische eindstage c.q. lio-stage. Studenten die zich willen verdiepen in dit onderwijsconcept volgen het reguliere programma van de opleiding en maken gebruik van de keuzemomenten. Dit betekent dat de studielast volledig binnen het curriculum van het voltijdse programma valt. Het diploma wordt uitgegeven door de Nederlandse Jenaplan Vereniging (NJPV). Binnen de opleiding Pabo-verkort is het ook mogelijk om dit programma te volgen, maar moet soms naast het reguliere programma worden gevolgd. De contactpersonen voor het Jenaplanonderwijs zijn: mevr. W van der Schaaf, mevr. C. Calon en mevr. T. Wieringa.
1.5.4.2
Freinetonderwijs In het derde en vierde studiejaar is er de mogelijkheid voor verdieping in het concept van Freinetonderwijs. Een deel van het programma valt onder het Jenaplanprogramma. Daarnaast is er een specifieke verdieping naar de Freinetpedagogie en -technieken. De stageactiviteiten worden uitgevoerd op een Freinetschool. Het diploma wordt uitgegeven door de Freinetbeweging. De contactpersoon voor het Freinetonderwijs is: mevr. T. Wieringa.
1.5.4.3
Daltononderwijs Stenden hogeschool biedt, in samenwerking met de Nederlandse Dalton Vereniging, de mogelijkheid om het Daltondiploma te behalen. De student verdiept zich theoretisch in het Daltononderwijs en voert stageactiviteiten uit op een basisschool, bij voorkeur op een Daltonschool. Stenden Hogeschool heeft voor dit profiel echter een beperkt aantal plaatsen beschikbaar zodat na schriftelijke aanmelding (die tevens bindend is) er loting plaats zal vinden in het geval van overintekening. De groepssamenstelling is altijd een mix van studenten van Stenden Hogeschool van de verschillende locaties. Het onderwijsprogramma wordt door verschillende opleidingsdocenten verzorgd. De contactpersoon voor het Daltononderwijs zijn: mevr. P. Busstra en de heer R. Hendriksen
1.5.4.4
Montessori-onderwijs Stenden Hogeschool biedt, in samenwerking met de Nederlandse Montessori Vereniniging, de mogelijkheid om het Montessoridiploma te behalen op de locatie Assen. De student verdiept zich theoretisch in het Montessori-onderwijs en voert stageactiviteiten uit op een Montessoribasisschool. Het onderwijsprogramma wordt door verschillende opleidingsdocenten verzorgd. De contactpersoon voor het Montessorionderwijs is: mevr. A. Wolf.
1.5.4.5
EGO/OGO In het vierde jaar kan de minor ervaringsgericht onderwijs / ontwikkelingsgerichtonderwijs gevolgd worden als pedagogische minor. Hierbij vindt verdieping plaats van de twee concepten en wordt een eigen onderzoeksvraag zowel theoretisch als praktisch beantwoord. De
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 18
lange stage wordt uitgevoerd op een school die het concept goed uitgewerkt heeft. De contactpersoon voor EGO/OGO-onderwijs is: mevr. C. Kats.
1.6
Doorstroommogelijkheden Na het behalen van het diploma leraar basisonderwijs zijn er tal van vervolgstudies mogelijk. Hierna wordt een aantal veel gekozen bacheloren masteropleidingen genoemd.
1.6.1
Post-HBO Bewegingsonderwijs Conform de wettelijke regeling zijn studenten uitsluitend bevoegd voor het geven van bewegingsonderwijs in de groepen 1 en 2 van de basisschool. Voor het behalen van de bevoegdheid bewegingsonderwijs voor de groepen 3 t/m 8 is er een speciale bevoegdheidsregeling met bijbehorende leergang ontwikkeld. Deze leergang kan deels tijdens de opleiding worden gedaan, deels als post-HBOtraject. De contactpersonen voor bewegingsonderwijs zijn: de heren J. Hindriks en V. Mollema.
1.6.2
Leraar tweedegraads Bij onder andere de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden kan een bacheloropleiding tot tweedegraads leraar voortgezet onderwijs worden gevolgd. Hiervoor zijn diverse flexibele trajecten ontwikkeld. Afhankelijk van de vakgebieden waarvoor je kiest varieert de duur van de opleiding van twee tot vier jaar. Meer informatie over deze doorstroomvariant is ook te verkrijgen bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.
1.6.3
Gespecialiseerd groepsleerkracht Na het succesvol afronden van de initiële opleiding kan een eenjarige voltijd of tweejarige deeltijdopleiding tot Master Special Educational Needs worden gevolgd. Deze opleiding wordt in het werkveld zeer gewaardeerd voor mensen die willen werken in de leerlingenzorg of in vormen van speciaal onderwijs. Stenden Hogeschool biedt echter nog veel meer mastertrajecten voor het onderwijs aan. Het gaat daarbij om zowel basis- als kopstudies, in voltijd en deeltijd. Meer informatie hierover is te verkrijgen via de heer H. Hoedemaker, tel. (058) 24 41 706, medewerker van het Instituut Service Management van Stenden Hogeschool te Leeuwarden.
1.6.4
Masteropleidingen WO HBO‟ers met een aan Pedagogische Wetenschappen of Onderwijskunde verwante vooropleiding kunnen worden toegelaten tot de Masteropleiding Pedagogiek of de Masteropleiding Onderwijskunde, onder andere bij de Rijksuniversiteit Groningen. Voor meer informatie hierover verwijzen we naar de coördinatoren van de afstudeerfase. Je kunt ook informatie verkrijgen bij het
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 19
Onderwijsbureau Pedagogiek & Onderwijskunde, Grote Kruisstraat 2 (Muntinggebouw), 050 - 36 36 301.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 20
2
Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
2A
Onderwijsbeleid Stenden Hogeschool Stenden staat voor een hogeschool met een breed spectrum aan excellente onderwijs-, kennis- en onderzoeksdiensten met een solide verankering in de regio van haar vestigingen in binnen- en buitenland. De zwaluw als logo symboliseert het kosmopolitische karakter van Stenden: deze vliegt van West-Europa naar Zuid-Afrika, maar komt weer terug op het nest. Studenten en medewerkers van de hogeschool werken in een internationale, ondernemende en waardengedreven omgeving aan persoonlijk leiderschap en creativiteit. Hierbij is aandacht en respect voor de persoonlijke inspiratiebronnen en oog voor de menselijke maat en behoeften. Missie en visie van Stenden Hogeschool De missie van Stenden is als volgt geformuleerd: „Unleashing potential in our students, staff and surrounding communities‟. Wij werken vanuit de visie: „Serving to make it a better world‟. Stenden Hogeschool en ‘Wereldwijs onderwijs’ De hedendaagse samenleving is een open samenleving. Moderne media brengen alle uithoeken van de wereld dagelijks in beeld. De hedendaagse professional moet positie bepalen in deze wereld. Stenden levert onderwijs- en kennisdiensten om mensen daartoe op te leiden en bij te scholen. Stenden staat voor het opleiden van gedegen vakmensen op niveau die in de wereld staan. Dat wil zeggen, vakmensen die in de veranderende moderne en gemondialiseerde wereld open kunnen en willen staan voor de internationale omgeving en ontwikkelingen. Onze hogeschool staat voor vakmensen die iets in en voor die wereld willen betekenen, die dienstbaar zijn aan die wereld en die van die wereld willen en kunnen leren. Stenden staat ook voor vakmensen die hun inspiratie kunnen en durven halen uit een aantal levensbeschouwelijke of maatschappelijke waarden. Naar een ‘New University’ Wijs in het begrip „wereldwijs‟ duidt op de academische inkleuring van het onderwijs. In de hedendaagse professionaliteit zijn onderzoek en theorievorming van groot belang. Onze hogeschool doet recht aan deze ontwikkelingen. Wij vatten deze ambitie samen met de term „New University‟. In deze verschillende betekenissen is „wereldwijs onderwijs‟ het wenkend perspectief dat richting geeft aan de onderwijsontwikkeling binnen onze hogeschool. Stenden profiel Het Stenden profiel is als volgt samen te vatten. Stenden wil studenten opleiden die meesterschap vertonen. Mensen die zich professioneel hebben ontwikkeld tot „meesterlijke beroepsbeoefenaren‟ doordat ze beschikken over voldoende kennis, kenmerkende beroepsvaardigheden en de beroepshouding. Professionals die gewoon goed zijn. Meesterschap uit zich ook in professionals die zich
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 21
ook verder willen blijven ontwikkelen: leven(s)lang leren. Die vervolgopleidingen kiezen, onderzoek willen doen, lid worden van Beroepsverenigingen, daarin actief worden en zo voortdurend een bijdrage leveren aan hun eigen ontwikkeling en aan de ontwikkeling van hun eigen vakgebied. Meesterschap uit zich in verschillende dimensies: professioneel en persoonlijk. Het richt zich op vakcompetenties, maar ook op de volledige mens. Waarden spelen een belangrijke rol bij onze organisatie, identiteit, persoonlijke reflectie op waarden en het omgaan met ethische dilemma‟s zijn thema‟s die steeds terug komen: weet wie je zelf bent, waar je persoonlijke waarden wortelen en wat je bijdrage is aan het groter geheel. Vier kernwaarden verankeren dit: Gastvrij huis; Waardenoriëntatie; Spirituele ontmoeting; Mens centraal. Stenden biedt vanuit haar waarden studenten en medewerkers volop ruimte hun verschillende geloofs- en levensovertuigingen vorm te geven. Stenden zet de ontmoeting daarover centraal. Een ondernemende houding kenmerkt de „New University‟ als organisatie, haar medewerkers en haar studenten. Nieuwe ontwikkelingen zien en daarop inspelen is hier een element van. Het betekent ook durf tonen, zelf het initiatief nemen voor je eigen ontwikkeling en anderen stimuleren dat ook te doen. Voor elk van de werkvelden waar we voor opleiden willen we graag ondernemende medewerkers opleiden: creatief, inspirerend en innovatief. Intercultureel denken en handelen hoort vanzelfsprekend te zijn in de huidige samenleving. Onze afgestudeerden hebben steeds vaker te maken met een internationale arbeidsmarkt. Stenden zorgt dat studenten andere culturen ontmoeten en leren kennen. Ze ervaren dat het werken en leven in een interculturele samenleving een boeiende uitdaging is. De vanzelfsprekendheid van de eigen cultuur verdwijnt in interculturele ontmoetingen. De interculturele omgang maakt studenten beter bewust van de eigen waarden. De buitenlandse campussites en de Grand Tour ® geven studenten de uitgelezen mogelijkheid te bieden andere culturen te ontmoeten. In de traditie en de ambitie komen de voorgaande aspecten bij elkaar. En juist de samenhang zorgt voor het onderscheidende profiel van de „New University‟. Student aan Stenden Een opleiding is meer dan kennis overdragen, zo vinden wij. Mensen zijn mens in de combinatie van lichaam, hoofd, hart en ziel. Onze hogeschool vormt de studenten tot „volledige mensen‟, waarbij deze vier elementen in evenwicht zijn en onze studenten zich ontwikkelen in persoonlijk leiderschap. De denkbeelden over de student als volledige mens worden binnen elke opleiding van Stenden in de major uitgewerkt. De major is dat deel van de opleiding waarin onderdelen en disciplines behandeld worden die specifiek zijn voor het domein van het beroep. Wanneer de major is afgerond, heeft de student alle beroeps- en domeinspecifieke eindkwalificaties verworven. Het majordeel is de kern van de opleiding.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 22
In aanvulling op de major kent elke opleiding minoren. Een minor is een samenhangend geheel aan (bachelor)onderwijs, gericht op de ontwikkeling van andere kwalificaties dan die van de major, verder verdiepend dan volgens de eindkwalificaties vereist of verbredend naar een ander bachelorgebied dan het eigen gebied. De minor draagt bij aan een brede professionele en maatschappelijke vorming van de student. Daarom is de minor onlosmakelijk verbonden met onze visie op de volledige mens.
2A.1
Omschrijving van het onderwijs Missie Opleiding Leraar Basisonderwijs De Opleiding Leraar Basisonderwijs voert kernactiviteiten uit op het gebied van onderwijs, dienstverlening en toegepast onderzoek. Onze vestigingen in Assen, Emmen en Meppel bieden de opleiding leraar basisonderwijs aan, standaard als voltijdopleiding, daarnaast opleidingen en nascholing voor specifieke doelgroepen en/of met een specifieke doelstelling. Ons onderwijs staat open voor havisten, MBO‟ers, VWO‟ers, HBO‟ers, wo‟ers en andere zij-instromers. Onze dienstverlening en ons toegepast onderzoek zijn beschikbaar voor het werkveld van het primair onderwijs, daar horen ook beleidsmakers, besturen en ondersteunend personeel bij. Wij bieden studenten de gelegenheid om al lerende te groeien in zelfstandigheid en zich daarbij volwaardig, op HBO-niveau, te kwalificeren als leraar in het basisonderwijs van morgen. Dit is een competente, startbekwame leraar die op basis van eigen keuzen en verantwoordelijkheid zijn studie heeft leren vormgeven en die bijgevolg zichzelf kan én blijft ontwikkelen in dat beroep. Wij willen als kennis-, onderzoeks- en expertisecentrum bijdragen aan primair onderwijs dat inspeelt op een veranderende, levensbeschouwelijke en cultureel-maatschappelijke pluriforme samenleving. Onze visie Een visie is „realistisch dagdromen‟. Elementen van onze droom zijn de principes waarop ons onderwijsconcept is gebaseerd: studenten toerusten voor de school van morgen, uitgaande van de situatie van vandaag; studenten laten groeien in zelfstandigheid; bijgevolg als docent terugtreden in sturing van het leerproces; inzetten op de uniciteit van iedere student, dat betekent ruimte geven voor een eigen professionele ontwikkeling, maar óók samenwerkend leren om te leren met en van elkaars verschillen; een appèl doen op een open, actieve en betrokken leerattitude. Onze strategie Het (sociaal) constructivisme sluit als onderwijsbeginsel het best aan op onze visie. Daarom vormt dit grondslag voor het competentiegerichte onderwijs dat wij met ingang van 2004 gezamenlijk vormgeven in een opleiding van vier jaar. We streven naar:
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 23
een opleidingsdidactiek waarin de student de (gewenste) didactiek van de basisschool kan herkennen. De opleidingsdocent is dus rolmodel (practise what you preach); een match tussen de visie en het eigen curriculum en de visie en het curriculum van het werkveld; een open feedback relatie met de opleidingsscholen: de twee partners, pabo en opleidings school, geven signalen en ontvangen signalen. Met mogelijke gevolgen voor de samenwerking of het curriculum. We benutten verschillende kanalen om de match en de feedbackrelatie gestalte te geven: het contact en overleg met schoolbesturen en bovenschools management voor primair onderwijs; de werkcontracten in het kader van stages en convenanten voor leren op de werkplek; de adviesraad, waarin een aantal basisschoolhoofden zitting heeft. Onze doelstellingen De doelstellingen van ons onderwijs zijn: krachtige leraren afleveren die mensen in hun kwaliteit zetten (de pabo-docent versus de student versus de leerling); zelfbewuste leraren afleveren die vanuit een attitude van innovatie en professionaliteit voortdurend aan zichzelf blijven werken; leraren opleiden die een kritische kijk op zichzelf hebben en op het onderwijs waarin ze willen functioneren.
2A.2
Verantwoording van het onderwijs Onderwijsmodel Opleiding Leraar Basisonderwijs
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 24
Thematisch onderwijs Opleiding Leraar Basisonderwijs
Competentieontwikkeling van de student centraal Het onderwijs dat wij aanbieden is competentiegericht. We geven het competentiegericht opleiden zodanig vorm, dat studenten concreet gedrag kunnen vertonen, beroepsproducten opleveren, een beroepshouding kunnen ontwikkelen en zich kenmerkende hulpmiddelen (kennis en vaardigheden) eigen kunnen maken. Een competentie is een cluster van verwante kennis, vaardigheden en houdingen die van invloed is op een belangrijk deel van iemands taak (een rol of verantwoordelijkheid), die samengaat met de prestatie op de taak, die kan worden gemeten en getoetst aan aanvaarde normen en die kan worden verbeterd door middel van training en ontwikkeling (Parry, S.B.,1996). Vier pijlers van het onderwijskundig concept (Sociaal) constructivisme Studenten leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat zij al weten. De student heeft een actieve rol bij het verwerken van informatie en het verwerven van kennis en vaardigheden. De student verleent zelf betekenis aan zijn omgeving. Hierbij spelen sociale processen wel een prominente rol. Wij willen niet alleen het sociale maar ook het cognitieve aspect van constructivisme dienen. Daarom schrijven wij sociaal tussen haakjes ( ). Wij stellen namelijk ook de kennisinhoud centraal. Het vindt zijn vertaling in het thematisch werken, de terugkoppeling van kennis in het Janus-overleg, in de opbouw van praktijk en kennis rond elk thema. De kennisontwikkeling
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 25
ten aanzien van de verschillende vakken is in het curriculum vormgegeven met de vakkenlijn. Adaptief onderwijs: autonomie, competenties, relatie De goede relaties tussen student en opleiding, de betrokkenheid met studenten, is van oudsher een krachtig aspect van de opleiding Leraar Basisonderwijs. Er is veel aandacht voor de omgang met elkaar. Onze docenten stellen zich naar de studenten op zoals wij willen dat onze studenten zich naar stagescholen opstellen. We volgen hier het principe „practise what you preach‟. Thematisch onderwijs De opleiding is opgebouwd rond thematisch onderwijs. De thema‟s zijn zodanig gekozen dat er een duidelijke opbouw is in het curriculum en dat de geselecteerde competenties daarin geoefend kunnen worden. In het thema worden de vakken geïntegreerd. De thema‟s hebben een sterke relatie met de stage. De opleiding formuleert de kaders voor de opdrachten en casussen (praktijk en theorie) en richtlijnen voor het uitwerken van thema‟s. Werkplekleren Door de basisschool als leerplek te kiezen, worden studenten optimaal voorbereid op het toekomstige beroep van leraar. In het begin van de opleiding gebeurt dat in de vorm van stage, later in de vorm van Opleiden in de school (OIDS). Inhoudelijk staan alle programmaonderdelen die de student op de pabo volgt, in het teken van het functioneren in de basisschool. Vanuit het competentiegericht opleiden staat de leervraag van de studenten centraal. 2A.2.1
Bekwaamheidseisen en competenties De hoofddoelstelling van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is het opleiden van studenten tot het beroep van leraar in het basisonderwijs. Hiervoor zijn op landelijk niveau in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) competenties en bekwaamheidseisen geformuleerd. Bij bekwaamheid van leerkrachten gaan we daarbij uit van de volgende drie perspectieven. Drie perspectieven op leraarsbekwaamheid Perspectief 1: Bekwaamheid in actie: professioneel handelen Bekwaamheid in actie is aan de orde als een leraar de mogelijkheden en moeilijkheden waarneemt die zich in een bepaalde situatie voordoen en als hij daar doelgericht en doelbewust op inspeelt. Dat gebeurt ter plekke en op het moment zelf: de leraar reageert dan op leerlingen en stimuleert, remt of stuurt de dynamiek van de groep. Maar dat gebeurt ook over een langere periode: de leraar heeft dan inzicht in zijn leerlingen en hun ontwikkeling- en leerprocessen. Hij ontwerpt op basis daarvan een werkbaar programma. Vervolgens ziet de leraar hoe leerlingen en groep aan het werk zijn en hoe zij zich ontwikkelen en stelt hij zijn programma eventueel bij. Deze cyclische opbouw van handelen is kenmerkend voor professionele beroepen en dus ook voor het handelen van de leraar. Het is op te vatten als een basisprogramma van professioneel handelen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 26
Vervolg perspectief 1: bekwaamheid in actie: kenmerkende situaties De praktijk van de leraar is veelomvattend. Om de verschillende facetten van de beroepsuitoefening in beeld te krijgen moet je naar het handelen van de leraar kijken in alle situaties die samen kenmerkend zijn voor het beroep. Perspectief 2: de kwaliteit van het product (de leeromgeving) Er zitten ambachtelijke aspecten aan het werk van de leraar, zoals het ontwerpen van een programma, het maken van lesmateriaal, maar de essentie van het vak is de communicatie over en weer met leerlingen. Het belangrijkste „product‟ dat de leraar maakt is dus de leeromgeving. Die leeromgeving heeft tastbare aspecten als onderwijsprogramma, lesmateriaal, lokaalinrichting en dergelijke. Maar de leeromgeving heeft ook minder tastbare aspecten als de kwaliteit van communicatie over en weer en de sfeer van samenwerken. Kijken naar de kwaliteit van de leeromgeving en het kijken naar de leraar in actie, dat overlapt elkaar voor een deel. In perspectief 2 kijk je echter niet alleen naar de communicatie over en weer van de leraar, maar ook naar de kwaliteit van het werk- en begeleidingsprogramma, de materialen, de evaluaties, de verslaglegging, enzovoorts. Perspectief 3: de bagage, de mentale kant van professioneel handelen Bekwaamheid is één geheel met de persoon. De leraar moet zichzelf dus kennen en kunnen hanteren in de verschillende beroepssituaties. De leraar moet zijn eigen motivatie en inspiratie ook bewust kunnen vertalen naar wat de maatschappij van het beroep verwacht. Vervolgens moet hij daar op een professionele manier vorm aan kunnen geven. Het basisprogramma van professioneel handelen, begint en eindigt bij inzicht in de praktische problemen die zich in de verschillende beroepssituaties voordoen. Je mag van de leraar verwachten dat hij het hoe, wat en waarom van zijn handelen in verschillende kenmerkende situaties onder woorden kan brengen en verantwoorden. Bij die verantwoording kunnen verschillende argumenten een rol spelen: Argumenten op basis van kennis die funderend is voor het beroep (bijvoorbeeld pedagogische kennis, kennis van de ontwikkelingspsychologie en kennis van de schoolvakken en het leren). Argumenten op basis van de praktijkkennis die beschikbaar is in het onderwijs en gedeeld wordt met collega‟s. Argumenten op basis van onderwijskundige en levensbeschouwelijke opvattingen. Reflectieve praktijk Professioneel handelen is in wezen een reflectieve praktijk: de situatie waarnemen en diagnosticeren, doelen stellen, handeling plannen, uitvoeren, evalueren en bijstellen. Bij het onderzoeken van bekwaamheid leg je die weg in een andere volgorde af: je kijkt naar het handelen in de situatie, je beoordeelt de effecten daarvan en naar aanleiding daarvan onderzoek je het hoe, wat en waarom van dat handelen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 27
Uitgegaan wordt van de volgende zeven SBL-competenties: 1. Inter-persoonlijk competent De leraar kan op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie met leerlingen een leef- en werkklimaat realiseren dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken. 2. Pedagogisch competent De leraar kan op basis van kennis van de basisbehoeften en de ontwikkelingsprocessen van leerlingen, voor een bepaalde groep leerlingen een veilige leeromgeving realiseren. 3. Vak en didactisch competent De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken en de leerprocessen die daarvoor nodig zijn voor een bepaalde groep leerlingen een krachtige leeromgeving realiseren. 4. Organisatorisch competent De leraar kan op basis van kennis van verschillende vormen van structuurbehoeften van leerlingen met leerlingen een leef- en werkklimaat realiseren dat voor de leerlingen voldoende overzichtelijk, ordelijk en (leer)taakgericht is. 5. Competent in het samenwerken met collega’s De leraar kan bijdragen aan het realiseren en de ontwikkeling van het pedagogisch / didactische klimaat van de school en de kwaliteit van de werkverhoudingen en de organisatie van de school. 6. Competent in het samenwerken met de omgeving De leraar kan bijdragen aan het realiseren en het ontwikkelen van de samenwerkingsrelatie met mensen en instellingen in de omgeving van de school. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling De leraar kan zijn opvattingen en bekwaamheden ten aanzien van de verschillende aspecten van beroepsuitoefening onderzoeken en ontwikkelen. De opleiding heeft het curriculum zo georganiseerd dat er tot in de kernfase een aanbodgestuurd programma is waarna er in de afstudeerfase sprake is van een student gestuurd programma, gericht op de competenties van de student. De ontwikkeling van die competenties wordt gebruikt als begeleidingsmiddel in het ontwikkelproces en staan steeds centraal in de professionele- en persoonlijke begeleiding (ppb) van de student.
2A.3
Opvattingen over leren en onderwijzen Opleidingsniveaus De SBL-competenties en de Dublin Descriptoren definiëren het eindniveau van de opleiding. Dit is het niveau waaraan de beginnende leraar moet voldoen. Vanuit dit niveau continueren de studenten die wij opleiden, een leven lang leren. De competenties en kwalificaties staan centraal gedurende de hele
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 28
opleiding. Het onderwijsprogramma is zodanig opgebouwd dat de student geleidelijk naar het eindniveau toe werkt. We onderscheiden daarbij vier opleidingsniveaus: opleidingsbekwaam, basisbekwaam, werkplekbekwaam en startbekwaam (=eindniveau). De vier niveaus verschillen wat betreft: Beheersingsniveau (diepgang): Van oriënteren op taken, via het uitvoeren van taken en het kunnen evalueren en aanpassen van processen, naar het maken van keuzes en visieontwikkeling. Verantwoordelijkheid: Geleidelijke toename van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de student envermindering van de begeleiding. Complexiteit: Van gerichtheid op de eigen taak en de gang van zaken binnen de groep, via samenwerking binnen de school, naar het functioneren in de volle breedte van de schoolomgeving. De niveaus zijn richtinggevend voor de opleidingsinhoud (aanbod vanuit de opleiding en keuzeruimte van de student) en bepalen tevens de criteria voor (zelf)beoordeling in de verschillende fasen van de opleiding. Opleidingsbekwaam: De student is opleidingsbekwaam wanneer hij voldoende beeld heeft van de beroepspraktijk om gemotiveerd te kunnen kiezen voor het beroep en hij het niveau van de opleiding aan kan. Basisbekwaam: De student is basisbekwaam wanneer hij over voldoende vakkennis en vaardigheden beschikt om verantwoord les te kunnen geven. Werkplekbekwaam: De student is werkplekbekwaam wanneer hij praktijkervaringen zelfstandig kan analyseren met behulp van theoretische concepten Startbekwaam: De student is startbekwaam wanneer hij een visie op het beroep kan formuleren op grond waarvan hij verantwoorde keuzes maakt en uitvoert. Toetsmodel en didactisch concept Opleiding Leraar Basisonderwijs
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 29
(vh unit Educatie van Hogeschool Drenthe) Didactisch concept Binnen het competentiegericht opleiden hanteren wij een eigen didactisch concept. Dit concept is gebaseerd op het (sociaal) constructivisme. Voor ons staat vast dat deze theorie belangrijke voorwaarden aangeeft voor goed opleiden en leren: Doelgericht leren > dus > studieloopbaanbegeleiding Leren binnen een beroepsgeoriënteerde context > dus > de praktijklijn Leren in samenhang > dus > de themalijn Leren op basis van kennisconstructie > dus > de vakkenlijn Het toetsen neemt binnen dit didactisch concept een vaste plaats in. Er wordt in elke periode getoetst, zoals weergeven in het schema hierboven en in de periode-evaluatie van het onderwijsmodel aan het begin van dit hoofdstuk 2A.2. Leren in de praktijk Onze studenten brengen een groot deel van de opleiding door op de basisschool en wel op de volgende dagen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 30
Praktijkonderzoek “De roep om een onderzoekende houding bij leraren in het basisonderwijs wordt steeds sterker. We verwachten van een moderne leraar een kritische kijk ten aanzien van de eigen beroepsuitoefening. Die leraar moet zichzelf een leven lang blijven ontwikkelen en het eigen onderwijs voortdurend willen verbeteren. De maatschappelijke verwachtingen van wat onderwijs kan bewerkstelligen zijn erg hoog, of het nu gaat om goed rekenen of om goed burgerschap. Tegelijkertijd lijken de verschillen tussen leerlingen alleen maar groter te worden, zowel in hun afkomst, hun intelligentie, de problemen die ze meebrengen en in de te ontwikkelen talenten. De beschikbare kennis vermeerdert zich in hoog tempo en er komen steeds meer (digitale) kennisbronnen bij. Om zich in dit krachtenveld goed staande te kunnen houden, is het voor een leraar nodig om een onderzoekende houding aan te nemen tegenover datgene wat zich in zijn beroepspraktijk aandient.” Citaat uit: Kallenberg, T. (e.a.) (2007). Ontwikkeling door Onderzoek: een handreiking voor leraren. Utrecht: Thieme Meulenhof, p.pp. VI. De SBL-competenties beschrijven enkele vaardigheden van de leraar als educatief onderzoeker en ontwikkelaar (zie competentie 7, over reflectie en ontwikkeling, van Stichting Beroepskwaliteit Leraren, 2004). De leraar basisonderwijs „kan opvattingen en bekwaamheden ten aanzien van de verschillende aspecten van beroepsuitoefening onderzoeken en ontwikkelen.‟ Ofwel: de leraar heeft een kritische onderzoeksinstelling.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 31
Ook de Dublin descriptoren noemen praktijkonderzoek bij het niveau bachelor. Het onderzoek moet gericht zijn op verbetering van de eigen (school)praktijk en een student beheerst onderzoeksmethoden waarmee inzicht verkregen kan worden in relevante onderwijsontwikkelingen, culturele ontwikkelingen en/of maatschappelijke ontwikkelingen.
Onze studenten doen in beginsel praktijkgericht onderzoek dat is gericht op de praktijk van het basisonderwijs. Zij hoeven immers geen competentie als onderzoeker an sich aan te tonen, maar moeten demonstreren dat zij op een systematische en methodologisch verantwoorde wijze kennis kunnen genereren op het gebied van hun professie. Essentieel is dat het niet bij theoretische kennis blijft: studenten leren veruit het best als zij ook zelf onderzoek doen. De essentie van de leerlijn Onderzoeksvaardigheden is dan ook dat de studenten ieder jaar minstens eenmaal zelfstandig een complete onderzoekscyclus doorlopen. Minoren Een minor is een samenhangend keuzeprogramma van 30 ects (een half jaar studie). Met een minor kan een student zich profileren. Wanneer de student het P3-assessment heeft behaald, is aangetoond dat hij/zij werkplekbekwaam is. Rest de fase naar startbekwaam, ter voorbereiding op de carrière als leerkracht of op een (universitaire) vervolgstudie. Deze fase bestaat uit twee minoren, van elke 30 ects. In september óf in februari kan een student met een minor starten. De unit Educatie biedt veertien minoren aan.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 32
Pedagogische en (Open) Vrije minor Er zijn twee typen: de pedagogische minor en de (open) vrije minor. Iedere student voert minstens één pedagogische minor en een minor naar keuze uit en rond deze beide af voor het diploma. Bij voldoende belangstelling worden alle minoren twee keer per jaar aangeboden. De meeste studenten zullen de twee minoren volgen in het laatste jaar van de opleiding. In de minorenkeuzegids staat een verdeling van de minoren en de ECTS-verdeling. Het Meesterstuk: is een presentatie en verdediging over competenties en ervaringen tijdens deze minor en over de ontwikkelingen die de student als juf / meester heeft doorgemaakt. Op dit moment kan de student ten overstaande van twee professionals en andere genodigden bewijzen dat zij/hij startbekwaam is. De Visitekaart: is een presentatie en verdediging van het werk tijdens de minor ten overstaande van twee professionals. In deze presentatie moet duidelijk blijken op welke manier de student zich wil en kan profileren. p.s.: Het Meesterstuk en De Visitekaart schrijven we - vanwege hun belang altijd met hoofdletter. 2A.3.1
Verhouding contacttijd/ zelfstudietijd In de onderwijsvisie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is een actieve studiehouding van de studenten onontbeerlijk. Ter bevordering van een actieve studiehouding van de studenten wordt gestreefd naar een evenwichtig verdeeld en zinvol aantal contacturen (uren waarop de docent en de studenten samen werken). In de verhouding tussen contact en zelfstudietijd is er een opbouw zichtbaar vanuit het eerste naar het vierde studiejaar en wordt er vanuit een situatie met veel begeleiding en ondersteuning in het eerste jaar toegewerkt naar een situatie waarbij de student steeds meer zelfverantwoordelijk is en de aard en hoeveelheid van de contacturen wijzigt.
