N125 Laatst gewijzigde versie van 4 december 2015.
Opleidingsstatuut voor de bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs van het Instituut Pabo van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen studiejaar 2015-2016
Inhoud
Inleiding ..................................................................................................................... 4 Deel 1 Studiegids ...................................................................................................... 6 Visie op het onderwijs – de HAN ............................................................................................................... 6 Visie op leren en opleiden – De HAN Pabo .............................................................................................. 7 Doelen van de opleiding ............................................................................................................................ 9 De opbouw van de opleidingen ............................................................................................................... 16 Studieloopbaanbegeleiding ..................................................................................................................... 18 Interne organisatie ................................................................................................................................... 20 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau ..................................................................... 25
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en tentamens .............................. 29 Hoofdstuk 1 deel 2: OER HAN Pabo .................................................................................................... 29 Paragraaf 1 Algemene Bepalingen ...................................................................................................... 31 Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding ................................................................................................. 31 Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding ................................................................................................ 34 Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleiding ............................................................................. 37 Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding............................................... 37 Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding ...................................................................... 40 Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding .......................................... 40 Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren ............................................................................... 50 Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding ............................................................................................. 54 Paragraaf 10 Judicium Abeundi ........................................................................................................... 54 Paragraaf 11 Slotbepalingen ............................................................................................................... 55 Bijlage 1 Vergelijkingstabellen propedeuse ......................................................................................... 56 Bijlage 2 Vergelijkingstabellen postpropedeuse .................................................................................. 66 Bijlage 3 Vergelijkingstabellen minoren ............................................................................................... 87 Hoofdstuk 2 deel 2: Reglement examencommissies Faculteit Educatie 2015-2016 voor de examencommissie van het Instituut Pabo ............................................................................................... 95 Paragraaf 1. Algemene bepalingen ..................................................................................................... 95 Paragraaf 2. Status, samenstelling, werkwijze en vergaderingen ....................................................... 95 2
Paragraaf 3: Kwaliteitsbewaking examens en tentamens ................................................................... 96 Paragraaf 4: Aanwijzen van examinatoren ......................................................................................... 97 Paragraaf 5: Tentamens, vrijstellingen en leerwegonafhankelijke tentamens/toetsen ...................... 97 Paragraaf 6 Onregelmatigheid en fraude bij tentamens ..................................................................... 99 Paragraaf 7 Getuigschrift en diplomasupplement ............................................................................ 101 Paragraaf 8 Slotbepalingen .............................................................................................................. 102 Hoofdstuk 3 deel 2: HAN-reglement opleidingscommissies van de Bacheloropleidingen van de Faculteit Educatie 2015-2016. ............................................................................................................... 107 Hoofdstuk 4 deel 2: Regeling tentamenbureau faculteit Educatie HAN Pabo 2015-2016 ............... 111 BIJLAGE A: Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname .............................................. 114 BIJLAGE B: Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk .................... 116 BIJLAGE C: Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens ........................... 118 BIJLAGE D: Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld schriftelijk tentamenwerk ..... 122 BIJLAGE E: Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid ......................................... 124 Hoofdstuk 5 deel 2: Regeling externe toezichthouders bij examens voor de faculteit Educatie .... 125
Bijlage 1 Plattegrond I/O gebouw Nijmegen ....................................................... 130 Bijlage 2 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut ...................... 130
3
Inleiding In dit opleidingsstatuut geven wij je informatie over de gang van zaken tijdens je studie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Je treft ook informatie aan over bijvoorbeeld de jaarplanning, uitgangspunten voor ons onderwijs, studieopbouw, ondersteunende faciliteiten, de examenregeling en de procedures met betrekking tot jouw rechtsbescherming. Volgens de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, artikel 7.59) dient een HBO-instelling een studentenstatuut vast te stellen en aan alle studenten bekend te maken. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (dus: de HAN) en het opleidingsspecifieke deel (dus: de opleiding), zie figuur 1. Het instellingsspecifieke deel - we noemen het het studentenstatuut - bevat een beschrijving van jouw rechten en plichten, zoals die voortvloeien uit de wet, en een overzicht van de regelingen die jouw rechten beschermen: • een beschrijving van de procedures voor bezwaar en beroep binnen de instelling, • een beschrijving van de beroepsrechten die zijn ontleend aan de WHW en andere wettelijke regelingen, en; • een beschrijving van aanvullende procedures die door de HAN zijn getroffen ter bescherming van jouw rechten. Dit instellingspecifieke deel kun je terugvinden HAN Insite. Het opleidingsspecifieke deel – we noemen het verder het opleidingsstatuut (OS) – bestaat uit drie delen: 1. Studiegids. In de studiegids vind je informatie over de opbouw van de opleiding en over de beroepstaken en competenties die in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes. 2. Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens. Hier vind je met name de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en examens. 3. Beschrijving van het onderwijs. In deel 3 vind je onder andere informatie over het curriculum van jouw opleiding, de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van jouw opleiding. De informatie in dit deel hoort bij de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van het opleidingsstatuut is gepresenteerd. Aangezien de curricula voor locatie Arnhem en Nijmegen voor het tweede en derde studiejaar nog niet gemeenschappelijk zijn, vind je de beschrijving van het onderwijs in twee gescheiden delen 3 voor locatie Arnhem en locatie Nijmegen. Vanwege de omvang van deze beschrijvingen is er daarnaast voor gekozen deze delen in twee aparte documenten te presenteren (en niet op te nemen in het document ‘Opleidingsstatuut HAN Pabo’). Ook de beschrijving van de minoren wordt gepresenteerd in een apart document.
4
Figuur 1 Studentenstatuut en Opleidingsstatuut
Algemene bepalingen Dit statuut is het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 lid 4 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hierna te noemen opleidingsstatuut. Dit opleidingsstatuut is van toepassing op de opleiding Leraar Basisonderwijs van het Instituut Pabo, locatie Pabo Arnhem en locatie Pabo Nijmegen, in het studiejaar in het studiejaar 20152016. In dit opleidingsstatuut zijn jouw rechten en plichten enerzijds en van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen anderzijds zo goed mogelijk vastgelegd. Dit opleidingsstatuut omvat onder andere een beschrijving van de studieopbouw en de ondersteunende faciliteiten die je door de instelling worden aangeboden, de vastgestelde onderwijs- examenregeling en de procedures voor je rechtsbescherming in aanvulling op die van de instelling. Dit opleidingsstatuut is vastgesteld bij besluit van de faculteitsdirectie van 10 juli 2015. De faculteitsraad heeft op 10 juli 2015 ingestemd met de tekst van het opleidingsstatuut. Wijzigingen van dit opleidingsstatuut worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het opleidingsstatuut, of één van de daarin opgenomen reglementen, niet ten nadele van studenten beïnvloeden. De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van dit opleidingsstatuut, de daarin opgenomen reglementen en van eventuele wijzigingen van deze documenten. Een belangstellende kan het opleidingsstatuut raadplegen op insite HAN en op de website van de HAN.
5
Deel 1 Studiegids Visie op het onderwijs – de HAN Uitgangspunten van het onderwijs aan de HAN In elke opleiding van de Hogeschool word je, als student, opgeleid tot startbekwaam beroepsbeoefenaar, maar je leert meer. Je doet niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en je een mening te vormen over je vakgebied. Dat geeft je straks de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. De maatschappij heeft behoefte aan mensen die oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis en vaardigheden aan die je helpen om te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Goed beroepsonderwijs is afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving en in het beroepenveld. Continu wordt aansluiting gezocht bij wat er vanuit het werkveld aan afgestudeerden wordt gevraagd. Daardoor zijn vorm en inhoud van het onderwijs permanent in ontwikkeling met als doel om je zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Leren via beroepstaken Een belangrijke kernwaarde binnen de HAN is de centrale rol van de beroepspraktijk in het onderwijs. Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Het leren via beroepstaken is daarbij een sturend uitgangspunt. Beroepstaken zijn betekenisvolle taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar (expert) worden uitgevoerd. Binnen een beroepstaak wordt een beroep gedaan op meerdere competenties. Zelfsturing Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepsmatig handelen te verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing door docenten. Flexibilisering Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor. Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft vorm aan eigen profilering. Toetsing en beoordeling Bij de toetsing wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat het zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten. Onderwijseenheden Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten. Studieloopbaanbegeleiding De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het inrichten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN -onderwijs. De studieloopbaanbegeleider helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte of handicap. De
6
studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren en kan ondersteunen bij het kiezen van een minor in de hoofdfase van je opleiding. Wat wordt van de student gevraagd Of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je aanwezig bent in de lessen en tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt.
Visie op leren en opleiden – De HAN Pabo De HAN Pabo heeft de algemene uitgangspunten voor het onderwijs aan de HAN zoals hiervoor beschreven vertaald naar een eigen ‘Visie op leren en opleiden’. Deze visie tref je hieronder aan. Deze visie is gebaseerd op wat er (wetenschappelijk) bekend is over het opleiden van leraren en op actuele ontwikkelingen in het werkveld en in de samenleving. Elke nieuwe onderwijseenheid toetsen we aan deze visie.
Motivatie en richting door een sterke beroepsgerichtheid De HAN pabo is sterk beroepsgericht. Beroepsgerichtheid past bij de aard van de opleiding en bij de leervoorkeuren en het doel van onze studenten. Steeds de beroepsrelevantie ervaren van wat geleerd moet en kan worden motiveert en geeft je richting. De term beroepsgericht reikt verder dan termen als ervaringsgericht of praktijkgericht. In beroepsgericht onderwijs leer je in een combinatie van ervaren, denken, bestuderen, waarnemen en (opnieuw) doen. Ook in de opdrachten en toetsing komt dit terug. Succes ervaren en grenzen verleggen door een krachtige opbouw We streven ernaar dat geschikte studenten succes ervaren in hun ontwikkeling én hun grenzen steeds verleggen. Grenzen verleggen is een doel op zich in het licht van ‘levenslang leren’. Daarnaast hoort grenzen verleggen bij opgeleid worden: naarmate de complexiteit van jouw handelen in de klas toeneemt, verruim je ook je blikveld (kennis), inzicht, houding, je handelingsruimte en de verantwoordelijkheden die daarbij horen. Steeds verleg je je grenzen en oefen je door tot je succes ervaart. De opbouw van de opleiding past bij actuele kennis over hoe aanstaande leraren zich ontwikkelen en legt de lat gaandeweg de opleiding, in drie fasen, steeds een stukje hoger. Die steeds hogere lat is voor jou als student expliciet; je werkt er bewust naar toe en daarin word je begeleid. Er wordt in de opbouw rekening gehouden met je voorkennis en je leergewoonten. Complexiteit en verantwoordelijkheden in het functioneren als leraar nemen gaandeweg de opleiding toe, evenals je zelfstandigheid bij het leren, oefenen en studeren. Gericht leren (leren) door alignment Leraar worden vraagt bij de meeste onderdelen om een betekenisgerichte manier van leren; je wilt begrijpen, meer gaan zien en horen dan je tot dusver kon, je wilt weten waarom en waartoe. Veel studenten zijn bij aanvang van de studie nog niet gewend aan een leeromgeving, waarin het leren van ervaring en van anderen gecombineerd moet worden met het leren van schriftelijke informatiebronnen. In ons onderwijs is mede daarom het principe van ‘alignment’ toegepast. Je ervaart door de coherentie in het ontwerp en de uitvoering van het onderwijs welke leeractiviteiten je meer en minder moet ondernemen om de doelen te bereiken. Toetsing is hierbij een cruciale factor. Uit onderzoek weten we dat geen curriculumonderdeel zo sturend is voor het leren van studenten als de toetsing! In goed onderwijs horen leren, onderwezen worden en toetsen daarom bij elkaar. We zijn transparant over hoe we toetsen en over de relatie met het onderwijs en de doelen. Dit stimuleert je op een gewenste manier te leren en tot betere prestaties komen. Het draagt positief bij aan je studiesucces. Zo nodig aangevuld met (studieloopbaan)begeleiding zul je na verloop van tijd gericht(er) en op een gewenste (succesvolle) manier te werk gaan bij het leren.
7
Uitdaging ervaren door intensief en eigentijds leren Leraar worden is op veel onderdelen een intensief leerproces omdat beroeps- en identiteitsontwikkeling als leraar hand in hand gaan. Veel van de bekwaamheden die in een lerarenopleiding geleerd moeten worden vereisen leerprocessen die jouw diepgewortelde opvattingen en overtuigingen openbreken en veranderen, evenals leerprocessen die aanzetten tot het uitproberen en inoefenen van (eerst emotioneel risicovol) nieuw gedrag. De Han Pabo biedt jouw onderwijs dat uitdaagt tot en ondersteunt bij intensief leren. Intensief leren draagt ertoe bij dat je niet alleen aan de oppervlakte leert maar je op een dieper niveau ontwikkelt; kennis en kunde beklijven beter en je wordt je steeds bewuster van je (beroeps)identiteit. Intensief leren draagt er ook toe bij dat het vertrouwen in jezelf als lerende en in het aangaan van lastige uitdagingen groeit. In intensief onderwijs komen denken, waarnemen, voelen en doen steeds bij elkaar en is (zelf)confrontatie geen taboe. Diverse vormen van (virtueel) leren, bijvoorbeeld met internationale studenten en in een simulatie horen daarbij. Voor zowel studenten als docenten is ons onderwijs intensief! Vliegwieleffect door samen opleiden en samen leren Basisscholen en de pabo hebben elkaar nodig voor hun professionele ontwikkeling. In veel gevallen kunnen ze samen optrekken bij het leren; in de begeleidingsrelatie tussen mentor (leraar basisonderwijs) en student, maar ook in leergemeenschappen van diverse aard en samenstelling. De mentor heeft veel praktijkervaring en kennis waar jij van kan leren en de mentor kan vaak ook leren van wat jij inbrengt, vraagt en laat zien! Vormen van leren op de opleiding waar (beginnende) leraren en studenten samen optrekken, ook in het reguliere programma, nemen in onze opleiding toe. Samen optrekken bij het leren en ontwikkelen is eveneens nodig om de loopbaanontwikkeling van (net) afgestudeerde leraren beter te kunnen ondersteunen. De laatste jaren zetten we sterk in op het intensiveren van dit proces naar samen, in dialoog opleiden en ontwikkelen. Onderzoekend leren speelt hierin een steeds grotere rol. Dat betekent dat we ook in het plaatsingsbeleid van studenten in stagescholen hier rekening mee houden. Op die manier worden studenten opgeleid binnen een beroepscontext waarin men zich gezamenlijk verantwoordelijk voelt voor het opleiden van studenten en de onderzoeksthema’s van waaruit studenten zich vanuit deze intensieve samenwerkingsvormen tot innovatieve professionals kunnen ontwikkelen. Ruimte ervaren door toenemende keuzevrijheid Een opleiding tot leraar primair onderwijs is een veelzijdige opleiding waarin relatief veel is vastgelegd onder invloed van beleid op nationaal niveau. Studenten hebben in vergelijking tot andere hbo-opleidingen beperkte ruimte om een eigen invulling te geven aan hun opleiding. In onze visie is het juist daarom nodig de ruimte die daarvoor wel is, optimaal te benutten. Voortbouwen op interesses en eerder opgedane (werk)ervaring werkt motiverend en stimuleert de zelfsturing. Studenten die enthousiast leren stimuleren ongemerkt ook elkaar. Eigen accenten kunnen leggen in de opleiding is ook een manier om je te profileren. In onze visie neemt ruimte voor keuze toe naarmate de opleiding vordert en dit is te zien aan de werkelijk toenemende keuzemogelijkheden en meer open opdrachten. Meer dan kennis en bekwaamheden: groeien als mens In goed leraarschap zijn niet alleen je kennis en kunde van belang. Minstens zo belangrijk is het dat je weet waar je vandaan komt, wie en hoe je bent en overkomt en hoe je wilt zijn. Deze aspecten kleuren immers de manier waarop je je kennis en kunde inzet. We zijn er daarom niet alleen op gericht studenten af te leveren die voldoen aan de formeel vereiste kennisbases en bekwaamheden. We stimuleren je uit te groeien tot een professional die zelfbewust vorm geeft aan je (beroeps)identiteit en verantwoordelijke rol in de samenleving. Het belang dat we hier aan hechten en de manier waarop we dit vormgeven geeft onze pabo haar bijzondere kleur. Onze studenten durven ‘naar buiten’ te gaan maar ook ‘naar binnen’. Hiermee oefenen past bij de levensfase waarin veel studenten zich bevinden; de adolescentie. In deze belangrijke fase van identiteitsvorming is de overgang naar het hbo voor velen een flinke stap en leraar worden een pittige uitdaging. Studenten zijn ons inziens primair zelf verantwoordelijk voor eigen inspanningen en vorderingen, maar de meeste studenten hebben behalve goed onderwijs ondersteuning, stimulans en soms confrontatie nodig bij het groeien als lerende en als mens.
8
Doelen van de opleiding De HAN Pabo leidt op voor het beroep leraar Primair Onderwijs. Of je nu kiest voor het reguliere voltijd-, deeltijd- of ALPO-programma, de eindtermen zijn hetzelfde ook al is de vormgeving hier en daar verschillend. In deze paragraaf geven we je zicht op de eindtermen. We werken daarbij van globaal naar specifiek; van een beeld van het beroep (meteen hieronder) tot specifieke doelen, beroepstaken en competenties (verderop). Samen met het werkveld hebben we een actueel beroepsbeeld ontwikkeld en dit actualiseren we elke 3 jaar. Vanuit dit beeld en vanuit de landelijke eisen aan een lerarenopleiding ontwerpen we onze opleiding.
Beroepsbeeld startbekwame leraar primair onderwijs Startbekwaam in opvoeden en talentontwikkeling De startbekwame leraar primair onderwijs heeft een sterke drive om het beste uit kinderen naar boven te halen en hun ontwikkeling optimaal te stimuleren. Hij is een zelfbewuste en internationaal georiënteerde persoon die op een open en respectvolle manier contact weet te maken met alle kinderen. Hij beschikt over up to date kennis en vaardigheden op basis waarvan hij zowel planmatig/doelgericht als creatief/ad hoc kan inspelen op (ontluikende) talenten, culturele verschillen en onderwijsbehoeften van leerlingen. Denken en werken vanuit leerlijnen evenals doel - middel denken horen daarbij. Hij creëert en onderhoudt een veilig pedagogisch klimaat in afstemming met collega’s en ouders. Kinderen vinden dat hij goed uitlegt, gevoel voor humor heeft en streng kan zijn als het moet. Hij werkt methodisch en planmatig aan de kwaliteit van de interactie in zijn groep, organiseert het onderwijs effectief en houdt overzicht over de parallelle leerprocessen van leerlingen. Hij is als groepsleerkracht generiek inzetbaar en heeft binnen het team een eigen specialisme. In zijn rol als groepsleerkracht, specialist en teamlid toont hij zich collectief verantwoordelijk voor het welbevinden en de leervorderingen van de leerlingen. Hij overlegt adequaat met de intern begeleider en de zorgondersteuners vanuit het samenwerkingsverband en hij betrekt ouders als partners bij het bepalen van doelen voor hun kinderen, het kiezen van de manier van werken op school en keuzes ten aanzien van het opvoeden thuis. Kritisch open naar nieuwe vormen van leren, organiseren en nieuwe technologie De startbekwame leraar primair onderwijs wil vanuit een open en kritische houding bijdragen aan de omslag in het onderwijs naar nieuwe vormen van (het organiseren van) leren waarin (talent)ontwikkeling van individuele leerlingen meer voorop staat. Op een flexibele en onderbouwde manier gaat hij om met groepsvorming, het lesprogramma en toetsing. Hij staat op een eigentijdse manier in het leven en wil leerlingen helpen zich voor te bereiden op de niet te voorspellen toekomst. Hij kijkt goed naar de zone van naaste ontwikkeling, de privésituatie en leervoorkeuren van individuele kinderen en gaat met hen in gesprek over hun leervragen, leerdoelen en aanpak. Hij is zelf mediawijs en kan informatie van internet en sociale media effectief selecteren, vergelijken en synthetiseren ten behoeve van doordacht gebruik in het onderwijs. Hij is zich bewust van het onderscheid tussen ICT als middel en als doel en kijkt open en kritisch naar nieuwe technologische mogelijkheden en software. Hij houdt bij wat uit onderzoek blijkt over de gevolgen van technologische ontwikkelingen op het leven en leren van kinderen en wat kinderen hier zelf over denken. Kinderen vinden dat hij goed met ICT kan omgaan. Hij denkt in leerarrangementen zorgvuldig na over zijn eigen rol in relatie tot de rol en functie van andere middelen in de leeromgeving van de leerling. Hij begeleidt leerlingen naar bewust, effectief (in termen van leren) en duurzaam gebruik van internet & sociale media. Leerlingen stimuleren tot leren en leren leren De startbekwame leraar primair onderwijs werkt vanuit het besef dat hij dagelijks de ontwikkeling van kinderen beïnvloedt door wat hij doet en niet doet. Hij heeft voldoende kennis over leren en over het zich ontwikkelende kind om van daaruit leerinterventies te kiezen die passen bij de te bereiken doelen, mogelijkheden van de leeromgeving en eigenschappen van kinderen. De leraar gaat uit van ‘elke dag een beetje beter’ en is hierin zelf een voorbeeld. Hij heeft hoge verwachtingen van zijn leerlingen en van zichzelf.
9
De leraar stimuleert steeds het leren én het leren leren van alle kinderen, onder meer door de metacognitieve en affectieve zelfsturing van kinderen te vergroten, hen te leren omgaan met onzekerheden, te investeren in hun zelfbeeld en motivatie, aan te sluiten bij hun interesses en een inspirerend rolmodel te zijn. Zelf blijven leren – in interactie met de professionele leergemeenschap Vanuit het besef van de complexiteit en dynamiek van het beroep kan en wil de startbekwame leraar primair onderwijs zich blijven ontwikkelen als belangrijke persoon in de ontwikkeling van de kinderen. Om steeds beter recht te kunnen doen aan verschillen tussen leerlingen, verdiept hij zich in mogelijkheden van nieuwe werkvormen en technologie en nieuwe inhouden zoals tweetalig onderwijs. Zijn oriëntatie beperkt zich niet tot de landsgrenzen maar is internationaal. Hij oefent geregeld met complexere vormen van begeleiding en instructie, ook als zijn werkomgeving dit niet stimuleert en maakt gebruik van feedback van leerlingen, collega's en experts uit de professionele leergemeenschap. Door te bewegen in de driehoek onderwijs - opleiding - onderzoek verrijkt hij zijn kennis, waarneming, denken en doen en dat van anderen. Zo draagt hij bij aan een steeds veranderend gemeenschappelijke begrip van goed onderwijs en draagt hij bij aan de realisering daarvan. HAN Pabo, augustus 2014
Beroepstaken
Bij de vormgeving van het competentiegericht opleiden staan beroepstaken centraal. Beroepstaken zijn betekenisvolle taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar (expert) worden uitgevoerd. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties tegelijk. Als leraar voer je verschillende taken uit; je geeft les, begeleidt leerlingen, ontwerpt onderwijs, draagt bij aan de onderwijsorganisatie en ontwikkelt je vakdeskundigheid. Daarmee samenhangend onderscheiden we binnen het Instituut HAN Pabo de volgende vier beroepstaken, als een kapstok boven de verschillende onderwijseenheden: 1. Lesgeven 2. Begeleiden van lerende(n) 3. Ontwerpen van leerarrangementen 4. Bijdragen aan de schoolorganisatie Het curriculum is opgebouwd uit onderwijseenheden, OWE’s. Een onderwijseenheid is geprogrammeerd binnen een of meer van de vier perioden van de HAN-jaarkalender. In elke onderwijseenheid werk je aan één of meerdere beroepstaken. (uitwerking; zie OWEbeschrijvingen in deel 3).
Competenties
De competenties die in 2006 door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) zijn ontwikkeld 1, de SBLcompetenties, vormen een belangrijke inhoudelijke basis voor ons curriculum. De SBL-competenties zijn geformuleerd op het niveau startbekwaam (aan het einde van de opleiding). Wij hebben onze doorvertaling gemaakt naar de niveaus afstudeerbekwaam (aan het einde van de kernfase) en opleidingsbekwaam (aan het einde van de propedeuse). Op elk niveau zijn de competenties doorvertaald naar doelen per onderwijseenheid. Binnen een onderwijseenheid kan gewerkt worden aan de beheersing van verschillende competenties, bijvoorbeeld interpersoonlijke, pedagogische, én organisatorische competenties. De competentie ‘reflectie & ontwikkeling’ is verwerkt in de professionele standaard en zit daardoor verweven in elke onderwijseenheid.
Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). SBL-competenties bij besluit van 23 augustus 2005 wettelijk vastgesteld. Wet BiO, Staatsblad 460.
1
10
Hieronder een korte toelichting op deze zeven competenties: 1. Interpersoonlijke competentie De leraar onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag en van de invloed daarvan op de kinderen. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de kinderen tot stand te brengen. 2. Pedagogische competentie De leraar onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om op professionele en planmatige wijze voor het individuele kind en de klas of groep een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. 3. Vakinhoudelijke en didactische competentie De leraar onderschrijft zijn vakinhoudelijke en didactische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van de onderwijsinhouden en de didactiek om op professionele en planmatige wijze een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin de kinderen zich de culturele bagage eigen kunnen maken die de maatschappij vereist. 4. Organisatorische competentie De leraar onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen op professionele en planmatige wijze een goed leefen werkklimaat tot stand te brengen dat overzichtelijk, ordelijk en taakgericht is en in alle opzichten helder voor hem zelf, zijn collega's en in het bijzonder de kinderen. 5. Competent in het samenwerken met collega's De leraar onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega's. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie. 6. Competent in het samenwerken met de omgeving De leraar onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de kinderen en bij zijn school. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling De leraar onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar. In de onderwijspraktijk zal er vrijwel altijd sprake zijn van een combinatie van competenties. Tijdens iedere willekeurige les zullen de verschillende competenties geïntegreerd, maar elk met een eigen accent, gestalte krijgen. Een student die afstudeert wordt als startbekwaam of competent beoordeeld als hij voldoet aan de eisen die bij de professionele standaard horen (uitwerking Professionele standaard; zie verderop in deze paragraaf).
11
Competenties binnen de onderwijseenheden en beroepstaken Propedeutische fase OWE
1 2 3 4 5 6 7
Competenties: Onderwijseenheden: Beroepstaken: Propedeuse voltijd (behalve ALPO), HAN-Pabo BGL Instapeis taal en rekenen LG en BGL Leraar primair onderwijs BGL Ontwikkelingspsychologie BGL Communiceren en leiding geven LG en BGL Psychologie van het leren LG en BGL Ontwikkeling zien LG, BGL, ONT, nadruk op Stage BGL LG Verdiepen in het vakgebied
8 9 10 11
rekenen Zicht op cultuur Masterclasses Verdiepen in het vakgebied taal Cultuurbewust leraar zijn
12
Integrale toets opleidingsbekwaam
OWE
Competenties: Onderwijseenheden: Beroepstaken: Propedeuse deeltijd, locatie Nijmegen
1.1A 1.1B 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
OWE 1.1 1.1 1.1 1.1 1.2 1.2 1.3 IT
Leraar worden – Verdiepen in het beroep Leraar worden – Kennis ophalen Expressie en Communicatie
Kennismaken met kinderen Verdiepen binnen taal Verdiepen binnen rekenen Kinderen onderzoekend laten leren Leraar worden?! Integrale toets opleidingsbekwaam
Onderwijseenheden: Propedeuse deeltijd, locatie Arnhem
Leren presenteren en kennis ophalen Werken in het basisonderwijs De rijke leeromgeving Leren van kinderen Kennis en vaardigheden voor het beroep De brede pedagogische taak Lesgeven en leiding nemen Integrale toets propedeuse
BGL en BSO ONT LG LG, BGL, ONT en BSO Nadruk op ONT LG, BGL, ONT en BSO
LG, BGL, BSO
BGL LG, BGL, ONT Nadruk op BGL LG, BGL LG, BGL, ONT LG, BGL, ONT LG, BGL, ONT, BSO Nadruk op ONT LG, BGL, ONT, BSO
Competenties: Beroepstaken:
IP
V V V V
Ped
V V V V V V
V V
V V
IP
Org
Omg
V V
Coll
V
R&O
V V V V V
V V
V
V V
V V
V V V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
Ped
Vak
Org
V V
Vak
V
V
Omg
V
Coll
R&O
V
V
V
V
V
V
V V
V V
V V V V
V V V V
V V V V
V V V V
V
V V
V V V V
V
V
V
V
V
V
V
Ped
Vak
Org
V
V
V V
V
IP
LG
V
V
BSO ONT BG LG
V V
V V
BG, ONT LG LG, BGL, ONT, BSO
V V V
V V V
Omg
Coll
R&O V
V
V V
V V
V
V
V
V
V
V
V V V
V V V
Toelichting afkortingen beroepstaken: Lesgeven (LG), Begeleiden van lerende(n) (BGL), Ontwerpen van leerarrangementen (ONT), Bijdragen aan de schoolorganisatie (BSO)
12
OWE
1.1A
Onderwijseenheden: Propedeuse ALPO, locatie Nijmegen
1.1B 1.2
Academisch Leraar worden – Verdiepen in het beroep Leraar worden – Kennis ophalen Inwerken
1.3A 1.3B
Begeleiden Begeleiden
1.4
Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen Onderwijs verzorgen
1.5 1.6
Kinderen onderzoekend laten leren
1.7
Academisch Leraar worden?! Integrale toets opleidingsbekwaam
Competenties: Beroepstaken:
LG, BGL, ONT, BSO LG, BGL, ONT, BSO LG, BGL, ONT, BSO Nadruk op LG BGL LG, BGL, ONT, BSO Nadruk op BGL LG, BGL, ONT, BSO Nadruk op LG en BGL LG, BGL, ONT, BSO Nadruk op LG, BGL en ONT LG, BGL, ONT, BSO Nadruk op LG, BGL en ONT LG, BGL, ONT en BSO
IP
Ped
Vak
V
Org
V
Omg
V
Coll
R&O
V
V
V
V
V
V
V V
V V
V V
V V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
Ped
Vak
Org
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
Competenties binnen de onderwijseenheden en beroepstaken Post-propedeutische fase OWE 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8* 2.9 2.10*
Competenties: Onderwijseenheden: Beroepstaken: Kernfase Voltijd en Deeltijd, locatie Nijmegen
Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen Taal: denken en werken vanuit leerlijnen Beschouwen, geloven, vieren Rekenen: denken en werken vanuit leerlijnen Leren door samen hardop te denken Onderwijs afstemmen op ontwikkeling van kinderen Thematisch onderwijs ontwerpen Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften Wereldwijs bewegen met kinderen Professional zijn in een groter geheel
IP
LG en BGL
Omg V
Coll
R&O
V
V
V
V
V
V V
V V
ONT en BSO LG en BGL
V V
V V
V V
V
BGL
V
V
V
V
LG, BGL en ONT, Nadruk op LG en BGL
V
V
V
V
V
V
V
ONT LG, BGL en ONT
V V
V V
V V
V V
V V
V V
V V
BGL en BSO BSO
V
V V
V V
V V
V
V
* N2.8 en N2.10 vormen samen de Integrale toets van de kernfase, niveau 2 bij Pabo Nijmegen
13
OWE 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
2.9
OWE 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12
OWE 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Onderwijseenheden: Kernfase ALPO, locatie Nijmegen
Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen (vrijstelling RU) Begeleiden van kinderen in leerprocessen Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind Onderwijs verzorgen rond een thema Beschouwen, geloven, vieren Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind Cultuurbewust onderwijs Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (vrijstelling RU) Professional in een groter geheel Integrale toets Afstudeerbekwaam
Competenties: Beroepstaken: BGL
Onderwijseenheden: Afstudeerfase HAN Pabo, incl ALPO
Integraal junior leraar zijn (stage) Praktijkgericht onderzoek doen Professioneel werkconcept Meesterproef niveau III Integrale toets startbekwaam
Ped
Vak
Org
V
V
V
Omg
R&O V
V
V
V
LG, BGL
V
V
V
LG, ONT
V
V
V
V V
V V
BGL
V
ONT en BSO LG, BGL, ONT
V V
ONT LG, BGL, ONT
V V
V
V V
V
V
V V
V V
LG, BGL, ONT, BSO
V
V
V
V
V
V
V
Ped
Vak
Org
IP
V V
V
Coll V
Competenties: Onderwijseenheden: Beroepstaken: Kernfase voltijd en deeltijd, locatie Arnhem
LVS en onderwijsleermiddelen Leerprocessen begeleiden Orde binnen boeiend onderwijs Onderwijs van eigen makelij Leren vanuit de eigen onderwijsbehoefte Begeleiden van gedrag Autonomie binnen onderwijs Onderwijs van eigen makelij Kunst en cultuureducatie Actief Burgerschap Onderwijs van eigen makelij Integrale toets (afstudeerbekwaam)
IP
LG, BGL en ONT LG, BGL en ONT LG en ONT LG, BGL, ONT en BSO LG, BGL en ONT
V V V V V
V V V V V
V V V V V
V V V V V
LG, ONT en BGL LG, ONT en BGL LG, BGL, ONT,BSO BGL, ONT, LG en BSO ONT, LG. BGL en BSO LG, Ont, BGL en BSO LG, BGL, ONT en BSO
V V V V V V V
V V V V V V V
V V V V V V V
V V V V V V V
Ped
Vak
Org
Competenties: Beroepstaken: LG, BGL, ONT en BSO BSO BGL en BSO ONT LG, BGL, ONT en BSO
IP V
V V
V
Omg
V
V V V V V
Omg
Coll
V
V V V V V
Coll
V V V V V aan de inhoud gerelateerde competenties V V
V V
V V
V V
V V
R&O
V V V V V V V V V V V V
R&O V V V V
Toelichting afkortingen beroepstaken: Lesgeven (LG), Begeleiden van lerende(n) (BGL), Ontwerpen van leerarrangementen (ONT), Bijdragen aan de schoolorganisatie (BSO)
14
Professionele standaard
In Europa zijn de eisen die worden gesteld aan een hbo-bachelor, dus ook de Nederlandse leraar Primair onderwijs, omschreven in de zogenaamde Dublin descriptoren. Deze descriptoren geven het denk- en werkniveau van de bachelor afgestudeerde aan en zijn zeer algemeen geformuleerd. Pabo HAN heeft deze Dublin descriptoren daarom concreter gemaakt en vertaald naar drie professionele standaarden, op de drie bekwaamheidsniveaus. Deze meer concrete standaarden kunnen zowel de student als opleiders richting geven bij het leren en opleiden. Het toetsbouwwerk reflecteert uiteraard ook deze drie niveaus. De professionele standaard bestaat uit de volgende vier elementen: • Kennis verwerven en kennis toepassen. • Communiceren en presenteren • Oordeelsvorming • Leer- en onderzoeksvaardigheden Hierna volgt een tabel met daarin een aantal voorbeelden van vertalingen van de Dublin Descriptoren naar de professionele standaard.
Voorbeelden van Dublin-descriptoren vertaald naar de professionele standaard Dublin-descriptoren (Europa)
Professionele standaard – startbekwaam (Han Pabo)
Kennis en inzicht Aantoonbare kennis van en inzicht in de kernelementen van de wetenschappelijke discipline verwerven en kennis maken met een aantal van de nieuwste ontwikkelingen binnen de discipline. Toepassen kennis en inzicht Vaardigheden verwerven die hen in staat stellen om verworven kennis en inzicht op een professionele, bij de discipline passende manier toe te passen, om standpunten te formuleren en die te onderbouwen met argumenten en om problemen op het gebied van de discipline op te lossen.
Kennis verwerven en kennis toepassen (inhoudelijk deskundig) • Bij voorbereiding en evaluatie van onderwijsactiviteiten betrekt de leraar aspecten van het lesgeven in samenhang. Hij legt verbanden tussen situaties en komt tot genuanceerde conclusies. • De leraar werkt op eigen initiatief en proactief aan de uitbreiding van zijn kennis en inzicht door zijn kennisbasis, waaronder zijn culturele bagage, regelmatig te voeden. Hiertoe raadpleegt hij diverse relevante bronnen (mentor, collega's, literatuur, deskundigen, internet, media, culturele instellingen enz.). • De leraar maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er - als gewoonte - op te reflecteren, erover te communiceren met anderen en door er informatie vanuit andere bronnen aan te koppelen waardoor verdieping van de ervaring optreedt. Oordeelsvorming • De leraar maakt onderscheid tussen observatie en interpretatie en kan de interpretatie verantwoorden vanuit zijn eigen kennisbasis en opvattingen. • De leraar verzamelt in een gegeven beroepssituatie relevante gegevens, ordent, analyseert en interpreteert deze adequaat en komt - eventueel door anderen te raadplegen - tot een genuanceerd en verantwoord oordeel. • De leraar respecteert de kennisbasis en de opvattingen van anderen en hanteert deze als input voor mogelijke verdere verfijning van zijn eigen kennis, oordeelsvorming en handelen. Communiceren en presenteren • De leraar kan zich zowel mondeling als schriftelijk helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken met adequate verwijzing naar bronnen (APA). Hij maakt hierbij op functionele wijze gebruik van multimediale middelen. • De leraar zoekt op effectieve wijze de kritische dialoog op met (aanstaande) collega's en deskundigen, onder meer over zijn onderzoeksaanpak- en resultaten, om zo tot kennisdeling te komen en van elkaar te leren. • Het doel van zijn communicatie of presentatie staat hem helder voor ogen en hij stemt zijn manier van communiceren effectief af op zijn publiek (leerlingen, collega's, ouders, externe deskundigen, enz.). • In de communicatie met anderen spreekt hij zelfbewust en respectvol vanuit zijn eigen kennisbasis en opvattingen. Hij is bereid zijn uitspraken en handelen van daaruit te verantwoorden. • Mondelinge of schriftelijke bijdragen van anderen kan de leraar van adequate en stimulerende feedback voorzien en hij verwerkt feedback van anderen open en kritisch.
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Communicatie Vaardigheden verwerven die hen in staat stellen om informatie over en uit de discipline, ideeën en oplossingen voor problemen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
15
• Leervaardigheden Leervaardigheden verwerven die noodzakelijk zijn voor een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt.
De leraar communiceert tijdig en open met relevante personen over voorkomende problemen in zijn beroepspraktijk. Leer- en onderzoeksvaardigheden • De leraar kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte/zwakteanalyse aangeven waar de grenzen en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen. Hij betrekt hierin nadrukkelijk ook zichzelf als lerende, onderzoekende professional. Hij kan deze analyse omzetten in concrete doelen en in een plan van aanpak. • De leraar kan zijn pedagogisch-didactische keuzes relateren aan zijn visie op de rol en verantwoordelijkheid van de leraar als cultuurdrager en cultuuroverdrager. • De leraar kan vanuit een meerperspectivische inhoudelijke verdieping komen tot een concrete onderzoeksvraag, deze vertalen naar een praktijkrelevant en haalbaar onderzoek, dit uitvoeren, uit de resultaten verantwoorde conclusies trekken, deze helder presenteren, de discussie erover aangaan en aangeven wat het onderzoek de opdrachtgever en hemzelf heeft opgeleverd. • De leraar herkent de momenten in het onderzoeksproces waarop hij een begeleidings- of sparringmoment nodig heeft, organiseert deze snel en proactief en weet deze momenten goed te benutten. • De leraar werkt uit zichzelf onderzoeksmatig en vanuit een onderzoekende grondhouding aan zijn eigen ontwikkeling, aan de ontwikkeling van de leerlingen en aan de ontwikkeling van (het team van) zijn stageschool. In zijn manier van werken en leren is denken, verdiepen, waarnemen en doen functioneel in evenwicht. • De leraar kan onderzoeksresultaten, indien van toepassing, beargumenteerd vertalen naar een advies aan de opdrachtgever.
