Adviesrapport accreditatie Maritiem Officier - MAROF voltijd Hogeschool van Amsterdam Domein Techniek
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport accreditatie Maritiem Officier - MAROF voltijd Hogeschool van Amsterdam Domein Techniek CROHO nr. 34384
Hobéon Certificering BV Datum 21 oktober 2010 Auditteam Drs. W.G. van Raaijen J.G.W. Vink M. ten Wolde Msc J.P.A.M. Jacobs Secretaris Drs. B. Friele
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4. 1.2.5. 1.3.
INLEIDING Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 29 april 2010 Beslisregels SAMENVATTENDE BEOORDELING
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
9 9 9 11 13 14 14 16 18 19 20 21 22 23 25 25 26 27 28 28 29 30 30 31 32 33 33 35
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema Maritiem Officier, voltijd Integraal oordeel / advies aan NVAO HBO bachelor opleiding Maritiem Officier, voltijd
37 37
CURRICULA VITAE AUDITOREN EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING EXTERNE AUDITOREN BIJLAGE II: PROGRAMMA VISITATIE 29 APRIL 2010
1 1 1 1 3 4 4 4 6
38
BIJLAGE I:
39 45
1.
INLEIDING
1.1.
Bereik van de beoordeling
De Hogeschool van Amsterdam verzorgt de HBO bachelor opleiding Maritiem Officier. 1 De MAROF-opleiding is een voltijd opleiding en is ondergebracht in de faculteit Domein Techniek. Hobéon Certificering heeft als Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) de MAROF-opleiding onderzocht en beoordeeld. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de MAROF-opleiding. De beoordeling, in het onderhavige rapport weergegeven, is gericht op een accreditatiebeslissing met betrekking tot de HBO bachelor opleiding Maritiem Officier, voltijd CROHO nr. 34384.
1.2.
Aanpak
1.2.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze 1.2.1.1. Bij de beoordeling van de MAROF-opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatie-kader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en bij elk onderwerp de facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin, per facet, de criteria opgenomen aan de hand waarvan een VBI moet bepalen, of de basiskwaliteit van de onderzochte opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Om de beoordeling voor alle partijen inzichtelijk te maken heeft Hobéon Certificering bovengenoemd Accreditatiekader nader uitgewerkt in een checklist (“Checklist Accreditatie HBO Bachelor”) waarin per facet het betreffende NVAO-criterium nader is gespecificeerd in zogeheten ‘deelvragen’. Voorafgaand aan het feitelijk accreditatie-onderzoek heeft Hobéon Certificering de Hogeschool van Amsterdam en de MAROF-opleiding ervan op de hoogte gesteld, dat deze checklist bij de beoordeling van de MAROF-opleiding gehanteerd zou worden. 1.2.1.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de MAROF-opleiding geldt het volgende: de MAROF-opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en onderwijskundige doelstellingen gebaseerd op tenminste het landelijk MAROFberoepsprofiel en de daaraan gerelateerde opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de maritieme HBO-opleidingen en het beroepenveld (zie facet 1.1.: “Domeinspecifieke eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke MAROF-referentiekader beoordeeld en vervolgens vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en ook passend is voor een MAROF-opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
1
In het rapport kortheidshalve ‘MAROF-opleiding’ of ‘de opleiding’ genoemd
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 1
1.2.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdonderdelen: Documentanalyse Het betreft hier een analyse en beoordeling van de door de MAROF-opleiding geleverde schriftelijke informatie: (i) Management Review, (ii) de in het kader van de interne HvAkwaliteitscyclus opgeleverde periodieke managementverslagen en (iii) de onderliggende documentatie die o.a. betrekking had op: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, systematiek interne kwaliteitszorg, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, stagebeleid, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, rendement. Op basis van de door de MAROF-opleiding aangeleverde documentatie kon het auditteam zich een goed beeld vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, werkveldrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een ééndaagse visitatie2, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één lead auditor vanuit Hobéon Certificering, één externe onafhankelijk deskundige op maritiem gebied, één externe auditor maritiem onderwijs, een student en een secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de tijdens de visitatie geraadpleegde additionele documentatie: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de MAROF-opleiding overleg voert; verslagen Opleidingscommissie; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld (rondetafel gesprekken); Commissie Breed Maritiem Onderwijs Overleg; HBO cluster Maritiem Officier; overzicht CV’s van (gast)docenten; de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten; mediathieke ondersteuning; Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het MAROF-opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. 2
Visitatie heeft op 29 april 2010 plaatsgevonden
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 2
Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs” vermelde facetten beoordeeld op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een concept-rapport dat aan de het Domein Techniek van de Hogeschool van Amsterdam en MAROF-opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.2.2. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld. werkveld
vak / discipline
onderwijs
kwaliteitszorg /audit
studentperspectief
voorzitter Drs. Willem van Raaijen, partner Hobéon Groep, lead auditor Hobéon Certificering werkvelddeskundige Maarten ten Wolde Msc, (domeindeskundige), voormalig koopvaardij-officier, hoofd training en opleiding rederij Wagenborg; vakdeskundige Jim Vink, onderwijsdeskundige, voormalig koopvaardij-officier en voormalig docent scheepsbedrijfsvoering en maritieme simulatoren; student Jolanda Jacobs, 3e jaars studente MAROF Maritiem Instituut de Ruyter (Vlissingen) secretaris Drs. Bert Friele, adviseur Hobéon Certificering
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de MAROF-opleiding noodzakelijke expertise aanwezig is. Enerzijds expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context), anderzijds expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het MAROF-programma in relatie tot het specifieke domein). De voorzitter van het auditteam, Van Raaijen, heeft sinds 2004 een zeer groot aantal accreditatie-auditteams in het HBO geleid en heeft zelf een achtergrond als schoollleider. De deskundige ‘onderwijs’, Vink, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Vink heeft na een vijftien jarige zeeervaring bij de Holland-Amerika-Lijn vijftien jaar als docent lesgegeven aan de Hogeschool Zeeland en is daarna als universitair docent/Hoofd Brugsimulator vijftien jaar verbonden geweest aan het Koninklijk Instituut voor de Marine. De domeindeskundige, Ten Wolde, heeft zich in zijn beoordeling met name gericht op de kwaliteit van het onderwijs, waarbij gekeken is of de te onderrichten onderwerpen aansluiten op de huidige praktijk aan boord en of het onderwijs aansluit op de huidige actualiteit zoals nieuwe nationale en internationale regelgevingen. Daarnaast heeft Ten Wolde gekeken naar de praktische component in het onderwijs welke noodzakelijk is binnen de MAROF-opleiding en de praktische invulling hiervan zoals onderzoeksprojecten van de studenten binnen de school en in het bedrijfsleven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 3
Het studentlid is studerende aan een MAROF-opleiding. De secretaris heeft bovendien lange tijd bij de Koninklijke Marine gewerkt en kent de maritieme wereld door en door. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.2.3. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, docenten, studenten en examencommissie. Voor een overzicht van de deelnemers van de visitatie: zie Bijlage II.
1.2.4. Programma visitatie 29 april 2010 Zie bijlage II
1.2.5. Beslisregels Met als uitgangspunt de Beslisregels Accreditatie zoals vastgelegd in het NVAOAccreditatiekader3 heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A. De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C. B. Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. C. Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld.
3
Volgens de NVAO-beslisregels Accreditatie kan een Onderwerp uitsluitend ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren; een Facet kan volgens dezelfde regels ónvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of éxcellent’ scoren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 4
E.
4
Met betrekking tot de ‘extra aantekening’ geldt het volgende: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;4 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
In het NVAO-accreditatiekader worden bij Onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten onderscheiden. Eén van de Facetten (Facet 2.6) betreft de duur van de opleiding. Het daarbij behorende criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie-onderzoek. ‘Duur’ is dus van een andere orde dan –bijvoorbeeld- ‘Rendement’of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of het Onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel éxcellent’ verdient, wordt het Facet ’duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 5
1.3.