2A.3.2
De rol en de verantwoordelijkheid van de student Studenten hebben een actieve rol in het onderwijs binnen de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs. Niet alleen doordat ze in het onderwijs in hoge mate zelfstandig en actief informatie verwerven en verwerken, maar ook omdat ze telkens zelfstandig verantwoorde keuzes maken ten aanzien van wat en hoe ze leren en studeren. Het reflecteren op eigen en andermans ervaringen in het basisonderwijs en het met elkaar en met de docenten daarover spreken is erg belangrijk. Door de vorm van praktische vorming en de inrichting van de begeleiding wordt de student gestimuleerd in toenemende mate te reflecteren. De opleiding hecht kwalitatief aan een actieve studiehouding van de student en heeft daartoe een studiehoudingsformulier ontwikkeld waarmee opleidingsdocenten, vanuit de diverse studieonderdelen regelmatig rapporteren aan de studieloopbaanbegeleider (SLB‟er) over de voortgang van de individuele student. Daarnaast wordt met grote regelmaat aan de studenten
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 33
gevraagd een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en de evaluatie van het onderwijs. Dit gebeurt met het oog op directe en indirecte kwaliteitsverbetering. 2A.3.3
De rol en de verantwoordelijkheid van de docent De visie op leren en onderwijzen evenals de didactische principes vragen om een bepaalde rol en verantwoordelijkheid van de docent. Veel meer dan in het klassieke instructiesysteem waarbij de docent vooral een lesgevende taak heeft in de zin van kennisoverdracht, is de docent begeleider van het leerproces. In deze rol van begeleider fungeert de docent veelal als ontwikkelaar van onderwijsleermateriaal, als stimulator van het leerproces en als procesbewaker.
2A.4
Studeerbaarheid De opleiding probeert het programma zo studeerbaar mogelijk te maken en te houden. Regelmatige besprekingen tussen studenten (vertegenwoordiging) en medewerkers levert eveneens het nodige inzicht in de verschillende aspecten van de studeerbaarheid op . Een HBO-studie vraagt een grote zelfstandigheid van de student. Het houdt bijvoorbeeld in dat de student zelf de discipline moet opbrengen om zijn tijd goed in te delen. Zelfstandigheid, initiatief, inzet en planning zijn voor een goed studieverloop even belangrijk als intelligentie. Bij een goede studieplanning en de juiste vooropleiding is er naast de studie (voltijdse-opleiding) nog voldoende tijd voor hobby‟s en bijbaantjes.
2A.5
European Credit Transfer System De opleiding hanteert het European Credit Transfer System of kort ECTS. In dit systeem staat 1 european credit voor 28 studiebelastingsuren (sbu). De gehele studielast van een student wordt uitgedrukt in ec-punten (of ects).
2A.6
Bindend studieadvies (BSA) Stenden Hogeschool en dus ook de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs hanteert het Bindend Studieadvies (BSA). Vóór het einde van het eerste inschrijvingsjaar moet je in het bezit zijn van een voorwaardelijk positief studieadvies. Bij een negatief BSA kan de opleiding niet aan Stenden Hogeschool worden vervolgd. De propedeuse moet binnen twee jaar worden behaald. Daarvoor moeten alle onderdelen van de propedeuse met een voldoende zijn afgesloten. Voor de voorwaarden voor een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar verwijzen we je naar de studiegids 2010-2011. Pabo-verkort en bindend studieadvies Het Bindend Studieadvies is voor de opleiding Pabo-verkort niet van toepassing.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 34
2A.7
Veranderen van opleiding binnen Stenden Hogeschool Als een student binnen Stenden Hogeschool van opleiding wil veranderen, moet de student zich eerst op de andere opleiding oriënteren. De student neemt daartoe contact op met de SLB‟er, decaan of met de fasecoördinator van het desbetreffende studiejaar.
2A.8
Kosten Collegegeld Het collegegeld volgens de rijksregeling 2011-2012 bedraagt € 1713,voor de voltijdse opleiding. Kosten voor studiematerialen In het propedeusejaar zijn de kosten voor de aanschaf van boeken ongeveer € 700,-. In de hoofdfase zijn de kosten voor de aanschaf van boeken beduidend lager in verband met het gebruik ervan gedurende meerdere studiejaren . De aanschaf van boeken vindt plaats na overleg met docenten. De OWP stelt een maximale hoeveelheid aan studiemateriaal ter beschikking: literatuur, methoden, onderwijsleermiddelen, realia, en dergelijke. Specifieke kosten Verder zijn er ook specifieke kosten per studiejaar. Per locatie worden deze kosten gespecificeerd en verantwoord. Ga uit van een bedrag tussen de € 150,- en € 300,-.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 35
2B
Onderwijsinhoud
2B.1
Vierjarige voltijdopleiding
2B.1.1
Inleiding De studie aan de pabo is in 4 jaar af te ronden. De opleiding is verdeeld in 2 fasen: de propedeutische fase (leerjaar 1); de hoofdfase (leerjaar 2 en 3) en de afstudeerfase (leerjaar 4) In onderstaand schema vind je het programma in een notendop.
Je krijgt geen voorgebakken programma met vaststaande vakken. Wel staat de jaarindeling vast. In het schema vind je weerslag van een half jaar. Een half jaar bestaat uit twee perioden van tien weken. In elke periode staan stage en studieloopbaanbegeleiding rond één thema centraal. 2B.1.1.1 Het jaarrooster De roosters zullen per week verschillend zijn. Dit is afhankelijk van een aantal zaken zoals: stage, het thema en de leervragen. Aan het begin van het studiejaar ontvangen jullie het jaarrooster, het rooster voor de periode met bijbehorende aanvangstijden. Het jaarrooster is gebaseerd op de Jaarplanning 2010-2011 van Stenden Hogeschool. Lesurentabellen van Emmen, Assen en Meppel Lesuur Emmen 1e uur 08.30 – 09.15 2e uur 09.15 – 10.00 Pauze 3e uur 10.15 – 11.00 4e uur 11.00 – 11.45 5e uur 11.45 – 12.30 6e uur 12.30 – 13.15 7e uur 13.15 – 14.00
Lesuur 0e uur 1e uur 2e uur 3e uur 4e uur 5e uur
Assen 08.30 – 09.15 – 10.00 – Pauze 11.00 – 11.45 – Pauze 13.00 –
09.15 10.00 10.45
Lesuur 1e uur 2e uur 3e uur
11.45 12.30
4e uur 5e uur
13.45
6e uur
Meppel 08.30 – 09.15 09.15 – 10.00 10.00 – 10.45 Pauze 11.00 – 11.45 11.45 – 12.30 Pauze 13.00 – 13.45
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 36
8e uur
14.00 Pauze 9e uur 15.00 10e uur 15.45 11e uur 16.30 12e uur 17.15 2B.1.2
– 14.45
6e uur
– – – –
7e uur 8e uur 9e uur
15.45 16.30 17.15 18.00
13.45 Pauze 14.45 15.30 16.15
– 14.30 – 15.30 – 16.15 – 17.00
7e uur
13.45 Pauze 8e uur 14.45 9e uur 15.30 10e uur 16.15
– 14.30 – 15.30 – 16.15 – 17.00
Tweede studiejaar De studiegids is een vervolg op de opleidingsgids die je vorig jaar hebt ontvangen. In onderstaand schema vind je het programma in een notendop.
Je krijgt geen voorgebakken programma met vaststaande vakken. Wel staat de jaarindeling vast. In het schema vind je weerslag van het hele jaar. Een half jaar bestaat uit twee perioden van tien weken. In elke periode staan stage en studieloopbaanbegeleiding rond één thema centraal. Zoals je ziet in dit schema sluit je het eerste half jaar (thema 5 “Omgaan met verschillen”) af met een 360 graden feedback. Gedurende het tweede half jaar, wanneer je kunt aantonen dat je de competenties die horen bij het tweede studiejaar voldoende beheerst (je bent basisbekwaam) doe je het assessment. Dit bestaat uit een Criterium Gericht Interview en een praktijkassessment. Het schema ziet er zeer technisch uit. Na bestudering zie je een aantal elementen zoals POP, stage, thema, portfolio en studieloopbaanbegeleiding. 2B.1.2.1 In het kort: POP Staat voor persoonlijk ontwikkelplan, waaraan je blijft werken. Stage Is nog steeds heel belangrijk. Je vult hem in op basis van jouw POP. Je gaat van 1 dag in de week in het eerste studiejaar, nu anderhalve dag per week stagelopen. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) Je wordt zowel in een groep als individueel begeleid door een docent (de studieloopbaanbegeleider). Thema In tegenstelling tot wat je gewend was in het eerste jaar duurt een thema nu twee perioden. Zo kun je extra verdiepend bezig zijn met de
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 37
inhoud van de thema‟s. De beide thema‟s tijdens het tweede studiejaar zijn “Omgaan met verschillen”en “Een krachtige leeromgeving”. Zoals je ziet, zijn beide thema‟s sterk pedagogisch geladen. Het kind in jouw stagegroep staat voortdurend centraal. Wederom is er per thema een themaboek beschikbaar, soms in papieren versie, en later in je studie alleen op Blackboard. Portfolio Hierin verzamel je de bewijsstukken voor de zaken (competenties) die je hebt geleerd, die je beheerst. Vak Naast het thema wordt een vakkenlijn aangeboden. De inhoud is te vinden op Blackboard. Kwaliteitsbewaking Tot slot zijn er toetsen, 360° feedback en het assessment. Deze hebben tot doel om jouw voortgang vast te stellen. Jaarrooster Aan het begin van het studiejaar ontvangen jullie het jaarrooster, het rooster voor de periode met bijbehorende aanvangstijden. Het jaarrooster is gebaseerd op de Jaarplanning 2011-2012 van Stenden Hogeschool. In het jaarrooster vind je stages, de vakanties en de toetsweken. Het jaarrooster en de weekroosters zullen in september ook te vinden zijn op Blackboard. De roosters zullen per week verschillend zijn. Dit is afhankelijk van een aantal zaken zoals: stage, het thema en de leervragen. 2B.1.2.2 Studiepunten De studiepunten worden toegekend aan studieonderdelen via het in Europa afgesproken ECTS-norm (European Credit Transfer System). Dit betekent dat je in een volledig studiejaar 60 studiepunten kunt halen. Elke studiepunt vertegenwoordigt een studielast van 28 klokuren, ook wel studiebelastingsuren (SBU) genoemd. In die SBU is alle studietijd berekend: contacturen, begeleiding, les, colleges, huiswerk en het uitvoeren van opdrachten in een groep of op stage. Globale studiepuntenverdeling voor tweede studiejaar Je wordt deels beoordeeld op je inspanningen en deels op het resultaat. Je best doen is niet altijd voldoende voor een goed resultaat. Bij inspanningen wordt beoordeeld of je aanwezig bent, meedoet aan opdrachten, voorbereidingen maakt voor opdrachten en lessen. Bij resultaat wordt bekeken of je voldoet aan de gestelde eisen, weergegeven in criteria en/of competenties met gedragindicatoren. Zo kan je stage voldoende zijn op basis van inspanningen, maar kun je in het assessment niet aantonen dat je de relevante competenties beheerst. Zonder resultaat kun je niet slagen voor de opleiding. De exacte verdeling van de studiepunten wordt in de eerste studieweek uitgereikt aan de studenten op de locaties. 2B.1.2.3 Stage
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 38
Doel van de stage Stage is een onmisbaar onderdeel van het onderwijsprogramma. Een groot deel van de opleidingstijd wordt gereserveerd voor stage. Het is namelijk dé gelegenheid om in de praktijk, op de werkplek, te leren. In het eerste jaar van de opleiding was het belangrijk om te ontdekken of je de juiste beroepskeuze hebt gemaakt. Tijdens je tweede studiejaar moet je een stap gaan maken naar basisbekwaamheid. Je kunt lessen geven in zowel de onder-, midden- als bovenbouw van de basisschool. Ook ben je in staat zelfstandig delen van de dag te kunnen „draaien‟. De competenties en de indicatoren voor het tweede studiejaar, en je persoonlijke leervragen spelen daarbij een belangrijke rol. Een student die aan deze competenties voldoet en een intrinsieke motivatie voor het beroep laat zien, zal gedurende dit studiejaar het assessment afronden met een voldoende en door kunnen stromen naar fase 2 van de opleiding. Stage is dus belangrijk, maar het is ook boeiend, leerzaam en leuk! Stage tijdens het tweede studiejaar Het tweede studiejaar bestaat uit vier opleidingsperioden van elk tien weken. Je loopt in deze fase van je opleiding vier keer stage; de stage onderbouw, de stage middenbouw, de stage bovenbouw en een stage naar jouw keuze (binnen het primair onderwijs) of bindend advies van jouw SLB‟er. Het kan zijn dat stageperioden anders verlopen. Dat gebeurt vaak omdat het in de praktijk van de stageschool anders loopt. Dat is geen probleem. Wel dien je aan het eind van fase 1 stage te hebben gelopen in alle bouwgroepen. De plaatsing van de stage Die wordt in principe uitgevoerd door de stagecoördinator. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met jouw wensen en mogelijkheden en die van de stagescholen. Als voltijdstudent word je geplaatst in de regio waar je woont. In principe kiezen we ervoor om twee studenten (of een veelvoud van twee) per stageschool stage te laten lopen. Een leerkracht moet immers kunnen samenwerken en het werken in tweetallen heeft een positief effect op het leerproces. De studenten kunnen dan gezamenlijk activiteiten in het kader van het thema uitvoeren en hebben de mogelijkheid om met elkaar ervaringen uit te wisselen. De ene student doet ervaring op in bijvoorbeeld de onderbouw, terwijl de andere student in de bovenbouw bezig is. De begeleiding in de stage Bij de stage en de stagebegeleiding zijn verschillende personen betrokken: de student, de studieloopbaanbegeleider en de mentor. Vanuit de opleiding word je begeleid door een studieloopbaanbegeleider. Hij onderhoudt ook de contacten tussen de opleiding en de stagescholen en is het vaste aanspreekpunt voor mentoren van de scholen en voor jou als stagiair. Hij is in alle gevallen de eindverantwoordelijke voor het begeleidingsproces. Bovendien draagt hij de verantwoordelijkheid voor het leerproces van de student en stimuleert het reflectief vermogen van de student door middel van individuele gesprekken en groepsgesprekken tijdens bezoeken op de basisschool en de tijdens de studieloopbaanbijeenkomsten (het zogenaamde Janusoverleg). De belangrijkste taken voor de studieloopbaanbegeleider zijn dus aan de ene kant het begeleiden van de student bij de vraag „Hoe kan ik mijn
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 39
eigen leerproces (in de stage) sturen?‟ en aan de andere kant het beoordelen van het leerproces van de student. De mentor is degene die de directe begeleiding op de stageschool op zich neemt. Hij ziet de student in zijn dagelijks functioneren in de stage. Hij is dan ook de aangewezen persoon om feedback te geven op alle activiteiten van de student. De mentor houdt contact met de studieloopbaanbegeleider over de stage van de student. In 2011-2012 is een aantal besturen in overleg met de Pabo begonnen met het begeleiden van tweedejaarsstudenten in de school. De zgn. Opleider in de School zal dan een belangrijke taak krijgen in het coachen van de student op de stageschool. De studieloopbaanbegeleider zal dan een deel van de begeleiding overlaten aan de Opleider in de School. Studenten die dit betreffen horen dit van hun studieloopbaanbegeleider. 2B.1.2.4 Studieloopbaanbegeleiding Je persoonlijke coach In het vorige hoofdstuk heb je onder het kopje „De begeleiding in de stage‟ al iets over de studieloopbaanbegeleiding kunnen lezen. In dit hoofdstuk lees je meer over dit onderwerp. Je wordt tijdens je hele studie goed begeleid. Een docent (de zogenaamde studieloopbaanbegeleider) begeleidt een groep studenten individueel op de stage en per groepje in hun opdrachten. Hij is dus jouw persoonlijke coach en houdt je leerproces in de gaten. Daarnaast is de studieloopbaanbegeleider een assessor die bij andere studenten het assessment afneemt. Hij is de centrale persoon in de begeleiding van het leren van de student. Het Janusoverleg In het oude Romeinse polytheïstisch godendom stond de god Janus symbool voor het begin en het einde. Hij was een van de oudste goden en werd voorgesteld door een persoon met twee hoofden die elk een andere richting uit keken. Het Janusoverleg wordt zo genoemd omdat, net zoals de Januskop, naar twee kanten wordt gekeken. Aan de ene kant wordt er gekeken naar de praktijk van het beroep leraar basisonderwijs en aan de andere kant naar hoe je dat in de vingers krijgt. Dus wat je aan competenties moet verwerven (wat je moet leren en oefenen). Je doet het Janusoverleg iedere week en je zit in een vaste groep van studenten en, zoals je hier boven al hebt gelezen, ben je gekoppeld aan een vaste studieloopbaanbegeleider. Tijdens het Janusoverleg verleent je begeleider ondersteuning bij de voorbereiding van het onderwijswerk en er wordt gereflecteerd op de praktijkervaring. Groepsbegeleiding Tweewekelijks wordt er ook een klassenvergadering gehouden. Het doel hiervan is: je bij de opleiding te betrekken; je laten ervaren dat onderwijs mensenwerk is en dat het maakbaar en veranderbaar is; je vergadertechnieken bijbrengen; je interesseren voor en informeren over onderwijsactualiteiten; je verschillende competenties bijbrengen. Er wordt een korte training vergadertechnieken verzorgd en de studenten worden na deze training door de studieloopbaanbegeleider tijdens de vergadering bestudeerd. Hij beoordeelt de student in het
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 40
periode-eindgesprek als voorzitter en notulist. Dit doet hij door aan de hand van een aantal beoordelingspunten aan te geven hoe de student in de klassenvergadering functioneert. 2B.1.2.5 Werken met portfolio en persoonlijk ontwikkelingsplan Competentiegericht werken vraagt een andere manier van begeleiden en toetsen. Je gaat vanaf dag één werken met een portfolio en schrijft persoonlijke ontwikkelingsplannen om doelgericht met je eigen professionele ontwikkeling bezig te zijn. Het portfolio Het portfolio is een middel om je te begeleiden bij je ontwikkeling naar een goede leraar. Je verzamelt bewijslast om te laten zien aan welke competenties je al hebt voldaan. Het gaat hierbij vooral om het zichtbaar maken van je eigen groei en ontwikkeling. Verder reflecteer je in het portfolio op je sterke en zwakke punten, beschrijf je waarom je bepaalde keuzes maakt en hoe je leerprocessen verlopen. Een belangrijk onderdeel van je portfolio zijn de vakdossiers. In de vakdossiers laat je zien dat je vakspecifiek competent bent. Inhouden van het vakdossier kunnen zijn: bestudeerde literatuur, lessen op de basisschool, gevolgde colleges, handouts van colleges, lessencycli, leerlijnen, foto‟s, video‟s, methodeonderzoek, uitslagen van toetsen, beoordelingen van lesmateriaal, eigen lesmateriaal, werkbladen. Vakdocenten, studieloopbaanbegeleiders en assessoren hebben toegang tot het vakdossier. Je kunt ook andere studenten en mentoren toegang geven tot je portfolio. Op die manier geef je inzage in je competenties van de verschillende vakken. Er zijn vakdossiers voor taal, rekenen, wereldoriëntatie (tijd, ruimte en natuur), kunstzinnige vorming (drama, muziek en beeldende vorming), schrijven, media-educatie, cultuureducatie, bewegingsonderwijs en levensbeschouwelijke vorming. Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) Het POP maakt deel uit van je portfolio. Het vormt een hulpmiddel om te komen tot groei. In je POP probeer je je eigen ontwikkeling te „sturen‟ door van tevoren te bedenken waaraan je in de komende periode wilt gaan werken in je stage en in de opleiding. Je gaat dus doelgericht aan het werk met je eigen professionele groei. Daarbij probeer je, samen met je studieloopbaanbegeleider, verschillende binnen- en buitenschoolse leerervaringen met elkaar te verbinden en zo effectief mogelijk te maken. In je POP reflecteer je op behaalde en niet behaalde competenties. Tijdens je studie zal het POP steeds worden bijgesteld op basis van ervaringen, zelfevaluaties en beoordelingen. Het POP is dus een ontwikkelinstrument en wordt elke periode aangepast. 2B.1.2.6 Beoordeling en beoordelingsmomenten Ook dit studiejaar bepaal je zelf welke specifieke punten je aandacht verdienen: je bepaalt je eigen doelen. Verder hebben we algemene competenties en vakspecifieke competenties vastgesteld waaraan je aan moet voldoen op geijkte momenten tijdens de studie. Deze doelen en competenties zijn jouw rode draad van de studie. 360° feedback
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 41
Aan het eind van het eerste thema (na een half jaar) is er een beoordelingsmoment. Na het eerste thema gebeurt dit met behulp van een digitale 360° feedback methode. Dat is een methode die inzichtelijk maakt hoe iemand zelf vindt dat hij functioneert en hoe anderen dat waarnemen. Een aantal personen vult digitaal een vragenlijst over het functioneren van de student in. De studieloopbaanbegeleider bepaalt in overleg met de student wie als respondent mee gaat doen aan de 360° feedback. In principe zijn dit de mentor(en), de medestudent op de stageschool, de studieloopbaanbegeleider zelf en eventueel in overleg een docent van de opleiding die veel gewerkt heeft met de student in de themaweken. De student en de studieloopbaanbegeleider worden op de hoogte gesteld van de uitkomsten van de 360° feedback. Naar aanleiding hiervan wordt ter afronding van de periode een voortgangsgesprek gehouden waarin wordt ingegaan op de uitkomsten van de 360° feedback en de studievoortgang. Uit dit voortgangsgesprek komt naar voren wat al goed gaat en wat duidelijke ontwikkelpunten voor het vervolg van de opleiding zijn. Deze neem je vanzelfsprekend op in je volgende POP. Assessment en assessmentportfolio Tijdens het tweede halfjaar wordt er een zogenaamd assessment afgenomen. Dit bestaat uit twee onderdelen: het Criterium Gericht Interview (CGI) en een praktijkassessment. Tijdens het CGI moet de student middels zijn portfolio laten zien dat hij de algemene competenties en de vakspecifieke competenties kan bewijzen voor het niveau Basisbekwaam. Het praktijkassessment wordt afgenomen door een assessor. Dit kan een studieloopbaanbegeleider van een andere groep zijn en/of een veldassessor. Om aan het assessment deel te mogen nemen moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: propedeuse behaald; thema 5 afgerond; studieloopbaanactiviteiten t/m de derde periode voldoende; stage voldoende tot en met periode 3; portfolio actueel en volledig; vakdossiers Taal en Rekenen up to date. De richtlijnen met betrekking tot de uitvoering van het assessment worden voor de afname bekend gemaakt aan de studenten. De uitkomsten van het assessment kunnen leiden tot duidelijk omschreven ontwikkelpunten. Praktijkonderzoek Hogescholen zijn steeds meer gaan letten op de beroepsbekwaamheden van hun afstudeerders. Wat maakt een HBO-opgeleide tot een professional en waarin onderscheidt hij of zij zich van een routineprofessional op MBO-niveau? Een leraar die professioneel handelt herken je aan de wijze waarop deze problemen signaleert, analyseert, aanpakt en oplost. Een leraar moet dus beschikken over praktische onderzoeksvaardigheden. Een leraar kan zijn kennis uit de onderwijswetenschappen benutten en op basis daarvan oplossingen ontwerpen en evalueren.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 42
Als student - leraar kun je in dit leerarrangement oefenen met deze vaardigheden. Je leert door te onderzoeken niet alleen meer over je onderwerp, je ontwikkelt ook een onderzoekende en kritische houding. Een onderzoek wat serieus is uitgevoerd kan er toe leiden dat je een behaalde competentie kunt bewijzen. 2B.1.3
Derde studiejaar Sinds enkele jaren is het accent van het opleiden in de tweede fase van de opleiding verschoven van de opleiding naar het werkveld; je leert het vak van basisschoolleraar in toenemende mate op de werkplek. Hiermee is de invloed van het werkveld op de opleiding vergroot en is er sprake van opleiden in samenhang. Niet de pabo dicteert wat er geleerd moet worden, maar er is een nauw samenspel tussen de basisschool, de student en de pabo. Door goede samenwerking wordt duidelijk waar de behoeften liggen. De toekomstige leraar basisschool, jij dus, wordt hiermee beter op het beroep voorbereid voor de school en het onderwijs van morgen. Door het competentiegericht opleiden ontstaan vaker individuele routes en komen opdrachten vanuit de pabo steeds meer op de achtergrond. De wederzijdse beïnvloeding van opleiding en werkveld krijgt duidelijk gestalte in de samenwerking tussen de docent die de opleiding in de opleidingsschool vertegenwoordigt en de opleider in de school, die voor het begeleiden van studenten aangesteld is. Deze ontwikkeling sluit erg goed aan bij het vernieuwde curriculum op de opleiding en op recente ontwikkelingen in het onderwijs. Tijdens het eerste studiejaar, is de invloed en de begeleiding vanuit de opleiding nog intensief. Daarna neemt die af ten behoeve van een intensivering ervan vanuit het werkveld. Je wordt kwalitatief beter voorbereid op de huidige en toekomstige situatie in het werkveld; Vanuit studenten en begeleiding van de opleiding wordt vernieuwing en kennisoverdracht gestimuleerd in het werkveld; Je bent breed (ook buiten de klas) inzetbaar; Je werkt in teamverband; Je werkt aan ontwikkelvragen van het werkveld; Je werkt met behulp van een Persoonlijk Ontwikkelplan aan je competenties. Een opleidingsschool (OLS) moet aan enkele voorwaarden voldoen: Er moet een opleider in de school (OIDS) aanwezig zijn. Dit is een teamlid dat de competentiegerichte coachingscursus met goed gevolg heeft afgerond; Er moet werkruimte en faciliteiten zijn, zodat de studenten ook buiten de klas kunnen werken; De school heeft ontwikkelingsvragen die door studenten uitgevoerd kunnen worden. Hogescholen zijn steeds meer gaan letten op de beroepsbekwaamheden van hun afstudeerders. Wat maakt een HBO-opgeleide tot een professional en waarin onderscheidt hij of zij zich van een routineprofessional op MBO-niveau? Een leraar die professioneel handelt herken je aan de wijze waarop deze problemen signaleert, analyseert, aanpakt en oplost. Een leraar moet
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 43
dus beschikken over praktische onderzoeksvaardigheden. Een leraar kan zijn kennis uit de onderwijswetenschappen benutten en op basis daarvan oplossingen ontwerpen en evalueren. Als student - leraar kun je in dit leerarrangement oefenen met deze vaardigheden. Je leert door te onderzoeken niet alleen meer over je onderwerp, je ontwikkelt ook een onderzoekende en kritische houding. Een onderzoek wat serieus is uitgevoerd kan er toe leiden dat je een behaalde competentie kunt bewijzen. Door middel van een convenant tussen het schoolbestuur en de Stenden Hogeschool (voormalig Hogeschool Drenthe) is de intentie tot samenwerking vastgelegd. Wanneer een school weinig ruimte heeft om studenten op te nemen kan er met een andere school worden samengewerkt. Voorwaarden voor de student om in een opleidingsschool te kunnen werken zijn: 1. Het hebben van een propedeuseverklaring; 2. Een positief afgesloten assessment aan het eind van de eerste studiefase (pabo 2). Het jaar is ingedeeld in twee semesters. Gedurende het eerste semester werk je een periode in de onderbouw (groep 1 t/m 4) en een periode in de bovenbouw (groep 5 t/m 8). Aan het eind van het eerste semester maak je jouw keuze en werk je vervolgens in het tweede semester alleen nog in de bouw van je voorkeur. Ook in het derde jaar werk je competentiegericht. De leertrajecten krijgen meer een individueel karakter. De ontwikkelpunten worden voor iedere periode vastgelegd in het Persoonlijk OntwikkelPlan (POP). Nadat dit met de begeleiding besproken en vastgesteld is, wordt er gedurende een afgesproken tijd aan gewerkt, waarna een evaluatie volgt. Competenties waaraan nog gewerkt moet worden gaan mee naar de volgende periode. Assessment en assessmentportfolio Aan het einde van het derde jaar wordt het assessment “Werkplekbekwaam” afgenomen. Het assessment bestaat uit een presentatie en een interview met twee assessoren, meestal een opleidingsdocent en een veldassessor. Tijdens het assessment presenteert de student zich aan de hand van zijn portfolio en laat hij zien dat hij de algemene competenties en de vakspecifieke competenties kan bewijzen voor het niveau Werkplekbekwaam. Om aan het assessment deel te mogen nemen moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: P2 geheel afgerond; thema‟s 7, 8 en 9 afgerond; studieloopbaanactiviteiten t/m de derde periode voldoende; stage voldoende tot en met periode 3; portfolio actueel en volledig; vakdossiers Taal en Rekenen up to date; pedagogiek t/m thema 9 voldoende; lessen behorend bij de expertvakken zijn gegeven en voldoende beoordeeld.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 44
