DilemmaMethode Uitgangspunten van de DilemmaMethode
1 © DilemmaAcademie
MOTIVATIE EN MISSIE DilemmaManager - een hoge waarde toekent aan de capaciteiten en talenten van het individu; - handelt vanuit de verwachting dat het individu in staat is tot zelfbegrip en zelfsturing; - een omgeving van oprechtheid en veiligheid creëert; - sensitief is voor de waarneming zoals deze wordt beleefd door de ander; - communiceert met de ander wat in zijn belevingswereld begrijpbaar is; De ander - zich veilig zal voelen om ongewenste en bedreigende aspecten van zichzelf te ontdekken; - zal komen tot een beter begrip en acceptatie van alle aspecten van zichzelf; - in staat zal zijn zichzelf te ontwikkelen in de richting van zijn ideaal; - meer tevreden zal zijn met zichzelf; - vanuit zelfvertrouwen verantwoordelijkheid neemt voor eigen gedrag; en mag ontdekken dat hij (de producten van) DilemmaManager niet langer meer nodig heeft.
Gebaseerd op Carl R. Rogers (1950)
COPYRIGHT © 2014, DilemmaAcademie B.V. Versie voor non-profit: December 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2 © DilemmaAcademie
Inhoud 1. Wat is de DilemmaMethode? ........................................................................................................... 4 2. Geef inzicht in gedrag! ...................................................................................................................... 6 3. Samenhang in gedrag ........................................................................................................................ 8 4. Toepassingsgebieden ...................................................................................................................... 10 5. De onderbouwing ............................................................................................................................ 12 6. Inzet en opbouw van de DilemmaMethode ................................................................................. 17
3 © DilemmaAcademie
1. Wat is de DilemmaMethode? De DilemmaMethode kent zijn oorsprong in verschillende bedrijfskundige en psychologische theorieën1 en heeft tot doel het gedrag van mensen (jongeren en volwassenen) inzichtelijk te maken. Op deze manier kunnen we wat met gedrag doen: er op reflecteren, er ons bewust van worden, het (verder) ontwikkelen of het inzetten. Om gedrag begrijpelijk te maken en te kunnen overdragen aan anderen, wordt visueel weergegeven wat de dimensies zijn van gedrag. We maken hierbij gebruik van een poppetje, waarbij gedragingen worden ingedeeld in kleuren. Een toelichting op het poppetje wordt in hoofdstuk 2 gegeven. De definitie van gedrag Gedrag is kort gezegd wat we doen (of laten). Welke handelingen we verrichten en welke emoties we uiten of juist beheersen. Wanneer we het hebben over gedrag, wordt in de DilemmaMethode, de volgende definitie gehanteerd: Gedrag bestaat uit alles wat we doen: bewust of onbewust, zichtbaar voor anderen of niet. Het gedrag dat mensen vertonen kan gewenst zijn (gedrag dat zich uit in competent gedrag) of ongewenst zijn (gedrag dat onszelf en mogelijk ook onze omgeving kan belemmeren). Of en wanneer een gedraging gewenst is, is situationeel. Dit betekent dat het afhangt van de situatie of het gedrag dat wordt vertoond gewenst of ongewenst is. Zo kan ‘initiatief nemen’ in de ene situatie gewenst zijn (er moet actie worden ondernomen), maar kan het in een andere situatie ongewenst zijn (omdat een ander de ruimte moet krijgen tot het nemen van initiatief). Om eenduidigheid te creëren over wat gewenst gedrag is binnen een bepaalde context maken organisaties veelal gebruik van functiebeschrijvingen en competentieprofielen. Binnen het onderwijs zijn per opleiding beroepsprofielen opgesteld om de student meer gericht gewenst gedrag aan te kunnen leren. Talenten Veel van onze gedragingen komen voort vanuit onze primaire behoeften en persoonlijke wensen en verlangens (karakter). Het zijn onze talenten die we automatisch, vaak zonder er over na te denken, laten zien. We worden er van binnen uit, als mens zijnde, toe gedreven. We noemen dit ook wel intrinsieke motivatie. Maar ons gedrag wordt niet enkel bepaald door onze behoeften, talenten of karaktertrekken. Ook de omgeving heeft invloed op het gedrag dat wij vertonen. Bijvoorbeeld omdat dit voor de uitvoering van een functie noodzakelijk is. Of omdat de thuissituatie vraagt te anticiperen op een probleemsituatie. Voor jongeren geldt dat bijvoorbeeld vrienden, ouders en school van invloed zijn op het gedrag. Het vertonen van dit gedrag wordt ook wel situationele motivatie genoemd (gedrag gedreven door de omgeving).
1
Zoals: Behoeftentheorie Maslow, Leerstijlen van Kolb, Roos van Leary, Waardesystemen Graves, Big Five persoonlijkheidsmodel, Causale attributietheorie van Weiner.
