Inleiding TRILL is een methodiek die de verantwoordelijkheden en de te leveren prestaties van betrokken partijen in kaart brengt. Zo moet de ambtenaar de beleidsdoelstellingen die door het gemeentebestuur zijn vastgesteld, vertalen in resultaatopdrachten naar derden. Het is de taak van de gemeente deze beleidsdoelstellingen in resultaten om te zetten. De instellingen/organisaties op hun beurt krijgen de opdracht resultaten te verwezenlijken. Als gemeente verwachten wij dat zij hun resultaten behalen. Als de instellingen hun resultaten behaald hebben, maar de gemeente niet haar beleidsdoelstellingen, dan kunnen de opdrachtnemende partijen daar nooit verantwoordelijk voor worden gehouden. Echter, als de (SMART1)geformuleerde resultaten niet worden behaald, ligt die verantwoordelijkheid bij de opdrachtnemende instelling. Deze instelling moet verantwoording afleggen over de behaalde resultaten. De zogenaamde TRILL-methodiek brengt nogal wat veranderingen met zich mee. Van (gesubsidieerde) instellingen wordt scherpte verwacht, uitgedrukt in meetbaar resultaat. Daarmee is niets mis. Het is wel van belang dat ieders taken vooraf duidelijk zijn. Als dat niet zo is dan is het zaak bij elkaar te komen en samen de resultaten en verantwoordelijkheden duidelijk te krijgen. “Dit sluit aan bij het besluit van de raad om met ingang van 2008 in toenemende mate te gaan werken met resultaatgerichte opdrachtformulering. Helmond heeft om die reden meegedaan aan een B5-pilot, genaamd TRILL. TRILL staat voor Transparante Resultaatgerichte Informatievoorziening. Binnen dit project werkten de partnergemeenten samen aan omschrijvingen van maatschappelijke effecten, beleidsdoelstellingen en resultaten op de prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (…). Belangrijke voorwaarde is dat ambities en gewenste maatschappelijke effecten duidelijk zijn geformuleerd. Het beleidsplan Wmo is dan ook de kapstok voor de resultaatgerichte 2 opdrachtformuleringen van de komende jaren.”
Doelen en uitgangspunten van het gemeentebestuur Maatschappelijke effecten en beleidsdoelstellingen De doelen en maatschappelijke effecten die opgenomen zijn in het WMO-beleidsplan 20082011 zijn de basis voor het ontwerp van dit Programma van Eisen. In het WMO-beleidsplan zijn de volgende twee ambities opgenomen: 1. Actieve burgers die zich inzetten voor de samenleving vormen de basis van de Zorgzame stad Helmond. 2. Helmonders zijn in staat zo lang mogelijk zelfstandig te blijven functioneren en te participeren. Deze twee ambities wil men o.a. bereiken door mensen te activeren, te laten participeren en zelfredzaam te maken. Kwetsbare groepen (zoals ouderen en mantelzorgers) krijgen daarbij extra aandacht. De maatschappelijke effecten die in het kader van Maatschappelijk dienstverlening geformuleerd kunnen worden zijn: 1. 2. 3. 4. 1
2
toename van de zelfredzaamheid van kwetsbare groepen, toename van de participatie van kwetsbare groepen, Helmonders zorgen voor elkaar, toename draagkracht van mantelzorgers of afname draaglast,
Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden. Helmond, zorgzame, actieve en sociale stad, Wet maatschappelijke ondersteuning Beleidsplan 2008-2011
1
5. de kwetsbare burger is tevreden over de dienstverlening van het loketnetwerk, 6. de kwetsbare burger die er (tijdelijk niet alleen uitkomt en (weer op weg geholpen moet worden, heeft een goed toegankelijk en laagdrempelig ondersteuningsaanbod. De beleidsdoelstellingen die we bij deze maatschappelijke effecten nastreven zijn: 1a De zelfredzaamheid van kwetsbare groepen is in de periode van 2008-2010 toegenomen. 1b In 2011 is het percentage mensen met beperkingen dat aangeeft de weg naar hulp en ondersteuning te vinden ten minste gelijk gebleven (Situatie 2005: 41%: bron: zorgzame stad enquête). 2a De maatschappelijke participatie van kwetsbare groepen is in de periode van 2008-2010 toegenomen . 