De richtlijnen met betrekking tot de uitvoering van het assessment worden voor de afname bekend gemaakt aan de studenten. De uitkomsten van het assessment kunnen leiden tot duidelijk omschreven ontwikkelpunten. Bij een voldoende resultaat ben je klaar om het vierde studiejaar in te gaan. 2B.1.3.1 Het jaarrooster In het jaarrooster vind je terug wanneer je op de opleiding themaweken hebt en wanneer je naar de opleidingsschool gaat. De weken op de opleidingsschool bestaan uit dagen op de basisschool en een terugkomdag op de opleiding. De roosters zullen per week verschillend zijn. Dit is afhankelijk van een aantal zaken zoals: stage, het thema en de leervragen. Aan het begin van het studiejaar ontvangen jullie het jaarrooster, het rooster voor de periode met bijbehorende aanvangstijden. Het jaarrooster is gebaseerd op de Jaarplanning 2011-2012 van Stenden Hogeschool. Van de OLS-weken dat je in de opleidingsschool bent, sta je minimaal twee dagen voor de klas. Daarnaast wordt één dag gebruikt voor je lesvoorbereidingen, het werken aan de expertgebieden en aan het praktijkonderzoek in teamverband, als bijdrage aan de schoolontwikkeling. Een halve dag in de week wordt onder leiding van je opleider in de school (coach) besteed aan een teamvergadering, waarbij wekelijks en op toerbeurt vakliteratuur aan de orde komt ter ondersteuning van je steeds beter professioneel functioneren in de klas en daarna aan intervisie. De opleider in de school komt af en toe bij je in de klas kijken en geeft je feedback naar aanleiding van persoonlijke ontwikkelpunten in je digitaal portfolio. De overige tijd die nog overblijft besteed je aan zelfstudie: het SMART formuleren van ontwikkelpunten uit je POP en het reflecteren op ontwikkelpunten waaraan je gewerkt hebt, het voorbereiden op de komende week, al dan niet aan de hand van opdrachten vanuit de pabo, en het bijhouden van de bewijsvoering van je competenties in je portfolio. In principe ben je dus gedurende vier dagen op de opleidingsschool. Soms is het echter zinvol om buiten de opleidingsschool voorbereidingen te treffen. Overleg dit altijd met je opleider in de school. Van het stramien zoals hierboven beschreven is, kan afgeweken worden in overleg met de opleider in de school en de studieloopbaanbegeleider vanuit de opleiding, die aan jouw opleidingsschool is verbonden. 2B.1.3.2 Studiepunten De studiepunten worden toegekend aan studieonderdelen via het in Europa afgesproken ECTS-norm (European Credit Transfer System). Dit betekent dat je in een volledig studiejaar 60 studiepunten (EC‟s) kunt halen. Elke studiepunt vertegenwoordigt een studielast van 28 klokuren, ook wel studiebelastingsuren (SBU) genoemd. In die SBU is alle studietijd berekend: contacturen, begeleiding, les, colleges, huiswerk en het uitvoeren van opdrachten in een groep of op stage. Globale studiepuntenverdeling voor studiejaar 3
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 45
Je wordt deels beoordeeld op je inspanningen (I) en deels op het resultaat (R). Je best doen is niet altijd voldoende voor een goed resultaat. Bij inspanningen wordt beoordeeld of je aanwezig bent, meedoet aan opdrachten, voorbereidingen maakt voor opdrachten en lessen. Bij resultaat wordt bekeken of je voldoet aan de gestelde eisen, weergegeven in criteria en/of competenties met gedragindicatoren. Zo kan je stage voldoende zijn op basis van inspanningen, maar kun je in het assessment niet aantonen dat je de relevante competenties beheerst. Zonder resultaat kun je niet slagen voor de opleiding. De exacte verdeling van de studiepunten wordt in de eerste studieweek uitgereikt aan de studenten op de locaties. 2B.1.3.3 De thema’s Ook in fase 2 wordt er thematisch gewerkt. De opbouw van de thema‟s is anders ingericht dan in fase 1. In de thema‟s worden verschillende werkvormen gehanteerd. Je neemt de opgedane kennis mee naar de opleidingsschool en vanuit de themaweken krijg je opdrachten mee die in de school uitgevoerd moeten worden. Het thema wordt inhoudelijk versterkt door (werk)colleges, excursies en opdrachten. Thema 7: verschillen in leeftijd - jongere en oudere kind Studenten verdiepen zich gedurende twee themaweken in de onder- en bovenbouw van de kinderen van de basisschool. Inhouden: ontwikkelingspsychologie leef- en belevingswereld ontwikkelings- en opvoedingstheorieën onderwijskundige visies speciale kleuterdidactiek 2.2.11 Ik kan van elk kind in zijn groep beschrijven hoe het zich ontwikkelt op sociaal-emotioneel en moreel gebied en hoe ik die ontwikkeling probeer te bevorderen en kan dit aantonen 2.2.12 Ik kan van elk kind in zijn groep beschrijven hoe het zich ontwikkelt op fysiek, gebied en hoe ik die ontwikkeling probeer te bevorderen en kan dit aantonen 2.3.3 Ik ben vertrouwd met de leefwereld van basisschoolkinderen, hun basisbehoeften, hun verwachtingen, met de culturele bepaaldheid daarvan, en ik weet hoe ik daarmee om kan gaan en kan dit aantonen 2.3.4 Ik ben bekend met het globale verloop van de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van basisschoolkinderen, met de problemen die zich daarbij kunnen voordoen en ik weet hoe ik daarmee om kan gaan en kan dit aantonen 2.3.5 Ik ben bekend met ontwikkelings- en opvoedingstheorieën van het jonge en oudere kind, ik ben vertrouwd met verschillende opvoedingspraktijken en met de culturele bepaaldheid daarvan; dit alles met name in hun consequenties voor het onderwijs en voor mijn doen en laten als leraar en kan dit aantonen Thema 8: Uitgaan van verschillen Studenten verdiepen zich in het zorgsysteem van het primair onderwijs, het maken van handelingsplannen en het leerlingvolgsysteem.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 46
Inhouden: belemmeringen in ontwikkeling leerproblemen algemeen en per vakgebied leerlingvolgsysteem toetsing handelingsplannen 2.2.6 Ik vorm me een goed beeld van het sociale klimaat in een groep, van het individuele welbevinden van de kinderen en van de vorderingen die zij maken op het gebied van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid en kan aantonen dat ik dat doe. 2.2.10 Ik signaleer problemen en belemmeringen in de sociaalemotionele en morele ontwikkeling van leerlingen en stel, eventueel samen met collega‟s een passend plan van aanpak of benadering op en kan aantonen dat ik dat gedaan heb. 3.6.5 Ik kan mijn eigen handelen en keuze van leermiddelen en activiteiten bijstellen op grond van de leerresultaten van de kinderen en kan dit aantonen. 3.7.2 Ik help kinderen hun concentratie te ontwikkelen door aanpassing van taakomvang, het wegnemen van storende prikkels en toepassing van regelmaat in taakuitvoering en kan dit aantonen. 5.2.3 Ik houd een, in het team geaccepteerd, leerlingvolgsysteem bij en kan dit aantonen. Thema 9: Onderwijs ontwerpen (9a) en klassenmanagement (9b) Studenten kunnen passend onderwijs ontwerpen en weten klassenmanagement zo in te zetten dat dit ten dienste staat van het kind en het onderwijsleerproces. Inhouden: (9a) werkvormen leerstijlen multimedia methodes leerlijn/tussendoelen/kerndoelen 3.1.10 Ik kan hele lesweken plannen, uitvoeren en evalueren en kan dit aantonen. 3.5.5 Ik pas afwisselende werkvormen toe om tegemoet te komen aan verschillende leerstijlen en kan dit aantonen. 3.5.6 Ik pas afwisselende opdrachtvormen toe om tegemoet te komen aan verschillende leerstijlen en kan dit aantonen. 4.2.5 Ik kan multimediale leeromgevingen ontwerpen en inrichten en kan dit aantonen. Inhouden: (9b) leiding geven orde en gedrag conflictbemiddeling zelfstandigheid en verantwoordelijkheid differentiatie en evaluatie 1.1.9 Ik kan bemiddelen in conflicten en kan dit aantonen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 47
1.2.9 Ik zorg voor inhoudelijke inbreng van de leerlingen in de klas en kan dit aantonen. 1.2.16 Ik houd rekening met cultuurverschillen bij mijn persoonlijke benadering van leerlingen en kan dit aantonen. 2.1.4 Ik draag taken over aan leerlingen: van karweitjes tot het leiden van een kringgesprek en kan dit aantonen. 2.1.5 Ik help leerlingen om zelfstandig en verantwoordelijk te worden in relatie tot hun leertaken en kan dit aantonen. 3.5.4 Ik houd rekening met psychische en karakterverschillen bij de indeling van groepen en het geven van opdrachten en kan dit aantonen. 3.5.7 Ik kan verantwoorden waarom ik homogene of heterogene groeperingvormen toepas en kan dit aantonen. 3.6.4 Ik kan mijn eigen handelen en keuze van leermiddelen en activiteiten bijstellen op grond van evaluatie tijdens de les en kan dit aantonen. 4.1.6 Ik schakel leerlingen in bij de uitvoering van de organisatie en kan dit aantonen. Thema 10: Vestigingsspecifiek 2.3.1 Ik kan verschillende onderwijskundige informatiebronnen noemen die ik gebruik in het kader van mijn beroep en kan dit aantonen. 3.8.2 Ik gebruik daarbij mijn kennis van de verschillende leerstijlen en kan dit aantonen. 5.1.5 Ik neem verantwoordelijkheid voor algemene taken en kan dit aantonen. 5.1.6 Ik kan het eigen handelen in het team en daarbuiten verwoorden en verantwoorden en kan dit aantonen. 5.1.8 Ik geef en ontvang collegiale consultatie en intervisie en kan dit aantonen. 5.2.2 Ik woon de teamvergaderingen bij en kan dit aantonen. 5.3.2 Ik werk samen met anderen aan de organisatie van (schoolse) activiteiten en kan dit Aantonen. 5.3.3 Ik kan als “teamspeler” samenhangende onderwijsactiviteiten (bijv. een schoolproject) ontwerpen en kan dit aantonen. 5.3.4 Ik kan verschillende functies in een teamvergadering uitvoeren (voorzitter, secretaris, notulist) en kan dit aantonen. 5.4.1 Ik heb kennis van organisatie- en bestuursvormen voor scholen in het primair onderwijs en kan dit aantonen. 5.4.2 Ik ben op de hoogte van modellen voor kwaliteitszorg en methodieken voor onderwijsverbetering en schoolontwikkeling en kan dit aantonen. 6.1.5 Ik speel een actieve rol in de organisatie van een ouderavond en kan dit aantonen. 6.2.6 Ik participeer in activiteiten vanuit de school in de wijk of buurt en kan dit aantonen. 7.4.3 Ik ben op de hoogte van de onderwijspraktijk in andere scholen voor primair onderwijs en vervolgscholen en ook van actuele ontwikkelingen op het gebied van pedagogiek, didactiek, inhouden, werkwijzen en organisatievormen in het primair onderwijs en kan dit aantonen. 7.4.4 Ik ken recente ontwikkelingen in het primair onderwijs en kan dit aantonen. 2B.1.4
Vierde studiejaar
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 48
In het vierde studiejaar moet je twee minoren volgen. Informatie hierover staat ook in de minorenkeuzegids. Alle studenten zullen minstens één pedagogische minor volgen, waarin ook de pedagogische eindstage plaatsvindt. Daarnaast is er keuze uit diverse vrije minoren. Na het afronden van de tweede minor is een student startbekwaam en kan het diploma aanvragen. 2B.1.4.1 Het jaarrooster Door de invoering van de minoren, die twee keer per jaar starten, ziet het jaarrooster er een stuk minder complex uit dan de andere jaren. Iedere minor beslaat twee periodes. In de eerste zes weken van de minor zullen de meeste contacturen geroosterd worden. Voor de pedagogische minor geldt dat deze contacturen op de donderdag en vrijdag geroosterd zullen worden. Na de eerste zes weken zal het aantal contacturen afnemen. De opleidings- en onderzoekstijd bij vrije minoren wordt bepaald door de betreffende minorentrekkers. Aan het begin van het studiejaar ontvangen jullie het jaarrooster, het rooster voor de periode met bijbehorende aanvangstijden. Het jaarrooster is gebaseerd op de Jaarplanning 2011-2012 van Stenden Hogeschool. 2B.1.4.2 Afstuderen en diplomering: data en procedure Om een misverstand weg te nemen: er is een verschil tussen het afstuderen en het diplomeren. Je bent afgestudeerd op het moment dat je alle studieonderdelen met een voldoende hebt afgerond, dus op het moment dat je 2 minoren van ieder 30 ECTS in je bezit hebt. Dan kan jij je laten uitschrijven met ingang van de eerste van de volgende maand. De diplomering is feitelijk alleen het moment waarop jij het diploma in ontvangst neemt en ondertekent. De procedure is de volgende: 1. Je verzamelt je resultatenoverzichten van het eerste tot en met het vierde studiejaar. Elk resultatenoverzicht moet een waarde van 60 studiepunten vermelden. 2. Je vult het aanvraagformulier om te kunnen afstuderen in. Het formulier “Aanvraag afstuderen” is te downloaden van Blackboard. 3. Je vult tevens het formulier dat dient als informatie voor de bijlage bij je diploma in. Het formulier “Bijlage” is te downloaden van Blackboard. Voor de verbijzondering die je gevolgd hebt moet nog een extra formulier ingevuld worden. Ook dit is te downloaden. 4. Je maakt een afspraak met de examencommissie en levert het aanvraagformulier en de bijlage(-n) met de resultatenoverzichten in bij die commissie. 5. De examencommissie controleert. Indien het geheel klopt, wordt in principe de datum van afstuderen vermeld. Is de goedkeuring door de examencommissie binnen twee weken voor de diplomeringsdatum, dan wordt op het diploma de datum van de diplomering vermeld. 6. Uitreiking van het diploma geschiedt op bovenvermelde data. Indien relevant, kan je bij de examencommissie een brief krijgen met daarin de mededeling dat je bent afgestudeerd, maar het diploma pas later in ontvangst kunt nemen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 49
2B.1.4.3 Procedure om een stageplaats te verkrijgen Binnen de Pedagogische minoren vormt stage een substantieel deel. Binnen de Vrije minoren zal ook vrijwel een praktijkonderdeel in de vorm van een onderzoek en/of stage plaatsvinden. Halverwege het derde jaar wordt de basisscholen gevraagd of zij stageplaatsen beschikbaar willen stellen. Deze zijn te bekijken via www.stagehd.nl . Sommige studenten regelen ook zelf een stageplaats, waarmee bij de toekenning rekening gehouden wordt. Voor de LIO als werknemer is het verplicht om een sollicitatiebrief te schrijven. Voor de stagiaire in de pedagogische eindstage kan een basisschool dit verlangen, zeker wanneer er meerdere studenten een zelfde stageplek willen. Als je een definitief bericht hebt gekregen dat je een stageplaats bemachtigd hebt, moet je dit melden bij het stagebureau. Het contract In het begin van de stage wordt er door de drie belanghebbende partijen (de student, de basisschool en de opleiding) een contract ondertekend, met daarin de rechten en plichten en gemaakte afspraken. Het contract kun je verkrijgen bij de OWP. Na ondertekening door de partijen moet het origineel ingeleverd worden bij de fase 2-coördinator en wordt bewaard in het dossier van de student. De student maakt een kopie voor zichzelf en de stageschool. Een enkele keer werkt een basisschool met betaalde LIO‟s. De LIO, “Leraar in opleiding” als werknemer is een student met een leerarbeidsovereenkomst, een betaalde leerwerkplaats. De regels voor het aanstellen van een betaalde zijn wettelijk vastgesteld, onder andere wat betreft de duur, het aantal dagdelen voor de groep, de betaling en rechtspositie. De betaalde LIO wordt gezien als een zelfstandig functionerende leraar. Hij is dus ook volledig verzekerd via de werkgever. 2B.1.4.4 Studiepunten De studiepunten worden toegekend aan studieonderdelen via de in Europa afgesproken ECTS-norm (European Credit Transfer System). Dit betekent dat je in een volledig studiejaar 60 studiepunten kunt halen. Iedere minor beslaat 30 ECTS. Elk studiepunt vertegenwoordigt een studielast van 28 klokuren, ook wel studiebelastingsuren (SBU) genoemd. In die SBU is alle studietijd berekend; contacturen, begeleiding, colleges, studie, onderzoek en het uitvoeren van opdrachten in een groep of op stage. Doordat het een Europese maat is, is het ook goed mogelijk om een tijd op een andere opleiding in Europa te studeren. 2B.1.4.5 De Pedagogische minor Dit type minor is verplicht voor iedereen. Bij de unit educatie kun je kiezen uit verschillende pedagogische minoren. Binnen al deze minoren valt een praktijkonderdeel, de pedagogische eindstage van 18 ECTS. Deze is te vergelijken met de afstudeerstage of LIO-stage. Deze stage bedraagt minimaal 90 dagdelen stage, waarvan de eerste 15 onder toezicht van de mentor zijn en de rest zelfstandig uitgevoerd moet worden. De indeling van de stagedagen gebeurt in overleg met de stageschool.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 50
Gedurende de gehele minor word je op vrijdag op de opleiding verwacht. De eerste zes weken van het semester word je op donderdag èn vrijdag op de opleiding verwacht. Binnen de pedagogische minor lopen ook de vakkenlijnen taal en rekenen door tot het niveau startbekwaam (samen 5 ECTS). De overige 7 ECTS die resten besteed je aan minorspecifieke onderdelen, waaronder het ontwikkelen en uitvoeren van een praktijkonderzoek op je stageschool. Deze minor mag je pas starten als je het derdejaars-assessment hebt gehaald. Bij de minoren met betrekking tot vernieuwingsonderwijs gelden hiernaast nog andere instroomeisen. De pedagogische minor rond je af met “Het Meesterstuk”. Dit is een presentatie en verdediging over jouw ervaringen tijdens deze minor en over de ontwikkelingen die je als juf / meester hebt doorgemaakt. Op dit moment kun je ten overstaande van twee professionals en andere genodigden bewijzen dat je startbekwaam bent. 2B.1.4.6 De pedagogische eindstage in het basisonderwijs De pedagogische eindstage werd voorheen LIO-stage genoemd. Veel basisscholen zullen die term nog kennen en hanteren. Bij de invoering van de minoren was het van belang onderscheid te maken tussen de stage binnen de Pedagogische minor en die binnen de Vrije minor. De pedagogische eindstage leidt tot het bewijs dat je startbekwaam bent voor de onderwijspraktijk. De stageperiode De pedagogische eindstage beslaat 90 dagdelen in 15 á 21 aaneengesloten weken. De eerste weken worden gezien als inwerkperiode (school, mentor en groep leren kennen, leerdoelen formuleren, bepaalde activiteiten plannen, overleggen over het praktijkonderzoek). In overleg met de stageschool sta je drie tot zeven dagdelen aaneengesloten voor de groep. Zo kan het zijn dat je de dagdelen stage evenredig verspreidt over de weken. Ook is het mogelijk om het aantal dagdelen gedurende de stageperiode langzaam op te voeren. Wellicht is het slim om aan het eind van de minor tijd in te plannen voor het Meesterstuk. Tijdens de stageweken word je begeleid door de mentor / groepsleraar van de basisschool (en soms door de coach van de opleidingsschool) en een docent of externe stagebegeleider van de Stenden Hogeschool. De stageplek Het type stageschool is afhankelijk van de pedagogische minor die je volgt. Je kunt zowel een stage doen op een school voor basisonderwijs als op een speciale school voor basisonderwijs, bijv. bij de minor Special Needs. De begeleiding De leerkracht van de groep, of iemand anders in de basisschool, begeleidt de pedagogische eindstage. In het begin zal dit frequent en direct zijn (aanwezigheid bij en evaluatie van de lessen), later veel meer op afstand. De begeleiding is vooral ondersteunend, luisterend, probleemverhelderend, klankbord zijn en niet beoordelend. Je speelt hierbij zelf de belangrijke rol van de reflecterende student. De docent of de externe stagebegeleider van de opleiding bezoekt de student na circa zes weken stage, waarbij hij zowel met de student als
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 51
met de mentor praat. Op dit moment wordt vastgesteld of de student in staat is de rest van de stage zelfstandig de klas te draaien. Als alles goed loopt houdt de student de opleidingsbegeleider op de hoogte van de ontwikkelingen in de stage. Als de stage niet goed verloopt neemt de student en/of de mentor contact op met de opleidingsdocent. De student in de pedagogische eindstage (de onbetaalde LIOstageplaats), is in feite een „gewone‟ stagiair. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er iemand is die verantwoordelijk is voor de groep tijdens de stage. Dit betekent ook dat de student niet zelfstandig met de groep naar het gymlokaal of het zwembad mag lopen of daar zelfstandig les mag geven. De student die de specialisatie Bewegingsonderwijs blok 2 volgt, mag aan de eigen groep niet zelfstandig gymnastiek geven, maar wel onder begeleiding van een gymnastiek-bevoegde leraar. In een enkel geval wordt de student tijdens de pedagogische eindstage betaald. Voor een LIO als werknemer (de betaalde LIO-stageplaats) geldt het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel. Er is veel meer wettelijk geregeld, zoals akte van benoeming, salaris, pensioenopbouw, ziektekosten en vervanging wegens ziekte. Daarnaast wordt de LIO gezien als een zelfstandig functionerende leraar met een leerarbeidsovereenkomst. Hij kan volledig zelfstandig functioneren, omdat hij via de werkgever verzekerd is. Deze LIO heeft in feite een ontheffing van de bevoegdheid en draagt de verantwoordelijkheid voor het onderwijs aan de groep. De vakkenlijnen taal en rekenen Binnen de pedagogische minor volg je ook de vakkenlijnen rekenen en taal. Zowel voor rekenen als voor taal stel je een plan op om tijdens je pedagogische eindstage aan te werken. Hiermee bewijs je dat je op startbekwaam niveau Het praktijkonderzoek Binnen de pedagogische minor besteed je tijd aan onderzoek. Dit onderzoek zal gerelateerd zijn aan je minorkeuze, aan de plek waar je stage loopt en je eigen interesse. Bij dit onderzoek word je begeleid door een opleidingsdocent; een expert op het inhoudelijk vlak dat jij gekozen hebt. 2B.1.4.7 Het Meesterstuk De pedagogische minor wordt afgerond met het Meesterstuk. Dit is een presentatie en verdediging van je werk aan een opleidingsdocent en iemand uit het werkveld. Hier kunnen ook anderen als publiek bij uitgenodigd worden. Binnen het Meesterstuk horen verschillende onderdelen: De Praktijk Om te bepalen wat je onderwijskundige groei is aan het eind van je pedagogische eindstage maak je gebruik van je portfolio dat je ook al in het derde jaar hebt gebruikt. Je koppelt je ontwikkelpunten aan de competenties en laat duidelijk zien welke handelingscomponenten je tijdens de eindstage verder (na het afleggen van het derdejaarsassessment) hebt ontwikkeld. Je kunt hiervoor formulieren gebruiken die je kunt downloaden van de site. Verdere informatie wordt gegeven tijdens een minorbijeenkomst in het begin van het vierde studiejaar.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 52
De hieronder genoemde punten moeten in ieder geval duidelijk zichtbaar in het portfolio aanwezig zijn: Algemene gegevens: namen, adressen, telefoonnummers. Visie van de basisschool op het onderwijs. Geef die visie in eigen woorden weer. Je eigen visie op onderwijs. Betrek hierbij ook je eigen levensbeschouwelijke visie. Een kort overzicht van de samenwerking met je mentor. Reflectie op de pedagogische eindstage: o Je sterke en minder sterke punten in relatie met het beroep. Maak hierbij gebruik van: De competenties; De evaluatieformulieren uit vorige stages; De gegevens uit het assessment; De eigen ervaringen. o Een zakelijke analyse van je ontwikkelpunten: welke heb je gerealiseerd en hoe is dat gegaan? Zijn er ook leerdoelen niet gerealiseerd? Geef ook aan over welke onderwerpen je tijdens de stage meer hebt geleerd. Dit gebeurt vaak op basis van eigen leervragen over specifieke gebeurtenissen of situaties in de groep die je in de loop van de stage hebt meegemaakt. o Een meer persoonlijk verslag: een beschrijving waarin je weergeeft hoe voor jou de weken zijn verlopen. Schrijf vooral over die momenten waarop je erg twijfelde, gouden momenten waar alles goed verliep, momenten waarop het echt mis ging, momenten van ontroering, enzovoort. Belangrijk daarbij is dat je schrijft over jezelf: wat deed, dacht, zei jij tijdens die momenten? Daarbij kijk je in de toekomst en in het verleden: zou ik het nu nog zo doen? Hoe zou ik dat vroeger hebben opgelost? In feite gaat dit verslag over wat je hebt geleerd in deze stage. Je geeft de betekenis van de stage aan in het perspectief van je eigen ontwikkeling. Eigen ontwikkeling. De eigen groei door de jaren heen, dus van P1 t/m P4, geschreven met behulp van diverse beoordelingen. Een en ander met duidelijke verwijzingen en citaten uit logboeken en beoordelingen, goed gespreid over alle studiejaren. Citeer regelmatig uit je logboeken, laat daarin de groei die je maakte duidelijk uitkomen (van zakelijk opsommen tot reflecteren!). Literatuur. Noem twee boeken die voor je eigen vorming belangrijk zijn geweest en licht dit kort toe. Wat je verder nog kwijt wilt. Je levert aan het eind van of direct na de stage het portfolio als eerste in bij de mentor. Indien deze na een beoordeling vaststelt dat het voldoende is, kan hij het eindgesprek met je voeren en de eindevaluatie weergeven op een, door jou meegenomen formulier. Dit formulier is te downloaden van de site. Je bijgewerkte portfolio en de eindevaluatie van je mentor vormen onderdelen van het Meesterstuk. Bij de begeleiding zijn de volgende zaken heel belangrijk: Informeer je mentor tijdig en heel duidelijk over je ontwikkelpunten; Neem binnen de eerste zeven weken contact op met de begeleidende docent of met de externe stagebegeleider voor het maken van een afspraak voor een bezoek.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 53
Het onderzoek Je onderzoek staat beschreven in een verslag, dat voldoet aan de richtlijnen schriftelijk werk (zie bijlage). Bij het Meesterstuk geef je hier een presentatie over en beantwoord je de vragen van de twee deskundigen. Reken- en taallijn Je startbekwaamheid rekenen en taal heb je vóór het Meesterstuk afgerond. Tijdens het Meesterstuk kunnen er wel vragen over gesteld worden. 2B.1.4.8 De Vrije minor Bij de Opleiding Leraar Basisonderwijs kun je kiezen uit acht verschillende vrije minoren (zie minoren keuzegids). Binnen de vrije minor heb je veel keuzevrijheid en autonomie. De invulling zal ook variabel zijn qua inhoud, qua niveau sluit het aan op de Dublin descriptoren. Afhankelijk van de invulling kan de praktijkcomponent groter of kleiner zijn. In de eerste weken van de vrije minor zal je, mits je niet in het buitenland zit, op vrijdag en/of donderdag in groepsverband les krijgen. Daarna zal de begeleiding individueel of in groepjes plaatsvinden door een vakdocent. Bij de meeste vrije minoren neemt onderzoek een prominente rol in. In overleg met je SLB-er en na accordering van de examencommissie mag je een vrije minor starten voordat je werkplekbekwaam bent. Bij iedere vrije minor staan instroomeisen. 2B.1.4.9 De Open Vrije minor Om tegemoet te komen aan keuzevrijheid, is het ook mogelijk dat je de open vrije minor kiest. Dit is een zelfontworpen minor. Dit is alleen weggelegd voor studenten die heel goed weten wat ze willen bereiken met de door hun zelf ontworpen minor en daarnaast een hoge autonomie en zelfdiscipline hebben. Als je voor de open vrije minor in aanmerking wilt komen, moet je minstens 150 ECTS hebben. Je stelt zelf een gedegen plan op, waarin alle onderdelen uit het format dat je in hoofdstuk 4 van de minoren keuzegids vindt, voorkomen. Hiernaast moet je goed aangeven hoe je je tijd gaat besteden en hoe het eindproduct, de Visitekaart, eruit gaat zien. Dit plan moet goedgekeurd worden door een vakdocent en daarna door de examencommissie. 2B.1.4.10 De visitekaart De vrije minor rond je af met “De Visitekaart”. Dit is een presentatie en verdediging van je werk tijdens de minor ten overstaande van twee professionals. In deze presentatie moet duidelijk blijken op welke manier jij je wilt en kunt profileren. De precieze vorm en eisen ontvang je van de docent die de minor begeleidt. 2B.1.4.11 Voorwaarden voor deelname aan de pedagogische eindstage De pedagogische eindstage is onderdeel van de pedagogische minor. Om met de pedagogische minor en eindstage te kunnen beginnen moet de student voldoen aan enkele voorwaarden.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 54
Deze zijn voor de student als stagiair: 1. De student heeft het propedeutisch examen afgerond; 2. De stages in de Centrale Fase zijn alle voldoende, tot uiting komend in het met een voldoende afsluiten van het derdejaars-assessment; 3. De student heeft het tweede studiejaar afgerond en nauwelijks achterstanden betreffende het derde studiejaar, gemeten voor het P3-assessment. 4. Op reken- en taalgebied functioneert de student minimaal op werkplekbekwaam niveau. Voor de LIO als werknemer geldt het volgende, wettelijk vastgestelde criterium: 180 studiepunten voor aanvang van de LIO-stage, dan wel te behalen binnen vier weken na aanstelling van de LIO. Het beginmoment van de pedagogische eindstage wordt onder bovenstaande voorwaarden in overleg met de stageschool vastgesteld.
2B.2
Tweejarige Verkorte Opleiding voor Hoger opgeleiden (Pabo-verkort) In dit hoofdstuk wordt het onderwijsprogramma van de Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs geschetst. De Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs voor Hoger Opgeleiden leidt HBO- en WOafgestudeerden in twee jaar op tot leraar basisonderwijs. Voor studenten die niet in het bezit zijn van een afgeronde HBO of WO opleiding kan op basis van het instrument “aantonen HBO niveau” door de OEC bepaald worden of toegang wordt verleend tot een verkorte opleiding. Het onderwijsprogramma omvat effectief twee jaar (120 ecpunten). Deze groep studenten ontvangt op basis van vooropleiding 30 ec-punten vrijstelling in de propedeutische fase en 90 ec-punten vrijstelling in de hoofdfase. Zowel de inhoud als de structurering van de verkorte opleiding in verschillende fasen en subfasen worden ontleend aan het programma van de initiële opleiding.
2B.2.1
Vooropleidingseisen Pabo-verkort De toelatingseis voor de verkorte opleiding is of een afgeronde vierjarige HBO -studie, een afgeronde doctorale opleiding aan een universiteit of een door een EVC-procedure vastgestelde lijst van vrijstellingen bekrachtigd door de Examencommissie. De opleiding Leraar Basisonderwijs voorheen Hogeschool Drenthe biedt drie vormen van verkorte opleidingen aan. VONDST in Meppel Top in Assen Zij-instroom in Emmen Alle drie vormen worden successievelijk op hoofdlijnen beschreven. Nadere inhoudelijk informatie is op de specifieke locatie verkrijgbaar.
