Stage ‘Leraar in opleiding’ CGO-HBO Theologie
Studiejaar 4
september 2008 snl091118
Inhoudsopgave Woord vooraf ......................................................................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................. 3 1.Verantwoordelijken ............................................................................................................. 4 2. Eisen ................................................................................................................................. 5 2.1 Aantal stage-uren ........................................................................................................ 5 2.2 Tweedegraads gebied ................................................................................................. 5 2.3 Stageschool................................................................................................................. 5 2.4 Andere activiteiten dan lesgeven ................................................................................. 5 2.5 Intervisie en feedback .................................................................................................. 6 2.6 Stageverslag ............................................................................................................... 6 2.7 Verband met portfolio .................................................................................................. 7 2.8 Voorwaarden ............................................................................................................... 7 2.9 Aangepast traject......................................................................................................... 7 2.10 Varianten ................................................................................................................... 7 3. Procedure stage en afstuderen ........................................................................................10 3.1 Stageaanvraag ...........................................................................................................10 3.2 Standaardformulieren .................................................................................................10 3.3 Begeleiding .................................................................................................................10 3.4 Beoordeling ................................................................................................................11 3.5 Afstudeerprocedure ....................................................................................................11 4. Stageverslag ....................................................................................................................12 5. Instructie stagementoren ..................................................................................................14 Bijlage 1 ...............................................................................................................................15 Observatieformulier (Leraar in opleiding) ..........................................................................15 Bijlage 2 ...............................................................................................................................16 Reflecteren en beoordelen CGO - HBO Theologie ...........................................................16 Bijlage 3 ...............................................................................................................................20 Aanvraagformulier voor de LiO-stage ...............................................................................20 Bijlage 4 ...............................................................................................................................21 LiO-stage-activiteitenlijst ...................................................................................................21 Bijlage 5 ...............................................................................................................................22 Eindbeoordeling Stage CGO-HBO ...................................................................................22 Bijlage 6 ...............................................................................................................................23 Aanvraagformulier voor het afstuderen .............................................................................23
1
Woord vooraf Het document dat je nu in handen hebt, moet voor jou en de betrokken begeleiders functioneren als een wegwijzer door de LiO-stage. Het bevat ten behoeve van deze afsluitende stage een overzicht van de betrokken verantwoordelijken, de eisen voor de stage en het stageverslag en de te volgen procedure. Graag spreek ik namens de CGO-HBO uit dat het je zal helpen om met een leerzame stage je opleiding tot bevoegd godsdienstdocent af te ronden. Coördinator LiO-stage
2
Inleiding De CGO, Cursus Godsdienstonderwijs, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten, is een hogere beroepsopleiding voor onder andere godsdienstleraar. De opleiding is gestart om het christelijk voortgezet onderwijs op reformatorische grondslag bevoegde docenten godsdienst te leveren die staan in de traditie van reformatie en nadere reformatie. De grondslag van de CGO wordt gevormd door de Bijbel als het onfeilbare woord van God en de daaruit afgeleide Drie Formulieren van Enigheid, t.w. de Heidelberger Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Doel van de deeltijd opleiding tot godsdienstleraar is het afleveren van startbekwame docenten voor het vak godsdienst in het tweedegraads gebied te weten: het vmbo, havo/atheneum onderbouw en het middelbaar beroepsonderwijs. Docenten die vanuit een innerlijke betrokkenheid op God en Zijn Woord jonge mensen in willen wijden in Schrift, belijdenis, kerkgeschiedenis en christelijke ethiek. De opleiding brengt de studenten dus de kennis, het inzicht en de vaardigheden bij die zij nodig hebben om het doel van het vak godsdienst bij hun leerlingen te bereiken, namelijk hen geestelijk vormen. De opleiding heeft een overeenkomst afgesloten met hogeschool De Driestar. De stages van de studiejaren 1 tot en met 3 zijn georganiseerd door De Driestar, de LiO-stage valt volledig onder de verantwoordelijkheid van de CGO-HBO-Theologie.
3
1.Verantwoordelijken
*
Functionaris:
Namens:
Taken:
Dhr. W.M. van der Wilt
CGO-HBO
- eindverantwoordelijkheid - organisatie
Drs. L. Snoek
CGO-HBO
- begeleiding en beoordeling - eindbeoordeling
Drs. N.J. Teerds
CGO-HBO
- begeleiding en beoordeling - stage-intervisie studenten - eindbeoordeling
Mevr. J.C.M. Romijn-van Dijk
CGO-HBO
- administratie aanvragen - cijferadministratie - organisatie/coördinatie
Stagementor
Stageschool
- begeleiding en beoordeling - eindbeoordeling
De stagementor is de docentenopleider op de school of de bevoegde en ervaren (minimaal 4 jaar) godsdienstdocent op die school die verantwoordelijk is voor de begeleiding en beoordeling van de stagiair.
