Hogeschool Rotterdam Maritiem Officier
© Netherlands Quality Agency (NQA) februari 2011
2/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Managementsamenvatting
Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding Variant Croho-nummer Locatie Auditdatum Auditteam
Hogeschool Rotterdam Maritiem Officier Voltijd 34384 Rotterdam 12-10-2010 De heer ir. H.G.H. ten Hoopen De heer R.J. Gutteling Mevrouw J.P.A.M. Jacobs (studentlid auditteam) Mevrouw drs. N.A. Zetzema (NQA-auditor)
Door Hogeschool Rotterdam is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier. Bij de aanvraag werd door de instelling een zelfreflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de zelfevaluatie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De zelfevaluatie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. In dit rapport zijn de bevindingen van de generieke audit bij Hogeschool Rotterdam meegenomen. De generieke audit heeft plaatsgevonden op 17 maart 2010. De generieke bevindingen zijn meegenomen bij de overweging en de totstandkoming van de oordelen. Doelstellingen van de opleiding De eindkwalificaties sluiten aan bij de internationale uitgangspunten, zoals beschreven in het STCW-95 en bij nationale uitgangspunten, zoals deze voor de nautische hbo-opleidingen zijn vastgelegd in het Beroepsprofiel Maritiem Officier, 2009. De opleiding leidt op tot maritiem officier, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor basiskennis, vaardigheden en praktijkervaring. De opleiding heeft twaalf kerncompetenties beschreven in de competentiematrix, waar onderscheid wordt gemaakt tussen operationeel uitvoerend, operationeel leidinggevend, tactisch management en strategisch management. Gedurende de vier jaar worden studenten opgeleid in deze competenties. De competentietoeten laten zien of de studenten de competenties beheersen.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
3/62
De opleiding heeft aangetoond dat de nagestreefde eindcompetenties aansluiten bij algemeen, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Daarbij zijn de niveaubeschrijvingen adequaat geoperationaliseerd naar uitgangspunten voor het curriculum. Programma De opleiding verzorgt een vierjarig voltijd programma. Het programma is op de beroepspraktijk gericht en bevat veel praktische elementen. De praktijk komt terug in projecten en opdrachten en ook door het werken met de simulatoren. In projecten en opdrachten komen actuele en relevante vraagstellingen aan de orde waarvoor de student de gevraagde competenties (of onderdelen daarvan) moet toepassen. De uitvoering van projecten en opdrachten word ondersteund door aan de beroepspraktijk ontleend materiaal, excursies, de inzet van gastsprekers en de input van de beroepenveldcommissie. De opleiding maakt gebruik van relevante literatuur die het gewenste niveau laat zien. In het derde en vierde jaar lopen studenten stage. In het vierde jaar werken zij aan een afstudeeropdracht aan de wal. De binding met en toepassing van de praktijk is verweven door het hele curriculum. De onderwijsfilosofie die de opleiding hier hanteert is: ik doe en ik begrijp. Het programma is gebaseerd op de landelijk gevalideerde competenties die aansluiten bij de internationale kaders. De eindcompetenties zijn uitgewerkt in deeltaken en leerdoelen die centraal staan in de verschillende modules en bekend zijn bij studenten. Het programma is ingericht volgens vijf domeinen: beladingstechnologie, technische systemen, navigatie, management & bedrijfsvoering en calamiteitenbeheersing. De opleiding heeft een studeerbaar programma uitgewerkt. De instroomeisen en vrijstellingen zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling. De opleiding voldoet aan de formele eisen voor studieduur. Het Rotterdams Onderwijs Model (ROM) heeft de opleiding vertaald in de twaalf kerncompetenties die geoperationaliseerd zijn in een programma met passende werkvormen. De beroepscontext staat centraal in de competentieontwikkeling van de student. Dit gebeurt al vroeg in het programma: door vaarervaring op te doen en door intensief begeleid te worden. Naarmate het programma vordert, wordt de student zelfstandiger. Hiermee volgt de opleiding de uitgangspunten van de Hogeschool Rotterdam. De uitgangspunten voor toetsing en beoordeling sluiten grotendeels aan bij de gehanteerde onderwijsfilosofie. Deze ondersteunen de gewenste competentieontwikkeling en de gewenste ontwikkeling naar zelfstandigheid van de student. De opleiding heeft in 2009 haar toetsbeleid en toetsplan opnieuw vastgesteld. De uitvoering laat zien dat de opleiding nog de behaalde individuele resultaten van studenten beter zichtbaar kan maken, vooral bij groepsopdrachten. Inzet van personeel De opleiding vindt het belangrijk dat docenten ervaring hebben opgedaan in de beroepspraktijk. Bijna iedere docent beschikt over relevante (vaar)ervaring en/of heeft relevante walfuncties vervuld. Studenten zijn positief over de praktijkgerichtheid van docenten. Er wordt voldoende personeel ingezet om het onderwijs te verzorgen.
4/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
In de toekomst wil de opleiding ervoor zorgen dat meer docenten een masteropleiding hebben afgerond op een relevant gebied. Via functionerings- en beoordelingsgesprekken wordt toegezien op het gewenste functioneren van docenten. Voorzieningen De opleiding biedt voorzieningen die ruim toereikend zijn om het gewenste onderwijs te verzorgen. Het aanbod van simulatoren, schepen en werkplaatsen biedt studenten hands-on praktijkkennis tijdens hun studie. De opleiding voert de studiebegeleiding op adequate wijze uit en heeft een verbetertraject ingezet om de studiebegeleiding nog beter bij de wensen van de student aan te laten sluiten. Studenten zijn tevreden over de voorzieningen en de studiebegeleiding. Interne kwaliteitszorg De beschikbare documenten over kwaliteitszorg laten zien dat de opleiding de laatste jaren een professionaliseringsslag gemaakt heeft. De opleiding hanteert streefdoelen op basis waarvan zij de kwaliteit van het onderwijs evalueert door ondermeer de tevredenheid van betrokkenen te meten. Hiervoor maakt de opleiding gebruik van diverse evaluatiemethoden (enquêtes en gesprekken). Alle relevante partijen worden actief betrokken bij de kwaliteitsbewaking van de opleiding. Resultaten De gerealiseerde eindkwalificaties van de afgestudeerden zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua hbo-niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het werkveld is positief over de kwaliteit en het niveau van de afgestudeerden. De opleiding monitort met regelmaat de kwantitatieve resultaten en zet rendementsbevorderende maatregelen, zoals studieloopbaancoaching en bijspijkerlessen, in om het onderwijsrendement in positieve zin te beïnvloeden. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier van Hogeschool Rotterdam aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
5/62
6/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
1
Basisgegevens
2
Beoordeling 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3
11 Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
9
11 15 28 32 35 40
43 Deskundigheden auditteam Onafhankelijkheidsverklaring auditteam Bezoekprogramma Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties Curriculumschema
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
45 49 53 55 57 59
7/62
8/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. Naam instelling
Hogeschool Rotterdam
2. Status instelling
Bekostigd
3. Naam opleiding in CROHO
Maritiem Officier
4. 5. 6. 7.
