Uitgangspunten voor de financiering van: Opvang Beschermd wonen Veilig Thuis
Inleiding De uitgangspunten in dit document vormen de basis voor de financiering (via subsidie en/of contractering) van opvang, beschermd wonen en Veilig Thuis voor 2016. Ze zijn tot stand gekomen met de uitgangspunten omschreven in het regionaal kompas, de doelstellingen uit het koersdocument van de centrumgemeente Leeuwarden, de regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling, het handelingsprotocol Veilig Thuis van de VNG en uit de input opgehaald vanuit de gesprekken die tot nu toen zijn gevoerd met diverse aanbieders die actief zijn op deze gebieden. Deze input is in een ambtelijke werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van diverse Friese gemeenten/samenwerkingsverbanden van gemeenten besproken en heeft geleid tot voorliggend document. Er volgen nog verdiepende werksessies met aanbieders om de uitgangspunten uit deze notitie met elkaar te bespreken. Naast de uitgangspunten op deze terreinen zijn er ook voor jeugd uitgangspunten opgesteld in het ‘Uitvoeringsprogramma Omvormingsplan Zorg voor Jeugd Friesland 2015-2016’. Sommige uitgangspunten overlappen elkaar. Gezamenlijk worden integrale uitgangspunten benoemd die voor het gehele Sociaal Domein Fryslân gelden en ook kunnen leiden tot een meer integrale aanpak en financiering. De taken op het terrein van de opvang, beschermd wonen en Veilig Thuis behoren tot de centrumregeling en vallen onder de regionale organisatie Sociaal Domein Fryslân (SDF). Met opvang wordt maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang bedoeld. Hier valt ook de ambulante begeleiding vanuit de opvang onder. In onderstaand figuur is getracht de samenhang tussen de betreffende onderwerpen aan te brengen.
Algemene uitgangspunten 1. Voorkomen van opvang, beschermd wonen, huiselijk geweld en kindermishandeling We willen zo veel als mogelijk voorkomen dat mensen gebruik moeten maken van de opvang, beschermd wonen of te maken krijgen met geweld. Signalen van diverse problematiek, zoals dreigende dakloosheid, schulden, psychische en/of psychiatrische problemen en/of onveiligheid moeten in een zo vroeg mogelijk stadium herkend worden waardoor escalaties, dakloosheid, geweld et cetera kan worden voorkomen. Lokale verantwoordelijkheid: Het inzetten op preventie, het herkennen van signalen van diverse problematiek, het tijdig acteren op deze signalen en het bieden van de juiste ondersteuning is een verantwoordelijkheid van iedere gemeente. Wanneer iemand toch in de opvang komt, beschermd moet wonen of te maken krijgt met huiselijk geweld en/of kindermishandeling willen we dat dit zo kort als mogelijk is, maar zo lang als noodzakelijk gebeurt. Er moet worden gewerkt naar een zo zelfredzaam als mogelijk bestaan. Het liefst in een zelfstandige woonruimte al dan niet met een bepaalde vorm van ondersteuning.
2. Bevorderen van participatie We vinden het belangrijk dat mensen zich nuttig voelen, bezig zijn en hierdoor kunnen werken aan hun zelfredzaamheid. Mensen die (tijdelijk) verblijven in de opvang of een beschermd woonvorm wonen in een wijk/dorp, maar maken hier lang niet altijd onderdeel van uit. We vragen van aanbieders om mensen actief te stimuleren om weer te participeren. Dit kan binnen een voorziening of er buiten zijn en variëren van afwassen of meehelpen met koffie zetten tot deelnemen aan vormen van dagbesteding, het doen van (vrijwilligers)werk of het volgen van een opleiding buiten een voorziening. Daarnaast zien we sport als belangrijk instrument om mensen te laten participeren en als onderdeel van begeleiding. De aanbieders van opvang en beschermd wonen zoeken hierin actief de samenwerking met de wijkteams waar de locatie is gehuisvest en maken gezamenlijk afspraken over participatie van de doelgroep. Lokale verantwoordelijkheid: De wijkteams rondom voorzieningen van opvang en beschermd wonen zoeken samen met de aanbieders actief naar mogelijkheden voor participatie in de wijk en werken nauw met elkaar samen.