De opbouw van de opleidingen Het eerste jaar van je studie heet de propedeuse (officieel de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. De studielast wordt uitgedrukt in studiepunten. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studie. De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende functie. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar word je in staat gesteld na te gaan of de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kun je beslissen of je deze opleiding wilt blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordeel je zelf of je geschikt bent voor de studie of niet. Anderzijds word je ook beoordeeld op basis van je studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijg je een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of je je opleiding al dan niet kunt voortzetten. Je hoeft dat advies niet op te volgen, maar bent wel zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) gaat. In dit laatste geval word je direct uitgeschreven en kun je je voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven. De basisindeling van elke opleiding bestaat uit een major en een minor. De major is je hoofdrichting, waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en capaciteiten te specialiseren of juist te verbreden. In de onderstaande tabel is de omvang van de indelingen van de opleiding weergegeven in studielast uitgedrukt in studiepunten.
16
Indeling van de opleiding Propedeuse postpropedeuse Totaal
Major 60 150 210
Minor 30 30
Totaal 60 180 240
Je kiest zelf voor een minor als verbreding of verdieping van je studie. Er zijn ook vrije minoren, die je bij een andere onderwijsinstelling kunt volgen of die je zelf samenstelt uit onderdelen van onderwijs van verschillende instituten van de HAN of een andere (onderwijs)instelling. Kijk voor het totale minorenaanbod op www.han.nl of op www.kiesopmaat.nl. Kies Op Maat is een online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en vakken van de deelnemende instellingen. Het doel van Kies Op Maat is het vergroten van de mobiliteit van alle studenten binnen het Hoger Onderwijs. Voordat je een minor gaat volgen heb je toestemming nodig van de examencommissies. Als je een minor wilt volgen uit het minoraanbod van de HAN, dan is de toestemming van je studieloopbaanbegeleider voldoende. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op HAN Insite, Minoren, Welke soorten minoren zijn er? Opleidingsvarianten, HAN Pabo locatie Arnhem en HAN Pabo locatie Nijmegen Opleidingsvarianten bij Pabo Arnhem: • Voltijd (september- en februaristroom) • Deeltijd Opleidingsvarianten bij Pabo Nijmegen: • Voltijd (met een regulier voltijd- en een ALPO-programma (in afstemming met RU-programma) en uitfasering februaristroom F3VT) • Deeltijd Vanaf augustus 2013 werkt HAN Pabo met het project Curriculum HAN Pabo aan een nieuw en gemeenschappelijk curriculum voor de (voltijd-)opleiding. Als deelresultaat van dit project is HAN Pabo op 1 september 2014 gestart met een nieuwe afstudeerfase; voor beide locaties een zelfde programma voor voltijd- en deeltijd-studenten (m.u.v. ALPO-programma). Vanaf januari 2014 werkt de projectgroep aan het nieuwe ontwerp van het curriculum van de propedeutische fase. Vanaf 1 september 2015 start dit nieuwe curriculum bij de voltijd, in Arnhem en Nijmegen. In afwachting van de verdere ontwikkelingen binnen het faculteitsbrede project Deeltijd-Flex blijft het deeltijd-programma op beide locaties in 2015-2016 nagenoeg ongewijzigd t.o.v. voorgaande jaren. Hetzelfde geldt voor het ALPO-programma, dat is vormgegeven in afstemming met de RU. Voor de uitwerking van de verschillende onderwijseenheden, wordt verwezen naar deel 3 van dit Opleidingsstatuut. De verschillende opleidingsprogramma’s: - HAN Pabo: Voltijd - Propedeuse (kernfase nog in ontwikkeling) - Pabo Nijmegen: Voltijd - Kernfase en afstudeerfase - Pabo Nijmegen: Deeltijd - Propedeuse, kernfase en afstudeerfase - Pabo Nijmegen: ALPO-programma - Propedeuse, kernfase en afstudeerfase - Pabo Arnhem: Voltijd - Kernfase en afstudeerfase - Pabo Arnhem: Deeltijd - Propedeuse, kernfase en afstudeerfase In deel 3 hoofdstuk 1 is de curriculumopbouw van alle opleidingsprogramma’s schematisch weergegeven.
17
Studieloopbaanbegeleiding Het doel van studieloopbaanbegeleiding is het begeleiden van studenten bij het efficiënt en met plezier doorlopen van de studieloopbaan. Het uitgangspunt hierbij is dat studenten zelf verantwoordelijk zijn voor studievoortgang en dat de studieloopbaanbegeleider (slb’er) hierbij een stimulerende en ondersteunende rol heeft. Er zijn drie pijlers voor de slb-lijn: 1. Studievoortgang stimuleren en monitoren; 2. Professionele en persoonlijke ontwikkeling stimuleren; 3. Begeleiden van keuzes maken binnen de opleiding en indien relevant voor het beëindigen van de opleiding. Taken van de studieloopbaanbegeleider Aan het begin van elke fase van de opleiding krijgt de student een slb’er toegewezen. Deze docent is eerste aanspreekpunt en begeleidt de student tijdens de studie. De studieloopbaanbegeleiding vindt plaats in individuele gesprekken én in groepsbijeenkomsten. De slb’er fungeert als schakel tussen de onderwijsvraag (beschreven in het pop) van de student en het aanbod van de opleiding (toetsprogramma, onderwijseenheden). De studieloopbaanbegeleider heeft verschillende taken. Hij: • maakt de student vertrouwd met het beroep/de beroepen waarvoor hij opgeleid wordt en de beroepstaken die daarbij horen; • begeleidt en coacht de student bij de ontwikkeling van de beroepscompetenties; • speelt een belangrijke rol bij de begeleiding en bespreking van de studievoortgang van de student en de bewijslast ervan; • adviseert over keuzes voor leerbronnen, studietraject en deelname aan tentamens en integrale toetsen • begeleidt de student bij de ontwikkeling van een brede blik dwars door de gehele studieroute; • stimuleert het zelfverantwoordelijk leren en het 'leren leren'; • helpt de student, of verwijst hem door als hij vragen/problemen heeft met de studie(loopbaan); • is gesprekspartner bij conflictsituaties in stage/opleiding. Naast de slb’ers zijn er senior-slb'ers die informatie kunnen verstrekken over specifieke thema's, zoals. • studiefinanciering; • financiële problemen; • speciale voorzieningen gehandicapten en sportmensen; • doorverwijzing naar professionele hulpverlening; Het campusdecanaat zorgt voor informatievoorziening naar de senior-slb'ers. (zie ook in dit deel Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau, Campusdecanaat). De senior-slb'er kan zowel door de slb'er als door de student geraadpleegd worden wanneer de slb'er geen antwoord heeft op vragen betreffende de begeleiding van de student. De senior-slb'ers zijn in de begeleiding ondersteunend voor zowel de student als voor de slb'er. Instrumenten: Portfolio, pop en pwc Portfolio Het digitaal portfolio (dpf) is een bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee de student de eigen individuele ontwikkeling (leerproces) zichtbaar maakt en het behaalde niveau aantoont. Het portfolio vervult verschillende functies: • presentatie van ontwikkeling en prestaties • beoordeling Bij de afsluiting van de studie bewaart de HAN het digitaal portfolio gedurende twee jaar. 18
Persoonlijk ontwikkelingsplan (pop) In het persoonlijk ontwikkelingsplan (pop) beschrijft de student wat hij in een bepaalde periode op welke manier wil gaan leren. Dit gebeurt op basis van reflectie op elders/eerder verworven competenties en de competenties die voor de betreffende major/minor nog ontwikkeld moeten worden. Het pop wordt geplaatst op het portfolio. Persoonlijk / professioneel werkconcept (pwc) Het persoonlijk werkconcept (pwc) is een verantwoording van de student van zijn persoonlijke uitgangspunten van goed onderwijs en een (zelf)beoordeling van zijn ontwikkelingsniveau ten aanzien van de professionele standaard en de SBL-competenties. Door het voortdurend pendelen tussen persoonlijke opvattingen en kennisverwerving gedurende de opleiding verfijnt de student zijn persoonlijk werkconcept en legt daarmee de basis van een professioneel werkconcept: - hij verantwoordt zijn ontwikkeling op basis van zijn visie op onderwijs, op leren, op onderwijsconcepten en zijn beeld van een goede leerkracht. - hij geeft aan hoe hij het geleerde een plaats kan geven in de praktijk en maakt hierbij een verbinding tussen de verschillende leerresultaten. Bij een diepgaand leerproces pendelt de student tussen ervaringen in de praktijk en de theorie die hier ten grondslag aan ligt. Dit proces kent een cyclisch karakter. De student kan op die manier vanuit eigen leervragen werken maar is zich daarbij vanaf de start bewust dat zowel begeleiders als examinatoren de ontwikkeling van het persoonlijke werkconcept gedurende het gehele leerproces vanuit de professionele standaard en de SBL-competenties bestuderen en volgen. Met andere woorden, gedurende de opleiding is het pwc een document waarin de student zijn ontwikkeling tot startbekwame beroepskracht beschrijft.
19
Interne organisatie Faculteiten en instituten De HAN kent de volgende 4 faculteiten (werkmaatschappijen): Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) en Techniek (FT). De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het Service Bedrijf. Tot de faculteit Educatie behoren de volgende bacheloropleidingen: Instituut HAN Pabo: • opleiding tot Leraar basisonderwijs, locatie Arnhem • opleiding tot Leraar basisonderwijs, locatie Nijmegen Instituut voor Leraar en School (ILS): 12 opleidingen tot Leraar VO - 2de graad: Aardrijkskunde, Biologie, Duits, Economie, Engels, Frans, Geschiedenis, Natuurkunde, Nederlands, Pedagogiek, Scheikunde, Wiskunde en de opleiding tot Opleidingskundige. Binnen de faculteit Educatie, behoren de volgende masteropleidingen - HAN Master Programma (HMP): Master leraar Economie, Master leraar Engels, Master leraar Nederlands, Master leraar Wiskunde Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau Faculteitsdirecteur Dhr. drs. M. Pistorius (per 1 oktober 2015) Educatie Instituutsdirectie Mw. drs. K.M. van Weegen MPM (Karin) HAN Pabo (voorzitter) Mw. M.J.P. Lambregts MSc (Mieke) Directiesecretaresse Mw. M. Akkerman (Mary) locatie Arnhem Mw. J. Steetzel (Jeanette) locatie Nijmegen
Kapittelweg 35, Nijmegen Ruitenberglaan 27, Arnhem en Kapittelweg 35, Nijmegen
De instituutsdirectie van de HAN Pabo bestaat uit 2 personen. Zij hebben beide de integrale verantwoordelijkheid over het instituut (locatie Arnhem en locatie Nijmegen) en hebben daarnaast een verdeling in aandachtsgebieden. De instituutsdirectie vormt samen met twee fasemanagers het instituutsmanagementteam (MT). Deze fasemanagers zijn gemandateerd verantwoordelijk voor de directe aansturing van een deel van de opleiding. Het management wordt daarbij ondersteund door enkele beleidsmedewerkers op het gebied van ‘onderwijs en onderzoek’, ‘samen opleiden’, ‘kwaliteitszorg’ en een team van coördinatoren op beide locaties. Examencommisie(leden) De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. De examencommissie van het instituut Pabo voor de bacheloropleiding leraar basisonderwijs heeft leden met als eerste aandachtsveld ofwel locatie Arnhem ofwel locatie Nijmegen en vergadert maandelijks. Leden examencommissie: Ciske Davids (voorzitter, met primaire focus op de locatie Arnhem) Helen van Dijk (voorzitter, met primaire focus op de locatie Nijmegen) Stephan Verhees (secretaris, met primaire focus op de locatie Arnhem Masja van Hoof (secretaris, met primaire focus op de locatie Nijmegen) Marlies Markhorst-Besseling 20
Hans Ramsoedh Jan Derksen Ingeborg Jansen Tamara van Schilt-Mol Ambtelijk secretaris: Erica Koldenhof Mailadressen: Voor studenten van de locatie Arnhem:
[email protected] Voor studneten van de locatie Nijmegen:
[email protected]
Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Je hebt opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie (OC) Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC). Deze heeft geen instemmingsrecht maar adviseert wel over allerlei opleidingszaken. Bijvoorbeeld over de Onderwijs- en Examenregeling en de uitvoering ervan. Het aantal leden van de opleidingscommissie varieert per opleiding. De helft van de OC bestaat uit docenten, de helft uit studenten. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Vraag bij je opleidingsmanager meer informatie over de OC's. Zie ook het model reglement opleidingscommissie (deel 2 van dit opleidingsstatuut). De leden van de OC zijn [1]: Miriam de Voogd Masja van Hoof Marlijn van den Nouweland Gabriëlla de Jong Willemijn van Gurp Rens Driessen Marieke Lijster Rianne Jansen Marc Zegers Aletta Fabritius
voorzitter, docent staf HAN Pabo docent docent docent student student student student student
Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten. Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat dat om beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de faculteit vallen. De FR praat dus ook mee over de instituten. De faculteitsraad Educatie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris, Monique de Min. Contact:
[email protected] Zie voor de samenstelling van de FR Educatie HAN Insite, Onderwijs en opleiden, Faculteit Educatie, Over ons, Faculteitsraad Educatie. Medezeggenschapsraad (MR)
[1]
Voor zover bekend op het moment van samenstellen van dit opleidingsstatuut. 21
Via de medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht. De instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Contact: Hans Oolbekkink, ambtelijk secretaris en Harry van Keeken, secretaris:
[email protected] Zie voor de verdere samenstelling van de MR, HAN Insite, Medezeggenschap. Kwaliteitszorg Binnen de HAN Pabo werken we continu aan het borgen van de kwaliteit van ons onderwijs. Het uitgangspunt hiervoor is het wettelijk vastgestelde accreditatiekader (www.nvao.net) en het HAN kwaliteitszorgkader voor bacheloropleidingen. Om de kwaliteit van ons onderwijs voortdurend te monitoren en te verbeteren vragen wij geregeld jouw mening over het onderwijs middels diverse kanalen. Bijvoorbeeld door middel van docentenevaluaties, mondeling evaluaties via de studentenberaden / groepsvertegenwoordigersoverleggen, de evaluatie werkplekleren, minorevaluaties en de Nationale Studenten Enquête (NSE). Met deze informatie verbeteren wij ons onderwijs verder om te zorgen voor een continue kwaliteit van onze opleidingen. Studenten worden betrokken bij de volgende kwaliteitsmetingen: Onderwijsevaluaties: kwaliteit van een onderwijseenheid of onderwijsperiode / semester (vaak d.m.v. mondelinge evaluaties met groepsvertegenwoordigers); Docentevaluatie: kwaliteit van docenten, 1 keer per jaar; Studenttevredenheidsonderzoek (NSE): algemene meting (landelijk onderzoek) naar studenttevredenheid van studenten over bijv voorzieningen, studeerbaarheid, faciliteiten, etc.; Evaluatie praktijkleren: kwaliteit van stageplaats, voorbereiding, begeleiding, etc.; Minorevaluaties; kwaliteit van de minoren; Mondelinge evaluaties: incidentele evaluatie bij onderwijsproblemen of onderwijsvernieuwing. De resultaten van de verschillende evaluaties vormen het uitgangspunt voor verbeterplannen die gemaakt worden door de opleiding. De plannen moeten leiden tot verbeteracties en in een volgende meting tot verbeterde scores. Bovenstaande activiteiten leiden tot de Plan-Do-Check-Act cyclus. Door deze cyclus structureel in te zetten, kan de opleiding steeds op een hoger niveau worden getild. Beroepenveldcommissie(s) Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Op strategisch niveau heeft de instituutsdirectie met de VAR (VeldAdviesRaad) een overlegorgaan om vanuit de regionale innovatieagenda voor het primair onderwijs samen te werken. De VAR komt minstens vier maal per jaar bijeen. De instituutsdirectie en de bestuursvoorzitter van vijf grote regionale besturen in de regio Arnhem en Nijmegen hebben de rol om met kleinere besturen in de eigen achterban af te stemmen over belangrijke ontwikkelingen binnen het HBO en PO. Vanuit deze regionale innovatieagenda, kwaliteitseisen aan de opleiding en ontwikkelingen binnen het werkveld hebben stuur- en projectgroepen het mandaat om een gemeenschappelijk curriculum, curriculumonderdelen of onderdelen voor professionalisering van zittende leraren te ontwikkelen waardoor de samenhang in de onderwijsleeromgeving binnen het instituut en de beroepspraktijk versterkt kan worden. De VAR bestaat uit de volgende leden: Manon Ketz (De Basis Arnhem), Toon Geluk (SPO De Liemers Zevenaar), Michel van den Berg (Optimus Onderwijs Cuijk), Jack van de Logt (Conexus Nijmegen) en Marius Peters (lid tot 1 augustus 2015, SPOM Horssen). Daarnaast functioneert er op tactisch niveau de VeldResonansGroep (VRG). De VRG bestaat uit leraren, specialisten (waaronder schoolopleiders) en directeuren uit het primair onderwijs. Zij vertegenwoordigen besturen die niet hun stem kunnen laten horen in de VAR en hebben een pro-actieve en evaluatieve rol
22
binnen kwaliteitszorg. Zij zijn een belangrijk klankbord bij het valideren van nieuwe ontwikkelingen binnen het instituut en het werkveld. Externe toezichthouder Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders te benoemen. De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) c. de organisatorische kwaliteit van het examen. De externe toezichthouder faculteit Educatie is mevrouw Dr. D. Joosten-Ten Brinke, lector Eigentijds toetsen en beoordelen, Fontys Lerarenopleiding Tilburg. Lesdagen en lestijden Openingstijden gebouw Pabo Arnhem Pabo Nijmegen: I/O Pabo Arnhem is op maandag, dinsdag en Het gebouw is van maandag t/m donderdag donderdag geopend van 7.30 tot 22.30 uur, op geopend van 8.00 tot 22.00 uur, op vrijdag van van 7.30 tot 21.15 uur en op de vrijdag van 7.30 8.00 tot 18.00 uur. tot 18.00 uur. In de herfst-, voorjaars- en meivakantie zijn er beperkte openingstijden. Het gebouw is gesloten in de kerst- en de zomervakantie. Dit geldt eveneens voor Goede Vrijdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, de vrijdag daarna en 2e Pinksterdag. Direct voor en na de zomervakantie zijn er beperkte openingstijden. Lestijden Pabo Arnhem en Nijmegen 1. 08.45 - 09.30 2. 09.30 - 10.15 pauze 3. 10.30 - 11.15 4. 11.15 - 12.00 5 12.00 - 12.45 6. 12.45 - 13.30 7. 13.30 - 14.15 8. 14.15 - 15.00 pauze 9. 15.15 - 16.00 10. 16.00 - 16.45 11. 16.45 - 17.30 12. 17.30 - 18.15 13. 18.15 - 19.00 14. 19.00 - 19.45 15. 19.45 - 20.30 16. 20.30 - 21.15 17. 21.15 - 22.00
23
Jaarrooster HAN Pabo 2015 – 2016
augustus
september
oktober
november
december
januari
februari
semester 1
week
34
37
mei
juni
juli
semester 2
1
2
6
7
8
9
10
31
7
14
21
28
5
12
19
26
2
9
16
23
30
7
14
21 28
4
11 18 25
1
8
15 22
29
7
14
18
25
1
8
15 22
29
6
13
20
27
3
10
17
24
1
8
15
22
29
5
12
2
9
16 23
1
8
15 22
29
woensd
19
26
2
9
16 23
30
7
14
21
28
4
11
18
25
2
9
16
23
30
6
13 20
27
3
10
17 24
2
9
16 23
30
donder
20
27
3
10
17 24
1
8
15
22
29
5
12
19
26
3
10
17
24
31
7
14
21 28
4
11
18 25
3
10
17 24
31
vrijdag
21
28
4
11 18 25
2
9
16
23
30
6
13
20
27
4
11
18
25
1
8
15 22
5
12
19 26
4
11
18 25
1
8
leswee
1
2
3
4
7
8
9
10
13
14
15
dinsdag
36
april
24
maandag
35
maart
38
5
39
6
40
41 42
43
Blok 1
44
45
11
46
12
47
48
49
50
16
51
52
17
53
18
Blok 2
3
4
19 26
19 20
29 21
5
22
23 blok 3
24
25
26
11 12
27
13
14
17
18
21 28
4
11
18
25
2
9
16
23
30
6
13
20
27
4
11
18
5
12
19
26
3
10
17
24
31
7
14
21
28
5
12
19
6
13
20
27
4
11 18
25
1
8
15
22
29
6
13
20
7
14
21
28
5
12
19
26
2
9
16
23
30
7
14
21
15
22
29
6
13 20
27
3
10
17
24
1
8
15
22
28
29
30
15
31
16
32
33
19 20
34
35
21
36
22
37
23
38
24
39
25
40
26
41
27
42
28
29
43
blok 4
vakantie of vrije dag toets- en assessmentweek (voor de februaristroom week 4 en 5 in plaats van week 3 en 4) jaarstart of jaarstaart stageweek propedeuse (voor de februaristroom in week 49 in plaats van week 21) personeelsdag beleidsontwikkelmiddagen beleidsontwikkeldagen
24
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau Studentenondersteuning Campusdecaan Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het campusdecanaat terecht als je: • Financiële problemen hebt t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden; • Persoonlijke problemen hebt waardoor je niet goed kunnen studeren en verwijzing nodig is; • Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; • Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; • Je wilt uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; • Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures. Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de campusdecanen de volgende website: https://www.han.nl/insite/campusdecanaat Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen de volgende website: http://www.han.nl/insite/vertrouwenspersoon Bureau Klachten en Geschillen Heb je een klacht over een medewerker van de HAN? Ben je het niet eens met een beoordeling of opdracht? Het Bureau Klachten en Geschillen zorgt ervoor dat klachten en beroepschriften bij de juiste hogeschoolorganen terechtkomen. Verder verzorgt het bureau het secretariaat van het College van Beroep voor de Examens. Het Bureau Klachten en Geschillen is te bereiken via: E:
[email protected] A: Postbus 31178, 6503 CD Nijmegen. Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof. E:
[email protected]/
[email protected] T: 024-3530528/06-23228974 B: Bisschop Hamerhuis, kamer 006, Verlengde Groenestraat 75 in Nijmegen Studenteninformatievoorziening HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN VoorlichtingsCentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur
T (024) 353 05 00 F (024) 344 97 94 E
[email protected] Studiecentra De HAN beschikt over 5 studiecentra, 2 in Arnhem en 3 in Nijmegen. Hier kun je uitgebreid zoeken in papieren en digitale bronnen, of rustig werken aan een werkstuk of presentatie. De HAN studiecentra zijn meer dan mediatheken. Je kunt er natuurlijk zoeken in boeken, tijdschriften, naslagwerken en afstudeeropdrachten. Daarnaast heb je toegang tot dvd’s, cd’s, cd-roms, digitale informatiebronnen en streaming video. Op de volgende locaties kan van een studiecentrum gebruik worden gemaakt: Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum I/O gebouw; Kapittelweg 35, Nijmegen Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: http://www.han.nl/studiecentra Vraagpunt Kom je er even niet uit met Studielink? Wil je iets weten over het betalen van je collegegeld of hoe je je moet inschrijven voor een tentamen? Je kunt bij het Vraagpunt onder andere terecht voor: • • • • •
Machtigingsformulier ´betaling collegegeld´ Vragen over roosters en reservering van lokalen Informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten Uitgifte van propedeusecertificaten Vragen over je stage
Kijk voor de actuele openingstijden van het Vraagpunt op insite.han.nl/vraagpunt. Digitaal regelen Enkele zaken kun je ook digitaal regelen, zoals het aanvragen van een Bewijs van Inschrijving. De formulieren staan in het onderstaande blok Aanvragen Formulieren. Het aangevraagde formulier wordt naar je huisadres verstuurd. Ga hiervoor naar Insite – Formulieren. Vraagpunt Arnhem Postadres: Postbus 5171, 6802 ED Arnhem Ruitenberglaan 27, 6826 CC Arnhem Telefoon: 026 369 16 22 E-mail:
[email protected]
Vraagpunt Nijmegen Postadres: Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Bezoekadres: Kapittelweg 35, 6525 EN Nijmegen Telefoon: 024 353 03 40 E-mail:
[email protected]
International Office HAN University of Applied Sciences arranges a number of international activities that are coordinated by our International Offices in Arnhem and Nijmegen. If you are an international student, HAN International Office is your main point of contact when you need information. International activities
26
Our international activities vary from staff and student exchanges to developing joint degrees with partner universities. We also provide help and support for community projects in Africa and Eastern Europe. The International Office staff will be ready to provide information and help with everything from arranging paperwork to personal matters for all international guests. As a student you can call on the International Offices for help with your Learning Agreement, as well as for any special requirements you may have regarding your stay at HAN. For more information and contact details, check the follow website: http://www.han.nl/insite/internationaloffice_english
Overige voorzieningen Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een ‘sportkaart’ aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han en www.han.nl/insite/studentenverenigingen HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via onze afdeling vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/hanemployment HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) HAN CvVO is een onderdeel van de HAN dat focust op activiteiten rondom valoriseren en ondernemerschap. Arbobeleid voor studenten Wil je meer weten over regelgeving en voorzieningen voor studenten op het gebied van veiligheid en gezondheid? Kijk dan op Insite Arbo op de speciale pagina voor studenten: www.han.nl/insite/ServiceBedrijf/HumanResources/Arbo/Studenten HAN-talencentrum Bij het HAN-talencentrum kunnen studenten, medewerkers en externe partijen terecht voor al hun vertaalvragen en voor uiteenlopende cursussen, trainingen en workshops op het gebied van taalvaardigheid. We hebben een uitgebreid en gevarieerd aanbod met cursussen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. HAN-studenten ontvangen 30% korting op een cursus moderne vreemde taal. Daarnaast kunnen studenten bij het HAN-talencentrum terecht voor cursussen schrijven en spelling. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/talencentrum Het Hogeschoolblad Sensor 27
Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sensor vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sensor kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: www.snsr.nl.
28
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en tentamens Hoofdstuk 1: OER HAN Pabo
29
Onderwijs- en examenregeling voor de Bacheloropleiding
leraar basisonderwijs van het Instituut Pabo van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voor het studiejaar 2015 – 2016
Inhoud: Paragraaf 1 Algemene Bepalingen ...................................................................................................... 31 Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding ................................................................................................. 31 Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding ................................................................................................ 34 Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleiding ............................................................................. 37 Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding............................................... 37 Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding ...................................................................... 40 Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding .......................................... 40 Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren ............................................................................... 50 Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding ............................................................................................. 54 Paragraaf 10 Judicium Abeundi ........................................................................................................... 54 Paragraaf 11 Slotbepalingen ............................................................................................................... 55 Bijlage 1 Vergelijkingstabellen propedeuse ......................................................................................... 56 Bijlage 2 Vergelijkingstabellen postpropedeuse .................................................................................. 66 Bijlage 3 Vergelijkingstabellen minoren ............................................................................................... 87
30
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling is de Onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). 2. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en de examens in het studiejaar 2015-2016 van de bacheloropleiding leraar basisonderwijs, hierna te noemen: de opleiding. 3. Van deze regeling maken onverkort deel uit: a. alle hoofdstukken opgenomen in deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding. b. de bijlagen behorend bij deze regeling. 4. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in voorgaande studiejaren van de opleiding en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het curriculum als uitgewerkt in hoofdstuk 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding is in bijlagen 1, 2 en 3 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het curriculum en examen van deze regeling worden gerekend. Daarnaast wordt in bijlagen 1, 2 en 3 geregeld dat bepaalde (deel)tentamens – die niet zijn opgenomen in deze regeling, maar wél in de onderwijs- en examenregeling 2014-2015 - nog kunnen worden afgelegd, indien deze niet met een voldoende zijn afgelegd in het vorige studiejaar. 5. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in de door de opleiding verzorgde minoren in voorgaande studiejaren en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het minoraanbod als uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding is in bijlage 3 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het programma van het vigerend minoraanbod worden gerekend. 6. In afwijking van lid 2 is niet deze regeling, maar de onderwijs- en examenregeling van de opleiding zoals vastgesteld voor het studiejaar 2014-2015 van toepassing op het onderwijs, de tentamens en het examen van de propedeutische fase van de opleiding voor studenten die reeds waren ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding in het studiejaar 2014-2015 en/of in de studiejaren daaraan voorafgaand en het propedeutisch examen nog niet hebben gehaald. 7. Bij eventuele strijdigheid van de bepalingen in paragraaf 7b van deze regeling met andere bepalingen uit deze regeling prevaleren de bepalingen uit paragraaf 7b van deze regeling. Artikel 1.2 Begripsbepalingen Voor deze regeling gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst in bijlage 1 van het Opleidingsstatuut van de opleiding. Artikel 1.3 Doel van de opleiding De student verwerft op hbo-bachelorniveau de kennis, het inzicht en de vaardigheden van een startbekwame beroepsbeoefenaar, op het gebied van leraar basisonderwijs in de opleiding tot leraar basisonderwijs. De eindkwalificaties zoals bedoeld in de eerst volzin, zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding. Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding Artikel 2.1 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van: a. een havodiploma, waarbij 1. aardrijkskunde en 2. geschiedenis en 3. natuurkunde of, biologie of natuur, leven en technologie (NLT) deel uitmaakten van het eindexamen havo. b. een vwo-diploma, c. een mbo-diploma middenkaderopleiding of specialistenopleiding hierna te noemen mbo-4, indien de bezitter van dit diploma voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen gesteld in artikel 2.2 van deze regeling.
31
Artikel 2.2 Opheffing deficiënties nadere vooropleidingseisen Deficiënties in profielen en/of vakken en programmaonderdelen van de diploma’s als vastgelegd in artikel 2.1 zijn bij besluit van de instituutsdirecteur opgeheven indien voor aanvang van de opleiding toelatingstentamens in de deficiënte vakken, die op het niveau van het examen havo respectievelijk mbo4 worden afgenomen, met goed gevolg zijn afgelegd. a. Bezitters van een havodiploma en die geen havo-eindexamen hebben gedaan in 1. aardrijkskunde 2. geschiedenis en/of 3. natuurkunde of, biologie of natuur of, leven en technologie (NLT), dienen een voldoende resultaat voor de toelatingstoetsen 1. aardrijkskunde en/of, 2. geschiedenis en/of 3. natuur en techniek te behalen als voorwaarde voor toelating. Het bezit van een vavo-certificaat, in combinatie met het havodiploma, voor 1. aardrijkskunde en/of, 2. geschiedenis en/of, 3. natuurkunde of, biologie of natuur, leven en technologie (NLT) leidt tot vrijstelling voor het afleggen van bovengenoemde hiermee corresponderende toelatingstoets. b. Bezitters van een mbo-4-diploma dienen een voldoende resultaat voor de toelatingstoetsen 1. aardrijkskunde en 2. geschiedenis en 3. natuur en techniek te behalen als voorwaarde voor toelating. Het bezit van een vavo-certificaat, in combinatie met het mbo-4 diploma, voor 1. aardrijkskunde en/of, 2. geschiedenis en/of, 3. natuurkunde of, biologie of natuur, leven en technologie (NLT) leidt tot vrijstelling voor het afleggen van bovengenoemde hiermee corresponderende toelatingstoets. Artikel 2.3 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s en getuigschriften 1. Vrijgesteld van de vooropleidingseis als bedoeld in artikel 2.1 is de bezitter van een van de volgende diploma’s en getuigschriften: a. een getuigschrift van een bacheloropleiding, b. een getuigschrift van een masteropleiding, c. een getuigschrift dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in een land dat het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio heeft geratificeerd, d. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat door de minister is aangewezen als ten minste gelijkwaardig aan het havodiploma of e. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij besluit van de instituutsdirecteur tenminste gelijkwaardig aan een havo, vwo of mbo- diploma wordt beschouwd. Ten behoeve van de besluitvorming kan een diplomawaardering bij de NUFFIC worden gevraagd. Bovengenoemde taak betreffende buitenlandse diploma’s is gemandateerd aan het Admissions Office. 2. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma of getuigschrift betreft dient tevens naar het oordeel van de examencommissie blijk te zijn gegeven van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van de Nederlandstalige opleiding. 3. Niet van toepassing 4. Niet van toepassing. 5. De instituutsdirecteur neemt het besluit dat op basis van het oordeel als bedoeld in lid 2 of betrokkene al dan niet kan worden ingeschreven nadat er een positief oordeel als bedoeld in lid 2 is afgegeven. 6. Niet van toepassing. Artikel 2.4 Vrijstelling van de vooropleidingseis op grond van toelatingsonderzoek 1. Bij besluit van de instituutsdirecteur is vrijgesteld van de vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 2.1 degene van 21 jaar en ouder die bij een toelatingsonderzoek naar het oordeel van de commissie toelatingsonderzoek blijk geeft van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende beheersing van de taal waarin de opleiding wordt verzorgd voor het met vrucht kunnen volgen van de opleiding. 2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit toelatingstentamens in de volgende vakken die op het niveau van het havo-examen worden afgenomen en levert de vrijstelling als bedoeld in het vorige lid op indien het toelatingsonderzoek met goed gevolg is afgelegd: - 21+-toets Nederlands (onderdelen: tekstbegrip, samenvatten en werkwoordspelling). - Rekenen: Basale gecijferdheid. - Algemene kennis voor inschatting van HBO- denk- en schrijfniveau aan de hand van actualiteiten. Artikel 2.5 Voldoende beheersing van de Nederlandse taal
32
1. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 en in artikel 2.4 lid 1 in het geval betrokkene een andere taal dan het Nederlands als eerste taal voert wordt voldaan door: - het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, niveau II, of - het hebben verworven van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal, profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs, of - het tijdens zijn buitenlandse vooropleiding voor het Nederlandse hoger onderwijs bij de betreffende onderwijsinstelling – met positief resultaat - minstens twee jaar onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd en het vak Nederlandse taal – met positief resultaat - deel uitmaakte van zijn eindexamenresultaat, of - het ten genoegen van de examencommissie aantonen dat hij op een andere dan de hierboven bedoelde wijze(n) de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst om het Nederlandstalige onderwijs met vrucht te kunnen volgen. 2. Aan het voldoen aan de eis als bedoeld in het vorige lid dient te zijn voldaan voor het moment van inschrijving Artikel 2.5a Voldoende beheersing van de Engelse taal Niet van toepassing. Artikel 2.6 Aanvullende eisen Niet van toepassing. Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen Niet van toepassing. Artikel 2.8 Numerus fixus Niet van toepassing. Artikel 2.9 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma. Niet van toepassing. Artikel 2.10 Studiekeuzecheck 1. Iedere aspirant-student van de propedeutische fase van de opleiding is na aanmelding verplicht om deel te nemen aan de studiekeuzecheck van de opleiding. 2. Indien de aspirant-student zonder geldige reden en na een herhaalde oproep niet deelneemt aan de verplichte studiekeuzecheck dan wordt de inschrijving voor de desbetreffende aspirant-student geweigerd. 3. Na en vanwege de deelname aan de studiekeuzecheck ontvangt iedere aspirant-student een studiekeuzeadvies. Het advies kent drie vormen: positief, negatief of nadere actie noodzakelijk. 4. Aspirant-studenten die zich uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar hebben aangemeld voor de propedeutische fase van een of meer bacheloropleidingen of Ad-programma’s en die voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 2 van deze regeling worden bij handhaving van de aanmelding ingeschreven ongeacht de uitslag van de studiekeuzecheck. 5. Van aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden voor de propedeutische fase van een bacheloropleiding of Ad-programma wordt bij een negatief studiekeuzeadvies de inschrijving voor de opleiding geweigerd. 6. Het bepaalde in het vorige lid geldt niet voor de aspirant-student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere opleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven en kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een bindend negatief studieadvies zoals bedoeld in paragraaf 5 van deze regeling op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar. Deze aspirant-student wordt gelijkgesteld met die bedoeld in lid 4 van dit artikel. 7. Indien de aspirant-student kan aantonen dat hij om legitieme redenen niet kan deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck, wordt in overleg met de instituutsdirecteur bezien of de aspirant-student 33
alsnog moet deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck. De volgende gronden zijn in ieder geval legitiem om niet deel te nemen aan de verplicht gestelde studiekeuzecheck: a) persoonlijke omstandigheden; b) andere onderwijsverplichtingen; 8. De studiekeuzecheck kent de volgende inhoud en procedure: a. Voor de voltijdopleiding: - Meerdere online vragenlijsten Na het afronden van de studiekeuzecheck ontvangt de aankomende student een Studiekeuzeadvies. b. Voor de deeltijdopleiding: - Meerdere online vragenlijsten - Een individueel gesprek Na het afronden van beide onderdelen van de studiekeuzecheck ontvangt de aankomende student een studiekeuzeadvies. 9. Dit artikel is niet van toepassing op: a) aspirant-studenten die zich willen inschrijven voor een opleiding waarvoor een selectieprocedure zoals bedoeld in artikel 2.8 van deze regeling, is ingesteld; b) aspirant-studenten die vanwege het bezit van een buiten het Koninkrijk Nederland behaald diploma zijn vrijgesteld van de diploma-eisen (in bezit zijn van havo, vwo of mbo-diploma); c) aspirant-studenten die in het bezit zijn van een propedeutisch getuigschrift wo, een Bachelorgetuigschrift of een Mastergetuigschrift; d) aspirant-studenten die reeds eerder werden ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding. e) aspirant-studenten die reeds eerder werden ingeschreven voor een opleiding die het propedeutisch examen gemeen heeft met de opleiding. Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding Artikel 3.1 Vorm van de opleiding 1. De opleiding wordt in de inrichtingsvormen voltijd en deeltijd verzorgd. 2. Niet van toepassing 3. De opleiding wordt in Arnhem en in Nijmegen verzorgd. 4. De deeltijdopleiding wordt ook met de bijzondere eigenschap van versneld programma aangeboden voor studenten die tenminste een bacheloropleiding succesvol hebben afgerond. 5. In hoofdstuk 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding is bepaald welke onderwijseenheden ten behoeve van welke inrichtingsvorm worden verzorgd. Artikel 3.2 Indeling en examens van de opleiding 1. De opleiding kent een propedeutische en een postpropedeutische fase. 2. De opleiding kent drie niveaus van bekwaamheid: kernfasebekwaam, afstudeerfasebekwaam en beroepsbekwaam 2. 3. De propedeutische fase is het deel van de major dat is gericht op het verkrijgen van inzicht in de inhoud van en de geschiktheid voor de opleiding en het beroep. 4. De postpropedeutische fase is het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. 5. De opleiding kent afstudeerrichtingen: Jonge kind, Oudere kind en Academische lerarenopleiding primair onderwijs (ALPO). 6. Niet van toepassing 7. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding is in de gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen bij “doelgroep” bepaald welke onderwijseenheden en integrale toetsen ten behoeve van welke fase welk niveau en welke afstudeerrichting worden verzorgd. 8. Niet van toepassing 9. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een minor. De minor is een onderdeel van de postpropedeutische fase. 2
Onder beroepsbekwaam wordt mede verstaan het niveau van de startbekwame beroepsbeoefenaar. 34
10. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutische examen; b. het afsluitend examen oftewel bachelorexamen. Artikel 3.3 Major 1. De major is het deel van de opleiding dat is gericht op het verwerven van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau. 2. De voorgeschreven beroepstaken voor de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau zijn als zodanig beschreven in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding. Artikel 3.4 Minor 1. De minor is het deel van de postpropedeutische fase van de opleiding dat is gericht op het verdiepen of verbreden van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau. 2. De minor is een gecertificeerde HAN minor of een vrije minor. 3. De student die een minor gaat volgen dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen van de examencommissie. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij de aanvraag tot toestemming en adviseert de examencommissie bij de beslissing op aanvraag. 4. Een vrije minor is een minor die een student: a. bij een andere onderwijsinstelling volgt of; b. heeft samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling. 5. De examencommissie beoordeelt ter toestemming of de minor past binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlapt met de major, het juiste niveau heeft om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling in de minor voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval de vrije minor door de student is samengesteld, of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 6. Toestemming door de examencommissie als bedoeld in de leden 3 en 5 van dit artikel houdt tevens in dat de aan de minor verbonden examinatoren als zodanig zijn aangewezen als examinator van de opleiding. 7. Onverkort het bepaalde in de vorige leden valt de ontwikkeling, verzorging en kwaliteitsborging van de volgende gecertificeerde HAN minoren en de daartoe behorende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast onder de taakstelling en verantwoordelijkheid van de directie en examencommissie van de opleiding: a. Minor Ruimte voor 21ste eeuws talent (30 studiepunten) b. Minor Special Educational Needs (30 studiepunten) c. Minor Vernieuwingsonderwijs (3 OWE’s) i. OWE 1 Oriëntatie op vernieuwingsonderwijs (7,5 studiepunten) ii. OWE 2 Verdieping/verbreding op vernieuwingsonderwijs: Praktijkonderzoek op een vernieuwingsschool (15 studiepunten) iii. OWE 3 Ik als onderwijsvernieuwer (7,5 studiepunten) d. Minor VMBO (2 OWE’s) i. OWE 1 Schoolorganisatie, klas en leerling (15 studiepunten) ii. OWE 2 Specialisatie vak- en leergebied (15 studiepunten) e. Minor Kunst en Cultuur (30 studiepunten) f. Minor Leiderschap in het onderwijs (2 OWE’s) i. OWE 1 Denkkracht (15 studiepunten) ii. OWE 2 Daadkracht (15 studiepunten) g. Minor Leren voor het leven (4 OWE’s) i. OWE 1 Religie in een pluriforme samenleving (7,5 studiepunten) ii. OWE 2 Spiritualiteit: begeleiden met hart en ziel (7,5 studiepunten) iii. OWE 3 Filosofie (7,5 studiepunten) 35
8. 9.
iv. OWE 4 Praktijkdeel religie, spiritualiteit of filosofie (7,5 studiepunten) h. Minor Specialist Bewegingsonderwijs groep 3 t/m 8 (30 studiepunten) i. Minor Onderwijs in Internationaal Perspectief (4 OWE’s naar keuze) i. OWE Dutch Culture and Society (7,5 studiepunten) ii. OWE Classroom of Diversity (7,5 studiepunten) iii. OWE Global Understanding (7,5 studiepunten) iv. OWE Voorbereiding ( v. OWE Studiereis Turkije (7,5 studiepunten) vi. OWE Studiereis Marokko (7,5 studiepunten) vii. OWE Exploring the (Far) East: religion, society and arts (7,5 studiepunten) viii. OWE Rethinking education (7,5 studiepunten) ix. OWE Social Responsibility in Education (7,5 studiepunten) x. OWE Global Citizenship (7,5 studiepunten) xi. OWE Performance arts (7,5 studiepunten). Voor een beschrijving van de minoren zie hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 7 en aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt conform lid 8 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden en tentamens van de minoren verzorgd door de opleidingen in voorgaande studiejaren die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling.