Samenvattende beoordeling
Hobéon Certificering baseert het advies tot accreditatie van de opleiding Maritiem Officier op de volgende overwegingen: Algemeen beeld De opleiding heeft sinds de beoordeling in 2004 via de weg van evolutie een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt. Ook voor de buitenwacht, het werkveld met name, is de opleiding zichtbaarder geworden. Dat is, zo constateert het auditteam, te merken aan innovatie van faciliteiten die voor een opleiding als deze ‘levensnoodzakelijk’ zijn en aan de gedrevenheid van het docententeam dat inzet toont en dat overtuiging uitstraalt. Onderwerp Doelstellingen opleiding: Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Kort samengevat kwalificeert het auditteam de opleiding als volgt: een specialistische en brede opleiding (brug en machinekamer) tegelijk, hetgeen de positie van de opleiding bijzonder maakt. Opleiding en het Domein Techniek zijn duidelijk aan elkaar gekoppeld. Een mooi voorbeeld hiervan is het Engineering-project. Oriëntatie op beroepenveld is alom aanwezig en merkbaar en ook de invloed van het werkveld is duidelijk traceerbaar, zonder dat er achter hypes wordt aangelopen. De contacten met het werkveld zijn prima, de opleiding weet waar zij vakinhoudelijk mee bezig is, docenten weten waar zij voor opleiden en studenten weten aan welke competenties zij aan het eind van de opleiding dienen te voldoen. Drie facetten van onderwerp 1 “Doelstellingen opleiding” worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp Programma: Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De opleiding kent een stevig en samenhangend programma met een bovengemiddelde studielast waarin structureel ruimte is voor innovatie en noodzakelijke veranderingen en onderdelen zijn aangebracht zoals leerlijnensystematiek, Engels en interculturele vaardigheden. Dit alles door ontwikkelingen zoveel mogelijk in beroepsopdrachten te integreren. De ambities rond instroomverhoging zijn stevig, en zal uiteindelijk ook tot vergroting van het team leiden, hetgeen kwetsbaarheid op vooral specialisaties zal doen afnemen. Niettemin is die kwetsbaarheid nog steeds een aandachtspunt. Beoordeling en toetsing: er zijn forse slagen gemaakt in het hanteren van systematiek en formulieren. Discours over niveaubepaling en –bewaking wordt uitdrukkelijk gevoerd, mede m.b.v. onderwijskundige ondersteuning. De examencommissie is op weloverwogen wijze nog zoekende naar de uiteindelijke vorm en verslaglegging van beoordeling. Het betrekken van externe examinatoren/gecommitteerden is een goed gekozen mechanisme voor de finale validering.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 6
Toetsen die het auditteam heeft bestudeerd zijn naar inhoud voldoende. De beoordeling van toetsen en eindwerkstukken is een punt van aandacht en wordt door de opleiding ter hand genomen op basis van een goed uitgewerkt plan van aanpak. Strenge stage-eisen liggen vast en er is een duidelijke scheiding tussen zaken die aan boord/ in de praktijk worden beoordeeld en opdrachten op school. De leerlijn informatievaardigheden en de workshop deskresearch in de propedeuse zijn mooie voorbeelden van veranderingen in het curriculum die de ‘H’ van hbo van begin af aan meer zichtbaar gaan maken. De opleiding zou in dit verband kunnen onderzoeken of er niet met andere MarOfs gezamenlijk een schooloverstijgend lectoraat ingesteld zou kunnen worden. Studenten zijn positief over de korte lijnen, de bereikbaarheid, vakkennis en het klaarstaan van de docenten. De inbreng van gastdocenten wordt als zinvol ervaren. Van meeliften is geen sprake, hetgeen binnen het hbo een betrekkelijk unicum mag heten. Zes van de zeven ‘meetellende’ facetten van onderwerp 2 “Programma” worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp Inzet van Personeel: Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Docenten zijn gedreven met hun vakgebied bezig, houden nieuwe ontwikkelingen bij en staan klaar voor hun studenten, op school en via email voor de stagestudenten. Het kwantitatieve aspect t.o.v. andere opleidingen is een aandachtspunt voor de opleiding in de nabije toekomst. Kwalitatief is er sprake van een vooruitgang t.o.v. vorige visitatie, ook bij oudgedienden. Er is structureel sprake van scholing op specialismen of onderwijsdidactisch, er is sprake van intercollegiale toetsing en het bespreken van de lesbezoeken. De functioneringsgesprekscyclus wordt aantoonbaar gevoerd en gebruikt voor verdere scholing en ontwikkeling. Onderwerp Voorzieningen: Het oordeel van het auditteam over beide facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Hierover kunnen we kort zijn: er is sprake van een simulatoromgeving, een schip, een mediatheek: alles is werkend, modern en voldoet ruimschoots, kortom adequaat. Voor de studiebegeleiding geldt dat er sprake is van korte lijnen. Het auditteam kreeg de indruk dat de opleiding ‘er bovenop zit’. Beide facetten van onderwerp 4 “Voorzieningen” worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 7
Er vinden volgens de bekende HvA-onderzoekshuissystematiek structureel evaluaties plaats die gunstig voor de opleiding uitpakken. Er ligt nog al wat aan verdere verbeteringen in het verschiet en de opleiding is daar ambitieus in. Monitoring is daartoe een middel dat constant dient plaats te vinden. Dit is geen constatering, noch een beoordeling, maar het auditteam vraagt hier blijvende aandacht voor. Twee facetten van onderwerp 5 “Interne kwaliteitszorg” worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel van het auditteam over beide facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Het gerealiseerd niveau is tijdens de audit uitgebreid aan bod gekomen. De zichtbaarheid van de ‘H’ in het Hbo en de invoering van de onderzoeksleerlijnen zullen binnenkort ook expliciet gemaakt worden in de afstudeerwerkstukken. Het auditteam constateert dat afgestudeerden in ruime mate voldoen aan de STCW-eisen (zie facet 6.1). Het onderwijsrendement is een punt van actie en aandacht voor de opleiding, maar er worden daarin al zichtbaar resultaten geboekt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 8
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 1.1.1. Het landelijk Beroepsprofiel Maritiem Officier werd op 1 april 2010 (opnieuw) vastgesteld in onderling overleg tussen de HBO-maritieme opleidingen, in samenwerking met vertegenwoordigers van enkele toonaangevende rederijen. Het Beroepsprofiel vormt daarmee de basis voor de eindkwalificaties van de MAROF-opleiding en de beroepscompetenties van de maritiem officier.5 Daarnaast vormen de internationaal overeengekomen MAROF-competenties (Bachelor of Maritime Operations) uit het STCW-verdrag ‘95 de grensoverschrijdende grondslag voor het Nederlands profiel. Naast de STCW-competenties omvat het Nederlands profiel ook de competenties die verband houden met het opereren van een schip als economisch en een sociaal systeem ( zie §1.1.2). Voorts zijn in het Nederlands profiel opgenomen de landelijk vastgestelde generieke HBO-ingenieurs competenties. Sinds 2001 werkt de MAROF-opleiding nauw samen met het Noordzee College (vmbo) en het NOVA College (mbo). Deze drie partijen hebben hun (maritieme) activiteiten gebundeld in de Maritieme Academie Amsterdam e.o. – MAA, waarvan sinds 2003 ook ROC Kop van Noord-Holland deel uitmaakt. De Adviesraad van de MAA, waarin het maritieme werkveld is vertegenwoordigd, heeft het landelijk overeengekomen MAROF-profiel en de daarvan afgeleide competenties eveneens goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor de Opleidingsadviesraad waarin ook het werkveld is vertegenwoordigd en die de opleiding op strategisch niveau adviseert. De goedkeuring door deze twee Raden betekent, dat ook op ‘regionaal’ niveau het MAROF-profiel is gevalideerd. 1.1.2. Het beroepsprofiel beschrijft datgene waar de HBO-marof, als operationeel ingenieur, primair bij betrokken is, te weten: de bedrijfsvoering van een schip, waarbij het schip telkens in een andere context moet worden gezien, namelijk als: object: scheepsbouw, inrichting en onderhoud; varend systeem: navigatie, bepalingen ter voorkoming van aanvaringen, milieu; vervoerssyteem: laden, stuwen, stabiliteit en sterkte; technologisch systeem: voortstuwing, hulpsystemen, electronica, elektrotechniek, onderhoud; economisch systeem: transport-economie, jurisprudentie, optimalisering; sociaal systeem: leidinggeven, veiligheid, teamwork, internationale/ multiculturele bemanning. 5
Hierna te noemen: de marof.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 9