2B.2.2
VONDST in Meppel Inleiding Het opleidingsmodel is bedoeld voor volwassenen met een afgeronde HBO- of WO-opleiding die bij voorkeur ervaring hebben in het werken met groepen / kinderen.Door de persoonlijke invulling en het
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 55
vraaggestuurde karakter is de duur van de opleiding niet vooraf te bepalen. De gemiddelde doorloopsnelheid van onze opleiding is 2 jaar en 4 maanden. Er zijn genoeg voorbeelden van studenten die het traject in de geplande 2 jaar afwerken. Korter komt ook voor! 2B.2.2.1 Uitgangspunten Stage centraal Binnen de opleiding staat de stage centraal. De stagepraktijk verloopt van opleidingsgestuurd naar studentgestuurd. Er is steeds sprake van een duidelijke wisselwerking tussen stageontwikkeling en theorievorming. Reflectie op de eigen ontwikkeling is een belangrijk uitgangspunt bij de invulling van de stage en de theoretische verdieping. De student bepaalt in grote mate zelf zijn leerdoelen en de uitvoering daarvan. Kwaliteitsbewaking en beoordeling liggen op het bordje van de opleidingsdocent. De eisen die aan de VONDST-student worden gesteld zijn gelijk aan die van de reguliere dagopleiding:breed inzetbaar en getoetst aan de stageeindtermen, de lijst met SBL-competenties, de startbekwaamheden en het beroepsprofiel voor de leraar leraar basisonderwijs. Verkort Volwassenen met een afgeronde HBO- of universitaire opleiding hebben doorgaans een studiehouding ontwikkeld waarin refelecteren een belangrijke plaats inneemt. Zij beschikken verder over algemene HBO-vaardigheden die bij de gemiddelde reguliere Pabo-student pas tegen het einde van de opleiding zichtbaar worden. Naast reflectievermogen, studie-en beroepshouding beschikt de student met een afgeronde HBO- of WO opleiding over inhoudelijke deskundigheid op het eigen vakgebied , maar ook op het gebied van cultureel-maatschappelijke vakken en algemene ontwikkeling. Maatwerk, tijd- en plaatsonafhankelijk Doordat het mogelijk is om op ieder moment van het studiejaar te starten met de opleiding bewandelt elke student een individueel traject. Het VONDST-model maakt het mogelijk om de opleiding grotendeels in te richten naar de persoonlijke ontwikkelingsbehoefte van de student. Dankzij de digitale leeromgeving is het mogelijk om de opleiding op grote afstand van de Pabo in Meppel te volgen. De student woont in Meppel alleen de maandelijkse lesbijeenkomsten bij. Daarnaast is er natuurlijk veelvuldig sprake van persoonlijk contact tussen student en stagebegeleider. Afhankelijk van de erkenning van eerder verworden competenties kunnen voor bepaalde onderdelen vrijstelling worden gegeven. Deze vrijstellingen kunnen gelden voor zelfstudie- en examenonderdelen, voor praktijkonderdelen of voor verdiepingsonderdelen en stageperioden. Tijdens de intake worden hier afspraken over gemaakt indien dit aan de orde is. Toekenning van vrijstellingen gebeurt vooral in de 2e fase van VONDST. In de 1e fase is sprake van een tamelijk gestuurd opleidingstraject waarbij ervaring wordt opgedaan in de verschillende bouwen van de basisschool.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 56
Indien een student niet beschikt over de vereiste aanvangseisen (HBOof WO-vooropleiding), maar wel met een positief advies uit de intakeprocedure komt, is het mogelijk om een aanlooptraject af te spreken waarbij we het zelfontwikkelde instrument “aantonen HBOniveau” hanteren. Digitale leeromgeving op Blackboard: http://elo.stenden.com Bij de communicatie tussen student en begeleider wordt met name gebruikt gemaakt van de digitale leeromgeving op Blackboard (BB). Een goede communicatie tussen student - begeleider - opleiding is een voorwaarde voor het succesvol doorlopen van VONDST. Zodra de student is ingeschreven bij de hogeschool krijgt zij van de opleiding een inlognaam en wachtwoord zodat zij vanaf thuis toegang heeft tot de verschillende studiematerialen Eindtermen Voor VONDST gelden dezelfde eindtermen als voor de reguliere dagopleiding, gebaseerd op de zg. SBL competenties.Het gaat om de volgende vormingsgebieden: praktische vorming onderwijskunde en pedagogiek cultureel- maatschappelijke vorming levensbeschouwelijke vorming bewegingsonderwijs creatieve vorming ( beeldend, muzikaal, drama) wereldoriëntatie (aardrijkskunde, geschiedenis, natuur) taalonderwijs ( inclusief schrijven en Engels) rekenen / wiskunde 2B.2.2.2 Organisatie van de opleiding Bij VONDST onderscheiden we twee fasen, te weten de 1e (beroepsgerichte) fase en de 2e (afstudeer)fase, waarbij de 1e fase voornamelijk vanuit de opleiding wordt gestuurd en de 2e fase vanuit de ontwikkeling van de student (vraaggestuurd). Inhoud van de 1e fase Screenings Op grond van de vooropleiding beschikt de VONDST-student al over een propedeuse HBO of WO. Die propedeuse mist echter vaak een aantal Pabo-specifieke onderdelen, die wel door de VONDST-studenten moeten worden beheerst. Daartoe maakt elke VONDST-student screenings voor rekenen, Nederlands en de instaptoebij de zaakvakken. Voordat aan de stage kan worden begonnen dient de student tevens de starttoets Onderwijskunde met voldoende resultaat te hebben afgerond, zodat de student over voldoende basiskennis beschikt om lessen inhoudelijk verantwoord te kunnen verzorgen. De screenings en instaptoetsen moeten worden afgerond tijdens stageperiode 1. Stages De VONDST-opleiding is stagegeoriënteerd, wat betekent dat er vooral vanuit de stageontwikkeling wordt bepaald of een student „startbekwaam‟ is en waar een student nog tekort schiet om als goede leraar basisonderwijs te kunnen functioneren. De stages worden
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 57
doorlopen binnen het reguliere basisonderwijs. Na fase 1 wisselt de student van stageschool. In fase 2 is het onder voorwaarden bespreekbaar dat een student een stageperiode doorbrengt in het speciaal basisonderwijs of de onderbouw van het VMBO. De student maakt zelf afspraken met de stageschool over de stagedagen en -periodes. Er wordt gestart met een stage in de kleuterbouw (groep 1 en/of 2). In de andere stageperiodes worden de overige bouwen doorlopen. Een stageperiode omvat 15 dagen, ofwel 30 dagdelen, waarbij de student 1 à 2 dagen per week stage loopt. Stageopdrachten worden tijdens de stages in de 1e fase vanuit de opleiding opgedragen. Het ambachtelijke van het beroep wordt in deze fase gepraktiseerd. De lessen worden op een lesvoorbereidingsformulier voorbereid en door de student en de mentor geëvalueerd. Studenten in Meppel en omgeving wordt verzocht contact op te nemen met de stagecoördinator van Pabo Meppel voor de keuze van een stageschool. Studenten die buiten het “voedingsgebied” van Pabo Meppel wonen, zoeken zelf een stageschool. Verdiepingen De VONDST-student dient per stageperiode gemotiveerd vanuit de eigen ontwikkelingsbehoefte twee duidelijk omschreven verdiepingen te maken. De student kan zelf al reflecterend op de eigen ontwikkeling tot invulling van deze verdiepingen komen, maar ook de mentor en de stagebegeleider kunnen dit mede bepalen. Voor fase 1 wordt vanuit VONDST voor 4 verdiepingen een duidelijke richtlijn gegeven. Logboek en leervragen Tijdens de stageperiodes houdt de student een logboek bij in het digitaal portfolio waarin zij signaleert, interpreteert, bekritiseert, waardeert, reflecteert op hetgeen zich dagelijks in de stagegroep voordoet. Tevens beantwoordt de student tijdens de stageperiodes de 10 bijbehorende leervragen. Logboek en reactie op de leervragen worden door de student wekelijks opgenomen in het digitaal portfolio. De begeleider zal daar binnen enkele dagen weer op reageren zodat de student deze feedback tijdig kan verwerken. Instaptoetsen, zelfstudies en toetsen Om vast te stellen wat de beginsituatie is van de student worden bij de zelfstudies voor natuuronderwijs, geschiedenis en aardrijkskunde instaptoetsen afgenomen op het niveau van groep 8 van het basisonderwijs. Vervolgens wordt er een zelfstudieprogramma doorlopen van onderdelen die door Pabo Meppel van belang worden geacht. Het betreft hier eigen kennis op het gebied van de zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs, gezond en redzaam gedrag waaronder verkeer). Er wordt vanuit gegaan dat de student minimaal de kennis van de kerndoelen van de verschillende vakgebieden beheerst, zich op de hoogte stelt van de pedagogische en didactische karakteristieken van deze vakgebieden alsmede een aanzet geeft tot visieontwikkeling. Aan het eind van fase 1 worden hierover tevens toetsen afgenomen voor aardrijkskunde, natuuronderwijs en gezond en redzaam gedrag, waaronder verkeer. Om er verzekerd van te zijn dat studenten voldoende basiskennis ontwikkelen op het gebied van de reken- en taaldidactiek hebben deze
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 58
onderdelen een belangrijke plaats in het zelfstudieprogramma (ieder 2 zelfstudies). Een belangrijk onderdeel is ook de zelfstudie voor onderwijskunde (didactiek, psychologie en pedagogiek). In deze zelfstudie wordt het onderwijs verkend, de taak van de leraar omschreven en de ontwikkeling van het kind in beeld gebracht. Daarnaast wordt een didactisch werkmodel (lesvoorbereidingsformulier) geïntroduceerd. Houd rekening met het feit dat bij sommige zelfstudies stageopdrachten zijn opgenomen! Tips ter voorbereiding op de instaptoetsen staan op voorbereiding op instaptoetsen Blackboard Toetsprotocol Toetsen kunnen worden gemaakt op de Vondstwoensdagen. (Uitzonderingen hierop zijn In overleg mogelijk). De student maakt een afspraak via de mail met de contactpersoon. Toetsen worden uitgereikt en ingenomen door de contactpersoon. In het “toetslogboek” wordt dit aangetekend. De gemaakte toetsen worden door de contactpersoon verspreid onder de betreffende docenten. De docent beoordeelt de toets binnen de daarvoor geldende termijn en mailt de student over de uitslag ervan. Het studiepunt behorende bij deze toets wordt door de docent doorgegeven aan de puntenadministratie. Bij onvoldoende resultaat kan de student herkansen. Tussen de eerste toetsafname en de herkansing liggen minimaal 4 weken. Een student kan na de eerste poging aan de betreffende docent een foutenanalyse vragen zodat er een gerichte voorbereiding op de herkansing plaatsvindt. Er kan maximaal 2x herkanst worden. Wanneer na de 2e herkansing het toetsresultaat nog steeds onvoldoende is, is de consequentie als volgt: òf de student krijgt een vervangende opdracht aangeboden òf de student krijgt het advies te stoppen met de opleiding Een student kan niet doorstromen naar fase 2 wanneer de instaptoetsen en de screenings spelling en rekenen/wiskunde niet met een voldoende zijn afgesloten. (NB Een student kan niet doorstromen naar periode 7 van fase 2 indien niet alle zelfstudies met een voldoende zijn afgerond) Toetsafname: de student krijgt een toetsenvelop, voorzien van naam en datum. de student wordt naar een toetsruimte gebracht. Het meenemen van jassen, tassen, mobiele telefoons, etc, is niet toegestaan, evenals onderling contact tussen eventuele andere toetsende studenten. toetsbladen en antwoordformulier worden ingeleverd in de Vondstkamer. wanneer een digitale toets wordt afgenomen, schrijft de student zich hiervoor in bij de betreffende vakdocent die de student vervolgens “enrolled”. 360˚ feedback Fase 1 wordt afgesloten met een z.g. 360˚ feedback. Mentor en stagebegeleider geven middels dit instrument een beoordeling over het functioneren van de student. Aan deze beoordeling liggen alle SBL-
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 59
competenties ten grondslag. Als onderdeel van deze 360˚ feedback schrijft de student een zelfevaluatie, die ook weer gericht is op de behaalde competenties in fase 1. De invulformulieren staan op Blackboard / Berichten Vondst / toetsen. Themabijeenkomsten Ofschoon VONDST geen reguliere colleges kent en afstandsleren één van de uitgangspunten van het opleidingsmodel vormt, blijft direct contact tussen studenten onderling en tussen docenten en studenten van belang. Elf keer per studiejaar wonen de studenten op woensdag een themabijeenkomst (16.00 - 21.00 uur) in Meppel bij. Per bijeenkomst is er een lesaanbod voor 3 groepen studenten: studenten in fase 1, in fase 2 en studenten in de afstudeerfase. Dossier praktijkvakken Voor de creatieve vakken muziek, beeldende vorming, dramatische expressie, alsmede voor bewegingsonderwijs en schrijfonderwijs bepaalt de praktijk van het lesgeven of de student deze vakken voldoende beheerst. Vanuit de opleiding wordt gedurende de 1e fase d.m.v. een selectie aan stageopdrachten sturing gegeven aan de praktijk- en vakinhoudelijke ontwikkeling van de student in deze vakken. Aan de hand van de gegeven lessen, de reflectie van de student op de eigen ontwikkeling, het oordeel van verschillende mentoren en van de bezoekende stagebegeleider wordt bepaald of de student in staat is verantwoord onderwijs te verzorgen in deze vakgebieden. De student legt ter beoordeling een dossier aan met lessen, evaluaties, reflecties en beoordelingen. Aan het eind van de 1e fase wordt samen met de stagebegeleider (of een vakdocent) en eventueel in samenspraak met de mentor bepaald of de student voldoet aan de eindtermen van het vakgebied. De stageopdrachten voor bewegingsonderwijs voor de groepen 3 t/m 8 zijn facultatief. Vrijstellingen Vrijstellingen kunnen op verschillende momenten door de Examencommissie van Pabo Meppel worden toegekend: bij de intake n.a.v. EVC‟s bij de intake n.a.v. het voortraject “aantonen HBO niveau” of de MBO-aanlooproute tijdens de opleiding n.a.v. de ontwikkeling van de student De procedure voor het verlenen van vrijstellingen is te vinden op Blackboard / Berichten VONDST / toetsen.
t e
s
o m
k
e
i j
b
e n
m a
e
t h
s e
j k
On1–tentamen starttoets Onderwijskunde
i
e l
d
a n
Vooraf
a
M
Tijdpad van de 1e fase
1 Afkortingen: On=Onderwijskunde, Ne=Nederlandse taal, Rw=Reken- en wiskundeonderwijs, Ak=Aardrijkskunde, Ge=Geschiedenis, Na=Natuur en techniek, Grg=Gezond en redzaam gedrag, waaronder Verkeer.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 60
Stageperiode 1 Groep 1/2 15 dagen (1 à 2 dagen per week)
Stageopdrachten Logboek, inclusief 10 leervragen 2 verdiepingen Start zelfstudie Rw01 start zelfstudies Ge, Na, Grg en On1
Screening Ne Screening RW Instaptoets Ak, Gesch, Na.
Stageperiode 2 Groep 3/4 15 dagen (1 à 2 dagen per week)
Stageopdrachten Logboek, inclusief 10 leervragen 2 verdiepingen Zelfstudie Ne1 Afronden zelfstudie Rw01 en On1 Vervolg zelfstudies Ge, Na en Grg
Stageperiode 3 Groep 5/6 15 dagen (1 à 2 dagen per week)
Stageopdrachten Logboek, inclusief 10 leervragen 2 verdiepingen Start zelfstudie On2 Start zelfstudie Rw02 Vervolg zelfstudies Ge, Na en Grg Screening logopedie
Stageperiode 4 Groep 7/8 15 dagen (1 à 2 dagen per week)
Stageopdrachten Logboek, inclusief 10 leervragen 2 verdiepingen Zelfstudie Ne2 Afronden zelfstudies Rw02, Ge, Na, Grg en On2
Tenslotte
Tentamen Ak
Inleveren dossier praktijkvakk en2
360˚ feedback
2B.2.2.3 VONDST fase 1 Onderwijseenheden Stage fase 1 Periode 1
Onderdelen
SBU
ECTS
stage p1 logboek verdieping 1 verdieping 2
112 28 42 42
4 1 1,5 1,5 224
Periode 2
stage p2 logboek verdieping 3
112 28 42
8 4 1 1,5
2 Praktijkvakken: Beeldende vorming, Muziek, Dramatische expressie, Schrijven en Bewegingsonderwijs.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 61
verdieping 4
42
1,5 224
Periode 3
stage p3 logboek verdieping 5 verdieping 6
112 28 42 42
8 4 1 1,5 1,5
224 Periode 4
stage p4 logboek verdieping 7 verdieping 8
112 28 42 42
8 4 1 1,5 1,5
224 screening
rekenvaardigheid spelling logopedie
21 21 14
8 0,75 0,75 0,5
56 Starttoets onderwijskunde
startweek
zelfstudies
ON 1 ON 2 RW 1 RW 2 Taal 1 Taal 2 Aardr instap Aardr zelfstudie Gesch instap Gesch zelfstudie Natuur instap Natuur zelfstudie Gezond gedrag
56
2 2
56 42 42 42 42 42 42 7 35 7 35 7 35 42
2 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 0,25 1,25 0,25 1,25 0,25 1,25 1,5
420 praktijkvakken
beeldende vorm. muziek dram. expressie bewegingsond. schrijven
40 39 39 39 39 196
bijeenkomsten
bijeenkomsten
56
15 1,42857 1429 1,39285 7143 1,39285 7143 1,39285 7143 1,39285 7143
7
2 56
2
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 62
Studiepunten fase 1. VONDST is een voltijdstudie. Per fase dienen 60 studiepunten (ECTS) te worden behaald. Een studiepunt komt overeen met 28 studiebelastingsuren. De puntenregistratie wordt gedaan in een programma dat door de studenten via internet te benaderen is. Ga naar: progresswww.nl/hsdrenthe. Om toegang tot dit programma te krijgen kan de student een inlognaam opvragen bij de administratie. Studievoortgang De studielast van VONDST is natuurlijk afhankelijk van de vooropleiding en de vrijstellingen. Indien alle onderdelen van de twee fasen moeten worden gedaan, geldt de volgende regeling: de 120 EC‟s voor de beide eerste studiejaren van de reguliere opleiding worden op basis van screenings, EVC‟s en vrijstellingen toegekend. de studielast voor de 1e fase van VONDST bedraagt 60 studiepunten. de studielast voor de 2e fase van VONDST bedraagt eveneens 60 studiepunten. Dit betekent dat, indien de student de studie in 2 jaar wilt afronden, gerekend moet worden op een studielast van 40 uur per week. Dit is inclusief de stagedagen, de voorbereidingen, de zelfstudies, de verdiepingen, de screenings en de themabijeenkomsten. Het spreekt voor zich dat per onderdeel de eigen beginsituatie, de werkwijze en leerstijl bepalend is voor het studietempo. Iemand met enige praktijkervaring zal relatief snel zijn lessen kunnen voorbereiden; een student die snel kan studeren zal vlotter door de zelfstudieonderdelen gaan en een student die een instaptoets voor de zaakvakken voldoende haalt, mag bepaalde onderdelen overslaan. Vrijstellingen kunnen met name in de 2e fase leiden tot aanmerkelijke versnelling. De studievoortgang wordt door de stagebegeleider bijgehouden. De opleidingsexamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs vh HD 2010-2011 regelt alle rechten en plichten die gelden bij de studievoortgang. Pabo-verkort en bindend studieadvies Het Bindend Studieadvies is voor de opleiding Pabo-verkort niet van toepassing. Literatuur Bij de beschrijving van de verschillende studieonderdelen in deze studiegids worden verschillende boeken vermeld ter bestudering. Niet alle genoemde literatuur behoeft door de student te worden aangeschaft. Vaak zijn de boeken ook ter inzage of ter lening aanwezig in de OWP (Onderwijs Werkplaats op de Pabo), net als de genoemde tijdschriften en methodes. In deze studiegids is een lijst opgenomen van de verplichte literatuur, die de student wel moet aanschaffen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 63
De overige in de studiegids of op Blackboard genoemde literatuur is niet verplicht. Readers kunnen worden aangeschaft via H. Dooren en/of de administratie (procedure: zie Blackboard / berichten Vondst / OWP en readers). Propedeuseverklaring Studenten die geen propedeuse hebben van een andere HBO- of WOopleiding, maar op grond van competenties en ervaringen wel mogen beginnen aan de VONDST-studie, moeten de propedeuse binnen een half jaar na inschrijving hebben behaald. Er zal een propedeuseverklaring worden uitgereikt als minimaal 30 EC‟s zijn behaald en voldaan is aan de volgende eisen: De studiepunt voor de starttoets Onderwijskunde is behaald. De screenings van Nederlands en Rekenen moeten voldoende zijn. Drie zelfstudies (On1, Ne1 en Rw01) zijn met een voldoende beoordeeld. Twee perioden zijn volledig afgesloten (stage, logboeken, verdiepingen). De student is zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanvragen van de propedeuseverklaring. Vondst samenstelling propedeuse Onderwijseenheden
Onderdelen
SBU
ECTS
starttoets on screening rw screening spelling zelfstudie ON1 zelfstudie Taal 1 zelfstudie RW1 periode 1 periode 2
56 21 21 42 42 42 224 224
2 0,75 0,75 1,5 1,5 1,5 8 8 672
overig totaal
168
24 6
168 840
6 30
Overig ( 6 EC) = bijeenkomsten 1 EC instaptoets + zelfstudie Ak, Na, Gesch 4,5 EC logopedie 0,5 EC Levensbeschouwelijke vorming Pabo Meppel is een openbare Pabo. Wij vinden dat openbaar onderwijs de ontmoetingsplaats dient te zijn van mensen met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden. Wij vinden dat dergelijke ontmoetingen met respect voor elkaars levensbeschouwing of culturele achtergrond plaats dienen te vinden. Pabo Meppel besteedt vanuit haar identiteit aandacht aan intercultureel onderwijs en levensbeschouwelijke vorming.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 64
Ook voor VONDST-studenten bestaat de mogelijkheid om aanvullend een certificaat GVO (Godsdienstig Vormend Onderwijs) of HVO (Humanistisch Vormingsonderwijs) te behalen. Dit leidt wel tot een zwaardere studiebelasting. Voor belangstellenden is nadere informatie beschikbaar. 2B.2.2.4 VONDST fase 2 Na afronding van het programma van de 1e fase en met instemming van de stagebegeleider mag de studie worden voortgezet in de 2e fase. Een student kan met enige achterstand uit de 1e fase beginnen met de 2e fase; er mag echter geen achterstand zijn in de screenings en instaptoetsen en voor wat betreft de verdiepingen dient het aantal niet afgeronde zich te beperken tot twee. Fase 1 wordt met de 360 ˚ feedback afgesloten. N.a.v. de uitkomst hiervan wordt door de student een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) voor de 2e fase opgesteld. Hierin legt de student vast op welke wijze zij de leraar zal worden die zij enerzijds moet zijn en anderzijds wil zijn. Nadat de 1e fase is afgerond kan tevens bepaald worden of er voldoende basis aanwezig is om EVC‟s te verzilveren. In de 2e fase dient de student weer vier perioden van weer 15 dagen stage te lopen. De student loopt na de zomervakantie stage in groep 3 in verband met het aanvankelijk leesonderwijs en de start die dan gemaakt wordt met het schrijf-, lees- en rekenonderwijs (=periode 5). Afhankelijk van het startmoment van de opleiding kan dit gegeven voor praktische problemen zorgen. Daarom kan stageperiode 5 naar voren worden gehaald wanneer in fase 1 tenminste 3 perioden positief zijn afgerond. Verder loopt de student stage in de kleuterbouw en bovenbouw en als afronding de bouw van de specialisatie (jongere kind of oudere kind). De student is in deze fase van de opleiding grotendeels zelf verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma in de stagegroep. Stageopdrachten worden niet meer vanuit de opleiding gegeven; de student werkt vanuit reflectie op de eigen ontwikkeling zoals die zich in de 1e fase manifesteerde en op de van kracht zijnde praktijk van de 2e fase. Voor iedere stageperiode stelt de student in overleg met de stagebegeleider een studieplan op. Als afronding dient de student in iedere stageperiode een week lang de totale verantwoordelijkheid voor de groep te dragen. De stage dient per periode met een voldoende te worden afgerond, anders volgt verlenging van de stage of dient de student de stage op een andere school te herhalen. Voor iedere stageperiode maakt de student ook weer verdiepingen. De 2e fase wordt afgerond met een specialisatie jongere kind of oudere kind. De laatste stage (de zogenaamde eindstage) wordt gedaan in groep 1, 2 of 3 (of een combinatieklas) of in groep 6, 7 of 8 (of een combinatieklas). Ook in de 2e fase wordt de theoretische verdieping aangestuurd vanuit de onderwijspraktijk. Tevens is er een aantal afstudeeropdrachten geformuleerd en wordt er een grote afstudeeropdracht (het meesterstuk) uitgevoerd. De opleiding wordt afgesloten via een portfoliogesprek aan de hand van een competentiewerkstuk dat in het digitaal portfolio wordt opgebouwd. Na afronding van het programma van de 1e fase en met instemming van de stagebegeleider mag de studie worden voortgezet in de 2e fase.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 65
Een student kan met enige achterstand uit de 1e fase beginnen aan de 2e fase; er mag geen achterstand zijn in de screenings en de instaptoetsen waarmee een aantal zelfstudies start. Belangrijk is dat de voortgang en de kwaliteit van de studie is gegarandeerd. Bij de aanvang van de 2e fase legt de student in haar persoonlijk ontwikkelingsplan (het POP) vast welke persoonlijke werk- en leerdoelen zij nog dient na te streven. Dit gebeurt mede op grond van de uitslag van de 360˚ feedback aan het einde van fase 1. De stage centraal Tijdens de 2e fase loopt de student opnieuw 4 perioden van minimaal 15 dagen stage in: groep 3 in de kleuterbouw (groep 1 - 2 ) in de bovenbouw (groep 5, 6, 7, 8) afstudeerstage: jongere kind (groep 1, 2 of 3) oudere kind (groep 6, 7, 8) De student zorgt er voor dat zij in de herfst (tussen de zomervakantie en de kerstvakantie, maar het liefst direct na de zomervakantie) stage loopt in groep 3. Hier is voor gekozen in verband met het opstarten van het aanvankelijk leesonderwijs en het beginnen met het methodisch schrijven. Elke stageperiode rondt de student af door een aaneengesloten week (tijdens de eindstage drie weken) zelfstandig het onderwijsprogramma te verzorgen en de verantwoordelijkheid voor de groep te dragen. In deze fase van de studie dient elke stageperiode met een voldoende te worden afgerond; anders volgt verlenging van de stage of dient de student de stage in een andere groep of later op een andere school over te doen. De laatste stage, de eindstage, bestaat zo mogelijk uit een drieweekse, aaneengesloten stage, waarin de student de groep geheel overneemt. Er mag pas aan deze stage begonnen worden als alle voorgaande stages met een voldoende zijn afgerond. Geadviseerd wordt om er voor te zorgen dat voor aanvang van deze stage de afstudeeropdrachten grotendeels zijn afgerond en dat de grote afstudeeropdracht in de steigers staat wat betreft de onderzoeksvraag. Het met voldoende resultaat afronden van de eindstage betekent in feite de afronding van de opleiding. Ook in de 2e fase is het stagereglement van toepassing. Bij aanvang van de 2e fase wordt in het persoonlijk ontwikkelingsplan (het POP) vastgelegd aan welke werk- en leerdoelen de student nog moet/wil werken. Per periode wordt daartoe een studieplan opgesteld. POP en studieplan vinden weer hun vaste plaats in het digitaal portfolio van de student. Voor de bepaling van het resultaat van een stageperiode vult de mentor een stage-evaluatieformulier in. Er worden vanuit de opleiding in de 2e fase geen stageopdrachten geformuleerd. De student verzorgt bij voorkeur dagdelen, zodat ook ervaring wordt opgedaan met lesovergangen. De praktische invulling gebeurt op basis van ervaringen in de stage tijdens de 1e fase - tijdens reflecties in het logboek, de evaluaties en het POP verwoord - en vanuit de stage-ervaring uit de 2e fase. Tevens vormen de stage-eindtermen,
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 66
de lijst met competenties, het beroepsprofiel leraar basisonderwijs en de startbekwaamheidseisen een referentiekader voor de stageontwikkeling. In deze 2e fase is de student vrij in de vormgeving van de lesvoorbereiding. Het lesvoorbereidingsformulier uit de 1e fase mag worden gebruikt, maar de student kan ook een eigen educatief arrangement hanteren. Dat er steeds sprake moet zijn van een gedegen lesvoorbereiding die voor de mentor of bezoekende begeleider zich op papier laat aflezen, spreekt voor zich. LIO-stage Studenten die in de 2e fase van de opleiding zitten kunnen in een bepaalde situatie een LIO-stage doen. Het VONDST-model biedt de mogelijkheid voor een student om in een dergelijk stagemodel te participeren. Er zijn wel enkele voorwaarden vooraf om in aanmerking te komen voor een LIO-stageplaats: de student moet de 1e fase volledig hebben afgerond; de student kan ter beoordeling van geschiktheid een assessment ondergaan; er moet sprake zijn van een officiële leerarbeidsovereenkomst tussen student, werkgever en opleiding; de student bezoekt de themabijeenkomsten; de student reflecteert op haar ontwikkeling door het digitaal logboek; de student maakt ter afronding van de opleiding de grote afstudeeropdracht ( 6 ECTSpunten). Voor een LIO-stage moeten in totaal 30,5 ECTS-punten (21 weken fulltime stagelopen) worden toegewezen, die de studiepunten van twee stageperioden (20 EC‟s), 3 afstudeeropdrachten (9 EC‟s) en 1 verdieping (1,5 EC) vervangen. De LIO-stage kan ook over een langere periode, parttime, worden ingevuld. (De praktijk laat zien dat het aantal studenten dat binnen VONDST een LIO-stage vervult erg klein is). Inhoud van de 2e fase In de 2e fase zijn geen vast omschreven zelfstudies meer. Deze fase kent een bijna volledig open, vraaggestuurd karakter. Het is de persoonlijke ontwikkelíngsbehoefte van de student die de invulling van de stage en de theoretische invulling bepaalt. Door bepaalde kennistekorten of specifieke kennisbehoeften gesignaleerd in de stage, komt de student tot haar eigen, persoonlijke leer- en werkdoelen. Per periode worden deze doelen uitgewerkt in een studieplan. Studieplan per stageperiode De studieplannen worden opgenomen in het digitaal portfolio. In dat plan wordt aangegeven aan welke competenties wordt gewerkt en hoe de vertaling daarvan plaatsvindt in de te geven stagelessen. In het studieplan wordt ook aangegeven aan welke verdiepingen en afstudeeropdrachten gewerkt wordt. Verdiepingen In de eerste drie perioden maakt de student drie verdiepingen per periode. Tijdens de eindstage hoeven geen verdiepingen te worden
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 67
gemaakt. Verdiepingsvoorstellen verlopen volgens de werkwijze die ook tijdens de 1e fase werd toegepast. Tijdens fase 2 moet één van de verdiepingen bestaan uit het z.g. peer-assessment met 2 andere studenten. Afstudeeropdrachten Daarnaast kent fase 2 een aantal voorgeschreven afstudeeropdrachten. Het doel van deze opdrachten is verschillend: ervaring opdoen met langdurige onderwijscycli (bijv. voor de praktijkvakken en Nederlands) het kunnen maken van een educatief ontwerp/leermiddel (bijv. wereldoriënterende vakken) het kunnen maken van een zorgplan voor leerlingen met specifieke leerproblemen (bv. rekenen) het zich op de hoogte stellen van allerlei beroepsgerichte zaken (bv. onderwijskunde). De afstudeeropdrachten kunnen verspreid over de 2e fase worden gemaakt, maar kunnen ook tijdens de eindstage praktisch worden toegepast en afgerond. Tijdens de eindstage werkt de student aan het grote afstudeerwerkstuk (zie ook: hfst. 3). 2B.2.2.5 Competentiewerkstuk en portfoliogesprek De opleiding wordt afgesloten met het z.g. competentiewerkstuk en het portfoliogesprek. Competentiewerkstuk: Gedurende de opleiding werkt de student aan de ontwikkeling van zijn competenties teneinde de opleiding op HBO-startbekwaamheidsniveau af te ronden. De eindkwalificaties voor een bacheloropleiding (beschreven middels de z.g. Dublindescriptoren) zijn hierbij van toepassing. Uitgangspunt vormen de competenties zoals beschreven in de studiegidsen Vondst en opgenomen in het digitaal portfolio. De student verzamelt bewijzen van verworven competenties die alle 7 competentiegebieden bestrijken. In het onderdeel “showkast” van het digitaal portfolio van de student slaat de student sprekende voorbeelden van de behaalde competenties op. Denk aan: lesbeoordelingen, foto‟s van kinderwerk, een mentorevaluatie, een fragment uit een logboek, die ene prachtige verdieping (voor meer informatie: zie BB/ berichten Vondst/digitaal portfolio/ bewijzen van competenties). Het verdient aanbeveling om hier al bij de start van fase 2 mee te beginnen! Portfoliogesprek: Aan het einde van de opleiding verantwoordt de student het behaalde startbekwaamheidsniveau tijdens een portfoliogesprek. Het portfoliogesprek vindt plaats aan het einde van de opleiding wanneer alle opdrachten met een voldoende zijn afgerond. Het portfoliogesprek vindt plaats tussen de student, diens begeleider (toehoorder en notulist) en een 2e Vondstbegeleider (gespreksleider) Voorafgaand aan dit gesprek hebben de begeleider en toehoorder inzage in het bewijsmateriaal dat de student in de „showkast‟ van het digitaal portfolio heeft geplaatst. (Hiertoe verschaft (enrolled) de student de
