INHOUDSOPGAVE
blz. 1.
Inleiding
2
2.
Samenvatting
3
3.
Doelstelling en uitgangspunten van de WMO
4
3.1 Doel van de wet
4
3.2 Uitgangspunten
4
3.3 Hoofdtaken voor de gemeente
4
3.4 Prestatievelden
5
3.5 Randvoorwaarden
5
3.6 Regierol
6
De gevolgen van de WMO voor de gemeente Noordenveld
7
4.1 Gefaseerde aanpak
7
4.2 De wettelijke verplichtingen per 1 januari 2006
7
4.3 De aanpak in de praktijk
8
4.4 De herijking van het beleid rond wonen, zorg en welzijn in Noordenveld
9
4.5 Tijdplanning
9
4.
4.6 Financiële gevolgen
11
4.7 Werkstructuur
12
Bijlage
13
1
1.
INLEIDING
Per 1 januari 2006 zal de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) worden ingevoerd. In de WMO worden de WVG, de Welzijnswet, delen van de AWBZ en een aantal meer specifieke wetten en regelingen opgenomen. Voor de gemeente zal de invoering van deze wet een aanzienlijke taakverzwaring en uitbreiding van de beleidsverantwoordelijkheid betekenen. De gemeente zal binnen de WMO, veel meer dan nu, een samenhangend beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning én op aanpalende terreinen moeten voeren. De WMO biedt de mogelijkheid om het beleid integraal vorm te geven door bestaande regelingen te bundelen en te versterken. De invoering van de WMO is een veel omvattende operatie waarbij veel partijen betrokken zijn en die voor de burgers, zeker op termijn, veel zal gaan betekenen. Dat vraagt om een gefaseerde en zorgvuldige invoering waarmee tijdig begonnen moet worden. Het doel van deze Startnotitie is in kaart te brengen wat de invoering van deze wet betekent voor de gemeente Noordenveld. De parlementaire besluitvorming zal volgens de planning niet eerder dan in oktober 2005 kunnen worden afgerond. De VNG pleit voor verschuiving van de invoeringsdatum naar 1 juli 2006. Hoe dan ook, zeker is dat de WMO op zeer korte termijn wordt ingevoerd en dat de gemeente hiervoor de nodige voorbereidingen moet treffen. Deze notitie geeft duidelijkheid over de voorgestelde aanpak en planning naar de stand van de parlementaire besluitvorming bij de totstandkoming van deze notitie. Consequenties van parlementaire besluitvorming, na de opstelling van deze Startnotitie, zullen kunnen leiden tot aanpassing in planning en aanpak. Het volgende hoofdstuk geeft een beknopte samenvatting van de notitie. In hoofdstuk 3 worden de hoofdlijnen van de WMO weergegeven. Hoofdstuk 4 vertaalt de wet naar de gemeentelijke praktijk in Noordenveld.
2
2.
SAMENVATTING
De gemeente Noordenveld kiest om praktische redenen voor een gefaseerde aanpak van de invoering van de WMO, dat wil zeggen dat de aanpak in eerste instantie wordt gericht op het voldoen aan de wettelijke vereisten per 1 januari 2006. Dit betekent dat de overgang van de enkelvoudige huishoudelijke hulp van de AWBZ naar de WMO moet zijn gerealiseerd, evenals de overgang van een aantal subsidieregelingen. Ook moet de bijbehorende regelgeving zijn aangepast en vastgesteld. De periode tot 1 januari 2006 wordt gebruikt als voorbereiding, waarbij aandacht wordt besteed aan intergemeentelijke samenwerking, waar dat voordelen oplevert. Er wordt zorgvuldig gecommuniceerd met belanghebbenden en de gemeentelijke organisatie wordt op de gefaseerde invoering van de WMO aangepast. De voorbereidingen moeten leiden tot vaststelling in de raadsvergadering van december 2005 van een beleidsnotitie, waarin de invoering van de gefaseerde aanpak wordt geregeld. In deze notitie wordt tevens de werkwijze voor de herijking van het beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning beschreven. De gemeente ziet de WMO als een kans om haar beleid rond wonen, zorg en welzijn te herzien en optimaal af te stemmen op de belangen van de burgers. Uiteindelijk is het natuurlijk de bedoeling dat beter dan tot nu toe vraag en aanbod op elkaar afgestemd worden. Daarbij is de realisatie van één loket voor wonen, zorg en welzijn een belangrijk instrument. In nauw overleg met alle betrokken partijen zal onder regie van de gemeente na vaststelling van deze notitie aan de slag gegaan worden om, los van alle onduidelijkheden rondom de invoering en financiering van de wet, de kansen die de wet biedt ook daadwerkelijk in de praktijk te vertalen. Ingaande 1 januari 2007 zal dan een beleidsplan voor 4 jaar gereed zijn, waarin het gemeentelijk beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning zal zijn vastgelegd. Er wordt een bedrag van € 30.000 beschikbaar gesteld voor de invoeringskosten, in de vorm van extra personele capaciteit in de periode vanaf 1 juni 2005 tot 1 januari 2006. Voor het overige is nog geen schatting te maken over invoerings- en uitvoeringskosten.