Vervolgens beschrijft het MAROF-profiel op basis van het bovenstaande een zestal specifieke marof-kerntaken: het voeren van veilige navigatie (nader uitgewerkt in o.a. nautische en technische deelcompetenties met betrekking tot voorbereiding en uitvoering); het zorgen voor veilige belading (nader uitgewerkt in deelcompetenties mbt o.a. laden, lossen en logistiek); het beheren van de techniek (nader uitgewerkt in deelcompetenties mbt o.a. bediening van systemen, installaties, machines en werktuigen, het verrichten van metingen, interpretatie en toepassing van gegevens); het plegen van stelselmatig en preventief onderhoud (nader uitgewerkt in termen van o.a. onderhoud, reparatie en inspectie); het handelen bij calamiteiten (nader uitgewerkt in deelcompetenties mbt o.a. risicoanalyse, effectief optreden bij calamiteiten, preventie van en zorg bij letsel en ziekten, leiding geven aan veiligheidsoefeningen); het zorgen voor een goede bedrijfsvoering (nader uitgewerkt in deelcompetenties mbt o.a. voorraadbeheersystemen, administratie, scheepsmanagementsystemen, implementatie van ‘safety and security systems’). Het auditteam heeft geconstateerd dat, waar vanaf 1985 in het HBO voor aanstaande zeevarenden geen andere keuze mogelijk was dan de volledig geïntegreerde MAROF-opleiding te volgen, men dit systeem weer verlaten heeft. Sedert 2008 bestaat er naast het volgen van de volledig geïntegreerde opleiding weer behoefte aan de meer specialistisch opgeleide officier met een specialisatie op nautisch of technisch terrein. In de praktijk wordt hieraan vorm en inhoud gegeven door in het eerste jaar van de studie een volledig geïntegreerd programma aan te bieden, terwijl de eerste stage ook volledig geïntegreerd is. Hiermee wordt gegarandeerd dat minimaal aan de STCW-competenties en HBO-kwalificaties wordt voldaan. Hierna is het mogelijk door het volgen van minors een specialisatie tot stuurman of scheepswerktuigkundige te verkrijgen. Daarmee wordt voldaan aan de vraag uit het beroepenveld om meer verdieping en kennis op beide gebieden. Samenvattend constateert het auditteam dat het opleidingsprofiel en de eindkwalificaties voor de opleiding duidelijk geformuleerd zijn. Door de goede contacten van de opleiding met het werkveld is er sprake van een set competenties en een opleidingsprofiel dat, indien nodig, snel herzien kan worden. De opleiding blijkt, na afstemming met het werkveld, veel werk te maken van het regelmatig bijstellen van de set eindkwalificaties. Het auditteam beschouwt dit als een belangrijk gegeven, gelet op het zich snel ontwikkelend en steeds complexer wordend vakgebied waar de maritiem officier mee te maken heeft.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: •
Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de MAROF-opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de respectieve eindkwalificaties. Voor zover het sector-overstijgende kwalificaties betreft, zijn de MAROF-kwalificaties gebaseerd op de 10 generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport ‘Prikkelen, presteren en profileren’. In de HTNO-sector wordt in dat verband gesproken van Algemene Ingenieurs Competenties. Het in § 1.1.3. vermelde “Leerplan: Schema en Analyse” en de MAROF-programmabeschrijving waarin de 18 beroepsspecifieke en de 10 generieke kwalificaties zijn uitgewerkt naar deelcompetenties (inclusief de 40 STCW-competenties) vormden de basis voor de analyse van het auditteam. Kennis en inzicht De bijzondere eindkwalificaties zijn geformuleerd in 18 beroepsspecifieke competenties en wel zodanig, dat zij niet kunnen worden verworven zonder gedegen kennis van en inzicht in bijvoorbeeld: scheepsbouw, -inrichting en -onderhoud; nautica: navigatie & daaraan gerelateerde kennisgebieden; vervoersystemen: laden, stuwen, stabiliteit en sterkte; voorraadbeheersystemen; technologische systemen: voortstuwing, hulpsystemen, electronica, elektrotechniek; transport-economie. Op programmatisch niveau is dit verankerd o.a. via de theorie-modulen en de daaraan gekoppelde les- en practicum-opdrachten, de afstudeeropdracht en de stage instructieboeken. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke competenties zijn onderverdeeld in deelcompetenties, alle expliciet gericht op professionele toepassing van kennis en inzicht. Een toepassing die de studenten via het maken van de in de eindkwalificaties genoemde ‘beroepsproducten’ moeten demonstreren. (Voor enkele voorbeelden: zie onder facet 2.1. en 3.1.) Op programmatisch niveau is deze dimensie van de Dublin Descriptoren verankerd. Immers het opleidingsprogramma kent, naast de twee halfjaarlijkse stages (waar het toepassen van MAROF-kennis en inzicht centraal staat), ook praktische perioden op het opleidingsschip ‘Gyrinus’. Deze praktische perioden (vier in totaal) vinden reeds in de beginfase van de opleiding plaats, waardoor de opleiding reeds in een vroeg stadium een sterk beroepsgericht en -dus- toepassinggericht karakter heeft.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 11
Tenslotte maakt de opleiding intensief gebruik van de nautische infrastructuur in de locatie IJmuiden en in het Maritiem Simulatie- en Trainingscentrum op Terschelling: het betreft simulatortrainingen waarbij studenten geconfronteerd worden met een veelheid aan MAROFpraktijksituaties (bijvoorbeeld: belading, navigatie, routeplanning). Oordeelsvorming Zowel de (generieke) HBO-competenties als de beroepsspecifieke competenties behelzen vaardigheden expliciet gericht op het maken van keuzes in de beroepsuitoefening op tactisch en operationeel niveau. Dit veronderstelt, dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen. Dit neemt in de STCW-competenties (ook wel STCW-‘standards’ genoemd) en dus ook in de competenties van de MAROF-opleiding een substantiële plaats in. Communicatie In de eindkwalificaties krijgt ‘professionele communicatie’ grote aandacht. Iets wat tot uiting komt doordat de MAROF-opleiding in haar programma en werkvormen expliciet anticipeert op het opereren van de marof in internationale en multidisciplinaire teams waar ‘professionele communicatie’ een zeer belangrijke kritische succesfactor is. Leervaardigheden Voor de MAROF-opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Deze metavaardigheden staan in de eindkwalificaties vermeld in termen van ‘de eigen ontwikkeling als professional’. Samenvattend concludeert het auditteam dat er voor alle Marof-competenties specifieke deelcompetenties zijn uitgewerkt; er is daarbij op een heldere en eenduidige wijze een koppeling gemaakt tussen de verschillende competenties, de verschillende Dublin Descriptoren en de ‘Kernkwalificaties HBO-bachelor’.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet Oriëntatie HBO is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (en of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de overweging, dat de in facet 1.3 benoemde aspecten volledig in facet 1.1 aan de orde zijn geweest en het oordeel derhalve identiek is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 13
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1. eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 2.1.1. Op basis van de literatuurlijst van de MAROF-opleiding concludeert het auditteam, dat de gebruikte (ook Engelstalige) vakliteratuur in hoge mate werkveld-relevant is en van een niveau dat van een HBO bachelor opleiding mag worden verwacht. 2.1.2. De programmabeschrijving van de MAROF-opleiding laat zien, dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de beroepspraktijk. Het curriculum van de opleiding kent een thematische opbouw, waarbinnen de studenten op projectmatige wijze werken aan beroepsopdrachten. (Zie ook § 2.1.3.) Tijdens de propedeuse en in het tweede jaar, werkt de student aan beroepsopdrachten die actueel en realistisch zijn. Daarbij is sprake van toenemende complexiteit waardoor de student naar het HBO-niveau toewerkt. 2.1.3. De beroepsopdrachten komen veelal in samenwerking met het beroepenveld tot stand. Zo worden tijdens stages in overleg met het beroepenveld op individuele basis verdiepende onderzoeken naar problemen of vraagstukken uitgevoerd. Het onderzoek en de resultaten hiervan worden in het afstudeeronderzoek gebruikt. De verdiepende onderzoeken vinden plaats vanuit een van de 6 contexten waaruit het schip kan worden beschouwd: het schip als object, als vervoerssysteem, als technologisch systeem, als economisch systeem, als varend systeem en als sociaal systeem. Ook in groepsverband tijdens korte (stage-)projecten worden in samenwerking met het beroepenveld en de studenten vraagstukken onderzocht zoals ‘weather routing methods and relation to real life’ en ‘ijsnavigatie’. 2.1.4. In de stageleerlijn worden de studenten scheepswijs gemaakt. Daarbij wordt werkritme opgedaan, leert men werken onder wisselende omstandigheden met wisselende druk en leert men feitelijke verantwoordelijkheden te dragen. Gebruik wordt gemaakt van het eigen opleidingsschip, de “Gyrius” en van andere schepen. Voorts kent de MAROF-opleiding 2 stageperiodes van elk een half jaar. Zij vinden plaats in het eerste semester van het derde jaar en in het tweede semester van het vierde jaar. Daarmee wordt aangesloten bij de STCW-eisen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 14