34384 Hbo-bachelor 240 Maritiem Officier Nautical Officer (naar verwachting per september 2011) Marine Engineer (naar verwachting per september 2011)
Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en)
8. Locatie 9. Code of conduct
10. Variant(en) 11. Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
Rotterdam De Hogeschool Rotterdam heeft de Code of Conduct getekend. Voltijd De opleiding leidt op tot de Bachelor of Maritime Operations. In de toekomst (naar verwachting per september 2011) wil de opleiding de monovariant weer aanbieden voor de hbostudenten die op het mbo gangbaar is. Hier worden studenten opgeleid tot scheepswerktuigkundige of tot stuurman. De huidige opleiding leidt op tot Maritiem Officier die, naast stuurman, ook scheepswerktuigkundige is (“geïntegreerd” Maritiem Officier). Een afgestudeerd Maritiem Officier is in het bezit van een vaarbevoegdheid maritiem officier alle schepen afgegeven door de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Voor de reguliere opleiding geldt dat de eerste twee jaar voor alle specialisaties gelijk is. Via de minor, afstuderen en tweede stage kan de student zich na de eerste stage specialiseren. Een Maritiem Officier is een operationeel ingenieur. Hij houdt zich primair bezig met de bedrijfsvoering van een niet-militair vaartuig in alle rangen en functies. De opleiding is primair gericht op de beroepsuitoefening aan boord van een (zee)schip. Inhoud en niveau van het werk zijn zodanig, dat de bachelor of Maritieme Operations door de opgedane ervaring op schepen gedurende of na een varende periode ook aan de wal hoogwaardige functies kan vervullen.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
9/62
De Maritiem Officier kan de taken aan boord uitvoeren als officier van niet-militaire schepen in diverse bedrijfsvoeringen zoals: - containervaart, - droge-ladingvaart, - off-shore en survey industrie, - sleep- en bergingsdiensten, - zware-ladingtransport - olie-, chemicaliën-, gasvervoer - passagiersvaart, - zeegaande baggerschepen, - high-speed-craft, - roro-vaart, - koel- en vriesschepen. 13. Plaats opleiding in organisatie-structuur hogeschool
De opleiding tot Maritiem Officier is een samenwerkingverband tussen de Hogeschool Rotterdam (HR) en de STC-Group. De Hogeschool Rotterdam is licentiehouder. De opleiding valt administratief onder het Instituut Bouw en Bedrijfskunde (IBB) van de HR. De opleiding Maritiem Officier wordt uitgevoerd door de STC-Group. Deze samenwerking vindt plaats onder de merknaam Hogeschool voor de Zeevaart Rotterdam (HvdZ-R). De directie wordt gevormd door een stuurgroep waarin de beide CvB voorzitters van beide organisaties, de afdelingsdirecteur van IBB en de afdelingsdirecteur van de HvdZ-R zitting hebben. De dagelijkse uitvoering en management van de opleiding is in handen van de afdelingsdirecteur van de HvdZ-R.
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
2004 15 maart 2005 De opleiding heeft in 2005 een nieuw pand betrokken en is daarmee volledig geïntegreerd binnen de STC-Group. Hiermee zijn alle noodzakelijke voorzieningen aanwezig. Er is een nieuwe competentiegericht curriculum ingevoerd waarin ook het afstuderen (aan de wal) is ingevoerd. Vanwege de bijzondere samenwerking is een nieuw kwaliteitsbeleid ingevoerd. De stagebegeleiding is sterk verbeterd. Het aantal studenten is in de afgelopen jaren verdubbeld en daarmee ook het personeelsbestand. Door de samenwerking met de STC-Group zijn er veel docenten met maritieme kennis beschikbaar. Via het beroepsprofiel is het weer mogelijk gemaakt dat studenten mono-disciplinair kunnen uitstromen. Zie bijlage 6
16. Schema opbouw programma
10/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Goed Goed Excellent Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier van Hogeschool Rotterdam aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
11/62
Bevindingen • De opleiding heeft, in samenwerking met de andere landelijke opleidingen tot Maritiem Officier (Marof) en relevante partijen uit het landelijke werkveld, een beroepsprofiel uitgewerkt waarin uitgangspunten en het beroepsbeeld voor de hbo-bacheloropleiding Marof staan beschreven (Beroepsprofiel Maritiem Officier, 2009). • Partners met wie het beroepsprofiel is afgestemd zijn de Koninklijke Vereniging Nederlandse Reders (KVNR), Nautilus (de vakbond voor werknemers in de maritieme sector) en de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken (VBKO). • De eindkwalificaties van de opleiding zijn gebaseerd op het internationale beroepsprofiel en de daarbij behorende eindtermen (zie bijlage 5). Deze internationale eisen staan vermeld in het STCW-95 verdrag. Het STCW-95 is gepubliceerd door de International Maritime Organization (IMO) en bestaat uit: - International Convention on Standards of Training, Certification and Watchkeeping for Seafarers, 1978, as amended in 1995 (STCW Convention); - Seafarer’s Training, Certification and Watchkeeping Code (STCW Code). • Het STCW beschrijft 24 competenties. De opleiding heeft op basis hiervan twaalf competenties afgeleid die samen het competentieprofiel Marof Rotterdam vormen. Van het competentieprofiel is een competentiematrix uitgewerkt die als basis dient voor de curriculumkalenders (eerste tot en met vierde leerjaar). • Circa vier keer per jaar vindt clusteroverleg plaats tussen de hbo-Marof-opleidingen. • Twee tot drie keer per jaar vindt overleg plaats tussen de maritieme opleidingen, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de Koninklijke Marine en de sociale partners in het zogeheten Breed Maritiem Overleg (BMO; zie ook facet 1.3). Uit notulen van het BMO blijkt dat met het werkveld gericht overleg plaatsvindt over bijvoorbeeld het curriculum, de simulatortraining, vervanging van de stagetijd, veiligheid, herzieningen van het STCWverdrag, actuele ontwikkelingen in de zeevaart, monodisciplinair