4 © DilemmaAcademie
Ontwikkeling van talenten Ieder mens beschikt van nature over talenten en over intrinsieke motivatie. Deze zijn verankerd in onze genen en persoonlijkheid. Naarmate we opgroeien en ouder worden, ontwikkelen we ons en leren we onze talenten meer bewust in te zetten. Talenten ontwikkelen zich tot vaardigheden. Vaardigheden ontwikkelen zich tot competenties. En competenties kunnen zich ontwikkelen tot integer gedrag. Op welke gebieden iemand zich ontwikkelt verschilt van persoon tot persoon en hangt sterk af van de situatie waarin iemand zich bevindt. Het kan dus goed zijn dat bijvoorbeeld een medewerker van 40 jaar zich op het gebied van plannen en organiseren nog in de talentfase bevindt, terwijl hij zich op het gebied van analytisch vermogen al in de competente fase bevindt. Daarbij speelt de motivatie, de prioriteiten die iemand stelt, wat iemand heeft geleerd, de omstandigheden en de cognitieve vermogens onder meer een rol. Het opmaken van de balans Wanneer we ons voorgaande realiseren, is het van belang om regelmatig de balans op te maken. Zodat we weten wie we zijn, wat we willen, wat we wel of niet kunnen en op welke manier we zelf regie kunnen voeren over onze ontwikkeling en het eigen gedrag. Dat je iets kunt, wil nog niet zeggen dat je het ook toepast. En als je iets wilt leren, betekent dit nog niet dat de situatie dit toelaat. Kortom: zelf regie kunnen voeren is niet alleen sterk afhankelijk van de situatie maar ook van wie iemand is, wat iemand kan, wat iemand begrijpt, waartoe iemand gemotiveerd is en wat iemand zich wel of niet kan permitteren.
5 © DilemmaAcademie
2. Geef inzicht in gedrag! Gedrag is voor de meeste mensen een containerbegrip, met name voor jongeren en volwassenen die niet gewend zijn om iets met het eigen gedrag te doen. Het helpt wanneer gedrag stapsgewijs kan worden uitgelegd op een begrijpelijke manier, waarbij óók de samenhang van gedrag kan worden toegelicht. De DilemmaMethode reikt hiervoor het poppetje aan, dat hieronder wordt uitgelegd. Het poppetje Het individu (de jongere of volwassene) wordt grafisch weergegeven door middel van het poppetje. Het poppetje weerspiegelt welk gedrag wij vertonen en waar dit uit voortkomt. Zodoende kan hier op worden gereflecteerd, dit is belangrijk wanneer je met gedrag aan de slag wilt gaan. Het poppetje als "lichaam" is een mooie metafoor voor gedrag. Op deze manier kan gedrag, zowel aan jongeren als volwassenen, vanuit verschillende invalshoeken worden uitgelegd. Het hoofd - Regie voeren In ons lichaam vinden de meeste processen plaats zonder dat wij daar invloed op hebben. We ademen, het bloed stroomt door onze aderen en onze organen doen wat ze moeten doen. Wanneer wij ergens wel invloed op willen hebben (bewust), betrekt het lichaam daar de hersenen (het hoofd) bij. Zodat wij bijvoorbeeld kunnen nadenken over moeilijke beslissingen of onszelf van A naar B kunnen brengen. Onze hersenen voeren "regie" over het lichaam en over de mentale processen van ons gedrag. Vertaalt naar gedrag voeren we vanuit het hoofd, onze denkkracht, regie op situaties. We denken na en maken keuzes. Ondernemen actie of zoeken juist de samenwerking. Onze beslissingen worden daarbij beïnvloed door wat wij kunnen begrijpen. Daarbij is de één vooral verbaal sterk, de ander is juist feitelijk ingesteld of ziet snel verbanden. Het hart - Intrinsieke motivatie Het lichaam is er op gericht om op een zo efficiënt mogelijke manier te functioneren. Daarbij wordt er alles aan gedaan om gezond te blijven en te voorkomen dat we ziek worden. Zo worden onder meer afvalstoffen afgevoerd, worden ziekteverwekkers bestreden en reageert het lichaam sterk op prikkels die pijn en gevaar betekenen. Vertaalt naar gedrag worden we vanuit het hart ergens toe gedreven. We streven na waar we blij van worden, ons prettig bij voelen en wat energie geeft. Wat we niet leuk vinden en wat ons energie kost, zullen we van nature willen vermijden. Onze drijfveren worden ook wel intrinsieke motivatie genoemd. De raderen - Het toepassen van gedrag De ontwikkeling van het lichaam verloopt in fasen. We leren lopen en praten, groeien in lengte (soms ook breedte), komen in de puberteit en ontwikkelen een volwassen lichaam. Na iedere fase heeft het lichaam zich verder ontwikkeld en kan het lichaam meer. 6 © DilemmaAcademie
Dat neemt niet weg dat wat je fysiek gezien kan, je ook zal moeten blijven trainen om het te kunnen toepassen. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van de fijne en grove motoriek. Vertaalt naar gedrag weerspiegelen de raderen het gedrag dat iemand "kan" inzetten. Gedrag dat onze voorkeur heeft (bijvoorbeeld met de handen werken) of gedrag dat wij gedurende de jaren hebben geleerd (zelfstandig werken). Trainen van specifiek gedrag kan er voor zorgen dat talenten zich ontwikkelen tot vaardigheden en vaardigheden zich ontwikkelen tot competenties. De benen - Algehele (mentale) conditie Een lichaam dat ziek is, heeft maar één doel: beter worden! Het hele lichaam zal dan hard werken om beter te worden. Al het andere heeft (vanzelfsprekend) een lagere prioriteit. Een lichaam dat gezond is, conditie en weerstand heeft, heeft weinig tot geen belemmerende factoren en kan om die reden zijn energie ook aan andere dingen besteden. Bijvoorbeeld aan het uitoefenen van verschillende dagelijkse activiteiten, sporten, zorgtaken en andere verplichtingen zoals leren en ontwikkelen. Vertaalt naar gedrag geldt dat de mate waarin wij zorgen of problemen ervaren en over energie beschikken, bepaalt hoe wij in het leven staan. Zien wij vooral kansen en mogelijkheden en hebben wij energie om onszelf verder te ontwikkelen? Of is er weinig ruimte om te doen wat wij zelf willen en ervaren wij juist veel verplichtingen en belemmeringen? Aan de hand van de DilemmaMethode kan gedrag in kaart worden gebracht:
Wat begrijp jij? Waarover voer jij zelf regie
Wat begrijp jij niet? Waarover kun jij (nog) geen regie voeren
Wat motiveert jou? Kun jij doen waartoe jij gedreven bent
Wat roept tegenzin op? Hoe vaak moet je doen wat jou energie kost
Welk gedrag zet jij in? Van welke talenten maak jij gebruik en wat heb jij geleerd
Wat kan jij nog leren? Wat kun jij nog niet en wat heb jij (nog) niet geleerd
Waarvoor kun jij zelf kiezen? Wat zijn jouw kansen en mogelijkheden
Welke verplichtingen heb jij? Welke zorgen of verplichtingen belemmeren jou
7 © DilemmaAcademie
3. Samenhang in gedrag Zoals in de vorige hoofdstukken is omschreven, kan gedrag vanuit meerdere invalshoeken worden benaderd. Vanuit het hoofd, het hart, de raderen en de benen. Enkelvoudig benadert geeft ieder domein veel informatie, maar vooral wanneer de samenhang wordt gezocht, geeft dit veel inzichten. Het maakt het mogelijk gedragspatronen te herleiden en op basis hiervan geschikte handvatten en/of een passende begeleiding te kiezen. Een aantal voorbeelden: Iets heel erg leuk vinden (hart), er zelf voor kunnen kiezen (benen), maar het nog niet kunnen (raderen), levert een mooi leerdoel op. Willen doen wat je leuk vindt (hart), maar door de vele zorgen (benen) dit niet kunnen doen, kost vaak energie en zorgt voor teleurstelling en onbegrip. Iets moeten (benen) en ook begrijpen dat het moet (hoofd), ook al vind je het niet leuk (hart), vraagt om discipline en doorzettingsvermogen. Iets heel erg leuk vinden (hart), er zelf voor kunnen kiezen (benen), maar het vanuit denkvermogen niet kunnen begrijpen (hoofd), is vaak een recept voor frustratie of onmacht. Iets begrijpen (hoofd) en er talent voor hebben (raderen), maar het niet leuk vinden (hart), kan betekenen dat iemand (toch) niet op de goede plek zit. Niet lekker in je vel zitten (benen), niet weten wat je hier aan kunt doen (raderen), betekent in veel gevallen dat je geen regie voert over je situatie (hoofd), maar dat situaties je overkomen. Het aanbrengen van samenhang: Moeilijk?! De noodzaak om vanuit samenhang naar gedrag te kijken hangt af van de context waarin wordt gereflecteerd op gedrag. Reflecteren op gedrag als onderdeel van een communicatietraining kan laagdrempelig en enkelvoudig. Evenals reflectie op 'wie je bent' bij leerlingen in de klas. Waar echter sprake is van (mogelijke) meervoudige of dieperliggende problematiek is het essentieel om gedrag vanuit meerdere invalshoeken te belichten. Dit vraagt om het vermogen verbanden te leggen. Zeker niet makkelijk, maar een enkelvoudige benadering voor een meervoudig probleem is vaak te kort door de bocht. De begeleiding of aanpak werkt dan averechts. Als we er over nadenken is een enkelvoudige aanpak vaak ook niet logisch en raakt niet de kern/daadwerkelijk oorzaak, zie onderstaande voorbeelden: Bij volwassenen: Een man die door reorganisatie werkloos is geraakt, worstelt met depressies en een moeizame thuissituatie heeft, krijg je niet (duurzaam) aan het werk door slechts een sollicitatietraining aan te bieden. Bij jongeren: Een jongere die lage cijfers haalt, maar tegelijkertijd gepest wordt en een moeder heeft die verslaafd is, help je niet door (alleen) bijles te geven. 8 © DilemmaAcademie
3.1 Hoe zorg je voor samenhang? Uit de vorige paragraaf blijkt dat vanuit samenhang kijken naar het individu essentieel is om een passende begeleiding toe te kunnen passen. Dit betekent dat je het individu en zijn of haar situatie vanuit meerdere invalshoeken belicht. Je maakt als het ware de balans op! De instrumenten van de DilemmaMethode ondersteunen je hierbij en geven laagdrempelig, objectief en onafhankelijk informatie over het individu. De DilemmaMethode is modulair opgebouwd en modulair inzetbaar. Op deze manier kan er passend bij de doelgroep, context en doelstelling een e-assessment worden samengesteld; zowel in vraagstelling als rapportering. De DilemmaMethode heeft verschillende type vragenlijsten beschikbaar. Zie onderstaande tabel voor een overzicht. Raadpleeg het portfolio om alle digitale instrumenten per doelgroep te bekijken. Overzicht verschillende type vragenlijsten DilemmaMethode Regie voeren Capaciteitentesten Vragenlijsten gericht op het in kaart brengen van cognitieve vermogens, capaciteiten en denkstijlen. Roldifferentiatie en belevingsvragenlijsten Deze vragenlijsten brengen in kaart hoe en waarom het individu, gestuurd vanuit persoonlijke belangen en doelstellingen, kiest voor één of meerdere rollen.
Intrinsieke motivatie Persoonlijkheidsvragenlijsten De persoonlijkheidsvragenlijsten brengen de persoonlijkheid, de (intrinsieke) drijfveren, talenten, valkuilen en leerdoelen van het individu in kaart.
Het toepassen van gedrag Interessevragenlijsten De interessevragenlijsten brengen de interesses en voor- en afkeuren van het individu ten aanzien van sectoren in kaart ten behoeve van werk/studie/leren/competenties. Competentietesten De competentietesten betreffen praktijksimulaties die het mogelijk maken om te meten over welke vaardigheden of competenties het individu beschikt.