3. Hanteren van het matched care principe We vinden het belangrijk dat mensen gelijk de juiste zorg en ondersteuning ontvangen. En het liefst in de eigen omgeving, dus zo lokaal mogelijk. Als het noodzakelijk is en iemand voldoet aan de criteria voor opvang en beschermd wonen dan moet dit (met financiering vanuit de regio) zo lokaal
mogelijk beschikbaar zijn. Lokaal wat kan en regionaal wat moet. De wijkteams van iedere gemeente spelen een cruciale rol als het gaat om het zogeheten ‘opschalen’. Belangrijk is dat zij daarin samen met de aanbieders optrekken. Samen bekijken welke zorg het best passend is, met elkaar (tijdelijk) samen kunnen optrekken in de begeleiding, elkaar kunnen consulteren en van elkaar kunnen leren. Vertrouwen in elkaars expertise en elkaar kennen zijn daarin belangrijke sleutelwoorden. Komt iemand in de opvang, beschermd wonen of ontvangt iemand ambulante begeleiding vanuit de opvang dat blijft het contact met de wijkteams zo veel als mogelijk in stand zodat er een warme overdracht kan plaats vinden wanneer iemand uitstroomt, het zogeheten ‘afschalen’. Zo nodig kan in dit traject ook een periode gezamenlijk worden opgetrokken om duurzaamheid te borgen en te voorkomen dat iemand terug valt. Er wordt vanuit de regionale zorg en financiering niet geheel los gelaten totdat deze overdracht heeft plaats gevonden. Zodra de overdracht in zijn geheel is gerealiseerd worden zowel de zorg als de financiering een lokale verantwoordelijkheid. Lokale verantwoordelijkheid: De wijkteams werken nauw samen met de aanbieders voor opvang en beschermd wonen en Veilig Thuis om met elkaar het proces van op- en afschalen zo goed mogelijk in te richten en te zorgen dat iemand op het juiste moment de juiste ondersteuning ontvangt. 4. Inzetten op eigen kracht en netwerk De aanbieders van opvang, beschermd wonen en de medewerkers van Veilig Thuis maken gebruik van en stimuleren de eigen kracht van mensen. Ze betrekken het sociale netwerk van mensen zoveel als mogelijk of proberen het netwerk weer op te bouwen. Voor sommige mensen is het gezien de omstandigheden niet veilig of verstandig om terug te keren naar het eigen netwerk en zal opnieuw een netwerk moeten worden opgebouwd. 5. Inzetten op kwaliteit (vanuit cliëntenperspectief) en resultaat We streven er naar dat aanbieders voldoen aan de algemene uitgangspunten voor kwaliteit te weten: o Client heeft de regie; o De ondersteuning is veilig; o De ondersteuning garandeert continuïteit, samenhang en resultaten. Een minimale set aan kwaliteitseisen is nodig om zicht te krijgen op de kwaliteit van dienstverlening zoals deze wordt ingekocht of gecontracteerd. Door de set aan kwaliteitseisen beperkt te houden, krijgen ook ‘kleine’ zorgaanbieders de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor financiering. We formuleren kwaliteitseisen op het niveau van de organisatie (processen en financiën), dienstverlening (relatie professional – burger) en het resultaat (effect van de ondersteuning). Resultaten worden gemonitord. Doelen en resultaten worden indien nodig bijgesteld. De zelfredzaamheidsmatrix is een instrument wat wordt gebruikt als hulpmiddel om inzicht te krijgen in de doelgroepen, de mate van ontwikkeling en de inrichting van aanbod.