onderwijs en de instroom tot de opleidingen. • De Marof-opleiding heeft regulier overleg met verschillende partijen om tot afstemming en overeenstemming te komen over de aansluiting tussen de eisen uit de beroepspraktijk en de eindkwalificaties van de opleiding. • De beroepenveldcommissie komt minimaal twee keer per jaar bij elkaar en kent een aantal vaste agendapunten waaronder de aansluiting tussen de praktijk en de opleiding. • De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) organiseert ten minste één keer per jaar een overleg over ontwikkelingen rondom het STCW-verdrag. Aan dit overleg nemen deel de KVNR, Nautilus International, NVKK, V&W, Vereniging van Waterbouwers, Trainingsinstituten, hbo-opleidingen en de mbo-Marof-opleidingen. • Het hbo cluster (vier Nederlandse hbo-zeevaartscholen en de marine) nodigt minimaal één keer per jaar de KVNR, DGLM, Nautilus, en Vereniging van Waterbouwers uit over de afstemming. • Daarnaast is er informeel overleg met alumni, gastsprekers en betrokkenen bij excursies, stages, et cetera. Door deelname van docenten aan symposia en scholingen worden ontwikkelingen in het beroepenveld en de afzonderlijke disciplines meegenomen. • Aansluiting bij internationale ontwikkelingen wordt met name door de contacten van verschillende onderdelen van de STC-Group ingegeven.
12/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
Afgestudeerden kunnen met het getuigschrift van de opleiding een vaarbevoegdheidsbewijs verkrijgen bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). De opleiding garandeert het aantal vaardagen dat daarvoor nodig is.
Overwegingen De opleiding heeft eindkwalificaties gedefinieerd in twaalf kerncompetenties (zie bijlage 5). De eindkwalificaties sluiten aan bij de internationale uitgangspunten, zoals beschreven in het STCW-95 en bij nationale uitgangspunten, zoals deze voor nautische hbo-opleiding zijn vastgelegd in het Beroepsprofiel Maritiem Officier, 2009. De opleiding stemt regelmatig af met relevante partners in het nationale en internationale veld over de actualiteit en relevantie van de eindkwalificaties en past de eindkwalificaties waar nodig aan. Het programma biedt de garantie dat afgestudeerden met het getuigschrift van de opleiding het vaarbevoegdheidsbewijs van V&W ontvangen. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • De opleiding hanteert de concretisering van de Dublin descriptoren die de hogeschool voor al haar bachelor- en masteropleidingen heeft geformuleerd (Kwalificaties van de hbo-bachelor resp. de hbo-master; november 2003). • Het hbo-niveau wordt gewaarborgd door curriculumonderdelen (waarin de student de competenties ontwikkelt) te koppelen aan de Dublin Descriptoren. Per module is aangegeven aan welke descriptor die module een bijdrage levert (zie ook de competentiematrix in bijlage 5). Deze matrix laat zien dat er twaalf competenties ontwikkeld worden gedurende de vier jaar die bijdragen aan de Dublin Descriptoren. De Dublin Descriptor kennis en inzicht komt in alle competenties aan bod. Dublin Descriptor 5 (Leervaardigheden) wordt ontwikkeld in het vierde jaar via de module strategisch management. • De curriculumschema’s vormen de onderleggers voor de opbouw van het hbo-Marofcurriculum. Overwegingen Het auditteam beoordeelt de wijze waarop de eindkwalificaties aansluiten bij de Dublin descriptoren en de wijze waarop deze zijn geoperationaliseerd in de twaalf competenties in curriculumschema’s als goed.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
13/62
Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • Uitgangspunten die het werkveld stelt aan de hbo-bacheloropleiding Marof zijn beschreven in het beroepsprofiel Maritiem Officier (2009). Het beroepsprofiel geeft de eisen aan die het werkveld stelt aan de pas afgestudeerde hbo-Marof en schetst de eisen van een Marof met vijf jaar werkervaring. De afgestudeerde Marof moet de volgende kerntaken kunnen uitvoeren: 1. voeren van een veilige navigatie 2. zorgen voor een veilige belading van het schip 3. beheren van het technisch bedrijf 4. plegen van stelselmatig en preventief onderhoud 5. handelend optreden bij het bestrijden van calamiteiten 6. zorgen voor een goede bedrijfsvoering van het schip • Het STCW beschrijft functies op drie niveaus: Support level, Operational level and Management level. De opleiding gaat uit van de gedefinieerde uitgangspunten op Management level. Het beroepsprofiel volgt de internationale eisen vanuit het STCW. • De opleiding leidt op tot de Bachelor of Maritime Operations met als uitstroomprofiel Maritiem Officier. Voor dit uitstroomprofiel is een curriculumschema beschreven (zie ook facet 1.2). Dit uitstroomprofiel sluit aan op het landelijke beroepsprofiel, dat een beroepsgerichte functie specificeert die omvat: - de essentie en centrale activiteiten van het beroep; - de taken en handelingen die als regel voorkomen bij de beroepsbeoefening; - de mate van complexiteit, communicatie, verantwoordelijkheden en persoonlijke betrokkenheid die samenhangen met uitoefening van het beroep. • Het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel zijn in samenspraak met het internationale beroepenveld en het landelijke BMO vastgesteld. Uit schriftelijke verklaringen blijkt dat de Koninklijke Vereniging Nederlandse Reders (KVNR), de Vereniging van Waterbouwers (voorheen VBKO), Nautilus (Nederlands-Engelse vakbond van zeevarenden) goedkeuring hebben verleend aan het beroepsprofiel. • Zoals blijkt uit de notulen van de beroepenveldcommissie beschikt de opleiding over een beroepenveldcommissie die de opleiding van feedback voorziet over de actualiteit, relevantie en het niveau van de opleidingsinhoud en doelstellingen. • Daarnaast neemt de opleiding deel aan het project (of de projecten) waarbinnen samenwerking met relevante partijen uit het beroepenveld binnen Rotterdam plaatsvindt.