Mentale belastbaarheid Mentale belastbaarheidsvragenlijsten De mentale belastbaarheidsvragenlijsten brengen de draagkracht en draaglast c.q. de factoren die de mentale belastbaarheid van het individu beïnvloeden in kaart. Omgevingsanalyses Contextspecifieke vragenlijsten die de van toepassing zijnde omgevingsfactoren in kaart brengen.
9 © DilemmaAcademie
4. Toepassingsgebieden Gedrag is overal om ons heen. Thuis, op school, op het werk en in de sport. Niet altijd zijn wij ons bewust van ons gedrag. Wel ontstaat in veel situaties de behoefte om iets met gedrag te doen. De toepassingsgebieden van de DilemmaMethode zijn dan ook zeer divers. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de toepassingsgebieden van onze klanten binnen onderwijsinstellingen en gemeenten. Ter informatie, maar vooral ook ter inspiratie!
4.1 Onderwijs Voortgezet onderwijs In de klas
Omschrijving Leerlingen in de klas laagdrempelig kennis laten maken met wie zij zijn, wat zij kunnen en welke vervolgrichting voor hen passend is. Begeleiding bij studiekeuze. Voorkomen van voortijdige schooluitval, begeleiding bij meervoudige problematiek van leerlingen en vormgeven van Passend Onderwijs.
Decanaat Zorg Advies Team (ZAT)
Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) Instroom (Entree, Niveau 2,3 en 4)
In de klas
Zorgondersteuning
Hoger Beroeps Onderwijs (HBO en WO) Intake en instroom
Tijdens de studie
Extra begeleiding
Professionals in het onderwijs Wie ben ik als professional? Professionele ontwikkeling Extra begeleiding
Omschrijving Voortijdige studie-uitval voorkomen (preventie) door tijdig uitvalrisico's en de begeleidingsbehoefte in kaart te brengen. Studenten laagdrempelig laten reflecteren op het eigen gedrag in relatie tot de gekozen studierichting. Bijvoorbeeld om persoonlijke ontwikkeling & stage richting te geven. Begeleiden van studenten met meervoudige problematiek en vormgeven van Passend Onderwijs. Omschrijving Voortijdige studie-uitval voorkomen (preventie) door tijdig uitvalrisico's (mismatch) en de begeleidingsbehoeften in kaart te brengen. Studenten laten reflecteren op wie zij zijn, wat zij kunnen en wat dit betekent in relatie tot de gekozen studierichting. Geobjectiveerde input voor het POP & stage en mentoraat. Voorkomen van voortijdige studie-uitval; begeleiden van studenten die vastlopen, dreigen uit te vallen of steeds van studie wisselen. Omschrijving Laagdrempelig reflecteren op 'wie ben ik' en 'wat is mijn onderwijsstijl?'. Stil staan bij 'wie ben ik', 'wat geeft mij voldoening' en 'hoe voer ik regie in mijn werk'. Preventief en curatief; Begeleiden van docenten die, om wat voor reden dan ook, vastlopen of dreigen uit te vallen in het onderwijs. 10
© DilemmaAcademie
4.2 Gemeente en (jeugd)zorg Onderwijs & Jeugd* Afdeling Leerplicht/RMC
Jongeren die op school verzuimen/ zijn uitgevallen en nog geen startkwalificatie hebben terug begeleiden naar school en/of werk. In kaart brengen van aanwezige problematiek en vormgeven van passende begeleiding. In kaart brengen en anticiperen op meervoudige problematiek.
Jongerenloket Gecertificeerde instelling (jeugdzorg/reclassering) Werk & Inkomen* Afdeling Participatie (WWB, WMO, WSW, Wajong) Afdeling Schuldhulpverlening
Uitkeringsgerechtigden sociaal activeren en/of (terug) begeleiden naar school en/of werk. Stimuleren van gedragsverandering en vormgeven van begeleiding bij schuldproblematiek. Bevorderen van inburgering en vormgeven van begeleiding naar maatschappelijke participatie.
Afdeling Inburgering
*Ook geschikt voor gebiedsteam/wijkteams.
4.3 Ook zelf de DilemmaMethode toepassen? DilemmaAcademie verzorgt beroepserkende opleidingen en trainingen om te leren werken met de DilemmaMethode. De DilemmaMethode is uitgangspunt van de door DilemmaManager ontwikkelde e-assessments, die allen wetenschappelijk onderbouwd en in de praktijk zijn gevalideerd. Het werken met de DilemmaMethode is mogelijk op basis en verdiepend niveau. Na het afronden van het trainingstraject word je gecertificeerd DilemmaManager en ben je in voldoende mate toegerust om zelfstandig met één of meerdere e-assessments te werken. Ga naar www.dilemmaacademie.nl en ontdek ons aanbod!