6. Goede verdeling van de regionale dag- en inloopvoorzieningen De dag en inloopvoorzieningen zijn een vangnet voor mensen die dak- en thuisloos zijn. Een deel van de voorzieningen is regionaal georganiseerd en gefinancierd (gericht op ‘zware doelgroep’ met
problematiek op het gebied van maatschappelijke opvang) een ander deel is lokaal georganiseerd (gericht op mensen met psychische problematiek, variërend van ‘relatief zware’ tot ‘meer enkelvoudige’ problematiek). Ze zijn een vindplaats voor zorgwekkende zorgmijders en dragen bij aan minder overlast op straat. Voor mensen die zelfstandig wonen of beschermd wonen vormen met name de lokale inloopvoorzieningen een plek waar ze op terug kunnen vallen voor ondersteuning waardoor terugval in dak- en thuisloosheid of psychische problematiek wordt voorkomen. Een goede spreiding van zowel de regionale als lokale inloopvoorzieningen in de regio is belangrijk. Lokale verantwoordelijkheid: Iedere gemeente is verantwoordelijk voor de lokale inloopvoorzieningen (voorheen functie inloop GGZ). De regionale organisatie Sociaal Domein Fryslân bekijkt samen met de lokale gemeenten en de aanbieders hoe de regionale en lokale dag- en inloopvoorzieningen het beste georganiseerd en op elkaar afgestemd kunnen worden. 7. Ruimte voor vernieuwing In de financiering van de opvang, beschermd wonen en Veilig Thuis moet ruimte zijn voor vernieuwing en experimenten waardoor het aanbod (beter) aansluit bij de vraag, mensen eerder zelfstandig kunnen wonen of zoveel mogelijk zelfredzaam zijn en sneller afgeschaald kan worden naar de ondersteuning vanuit het lokale aanbod en iedereen onder dak is. Onconventionele woonvormen en Housing first Voor sommige mensen is het niet mogelijk om (tijdelijk) te verblijven in een voorziening. Zij kunnen niet samenleven met andere mensen, zich niet aan regels houden. Een deel van deze groep zwerft op straat, zorg voor overlast en gaat in en uit detentie. Voor deze groep is een onconventionele manier van wonen noodzakelijk. Buiten de gebaande paden. Daarnaast moet er ruimte te zijn om Housing first verder door te ontwikkelen. Housing first houdt in dat mensen, die normaal eerst in de opvang terecht zouden komen, eerst een eigen huis krijgen en dat vanuit daar de begeleiding wordt opgepakt. Er zijn goede ervaringen met Housing first. Dit draagt bij aan minder mensen in de opvang, en minder overlast op straat. Er wordt gestreefd de onconventionele woonvormen en housing first zoveel als mogelijk te spreiden over de provincie. Lokale verantwoordelijkheid: Lokale gemeenten zullen samen met aanbieders van regionaal gefinancierde ondersteuning in deze experimenten moeten optrekken om het regionale aanbod en het lokale aanbod zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten en de ondersteuning rondom de cliënt zo goed mogelijk in te richten. 8. Eén huishouden, één plan, één contactpersoon. In de ondersteuning rondom de cliënt en zijn systeem wordt gewerkt met 1 ondersteuningsplan. Betrokken partijen/aanbieders en wijkteams spreken duidelijk met elkaar af wie de regie heeft over dit huishouden en daarmee ook wie de contactpersoon is. Partijen communiceren dit ook duidelijk naar het betreffende huishouden en naar elkaar. De ondersteuning en hulpverlening is hierdoor op elkaar afgestemd en sluit op elkaar aan. Dit sluit niet uit dat de regie in eerste instantie bij de burger zelf ligt. Lokale verantwoordelijkheid: Het wijkteam van iedere gemeente is verantwoordelijk voor het maken van een ondersteuningsplan voor mensen in de wijk met een hulpvraag. Zij zijn de eerste contactpersoon. Is aanvullende ondersteuning noodzakelijk of verblijf in de opvang en/of beschermd wonen, dan worden samen met de aanbieders duidelijke afspraken gemaakt over de regiefunctie en ieders taak/rol.