14/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Overwegingen De eindkwalificaties van de opleiding zijn ontleend aan internationale uitgangspunten en in samenspraak met het relevante (internationale) partners in het beroepenveld opgesteld. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van een hbo-Maritiem Officier. Op grond van de bestudeerde documentatie en de gevoerde gesprekken constateert het auditteam dat de opleiding verschillende relevante partijen in het werkveld raadpleegt om de beoogde eindkwalificaties aan te toetsen op actualiteit en relevantie. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen van de opleiding Alle facetten zijn met een goed beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ positief.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • Met de aanpak volgens het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM, zie ook facet 2.7) is er een kader voor een kennisgerichte benadering van het onderwijs, gekoppeld aan een gerichte betrokkenheid van en op de beroepspraktijk waartoe de studie opleidt. Vanaf het begin van de studie leren de studenten om vraagstukken aan te pakken die ze in hun beroepspraktijk tegenkomen. Het betreft zoveel mogelijk echte vraagstukken met een echte opdrachtgever die met teams van studenten worden opgelost. • De kennisbasis van de opleiding is beschreven in de Body of Knowledge en Skills (BOKS). Binnen de kennisgestuurde leerlijn dient de BOKS als uitgangspunt voor de te ontwikkelen kenniselementen. • Bij de modules wordt gebruik gemaakt van Nederlands- en Engelstalige literatuur. De opleiding werkt met een boeken- en dictatenlijst met relevante titels, aangevuld met readers en actuele artikelen. Het auditteam is van mening dat de gebruikte literatuur en bronnen passend zijn bij de leerstof en van het gewenste niveau. Wel maakt zij de kanttekening dat een aantal boeken gedateerd is. • Naast de verplichte en aanbevolen literatuur maakt de opleiding steeds meer gebruik van het Internet. In minoren, projecten en bij het afstuderen worden studenten gestimuleerd
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
15/62
•
•
•
•
•
•
•
•
zelfstandig kennis te vergaren en te verwerken en te delen met andere studenten. Studenten dragen bijvoorbeeld bij het Maritime Symposium de eigen kennis uit aan hun medestudenten evenals bij de onderzoeksverdediging van de tweede stage. Het Record Book dat voor de eerste stage gebruikt wordt, is een vertaling van de eisen uit het internationale record book van de International Shipping Federation (ISF) aangevuld met Nederlandse eisen (vanuit IVW) en aangevuld met onderzoeksopdrachten vanuit de Marof-opleiding. Er is geen eenduidig beleid op het gebied van het Record Book: de vier Marof-opleidingen geven hier ieder een eigen invulling aan. De opleiding stelt dat kennisontwikkeling ook tot stand komt in de praktijk. In de eerste plaats door opdrachten uit te voeren in de praktijk tijdens stages en afstuderen, en in (nagebootste) praktijksituaties op simulatoren, oefenschepen en practica. In de tweede plaats door te werken aan opdrachten uit de praktijk. De studenten voeren opdrachten uit voor bedrijven in het kader van projecten, minoren en het afstuderen. Toegepast onderzoek komt aan bod in het vierde jaar. Dit jaar start met het afstuderen en wordt gevolgd door de tweede stage. In beide onderdelen voeren studenten toegepast onderzoek uit. Het genereren van nieuwe kennis voor de student, voor de branche en/of voor de opleiding staat voorop in dit afstudeeronderzoek. Een afstudeeronderzoek voor Marof is sinds 2008-2009 onderdeel van het curriculum. De tweede stage is deels gericht op het voeren van een eigen onderzoek dat kan voortvloeien uit de minor of afstudeeropdracht, maar ook een nieuw onderwerp naar keuze kan zijn. De studenten komen tijdens hun opleiding op diverse momenten in contact met het beroepenveld, bijvoorbeeld tijdens de stages en de vaarprojecten. Ook zijn er bezoeken aan schepen in de haven, gastsprekers uit het beroepenveld en tweemaal per jaar wordt een Engelstalig symposium georganiseerd. De opleiding zorgt er voor dat actuele ontwikkelingen binnen het maritieme cluster, specifiek in de zeevaart, een plek krijgen binnen het studieprogramma. Verandering in wetgeving vormt daarbij een continu aandachtspunt. In sommige gevallen wordt het programma al aangepast vooruitlopend op een wetswijziging, zoals bij safety & security. De opleiding houdt ook de ontwikkelingen in de beroepspraktijk bij door zitting te hebben in het landelijke Standards of Training and Watchkeeping (STW) overleg dat vanuit IVW georganiseerd wordt, het landelijk hbo-clusteroverleg, het Breed Maritiem Overleg en via symposia, die onder andere door de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij en Nautilus International georganiseerd worden. Door de vele contacten met het werkveld, andere (internationale) zeevaartscholen, het BMO, de adviezen van de beroepenveldcommissie en door de constante veranderingen binnen het werkgebied worden cursussen en/of lesmateriaal jaarlijks geactualiseerd. Uit de studenttevredenheidsonderzoeken blijkt dat studenten vinden dat de opleiding voldoende gericht is op de beroepspraktijk en ook voldoende aansluit bij actuele ontwikkelingen. Daarnaast waarderen de alumni de opleiding positief als het gaat om de koppeling met beroepspraktijk en kennisontwikkeling.
