van, voor en door de leraar
Discussienota Uitgangspunten Herijking Bekwaamheidseisen
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 / De kern en inhoud als uitgangspunt . .................................................................................... 4 1.1 de kern . ........................................................................................................................................................... 4 1.2 de inhoud ........................................................................................................................................................ 5 Hoofdstuk 2 / De bekwaamheid van de leraar ................................................................................................ 6 2.1 vakinhoudelijke bekwaamheid .......................................................................................................................6 2.2 vakdidactische bekwaamheid . ...................................................................................................................... 7 2.2 pedagogische bekwaamheid ......................................................................................................................... 8 Hoofdstuk 3 / Hoe verder . .................................................................................................................................... 9
2
Discussienota Uitgangspunten Herijking Bekwaamheidseisen
Hoofdstuk 1
De kern en inhoud van het beroep als uitgangspunt 1.1 —
de kern
De leraar geeft onderwijs en laat zijn leerlingen leren in een interactief onderwijsleerproces De leraar geeft kennis en vaardigheden door en zorgt dat leerlingen zich die eigen kunnen maken. Hij draagt eraan bij dat zij zich tot zelfstandige en verantwoordelijke mensen ontwikkelen en het beste uit zichzelf kunnen halen. De verantwoordelijkheid van de leraar
De leraar is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn onderwijs (vakinhoudelijk bekwaam) en de manier waarop zijn leerlingen die inhoud leren (vakdidactisch bekwaam). Daarnaast is hij verantwoordelijk voor een veilig, ondersteunend en stimulerend leerklimaat (pedagogisch bekwaam). Hij deelt deze taken met collega’s en met anderen die voor de leerlingen verantwoordelijk zijn. De manier waarop hij inhoud en vorm geeft aan die verantwoordelijkheden en wat die bekwaamheid precies inhoudt, verschilt per sector, school en vak.
Figuur 1: De kern van het beroep
vakinhoudelijk bekwaam
onderwijsleer proces pedagogisch bekwaam
vak didactisch bekwaam
3
1.2 —
de inhoud
Het dagelijks werk De leraar geeft onderwijs en laat zijn leerlingen leren. Voor het dagelijks werk betekent dit: hij maakt en geeft lessen en begeleidt zijn leerlingen bij het leren. Hij beoordeelt regelmatig het resultaat daarvan en plant de voortgang. De middellange termijn Hij stelt een lessenprogramma samen om uitvoering te geven aan wat moet worden geleerd (kerndoelen, eindtermen, examenprogramma’s). Hij snijdt dit programma toe op het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen. Hij plant en organiseert zijn werk en evalueert zijn lessen en onderwijsprogramma regelmatig. Waar nodig stelt hij deze bij en/of verbetert ze. Ook onderhoudt en ontwikkelt hij zijn eigen bekwaamheid. De werkcontext De leraar werkt in een onderwijsorganisatie. Hij stemt zijn lessen af met collega’s en werkt met hen samen in wederzijdse consultatie. Hij levert zijn bijdrage aan de onderwijskundige ontwikkeling van de school. In deze context kan hij zijn onderwijs professioneel verantwoorden. Daarnaast onderhoudt hij contacten met ouders en anderen die voor de leerling belangrijk zijn.