9. Overgang 18- en 18+ Door onvoldoende aansluiting van de jeugdzorg en de zorg vanuit de Wmo kwamen veel jongeren bij de overgang naar 18 jaar in de problemen en belanden ze onder andere in de maatschappelijke opvang. We willen voorkomen dat jongeren op straat komen te staan en gebruik moeten maken van de opvang. Inzet op preventie en signalering vanuit en de samenwerking met de lokale gemeenten, jeugdzorg/hulpaanbieders, partners in de veiligheidsketen en onderwijs is daarbij erg belangrijk. Komen jongeren in de opvang, dan wordt gestreefd naar een zo snel mogelijke uitstroom met daarbij een zo groot mogelijke zelfredzaamheid. Afspraken met woningbouwcorporaties over mogelijkheden voor huisvesting is daarbij belangrijk. In het nieuwe jeugdstelsel zien zowel de Friese gemeenten als de (Friese) zorgaanbieders (ook de aanbieders van de opvang) het als hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om geen (financiële of andere) obstakels op te werpen bij aanvang van 18 jaar. Dit betekent dat ruim voor het 18e jaar in nauwe samenwerking met de jongere zelf en zijn ouders/verzorgers/netwerk gewerkt wordt aan vervolgopleiding en/of werk, het opbouwen van of herstellen van een (vrienden) netwerk, vrijetijdsbesteding, woonruimte e.d.. Belangrijke verbetering in het nieuwe jeugdstelsel is dat al ruim voor de jongere 18 jaar wordt, duidelijk is wie (opnieuw) zijn contactpersoon wordt uit het sociale wijkteam in zijn (toekomstige)woonplaats. Het gaat hier om het maken van levensloopbestendig beleid. Lokale verantwoordelijkheid: De lokale gemeente hebben de taak om in te zetten op preventie en signalering en hiermee te voorkomen dat jongeren dak- en thuisloos worden. Niet alleen vanuit de regio moet worden samengewerkt met alle partners, maar ook lokaal moeten afspraken worden gemaakt met de woningbouwcorporaties, onderwijs en hulpverleners rondom de ondersteuning van jongeren in de eigen gemeente. Vanuit een vast contactpersoon uit de wijkteams moet samen met de jongere en zijn systeem gewerkt worden aan participatie, opleiding, werk en het herstellen of opbouwen van het sociale netwerk.
Uitgangspunten specifiek voor beschermd wonen 1. Er is een noodzaak tot beschermd wonen Bij de bepaling van toegang tot beschermd wonen wordt kritisch gekeken of er een noodzaak is tot beschermd wonen. Beschermd wonen is een maatwerkvoorziening. Mensen moeten aan de volgende criteria voldoen om toegang te krijgen: a) Er moet sprake zijn van psychische problemen/stoornissen. Het vaststellen van deze problematiek gebeurt door een daartoe bevoegde deskundige. Naast psychische problemen kunnen andere problemen zoals een verstandelijke-, lichamelijke of zintuiglijke problematiek een rol spelen. De psychische problemen staan echter altijd op de voorgrond. b) Burgers kunnen geen beroep doen op voorliggende voorzieningen. Er is dus geen sprake van een noodzaak tot behandeling met verblijf (ZVW), verblijf vanwege beperkingen op het gebied van een verstandelijke-, lichamelijke of zintuigelijke problematiek waarbij levenslang een beschermde woonomgeving nodig is (WLZ) of dreigende dak- of thuisloosheid (opvang). c) Burgers zijn niet in staat om zelfstandig te wonen en hebben daarom behoefte aan 24 uurs zorg in een woning van de instelling. Door middel van een integraal pakket aan wonen en ondersteuning wordt de burger geholpen om te werken aan herstel.