16/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Overwegingen Kennisontwikkeling vindt plaats via literatuur en aan de beroepspraktijk ontleend materiaal. Daarbij maakt de opleiding zoveel mogelijk gebruik van relevante, actuele en internationale bronnen. Op grond van de materiaalstudie en de gevoerde gesprekken beoordeelt het auditteam de mate waarin het programma de actuele beroepspraktijk waarvoor zij opleidt reflecteert als goed. Door een grote betrokkenheid van het beroepenveld waarborgt de opleiding dat actuele ontwikkelingen van het vakgebied zijn ingebed in het programma. Het organiseren van het symposium, de inzet van gastsprekers, de input vanuit de beroepenveldcommissie en de participatie van de opleiding aan het BMO dragen hier aan bij. Via aan de beroepspraktijk ontleende projectmatige opdrachten waarborgt het curriculum dat studenten zich de gewenste beroepsvaardigheden eigen maken. Naast deelname aan projecten lopen zij stage in het derde jaar en voeren zij een afstudeerstage en afstudeeronderzoek uit het in het vierde jaar, beide in het werkveld. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • Studenten ontwikkelen de eindcompetenties op vijf verschillende inhoudelijke domeinen die samenhangen met de kerntaken van een Maritiem Officier (zie facet 1.1). Dit zijn Navigatie, Technische systemen, Beladingstechnologie, Calamiteiten beheersing en Management & Bedrijfsvoering. Gedurende vier jaar ontwikkelen studenten competenties op deze domeinen op de volgende niveaus: operationeel uitvoerend, leidinggevend, tactisch management en strategisch management. De opleiding heeft een zodanig curriculum ontworpen dat studenten deze competenties (deels) geïntegreerd kunnen ontwikkelen en op deze competenties getoetst kunnen worden. Het auditteam herkent dit in het curriculum. • Studenten kunnen een eigen accent aanbrengen in hun profiel via keuzemogelijkheden en verschillende soorten minoren binnen de studentgestuurde leerlijn. De keuzeruimte in het eerste studiejaar is bij voorrang gericht op ondersteuning van studenten, bijvoorbeeld doordat zij met achterstanden instromen. Voor zover een student de keuzeruimte niet voor dit doel nodig heeft, kan hij gebruik maken van het hogeschoolbrede keuzeonderwijs.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
17/62
•
•
•
• •
•
Het curriculum omvat een minor met een omvang van 30 EC. De student kan kiezen uit een reeks verbredende, verdiepende of doorstroomminoren die relevant zijn voor deze opleiding. Het werken aan concrete vraagstukken uit de beroepspraktijk is centraal in het minorprogramma. Ook verdiept de student zich in nieuwe conceptuele kaders. De gekozen minor geeft de opleiding van studenten een extra inhoudelijke eindkwalificatie. In 2004 is de competentiematrix geformuleerd op basis van de twaalf competenties (zie ook facet 1.1). De modules die de opleiding aanbiedt, hebben allen een plaats in de competentiematrix. Voor alle modulen is in de modulehandleiding aangegeven aan de ontwikkelingen van welke competentie(s) zij een bijdrage leveren. Uit de materiaalbestudering blijkt dat de verschillende modulehandleidingen aangeven aan welke competenties de betreffende module bijdraagt. Hier wordt meer gedetailleerd vermeld welke leerdoelen gesteld zijn. De modulebeschrijvingen zijn toegankelijk via N@tschool, de digitale leeromgeving van de opleiding. Uit de gevoerde gesprekken met studenten is af te leiden dat de studenten goed op de hoogte zijn van de competenties waaraan zij werken tijdens een module. De opleiding biedt studenten de mogelijkheid om voor zes EC aan bijspijker- of keuzeonderwijs te volgen. Op basis van de instaptoetsen wordt bepaald of een student behoefte heeft aan het bijspijkeren van zijn kennis. Er zijn bijspijkermodules op het gebied van wiskunde, natuurkunde en taalbeheersing. Indien bijspijkeren niet nodig is, kan de student kiezen uit het hogeschoolbrede keuzemodulen pakket, de opleiding biedt drie keuzemodules aan: navigeren met sterren, binnenvaartkunde en dynamiek in de Rotterdamse haven. De opleiding maakt intensief gebruik van een studieloopbaancoachingtraject. Studenten krijgen hier gedurende hun studie enkele studiepunten voor (jaar een en twee: drie EC, jaar drie: twee EC en jaar vier: een EC). Tijdens deze bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan reflectie, het samenstellen en gebruiken van persoonlijke ontwikkelingsplannen en persoonlijke activiteitenplannen. Gedurende het hele traject heeft iedere student een studieloopbaancoach.