3
3.
DOELSTELLING EN UITGANGSPUNTEN VAN DE WMO
3.1 Doel van de wet Met de invoering van de wet en de daarmee gepaard gaande aanpassingen in de AWBZ wil het kabinet de volgende doelstellingen realiseren: 1. Het veilig stellen van de zware en langdurige zorg in de toekomst. 2. De beheersing van de groei in de zorguitgaven. 3. Het herstellen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers. 4. Het bevorderen van samenhang in lokaal beleid en lokale uitvoering. 5. Het realiseren van noodzakelijke en laagdrempelige ondersteuning dichtbij. Voor het realiseren van de doelstellingen is een aantal uitgangspunten vastgelegd in de WMO, deze worden in de volgende paragraaf opgesomd.
3.2 Uitgangspunten De WMO kent de volgende uitgangspunten: 1. De eigen, individuele verantwoordelijkheid. Iedere burger is zelf verantwoordelijk voor het regelen van zaken die nodig zijn om te participeren, in overleg met en met steun van zijn eigen sociale netwerk. 2. De “civil society”: burgers zijn niet alleen verantwoordelijk voor zichzelf maar ook voor elkaar. Waar nodig wordt men geacht elkaar te helpen. De gemeentelijke overheid stimuleert en faciliteert dit volgens de wet waar nodig. 3. Algemene lokale voorzieningen. Elke gemeente moet voorzien in een collectief ondersteuningsaanbod waar alle burgers gebruik van kunnen maken. In dit kader moet gedacht worden aan instellingen voor sociaal-cultureel werk, algemeen maatschappelijk werk, sport, cultuur en recreatie. 4. Specifieke voorzieningen. Elke gemeente moet voorzien in een persoonsgericht ondersteuningsaanbod voor kwetsbare burgers die, ondanks eigen inspanningen en ondanks ondersteuning van derden, geen oplossingen kunnen vinden. Dit kan liggen op vele levensterreinen die te maken hebben met zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie zoals bevorderen van mobiliteit, woningaanpassingen, huishoudelijke verzorging, praktische hulp, dagbesteding en dergelijke. 5. Een grote mate van beleidsvrijheid voor de gemeente. De gemeente is vrij om binnen de aangegeven kaders te kiezen welke lokale voorzieningen hun bijdrage kunnen leveren en welke zij wil ondersteunen. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van deze voorzieningen. 6. De gemeente stelt het eigen WMO-beleid vast in samenspraak met de eigen burgers en de lokale politiek. Afspraken worden vastgelegd in verordeningen. 7. De gemeente voert de regie over een samenhangend stelsel van wonen, zorg en welzijn op lokaal niveau. Uit de uitgangspunten ontstaan een aantal hoofdtaken waar de gemeente de verantwoordelijkheid voor krijgt. Het gaat hierbij om de taken die in paragraaf 3.3 worden genoemd.