11 © DilemmaAcademie
5. De onderbouwing De DilemmaMethode gebruikt het poppetje om gedrag over te kunnen dragen aan anderen. Dat is niet zomaar. Het poppetje spreekt zowel voor volwassenen als jongeren tot de verbeelding. Het maakt het mogelijk om laagdrempelig over gedrag in gesprek te komen en dit vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. Het poppetje als model is bewust gekozen. Allereerst weerspiegelt het poppetje het lichaam en het fysiek functioneren daarvan. Meer symbolisch weerspiegelt het poppetje de verschillende niveaus en elementen van gedrag. Wat zegt de literatuur over gedrag? Wanneer we het hebben over het inzichtelijk maken en bewust worden van gedrag dan hebben we het eigenlijk over reflectie. Reflectie is het vermogen om gestructureerd terug te kijken naar vertoond gedrag om daar vervolgens leerpunten uit te halen voor toekomstig handelen. In het gedrag dat wordt vertoond, ook wel functioneren genoemd, zijn er verschillende niveaus die een rol kunnen spelen. Korthagen en Vasalos (2002; 2007) gebruiken een model van multi-level learning om de werking Het ui-model van Korthagen en Vasalos (2007) hiervan in kaart te brengen. Zij stellen dat leren en functioneren op zes mogelijke niveaus kan plaatsvinden, welke zij benaderen in de vorm van een ui. De buitenste niveaus van de ui hebben te maken met de omgeving (wat gebeurt er?) en gedrag (wat doe je?), dit is gedrag dat zichtbaar is voor anderen. Meer naar binnen gelegen lagen in de ui hebben te maken met bekwaamheden (wat kun je?) en overtuigingen (waar geloof je in?). De kernlagen betreffen de identiteit (wie ben je?) en betrokkenheid (wat wil je?). De verschillende lagen in de ui beïnvloeden elkaar. Zo beïnvloedt bijvoorbeeld hetgeen waar we in geloven, ons gedrag. Tegelijkertijd beïnvloedt onze omgeving ook waar wij in geloven. Ons functioneren, ofwel ons gedrag, is vanuit meerdere invalshoeken te benaderen, waarbij wat we willen, wie we zijn, wat we geloven en wat we kunnen hetgeen lijkt te zijn wat voornamelijk ons gedrag bepaalt. Hieruit wordt dan ook afgeleid dat denken, voelen en willen belangrijk zijn om tot handelen te komen, waarbij het de essentie is om alle lagen met elkaar in overeenstemming te krijgen, afgestemd op de omgeving (Korthagen & Vasalos, 2002; 2007). Vertalen we de onderdelen denken, voelen, willen en doen naar het poppetje dan zijn dit respectievelijk het hoofd, de benen, het hart en de raderen.
12 © DilemmaAcademie
Hoofd - Regie voeren Al van oudsher bestaat er de aanname dat geest en lichaam van elkaar gescheiden zouden zijn. Zo maakte René Descartes met zijn Dualisme een onderscheid in het lichaam als een organische machine en de geest bestaande uit mentale functies zoals geheugen, herinnering, voorstelling en inbeelding. Zijn destijds meest radicale idee was dat de geest het lichaam kon beïnvloeden en andersom (Larsen & Buss, 2010). Ook Sigmund Freud, grondlegger van de psychoanalytische theorie, stelde dat mentale processen, maar dan met name de onderbewuste, van invloed zouden zijn op gedrag (Gazzaniga & Heatherton, 2006). Met betrekking tot gedrag zijn mentale processen dus al lange tijd een gebied van aandacht en onderzoek, welke nu vooral is terug te vinden in de cognitieve psychologie en cognitieve gedragstherapie. Deze zijn onder andere gebaseerd op onderzoeken die bewijzen dat hogere order mentale functies het gedrag bepalen. Cognitie staat dan ook voor de mentale activiteit, zoals denken of informatie verwerken. Deze ‘rationele’ processen worden gebruikt om beslissingen en acties te begeleiden, waarmee uiteindelijk het gedrag wordt beïnvloedt. Hebben we het over cognitieve capaciteiten, dan hebben we het over onze mogelijkheden tot mentale activiteiten, ofwel onze mogelijkheden tot intelligentie, denken, taal, geheugen en keuzes maken. Deze mentale activiteiten vinden plaats in de hersenen, een complex systeem welke regie voert over de werking van alle processen in en van het lichaam. Ieder hersengebied heeft daarin zijn ‘specialisatie’, bijvoorbeeld de verbaal ingestelde linker hersenhelft versus de meer non-verbale rechter hersenhelft, maar ook de geheugenfunctie in de kern van onze hersenen (hippocampus) en de regulatieprocessen in het voorste gedeelte van onze hersenen (prefrontale cortex) (Gazzaniga & Heatherton, 2006; Gazzaniga, Ivry & Mangun, 2008). Vertaald naar de DilemmaMethode Hoe het werkt in ons hoofd is van invloed op het gedrag dat wij laten zien. Met de DilemmaMethode kan dit in kaart worden gebracht met behulp van capaciteitentesten, waarmee tevens de denkstijlen in kaart worden gebracht. En daarnaast met behulp van roldifferentiatie en belevingsvragenlijsten, waarmee in kaart wordt gebracht welke keuzes iemand, al dan niet bewust, maakt en welke intenties hieraan ten grondslag liggen. Hart – Intrinsieke motivatie Het hart weerspiegelt de intrinsieke motivatie. De intrinsieke motivatie komt van binnenuit, vanuit de persoon zelf. De intrinsieke motivatie komt voort uit de behoeften die iemand heeft. Het gaat dan niet om primaire behoeften van de mens zoals eten of slapen, maar om een algemene neiging om iets te doen (trait levels of need). De behoeften en motieven die iemand heeft zijn kenmerkend voor die persoon en worden aan de hand van eigenschappen omschreven. Tezamen weerspiegelt dit iemands persoonlijkheid (Larsen & Buss, 2010). Zeggen we dus dat iemand de eigenschap punctualiteit heeft, dan heeft deze persoon behoefte aan nauwkeurigheid en zorgvuldigheid, waarbij het motief is om het daarbij horende gedrag (aandacht voor details, controleren, geen fouten maken) te vertonen om zijn behoefte van punctualiteit te doen vervullen.