Figuur 2: de inhoud van het beroep
Het dagelijks werk
Door het jaar heen
lessen uitvoeren, leerlingen begeleiden
programma samenstellen
evalueren beoordelen
lessen maken
bijstellen, verbeteren
voortgang plannen
evalueren
uitleggen en verantwoorden
bijdrage aan onderwijskundige ontwikkeling
afstemmen met collega’s
afstemmen met de omgeving van de school
context schoolorganisatie
4
Discussienota Uitgangspunten Herijking Bekwaamheidseisen
afstemmen op leerlingen
Hoofdstuk 2
De bekwaamheid van de leraar 2.1 —
vakinhoudelijke bekwaamheid
Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs meester is. Hij overziet wat zijn leerlingen moeten leren en hoe zij die leerstof ervaren. Hij kan verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met wetenschap. Die inhoud kan hij zo onderwijzen, dat leerlingen het daadwerkelijk kunnen leren. Wat de leraar in dit kader moet weten en kunnen, is hieronder op hoofdlijnen en in ideaaltypische bewoording beschreven. Het niveau en de reikwijdte van de startbekwaamheid staan vermeld in de bekwaamheidseisen. Wat de leraar in het basisonderwijs moet weten: > Hij beheerst en overziet de leerstof (kennis en vaardigheden) van het basisonderwijs en de doorlopende leerlijnen in het curriculum. > Hij weet hoe zijn leerlingen de leerstof ervaren en gebruiken, en hoe hij zijn onderwijs daarop kan afstemmen. > Hij heeft theoretische achtergrondkennis van de verschillende leergebieden. > Hij beschikt over een grondige inhoudelijke en didactische kennis van de basisvakken taal en rekenen. In de bekwaamheidseisen kan een profilering naar leeftijd en specialisering in leergebieden worden opgenomen. Wat de leraar in het kader van vakinhoudelijke bekwaamheid moet kunnen, is verweven met zijn vakdidactische bekwaamheid en wordt daar verwoord. Wat de leraar in het voortgezet onderwijs moet weten: > Hij beheerst de leerstof van het schoolvak (kennis en vaardigheden), door de leerjaren heen. > Hij weet hoe zijn leerlingen de leerstof ervaren en gebruiken, en hoe hij zijn onderwijs daarop kan afstemmen. > Hij kan aan zijn leerlingen duidelijk maken wat de relevantie is van het schoolvak voor het dagelijks leven, voor werk en wetenschap (profilering in de richting van beroepsgericht onderwijs of algemeen vormend onderwijs in de bekwaamheidseisen). > Hij overziet de doorlopende leerlijnen in het curriculum en weet hoe zijn onderwijs voortbouwt en aansluit op het voorbereidend- en vervolgonderwijs of een beroep. > Hij heeft een grondige kennis van de structuur en opbouw van het schoolvak en theoretische achtergrondkennis van de leerstof (profilering in de richting van beroepsgericht onderwijs of algemeen vormend onderwijs in de bekwaamheidseisen). > Hij weet hoe hij zijn eigen schoolvak kan plaatsen tussen verwante schoolvakken en is globaal op de hoogte van de inhoud en werkwijze van die soortgelijke vakken. > Hij kent de historische achtergronden van het schoolvak en het dynamisch verband ervan met maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen. Wat de leraar in het kader van vakinhoudelijke bekwaamheid moet kunnen, is verweven met zijn vakdidactische bekwaamheid en wordt daar verwoord.
5
2.2 —
vakdidactische bekwaamheid
Vakdidactische bekwaamheid houdt in dat de leraar de vakinhoud leerbaar kan maken door die te vertalen naar leerstof in een lessenprogramma. Hij kan dat programma praktisch uitvoeren, evalueren en bijstellen. Wat de leraar moet weten: > Hij heeft overzicht over de vakinhoud, de doelen daarvan en mogelijke volgordes van leren (leerlijnen). Hij weet ambachtelijk hoe een leerplan in elkaar zit, kent de materialen en media (onder meer ICT) en weet wat nodig is om een deugdelijk leerplan te maken. > Hij beschikt over een repertoire van methodieken en kent de (leer)psychologische achtergrond ervan. Hij kent verschillende onderwijsmethodes en de criteria om de bruikbaarheid daarvan voor zijn leerlingen vast te stellen. Ook weet hij hoe je binnen een methode op verschillende manieren kunt differentiëren. > Hij weet wat er bij evalueren en toetsen komt kijken en hoe hij bruikbare en betrouwbare voortgangsinformatie kan verzamelen. Wat de leraar moet kunnen: Hij kan leerplannen maken: > Doelen stellen, leerstof selecteren en ordenen. > Een leerroute en een plan van aanpak uitstippelen. > Het plan van aanpak uitwerken in samenhangende lessen met passende werkvormen, materialen en media, afgestemd op het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen. > Zijn leerplankeuzes inhoudelijk en didactisch uitleggen en verantwoorden. Hij kan deze leerplannen uitvoeren: > De principes van klassenmanagement toepassen. > De leerstof aan zijn leerlingen begrijpelijk en aansprekend uitleggen en voordoen hoe ze ermee moeten werken. > De leerlingen met gerichte activiteiten de leerstof laten verwerken, daarbij variatie aanbrengen en differentiëren naar niveau en kenmerken van zijn leerlingen (de diepgang en reikwijdte hiervan voor de startbekwaamheid, worden begrensd in de bekwaamheidseisen). > De leerling begeleiden bij die verwerking, stimulerende vragen stellen en ondersteunende, gerichte feedback geven. > Leerproblemen signaleren en naar oplossingen zoeken (de diepgang en reikwijdte hiervan voor de startbekwaamheid, worden begrensd in de bekwaamheidseisen). > De voortgang volgen en resultaten toetsen, en deze gebruiken voor een gericht vervolg van het onderwijsleerproces. > De inhoud en aanpak van zijn onderwijs vakinhoudelijk en -didactisch verantwoorden. > Collega’s en andere deskundigen adviseren en consulteren.