4
2. Eisen De LiO-stage is een individuele eindstage die zich kenmerkt door het participeren in alle situaties waar een beginnend docent mee te maken krijgt bij zijn start in het onderwijs, met name het zelfstandig lesgeven gedurende een langere periode. Enerzijds dient de LiOstagiair(e) een realistisch beeld te krijgen van wat het docentschap inhoudt, anderzijds moet het accent liggen op de basisvaardigheden die een godsdienstdocent nodig heeft voor het lesgeven. Daarom bevat deze nota enkele opdrachten op het vlak van niet lesgebonden taken, verreweg de meeste aandacht gaat echter uit naar de lesgebonden taken, omdat juist de directe omgang met de leerlingen het hart van het docentschap vormt. Naast de voorwaarde dat de student 180 ects heeft behaald om startbekwaamheid te hebben, leidt dat tot de volgende eisen: 2.1 Aantal stage-uren De LiO-stagiair verzorgt 200 lesuren (exclusief voorbereiding, evaluatie en reflectie en andere taken) verspreid over 20 weken (5 maanden) in een aaneengesloten periode binnen één cursusjaar op dezelfde school voor voortgezet onderwijs. 2.2 Tweedegraads gebied De stage-uren dienen voor tenminste 70 procent gegeven te worden in het tweedegraads gebied, dat wil zeggen in het vmbo, in de onderbouw van havo/vwo of in het mbo. 2.3 Stageschool De student kiest zelf de school waar hij zijn LiO-stage loopt. De criteria voor deze keus liggen bij de bereidheid van de school/godsdienstsectie om mee te werken en bij de aanwezigheid van bevoegde en ervaren docenten(opleiders) die als stagementor kunnen functioneren. 2.4 Andere activiteiten dan lesgeven Naast de stagelessen dient de LiO-stagiair(e) activiteiten te ondernemen die inherent zijn aan het docentschap in het algemeen en aan het godsdienstdocentschap in het bijzonder: 1. het bijwonen van een algemene docentenvergadering of 2 teamvergaderingen 2. het bijwonen van tenminste 2 godsdienstsectievergaderingen 3. het samenstellen van tenminste 10 toetsen waarin sprake is van variatie t.a.v. omvang, gewicht en doelgroep 4. het bijwonen van zorgoverleg (indien van toepassing op de stageschool) 5. het bijwonen van een overleg tussen mentoren (indien van toepassing op de stageschool) 6. het voeren van gesprekken met tenminste drie ouders 7. het assisteren bij een klassenmiddag of sportdag 8. het assisteren bij een buitenschoolse excursie / het meewerken aan een project Hiernaast moet de stagiair zes van de onderstaande activiteiten uitvoeren, uit elk van de drie categorieën twee. Al deze activiteiten zijn beperkt van omvang, ongeveer 10 uur per activiteit. De resultaten van de opdrachten worden als bijlage bij het stageverslag gevoegd. A) Algemeen a) beschrijven van de opzet van het mentoraat op de stageschool en het weergeven van een persoonlijke visie daarop b) beschrijven van de zorgstructuur van de stageschool en het weergeven van een persoonlijke visie daarop
5
c) d) e) f)
beschrijven van het beleid van de school t.a.v. media-educatie en onderzoek naar de meningen van het personeel daarover beschrijven van het beleid van de school t.a.v. belonen en straffen en het weergeven van een persoonlijke visie daarop vergelijkend onderzoek tussen docenten van verschillende vakken t.a.v. hun didactisch handelen en het beschrijven van de onderlinge samenhang beschrijven van een kennismaking met de andere niveaus (houding en gedrag van leerlingen en functioneren van docent) dan waarin de LiO-stagiair(e) lesgeeft, inclusief de bovenbouw van Havo/Vwo
B) Vergelijkend onderzoek didactiek en pedagogiek vak godsdienst 1. vergelijken van docenten t.a.v. hun didactische aanpak van bijbellessen d.m.v. observeren, enquêteren en gesprekken voeren 2. vergelijken van docenten t.a.v. hun pedagogische manier van omgaan met godsdienstige vragen van leerlingen d.m.v. observeren, enquêteren en gesprekken voeren 3. vergelijken van klassen t.a.v. hun manier van omgaan met de Bijbel d.m.v. observeren, enquêteren en gesprekken voeren 4. vergelijken van klassen t.a.v. hun betrokkenheid bij godsdienstige gesprekken in de les d.m.v. observeren, enquêteren en gesprekken voeren (N.B. De LiO-stagiair(e) stelt bij deze onderzoeken zelf de criteria op aan de hand waarvan hij observeert, vergelijkt en conclusies trekt.) C) Thema’s vak godsdienst 1. onderzoeken van motivatie bij leerlingen voor het vak godsdienst, uitgesplitst naar niveau 2. onderzoeken van de op de stageschool gebruikte godsdienstmethoden voor het gehele curriculum 3. beschrijven van mogelijkheden om meerbegaafde leerlingen bij het vak godsdienst andere uitdagingen te bieden 4. beschrijven van de mogelijkheden om hedendaagse media (niet alleen internet) te gebruiken in de godsdienstles en het weergeven van een persoonlijke visie daarop 5. onderzoeken van tevredenheid van ouders t.a.v. godsdienstonderwijs Het lesgeven leidt (bij de een sneller dan bij de ander) tot individueel contact met leerlingen. Als hiervan tijdens de LiO-stage sprake is in de vorm van gesprekken onder vier ogen of in de vorm van individuele begeleiding ten behoeve van het vak, dient dit speciale aandacht te krijgen in de begeleiding door de stagementor en daarom ook in het stageverslag. 2.5 Intervisie en feedback a. De studenten die de LiO-stage lopen, organiseren vier keer een intervisie volgens de incidentmethode met een medestudent. b. Hiernaast wordt de LiO-stagiair(e) verwacht bij de twee intervisiebijeenkomsten die de opleiding organiseert in de loop van het studiejaar. c. De LiO-stagiair(e) laat twee keer een video-interactie opname maken, die hij espreekt met de stagementor en waarvan hij een verslag opneemt in de stagemap. d. De LiO-stagiair(e) regelt dat hij in de loop van de stage één keer een zogenaamde 360 gradenfeedback verzamelt, dat wil zeggen een beoordeling van de begeleidende docent, van een groep scholieren die zijn lessen meemaakten, van de stagebegeleider van de opleiding en van zichzelf. 2.6 Stageverslag Van het geheel van de stage schrijft de student een verslag. De inhoudelijke voorwaarden worden omschreven in hoofdstuk 5.