Bovenstaande uitgangspunten worden tijdens keukentafelgesprekken met cliënten door het wijkteam steeds kritisch bekeken alvorens een advies tot beschermd wonen wordt afgegeven. De wijkteams kunnen de aanbieders betrekken bij het bepalen van de juiste noodzakelijke ondersteuning. Lokale verantwoordelijkheid: De wijkteams van iedere gemeente spelen een belangrijke rol in de toegang tot beschermd wonen met name voor cliënten die nog thuis wonen. In een keukentafelgesprek met mensen onderzoeken zij of beschermd wonen de best passende oplossing is. Ze betrekken hierbij de aanbieders. De wijkteams geven uiteindelijk een indicatie advies. Wanneer een burger al (geruime tijd) verblijft (woont) bij een zorgaanbieder kan deze zorgaanbieder een regierol spelen in de toegang tot beschermd wonen. Voor alle cliënten die niet voldoen aan de criteria voor beschermd wonen wordt lokaal een andere oplossing gezocht binnen de kaders van de Wmo. 2. Zo veel mogelijk in natura Ondersteuning binnen beschermd wonen wordt zo veel als mogelijk in natura aangeboden. De doelgroep waarvoor beschermd wonen bedoeld is, is veelal niet of beperkt in staat om zelf regie te voeren en keuzes te maken over de best passende invulling van ondersteuning. Verstrekking in een PGB is slechts mogelijk wanneer de cliënt kan aantonen dat gebruik van een voorziening in natura niet mogelijk is. Argumenten hiervoor kunnen zijn: een ontbrekend zorgaanbod in natura, specifieke cliëntkenmerken zoals leeftijd of burgerlijke staat die wonen in een 24 uurs setting niet passend maken. Daarnaast is door de cliënt onderbouwd dat hij/zij op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en uitvoeren van taken verbonden aan een persoonsgebonden budget. De cliënt is hiertoe zelf in staat dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. Bovendien wordt aangetoond dat de kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) van de in te kopen diensten geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Bij de inkoop in natura houden we rekening met diversiteit in het aanbod. Dat betekent dat we afspraken maken met verschillende organisaties waarbij we rekening houden met de doelgroep waarop men zicht richt, het type woonvorm (kleinschalig, in de wijk, op een terrein etc.) en regionale spreiding over Friesland. Lokale verantwoordelijkheid: De wijkteams van iedere gemeente geven in hun indicatie-advies aan waarom een PGB echt noodzakelijk is en of iemand voldoet aan bovenstaande criteria. 3. Rekening houden met overgangsrecht Voor beschermd wonen is wettelijk een overgangsrecht van vijf jaar (tot 1 januari 2020) gecreëerd in de Wmo. Dat betekent dat alle mensen die voor 1 januari 2015 een indicatie hadden voor beschermd wonen (GGZ-C) die doorloopt tot 1 januari 2020 of verder hun recht behouden zo lang hun indicatie loopt en uiterlijk tot 1 januari 2020. Gemeenten hebben de plicht om zorg te continueren voor deze groep burgers. Dit sluit echter niet uit dat ook in overleg met deze doelgroep steeds kritisch kan en moet worden gekeken welke ondersteuning het beste bij hen past.