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 68
gespreksleider toegang tot het digitaal portfolio). N.a.v. dit materiaal wordt de student bevraagd. Vorm Het (digitaal) portfolio van de student dient als bron. De student gebruikt een aantal onderdelen uit het portfolio (5 á 6 portfolioattributen) die als sprekende voorbeelden dienen voor de ontwikkeling van de student. In het gesprek presenteert de student zichzelf met een duidelijke visie op de eigen startbekwaamheid. De student introduceert zichzelf en laat zien het initiatief te kunnen nemen in deze fase van het gesprek. Het gesprek duurt 45 - 60 minuten. Beoordeling van het competentiewerkstuk en het portfoliogesprek: Tijdens het eindgesprek toont de student zijn/haar startbekwaamheid aan door: de behaalde competenties te kunnen verantwoorden (aan de hand van o.a. POP, periodeplannen fase 2, sterkte- en zwakteanalyse competentielijst, stagebeoordelingen) te reflecteren op het hanteren van complexe situaties (reflectie op praktijkstage, bv. aan de hand van logboeken, verslagen, etc.) de transfer te kunnen maken van opleidingssituaties naar de beroepspraktijk te reflecteren op het proces van zelfsturend leren en kennisontwikkeling (o.a. evaluatie Vondst: leerbevorderende en leerbelemmerende aspecten). Er wordt beoordeeld op: (ad a, b) de student toont aan dat hij/zij een startend professional is die zich in voldoende mate het competentieprofiel van VONDST heeft eigen gemaakt (ad c) de student toont aan dat hij/zij in staat is om actief een gesprek met andere beroepsbeoefenaren te voeren (ad d) de student toont een realistische kijk op de eigen ontwikkelmogelijkheden in de showkast staan voldoende bewijzen van alle competentiegebieden. Onderliggend aan deze beoordelingsaspecten zijn de z.g. Dublindescriptoren. Dit zijn algemene beschrijvingen voor het eindniveau van een Bacheloropleiding die binnen veel EU-landen gehanteerd worden. 1. Kennis en inzicht De Bachelor heeft actuele kennis en inzicht op het niveau van (inter)nationaal geaccepteerde handboeken op belangrijke onderdelen van zijn vakgebied. Zijn kennis richt zich op het kunnen vinden van oplossingen voor vraagstukken in het beroepenveld. 2. Toepassen kennis en inzicht De Bachelor kan de genoemde kennis en inzicht toepassen met als doel een professionele benadering van de beroepspraktijk, het opstellen van argumentaties en het oplossen van problemen. Concreter: Professionaliteit is in staat een adequate analyse te doen van een vraagstuk en te komen tot een adequate probleemstelling.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 69
te komen tot een projectmatige aanpak waarbij meerdere invalshoeken worden bekeken alvorens een standpunt wordt ingenomen. Daarbij wordt actuele (internationale) kennis en inzicht gebruikt. Argumenteren is in staat een argumentatie op te bouwen met een logische opbouw (oorzaakgevolg keten) in herkenbare stappen. Oplossen van problemen de Bachelor bekijkt meerdere alternatieven alvorens hij tot een oplossing komt. Hij onderbouwt waarom hij juist voor die oplossing kiest. Is in staat om als coördinator in een overzichtelijk project op te treden. 3. Oordeelsvorming Verzamelen en interpreteren van relevante gegevens en van daaruit een oordeel vormen dat mede gebaseerd is op maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische afwegingen. Verzamelen van gegevens de Bachelor verzamelt gegevens doelgericht en systematisch, gerelateerd aan een beroepsgericht vraagstuk. Hij ziet erop toe dat de verzamelde gegevens consistent en realistisch zijn en relevant voor het vraagstuk. Interpreteren de Bachelor is in staat om gegevens te analyseren en te verwerken en een uitleg te geven over het belang van de gegevens. Hij verzamelt gegevens uit de beroepspraktijk en hanteert actuele inzichten en gegevensverwerkingsmethodieken. De oordeelsvorming van een Bachelor blijkt uiteindelijk uit het oordeel dat op grond van de gegevens tot stand komt en daaruit logisch af te leiden is. Hij biedt een adequate oplossing voor een vraagstuk in de beroepspraktijk en overziet gevolgen van de oplossingen. Kan realistische aanbevelingen doen, ook voor eventueel vervolgonderzoek. 4. Communicatie De Bachelor is in staat om verbaal en schriftelijk kennis, motieven en informatie over te dragen op een publiek van specialisten en nietspecialisten. Hij realiseert zich dat gekozen oplossingen ook negatieve effecten kunnen hebben. Hij kan meewerken in een multidisciplinaire en/of internationale omgeving en het voldoen aan eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt. 5. Leervaardigheden De Bachelor bezit leervaardigheden om een studie succesvol af te ronden. De Bachelor neemt initiatieven als de studievoortgang dreigt te staken. Hij heeft zelfinzicht en beschikt over reflectievaardigheden. Weet zichzelf te stimuleren en vertoont de noodzakelijke discipline om een studie op Bachelorniveau af te ronden binnen afzienbare tijd. Studielast: Het samenstellen van het competentiewerkstuk en het portfoliogesprek kennen een studielast van 1,5 ECTS (= 42 uur) Tijdpad van de 2e fase
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 70
Maandelijkse bijeenkomsten en intervisie
Vooraf
Persoonlijk ontwikkelingsplan op basis van 360˚ fb
Stageperiode 5 Groep 3 15 dagen (waarvan 5 als afsluiting aaneengesloten)
Studieplan Logboek 3 verdiepingen
Stageperiode 6 Groep 1/2 15 dagen (waarvan 5 als afsluiting aaneengesloten)
Studieplan Logboek 3 verdiepingen
Ondertussen: Afstudeeropdracht Wereldoriëntatie Afstudeeropdracht Rekenen Afstudeeropdracht Nederlands Afstudeeropdracht Studieplan Praktijkvakken Logboek Afstudeeropdracht 2 Onderwijskunde verdiepingen Grote afstudeeropdracht Competentiewerkstuk Studieplan Logboek
Stageperiode 7 Groep 5/6/7/8 15 dagen (waarvan 5 als afsluiting aaneengesloten) Stageperiode 8 Groep 1/2/3 (jongere kind) of groep 6/7/8 (oudere kind) 15 dagen aaneengesloten Tenslotte
o
Portfoliogesprek
NB Een student kan niet doorstromen naar fase 2 wanneer de instaptoetsen en de screenings spelling en rekenen/wiskunde niet met een voldoende zijn afgesloten. Een student kan niet doorstromen naar periode 7 van fase 2 indien niet alle zelfstudies met een voldoende zijn afgerond. Studiepuntenverdeling van de 2e fase Aangezien de VONDST-studie een fulltime-studie is, dienen per fase 60 EC‟s behaald te worden. EC is de benaming voor European Credit Transfer System, 1 EC omvat 28 studiebelastingsuren ( =SBU). Dit betekent dat de student moet rekenen op een studielast van 40 uur per week. Dit is inclusief de stagedagen, de voorbereidingen, de verdiepingen en de logboekverslagen. De voortgang wordt bijgehouden d.m.v. de studiepuntenkaart. Voor de 2e fase geldt de volgende studiepuntenverdeling: Studiepuntenverdeling fase 2
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 71
Onderdelen
SBU
ECTS
stage p5 logboek verdieping 9 verdieping 10 verdieping 11
126 28 42 42 42
4,5 1 1,5 1,5 1,5 280
stage p6 logboek verdieping 12 verdieping 13 verdieping 14
126 28 42 42 42
10 4,5 1 1,5 1,5 1,5
280 stage p7 logboek verdieping 15 verdieping 16
126 28 42 42
10 4,5 1 1,5 1,5
238 stage p8 logboek
140 28
8,5 5 1
168 rekenvaardigheid spelling logopedie
21 21 14
6 0,75 0,75 0,5
56 POP
28
2 1
28 NE RW ON WO Grote opdracht
84 84 84 84 168
1 3 3 3 3 6
588 bijeenkomsten
56
21 2
56 Werktstuk+gesprekrek
126
42
2 1,5
42
1,5
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 72
Totaal fase 2
1680
60
Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) In de 2e fase wordt met een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) gewerkt. Zo‟n POP heeft betrekking op alle aspecten van de studie: stage, verdiepingen en afstudeeropdrachten. In het POP legt de student vast op welke wijze zij de leerkracht zal worden die zij enerzijds moet zijn en anderzijds wil zijn. Het is het resultaat van een denk- en ontwikkelingsproces, waarbij zij de veelheid en diversiteit aan informatie weet te transformeren tot een aantal concrete leerpunten, waar zij nog aan moet en/of wil werken. De student stelt aan de hand van de stage-eindtermen en reflecterend op de stage-ervaringen (verwoord in logboeknotities en evaluaties uit de 1e fase) voor de 2e fase haar leer- en werkdoelen op. De lijst met competenties, het beroepsprofiel leraar basisonderwijs en de startbekwaamheidseisen vormen een ander referentiekader voor reflectie en verdieping. De volgende overwegingen spelen een rol bij het opstellen van de leerdoelen in de stage: De sterkte/zwakte analyses die je aan het eind van iedere periode van de 1e fase hebt moeten maken. Met welke lessen, onderdelen, werkvormen e.d. had je in de 1e fase moeite? Daar ga je dus aan werken. Welke vakken moeten in de praktijk nog worden beoordeeld en geabsolveerd? Indien onderdelen van de praktijkvakken uit de 1e fase nog niet afgerond zijn, neem je deze vakken mee in je stageopzet. Aangezien je de stage afrondt met een week zelfstandig de groep draaien, is het aan te bevelen om in de aanloopperiode alle lessen die in een schoolweek moeten worden gegeven reeds een of meerdere malen te hebben gepraktiseerd. Zorg er voor dat je meerdere lessen achter elkaar geeft, zodat je ook de lesovergangen beheerst. Voorafgaande aan je drieweekse eindstage is het raadzaam om je enkele dagen in te werken in de groep, zodat je niet voor te veel onbekende situaties komt te staan. Studieplan Elke periode start de student met het opstellen van een studieplan. Dit bevat een werkplan voor de stage en de studie voor die periode. Dit studieplan vloeit voort uit het POP. Naast de 15 dagen stage dienen er per periode (behalve de eindstage) drie verdiepingen te worden gemaakt. Het is vaak niet mogelijk om voor de aanvang van de periode een uitgewerkt verdiepingsvoorstel in te dienen. Dit is begrijpelijk omdat juist de praktijk de behoefte aan een theoretische verdieping oproept. De afstudeeropdrachten kunnen wel van tevoren worden ingepland. Het studieplan wordt aan het begin van de periode in het digitaal portfolio opgenomen zodat de begeleider hierop feedback kan geven. Ook wordt het voor de start van de stage aan de mentor overlegd en besproken.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 73
Tijdens de stagebezoeken zullen het persoonlijk ontwikkelingsplan en het studieplan steeds uitgangspunten voor het begeleidingsgesprek zijn. 2B.2.2.6 Vrijstellingen Toekenning van vrijstellingen gebeurt vooral in de 2e fase; in de 1e fase is er sprake van een tamelijk gestuurd opleidingstraject waarbij kennis wordt gemaakt met en ervaring wordt opgedaan in de verschillende bouwen van de basisschool. Versnelling kan hier slechts incidenteel plaatsvinden. Nadat de 1e fase is afgerond kan bepaald worden of er voldoende basis aanwezig is om EVC‟s (erkenning verworven competenties) te verzilveren of om op grond van de stageontwikkeling te versnellen of om voor studieonderdelen vrijstelling te krijgen De stagebegeleider neemt bij het verlenen van vrijstellingen een belangrijke rol in. Hij /zij heeft immers zicht op het ontwikkelingsproces van de student. Vrijstellingen kunnen theoretische of praktische onderdelen bevatten, denk bv. aan een zelfstudie of bepaalde stageonderdelen. Een student kan van een afstudeeropdracht vrijgesteld worden op grond van haar vooropleiding. Echter; het is geen automatisme dat een student met bv. een conservatoriumopleiding een vrijstelling kan krijgen voor het afstudeeronderdeel creatieve oriëntatie( de praktijkvakken). Het ligt allereerst voor de hand dat deze student zich concentreert op bv. het vak dramatische expressie of beeldende vorming. Vrijstellingen worden door de Examencommissie van Opleiding tot Leraar Basisonderwijs locatie Meppel verleend. De procedure voor de aanvraag en de toekenning van vrijstellingen vind je op Blackboard/ Berichten Vondst / onderdeel Toetsen. Voor de aanvraag van vrijstellingen is een speciaal formulier ontwikkeld. 2B.2.2.7 EVC-procedure binnen VONDST In studiejaar 2007-2008 is gestart met het instrument “EVC-procedure binnen VONDST”. Op voordracht van de stagebegeleider kan een student een aanvraag doen voor een assessment waarin de beroepsspecifieke competenties worden beoordeeld. De voordracht kan worden gedaan om versnelling van de opleiding te staven aan de hand van de gesignaleerde competenties. De procedure bestaat uit: samenstellen door de student van een bewijsportfolio a.h.v. de 7 competentiedomeinen beoordeling portfolio door 2 VONDST-begeleiders criteriumgericht interview (CGI) n.a.v. de portfoliobeoordeling met de 2 begeleiders definitieve uitslag. De eigen begeleider van de student speelt binnen deze procedure geen rol.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 74
Naar aanleiding van de uitslag worden door de Examencommissie evt. vrijstellingen toegekend en wordt door de eigen begeleider een vervolgstudieprogramma opgesteld. 2B.2.2.8 Het afstudeerprogramma De zes afstudeeropdrachten vormen voor de opleiding een laatste sturingsmechanisme om te zorgen dat de studenten aan de opleidingseindtermen voldoen. De studenten kunnen verschillende onderdelen van het afstudeerprogramma elk moment opstarten. Houd rekening met het feit dat de eindstage meestal helemaal in het teken staat van de grote afstudeeropdracht. Wanneer daarnaast ook nog praktijkonderdelen uit de verschillende afstudeeropdrachten moeten worden uitgevoerd, leidt dat tot een overvol programma. Probeer dus de praktijkopdrachten bij Rekenen (onderdeel signaleren) en bij Wereldoriëntatie (lessenserie) af te ronden tijdens periode 6 en/of 7. Alle afstudeeropdrachten worden door de stagebegeleider beoordeeld. Correspondentie omtrent begeleiding en beoordeling wordt in het digitaal portfolio van de student opgenomen. Algemene regels en richtlijnen voor vorm en inhoud van de verslagen staan vermeld op Blackboard. Grote afstudeeropdracht De student komt voor deze opdracht allereerst tot een onderzoeksvraag die vervolgens middels een theorie- en praktijkdeel wordt uitgewerkt. Na overleg met de stageschool en de stagebegeleider komt zij tot een voorstel voor deze opdracht. Voor deze opdracht geldt een duidelijke procedure rond begeleiding, inhoud, niveaueisen en beoordeling. Zie: BB / Berichten Vondst / afstuderen. Hier vind je ook een lijst met voorbeeldonderwerpen. Afstudeeropdracht Afstudeeropdracht Afstudeeropdracht Afstudeeropdracht
Wereldoriëntatie Praktijkvakken Onderwijskunde Levensbeschouwelijke vorming
Studiekosten en studiefinanciering VONDST geldt als een voltijdse opleiding gezien de studiebelastingsuren. De student betaalt voor een heel jaar collegegeld. Afhankelijk van het tijdstip van diplomering kan de student een deel van het collegegeld terugvragen. Wie tussentijds stopt met de opleiding, kan geen beroep doen op een terugstorting. De VONDST-studenten komen over het algemeen niet in aanmerking voor studiefinanciering. Voor leraren in opleiding bestaat echter wel de mogelijkheid om een tegemoetkoming aan te vragen. De tegemoetkoming is afhankelijk van het belastbare inkomen van de student in het jaar voorafgaand aan het studiejaar. Daarbij wordt speciaal voor leraren in opleiding de uitzondering gemaakt dat het eventuele partnerinkomen niet wordt meegerekend. Meer informatie en aanvraagformulieren zijn (online) verkrijgbaar bij www.ib-groep.nl of via de IB-groep Infolijn: (050) 599 77 55. Het aanvraagformulier dient te worden voorzien van een stempel
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 75
en handtekening van de Pabo. Hiervoor kunnen studenten terecht bij de administratie. 2B.2.3
Zij-instroom in Emmen Zij-instroom is een voltijdopleiding, afgeleid van de interimwet „zijinstroom in beroep‟ uit 2000: personen zonder lesbevoegdheid, maar met relevante ervaring en/of opleiding (minimaal HBO) kunnen overstappen naar een baan als leerkracht. De student ontwikkelt ontbrekende competenties en leert elders verworven competenties in te zetten voor het leraarsberoep. Teamleren en zelfsturend leren krijgen veel aandacht. Studenten leren een visie ontwikkelen en gaan daarna de school in. Stage is onderdeel van de opleiding. De opleider informeert, instrueert en begeleidt bij het zoeken van oplossingen en is samen met de lerende constant op weg en op zoek naar nieuwe leerwegen. De opleider is daarbij vooral een coach die de metacognitieve vaardigheden van de lerende probeert aan te boren en die de lerende terzijde staat bij zijn bewustwording en het hanteren van die metacognitieve vaardigheden. Ook persoonskenmerken en persoonlijke drijfveren van de lerende zijn hierbij wezenlijke koersbepalers voor het leren. Competentiegericht opleiden en ontwikkelen “Geef een man vis en hij zal eten. Leer hem vissen en hij zal eten keer op keer Leer hem leren en hij hoeft niet altijd vis te eten” Aanvulling op een oud Chinees gezegde door prof. J. Verhoeff Steeds meer wil men in het onderwijs af van uniforme leerwegen voor hele groepen leerlingen, en juist individuele leerroutes ontwikkelen op basis van verschillen tussen leerlingen en hun leerstijlen. Dit noemt men ook wel „adaptief onderwijs‟ en men kan het zien als een vorm van meer „leerling-respecterend onderwijs‟ dat in dienst staat van een ononderbroken ontwikkeling van de leerlingen. De verwachting is dat leerlingen hierdoor hun leerpotentieel beter gebruiken. Deze expliciete aandacht voor een ononderbroken ontwikkeling vindt men terug in de begrippen „constructief‟ of „authentiek leren‟. Nieuw in deze benaderingswijze is de aandacht voor zelfvertrouwen en competentie in een „rijke‟ context; en dat slaat dan op zowel leerlingen als leraren. Er is sprake van een andere rol voor zowel leerling als leraar, en een andere inrichting of organisatie van het onderwijs. De opleider probeert constant de kloof tussen fundamentele kennisontwikkeling en verbetering van de onderwijspraktijk te overbruggen. De beroepspraktijk speelt hierbij een fundamentele rol. In die praktijk wordt ook kennis gecreëerd. Voor een succesvolle taakuitoefening van complexe en verantwoordelijke taken zijn competenties relatief belangrijker dan
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 76
instrumentele kennis en vaardigheden. Veel personen zijn wat betreft instrumentele kennis en vaardigheden aan elkaar gelijk, wat onder meer tot uiting komt in diploma‟s, certificaten, werkervaring en werkresultaten. Juist: de persoonlijke overtuiging, de gedrevenheid, de emotionele intelligentie het productief omgaan met kennis en informatie en het vertrouwen in eigen inzicht en kennisvermogen onderscheiden de succesvolle persoon van de niet-succesvolle (McClelland, 1993; Boulter, 1996). In de afgelopen jaren hebben de wetenschappen veel nieuwe kennis geproduceerd over hoe mensen leren en zich ontwikkelen. Die kennis is van belang voor de ontwerpers en uitvoerders van onderwijs. Het verrassende is dat veel van die nieuwe kennis ook onderbouwingen en inzichten opleveren van opvattingen die „reformpedagogen‟ en bepaalde psychologen in het begin van de vorige eeuw al hadden. Leren is een bijzonder complexe aangelegenheid. Het speelt zich af in een steeds veranderende omgeving door individuen die hun betekenisverlening voortdurend veranderen. Een aangelegenheid ook waarin verschillende manieren van denken en uiteenlopende denkmodellen of concepten gebruikt worden. De begeleiding van de lerende zal daarom ook nooit eenvormig kunnen. Leren en denken binnen een dimensie van zekerheid en onzekerheid bestaat uit het steeds opnieuw combineren van verschillende leerstrategieën en kennisconcepten. Een dergelijke krachtige leeromgeving willen wij als opleiding realiseren voor die volwassenen die een overstap willen maken naar de praktijk van het onderwijs. Middels bewustwording van hun eerder verworven competenties, het reflecteren en het leren hanteren van hun metacognitieve vaardigheden, willen wij deze volwassen studenten in twee jaar kwalificeren tot startbekwame leerkrachten primair onderwijs. In de opleiding wordt aan de verhoging van het competentieniveau van de deelnemers gewerkt met het lerend vermogen van de deelnemer als uitgangspunt. Hiervoor hanteren we een mix aan werkvormen zoals: Intervisie en anderszins werken in kleine groepen Leren reflecteren en (zelf)beoordelingen Hanteren en formuleren van kernkwaliteiten en kernkwadranten Ontwikkelen en plannen van aanpak voor sturing van het eigen leerproces Confrontaties met experts Praktijkleren Assessment als geïntegreerd onderdeel van het onderwijsleerproces Actieonderzoek Literatuurstudie enz. 2B.2.3.1 Algemene informatie Voor wie?
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 77
De opleiding Zij-instroom leraar primair onderwijs is bedoeld voor mensen die een HBO- of universitaire opleiding (WO) hebben voltooid. Wie niet aan deze voorwaarden voldoet, kan eventueel toegelaten worden op grond van aantoonbare eerder verworven competenties en kwalificaties waaruit blijkt dat men op HBO-niveau kan denken en werken. Opleidingsconcept De opleiding is competentiegericht, dat wil zeggen dat de student leert, via scholing, ondersteuning en begeleiding op maat, de ontbrekende competenties te ontwikkelen en de elders verworven competenties in te zetten voor het beroep leerkracht primair onderwijs. Een competentie is een cluster van vaardigheden, attitudes, achterliggende kennis en persoonskenmerken waarover iemand beschikt en die men kan toepassen in specifieke contexten. Opleidingsduur Twee jaar Kwalificatie Getuigschrift Leraar Primair Onderwijs (gelijk aan diploma 4-jarige PABO), gebaseerd op competentieprofiel SBL (www.lerarenweb.nl). Startdatum September of februari. Organisatie De opleiding wordt gegeven in Pabo Emmen, Van Schaikweg 94, Emmen. Gedurende de eerste vier maanden zijn er wekelijkse groepsbijeenkomsten op dinsdag van 9.00 – 16.00 uur. Daarna start de oriëntatie op de praktijk (stage) van minimaal 1½ dag per week. De opleidingsdag wordt dan gereduceerd tot 1 dag per veertien dagen. Daarnaast zal er voldoende tijd moeten zijn voor de persoonlijke ontwikkeling van het lerend vermogen. Kosten Per cursusjaar: collegegeld € 1672,Studiemateriaal € 200.Nadere inhoudelijke informatie: Stenden Hogeschool Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, locatie Emmen Postbus 2080 7801 CB Emmen Carolien Faber-Smith tel. 0591 853111 e-mail:
[email protected] Yvonne Wijdeven tel. 0591 853173 e-mail:
[email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 78
2B.2.4
TOP in Assen
2B.2.4.1 Inleiding De verkorte routes in Assen staan bekend als TOP (2-jarige opleiding pabo). Deze variant kent meer gewicht toe aan een (vast) aanbod van schoolvakken en hecht veel waarde aan het werken binnen een vaste groep studenten. Elke groep heeft een docent als studieloopbaanbegeleider. Coördinatie en organisatie Fasecoördinator TOP: Stagecoördinatie: TOP-secretariaat: Cijferadministratie: Ziekmeldingen, centr. adm.: Examencommissie:
Harry Vissinga Stagebureau Marian Meijer Helen van Boxtel Administratie Rob van ‟t Veer en Christa Casu.
Toelating Je kunt worden toegelaten tot de TOP met een voltooide HBO- of universitaire opleiding. Bij uitzondering kan hiervan worden afgeweken. In dat geval wordt er toegelaten na het afleggen van een toelatingsexamen, het traject „Aantonen HBO-niveau‟. Mbo‟ers met relevante werkervaring kunnen, na met goed gevolg de zogenaamde MBO-Aanlooproute te hebben gevolgd, ook tot de TOP worden toegelaten. Toelating tot de TOP kan alleen via het schrijven van een sollicitatiebrief aan Stenden Pabo De Eekhorst waarin je vermeldt waarom je opgeleid wilt worden tot meester of juf. Natuurlijk bevat de brief een uitgebreid Curriculum Vitae en kopieën van behaalde diploma‟s. Op grond van deze brief en bijlagen en het daarna volgende intakegesprek, wordt besloten of je wel of niet wordt toegelaten. De officiële inschrijving aan de Stenden Hogeschool geschiedt via Studielink. Eindtermen Voor de TOP gelden dezelfde eindtermen als voor de reguliere (vierjarige opleiding) opleiding. De SBL-competenties (zie § 2.1) zijn daarbij leidend als domeinspecifieke eisen. De vertaling van bovengenoemde competenties vindt grotendeel plaats door de volgende vormingsgebieden: 1. Stage (Praktische Vorming) 2. Pedagogiek 3. Levensbeschouwelijke Vorming: a. Joods-christelijjke overlevering (JCO) b. Filosofie c. Humanistisch vormingsonderwijs (HVO) 4. Bewegingsonderwijs 5. Kunstzinnige Vorming (KV) a. Beeldende Vorming (BV) b. Muzikale Vorming (MV) c. Drama 6. Wereldoriëntatie (WO) a. Natuur (WO-N) b. Ruimte (WO-R)
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 79
c. Tijd (WO-T) 7. Taalonderwijs (met inbegrip van Schrijfonderwijs en Engels) 8. Rekenonderwijs Vrijstellingen Afhankelijk van je vorige opleiding zijn vrijstellingen mogelijk voor andere vormingsgebieden of substantiële onderdelen daarvan. Vrijstellingen moeten altijd schriftelijk in periode 1 worden aangevraagd door middel van het aanvraagformulier vrijstelling in te dienen bij de fasecoördinator Harry Vissinga. Over het toekennen van de vrijstelling beslist de examencommissie. Vrijstelling geldt alleen voor toetsing, nooit voor het volgen van de colleges. Vrijstellingen kun je pas aanvragen wanneer je bent ingeschreven als student op de Opleiding Leraar Basisonderwijs locatie Assen. Verbijzonderingen In een beperkt aantal gevallen kunnen TOP-studenten deelnemen aan de zogenaamde verbijzonderingen, te weten jenaplan-, montessori- en daltonspecialisatie. De informatie over mogelijkheden, toegangseisen en inhoudelijke verplichtingen wordt aan het begin van het jaar tijdens de studieloopbaanbegeleiding meegedeeld. Andere keuzemogelijkheden: gymspecialisatie en buitenlandstage Naast het bovenstaande biedt de reguliere, vierjarige opleiding naast het basisprogramma allerlei keuzemogelijkheden en extra‟s. Het ligt om redenen van tijd, studiebelasting en organisatie niet voor de hand die ook structureel in de tweejarige opleiding op te nemen. Maar als je, naast college-, stage- en studiedagen, tijd over hebt voor extra en/of keuzecursussen van de vierjarige opleiding, zijn er in overleg met betrokken docenten persoonlijke regelingen te treffen. Je kunt hier bijvoorbeeld denken aan het volgen van deficiëntieprogramma‟s in de vierjarige opleiding en deelname aan de cursus die opleidt tot vakleerkracht gymnastiek. Deze gymspecialistatie geeft je de mogelijkheid om een extra bevoegdheid gymnastiek te halen, zodat je als meester of juf ook bevoegd bent om aan de groepen 3 tot en met 8 les te geven. Over de mogelijkheden en voorwaarden van instroming, tijdsinvestering en kosten, zij verwezen naar Jaap Hindriks. Buitenlandstage Ook het volgen van een stage in het buitenland behoort tot de mogelijkheden. Het verzoek tot deelname aan zo‟n stage wordt gehonoreerd, mits voldaan wordt aan de volgende eisen: je moet geen studieachterstand hebben opgelopen alle tot dusver gevolgde stages moeten met een voldoende zijn afgesloten de buitenlandstage moet een toegevoegde waarde hebben, hetgeen minimaal betekent datde stage je ondersteunt bij jouw verdere competentieontwikkeling verzoeken tot het volgen van een buitenlandstage worden in de TOPvergadering besproken en al dan niet goedgekeurd vervolgens wordt het verzoek besproken en al dan niet geaccordeerd dor het bureau „buitenlandstage‟ van de Stenden Hogeschool.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 80
Diploma Christelijk Basisonderwijs (DCBO) De Eekhorst biedt de mogelijkheid tot het behalen van het Diploma Christelijk Basis Onderwijs (DCBO) waarvoor dezelfde eisen gesteld worden als aan het landelijk erkende DCBO-diploma dat bevoegdheid verleent tot het geven van Bijbels Onderwijs. Deze keuzemogelijkheid wordt aan het begin van het studiejaar door docent Alja Streutker toegelicht. 2B.2.4.2 Studieopzet tweejarige opleiding Algemeen Het opleidingsmodel van de TOP-opleiding is afgeleid van de vierjarige opleiding; beide varianten gaan uit van de SBL-competenties als domeinspecifieke eisen, simpelweg vertaald als wàt je allemaal moet weten en kunnen om als startbekwaam de arbeidsmarkt op te kunnen. Om te bepalen of het juiste eindniveau is bereikt wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Dublin Descriptoren, de binnen de Europese Unie geldende niveaubeschrijvingen van de bachelor- en masterstudies. Omdat de SBL-competenties en de Dublin Descriptoren slechts in algemene eindtermen spreken over het wat en het niveau waarop, is de opleiding in vier concrete opleidingsniveaus verdeeld, waarmee meer recht gedaan wordt aan de geleidelijke opbouw van de opleiding en aan de eisen die aan de verschillende opleidingsfasen zijn verbonden. De 1. 2. 3. 4.
vierjarige opleiding bestaat uit vier opleidingsfasen: Opleidingsbekwaam Basisbekwaam Werkplekbekwaam Startbekwaam
De tweejarige opleiding volgt zoveel mogelijk dit model, met dit verschil dat de 4 opleidingsniveaus gecomprimeerd zijn tot twee jaar en elkaar dus sneller in tijd opvolgen. Voor een overzicht van de SBL-competenties, de Dublin Descriptoren en de vier opleidingsniveaus: zie Stagewerkboek. Competentiegericht werken Voor zowel de vierjarige als de tweejarige opleiding geldt het competentiegerichte opleiden en leren als uitgangspunt. Een competentie is een geïntegreerde beroepshandeling die ervoor zorgt dat de docent in elke beroepssituatie adequaat kan handelen. In die beroepshandelingen zijn kennis, vaardigheden, houding en persoonlijkheid geïntegreerd. Door de grotere nadruk op competentiegericht werken zal er in de opleiding veel aandacht worden besteed aan de integratie van theorie en praktijk, vakkenintegratie en keuzevrijheid voor studenten, dit alles met gebruikmaking van instrumenten als portfolio, portfoliogesprekken en (in incidentele gevallen) assessments. In het curriculum van de TOP staan de volgende landelijk erkende SBL-competenties centraal: De interpersoonlijke competentie (leider). De pedagogische competentie (opvoeder).