2b Het aandeel eenzame mensen met beperkingen is in 2011 naar verhouding niet verder toegenomen (meting moet nog plaatsvinden). 3a Het aantal inwoners dat vrijwilligerswerk tevreden uitvoert, blijft ten minste gelijk in de periode 2007-2010. 4a Het aantal mantelzorgers waarvan de draagkracht is vergroot neemt toe in de periode van 2007-2010. 5a Toenemend % van de ouderen en mantelzorgers weet waar men terecht kan voor vragen (info en advies) over voorzieningen ten opzichte van 2005. 5b % per doelgroep (ouderen mantelzorgers) dat weet waar men terecht kan voor vragen over voorzieningen is minimaal gelijk gebleven ten opzichte van 2005. 5c Het aandeel burgers dat tevreden is met het aanbod van informatie en advies (nulmeting dient nog plaats te vinden) 6a Het percentage burgers dat de weg naar het ondersteuningsaanbod weet te vinden neemt toe Ontwikkelingen in de sector Er zijn een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die effect hebben op het ouderenwerk. - demografische ontwikkelingen (vergrijzing en ontgroening). - Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en de regie over het eigen leven voeren. - Zowel rijkdom als armoede neemt de komende jaren gestaag toe onder ouderen. - De groep Marokkaanse en Turkse ouderen groeit gestaag (eerste generatie), maar is moeilijk bereikbaar. - Onderlinge verbanden in de samenleving worden vluchtiger en veranderen sneller door toenemende individualisering en veranderende communicatiemiddelen. - De druk op mantelzorgers neemt toe, doordat kinderen door arbeid en afstand minder beschikbaar zijn. - Uit onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam blijkt dat ongeveer één derde van de 55-plussers eenzaam is en ongeveer 4% in ernstige tot zeer ernstige mate. Bij ouderenorganisaties zijn een aantal trends zichtbaar: - aandacht voor het werven en scholen van vrijwilligers, - toenemende ketenbenadering (zowel intern als in de vorm van samenwerkingsverbanden met andere organisaties),
2
-
toenemende professionalisering, maatschappelijke stages (mede in het kader van intergenerationele relaties en sociale netwerken), Toenemende maatwerking en effectmeting.
Daarnaast heeft de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gevolgen voor de SWOH. De Wmo legt een grotere druk op de zelfredzaamheid van burgers en de saamhorigheid in de gemeenschap. De druk op vrijwilligers en mantelzorgers zal hierdoor (naast bovenstaande trends) toenemen. Samenhang andere sectoren De samenhang met andere sectoren is groot, omdat: - welzijn en zorg zich niet tot de SWOH beperken Om vraaggericht te kunnen werken is samenwerking nodig, Welzijnsdiensten zijn in feite een arrangement waarin wonen en zorg ook onderdeel van uitmaken - dé oudere niet bestaat. Uitgangspunt vormen de competenties, sociale vaardigheden en sociale verantwoordelijkheid van ouderen. Ook op het gebied van mantelzorgers is de samenhang met andere sectoren groot omdat de problematiek van de zorgvrager doorgaans meervoudig is. Doelgroepafbakening Ouderenbeleid is integraal beleid en richt zich daarom op alle ouderen. Afhankelijk van de mate van kwetsbaarheid is meer of minder ondersteuning nodig. We onderscheiden hierbij zelfstandig en vitale ouderen, ouderen met een groeiende zorgvraag en zorgbehoevende ouderen. Per categorie is de benadering anders en dit varieert van preventief beleid (informatie, advies bewustwording) tot intensieve zorg. Risicogroepen zijn met name: - alleenstaande ouderen, - hoogbejaarden, - allochtone ouderen - dementerende ouderen en hun omgeving (mantelzorg), - chronisch zieken en gehandicapten, - ouderen met een chronische en psychiatrische problematiek. Extra aandacht en ondersteuning zijn nodig voor kwetsbare ouderen. Beperkingen die ouderen kwetsbaar maken zijn: - klein sociaal netwerk, - laag inkomen, - problemen met taal en cultuur, - fysieke beperkingen, - cognitieve beperkingen, - psychische beperkingen.