Overwegingen Op basis van de bestudeerde documentatie en de gevoerde gesprekken constateert het auditteam dat het programma een goede concretisering van de beoogde eindkwalificaties is qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De Competentiematrix voor de vijf Dublin descriptoren getuigt hiervan. De modulebeschrijvingen laten daarbij zien dat eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in deeltaken (leerdoelen) voor onderdelen van het programma. Deze uitwerking herkent het auditteam in het studiemateriaal. Studenten geven aan dat het voor hen duidelijk is waarvoor cursussen dienen. Het auditteam constateert dat de inhoud van het programma studenten de mogelijkheden biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
18/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Het programma van de opleiding is vormgegeven volgens het ROM, waarin drie leerlijnen zijn te onderscheiden: 1. kennisgestuurd: deze lijn legt een fundament van kennis en vaardigheden. 2. praktijkgestuurd: in deze lijn leren studenten vraagstukken uit hun toekomstige beroepspraktijk aan te pakken in een (authentieke) relevante praktijksetting. 3. studentgestuurd: in deze lijn staat de individuele student centraal, waarbij de studenten begeleid worden vanuit studieloopbaancoaching. Iedere student krijgt in het keuzeonderwijs en de minor de ruimte om accenten in het eigen programma aan te brengen. • Binnen de praktijkgestuurde leerlijn ontwikkelen studenten de eindcompetenties die ten grondslag liggen aan het programma. Naarmate het programma vordert, neemt de omvang en complexiteit van de opdrachten binnen deze leerlijn toe. De opbouw binnen deze leerlijn draagt concreet bij aan de verticale samenhang in het programma. Deze verticale samenhang is mede te ontlenen uit het feit dat de mate van zelfsturing bij studenten toeneemt, naarmate het programma vordert. • Binnen de drie leerlijnen wordt het onderwijs in onderlinge samenhang aangeboden. Onderwijseenheden binnen de praktijkgestuurde leerlijn worden ondersteund door modulen vanuit de kennis gestuurde leerlijn. Binnen de student gestuurde leerlijn komt ‘alles samen’. Deze leerlijn maakt de mate waarin sprake is van horizontale samenhang tussen de leerlijnen expliciet. • Het theorie- en praktijkonderwijs binnen de kennis- en praktijkleerlijnen zijn op elkaar afgestemd, gericht op een optimale ontwikkeling van de beoogde competenties. Binnen de praktijkleerlijn werken studenten aan praktijkopdrachten waarin zij verworven kennis toepassen in de praktijk. • Ieder domein (Navigatie, Technische systemen, Beladingstechnologie, Calamiteiten beheersing en Management & Bedrijfsvoering) heeft een leerlijn die in het eerste jaar begint en in het vierde jaar eindigt. Binnen deze leerlijnen wordt de relatie tussen modulen bepaald op basis van opbouw van kennis en het bewust herhalen van kennis op de juiste plaats in het programma. • Integrale workshops bij aanvang van de eerste drie perioden van het eerste jaar geven voor de studenten de samenhang van de modules aan die in die periode aan de orde komen (horizontale samenhang). Door deze integrale workshops krijgen de eerstejaars studenten een beeld van de beroepspraktijk en de relevantie van de vakken die ze in de betreffende periodes krijgen. In de latere jaren hebben ook de projecten deze functie, onderwerpen uit verschillende domeinen komen terug in de projecten en de studenten dienen de kennis te integreren bij de aanpak van de projectopdracht. • De student kan zelf kiezen welke relatie de minor, afstuderen en stage tot elkaar hebben (i.e. wel of geen inhoudelijke en/of organisatorische koppeling). De keuze hiervan wordt niet ter goedkeuring aan de examencommissie voorgelegd.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
19/62
•
•
• • •
In het programma wordt het geleerde op verschillende momenten toegepast in de praktijk. Dit gebeurt door middel van excursies, projecten, stage en afstuderen. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat zij de wijze waarop de opleiding de praktijk integreert in de opleiding positief waardeert. In het STCW-verdrag is de omvang en de inhoud van de praktijkstage grotendeel wettelijk vastgelegd. De eerste stage vindt plaats in het derde jaar. De student heeft dan de noodzakelijke kennis, vaardigheden en houding om op stage te gaan. De instelling heeft een domeinbeheerdersoverleg dat de inhoud en daarmee de samenhang van het curriculum bewaakt. Iedere module wordt aan het eind geëvalueerd door studenten. De uitkomsten van deze evaluatie komen aan bod in het studentenoverleg. In de HBO-Monitor 2009 waarderen studenten de opleiding positief op “inhoudelijke samenhang”.
Overwegingen Op basis van de bestudeerde documentatie en de gevoerde gesprekken is het auditteam van oordeel dat het programma getuigt van een goede inhoudelijke samenhang. Het domeinbeheerdersoverleg bewaakt de samenhang van het programma en de resultaten van de HBO-Monitor laten zien dat de studenten de samenhang van de opleiding waarderen. Ouderejaars studenten herkennen dat zij in het programma in aanraking komen met een steeds complexer wordende beroepscontext. Conclusie Op grond van de voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • De hogeschool heeft het minimum aantal contacturen per studiejaar vastgelegd. Daarnaast is de omvang van de geroosterde lesuren vanaf het studiejaar 2009-2010 vastgesteld op 50 minuten (voorheen 40 minuten). De Marof-opleiding kent sinds 2005 al lesuren van 50 minuten. Voor voltijdopleidingen is het aantal contacturen vanaf september bepaald op 580, 580, 310, 280 voor respectievelijk het eerste, tweede, derde en vierde studiejaar. Dit aantal uren heeft betrekking op een gemiddelde over een heel cursusjaar. Daarbij worden alle aantoonbaar begeleide contactmomenten meegerekend, zoals de stagebegeleiding. De opleiding sluit aan bij de richtlijnen van de hogeschool voor het versterken van de studeerbaarheid. • Het programma van de opleiding is verdeeld over vier jaar waarbij ieder studiejaar een omvang kent van 60 EC. Een studiejaar gaat uit van twee semesters waarbij per semester twee onderwijsperiodes zijn. In iedere onderwijsperiode worden meerdere modules aangeboden.