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 81
De (vak) inhoudelijke en didactische competentie (kennisdrager en begeleider). De organisatorische competentie (organisator). De competentie om samen te kunnen werken (groepslid en teamlid). De competentie om samen te kunnen werken met de omgeving (netwerker). De competentie tot reflectie en eigen professionele ontwikkeling (ontwikkelaar). Het competentiegerichte onderwijs houdt nauw verband met wat we wel eens „het nieuwe leren‟ noemen. Waar in het „oude leren‟ vooral kennisoverdracht centraal stond, het docentgerichte onderwijs de richting aangaf en studenten veelal een vaststaand en voor iedereen verplicht leerplan kregen aangeboden, gaat het „nieuwe leren‟ veel meer uit van het zelf construeren van kennis, het koppelen van kennis aan praktische vaardigheden, het meer studentgerichte leren en het samenstellen van eigen leerroutes. Voor de rol van zowel student (meer pro-actief dan passief), als van de opleidingsdocent (meer stimulator dan allesweter), als van de stageschool (meer opleiden dan alleen maar het bieden van een stageplek) vergt deze nieuwe vorm van leren de nodige aanpassing en vernieuwing. Overigens is het goed in dit verband op te merken dat de opleidingsvisie van de TOP gestoeld is op een synthese van elementen uit beide visies op onderwijs: competentiegericht leren móet en heeft blijvend de toekomst, maar mag onder geen beding leiden tot louter sociaal en pedagogisch vaardige meesters en juffen, die weinig culturele en intellectuele bagage tot hun beschikking hebben. Opleiding, student en opleidingsschool hebben gezamenlijk de plicht te werken aan de meester en juf als cultuurdrager en cultuuroverdrager. Om het competentiegerichte werken meer body te geven wordt niet alleen veel aandacht besteed aan studieloopbaanbegeleiding en de grotere rol van de stagescholen in de ontwikkeling van de student, maar wordt ook inhoudelijk het leerplan voortdurend aangepast en vernieuwd. Integratie van theorie en praktijk, contextueel leren, samenwerkend leren en het construeren van eigen stageopdrachten treden daarom uitdrukkelijk naar voren. Een en ander heeft zijn beslag gekregen in het formuleren van een drietal thema‟s in TOP 1 en drie thema‟s in TOP 2, waarin verschillende vakken geïntegreerd, maar wel ieder vanuit hun eigen expertise, inhoud geven aan een bepaald thema. Leidraad bij het samenstellen van de thema‟s vormt hun vermogen om als concretisering van algemene competenties te kunnen dienen, de mogelijkheid tot integratie van theorie en praktijk (alle thema‟s eindigen met een in de praktijk uit te voeren opdracht) en aansluiting bij de verschillende vakgebieden. In TOP 1 staan de volgende thema‟s centraal, waarin telkens verschillende competenties benadrukt worden, zonder het integratieve karakter van de competenties uit het oog te verliezen. Thema 1: Kijken naar jezelf en kinderen Thema 2: Leren lesgeven: de onvergetelijke invalochtend Thema 3: Van buiten leren In TOP 2 besteden we dit jaar aandacht aan de volgende thema‟s: Thema 1: Met Zonder Methode
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 82
Thema 2: Zorg Thema 3: Oriëntatie op de arbeidsmarkt Toetsing, Evaluatie en OER De opleidingsexamenregeling (2 D van deze studiegids), gebaseerd op het Stenden Examenregelement 2010-2011 (Studentenstatuut deel I), beschrijft de regels die gelden ten aanzien van toetsing. Kosten De onderstaande bedragen zijn een schatting. Eerste studiejaar Collegegeld € 1672,Boeken/readers € 750,Tweede studiejaar Collegegeld Boeken/readers
€ 1672,€ 40,-
Studiepunten Het onderstaande schema geeft studiecredits weer zoals zij daadwerkelijk met de verschillende studieonderdelen van de tweejarige opleiding samenhangen. De overige 120 ECTS-en zitten verweven in de eerder verworven competenties, die samenhangen met competenties en studieonderdelen waarvoor een vrijstelling is verkregen op basis van vooropleiding (HBO/WO) of „Traject aantonen HBO-niveau‟.
TOP 1 ONDERWIJSEENHEDEN Stage Periode Periode Periode Periode
1 2 3 4
ECTS 24
6 6 6 6
TOP 2 ONDERWIJSEENHEDEN Stage Periode Periode Periode Periode
Actieve deelname SLB + thema‟s Pedagogiek Periode 1 ½ Periode 2 ½ Periode 3 ½ Periode 4 ½ Literatuurstudie 1 Tentamen theorie 2 Bewegingsonderwijs Kunstzinnige Vorming Beeldende Vorming 2 Muzikale Vorming 2 Drama 2
6 5
Wereldoriëntatie Wereldoriëntatie-Natuur 2
6
1 2 3 4
27
6 6 6 9
Actieve deelnameSLB Pedagogiek A-periode B-periode C-periode
+ thema‟s
3 3
½ 1 ½
Literatuurstudie 1 6
ECTS
Bewegingsonderwijs Kunstzinnige Vorming (KV) Beeldende Vorming 1 Drama 1 Muzikale Vorming 1 Afstudeerwerkstuk KV Wereldoriëntatie (WO) Wereldoriëntatie
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
1 1 3
3 4
blz. 83
Wereldoriëntatie-Ruimte 2 Wereldoriëntatie-Tijd 2 Taalonderwijs Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Rekenonderwijs Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
TOTAAL
Specialisatie
6 1 1 1 1
½ ½ ½ ½ 6
1 1 1 1
½ ½ ½ ½
60
Afstudeerwerkstuk WO Taalonderwijs Periode 1 Periode 2 Periode 3
4 3 4 1 1/3 1 1/3 1 1/3
Rekenonderwijs Periode 1 1 1/3 Periode 2 1 1/3 Periode 3 1 1/3 Afstudeerwerkstuk rekenen of taal Handelingsplan rekenen of taal
4
TOTAAL
60
3 2
2B.2.4.3 Korte schets karakter en opbouw Fase 1 en Fase 2 Entreetoetsen en aanwezigheid colleges De entreeonderdelen bestaan uit toetsen „eigen vaardigheid‟ Taal en Rekenen. Voor iedere student geldt dat deze twee onderdelen afgesloten moeten zijn aan het eind van het eerste studiejaar. Zijn de entreeonderdelen aan het begin van het tweede jaar niet afgerond, dan kun je niet worden toegelaten tot het tweede TOP-jaar. Dit betekent dat je geen stage mag lopen en geen toetsen mag afleggen van het tweede jaar. In de studiegids van TOP-1 staan deze onderdelen uitvoerig beschreven. In het eerste (en ook in het tweede studiejaar) geldt een algehele aanwezigheidsnorm. Je moet dus in principe aanwezig zijn op elk college. Voor alle werkcolleges geldt voor iedereen een aanwezigheidsplicht (actieve deelname), die verdisconteerd is in het puntenoverzicht. Meld je bij verhindering tijdig af. Dit kan bij de administratie. Deze aanwezigheidsplicht is ingevoerd omdat ons is gebleken dat deze een gunstige invloed heeft op het groepsproces en dat blijkt weer van beslissend belang voor de gewenste studievoortgang. De aanwezigheidsplicht geldt ook bij die vakken waarvoor je vrijstelling hebt. Een te groot verzuim of onvoldoende actieve deelname kan verhinderen dat het onderdeel wordt afgetekend. Colleges en toetsuur De colleges vinden plaats op de dinsdagen van 9.15 tot 17.00 uur. Een enkele keer zal lesuur 0 op het programma staan. De meeste dinsdagen beginnen met de studieloopbaanbegeleiding, waarna de colleges plaatsvinden en eventuele toetsen worden afgenomen. Het jaar bestaat uit vier periodes: de periode 1 van eind augustus/begin september tot en met begin november; de periode 2 van november tot februari; de periode 3 van februari tot april; de periode 4 van april tot juli.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 84
Studieloopbaanbegeleider Je krijgt samen met je klasgenoten een coördinator, een studieloopbaanbegeleider. Dat is de docent die jou gedurende de opleiding begeleidt. De studieloopbaanbegeleider speelt een belangrijke rol in je opleiding. Zij is de centrale spil in je competentieontwikkeling. De studieloopbaanbegeleiders van TOP 1 zijn Irma Smegen en Arda Oosterhoff. Stage en beoordeling In de Fase 1 loop je steeds stage in één bepaalde bouw, gemiddeld 1½ dag per week. De stages in de periode 1 en 2 loop je in dezelfde groep, De stages van periode 2, 3 en 4 sluit je af met vier, zo veel mogelijk aaneengesloten dagdelen. Eén keer per bouw krijg je bezoek van je studieloopbaanbegeleider, behalve in periode 4 als je, voor het praktijkassessment, bezoek krijgt van een andere pabodocent. De stage wordt aan het eind van iedere periode door je studieloopbaanbegeleider beoordeeld op basis van: het beoordelingsformulier van je stagementor de mate waarin je aan je persoonlijk ontwikkelingsplan hebt gewerkt (vanaf periode 3) je zelfevaluatie van de periode het stagebezoek van je studieloopbaanbegeleider het praktijkassessment* (*geldt alleen maar voor periode vier). Hoewel opleiding (SLB‟er) en werkveld (stagementor) streven naar consensus en eenduidigheid in de beoordeling, ligt de eindverantwoordelijkheid van het oordeel bij de opleiding in de gedaante van de SLB‟er. Om een en ander goed te kunnen beoordelen maken we gebruik van de volgende instrumenten: in het stagewerkboek staan per periode de eisen omschreven waaraan je moet voldoen om voor de stage een voldoende te krijgen. in de beoordelingsformulieren en stagebezoekformulieren zijn de competenties omschreven op het niveau van handelingscomponenten, zodat student, opleidingsdocent en stagementor precies weten wat er van de student wordt verlangd. in de loop van de 4e periode van het eerste jaar krijg je een zogenaamd praktijkassessment, een stagebezoek dat door één docent wordt afgenomen. Het mag duidelijk zijn dat in dit geval je eigen studieloopbaanbegeleider je niet bezoekt, dit om begeleiding en beoordeling zoveel mogelijk van elkaar te scheiden. Naar aanleiding van dit bezoek wordt een verslag gemaakt dat mede dient als materiaal dat je verwerkt in je persoonlijk ontwikkelplan voor de tijd daarna. Het praktijkassessment zal veelal aan het einde van het jaar plaatsvinden. De eisen aan en de beoordelingscriteria van het praktijkassessment verschijnen uiterlijk februari 2009 in een aparte brochure die door je studieloopbaanbegeleider wordt uitgedeeld en doorgenomen. Let wel: het bovenstaande heeft niet het karakter van een examen, maar is een ondersteuning van je competentieontwikkeling.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 85
Een en ander neemt uiteraard niet weg dat we na het eerste jaar in sommige gevallen genoodzaakt zijn studenten een negatief studieadvies te verstrekken. Wanneer op het gebied van opleidingsbekwaamheid en stagebekwaamheid ernstige tekortkomingen worden geconstateerd, zal de studieloopbaanbegeleider samen met de student zoeken naar mogelijke oplossingen om de studie voort te zetten. In incidentele gevallen kan de studieloopbaanbegeleider (in overleg met de rest van het TOP-team) het dringende advies geven de studie te staken. In deze gevallen wordt uiteraard nauwkeurig gekeken naar de competentieontwikkeling in de volle breedte en wordt ook de persoonlijke ontwikkeling van de student (houding en persoonlijkheid) in het advies meegenomen. Persoonlijke ontwikkelplannen In het eerste studiejaar ligt de inhoudelijke regie van de stage voor een deel bij de opleiding en deels bij de student. Naarmate de studie vordert zal de student steeds meer gebruik maken van ontwikkel- en actieplannen. Deze zijn opgenomen in het stagewerkboek. 2B.2.4.4 Colleges, stage en proef In laatste studiejaar, de Fase 2, zijn de colleges en toetsen ook op dinsdag, dezelfde tijden als in het eerste jaar. Het jaar bestaat uit vier periodes. Periode 4 is collegevrij in verband met de laatste stage en andere afstudeerverplichtingen). In iedere periode staat een leeftijdsgroep centraal, net als in het eerste jaar. In de periode 1 is dat bij voorkeur groep 3, waarin de meeste scholen het aanvankelijk lezen en rekenen begint. In de periode 2 is de stagegroep afhankelijk van je ontwikkelingsbehoefte en in de periode 3 is dat bij voorkeur groep 8 waar op dat moment de verwijzing naar het voortgezet onderwijs plaatsvindt. De stages omvatten gemiddeld hetzelfde aantal dagdelen als in het eerste jaar, met dien verstande dat TOP 2 gemiddeld één dag per week stage en elke stageperiode afsluit met één week volledige stage. Voor TOP 1 is dat respectievelijk 1 ½ dag per week en een afsluitende activiteit van vier dagdelen. Periode 4 is gewijd aan een stage van 4 - 6 weken in de groep kinderen waarin je je specialiseert (verdiept) in het jonge kind (groep 1 tot en met 4) of het oudere kind (groep 5 tot en met 8). Deze afsluitende stage noemen we de Eindstage. Na je stage van periode 3 en vóór je Eindstage leg je de zogenaamde proef af. De proef behelst een presentatie van je kennen en kunnen voor twee docenten, niet zijnde je eigen SLB‟er. In de proef staat het portfolio centraal met illustraties van je competentieontwikkeling. Het niet voldoen aan de inhoudelijke eisen van de proef zal in het algemeen leiden tot verlenging van de derde stage en/of aan het bijstellen van het portfolio. De criteria van de proef worden in een aparte brochure vermeld en besproken tijdens de studieloopbaanbegeleiding. De Eindstage zelf is niet beoordelingsvrij, hetgeen impliceert dat je ook tijdens deze eindstage doorwerkt aan je nog te ontwikkelen competenties en dat het oordeel over je startbekwaamheid een gezamenlijk oordeel is van je coördinator en de stageschool. Het
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 86
eindoordeel moet minimaal het predicaat „startbekwaam‟ behelzen, wat wil zeggen dat je de competenties, zoals ze staan omschreven in het portfolio, van TOP1 en TOP2 in voldoende mate beheerst. In gevallen waarin de student evident niet aan de startbekwaamheidseisen kan voldoen, wordt uiteraard stageverlenging in het verschiet gesteld. Zelfstudie De zelfstudie valt te vergelijken met die van het eerste jaar. Daarbij komen nog de verschillende afstudeeropdrachten aan het einde van het jaar. Voor uitgebreide informatie over domeininhouden zij verwezen naar de studiegids van TOP 2. Evaluatie en beoordeling Fase 1 Samenvattend moet je aan het einde van het eerste jaar in ieder geval hebben voldaan aan de volgende eisen: 1. voldoende scores voor de entreetoetsen Taal en Rekenen 2. voldoende aanwezigheid bij colleges 3. minimaal twee van de drie stages (= verschillende bouwen) voldoende 4. een positieve uitslag van het praktijkassessment De consequenties van het niet behalen van de onderdelen zijn respectievelijk: 1. het niet mogen deelnemen aan toetsen en stages van TOP 2 2. een vervangende opdracht of een negatief studieadvies 3. een verlengde of vervangende stage of negatief studieadvies 4. een herkansing, evt na verlengde stage of vervangende stage met aangescherpt POP; een en ander kan consequenties hebben voor het tijdstip van aanvang van de stages in het tweede jaar. 2B.2.4.5 Pabo-verkort en bindend studieadvies Het is goed erop te wijzen dat de opleiding geen bindende negatieve studieadviezen verstrekt, hooguit dringende negatieve studieadviezen. 2B.2.4.6 Fase 2 Algemeen In het afstudeerjaar komen de volgende Vormingsgebieden aan de orde: Stage (Praktische Vorming), Pedagogiek, Bewegingsonderwijs, Kunstzinnige Vorming, Wereldoriëntatie, Taalonderwijs en Rekenonderwijs. Informatica is afgerond in de Centrale Fase (TOP-1) en komt niet terug in TOP-2. DCBO geldt als keuzevak. De afstudeereisen voor de verschillende vormingsgebieden tref je aan in de brochure Proef, Eindstage en afstuderen. In het laatste studiejaar vinden de colleges en toetsen ook op dinsdag plaats, op dezelfde tijdstippen als in het eerste jaar. Wat betreft de normen en eisen van aanwezigheid, gelden dezelfde regels als in TOP-1. Over de afstudeermogelijkheden in TOP 2 verschijnt voor de herfstvakantie een aparte brochure – Proef, Eindstage en afstuderen - waarin de eisen van alle onderdelen en vakken op een rijtje zijn gezet. De brochure bevat tevens informatie over de Proef en de Eindstage.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 87
2B.2.4.7 Stage in Fase 2 In het tweede jaar loop je wederom stage op één basisschool. Iedere periode loop je stage in een andere bouw. In periode 1 kun je het beste beginnen in groep 3. Met deze stage moet je, in tegenstelling tot de stage in TOP 1, zo snel mogelijk beginnen na de zomervakantie. Zo ben je in staat om het aanvankelijk lees- en rekenonderwijs vanaf de start mee te maken. In de periode 2 loop je stage in de groep die past bij jouw ontwikkelingsbehoefte. Je coördinator besluit in welke groep/bouw dat is. In de periode 3 loop je bij voorkeur stage in groep 8. In de laatste periode kies je een stageklas die sowieso bij je leeftijdspecialisatie (jongere of oudere kind) behoort. Het is niet altijd mogelijk om op het juiste moment in de hierboven beschreven groepen stage te lopen. Het is dus goed erop te wijzen dat er incidenteel, hetzij door het aanbod van stageplaatsen, hetzij door specifieke wensen met betrekking tot competentieontwikkeling, van het bovenstaande schema kan worden afgeweken. In het tweede jaar loop je gemiddeld 1 dag per week stage in periode 1, 2 en 3. Je sluit nu iedere periode af met een hele week stage in plaats van de vier dagdelen in TOP1. Je mag pas met de volgende stage beginnen wanneer je toestemming hebt van je SLB‟er en/of OLS-coach. Alle stages in de TOP loop je in principe in het reguliere basisonderwijs. Stages buiten het reguliere Nederlandse basisonderwijs worden alleen gehonoreerd als gebleken is dat de student zich heeft bewezen in het reguliere basisonderwijs, als er bovendien een goed onderbouwd verzoek van de kant van de student aan de TOP-vergadering is geformuleerd en deze vergadering vervolgens haar toestemming heeft verleend. Die toestemming zal uiteraard afhangen van de realistische inschatting of en in hoeverre de afwijkende stage in overeenstemming is met het vigerende opleidingsmodel. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid dat je naar het Montessori-, Dalton-, Freinet- of Jenaplanonderwijs gaat. In alle gevallen moeten je studieloopbaanbegeleider én de betreffende docent van de verbijzondering, hun toestemming verlenen. Met de introductie van de opleidingsscholen is de begeleiding van studenten voor een deel de verantwoordelijkheid van de aan de OLS verbonden opleidingscoach. Dat betekent dat de taken tussen je eigen SLB‟er en die van de opleidingscoach worden verdeeld. Aan het begin van het schooljaar krijg je nauwkeurige informatie wie waar en welk tijdstip voor verantwoordelijk is. De proef en de stage in periode 4 De Eindstage (de stage in periode 4) bestaat uit een aaneengesloten periode van drie weken in één groep, die past bij je specialisatie jonge of oudere kind. Dit is de eindstage, de kroon op je werk. Je hebt vier weken de volle verantwoordelijkheid voor een groep. Voor de goede orde: de Eindstage is niet beoordelingsvrij. Ook tijdens deze stage werk je door aan je competentieontwikkeling en wordt de eindbeoordeling van student, stagementor en studieloopbaanbegeleider /coach afgemeten aan het begrip „startbekwaamheid‟, waarvan de indicatoren in je portfolio vermeld staan. Het is gebruikelijk dat je de Eindstage doet op dezelfde school als waar je de eerste drie periodes stage hebt gelopen. Dit is geen verplichting.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 88
Het mag de school van het eerste jaar zijn, maar natuurlijk ook een nieuwe school. Je mag met de Eindstage beginnen nadat je met goed gevolg de zogenaamde proef hebt afgelegd, een proeve van bekwaamheid waarin je aantoont dat je competentieniveau dusdanig is dat je de gedurende een langere periode de volledige verantwoordelijkheid voor een groep aankunt. Omdat de Eindstage „de kroon op je werk‟ is mag je hier pas aan beginnen wanneer verreweg de meeste onderdelen van je studie hebt afgerond. Je moet voor zes stages van TOP-1 en TOP-2 een voldoende hebben en weinig of geen stageopdrachten en toetsen meer open hebben staan. De eisen die aan de proef zijn gesteld, worden in de brochure Proef, Eindstage en afstuderen uiteengezet. POP-PAP In het eerste studiejaar werden je stageactiviteiten in belangrijke mate bepaald door de opleiding. Nu komt de regie veel meer bij jezelf te liggen, jij bepaalt grotendeels wat je in je stage doet. Jij weet als geen ander wat goed is voor jouw ontwikkeling, wat je nog moet oefenen. In overleg met je SLB‟er of OLS-coach maak je een Persoonlijk Ontwikkel Plan en een Persoonlijk Actie Plan waarin je beschrijft wat je gaat doen in je stage. Voor iedere stageperiode maak je zo‟n plan. De SLB‟er / OLS-coach moet jouw POP-PAP eerst goedkeuren voordat je op stage gaat. Zonder goedgekeurd POP-PAP kun je niet beginnen met je stage. Het POP-PAP bespreek je ook met de mentor van je stageschool. Het belangrijkste onderdeel van je POP-PAP zijn je werkpunten. Wat zijn, in pedagogisch opzicht, jouw sterke en zwakke punten en waaraan zou je extra aandacht moeten besteden (leiderschap)? Welke vormingsgebieden hebben te weinig aandacht gekregen (inhoud)? Wat zijn, didactische gesproken, je sterke en zwakke punten ? Welke werkvormen heb je te weinig beoefend, welke heb je nog niet onder de knie (didactiek en organisatie)? Kortom: wat beheers je nog onvoldoende, wat deed je nog niet eerder, welke mogelijkheden biedt deze school/deze groep? Daarnaast staan er in je POP-PAP stageopdrachten die je “meeneemt” uit het eerste jaar (opdrachten die je nog niet gedaan hebt of die niet akkoord waren) en activiteiten die voortvloeien uit een afstudeerwerkstuk of afstudeeropdracht (denk bijvoorbeeld aan het handelingsplan). Iedere stage sluit je af met een week de groep overnemen, met uitzondering van de dinsdag, de lesdag van de opleiding. Over deze week schrijf je een reflectie van tussen de 2 à 3 A-viertjes. Natuurlijk mag je daarin ook terugblikken op de hele stageperiode. Dit verslag lever je in bij je SLB‟er / coach, waarna het tijdens het periodegesprek wordt besproken. Je SLB’er / OLS-coach bepaalt of je nog moet werken met lesvoorbereidingsformulieren. Zij/hij stelt vast of je het invullen van deze formulieren onder de knie hebt. Aan het verslag van de Eindstage worden andere eisen gesteld. De stages moeten allemaal voldoende zijn: een advies daartoe wordt gegeven door de stagementor (beoordelingsformulieren TOP 2), maar je studieloopbaanbegeleider geeft, in geval van blijvende afwijkende
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 89
oordelen tussen hem en de stagementor en/of OLS-coach, het uiteindelijke oordeel. Een onvoldoende stagebeoordeling betekent studieverlenging (waarvan de omvang per student wordt vastgesteld). Een (nog) niet voltooide stage wordt beschouwd als een onvoldoende stage. Afstudeerdata en procedure In de volgende maanden van dit studiejaar vindt de diplomering plaats: oktober, december, maart, mei, juni en augustus. De procedure van afstuderen is in zijn geheel opgenomen in de brochure Proef, Eindstage en afstuderen. Soms komt het voor dat je aan alle verplichtingen hebt voldaan, maar de datum van het officiële afstuderen nog ver weg is. Soms kan dit consequenties hebben voor de studiefinanciering of kans op werk. Na weging van argumenten kan de examencommissie je een soort voorlopig bewijs van afstuderen verstrekken in afwachting van het definitieve afstuderen. Een en ander is volstrekt ter beoordeling van genoemde commissie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 90
2C
Studievorderingenbeleid
2C.1
2C.1 Opleidingsexamencommissie De opleiding kent één centrale Opleidingsexamencommissie Stenden Hogeschool- Lerarenopleidingen. De opleidingsexamencommissie behandelt alle zaken betreffende alle studenten van de voltijdse opleiding én van Pabo-verkort op alle drie de locaties van haar instituut. Iedere locatie is vertegenwoordigd in de opleidingsexamencommissie. De taken en bevoegdheden van de opleidingsexamencommissie zijn neergelegd in het Stenden Hogeschool-Examenreglement 2010-2011 (zie Studentenstatuut deel I, 2010-2011) en zij stelt de onderwijsprogrammering vast onder goedkeuring van de Opleidingscommissie. In de Opleidingsexamenregeling 2010-2011 (zie Studentenstatuut deel 2, 2010-2011, hoofdstuk 2D) heeft de opleidingsexamencommissie alle verbijzonderingen op het reglement beschreven om daarmee alle zaken binnen de gehele opleiding, op al haar locaties en binnen al haar studievarianten zo helder en eenduidig mogelijk te regelen en te laten verlopen. Alle studenten die zich met een verzoek willen richten tot de opleidingsexamencommissie kunnen dat doen door de secretaris van de examencommissie schriftelijk te benaderen: Stenden Hogeschool – locatie Assen Secretariaat Opleidingsexamencommissie OLB vh HD locatie Assen T.a.v. de secretaris, de heer R. van „t Veer Zeemanstraat 1 9406 BZ Assen Stenden Hogeschool – locatie Emmen Secretariaat Opleidingsexamencommissie OLB vh HD locatie Emmen T.a.v. de secretaris, de heer J. Kruimink Van Schaikweg 94 7801 BD Emmen Stenden Hogeschool – locatie Meppel Secretariaat Opleidingsexamencommissie OLB vh HD locatie Meppel T.a.v. de secretaris, de heer D.J. Douwes Van der Duin van Maasdamstraat 1 7942 AT Meppel De examencommissie werkt onder het protocol van de examencommissies van Stenden Hogeschool. Voorzitter, secretaris en leden van de examencommissie zijn allen een representatieve vertegenwoordiging van alle locaties van de opleiding en bestaat uit opleidingsdocenten. Verzoeken of bezwaren kunnen rechtstreeks gericht worden aan de secretaris van de Opleidingsexamencommissie. Verzoeken indienen bij de opleidingsexamencommissie. Aan ingediende verzoeken worden specifieke eisen gesteld ten behoeve van behandeling.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 91
Verzoeken aan de opleidingsexamencommissie moeten getypt of geprint ingeleverd worden. Ieder verzoek dient ondertekend te worden door de student. Ieder verzoek is individueel; de student kan NIET namens een groep studenten een verzoek indienen. Het is niet mogelijk verzoeken per mail te doen. Verzoeken die niet aan deze voorwaarden voldoen worden NIET in behandeling genomen. Een verzoek hoort te zijn voorzien van een duidelijke argumentatie.
2C.2
Toelatingsbeleid
2C.2.1
Vooropleidingseisen voltijdse-opleiding en deeltijdopleiding. Voor de toelaatbaarheid tot de opleiding gelden de wettelijke eisen zoals die zijn verwoord in de Artikelen (artikelen 7.24-7.30) van de WHW. In art. 7.24 wordt gesteld dat het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO), hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO) of middelbaar beroepsonderwijs (MBO, niveau 4) voor toelating vereist is.
2C.2.2
Aanvullende eisen (art. 7.25 en 7.26 van de WHW) Er worden geen specifieke eisen aan het profiel of vakkenpakket gesteld van studenten die instromen vanuit het VO. Er bestaan wat toelating betreft voor hen geen aanvullende eisen. Voor studenten die (willen) instromen met gedateerde getuigschriften (op propedeutisch- en/of op opleidingsniveau) behoudt de opleidingsexamencommissie zich het recht toe om, gefundeerd aanvullende eisen aan de betreffende student te stellen. Studenten met een Duits middelbareschool diploma die toegelaten willen worden tot de opleiding dienen te beschikken over het document: NT2, staatsexamen niveau 4.
2C.2.3
21+regeling De 21+regeling heet officieel de „Vrijstelling op grond van toelatingsonderzoek‟ (art. 7.29 van de WHW). Personen die de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben en niet voldoen aan de toelatingsvereisten (zie hierboven) kunnen na een toelatingsonderzoek worden toegelaten tot de reguliere vierjarige opleiding. Deze regeling is niet van toepassing op de Pabo-verkort. De 21+toets kan slecht éénmaal per jaar en per kandidaat worden aangeboden.
2C.2.4
Directe toelating tot de postpropedeutische fase bij eerste inschrijving Studenten die menen op grond van bepaalde diploma‟s, getuigschriften, voorgaande studies en/ of werkervaringen in aanmerking te komen voor directe toelating tot de postpropedeutische fase (bij eerste inschrijving) dan wel aanspraak kunnen maken op bepaalde vrijstellingen kunnen daartoe een verzoek indienen bij de Opleidingsexamencommissie. De opleidingsexamencommissie neemt hierover, binnen 14 werkdagen, na ontvangst van het verzoek een besluit. De opleidingsexamencommissie
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 92
kan in geval van toelating in bepaalde gevallen aanvullende eisen ten aanzien van het te volgen programma stellen. 2C.2.5
Toelating tot de tweejarige, verkorte opleiding voor Hoger Opgeleiden (Pabo-verkort) De toelatingseis voor de Verkorte Opleiding voor Hoger Opgeleiden (Pabo-verkort) is een afgeronde HBO dan wel Universitaire opleiding, bij voorkeur in een aan het beroep van leraar basisonderwijs verwante studierichting. Onder verwant wil Stenden Hogeschool verstaan: opleidingen die zich richten op beroepen in de pedagogisch/ didactisch/ agogisch / sociologische sector. Ook belangstellenden met een niet verwante hogere opleiding zijn plaatsbaar maar dan kan een verlenging met maximaal een half jaar (30 ec-punten) noodzakelijk zijn. Voor studenten die niet in het bezit zijn van een afgeronde HBO of WO opleiding kan op basis van het instrument “aantonen HBO niveau” door de OEC bepaald worden of toegang wordt verleend tot een verkorte opleiding.
2C.2.6
Toelating tot het reguliere driejarige studietraject: Doorstroom MBO-HBO voor MBO-studenten Vanaf het studiejaar 2003-2004 is het voor bepaalde MBO-studenten mogelijk om de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs in drie jaar te doorlopen. Deze studenten starten in Pabo-2 met een „overgangscurriculum‟ dat bestaat uit een gedeeltelijke samenvoeging van het reguliere eerste- en tweede studiejaar. Na het overgangsjaar stromen deze studenten door in het derde studiejaar van de opleiding. Aangezien de verwantschapsregeling is geschrapt hebben onderwijsassistenten niveau 4 (crebonummer 10710) geen recht meer op een verkort studietraject. Wél is het in voorkomende gevallen mogelijk mogelijk een driejarige opleiding te doorlopen mits het doorstroomprofiel op het MBO gevolgd is. Een en ander is afhankelijk van de afspraken die met de betreffende MBO-opleiding zijn gemaakt. Op basis van de resultaten in het eventuele doorstroomprofiel op het MBO en de gemaakte afspraken vanuit het accreditatiegesprek c.q. EVCprocedure wordt in overleg met de fasecoördinator besloten of een driejarig traject haalbaar is of dat de reguliere vierjarige opleiding doorlopen dient te worden. De student kan in dat geval bij de Opleidingsexamencommissie vrijstelling aanvragen voor een gedeelte van het studieprogramma.
2C.3
Vrijstellingen De reguliere Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent een systeem van toekennen van vrijstellingen zoals dat staat omschreven in artikel 5 van de Opleidingsexamenregeling (zie hoofdstuk 2D). De opleiding kent geen officiële, standaard vrijstellingen. Alle vrijstellingen worden daarom op individuele basis, na aanvraag door de student bij de examencommissie, behandeld, in overleg met de fasecoördinator.