2.1.5. Voor de afstudeerfase van de opleiding wordt gebruik gemaakt van de tweede zeestage. Naast opdrachten uit het Training Record Book moet er aan afstudeeropdrachten worden gewerkt. De tweede zeestage wordt afgesloten met een presentatie en verantwoording van de gemaakte opdrachten tijdens de opleiding. 2.1.6. Tenslotte blijkt de oriëntatie op het werkveld ook uit het groot aantal (door de Inspectie Verkeer en Waterstaat gecertificeerde) beroepstrainingen. Bijvoorbeeld: Advanced Fire Fighting, Basis Safety, Marcom, Radar-waarneming. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de MAROF-opleiding op deze wijze ruim voldoende mogelijkheden creëert voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in een interactie met de beroepspraktijk. Een interactie die daarnaast in het binnenschools programma ook nog eens op voortreffelijke wijze wordt gesimuleerd. Zie § 4.1. 2.1.7. De interactie tussen de MAROF-opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten met de Adviesraad van de MAA, samengesteld uit vertegenwoordigers van het beroepenveld. Op grond van de ledenlijst, constateert het auditteam, dat het werkveld op voldoende hoog niveau in de Raad is vertegenwoordigd. De Adviesraad heeft een belangrijke signaal- en klankbordfunctie. Uit de verslaglegging blijkt, dat deze Raad een belangrijke rol speelt in strategievorming en nadere profilering van de MAROF-opleiding via het inbrengen van actuele (ook internationale) ontwikkelingen binnen het werkveld die voor de opleiding relevant zijn. Iets waar de opleiding bovendien aantoonbaar gebruik van maakt, gelet op het ontwikkelen van MAROF-gerelateerde minors. 2.1.8. De MAROF kent naast de Adviesraad ook een Beroepenveld Commissie met vertegenwoordigers uit het maritieme veld, inclusief alumni. De leden van deze commissie (werkzaam op verschillende niveaus binnen het werkveld) leveren, anders dan de leden van de Adviesraad, ook op operationeel niveau hun bijdrage. Zij brengen praktijkcases in, geven gastlessen, leveren stage- en afstudeerplaatsen en treden als werkvelddeskundigen op bij de beoordeling van afstudeerders. Het auditteam heeft een en ander kunnen vaststellen aan de hand van (i) de verslagen, (ii) de projectopdrachten en (iii) het ondersteunende studiemateriaal. De projectopdrachten hebben een grote realiteitswaarde en zijn inderdaad geënt op de actuele taken van een marof. Samenvattend constateert het auditteam dat de opleiding gebruik maakt van adequate literatuur. De relatie met de praktijk is goed geborgd waarbij opgemerkt moet worden dat de praktijk invloed op hetgeen in de opleiding vakinhoudelijk aan de orde komt. De internationale component is binnen de opleiding aanwezig en zal zich de komende jaren verder ontwikkelen, mede door input van alumni. Studenten zijn tevreden over de praktijkgerichtheid van de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 15
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? • Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? • Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 2.2.1. De samen met het beroepenveld opgestelde eindkwalificaties van de MAROF-opleiding zijn uitvoerig gedocumenteerd. Over het bereik, de relevantie en het niveau van deze eindkwalificaties en competenties heeft het auditteam zich reeds eerder in dit rapport positief uitgesproken. 2.2.2. Zoals eerder aangegeven vindt vanaf 2007 een vernieuwing van het leerplan plaats. Dit, in verband met de invoering van specialisaties en als gevolg daarvan de verschuiving van de zeestages. Vanaf 2008 is de vernieuwing compleet doorgevoerd. 2.2.3. Analyse van het “Leerplanschema” laat vervolgens zien, dat op kwartaal- en onderwerpniveau de onderscheiden eindkwalificaties, zowel de MAROF-specifieke als de HBOgenerieke, concreet naar onderwijsdoelen zijn vertaald. Doelen die telkens betrekking hebben op één van de drie hoofdaspecten van het MAROF-beroep: nautisch, technisch, managerial, afhankelijk van de gekozen richting. Het totaal van deze blok- en semesterdoelen bestrijkt het totaal van de 17 specifieke MAROF-eindkwalificaties en de 10 generieke HBO-kwalificaties. In het onderwijsdoel van de afstudeerfase komen deze onderscheiden (nautische, technische, managerial) onderwijsdoelen samen, afhankelijk van de gekozen richting. 2.2.4. Uit de gedetailleerde programmabeschrijving (Studiegids) blijkt, dat de kwartaal- en blokdoelstellingen nader gespecificeerd zijn in concrete leerdoelen. Per project, theorie-module, simulatietraining, praktijkperiode en practicum is telkens het leerdoel aangeven in een formulering die het mogelijk maakt de relatie tussen deze leerdoelen op micro-niveau en de onderwijsdoelen op meso-niveau te beoordelen. Het auditteam concludeert, dat de leerdoelen op micro-niveau inderdaad rechtstreeks verband houden met en een meetbare detaillering zijn van de onderwijsdoelen op meso-niveau, die -zoals boven reeds werd aangegeven- op hun beurt rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties en competenties. Alle leerdoelen tezamen bestrijken het totaal aan deelcompetenties inclusief de STCWstandards. 2.2.5. Het opleidingsprogramma is projectmatig opgezet. Elk project is gericht op een leerdoel (het verwerven van een of meer deelcompetenties) en ook op het maken van een beroepsproduct of op het oplossen van realistische problemen waar een marof mee geconfronteerd wordt. Voorbeelden daarvan werden het auditteam getoond. Op basis daarvan is het auditteam van mening, dat de eisen waaraan deze projectopdrachten voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het MAROF-beroepenveld worden gesteld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 16
Ook op deze wijze wordt in het MAROF-programma een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het programma enerzijds en de MAROFeindkwalificaties anderzijds. 2.2.6. Door de koppeling van de projectresultaten (output) aan de leerdoelen, is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. (Zie ook de bevindingen onder facet 2.8.) 2.2.7. De vormgeving van de blokken en de projecten gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via ondersteunende modulen) en de vaardigheden (verworven via de practica en de simulatietrainingen), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren. Onderdeel van dit leerproces is voorts zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Op die wijze worden studenten in staat gesteld hun eigen leerproces te sturen. Het totale programma is zodanig opgezet, dat studenten ook deze competentie stap voor stap kunnen verwerven. 2.2.8. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke theorie-modulen, simulatietrainingen en praktijkperioden bieden de studenten de gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven. De wijze waarop vervolgens de modulen en practica via projecten in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma van de opleiding zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding de relatie tussen de doelstellingen en de vakinhoud goed heeft uitgewerkt. De opleiding is er meer dan voldoende in geslaagd op alle niveaus binnen het programma de functionaliteit van de programmaonderdelen (ten opzichte van elkaar en in het perspectief van de MAROF-eindkwalificaties) inzichtelijk te maken. Het auditteam is daar zonder meer zeer positief over.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 17
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend ? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 2.3.1. De door de MAROF-opleiding gehanteerde generieke HBO-competenties en de specifieke MAROF-beroepscompetenties zijn aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde MAROFberoepsprofiel. De eisen die aan een marof worden gesteld, zijn in bedoeld profiel beschreven in onderling samenhangende deelcompetenties. Het auditteam is daar positief over. Uit de MAROF-programmabeschrijving blijkt, dat een belangrijk uitgangspunt voor de samenhang van het programma gevormd wordt door de zes kerntaken. Tevens vormen de zes contexten waarbij het schip als systeem centraal staat een belangrijk uitgangspunt voor de samenhang bij de thematische basis van de opleiding. Voor de horizontale samenhang zorgen de praktijkopdrachten. De vijf leerlijnen verschaffen kennis en vaardigheden die voor de uitvoering daarvan nodig zijn. De verticale samenhang ontstaat doordat de eerste jaren erop gericht zijn om de student voor te bereiden op de zeestages, waarna in het 2e en 3e jaar hierop wordt doorgebouwd. Moeilijkheidsgraad van de vakken, de thema’s en beroepsopdrachten nemen dan toe. Verder zijn het met name de lessen met behulp van simulatoren, de excursies en vaartrips die er voor zorgen dat de samenhang binnen–buitenschools wordt gegarandeerd. Studenten zijn hier positief over. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding de horizontale en de verticale samenhang van het studieprogramma op een inzichtelijke wijze heeft vormgegeven, een constatering die studenten bevestigden tijdens de visitatie.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 18