6
2.7 Verband met portfolio Uit het stageverslag neemt de student zijn voornemens met het oog op de LiO-stage, een selectie van de belangrijkste leerervaringen en zijn eigen afsluitende sterkte/zwakteanalyse over in het portfolio dat hij in de loop van de studie heeft opgebouwd. Met een reflectie op deze elementen uit de LiO-stage sluit hij zijn portfolio af. (Dit portfolio is gelezen door de stagebegeleider van de CGO.) 2.8 Voorwaarden Een student mag pas aan zijn LiO-stage beginnen, als hij het maandagavondprogramma van LVO De Driestar en de stages van studiejaar 1 tot en met 3 voldoende heeft afgesloten en bovendien 180 ects verzameld heeft. De stage kan gestart worden op elk moment van het cursusjaar, als er maar sprake is van een aaneengesloten periode van 100 dagen (exclusief vakanties) en als de start maar vóór de meivakantie van het betreffende jaar ligt. Start de student na de meivakantie, dan garandeert de opleiding geen begeleiding en beoordeling. 2.9 Aangepast traject Wie aantoonbaar voldoende uren en met voldoende spreiding over verschillende niveaus en leerjaren werkzaam is (geweest) als godsdienstdocent in het voortgezet onderwijs, kan een aangepast studietraject aanvragen via de studieleider en de examencommissie. Hetzelfde geldt voor studenten die een andere tweedegraads bevoegdheid hebben behaald en in het kader daarvan of op andere wijze de voor het docentschap vereiste competenties hebben verworven. Deze studenten voeren een gesprek met de studieleiding waarin wordt nagegaan welke van de hierboven geformuleerde eisen van de LiO-stage relevant zijn. Daarbij kunnen ook onderwijsactiviteiten die buiten het schoolonderwijs hebben plaatsgevonden, in mindering worden gebracht op de eisen van de LiO-stage. In het verlengde hiervan vervallen dan de niet meer relevante eisen voor het stageverslag. Uitgangspunt voor dit gesprek is een van de hieronder beschreven trajecten. In welke vorm het traject ook aangepast is, de student volgt alle stappen van de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 3 en geeft vorm aan alle stageaspecten zoals omschreven in hoofdstuk 4, beginnend met een korte, eigen sterkte/zwakteanalyse en eindigend met een evaluatie van de stageorganisatie. 2.10 Varianten Er zijn vier trajecten mogelijk: A)
Niet bevoegd en niet benoemd De student die geen tweedegraads bevoegdheid bezit en geen (deeltijd-) benoeming als godsdienstdocent heeft, wordt geacht volledig aan de hierboven beschreven eisen te voldoen.
B) Niet bevoegd, wel benoemd en geen of slechts één jaar ervaring De student die geen tweedegraads bevoegdheid (voor godsdienst of een ander vak) bezit, maar wel sinds korte tijd een (deeltijd-) benoeming als godsdienstdocent heeft, kan vrijstelling krijgen: a) van de eis uit 2.1 van 200 te verzorgen lesuren. Hij kan namelijk zijn betaalde uren als stage-uren laten meetellen; b) van die onderdelen van het LiO-stageprogramma die aantoonbaar overlap vertonen met de activiteiten die hij als beginnend docent in opdracht van zijn werkgever moet uitvoeren. Dit onder voorwaarde dat er sprake is van professionele begeleiding vanuit de school; c) van de eisen uit 2.4 die inherent zijn aan het docentschap, behalve punt 3 over het samenstellen van toetsen; d) van de keuzeopdrachten uit 2.4 categorie A;
7
e)
van de eis uit 2.5 om vier keer een intervisiebijeenkomst te hebben met een medestudent.