20/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
•
•
•
•
•
• •
•
•
Het instituut heeft normen voor studeerbaarheid vastgelegd in het Onderwijs Examen Reglement dat voor iedere opleiding van toepassing is. Deze normen bevatten onder andere richtlijnen voor het aantal studiepunten per onderwijsperiode en zijn tevens opgenomen in de Opleidingsgids van de opleiding. De opleiding gaat uit van 24 contacturen per week in het eerste en het tweede jaar. Voor het derde jaar gaat de opleiding uit van 18 contacturen en voor het vierde jaar gelden 10 contacturen per week. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat zij zeker in de eerste twee jaar van hun opleiding meer dan 30 uur besteden aan hun studie. De studieleiding doet structureel onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren. Daarbij wordt ook onderzocht in hoeverre de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. In 2010 wordt de studielast door studenten gewaardeerd met een voldoende (Nationale Studenten Enquête). De opleiding heeft verschillende regels en drempels om de studievoortgang te stimuleren. De opleiding hanteert een bindend studieadvies (BSA). Dit houdt in dat een student in het eerste studiejaar tenminste 37 EC moet behalen om de studie te mogen voortzetten, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Daarnaast dient de student na twee studiejaren zijn propedeuse te hebben behaald (Examenregeling cohort 2010). De opleiding hanteert voorwaarden voordat de student op stage mag gaan. Een student mag in zijn derde jaar aan zijn eerste stage beginnen wanneer: a) 45 of meer studiepunten zijn behaald in het eerste jaar van de hoofdfase; b) cursus BRP05 met het cijfer groter of gelijk aan 5,5 is afgesloten; c) in het domein calamiteitenbeheersing alleen cijfers groter of gelijk aan 5,5 voorkomen; d) de module MCA en de onderliggende deeltoetsen met het cijfer groter of gelijk aan 6,0 zijn afgesloten in verband met wettelijke eisen. In het toetsplan zijn termijnen opgenomen voor de bekendmaking van tentamencijfers (tien werkdagen) en de globale toets- en lesroosters. In het gesprek met het auditteam geven studenten aan dat in het verleden de communicatie over roosterwijzigingen voor verbetering vatbaar was maar nu zijn de roosters en de communicatie hieromtrent aanzienlijk verbeterd. Studieresultaten worden bekend gemaakt via Osiris. Cijfers zijn na invoering voor studenten toegankelijk. Iedere student beschikt over een studieloopbaancoach en een stagecoördinator die begeleiding bieden voor een evenwichtige studieplanning (zie ook facet 4.2). Indien resultaten daartoe aanleiding vormen, worden er in samenspraak met de studieloopbaancoach maatregelen genomen, zoals een doorverwijzing naar de decaan of het Steunpunt Studeren met Beperking. De studenten die opdrachten vanaf hun stageschip naar de opleiding sturen, stuiten vaak op problemen (geen internet of geen bijlagen kunnen versturen). Dit belemmert de communicatie. De opleiding en ook het beroepenveld hebben hier nog geen structurele oplossing voor. De onderwijsexamencommissie buigt zich over studeerbaarheid, als studenten bijvoorbeeld klagen over de zwaarte van een toets of over het feit dat een hertoets te snel volgt op een voorgaande toets.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
21/62
•
Analyse van de studenten met een BSA in het tweede jaar heeft voor aanvullende acties gezorgd. Het bleek dat studenten vertraging opliepen wanneer zij meerdere modulen uit verschillende jaren moesten herkansen. Hierop heeft de examencommissie het examenreglement aangepast waarin beschreven staat dat eerstejaars modulen voorrang hebben op tweedejaars modulen.
Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat de opleiding een studeerbaar programma heeft uitgewerkt. Zo is de studielast evenwichtig verdeeld conform de kaders die hiervoor gelden en wordt de studiebelasting evenals de ervaren studielast gemeten en geëvalueerd via studentenquêtes en het domeinbeheerdersoverleg. Struikelvakken zijn erkend en de opleiding biedt bijspijkerlessen voor deze vakken aan (zie facet 2.5). Ook gelden er drempels in het programma en is er een systeem van studentbegeleiding. Beide zijn gericht op het stimuleren van de gewenste studievoortgang. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • De hogeschool streeft ernaar dat haar studentenpopulatie een afspiegeling is van de omgeving en dat de hogeschool aansluit bij de culturele diversiteit in Rotterdam. Aspirant-studenten met een allochtone achtergrond krijgen daarom extra aandacht bij de instroom. • In de eerste twee studiejaren van het programma is tien EC gereserveerd voor keuze- en bijspijkeronderwijs. Dit is bedoeld om studenten in staat te stellen eventuele achterstanden in hun beginsituatie in te lopen. Wanneer dat niet nodig is, kunnen studenten deze EC naar eigen wens invullen op basis van een aanbod van de hogeschool. • In het Onderwijs- en Examenreglement zijn de regels en procedures beschreven voor studenten die deficiënties in hun vooropleiding hebben of aanspraak kunnen maken op vrijstellingen (zoals mbo’ers met een niet verwante opleiding). Door de samenwerking tussen de STC-Group en de HR is er nu een volledige verticale leerweg mogelijk, van vmbo naar mbo, naar hbo bachelor naar een masteropleiding van de STC-Group (Master Shipping & Transport). De toelatingseisen voor de hbo-opleiding zijn: - havo: profiel natuur en techniek; - havo: profiel natuur en gezondheid; - vwo: profiel natuur en techniek;
22/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
•
• •
•
- vwo: profiel natuur en gezondheid; - vwo: profiel economie en maatschappij met natuurkunde; - vwo: profiel cultuur en maatschappij met wiskunde A1, 2 en natuurkunde 1; - mbo: niveau 4. In het eerste jaar zijn er bijspijkervakken voor wiskunde, natuurkunde en taalbeheersing. In overleg met de studieloopbaancoach wordt, op basis van de uitkomsten van de startmeter en de resultaten van de intredetoetsen, vastgesteld of het nodig is bij te spijkeren op het gebied van wiskunde, natuurkunde of taalbeheersing om op gewenst niveau te komen. Voor studenten met een verwante mbo-opleiding zijn versnelde (verkorte) trajecten ontwikkeld. Zij worden vrijgesteld voor een deel van het curriculum en hebben een traject met een duur van 2,5 jaar en 240 EC (waarvan 90 vrijgesteld). De vrijstellingen zijn onder andere de eerste en tweede stage en modules uit het eerste jaar. Afhankelijk van hun opleiding kent de examencommissie vrijstellingen toe aan studenten met een hbo-diploma. De exacte vakken zijn de struikelvakken bij de instroom uit met name het mbo. In het laatste jaar van de mbo-Marof van de STC-Group wordt extra wiskunde en natuurkunde aangeboden voor studenten die willen doorstromen naar het hbo. Niet-verwante instroom krijgt bijles op het hbo. De studenten ervaren een goede aansluiting bij hun vooropleiding en waarderen dit positief in de Nationale Studenten Enquête (2010).
Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat het programma qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten met een havo-, vwo- en mbo-diploma. De instroomeisen en richtlijnen, en uitgangspunten voor vrijstellingen zijn vastgelegd in de Onderwijs Examen Reglement. Om de aansluiting te bevorderen biedt de opleiding (al dan niet in aansluiting op hogeschoolbrede activiteiten) verschillende passende maatregelen om aansluiting te optimaliseren, zoals een deficiëntieprogramma (passend bij de doelgroep). Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/European credit points. Bevindingen • In totaal worden in het gehele curriculum 240 EC aangeboden, waarvan 60 EC in de propedeuse. Voor mbo-verkort zijn dit 180 EC waarvan 30 in de propedeuse. De wijze waarop de EC zijn verdeeld over de studiejaren is beschreven in de Hogeschoolgids.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
23/62
•
Curriculumtabellen per leerjaar laten zien hoe het opleidingsprogramma is opgebouwd uit modules, minoren (acht EC per stuk), projecten (twee EC), vrije keuzemodulen en studieloopbaancoaching.