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 2.4.1. In het MAROF-programma is de studielast per module vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Analyse van het programma laat zien, dat de studielast evenwichtig over de opleiding is gespreid. Het onderwijsproces wordt door studenten en docenten regelmatig geëvalueerd. De studielast is één van de onderdelen die daarbij aan de orde komen, waarbij telkens wordt nagegaan of de formele studielast overeenkomt met de feitelijke studielast. Studenten geven aan (ook tijdens de visitatie en via het zogeheten hogeschoolbrede Studenttevredenheidsmeting- STM) dat zij de studielast niet als een probleem ervaren. De genoemde blokevaluaties laten hetzelfde beeld zien. 2.4.2. Evaluatie van de studielast vindt ook plaats via gesprekken met individuele studenten in het kader van de studiebegeleidng (SLB). Bij die gesprekken, zo blijkt uit de studievoortgangsverslagen, wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. Verder maken studenten deel uit van de Opleidingscommissie waarin het mogelijk is gemeenschappelijke opleidingsproblemen aan te kaarten. Bij onvoldoende voortgang worden samen met de student de belemmerende factoren geïdentificeerd en wordt een traject afgesproken om de studievoortgang te optimaliseren. Overigens blijkt uit de betreffende verslagen, uit de STM en uit de gesprekken met studenten tijdens de visitatie, dat de studeerbaarheid door de studenten positief wordt beoordeeld. Samenvattend constateert het auditteam dat de opleiding goed zicht heeft op de studielast, i.c. de opleiding houdt een vinger aan de pols bij studenten of de vastgestelde studielast overeenstemt met de door de student ervaren studielast.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 19
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 2.5.1. De vooropleidingseisen die de MAROF-opleiding hanteert, zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling: Havisten en VWO’ers met profiel Natuur & Techniek of met profiel Natuur & Gezondheid, VWO’ers met profiel Economie & Maatschappij + Natuurkunde 1 of met profiel Cultuur & Maatschappij + Wiskunde A 1,2 en Natuurkunde 1 zijn direct toelaatbaar. Hetzelfde geldt voor MBO’ers op niveau 4. In Domein Techniek verband worden op het gebied van taal, wis- en natuurkunde deficiëntiecursussen aangeboden. 2.5.2. Abituriënten vanuit de MBO MAROF-opleiding kunnen de HBO-opleiding via een verkort traject (2 ½ jaar) doorlopen. 2.5.3. In het verband van de Maritieme Academie Amsterdam wordt op het gebied VMBO, MBO en HBO zeer nauw samengewerkt. Een belangrijk effect hiervan is, dat de verticale kolom MBO-HBO goed is gestructureerd. Anders gezegd, door de programmatische afstemming tussen de MBO-afstudeerfase en het HBO-programma is de aansluiting tussen deze twee programma’s goed geregeld. Daarmee wordt recht gedaan aan het streven van alle partners binnen de MAA om ‘de juiste student op de juiste plaats’ te krijgen. Het is het auditteam echter gebleken dat de doorstroom van MBO zeevarenden naar HBO laag is. 2.5.4. De studenten (MBO’ers, Havisten en VWO’ers) zijn tevreden over (i) de aansluiting van het programma op de hun vooropleiding, (ii) de mogelijkheden om vòòr en bij aanvang van de studie eventuele tekorten weg te werken, (iii) de studiebegeleiding en (iv) de studieadvisering. Dit blijkt uit de Studenttevredenheidsmeting - STM. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. Samenvattend oordeelt het auditteam dat deze opleiding prima zicht heeft op de ‘beginsituatie’ van de instromende groep studenten. Een beeld dat door studenten tijdens de audit bevestigd werd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 20
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:6 • Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Het totale aantal studiepunten van het MAROF-programma bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet de MAROF-opleiding aan de formele eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
6
In feite gaat het hier niet om een criterium maar om een formeel vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 21
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 2.7.1. Het onderwijsprogramma van de MAROF-opleiding is gericht op het verwerven van competenties, met daarbij een sterke interactie tussen kennisverwerving en taakuitvoering. Anders gezegd, kennisverwerving vindt plaats binnen de context van concrete voor de marof relevante (deel)taken. Een en ander is goed uitgewerkt in de curriculumbeschrijving en -tot op micro niveau- in de Studiegids. 2.7.2. Het didactisch concept -met, zoals gezegd, een groot accent op de interactie tussen kennisverwerving en taakuitvoering- is voldoende in het opleidingsprogramma verankerd, zo heeft het auditteam aan de hand van het curriculum kunnen vaststellen. Immers het programma is sterk opdrachtgestuurd. Opdrachten die in een realistische werksetting moeten worden uitgevoerd: de vier vaarpraktijkperioden op het opleidingsschip gedurende het eerste 1½ jaar, de 2 halfjaarlijke zeestages en de afstudeerfase die binnen een bedrijf wordt uitgevoerd. Daarnaast maakt de opleiding planmatig en zeer frequent gebruik van professioneel gesimuleerde werkomgevingen in IJmuiden en daarnaast incidenteel van de gesimuleerde werkomgeving in Terschelling (zie onder facet 4.1). 2.7.3. Het onderwijsprogramma van de MAROF-opleiding, zo bleek uit de documentatie, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, kent een scala aan werkvormen zowel individueel als in groepsverband. De verschillende leerlijnen die de opleiding kent, hebben alle werkvormen die bij de betreffende leerlijn aansluiten. Zo hebben de leerlijn theorie, de leerlijn Vaardigheden en de leerlijn Studieloopbaanbegeleiding ieder hun specifieke eigen werkvormen. 2.7.4. Uit de Studenttevredenheidsmeting - STM blijkt, dat studenten dit scala van werkvormen waarderen. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Studenten geven aan dat het MAROF-programma hun voldoende mogelijkheden biedt tot (bijv.) zelfsturing, kennis- & vaardigheidsverwerving en teamwork. 2.7.5. Naarmate de opleiding vordert neemt de complexiteit van de projecten (en dus ook van de uit te voeren opdrachten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Deze projectmatige aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Docenten spelen daarbij een informerende, stimulerende, beoordelende, adviserende en -waar nodig- sturende rol. Samenvattend constateert het auditteam dat het door de opleiding gehanteerde didactisch concept ontleend is aan de doelstellingen van de opleiding. Hierbij staat het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke) competenties centraal. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte marof-oriëntatie die tot uiting komt in de basisstructuur van het curriculum. De opleiding heeft de positie die projecten innemen goed uitgewerkt hetgeen er toe leidt dat er sprake is van integratie van theorie en praktijk gedurende de hele opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 22
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 2.8.1. De opleiding heeft In de notitie Toetsbeleid van de MAROF opleiding duidelijk geformuleerd hoe inhoud wordt gegeven aan de visie op het opleiding en hoe de toetsen daarvan een uitwerking zijn. Aspecten als: wettelijke uitgangspunten, Inhoudelijke uitgangspunten, Algemene kwaliteitseisen, Organisatorische uitgangspunten en Toetsinstrumenten in de leerlijnen, komen daarin aan de orde. 2.8.2. In het “Leerplan” liggen de uitgangspunten vast, die voor de MAROF-opleiding richtinggevend zijn voor de opzet en de uitvoering van het ‘toetsen en beoordelen’. Toetsing en beoordeling door de MAROF-opleiding vindt plaats om vast te stellen of de student (i) de STCW-standards / competenties beheerst, (ii) beantwoordt aan het MAROF-opleidingsprofiel en (iii) de generieke HBO-competenties heeft verworven. 2.8.3. Elke leerlijn kent haar specifieke toetsvorm(en). Naast kennistoetsen zijn er ook vaardigheidstoetsen en integrale toetsen (projecten). De keuze van de toetsen wordt bepaald door de doelstellingen van de opleiding en de leerdoelen van de module. De toets is een afspiegeling van de leerdoelen. 