3.3 Hoofdtaken voor de gemeente De gemeente krijgt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WMO. Daarbij gaat het om de volgende taken: 1. Het voeren van een algemeen beleid, gericht op bevordering van de zelfredzaamheid van burgers, hun maatschappelijke participatie en de leefbaarheid van hun woonomgeving, met als uitgangspunt dat álle burgers, ook mensen met beperkingen en problemen, aan de samenleving kunnen deelnemen. 2. Het leveren van individueel geïndiceerde voorzieningen van maatschappelijke zorg aan mensen die daarop zijn aangewezen voor deelname aan de samenleving. Het betreft voorzieningen die zijn afgestemd op de individuele, persoonlijke omstandigheden en gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid. Individuele voorzieningen kunnen worden verstrekt aanvullend op algemene voorzieningen.
4
3. Het zorgdragen voor een goede toegankelijkheid en informatievoorziening over het aanbod aan diensten op lokaal niveau en over de kwaliteit daarvan. Eén loket voor wonen, welzijn en zorg is daarbij een onmisbaar instrument. De verantwoordelijkheden van de gemeente worden in de WMO vastgelegd in zogenaamde prestatievelden. Het zijn onderwerpen waarop de gemeente beleid moet voeren. De volgende paragraaf geeft deze velden weer.
3.4 Prestatievelden De gemeente bepaalt zelf welke prestaties zij in deze “velden” gaat leveren. Het gaat om negen prestatievelden: 1. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. 7. Maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld. 8. OGGZ, de openbare geestelijke gezondheidszorg. 9. Ambulante verslavingszorg. Door de rijksoverheid worden randvoorwaarden gesteld aan het proces en de vorm. De eisen zijn in paragraaf 3.5 weergegeven.
3.5 Randvoorwaarden De gemeente krijgt een grote beleidsvrijheid ten aanzien van de inhoud en uitvoering van het algemene beleid. De rijksoverheid stelt de algemene kaders en enkele proces- en vormeisen vast. Binnen de algemene kaders bepaalt de gemeente welke voorzieningen zij wil realiseren. Dit geldt zowel voor het algemene beleid als voor individueel geïndiceerde voorzieningen. Door deze beleidsvrijheid kunnen verschillen ontstaan tussen gemeenten. De parlementaire besluitvorming zal kunnen leiden tot aanscherping van de eisen. Hieronder worden de vormeisen genoemd, zoals zij op dit moment bekend zijn: 1. De gemeente zorgt voor één loket, eventueel op meerdere plaatsen, waar burgers terecht kunnen met al hun vragen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. 2. In een vierjaarlijkse nota legt de gemeente haar beleid met betrekking tot de WMO vast. Deze nota dient een samenhangend beleid op de genoemde prestatievelden te bevatten, de wijze van uitvoering, te verwachten concrete acties, te bereiken resultaten en de financiering. 3. Lokale (belangen)organisaties en burgers dienen betrokken te worden bij het formuleren van het gemeentelijke beleid. 4. De uitvoering van het beleid komt primair in handen van particuliere instellingen en organisaties (welzijnsorganisaties, zorgaanbieders). De gemeente sluit met deze partners contracten af over de uitvoering. 5. Het college van burgemeester en wethouders moet zich jaarlijks tegenover burger, belangenorganisaties en gemeenteraad publiekelijk verantwoorden over het gevoerde beleid en de geleverde prestaties. De WMO zal voorschrijven welke informatie het college minimaal moet leveren, zowel lokaal om burgers en organisaties in staat te stellen de prestatie van de gemeente te beoordelen, maar ook naar het landelijk niveau zodat het kabinet verantwoording kan afleggen aan het parlement.
5
3.6 Regierol Het kabinet legt de regie voor het beleid van maatschappelijke participatie expliciet bij de gemeente. Het beleid moet worden afgestemd met het beleid van andere partijen, zoals woningcorporaties, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. De gemeente krijgt geen bevoegdheden om het beleid van andere partijen mede te bepalen. De visie van het kabinet op regie is: initiatief nemen en partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid
6
4.