Artikel 3.5 Studielast, studiepunten en studieduur 1. De studielast van een opleiding en een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. 2. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studielast. 3. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten. 4. De propedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op het niveau van kernfasebekwaam, heeft een studielast van 60 studiepunten. 5. De postpropedeutische fase van de opleiding, omvattende de niveaus van afstudeerfasebekwaam en beroepsbekwaam, heeft een studielast van 180 studiepunten. 6. Het eerste deel van de postpropedeutische fase, de kernfase, dat wordt afgesloten op het niveau van afstudeerfasebekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 90 studiepunten. 7. Het tweede deel van de postpropedeutische fase, de afstudeerfase, dat wordt afgesloten op het niveau van beroepsbekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 60 studiepunten. 8. De major heeft een studielast van 210 studiepunten. 9. De minor, die wordt afgesloten op het niveau van afstudeerbekwaam of beroepsbekwaam, heeft een studielast van 30 studiepunten. 10. Een opleiding is zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar is gebaseerd. 11. Een afstudeerrichting wordt afgesloten op het niveau van beroepsbekwaam. Een afstudeerrichting is onderdeel van de major. De afstudeerrichting Oudere kind en de afstudeerrichting Jonge kind hebben ieder in het studieprogramma op de locatie Arnhem een studielast van 90 studiepunten. De afstudeerrichting Oudere kind en de afstudeerrichting Jonge kind hebben ieder in het studieprogramma op de locatie Nijmegen een studielast van 82,5 studiepunten. De afstudeerrichting ALPO heeft een studielast van 150 studiepunten. 12. De regulier geprogrammeerde studieduur van de deeltijdse inrichtingsvorm van de opleiding bedraagt 4 studiejaren. De jaarlijkse studielast van de deeltijdopleiding bedraagt 60 studiepunten. De geprogrammeerde studielast van de deeltijdse inrichtingsvorm van de opleiding met een versneld programma bedraagt 2,5 studiejaren. De jaarlijkse studielast van deze opleiding bedraagt 96 studiepunten. 13. De feitelijk geprogrammeerde studieduur van het deeltijdse inrichtingsvorm van de opleiding met de bijzondere eigenschap van versneld als bedoeld in artikel 3.1 lid 4 bedraagt 2,5 studiejaren. Artikel 3.6 Studielast duale opleiding 36
Niet van toepassing Artikel 3.7 Uitbreiding studielast 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 heeft de student additioneel de mogelijkheid zich te verbreden en/of te verdiepen door meer dan 240 studiepunten voor zijn opleiding te behalen. Dit is mogelijk door: a. een of meer extra HAN-minoren te volgen, b. een of meer extra HAN-onderwijseenheden te volgen en/of c. een HAN-honoursprogramma te volgen. 2. In alle bovengenoemde gevallen dient de student vooraf toestemming te vragen aan en te krijgen van de examencommissie. De examencommissie beoordeelt of de in lid 1 sub a, b of c bedoelde minoren en onderwijseenheden passen binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlappen met de opleiding, het juiste niveau hebben om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval het een vrije minor betreft die door de student is samengesteld of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 3. Toestemming voor een honoursprogramma als bedoeld in lid 1 sub c. kan slechts worden verleend indien de student voldoet aan de selectiecriteria van het betreffende honoursprogramma. 4. Voor het volgen van een uitbreiding zoals bedoeld in lid 1 kan slechts toestemming worden verleend indien de student geen studievertraging heeft opgelopen en de feitelijke studieduur van de opleiding voor deze student naar verwachting vanwege de uitbreiding met niet meer dan zes maanden de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding zal overschrijden. Artikel 3.8 Beroepstaken, onderwijseenheden en competenties 1. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden. 2. In de opleiding worden beroepstaken geleerd die een startbekwame beroepsbeoefenaar moet kunnen uitvoeren. Een of meer van deze beroepstaken zijn gerelateerd aan onderwijseenheden. 3. De inhoud van een onderwijseenheid richt zich op een aantal samenhangende competenties. 4. Een onderwijseenheid heeft een studielast van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten. Daarnaast kunnen er, uitsluitend in het programma zoals dat wordt uitgevoerd in het ALPO traject, onderwijseenheden zijn met een studielast van 1,5; 3, 4 en 6 studiepunten. Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleiding Artikel 4.1 Samenstelling propedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en de integrale toets in de propedeutische fase. 2. Hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toets als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en aan integrale toetsen worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regeling. 4. Voor studenten die in 2014-2015, of eerder, waren ingeschreven voor de propedeutische fase van het nominale voltijds- en deeltijdsprogramma van de opleiding geldt dat de drie toetsen Oriëntatie op jezelf en de wereld, OJW (Mens en wereld) onderdeel zijn van het propedeutisch examen. Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding Artikel 5.1 Studieadvies propedeutische fase
37
1. Uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van de opleiding ontvangt iedere student van de instituutsdirecteur een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. 2. Niet van toepassing 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan aan de student een studieadvies uitgebracht worden zolang hij het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd. 4. Het studieadvies als bedoeld in lid 1, 2 en 3 is positief of negatief. Artikel 5.2 Voorlopig studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding, zo mogelijk vooreerst aan het eind van de vijfde maand van inschrijving en indien nodig volgend op een eerder gegeven studieadvies, ontvangt iedere student met op dat moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student: - aan het einde van de tweede onderwijsperiode * niet ten minste 22,5 studiepunten conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen studiepunten heeft behaald en/of de rekentoets (Wiscat) niet met goed gevolg heeft afgelegd en/of de taaltoets (landelijke CITO-toets) niet met goed gevolg heeft afgelegd; * voor studenten die het ALPO traject volgen: niet ten minste 15 studiepunten conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen studiepunten heeft behaald en/of de rekentoets (Wiscat) niet met goed gevolg heeft afgelegd en/of de taaltoets (landelijke CITO-toets) niet met goed gevolg heeft afgelegd of - aan het einde van de derde onderwijsperiode niet ten minste 30 studiepunten conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen studiepunten heeft behaald en/of de rekentoets (Wiscat) niet met goed gevolg heeft afgelegd en/of de taaltoets (landelijke CITO-toets) niet met goed gevolg heeft afgelegd, of - aan het einde van het eerste jaar van inschrijving niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen studiepunten heeft behaald. 3. Niet van toepassing. 4. Tot het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding 45 studiepunten of meer conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut heeft behaald en de rekentoets (Wiscat) met goed gevolg heeft afgelegd en de taaltoets (landelijke CITOtoets) met goed gevolg heeft afgelegd, maar nog niet het propedeutisch examen, heeft behaald. Artikel 5.3 Definitief studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten heeft behaald en/of de rekentoets (Wiscat) niet met goed gevolg heeft afgelegd en/of de taaltoets (landelijke CITO-toets) niet met goed gevolg heeft afgelegd, tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. 2. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 5. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. 38
Artikel 5.4 Voorlopig Studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Gaandeweg het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding ontvangt iedere student met op enig moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is en aan wie nog niet eerder in het betreffende studiejaar een voorlopig negatief advies is uitgebracht van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Niet van toepassing 3. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies als bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student niet alle na het eerste jaar van inschrijving resterende op dat moment volgens het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten vanwege met goed gevolg afgelegde tentamens en integrale toetsen heeft behaald 4. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief studieadvies kregen. Artikel 5.5 Definitief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding het propedeutisch examen niet heeft gehaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. 2. Aan een negatief studieadvies, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 of 5.4 minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief studieadvies kregen. 6. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. Artikel 5.6 Persoonlijke omstandigheden 1. Onder persoonlijke omstandigheden als bedoeld in de leden 1 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitsluitend verstaan a. ziekte van de student, b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student, c. zwangerschap van de studente, d. bijzondere familieomstandigheden en e. lidmaatschap van medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie. f. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit. 2. Zodra één of meer persoonlijke omstandigheden als bedoeld in het vorige lid zich voordoen, stelt de student zijn studieloopbaanbegeleider onverwijld hiervan in kennis.
39
3.
Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden dan kan de instituutsdirecteur in afwijking van de artikelen 5.3 en 5.5 separate besluiten nemen waarbij in ieder geval wordt besloten binnen welke termijn de student aan de gestelde eisen zoals bedoeld in artikel 5.3 en 5.5 moet voldoen.
Artikel 5.7 Het recht gehoord te worden Voordat een negatief studieadvies waaraan een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd is verbonden als bedoeld in de leden 2 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitgebracht, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en integrale toetsen in de postpropedeutische fase. 2. Hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toetsen als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en integrale toetsen worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 2 van deze regeling. 4. Niet van toepassing. 5. Voor de landelijke kennistoetsen geldt de regeling zoals verwoordt in artikel 7b.1 van deze regeling. Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding Artikel 7.1 (Deel)tentamen en integrale (deel)toets 1. Een tentamen is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij een onderwijseenheid. Het tentamen omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 2. Een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen. De integrale toets omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. Aan iedere onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. Het tentamen is behaald als het met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltentamens met goed gevolg zijn afgelegd, tenzij in hoofdstuk 2, 3, 4 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut in de gegevens van de onderwijseenheid waartoe het betreffende tentamen behoort bij “tentaminering” een compensatieregeling is opgenomen met betrekking tot de resultaten van de deeltentamens. 4. Op ieder niveau als bedoeld in artikel 3.2 lid 2 wordt met betrekking tot een of meer beroepstaken een integrale toets afgenomen. 5. Een integrale toets is aan een of meerdere onderwijseenheden verbonden. Een integrale toets kan bestaan uit deeltoetsen. De integrale toets is behaald als deze met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltoetsen met goed gevolg zijn afgelegd. 6. Het volledige toetsprogramma van de opleidingen in tentamens en integrale toetsen, is qua inhoud, vorm en samenhang beschreven in de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 7. In het toetsprogramma als bedoeld in het vorige lid is vastgelegd of en in hoeverre een of meerdere (deel)tentamens als bedoeld in de leden 1 en 3 gelden als een of meerdere integrale (deel)toetsen. 8. De examinator drukt de kwalificatie van een tentamen of een integrale toets uit in een cijfer. 9. Indien een tentamen of integrale toets bestaat uit deeltentamens respectievelijk deeltoetsen kunnen de kwalificaties van deze deeltentamens respectievelijk deeltoetsen zowel worden uitgedrukt in een cijfer als in de kwalificatie ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’.
40
10. De kwalificatie van een tentamen, niet zijnde een deeltentamen, of integrale toets, niet zijnde een deeltoets, wordt uitgedrukt in een van de volgende cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. Een 6 of hoger betekent dat de kandidaat voor het tentamen of voor de integrale toets is geslaagd; een 5 of lager betekent dat de kandidaat voor het tentamen of integrale toets niet is geslaagd. 11. Cijfers met de decimaal …,1; …,2; …,3; …,4 worden tot hele cijfers afgerond naar beneden. Cijfers met de decimaal …,5…,6; …,7; …,8; …9 worden tot hele cijfers afgerond naar boven. Een cijfer voor een deeltentamen of deeltoets wordt niet afgerond tot een heel cijfer, maar tot een cijfer met 1 decimaal. Cijfers met de tweede decimaal …,1 …,2…,3 …,4 worden tot 1 decimaal afgerond naar beneden. Cijfers met de tweede decimaal …,.5…,.6; …,.7; …,.8; …,.9 worden tot 1 decimaal afgerond naar boven. 12. De laatst behaalde kwalificatie voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets geldt als definitieve kwalificatie. 13. Indien de student een voldoende heeft behaald voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets, mag hij niet meer deelnemen aan hetzelfde (deel)tentamen of dezelfde integrale (deel)toets. 14 In afwijking van lid 8 en lid 10 kan in de volgende gevallen in plaats van een cijfer de kwalificatie voldaan/niet voldaan worden gegeven: a. indien een onderwijseenheid bestaat uit meerdere deeltentamens en de kwalificatie van één of meerdere deeltentamens uitgedrukt is met de kwalificatie ‘voldaan’ én vrijstelling is verleend voor het behalen van een of meerdere deeltentamens zonder dat de kwalificatie van de deeltentamens uitgedrukt is in een cijfer. b. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een buitenlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10. c. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een andere Nederlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10. Artikel 7.2 Volgorde (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Voor deelname aan tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase geldt als eis het bezit van het propedeutisch getuigschrift van de opleiding van de HAN of van een andere instelling voor hoger onderwijs of het bezit van een door de instituutsdirecteur verleende vrijstelling daarvan. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de examencommissie op verzoek van de student toestemming verlenen tot het afleggen van tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase nog voordat het propedeutisch examen is behaald. 3. Indien dit in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsinstituut bij de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij “ingangseisen” wordt bepaald, is het met goed gevolg afgelegd hebben van een of meer benoemde tentamens en/of integrale toetsen een voorwaarde voor het mogen afleggen van het aan die onderwijseenheid verbonden tentamen. Voor de landelijke kennistoetsen gelden naast de in hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding beschreven ingangseisen, de voorwaarden voor deelname zoals beschreven in artikel 7b.1 van deze regeling. Artikel 7.2a Onderwijseenheden met een aanwezigheidsverplichting 1. Indien dit in hoofdstuk 2, 3 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding bij gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij “ingangseisen”, “beoordelingscriteria” en/of tentaminering” van een onderwijseenheid wordt bepaald, dient de student deelgenomen te hebben aan (onderdelen van) het onderwijs binnen die onderwijseenheid om toegelaten te kunnen worden tot het afleggen van een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets in die onderwijseenheid. 2. De examencommissie kan op verzoek van de student vrijstelling van de in lid 1 bedoelde verplichting verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. Artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een (deel)tentamen in een onderwijseenheid af te leggen.
41
Voor de landelijke kennistoetsen zijn in artikel 7b.1 van deze regeling nadere regels gesteld over het aantal gelegenheden per studiejaar. 2. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een integrale (deel)toets af te leggen. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid alsook van artikel 7.1 lid 13 kan de examencommissie beslissen dat de student een extra gelegenheid heeft tot het afleggen van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets. Daartoe dient de examencommissie tijdig een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van de student te ontvangen. De examencommissie draagt er zorg voor dat de betreffende examinatoren en student tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden over haar besluit. Artikel 7.3.a Frequentie van de rekentoets (Wiscat) en de taaltoets (landelijke CITO-toets). 1. De student kan in zijn eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase drie toetskansen op de rekentoets (Wiscat) benutten en drie toetskansen op de taaltoets (landelijke CITO-toets). 2. Een toetskans welke is benut voorafgaand aan het studiejaar, op grond van een afspraak tussen de HAN en een instelling voor mbo of vo, geldt als één van de drie toetskansen als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Artikel 7.3.b Frequentie van de toetsen Oriëntatie op jezelf en de wereld, OJW (Mens en wereld). 1. Dit artikel is van toepassing op studenten die de propedeutische fase eerder dan 1 september 2015 zijn gestart en het propedeutisch examen niet met goed gevolg hebben afgelegd. 2. De student kan in zijn eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase drie toetskansen op de toets OJW Aardrijkskunde benutten, drie toetskansen op de toets OJW Geschiedenis benutten en drie toetskansen op de toets OJW Natuuronderwijs en techniek benutten. 3. De student kan in zijn tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase twee toetskansen op de toets OJW Aardrijkskunde benutten, twee toetskansen op de toets OJW Geschiedenis benutten en twee toetskansen op de toets OJW Natuuronderwijs en techniek benutten. Artikel 7.4 Vorm van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen worden in de vormen afgelegd als bepaald in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding bij de gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen bij “tentaminering”, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen. 2. De opleiding hanteert de volgende vormen voor (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen a. schriftelijk b. mondeling Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving onvoldoende bewijs heeft voor het verkrijgen van vrijstellingen voor tentamens maar niettemin beschikt over de competenties voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden, alsook de student die daar voldoende bewijs voor heeft maar geen regulier tentamen wenst te doen, kan de examencommissie verzoeken om in aanmerking te komen voor leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen. 2. Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen kunnen bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding worden afgelegd zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheden waaraan deze tentamens regulier verbonden zijn respectievelijk waarin inzicht in samenhang tussen de desbetreffende beroepstaken geleerd wordt. 3. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek als bedoeld in lid 1 en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en de overige direct bij uitvoering van het besluit betrokken medewerkers. 4. In het besluit als bedoeld in het vorige lid worden tevens de examinatoren aangewezen en de toetsvormen bepaald en/of wordt bepaald dat deze (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma worden afgelegd. 42
Artikel 7.5 Het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen door studenten met handicap of chronische ziekte. De examencommissie stelt de student met een handicap of chronische ziekte op diens verzoek in de gelegenheid (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn functiebeperking(en), een en ander conform wat is bepaald in het instellingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Artikel 7.6 Openbaarheid mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen zijn in beginsel openbaar. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen de openbaarheid begrenzen of niet toestaan. Artikel 7.7 Bekendmaking uitslag tentamen en uitslag integrale toets 1. De uitslag van een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale (deel)toets wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de student, doch uiterlijk binnen vijf werkdagen. De bekendmaking van de uitslagen van de tentamens van de landelijke kennistoetsen is geregeld in artikel 7b.1 van deze regeling. 2. De examinator stelt de uitslag van een niet mondeling afgenomen (deel)tentamen of een niet mondeling afgenomen integrale (deel)toets vast en draagt zorg voor de invoering in het studentinformatiesysteem va de HAN binnen 15 werkdagen na de dag waarop het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets is afgelegd. 3. Op verzoek van de student deelt de examinator hem de uitslag van het (deel)tentamen of de uitslag van de integrale (deel)toets schriftelijk mee. Artikel 7.8 Inzagerecht De student kan binnen 20 werkdagen na de datum waarop hem de uitslag van het schriftelijke (deel)tentamen, respectievelijk de schriftelijke integrale (deel)toets bekend is gemaakt, inzage krijgen in zijn beoordeeld werk, vragen en opdrachten en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. De inzage in de landelijke kennistoetsen is geregeld in artikel 7b.1 van deze regeling. Artikel 7.9 Vrijstelling van (deel)tentamens en integrale (deel) toetsen 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantoonbaar de competenties voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden beheerst, kan de examencommissie een verzoek doen tot verlening van vrijstelling van het afleggen van een of meerdere (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen betrekking hebbend op de onderwijseenheid of onderwijseenheden waarin deze competenties en beroepstaken geleerd worden. 2. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en overige direct bij het besluit betrokken medewerkers. 3. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs opgedane kennis en vaardigheden. Bij de beoordeling van het verzoek als bedoeld in lid 1 hanteert de examencommissie de beoordelingscriteria die volgen uit en zijn vastgelegd bij ‘beroepstaak/beroepstaken’, ‘centrale beroepstaak’, ‘beroepsproducten’, ‘competenties’ ‘tentaminering’ van de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding ten behoeve van de (deel)tentamens respectievelijk integrale (deel)toetsen in de met betrekking tot de aangevraagde vrijstelling van belang zijnde onderwijseenheden. 4. De examencommissie kan met goed gevolg afgelegde tentamens of getuigschriften van andere opleidingen, officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en 43
5. 6. 7.
competentiemetingen afgenomen onder de eigen verantwoordelijkheid alsook welomschreven werkervaring gemotiveerd aanwijzen als grond voor één of meer vrijstellingen. De tweede volzin uit het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing. Vrijstellingen op basis van aanwijzingsbesluiten als bedoeld in het vorige lid leiden tot verkorte programma’s voor specifieke doelgroepen als opgenomen in hoofdstuk 4 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Besluiten genomen door de examencommissie als in lid 4 gelden voor één studiejaar. Deze besluiten worden jaarlijks herzien. De kwalificatie van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets waarvan vrijstelling is verleend, wordt uitgedrukt als ‘vrijstelling’ en niet als een cijfer van beoordeling zoals bedoeld in artikel 7.1.
Artikel 7.10 Het propedeutisch examen 1. A. Geldend voor studenten die de propedeutische fase eerder dan september 2015 zijn aangevangen: Het propedeutisch examen is gehaald indien: - alle tentamens en de integrale toets met betrekking tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding en, - de rekentoets (Wiscat) en taaltoets (landelijke CITO-toets) en, - de toetsen Mens en Wereld, te weten de toets OJW Aardrijkskunde, de toets OJW Geschiedenis en de toets OJW Natuuronderwijs en techniek, naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. B. Geldend voor studenten die de propedeutische fase op of na 1 september 2015 zijn aangevangen: Het propedeutisch examen is gehaald indien: - alle tentamens en de integrale toets met betrekking tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding en, - de rekentoets (Wiscat) en taaltoets (landelijke CITO-toets), naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie “voldaan” zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling van toepassing is, als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. 3. Het propedeutisch examen is cum laude gehaald indien alle tentamens en de integrale toets m.b.t. de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 30 studiepunten in totaal aan vrijstellingen hiervan is verleend, inclusief het behalen van de kwalificatie “voldaan” als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Artikel 7.11 Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen 1. A. Geldend tot 1 december 2015 voor studenten die zijn ingestroomd in de opleiding voor 1 september 2011: Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd, uitgezonderd de landelijke kennistoetsen als bedoeld in artikel 7b.1. B. Geldend vanaf 1 december 2015 voor studenten die zijn ingestroomd in de opleiding voor 1 september 2011: Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding waaronder de landelijke 44
2.
3.
4.
kennistoetsen als bedoeld in artikel 7b.1 naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. C. Geldend voor studenten die zijn ingestroomd in de opleiding op of na 1 september 2011: Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding waaronder de landelijke kennistoetsen als bedoeld in artikel 7b.1 naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie voldaan zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 van toepassing is, als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is met genoegen gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding met de kwalificatie 7 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend, inclusief het behalen van de kwalificatie “voldaan” als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat met genoegen worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is cum laude gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend, inclusief het behalen van de kwalificatie “voldaan” als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen
Artikel 7.11 a Externe toezichthouder 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt één of meerdere externe toezichthouders benoemd. 2. Een extern toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over c.q. toezicht te houden op de kwaliteit van het examen. 3. De taken, competenties en positie van de externe toezichthouders zijn nader uitgewerkt in de door de faculteitsdirecteur vastgelegde regeling externe toezichthouders. Artikel 7.12 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen 1. Binnen 15 werkdagen na een tentamen of integrale toets, kan de student via het studentinformatiesysteem van de HAN een cijferlijst waarin het resultaat van dit tentamen of deze integrale toets is opgenomen inzien en printen. Deze uitdraai geldt binnen de HAN als officieel bewijsstuk. Indien de student dit wenst, kan hij van de examinator(en) een door hem of haar ondertekend tentamenbriefje uitgereikt krijgen. 2. Op het bewijsstuk als bedoeld in het vorige lid staan de behaalde kwalificaties met betrekking tot de tentamens en integrale toetsen, de daarbij behorende onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding vermeld. 3. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie, nadat de instituutsdirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan, een getuigschrift uitgereikt. 4. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken nog niet daartoe over te gaan. 5. Een verzoek zoals bedoeld in lid 4 wordt slechts ingewilligd indien: a. De student op grond van artikel 3.7 toestemming heeft gekregen een of meer extra minoren en/of een of meer extra onderwijseenheden te volgen. b. de student het verzoek indient gedurende het lopende studiejaar. Verzoeken voor opschorting van het uitreiken van een getuigschrift waarbij de termijn van opschorting betrekking heeft op een nieuw studiejaar, worden niet toegekend tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld onder sub a. 45
6. 7.
Degene die geslaagd is voor het afsluitend examen krijgt een Engelstalig diplomasupplement uitgereikt. Degene die meer dan een tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het derde lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen die door hem met goed gevolg zijn afgelegd, de beoordelingskwalificaties en studiepunten zijn vermeld. Indien het tentamens of integrale toetsen met betrekking tot additioneel onderwijs als bedoeld in artikel 3.7 lid 1 betreffen, worden eveneens de daarmee corresponderende onderwijseenheden vermeld.
Artikel 7.13 Graad 1. De examencommissie, hiertoe gemandateerd door het College van Bestuur, verleent bij vaststellingsbesluit dat de kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de bacheloropleiding als bedoeld in lid 1 van de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad Bachelor of Education. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het afsluitend examen vermeld. 3. Niet van toepassing Paragraaf 7a Schakelprogramma’s Artikel 7a.1 Ondersteuning en omvang schakelprogramma’s Niet van toepassing. Paragraaf 7b Artikel 7b.1 Eisen basiskennis
Onderwijs- en examenregeling Landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen Studiejaar 2015-2016 Onderdeel 1 (Algemeen: geldt voor tweedegraads lerarenopleidingen en pabo)
Inleiding landelijke kennisbases en kennistoets lerarenopleidingen In 2008 hebben de hogescholen met lerarenopleidingen met de staatssecretaris van OCW de Meerjarenafspraak Krachtig Meesterschap afgesloten. In die overeenkomst staat het verhogen van de kwaliteit van de lerarenopleidingen centraal. Zoals afgesproken in de Meerjarenafspraak heeft elke lerarenopleiding een kennisbasis opgesteld die in een ‘landelijk examen’ wordt getoetst. Vanaf het studiejaar 2013-2014 zijn de landelijke kennistoetsen voor deze opleidingen en de genoemde pabovakken een verplicht onderdeel van de hoofdfase geworden. Aan iedere landelijke kennistoets is één studiepunt verbonden. Elke student van een lerarenopleiding, tweedegraads of pabo, moet geslaagd zijn voor de landelijke kennistoets (tweedegraads) of landelijke kennistoetsen (pabo) voordat hij of zij gediplomeerd de opleiding kan verlaten. De hogescholen hebben de kennisbases en kennistoetsen gezamenlijk in eigen beheer ontwikkeld. Er is per lerarenopleiding een landelijke kennisbasis samengesteld. De vragen van de kennistoets gaan over die kennisbasis. Tijdens de opleiding wordt deze kennisbasis behandeld. De opleiding bereidt de student voor op de kennistoets(en). Meer informatie over de landelijke kennisbasis en de landelijke kennistoets lerarenopleidingen is te vinden op www.10voordeleraar.nl. Daar zijn ook de landelijke kennisbasis en een oefentoets te vinden, evenals een toetsgids per vak dat een landelijke toets kent. 46
De organisatie 10voordeleraar De organisatie 10voordeleraar is door de lerarenopleidingen belast met de organisatie van de ontwikkeling van kennisbases, toetsvragen, de digitale toets en de totstandkoming van de uitslag. De digitale toetsen worden op de hogescholen afgenomen. De organisatie 10voordeleraar en de hogescholen met lerarenopleidingen zorgen er samen voor dat de landelijke kennistoetsen objectief en betrouwbaar zijn. Om te zorgen dat studenten, bij welke hogeschool zij hun opleiding ook volgen, dezelfde kansen hebben, hanteren alle hogescholen dezelfde regels: de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen-OER. Hierin staan de relevante regels voor studenten. Voor de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen gaan de bepalingen van deze landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen OER boven de regels die gelden voor de overige toetsen van de opleiding. Om het landelijke, uniforme karakter van de landelijke kennistoets te waarborgen, volgen hogescholen de landelijke afspraken met betrekking tot deelname, de aanmelding voor de toets, de toetsafname en bekendmaking van de resultaten. Dat houdt onder andere in dat hogescholen verplicht zijn om de toetsen te plannen in de overeengekomen tijdsloten. Toetsafnames buiten de overeengekomen tijdsloten zijn niet mogelijk. Vanwege het landelijke karakter van de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen kunnen er specifieke maatregelen getroffen worden. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen (niet limitatief): 1. Er kan, op initiatief van 10voordeleraar of de betrokken hogeschool, besloten worden dat de betrokken hogeschool niet kan deelnemen aan een toetsafname. Een dergelijke maatregel kan bijvoorbeeld genomen worden als de betrokken hogeschool niet een veilige toetsafname kan garanderen. Hierover worden de studenten door de betrokken hogeschool voorafgaand aan de toetsafname geïnformeerd. Deze hogeschool kan deelnemen aan de eerstvolgende toetsafname. Studenten dienen zich hiervoor opnieuw in te schrijven; 2. Als de toetsafname op het overeengekomen tijdstip is verstoord, zal door 10voordeleraar een nieuwe datum voor deze toetsafname worden bepaald Deze nieuwe toetsafname vindt vervolgens idealiter plaats binnen de toetsweek of toetsweken van de eerder geplande toetsafname datum doch uiterlijk binnen 4 werkweken na de eerder geplande toetsafname datum. De betrokken hogeschool informeert de studenten hierover; 3. In het geval van fraude 3 met de landelijke kennistoetsen kunnen er maatregelen op landelijk niveau genomen worden. Zo kan bijvoorbeeld de toetsafname uitgesteld worden. Er wordt in dat geval een 3 In het kader van de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen wordt onder fraude in ieder geval verstaan: a. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student gebruik maakt, of gebruik heeft gemaakt van hulpmiddelen waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; b. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student kijkt of gekeken heeft naar/op/in het werk van (een) andere student(en); c. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student aanleiding/mogelijkheden heeft gegeven aan andere studenten zijn of haar werk in te zien; d. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student tijdens de toetsafname informatie geeft of heeft gegeven aan andere studenten over de inhoud en uitwerking van de landelijke kennistoets; e. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student tijdens de toetsafname onjuiste of valse informatie geeft of heeft gegeven over zijn of haar identiteit; f. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student zich door iemand anders heeft laten vertegenwoordigen; g. het zich voor de datum of het tijdstip waarop de toetsafname zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de vragen of opgaven van de desbetreffende kennistoets.
47
nieuw toetsmoment gepland, uiterlijk binnen 4 werkweken na de eerder geplande toetsafname datum. De betrokken hogeschool informeert de studenten hierover; 4. Er kan besloten worden dat, bijvoorbeeld bij identiteitsfraude (een student heeft deelgenomen onder een andere naam dan die van de student zelf) de uitslag van de landelijke kennistoets niet wordt verstrekt. Het besluit daartoe wordt uiterlijk 5 werkweken na de datum van de toetsafname genomen. De betrokken hogeschool informeert de student(en) hierover; 5. Indien er bij studenten fraude wordt geconstateerd, is de examencommissie van de lerarenopleiding in kwestie bevoegd maatregelen te nemen jegens de betrokken student. Regels voor aanmelding, deelname en uitslag 1. Een student meldt zich bij de eigen opleiding digitaal aan voor deelname aan de kennistoets en ontvangt daarvan een bevestiging. 2. In het geval een aangemelde student niet deelneemt aan de toets dan geldt de aanmelding als een toetsdeelname en kan de hogeschool administratiekosten in rekening brengen. 3. De landelijke kennistoetsen worden op de hogeschool en alleen in digitale vorm afgenomen. Voor studenten met een handicap of chronische ziekte waardoor het afleggen van de toets onder de standaardafnamecondities duidelijk negatief wordt beïnvloed, kan de examencommissie verzoeken de tijdsduur van de toetsafname te verlengen. De lettergrootte en het contrast van het beeldscherm kunnen vergroot worden. Het verzoek tot tijdsduurverlenging moet door de examencommissie gelijktijdig met de aanmelding ingediend worden. 4. De geldigheidsduur van de uitslag van de digitale landelijke kennistoetsen is bepaald op vijf jaar nadat de uitslag is opgenomen in de studentenadministratie van de hogeschool. Binnen deze periode gelden behaalde resultaten bij overstap ook op een andere hogeschool. 5. De opleiding ontvangt van 10voordeleraar 21 werkdagen na afloop van de toetsperiode een overzicht van de resultaten (inclusief een cijferlijst) van de studenten die hebben deelgenomen aan de toets. De opleiding deelt de student het behaalde cijfer mee uiterlijk drie werkdagen nadat de hogeschool het overzicht van de resultaten van 10voordeleraar heeft ontvangen . 10voordeleraar hanteert voor het bepalen van wat werkdagen en vakantieweken zijn het schoolvakantieoverzicht, zoals dat jaarlijks wordt gepubliceerd op de website van de rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/schoolvakanties/. 6. Nadat de uitslag van een landelijke kennistoets bekend is gemaakt, kunnen studenten die hun toets willen inzien zich aanmelden op de website www.10voordeleraar.nl. De inzage vindt plaats op een locatie die door 10voordeleraar wordt vastgesteld. Bij de inzage is er geen inhoudelijke toelichting. De reiskosten voor de inzage komen voor rekening van de student. 7. Beroep: Studenten kunnen tegen de uitslag van de toets beroep aantekenen. Dat moet binnen twee weken nadat de landelijke inzage periode is afgelopen, bij de ‘toegankelijke faciliteit’ (ook wel ‘Loket’ of ‘Klachtenloket’ genoemd) van de eigen hogeschool conform de procedures en reglementen van de eigen opleiding. Regels voor de toetsafname Bij de afname van de landelijke kennistoets gelden de volgende regels: 1. Studenten moeten zich legitimeren door middel van een geldige collegekaart in combinatie met een rijbewijs, paspoort of identiteitskaart. Alleen in het geval een hogeschool bij de identificatie van haar studenten geen collegekaart-systeem hanteert, volstaat een rijbewijs, paspoort of identiteitskaart voor legitimatie. Jassen, tassen, horloges, telefoons en andere middelen waarmee elektronische informatieoverdracht mogelijk is, moeten buiten het toetslokaal blijven, of vóór in de toetsruimte. 2. De surveillanten delen nadat de student achter de pc is gaan zitten aan elke student zijn/haar inlogbrief uit. Deze inlogbrief bevat een unieke inlognaam (deelnemer ID), een uniek wachtwoord en de URL voor de toets. Deelnemen onder een andere identiteit / inlognaam is niet toegestaan. 48
3. Studenten moeten minimaal 30 minuten blijven zitten alvorens ze de toetsruimte mogen verlaten. De toets moet in alle gevallen afgerond worden vóór het voor de toets vastgestelde eindtijdstip. 4. Studenten mogen geen andere dan de toegestane hulpmiddelen gebruiken. De toegestane hulpmiddelen staan vermeld in de toetsgids van de landelijke kennistoets. 5. Bij het afsluiten van de toets moet de student de toets daadwerkelijk afsluiten (knop ‘toets beëindigen’) en uitloggen. De inlogcode, het kladpapier en eventueel andere uitgereikte hulpmiddelen moeten weer ingeleverd worden. 6. Studenten mogen niets meenemen waarop informatie over de vragen staat. 7. Alle gangbare regels van het tentamenreglement van de hogeschool zijn van toepassing voor zover ze niet in strijd zijn met deze regels voor de landelijke kennistoetsen.