2.8.4. In formele zin is het proces van ‘beoordeling en toetsing’ (inclusief een klachtenregeling) voldoende geregeld op zowel hogeschool- als opleidingsniveau. Op het niveau van de opleiding is e.e.a. uitgewerkt naar elke module waarin telkens zijn aangegeven: het object van de toetsing en de toetsvorm. Voorafgaand aan elke toetsing worden de studenten geïnformeerd over de wijze van normering. Studenten hebben voorts de gelegenheid om van de betreffende docenten feedback te verkrijgen over de resultaten. Blijkens de ‘Studenttevredenheidsmeting’ zijn studenten van de opleiding tevreden over de wijze van ‘beoordeling en toetsing’ en over de relatie tussen toetsing en leerdoelen. Dit beeld werd tijdens de visitatie in het gesprek met studenten bevestigd. Voorts heeft het auditteam zèlf, na inzage van verschillende toetsen, kunnen constateren, dat zij voldoende valide en betrouwbaar zijn. Overigens viel op, dat bij de beoordeling van een aantal toetsen zeer slecht gescoord werd. Dit was mede aanleiding voor het auditteam om als aanvullende informatie de opleiding te verzoeken om een plan van aanpak te overleggen waarin een structurele inzet wordt voorzien van externe inhoudelijke en onderwijskundige deskundigheid bij het beoordelen van tussenproducten en afstudeerwerkstukken van de studenten. Betreffend plan van aanpak werd op 16 juni 2010 ontvangen. Dit plan van aanpak is door Hobéon Certificering voorgelegd aan de vak- en de werkvelddeskundige. Zij geven in een reactie aan dat het gepresenteerde plan zeker bijdraagt aan een brede en gedegen beoordelingssystematiek wat betreft de onderzoekslijn. Deskundigheidsbevordering van de docenten en samenwerking met andere domeinen vindt plaats en draagt bij aan de verbetering van de systematiek. Voor het eerste en tweede jaar wordt de verbeterde systematiek binnen twee jaar ingevoerd; de beoordeling vindt plaats a.d.h.v. acht beroepsopdrachten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 23
Voor het derde en vierde studiejaar wordt de verbeterde systematiek eveneens binnen twee jaar ingevoerd waarbij in het studiejaar 2010-2011 de onderwijsmodule Onderzoeksvaardigheden geïntroduceerd wordt. De auditoren beschouwen de invoering van de nieuwe beoordelingscriteria als realistisch en haalbaar. 2.8.5. Uit genoemd plan van aanpak is gebleken, dat externe deskundigheid van TNO, KIM en MARIN het volgend studiejaar (2010-2011) structureel zal worden ingezet voor tussentijds overleg en bij de beoordeling van afstudeeropdrachten. Tevens is sprake van de invoering van een gedegen en breed gedragen beoordelingssystematiek ten aanzien van de onderzoeksleerlijn. Onderzoeksvaardigheden worden tijdens de gehele opleiding gedoceerd en verbeterde opleidingscriteria zullen worden opgesteld. Daarbij vindt tevens deskundigheidsbevordering van het docentencorps plaats.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 24
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 3.1.1. Blijkens informatie van de opleiding (CV’s Personeel) beschikken de docenten van de MAROF-opleiding over voldoende competenties om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen. Door de zorg van het Domein Techniek worden de docenten in de gelegenheid gesteld om door middel van verschillende workshops hun vaardigheden als docent waarnodig te verbeteren. De MAROF-opleiding hecht grote waarde aan de interactie met het werkveld. Het beleid van de opleiding is er dan ook uitdrukkelijk op gericht de relatie tussen de docenten en het werkveld te structureren teneinde de interactie tussen beide partijen opleidingsbreed te borgen. De docenten onderhouden daardoor frequente contacten met stagebiedende organisaties (bijvoorbeeld en met name: de rederijen). Uit het opleidingsprogramma blijkt, dat deze contacten een aanmerkelijk effect hebben op de inhoud (projectopdrachten) van de MAROF-opleiding. 3.1.3. De MAROF-opleiding schakelt systematisch gastdocenten in. Bijvoorbeeld op het gebied van maritieme economie, moderne residuale brandstoffen, berging, hulpverlening en schade (motoren, schip lading), scheepsautomatisering, ontwikkelingen bij grote scheepsdieselmotoren, vervoer zware lading, werking & gebruik van Uninterruptable Power Supply - USP. Daarmee heeft de opleiding een belangrijk instrument in handen om de actuele beroepspraktijk en de daarmee verbandhoudende technologische ontwikkelingen en professionele vraagstellingen rechtstreeks in het opleidingsprogramma te brengen. 3.1.4. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar vindt plaats door docenten in samenwerking met de mentor uit het bedrijf waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee een substantiële verbinding wordt gelegd tussen de opleiding en het MAROFwerkveld. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding beschikt over een team docenten dat in de breedte en diepte beschikt over de noodzakelijke kennis op het terrein van Maritiem Officier. Het auditteam is positief over het aantal en het niveau van de gastdocenten die de opleiding inschakelt. Zij vormen een waardevolle vakinhoudelijke aanvulling op de reeds aanwezige expertise van het docentenkorps.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 25
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criteria Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 3.2.1. De MAROF-opleiding wordt verzorgd door de opleidingsmanager en een kernteam van vijf docenten (5 FTE) . Van hen is 1 docent voor 0,8 FTE gedetacheerd bij de Maritieme Academie. Daarbij moet nog worden vermeld, dat voor enkele basisvakken (w.o. wiskunde en mechanica) een beroep wordt gedaan op vier docenten van andere opleidingen binnen het Domein Techniek. Voorts eisen de praktijklessen 1,25 FTE’s. Het Domein Techniek verzorgt verder met het bedrijfsbureau en stafmedewerkers de administratieve ondersteuning. 3.2.2. Bij een studentenaantal van 113 komt de docent-student ratio op 1: 18. Deze (relatief ruime) ratio laat zien, dat de MAROF-opleiding voldoende menskracht inzet om de opleiding uit te voeren. Aandachtspunt is wel het feit, dat vier docenten ouder zijn dan 50 jaar. Reden voor de opleiding in haar aannamebeleid ook leeftijd als één van de selectiecriteria te hanteren. 3.2.3. Mede in verband met het feit dat twee docenten hebben aangegeven met ingang van 1 juli 2010 gebruik te willen maken van de ouderenregeling, ontstaat binnenkort een vacature voor een Maritiem Officier. Het auditteam acht tijdige invulling van groot belang.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 26
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 3.3.1. De documentatie met betrekking tot het personeelsbeleid van de MAROF-opleiding alsmede de gesprekken gevoerd met het management hebben het auditteam de overtuiging gegeven, dat het aannamebeleid van de opleiding voldoende kwaliteitseisen stelt aan het personeel en dan niet slechts in termen van scholing en diploma’s, maar vooral in termen van competenties. Deze eisen hebben niet alleen betrekking op vakinhoudelijke, onderwijskundige en/of organisatorische expertise, maar ook en uitdrukkelijk op de beroepservaring. Deze eisen zijn rechtstreeks ontleend aan de doelstellingen en de vormgeving van het MAROFopleidingsprogramma. 3.3.2. Overigens blijkt ook uit de CV’s van de docenten, dat zij qua opleidingsniveau (master: 20%), maritieme ervaring en – kennis (5 docenten hebben jarenlange werkervaring als stuurman of scheepswerktuigbouwkundige), voldoende geëquipeerd zijn voor de uitvoering van het MAROF-programma. Het auditteam is van mening dat de opleiding er goed aan zou doen om te trachten een marof-opgeleide docent aan te trekken, daar juist die zo goed zijn ingevoerd in de typische aspecten van de ‘natuurlijke dualiteit’ van de opleiding. 3.3.4. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden jaarlijks plaats. Ook op die wijze verkrijgt de MAROFopleidingen inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Uit deze evaluaties blijkt overigens, dat het oordeel van de studenten over de vak- en werkveldkennis van hun docenten positief is. Dit blijkt ook uit het zogeheten Studenttevredenheidsmeting. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 27