De student dient in ieder geval wel uitvoering te geven aan de volgende onder 2.1 en 2.4 genoemde eisen en de overige eisen uit 2.5: a) Ten aanzien van het vereiste aantal te verzorgen lessen: hij merkt tenminste 25 lesuren uit verschillende leerjaren en niveaus aan als stageuur en evalueert die als zodanig; b) Ten aanzien van de eisen die inherent zijn aan het docentschap: Eis 3: het samenstellen van tenminste 10 toetsen waarin sprake is van variatie t.a.v. omvang, gewicht en doelgroep; c) Ten aanzien van de opdrachten uit de categorieën B en C: twee opdrachten naar keuze uit categorie B en twee uit categorie C. C) Niet bevoegd, wel benoemd en meer dan één jaar ervaring De student die geen tweedegraads bevoegdheid (voor godsdienst of een ander vak) bezit, maar al wel langere tijd een (deeltijd-) benoeming als godsdienstdocent heeft, kan vrijstelling krijgen: a) van de eis van 200 te verzorgen lesuren. Hij kan namelijk zijn betaalde uren als stage-uren laten meetellen. b) van die onderdelen van het LiO-stageprogramma die aantoonbaar overlap vertonen met de activiteiten die hij als beginnend docent in opdracht van zijn werkgever al moest uitvoeren. c) van de eisen uit 2.4 die inherent zijn aan het docentschap, behalve punt 3 over het samenstellen van toetsen. d) van de keuzeopdrachten uit 2.4 categorie A. e) van de eis uit 2.5 om vier keer een intervisiebijeenkomst te hebben met een medestudent. f) van de eis uit 2.5 om twee keer een video-interactieopname te laten maken; dit wordt één keer verwacht. De student dient in ieder geval wel uitvoering te geven aan de volgende onder 2.1. en 2.4 genoemde eisen en de overige eisen uit 2.5: a) Ten aanzien van het vereiste aantal te verzorgen lessen: Hij merkt tenminste 10 lesuren uit verschillende leerjaren en niveaus aan als stageuur en evalueert die als zodanig. b) Ten aanzien van de eisen die inherent zijn aan het docentschap: Eis 3: het samenstellen van tenminste 5 toetsen (i.p.v. 10) waarin sprake is van variatie t.a.v. omvang, gewicht en doelgroep. c) Ten aanzien van de opdrachten uit de categorieën B en C: Twee opdrachten naar keuze uit categorie B en twee uit categorie C. d) Ten aanzien van de opdrachten in het kader van intervisie en feedback: Eén keer een video-interactie opname. D) Wel bevoegd, wel benoemd en meer dan één jaar ervaring De student die een tweedegraads bevoegdheid voor een ander vak dan godsdienst bezit, en al langere tijd een (deeltijd-) benoeming als godsdienstdocent heeft, kan vrijstelling krijgen: a) van de eis van 200 te verzorgen lesuren. Hij kan namelijk zijn betaalde uren als stage-uren laten meetellen. b) van die onderdelen van het LiO-stageprogramma die hij in het kader van zijn eerdere opleiding heeft moeten uitvoeren en de onderdelen die aantoonbaar overlap vertonen met de activiteiten die hij als beginnend docent in opdracht van zijn werkgever al moest uitvoeren.
8
c) van de eisen uit 2.4 die inherent zijn aan het docentschap, behalve punt 3 over het samenstellen van toetsen. d) van de keuzeopdrachten uit 2.4 categorie A. e) van één keuzeopdracht uit 2.4 categorie B f) van de eis uit 2.5 om vier keer een intervisiebijeenkomst te hebben met een medestudent. g) van de eis uit 2.5 om twee keer een video-interactieopname te laten maken. De student dient in ieder geval wel uitvoering te geven aan de volgende onder 2.1. en 2.4 genoemde eisen en de overige eisen uit 2.5: a) Ten aanzien van het vereiste aantal te verzorgen lessen: Hij merkt tenminste 10 lesuren uit verschillende leerjaren en niveaus aan als stageuur en evalueert die als zodanig. b) Ten aanzien van de eisen die inherent zijn aan het docentschap: Eis 3: het samenstellen van tenminste 5 toetsen (i.p.v. 10) waarin sprake is van variatie t.a.v. omvang, gewicht en doelgroep. c) Ten aanzien van de opdrachten uit de categorieën B en C: Eén opdracht naar keuze uit categorie B en twee opdrachten uit categorie C. N.B. Bovengenoemde aangepaste trajecten hebben consequenties voor de vulling van het stageverslag. Deze consequenties worden daar inzichtelijk gemaakt.
9
3. Procedure stage en afstuderen 3.1 Stageaanvraag De student neemt het initiatief om tot regeling van de LiO-stage te komen, door eerst aan het secretariaat en vervolgens aan de directeur door te geven op welke school hij de LiO-stage wil lopen. Het verdient aanbeveling dat de student tevoren bij de school informeert of het mogelijk is en navraagt aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Meestal zal dit betekenen dat voor de stagiair een sollicitatieprocedure start. Vervolgens dient de student bij de opleiding een schriftelijke aanvraag in op stage te gaan lopen met behulp van het formulier uit bijlage 3. Zonder deze schriftelijke aanvraag en de honorering ervan biedt de opleiding geen begeleiding en beoordeling. De opleiding stuurt daarop namens de student een schriftelijke aanvraag voor de LiO-stage naar de betreffende school, samen met een voorbeeld contract. Zodra de school schriftelijk heeft uitgesproken akkoord te gaan met de komst van de LiO-stagiair(e)(e), krijgt de school een informatiepakket met alle gegevens over de stage, i.c. de LiO-stagenota. Om een stageplaats te verwerven neemt een stagiair contact op met een school voor voortgezet onderwijs. Voor inlichtingen: zie de verantwoordelijke personen in hoofdstuk 1 van deze nota. Van de leer- werkovereenkomst wordt een kopie opgestuurd naar het secretariaat van de CGO-HBO. 3.2 Standaardformulieren In het informatiepakket dat zowel de student als de school ontvangt, bevinden zich standaardformulieren voor de begeleiding en de beoordeling van de stagiair. Deze zijn alle als bijlage bij deze notitie opgenomen. Het is belangrijk dat deze formulieren serieus en volledig worden ingevuld zowel door de stagiair als door de begeleiders om de opleiding inzicht te geven in de capaciteiten en vorderingen van de stagiair. Naast het observatieformulier bevat deze nota ook een overzichtsformulier van stageactiviteiten (bijlage 4). De stagiair wordt dringend aangeraden dit formulier (in het geval van een aangepast traject aan het begin en vervolgens) in de loop van de stage in te vullen en bij de aanvraag voor de eindbeoordeling ter inzage te geven aan de begeleider vanuit de opleiding. 