Onderwijs- en examenregeling Landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen Studiejaar 2015-2016 Onderdeel 1b (Specifiek: geldt voor pabo’s) Vooraf: 1. Voor de Pabo vakken rekenen-wiskunde en Nederlandse taal geldt het volgende: de vakdidactische en vakinhoudelijke kennis waarover de startbekwame docent moet beschikken is vastgelegd in de kennisbases die landelijk zijn overeengekomen. 2. Per studiejaar zijn er vier toetsrondes. Deelname aan minimaal twee toetsrondes is voor alle pabo’s verplicht. Toetsdata worden voor aanvang van het studiejaar gepubliceerd. Artikel 1 Voor de vakken rekenen-wiskunde en Nederlandse taal geldt dat een landelijke kennistoets onderdeel uitmaakt van de opleiding. Aan iedere kennistoets is één studiepunt verbonden. 4 Artikel 2 Aan deze toets moeten alle studenten en cursisten meedoen die vanaf het studiejaar 2011-2012 ingestroomd zijn. Artikel 3 Er kan pas deelgenomen worden aan de digitale landelijke kennistoets als de student: 1a. de propedeuse heeft behaald en; 1b. alle onderdelen uit de kennisbasis beheerst en zich (voor nominale voltijd- en deeltijdstudenten) in het derde studiejaar bevindt. 2a. Opleidingen kunnen van artikel 3 lid 1 b) afwijken, indien kan worden aangetoond dat nominale voltijden deeltijdstudenten alle studiepunten die betrekking hebben op de kennisbasis, met uitzondering van het studiepunt voor de landelijke kennistoets, hebben behaald, en deze studiepunten in het cijferregistratiesysteem van de studentenadministratie zijn verwerkt. 2b. Nominale voltijd- en deeltijdstudenten die door de opleiding overeenkomstig artikel 3 lid 2 a) in het tweede studiejaar worden aangemeld, kunnen eenmalig deelnemen aan de toetsperiode in juni. Voor hen wordt geen tweede toetsdeelname voor deze landelijke kennistoets aangeboden in de periode juni-september. De eerstvolgende landelijke kennistoets van het volgende studiejaar waar de student aan deelneemt, geldt als eerste toetsdeelname van dat studiejaar en niet als tweede toetsdeelname van de landelijke kennistoets van het tweede studiejaar. 3. Wanneer de opleiding geen propedeutisch examen kent, geldt lid 1a van dit artikel niet. 5 Een aantal hogescholen heeft gekozen de kennistoets deel uit te laten maken van een grotere onderwijseenheid. In deze gevallen is de kennistoets voorwaardelijk voor het behalen van die onderwijseenheid. 49
Artikel 4 De studenten vermeld in artikel 2 mogen vanaf het derde studiejaar, mits voldaan is aan de voorwaarden voor deelname zoals besteld in artikel 3, per studiejaar maximaal twee keer deelnemen aan de landelijke kennistoets. 7b.2 Landelijke rekentoets, landelijke taaltoets en toetsen Mens en Wereld. Zie de artikelen 7.3.a en 7.3.b van deze regeling. Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren Artikel 8.1 Examencommissie 1. De faculteitsdirectie stelt, op basis van een gemandateerde bevoegdheid van het instellingsbestuur, voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in. Er is een examencommissie voor de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut Pabo. 2. De examinatoren en de leden van de examencommissie hebben voldoende deskundigheid en hebben de basisscholing die wordt aangeboden door de HAN Academy of een vergelijkbare training gevolgd. 3. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die dit reglement stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden, zijnde de eindkwalificaties, die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 4. De examencommissie blijft volledig verantwoordelijk voor eventueel door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat door haar genomen mandaatbesluiten schriftelijk worden vastgelegd en worden opgenomen in een reglement examencommissie.. Een kopie van de mandaatverlening wordt naar de (faculteits)controller verzonden. Artikel 8.2 Taken en bevoegdheden examencommissie Naast de taak zoals omschreven in artikel 8.1 lid 2, heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: 1. Het borgen van de kwaliteit van tentamens, integrale toetsen en examens en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER om de uitslag van tentamens, integrale toetsen en examens te beoordelen en de uitslag vast te stellen, inclusief het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 3. Bij het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in lid 2 wordt gewerkt met protocollen voor het beoordelen van werkstukken die aansluiten bij de landelijke eisen 5. 4. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van tentamens en integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan. 5. Het beëindigen van de aanwijzing als examinator. 6. Het vaststellen van nadere regels in verband met mogelijke fraude en/of onregelmatigheden van een (aankomend) student of extraneus en de in dat verband te nemen maatregelen. 7. Het doen van voorstellen aan het College van Bestuur om de inschrijving van een student te beëindigen bij ernstige fraude. 8. Het adviseren van het College van Bestuur in verband met beëindigen van de opleiding van de student als gevolg van zijn gedraging in relatie tot toekomstige beroepsuitoefening. 9. Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en/of fraude en het zonodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform het reglement examencommissie zoals dat is vastgesteld door de examencommissie. 10. Het beslissen op vrijstellingsverzoeken van studenten en groepen van studenten en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 11. Het beslissen op het verzoek van een student om een vrije minor te volgen. 5
De landelijke eisen zijn nog niet bekend. 50
12. Het beslissen op het verzoek van een student tot een extra gelegenheid voor tot het afleggen van een tentamen of integrale toets. 13. Het beslissen op het verzoek van de student voor het afleggen van een leerwegonafhankelijk tentamen. 14. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen van het afsluitend examen kan afleggen, voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd. 15. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen in een andere vorm kan afleggen als bepaald in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut van de opleiding. 16. Studenten met een lichamelijke of zintuiglijke functiebeperking in de gelegenheid stellen op een aangepaste wijze tentamens en integrale toetsen af te leggen. 17. Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling tentamen of een mondelinge integrale toets niet openbaar te laten zijn. 18. Het uitreiken van bewijsstukken en verklaringen. 19. Het mede vorm geven aan het examenbeleid van de opleiding of groep van opleidingen. 20. Het adviseren van de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie over de OER. 21. Het uitreiken van een getuigschrift ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, nadat door het instellingbestuur is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Deze eisen zijn: • de student dient voor het verlenen van de graad ingeschreven te staan bij de HAN; • het collegegeld dient betaald te zijn; • in het studentinformatiesysteem van de HAN is definitief en formeel vastgelegd dat alle tentamens met goed gevolg zijn afgelegd. 22. Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten. 23. Het desgevraagd - aan degene die meer dan één tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW kan worden uitgereikt verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd. 24. Het uitreiken van een getuigschrift bekwaamheidsonderzoek als bewijs dat het bekwaamheidsonderzoek met goed gevolg is afgesloten in het kader van de zij-instroom in het beroep van leraar en docent. Artikel 8.3 Samenstelling examencommissie 1. De examencommissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter en een secretaris. Van deze leden is er: a. tenminste één als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort waarvoor de examencommissie is ingesteld en b. tenminste één belast met toegepast onderzoek bij/voor de opleiding of bij/voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld of tenminste één competent met betrekking tot toegepast onderzoek relevant voor de opleiding of voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld. c. tenminste één lid afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. De examencommissie kan in zijn werkzaamheden worden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. De examencommissie kan, voor aangelegenheden de dagelijkse gang van zaken van één of meer opleidingen betreffende, een dagelijkse commissie (DC) instellen. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de examencommissie en een ander lid van deze opleiding(en) en wordt - voor zover die functie wordt ingesteld - ondersteund door de ambtelijk secretaris. De dagelijkse commissie is, op basis van een algemeen mandaat, bevoegd om de lopende zaken betreffende deze opleiding(en)te regelen. Ingeval in voorkomende situaties de DC niet tot besluitvorming komt, zal op zo kort mogelijke termijn de situatie aan de examencommissie ter besluitvorming worden voorgelegd.
51
Artikel 8.4 Benoeming, schorsing, beëindiging en zittingsduur van de leden van de examencommissie 1. De faculteitsdirectie benoemt, op basis van een gemandateerde bevoegdheid van het instellingsbestuur en op voordracht van de instituutsdirectie, de leden van de examencommissie waaronder de voorzitter, de secretaris, de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend secretaris. Een en ander met inachtneming van artikel 8.3. 2. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat de examencommissie zodanig is samengesteld dat deskundigheid geborgd is op de volgende terreinen: a. relevante wettelijke kaders (WHW) en overige relevante regelingen; b. kennis van het te bereiken eindniveau van de opleiding(en) en het traject dat daarnaar leidt (curriculum); c. kwaliteitsborging en –beleid met betrekking tot examens en toetsen (gelet op rol examencommissie bij accreditatie); d. methodologisch-technische aspecten van toetsen (zoals toetsconstructie, validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie); e. toegepast onderzoek bij betreffende opleiding(en). 3. Ten behoeve van de voordracht en de benoeming van de leden van de examencommissie wordt een profielschets gehanteerd. In deze profielschets zijn eisen/criteria m.b.t. de vereiste competenties geformuleerd. 4. Ter bevordering van de onafhankelijkheid van de examencommissie kunnen faculteitsdirecteuren, instituutsdirecteuren, onderwijsmanagers, coördinatoren, docenten belast met de taak van curriculumvoorzitter, opleidingscoördinator, of personen die financiële verantwoordelijkheid dragen binnen de instelling geen deel uitmaken van de examencommissie(s) van de opleiding(en) waar(in) ze werkzaam zijn. 5. De faculteitsdirectie kan een ambtelijk secretaris, en eventueel een plaatsvervangend ambtelijk secretaris, aan de examencommissie toevoegen. 6. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een periode van één jaar. 7. Leden zijn opnieuw benoembaar. 8. Alvorens tot (her)benoeming van een lid over te gaan, hoort de faculteitsdirectie de leden van de desbetreffende examencommissie. Hierbij worden de in lid 2 en 3 van dit artikel bedoelde deskundigheidseisen/-criteria expliciet betrokken. 9. Het niet naar behoren vervullen van de taken van de examencommissie kan niet leiden tot het ontslag door de faculteitsdirectie van de leden van de examencommissie. De faculteitsdirectie kan in dat geval wel ingrijpen door een of meer leden van de examencommissie te schorsen of de benoeming als lid van de examencommissie te beëindigen. 10. Beëindiging van de benoeming van de leden van de examencommissie door de faculteitsdirectie vindt plaats: a. Na het verstrijken van de benoemingsperiode, tenzij er sprake is van herbenoeming zoals bedoeld in lid 8. b. Tussentijds op eigen verzoek, waarbij in overleg met de faculteitsdirectie een redelijke termijn wordt gehanteerd. c. Tussentijds bij besluit van de faculteitsdirectie. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld. Daarbij geeft de faculteitsdirectie aan wat de reden van het besluit is en per welke datum de beëindiging van de benoeming ingaat. Artikel 8.5 Gezamenlijk overleg faculteitsdirectie, examencommissies en instituutsdirecties 1. De faculteitsdirectie overlegt minimaal twee keer per studiejaar (gezamenlijk) ten minste met alle voorzitters van de examencommissies van de betreffende faculteit en de betrokken instituutsdirecties. 2. De agenda van het gezamenlijk overleg wordt – in overleg met de voorzitters van de examencommissies en de instituutsdirecties - bepaald door de faculteitsdirectie. Met dien verstande dat in ieder geval de jaarlijkse rapportage van de examencommissie geagendeerd wordt. 3. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat een vastgesteld verslag van het gezamenlijk overleg ter informatie wordt gestuurd naar de betreffende examencommissies en instituutsdirecties en ter beschikking wordt gesteld aan overige belangstellenden.
52
Artikel 8.6 Jaarlijkse rapportage examencommissie en faculteitsdirectie 1. De examencommissie legt jaarlijks - door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november, - verantwoording af aan de faculteitsdirectie over haar beleidsvoering. 2. Uitgaande van de wettelijke taken van de examencommissie komen daarbij in ieder geval de volgende onderwerpen in aanmerking voor opname in de rapportage: a. Vaststellen of studenten aan het eindniveau van de opleiding voldoen (uitreiking getuigschriften) b. Aanwijzing examinatoren (deskundigheid van de examinatoren vaststellen en borgen) c. Het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens (toetsbeleid) d. Het vaststellen van richtlijnen om de uitslag van tentamens te beoordelen en vast te stellen (beoordelingsnorm) e. Klachtenbehandeling f. Behandeling bezwaren (aantal beslissingen op bezwaar) g. Uitspraken college van beroep voor de examens (voor zover betrekking hebbend op de examencommissie) h. Vrijstellingen en evc’s i. Beoordeling van programma’s op maat van individuele studenten j. Fraude bij tentamens (aantal gevallen, genomen maatregelen) k. Betrokkenheid bij accreditaties l. Samenstelling van de examencommissie (nieuwe benoemingen en beëindigingen van lidmaatschap) m. Hantering profielschetsen n. Gevolgde deskundigheidsbevordering door leden o. De vastlegging van de besluiten van de examencommissie p. Hantering Handreiking examencommissies 3. De betrokken instituutsdirectie(s) ontvangt (ontvangen) de rapportage van de examencommissie in afschrift. 4. De faculteitsdirectie rapporteert jaarlijks in de maand december schriftelijk aan het College van Bestuur over de gang van zaken met betrekking tot de examencommissie. Daarbij wordt de rapportage zoals bedoeld in lid 1 voorzien van zijn reactie op onder meer de daarin opgenomen aandachts- en verbeterpunten, ook in relatie tot de vorige (jaar)rapportage. Voorts rapporteert hij over zijn rol bij het benoemingsbeleid (o.a. borging van deskundigheid, onafhankelijkheid en profiel) en de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan het beleid betreffende de inzet van externe deskundigen en zijn reactie op de wijze waarop de examencommissie functioneert volgens de instituutsdirecteur. 5. De instituutsdirectie ziet toe op een goed functioneren van de examencommissie en rapporteert hierover aan de faculteitsdirectie. De instituutsdirectie houdt de R&O-gesprekken met de leden van de examencommissie en de examinatoren. De faculteitsdirectie kan op basis van de hierboven bij lid 1 bedoelde rapportage bepalen dat zij de instituutsdirectie aanwijzingen geeft voor het R&O-gesprek of het R&O gesprek zelf houdt. 6. De bij lid 4 en 5 van dit artikel bedoelde rapportages maken (ook) deel uit van de managementsrapportages en –gesprekken. Artikel 8.7 Faciliteiten 1. Faculteits- en instituutsdirectie stellen de examencommissie voldoende faciliteiten ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende: a. Jaarlijks stelt het CvB een normering vast voor het aantal uren dat op (studie)jaarbasis beschikbaar is voor de leden van een examencommissie en een ambtelijk secretaris. b. Voor de externe deskundigen die zijn benoemd tot lid van de examencommissie of aangewezen zijn als examinator wordt een richtlijn t.b.v. een HAN-brede financiële vergoeding vastgesteld. c. Met inachtneming van artikel 8.1 lid 4 en 5 kan de examencommissie in overleg met de faculteitsdirectie een of meer deskundigen op een of meer van de in artikel 8.4 lid 2 genoemde terreinen inschakelen. d. De examencommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen.
53
e. Er is een HAN-breed aanbod van deskundigheidsbevordering in de vorm van onder meer workshops. Het aanbod wordt jaarlijks vastgesteld door het College van Bestuur (na schriftelijk advies van het “Netwerk Examencommissies HAN”). f. Er is een jaarlijks te actualiseren “Handboek examencommissies HAN” met relevante informatie: formats, voorbeeldbrieven e.d. g. Er is een “Vraagpunt Examencommissies HAN” met een eigen e-mailadres. Dit vraagpunt draagt er zorg voor dat - door een voorzitter en/of (ambtelijk) secretaris van een examencommissie voorgelegde vragen zo spoedig mogelijk (integraal) beantwoord worden door ter zake deskundigen. h. Er is een (HAN-breed) “Netwerk Examencommissies HAN” waarvan voorzitters en/of (ambtelijk) secretarissen van examencommissies - op vrijwillige basis - deel uit maken. In onderling overleg bepalen de deelnemers de doelstelling(en), organisatie en werkwijze van het netwerk. Op verzoek van de voorzitter van het netwerk dragen de betrokken faculteitsdirecteuren zorg voor een passende facilitering van het netwerk. Artikel 8.8 Bescherming Het College van Bestuur, de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie dragen er zorg voor dat de leden van de examencommissie, de leden van de dagelijkse commissie en de ambtelijk secretaris - uit hoofde van hun lidmaatschap van, c.q. werkzaamheden voor, de examencommissie – niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool. Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding Artikel 9.1 Doel van de studieloopbaanbegeleiding Met de studieloopbaanbegeleiding wordt beoogd studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Het dragen van de verantwoordelijkheid door de student voor het eigen leerproces is hierbij een essentieel leerdoel en uitgangspunt. Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding 1. Studieloopbaanbegeleiding vindt zowel plaats in groepen van studenten als met de student individueel. 2. Een groep studenten als bedoeld in lid 1 wordt begeleid door een team van docenten. 3. Elke student wordt individueel begeleid door een van de in lid 2 bedoelde docenten. 4. Het programma van de studieloopbaanbegeleiding is nader uitgewerkt in het opleidingsstatuut, in beroepstaken en in op Scholar geplaatste informatie Paragraaf 10 Judicium Abeundi Artikel 10.1 Blijk van ongeschiktheid 1. Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien de student bedoeld in lid 1 is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met, of gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan de opleiding waarvoor hij is afgewezen, kan de student het recht op het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens in die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding tevens worden ontzegd. Artikel 10.2 Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid 54
1.
De bevoegdheid tot het besluiten tot de weigering of beëindiging van de inschrijving als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 komt toe aan het College van Bestuur. 2. Aan een besluit als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 gaat een advies van de examencommissie vooraf. 3. Dit advies is mogelijk op eigen initiatief van de examencommissie of op basis van een melding van ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen van een student tijdens diens opleiding die zijn geconstateerd door een opleider, docent of examinator. 4. Het advies wordt op schrift gesteld en is met redenen omkleed. 5. Het College van Bestuur beslist pas tot een afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 indien aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedraging(en) en/of uitlating(en) blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsuitoefening, na een zorgvuldige belangenafweging van alle omstandigheden van het geval. 6. Voordat tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 wordt besloten, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 7. Het besluit tot afwijzing wordt schriftelijk genomen en is met redenen omkleed. 8. Het besluit is voorzien van de rechtsmiddelenclausule dat tegen een besluit tot afwijzing bezwaar openstaat bij de geschillenadviescommissie. 9. Hangende het onderzoek naar een mogelijke afwijzing van de student en/of hangende het bezwaar, kan het College van Bestuur besluiten, zulks al dan niet op advies van de examencommissie, tot het opleggen van een tijdelijke ordemaatregel, indien de omstandigheden van het geval deze ordemaatregel rechtvaardigen. 10. Na een besluit op grond van artikel 10.1 lid 1 wordt de inschrijving van de betreffende student beëindigd met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit is genomen. 11. Indien de inschrijving van een student is beëindigd op grond van het besluit tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1, kan de betreffende (ex-)student niet opnieuw ingeschreven worden voor de opleiding of een aanverwante opleiding zoals bedoeld in artikel 10.1 lid 2, waarvoor hij is afgewezen, tenzij hij ten genoegen van de faculteitsdirectie heeft aangetoond dat hij niet langer ongeschikt is.
Paragraaf 11 Slotbepalingen Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de instituutsdirecteur of, zo het geval tot de bevoegdheden van de examencommissie moet worden gerekend, de voorzitter van de examencommissie. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 11.2 Vaststelling Deze regeling is vastgesteld door de faculteitsdirecteur van de faculteit Educatie op 10 juli 2015, na verkregen instemming van de Faculteitsraad Educatie op 10 juli 2015. Artikel 11.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2015 en is geldig tot en met 31 augustus 2016.
55
Bijlage 1 vergelijkingstabellen propedeuse Bijlage conform artikel 4.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen Propedeuse voltijd en deeltijd In het studiejaar 2015-2016 start er een nieuwe gezamenlijke propedeuse voor Pabo Arnhem en Pabo Nijmegen voor studenten voltijd (niet voor studenten deeltijd). Voor studenten voltijd die vóór september 2015 met de opleiding zijn begonnen en de propedeuse nog niet behaald hebben, is het in studiejaar 2015-2016 mogelijk alle tentamens te herkansen van het toetsprogramma propedeuse voltijd 2014-2015. In dit hoofdstuk zijn daarom de OWE-beschrijvingen opgenomen van de propedeuse HAN Pabo locatie Arnhem studiejaar 2014-2015 studenten voltijd. Daarom geldt de conversietabel met een vergelijking van studiejaren 2014-2015 met 2015-2016 betreffende de toetsing alleen voor de propedeuse deeltijd en niet voor de propedeuse voltijd. Hieronder volgt eerst bijlage 1 voor HAN Pabo locatie Arnhem, daarna voor HAN Pabo locatie Nijmegen. Propedeuse (niveau 1) / semester 1 locatie Arnhem OWE’s in 2010OWE’s in 2011OWE’s in 20122011 2012 2013 Lesgeven 1.1: ‘Leren presenteren’ (111) SIS-code: PA-Les 1.1
Lesgeven 1.1: ‘Leren presenteren’ (111) SIS-code: PA-Les 1.1
Lesgeven 1.1: ‘Leren presenteren’ (111) SIS-code: PA-Les 1.1
OWE’s in 20132014
OWE’s in 20142015
Gelijkgesteld aan OWE(’s) in 20152016
Wijziging
Lesgeven 1.1: ‘Leren presenteren’ (111) SIS-code: PA-Les 1.1 Kennisbasis OJW van Lesgeven 1.2 naar Lesgeven 1.1
Lesgeven 1.1: ‘Leren presenteren’ (111) SIS-code: PA-Les 1.1
Lesgeven 1.1: ‘Leren presenteren’ (111) SIS-code: PA-Les 1.1 De landelijke toetsen Mens en Wereld (AA-100L, GS-100L en NOT100L) gelden alleen voor studenten die vóór 1 september 2015 met de paboopleiding zijn
De landelijke toetsen Mens en Wereld (AA-100L, GS-100L en NOT100L) gelden alleen voor studenten die vóór 1 september 2015 met de paboopleiding zijn gestart
gestart
Schoolorganisatie 1.1: ‘Werken in het basisonderwijs’ (112) SIS-code: PA-Sch 1.1
Schoolorganisatie 1.1: ‘Werken in het basisonderwijs’ (112) SIS-code: PA-Sch 1.1
Schoolorganisatie 1.1: ‘Werken in het basisonderwijs’ (112) SIS-code: PA-Sch 1.1
Schoolorganisatie 1.1: ‘Werken in het basisonderwijs’ (112) SIS-code: PA-Sch 1.1
Schoolorganisatie 1.1: ‘Werken in het basisonderwijs’ (112) SIS-code: PA-Sch 1.1
Schoolorganisatie 1.1: ‘Werken in het basisonderwijs’ (112) SIS-code: PA-Sch 1.1
Geen
Ontwerpen 1.1: ‘De rijke leeromgeving’ (113) SIS-code: PA-Ont 1.1 Begeleiden 1.1: ‘Leren van kinderen’ (114) SIS-code: PA-Beg 1.1
Ontwerpen 1.1: ‘De rijke leeromgeving’ (113) SIS-code: PA-Ont 1.1 Begeleiden 1.1: ‘Leren van kinderen’ (114) SIS-code: PA-Beg 1.1
Ontwerpen 1.1: ‘De rijke leeromgeving’ (113) SIS-code: PA-Ont 1.1 Begeleiden 1.1: ‘Leren van kinderen’ (114) SIS-code: PA-Beg 1.1
Ontwerpen 1.1: ‘De rijke leeromgeving’ (113) SIS-code: PA-Ont 1.1 Begeleiden 1.1: ‘Leren van kinderen’ (114) SIS-code: PA-Beg 1.1
Ontwerpen 1.1: ‘De rijke leeromgeving’ (113) SIS-code: PA-Ont 1.1 Begeleiden 1.1: ‘Leren van kinderen’ (114) SIS-code: PA-Beg 1.1
Ontwerpen 1.1: ‘De rijke leeromgeving’ (113) SIS-code: PA-Ont 1.1 Begeleiden 1.1: ‘Leren van kinderen’ (114) SIS-code: PA-Beg 1.1
Geen
Propedeuse (niveau 1) / semester 2 locatie Arnhem OWE’s in 2010OWE’s in 2011OWE’s in 20122011 2012 2013 Lesgeven 1.2: ‘Kennis en vaardigheden voor het beroep’ (121) SIS-code: PA-Les 1.2
Lesgeven 1.2: ‘Kennis en vaardigheden voor het beroep’ (121) SIS-code: PA-Les 1.2
Lesgeven 1.2: ‘Kennis en vaardigheden voor het beroep’ (121) SIS-code: PA-Les 1.2
Lesgeven 1.3:
Lesgeven 1.3:
Lesgeven 1.3:
Gelijkgesteld aan OWE(’s) in 20132014 Lesgeven 1.2: ‘Kennis en vaardigheden voor het beroep’ (121) SIS-code: PA-Les 1.2 Kennisbasis OJW van Lesgeven 1.2 naar Lesgeven 1.1 Lesgeven 1.3:
Geen
Gelijkgesteld aan OWE(’s) in 20142015 Lesgeven 1.2: ‘Kennis en vaardigheden voor het beroep’ (121) SIS-code: PA-Les 1.2
Gelijkgesteld aan OWE(’s) in 20152016 Lesgeven 1.2: ‘Kennis en vaardigheden voor het beroep’ (121) SIS-code: PA-Les 1.2
Wijziging
Lesgeven 1.3:
Lesgeven 1.3:
Geen
Geen
57
‘Lesgeven en leiding nemen’ (122) SIS-code: PA-Les 1.3 Ontwerpen 1.2: ‘De brede pedagogische taak’ (123) SIS-code: PA-Ont 1.2
‘Lesgeven en leiding nemen’ (122) SIS-code: PA-Les 1.3 Ontwerpen 1.2: ‘De brede pedagogische taak’ (123) SIS-code: PA-Ont 1.2
Begeleiden 1.2 ‘Wil en kan ik leerkracht worden?’ (124) SIS-code: PA-Beg 1.2
Begeleiden 1.2 ‘Wil en kan ik leerkracht worden?’ (124) SIS-code: PA-Beg 1.2
‘Lesgeven en leiding nemen’ (122) SIS-code: PA-Les 1.3 Ontwerpen en begeleiden 1.2: ‘De brede pedagogische taak’ (123) SIS-code: PA-OB 1.2 Integrale toets propedeuse: ‘Wil en kan ik leerkracht worden?’ (124) SIS-code: PA-Int 1.2 Integrale toets was tot en met 2011-2012 onderdeel van PABeg 1.2
‘Lesgeven en leiding nemen’ (122) SIS-code: PA-Les 1.3 Ontwerpen en begeleiden 1.2: ‘De brede pedagogische taak’ (123) SIS-code: PA-OB 1.2 Integrale toets propedeuse: ‘Wil en kan ik leerkracht worden?’ (124) SIS-code: PA-Int 1.2
‘Lesgeven en leiding nemen’ (122) SIS-code: PA-Les 1.3 Ontwerpen en begeleiden 1.2: ‘De brede pedagogische taak’ (123) SIS-code: PA-OB 1.2 Integrale toets propedeuse: ‘Wil en kan ik leerkracht worden?’ (124) SIS-code: PA-Int 1.2
‘Lesgeven en leiding nemen’ (122) SIS-code: PA-Les 1.3 Ontwerpen en begeleiden 1.2: ‘De brede pedagogische taak’ (123) SIS-code: PA-OB 1.2 Integrale toets propedeuse: ‘Wil en kan ik leerkracht worden?’ (124) SIS-code: PA-Int 1.2
Geen
Geen
Propedeuse Deeltijd locatie Nijmegen Titel OWE 20142015 OWE 1.1 A Leraar worden A
OWE 1.1 B Leraar worden B
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015 PWC: mijn onderwijsverhaal (inclusief cultureel paspoort) Presentatie ‘actueel onderwijsthema’ Engels eigen vaardigheidstoets: Oxford online placement test 3 landelijke entreetoetsen ‘Mens en Wereld’; 3 deeltoetsen voor Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs
Titel OWE 2015-2016 OWE 1.1 A Leraar worden A
OWE 1.1 B Leraar worden B
Wiscat Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid OWE 1.2
Performance assessment “het klinkend verhaal”
Verplichte toetsing onder OWE 2015-2016 PWC: mijn onderwijsverhaal (inclusief cultureel paspoort) Presentatie ‘actueel onderwijsthema’ Engels eigen vaardigheidstoets: Oxford online placement test Wiscat
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing) -
De 3 entreetoetsen ‘Mens en Wereld’ zijn vervallen.
Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid OWE 1.2
Performance assessment “het klinkend
-
58
Expressie en communicatie
OWE 1.3 Kennismaken met kinderen OWE 1.4 Verdiepen binnen een vakgebied: Taal OWE1.5 Verdiepen binnen het vakgebied rekenen OWE 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren OWE 1.7 Integrale toets Leraar worden?!
Expressie en communicatie Beroepstaakopdracht Vieren
Beroepstaakopdracht Vieren
Tussenbeoordeling Stage Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld
OWE 1.3 Kennismaken met kinderen
Kennistoets bewegingsonderwijs
Tussenbeoordeling Stage Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld
-
Kennistoets bewegingsonderwijs
Kennistoets taal Opdrachten Jeugdliteratuur Spelling of woordenschat in thuisklas Schrijven, vaardigheidstoets
OWE 1.4 Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
Schriftelijke kennistoets rekenen (incl. toepassing) Toets basale gecijferdheid Schriftelijke presentatie Kinderen leren onderzoekend te leren Praktijkopdracht ICT OJW – Toets didactiek niveau 1 Meesterproef ‘leraar worden’ (inclusief stagebeoordeling)
verhaal”
OWE1.5 Verdiepen binnen het vakgebied rekenen OWE 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren OWE 1.7 Integrale toets Leraar worden?!
Kennistoets taal Opdrachten Jeugdliteratuur Spelling of woordenschat in thuisklas Schrijven, vaardigheidstoets Schriftelijke kennistoets rekenen (incl. toepassing) Toets basale gecijferdheid Schriftelijke presentatie Kinderen leren onderzoekend te leren Praktijkopdracht ICT OJW – Toets didactiek niveau 1 Meesterproef ‘leraar worden’ (inclusief stagebeoordeling)
-
-
-
-
Propedeuse ALPO locatie Nijmegen Titel OWE 2014-2015 OWE 1.1 AA Academisch leraar worden A OWE 1.1 AB Academisch leraar worden B
OWE 1.2 A Inwerken
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015 Onderwijsverhaal (schriftelijke presentatie) Vaardigheidstoets schrijven 3 entreetoetsen ‘Mens en Wereld’: Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs Wiscat Landelijke taaltoets ICT toets Opdracht Methodestudie Taal
wijzigingen wat betreft toetsing
Titel OWE 2015-2016 OWE 1.1 AA Academisch leraar worden A OWE 1.1 AB Academisch leraar worden B
Verplichte toetsing onder OWE 2015-2016 Onderwijsverhaal (schriftelijke presentatie) Vaardigheidstoets schrijven Wiscat
wijzigingen wat betreft toetsing
De 3 entreetoetsen ‘Mens en Wereld’ zijn vervallen.
Landelijke taaltoets ICT toets OWE 1.2 A Inwerken
Opdracht Methodestudie Taal
Opdracht Methodestudie Rekenen-wiskunde
Opdracht Methodestudie Rekenenwiskunde
Praktijkopdracht kunsten
Praktijkopdracht kunsten
59
OWE 1.3 A Begeleiden
Miniles Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld (schriftelijke presentatie)
OWE 1.3 A Begeleiden
Miniles Kind in beeld R
OWE 1.3 B Begeleiden
Kind in beeld H (beroepstaakopdracht)
OWE 1.4 A Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen
Toets basiscommunicatie (performance assessment) Tussenbeoordeling stage
OWE 1.4 A Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen
Toets basiscommunicatie (performance assessment) Tussenbeoordeling stage
OWE1.5 A Onderwijs verzorgen
Kennistoets taal
OWE1.5 A Onderwijs verzorgen
Kennistoets taal
OWE 1.6 A Kinderen leren onderzoekend te leren OWE 1.7 A. Academisch leraar worden!?
Kennistoets rekenen Onderzoek Taal academisch geborgd Onderzoek Rekenen academisch geborgd Toets basale gecijferdheid Kennistoets bewegingsonderwijs Onderzoek OJW academisch geborgd OJW – Kennistoetstoets didactiek niveau 1 Praktijkopdracht ICT Integrale toets – de Meesterproef Stagebeoordeling (gesprek)
OWE 1.6 A Kinderen leren onderzoekend te leren OWE 1.7 A. Academisch leraar worden!?
OWE 1.3 Begeleiden is opgesplitst in een deel A en B. Voor deel A kunnen studenten vrijstelling krijgen o.b.v. het vak Ontwikkelingspsychologie 1 aan de RU.
Kennistoets rekenen Onderzoek Taal academisch geborgd Onderzoek Rekenen academisch geborgd Toets basale gecijferdheid Kennistoets bewegingsonderwijs Onderzoek OJW academisch geborgd OJW – Kennistoetstoets didactiek niveau 1 Praktijkopdracht ICT Integrale toets – de Meesterproef Stagebeoordeling (gesprek)
Conversietabellen uit voorgaande jaren propedeuse voltijd en deeltijd locatie Nijmegen Titel OWE 2011-2012
Verplichte toetsing onder OWE 2011-2012
Titel OWE 2012-2013
OWE 1.1 A Leraar worden – beeld op het beroep
PWC: mijn onderwijsverhaal (inclusief cultureel paspoort) Presentatie Engels eigen vaardigheid: dialang
1.1 Leraar worden A – Verdiepen in het (leren van het) beroep
OWE 1.1 B Leraar worden – Kennis ophalen
Kennisbasis Aardrijkskunde
1.1 Leraar worden deel B – Kennis ophalen
Kennisbasis Geschiedenis
Verplichte toetsing onder OWE 2012-2013 PWC: mijn onderwijsverhaal (inclusief cultureel paspoort) Presentatie ‘actueel onderwijsthema’ Engels eigen vaardigheid: dialang 3 landelijke entreetoetsen ‘Mens en Wereld’; 3 deeltoetsen voor Aardrijkskunde, Geschiedenis,
60
OWE 1.2 Expressie en communicatie
Kennisbasis Natuur en Techniek (NoTe)
Natuuronderwijs
Wiscat Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid
Wiscat Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid 1.2 Expressie en communicatie
Performance assessment “het klinkend verhaal” Beroepstaakopdracht Vieren
OWE 1.3 kennis maken met kinderen
OWE 1.4 Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
OWE1.5 Verdiepen in het vakgebied rekenen OWE 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren Integrale toets / OWE 1.7: Leraar worden
Beroepstaakopdracht Vieren
Tussenbeoordeling Stage Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld Lesuitwerkingen (swo en kunsten) Kennistoets kunsten Kennistoets bewegingsow. Kennistoets taal Interactief voorlezen Jeugdliteratuur in thuisklas Spelling of woordenschat in thuisklas Schriftelijke kennistoets rekenen Toets basale gecijferdheid Beroepstaakopdracht - drie deelopdrachten OJW – Toets didactiek ICT – opdracht Meesterproef ‘leraar worden’ (inclusief stagebeoordeling)
Titel OWE 2013-2014
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
OWE 1.1 A Academisch leraar worden A
Onderwijsverhaal (schriftelijke presentatie) Vaardigheidstoets schrijven
wijzigingen wat betreft toetsing -
Performance assessment “het klinkend verhaal”
1.3 Kennis maken met kinderen
Tussenbeoordeling Stage Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld
Kennistoets bewegingsonderwijs 1.4 Verdiepen binnen het vakgebied Taal
1.5 Verdiepen binnen het vakgebied Rekenen 1.6 Kinderen onderzoekend laten leren
1.7 Leraar worden (integrale toets)
Titel OWE 2014-2015 OWE 1.1 AA Academisch leraar worden A
Kennistoets taal Jeugdliteratuur in thuisklas Spelling of woordenschat in thuisklas Schrijven Schriftelijke kennistoets rekenen (incl toepassing) Toets basale gecijferdheid Beroepstaakopdracht: Kinderen leren onderzoekend te leren OJW – Toets didactiek Meesterproef ‘leraar worden’ (inclusief stagebeoordeling)
Verplichte toetsing onder OWE 20142015 Onderwijsverhaal (schriftelijke presentatie) Vaardigheidstoets schrijven
wijzigingen wat betreft toetsing -
61
OWE 1.1 B Academisch leraar worden B
OWE 1.2 Expressie en communicatie
3 entreetoetsen ‘Mens en Wereld’: Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs Wiscat Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid
-
Performance assessment “het klinkend verhaal”
Is naar OWE 1.4 A gegaan: Toets basiscommunicatie.
Beroepstaakopdracht Vieren
Is vervallen.
Praktijkopdracht kunsten
-
Tussenbeoordeling Stage
Is naar OWE 1.4 A gegaan: Tussenbeoordeling stage. -
OWE 1.3 Kennismaken met kinderen
Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld (schriftelijke presentatie)
OWE 1.4 Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
Kennistoets taal
Is naar OWE 1.5 A gegaan: Kennistoets taal.
Opdracht Methodestudie
Is naar OWE 1.2 A gegaan: Opdracht Methodestudie Taal. Is naar OWE 1.5 A gegaan: Onderzoek Taal academisch geborgd. Is naar OWE 1.5 A gegaan: Kennistoets rekenen. -
Opdracht Spelling met academische borging OWE1.5 Verdiepen in het vakgebied rekenen
Schriftelijke kennistoets rekenen (incl. toepassing) Toets basale gecijferdheid
Opdracht Methodestudie
Praktijkopdracht rekenen met academische borging
Is naar OWE 1.2 A gegaan: Opdracht Methodestudie Rekenenwiskunde Is naar OWE 1.5 A gegaan: onderzoek
OWE 1.1 AB Academisch leraar worden B
OWE 1.2 A Inwerken (De titel van deze OWE is veranderd.)
3 entreetoetsen ‘Mens en Wereld’: Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs Wiscat Landelijke taaltoets ICT toets Opdracht Methodestudie Taal
Opdracht Methodestudie Rekenenwiskunde Praktijkopdracht kunsten Miniles
-
Is in de plaats gekomen van Opdracht Methodestudie uit OWE 1.4. Is in de plaats gekomen van Opdracht Methodestudie uit OWE 1.5. Is toegevoegd.
OWE 1.3 A Begeleiden (De titel van deze OWE is veranderd) OWE 1.4 A Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen (De titel van deze OWE is veranderd)
Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld (schriftelijke presentatie)
-
Toets basiscommunicatie (performance assessment)
Is in de plaats gekomen van Performance assessment “het klinkend verhaal” uit OWE 1.2. Is in de plaats gekomen van Tussenbeoordeling stage uit OWE 1.2
OWE1.5 A Onderwijs verzorgen (De titel van deze OWE is veranderd)
Kennistoets taal
Is in de plaats gekomen van Kennistoets taal uit OWE 1.4.
Kennistoets rekenen
Is in de plaats gekomen van Schriftelijke kennistoets rekenen uit OWE 1.5. Is in de plaats gekomen van Opdracht spelling met academische borging uit OWE 1.4.
Tussenbeoordeling stage
Onderzoek Taal academisch geborgd
Onderzoek Rekenen academisch geborgd
Is in de plaats gekomen van Praktijkopdracht 62
Rekenen academisch geborgd.
OWE 1.6 Kinderen onderzoekend laten leren
Integrale toets / OWE 1.7: Leraar worden
Beroepstaakopdracht OJW met academische borging
OJW – Kennistoetstoets didactiek niveau 1 Integrale toets – de Meesterproef Stagebeoordeling (gesprek) Kennistoets bewegingsonderwijs
Is naar OWE 1.6 A gegaan: Onderzoek OJW academisch geborgd.