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 4.1.1. De MAROF-opleiding is gehuisvest in gebouw Leeuwenburg nabij het NS Station Amsterdam Amstel, alwaar de Hogeschool van Amsterdam is gevestigd. De MAROF-opleiding heeft de beschikking over een ruime etage. De indeling is zodanig, dat het directe onderwijsproces voldoende ruimte heeft. Maar bovendien is de ruimte professioneel ‘aangekleed’ met een sterke maritieme uitstraling. Voorts kan van andere ruimtes in het pand gebruik worden gemaakt. De opleiding beschikt dan ook over lokalen die goed geëquipeerd zijn. De beschikbaarheid en inrichting van project/werkgroepruimtes en practica-ruimtes zijn zodanig dat het sterk projectgeoriënteerde opleidingsprogramma zeer wel gerealiseerd kan worden. De belangrijkste lokalen/werkruimtes en de docentenwerkplekken zijn bij elkaar gegroepeerd, wat efficiënt is vanuit het oogpunt van de interne communicatie. 4.1.2. De MAROF-opleiding maakt gedurende de gehele opleiding planmatig en intensief gebruik van een veelheid aan technische voorzieningen. Voor de Nautische en technische practica: de volledig en professioneel ingerichte ruimten van het Nova College in IJmuiden, een eigen Opleidingsschip (de Gyrinus). Verder de Full Mission Brug en Machinekamersimulator te Terschelling en ten slotte de technische practica: Machinekamersimulator, Motorenlaboratorium, Laslokaal, Elektrolaboratorium, alle in IJmuiden en Laboratorium Besturingstechniek, Meet- en Regellaboratorium, Innovatiecentrum (voor conventionele verspaning, CNC en printtechnieken), Digitaal Analoog laboratorium en PC-configuratie, alle in gebouw Leeuwenburg te Amsterdam. Het auditteam heeft al deze voorzieningen (inclusief ‘IJmuiden’ en het opleidingsschip de Gyrinus, maar m.u.v. de voorzieningen in Terschelling) bezocht en is onder de indruk van de kwaliteit ervan. De infrastructuur is professioneel opgezet en maakt het de MAROF-opleiding mogelijk de vele in het programma opgenomen practica in hoge mate beroepsgericht te maken èn effectief. Dankzij de gestructureerde wijze waarop de studenten op deze practica worden voorbereid en dankzij het feit, dat de practica in een helder gedefinieerd cursorisch kader zijn geplaatst, benut de MAROF-opleiding deze infrastructuur optimaal in termen van beroepsvoorbereiding. Samenvattend constateert het auditteam dat de opleiding beschikt over uitstekende voorzieningen die studenten in staat stellen om te oefenen in een realistische maritieme omgeving.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 28
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? • Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 4.2.1. In 2006 heeft het Domein Techniek de notitie ‘Studieloopbaanbegeleiding’ het licht doen zien, waarin de doelstellingen, uitgangspunten, werkwijzen en benodigde expertise zijn geformuleerd en in globale termen vastgelegd. Voor de MAROF-opleiding en de andere opleidingen is daarmee een gemeenschappelijk kader vastgelegd. 4.2.2. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) is binnen het MAROF-programma één van de vijf leerlijnen. De SLB van de MAROF-opleiding voorziet per kwartaal in opdrachten aan en gesprekken met studenten (individueel en in groepsverband) die alle gericht zijn op een vroegtijdige probleemsignalering met betrekking tot de studievoortgang van de studenten teneinde tot een optimale studieplanning te komen. Elke student heeft een vaste studieloopbaanbegeleider – SLB’er, die daartoe een training heeft gevolgd. Uit de NSE 2010 blijkt dat de opleiding 4.1 scoort op ‘studiebegeleiding’, 4.2 op ‘mogelijkheid tot begeleiding’ en 3.9 op ‘kwaliteit begeleiding’. Met deze resultaten staat de opleiding op nummer 1 van alle MAROF-opleidingen. 4.2.3. Tijdens de leertrajecten die de student doorloopt tijdens de stages vindt de begeleiding plaats in samenspraak met de stagebiedende organisatie. De SLB’er houdt daarmee nauw contact met degene die als mentor van de stagiaire aan boord van de zeegaande stageplaats functioneert. 4.2.4. Het auditteam heeft uit de gesprekken met de studenten kunnen vaststellen dat er sprake is van korte lijnen tussen SLB’er en student en dat de informatievoorziening zonfer meer voldoet. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding fors inzet op het facet studiebegeleiding. De praktijkbegeleiding heeft de opleiding goed vormgegeven evenals de verbinding van de opleiding met (de begeleider in) de praktijk.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 29
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 5.1.1. De interne kwaliteitszorg kent een systematiek die bepaald wordt door het kwaliteitsplan van het Domein Techniek. Hierin zijn drie samenhangende kwaliteitscycli te onderscheiden: audit en accreditatie, de planning- en controlcyclus en onderzoek en evaluatie. De uitkomsten van interne audits, accreditaties en evaluatieonderzoeken vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen die iedere opleiding voor zich heeft geformuleerd. De verbetermaatregelen zijn opgenomen in het meerjarenplan van de opleiding en worden geconcretiseerd in het jaarplan (zie facet 5.2). Rapportage daarover vindt plaats via de opleidingsrapportage en in het bilateraal overleg tussen de domeinvoorzitter en de opleidingsmanager. 5.1.2. Controle van het jaarplan 2009-2010 leert, dat verbetermaatregelen zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen en –cijfers. Per object zijn opgenomen de doelstelling voor september 2012, de stand van zaken in juni 2009 en de acties en resultaten voor 2009-2012. 5.1.3. Voor externe evaluaties wordt gebruik gemaakt van de European Maritime Safety Agency die de uitvoering van de STCW in de lidstaten toetst. Voorts beoordeelt het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de externe trainingen op kwaliteit en borgt de kwaliteit van de simulatoren. Daarmee is naar de mening van het auditteam de externe kwaliteitszorg afdoende verzekerd. Samenvattend komt het auditteam tot de conclusie dat de opleiding gebruik maakt van een goed uitgewerkt kwaliteitszorgsysteem dat er toe leidt dat de opleiding regelmatig geëvalueerd wordt. Als positief waardeert het auditteam het feit dat de opleiding ook gebruik maakt van een internationale standaard op het terrein van externe evaluaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 30
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 5.1.1. Uit de Management Review van februari 2010 blijkt, dat naar aanleiding van de accreditatie in 2004 belangrijke veranderingen in het curriculum van de opleiding zijn doorgevoerd, waaronder de introductie van twee beroepsspecifieke minoren, het onderbrengen van verplichte STCW-trainingen in het curriculum en het verplaatsen in tijd van de twee verplichte zeestages. 5.1.2. Naast de uitkomsten van het accreditatie-onderzoek, zijn het onder meer de eerder genoemde interne audits, tevredenheidsmonitoren en evaluatieonderzoeken die input leveren voor het meerjarenplan dat wordt geconcretiseerd in het jaarplan. De in het jaarplan 2009-2010 opgenomen verbeterplannen zijn momenteel in uitvoering en de resultaten zijn nog niet bekend. Tijdens de visitatie is evenwel gebleken dat er aan de uitvoering wordt gewerkt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 31
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 5.3.1. Uit de bevindingen met betrekking tot facet 5.1. blijkt, dat studenten, alumni en het beroepenveld (via de Adviesraad) bij de evaluatie van de opleiding betrokken zijn. De betrokkenheid van studenten en medewerkers betreft niet alleen de programmatische aspecten en de daarbij behorende voorzieningen -daar waar het evaluaties van modulen en blokken betreft, gaan die evaluaties tot op microniveau-, maar ook alle uitvoeringsaspecten. De betrokkenheid van het beroepenveld is geconcentreerd op de hoofdlijnen van het programma. 5.3.2. Studenten zijn betrokken bij de interne evaluatie(s) niet alleen via de modulen- en blokevaluaties die telkens na afloop van een module en blok plaatsvinden, maar ook via de Opleidingscommissie. De resultaten van al deze evaluaties worden opleidingsbreed besproken in het managementoverleg. Verder worden MAROF-alumni elke twee jaar via enquêtes bevraagd om hun oordeel over de kwaliteit van de opleiding te geven. 5.3.3. Stagebiedende bedrijven zijn betrokken middels de mentor aan boord bij de beoordeling van de door de studenten geleverde prestaties bij stages en afstudeerprojecten. Per student wordt de stage- en afstudeeropdracht geëvalueerd in samenwerking met de mentor in relatie tot de in de opleiding verworven competenties. Samenvattend constateert het auditteam dat de opleiding relevante partijen betrekt bij de kwaliteitszorg. In dit verband merkt het auditteam op dat zij de betrokkenheid van het werkveld bij de opleiding als sterk punt kwalificeert.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 32