3.3 Begeleiding De begeleiding van de LiO-stagiair(e)(e) vindt voor verreweg het grootste deel plaats in de stageschool. Van de stagementor wordt verwacht dat hij in het begin vaak lessen bijwoont en nabespreekt en deze begeleiding zo snel mogelijk afbouwt in die zin dat enerzijds de leraar in opleiding zoveel mogelijk zelfstandig kan functioneren en anderzijds de kwaliteit van de lessen wordt bewaakt. De begeleiding van de LiO-stage vanuit de opleiding vindt op verschillende manieren plaats en is gedeeltelijk afhankelijk van de mate waarin de student een beroep doet op de opleiding: a) Tijdens de colleges vakdidactiek (als deze in dezelfde periode vallen als de LiO-stage) is er gelegenheid praktijkervaringen uit te wisselen en te bespreken. b) Er worden in de loop van het vierde studiejaar tenminste twee intervisiebijeenkomsten georganiseerd die volledig gewijd zijn aan de stage-ervaringen. c) Voor dringende vragen of problemen kunnen studenten contact opnemen met de directeur of met een van de stagebegeleiders. d) De begeleidende docent van de opleiding bezoekt de student gedurende de LiO-stage tenminste twee keer: een voortgangsbezoek en een bezoek met het oog op de eindbeoordeling. Tijdens het voortgangsbezoek woont de opleidingsdocent een les bij en bespreekt die na in samenhang met de totale ontwikkeling en de specifieke knelpunten in het functioneren van de LiO-stagiair(e). Het bezoek met het oog op de eindbeoordeling begint met het bijwonen van een les door de opleidingsdocent, die
10
vervolgens in gesprek met de LiO-stagiair(e) verwoordt waar diens sterke en zwakke kanten liggen en op grond waarvan hij tot een voorlopig cijfer komt. Bij beide bezoeken wordt gebruik gemaakt van het ‘observatieformulier (leraar in opleiding)’, dat zo volledig mogelijk worden ingevuld. 3.4 Beoordeling Ten behoeve van de eindbeoordeling vullen de stagementor en de begeleidende opleidingsdocent beide het eindbeoordelingsformulier in. Zij bepalen gezamenlijk het cijfer. Zie verder hoofdstuk 4, stageverslag. 3.5 Afstudeerprocedure Om met goed gevolg af te studeren dient de student de volgende procedure te doorlopen: a) Hij heeft alle ects behaald. b) Hij heeft de LiO-stage volledig en voldoende uitgevoerd. c) Hij heeft zijn Driestarportfolio aangevuld met zijn weerslag van de LiO-stage en ingeleverd bij de stagebegeleider van de CGO-HBO. d) Hij dient een schriftelijke aanvraag in voor het eindgesprek (zie bijlage 5 voor formulier). e) Hij geeft tijdens het eindgesprek blijk van een goed reflectief vermogen om de afstudeeropdracht te verdedigen en de LiO-stage te beoordelen en krijgt een positief oordeel over het geheel van zijn portfolio. Het eindgesprek bestaat uit twee onderdelen: Gesprek over de afstudeeropdracht; daarbij zijn in ieder geval aanwezig de scriptiebegeleider met een collega-docent van de CGO-HBO. Dit onderdeel vervalt indien de student vrijstelling heeft gekregen van het schrijven van een scriptie, omdat hij in het kader van een eerder gevolgde tweedegraads studie een scriptie over een theologisch onderwerp heeft geschreven. Gesprek over de LiO-stage aan de hand van het stageverslag; daarbij zijn in ieder geval aanwezig de stagementor van de stageschool en de stagebegeleider van de opleiding. Het gesprek wordt afgerond met een terugblik op de opleiding aan de hand van het portfolio.
11
4. Stageverslag Het stageverslag dient de volgende elementen te bevatten: 1) Organisatorische gegevens van de stage: - Adres van de school - Naam en adres van de stagementor - De periode waarin de stage gelopen is - Een overzicht van gegeven lessen (incl. uren van surveillance tijdens toetsen) - Eventueel specifieke afspraken t.a.v. de stage (bijv. in het geval van een aangepast traject) 2) Inleiding met een korte eigen sterkte/zwakteanalyse (a.d.h.v. de 7 SBL-competenties) op basis van de eerder gelopen stages en tenminste drie voornemens met het oog op de eigen ontwikkeling tijdens de LiO-stage. 3) Verslag van 360 graden feedback 4) Reflectieverslag over de gehele stage met aandacht voor: a) Lessen b) Toetsen c) Vergaderingen d) Begeleidingsgesprekken e) Contacten met collega’s f) Uitgevoerde opdrachten g) Intervisiebijeenkomsten en video-interactie opnamen N.B. Eventuele weergave van de inhoud van de lessen dient beknopt te zijn en ten dienste te staan van de reflectie die de student uitvoert op persoonlijke ervaringen en bevindingen. 5) Eigen sterkte/zwakteanalyse (a.d.h.v. de 7 SBL-competenties) in vergelijking met eerdere analyse en uitkomsten van de voorgenomen ontwikkelpunten 6)
Evaluatie van de organisatie en de begeleiding van de stage
Bijlagen a) Aanvraagformulier voor de stage b) Een representatieve selectie van door de stagementor ingevulde lesobservatieformulieren (tenminste 20) c) Tenminste 25 door de student zelf ingevulde lesobservatieformulieren d) Tenminste 10 door de student zelf samengestelde toetsen e) Verslag van 6 onderzoeksopdrachten f) CD-rom van video-interactie opnamen g) Ingevuld eindbeoordelingsformulier In het onderstaande schema wordt inzichtelijk gemaakt wat de aangepaste eisen zijn in het geval dat de student een aangepast traject volgt. Zie voor de aanduidingen A t/m D 2.10.