DE GEVOLGEN VAN DE WMO VOOR DE GEMEENTE NOORDENVELD
4.1 Gefaseerde aanpak Om het WMO-beleid goed te kunnen vormgeven, moet de gemeente een visie ontwikkelen op maatschappelijke ondersteuning. Daarbij moet een belangrijke vraag beantwoord worden, namelijk de vraag of de gemeente haar inspanningen tot 1 januari 2006 alleen op de nieuwe taken richt of dat direct gestart wordt met de herijking van het gehele beleid rond wonen, zorg en welzijn. Praktische overwegingen vormen het belangrijkste argument om te kiezen voor een gefaseerde aanpak: de tijd van invoering tot 1 januari 2006 is kort, de parlementaire besluitvorming nog niet afgerond, en er bestaat onvoldoende zicht op de financiële consequenties. Daarom stellen wij voor om de aandacht in eerste instantie te richten op het voldoen aan de wettelijke vereisten per 1 januari 2006 en ervoor te zorgen dat het bestaande beleid daarop wordt aangepast. Gaandeweg het proces van beleidsvoorbereiding wordt een start gemaakt met de herijking van het gehele beleid rond wonen, zorg en welzijn, zodat per 1 januari 2007 wordt voldaan aan de wettelijke verplichting tot vaststelling van een beleidsplan.
4.2 De wettelijke verplichtingen per 1 januari 2006 Per 1 januari 2006 gelden de volgende wettelijke verplichtingen: A. De overgang van de enkelvoudige huishoudelijke hulp uit de AWBZ naar de WMO moet zijn gerealiseerd. Hiertoe moet een besluit genomen worden over: 1. De definitie van huishoudelijke zorg. In de WMO is een zorgplicht verankerd. Binnen dat kader heeft de gemeente een zekere beleidsvrijheid om de definitie van enkelvoudige huishoudelijke zorg in een verordening te omschrijven. Daarbij moet bepaald worden in welke zorg de burgers zelf moeten voorzien, de zogeheten algemeen gebruikelijke zorg. 2. De leverancier van huishoudelijke hulp.Daarbij zijn de volgende opties denkbaar: • de zorg wordt betrokken van de instelling die dat ook onder de AWBZ deed • de gemeente gaat op zoek naar een andere aanbieder en sluit daarmee een contract • een combinatie van bovenstaande opties: bijvoorbeeld cliënten die worden overgenomen vanuit de AWBZ blijven tot het einde van de indicatieperiode bij de AWBZ-aanbieder en nieuwe cliënten worden ondergebracht bij een nieuwe aanbieder. 3. De wijze van toegang tot voorzieningen. De gemeente is niet verplicht indicatiecriteria te stellen. Besloten moet worden of en welke criteria gehanteerd zullen worden. In het geval besloten wordt tot hantering van indicatiecriteria, moet vervolgens worden besloten wie de indicatie zal uitvoeren. 4. De heffing van eigen bijdragen. De gemeente mag binnen de WMO eigen bijdragen van cliënten vragen. Hoe de precieze eigenbijdrageregeling in de WMO eruit komt te zien is nog niet duidelijk. Afhankelijk van die regelgeving hebben gemeenten meer of minder vrijheid bij het opstellen van een eigenbijdrageregeling. Antwoord zal moeten worden gegeven op de vragen of harmonisatie met de WVG-eigenbijdrageregeling wordt toegepast en of inkomens- en vermogensgrenzen worden gehanteerd. 5. De eventuele invoering van een persoonsgebonden budget (PGB). Wordt de hulp gegeven in natura en/of in de vorm van een PGB? Bij invoering van een PGB moet hiertoe een regeling worden ontworpen.