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 6.1.1. Of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is een vraag die met name door het beroepenveld kan worden beantwoord. Het beroepenveld wordt in de praktijk vertegenwoordigd door het bedrijf, in opdracht waarvan de afstudeerder zijn eindwerkstuk maakt (de ‘externe opdrachtgever’) en wel in de persoon van de bedrijfsbegeleider (de mentor). Deze is rechtstreeks bij de eindbeoordeling van de student betrokken. Een belangrijk criterium dat bij de beoordeling van examenwerkstukken wordt gehanteerd, is dat de student aantoonbaar moet maken dat er voor zijn werkstuk draagvlak bestaat binnen de organisatie waarvoor dat werkstuk is bedoeld. Anders gezegd: het eindwerkstuk moet een voor de opdrachtgever bruikbaar product zijn. 6.1.2. Niet alleen de externe opdrachtgever, ook de Beroepenveld Commissie is bij de eindbeoordeling van studenten rechtstreeks betrokken. Hiermee heeft de opleiding een belangrijk instrument in handen om zicht te krijgen op de vraag of het gerealiseerde niveau in overeenstemming is met de eisen van het beroepenveld. 6.1.3. Om te beoordelen of de kwaliteit van de afstudeeropdracht voor wat betreft inhoud en wijze van behandelen voldoet aan de minimale eisen van het HBO-niveau zijn algemene eisen geformuleerd die gerelateerd zijn aan de Dublin Descriptoren. 6.1.4. Het auditteam heeft inzage gehad in een aantal afstudeerwerkstukken. Daarbij werd geconstateerd dat niet van alle werkstukken kan worden gezegd dat het auditteam met de beoordeling ervan kon instemmen. Daarop heeft het auditteam de opleiding opdracht gegeven een Plan van Aanpak op te stellen waarin aandacht is besteed aan een meer structurele inzet van externe deskundigen uit het nautische domein bij de beoordeling van de eindwerkstukken. Uit het Plan van Aanpak blijkt, dat de opleiding drie externe, en door het auditteam als voldoende zwaar beoordeelde, personen bereid heeft gevonden om ingezet te worden bij de beoordeling van eindwerkstukken. Het auditteam beschouwt daarmee een kritische en brede beoordeling van de afstudeerwerkstukken als haalbaar en als goed geborgd. De met de externen -afkomstig van TNO Delft, het Koninklijk Instituut voor de Marine en van het Maritime Research Institute Netherlands- gemaakte afspraken geven duidelijk de procedures aan hoe de borging van het niveau ingekaderd kan worden. De drie kennisinstituten waar de externe beoordelaars werkzaam zijn, staan er naar de mening van het auditteam garant voor dat studenten afstuderen op relevante afstudeeronderwerpen. Wat betreft het niveau van de door het auditteam beoordeelde eindwerkstukken constateert het auditteam het volgende. De afgestudeerde studenten voldoen aan de eisen zoals geformuleerd binnen de International Convention on Standards of Training, Certification and Watchkeeping for Seafarers (een internationaal verdrag over de minimale eisen waaraan
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 33
zeevarenden op koopvaardijschepen moeten voldoen op het terrein van training en certificatie). Het auditteam vindt dit belangrijk, mede gelet op de internationale eisen die aan MAROFafgestudeerden worden gesteld. De afstudeerwerkstukken zijn in de regel op hbo-niveau maar op onderdelen zou bij een aantal eindwerkstukken meer aandacht kunnen worden besteed aan recente ontwikkelingen op nautisch gebied zoals deze terug te vinden zijn in recente publicaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 34
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen 6.2.1.Het streefcijfer voor het propedeuserendement na 2 jaar ligt voor 2009 op 70% en voor 2010 op 75%. Voor de hoofdfase geldt na 4 jaar voor 2009: 60% en voor 2010: 90%. 6.2.2. De stand van zaken geeft aan dat voor 2007 het maximaal haalbare propedeuserendement 76% bedraagt en voor 2008: 75%. Voor de hoofdfase geldt dat voor 2006 het maximaal haalbare rendement 100% is en voor 2007: 90%. 6.2.3. Voor het cohort 2005 geldt, dat sprake was van een hoge uitval. Dank zij diverse verbetermaatregelen, aan de orde bij 5.2 van de Management Review, zijn de cijfers sindsdien aanmerkelijk verbeterd. 6.2.4. Recente vergelijkbare cijfers voor het rendement van de andere hogescholen zijn niet voor handen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 35
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 36
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema Maritiem Officier, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Maritiem Officier, voltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo
G G G
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G G G V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
G G
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld
G V G
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
V*
V*
V
V*
V*
V
V
*Conform de beslisregels (zie paragraaf 1.2.5) krijgt de opleiding Maritiem Officier een extra aantekening ‘goed’ voor de volgende onderwerpen: 1. Doelstellingen Opleiding 2. Programma 4. Voorzieningen 5. Interne Kwaliteitszorg
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 37
3.2.
Integraal oordeel / advies aan NVAO HBO bachelor opleiding Maritiem Officier, voltijd
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo bacheloropleiding Maritiem Officier voltijd, verzorgd door de Hogeschool van Amsterdam, Croho-nummer 34384 te accrediteren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 38
BIJLAGE I: CURRICULA VITAE AUDITOREN EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING EXTERNE AUDITOREN drs. W.G. (Willem) van Raaijen De heer Van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij Unique International, de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de werkmaatschappijen viel, en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. J.G.W. (Jim) Vink Heer Vink heeft na een vijftien jarige zee-ervaring bij de Holland-Amerika-Lijn vijftien jaar als docent lesgegeven aan de Hogeschool Zeeland en is daarna als universitair docent/Hoofd Brugsimulator vijftien jaar verbonden geweest aan het Koninklijk Instituut voor de Marine. M. (Maarten) ten Wolde Msc Heer Ten Wolde is voormalig koopvaardij-officier, hoofd training en opleiding rederij Koninklijke Wagenborg. drs. B (Bert) Friele De heer Friele volgde een opleiding tot marineofficier bij het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder en was daarna meer dan 32 jaar werkzaam in verschillende functies, zowel varend als aan de wal. Aanvankelijk voornamelijk in de electrotechniek, later meer in personeelsfuncties. In 1994 studeerde hij in eigen tijd af in Leiden als bestuurskundige. In 2009 is Friele met pensioen gegaan nadat hij jaren als certificatiecoördinator voor de Arbeidsdeskundigen bij de Stichting voor de Certificatie van Vakbekwaamheid SKO werkzaam was. J. P.A.M. (Jolanda) Jacobs Mevrouw Jacobs is 3e jaars studente MAROF Maritiem Instituut de Ruyter (Vlissingen).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 39
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 40
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 41
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 42
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 43
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 44
BIJLAGE II: PROGRAMMA VISITATIE 29 APRIL 2010 Programma Accreditatie-audit hbo bacheloropleiding Maritiem Officier (MAROF) 29 april 2010 Tijd en ruimte 08.15 – 08.30 IJmuiden
Gesprekspartners Contactpersoon: Dirk Reedijk
08.30 – 09.30 IJmuiden
Dirk Reedijk, Joop Splinter, Stanley Cijntje, Ko Jonker, Henny Krul Managementteam: Henny Krul, opleidingsmanager
10.30 – 11.30
Auditoren Auditteam: Van Raaijen Vink Ten Wolde Jacobs Friele Auditteam
Auditteam
11.30 – 12.30
Docenten Stanley Cijntje Ko Jonker John Kuchler Joop Splinter
Auditteam
12.30 – 13.15 13.15 – 13.45
Werklunch Rondleiding Leeuwenburg John Kuchler, Stanley Cijntje, Ko Jonker Studenten Zacharyas Semali, 1e jaar Stef Blom, 1e jaar Kenneth van der Tuin, 2e jaar Ruben de Roos, 2e jaar Merel Mulder, 3e jaar Arthur Remeijers, 3e jaar Yorick Kruiswijk, 4e jaar Erwin van Raalte, mbo doortroom, afstudeerfase Korte pauze Examencommissie John Kuchler
Auditteam (deel van het) auditteam Auditteam
13.45 – 14.45
14.15 – 15.00 15.00 – 15.30
Auditteam Auditteam
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam
rondleiding simulaties en opleidingsschip praktijkcomponent Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie / Instroom Internationalisering Innovatie Kwaliteitszorg: Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, werkveld Relatie beroepenveld Personeelsbeleid Resultaten / rendementen Alumnibeleid Relatie beroepenveld Ontwikkelingen beroepsdomein Onderwijsontwikkeling Samenhang programma Instroom: aansluiting Toetsen en beoordelen / eindkwalificaties Praktijkcomponent Interactie binnenschools en buitenschools curriculum Internationalisering studiebegeleiding Scholing/deskundigheidsbevordering Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid / studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Afstuderen
Interne terugkoppeling, verificatie Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen Vrijstellingen / EVC
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 45
Tijd en ruimte
Gesprekspartners Ko Jonker - Joop Splinter
Auditoren
15.30 – 16.00
Nader te bepalen gesprekspartners
Auditteam
16.00 – 17.00 17.00 – 17.30
Auditteam Alle gesprekspartners en genodigden
Auditteam
Onderwerpen Toetscommissie Bevoegdheden Examencommissie Kwaliteitsborging afstudeerders Vrije ruimte voor verdieping/verificatie en/of additionele gespreksonderwerpen Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bachelor MarOf Hogeschool van Amsterdam Versie 1.0⏐ 46