Toets basale gecijferdheid Kennistoets bewegingsonderwijs
OWE 1.6 A Kinderen leren onderzoekend te leren
OJW – Kennistoetstoets didactiek niveau 1 Praktijkopdracht ICT
Is naar OWE 1.5 A gegaan: Kennistoets bewegingsonderwijs.
Onderzoek OJW academisch geborgd
OWE 1.7 A. Academisch leraar worden!? (De titel van deze OWE is veranderd)
Integrale toets – de Meesterproef Stagebeoordeling (gesprek)
rekenen met academische borging uit OWE 1.5. Is in de plaats gekomen van Kennistoets bewegingsonderwijs uit OWE 1.7. Is in de plaats gekomen van Beroepstaakopdracht OJW met academische borging uit OWE 1.6 Deze praktijkopdracht is toegevoegd. -
Conversietabellen uit voorgaande jaren propedeuse ALPO locatie Nijmegen Titel OWE 2011-2012
Verplichte toetsing onder OWE 2011-2012
Titel OWE 2012-2013
Verplichte toetsing onder OWE 2012-2013
1.1 Leraar worden A – Verdiepen in het (leren van het) beroep
Drie generatie interview thema onderwijs (RU-AV) Participatie RU-AV
OWE 1.1 A (Academisch) Leraar worden A – beeld op het beroep
PWC: mijn onderwijsverhaal / PWC
OWE 1.1 B Leraar worden – Kennis ophalen
Kennisbasis Aardrijkskunde Kennisbasis Geschiedenis Kennisbasis Natuur en Techniek (NoTe) Wiscat Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid
1.1 Leraar worden deel B – Kennis ophalen
Performance assessment “pedagogische interactie” / interpersoonlijke competentie
1.2 Expressie en communicatie
Participatie RU-AV
Vaardigheidstoets schrijven Engels eigen vaardigheid: diagnostisch
OWE 1.2 Pedagogisch didactisch begeleiden
Beroepstaakopdracht ‘Kind in beeld en begeleiden’
3 landelijke entreetoetsen ‘Mens en Wereld’; 3 deeltoetsen voor Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs Wiscat Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid Performance assessment “het klinkend verhaal” Beroepstaakopdracht Vieren
63
Ontwikkelingspsychologie RU
OWE 1.3 Expressief leraar zijn
Tussenbeoordeling Stage Performance assessment: ‘expressie’ Beroepsproduct kunsten Kennistoets kunsten
OWE 1.4 Onderwijs voorbereiden en evalueren
Praktijkopdrachten Taal
1.3 Kennis maken met kinderen
1.4 Verdiepen binnen het vakgebied Taal
Opdrachten Methodestudie Opdracht Spelling met academische borging Kennistoets taal, inclusief vakdidactiek Schrijven
Kennistoets Taal Praktijkopdrachten Rekenen
1.5 Verdiepen in het vakgebied Rekenen
Opdracht Methodestudie
1.6 Kinderen onderzoekend laten leren 1.7 Leraar worden (integrale toets)
Beroepstaakopdracht OJW met academische borging OJW – Kennistoets didactiek niveau 1 Meesterproef ‘leraar worden’ (inclusief stagebeoordeling)
Kennistoets Rekenen Basale gecijferdheid
Integrale toets / OWE 1.5: Leraar worden
Praktijkopdracht Kunsten Beroepstaakopdracht: kind in beeld Tussenbeoordeling Stage Tentamen Ontwikkelingspsychologie (RU)
Praktijkopdrachten OJW Didactiektoets OJW Meesterproef ‘leraar worden’ / Reflectieverslag (inclusief stagebeoordeling)
Praktijkopdracht Rekenen met academische borging Schriftelijke kennistoets rekenen (incl toepassing) Toets basale gecijferdheid
Empirisch eindverslag AV (RU)
Empirisch eindverslag AV (RU)
Kennistoets Bewegingsonderwijs
Titel OWE 2013-2014
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
OWE 1.1 A Academisch leraar worden A
Onderwijsverhaal (schriftelijke presentatie) Vaardigheidstoets schrijven
-
OWE 1.1 B Academisch leraar worden B
3 entreetoetsen ‘Mens en Wereld’: Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs Wiscat Landelijke taaltoets ICT eigen vaardigheid
-
OWE 1.2 Expressie en
Performance assessment “het klinkend verhaal”
wijzigingen wat betreft toetsing
-
Is naar OWE 1.4 A gegaan: Toets basiscommunicatie.
Titel OWE 2014-2015
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015
wijzigingen wat betreft toetsing
OWE 1.1 AA Academisch leraar worden A
Onderwijsverhaal (schriftelijke presentatie) Vaardigheidstoets schrijven
-
OWE 1.1 AB Academisch leraar worden B
3 entreetoetsen ‘Mens en Wereld’: Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs Wiscat Landelijke taaltoets ICT toets
-
OWE 1.2 A Inwerken
Opdracht Methodestudie Taal
-
Is in de plaats gekomen van Opdracht Methodestudie uit OWE 1.4.
64
communicatie
Beroepstaakopdracht Vieren
Is vervallen.
Praktijkopdracht kunsten
-
Tussenbeoordeling Stage
Is naar OWE 1.4 A gegaan: Tussenbeoordeling stage. -
(De titel van deze OWE is veranderd.)
Opdracht Methodestudie Rekenen-wiskunde Praktijkopdracht kunsten Miniles Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld (schriftelijke presentatie)
-
Toets basiscommunicatie (performance assessment)
Is in de plaats gekomen van Performance assessment “het klinkend verhaal” uit OWE 1.2. Is in de plaats gekomen van Tussenbeoordeling stage uit OWE 1.2
OWE1.5 A Onderwijs verzorgen (De titel van deze OWE is veranderd)
Kennistoets taal
Is in de plaats gekomen van Kennistoets taal uit OWE 1.4.
Kennistoets rekenen
Is in de plaats gekomen van Schriftelijke kennistoets rekenen uit OWE 1.5. Is in de plaats gekomen van Opdracht spelling met academische borging uit OWE 1.4. Is in de plaats gekomen van Praktijkopdracht rekenen met academische borging uit OWE 1.5. Is in de plaats gekomen van Kennistoets bewegingsonderwijs uit OWE 1.7. Is in de plaats gekomen van Beroepstaakopdracht OJW met academische borging uit OWE 1.6 -
Beroepstaakopdracht: kind en onderwijs in beeld (schriftelijke presentatie)
OWE 1.4 Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
Kennistoets taal
Is naar OWE 1.5 A gegaan: Kennistoets taal.
Opdracht Methodestudie Opdracht Spelling met academische borging
Is naar OWE 1.2 A gegaan: Opdracht Methodestudie Taal. Is naar OWE 1.5 A gegaan: Onderzoek Taal academisch geborgd.
Schriftelijke kennistoets rekenen (incl. toepassing) Toets basale gecijferdheid
Is naar OWE 1.5 A gegaan: Kennistoets rekenen. -
Opdracht Methodestudie
Is naar OWE 1.2 A gegaan: Opdracht Methodestudie Rekenen-wiskunde
Onderzoek Taal academisch geborgd
Praktijkopdracht rekenen met academische borging
Is naar OWE 1.5 A gegaan: onderzoek Rekenen academisch geborgd.
Onderzoek Rekenen academisch geborgd
Tussenbeoordeling stage
Toets basale gecijferdheid Kennistoets bewegingsonderwijs OWE 1.6 Kinderen onderzoekend laten leren
Integrale toets / OWE 1.7: Leraar worden
Beroepstaakopdracht OJW met academische borging
Is naar OWE 1.6 A gegaan: Onderzoek OJW academisch geborgd.
OJW – Kennistoetstoets didactiek niveau 1 Integrale toets – de Meesterproef
-
Stagebeoordeling (gesprek) Kennistoets bewegingsonderwijs
Is naar OWE 1.5 A gegaan: Kennistoets bewegingsonderwijs.
-
Is toegevoegd.
OWE 1.3 A Begeleiden (De titel van deze OWE is veranderd) OWE 1.4 A Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen (De titel van deze OWE is veranderd)
OWE 1.3 Kennismaken met kinderen
OWE1.5 Verdiepen in het vakgebied rekenen
Is in de plaats gekomen van Opdracht Methodestudie uit OWE 1.5. -
OWE 1.6 A Kinderen leren onderzoekend te leren
OWE 1.7 A. Academisch leraar worden!? (De titel van deze OWE is veranderd)
Onderzoek OJW academisch geborgd OJW – Kennistoetstoets didactiek niveau 1 Praktijkopdracht ICT Integrale toets – de Meesterproef Stagebeoordeling (gesprek)
Deze praktijkopdracht is toegevoegd. -
65
Bijlage 2 Vergelijkingstabellen postpropedeuse Bijlage conform artikel 6.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. De beschrijvingen van de OWE’s staan in deel 3 hoofdstuk 3 van het Opleidingsstatuut van het betreffende jaar (7,5 stpt per OWE, tenzij anders vermeld) Hieronder volgt eerst bijlage 1 voor HAN Pabo locatie Arnhem, daarna voor HAN Pabo locatie Nijmegen. Kernfase (niveau 2) / semester 1 locatie Arnhem OWE’s in 2010OWE’s in 2011OWE’s in 20122011 2012 2013 Lesgeven 2.1: ‘LVS en onderwijsleermidde len’ SIS-code: PA-Les 2.1 Begeleiden 2.1: ‘Leerprocessen begeleiden’ SIS-code: PA-Beg 2.1 Ontwerpen 2.1: ‘Orde binnen boeiend onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.1 Schoolorganisatie 2.1: ‘Onderwijs van eigen makelij 1’ SIS-code: PA-Sch 2.1
Lesgeven 2.1: ‘LVS en onderwijsleermidde len’ SIS-code: PA-Les 2.1 Begeleiden 2.1: ‘Leerprocessen begeleiden’ SIS-code: PA-Beg 2.1 Ontwerpen 2.1: ‘Orde binnen boeiend onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.1 Schoolorganisatie 2.1: ‘Onderwijs van eigen makelij 1’ SIS-code: PA-Sch 2.1
OWE’s in 20132014
Lesgeven 2.1: ‘LVS en onderwijsmiddelen’ SIS-code: PA-Les 2.1
Lesgeven 2.1: ‘LVS en onderwijsmiddelen’ SIS-code: PA-Les 2.1
Gelijkgesteld aan OWE’s in 20142015 Lesgeven 2.1: ‘LVS en onderwijsmiddelen’ SIS-code: PA-Les 2.1
Begeleiden 2.1: ‘Leerprocessen begeleiden’ SIS-code: PA-Beg 2.1 Ontwerpen 2.1: ‘Orde binnen boeiend onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.1 Schoolorganisatie 2.1: ‘Onderwijs van eigen makelij 1’ SIS-code: PA-Sch 2.1
Begeleiden 2.1: ‘Leerprocessen begeleiden’ SIS-code: PA-Beg 2.1 Ontwerpen 2.1: ‘Orde binnen boeiend onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.1 Schoolorganisatie 2.1: ‘Onderwijs van eigen makelij 1’ SIS-code: PA-Sch 2.1
Begeleiden 2.1: ‘Leerprocessen begeleiden’ SIS-code: PA-Beg 2.1 Ontwerpen 2.1: ‘Orde binnen boeiend onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.1 Schoolorganisatie 2.1: ‘Onderwijs van eigen makelij 1’ SIS-code: PA-Sch 2.1
Gelijkgesteld aan OWE’s in 20152016 Lesgeven 2.1: ‘LVS en onderwijsmiddelen’ SIS-code: PA-Les 2.1
Wijziging
Begeleiden 2.1: ‘Leerprocessen begeleiden’ SIS-code: PA-Beg 2.1 Ontwerpen 2.1: ‘Orde binnen boeiend onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.1 Schoolorganisatie 2.1: ‘Onderwijs van eigen makelij 1’ SIS-code: PA-Sch 2.1
Geen
Geen
Geen
Geen
66
Kernfase (niveau 2) / semester 2 locatie Arnhem OWE’s in 2010OWE’s in 2011OWE’s in 20122011 2012 2013
OWE’s in 20132014
OWE’s in 20142015
Lesgeven 2.2: ‘Leren vanuit de eigen onderwijsbehoeften’ SIS-code: PA-Les 2.2 Begeleiden 2.2: ‘Begeleiden van gedrag’ SIS-code: PA-Beg 2.2 Ontwerpen 2.2: ‘Autonomie binnen onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.2 Schoolorganisatie 2.2: ‘Onderwijs van eigen makelij 2’ SIS-code: PA-Sch 2.2
Lesgeven 2.2: ‘Leren vanuit de eigen onderwijsbehoeften’ SIS-code: PA-Les 2.2 Begeleiden 2.2: ‘Begeleiden van gedrag’ SIS-code: PA-Beg 2.2 Ontwerpen 2.2: ‘Autonomie binnen onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.2 Schoolorganisatie 2.2: ‘Onderwijs van eigen makelij 2’ SIS-code: PA-Sch 2.2
Lesgeven 2.2: ‘Leren vanuit de eigen onderwijsbehoeften’ SIS-code: PA-Les 2.2 Begeleiden 2.2: ‘Begeleiden van gedrag’ SIS-code: PA-Beg 2.2 Ontwerpen 2.2: ‘Autonomie binnen onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.2 Schoolorganisatie 2.2: ‘Onderwijs van eigen makelij 2’ SIS-code: PA-Sch 2.2
Lesgeven 2.2: ‘Leren vanuit de eigen onderwijsbehoeften’ SIS-code: PA-Les 2.2 Begeleiden 2.2: ‘Begeleiden van gedrag’ SIS-code: PA-Beg 2.2 Ontwerpen 2.2: ‘Autonomie binnen onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.2 Schoolorganisatie 2.2: ‘Onderwijs van eigen makelij 2’ SIS-code: PA-Sch 2.2
Lesgeven 2.2: ‘Leren vanuit de eigen onderwijsbehoeften’ SIS-code: PA-Les 2.2 Begeleiden 2.2: ‘Begeleiden van gedrag’ SIS-code: PA-Beg 2.2 Ontwerpen 2.2: ‘Autonomie binnen onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.2 Schoolorganisatie 2.2: ‘Onderwijs van eigen makelij 2’ SIS-code: PA-Sch 2.2
Kernfase (niveau 2) / semester 3 locatie Arnhem OWE’s in 2010OWE’s in 2011OWE’s in 20122011 2012 2013
OWE’s in 20132014
OWE’s in 20142015
Begeleiden 2.3: ‘Specifieke leerbehoeften’ SIS-code: PA-Beg 2.3 Ontwerpen 2.3: ‘Een veranderende omgeving van de school’
Begeleiden 2.3: ‘Kunst- en cultuureducatie’ SIS-code: PA-Beg 2.3 Ontwerpen 2.3: ‘Actief burgerschap’ SIS-code: PA-Ont 2.3
Begeleiden 2.3: ‘Kunst- en cultuureducatie’ SIS-code: PA-Beg 2.3 Ontwerpen 2.3: ‘Actief burgerschap’ SIS-code: PA-Ont 2.3
Begeleiden 2.3: ‘Specifieke leerbehoeften’ SIS-code: PA-Beg 2.3 Ontwerpen 2.3: ‘Een veranderende omgeving van de school’
Begeleiden 2.3: ‘Kunst- en cultuureducatie’ SIS-code: PA-Beg 2.3 Ontwerpen 2.3: ‘Actief burgerschap’ SIS-code: PA-Ont 2.3
Gelijkgesteld aan OWE’s in 20152016 Lesgeven 2.2: ‘Leren vanuit de eigen onderwijsbehoeften’ SIS-code: PA-Les 2.2 Begeleiden 2.2: ‘Begeleiden van gedrag’ SIS-code: PA-Beg 2.2 Ontwerpen 2.2: ‘Autonomie binnen onderwijs’ SIS-code: PA-Ont 2.2 Schoolorganisatie 2.2: ‘Onderwijs van eigen makelij 2’ SIS-code: PA-Sch 2.2
Gelijkgesteld aan OWE’s in 20152016 Begeleiden 2.3: ‘Kunst- en cultuureducatie’ SIS-code: PA-Beg 2.3 Ontwerpen 2.3: ‘Actief burgerschap’ SIS-code: PA-Ont 2.3
Wijziging Geen
Geen
Geen
Geen
Wijziging Geen
Geen
67
SIS-code: PA-Ont 2.3 Schoolorganisatie 2.3: ‘Onderwijs van eigen makelij 3’ SIS-code: PA-Sch 2.3 Lesgeven 2.3: ‘Duurzaam leren’ SIS-code: PA-Les 2.3
SIS-code: PA-Ont 2.3 Schoolorganisatie 2.3: ‘Onderwijs van eigen makelij 3’ SIS-code: PA-Sch 2.3 Lesgeven 2.3: ‘Duurzaam leren’ SIS-code: PA-Les 2.3 De integrale toets was in 2010-2011 en 2011-12 onderdeel van PA-Beg 2.3, PAOnt 2.3, PA-Sch 2.3 en PA-Les 2.3
Schoolorganisatie 2.3: ‘Onderwijs van eigen makelij 3’ SIS-code: PA-Sch 2.3 Integrale toets kernfase SIS-code: PA-Int 2.3
Afstudeerfase (niveau 3) locatie Arnhem OWE’s in 2010-2011 OWE’s in 2011-2012 Begeleiden van lerenden 3.1: leeftijdspecialisatie (7,5 stpt) SIS-code: PA-Bjk 3.1 of PA-Bok 3.1 Ontwerpen van leerarrangementen 3.1: vakdifferentiatie (7,5 stpt) SIS-code: PA-Ont 3.1A Bijdragen aan de schoolorganisatie 3.1 (7,5 stpt) SIS-code: PA-Sch 3.1
Begeleiden van lerenden 3.1: leeftijdspecialisatie (7,5 stpt) SIS-code: PA-Bjk 3.1 of PA-Bok 3.1 Ontwerpen van leerarrangementen 3.1: vakdifferentiatie (7,5 stpt) SIS-code: PA-Ont 3.1A Bijdragen aan de schoolorganisatie 3.1 (7,5 stpt) SIS-code: PA-Sch 3.1
Schoolorganisatie 2.3: ‘Onderwijs van eigen makelij 3’ SIS-code: PA-Sch 2.3 Integrale toets kernfase SIS-code: PA-Int 2.3
OWE’s in 2012-2013 Begeleiden van lerenden 3.1: leeftijdspecialisatie en levo (7,5 stpt) SIS-code: PA-Bjk 3.1 of PA-Bok 3.1 Ontwerpen van leerarrangementen 3.1: vakdifferentiatie (7,5 stpt) SIS-code: PA-Ont 3.1A Bijdragen aan de schoolorganisatie 3.1: Voorbereiding op de afstudeerstage (7,5 stpt) SIS-code: PA-Sch 3.1
Schoolorganisatie 2.3: ‘Onderwijs van eigen makelij 3’ SIS-code: PA-Sch 2.3 Integrale toets kernfase SIS-code: PA-Int 2.3
Schoolorganisatie 2.3: ‘Onderwijs van eigen makelij 3’ SIS-code: PA-Sch 2.3 Integrale toets kernfase SIS-code: PA-Int 2.3
Geen
Geen
Gelijkgesteld aan OWE’s in 2013-2014 Begeleiden van lerenden 3.1: leeftijdspecialisatie en levo (7,5 stpt) SIS-code: PA-Bjk 3.1 of PA-Bok 3.1 Ontwerpen van leerarrangementen 3.1: vakdifferentiatie (7,5 stpt) SIS-code: PA-Ont 3.1A Bijdragen aan de schoolorganisatie 3.1: Voorbereiding op de afstudeerstage (7,5 stpt) SIS-code: PA-Sch 3.1 68
Lesgeven 3.1 en 3.2: Eindstage SIS-code: PA-Les 3 (15 stpt)
Lesgeven 3.1 en 3.2: Eindstage SIS-code: PA-Les 3 (15 stpt)
Ontwerpen van leerarrangementen 3.2 (7,5 stpt) SIS-code: PA-Ont 3.2
Ontwerpen van leerarrangementen 3.2 (7,5 stpt) SIS-code: PA-Ont 3.2
Begeleiden van lerenden 3.2 (7,5 stpt) SIS-code: PA-Beg3.2 Bijdragen aan de schoolorganisatie 3.2: afstudeeronderzoek (7,5 stpt) SIS-code: PA-Sch 3.2 De integrale toets was in 2010-2011 en 20112012 een onderdeel van PA-Sch 3.2
Begeleiden van lerenden 3.2 (7,5 stpt) SIS-code: PA-Beg3.2 Bijdragen aan de schoolorganisatie 3.2: afstudeeronderzoek (7,5 stpt) SIS-code: PA-Sch 3.2 De integrale toets was in 2010-2011 en 20112012 een onderdeel van PA-Sch 3.2
Lesgeven 3.1/3.2 en Begeleiden 3.2: Afstudeerstage (22,5 stpt) SIS-code: PA-AS 3 Ontwerpen 3.2 en Schoolorganisatie 3.2: afstudeeronderzoek (7,5 stpt) SIS-code: PA-AO 3 In 2012-2013 samengevoegd met PA-Les 3 In 2012-2013 samengevoegd met Pa-Ont 3.2
Lesgeven 3.1/3.2 en Begeleiden 3.2: Afstudeerstage (15 stpt) SIS-code: PA-AS 3 Ontwerpen 3.2 en Schoolorganisatie 3.2: afstudeeronderzoek (15 stpt) SIS-code: PA-AO 3 -
Integrale toets afstudeerfase (7,5 stpt) SIS-code: PA-Int 3
Integrale toets afstudeerfase (7,5 stpt) SIS-code: PA-Int 3
-
Afstudeerfase voltijd en deeltijd locatie Arnhem Titel OWE 20132014
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
Titel OWE 2014-2015
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing)
3.1 begeleiden (7,5 stdpnt)
JK-311/OK-311 LE-311
3.4 Meesterproef (10 stdpnt)
Meesterproef (schriftelijke presentatie)
3.1 en 3.2 Lesgeven 3.2 Begeleiden (22,5 stdpnt)
ST-323 SD-300 ICT-300
3.1 Integraal junior leraar zijn (22,5 stdpnt)
Afstudeerplan Afstudeerstage
Meesterproef is in de plaats gekomen WO-311 of KU-311 of WI-311 of NE-311 en ICT-311 en ICT-300. 2,5 extra stdpnt in 2014-2015 komt overeen met deeltoets bij integrale toets in 2013-2014. Afstudeerplan in 2014-2015 is in de plaats gekomen PO-311, OL-311, SIM311 uit 2013-2014. 69
3.1 Ontwerpen 3.1 (7.5 stdpnt)
3.2 Ontwerpen en 3.2 Bijdragen aan Schoolorganisatie (7.5 stdpnt) 3.1 Bijdragen aan Schoolorganisatie (7,5 stdpnt)
OWE Integrale toets (7,5 stdpnt)
WO-311 of KU-311 of WI-311 of NE-311 Af-321
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen (15 stdpnt)
Afstudeeronderzoek
-3.2 Ontwerpen en 3.2 Bijdragen aan Schoolorganisatie uit 2013-2014 zijn in 2014-2015 ondergebracht bij 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
PO-311 OL-311 SIM-311 ICT-311
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (7,5 stdpnt)
Professioneel Werkconcept (PWC)
PWC in 2014-2015 is in de plaats gekomen van JK-311/OK-311 en LE-311
IN-321
3.5 Integrale toets Afstudeerfase (5 stdpnt)
Eindgesprek
IN-321 uit 2013-2014 is geïntegreerd met 3.5 Integrale toets afstudeerfase 20142015. 2,5 stdpnt uit 2013-2014 komt overeen met extra deeltoets bij meesterproef in 2014-2015.
Postpropedeutische fase Voltijd en Deeltijd locatie Nijmegen Titel OWE 2014-2015
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015
OWE 2.1 Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
P&O-presentatie
OWE 2.2 Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets taal/Engels
Kennistoets P&O, statistiek en ICT Logopedietoets
Vaardigheidstoets Engels
Titel OWE 2015-2016
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing)
Verplichte toetsing onder OWE 2015-2016
OWE 2.1 Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
P&O-presentatie
OWE 2.2 Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets taal/Engels
-
Kennistoets P&O, statistiek en ICT Logopedietoets -
Vaardigheidstoets Engels
70
OWE 2.3 Beschouwen, geloven, vieren
OWE 2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen OWE 2.5 Leren door samen hardop te denken OWE 2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
schriftelijke presentatie Cultuur beschouwen schriftelijke en mondelinge presentatie Creatief levensbeschouwelijk leren Kennistoets Rekenen en Wiskunde / P&O Beroepstaakopdracht Groepsonderzoek schriftelijke presentatie (op DPF) Leren door samen hardop te denken ‘Opbrengstgericht werken met taal’ Presentatie Onderwijs afstemmen bij het jonge kind
OWE 2.3 Beschouwen, geloven, vieren
OWE 2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen OWE 2.5 Leren door samen hardop te denken OWE 2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
Praktijkopdracht Engels Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage OWE 2.7 Thematisch ontwerpen (JK)
Presentatie thematisch ontwerpen Mondelinge presentatie bewegingsonderwijs
Presentatie opbrengstgericht werken met taal Presentaties Vakdidactisch afstemmen Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Tussenbeoordeling stage eind Pabo 2
schriftelijke en mondelinge presentatie Creatief levensbeschouwelijk leren Kennistoets Rekenen en Wiskunde / P&O Beroepstaakopdracht Groepsonderzoek schriftelijke presentatie (op DPF) Leren door samen hardop te denken ‘Opbrengstgericht werken met taal’ Presentatie Onderwijs afstemmen bij het jonge kind
-
-
-
-
Praktijkopdracht Engels Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage OWE 2.7 Thematisch ontwerpen (JK)
Kennistoets aardrijkskunde niveau 2 Kennistoets geschiedenis – niveau 2 Kennisbasistoets Rekenen Kennisbasistoets Taal OWE 2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
schriftelijke presentatie Cultuur beschouwen
Presentatie thematisch ontwerpen Mondelinge presentatie bewegingsonderwijs Kennistoets aardrijkskunde niveau 2 Kennistoets geschiedenis – niveau 2 Kennisbasistoets Rekenen Kennisbasistoets Taal
OWE 2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
Presentatie opbrengstgericht werken met taal
-
Presentaties Vakdidactisch afstemmen Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Tussenbeoordeling stage eind Pabo 2 71
OWE 2.7 Thematisch ontwerpen Oudere kind (OK)
Presentatie Thematisch ontwerpen Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2
OWE 2.7 Thematisch ontwerpen Oudere kind (OK)
Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2 Mondelinge presentatie Bewegingsonderwijs
Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2 Mondelinge presentatie Bewegingsonderwijs
Kennisbasistoets Rekenen
Kennisbasistoets Rekenen
Kennisbasistoets Taal OWE 2.8 Integrale toets ‘Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften’
2.9: Wereldwijsbewegen met kinderen
2.10: Professional zijn in een groter geheel (IT)
Presentatie Thematisch ontwerpen Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2
Kennistoets P&O Beschrijving schoolvisie Kindportretten Reflectie op handelingsgericht werken Groepsplan; Opzet, uitvoering en didactische reflectie Eindbeoordeling stage – niveau 2 Didactiek en kennistoets Kunsten niveau 2 Didactiektoets OJW – niveau 2
Kennisbasistoets Taal OWE 2.8 Integrale toets ‘Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften’
2.9: Wereldwijsbewegen met kinderen
Kennistoets P&O Beschrijving schoolvisie Kindportretten Reflectie op handelingsgericht werken Groepsplan; Opzet, uitvoering en didactische reflectie Eindbeoordeling stage – niveau 2 Didactiek en kennistoets Kunsten niveau 2 Didactiektoets OJW – niveau 2
Kinderrechtenweek
Kinderrechtenweek
Beroepstaakopdracht Wereldwijs Bewegen
Beroepstaakopdracht Wereldwijs Bewegen
Toets Kennisbasis Rekenenwiskunde Toets kennisbasis Taal
Toets Kennisbasis Rekenenwiskunde Toets kennisbasis Taal
Integrale toets: ‘Professional zijn in een groter geheel’
-
2.10: Professional zijn in een groter geheel (IT)
Integrale toets: ‘Professional zijn in een groter geheel’
-
-
-
Afstudeerfase voltijd en deeltijd locatie Nijmegen Titel OWE 2014-2015 3.1 Integraal junior leraar zijn
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015 Afstudeerplan Afstudeerstage
Titel OWE 2015-2016 3.1 Integraal junior leraar zijn
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing)
Verplichte toetsing onder OWE 2015-2016 Afstudeerplan
-
Afstudeerstage
-
72
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept 3.4 Meesterproef 3.5 Integrale toets Afstudeerfase
Onderzoeksverslag Professioneel Werkconcept (PWC) Meesterproef (schriftelijke presentatie) Eindgesprek
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept 3.4 Meesterproef 3.5 Integrale toets Afstudeerfase
Onderzoeksverslag
-
Professioneel Werkconcept (PWC)
-
Meesterproef (schriftelijke presentatie) Startbekwaam leraar zijn: eindgesprek
-
Postpropedeutische fase ALPO locatie Nijmegen Titel OWE 20142015
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015
wijzigingen wat betreft toetsing
P&O-presentatie
-
Kennistoets P&O, statistiek en ICT
-
Taalbeeld voor logopedie
-
OWE 2.2A Begeleiden van kinderen in leerprocessen
Praktijkopdracht Note
-
Praktijkopdracht SWO
-
OWE 2.3A Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind
Beroepstaakopdracht afstemmen op het jonge kind Praktijkopdracht rekenen A + B
-
OWE 2.1A Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
-
Praktijkopdracht A taal jonge kind, beoordelingscriteria i.s.m. de RU geformuleerd. Kennistoets rekenen JK Praktijkopdracht B taal jonge kind (JK)
-
Kennistoets taal jonge kind (JK)
-
Toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage jonge kind (JK)
-
Titel OWE 2015-2016
Verplichte toetsing onder OWE 2015-2016
wijzigingen wat betreft toetsing
P&O-presentatie
-
Kennistoets P&O, statistiek en ICT
-
Taalbeeld voor logopedie
-
OWE 2.2A Begeleiden van kinderen in leerprocessen
Praktijkopdracht Note
-
Praktijkopdracht SWO
-
OWE 2.3A Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind
Beroepstaakopdracht afstemmen op het jonge kind Praktijkopdracht rekenen A + B Praktijkopdracht A taal jonge kind, beoordelingscriteria i.s.m. de RU geformuleerd. Kennistoets rekenen JK Praktijkopdracht B taal jonge kind (JK) Kennistoets taal jonge kind (JK) Toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage jonge kind (JK)
-
OWE 2.1A Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
-
-
73
OWE 2.4A Onderwijs verzorgen rond een thema
Beroepsopdracht ontwerpen en uitvoeren Stagebeoordeling jonge kind
-
OWE 2.5A Beschouwen, geloven, vieren
Beroepstaakopdracht creatief levensbeschouwelijk leren (academisch geborgd) Beroepstaakopdracht Cultuur beschouwen Praktijkopdracht kunsten Groepsplan rekenen
-
Praktijkopdracht taal
-
Praktijkopdracht Note
-
Kennistoets taal oudere kind (OK)
-
Tussenbeoordeling stage OK ICT toepassing (mondelinge presentatie in les)
-
Cultuur-educatief ontwerp
-
Onderzoeksverslag Cultuurbewust onderwijs
-
Didactiektoets OJW niveau 2
OWE 2.6A Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
OWE 2.4A Onderwijs verzorgen rond een thema
Beroepsopdracht ontwerpen en uitvoeren Stagebeoordeling jonge kind
-
-
OWE 2.5A Beschouwen, geloven, vieren
-
-
OWE 2.6A Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
Beroepstaakopdracht creatief levensbeschouwelijk leren (academisch geborgd) Beroepstaakopdracht Cultuur beschouwen Praktijkopdracht kunsten Groepsplan rekenen
-
Praktijkopdracht taal
-
Praktijkopdracht Note
-
Kennistoets taal oudere kind (OK) Tussenbeoordeling stage OK ICT toepassing (mondelinge presentatie in les)
-
-
-
-
-
OWE 2.7A Cultuurbewust onderwijs
OWE 2.8A Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften
OWE 2.9A Integrale toets afstudeerbekwaam
Cultuur-educatief ontwerp
-
Onderzoeksverslag Cultuurbewust onderwijs
-
-
Didactiektoets OJW niveau 2
-
Kennistoets Natuuronderwijs en techniek niveau 2 Beschrijven schoolvisie
-
Kennistoets Natuuronderwijs en techniek niveau 2 Beschrijven schoolvisie
-
Kindportretten
-
Kindportretten
-
Reflectie op handelingsgericht werken
-
Kennistoets P&O Groepsplan, opzet, uitvoering en didactische reflectie Kennisbasistoets Taal
-
Kennisbasistoets Rekenen
-
Eindbeoordeling stage oudere kind
-
Kennistoets geschiedenis niveau 2
-
Kennistoets aardrijkskunde niveau 2
-
-
OWE 2.7A Cultuurbewust onderwijs
OWE 2.8A Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften
OWE 2.9A Integrale toets afstudeerbekwaam
Reflectie op handelingsgericht werken Kennistoets P&O Groepsplan, opzet, uitvoering en didactische reflectie Kennisbasistoets Taal
-
-
Kennisbasistoets Rekenen
-
Eindbeoordeling stage oudere kind Kennistoets geschiedenis niveau 2 Kennistoets aardrijkskunde
-
74
niveau 2 Mondelinge presentatie afstudeerbekwaam
-
Mondelinge presentatie afstudeerbekwaam
-
Afstudeerfase ALPO locatie Nijmegen Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015
Titel OWE 2014-2015 3.1 Integraal junior leraar zijn
Afstudeerplan
Titel OWE 2015-2016 3.1 Integraal junior leraar zijn
Afstudeerstage
Verplichte toetsing onder OWE 2015-2016
wijzigingen wat betreft toetsing
Afstudeerplan
-
Afstudeerstage
-
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksverslag
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksverslag
-
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC)
Professioneel Werkconcept (PWC)
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC)
Professioneel Werkconcept (PWC)
-
3.4 Meesterproef
Meesterproef (schriftelijke presentatie)
3.4 Meesterproef
Meesterproef (schriftelijke presentatie)
-
3.5 Integrale toets Afstudeerfase
Eindgesprek
3.5 Integrale toets Afstudeerfase
Startbekwaam leraar zijn: eindgesprek
-
Conversietabellen uit voorgaande jaren oostpropedeutische fase voltijd en deeltijd locatie Nijmegen Titel OWE 2013-2014
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
2.1: Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
P&O-presentatie
2.2: Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets taal/Engels
Kennistoets P&O, statistiek en ICT Taalbeeld voor logopedie
(Facultatief: schriftelijke presentatie in DPF - mogelijk om 5 (van de 100) bonuspunten te verkrijgen voor lesvoorbereiding
Titel OWE 2014-2015 OWE 2.1 Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015 P&O-presentatie
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing) -
Kennistoets P&O, statistiek en ICT Logopedietoets
OWE 2.2 Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets taal/Engels Vaardigheidstoets Engels
De kennistoets taal/Engels OWE 2.2. van 2013/2014 wordt gelijk gesteld met Kennistoets taal/Engels en Vaardigheidstoets Engels OWE 2.2 van 2014/2015.
75
2.3: Beschouwen, geloven, vieren
Beroepstaakopdracht Cultuur beschouwen
OWE 2.3 Beschouwen, geloven, vieren
Beroepstaakopdracht Creatief Levensbeschouwelijk leren (visieverslag i.c.m. mondeling)
schriftelijke presentatie Cultuur beschouwen
-
schriftelijke en mondelinge presentatie Creatief levensbeschouwelijk leren
2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets Rekenen en Wiskunde / P&O Beroepstaakopdracht Groepsonderzoek
OWE 2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets Rekenen en Wiskunde / P&O Beroepstaakopdracht Groepsonderzoek
-
2.5 Leren door hardop te denken
Beroepstaakopdracht Het voeren van een gesprek (presentatie) ‘Opbrengstgericht werken met taal’ Presentatie Onderwijs afstemmen bij het jonge kind
OWE 2.5 Leren door samen hardop te denken OWE 2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
schriftelijke presentatie (op DPF) Leren door samen hardop te denken
-
‘Opbrengstgericht werken met taal’
-
2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
Praktijkopdracht Engels Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage 2.7 Thematisch ontwerpen Jongere Kind
Beroepstaakopdracht Thematisch Ontwerpen
Presentatie Onderwijs afstemmen bij het jonge kind Praktijkopdracht Engels Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage
OWE 2.7 Thematisch ontwerpen (JK)
Presentatie thematisch ontwerpen
Kennistoets aardrijkskunde niveau 2
Mondelinge presentatie bewegingsonderwijs
Kennistoets geschiedenis – niveau 2 Kennisbasistoets Rekenen
Kennistoets aardrijkskunde - niveau 2 Kennistoets geschiedenis – niveau 2 Kennisbasistoets Rekenen
Kennisbasistoets Taal
Beroepstaakopdracht OWE 2.7 van 2013/2014 wordt gelijk gesteld met Presentatie thematisch ontwerpen en Mondelinge presentatie bewegingsonderwijs OWE 2.7 van 2014/2015.
Kennisbasistoets Taal 2.6: Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
Beroepstaakopdracht Opbrengstgericht werken taal Beroepstaakopdracht Vakdidactisch afstemmen Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2
OWE 2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
Presentatie opbrengstgericht werken met taal
-
Presentaties Vakdidactisch afstemmen Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2
76
Tussenbeoordeling stage 2.7: Thematisch ontwerpen Oudere kind (OK)
Beroepstaakopdracht: Thematisch ontwerpen Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2
2.8: Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (IT)
OWE 2.7 Thematisch ontwerpen Oudere kind (OK)
Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2 Mondelinge presentatie Bewegingsonderwijs
Kennisbasistoets Rekenen
Kennisbasistoets Rekenen
Kennisbasistoets Taal
Kennisbasistoets Taal
Kennistoets P&O
OWE 2.8 Integrale toets ‘Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften’
Eindbeoordeling stage – niveau 2
2.10: Professional zijn in een groter geheel (IT) 3.1: Integraal junior leraar zijn
Didactiek en kennistoets Kunsten niveau 2 Didactiektoets OJW – niveau 2
2.9: Wereldwijsbewegen met kinderen
Kennistoets P&O Beschrijving schoolvisie Kindportretten Reflectie op handelingsgericht werken Groepsplan; Opzet, uitvoering en didactische reflectie Eindbeoordeling stage – niveau 2 Didactiek en kennistoets Kunsten niveau 2 Didactiektoets OJW – niveau 2
Kinderrechtenweek
Kinderrechtenweek
Beroepstaakopdracht Wereldwijs Bewegen
Beroepstaakopdracht Wereldwijs Bewegen
Toets Kennisbasis Rekenenwiskunde Toets kennisbasis Taal
Toets Kennisbasis Rekenenwiskunde Toets kennisbasis Taal
Beroepstaakopdracht Professional zijn in een groter geheel (IT) Afstudeerplan Eindbeoordeling Stage
-
Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2
Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2 Beroepstaakopdracht Bewegingsonderwijs
Beroepstaakopdracht Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (Groepsplan)
2.9: Wereldwijsbewegen met kinderen
Tussenbeoordeling stage eind Pabo 2 Presentatie Thematisch ontwerpen
Beroepstaakopdracht lesgeven OWE 2.8 van 2013-2014 wordt gelijk gesteld met Beschrijving schoolvisie, Kindportretten en Groepsplan OWE 2.8 van 2014-2015.