Vraag aan de instelling Probleemanalyse De komst van de Wmo heeft ertoe geleid dat zelfredzaamheid en participatie nog meer centraal staan in het beleid van de overheid. Enerzijds willen we dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen leven. Hierbij is binnen de WMO een belangrijke rol weggelegd voor mantelzorg wat de druk en draaglast van mantelzorgers vergroot. Anderzijds willen we dat mensen meedoen. Er zijn echter mensen die moeite hebben om aansluiting te vinden of te houden.
3
Vraaganalyse Naarmate de kwetsbaarheid toeneemt, is er sprake van een toenemende behoefte aan informatie, advies en ondersteuning via een laagdrempelig en toegankelijk aanbod. In het kader van het WMO-beleidsplan zetten we in op het activeren, participeren en zelfredzaam maken van ouderen; kwetsbare groepen (zoals ouderen en mantelzorgers) krijgen hierbij extra aandacht en ondersteuning. Gewenste resultaten en/of producten/diensten Zie schema.
4
Maatschappelijk effect Toename van de zelfredzaamheid van kwetsbare ouderen.
Beleidsdoelstellingen De zelfredzaamheid van kwetsbare groepen is in de periode van 2008-2010 toegenomen.
Ouderen kunnen zo lang mogelijk zelfstandig wonen.
Ouderen blijven langer zelfstandig wonen Indicator Het percentage ouderen en gehandicapten dat zich goed kan redden in de woonsituatie blijft gelijk ten opzichte van 2005 (nulmeting=94%)
Toename van de participatie van kwetsbare ouderen. Verminderen sociaal isolement ouderen.
De maatschappelijke participatie van kwetsbare ouderen is in de periode van 2008-2010 toegenomen en het sociaal isolement neemt af . Het aandeel eenzame ouderen neemt niet verder toe. Ouderen die aan de kant stonden, nemen deel aan participatie bevorderende activiteiten.
De kwetsbare burger is tevreden over de dienstverlening van het loketnetwerk.
Indicatoren - In 2011 is het sociaal isolement onder mensen met beperkingen naar verhouding niet verder toegenomen - In 2011 is het percentage mensen met beperkingen. dat aangeeft de weg naar hulp en ondersteuning te vinden tenminste gelijk gebleven. 3 De kwetsbare burger is tevreden over de dienstverlening van het loketnetwerk. Indicatoren - Toenemend % van de burgers weet waar men terecht kan voor vragen (info-Advies) over voorzieningen ten opzichte van 2005. - % van de ouderen en mantelzorgers dat weet waar men terecht kan voor vragen (informatie en advies) over voorzieningen is minimaal gelijk gebleven ten opzichte van 2005. - Aandeel burgers dat tevreden is met het aanbod
3
Resultaat Minimaal 65% van het aantal kwetsbare ouderen die ondersteuning en begeleiding vragen, beschikken na de interventie over voldoende (sociale) vaardigheden en competenties om zelfredzaam te zijn.