Uitgangspunten specifiek voor opvang De opvang bestaat uit het vangnet voor de meest kwetsbare doelgroepen en uit ambulante begeleiding geboden door de aanbieders van de opvang. 1. Opvang als veilig vangnet voor de meest kwetsbare doelgroepen In Friesland zal er altijd een groep kwetsbare mensen blijven voor wie een vangnet noodzakelijk is. Dit zijn mensen die door omstandigheden dakloos zijn of geen eigen huis hebben maar wel onderdak (thuisloos). Vaak is er spraken van meervoudige complexe problematiek op het gebied van armoede, schulden, geweld in afhankelijkheidsrelaties, psychische problemen, verslaving, werkeloosheid of een (verstandelijke) beperking. Mensen die (tijdelijk) niet in staat zijn om op eigen kracht zelfredzaam te zijn en een beperkt (of geen) sociaal netwerk hebben. Dit vangnet bestaat uit dagopvang, nachtopvang, gebruikersruimte, crisisopvang en blijf van m’n lijf. Dit zijn algemene voorzieningen waar cliënten uit de provincie met een lichte toets en tegen betaling van een bijdrage gebruik van kunnen maken. We streven naar zo min mogelijk gebruik van deze voorzieningen. Deze voorzieningen dragen ook bij aan het voorkomen van overlast in de regio en in de stad Leeuwarden. Naast het vangnet biedt de opvang een aantal voorzieningen waar mensen een wat langere periode kunnen verblijven en waar ze begeleid worden naar een zo zelfstandig mogelijk leven. Dit zijn maatwerkvoorzieningen zoals het huis voor jongeren en de algemene opvang. Hiervoor ontvangen mensen een beschikking en betalen ze een eigen bijdrage. Omdat we ernaar streven dat mensen zoveel mogelijk weer zelfstandig gaan wonen is ambulante begeleiding vanuit de opvang soms nog essentieel. Begeleiding als overgang naar lichtere basis ondersteuning of geen begeleiding. Dit om te voorkomen dat iemand daadwerkelijk op straat komt te staan. De samenwerking en afstemming met de sociale wijkteams en het op en afschalen van zorg is hierbij erg belangrijk. Ook hier streven we naar een zo kort als mogelijke begeleiding vanuit de opvang. Lokale verantwoordelijkheid: Het voorkomen dat mensen gebruik moeten maken van de opvang is een verantwoordelijkheid van iedere gemeente. Lokaal moet ingezet worden op preventie, het herkennen van signalen van diverse problematiek, het tijdig acteren op deze signalen en het bieden van de juiste ondersteuning. 2. De opvang is landelijk toegankelijk De aanbieders van opvang houden zich aan de afspraken voor landelijke toegankelijkheid.
3. Efficiënte organisatie van de toegang We streven ernaar de toegang tot de opvang zo te organiseren dat zo optimaal mogelijk gebruik wordt gemaakt van het beschikbare aanbod van voorzieningen en wachtlijsten zo veel mogelijk worden voorkomen of zo minimaal mogelijk blijven. De wijkteams in de omgeving waar iemand vandaan komt spelen een belangrijke rol als het gaat om de toegang tot maatwerkvoorzieningen. Zij onderzoeken samen met de mensen de hulpvraag en bekijken welke ondersteuning het beste passend is. Dit doen ze, indien mogelijk, ook in afstemming met de aanbieders. Lokale verantwoordelijkheid: De wijkteams van iedere gemeenten onderzoeken de hulpvraag en bepalen, samen met de cliënt en aanbieders, welke ondersteuning noodzakelijk is.
4. Samenwerking en combineren van dezelfde voorzieningen We vragen van aanbieders in de opvang dat ze met elkaar samenwerken om de opvang zo goed mogelijk bij elkaar te laten aansluiten en zo efficiënt mogelijk gebruik te kunnen maken van de bestaande voorzieningen. Overlap moet worden voorkomen. Gestreefd wordt naar het combineren van voorzieningen waar doelgroepen in een vergelijkbare situatie gebruik van kunnen maken. Blinde vlekken in het aanbod moeten inzichtelijk worden en in gezamenlijkheid worden opgepakt. Daarnaast willen we dat aanbieders nauw samenwerken met andere partners in de keten, zoals de Politie, Justitie, Veiligheidshuis, sociale wijkteams, Veilig Thuis etc. Tot slot vragen we de aanbieders nauw samen te werken met vrijwilligersorganisaties en binnen hun organisaties vrijwilligers (met ervaringsdeskundigheid) in te zetten waar mogelijk als aanvulling op de professionele hulpverlening.