-
2.10: Professional zijn in een groter geheel (IT)
Integrale toets: ‘Professional zijn in een groter geheel’
-
3.1 Integraal junior leraar zijn
Afstudeerplan
-
Afstudeerstage
-
77
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksrapportage Praktijkgericht onderzoek
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksverslag
-
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC)
PWC
Professioneel Werkconcept (PWC)
-
3.4 Meesterproef Startbekwaam! (IT)
Portfolio toetsing
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept 3.4 Meesterproef
Meesterproef (schriftelijke presentatie)
3.4 Meesterproef en 3.5 Integrale toets 2014-2015 zijn in de plaats gekomen van 3.4 Meesterproef Starbekwaam 2013-2014.
OWE 2011-2012 2.1: Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
2.2: Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Verplichte toetsing onder OWE 2011-2012 Presentatie ontwikkeling in kaart / Presentatie P&O Kennistoets ontwikkeling in kaart / Kennistoets P&O, rekenenwiskunde en ICT Opdracht Taalbeeld / Taalbeeld voor logopedie Toepassingsgerichte kennistoets taal/Engels
OWE 2012-2013
Verplichte toetsing onder OWE 2012-2013
OWE 2013-2014
2.1: Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
P&O-presentatie
2.1: Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
Kennistoets P&O, statistiek en ICT
Toepassingsgerichte kennistoets taal/Engels
P&O-presentatie
Kennistoets P&O, statistiek en ICT
Taalbeeld voor logopedie
Taalbeeld voor Logopedie 2.2: Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
2.2: Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets taal/Engels
2.3: Beschouwen, geloven, vieren
Beroepstaakopdracht Cultuur beschouwen
(Facultatief: schriftelijke presentatie in DPF - mogelijk om 5 (van de 100) bonuspunten te verkrijgen voor lesvoorbereiding
Eigen vaardigheidstoets Engels 2.3: Beschouwen, geloven, vieren
Individueel visieverslag Levensbeschouwing
2.3: Beschouwen, geloven, vieren
Gesprek in groep / Groepstentamen
Beroepstaakopdracht Creatief Levensbeschouwelijk leren (visieverslag i.c.m. mondeling)
Essay Cultuurbeschouwing 2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets rekenen
2.5 Leren door hardop te denken
Mondelinge toets
Groepsonderzoek
Beroepstaakopdracht Cultuur beschouwen (reflectieverslag)
2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Kennistoets Rekenen
2.5 Leren door samen hardop te denken
Beroepstaakopdracht Het voeren van een gesprek (presentatie)
Beroepstaakopdracht Creatief Levensbeschouwelijk leren (visieverslag i.c.m. mondeling) 2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Groepsonderzoek 2.5 Leren door hardop te denken
Kennistoets Rekenen en Wiskunde / P&O Beroepstaakopdracht Groepsonderzoek Beroepstaakopdracht Het voeren van een gesprek (presentatie)
78
2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
‘Opbrengstgericht werken met taal’
2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
2.6: Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
2.7: Thematisch ontwerpen Oudere kind
2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
‘Opbrengstgericht werken met taal’
Presentatie Onderwijs afstemmen
Presentatie Onderwijs afstemmen bij het jonge kind
Presentatie Onderwijs afstemmen bij het jonge kind
Praktijkopdrachten Engels
Praktijkopdracht Engels
Praktijkopdracht Engels
Toets kennisbasis NoTe
Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage
Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2 Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage
Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage 2.7. Thematisch ontwerpen Jongere Kind
‘Opbrengstgericht werken met taal’ (dpf)
Beroepstaakopdracht Thematisch Ontwerpen
2.7. Thematisch ontwerpen Jongere Kind
Beroepstaakopdracht Thematisch Ontwerpen
2.7. Thematisch ontwerpen Jongere Kind
Beroepstaakopdracht Thematisch Ontwerpen
Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2
Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2
Kennistoets aardrijkskunde - niveau 2
Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2
Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2
Kennistoets geschiedenis – niveau 2
-
Kennisbasistoets Rekenen
-
Kennisbasistoets Taal
Beroepstaak-opdracht Opbrengstgericht werken taal Beroepstaak-opdracht Kunsten SWO Beroepstaak-opdracht Engels
2.6: Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
Beroepstaakopdracht Opbrengstgericht werken Beroepstaakopdracht Vakdidactisch afstemmen
2.6: Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
Beroepstaakopdracht Opbrengstgericht werken taal Beroepstaakopdracht Vakdidactisch afstemmen
Beroepstaak-opdracht Duurzaam duurt het langst Kennisbasis Note niveau 2
Beroepstaak-opdracht Engels Kennisbasis Note niveau 2
Kennistoets Natuuronderwijs en Techniek niveau 2
Tussenbeoordeling stage
Tussenbeoordeling stage
Tussenbeoordeling stage
Beroepstaak-opdracht: Thematisch ontwerpen Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2 Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2
2.7: Thematisch ontwerpen Oudere kind
Beroepstaakopdracht: Thematisch ontwerpen Kennistoets aardrijkskunde niveau 2 Kennistoets geschiedenis niveau 2 Beroepstaakopdracht
2.7: Thematisch ontwerpen Oudere kind (OK)
Beroepstaakopdracht: Thematisch ontwerpen Toets kennisbasis aardrijkskunde niveau 2 Toets kennisbasis geschiedenis niveau 2 Beroepstaakopdracht
79
*
Bewegingsonderwijs
Bewegingsonderwijs
-
Kennisbasistoets Rekenen
-
Kennisbasistoets Taal
Kennistoets Taal, Rekenen en P&O Beroepstaakopdracht Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (Groepsplan)
2.8: Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (IT)
Kennistoets P&O Beroepstaakopdracht Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (Groepsplan)
Toets professionele gecijferdheid Eindbeoordeling stage – niveau 2 *
Didactiek en kennistoets Kunsten niveau 2 Didactiektoets OJW – niveau 2
Eindbeoordeling stage – niveau 2 2.9: Wereldwijsbewegen met kinderen
Kinderrechtenweek
Kinderrechtenweek
Beroepstaakopdracht Wereldwijs Bewegen
Beroepstaakopdracht Wereldwijs Bewegen
-
Toets Kennisbasis Rekenenwiskunde Toets kennisbasis Taal
* 3.1: Startbekwaam worden
Afstudeerplan
3.1 Startbekwaam worden
Didactiek en kennistoets Kunsten niveau 2 Didactiektoets OJW – niveau 2
Beroepstaakopdracht Professional zijn in een groter geheel (IT)
2.10: Professional zijn in een groter geheel (IT)
Beroepstaakopdracht Professional zijn in een groter geheel (IT)
Afstudeerplan
3.1: Integraal junior leraar zijn
Afstudeerplan
Stage
Eindbeoordeling Stage
Eindbeoordeling Stage
Afstudeerkring
Afstudeerkring
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksrapportage Praktijkgericht onderzoek
PWC
PWC
PWC
Portfolio toetsing
Portfolio toetsing
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC) 3.4 Meesterproef Startbekwaam! (IT)
Portfolio toetsing
* Een vergelijking tussen het programma van pabo 3 Voltijd 2011/2012 en 2012/2013 is niet te maken, aangezien het curriculum ingrijpend veranderd is, volgend op de curriculumvernieuwing die vanaf september 2010/2011 in de voltijd in gang gezet is.
80
* Een vergelijking tussen het programma van pabo 3 Deeltijd 2012/2013 en 2013/2014 is niet te maken, aangezien het curriculum ingrijpend veranderd is, volgend op de curriculumvernieuwing die vanaf september 2011/2012 in de deeltijd in gang gezet is en is afgestemd op het programma van de voltijd. Programma kernfase is volledig herzien per 1 september 2012, waarbij er nog maar sprake is van één deeltijdprogramma, afgestemd op de reguliere voltijd. Een vergelijking van het oude programma kernfase van Deeltijd-regulier en –verkort met het nieuwe deeltijd-programma is niet te maken, aangezien het curriculum ingrijpend veranderd is, volgend op de curriculumvernieuwing die vanaf september 2010/2011 in de voltijd in gang gezet is.
Conversietabellen uit voorgaande jaren postpropedeutische fase ALPO locatie Nijmegen Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015
Titel OWE 20132014
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
OWE 2.1A Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
P&O-presentatie
-
Kennistoets P&O, statistiek en ICT
-
Taalbeeld voor logopedie
-
OWE 2.2A Begeleiden van kinderen in leerprocessen
Praktijkopdracht Note
-
Praktijkopdracht SWO
-
OWE 2.3A Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind
Beroepstaakopdracht afstemmen op het jonge kind Praktijkopdracht rekenen A + B Praktijkopdracht taal jonge kind, beoordelingscriteria i.s.m. de RU geformuleerd.
-
Kennistoets rekenen Praktijkopdracht taal jonge kind `woordenschat
Is naar OWE 2.3A gegaan en opgenomen in Praktijkopdracht A taal jonge kind. -
Kennistoets rekenen JK Praktijkopdracht B taal jonge kind (JK)
In Praktijkopdracht A taal jonge kind is de ‘Praktijkopdracht taal jonge kind beoordelingscriteria i.s.m. de RU geformuleerd’ opgenomen en de ‘Praktijkopdracht taal jonge kind woordenschat.’ Is in de plaats gekomen van Mondelinge presentatie taal uit OWE 2.4A.
Kennistoets taal jonge kind (JK) Toets bewegingsonderwijs
-
-
Tussenbeoordeling stage jonge kind (JK)
-
Kennistoets taal jonge kind (JK) Mondelinge toets bewegingsonderwijs Tussenbeoordeling stage jonge kind (JK)
wijzigingen wat betreft toetsing
Is naar OWE 2.3A gegaan en opgenomen in Praktijkopdracht A taal jonge kind.
Titel OWE 2014-2015
wijzigingen wat betreft toetsing
P&O-presentatie
-
Kennistoets P&O, statistiek en ICT
-
Taalbeeld voor logopedie
-
OWE 2.2A Begeleiden van kinderen in leerprocessen
Praktijkopdracht Note
-
Praktijkopdracht SWO
-
OWE 2.3A Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind
Beroepstaakopdracht afstemmen op het jonge kind Praktijkopdracht rekenen A + B Praktijkopdracht A taal jonge kind, beoordelingscriteria i.s.m. de RU geformuleerd.
-
OWE 2.1A Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
81
OWE 2.4A Onderwijs verzorgen rond een thema
OWE 2.5A Beschouwen, geloven, vieren
Beroepsopdracht ontwerpen en uitvoeren
-
Stagebeoordeling jonge kind
-
Mondelinge presentatie taal
Praktijkopdracht kunsten
Is naar OWE 2.3A gegaan: Praktijkopdracht B taal jonge kind. Is naar OWE 2.5A gegaan: Beroepstaakopdracht creatief levensbeschouwelijk leren. Is naar OWE 2.5A gegaan: Beroepstaakopdracht creatief levensbeschouwelijk leren. Is naar OWE 2.5A gegaan: Beroepstaakopdracht Cultuur beschouwen. -
Groepsplan rekenen
-
Praktijkopdracht taal
-
Praktijkopdracht Note
-
Kennistoets taal oudere kind (OK)
-
Tussenbeoordeling stage OK
-
Beroepstaakopdracht vieren met kinderen
Verslag levensbeschouwelijke vorming en vieren (academisch geborgd)
Reflectieverslag cultuurbeschouwing
OWE 2.6A Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
OWE 2.7A Cultuurbewust onderwijs
OWE 2.8A Lesgeven aan kinderen met
Cultuur-educatief ontwerp
-
Onderzoeksverslag Cultuurbewust onderwijs
-
Didactiektoets OJW niveau 2
-
Kennistoets taal, rekenen, P&O
Is naar OWE 2.8A gegaan: Kennistoets P&O
OWE 2.4A Onderwijs verzorgen rond een thema
OWE 2.5A Beschouwen, geloven, vieren
OWE 2.6A Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
OWE 2.7A Cultuurbewust onderwijs
OWE 2.8A Lesgeven aan kinderen met specifieke
Beroepsopdracht ontwerpen en uitvoeren Stagebeoordeling jonge kind
In Beroepsopdracht ontwerpen en uitvoeren is Mondelinge presentatie taal van OWE 2.4A opgenomen. -
Beroepstaakopdracht creatief levensbeschouwelijk leren (academisch geborgd)
In deze OWE is opgenomen Beroepstaakopdracht vieren met kinderen en Verslag levensbeschouwelijke vorming uit OWE 2.5A.
Beroepstaakopdracht Cultuur beschouwen
Is in de plaats gekomen van het Reflectieverslag cultuurbeschouwing uit OWE 2.5A.
Praktijkopdracht kunsten
-
Groepsplan rekenen
-
Praktijkopdracht taal
-
Praktijkopdracht Note
-
Kennistoets taal oudere kind (OK) Tussenbeoordeling stage OK
-
ICT toepassing (mondelinge presentatie in les)
Deze toets is eenmalig toegevoegd voor cohort 2013-2014. -
Cultuur-educatief ontwerp
-
Onderzoeksverslag Cultuurbewust onderwijs
-
Didactiektoets OJW niveau 2
-
Kennistoets Natuuronderwijs en techniek niveau 2
Is in de plaats gekomen van kennistoets OJW niveau 2, natuuronderwijs uit OWE 2.9A. Komt uit Beroepstaakopdracht van OWE 2.8A. Komt uit Beroepstaakopdracht van OWE 2.8A.
Beschrijven schoolvisie Kindportretten
82
specifieke onderwijsbehoeften
OWE 2.9A Professional in een groter geheel / integrale toets afstudeerbekwaam
Beroepstaakopdracht
Kennisbasistoets Taal
De Beroepstaakopdracht is verdeeld: Beschrijven schoolvisie, Kindportretten, Reflectie op handelingsgericht werken, Groepsplan, opzet, uitvoering en didactische reflectie, OWE 2.8A. -
Kennisbasistoets Rekenen
-
Eindbeoordeling stage oudere kind Kennistoetsen OJW niveau 2 (drie toetsen: geschiedenis, aardrijkskunde en natuuronderwijs)
-
Reflectieverslag afstudeerbekwaam
onderwijsbehoeften
OWE 2.9A Integrale toets afstudeerbekwaam
Aardrijkskunde en geschiedenis zijn naar OWE 2.9A gegaan, natuuronderwijs naar OWE 2.7A. Is naar OWE 2.9A gegaan: Mondelinge presentatie afstudeerbekwaam.
Reflectie op handelingsgericht werken Kennistoets P&O Groepsplan, opzet, uitvoering en didactische reflectie
Is in de plaats gekomen van Kennistoets taal, rekenen, P&O uit OWE 2.8A. Komt uit Beroepstaakopdracht van OWE 2.8A.
Kennisbasistoets Taal
-
Kennisbasistoets Rekenen
-
Eindbeoordeling stage oudere kind Kennistoets geschiedenis niveau 2
-
Kennistoets aardrijkskunde niveau 2
Is in de plaats gekomen van kennistoets OJW niveau 2 aardrijkskunde uit OWE 2.9A. Is in de plaats gekomen van mondelinge presentatie afstudeerbekwaam uit OWE 2.9A
Mondelinge presentatie afstudeerbekwaam
Titel OWE 2013-2014
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
Titel OWE 2014-2015
3.1: Integraal junior leraar zijn
Afstudeerplan
3.1 Integraal junior leraar zijn
Eindbeoordeling Stage
Komt uit Beroepstaakopdracht van OWE 2.8A.
Is in de plaats gekomen van kennistoets OJW niveau 2 geschiedenis uit OWE 2.9A.
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing)
Verplichte toetsing onder OWE 2014-2015 Afstudeerplan
-
Afstudeerstage
-
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksrapportage Praktijkgericht onderzoek
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksverslag
-
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC)
PWC
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC)
Professioneel Werkconcept (PWC)
-
3.4 Meesterproef Startbekwaam! (IT)
Portfolio toetsing
3.4 Meesterproef
Meesterproef (schriftelijke presentatie)
3.4 Meesterproef en 3.5 Integrale toets 2014-2015 zijn in de plaats gekomen
83
3.5 Integrale toets Afstudeerfase
OWE 2011-2012 2.1: Professional binnen een groter geheel 2.2: Kinderen begeleiden in leerprocessen 2.3: Beschouwen, geloven, vieren
Verplichte toetsing onder OWE 2011-2012 Essay (PWC) Performance Assessment; minidocu / Theorietische onderbouwing Praktijkopdracht NoTe Praktijkopdracht SWO Reflectie / eigen visie op vieren Beroepsproduct: viering op basisschool en in eigen basisgroep
Eindgesprek
van 3.4 Meesterproef Starbekwaam 2013-2014.
OWE 2012-2013
Verplichte toetsing onder OWE 2012-2013
OWE 2013-2014
Verplichte toetsing onder OWE 2013-2014
2.1: Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
Behalen Beroepsvaardigheden 2 bij PW-RU levert vrijstelling op voor BT 2.1
2.1: Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
Behalen Beroepsvaardigheden 2 bij PW-RU levert vrijstelling op voor BT 2.1
2.2: Begeleiden van kinderen in leerprocessen 2.3: Vieren, beschouwen en geloven
Praktijkopdracht NoTe Praktijkopdracht SWO
2.2: Begeleiden van kinderen in leerprocessen 2.3: Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind
Praktijkopdracht NoTe Praktijkopdracht SWO
Verslag Levensbeschouwelijke vorming en vieren Beroepsproduct: viering op basisschool en in basisgroep
Beroepstaakopdracht Afstemmen op het jonge kind Praktijkopdrachten Rekenen A+B
Praktijkopdracht Taal jonge kind (JK) Kennistoets Rekenen Praktijkopdracht Taal Woordenschat JK Kennistoets Taal JK
2.4 Onderwijs verzorgen rondom een thema
Beroepsproduct: ontwerpen en uitvoeren Stagebeoordeling JK
2.4 Onderwijs verzorgen rondom een thema
Beroepsproduct: ontwerpen en uitvoeren Stagebeoordeling JK
2.4 Onderwijs verzorgen rondom een thema
2.5 Pedagogisch en didactisch afstemmen op de ontwikkeling van jonge kinderen
Beroepsproduct: Afstemmen op jonge kinderen Praktijkopdrachten Taal
2.5 Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind
Beroepsproduct: Afstemmen op het jonge kind Praktijkopdrachten Rekenen A+B
2.5 Vieren, beschouwen en geloven
Praktijkopdrachten Rekenen
Kennistoets Rekenen JK
Kennistoets Taal JK
Praktijkopdracht Taal JK
Mondelinge toets Bewegingsonderwijs Beroepstaakopdracht: Ontwerpen en uitvoeren Stagebeoordeling Jonge Kind Mondelinge presentatie Taal Beroepstaakopdracht Vieren met kinderen Verslag Levensbeschouwelijke vorming en vieren (acad. geborgd) Reflectieverslag Cultuurbeschouwing
84
Kennistoets Rekenen JK Toets bewegingsonderwijs 2.6 Pedagogisch en didactisch afstemmen op de ontwikkeling van oudere kinderen
2.7. Cultuurbewust onderwijs
Groepsplan Rekenen Praktijkopdracht Taal Kennistoets Taal OK Toets Professionele Gecijferdheid
2.6 Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
Kennistoets Taal JK Mondelinge toets bewegingsonderwijs Praktijkopdracht Kunsten Groepsplan Rekenen Praktijkopdracht Taal Praktijkopdracht NoTe
Praktijkopdracht Kunsten
Kennistoets Taal OK
Praktijkopdracht OJW
Toets Professionele Gecijferdheid
Didactiektoets OJW
Stagebeoordeling OK
Stagebeoordeling OK Beroepstaakopdracht Cultuureducatief ontwerp
2.7. Cultuurbewust onderwijs
Praktijkonderzoek
RU-inhouden
2.9 integrale toets afstudeerbekwaam
Evaluatieverslag simulatieschool
2.8 Lesgeven aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 2.9 Professional in een groter geheel / integrale toets afstudeerbekwaam
Kennistoets niveau 2: AK, GS, NoTe Reflectieverslag niveau 2 met oriëntatie op afstudeerfase
Vrijstelling mogelijk dmv RUprogramma
Eindbeoordeling projectstage
Praktijkopdracht Kunsten Groepsplan Rekenen Praktijkopdracht Taal Praktijkopdracht NoTe Kennistoets Taal OK Tussenbeoordeling Stage OK
2.7. Cultuurbewust onderwijs
Reflectieverslag Internationale uitwisseling Onderzoeksverslag Cultuurbewust onderwijs Didactiektoets OJW niveau 2
Uitwisseling Internationalisering
2.8 Begeleiden met specifieke onderwijsbehoeften
Beroepstaakopdracht Cultuureducatief ontwerp
2.6 Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
Beroepstaakopdracht Cultuureducatief ontwerp
Onderzoeksverslag Cultuurbewust onderwijs Didactiektoets OJW niveau 2 2.8 Lesgeven aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 2.9 Professional in een groter geheel / integrale toets afstudeerbekwaam
Vrijstelling mogelijk dmv RUprogramma
Kennisbasistoets Taal Kennisbasistoets Rekenen Eindbeoordeling Stage OK
Kennistoetsen OJW niveau 2
Kennistoetsen OJW niveau 2
Reflectieverslag Afstudeerbekwaam
Reflectieverslag Afstudeerbekwaam
Reflectieverslag simulatieschool *
*
3.1 Startbekwaam worden
Afstudeerplan Eindbeoordeling Stage Afstudeerkring
3.1: Integraal junior leraar zijn
Afstudeerplan
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen
Onderzoeksrapportage Praktijkgericht onderzoek (15 stp vrijstelling mogelijk dmv RUonderwijs)
Eindbeoordeling Stage (15 stp)
85
*
PWC
*
Portfolio toetsing
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC) 3.4 Meesterproef Startbekwaam! (IT)
PWC (7,5 stp)
Portfolio toetsing (7,5 stp + 15stp vrijstelling mogelijk dmv RUonderwijs)
Een vergelijking van het oude programma vanaf ALPO3 is niet te maken, vanwege de verschillende instroomvarianten bij RU en Pabo-HAN vanaf het studiejaar 2009/2010. *Afstudeerfase voor studenten in het ALPO-traject wordt in 2012/2013 voor het eerst vormgegeven. Vergelijking met voorgaande studiejaren daarom niet mogelijk.
86
Bijlage 3 Vergelijkingstabellen minoren Bijlage conform artikel 3.4 lid 9 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden en tentamen
Conversietabel minoren – vergelijking studiejaar 2014-2015 en 2015-2016 Minorbeschrijvingen 2014/2015
Verplichte toetsing onder OWE 2014/2015
Minorbeschrijvingen 2015/2016
Ruimte voor 21ste eeuws OWE 1: talent 1. Schriftelijke en mondelinge presentatie Special Educational OWE 1: 1. Narratief, schriftelijk Needs 2. Analyse van video-opname 3. Narratief, mondeling 4. Verslag praktijkgericht actieonderzoek 5. Kennistentamen 6. Eindverslag stage en logboek stage Vernieuwingsonderwijs OWE 1: Oriëntatie op vernieuwingsonderwijs 1. Schriftelijke presentatie OWE 2: Praktijkonderzoek op een vernieuwingsschool 1. Schriftelijke presentatie OWE 3: Ik als onderwijsvernieuwer 1. Schriftelijke presentatie
Ruimte voor 21ste eeuws talent
VMBO
VMBO
OWE 1: Schoolorganisatie, klas en leerling 1. Digital storytelling 2. Stage 3. Visiestuk OWE 2: Specialisatie vak- en leergebied 1. Leerarrangement 2. Stagebeoordeling 3. Opdracht excursie van Wiskunde en M&M
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing)
Verplichte toetsing onder OWE 2015/2016
OWE 1: 1. Schriftelijke en mondelinge presentatie Special Educational Needs OWE 1: 1. Narratief, schriftelijk 2. Analyse van video-opname 3. Narratief, mondeling 4. Verslag praktijkgericht actieonderzoek 5. Kennistentamen 6. Eindverslag stage en logboek stage Vernieuwingsonderwijs OWE 1: Oriëntatie op vernieuwingsonderwijs 1. Schriftelijke presentatie OWE 2: Praktijkonderzoek op een vernieuwingsschool 1. Schriftelijke presentatie OWE 3: Ik als onderwijsvernieuwer 1. Schriftelijke presentatie
-
-
-
OWE 1: Schoolorganisatie, klas en leerling 1. Digital storytelling 2. Stage 3. Visiestuk OWE 2: Specialisatie vak- en leergebied 1. Leerarrangement 2. Stagebeoordeling 3. Opdracht excursie van Wiskunde en M&M 87
4. Performance assessment
Kunst en Cultuur
Leiderschap in het onderwijs
Leren voor het leven
OWE 1: 1. De culturele reis 2. Stageproduct: onderzoeksrapportage of innovatief ontwerp 3. DPF beoordeling Reflecties op alle beroepsproducten OWE 1: Denkkracht 1. Presentatie schoolorganisatie 2. Integraal tentamenonderdeel ‘denkkracht’. OWE 2: Daadkracht 1. Analyse verandertraject ‘daadkracht’ 2. Integraal tentamenonderdeel ‘daadkracht’. OWE 1: Inzicht in religie in een pluriforme samenleving 1. Schriftelijke presentatie religie 2. Individueel eindverslag 3. Performance assessment OWE 2: Spiritualiteit: begeleiden met hart en ziel 1. Schriftelijke presentatie spiritualiteit 2. Individueel eindverslag 3. Performance assessment OWE 3: Geschiedenis van de filosofie / praktisch filosoferen 1. Schriftelijke presentatie filosofie 2. Individueel eindverslag 3. Performance assessment OWE 4: Praktijkdeel religie, spiritualiteit of filosofie 1. Schriftelijke presentatie bijdrage symposium 2. Individueel eindverslag
4. Performance assessment
Kunst en Cultuur
Leiderschap in het onderwijs
Leren voor het leven
OWE 1: 1. De culturele reis 2. Stageproduct: onderzoeksrapportage of innovatief ontwerp 3. DPF beoordeling Reflecties op alle beroepsproducten OWE 1: Denkkracht 1. Presentatie schoolorganisatie 2. Integraal tentamenonderdeel ‘denkkracht’. OWE 2: Daadkracht 1. Analyse verandertraject ‘daadkracht’ 2. Integraal tentamenonderdeel ‘daadkracht’. OWE1: Religie in een pluriforme samenleving 1. Schriftelijke presentatie religie 2. Reflectieverslag OWE 2: Spiritualiteit: begeleiden met hart en ziel 1. Schriftelijke presentatie Spiritualiteit 2. Groepstentamen Spiritualiteit
-
-
Bij OWE 1 twee in plaats van drie toetsresultaten
Bij OWE 2 twee in plaats van drie toetsresultaten
Bij OWE 3 twee in plaats van drie toetsresultaten
OWE 3: Filosofie 1. Schriftelijke en mondelinge presentatie Filosofie 2. Socratisch gesprek OWE 4: Praktijkdeel religie, spiritualiteit of filosofie 1. Schriftelijke presentatie
Bij OWE4 is alleen de toetsvorm van deeltoets 2 en 3 gewijzigd
88
3. Performance assessment Specialist Bewegingsonderwijs groep 3 t/m 8
Onderwijs in Internationaal Perspectief
OWE 1: 1. Onderlinge instructie/praktijkpresentatie 2. Theoriepresentatie EHBO of fysiologie 3. Theoriepresentatie didactiek bewegingsonderwijs 4. Presentatie hulpverlenen door kinderen aan de hand van videoopname 5. Presentatie opbouw- en opdrachtkaarten aan de hand van video-opname 6. Presentatie schoolbrede bewegingsactiviteit aan de hand van video-opname 7. Tussenbeoordeling stage 8. Eindbeoordeling stage 9. Schriftelijke eindtoets toegepaste kennis 10. Stage eindgesprek aan de hand van logboek Keuze van 4 OWE’s uit 11: OWE 1: Dutch Culture and Society 1. Verslag footprints 2. Lessenserie 3. Eindverslag (adhv 15 zelfgekozen foto’s) OWE 2: Classroom of Diversity 1. Narrative ‘How to deal with diversity’ 2. Educatief ontwerp ‘Diversity’ OWE 3: Global Understanding 1. Participatie contactsessies 2. Reflectief essay 3. Educatief ontwerp ‘Global literacy’ OWE 4: Voorbereiding 1. Weblog maken en bijhouden
2. Workshop 3. Symposium Specialist Bewegingsonderwijs groep 3 t/m 8
Onderwijs in Internationaal Perspectief
OWE 1: 1. Onderlinge instructie/praktijkpresentatie 2. Theoriepresentatie EHBO of fysiologie 3. Theoriepresentatie didactiek bewegingsonderwijs 4. Presentatie hulpverlenen door kinderen aan de hand van videoopname 5. Presentatie opbouw- en opdrachtkaarten aan de hand van video-opname 6. Presentatie schoolbrede bewegingsactiviteit aan de hand van video-opname 7. Tussenbeoordeling stage 8. Eindbeoordeling stage 9. Schriftelijke eindtoets toegepaste kennis 10. Stage eindgesprek aan de hand van logboek Keuze van 4 OWE’s uit 11: OWE 1: Dutch Culture and Society 1. Verslag footprints 2. Lessenserie 3. Eindverslag (adhv 15 zelfgekozen foto’s) OWE 2: Classroom of Diversity 1. Narrative ‘How to deal with diversity’ 2. Educatief ontwerp ‘Diversity’ OWE 3: Global Understanding 1. Participatie contactsessies 2. Reflectief essay 3. Educatief ontwerp ‘Global literacy’ OWE 4: Voorbereiding 1. Weblog maken en bijhouden 2. Onderwijs- en cultuurvergelijking
-
89
2. Onderwijs- en cultuurvergelijking 3. Databank/Brochure (schriftelijke presentatie) 4. Eindevaluatie OWE 5: Studiereis Turkije 1.Deelname aan studiereis en voorbereidingsprogramma 2. Voorbereidend onderzoek: de romanopdracht 3. Workshop onderwijsconferentie OWE 6: Studiereis Marokko 1.Taaltraining Frans 2. Presentatie thema Marokko 3. Deelname studiereis OWE 7: Exploring the (Far) East: religion, society and arts 1.Kennistoets 2. Onderzoeksverslag 3. Mondelinge presentatie onderzoek OWE 8: Re-thinking education 1. Reflectieverslag OWE 9: Social Responsibility in Education 1. Verslag project 2. Presentatie werkstuk kinderrechten OWE 10: Global Citizenship 1. Participatie 2. Portfolio 3. Essay OWE 11: Performance arts 1. Logboek (schriftelijke presentatie) 2. Performance assessment
3. Databank/Brochure (schriftelijke presentatie) 4. Eindevaluatie OWE 5: Studiereis Turkije 1.Deelname aan studiereis en voorbereidingsprogramma 2. Voorbereidend onderzoek: de romanopdracht 3. Workshop onderwijsconferentie OWE 6: Studiereis Marokko 1.Taaltraining Frans 2. Presentatie thema Marokko 3. Deelname studiereis OWE 7: Exploring the (Far) East: religion, society and arts 1.Kennistoets 2. Onderzoeksverslag 3. Mondelinge presentatie onderzoek OWE 8: Rethinking education 1. Reflectieverslag OWE 9: Social Responsibility in Education 1. Verslag project 2. Presentatie werkstuk kinderrechten OWE 10: Global Citizenship 1. Participatie 2. Portfolio 3. Essay OWE 11: Performance arts 1. Logboek(schritelijke presentatie) 2. Presentation of Preliminary investigation (mondelinge presentatie) 3. Performance assessment
Bij OWE 11 drie in plaats van twee toetsresultaten
Overzicht van minoren uit vorige studiejaren die nu niet meer als zodanig staan ingeschreven in het minoraanbod van de opleiding als uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingstatuut van de opleiding en in hoeverre deze tot het onderwijsprogramma van het vigerend minoraanbod worden gerekend. Conform artikel 1.1 lid 5 OER: Minor
Laatste jaar van uitvoering
Resultaten te rekenen tot aanbod 2015-2016
Indien deels: welke onderdelen / OWE’s
Indien deels: welk aantal bijbehorende studiepunten.
90
Leraar basisonderwijs worden
2013-2014
ja
n.v.t.
n.v.t.
Conversietabel minoren van voorgaand studiejaar Minorbeschrijvingen 2013/2014
Verplichte toetsing onder OWE 2013/2014
Ruimte voor talent
OWE 1: Ruimte voor 21ste eeuws talent 1. Tussenassessment 2. Eindassessment OWE 1: Special Educational Needs 1. Narratief en Bijeenkomst oplossingsgericht werken 2. Verslag praktijkgericht onderzoek 3. Kennistoets + openboektentamen 4. Eindverslag stage en logboek stage
Special Educational Needs
Vernieuwingsonderwijs OWE 1: Oriëntatie op vernieuwingsonderwijs 1. Verslag van twee onderwijsconcepten OWE 2: Actieonderzoek op een vernieuwingsschool 1. Onderzoeksverslag 2. Schoolgids OWE 3: Ik als onderwijsvernieuwer 1. Visiestuk: Ik als onderwijsvernieuwer VMBO OWE 1: School, klas en organisatie 1. Digital storytelling 2. Stage 3. Visiestuk OWE 2: Specialisatie vak- en leergebied 1. Leerarrangement 2. Stage 3. Opdracht excursie van Wiskunde en M&M 4. Performance assessment
Minorbeschrijvingen 2014/2015
Vernieuwingsonderwijs
Verplichte toetsing onder OWE 2014/2015 OWE 1: 1. Schriftelijke en mondelinge presentatie OWE 1: 1. Narratief, schriftelijk 2. Analyse van video-opname 3. Narratief, mondeling 4. Verslag praktijkgericht actieonderzoek 5. Kennistentamen 6. Eindverslag stage en logboek stage OWE 1: Oriëntatie op vernieuwingsonderwijs 1. Schriftelijke presentatie OWE 2: Praktijkonderzoek op een vernieuwingsschool 1. Schriftelijke presentatie OWE 3: Ik als onderwijsvernieuwer 1. Schriftelijke presentatie
VMBO
Beknopte toelichting (grootste wijzigingen wat betreft toetsing) Eén in plaats van twee toetsresultaten Zes in plaats van vier toetsresultaten
Bij OWE 2: Eén in plaats van twee toetsresultaten
OWE 1: Schoolorganisatie, klas en leerling 1. Digital storytelling 2. Stage 3. Visiestuk OWE 2: Specialisatie vak- en leergebied 1. Leerarrangement 2. Stagebeoordeling 3. Opdracht excursie van Wiskunde en M&M 91
4. Performance assessment
Kunst en Cultuur; Bevorderen van participatiedoor educatie, marketing, coördinatie en samenwerking
Leiderschap in het onderwijs
Leraar basisonderwijs worden
Leren voor het leven
OWE 1: 1. Procesopdrachten 2. Dummy: opdracht culturele reis en gastenboek 3. Tentoonstelling 4. Innovatief ontwerp of onderzoeksrapportage 5. Portfoliobeoordeling OWE 1: Denkkracht 1. Portfolio en gesprek OWE 2: Daadkracht 1. Beoordelingsgesprek over praktijkonderzoek
Kunst en Cultuur
OWE 1: 1. De culturele reis 2. Stageproduct: onderzoeksrapportage of innovatief ontwerp 3. DPF beoordeling Reflecties op alle beroepsproducten
Drie in plaats van vijf toetsresultaten
Leiderschap in het onderwijs
Bij OWE 1 en 2 twee in plaats van één toetsresultaat
OWE 1: Verdiepen binnen een vakgebied: Taal OWE 2: Verdiepen in het vakgebied rekenen OWE 3: Kinderen onderzoekend laten leren OWE 4: Leraar worden ‘Meesterproef niveau 1’ OWE 1: Inzicht in religie in een pluriforme samenleving 1. Verslag 2. Casus 3. Verslag en reflectie OWE 2: Spiritualiteit: begeleiden met hart en ziel 1. Verslag 2. Casus 3. Visieverslag OWE 3: Geschiedenis van de filosofie / praktisch filosoferen
-
OWE 1: Denkkracht 1. Presentatie schoolorganisatie 2. Integraal tentamenonderdeel ‘denkkracht’. OWE 2: Daadkracht 1. Analyse verandertraject ‘daadkracht’ 2. Integraal tentamenonderdeel ‘daadkracht’. -
OWE 1: Inzicht in religie in een pluriforme samenleving 1. Schriftelijke presentatie religie 2. Individueel eindverslag 3. Performance assessment OWE 2: Spiritualiteit: begeleiden met hart en ziel 1. Schriftelijke presentatie spiritualiteit 2. Individueel eindverslag 3. Performance assessment OWE 3: Geschiedenis van de filosofie / praktisch filosoferen
Deeltentamens zijn anders omschreven, geen grote inhoudelijke wijzigingen. Alleen de toetsvormen van OWE 4 zijn gewijzigd.
Leren voor het leven
Deze minor wordt niet meer aangeboden
92
1. Verslag 2. Casus 3. Presentatie reflectie OWE 4: Praktijkdeel religie, spiritualiteit of filosofie Religie en spiritualiteit: 1. Verslag en draaiboek Filosofie: 1. Reflecties en twee papers
1. Schriftelijke presentatie filosofie 2. Individueel eindverslag 3. Performance assessment OWE 4: Praktijkdeel religie, spiritualiteit of filosofie 1. Schriftelijke presentatie bijdrage symposium 2. Individueel eindverslag 3. Performance assessment
Specialist Bewegingsonderwijs groep 3 t/m 8
OWE 1: 1.Schriftelijke toets 2. Studentpresentatie praktijk Pabo 3. Studentpresentatie brede context 4. Studentpresentaties theorie 5. Studentpresentatie opbouw/opdrachtkaarten 6. Studentpresentatie hulpverlenen door kinderen 7. Stagelessen
Specialist Bewegingsonderwijs groep 3 t/m 8
Onderwijs in Internationaal Perspectief
Keuze van 4 OWE’s uit 9: OWE 1: Dutch Culture and Society 1. Presentaties eigen footprints 2. Onderwijs 3. Foto-opdracht reflectie OWE 2: Classroom of Diversity 1. Narrative ‘How to deal with diversity’ 2. Educatief ontwerp ‘Diversity’ OWE 3: Global Understanding
Onderwijs in Internationaal Perspectief
OWE 1: 1. Onderlinge instructie/praktijkpresentatie 2. Theoriepresentatie EHBO of fysiologie 3. Theoriepresentatie didactiek bewegingsonderwijs 4. Presentatie hulpverlenen door kinderen aan de hand van videoopname 5. Presentatie opbouw- en opdrachtkaarten aan de hand van video-opname 6. Presentatie schoolbrede bewegingsactiviteit aan de hand van video-opname 7. Tussenbeoordeling stage 8. Eindbeoordeling stage 9. Schriftelijke eindtoets toegepaste kennis 10. Stage eindgesprek aan de hand van logboek Keuze van 4 OWE’s uit 11: OWE 1: Dutch Culture and Society 1. Verslag footprints 2. Lessenserie 3. Eindverslag (adhv 15 zelfgekozen foto’s) OWE 2: Classroom of Diversity 1. Narrative ‘How to deal with diversity’ 2. Educatief ontwerp ‘Diversity’
Tien in plaats van zeven toetsresultaten. Geen grote inhoudelijke wijzigingen.