2C.3.1
Vrijstellingen binnen de Opleiding Pabo-verkort Een student die op basis van getuigschriften of op basis van Stenden Hogeschool – EVC-procedure toelaatbaar is tot de opleiding Pabo-
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 93
Verkort wordt in beginsel een vrijstelling verleend van 120 ec-punten, verdeeld over 60 ec-punten voor de propedeutische fase en 60 ecpunten voor de postpropedeutische fase. Individuele vrijstellingen worden daar niet meer aan toegevoegd. De vrijstellingen dienen door de student schriftelijk te worden aangevraagd bij de Opleidingsexamencommissie onder overlegging van de relevante bewijsstukken. 2C.3.2
Vrijstelling op grond van andere diploma’s (art. 7.28 van de WHW) Studenten die menen op grond van voorgaande studies (bijvoorbeeld een studie pedagogiek aan een universiteit) en/of opgedane ervaringen in de praktijk) denken in aanmerking te komen voor bepaalde vrijstellingen binnen het curriculum kunnen daartoe een verzoek indienen voor een EVC-procedure. De eventuele vrijstellingen op basis van deze EVC-procedure worden als verzoek tot vrijstelling bij de Opleidingsexamencommissie ingediend. De opleidingsexamencommissie neemt hierover, binnen 14 werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit. Indien zij een diploma HBO of WO hebben, kunnen zij mogelijk gebruik maken van de Verkorte Opleiding voor Hoger opgeleiden.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 94
2D
Opleidingsexamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs, 2010-2011 Het doel van de Examen- en tentamenregeling (ETR) is het regelen van de algemene gang van zaken betreffende het onderwijs en de (module)tentamens teneinde de studievoortgang van de student te kunnen vaststellen en/of te kunnen vaststellen of studenten kunnen worden toegelaten tot de postpropedeutische fase; de hoofdfase en de major- en minorfase van de opleiding. De volledige examen- en tentamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs bestaat uit het Examenreglement Stenden Hogeschool 2011/2012 en de hieronder beschreven aanvullingen en verbijzonderingen voor de Opleiding Leraar Basisonderwijs. De artikelnummers verwijzen naar het Examenreglement Stenden Hogeschool 2011/2012. De leden van de artikelen zijn een verbijzondering van het desbetreffende artikel in het examenreglement. Het onderwijsprogramma van de opleiding is georganiseerd in „modulen‟ van 10 weken, waarmee een module als onderwijseenheid aangemerkt kan worden. Artikel 1 Module
Begripsbepalingen een module is een onderwijseenheid, met een omschreven studiebelasting van 420 studiebelastinguren uitgedrukt in 15 ec‟s. Periode de studiejaren kennen vier perioden van 10 studieweken verdeeld over 9 lesweken en 1 studieweek per periode. Ze zijn als zodanig gemarkeerd in het jaaroverzicht. Verder geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 2 Deelname aan het examen ETR 2.1 Deelname aan het examen lid 1 Een student dient zich in te schrijven voor iedere toetsgelegenheid waaraan de betreffende student wil deelnemen. Inschrijving geschiedt via Progresswww en kan plaats vinden tot 10 werkdagen vóór de toetsgelegenheid. Als de inschrijving voltooid is, maakt de student een afdruk om als bewijsstuk te bewaren. lid 2 Indien een student niet tijdig of onjuist inschrijft voor een toetsgelegenheid dan kan de student daaraan niet deelnemen. lid 3 Wanneer een student de opleiding bijna heeft afgerond en er nog één tentamenonderdeel moet worden behaald, dan kan de student voor dat onderdeel een vervangende toetsmogelijkheid aanvragen. Deze aanvraag kan slechts worden gehonoreerd nadat de lio-stage met een voldoende beoordeling is afgesloten en Progress is bijgewerkt. ETR
2.2 Het volgen van keuzeonderdelen Als een student een keuzeonderwijseenheid volgt bij een andere opleiding dan waarvoor hij staat ingeschreven, hebben de regels vanuit het eigen Onderwijs- en Examenreglement voorrang boven die van de gastopleiding.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 95
Artikel 3 Instelling en taken van de examencommissie Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 4 Inhoud en omvang van het examen Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 5 Het verlenen van vrijstellingen Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 6 ETR lid 1
lid 2
lid 3 lid 4
ETR lid 1
lid 2
lid 3
ETR lid 1
Het aantal gelegenheden per studiejaar tot het afleggen van moduletentamenonderdelen en examens 6.1 Examenonderdelen De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent de volgende examenonderdelen: de moduletoets, de voortgangstoets, de moduleopdracht, de projectopdracht, stage, het persoonlijk ontwikkelingsplan, landelijke toetsen, algemene ec-punten, sslb, pop en portfolio, vakopdracht, minors, lio-stage, assessments en activiteiten van studenten. De basiskennistoetsen(entreetoetsen) van het propedeutische studiejaar worden minstens vier keer in dat jaar aangeboden. De propedeusestudent mag aan drie toetsgelegenheden van dit onderdeel deelnemen. Afname van de basiskennistoetsen(entreetoetsen) geschiedt digitaal. Op grond van landelijke maatregelen kunnen de afspraken betreffende de toetsingen van de basiskennistoetsen wijzigen. Studenten die studeren in de hoofdfase hebben voor alle moduletentamen(onderdelen) maximaal twee toetsgelegenheden per cursusjaar. Als een student na gebruik te hebben gemaakt van alle toetsgelegenheden een module gedurende het studiejaar nog niet met een voldoende beoordeling heeft afgerond, dan moet deze student de ontbrekende onderdelen in het daarop volgende studiejaar in te halen. 6.2 De Moduletoetsing In elk moduleboek wordt opgenomen: a. het nominale aantal studiebelastingsuren (sbu) dat is berekend voor de moduletoets, de moduleopdracht / projectopdracht, de vak- / vormingsgebieden, de stage en het persoonlijk ontwikkelingsprogramma. b. de norm, die aangeeft wanneer de onderdelen met een voldoende beoordeeld worden; c. de beoordelingscriteria voor de toetsing. Voor alle onderdelen van de moduletoetsing geldt dat de student zelf, te allen tijde een kopie van ingeleverd werk dient te bewaren: werkstukken, moduleopdrachten, projectopdrachten, leervragen, beeldmappen, minors en dergelijke Aan de gevolgen van een computervirus en/of andere software/hardwarematige storingen kunnen geen rechten worden ontleend voor wat betreft de overmachtsregeling. 6.3 De Moduleopdracht/projectopdracht/minor a. Een groep die aan een moduleopdracht / projectopdracht / minor werkt en bij samenwerkingsproblemen hierover niet
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 96
lid 2
lid 3
lid 4 lid 5 lid 6
ETR lid 1
lid 2 lid 3
onverwijld contact opneemt met de tutor / (project)begeleider, kan geen rechten ontlenen aan de gerezen problemen. b. Alleen de profielteamleider en/of de examencommissie zijn gerechtigd een groep te ontbinden wanneer samenwerking tussen de groepsleden niet meer goed mogelijk is. Opdrachten moeten uiterlijk op de in het toetsrooster aangegeven laatste dag voor 12:00 uur ingeleverd worden. Dat is ook het tijdstip waarop de digitale versie (platte tekst) ingeleverd moet zijn. Om voor beoordeling in aanmerking te komen, dient een opdracht minimaal aan de volgende eisen te voldoen: • De opdracht is op tijd ingeleverd; • Bij opdracht is een kopie van het beoordelingsformulier toegevoegd; • Op de map staan in ieder geval aangegeven: de titel van de opdracht, de namen en relatienummers van de studenten, de groep waarvan de studenten deel uitmaken, de naam van de module, de moduleperiode en het studiejaar; • De opdracht dient getypt en goed leesbaar te zijn en is voorzien van een inhoudsopgave conform het moduleboek; • De opdracht dient schoon, goed verzorgd en compleet te zijn; • De opdracht heeft een aparte literatuurverwijzing; • De opdracht voldoet aan de eisen die worden gesteld op het gebied van taalverzorging; • De opdracht is ook digitaal ingeleverd. Bij een groepsopdracht moet ieder groepslid aan kunnen tonen dat hij/zij een evenredig deel van de opdracht heeft gemaakt. Bij een groepsopdracht is ieder groepslid hoofdelijk aansprakelijk voor het totaal ingeleverde werk. Studenten die deelnemen aan onderwijsactiviteiten in het buitenland, kunnen geen rechten ontlenen aan het niet kunnen deelnemen aan geplande toets- en/of herkansingsmomenten tijdens hun verblijf in het buitenland. De keuze voor deelname aan onderwijsactiviteiten in het buitenland is de verantwoordelijkheid van de student zelf en vraagt om een zorgvuldige studieplanning. Dit geldt ook voor onderwijsactiviteiten die door de hogeschool in het buitenland worden aangeboden. 6.4 De stage Een student dient een onvoldoende beoordeelde stage eerst te herkansen dan wel in overleg met de stagebegeleider afspraken met betrekking tot de herkansing ter fiattering te hebben voorgelegd aan de examencommissie, voordat hij/zij kan gaan deelnemen aan de volgende stageperiode en/of aan de stage in het daaropvolgende studiejaar. Bij iedere afwijking van een reguliere onderwijssituatie betreffende stageperioden kan alleen de examencommissie gevraagd worden om een uitspraak te doen. Als een student voortijdig op verzoek van de stageschool of op eigen initiatief of op initiatief van de stagebegeleider uit de stage wordt gehaald, wordt deze stage beoordeeld als onvoldoende.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 97
lid 4
Als een student voortijdig op verzoek van de stageschool of op eigen initiatief of op initiatief van de instituutsbegeleider uit de lio-stage of de 21-weekse stage wordt gehaald, wordt de liostage of de 21-weekse stage beoordeeld als onvoldoende.
ETR lid 1
6.5 Herkansingen De participatie in de praktijk is niet herkansbaar. Indien onvoldoende participatie is ontstaan vanuit overmacht zoals bedoeld in artikel 14 van het Examen- en tentamenreglement, dan doet de examencommissie uitspraak over afronding van de stageperiode. a. De volgende onderdelen van het examen of moduletentamen zijn wel herkansbaar: moduletoets, moduleopdracht, projectopdrachten, de vak-/ vormingsgebieden, sslb, pop en portfolio, assessments, basiskennistoetsen, vakopdracht, minors en scriptie. b. Groepssamenwerking kan alleen herkanst worden middels een door de profielteamleider uitgereikte opdracht. In het jaartoetsrooster staan de data van de toetsgelegenheden, met uitzondering van de basiskennistoetsen. Deze data gelden ook voor studenten die op uitwisseling of stage zijn of elders een module volgen.
lid 2
lid 3
ETR
6.6 Onderwijsexperimenten De examencommissie is bevoegd in het kader van een onderwijsexperiment modulecoördinatoren toe te staan af te wijken van de algemeen geldende regelgeving voor wat betreft het moduletentamen, zoals vastgelegd in het Examenreglement Stenden Hogeschool en de examen- en tentamenregeling van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs. Nadat de modulecoördinatoren de toestemming hiervoor hebben verkregen, wordt dan in het moduleboek vermeld waarin het onderwijs binnen deze module afwijkt van de algemeen geldende regels.
Artikel 7 Geldigheidsduur examenonderdelen Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 7a Intellectuele eigendom Geen verbijzonderingen op het Examenreglement Artikel 8 Mondelinge tentamens Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 9 Bepaling resultaten ETR 9.1 Algemeen lid 1 Na vaststelling van de definitieve uitslagen via Progress door de examencommissie kan een student en/of docent binnen 6 weken bezwaar maken tegen de, in zijn ogen, foutieve uitslag. Wanneer de definitieve uitslag na 6 weken door de examencommissie wordt vastgesteld is deze rechtsgeldig. Er kan dan niet meer gereclameerd worden door studenten en/of docenten. ETR
9a
Studieadvies
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 98
lid 1
lid 2
Onderdeel van het voorwaardelijk positieve studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan de voltijdse, vierjarige opleiding en aan de deeltijdopleiding zijn de volgende eisen: 1. De student moet voor minimaal 42 ec‟s aan studielast hebben behaald; 2. De student moet de landelijke basiskennistoetsen voor taal, rekenen en geschiedenis, aardrijkskunde en natuur & techniek hebben behaald; 3. De student moet ten minste een voldoende hebben behaald op de stages; 4. De student moet ten minste een voldoende hebben behaald voor het assessment “Opleidingsbekwaam”. Voor andere opleidingsvarianten kunnen afwijkende normen worden geformuleerd.
Artikel 10 Inzagerecht en termijn van bewaring Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 11 Verantwoordelijkheid moduletentamenonderdelen en examengegevens Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 12 Registratie van de studieresultaten Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 13 Getuigschrift Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 13a Cum Laude Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 14 Overmachtsregeling ETR 14.1 Beroep op overmacht lid 1a Een student kan een beroep doen op overmacht als er sprake is van omstandigheden die niet aan de student kunnen worden toegerekend (overmacht), dit ter oordeel van de profielteamleider, in het geval van onderwijsleeractiviteiten binnen een bepaalde module (zie Artikel 14.4) of ter oordeel van de examencommissie in alle andere gevallen. Bij een overmachtsituatie dient de student het advies te (be)vragen bij de decaan. lid 1b De student kan de overmachtsituatie, zoveel als mogelijk staven met schriftelijke bewijzen. Bewijzen worden ter attentie van de profielteamleider ingeleverd bij de administratie. lid 2 Het verzoek van een student aan een profielteamleider om in aanmerking te komen voor de overmachtsregeling, bij onderwijsleeractiviteiten binnen een module kan pas worden ingediend na de laatste onderwijsleeractiviteit van de betreffende module en dient uiterlijk 10 werkdagen, na de publicatie van de definitieve uitslag van het moduletentamen in het bezit te zijn van de modulecoördinator. lid 3 Aan de gevolgen van een computervirus en/of andere software/hardwarematige storingen kunnen geen rechten worden ontleend voor wat betreft de overmachtsregeling.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 99
ETR lid 2
lid 3
14.2 Toekenning extra examenmogelijkheid Een student die een extra examenmogelijkheid aanvraagt op grond van bijzondere omstandigheden, moet vooraf contact opnemen met de decaan van de hogeschool om de aanvraag te ondersteunen. Aanvragen bij de examencommissie worden enkel en alleen behandeld wanneer er sprake is van een positief advies van de decaan ter ondersteuning van het verzoek van de student. Een positief van de decaan betekent niet dat het verzoek op voorhand wordt gehonoreerd. De examencommissie is bevoegd bij de extra toetsgelegenheid een andere toetsvorm aan te bieden, waarbij de extra herkansing gelijkwaardig dient te zijn aan de oorspronkelijke toetsvorm.
Artikel 15 Voorzieningen voor lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Artikel 16. Regels voor de goede gang van zaken met betrekking tot examens lid 1 Het jaartoetsrooster is leidend. De examencommissie kan per locatie aanvullende uitvoeringsmaatregelen vaststellen en uitvoeren om een goed verloop van de gang van zaken op die locatie te garanderen. Artikel 17 Bezwaar en beroepsprocedure ETR 17.1 Formele vereisten lid 1 Verzoeken, dan wel bezwaren gericht aan de examencommissie dienen uiterlijk 10 werkdagen vóór de vergaderdatum van de examencommissie in het bezit te zijn bij het secretariaat van de examencommissie. De vergaderdata van de examencommissie worden aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt . lid 2 Verzoeken dan wel bezwaren aan de examencommissie dienen getypt of geprint ingeleverd te worden en te zijn voorzien van: • naam, adres en woonplaats van de student; • telefoonnummer student; • studentnummer; • naam van de module waar het over gaat; • groepsnummer; • naam van de tutor en/of de docent en/of de modulecoördinator; • handtekening student (ondertekenen van de brief !) en in geval van overmacht worden voorzien van de nodige bewijzen. lid 3 Verzoeken dienen duidelijk geformuleerd en gemotiveerd te worden. lid 4 Verzoeken die niet of niet geheel voldoen aan het gestelde in lid 2, worden niet in behandeling genomen. lid 5 Verzoeken aan de examencommissie betreffende een module of de moduletoetsing dienen uiterlijk binnen 10 werkdagen (niet inbegrepen de zaterdag en de zondag) na de publicatie van de definitieve uitslag van de module in het bezit te zijn van de examencommissie. Voor andere examenonderdelen geldt een overeenkomstige regeling.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 100
ETR 17.3 De moduletoets Voor de studenten die de moduletoetsen van OLBvhCHN moeten maken gelden de volgende artikelen: lid 1 De student heeft het recht om tegen toetsvragen bezwaren in te dienen. lid 2 Elk bezwaar tegen een toetsitem/ toetsvraag moet door de student toegelicht worden met: a. er is een verwijzing naar de pagina in de literatuur waarop volgens de student de vraag betrekking heeft en b. aan de hand van a) verwoordt de student vervolgens wat onjuist of misleidend is aan de gestelde vraag/ het gegeven antwoord. lid 3 Bezwaren tegen toetsitems / toetsvragen dienen uiterlijk de vierde schooldag na de toets vóór 09:00 uur in het bezit te zijn van de toetscommissie. lid 4 Als voor een bepaalde toets een afwijkend tijdschema geldt ten opzichte van het jaartoetsrooster dan wordt dat uiterlijk 1 schoolweek vóór de toets bekend gemaakt. lid 5 Na de sluitingstijd voegt de toetscommissie, in samenwerking met de desbetreffende docenten het commentaar toe aan de bezwaren en kan een bezwaar al dan niet gegrond verklaren. Indien een bezwaar gegrond verklaard wordt dan vervalt het toetsitem. Het is ook mogelijk dat een fout op de toetssleutel wordt hersteld en een item wordt omgescoord. lid 6 Bezwaren en commentaar op de toetsitems / toetsvragen zijn voor alle studenten vrij opvraagbaar. ETR lid 1
lid 2
17.4 De second opinion (de tweede beoordeling) Indien een student of groep studenten het oneens is met de beoordeling van een bepaalde module, moduleonderdeel of een ander examenonderdeel dan kan die student of groep studenten een gemotiveerd verzoek indienen bij de secretaris van de examencommissie voor een tweede beoordeling. Een verzoek om een second opinion wordt schriftelijk ingediend binnen twee weken na de definitieve uitslag van het betreffende onderdeel.
Artikel 18 Hardheidsclausule Geen verbijzonderingen op het Examenreglement. Toelichting: Indien er voor de student gefundeerde aanleiding is om vanuit het kader van het Stenden hogeschoolexamenreglement én deze examen- en tentamenregeling een verzoek in te dienen, met de vraag om een uitspraak van de examencommissie, anders dan te verwachten vanuit deze regelgeving, dan dient de student, in zijn/haar schrijven expliciet aan te geven een beroep te willen doen op de hardheidsclausule. Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden Indien de onderwijsontwikkeling en/of de ontwikkeling van de organisatiestructuur aanleiding is voor wijzigingen van deze regeling dan zal de opleidingsexamencommissie ter stond actie ondernemen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 101
Artikel 20 Invoeringsbepalingen en citeertitel ETR 20.1 Algemeen lid 1 Deze examen- en tentamenregeling treedt in werking met ingang van 1 september 2011 en geldt voor studenten van de Voltijdseopleiding en alle daarvan afgeleide trajecten en varianten. Hiermee vervallen alle vorige moduletentamenregelingen en onderwijs- en examenregelingen. lid 2 Deze regeling kan worden aangehaald als „Examen- en tentamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs, 2011-2012‟.
2D.1
Richtlijnen schriftelijk werk 1 Algemeen 1.2 Eisen aan schriftelijk werk Er zijn diverse redenen om aan het schriftelijk werk van aanstaande leraren hoge eisen te stellen ten aanzien van spelling, taalgebruik, helderheid van formulering, structurering en vormgeving: 1. Bezinning op die presentatie (opbouw, indeling, vormgeving) leidt tot een steviger greep op de inhoud van het product dat daardoor aan kwaliteit kan winnen. 2. Een goede presentatie stemt de lezer / beoordelaar / docent gunstig; een kwestie van welbegrepen eigenbelang dus. 3. Wie t.z.t. aan kinderen eisen wil stellen, moet zich daar zelf natuurlijk ook aan kunnen en willen houden. 1.3 Een zaak van alle docenten Het zijn in eerste instantie docenten die je confronteren met richtlijnen voor schriftelijk werk en tekstverzorging (Spellingvaardigheid, schrijfopdrachten, etc.), want het gaat erom dat de beoogde vaardigheden een tweede natuur worden en hun toepassing krijgen bij al het schriftelijk werk. Alle docenten en begeleiders zijn gerechtigd en verplicht je werk mede te beoordelen op de eisen die hierna geformuleerd worden. Ze kunnen en moeten zelfs afzien van correctie en beoordeling als het ingeleverde werk niet aan de gestelde eisen voldoet. 1.4 Spelling Wie het onderdeel Spellingvaardigheid in het eerste studiejaar met goed gevolg heeft afgesloten, wordt geacht schriftelijk werk correct gespeld in te leveren. Iedereen maakt wel eens een fout, maar als een docent constateert dat je tegen de regels van de spelling zondigt, dan: 1. wordt je werk niet beoordeeld maar voor herziening teruggegeven; 2. word je geacht het werk te verbeteren en opnieuw in te leveren; 3. word je voor extra begeleiding doorverwezen naar de spellingdocent. 1.5 Taalgebruik en formuleren Diverse studenten blijken moeite te hebben hun gedachten helder en grammaticaal correct op papier te krijgen. Ook hiervoor geldt dat alle docenten vanaf het begin eisen stellen, problemen signaleren en doorverwijzen. Enkele vuistregels:
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 102
1. Voorbereidingsschema‟s worden niet geaccepteerd als de formuleringen onduidelijk of ongrammaticaal zijn. 2. Essayvragen bij toetsen worden in volledige, grammaticale zinnen beantwoord. 3. Studenten met formuleringsproblemen worden geacht door middel van zelfstudie of het volgen van extra lessen zich het formuleren eigen te maken. 1.6 Handschrift, tekstverwerking Voor sommige tekstgenres is de handgeschreven tekst de aangewezen vorm. Maar als regel geldt de eis dat teksten van meer dan één pagina geprint worden aangeleverd. Dat heeft voordelen: 1. Geprinte teksten zijn makkelijk te lezen en daardoor objectiever en sneller te beoordelen. 2. Met behulp van de tekstverwerker kun je je teksten beter structureren en makkelijker verbeteren. 1.7 Specifieke genre-eisen Lesschema’s zijn doorgaans handgeschreven teksten. Ze worden in correct Nederlands (taal, stijl, spelling) ingevuld. Ook toetsen worden doorgaans in handschrift aangeleverd. Gegeven de situatie kunnen aan taal en spelling niet de hoogste eisen gesteld worden. Wél dienen essayvragen in complete grammaticale zinnen beantwoord te worden. Literatuurlijsten worden getypt aangeleverd, op de daarvoor bestemde formulieren en voldoen aan de eisen voor titelbeschrijving (zie aldaar). Rapporten en verslagen van enige omvang (10 pagina‟s of meer), moeten voldoen aan de maximale rapportage-eisen (zie aldaar). 2 Titelbeschrijving 2.1 Standaard a. Uit de gegevens op de titelpagina van een boek neem je alleen het volgende op in de titelbeschrijving: - auteursnaam met hoofdletters; - jaar van uitgave; indien niet vermeld aangeven met afkorting z.j.(zonder jaar) - titel en eventuele subtitel, gecursiveerd; - plaats en uitgeverij; indien geen plaats vermeld dan afkorting z.p. (zonder plaats) Voorbeeld: Sijs, N. van der, Geleend en uitgeleend. Nederlandse woorden in andere talen en andersom. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact,1998 b. In voetnoten kun je volstaan met een beknopte titelbeschrijving: - auteur zonder initialen, gedeeltelijke titel, paginavermelding. Voorbeeld: Van der Sijs, Geleend en uitgeleend, p 68. c. c. Als je iemand citeert in de tekst mag het nog korter: - auteur + paginanummer tussen haakjes achter het citaat. Voorbeeld: “...................” (Van der Sijs, 68). 2.2 Meer auteurs
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 103
Als een boek is geschreven door diverse auteurs, vermeld je alleen de eerste twee. Voorbeeld: Knegt-Bos, C. de & Zanten-Odding, A. van, Prisma Spreekwijzer Engels. Utrecht: Uitgeverij Het Spectrum B.V., 1998 Soms presenteren de auteurs zich nadrukkelijk als een groep. Voorbeeld: Nijmeegse Werkgroep Taaldidactiek, Taaldidactiek aan de basis. (4e druk). Groningen, 1992 2.3 Redactie In andere gevallen heeft de auteur (of hebben de auteurs) van de titelpagina het boek niet geschreven maar alleen samengesteld of geredigeerd. Voorbeeld: Tromp, H. (Red.), Sociale verdediging. Theorieën over niet-militaire verdediging als alternatief voor geweldpolitiek en nucleaire afschrikking, Groningen/Antwerpen, 1979 2.4 Editeur Het komt ook voor dat van een al wat ouder boek verschillende edities bestaan. De editeur is de instantie of persoon die verantwoordelijk is voor bundeling of verzorging van de tekst. Die vermeld je na de titel. Voorbeeld: Spinoza, B. de, ed. N. van Suchtelen, Ethica. Amsterdam, 1979 2.5 Zonder auteur Als het titelblad geen auteursnamen noemt, begin je met de titel en vermeld je daarna de uitgevende instantie als editeur. Voorbeeld: Militarisme. Documentatie over tendensen tot vermilitarisering van de samenleving, ed. De Horstink/Interkerkelijk Vredesberaad, Amersfoort z.j., DIC-map 59 2.6 Reeks Als het boek in een reeks of serie is uitgekomen, vermeld je dat na het jaartal. Voorbeeld: zie: 2.5: DIC-map 59 2.7 Druk Bij studie- en handboeken wijken verschillende drukken wel eens van elkaar af. Het is van belang aan te geven welke druk je hebt geraadpleegd. Voorbeeld: zie tweede voorbeeld bij 2.2 2.8 Deel van een boek Je voegt aan de titelbeschrijving een aanduiding van de betreffende pagina‟s + de titel van het hoofdstuk toe. Voorbeeld: Ford, B. (Ed.), The New Pelican Guide to English Literature: Volume 3. From Donne To Marvell. Part 1 The
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 104
background to English literature: 1603 - 60. Harmondsworth: Penguin Books, 1990, pp. 15 - 48 2.9 Jeugdboek Vermeld bij kinderboeken de illustrator en de uitgever. Voorbeeld: Ekkers, Remco, Poes Lap. Illustraties: Anky Spoelstra. Den Haag: Leopold, 1985 2.10 Artikel in bundel Auteursnaam, titel en vindplaats (= titelbeschrijving van het hele boek + de pagina‟s in kwestie). Voorbeeld: Kousbroek, R., „De toekomst van de moraal‟, In: Gerrit Komrij e.a. De brandende kwestie, SLAA-lezingen 1982/1983 Amsterdam,1983, pp.106 - 128 2.11 Artikel in tijdschrift of bijlage van een krant. Auteur, jaar van uitgave, titel (niet gecursiveerd), eventuele subtitel en de vindplaats. Van de vindplaats noem je: de naam van het tijdschrift (gecursiveerd), jaargang, nummer van de aflevering en de betreffende pagina‟s. Voorbeeld: Weelden, J. van, „Moeilijk leren als syndroom‟. Jeugd in School en wereld, jrg. 6, nr. 9, 1977, pp 426-430 2.12 Krantenbericht. Van krantenartikelen, vaak niet ondertekend, geef je: titel, naam van de krant, datum van uitgave, pagina. Voorbeeld: „Gelukkig gezinsleven voor jeugd nog altijd nummer één‟. De Volkskrant , 6 sept. 1991, p.3 2.13 Artikel van het internet. Auteur (indien bekend), titel, site en datum Voorbeeld: „De eerste tweetalige school van Groot-Brittannië is geopend‟. www.onzetaal.nl, 21 juni 2005 3. Literatuurlijsten, bronnen, citeren 3.1 Literatuurlijsten a. De titelbeschrijving volgens bovenomschreven richtlijnen. b. Breng systeem aan in de volgorde: - alfabetisch op auteursnaam; - naar onderwerp; - naar jaar van uitgave; - combinaties daarvan. Het systeem hangt af van aard en omvang van de lijst. c. Maak onderscheid tussen gelezen en geraadpleegde literatuur. In het laatste geval gaat het om bijvoorbeeld naslagwerken. Apart vermelden. d. Maak onderscheid tussen primaire en secundaire literatuur, bijvoorbeeld bij een jeugdliteratuurlijst. Tot de eerste categorie
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 105
behoren dan de kinderboeken. Artikelen/boeken over de auteurs of over de gelezen kinderboeken vormen de secundaire literatuur. 3.2 Bronnen Er zijn verschillende manieren om in een tekst bronnen te verantwoorden: - je geeft aan het begin van een paragraaf/hoofdstuk aan welke bronnen je gaat citeren; - je geeft in een voetnoot aan waar de lezer de vermelde feiten of opvattingen kan terugvinden (niet met volledige titelbeschrijving, zie 1b); - je geeft je bron in de tekst, onmiddellijk na het citaat, tussen haakjes (je gebruikt dan de kortste titelbeschrijving, zie: 1c); - je verweeft de bronvermelding in je tekst: Zoals Ford in deel 3 van zijn New Pelican Guide (p. 33) duidelijk maakt .... 3.3 Citeren Wat het citeren betreft, nog dit: - hou het aantal citaten en de omvang ervan beperkt; - je kunt je bron immers ook samenvatten (ook in dat geval de bron vermelden, zie: 2.1); - citaten staan tussen aanhalingstekens; - nog duidelijker is cursiveren; - bij uitvoerige citaten inspringen; - bij een lang citaat kun je de voor jou niet ter zake doende zinsgedeelten weglaten; de weglatingen markeer je met puntjes tussen teksthaken, als volgt: “Wanneer de school uit het enge kader treedt van overmatige druk op kennisoverdracht [...], dan ontstaat er ruimte voor veelsoortig en veelzijdig leren”. 4. Rapportage / verslag / werkstuk 4.1 Minimale eisen. Verslagen lever je geprint in. Ze voldoen aan minimale rapportageeisen: - titelblad met aanduiding van het onderwerp, opdracht, vak, naam, jaargroep en klas; - inhoudsopgave met genummerde paragrafenindeling en paginering; - overzichtelijke typografie met ruime kantlijnen, subtitels, spatieregels voor alinea‟s, paginering; - ze zijn geschreven in helder, stilistisch verantwoord Nederlands; - correcte tekstverzorging: spelling, leestekens, bronvermelding, citeren; - als het om een literatuurstudie gaat, wordt de tekst gevolgd door een correcte (zie: hierboven) literatuurlijst. 4.2 Maximale eisen Verslagen en werkstukken (bijvoorbeeld Afstudeerwerkstukken) van meer dan 10 pagina‟s bevatten bovendien een inleiding en een
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 106
slothoofdstuk, illustraties, een literatuurlijst (indien van toepassing) en bijlagen (indien van toepassing) en een aantrekkelijke omslag. 4.3 Indeling Voor een hoofdstukkenindeling bestaat geen algemeen geldend recept. Veel hangt af van aard en inhoud van het rapport. Globaal gesproken bevat een rapport de volgende elementen: - titelpagina; - inhoudsopgave; - inleiding: doel, aard, werkwijze, opzet; - het eigenlijke rapport of werkstuk; - het slothoofdstuk: samenvatting, conclusies; - bijlagen (bijvoorbeeld: documenten, protocollen van gesprekken, gebruikte enquêteformulieren, tabellen, etc.). 4.4 Inleiding De Inleiding (1 A4) heeft tot doel de lezer: - te informeren over de probleemstelling, of - over het doel van het onderzoek, of - over de aard van het werkstuk, of - over de totstandkoming, of - over de gevolgde werkwijze, of - over opzet en indeling van het werkstuk, of - over een combinatie van deze mogelijkheden. Vaak bevat de inleiding ook een samenvatting, maar soms is het handiger die te bewaren voor het slothoofdstuk. Het zal duidelijk zijn: je kunt de inleiding pas schrijven als het werkstuk voltooid is. 4.5 Slothoofdstuk Het slothoofdstuk (ongeveer 2 A4) bevat: - een beknopte samenvatting van het voorafgaande; - conclusies met betrekking tot de inhoud van het onderzoek, aanbevelingen; - een evaluatie van de eigen ervaringen ten aanzien van de opdracht. 4.6 Omslag Het werkstuk wint aan aanzien door een fraaier en aantrekkelijk en uitnodigend omslag. Mooie resultaten zijn te bereiken met: - het opmaakprogramma van een tekstverwerker of een tekenprogramma; - toepassing van druktechnieken; - gebruikmaking van andere bindtechnieken dan het traditionele nietje. 5. Beoordeling Indien een werkstuk niet voldoet aan de gestelde eisen, heeft iedere docent niet alleen het recht, maar ook de plicht het werkstuk ongezien terug te geven. Het werkstuk wordt dan als niet ingeleverd beschouwd. Voor de opzet, de werkwijze en de beoordeling van afstudeerwerkstukken en/of scripties zijn speciale aanvullende
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 107
richtlijnen bij de begeleidende vakdocenten (of bij de repro) te verkrijgen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 108
3 3.1
Voorzieningen voor Studenten Algemeen Support Office Support Office Support Office Support Office receptie) Support Office
3.2
locatie locatie locatie locatie
Assen: coördinator mevrouw Marian Meijer Emmen: coördinator mevrouw Alie Zwiers Groningen: coördinator mevrouw Ramona Beute Leeuwarden: I-Study kamer 0.30 (regenover de
locatie Meppel: coördinator mevrouw Carla Regeer
Informatievoorzieningen Informatie krijg je binnen Stenden via verschillende communicatiemiddelen. Het studentenstatuut en de studiegids maken deel uit van deze middelen. Ook de opleiding communiceert veel met de studenten. Stenden gebruikt voor algemene mededelingen de volgende media: Intranet www.istenden.com E-mail Magazine „GO‟ Announcements: per mail verstuurde mededelingen Publicatieborden Plasmaschermen Front Desks/receptie
3.3
I Study Bij I-Study kun je terecht voor alles wat met de organisatie van het onderwijs te maken heeft. Je kunt hierbij denken aan informatie over: Jouw inschrijving/uitschrijving Studielink Progress – puntenregistratie Algemene informatie over opleidingen Studeren in het buitenland (International Office) Afspraken met het decanaat Reservering van ruimtes en lokalen Hulp bij het invullen van formulieren (OCW-duo) Contactgegevens: Assen: Administratie, kamer 16 (rechts van de hoofdingang) Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00 tot 16.00 uur. Email:
[email protected] Tel: 0592 85 33 00 Emmen: I-Study locatie Emmen Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00-16.30 uur Email:
[email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 109
Tel. 0591 85 31 92 Groningen: I-Study locatie Groningen Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 16.00 uur Email:
[email protected] Leeuwarden: I-Study kamer 0.30 (tegenover de receptie) Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.30-16.30 uur Email:
[email protected] Tel: 058 244 11 00 Meppel: I-Study (in de mediatheek) Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00-16.00 uur Email:
[email protected] Tel: 0522 85 34 15 / 0522 85 34 05
3.4
SMC & IRC international (Leeuwarden) Binnen Stenden aanspreekpunt voor: studenten die vanuit het buitenland bij Stenden komen studeren (de zogenaamde „incoming student‟) studenten die vanuit hun studie bij Stenden in Nederland in het buitenland gaan studeren, werken of stage lopen (de zogenaamde „outgoing students‟). Waarvoor je terecht kunt bij SMC & IRC kun je vinden op de intranetsite www.istenden.com.