13 © DilemmaAcademie
Of iemand gedrag laat zien dat voortkomt uit zijn/haar behoeften is afhankelijk van de aanwezigheid van daartoe relevante elementen in de omgeving, ook wel ‘press’ genoemd. Dit kan de werkelijke omgeving (alpha press) zijn, maar ook de waargenomen omgeving (beta press). Vanuit de omgeving kunnen behoeften worden geprikkeld om het behoeftebevredigende gedrag te vertonen, waarna de persoonlijkheid via gedrag zichtbaar wordt (Larsen & Buss, 2010). Persoonlijkheid is daarmee een verzameling van de behoeften en motieven (eigenschappen) die iemand heeft. Het gaat daarbij om de potenties tot gedrag. Dit worden ook wel kernkwaliteiten genoemd, of in de volksmond ‘talenten’ (Korthagen & Vasalos, 2002; Ofman, 2007). Een kernkwaliteit of talent is iets wat iemand altijd heeft en niet ‘aan’ of ‘uit’ kan zetten, maar slechts verborgen kan houden. Leert iemand dit inzetten dan kan dit een competentie worden. Wordt het echter teveel ingezet dan kan iemand hierin doorschieten en wordt het een valkuil. Het tegengestelde van deze valkuil is dan eigenlijk hetgeen wat iemand moet leren, zijn uitdaging of leerdoel (Ofman, 2007). Heeft iemand bijvoorbeeld de potentie tot altruïsme, dan kan hij dit ontwikkelen tot de competenties behulpzaamheid en solidariteit, maar kan hij hierin ook doorschieten en wordt het bemoeizucht. Het tegengestelde van je hulp opleggen is dan voor jezelf kiezen, dus het leerdoel is assertiviteit. Is dit daarentegen (niet) voldoende ontwikkeld dan wordt dit al snel als naïef ervaren. Vertaald naar de DilemmaMethode Met de DilemmaMethode worden de behoeften van iemand aan de hand van persoonlijkheidsvragenlijsten in kaart gebracht. Dit betekent dat het persoonlijkheidsprofiel dat hieruit naar voren komt iets vertelt over wie iemand is, wat in feite weerspiegelt waar iemand in basis (intrinsiek) behoefte aan heeft. Vanuit hier wordt de vertaalslag gemaakt naar wat dit betekent met betrekking tot de talenten, valkuilen en leerdoelen die iemand heeft. Raderen – Het toepassen van gedrag In gedrag heerst al lange tijd het nature-nurture debat. Is gedrag nu genetisch en aangeboren of is het aangeleerd en verkregen door educatie, ervaring en cultuur? Over welk aspect nu het meest van invloed is op gedrag zijn meningen verdeeld, echter bestaan er steeds meer bewijzen voor het feit dat beide een invloed hebben op elkaar en op gedrag (Gazzaniga & Heatherton, 2006). Vanwege ontevredenheid over de focus op mentale processen ontstonden in het begin van de twintigste eeuw het Behaviorisme en diverse leertheorieën. Zo stelde Watson, grondlegger van het Behaviorisme, dat men zich in de psychologie meer zou moeten richten op het observeerbare gedrag, gedrag dat zichtbaar is. Dit zichtbare gedrag is volgens Watson aangeleerd of geconditioneerd. Dit betekent dat gedrag leerbaar is, waarbij leren op verschillende manieren kan gebeuren. Zo ontdekte Pavlov dat mensen leren door associaties te leggen tussen aspecten in de omgeving en in het gedrag (klassieke conditionering). Skinner stelde dat juist consequenties op gedrag, het straffen of belonen, bepalen welk gedrag iemand in het vervolg laat zien (operante conditionering). Tolman beargumenteerde dat het verkrijgen van nieuwe kennis voor leren zorgde (cognitieve leertheorie), terwijl Bandura aantoonde dat 14 © DilemmaAcademie
mensen ook leren door het observeren van andermans gedrag en de gevolgen daarvan (sociale leertheorie). Hoewel leren op verschillende manieren kan gebeuren, geldt voor alle gevallen dat consequente herhaling van specifiek gedrag ervoor zorgt dat we associaties leggen (conditioneren), waarmee het aangeleerde gedrag uiteindelijk automatisch gebeurt. Dit betekent dat iemand zich gedrag zo eigen maakt dat hij hier altijd automatisch op terug kan vallen en hierin dus ‘vaardig’ wordt (Gazzaniga & Heatherton, 2006). Vertaald naar de DilemmaMethode Wat iemand kan en waar iemand vaardig in is, komt voort uit wat iemand heeft geleerd. In de DilemmaMethode wordt dit zichtbaar gemaakt aan de hand van praktijkopdrachten, die door het creëren van een specifieke situatie zichtbaar maakt op welk gedrag iemand automatisch terugvalt en wat iemand dus kan. Met behulp van interessevragenlijsten brengt de DilemmaMethode in kaart op welke gebieden iemand zich zou kunnen richten wanneer het gaat om leren en ontwikkelen in de context van opleidingen en beroepen. Benen – Mentale belastbaarheid De mentale belastbaarheid heeft te maken met hoe iemand zich voelt, zijn emoties en zijn stemming. Emoties zijn directe reacties op een gebeurtenis, die bestaan uit een combinatie van lichamelijke processen (bijvoorbeeld hartslag of zweten), subjectieve beleving (het gevoel dat het oproept) en cognitieve interpretatie (de betekenis die er aan wordt gegeven). Hebben we het over een langdurige emotionele staat dan gaat het over iemands stemming. De stemming heeft invloed op onze gedachten en ons gedrag. Beslissingen en oordelen worden dan ook beïnvloed door hoe iemand zich voelt. Sterker nog, mensen gebruiken zelfs hun emotionele staat om beslissingen en oordelen te maken, ondanks