OWE 4 (Voorbereiding) en OWE 6 (Marokkoreis) zijn er bij gekomen. Het aantal toetsresultaten bij sommige OWEs is toegenomen.
93
1. Contactsessies 2. Logboek en eindverslag OWE 4: Studiereis Turkije 1.Deelname reisprogramma 2. Voorbereidend onderzoek 3. Onderzoek minor OWE 5: Exploring the (Far) East: religion, society and arts 1.Tentamen 2. Onderzoek 3. Presentatie OWE 6: Re-thinking education 1. Reflectieverslag en visieverslag OWE 7: Performing arts 1. Logboek en groepspresentatie OWE 8: Social Responsibility in Education 1. Eindverslag OWE 9: Global Citizenship 1. Participatie 2. Portfolio 3. Essay
OWE 3: Global Understanding 1. Participatie contactsessies 2. Reflectief essay 3. Educatief ontwerp ‘Global literacy’ OWE 4: Voorbereiding 1. Weblog maken en bijhouden 2. Onderwijs- en cultuurvergelijking 3. Databank/Brochure (schriftelijke presentatie) 4. Eindevaluatie OWE 5: Studiereis Turkije 1.Deelname aan studiereis en voorbereidingsprogramma 2. Voorbereidend onderzoek: de romanopdracht 3. Workshop onderwijsconferentie OWE 6: Studiereis Marokko 1.Taaltraining Frans 2. Presentatie thema Marokko 3. Deelname studiereis OWE 7: Exploring the (Far) East: religion, society and arts 1.Kennistoets 2. Onderzoeksverslag 3. Mondelinge presentatie onderzoek OWE 8: Re-thinking education 1. Reflectieverslag OWE 9: Social Responsibility in Education 1. Verslag project 2. Presentatie werkstuk kinderrechten OWE 10: Global Citizenship 1. Participatie 2. Portfolio 3. Essay OWE 11: Performance arts 1. Logboek (schriftelijke presentatie) 2. Performance assessment
94
Hoofdstuk 2 deel 2: Reglement examencommissies Faculteit Educatie 2015-2016 voor de examencommissie van het Instituut Pabo Preambule De reglementen voor de examencommissies bij de HAN zijn in tweeën te verdelen. 1. In de onderwijs- en examenregeling (OER) 2015-2016 is een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot examencommissie en examinatoren (paragraaf 8). Waar relevant wordt in voorliggend reglement naar artikelen uit deze paragraaf van de OER 2015-2016 van de bacheloropleiding leraar basisonderwijs van het instituut pabo verwezen. 2. In het onderhavige reglement examencommissies Faculteit Educatie (FE) 2015-2016 is eveneens een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot de examencommissies van de FE. 3. Krachtens de WHW wordt de OER vastgesteld door het instellingsbestuur en het reglement examencommissies door de examencommissie. PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor dit reglement gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het opleidingsstatuut (bijlage van het opleidingsstatuut). Artikel 1.2 Status, toepasselijkheid en wijziging van het reglement 1. Dit reglement bevat regels over taken en bevoegdheden van de examencommissies van het en maatregelen die zij in dit verband kan nemen, alsmede regels over de uitvoering ervan. 2. Het reglement is van toepassing op tentamens, respectievelijk integrale toetsen en examens van de Bachelor-opleidingen van het Instituut Pabo: a. Opleiding tot Leraar basisonderwijs 3. Wijzigingen van dit reglement worden door de examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 4. Bij eventuele strijdigheid van bepalingen in paragraaf 7b van de onderwijs- en examenregeling 20152016 van de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo met bepalingen uit deze regeling prevaleren de bepalingen uit paragraaf 7b uit de onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo.
PARAGRAAF 2. STATUS, SAMENSTELLING, WERKWIJZE EN VERGADERINGEN Artikel 2.1 Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie 1. Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn geregeld in de artikelen 8.1 en 8.2 van de OER 2015-2016. Dit artikel (2.1) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen. 2. Door derden aan de examencommissie gemandateerde taken zijn opgenomen in een overzicht dat als bijlage 2 aan dit reglement is toegevoegd. 3. Door de examencommissie kunnen aan perso(o)n(en) / orga(a)n(en) een of meer taken worden gemandateerd. De gemandateerde taken worden vastgelegd in aparte mandaatbesluiten. Een overzicht van de verleende mandaten is opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement. 4. De verantwoordelijkheden en taakstelling van de examencommissie betreffende de minor van de opleiding zijn niet overdraagbaar, tenzij het een HAN gecertificeerde minor betreft. Als er geen twijfel is over de leerbronnen en de minor komt uit het gecertificeerde aanbod van de HAN, is de goedkeuring door de examencommissie gemandateerd aan de studieloopbaanbegeleider. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat regelmatig aan haar gerapporteerd wordt betreffende de voortgang van door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. Artikel 2.2 Samenstelling en werkwijze examencommissie
1. De samenstelling van de examencommissie is geregeld in art. 8.3 van de OER 2015-2016. Dit artikel (2.2) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen. 2. Examinatoren en overige betrokkenen kunnen zo nodig door de examencommissie worden gehoord en verstrekken de commissie de gevraagde inlichtingen en/of adviezen. 3. Examinatoren moeten desgevraagd de examencommissie kunnen voorzien van materiaal aan de hand waarvan de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en –resultaten beoordeeld kunnen worden (zoals: leerdoelen, toetsplan, toetsmatrijs, een antwoordmodel, beoordelingsschema, beoordelingscriteria bij opdrachten, het tentamen en/of de opdracht(en) zelf, de tentamenresultaten en een analyse daarvan). 4. Desgewenst worden deskundigen van buiten de HAN als adviseur door de examencommissie gehoord. 5. Over de jaarlijkse rapportage van de examencommissie, de faciliteiten van de examencommissie en de rechtsbescherming van de leden de examencommissie zijn bepalingen opgenomen in resp. art. 8.6, 8.7 en 8.8 van de OER 2015-2016. De examencommissie dient bij haar verslaglegging uit te gaan van de “HANdreiking t.b.v. jaarlijks(e) rapportage examencommissies”. Artikel 2.3 Vergaderingen examencommissie 1. De examencommissie vergadert ten minste 4 maal per jaar. 2. De data van de vergaderingen van de examencommissie worden zodanig gepland dat zij aansluiten bij de planningscyclus van de opleiding(en) en de faculteit. 3. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. 4. Indien bij stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 5. Bij gelegenheid van de eerstvolgende vergadering bekrachtigt de examencommissie formeel de beslissingen de dagelijkse gang van zaken betreffende, die de dagelijkse commissie op basis van haar algemeen mandaat tussentijds heeft genomen; evenals eventuele andere beslissingen die op basis van gemandateerde taken/bevoegdheden zijn genomen. 6. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat van elke vergadering een verslag wordt gemaakt. Het conceptverslag wordt binnen tien werkdagen aan de leden van de examencommissie toegezonden. Het verslag wordt de eerstkomende vergadering van de examencommissie vastgesteld. Onderdeel van het verslag is een besluitenlijst. 7. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de overige leden van de examencommissie tijdig een exemplaar van het vastgestelde verslag via Scholar kunnen inzien. 8. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat vastgestelde, geanonimiseerde, vergaderverslagen digitaal kunnen worden ingezien door docenten van de betrokken opleiding(en). PARAGRAAF 3 KWALITEITSBEWAKING EXAMENS EN TENTAMENS Artikel 3.1 Het borgen van de kwaliteit van tentamens 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de tentamens en de examens. De examencommissie wordt op haar verzoek daartoe door de examinatoren in het bezit gesteld van relevant materiaal. 2. De examencommissie zal daar waar nodig aanwijzingen ter verbetering doen. 3. Voor het waarborgen van de validiteit, betrouwbaarheid, uitvoerbaarheid en transparantie van de toetsing neemt de examencommissie het toetsbeleidsplan zoals opgesteld door de instituutsdirectie als uitgangspunt. Artikel 3.2 Richtlijnen en aanwijzingen t.b.v. de beoordeling van tentamens 1. De beoordeling van tentamens geschiedt door de examencommissie, of door examinatoren aangewezen door de examencommissie. 2. De examinatoren, dan wel de examencommissie, beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen. Artikel 3.3 Tegengaan van oneigenlijke toekenning of onthouding van studiepunten De examencommissie gaat oneigenlijke toekenning van studiepunten of onthouding ervan door examinatoren tegen. 96
Artikel 3.4 Procedure(s) bij het bepalen (door de examencommissie) of een kandidaat geslaagd is voor een examen Ten behoeve van het besluit of een kandidaat al dan niet geslaagd is voor het examen hanteert de examencommissie de richtlijnen zoals deze in de OER zijn opgenomen. Artikel 3.5 Het bevorderen van de deskundigheid van examinatoren 1. De examencommissie ziet er op toe dat de examinatoren voldoende deskundig zijn. 2. Zij houdt daarvoor een lijst bij van alle examinatoren met hun specifieke deskundigheden en stelt minimumeisen vast met betrekking tot de deskundigheden. 3. De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie waar nodig maatregelen te treffen om de deskundigheid van examinatoren te bevorderen door scholing en certificering. 4. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet aan de deskundigheidseisen voldoet. Artikel 3.6 Externe validering van examenkwaliteit De examencommissie draagt zorg voor externe validering van de examenkwaliteit door het bevorderen van: • opleidings-/instituutsoverstijgende tentaminering; • het hanteren van een gezamenlijk protocol t.b.v. de beoordeling van eindwerkstukken; • de inzet van externe deskundigen bij het opstellen van tentamens en beoordelingsprocedures; • de inzet van externe deskundigen bij het beoordelen van tentamenresultaten. PARAGRAAF 4: AANWIJZEN VAN EXAMINATOREN Artikel 4.1 Aanwijzen van examinatoren 1. De examencommissie kan docenten belast met onderwijs in een opleiding, deskundigen van buiten de opleiding en/of beroepsbeoefenaren van buiten de opleiding aanwijzen als examinator van de (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen uit deze opleiding in de bijbehorende onderwijseenheid/eenheden wanneer zij voldoen aan de eisen gesteld in artikel 4.2 van dit reglement. 2. Examinatoren zijn belast met het afnemen van (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag ervan. Artikel 4.2 Profielschets voor examinatoren 1. Examinatoren zijn deskundig in een of meer te leren beroepstaken, of delen daarvan en beschikken over onderwijskundige kennis en vaardigheden wat betreft opstellen van tentamens, en/of het vaststellen van beoordeelwijze en –norm, en/of het organiseren van tentamens en/of het kunnen analyseren van de tentamenresultaten op basis van richtlijnen en criteria voor betrouwbare, valide en transparante tentaminering en beoordeling.
PARAGRAAF 5: TENTAMENS, VRIJSTELLINGEN EN LEERWEGONAFHANKELIJKE TENTAMENS/TOETSEN Artikel 5.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van (deel)tentamens, vrijstellingen en leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen. 2. De in deze paragraaf (5) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 5.2 Tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten met een functiebeperking
97
1. 2.
3.
Een student met een functiebeperking kan desgewenst bij de examencommissie een verzoek indienen maatregelen te treffen voor één of meer bijzondere tentamenvoorzieningen. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt de student bij zijn aanvraag, adviseert de examencommissie over deze aanvraag, draagt zorg voor de communicatie over en realisatie van de te treffen maatregelen en ziet er op toe dat de met de examencommissie overeengekomen extra bijzondere voorzieningen effectief worden uitgevoerd. De examencommissie verhoudt zich in deze tot het HAN-beleid betreffende studeren met een functiebeperking.
Artikel 5.3 Toestemming om zonder propedeutisch getuigschrift tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase De examencommissie kan een ingeschreven student die niet in het bezit is van het propedeutisch getuigschrift van de betreffende opleiding – op diens schriftelijk verzoek – schriftelijk toestemming verlenen om tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase van die opleiding. Art. 5.4. Vrijstellingen van tentamens en integrale toetsen en verzoeken en registratie voldaan van deeltentamens en deelintegrale toetsen Art. 5.4.1. Het aanvragen van een vrijstelling van tentamens en integrale toetsen a. De student dient zijn verzoek rechtstreeks schriftelijk in bij de examencommissie (OER art. 7.9 leden 1,3,6). b. Het verzoek, inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal, dient tenminste 30 werkdagen voor de tentamenperiode of voor een standalone gepland tentamen te zijn ontvangen door de examencommissie. c. Bij de beoordeling van het verzoek hanteert de examencommissie de beoordelingscriteria zoals beschreven in art. 7.9 lid 3 van de OER. Hierbij in aanmerking nemend de gronden die in de OER zijn opgenomen voor het verstrekken van vrijstellingen. De examencommissie kan zich laten adviseren door de vakgroep of vakdocent, dan wel een externe deskundige. d. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk mee aan de student en de betreffende vakgroep en /of docent en / of SLB’er (“vrijstelling voor ---- toegewezen” of “vrijstelling voor ---- afgewezen”). e. Indien de vrijstelling is verleend zorgt de examencommissie voor registratie van de verleende vrijstelling in het studentinformatiesysteem Alluris. Art. 5.4.2. Het aanvragen van vrijstellingen van tentamens en van integrale toetsen, met het doel verderop in te stromen in de opleiding en de studieduur te bekorten. Twee varianten. Variant 1: De student is in het bezit van een officiële EVC-rapportage en schrijft zich in. De student wendt zich na inschrijving tot de examencommissie met de EVC-rapportage. De student verzoekt de examencommissie om vrijstelling voor het afleggen van het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties uit de EVC-rapportage centraal staan. Variant 2: De belangstellende is niet in het bezit van een officiële EVC-rapportage en meldt zich bij de opleiding (bijv. telefonisch of op een open dag) met het verzoek, gezien opgedane ervaring en/of eerder gevolgde opleiding(en) de opleiding waarvoor hij belangstelling heeft verkort te doen. De belangstellende wordt voorgelegd te kiezen uit de volgende twee mogelijkheden, waarbij de ene koerst op zekerheid en de andere op waarschijnlijkheid. * De zekerheid. De belangstellende wordt voorgesteld een competentiemeting te ondergaan voordat hij zich inschrijft. Aan deze procedure zijn kosten verbonden die ten laste komen van de kandidaat. Hiertoe sluit de belangstellende een afzonderlijke overeenkomst met de opleiding van de HAN. Er kan geen sprake kan zijn van restitutie van deze kosten na daadwerkelijke inschrijving bij een bachelor opleiding van de HAN. Op basis van de uitkomsten weet hij waarvoor hij vrijstellingen krijgt welke hij na inschrijving als student op grond van artikel 7.9 lid 3 van de OER door de examencommissie kan laten registreren als vrijstelling. Zie verder onder art. 5.4.2.1. (art. 7.9.3. 1ste zin OER: De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn 98
gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs opgedane kennis en ervaring.)
* de waarschijnlijkheid: − De belangstellende wordt tijdens een, kort, voorlichtend gesprek, gezien de door hem getoonde informatie, aangegeven dat, de kans al dan niet (zeer) reëel is, dat er een mogelijkheid is dat hij al dan niet in aanmerking komt voor vrijstellingen. Ook kan een inschatting worden gegeven op welk niveau / in welk studiejaar de belangstellende kan instromen in de opleiding. Echter, hierover kan geen zekerheid worden gegeven. − De zekerheid kan wel gegeven worden nadat de student zich heeft ingeschreven en de vraag om vrijstellingen gemotiveerd met een porfolio bij de examencommissie indient die vervolgens beslist over het wel of niet te verlenen van vrijstellingen. Zie verder onder art. 5.4.2.1. Een tussenweg tussen de beschreven waarschijnlijkheid en zekerheid is er niet. De hogeschool (examencommissie) kan niet besluiten nemen ten aanzien van niet-ingeschrevenen en een competentiemeting kan alleen tegen betaling. Dit is bepaald in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het is een hogeschool niet toegestaan onbetaald activiteiten ten behoeve van belangstellenden voor een studie te gaan verrichten die betrekking hebben op onderwijs, tentaminering en examinering. Artikel 5.5. De procedure bij het verzoek tot een leerwegonafhankelijk tentamen (OER 7.4a). a. De student dient zijn verzoek rechtstreeks schriftelijk in bij de examencommissie (OER art. 7.4a lid 1). b. Het verzoek, inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal, dient tenminste 30 werkdagen voor de periode waarin de leerweg wordt uitgevoerd te zijn ontvangen door de examencommissie. c. Bij de beoordeling van het verzoek hanteert de examencommissie als beoordelingscriterium de gerede kans die de student heeft het tentamen voor deze onderwijseenheid met een voldoende resultaat te kunnen afsluiten zonder de bijbehorende leerweg te hebben gevolgd. De examencommissie kan zich laten adviseren door de vakgroep of vakdocent, dan wel een externe deskundige. d. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk mee aan de student en de betreffende vakgroep en/of docent en / SLB’er (“deelname aan het tentamen van de OWE ------- zonder de bijbehorende leerweg te hebben gevolgd is toegestaan” of deelname aan het tentamen van de OWE ------- zonder de bijbehorende leerweg te hebben gevolgd is niet toegestaan “). PARAGRAAF 6 ONREGELMATIGHEID EN FRAUDE BIJ TENTAMENS Artikel 6.1 Definitie van onregelmatigheid en fraude 1. Onder onregelmatigheid wordt verstaan elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. 2. Onder fraude wordt verstaan elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 3. Onder onregelmatigheid wordt in ieder geval begrepen: a) het als eigen werk opnemen in het portfolio en /of als eigen werk presenteren c.q. inleveren van werk (zoals scriptie, werkstuk, opdracht, tentamenuitwerking) dat geheel of gedeeltelijk is overgenomen en/of door de student samen met een of meer andere(n) is gemaakt; b) het laten uitlekken van tentamenvragen en/of –antwoorden voorafgaand of tijdens het tentamen; c) het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt; d) het hulp of steun zoeken en/of verkrijgen van een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de medestudent wordt gewekt; 99
e) f) g) h) i) j) k) l)
het binnen handbereik hebben van niet-toegestane hulpmiddelen tijdens het tentamen; het tijdens de tentaminering gebruiken van toegestane hulpmiddelen waarin niet toegestane informatie en/of toevoegingen voorkomen (bijgeschreven, op losse blaadjes, digitaal of anderszins); het zonder uitdrukkelijke toestemming verlaten van de tentamenlocatie en/of daarin terug te keren tijdens het tentamen; het verlaten van de tentamenlocatie met de uitwerking van een opdracht, ook wanneer deze uitwerking vervolgens wordt aangeboden aan de surveillant of diens plaatsvervanger; het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van tentamens, respectievelijk integrale toetsen; het maken van een tentamen onder de naam van een ander, dan wel dit laten doen; het overtreden van regels voor inzage in beoordeeld tentamenwerk; al die zaken of voorvallen die als zodanig door de voorzitter van de examencommissie worden benoemd.
Artikel 6.2 Inbeslagname bewijsmateriaal De examencommissie, en diegenen die namens haar aanwezig zijn bij het tentamen/de toets, zijn bevoegd tot inbeslagname van enig materiaal dat kan dienen als bewijs van de onregelmatigheid of fraude. Nadat de beslissing van de examencommissie als bedoeld in artikel 6.6, onherroepelijk is geworden, retourneert de examencommissie het materiaal onverwijld aan de student. Artikel 6.3 Maatregelen bij onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, 1. Indien een student zich ten aanzien van enig deel van het tentamen aan enige onregelmatigheid waaronder begrepen fraude heeft schuldig gemaakt, kan de examencommissie een of meer van de volgende maatregelen treffen: a) schriftelijke waarschuwing; b) schriftelijke berisping; c) het onthouden van het getuigschrift aan de student (indien de onregelmatigheid/fraude eerst na afloop van een tentaminering wordt ontdekt); d) bepalen dat het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde tentaminering op een door de examencommissie te bepalen wijze, datum en tijd (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een tentaminering wordt ontdekt); e) intrekking van het getuigschrift nadat deze is uitgereikt (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het uitreiken van het getuigschrift wordt ontdekt). 2. Bij fraude en andere onregelmatigheden, kan de examencommissie besluiten tot ontzegging van deelname aan één of meer (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen voor de termijn van ten hoogste 1 jaar. 3. Bij ernstige fraude en andere onregelmatigheden, kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van betrokkene definitief te beëindigen. 4. De examencommissie geeft indien een student zich naar het oordeel van de examencommissie, ten aanzien van enig deel van het tentamen aan een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, schuldig heeft gemaakt, de volgende richtlijn: de examencommissie verklaart het tentamen van onwaarde en kent het cijfer 0 toe aan het betreffende tentamen. Artikel 6.4 Onthouden getuigschrift 1. Indien de onregelmatigheid/fraude eerst na afloop van het tentamen wordt ontdekt, kan de examencommissie de student het getuigschrift onthouden. 2. De examencommissie kan ook besluiten dat het getuigschrift pas wordt uitgereikt nadat de student, op een door de examencommissie voorgeschreven wijze, opnieuw is getentamineerd. Artikel 6.5 Horen student De examencommissie deelt onverwijld, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk, mee aan de student dat er een melding 6 van onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, bij een tentamen hem 6
In bijlage 1 bij dit reglement is een procedure voor het melden van een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, vermeld. 100
betreffende is ontvangen. De examencommissie stelt de student, melder en eventuele derden in de gelegenheid te worden gehoord zo mogelijk in aanwezigheid van de student en de melder alvorens de examencommissie een beslissing neemt over de melding van de onregelmatigheid/fraude. Bij aanvang van de hoorzitting wordt de student op zijn zwijgrecht gewezen. Artikel 6.6 Bekendmaking besluit Uiterlijk 5 werkdagen na de gelegenheid waarop de student en de examinator(en) kunnen worden gehoord, informeert de examencommissie de student schriftelijk over het genomen besluit, dan wel een voorstel/advies aan het college van bestuur. Artikel 6.7 Beroep Tegen het besluit van de examencommissie, als bedoeld in artikel 6.6, kan de student beroep instellen volgens de procedure beschreven in de regeling ‘rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende’ zoals opgenomen in het studentenstatuut algemeen deel.
PARAGRAAF 7 GETUIGSCHRIFT EN DIPLOMASUPPLEMENT Artikel 7.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. 2. De in deze paragraaf (7) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 7.2 Vaststellen of de student voldoet aan de eindkwalificaties benodigd voor het verkrijgen van de graad 1. De examencommissie dient op objectieve en deskundige wijze vast te stellen een student voldoet aan de eisen die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 2. Examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen. 3. De examinatoren verwerken de resultaten van de beoordeelde tentamens in het studentinformatiesysteem Alluris. Artikel 7.3 Getuigschrift 1. De examencommissie verstrekt eenmalig een Nederlandstalig getuigschrift aan de kandidaat die geslaagd is voor een examen. 2. Bij het opstellen van het getuigschrift wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde formats voor het getuigschrift van het propedeutisch examen en voor het getuigschrift van het afsluiten (bachelor) examen. 3. De datum die op het getuigschrift staat is de datum waarop de examencommissie heeft besloten dat de kandidaat voor het betreffende examen geslaagd is. Deze datum geldt als de officiële datum van geslaagd zijn. 4. De student tekent voor ontvangst van het getuigschrift. 5. Voorafgaand aan het opmaken van het getuigschrift controleert de examencommissie of de instituutsdirecteur heeft verklaard of de student aan de procedurele voorwaarden heeft voldaan voor afgifte van het getuigschrift. De instituutsdirecteur heeft de controle of de student voldoet aan de procedurele voorwaarden voor afgifte van het getuigschrift gemandateerd aan de service unit Studentzaken van het Service bedrijf. Bovendien controleert de examencommissie de op de getuigschriften vermelde onderwijseenheden en studiepunten op juistheid. 6. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het getuigschrift wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard. 101
7. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de verlening van de graad aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding of associate-degreeprogramma in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd. 8. Indien het college van bestuur van de HAN het verlenen van de graad aan een student gemandateerd aan de examencommissies, verleent de examencommissie als gemandateerde de graad. Artikel 7.4 Diplomasupplement 1. Een kandidaat die het getuigschrift behorende bij het afsluitend examen uitgereikt krijgt, ontvangt van de examencommissie een Engelstalig diplomasupplement (DS). 2. Bij het opstellen van het diplomasupplement wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format van het diplomasupplement. 3. Voor het uitreiken van het diplomasupplement controleert de examencommissie of student aan de voorwaarden heeft voldaan door de op het document vermelde studiepunten en cijfers te controleren. 4. Een diplomasupplement is voorzien van de naam en handtekening van de voorzitter van de examencommissie en van een stempel van de HAN. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het diplomasupplement wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard. Artikel 7.5 Getuigschriftvertaling 1. Op verzoek van de instellingsdirecteur kan – door de examencommissie – van het getuigschrift van een opleiding een Engelse of Duitse vertaling worden verstrekt. 2. De door de examencommissie te gebruiken vertaling in het Engels is door het CvB vastgesteld. 3. Voor de vertaling van het getuigschrift in een andere dan de in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde talen dienen afgestudeerden zich – op eigen kosten - te wenden tot een beëdigd tolk/vertaler (zie: www.ngtv.nl). 4. Voor het – door de examencommissie – verstrekken van een vertaling van het originele getuigschrift, de in artikel 7.6 genoemde gewaarmerkte kopie en verklaring kunnen administratiekosten in rekening worden gebracht. Artikel 7.6 Verlies getuigschrift 1. Voor het opvragen van een vervangend getuigschrift wordt de aanvrager verwezen naar DUO. https://duo.nl/particulieren/diplomas/vervangend-document-aanvragen/diploma-kwijt.asp 2. Voor opleidingen en jaargangen van opleiding waarvoor DUO geen uitslaggegevens heeft kan degene aan wie reeds een getuigschrift is uitgereikt kan door de examencommissie een verklaring dat betrokkenen dd.mm.jjjj is afgestudeerd aan opleiding xxx van de HAN verstrekt worden. PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN Artikel 8.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, zo dit tot de bevoegdheden van de examencommissie behoort, de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 8.2 Klacht en beroep inzake beslissingen en handelswijzen van een examencommissie Zie hiervoor de “regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Deze regeling is als bijlage 10 opgenomen in het studentenstatuut HAN 2015-2016. Artikel 8.3 Vaststelling en inwerkingtreding 1. Dit reglement is vastgesteld in de vergadering van de examencommissie HAN Pabo op 7 april 2015 en treedt in werking met ingang van 1 september 2015.
102
2. Dit reglement is, voor de opleiding tot leraar basisonderwijs, ter vervanging van het reglement examencommissie voor de opleiding tot leraar basisonderwijs 2014-2015 dat is vastgesteld op 1 april 2014. 3. Dit reglement, inclusief eventueel vastgestelde tussentijdse wijzigingen conform artikel 1.2 lid 3, wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding genoemd in artikel 1.2 lid 2 via het Opleidingsstatuut van de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo van de FE.
103
Bijlage 1a. Werkwijze bij constatering van een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, tijdens het tentamen 1. Als een (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, geconstateerd wordt door de examinator, surveillant, coördinator, medestudent of andere persoon, deelt deze dit direct mee aan de betreffende student. 2. De surveillant coördinator, medestudent of andere persoon informeert via de coördinator van het tentamenbureau de secretaris van de betreffende examencommissie op zo kort mogelijke termijn na constatering over de (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude. 3. De examinator, coördinator, medestudent of andere persoon informeert de secretaris van de betreffende examencommissie op zo kort mogelijke termijn na constatering over de (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, 4. In geval de (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, geconstateerd wordt tijdens een schriftelijk tentamen neemt de surveillant, of bij een ander tentamen de examinator, direct alle bescheiden in beslag waarmee de student (vermoedelijk) een onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, begaat. De student kan, indien de surveillant of examinator hiertoe besluit, vervolgens – onder voorbehoud – het schriftelijk tentamen afmaken. 5. In geval van geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, bij een tentamen vult de surveillant, coördinator, examinator, medestudent of andere persoon direct na afloop van het tentamen, bij voorkeur het “formulier constatering van vermoedelijke onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude,” (zie onder) in en wordt ook de student in de gelegenheid gesteld zijn visie op het gebeuren te noteren op het formulier. 6. Een exemplaar van het ingevulde en door de surveillant, coördinator, examinator, medestudent of andere persoon, zo mogelijk door de student, ondertekende formulier wordt (met alle relevante bescheiden) wordt zoals boven beschreven ingeleverd bij de examencommissie. Een kopie van de melding wordt binnen 2 dagen overhandigd aan, dan wel verzonden aan, de student.
104
Bijlage 1b. Formulier constatering vermoedelijke onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude. Aan: de examencommissie van het Instituut HAN Pabo Vermoedelijke onregelmatigheid/fraude is geconstateerd door: Naam surveillant/examinator/coördinator/student/ander persoon: …………………………………………………………………………… Bij: Naam student: ………………………………………………met studentnummer:……………………….. Vakcode en naam tentamen: ……………………………………………………………….. Datum: ………………………………………………………………………………………… Tijdstip: ………………………………………………………………………………………… Lokaal: …………………………………………………………………………………………. Locatie: ………………………………………………………………………………………… Beknopt schriftelijk verslag van de surveillant/examinator van het gebeurde:
Handtekening surveillant/examinator: ………………………………….. Schriftelijk verslag van de student op het gebeurde (facultatief)
Handtekening student: ……………………………..
De surveillant of examinator grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude (zie regeling m.b.t. onregelmatigheid) direct in en besluit of hij/zij de student onder voorbehoud het tentamen laat afmaken. Hij/zij neemt alle bescheiden in waarmee de onregelmatigheid, waaronder begrepen fraude, wordt gepleegd. De surveillant/examinator vult het “formulier constatering vermoedelijke onregelmatigheid” in en levert dit met alle bescheiden na afloop van het tentamen direct rechtstreeks in bij de secretaris van de examencommissie of doet dit via de hoofdsurveillant. De student ontvangt een kopieexemplaar van het ingevulde formulier.
105
Bijlage 2 Overzicht van door de examencommissie gemandateerde taken (door examencommissie – mandaatgever - genomen mandaatbesluit(en)) en aan de examencommissie gemandateerde taken. Door de examencommissie gemandateerde taken • Ontvangen van verzoeken van studenten van de opleiding tot leraar basisonderwijs om toestemming tot het volgen van een minor uit het gecertificeerde aanbod van de HAN; • Beoordelen of de door de student van de opleiding tot leraar basisonderwijs gekozen minor past binnen het beroepsprofiel van de opleiding die de student volgt, het juiste niveau heeft en niet overlapt met de major; • Beslissen op het verzoek van studenten van de opleiding tot leraar basisonderwijs om toestemming tot het volgen van een minor uit het gecertificeerde aanbod van de HAN Voor zover het betreft een verzoek van een student om toestemming te krijgen voor het volgen van een bepaalde minor uit het gecertificeerde minoraanbod van de HAN.
Aan de examencommissie gemandateerde taken Verlenen van de graad bij het uitreiken van het bachelorgetuigschrift.
Gemandateerd orgaan, of functie of specifieke taak van de gemandateerde medewerker Docenten van de opleiding tot leraar basisonderwijs, met in hun takenpakket de taak van studieloopbaanbegeleider (slb’er)
Mandaatgever
College van Bestuur
106
Hoofdstuk 3 deel 2: HAN-reglement opleidingscommissies van de Bacheloropleidingen van de Faculteit Educatie 2015-2016. Artikel 1 Status en begripsbepalingen 1. Dit is een reglement als bedoeld in artikel 25 lid 4 van het Bestuurs- en beheersreglement van de HAN. 2. Voor deze regeling gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het Opleidingsstatuut (bijlage 1). Artikel 2 Opleidingscommissies 1. Aan elke opleiding, of groep van opleidingen van de faculteit Educatie is een opleidingscommissie verbonden, verder te noemen opleidingscommissie. 2. In de faculteit Educatie bestaan de volgende opleidingscommissies: a. Opleidingscommissie voor de groep van opleidingen tot leraar vo van de 2de graad van het Instituut voor leraar en school (ILS). b. Opleidingscommissie voor de opleiding opleidingskunde van het ILS. c. Opleidingscommissie voor de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo. 3. Bij het Instituut voor Leraar en School is een opleidingscommissie verbonden aan de volgende groep van opleidingen tot leraar vo van de 2de graad: a. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad aardrijkskunde, b. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad biologie, c. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Duits, d. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad economie, e. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Engels, f. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Frans, g. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad geschiedenis, h. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad natuurkunde, i. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad Nederlands, j. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad pedagogiek, k. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad scheikunde, l. Opleiding tot leraar vo van de 2e graad wiskunde Bij het Instituut voor Leraar en School is een opleidingscommissie verbonden aan de opleiding opleidingskunde. Bij het Instituut pabo is de opleidingscommissie verbonden aan de opleiding tot leraar basisonderwijs. Artikel 3 Taken en bevoegdheden 1. Een opleidingscommissie heeft tot taak: − Het uitbrengen van advies over de Onderwijs- en ExamenRegeling (OER) van de betreffende opleiding(en); − Het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER van de betreffende opleiding(en) alsmede het beoordelen van het systeem van kwaliteitszorg van de betreffende opleiding(en); − het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de instituutsdirectie, de faculteitsdirectie, en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de betreffende opleiding(en). Artikel 4 Adviezen en beoordelingen 1. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt uitgebracht aan de instituutsdirectie en – door de opleidingscommissie - ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 2. Alvorens advies uit te brengen kan de opleidingscommissie overgaan tot raadpleging van de studenten en/of de docenten van de opleiding(en). 3. Voor zover de instituutsdirectie een advies van de opleidingscommissie niet volgt, omkleedt zij het desbetreffende besluit met redenen en stelt daarvan de opleidingscommissie, de faculteitsdirectie en de faculteitsraad schriftelijk op de hoogte.
107
Artikel 5 Samenstelling 1. De samenstelling van de opleidingscommissies is als volgt: De opleidingscommissie van de groep van opleidingen tot leraar vo van de 2de graad van het ILS telt 8 leden. De opleidingscommissie voor de opleiding opleidingskunde van het ILS telt 4 leden. De opleidingscommissie voor de opleiding tot leraar basisonderwijs van het Instituut pabo telt 8 leden. 2. Bij de opleidingscommissie wordt a. de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de studenten van de betreffende opleiding(en). Er wordt naar een brede vertegenwoordiging gestreefd van studenten uit de opleiding(en) in de opleidingscommissie. Te denken valt aan vertegenwoordiging uit de propedeutische fase, de postpropedeutische fase; de voltijdopleiding(en), de deeltijdopleiding(en) en indien van toepassing, er een evenredige vertegenwoordiging uit betreffende (groepen van) opleidingen en/of locaties, 7: b.. de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de docenten van de betreffende opleiding(en). Er wordt naar gestreefd dat, indien van toepassing, er een evenredige vertegenwoordiging uit betreffende (groepen van) opleidingen en/of locaties is. In bijzondere omstandigheden, of indien betrokkene over bijzondere kwalificaties beschikt, kunnen, in plaats van docenten, ook andere personeelsleden worden benoemd. 3. De instituutsdirectie benoemt de leden van de opleidingscommissie, zoals aangegeven in lid 1 en 2 van dit artikel. Artikel 6 Benoemingsprocedure 1. Met inachtneming van artikel 5 benoemt de instituutsdirectie uit de studenten en de docenten van de opleiding(en) respectievelijk 4, 8 of 10 leden voor de opleidingscommissie. Zowel de studenten als de docenten dragen zorg voor een voordracht van te benoemen leden. Artikel 7 Zittingsduur 1. De zittingsduur van de leden van een opleidingscommissie bedraagt 2 jaar, ingaande op 1 september. Aftredende leden kunnen opnieuw voor benoeming voorgedragen worden. 2. Jaarlijks wordt nagegaan of aan de vereisten van artikel 5 van dit reglement wordt voldaan. Indien nodig wordt een nieuwe voordracht opgesteld die aan deze vereisten voldoet. Artikel 6 is hierbij van toepassing. Artikel 8 Beëindiging lidmaatschap 1. Het lidmaatschap van een opleidingscommissie eindigt − na 2 jaar, in geval het lid niet opnieuw voorgedragen wordt − tussentijds, in geval van overlijden, in geval zich een situatie voordoet zoals beschreven in art. 7, lid 2, tweede volzin, in geval het docentenlid niet meer aan de betreffende opleiding(en) verbonden is, in geval het studentlid de opleiding(en) verlaten heeft, in geval van schriftelijke opzegging door het lid - met vermelding van reden – tegen het eind van de maand, met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. Artikel 9 Tussentijdse vacatures 1. In het geval van een tussentijdse vacature bij een opleidingscommissie benoemt de instituutsdirectie een opvolger, zoals aangegeven in artikel 5. 2. De benoeming van een opvolger geschiedt binnen vier weken na het ontstaan van de tussentijdse vacature. 3. De tussentijdse opvolger treedt af op het moment dat degene wiens lidmaatschap tussentijds is geëindigd, had moeten aftreden.