7
B. De overgang van een aantal subsidieregelingen, waarvan de uitvoering nu nog bij de zorgkantoren ligt, moet zijn geregeld. Ook de financiële middelen zullen naar de gemeenten gaan. Vooralsnog gaat het om de volgende regelingen: • De subsidieregeling diensten bij wonen met zorg, en begeleiding instellingen voor maatschappelijke opvang • Initiatieven openbare geestelijke gezondheidszorg • Subsidieregeling aanpassing in bestaande ADL-clusters • Zorgvernieuwingsprojecten GGZ (ZVP-regeling) • Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg De subsidieregelingen worden overgedragen omdat ze passen binnen de prestatievelden van de WMO. De overheveling van middelen impliceert geen formele verplichting voor gemeenten om bepaalde taken uit te voeren (er rust geen zorgplicht op), noch om bepaalde ten tijde van de subsidieregelingen aangegane verplichtingen over te nemen dan wel te continueren. Wel is het van belang om zo spoedig mogelijk een inventarisatie te maken van activiteiten in de gemeente die met behulp van deze subsidiegelden ondersteund zijn. De gemeente zal dan per activiteit moeten bekijken hoe hiermee wordt omgegaan. C. De gemeentelijke regelgeving moet zijn vastgesteld. De gemeente moet besluiten of de bestaande verordeningen worden aangepast en een nieuwe verordening enkelvoudige huishoudelijke verzorging wordt opgesteld, of dat een nieuwe verordening voor alle relevante individuele voorzieningen wordt opgesteld.
4.3 De aanpak in de praktijk In de periode vanaf heden tot 1 januari 2006 zal gewerkt worden aan het beantwoorden van de vragen in de vorige paragraaf. Om dit proces vorm te geven moet aan de volgende punten aandacht worden besteed: 1. Intergemeentelijke samenwerking Samenwerking met andere gemeenten kan als voordeel hebben dat ambtelijke capaciteit en deskundigheid kan worden gebundeld. Ook kan gezamenlijke uitvoering van taken kostenvoordelen opleveren. Afstemming van beleid in de regio kan vreemde verschillen voor de burger voorkomen. Ook kan samenwerking de onderhandelingspositie van de gemeente naar leveranciers en andere onderhandelingspartners versterken. Inmiddels is er vanuit de VDG op provinciaal niveau een stuurgroep in het leven geroepen waarin de 4 Drentse regio’s, de provincie en het zorgkantoor vertegenwoordigd zijn. Naar verwachting liggen er provinciaal vooral mogelijkheden op het gebied van kennisuitwisseling en gezamenlijke inkop- en/of aanbestedingstrajecten. Daarnaast worden de samenwerkingsmogelijkheden op de schaal van Noord en Midden Drenthe verkend. 2. Communicatie en voorlichting In de voorbereidingsfase moet naar alle betrokkenen duidelijk worden gecommuniceerd wat er voor hen gaat veranderen door de introductie van de WMO en welke actie van hen wordt verwacht. De doelgroepen, zowel individueel als institutioneel, moeten in kaart worden gebracht. Vastgesteld moet worden wat door wie aan hen wordt gecommuniceerd. 3. Inrichting gemeentelijke organisatie Besloten moet worden op welke wijze de gemeentelijke organisatie moet worden aangepast. Daarbij zijn de volgende varianten mogelijk: a. De nieuwe taak huishoudelijke zorg wordt ingepast in de bestaande organisatiestructuur van de WVG.
8
b. De nieuwe taak huishoudelijke zorg wordt via afspraken (mandatering) met de voormalige uitvoerende en toekennende organen het eerste jaar nog volledig op de “oude”wijze uitgevoerd. c. Een tussenvorm, waarbij voor bestaande AWBZ-cliënten voor mandatering wordt gekozen en voor nieuwe aanvragers voor inpassing in de gemeentelijke WVG-structuur. d. Het opzetten van een loket dat alle burgers toegang biedt tot de individuele WMOvoorziening en/of uitgebreid met de voorzieningen in prestatieveld 3, te weten informatie, advies en cliëntondersteuning.