Uitgangspunten specifiek voor Veilig Thuis In de regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling hebben alle 24 Friese gemeenten zich het doel gesteld om geweld te voorkomen en een duurzame veilige situatie te realiseren voor het gehele gezinssysteem: kinderen en volwassenen, slachtoffers en daders. Geweld moet zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en gestopt. De uitgangspunten voor Veilig Thuis komen uit het handelingsprotocol van de VNG waarvan in het programma van eisen voor Veilig Thuis is afgesproken dat deze leidend zijn voor de inrichting van Veilig Thuis. 1. Prioriteit aan de belangen van kinderen Veilig Thuis geeft prioriteit aan de belangen van kinderen in situaties waar de veiligheid, gezondheid of de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen worden bedreigd. 2. Gespecialiseerd regionaal centrum Veilig Thuis is een gespecialiseerd regionaal centrum op het gebied van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Snel en deskundig advies, triage en doorverwijzing naar juiste hulpverlening. Als het gaat om de expertise zijn het AMHK en het lokale veld complementair aan elkaar. 3. Gericht op samenwerking VT is gericht op samenwerking. Zowel met het lokale veld, als met de gespecialiseerde hulpverlening, de Raad voor Kinderbescherming, het Veiligheidshuis, de Politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering en de taken van de gecertificeerde instelling. 4. Zorgvuldige en transparante werkwijze Veilig Thuis is betrouwbaar en werkt zorgvuldig en transparant. Dit geldt voor zowel direct als indirect betrokkenen en professionals. 5. Herstellen van veiligheid staat voorop
Veilig Thuis is primair gericht op het herstellen van de veiligheid in een gezin of huishouden. Veilig Thuis leidt zo snel mogelijk door naar passende hulpverlening. Het resultaat moet zijn dat het geweld stopt. 6. Samenhangende aanpak geweld Veilig Thuis creëert samenhang in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit geldt ook voor de doorgeleiding naar passende hulpverlening. 7. Systeemgericht Veilig Thuis werkt systeemgericht. Alle leden van een gezin of huishouden en hun sociale netwerk worden actief betrokken bij zowel analyse als oplossing van het probleem. Dit geldt ook voor betrokken kinderen. 8. Zorgvuldigheid privacygevoelige informatie Veilig Thuis deelt privacygevoelige informatie alleen als het voor het borgen van de veiligheid noodzakelijk is. VT deelt alleen informatie aan professionals die actief bijdragen aan het realiseren van de veiligheid in een huishouden of gezin. Veilig Thuis is open naar direct betrokkenen over het opvragen of delen van informatie en houdt, voor zover de veiligheid dat toelaat, rekening met hun bezwaren.
Lokale verantwoordelijkheid: Elke gemeente is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken op het terrein van preventie, (vroeg) signalering, melding, herstel, hulpverlening en nazorg. Het belang van het uitvoeren van deze gemeentelijke taken is groot omdat daardoor gewerkt kan worden aan het voorkomen en het duurzaam beëindigen van geweld. Wijkteams spelen hier een belangrijke rol in. Bovenlokaal zijn opvangplaatsen beschikbaar voor die situaties waar dit vanwege de veiligheid noodzakelijk is. De regionale organisatie Sociaal Domein Fryslân is hiervoor verantwoordelijk. De behoefte aan opvangplaatsen neemt af naarmate het lokale veld er beter in slaagt in een vroegtijdig stadium contact te leggen met gezinnen waar huiselijk geweld en kindermishandeling dreigt of door nazorg er in slaagt recidive te voorkomen. Samenwerking in de geïntegreerde keten huiselijk geweld en kindermishandeling lokaal en bovenlokaal is hiervoor essentieel. Daarnaast is de afstemming met de justitiële keten van belang om een doelmatige mix van maatregelen voor daders en hulp voor slachtoffers te organiseren.