7
Bij dit streven zijn uiteraard combinaties mogelijk. Bijvoorbeeld een studentlid is deeltijdstudent in de postpropedeutische fase. 108
Artikel 10 Voorzitter en secretaris De opleidingscommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van beide een plaatsvervanger. Artikel 11 Vergaderingen 1. De vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter van de opleidingscommissie. Deze roept de vergadering minimaal tweemaal per jaar bijeen en voorts wanneer minstens de helft van het aantal leden van de opleidingscommissie hierom verzoekt. 2. De leden van de opleidingscommissie ontvangen uiterlijk 10 werkdagen voor de datum van de vergadering een schriftelijke uitnodiging inclusief de agenda. 3. De vergaderstukken dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de vergadering in het bezit te zijn van de leden van de vergadering. Indien deze termijn niet in acht genomen is, kan de vergadering met meerderheid van stemmen besluiten geen advies uit te brengen. 4. De vergaderingen van de opleidingscommissie zijn openbaar, tenzij de opleidingscommissie anders beslist. In besloten vergaderingen kunnen geen besluiten worden genomen. 5. De opleidingscommissie draagt er zorg voor dat haar adviezen en voorstellen ter inzage liggen op een voor de docenten en de studenten van de opleiding(en) toegankelijke plaats. 6. De opleidingscommissie houdt tenminste twee keer per jaar een openbare vergadering conform lid 1 van dit artikel. 7. De data van de openbare vergaderingen worden in overleg met de instituutsdirectie zodanig gepland, dat zij aansluiten bij de HAN-jaarplanning. 8. De opleidingscommissie bepaalt zelf of zij ter voorbereiding van een openbare vergadering een besloten vergadering houdt. Artikel 12 Besluitvorming 1. De opleidingscommissie beslist bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen over het uitbrengen van een advies of voorstel. 2. De opleidingscommissie draagt er in voorkomende gevallen zorg voor dat ook het standpunt van de minderheid van de uitgebrachte stemmen kenbaar wordt gemaakt aan de instituutsdirectie. Artikel 13 Verslaglegging 1. Van iedere vergadering wordt onder verantwoordelijkheid van de secretaris van de opleidingscommissie een verslag gemaakt. 2. Het verslag bevat tenminste: − Datum/tijd/plaats; − Aanwezige leden; − Afwezige leden; − Agenda; − De hoofdlijnen van de discussie; − De uitkomst van de adviesaanvragen (met eventuele stemming); − Eventuele stemverklaringen; − Besluitenlijst. 3. Het verslag wordt uiterlijk 15 werkdagen na de vergadering als concept naar de leden gestuurd. 4. Het verslag wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering. 5. De verslagen van de openbare vergaderingen van de opleidingscommissie digitaal beschikbaar gesteld voor de docenten en studenten van de betreffende opleiding(en). Artikel 14 Taken instituutsdirectie in relatie tot de opleidingscommissie 1. Zie artikelen 3 en 4. 2. Op verzoek van de instituutsdirectie - of de door haar aangewezen plaatsvervanger – dan wel op verzoek van de opleidingscommissie woont de instituutsdirectie – of de door haar aangewezen plaatsvervanger - de vergaderingen van de opleidingscommissie of een gedeelte daarvan, bij. 3. De faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator verstrekken de opleidingscommissie alle informatie die deze commissie redelijkerwijs nodig heeft voor de uitoefening van haar taken. 109
4. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat de studenten en het personeel van de opleiding(en) voldoende op de hoogte zijn van het bestaan en het functioneren van de opleidingscommissie. Artikel 15 Rapportage 1. De voorzitter van de opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in de maand november schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de werkzaamheden van de commissie in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 2. Het verslag bevat in elk geval informatie over de volgende onderwerpen: − De visie van de opleidingscommissie op haar taak en werkwijze; − Het beleids- en activiteitenplan m.b.t. de afgelopen periode (= vorig studiejaar); − De samenstelling van de opleidingscommissie tijdens de afgelopen periode; − De door de opleidingscommissie uitgebrachte oordelen en adviezen in de afgelopen periode; − De reactie van (onder meer) de instituutsdirectie op deze adviezen; − Evaluatie van het beleids- en activiteitenplan; − Conclusies en aanbevelingen. 3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde verslag wordt in ieder geval digitaal en indien gewenst schriftelijk beschikbaar gesteld aan de docenten en studenten van de betreffende opleiding(en). Artikel 16 Faciliteiten en voorzieningen 1. De instituutsdirectie stelt voldoende faciliteiten aan de opleidingscommissie ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten als stelregel het volgende: − Voor het geheel aan activiteiten van de opleidingscommissie (vergaderingen, voorbereiding) geldt voor elk docentlid een facilitering van maximaal 0,025 fte (41,5 uur) per studiejaar en voor elk studentlid geldt een financiële vergoeding (conform HAN-Flex) van maximaal 0,025 fte (41,5 uur) per studiejaar. − De leden van de opleidingscommissie worden in de gelegenheid gesteld om gedurende een door de faculteits- en instituutsdirectie en de commissie gezamenlijk vast te stellen te stellen tijd de scholing te ontvangen die de leden van de commissie voor de vervulling van hun taak nodig hebben. − De opleidingscommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over secretariële ondersteuning, vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen. Artikel 17 Bescherming Het college van bestuur, de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator dragen er zorg voor dat de leden van de opleidingscommissie - uit hoofde van hun lidmaatschap van de opleidingscommissie – niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool. Artikel 18 Geschillen Indien het advies van de opleidingscommissie niet wordt opgevolgd dan kan de opleidingscommissie dit melden aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad kan een geschil voor de opleidingscommissie aanspannen bij de geschillencommissie medezeggenschap. Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing van de opleidingscommissie noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de opleidingscommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de overige leden van de opleidingscommissie, de instituutsdirectie, de betreffende opleidingscoördinator(en) en de faculteitsdirectie. Artikel 20 Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 september 2015.
110
Hoofdstuk 4 deel 2: Regeling tentamenbureau faculteit Educatie HAN Pabo 2015-2016 PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor de Regeling Tentamenbureau faculteit Educatie HAN Pabo (verder te noemen ‘regeling’) gelden in aanvulling op de begrippenlijst uit het opleidingsstatuut de volgende begripsbepalingen: - Samenwerkingsovereenkomst (SWO): overeenkomst tussen faculteitsdirectie en Service Bedrijf betreffende door dat bedrijf te leveren diensten, - Schriftelijke en digitale tentamens: verzamelnaam voor schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toets(en). Artikel 1.2. Status en toepasselijkheid van de regeling 1. De instituutsdirectie HAN Pabo heeft de organisatie en coördinatie van schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toetsen (verder te noemen ‘schriftelijke en digitale tentamens’) gemandateerd aan het tentamenbureau (verder te noemen “het toetsbureau”). 2. De regeling is na overleg met, en instemming van, de betreffende examencommissies vastgesteld door het Managementteam HAN Pabo en het hoofd van de subunit - Studentzaken (verder ook te noemen ‘hoofd subunit-SZ’). 3. De in lid 1 en 2 bedoelde instituutsdirectie is: - instituutsdirectie HAN Pabo 4. De in lid 2 en 3 bedoelde examencommissie is: - Examencommissie HAN Pabo, 5. In paragraaf 2 van deze regeling worden positie, taken en bevoegdheden van het toetsbureau beschreven. 6. Bij eventuele strijdigheid van bepalingen in paragraaf 7b van de onderwijs- en examenregeling 20152016 van de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo met bepalingen uit deze regeling prevaleren de bepalingen uit paragraaf 7b uit de onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de opleiding tot leraar basisonderwijs van het instituut pabo. PARAGRAAF 2: POSITIE EN TAKEN VAN HET TOETSBUREAU Artikel 2.1. Organisatorische positie en fysieke plaats van het toetsbureau 1. Het toetsbureau maakt organisatorisch deel uit van de subunit SZ en is gehuisvest op de locatie Kapittelweg 35 te Nijmegen en Ruitenberglaan 27 te Arnhem. 2. Het toetsbureau wordt hiërarchisch en operationeel aangestuurd door het hoofd van de subunit SZ (verder te noemen leidinggevende van het toetsbureau). 3. De instituutsdirecties en examencommissies kunnen – vanuit hun specifieke taken en verantwoordelijkheden - de leidinggevende van het toetsbureau richtlijnen en aanwijzingen geven betreffende de taakuitvoering van het toetsbureau (‘functionele aansturing’). Zie ook art. 2.2 lid 5. 4. De instituutsdirectie heeft bepaald dat een MT-lid HAN Pabo namens de directie fungeert als eerste aanspreekpunt voor de leidinggevende van het tentamenbureau. Artikel 2.2. Taken van het toetsbureau 1. Het toetsbureau verricht haar - bij lid 2 van dit artikel genoemde - taken ten behoeve van de volgende instituten en bacheloropleidingen: - Instituut HAN Pabo - Instituut voor Leraar en School 2. Het toetsbureau verricht de volgende taken • Vóór afname van schriftelijke en digitale tentamens: A. de communicatie met ter zake relevante actoren van opleiding(en) en ICT, alsmede de communicatie met surveillanten;
111
B. het – op basis van door de opleiding of SZ aangeleverde/beschikbare groepslijsten opstellen van presentielijsten van schriftelijke en mondelinge toetsen en lijsten van ingeschreven studenten voor de te beoordelen (bt) opdrachten voor docenten; C. het – op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) - werven, selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiële voorzieningen; D. de registratie van surveillantgegevens; E. het zorg dragen voor tentamenvoorzieningen (incl. lokalen) die door de examencommissie zijn toegekend aan studenten; F. het in ontvangst nemen van de door examinator(en) aan te leveren tentamenopgaven; G. het zorg dragen voor voldoende tentamenpapier en antwoordformulieren; H. het (laten) vermenigvuldigen van tentamenopgaven. • Tijdens de afname van schriftelijke en digitale tentamens: I. het zorg dragen voor toezicht door surveillanten tijdens schriftelijke en/of digitale tentamens; J. het zorg dragen voor de aanwezigheid van een door de surveillant(en) oproepbare medewerker van het toetsbureau; K. de distributie van tentamenopgaven en –materiaal. • Na afloop van de schriftelijke en digitale tentamens: L. het innemen van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; M. het innemen van ingevulde feedbackformulieren en verspreiding hiervan naar de relevante actoren. N. de administratieve verwerking van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; O. het tijdelijk in bewaring houden van tentamenopdracht en -uitwerking; P. het – op verzoek - archiveren van beoordeeld tentamenwerk; Q. zorg dragen dat tentamenopdrachten en -uitwerkingen worden opgehaald door daartoe bevoegde medewerker(s); R. het zorg dragen voor de (ingeroosterde) inzage door studenten in beoordeeld tentamenwerk in aanwezigheid van een surveillant of als zodanig optredende docent; S. het t.b.v. leidinggevende van het toetsbureau en andere relevante actoren signaleren van en rapporteren over – (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en overige relevante tentamenzaken; T. het zorg dragen voor de fiattering van de declaraties van surveillanten. • Overige taken: U. het opstellen/actualiseren en publiceren/communiceren van documentatie betreffende werkwijze van het toetsbureau, gedragsregels/instructies voor studenten en surveillanten bij schriftelijke en/of digitale tentamens en overige relevante informatie ten behoeve van studenten, surveillanten en andere relevante actoren; V. contractbeheer surveillanten; W. het geven van informatie aan medewerkers en studenten over positie, taken en werkwijze van het toetsbureau; X. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ; Y. het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken. 3. Aan het begin van een studiejaar wordt door of namens de instituutsdirectie en de leidinggevende van het toetsbureau expliciet vastgelegd, welke specifieke taken verricht worden; tenzij - in principe alle in lid 2 genoemde taken voor alle in lid 1 genoemde opleidingen verricht worden. 4. Indien een of meer instituutsdirecties extra (niet in lid 2 genoemde) taken willen laten verrichten door het toetsbureau worden daarover tijdig expliciete afspraken gemaakt met de leidinggevende van het toetsbureau; e.e.a. inclusief eventuele aanvullende condities. Hetzelfde geldt in geval een instituutsdirectie een uitbreiding wenst van de bij lid 1 van dit artikel genoemde opleidingen. PARAGRAAF 3: OVERLEG VAN LEIDINGGEVENDE VAN HET TOETSBUREAU MET RELEVANTE ACTOREN
112
Artikel 3.1 Overleg van leidinggevende van het toetsbureau met relevante actoren 1. De leidinggevende van het toetsbureau voert periodiek overleg met: a. medewerkers van het toetsbureau, b. MT-lid HAN Pabo die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de instituutsdirectie c. de voorzitter(s) van de examencommissie die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken examencommissies, d. coördinatoren van de roosterbureaus, resp. de inzetbureaus van de opleidingen waarvoor het toetsbureau werkzaamheden verricht, e. surveillanten, f. leidinggevenden van de overige (HAN-)toetsbureaus. 2. Van elk overleg wordt – waar nodig - een besluitenlijst op- en vastgesteld en – waar nodig geanonimiseerd – digitaal gepubliceerd. PARAGRAAF 4: JAARLIJKSE RAPPORTAGE VAN HET TOETSBUREAU Artikel 4.1 Jaarlijkse rapportage van het toetsbureau 1. De leidinggevende van het toetsbureau legt jaarlijks – door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november – verantwoording af aan de betrokken instituutsdirectie, examencommissies en het hoofd van de ServiceUnit-SZ. 2. De verantwoording betreft de door het toetsbureau verrichte taken – zoals vermeld in art. 2.2 lid 2 - in het aan november voorafgaande studiejaar en bevat tevens conclusies, aanbevelingen, verbeteracties alsmede een managementsamenvatting. PARAGRAAF 5: SLOTBEPALINGEN Artikel 5.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, a. zo dit tot de bevoegdheid hoort van het toetsbureau de leidinggevende van het toetsbureau; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing, b. zo dit tot haar/zijn bevoegdheid hoort, de instituutsdirectie; haar/zijn beslissing deelt zij/hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. c. zo dit tot zijn/haar bevoegdheid hoort, de voorzitter van de examencommissie; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 5.2 Klacht, bezwaar en beroep betreffende beslissingen en handelswijzen van het toetsbureau Zie hiervoor de volgende bijlagen uit het Studentenstatuut HAN: - “Regeling klachten”; - “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. BIJLAGEN: A. B. C. D. E.
Gedragsregels voor studenten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor studenten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Formulier geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
113
BIJLAGE A: Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt; 3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de surveillant. Identificatie en toelating 4. meldt zich 15 minuten voor aanvang van de toets bij het tentamenlokaal; 5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs of de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Vraagpunt om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen; 7. die niet op de presentielijst vermeld staat meldt dit direct aan de surveillant. Alleen wanneer van te voren bepaald is dat bijschrijven op de presentielijst is toegestaan wordt de student vervolgens in de gelegenheid gesteld om het tentamen - onder voorbehoud - te maken; 8. dient - ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname. Aanvang 9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen; 10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.; 11. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.; 12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13); 13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen; 14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn/haar naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop; 15. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen wanneer 114
hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er geen studenten meer toegelaten. N.B. Bij de Wiscat geldt dat de eerste 15 minuten geen toegang mag worden gegeven. Na het verstrijken van het eerste kwartier voor het onderdeel hoofdrekenen, heeft een student die te laat is nog 15 minuten gelegenheid om toegelaten te worden tot het lokaal en te starten met de toets. Tijdens het tentamen 8 16. mag tijdens de tentamenzitting van 120 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet 9. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 120 minuten, is toiletbezoek na 120 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan; 17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan); 18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal; 19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld; 20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 120 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken; 21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje, zonder etiket, nuttigen; 22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen of potlood en eventueel gum) te maken; 23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld; 24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad; 26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is; (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut) 28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, en ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage E). De student krijgt een kopie van de formulier mee. Inleveren tentamendocumenten 29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld; 30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst;
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de medewerker toetsbureau. 9 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 8
115
BIJLAGE B: Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen van schriftelijke toetsen, kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen 10: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. Er wordt een antwoordmodel/toetssleutel beschikbaar gesteld. Er kan bij inzage gebruik worden gemaakt van een digitaal schoolbord. Het digitale inzage-model wordt dan via de computer op een scherm geprojecteerd. Voor digitale toetsen (QMP) ontvangt de student feedbackformulier met domein- of onderwerpscores. Inzage in de vragen is hier soms mogelijk. Er kan hiervoor een verzoek bij de examencommissie worden ingediend. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen ‘inzage’). Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage; 3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact op met de surveillant. Identificatie en toelating 4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs : • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. 5. noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage; 6. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de inzage. Aanvang en hulpmiddelen 7. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden; 8. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.
10 Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 11 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
116
9. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; 10. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen; Tijdens de inzage 11 11. mag tijdens de inzage geen gebruik maken van het toilet 12; 12. mag tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen; 13. mag geen drinkwaren nuttigen; 14. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier b. tentamenuitwerkingen. 15. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie. 16. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan. 17. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 18. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie (zie ook bijlage E); Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 19. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst; 20. vult – zo nodig – een feedbackformulier in met opmerkingen/vragen voor de examinator of examencommissie t.a.v. de schriftelijke toets.
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 12 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 11
117
BIJLAGE C: Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Toetsbureau veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij schriftelijke en digitale tentamens. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de medewerker van het Toetsbureau of – bij diens afwezigheid – de coördinerend surveillant. Voorafgaand aan het tentamen 3. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van het tentamen bij de medewerker van het toetsbureau. Van hem/haar krijgt hij/zij de tentamenopdracht(en) en ander relevant materiaal uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig, en indien mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). In lokalen met “klaptafels” dienen de tussenbladen indien mogelijk omhoog geklapt te blijven. 5. bevestigt de kaart met het volgende verbod op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op de inhoud ervan: ‘Het is verboden tijdens het tentamen in het bezit te zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.’ Identificatie en toelating 6. laat vanaf de aanvang van de administratietijd studenten (één voor één) toe tot het lokaal; 7. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Vraagpunt om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 8. verzoekt de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar tentamennummer te noemen en tekent dit vervolgens af op de deelnemerslijst; 9. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan het tentamen bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 10. (indien de betreffende opleiding hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven aan het toetsbureau) schrijft de naam van een student handmatig bij op de deelnemerslijst indien deze niet op deze lijst staat vermeld. De student wordt in de gelegenheid gesteld om het tentamen te maken, zij het onder voorbehoud. De surveillant meldt dit aan de student en maakt hiervan aantekening. 11. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen.
118
Aanvang 12. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, etuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 13 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. 13. Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 14. Ziet er op toe dat enkel zaken die de student - volgens de surveillant - nodig heeft voor het maken van een tentamen op de hoek van de tafel gelegd worden, zoals pen, potlood, gum, geldige collegekaart/geldig identificatiebewijs en de toegestane studiematerialen die vermeld staan. Er mag alleen drinken uit een af te sluiten flesje, zonder etiket, op tafel staan; 15. draagt er zorg voor dat studenten - die daarvoor in aanmerking komen op grond van een onderwijsovereenkomst en een besluit van de examencommissie - gebruik kunnen maken van extra tentamenfaciliteiten (bijvoorbeeld: laptop, A3 formaat tentamen, extra tijd). 16. geeft de mogelijkheid van toiletbezoek aan in de resterende tijd tot het uitdelen van het tentamen. 17. draagt er zorg voor dat alvorens het tentamen feitelijk aanvangt de belangrijkste gedragsregels bij tentamens kort worden toegelicht (onder meer hoe eventuele schrapkaarten behoren te worden ingevuld). 18. deelt op het tijdstip waarop het tentamen formeel begint de tentamenformulieren uit. Hiervóór mag geen enkel tentamendocument (schrapkaart, uitleg, kladpapier of inlogcode) op de tafels liggen. Dit mag pas samen met de tentamenopgaven bij de daadwerkelijke aanvangstijd van het tentamen worden uitgedeeld. 19. verzoekt de studenten bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten hun naam, studentnummer, klas/groep en overige door de surveillant gevraagde gegevens te vermelden; 20. laat het tentamen exact op de aanvangstijd beginnen. Tijdens het tentamen 21. laat 30 minuten na de feitelijke aanvang van het tentamen geen studenten meer toe tot het lokaal. Alsnog – reglementair - toegelaten studenten krijgen geen extra tentamentijd. N.B. Bij de Wiscat geldt dat de eerste 15 minuten geen toegang mag worden gegeven. Na het verstrijken van het eerste kwartier voor het onderdeel hoofdrekenen, heeft een student die te laat is nog 15 minuten gelegenheid om toegelaten te worden tot het lokaal en te starten met de toets. 22. blijft, als zich geen studenten melden voor het tentamen, tot 30 minuten na aanvang van het tentamen in het lokaal. Na 30 minuten mogen studenten het lokaal niet meer betreden, de surveillant levert dan het ongemaakte werk in bij het Toetsbureau. 23. ziet erop toe dat tijdens de eerste 30 minuten na uitdelen van het tentamen, studenten niet hun werk mogen inleveren en vertrekken. 24. belt – waar nodig - de coördinerend surveillant en/of de dienstdoende medewerker van het Toetsbureau als een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan en dit toegestaan is. Dit mag tijdens de tentamenzitting langer dan 120 minuten onder begeleiding van een surveillant. Het is niet toegestaan dat een student zonder toezicht naar het toilet gaat of dat er meerdere studenten tegelijk naar het toilet gaan. 25. ziet erop toe dat studenten tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld en ziet erop toe dat studenten die etenswaren nuttigen na een tentamenzitting van 120 minuten of langer daarbij geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken. Drinken is wel toegestaan, dit mag alleen uit een af te sluiten flesje, zonder etiket. 26. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. 27. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, praten, telefoneren e.d.
13
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes.
119
28. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens het tentamen te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met een telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan. 29. maakt een aantekening indien er extra (klad)papier wordt uitgedeeld. Zo houdt de surveillant controle over de inlevering van alle tentamendocumenten. 30. ziet erop toe dat de uitwerking van het tentamen door de student uitsluitend met zwarte of blauwe pen gemaakt wordt – uitgezonderd bij schrapkaarten en maken van tekeningen. 31. ziet erop toe dat bij een multiple-choice tentamen de schrapkaarten juist worden ingevuld (m.n. het juist invullen van het studentnummer). Studenten moeten voor het invullen een zwart potlood gebruiken. 32. ziet er op toe dat de student geen aantekeningen maakt op een eventueel achter de schrapkaart opgenomen doorslagformulier. Als de surveillant een beschreven doorslagformulier aantreft, dient hij de student hier op attent te maken. De student mag vervolgens opnieuw een geel doorslagformulier invullen met alleen de door hem/haar gegeven antwoorden. Een kleine hoeveelheid mag ook goed uitgegumd worden. Mocht hij dit weigeren, dan dient het doorslagformulier ingenomen te worden en wordt dit beschouwd als een vermoedelijke onregelmatigheid. 33. meldt, zodra het laatste half uur en de laatste 5 minuten van het tentamen ingaan, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 34. ziet erop toe dat alleen die (toegestane) hulpmiddelen gebruikt worden die vermeld staan op het tentamenvoorblad. Toegestaan kladpapier is meegeleverd vanuit het Toetsbureau en moet altijd worden ingeleverd (voorzien van naam, studentnummer, tentamennummer). 35. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “aantekeningen”, behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. De surveillant kan steekproefsgewijs in toegestane woordenboeken en/of handboeken controleren. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 36. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de (vermoedelijke) onregelmatigheid gepleegd is. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage E). Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van het tentamen direct ingeleverd bij de medewerker van het toetsbureau. Via het toetsbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het toetsbureau. Na afloop tentamen 37. controleert of op alle ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde gegevens zijn ingevuld (een student mag geen lege schrapkaart inleveren, deze dient tenminste te zijn voorzien van naam en studentnummer) en controleert of alle in te leveren stukken daadwerkelijk worden ingeleverd. Kladpapier en fout ingevulde schrapkaarten dienen ook in de tentamenenvelop te worden gestopt. 38. controleert of de student uitgereikte stukken niet mee naar huis neemt, met uitzondering van het doorslagblad van de schrapkaart. De surveillant dient het doorslagblad te controleren op aantekeningen. Indien de student aantekeningen heeft gemaakt op het doorslagblad mag dit niet mee naar huis genomen worden maar moet worden toegevoegd aan de andere tentamendocumenten. 39. sorteert elk tentamendocument (schrapkaarten, lijntjespapier, kladpapier, de tentamenopgaven etc.) aan de hand van het nummer dat bij de student vermeld staat op de presentielijst. Dit om het zoekraken van tentamenwerk te voorkomen. De documenten dienen op volgorde gesorteerd te worden ingeleverd. De schrapkaart mag niet in de tentamenopgave worden gevouwen. 40. scheidt de eventueel door de student ingevulde evaluatieformulieren van de tentamenopgaven en levert deze in bij de medewerker van het toetsbureau.
120
41. controleert of het tentamenlokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen tentamendocumenten zijn achtergebleven. Indien het lokaal bij aanvang afgesloten was, wordt het lokaal door hem/haar opnieuw afgesloten. 42. levert gemaakte aantekeningen/proces verbaal over het verloop van de tentamenafname in bij de medewerker van het toetsbureau. Hierin worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. Ook vult de surveillant in wanneer de laatste student het lokaal heeft verlaten (exclusief de student(en) met recht op extra tijd). 43. meldt zich af bij de medewerker van het toetsbureau alvorens te vertrekken.
121
BIJLAGE D: Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld schriftelijk tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen 14: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. Er kan bij inzage gebruik worden gemaakt van een digitaal schoolbord. Het digitale inzage-model wordt dan via de computer op een scherm geprojecteerd. Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het toetsbureau veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens de inzage z.s.m. contact op met de medewerker van het toetsbureau. Voorafgaand aan de inzage 3. meldt zich voor aanvang van de inzage bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij het beoordeelde tentamenwerk en ander relevant materiaal uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig/mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). 5. bevestigt de kaart met de tekst ‘Verboden apparatuur te gebruiken waarmee data/beelden kunnen worden opgeslagen/opgenomen en/of weergegeven, te weten: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes en andere datadragers’ op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op het verbod. Identificatie en toelating 6. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van deelname aan de inzage. 7. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan de inzage bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 8. laat de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar naam en studentnummer noteren op de presentielijst;
14 Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 11 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
122
Aanvang 9. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, étuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 15 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 10. deelt – waar van toepassing - het beoordeelde tentamenwerk uit en – waar van toepassing – een overzicht van juiste antwoorden, resp. het ingevulde beoordelingsformulier. Er kan gebruik worden gemaakt van een digitaal schoolbord. Het digitale inzage-model wordt dan via de computer op een scherm geprojecteerd. Tijdens de inzage 11. dient tijdens de volledig geplande tijd aanwezig te zijn in het lokaal 12. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. 13. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, telefoneren e.d. 14. meldt, zodra de laatste minuten van de inzage ingaan, dit aan de studenten. Na afloop inzage 15. neemt alle uitgereikte middelen/materialen in en controleert of de student aan hem/haar ter inzage gegeven documenten niet kopieert of middelen/materialen mee naar huis neemt; 16. controleert of het lokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen inzagedocumenten zijn achtergebleven. . 17. meldt zich af bij de medewerker van het toetsbureau alvorens te vertrekken.
15
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes. 123
BIJLAGE E: Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid Vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd door: Naam surveillant…………………………………………………………………………… Bij: Naam student………………………………………………………………………………... Studentnummer student………….………………………………………........................... O Een tentamen (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen……………………………………………………………….. O Inzage van beoordeeld tentamenwerk (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen……………………………………………………………….. Datum………………………………………………………………………………………… Tijdstip………………………………………………………………………………………… Lokaal…………………………………………………………………………………………. Locatie………………………………………………………………………………………… Beknopt schriftelijk verslag van de surveillant van het gebeurde:
Handtekening surveillant: ………………………………….. Schriftelijk commentaar van de student op het gebeurde
Handtekening student: …………………………….. De surveillant grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid (zie regeling onregelmatigheid) tijdens een tentamen/inzage direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de onregelmatigheid – vermoedelijk – heeft plaatsgevonden. De surveillant vult het formulier in en levert dit met alle relevante bescheiden na afloop van het tentamen, resp. de inzage direct in bij de medewerker van het toetsbureau. De student ontvangt een kopie-exemplaar van het ingevulde formulier. Via het toetsbureau gaat het formulier vervolgens naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie.
124
Hoofdstuk 5 deel 2: Regeling externe toezichthouders bij examens voor de faculteit Educatie [Vastgesteld door faculteitsdirecteur op 9 januari 2014] 1. 1.1
1.2 1.3
Positie en benoeming externe toezichthouders De instituutsdirectie benoemt voor elk van de tot het instituut behorende opleidingen, of groep van opleidingen, een of meer externe deskundigen (verder te noemen “externe toezichthouder(s)”), zoals bedoeld in artikel 7.11a van de Onderwijs- en examenregeling, belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van het bachelorexamen (verder te noemen “het examen”). Een externe toezichthouder is géén lid van de examencommissie van de betreffende opleiding en is ook niet als docent of examinator werkzaam voor de opleiding(en) waar hij/zij als externe toezichthouder is benoemd. De benoeming van de externe toezichthouder geschiedt voor de duur van maximaal drie studiejaren.
2. Taak externe toezichthouder en daaraan gerelateerde taken instituutsdirectie 2.1 Een externe toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betreffende instituutsdirectie. De beoordeling door de externe toezichthouder betreft in het bijzonder 16: A.
B.
C.
2.2 2.3 2.4 2.5
De kwaliteit van toetsing en beoordeling
Belangrijke aspecten 17 : - validiteit (a), - betrouwbaarheid (b), - borging en bewaking (c), - deskundigheid examinatoren (d). Door de externe toezichthouder wordt m.b.t. de aspecten a t/m c een keuze gemaakt uit de 6 kernvragen die in Bijlage 1 staan. Het bereikte niveau van de studenten Belangrijke aspecten: (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) - competentieniveau, - integratie theorie en praktijk, - visie op beroepsuitoefening, - geschiktheid als beginnend beroepsbeoefenaar. De organisatorische kwaliteit van het examen Belangrijke aspecten: - hantering relevante bepalingen, - organisatie van het examen, - informatieverstrekking aan studenten.
Ter zake relevante documenten worden de externe toezichthouder tijdig beschikbaar gesteld – en waar nodig toegelicht - door of namens de instituutsdirectie. De externe toezichthouder stelt in overleg met de instituutsdirectie een (“screenings”)programma op ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van het examen. De instituutsdirectie draagt er tijdig zorg voor dat de betreffende examencommissie schriftelijk wordt geïnformeerd over de naam (namen) van de externe toezichthouder(s) en het (“screenings”)programma. De examencommissie van de betreffende opleiding(en) verleent medewerking aan de taakuitoefening van de externe toezichthouder. Onder meer door hem: - tijdig kennis te kunnen laten nemen van een representatief deel van de examen-/tentamenopdrachten en –producten, evenals de beoordeling daarvan; - in de gelegenheid te stellen een of meer tentamens 18/examens bij te wonen;
Zie ook bijlage 2 (‘stellingen’ inzake kwaliteit van het Ba-examen). Voor een nadere toelichting op de eerste drie aspecten (a t/m c) zie bijlage 1. 18 Onder tentamen wordt in deze regeling ook verstaan ‘integrale toets’. 16 17
125
-
2.6
2.7 2.8
3.
in de gelegenheid te stellen een of meer vergadering(en) van de examencommissie bij te wonen. Jaarlijks, in de maand september zendt de externe toezichthouder een beknopte schriftelijke rapportage van zijn bevindingen met betrekking tot de examens van het daaraan voorafgaande studiejaar naar de instituutsdirectie. In de rapportage worden – waar nodig - ook suggesties opgenomen met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de examens. Desgewenst maakt de externe toezichthouder bij zijn rapportage ook gebruik van de in bijlage 2 opgenomen 11 “stellingen”. De instituutsdirectie bespreekt de bij 2.6 bedoelde rapportage z.s.m. met de externe toezichthouder en de examencommissie. Een verslag van deze bespreking wordt door de instituutsdirectie zo spoedig mogelijk gestuurd naar de externe toezichthouder, de examencommissie en de faculteitsdirectie. De rapportage van de externe toezichthouder wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd. Competentieprofiel externe toezichthouder
3.1. Kennis: - Op de hoogte zijn van de actuele theorie en praktijk betreffende werkvelden die relevant zijn voor de opleiding. - Op de hoogte zijn van de (eind)kwalificaties van de betreffende opleiding. - Op de hoogte zijn van in het hbo gehanteerde toets- en beoordelingssystemen en onderwijsmethodieken. 3.2. Vaardigheden: - Zodanig kunnen handelen/interacteren dat zowel de student als de examinator ervaart met een ter zake deskundige te communiceren. - Tentamen-/examenopdrachten en -producten kunnen beoordelen op relevantie en consistentie. - Onderzoeken kunnen beoordelen in perspectief van - en relevantie voor - het betreffende beroepenveld. - In staat zijn een gefundeerd oordeel te geven over de inhoud van het examen/de tentamens, evenals de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de houding (competenties) van de kandidaat. - Examinatoren kunnen beoordelen op hun methode(n) van examineren en beoordelen. 3.3. Houding: - Zich kunnen inleven in de positie van de deelnemers aan een examen-/tentamengesprek. - Constructieve kritiek durven en kunnen leveren op examinatoren en/of student(en). 3.4. Randvoorwaarden: - Werkzaam zijn op minimaal hbo-niveau en een opleiding op masterniveau hebben voltooid. - Meerjarig werkzaam zijn in een voor de opleiding relevant beroepenveld. - Bereid en in staat zijn tot het bijwonen van (een representatief aantal) tentamens / examens en vergaderingen van de examencommissie. 4. Vergoeding De externe toezichthouder ontvangt de daarvoor binnen de HAN geldende financiële vergoeding. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat aan de externe toezichthouder declaratieformulieren met betrekking tot vacatiegelden en reis- en verblijfkosten worden verstrekt. De uitbetaling van vergoedingen geschiedt door of namens de HAN. 5. Vaststelling en inwerkingtreding Deze regeling is vastgesteld op 9 januari 2014 door de faculteitsdirecteur van de faculteit Educatie en treedt in werking per 1 september 2014.
126
BIJLAGE 1:
Nadere toelichting op de (aspecten a t/m c van) kwaliteit van toetsing en beoordeling
Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) wordt (onder meer) de volgende standaard gehanteerd bij de beoordeling van een opleiding. Deze standaard heeft een ‘knockout’-karakter. ‘De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd’. De kernpunten van een adequaat toets- en beoordelingssysteem worden in onderstaand overzicht samengevat. Kernvragen Gewenst resultaat
1. 2. -
-
Kernvragen Gewenst resultaat
3. 4. 5. -
-
-
Kernvragen Gewenst resultaat
6. -
19
Trefwoord: Validiteit
Meet de opleiding wat ze beoogt te meten? Wat gebruikt de opleiding als meetlat/cesuur? Eindkwalificaties (bijv. competenties), geoperationaliseerd op eindniveau en tussenliggende niveaus (in bijv. indicatoren) zijn inzichtelijk 19 gemaakt, op een manier die helder is voor alle (in- en externe) betrokkenen (eventueel schematisch). Beoordelingscriteria en standaard (cesuur) per (tussenliggende en afsluitende) toets/beoordelings(moment) zijn inzichtelijk gemaakt (met herkenbare link naar de eindkwalificaties op de beheersingsniveaus).
Trefwoord: Betrouwbaarheid
Is er overeenstemming tussen de (alle) beoordelaars? Hoe komt deze overeenstemming tot stand? (systematisch of bij toeval?). Worden de afwegingen hoe tot een oordeel is gekomen inzichtelijk gemaakt? Er vindt systematisch afstemming plaats tussen alle beoordelaars om tot overeenstemming te komen over de procedure van de toetsing en beoordeling, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur) en de beoordeling/feedback die gegeven dient te worden. In de organisatiestructuur is ingebouwd dat beoordelaars (intern en extern) systematisch afstemmen over de procedure van de toets, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur), en de feedback die gegeven dient te worden. Afwegingen/argumentatie op basis waarvan het oordeel tot stand is gekomen wordt inzichtelijk gemaakt na afloop van de beoordeling (bijv. op beoordelingsof feedbackformulier).
Trefwoord: Borging/Bewaking
Hoe wordt de kwaliteit van toetsing en beoordeling geborgd en bewaakt? Procedures van toetsing en beoordeling van de eindkwalificaties (per beheersingsniveau) zijn inzichtelijk gemaakt (zonder aanleiding voor discussie tussen beoordelaars). Procedures voor de ontwikkeling van de toetsing en beoordeling zijn inzichtelijk gemaakt. Systeem dat systematisch (dus nu en in de toekomst) streeft naar steeds meer overeenstemming tussen beoordelaars, is beschreven (plan), wordt ook op die manier uitgevoerd (do) en werkt (check, act). De rol en verantwoordelijkheden van de examencommissie (en eventueel andere betrokken gremia), in het borgen en bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling, zijn inzichtelijk gemaakt. Eisen aan de competenties van (in- en externe) examinatoren, begeleiders en toetsontwikkelaars, en sturing hierop (professionalisering, intervisie e.d.) worden inzichtelijk gemaakt.
Inzichtelijk = afgestemd, vastgelegd (beschreven in opleidingsdocumentatie) en gecommuniceerd. 127
BIJLAGE 2: “Stellingen” inzake kwaliteit van het BA-examen De externe toezichthouder kan dit formulier invullen en als bijlage toevoegen aan zijn rapportage. Het formulier bevat 11 stellingen, met per stelling een vijfpuntsschaal. Bij gebruik s.v.p. het van toepassing zijnde rondje aankruisen. Naam externe toezichthouder: ……………………………………………………………………………… B-opleiding waarop het scoreformulier betrekking heeft: ………………………………………………. A. KWALITEIT VAN TOETSING EN BEOORDELING 20 1. De toetsing en beoordeling is valide. 2. De toetsing en beoordeling is betrouwbaar. 3. De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt adequaat geborgd en bewaakt. 4. De examinatoren geven duidelijk blijk van deskundigheid m.b.t. toetsing en beoordeling.
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens
B. KWALITEIT VAN STUDENTEN 5. Het (competentie-)niveau van de geslaagde studenten is qua - kennis minstens voldoende -
inzicht minstens voldoende
-
vaardigheden/toepassing minstens voldoende houding minstens voldoende
-
6. De geslaagde studenten zijn in staat tot een adequate integratie van theorie en praktijk 7. De geslaagde studenten zijn in staat een onderbouwde visie over de beroepsuitoefening te formuleren 8. Op grond van de examenresultaten acht ik de geslaagde studenten geschikt als beginnend beroepsbeoefenaar
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
C. ORGANISATORISCHE KWALITEIT VAN HET EXAMEN 9. Het examen heeft conform de van toepassing zijnde bepalingen plaatsgevonden 10. De organisatie van het examen is adequaat 11. De informatieverstrekking door de opleiding aan de studenten is adequaat
20
zeer oneens zeer oneens zeer oneens
Zie ook de nadere toelichting in Bijlage 1. 128
Bijlage 1 Plattegrond I/O gebouw Nijmegen.
129
Bijlage 2 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 21
In het studentenstatuut en in het opleidingsstatuut en de daarin opgenomen reglementen en regelingen wordt verstaan onder: A Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN Afstudeerbekwaam: de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma in een bacheloropleiding in het HBO leidend tot de wettelijke graad van associate degree. B Bacheloropleiding in het HBO: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, waaraan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar (expert) wordt uitgevoerd. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Beroepstaak: bouwstenen voor het curriculum. Deze heeft meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het college van beroep voor de examens). Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een In deze begrippenlijst zijn naast algemeen geldende begrippen uit het opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de onderwijs – en examenregeling (OER), - het reglement examencommissie, - het reglement opleidingscommissie (OC), - het studentenstatuut. 21
130
opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het college van beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit college behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het college van beroep voor de examens is opgenomen in het studentenstatuut HAN College van bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enz.) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven. Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 4.3 van het reglement examencommissies. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) bestaande waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie service bedrijf HAN: directeur van het service bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. E Eindkwalificaties/eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intakeassessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW.
131
Examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW die wordt ingesteld voor een opleiding of groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Externe toezichthouder: een externe niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit. Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokken wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 10.26 WHW. H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN. HAN-SIS: het voormalig studentInformatieSysteem van de HAN. Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is een uitbreiding van de studielast. Via een honoursprogramma kunnen studenten alsdan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. 132
Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het college van bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen. M Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Masteropleiding in het HBO: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. 133
Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling. Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de bacheloropleiding of associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van toezicht: de raad van toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S SBU: studiebelastingsuren Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Service bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleids- en beheersprocessen binnen de HAN. Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt; ook genoemd beroepsbekwaam. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen: 1. het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij opleidingsstatuut. 134
Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: service unit van het service bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, zoals lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de service unit studentzaken van het service bedrijf HAN die de backoffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het college van beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een vwo-diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naaroordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste als gelijkwaardig beschouwd. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast 135
per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling.. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de examencommissie. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform de HAN-jaarplanning (zie opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
136