dat ze niet weten wat de bron van hun stemming is (affect-as-information). Wanneer gevoelens en gedachten het niet met elkaar eens zijn, hebben gevoelens dan ook meer invloed op ons gedrag (weten vs. voelen). Daarin zorgen positieve emoties ervoor dat we gemotiveerd blijven om te blijven doen wat we doen, terwijl negatieve emoties ervoor zorgen dat we iets juist willen vermijden. Onze emotionele staat bepaalt dus onze prioriteiten (Gazzaniga & Heatherton, 2006). Wanneer er sprake is van (negatieve) veranderingen dan gaat de emotionele reactie veelal gepaard met stress. Stress is het patroon van lichamelijke reacties en gedragingen op gebeurtenissen die iemand liever wil vermijden of ontwijken. Daarbij worden stresshormonen (o.a. cortisol) vrijgelaten die een direct effect hebben op het lichaam om deze voor te bereiden op een ‘overlevingsreactie’. Het gevoel dat iemand daarbij krijgt wordt bepaald door de manier waarop iemand stress ervaart, wat de emotionele staat is en in welke mate iemand gevoelig is voor stress. Ervaart iemand langdurig stress dan stelt het General Adaptation Syndrome dat het lichaam zich te lang in een overlevingsmodus bevindt, wat uitputting tot gevolg kan hebben. Dit uit zich zowel mentaal als lichamelijk, waarbij een teveel aan stresshormonen een schadelijk effect heeft op de gezondheid, maar ook op onze regie- en beslisvaardigheden. Wanneer iemand stress ervaart heeft dit invloed op het gedrag dat iemand laat zien. Een stressrespons kan hierbij ook positief zijn, waarbij het er voor zorgt dat je in het verkeer op tijd remt (Gazzaniga & Heatherton, 2006). 15 © DilemmaAcademie
Vertaald naar de DilemmaMethode Aan de hand van de DilemmaMethode wordt in kaart gebracht in welke mate iemand mentaal belast is, ook wel de mate waarin iemand op één of meerdere gebieden langdurig stress ervaart (al dan niet bewust). Hierbij kunnen mentale belastbaarheidsvragenlijsten worden ingezet, die inzicht bieden in de huidige emotionele staat. Daarnaast kunnen omgevingsanalyses worden ingezet, die een beeld geven van mogelijke risicofactoren binnen de aanwezige context.
16 © DilemmaAcademie
6. Inzet en opbouw van de DilemmaMethode De Dilemmamethode stelt het individu centraal en is er op gericht de beleving, gedragsvaardigheden, belemmeringen en regelmogelijkheden van de jongere of volwassene zelf objectief en betrouwbaar in kaart te brengen. Dit wordt gedaan door de beleving centraal te stellen en zijn werkelijkheid serieus en als uitgangspunt te nemen. Aansluiten bij het individu Het objectief en betrouwbaar in kaart brengen van de beleving en werkelijkheid van het individu wordt gedaan aan de hand van een uitgebreid testinstrumentarium dat wordt ondersteund door een adaptief systeem. Dit systeem is web-based (software dat via het internet te bereiken is) en modulair opgebouwd. Dit betekent dat alle testen, vragenlijsten en (praktijk)opdrachten los van elkaar kunnen worden aangeboden. Tevens kunnen zij alle worden aangepast aan en afgestemd op het individu, zijn begripsvermogen en zijn ontwikkelingsfase. Hierdoor kan actief en adequaat ingespeeld worden op de individuele wensen en behoeften van de jongere of volwassene. Daarmee wordt het mogelijk om authentieke gedragingen, motieven en intenties bloot te leggen en ontstaat op een transparante wijze wederzijdse verbinding. Dit is een bewuste keuze die aansluit bij het werken aan de hand van de DilemmaMethode, waarbij de beleving vanuit verschillende perspectieven wordt bevraagd om deze te objectiveren. Dit geeft informatie over gedragspatronen die bij differentiatie naar persoonskenmerken een zeer hoge voorspellende waarde hebben, afhankelijk van context en levensfase. Een jongere leeft immers in een andere werkelijkheid dan een volwassene. Zo zijn er dan ook speciaal ontwikkelde tests voor diverse doelgroepen binnen diverse contexten. Diverse perspectieven Om op de beleving van het individu aan te sluiten wordt de DilemmaMethode ingezet aan de hand van multidisciplinaire testinstrumenten en gevalideerde vragenlijsten. Hierbij worden diverse varianten van ipsatieve, normatieve, associatieve en emotieve testen ingezet die alle digitaal beschikbaar zijn. Samenstellingen van zorgvuldig gekozen combinaties bieden een diversiteit aan onderzoeksmogelijkheden. Deze bevatten zowel praktijk als wetenschappelijke gevalideerde testen en/of vragenlijsten welke contextgebonden kunnen worden ingezet. De ipsatieve variant geeft informatie over de drijfveren (persoonskenmerken) van de kandidaat. Hieruit blijkt het primaire of voorkeursgedrag van het individu, zijn afkeurgedrag dat wil zeggen; datgene wat iemand liever niet of slechts tegen beloning doet - en datgene wat hij nalaat bij spanning of wanneer hij onder druk komt te staan. In eerste instantie wordt er hierbij op gericht hierop te reflecteren zodat de jongere of volwassene zichzelf herkent en erkent wat zijn ontwikkelpunten zijn. Daarnaast biedt het indicatie voor de stijl van begeleiden en is het indicatief voor het vormgeven aan studie- en/of loopbaanontwikkeling doordat er kan worden aangesloten op de intrinsieke motivatie van het individu. De uitkomsten bieden concrete handvatten en adviezen voor het individu en eventuele begeleiders. 17 © DilemmaAcademie