6
Discussienota Uitgangspunten Herijking Bekwaamheidseisen
2.3 —
pedagogische bekwaamheid
Pedagogische bekwaamheid houdt in dat de leraar een veilig, ondersteunend en stimulerend leerklimaat voor zijn leerlingen kan realiseren. Binnen dit kader kan hij bijdragen aan hun sociaal-emotionele en morele ontwikkeling. Wat de leraar moet weten: > Hij kent de leer- en ontwikkelingstheorieën, evenals de opvoedkundige theorieën en methodieken, die voor zijn onderwijs relevant zijn. > Hij heeft kennis van veelvoorkomende ontwikkelings- en gedragsproblemen, weet hoe hij daarmee om kan gaan en hoe hij daar deskundige ondersteuning bij kan krijgen (de diepgang en reikwijdte hiervan voor de startbekwaamheid, worden begrensd in de bekwaamheidseisen). > Hij weet hoe hij zicht krijgt op de leefwereld van zijn leerlingen en hun sociaal-culturele achtergrond. Ook is hem bekend hoe deze leefwereld en achtergrond hun gedrag en hun beleving van gedrag bepaalt. De leraar weet hoe hij daarop kan afstemmen (de diepgang en reikwijdte hiervan voor de startbekwaamheid, worden begrensd in de bekwaamheidseisen). Wat de leraar moet kunnen: > Groepsprocessen sturen en begeleiden. > Een vertrouwensrelatie opbouwen met zijn leerlingen. > Het zelfvertrouwen van leerlingen bevorderen en gerichte, positieve feedback geven. > Zijn verwachtingen aan leerlingen duidelijk maken en eisen stellen. > Zijn leerlingen aanmoedigen en motiveren, en recht doen aan verschillen tussen leerlingen. > Ruimte scheppen voor leren, inclusief het maken van vergissingen en fouten. > Sociaal-emotionele problemen signaleren en naar oplossingen zoeken. > Zijn onderwijs en omgang met zijn leerlingen pedagogisch uitleggen en verantwoorden. > Eigen grenzen bewaken. > Collega’s en andere deskundigen adviseren en consulteren.