Bij minimaal 50% van de deelnemende ouderen aan maatschappelijke, sociaal-culturele activiteiten neemt het aantal personen dat zich eenzaam voelt af. Te meten via een representatief klanttevredenheidsonderzoek Kwetsbare ouderen en ouderen in een sociaal isolement worden actief opgezocht en toegeleid naar een passende activiteit, voorziening en organisatie. In de offerte wordt opgenomen het aantal ouderen dat bereikt gaat worden. Waar sprake is van regelmatig terugkerende contacten met ouderen, vindt signalering plaats van problemen in hun leefsituatie. Deze signaleringen worden geregistreerd. Deze registratie wordt in de periode 1-1-2009 tot 1-1-2010 verder doorontwikkeld. In 100% van de binnengekomen signalen vind afweging plaats of interventie noodzakelijk is. In de periode 1-1-2009 tot 1-1-2010 is 90% van de ouderen naar aanleiding van hun vraag op het gebied van wonen, welzijn en zorg, financiën en gezondheid, geïnformeerd, geadviseerd, doorverwezen of doorgeleid. 75% van het aantal personen, dat informatie en/of advies heeft ontvangen van SWOH, geeft aan tevreden te zijn over de informatie/het advies.
Voor de definitie van kwetsbare burgers in dit verband zie de doelgroepafbakening blz 3
5
voor informatie en advies. De (kwetsbare) burger die er (tijdelijk niet alleen uitkomt en (weer) op weg geholpen moet worden, heeft een goed en laagdrempelig ondersteuningsaanbod. Indicatoren
Helmonders dragen zorg voor elkaar.
% burgers dat de weg naar het ondersteuningsaanbod weet te vinden. Versterking van het sociaal kapitaal. Indicator: - het aandeel Helmonders (18 jaar en ouder) dat actief is als vrijwilliger in de zorg is gelijk of hoger dan in 2005.
Minimaal 90% van de vrijwilligers bij de SWOH is op de hoogte van de ondersteuningsmogelijkheden. Ten minste 50% van het aantal SWOH-vrijwilligers is na 1 jaar nog actief . Het aantal vrijwilligers bij SWOH blijft in 2009 minimaal gelijk aan het aantal in 2008. 80% van de vrijwilligers is tevreden over SWOH en hun werkzaamheden. . 80% van de vrijwilligers voelt zich ondersteund door SWOH.
De draagkracht van mantelzorgers neemt toe of de draaglast neemt af.
Het aantal mantelzorgers waarvan de draagkracht is vergroot, neemt toe in de periode van 2007-2010.
80% van de vrijwilligers voelt zich gewaardeerd en erkend door SWOH. 90% van de mantelzorgers die bij de SWOH in beeld zijn, heeft informatie over voorzieningen.
Indicatoren - Het % mantelzorgers dat aangeeft problemen en knelpunten te ervaren is afgenomen en het % mantelzorgers waarvan de draagkracht is vergroot, neemt toe in de periode van 2007-2010. - De mantelzorgers die behoefte hebben aan
70% van de mantelzorgers ervaart naar aanleiding van de gegeven informatie, advies, ondersteuning een vergroting van de draagkracht en/of vermindering van de draaglast. 80% van de mantelzorgers die bij de SWOH bekend zijn, is tevreden over de informatie, advies en ondersteuning. Meting via een klantonderzoek.
6
ondersteuning voelen zich daadwerkelijk ondersteund.
4
50 mantelzorgers uit de specifieke doelgroepen zijn in beeld en maken gebruik van informatie, advies en/of ondersteuning en is daar tevreden over.
In 2009 levert de SWOH drie kwartaal rapportages met daarin een evaluatie over de voortgang van de SWOH diensten in relatie tot het programma van eisen. Deze rapportages dienen ondermeer om te beoordelen of tussentijdse bijstelling van de afspraken nodig is én ter voorbereiding van het PvE 2010. 4
Onder specifieke doelgroepen verstaan we allochtone mantelzorgers, jonge mantelzorgers, mantelzorgers van mensen met een niet aangeboren hersenletsel en mantelzorgers van mensen met een psychisch of psychosociaal probleem ….
7