Traject A Geen aanpassingen
Traject B Reflectieverslag: - aandacht voor alle aspecten a t/m g,
Traject C Reflectieverslag: - aandacht voor alle aspecten a
12
Traject D Reflectieverslag: - aandacht voor alle aspecten a
- aspect c in meer algemene zin - de aspecten f en g beperkter overeenkomstig aantal opdrachten Bijlagen: - 4 onderzoeksopdrachten Verder geen aanpassingen
t/m g - aspect c in meer algemene zin - de aspecten f en g beperkter overeenkomstig aantal opdrachten Bijlagen: - 4 lesobservatieformulieren mentor - 10 lesobservatieformulieren zelf - 5 toetsen - 4 onderzoeksopdrachten - 1 video-interactie opname
13
t/m g - aspect c in meer algemene zin - de aspecten f en g beperkter overeenkomstig aantal opdrachten Bijlagen: - 4 lesobservatieformulieren mentor - 10 lesobservatieformulieren zelf - 5 toetsen - 3 onderzoeksopdrachten - geen videointeractie opname
5. Instructie stagementoren Van de begeleiders op de scholen wordt verwacht dat zij aan het begin van het studiejaar een instructieavond bijwonen op de CGO-HBO in Gouda. Deze instructie heeft enerzijds een informatief karakter (organisatie van de stage en didactisch-pedagogische visie van de opleiding), anderzijds het karakter van intervisie met het oog op het persoonlijk functioneren in de begeleiding van stagiaires en beginnende docenten godsdienst.
14
Bijlage 1 Observatieformulier (Leraar in opleiding)
Dit formulier dient voor het (laten) beoordelen van de mate waarin een leraar in opleiding de vereiste competenties beheerst en uitdraagt. De competenties 1 t/m 4 worden vooral zichtbaar in de stagelessen, de competenties 5, 6 en 7 vooral in andere verbanden. Voor een omschrijving van de deelaspecten van de competenties zie de bijlage ‘Reflecteren en beoordelen’. Zwak---sterk
1. INTERPERSOONLIJK a. zorgt voor een open communicatie 0 0 0 0 b. heeft overwicht over de leerlingen 0 0 0 0 c. neemt een motiverende houding aan 0 0 0 0
2. PEDAGOGISCH a. waardeert de inbreng van leerlingen b. stimuleert tot zelfstandig werken c. toont oog te hebben voor de individuele leerling
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
3. VAKINHOUDELIJK EN DIDACTISCH a. b. c. d.
licht leerdoelen en leeractiviteiten toe evalueert het leerproces toont goede vakinhoudelijke kennis gebruikt en beheerst allerlei werkvormen e. legt relaties met de levenspraktijk
a: b: c:
e:
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
a: b: c:
0 0 0 0 0 0 0 0
a: b:
0 0 0 0
a:
0 0 0 0
b:
7. REFLECTIE EN ONTWIKKELING a. evalueert eigen werk voortdurend b. werkt planmatig aan ontwikkeling van eigen competenties
a: b: c:
0 0 0 0
0 0 0 0
6. SAMENWERKEN MET DE OMGEVING a. onderhoudt goede contacten met andere betrokkenen (ouders e.a.) b. verantwoordt handelen als LiO t.o. belanghebbenden in de school
Toelichting (indien nodig ook op achterzijde)
a: b: c: d:
0 0 0 0
5. SAMENWERKEN MET COLLEGA’S a. gaat adequaat om met informatie b. levert constructieve bijdrage in vergaderingen
Naam LiO: Beoordelaar: Klas:
0 0 0 0
0 0 0 0
4. ORGANISATORISCH a. structureert inhoud en activiteiten b. gaat adequaat om met de tijd c. maakt zinvol gebruik van leermiddelen en –materialen
CGO - HBO Theologie
0 0 0 0 0 0 0 0
15
a. b.
Bijlage 2 Reflecteren en beoordelen CGO - HBO Theologie
Leraren in opleiding dienen zich bewust te zijn van hun (nog te ontwikkelen) competenties. De mate waarin zij deze beheersen is vast te stellen of in te schatten met behulp van het Observatieformulier (leraar in opleiding). Dit beoordelingsformulier is opgesteld naar analogie van paragraaf 4.5 van het Opleidingsplan van de CGO-HBO Theologie. De zeven competenties of bekwaamheidsgebieden zijn erin opgenomen en van meetbare deelaspecten voorzien. Het onderhavige document heeft als doel deze deelaspecten te omschrijven in de vorm van hulpvragen. Het beoordelingsformulier is te gebruiken als zelfobservatieformulier en als beoordelingsformulier door medestudenten, stagementoren of andere supervisoren. Het is niet of nauwelijks doenlijk tijdens een les of vergadering het totale functioneren van een LiOstagiair(e) te beschrijven. Wel is het belangrijk de beoordelingen (in de schaal van zwak tot sterk) in bondige bewoordingen en met concrete voorbeelden toe te lichten.