4.4 De herijking van het beleid rond wonen, zorg en welzijn in Noordenveld Zoals vermeld moet per 1 januari 2007 een beleidsplan zijn opgesteld waarin de gemeente formuleert hoe zij de maatschappelijke ondersteuning in samenhang wil vormgeven. De WMO omvat verschillende beleidsonderdelen. Het ligt voor de hand om het beleid te formuleren door bestaand beleid te herijken, op basis van de in de wet genoemde prestatievelden, waarbij een integrale aanpak waar mogelijk voorop staat. Daarnaast zijn dwarsverbanden mogelijk met diverse andere gemeentelijke beleidsterreinen, zoals: - werk en bijstand - schuldhulpverlening - volkshuisvesting en ruimtelijke ordening - veiligheid - onderwijsbeleid - gezondheidsbeleid Om te kunnen komen tot een integraal beleid per 1 januari 2007 moeten de volgende stappen worden gezet: 1. inventarisatie van de huidige stand van zaken, zowel financieel als organisatorisch 2. inventarisatie van de actoren: wie zijn bij het beleid betrokken en welke rol hebben zij? 3. identificeren van knelpunten in de gemeente, zodat geleerd kan worden van lessen uit het verleden 4. formuleren van beleidsdoelen: wat willen we bereiken? 5. stellen van prioriteiten 6. vormgeving van participatie en verantwoording in het gehele proces van beleidsontwikkeling 7. de uitvoering De gemeente ziet de WMO als een kans om haar beleid op het gebied van wonen, zorg en welzijn te herzien en optimaal af te stemmen op de belangen van de burgers. Uiteindelijk is het natuurlijk de bedoeling dat beter dan tot nu toe vraag en aanbod op elkaar afgestemd worden. Daarbij is de realisatie van één loket voor wonen, zorg en welzijn een belangrijk instrument. In nauw overleg met alle betrokken partijen zal onder regie van de gemeente na vaststelling van deze notitie aan de slag gegaan worden om, los van alle onduidelijkheden rondom de invoering en financiering van de wet, de kansen die de wet biedt ook daadwerkelijk in de praktijk te vertalen.
4.5 Tijdplanning Het ministerie en de VNG verschaffen gemeenten instrumenten om tijdig de benodigde maatregelen te kunnen nemen. De tijdplanning zal gedeeltelijk afhankelijk zijn van het beschikbaar komen van deze instrumenten. Zo heeft het bijvoorbeeld weinig zin zelf een verordening te ontwerpen, wetende dat een modelverordening op komst is. Ook kan parlementaire besluitvorming leiden tot wijziging in de aanpak en de planning. Het onderstaande tijdschema is erop gericht dat in ieder geval per 1 januari 2006 met de uitvoering van de wettelijke vereisten kan worden begonnen, voor zover deze bij de totstandkoming van deze notitie bekend zijn:
9
Taak
Activiteit
Uiterste datum
1. Vaststelling startnotitie
Besluit in raadsvergaderin g van mei 2005 Startnotitie doen toekomen aan de belanghebbenden Juni 2005 2. Informeren als genoemd in bijlage 1; na vaststelling door de belanghebbenden raad informatieavond beleggen over startnotitie Concept klaar in 3. Overgang regelen Voorbereiding besluitvorming over: augustus 2005, ter van de enkelvoudige - Definiëren huishoudelijke en algemeen bespreking in raad gebruikelijke zorg huishoudelijke hulp van september uit AWBZ naar WMO - Leverancier van huishoudelijke hulp - De wijze van toegang tot de voorzieningen - De eigenbijdrageregeling - Invoering van een PGB Overleg met belanghebbenden 4. Overgang van Inventarisatie van activiteiten in de gemeente die met Concept klaar in augustus 2005, ter subsidieregelingen behulp van deze subsidiegelden ondersteund zijn naar WMO Per regeling/activiteit besluitvorming over overname bespreking in raad van september regelen per 1 januari 2006 voorbereiden Overleg met belanghebbenden Aan de hand van de modelverordening van de VNG Concept klaar in 5. Vaststelling gemeentelijke regelgeving ontwerpen november 2005 gemeentelijke regelgeving 6. Vormgeving Vaststelling onderwerpen van gemeentelijke Augustus 2005 intergemeentelijke samenwerking samenwerking 7. Communicatie en Opstelling communicatieplan Juni 2005 voorlichting Voorbereiding organisatorische inbedding van de November 2005 8. Inrichting nieuwe taak huishoudelijke zorg gemeentelijke organisatie De volgende stappen in werkstructuur (wie doet wat November 2005 9. Projectmatige opzet maken van de met wie wanneer) weergeven: 1. inventarisatie van de huidige stand van zaken, herijking van het zowel financieel als organisatorisch beleid rond wonen, 2. inventarisatie van de actoren: wie zijn bij het zorg en welzijn beleid betrokken en welke rol hebben zij? 3. identificeren van knelpunten in de gemeente, zodat geleerd kan worden van lessen uit het verleden 4. formuleren van beleidsdoelen: wat willen we bereiken? 