7
Hoofdstuk 3
Hoe verder Herijking De beschreven uitgangspunten worden gebruikt om de nu geldende bekwaamheidseisen te actualiseren en waar nodig te verbeteren. Dat gebeurt de komende maanden. Realistisch In deze notitie zijn de wezenlijke onderdelen van de bekwaamheid van de leraar gedefinieerd. Op hoofdlijnen is ideaaltypisch beschreven wat een bekwame leraar moet weten en kunnen. Dit is het uitgangspunt voor alle leraren. Het ideaaltypisch uitgangspunt moet wel realistisch worden gebruikt. Daarom wordt het verder geconcretiseerd in bekwaamheidseisen voor de verschillende vakken en sectoren. De begrenzing - die aangeeft wat van een leraar mag worden verwacht in diepgang en reikwijdte van bekwaamheid - hangt mede af van het vak dat hij geeft en de sector waarin hij werkt. In de tekst wordt daarom regelmatig naar begrenzing verwezen. Profilering
Deze notitie maakt, wat betreft de vakinhoudelijke bekwaamheid, een onderscheid tussen de leraar in het basisonderwijs met een brede, generalistische vakkennis en de leraar in het voortgezet onderwijs met zijn theoretisch verdiepte schoolvakspecifieke kennis. Meer onderscheid is nodig. De leraar in het basisonderwijs bijvoorbeeld kan zich profileren in het onderwijs voor het jonge of oudere kind. Hij kan zich ook verdiepen in bepaalde leergebieden. De leraar in het voortgezet onderwijs kan zich profileren in bijvoorbeeld algemeen vormend onderwijs of beroepsgericht onderwijs. Hij kan zich ook verdiepen in zorg en begeleiding. Een leraar kan niet in alles even goed zijn. Hij kan zich wel in opleiding en praktijk profileren. Lerarenopleidingen en bevoegdheid
De nieuwe bekwaamheidseisen zijn onder andere richtinggevend voor de lerarenopleiding. Die opleiding zorgt dat iemand zich de kennis en kunde kan eigen maken, die nodig is om het beroep bekwaam uit te oefenen. Als daaraan volgens de lerarenopleiding is voldaan, ontvangt de leraar zijn bewijs van bekwaamheid en is hij bevoegd om les te geven in het type onderwijs en het schoolvak waarvoor hij is opgeleid. Niet alles in de wet
In bekwaamheid zijn vakkennis en vakkunde nauw verweven met de persoonlijkheid van de leraar en zijn beroepshouding. Toch blijft de beroepshouding in de bekwaamheidseisen grotendeels buiten beeld. Beroepshouding is een kwestie van intenties en betrokkenheid, van moraal en beroepsethiek. Bekwaamheidseisen krijgen kracht van wet. Eisen ten aanzien van het weten en kunnen, zijn voor te schrijven. Moraal en ethiek echter niet, dat is geen zaak van de overheid. Die moet de beroepsgroep zelf, van binnenuit, waarborgen en regelen.
8
Discussienota Uitgangspunten Herijking Bekwaamheidseisen
van, voor en door de leraar
Leraar
het beroep en de fundering waarop het staat De wet BIO en de herijking van de bekwaamheidseisen In 2006 is de wet op de Beroepen in het onderwijs (wet BIO) van kracht geworden. Sinds die tijd zijn er bekwaamheidseisen voor leraren. Deze moeten actueel worden gehouden. Tenminste eens in de zes jaar doet de beroepsgroep van leraren een herijkingsvoorstel aan de minister van Onderwijs. Dat gaat binnenkort gebeuren: in maart 2012 laat de Onderwijscoöperatie de minister weten wat de bekwaamheidseisen voor de komende zes jaar moeten zijn. Ook úw stem telt! In de Onderwijscoöperatie werken alle grote beroepsverenigingen van leraren samen aan het ontwikkelen van de beroepskwaliteit en de versterking van de positie van de leraar. Het gezamenlijk definiëren van de bekwaamheid die nodig is om leraar te kunnen zijn, hoort daar bij. Bekwaamheid is immers het fundament waar kwaliteit op staat. In de Onderwijscoöperatie telt ook úw stem. Wij nodigen u uit om uw mening te geven over de definitie van de beroepsbekwaamheid van leraren. Uw beroep! Wie beter dan u kan vertellen welke kennis en kunde daarvoor in de praktijk nodig zijn. De kern en inhoud van uw beroep In deze discussienota zijn de kern en inhoud van het beroep beschreven, en op basis daarvan de hoofdlijnen van bekwaamheid. U bent leraar. Herkent u zich in deze beschrijving? Staat er wat er moet staan of mist u belangrijke aspecten van uw beroep? Kunt u zich vinden in de bewoording? Deze vragen leggen we graag aan u voor. Ga het gesprek aan en reageer Tussen 1 oktober en 14 november organiseren vele scholen gesprekken over deze vragen. Ook de organisaties die samen de Onderwijscoöperatie vormen. Op onze website www.onderwijscooperatie.nl vindt u meer informatie. U kunt daar de discussienota downloaden en er rechtstreeks op reageren. Ook vindt u daar materiaal om met uw eigen collega’s op school het gesprek aan te gaan.
Doe mee, laat weten waar u voor staat!