Competentie 1: INTERPERSOONLIJK
De leraar (in opleiding): a. zorgt voor een open communicatie. - Is er sprake van wederzijds respect? - Is er sprake van een ontspannen sfeer? - Tonen de leerlingen bereidheid tot luisteren en aanvaarden van wat hij zegt? - Tonen de leerlingen openheid en bereidheid tot meespreken? - Werken hij en de leerlingen constructief samen? - Werken de leerlingen onderling constructief samen? - Geeft hij groepen en individuele leerlingen begeleiding?
b. heeft overwicht over de leerlingen. - Heeft hij gezag? - Bewerkstelligt hij werkorde? - Reageert hij effectief op stimulerende en remmende factoren?
c. neemt een motiverende houding aan. - Toont hij persoonlijke betrokkenheid bij de leerlingen en de vakinhoud? - Laat hij positief (non-)verbaal gedrag zien? (duidelijk taalgebruik, oogcontact, natuurlijke en functionele presentatie)
Competentie 2: PEDAGOGISCH
De leraar (in opleiding): a. waardeert de inbreng van leerlingen. - Geeft hij de leerlingen ruimte voor eigen inbreng? - Laat hij daarvoor waardering en indien nodig afkeuring blijken?
16
- Doet hij inhoudelijk recht aan de vragen en bijdragen van de leerlingen?
b. stimuleert tot zelfstandig werken. - Zijn de leerlingen actief? - Worden de leerlingen verantwoordelijk gesteld voor de leeractiviteiten? - Is er in de loop van de lessen sprake van toenemende zelfstandigheid van de leerlingen?
c. toont oog te hebben voor de individuele leerling. - Schenkt hij aandacht aan vragen en behoeften van individuele leerlingen? - Brengt hij op basis van verschillen tussen leerlingen differentiatie aan in de leeractiviteiten?
Competentie 3: VAKINHOUDELIJK EN DIDACTISCH
De leraar (in opleiding): a. licht leerdoelen en leeractiviteiten toe. - Activeert hij de voorkennis van leerlingen? - Maakt hij de lesdoelen op een zinvolle manier expliciet voor de leerlingen? - Is er sprake van afzonderlijke en expliciete aandacht voor het bevorderen van kennis én het ontwikkelen van (algemene en vakspecifieke) competenties?
b. evalueert het leerproces. - Evalueert hij de al dan niet gehaalde leerdoelen en uitgevoerde activiteiten? - Zijn de lesdoelen bereikt?
c. toont goede vakinhoudelijke kennis. - Is de lesinhoud schriftuurlijk en (kerk)historisch en theologisch juist? - Toont hij voldoende kennis over het aan de orde zijnde onderwerp? - Is er sprake van een logische inhoudelijke ordening van de leerstof in het aanbieden en het uitleggen ervan?
d. gebruikt en beheerst allerlei werkvormen. - Zijn de gebruikte werkvormen activerend? - Is er sprake van variatie in werkvormen? - Zijn de gebruikte werkvormen functioneel met het oog op de lesdoelen? - Is er sprake van werkorde?
e. legt relaties met de levenspraktijk. - Maakt hij het onderwerp actueel met het oog op het leven en de toekomst van de leerlingen? - Nodigt en daagt het onderwerp de leerlingen uit tot nadenken over wat zij ermee kunnen? - Laten de leerlingen blijken dat ze het onderwerp waardevol, zinvol of leerzaam vinden?
Competentie 4: ORGANISATORISCH
De leraar (in opleiding): 17
a. structureert inhoud en activiteiten. - Is er sprake van een goede verhouding tussen de start, het verloop en de afronding van de les? - Is er sprake van een voor de hand liggende organisatorische samenhang tussen de activiteiten van de docent, die van de leerlingen en tussen die van docent en leerlingen?
b. gaat adequaat om met de tijd. - Is er sprake van een goed, realistisch werktempo? - Krijgen de verschillende onderdelen van de les in verhouding tot elkaar de tijd die ze verdienen?
c. maakt zinvol gebruik van leermiddelen en -materialen. - Maakt de docent gebruik van leermiddelen en leermaterialen? (methode, bord, Bijbel, audiovisuele middelen, ICT, beeldmateriaal) - Is het gebruik van de ingezette leermiddelen en -materialen zinvol, effectief en verantwoord?
Competentie 5: SAMENWERKEN MET COLLEGA’S
De leraar (in opleiding): a. gaat adequaat om met informatie. - Houdt hij een overzichtelijke administratie bij? - Deelt hij informatie met degenen die de betreffende informatie nodig hebben? - Gaat hij met informatie om zoals de aard van de betreffende informatie vraagt?
b. levert constructieve bijdrage in vergaderingen. - Geeft en ontvangt hij collegiale consultatie en intervisie? - Bereidt hij vergaderingen voor en levert hij daarin een constructieve bijdrage?
Competentie 6: SAMENWERKEN MET DE OMGEVING
De leraar (in opleiding): a. onderhoudt goede contacten met andere betrokkenen. - Onderhoudt hij indien nodig contacten met andere betrokkenen bij het leerproces van de leerlingen, zoals onderwijsondersteunend personeel, ouders, counselors, begeleidingsdiensten e.a.?
b. verantwoordt handelen als opleider t.o. belanghebbenden in beroepenveld. - Maakt hij tijdig en adequaat duidelijk wat hij van collega’s en andere betrokkenen verwacht? - Verantwoordt hij zijn handelen als leraar in opleiding tegenover belanghebbenden in de school, zoals collega’s en schoolleiding?