5. stellen van prioriteiten 6. vormgeving van participatie en verantwoording in het gehele proces van beleidsontwikkeling 7. de uitvoering 10 Beleidsnotitie Verwerken van punten 3 t/m 9 in beleidsnotitie voor Vaststelling in de raad raadsvergadering van december 2005 Starten met de uitvoering van de gefaseerde aanpak 1 Januari 2006 11. Implementatie van de uitvoering van de gefaseerde aanpak 1 januari 2006 12. Starten met de uitvoering van de projectopzet voor de herijking van het beleid rond wonen,
10
zorg en welzijn, zoals aangegeven in punt 9 Opstelling beleidsplan 13. Resultaten punt 12 vertalen in 4-jarig beleidsplan
1 januari 2007
4.6 Financiële gevolgen Er bestaat nog geen duidelijkheid over de financiële gevolgen van de invoering van de WMO. Vastgesteld moet worden dat bij de totstandkoming van deze startnotitie nog geen betrouwbare inschatting is te maken over invoerings- en uitvoeringskosten. Er circuleren diverse bedragen. De VNG is nog druk in onderhandeling met het rijk. In de voorstellen die er liggen is aangegeven dat: - De financiering uiteindelijk zal verlopen via een uitkering in het gemeentefonds. - Gemeenten voor onderdelen die vanuit de AWBZ worden overgeheveld een zorgplicht kan worden opgelegd. Voor deze onderdelen kan de financiering maximaal 4 jaar via een specifieke uitkering lopen. - De gelden voor mantelzorg en vrijwillige thuiszorg bij de overgang gekoppeld blijven aan de instellingen die in 2004 budget uit de specifieke regeling ontvingen - De financiering voor de maatschappelijke opvang blijft lopen via een specifieke uitkering voor centrumgemeenten. - Gemeenten mogen eigen bijdragen vragen, binnen de wettelijke kaders. De WVG- en de WMO-systematiek moeten met elkaar in overeenstemming worden gebracht. In de volgende paragraaf wordt een deel van de verwachte invoeringskosten nader benoemd.
4.7 Werkstructuur Zoals in de Inleiding al is vermeld, is de invoering van de WMO een veel omvattende operatie waarbij veel partijen betrokken zijn en die voor de burgers, zeker op termijn, veel zal gaan betekenen. Dat vraagt om een gefaseerde en zorgvuldige invoering waarmee tijdig begonnen moet worden. Dat vergt een behoorlijke inspanning van de gemeente, waarmee naar verwachting zowel incidentele als structurele kosten gepaard gaan. Daarbij gaat het om invoerings- en uitvoeringskosten. Op deze laatst genoemde kosten bestaat nog helemaal geen zicht. Voor de in de voorgaande paragrafen genoemde activiteiten, zal in de tweede helft van het jaar 2005 een fors aantal extra uren ingezet moeten worden. De kosten hiervan ramen wij op € 30.000. Deze extra capaciteit zal worden ingezet voor - deelactiviteiten bij de uitwerking van de actiepunten 3 t/m 10 van paragraaf 3.5 - de opzet van een projectplan voor de herijking van het beleid rond wonen, zorg en welzijn Voor een zorgvuldige invoering van de WMO is het passend een projectorganisatie in te richten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: - directe betrokkenheid van het hoger management en het bestuur - rechtstreekse relatie met het management van de organisatie - duidelijke beschrijving van taken en verantwoordelijkheden, met ruimte om door afdelingen heen zaken te organiseren
11
Op basis van het vorige wordt de volgende projectstructuur tot 1 januari 2006 voorgesteld:
Deelnemers Stuurgroep
Wethouder zorg en welzijn J.E. Bakker, tevens coördinerend wethouder Wethouder WVG en wonen G. Wolters Afdelingshoofd WOS T. Peper Teamleider WOS D. Katerberg, tevens projectleider
Projectgroep
Afdelingshoofd WOS, T. Peper Teamleider WVG en Burgerzaken, C. Elken Teamleider WOS, D. Katerberg Beleidsmedewerker zorg, J. van der Kooi Beleidsmedewerker WVG, I. Tuinstra Extra capaciteit
Indicatie vergaderfrekwentie Maandelijks en verder indien nodig
Taken en verantwoordelijkheid Sturing op hoofdlijnen, bewaking communicatie met de politiek, afstemming binnen ambtelijk apparaat op managementniveau
Twee-wekelijks en verder indien nodig
Organisatie voorbereiding en implementatie smalle aanpak WMO per 1 januari 2006 Voorbereiding projectplan brede aanpak WMO per 1 januari 2006
12
BIJLAGE Overzicht betrokken partijen WMO in Noordenveld Belangengroeperingen lokaal
1.