3.5
Het decanaat Bij het decanaat van Stenden kunnen studenten terecht voor informatie, advies, ondersteuning of begeleiding bij: studieloopbaanvragen (twijfels of je de juiste studie hebt gekozen, een tweede studie, doorstuderen, advies over stage en solliciteren) effectief studeren en studieplanning persoonlijke problemen (loskomen van thuis, faalangst, rouwverwerking, stress, relatieproblemen enzovoorts) studievertraging door bijzondere omstandigheden (profileringsfonds) + Individuele gesprekken en trainingen mogelijk financiële problemen (noodfonds) studiefinanciering het bindend studieadvies functiebeperking en dyslexie, opstellen onderwijscontract met voorzieningen en faciliteiten topsport conflicten, bezwaar en beroep beroepszaken Je kunt de complete informatie over de dienstverlening van het Decanaat locatie Leeuwarden en Groningen www.istenden.com/ (incl. contact-informatie) vinden op de intranetsite www.istenden.com onder de noemer Decanaat.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 110
Mailadres Leeuwarden:
[email protected]. Voor Assen, Emmen en Meppel kun je contact opnemen met de studentendecanen via e-mail:
[email protected] en
[email protected].
3.6
Handicap & studie Binnen het decanaat zijn twee decanen ook contactpersoon handicap & studie. Wanneer je een functiebeperking hebt is het verstandig al voor het begin van je studie contact op te nemen. Meld het in ieder geval zodra je bent begonnen met studeren. Het is dan beter mogelijk om benodigde voorzieningen te realiseren. De contactpersonen handicap & studie zijn tevens het meldpunt voor opmerkingen en klachten, bijvoorbeeld over voorzieningen. Zie ook het Protocol Studie & Handicap in hoofdstuk 4 van het Stenden Studentenstatuut 2011/2012 deel I. De contactpersonen handicap & studie zijn Hermien Moning (Leeuwarden en Groningen) en Nynke Vink (Emmen, Meppel en Assen) zijn aanspreekpuntvoor studenten met een functiebeperking of handicap. Zij kunnen adviseren over mogelijke faciliteiten en de aanvraag daarvan. Eventueel kunnen zij hierbij bemiddelen.
3.7
Vertrouwenspersoon ongewenst gedrag Het kan voorkomen dat je op school of op je stageplek te maken krijgt met ongewenst gedrag (bijvoorbeeld pesten, intimidatie, seksuele intimidatie, discriminatie, racisme). Stenden heeft daarvoor een reglement opgesteld, en er is een externe vertrouwenspersoon die verantwoordelijk is voor opvang en advies van studenten en medewerkers die te maken hebben met ongewenst gedrag. Ook als je alleen ongewenst gedrag wilt melden, ben je daar welkom. De complete informatie over het reglement, wat we verstaan onder ongewenst gedrag, en de rol die de vertrouwenspersoon kan hebben in de opvang en begeleiding (incl. contactinformatie) is te vinden op de intranetsite www.istenden.com onder de noemer vertrouwenspersoon. In hoofdstuk 9 van het Stenden Studentenstatuut 2011/2012 deel I is het Reglement ter zake ongewenst gedrag Stenden opgenomen.
3.8
Het roosterbureau Het Roosterbureau verzorgt de planning van onderwijsactiviteiten. Je kunt jouw rooster vinden op de roostersite op intranet www.istenden.com onder de noemer roosters.
3.9
Information & Registration Centre Het Information & Registration Centre beheert de persoonsgegevens van alle nationale en internationale Stenden-studenten van alle locaties. De studentenadministratie draagt onder meer zorg voor: in- en uitschrijving (via Studielink) inning collegegelden
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 111
De complete informatie over de dienstverlening van het Centrum (incl. contact-informatie) is te vinden op de intranetsite (www.istenden.com).
3.10
Registratie Studieresultaten Het Information & Registration Centre beheert de studieresultaten van alle Stenden studenten. Met het programma ProgRESS kan elke student zijn/haar studieresultaten online raadplegen www.progressww.nl/stenden (vanaf elke pc met internetaansluiting). Uitgebreide informatie over het raadplegen van studieresultaten staat vermeld op de intranetsite onder de noemer Information & Registration Centre. Rechtstreekse toegang tot ProgRESS krijg je via www.istenden.com.
3.11
Toetsen Wanneer en waar vinden toetsen plaats, hoe kan een student zich voor een toets inschrijven, wanneer kan er worden herkanst en hoe luiden de toetsuitslagen? Dit alles wordt door het IRC Toetsservicebureau verzorgd. De complete informatie over de dienstverlening van het Toetsservicebureau (incl. contactinformatie) is te vinden op de intranetsite (www.istenden.com).
3.12
ICT & Media Alles rond informatie- en communicatietechnologie en audiovisuele voorzieningen binnen Stenden gemeenschappelijk is georganiseerd binnen de afdeling ICT en Media. Hoe kom je aan een login, waar kan je printen, waar in het gebouw kan je een computer gebruiken, aan welke algemene regels moet je je als gebruiker van ICT-voorzieningen houden? Op deze en andere vragen geeft de intranetsite www.istenden.com van ICT & Media het antwoord.
3.13
Intranet Het intranet van Stenden is de centrale plaats waar alle relevante informatie voor studenten en medewerkers is te vinden en waar vandaan bijvoorbeeld de electronische leeromgeving en andere systemen te benaderen zijn. Zo vind je er onder andere roosterinformatie, nieuws en mededelingen van Stenden en van je opleiding. Je kunt zelf aangeven welke informatie en links voor jou belangrijk zijn. Het intranet is via je Stenden login toegankelijk (www.istenden.com).
3.14
Blackboard (ELO) Blackboard is de digitale leeromgeving van Stenden hogeschool. Op Blackboard staat voornamelijk onderwijsmateriaal, maar via Blackboard kunnen studenten (en docenten) ook met elkaar in contact komen voor de uitvoering van een onderwijsopdracht. Blackboard is zowel van binnen als buiten de Stenden-locaties te bereiken via: https://elo.stenden.com. Blackboard is tevens te bereiken via de website van Stenden: www.stenden.com > MyStenden>.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 112
3.15
The Library De Library is de centrale plaats op de verschillende Stenden locaties waar de bibliotheekvoorziening, de onderwijswerkplaats en de studievoorzieningen voor alle opleidingen van Stenden zijn samengebracht. Op de locaties Emmen en Leeuwarden beschikt de student over een grote studie- en ontmoetingsruimte in combinatie met de Library. In de Libraries kan de student gebruik maken van de uitleencollectie maar ook zelf studeren in de studiezaal en gebruik maken van de collectie welke niet uitgeleend wordt; zoals bijvoorbeeld de actuele tijdschriften. Op de locaties Assen, Meppel en Groningen kan de student gebruik maken van de Onderwijswerkplaatsen die wat betreft faciliteiten en dienstverlening gelijk staan aan de kwaliteit van de gehele hogeschool. Op de locaties zijn informatiespecialisten aanwezig voor vragen op het gebied van literatuur en naslag werken, tijdschriften, het informatie zoeken e.d. Alle voorzieningen voor studenten zijn ook beschikbaar voor de docenten en het overige personeel. Naast alle literatuur beschikt de Library over een eigen digitale bibliotheek die voor alle studenten óók met thuistoegang te benaderen is. Je vindt daarnaast de naslagwerken, woordenboeken en de kennisbanken voor de specifieke opleidingen.
3.16
Stenden shop Moduulboeken, readers, computerbenodigdheden, ringbanden, papier en andere kantoorartikelen zijn te verkrijgen in de Stenden shop.
3.17
Het Alumni Netwerk Het Alumni Netwerk is een contactennetwerk voor laatstejaars studenten en afgestudeerden van alle Stenden-opleidingen. Het doel van het Alumni Netwerk is het onderhouden van structureel contact tussen afgestudeerden (alumni), de opleidingen en Stenden. Het Alumni Netwerk zorgt ervoor dat alumni op de hoogte worden gehouden van de meest recente ontwikkelingen binnen het werkveld, de opleiding en de (loopbaan)ontwikkelingen van andere alumni. Omgekeerd blijft Stenden op de hoogte van de loopbanen van alumni en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Tevens is Stenden zo in de mogelijkheid feedback te krijgen op het onderwijsprogramma. Uitgebreide informatie over het Alumni Netwerk en de voorzieningen hiervan is te vinden op de website van Stenden, via www.stenden.com/alumni.
3.18
EHBO, noodplan Stenden kent een bedrijfsnoodplan. Hierin staan de uitgangspunten en handelswijzen beschreven in geval van brand, ongevallen en andere calamiteiten. Alle aanwijzingen hiervoor zijn te vinden op de intranetsite www.istenden.com over alarm, brand, BHV, EHBO en noodplan.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 113
3.19
Wat is HBO Sport? HBO-Sport is een orgaan binnen Stenden, dat streeft naar het aanbieden van de beste mogelijke sportfaciliteiten voor studenten. Dit doen wij door middel van: vaste wekelijkse activiteiten zoals futsal en basketbal, volleybal vrije uren bij verschillende fitness centra (fitness, squash, tennis, aerobics, spinning, etc.) vrije zwemuren bij zowel het Aquarena als Parc Sandur toernooien in o.m. futsal en volleybal kortingen bij verschillende instanties (bowlen, sportzaken). Wil jij zelf een trainingsuurtje of een andere activiteit opzetten? Of zou je graag nog een extra toernooitje willen spelen? Mail naar
[email protected].
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 114
4
Regelgeving rond ziekte en andere bijzondere omstandigheden Hieronder wordt aangegeven wat je moet regelen als je door ziekte of andere bijzondere omstandigheden (tijdelijk) niet kunt deelnemen aan het onderwijs.
4.1
Regeling in geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden Als een student wegens ziekte of bijzondere omstandigheden niet aanwezig kan zijn bij een verplichte onderwijsactiviteit, moet dit diezelfde dag voor 16.00 uur gemeld worden bij de supportoffice van de opleiding. voor Assen: 0592-853 300; voor Emmen 0591-853 192 ; voor Groningen, voor Leeuwarden 058-244 1335; voor Meppel 0522-853 405. Als de student wegens ziekte of omstandigheden vertrekt terwijl er nog verplichte onderwijsactiviteiten op die dag zijn, moet dit worden gemeld bij de Front Desk. Als door ziekte of bijzondere omstandigheden studievertraging dreigt te ontstaan, is de student (voltijds en duaal) verplicht contact op te nemen met zijn of haar studiecoach en met het decanaat.
4.2
Niet behalen van de norm van het (bindend) studieadvies Als je denkt door ziekte of andere bijzondere omstandigheden (zie onder 4.4) niet te kunnen voldoen aan de norm van het bindend studieadvies in het eerste of tweede jaar, moet je bijzondere omstandigheid melden bij zowel je studie- of trajectbegeleider als bij een decaan. Verder moet je voor 1 juni (februari instroom voor 1 november) bij de examencommissie een schriftelijk verzoek indienen om bij het vaststellen van het studieadvies rekening te houden met de bijzondere omstandigheid. Voor verdere informatie: zie hoofdstuk 3 van deel 1 van het studentenstatuut, waarin ook is opgenomen de „Regeling studieadvies‟.
4.3
Studievertraging Als je door ziekte of andere bijzondere omstandigheden (zie onder 4.4) dusdanige studievertraging oploopt, dat je langer over je studie moet doen dan vier jaar, moet je de ziekte/bijzondere omstandigheid zowel melden bij je studie- of trajectbegeleider als bij een decaan. De decaan bespreekt de consequenties voor je studiefinanciering met je en kan je inlichten over het profileringsfonds. Om in aanmerking te kunnen komen voor een financiële bijdrage uit het profileringsfonds ben je verplicht de bijzondere omstandigheid zo spoedig mogelijk te melden aan de decaan te melden. Als je weet dat je een tijdje niet aan het
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 115
onderwijs kunt deelnemen bijv. door een geplande ziekenhuisopname, moet je dat direct melden. Ook als je door bijzondere omstandigheden de kans loopt niet binnen de diplomatermijnvan 10 jaar het einddiploma te behalen, kun je terecht bij het decanaat. Voor verdere informatie zie hoofdstuk 6 van deel 1 van het Studentenstatuut 2011/2012, waarin de Regeling Afstudeersteun is opgenomen. Je kunt ook op het intranet www.istenden.com en/of de site van het decanaat raadplegen.
4.4
Bijzondere omstandigheden Onder bijzondere omstandigheden, bedoeld onder 4.2 en 4.3 vallen de volgende omstandigheden: ziekte (ook psychisch) zwangerschap bijzondere familieomstandigheden (zoals bijv. een echtscheiding van je ouders, ernstige ziekte of overlijden in de directe familie) medezeggenschapsactiviteiten voor de hogeschool topsport bestuurslidmaatschap van bepaalde studentenverenigingen een „niet studeerbaar‟ studieprogramma
4.5
Basisvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking Onder basisvoorzieningen verstaan we die voorzieningen die altijd aanwezig moeten zijn, onafhankelijk of er op dat moment studenten zijn die hiervan gebruik maken. Sinds 1 december 2003 bestaat de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. De wet bepaalt dat wanneer een student met een functiebeperking aanpassingen nodig heeft van technische, onderwijskundige of begeleidende aard, om een opleiding te kunnen volgen en hij de instelling daarom verzoekt, de opleiding of instelling verplicht is die aanpassingen te realiseren. De aanpassingen moeten aan twee eisen voldoen: zij moeten geschikt zijn en noodzakelijk. Geschikt wil zeggen dat de aanpassing een belemmering moet wegnemen of verminderen, waardoor de zelfstandigheid van de desbetreffende student wordt vergroot. Noodzakelijk wil zeggen dat hetzelfde doel niet op een andere, goedkopere manier kan worden bereikt. Eén en ander voor zover de gevraagde aanpassingen voor Stenden geen onevenredige belasting betekenen als bedoeld in art. 2 van de Wet Gelijke Behandeling op grond van een handicap of chronische ziekte vormen. Eén van de decanen is contactpersoon handicap & studie (zie paragraaf 3.5 in hoofdstuk 3. Deze geeft informatie en advies over mogelijke aanpassingen en voorzieningen en bemiddelt bij het realiseren hiervan. A Materiële voorzieningen
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 116
Gehandicaptentoiletten Parkeerplaatsen voor minder validen Geldautomaat bij restaurant op de hoogte van een rolstoelgebruiker Lage stacomputer voor rolstoelgebruiker Mobiele ringleiding op uitleenbasis bij audiovisuele dienst Laptop op uitleenbasis bij audiovisuele dienst Readingpen Gebruik voorleessoftware B Onderwijskundige voorzieningen mogelijkheid tot verlenging van de toetstijd mogelijkheid om apart te zitten bij een toets mogelijkheid reader in vergroot lettertype (12 punts) te krijgen mogelijkheid een aangepast lesrooster te krijgen mogelijkheid tot aanpassing studieplanning mogelijkheid tot een vervangende opdracht mogelijkheid tot een aangepaste werkvorm mogelijkheid tot aanpassing toetsvorm mogelijkheid tot flexibele leerroute mogelijkheid tot aangepaste stage in vorm en duur mogelijkheid toets vergroot te krijgen op A3 formaat mogelijkheid gebruik computer bij toetsen mogelijkheid gebruik computer met spraak C Financiële voorzieningen vergoeding voor dyslexieonderzoek,(vergoeding van 400 euro maximaal) profileringsfonds voorzieningen op het gebied van studiefinanciering Procedures Ad A materiële voorzieningen De meeste materiële basisvoorzieningen zijn zonder meer te gebruiken. Wanneer de student gebruik wil maken van de voorzieningen die onder beheer van de audiovisuele dienst vallen, dient hij via de contactpersoon handicap & studie/decaan een aanvraag in te dienen. Wanneer een voorziening (bijvoorbeeld een speciale stoel) op uitleenbasis wordt verstrekt wordt de aanvraag ingediend bij de contactpersoon handicap & studie en in een onderwijscontract vastgelegd. Ad B onderwijskundige voorzieningen Wanneer de student gebruik wil maken van bepaalde voorzieningen is het goed zo snel mogelijk een afspraak te maken met één van de contactpersonen handicap & studie/decaan. Soms is het raadzaam om dit al voor de studie te doen. Zij kunnen adviseren over mogelijke voorzieningen. In overleg met de coördinator studiebegeleiding kan besproken worden welke stappen ondernomen dienen te worden om de voorzieningen te realiseren. Voor bepaalde voorzieningen dient een aanvraag ingediend te worden bij de examencommissie. Een medische verklaring is gewenst. De afspraken en verantwoordelijkheden worden vastgelegd in een onderwijscontract „studeren met een functiebeperking‟. Het onderwijscontract geldt voor
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 117
de gehele of bepaalde onderdelen van de opleiding en voor een bepaalde tijd. Studenten die willen beschikken over speciale toetsvoorzieningen dienen dit, indien mogelijk, minimaal 2 weken voor de toetsperiode te laten vastleggen bij de contactpersoon handicap & studie of de daarvoor verantwoordelijke decaan. Het toetsservicebureau zorgt voor de organisatie van de toetsvoorzieningen. Ad C financiële voorzieningen Wanneer de student of de opleiding het vermoeden heeft dat de student dyslexie heeft en de student ondervindt hiervan hinder in het onderwijs dan kan de student een dyslexieonderzoek laten doen. De contactpersoon handicap& studie/decaan bemiddelt bij de aanvraag voor een vergoeding hiervoor. De vergoeding bedraagt maximaal 400 euro. Wanneer de student studievertraging oploopt of zijn studie moet afbreken vanwege zijn functiebeperking zijn er verschillende financiële regelingen mogelijk, bijvoorbeeld 12 maanden extra studiefinanciering. De decaan bespreekt welke regeling op de situatie van de student van toepassing is en begeleidt de aanvraag. Contact Contactpersonen handicap & studie, voor de locaties Leeuwarden en Groningen mevrouw Hermien Moning,
[email protected] Afspraak kan gemaakt worden via i study Leeuwarden. Voor de locaties Assen, Emmen en Meppel Mevrouw Nynke Vink,
[email protected] Afspraak kan gemaakt worden via i study Emmen.
4.6
Regeling medische verklaring in geval van ziekte
4.6.1
Doel van de verklaring Indien een student: zich tijdens een studiejaar wil uitschrijven wegens ziekte, wegens ziekte een beroep doet op financiële ondersteuning uit het profileringsfonds, niet aan een examen(onderdeel) deelneemt wegens ziekte, en de examencommissie verlangt dat hij dit staaft met bewijzen moet hij een medische verklaring overleggen aan IRC(a), de commissie profileringsfonds (b), of de examencommissie van de opleiding (c).
4.6.2
Verkrijgen van de verklaring Je kunt een medische verklaring opvragen bij je huisarts of medisch specialist.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 118
4.7
Studeren en RSI (CANS) Er zijn studenten die last hebben van pijn in de arm, nek, schouder, elleboog of pols. In eerste instantie wordt vaak gedacht dat het wel over zal gaan. Maar helaas is dat niet altijd het geval. De pijn die hier genoemd wordt kan duiden op RSI: Repetitive Strain Injury, ook welbekend als “muisarm”. Wanneer die eerste signalen niet serieus genomen worden, breiden de klachten zich meestal langzaam uit. Volgens een aantal betrokken beroepsgroepen heeft de term RSI een negatieve lading en geven sommige behandelaars (ten onterechte) de diagnose RSI. Daarom heeft men afgesproken de nieuwe term CANS (complaints of Arm, Neck and/or Shoulder) te gaan gebruiken. RSI is lastig vast te stellen, want de pijn kan meerdere oorzaken hebben. Omdat CANS nog een vrij nieuwe term is, blijven we in dit stukje voor alle duidelijkheid nog spreken over RSI. Bij RSI is er een duidelijke relatie tussen de manier waarop wordt gewerkt en de aanwezige klachten. Factoren die tot RSI kunnen leiden zijn: een verkeerde zithouding tijdens het werk repeterend werk weinig afwisseling in zowel houding als werkzaamheden stress Ook tijdens de studie kunnen er activiteiten zijn waarbij lang achter elkaar in dezelfde houding wordt gewerkt en/of dezelfde bewegingen worden gemaakt. Het beeldscherm neemt een belangrijke plaats in bij werkzaamheden, niet alleen op school maar vaak ook nog thuis. Bovendien nemen chatten, internetten en computerspelletjes ook een niet onaanzienlijk deel van de tijdsbesteding in beslag. RSI is grotendeels zelf te voorkomen. De belangrijkste tips hiervoor zijn: werk niet langer dan vijf à zes uur per dag aan een beeldscherm en niet langer dan twee uur aan een laptop! Genoemde tijden zijn inclusief chatten, e-mailen en spelletjes! neem bij beeldschermwerk ieder uur een korte pauze; let op een goede zithouding voor het beeldscherm; wissel beeldschermwerk af met ander werk; zorg voor voldoende ontspanning naast de studie; neem beginnende klachten (pijn, tintelingen, stijf gevoel) serieus en raadpleeg bijtijds je (huis-)arts. Meer informatie over RSI kun je vinden op het intranet en het Internet. Onderstaande sites geven in ieder geval een goed overzicht: http://rsi.pagina.nl www.muisarm.nl Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft gratis de brochure „RSI - Informatie voor werknemers en werkgevers‟ uit.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 119
5
Adressenlijst Bij de namen van de medewerkers is aangeven op welke locatie zij hoofdzakelijk werkzaam zijn. Assen Naam, tussenvoegsel
Locatie
Emailadres
Amkreutz, Wilma Boschma, Wies Broekema, Femia Casu, Crista Garssen, Francien Geugies, Eeltje Hendriksen, Ruud Hindriks, Jaap Hommes, Harry Huizing, Roelie Katwijk , Lidewij van Klomp, Arjen Kort, Harm Kuijer, Anne Kwak, Manja Meulen, Reni van der Oosterhoff, Arda Smegen, Irma Stegeman, Wia Streutker, Alja Veens, Ri Veenema, Sander Veer, Rob van ‘t Verboom, Peter Vissinga, Harry Vording, Ina Vos, Noortje Wieringa, Thea Wolf, Astrid
Mw/Dhr, titel, voorletters Mw. W.R. Mw. W.R. Mw. F.H. Mw. L.F. Mw. F.B. Dhr. E. Dhr. R.T.B. Dhr. J.W. Dhr. H. Mw. R. Mw. L.C. Dhr. A. Dhr. H. Mw. J.J. Mw. M. Mw. R.J. Mw. M.G. Mw. I.H. Mw. W. Mw. A.J. Mw. M.J.H. Dhr. S. Dhr. R. Dhr. P. Dhr. H.C. Mw. W.R. Mw. N. Mw. T.C. Mw. A.J.P.
A A A A/E A A A A A A A A A A A A A A A A/M A A/E A A A A A/M A A
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Ondersteunend personeel Bolhuis-Wassens, Esther Boxtel, Helen van Greveling, Janny Halbersma, Sjoerd Hofma, Bas Meijer, Marian Scholtens, Karin Solisa-Thenu, Saar
Mw A.E.C. Mw H.L. Mw J. Dhr S. Dhr B. Mw C.M.W. Mw C.Y.M. Mw S.
A A A A A A A A
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 120
Emmen Naam, tussenvoegsel
Locatie
Emailadres
Bakker-de Waardt, Ans Bal-Otter, Ellie Benjamins, Freek Bosch, van den Mieke Busstra, Pieneke Casu, Crista Eising, Louwien Eggen, Karel Faber-Smith, Carolien Geerdink, Peter Haagsma, Marcel Kats, Cathrien Kroeze, Elly Kruimink, Jan Nicolai, Jimke Nieuwenhuis, Adriaan Stevens, Henk Veenema, Sander Vosmeer, Peter Wijdeven, Yvonne
Mw/Dhr, titel, voorletters Mw. drs. A. Mw. E. Dhr. drs. F. Mw. W.M. Mw. P. Mw. L.F. Mw. Drs. L.C. Dhr. K.P. Mw. drs. C. Dhr. P.J.J. Dhr. M.E. Mw. C. Mw. E. D. Dhr. J. Dhr. J. Dhr. L.J. Dhr. H. Dhr. S. Dhr. drs. P. Mw. Y.A.M.
E E E E E E/A E E E E E E E E E E E E/A E/G E
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Ondersteunend personeel Koop-ten Kate, Tineke Oosting, Nicolien
Mw. T.G. Mw. N.G.
E E
[email protected] [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 121
Groningen Naam, tussenvoegsel
Locatie
Emailadres
Bakker, Han Boekel, Rienkje van Bons – Steenhuis, Alette Calon , Carolien Folkersma, Martine Grünewald, Esther Heitling, Mieke Heuvelen, Annet van Hoekzema, Gea Hofstede, Lonneke Hoogteijling, Frits Korf , Dirk Landkroon, Margriet Luth, Jan Middendorp, Jose Modderman, Aletta Mollema, Volkert Pijper, Jan Postma, Jenne Prins, Jeane Schaaf, Wilma van der Slaa, Bert Stapert, Henk Stuurwold, Gera Wakker, Jan Bert Wempe, Gerla
Mw/dhr, titel, voorletters Mw. H. Mw. drs. R. Mw. A. Mw. C. Mw. M. Mw. E.L.J. Mw. M. Mw. A.J. Mw. G.M. Mw. L. Dhr. F. Dhr. drs. D. Mw. M. Dhr. J. Mw. J. Mw. A. Dhr. drs. V. Dhr. J.A. Dhr. dr. J.G. Mw. J. Mw. W. Dhr. drs. H.L.J. Dhr. H. Mw. drs. G. Dhr. J.B. Mw. G.M.
G G G G G G G G G G F/G G G G G G F/G/D G G G FG G G G G F/G/D
Vosmeer , Peter
Dhr. drs. P.
D/G
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] esther.grü
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Ondersteunend personeel Beute, Ramona Huisman-Siccama, Gerdien Nobbe, Harm Geert Vries, Peter de Zoethout –Zeldenrust, Cox
Mw. M.J. Mw. G. Dhr. H.G. Dhr. P. Mw. C.
G G G G G
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 122
Leeuwarden Naam, tussenvoegsel
Locatie
Emailadres
Annema , Hennie Barth, Frits Bijma , Jikke Boer, Tjitske de Boer,Liesbeth de Brandsma, Jelle Bruin, Loes de Cnossen, Yttje Geest, Ben van der Hoogteijling, Frits Houtsma, Chris Jager, Marijke de Jong, Folkert de Kingma, Margriet Kuipers, Joanneke Minkema, Jacob Mollema, Volkert Reinders-Verbeek, Aafke Seffinga, Yeb Tjepkema, Eabele Veen, Sjoerd van der Veenstra, Jaap Wempe, Gerla
Mw/dhr, titel, voorletters Mw. H. Dhr. drs. F. Mw. J Mw. T. Mw. E. Dhr. drs. J. Mw. L. Mw. Y. Dhr. B. Dhr. F. Dhr. Ch. Mw. drs. M. Dhr. drs. F. Mw. M. Mw. J. Dhr. J. Dhr. drs. V. Mw. drs. A. Dhr. Y. Dhr. drs. E. Dhr. S. Dhr. drs. J. Mw. G.
F F F F F F F F F F/G F F/G/D F F F F F/G/D F F F F F F/G/D
Witte, Akke de Woude, Sjoerd van der Ybema, Dussy Zijlstra, Ageeth
Mw. A. Dhr. S. Mw. D. Mw. A.
F F F F
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Ondersteunend personeel Elgersma, Dirkje Waage-Bijl , Anita
Mw. D. Mw. A.C.
F F
[email protected] [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 123
Meppel Naam, tussenvoegsel Boers, Hilly Douwes, Douwe Jan Drent, Peter Drijfholt, Rina Eisden, Wilfred van Gelmers, Ton Hetterschij, Patruschka Klaster, Roelof Klinken, Jan van Selle, An te Sprong, Stef Sterken, Johan Streutker, Alja Tuit, Jaap Uitdewilligen, Johan Vos,Noortje Visser, Suzanne Wink, Betsy Witte, Harry Ondersteunend personeel Huberts-Munsterman, Joke Moerman, Dick Regeer-Ramaker, Carla Sleen, Richard van der Veen, Michel van der Werff, Aukje van der
Mw/Dhr, titel, voorletters Mw. H.A. Dhr. D.J. Dhr. P. Mw. R. Dhr. W. Dhr. T Mw. M.P. Dhr. R. Dhr. J.B. Mw. J.A. Dhr. S.P.M. Dhr. J.W. Mw. A.J. Dhr. J. Dhr. J.A.J.M Mw. N. Mw. S. Mw. A. Dhr. H.
Locatie
Emailadres
M M M M M M M M M M M M M/A M M M/A M M M
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Mw J.
M
[email protected]
Dhr D.A. Mw C. Dhr R. Dhr M. Mw A.
M M M M M
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Algemeen Aarts, Thea Berens, Lyjanne Elting, Peter Janssen, Ingrid Krajenbrink, Petra Korfage , Herma Kuipers, Ageeth Linssen, Jan
Mw. T.M. Mw. E.J.G. Dhr. P.J. Mw. I.I. Mw. P. Mw. H.G. Mw. A Dhr. JHP
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | Vh. HD – studiejaren 2, 3 en 4 |
blz. 124