Competentie 7: REFLECTIE EN ONTWIKKELING
18
De leraar (in opleiding): a. evalueert eigen werk voortdurend. - Reflecteert hij systematisch op elke activiteit die hij als leraar (in opleiding) onderneemt? - Vraagt hij geregeld om feedback op zijn werk? - Zet hij de conclusies van zijn reflectie en de feedback van anderen om in verbeteracties?
b. werkt planmatig aan ontwikkeling van eigen competenties. - Heeft hij inzicht in eigen sterke en zwakke kanten? - Vult hij regelmatig en in ieder geval in het kader van (na)besprekingen en intervisievergaderingen een observatieformulier van zijn les(sen)? - Is hij systematisch bezig met het ontwikkelen van niet of minder ontwikkelde competenties? - Komt hij afspraken uit de begeleidingsgesprekken na?
19
Bijlage 3 Aanvraagformulier voor de LiO-stage Hierbij vraag ik: Naam
………………………………..
Adres
………………………………..
Postcode/woonplaats
………………………………..
Telefoon
………………………………..
Emailadres
………………………………..
toestemming in de periode: Begindatum/einddatum
…………………….. - ………………………..
Naam stageschool
……………………..………………………..
Te
…………………………………………..…..
op:
de LiO-stage te lopen. Ik verklaar: - het pedagogisch-didactisch programma van LVO Driestar Educatief te hebben gevolgd. - de stages van studiejaar 1 tot en met 3 voldoende te hebben afgesloten. - tenminste 180 ects te hebben verzameld bij de vaktheoretische vakken van de CGO-HBO.
Het volgende is op mij van toepassing (aankruisen wat van toepassing is): Ik vraag een aangepast traject voor de LiO-stage aan, omdat ik: 0 een aanstelling als godsdienstdocent heb. 0 een tweedegraads bevoegdheid bezit voor een ander vak.
Plaats ……………………….
Datum ………………………
Handtekening student: (Dit formulier opsturen naar het secretariaat van de opleiding.)
20
Bijlage 4 LiO-stage-activiteitenlijst
Activiteit
Eisen aangepast traject
Lesgevende taak (2.1) a) 200 lesuren
Taken docentschap algemeen (2.4) a) algemene docentenvergadering of 2 teamvergaderingen b) 2 godsdienstsectievergaderingen c) 10 gevarieerde toetsen d) zorgoverleg (indien van toepassing) e) overleg tussen mentoren (indien van toepassing) f) gesprekken met tenminste drie ouders g) assisteren bij klassenmiddag of sportdag h) assisteren bij buitenschoolse excursie / meewerken aan een project
Keuzeactiviteiten (2.4) a) 2 activiteiten uit categorie A b) 2 activiteiten uit categorie B c) 2 activiteiten uit categorie C
Intervisie en feedback (2.5) a) 4 keer intervisie met medestudent b) 2 keer intervisie bijeenkomst opleiding c) 2 keer video-interactieopname d) 360-graden feedback
Stageverslag incl. bijlagen (2.6) Aanvulling portfolio (2.7)
21
Datum afronding
Voldaan
Bijlage 5 (NB: dit formulier niet gebruiken voor lesobservaties en –beoordelingen!) Eindbeoordeling Stage CGO-HBO Naam student: Stageschool: Mentor(en): Leerjaren en niveaus:
Wilt u met behulp van de woorden goed / voldoende / matig / onvoldoende aangeven in welke mate de stagiair(e) de onderstaande docentvaardigheden beheerst? Eventuele toelichting op de achterzijde. Zie voor omschrijvingen bijlage 3 van de LiO-stagenota. 1. a. b. c.
INTERPERSOONLIJK zorgt voor een open communicatie heeft overwicht over de leerlingen neemt een motiverende houding aan
……………………… ……………………… ………………………
2. a. b. c.
PEDAGOGISCH waardeert de inbreng van leerlingen stimuleert tot zelfstandig werken toont oog te hebben voor de individuele leerling
……………………… ……………………… ………………………
3. a. b. c. d. e.
VAKINHOUDELIJK EN DIDACTISCH licht leerdoelen en leeractiviteiten toe evalueert het leerproces toont goede vakinhoudelijke kennis gebruikt en beheerst allerlei werkvormen legt relaties met de levenspraktijk
……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
4. a. b. c.
ORGANISATORISCH structureert inhoud en activiteiten gaat adequaat om met de tijd maakt zinvol gebruik van leermiddelen en –materialen
……………………… ……………………… ………………………
5. SAMENWERKEN MET COLLEGA’S a. gaat adequaat om met informatie b. levert constructieve bijdrage in vergaderingen
……………………… ………………………
6. SAMENWERKEN MET DE OMGEVING a. onderhoudt goede contacten met andere betrokkenen (ouders e.a.) b. verantwoordt handelen als LiO t.o. belanghebbenden in de school
……………………… ………………………
7. REFLECTIE EN ONTWIKKELING a. evalueert eigen werk voortdurend b. werkt planmatig aan ontwikkeling van eigen competenties
……………………… ………………………
Eindwaardering door middel van een cijfer: Handtekening mentor:
22
Bijlage 6 Aanvraagformulier voor het afstuderen
Hierbij dien ik: Naam
………………………………..
Adres
………………………………..
Postcode/woonplaats
………………………………..
Telefoon
………………………………..
Emailadres
………………………………..
de aanvraag in om af te studeren. Ik verklaar alle ects te hebben behaald en daarvoor: - alle tentamens te hebben gehaald; - de afstudeerscriptie met een voldoende te hebben afgerond; - de LiO-stage voldoende te hebben afgesloten; - mijn Driestar-portfolio, LiO-stageverslag en eindscriptie te hebben ingeleverd bij de studieleider.
Plaats
……………………….
Datum ………………………
Handtekening student:
(Dit formulier opsturen naar het secretariaat van de opleiding.)
23