2.
3.
4.
5. 6. 7. 8.
9.
Stichting Platform Minima Noordenveld De heer A. Gendt Den Dam 33 9301 XE Roden Stichting Gehandicaptenplatform Noordenveld Dhr. D.J. Runhardt Postbus 18 9300 AA Roden BOSK Noordenveld, Mevr. N. van Loen, Dreesdestraat 3, 9301 GG Roden Samenwerkende Ouderenbonden Noordenveld P/a de heer J. Oberink 9300 Roden * SamSam Vrijwilligersorganisaties in Norg, Peize en Roden * Steunpunt Vrijwilligers Noordenveld • Steunpunt Mantelzorg Noordenveld P/a Vasalis te Roden Vervoersorganisaties VOR en SON Beheers- en act. commissies WiN Ned. Rode Kruis Noordenveld P/a mevr. G. Geersing, Brinkweg 15c Peize Patiëntenverenigingen
13
Treedt op namens uitkeringsgerechtigden en verschillende m organisaties
Overkoepelende organisatie
Ver. Motorisch gehandicapten
Treedt op namens: 3 x ANBO (Norg, Peize en Roden) 1 xKBO (Roden-Leek) 2 x PCOB (Een, Norg en Veenhuizen alsmede PCOB Roden) Vrijwilligerswerk Ondersteuning vrijwilligers vanuit WiN Ondersteuning mantelzorgers vanuit Icare Mobiliteit en wvg vervoer. o.a. Mevr. Talens, Kipakkers 22, Peize Alg. hulpverlening en huisbezoek
div.
Professionele organisaties (met betaalde beroepskrachten) 1. Stichting WiN, SKCN, SPIN Integraal jeugdbeleid 2. (Provinciale) Overkoepelende organisaties RPCP voor clienten/patienten Drenthe Fed. Van Ouderver. Drent Platform Mantelzorg 3. MEE-Drenthe Clientondersteuning-rijkssubsidieregeling. 4. Diverse Zorgaanbieders GGZ Groningen en Drenthe Interzorg Noord Nederland Icare en SamenZorg (thuiszorg) CAD, RIBW 5. woningaanbieders Woonborg Actium WoonZorg Nederland 6. Zorgkantoor Drenthe AWBZ-financier 7. Stichting Noordermaat Maatschappelijk werk (lokale toegang – nieuw) 8. Stichting De Leite gehandicaptenzorg 9. St. WiN Voorlichting, advies en informatie Ondersteuning vrijwilligers en mantelzorg Alarmering en andere diensten
Overige instellingen/organisaties (ter info) 1. regiogemeenten 2. 3. 4. 5.
AenH,Asn,M-D. Tyn., Leek,Mar.Gr.Gast,Zuidh. Activering en reïntegratie reïntegratie Secretariaten/leden FNV, CNV, Unie
ISD Noordenkwartier Novatec Lokale politieke partijen Overkoepelende vakorganisaties (lokaal)
14