De normatieve variant maakt het mogelijk om vergelijkingen tussen individuen te maken, begeleiding te optimaliseren of uitspraken te doen ten aanzien van ontwikkelingsmogelijkheden. Bijkomend voordeel is dat betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan in relatie tot de context, cultuur, belangen en omgevingsfactoren welke van invloed zijn op het functioneren, het aanpassingsvermogen of het welbevinden van een individu. Dit toont met name zijn meerwaarde bij ontwikkelingstrajecten. De associatieve variant vraagt het individu naar zijn opvattingen en mening over een groot aantal relevante onderwerpen. De jongere of volwassene geeft antwoord in eigen gekozen bewoordingen. De antwoorden die hij of zij geeft, zijn na weging medebepalend voor de vervolgvragen die het systeem stelt. Deze methode maakt het mogelijk sociale wenselijkheid te elimineren en biedt inzicht in de besliswaarden en gedachteprocessen van een individu. Motieven en intenties voor keuzes worden door het systeem gerangschikt naar door de jongere of volwassene gekozen belangen en omstandigheden. Deze werkwijze vergroot de verbondenheid en herkenbaarheid van het individu met de uitslagen, wat positief bijdraagt aan het reflectief vermogen. De emotieve variant brengt de persoonlijke belevingsbalans in kaart. Door middel van een innovatief gedragssysteem wordt de mate van energie, zelfvertrouwen en regelvrijheid (autonomie) in kaart gebracht, welke van invloed zijn op de mate waarin iemand zich ‘vrij’ voelt om zelfstandig keuzes te maken. Deze waarden zijn van grote invloed op de mate van energie die men te besteden heeft om op korte en middellange termijn gewenst te kunnen functioneren. Een disbalans tussen verwachtingen en verplichtingen leidt in veel gevallen tot ongewenste of negatieve uitkomsten, is indicatief voor een stagnerende persoonlijke ontwikkeling en is voorspellend voor de mate waarin iemand op dat moment mogelijkheden ervaart tot leren. De mentale en situationele vaardigheden en regelmogelijkheden zijn bepalend voor een gewenste of efficiënte wijze van functioneren en ontwikkelen. Ook al voldoet een individu aan alle formele eisen en competenties, maar heeft hij een ontregelde mentale balans of onvoldoende regelmogelijkheden, dan nemen risico’s van ongewenst functioneren naar verhouding sterk toe. Wanneer disbalans ontkent of veronachtzaamd wordt, vergroot dit het risico van inefficiëntie, weerstandsgedrag en disfunctioneel gedrag of ziekte. Samenhang De koppeling van de bovenstaande disciplines, eventueel aangevuld met situationele belevingswaarden, geeft een betrouwbaar totaalbeeld van de kansen en mogelijkheden, maar ook risico’s van een individu. Hierdoor is het mogelijk om op een reflectieve wijze, wetenschappelijk onderbouwde voorspellingen te doen ten aanzien van het gedrag van een individu naar verscheidenheid van context en belang. Het geeft inzicht in en antwoord op de vraag wie iemand is, wat zijn talenten en valkuilen zijn, hoe en in welke richting de ontwikkeling op kan gaan en waaraan hij aandacht schenkt of waar hij energie in steekt. Niet alleen maakt de methode de mentale balans op, het biedt vooral inzicht in de relatie tussen talenten, competenties en vaardigheden enerzijds en opbrengstwaarden, succesbeleving en voldoening anderzijds. Hiermee wordt concreet invulling gegeven aan een verantwoorde 18 © DilemmaAcademie
inschatting van de gedragsindicatoren van een individu in de context van leren en ontwikkelen. Betrouwbaarheid en validiteit De kwaliteit en betrouwbaarheid van de DilemmaMethode en zijn instrumenten staan bij ons hoog op de agenda. Al onze testen en vragenlijsten zijn praktijk gevalideerd en wetenschappelijk onderbouwd. Daarnaast toetsen wij periodiek of de gestelde normen met betrekking tot de normatieve testen nog adequaat zijn. Daarnaast spelen wij in op de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen waarbij maatschappelijke relevantie en praktische toepasbaarheid leidend zijn. Een aanvullend vereiste voor de door ons -en derdenontwikkelde testen is dat deze minimaal gevalideerd én praktisch toepasbaar zijn.
19 © DilemmaAcademie
Wetenschappelijke referenties Gazzaniga, M. S. & Heatherton, T. F. (2006). Psychological Science. W. W. Norton & Company: New York, Amerika. Gazzaniga, M., Ivry, R.B. & G.R. Mangun (2008). Cognitive Neuroscience. The Biology of Mind. 3rd ed. W.W. Norton & Company. Korthagen, F. & Vasalos, A. (2007). Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 28, 17-23. Korthagen, F. & Vasalos, A. (2002). Niveaus in reflectie: naar maatwerk in begeleiding. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 23, 29-38. Larsen, R. J. & Buss, D. M. (2010). Personality Psychology. Domains of Knowledge About Human Nature. McGraw-Hill: New York, Amerika. Ofman, D. (2007). Hé, ik daar…?! Ontdek en ontwikkel je persoonlijke kernkwaliteiten met het kernkwadrant. Kosmos Uitgevers: Utrecht/Antwerpen.
20 © DilemmaAcademie