Overweging Op basis van de documentstudie stelt het auditteam vast dat de opleiding voldoet aan de formele eisen voor de omvang van het curriculum. Conclusie Op grond van voorgaande overweging komt het auditteam tot het oordeel voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • Het Rotterdams OnderwijsModel is richtinggevend voor de ontwikkeling (zie 2.3) en uitvoering van het onderwijs. Binnen het ROM heeft de beroepspraktijk een centrale plaats in de opleiding, evenals een resultaatgerichte probleemaanpak, een stevige basis voor kennisontwikkeling, gerichtheid op de diversiteit in de studentenpopulatie en de mogelijkheid tot opleidingsoverstijgende samenwerking van studenten. • Binnen de leerlijnen in het ROM hanteert de opleiding relevante werkvormen waarmee op een gewenste manier de vereiste competenties kunnen worden verworven. Werkvormen zijn gevarieerd en sluiten aan op de module-inhoud, de opleidingsvariant en de studiefase. Er is daarbij een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten in het verloop van de opleiding. Studenten kunnen zelf kiezen welke keuzevakken, minoren, stage of afstudeeropdrachten zij kiezen en hoe dit aansluit met eerdere modules (zie ook facet 2.3). • De opleiding maakt gebruik van ICT om het onderwijs optimaal vorm te geven en om bijvoorbeeld plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk te maken. De hogeschool maakt gebruik van de elektronische leeromgeving N@tschool. Daarbinnen hebben studenten ruimte voor hun digitaal portfolio waarbinnen zij hun geproduceerde studiematerialen kunnen verzamelen. • Om de ROM visie praktisch te kunnen vertalen naar het onderwijsprogramma heeft de Marof opleiding een aantal richtlijnen geformuleerd voor het ontwerp en de inrichting van het onderwijs: - Het gehele programma wordt gestuurd door de beroepspraktijk: studenten ervaren dat leren situatie- en inhoudsgebonden is en leren te begrijpen wat ze met de kennis wel en niet kunnen doen. Het credo is dan ook: ik doe en ik begrijp. - Een aanzienlijk deel van het onderwijs wordt direct gestuurd door vraagstukken die kenmerkend zijn voor de (internationale) beroepspraktijk. In lijn hiermee oefent de student veel en vaak op simulatoren, oefenschepen en in practica. In de projecten, de integrale workshops, de minoren, de stage en het afstudeeronderzoek werken
24/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
• •
• •
•
•
studenten aan opdrachten die voortkomen uit de praktijk of waar de student mogelijk in de praktijk mee te maken kan krijgen. De praktijk staat centraal binnen het onderwijs. De instelling streeft ernaar om studenten aan boord af te leveren met twee rechterhanden en een hoofd vol kennis. De opleiding is enerzijds gericht op het leren op deelterreinen, maar hecht daarbij anderzijds ook aan integratie van de verschillende disciplines. Integraal denken komt duidelijk aan de orde bij de competentietoetsen maar ook bij projecten en de competenties tactisch en strategisch management. De opleiding biedt diverse werkvormen aan die studenten moeten stimuleren om theorie en praktijk te verbinden. De opleiding heeft diverse simulatoren die de studenten in staat stelt om de geleerde theorie in de praktijk te zien en om vaardigheden te leren die nodig zijn om in specifieke beroepssituaties te handelen. De modulebeheerders bewaken en verbeteren de inhoud en werkvorm van de modulen op basis van evaluaties, analyse van het domeinbeheerdersoverleg en besprekingen met collega’s die de module ook geven. De resultaten van studentevaluaties en gevoerde gesprekken met studenten en alumni geven blijk van een positieve waardering van studenten voor de wijze waarop werkvormen passen bij de leerdoelen.
Overwegingen De ontwikkeling van de beoogde competenties vindt plaats via de ontwikkeling van beroepsproducten voor een (authentieke) beroepssituatie die de kern van het werk omvat. Het auditteam stelt vast dat de opleiding passende werkvormen inzet die gevarieerd zijn in aanbod en bijdragen aan het verwerven van de beoogde competenties en deeltaken. Daarbij wordt gedurende de opleiding steeds meer een beroep gedaan op het vermogen van studenten om zelfsturend te leren wat daardoor ook meer wordt ontwikkeld. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • In de hogeschoolnotitie Attractief en Intensief Onderwijs (2008) is er een aantal nieuwe kaders afgesproken voor de toetsing. Binnen een hogeschoolbreed project wordt beoogd de kwaliteit en efficiency van de toetsing op een hoger plan te brengen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de signalen vanuit de interne kwaliteitszorg dat binnen enkele opleidingen de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing verbeterd kan worden. Dit is onderwerp van gesprek in de managementgesprekken tussen het CvB en de instituutsleiding.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
25/62
•
•
•
•
•
•
• •
•
De hogeschool heeft in haar kwaliteitszorgkader streefdoelen opgenomen voor ‘toetsing’. Enkele daarvan zijn: - Een student wordt in staat gesteld zijn beoordeelde toets in te zien; hij kan een toelichting krijgen op de beoordeling. - Er zijn duidelijke beoordelingscriteria vastgelegd voor de verschillende stages, afgestemd op de geformuleerde stagedoelen. - De beoordeling van de stages gebeurt door de opleiding, met inbreng van de stageof werkbegeleider. - Voor elk onderdeel van het programma is vooraf bekend hoe de toetsing zal plaatsvinden. - De studieloopbaancoach bespreekt met de student diens studieresultaten en vergelijkt die met de beoogde competenties. Dit gebeurt aan de hand van het (digitaal) portfolio van de student. De opleiding heeft haar toetsbeleid beschreven in het document Toetsbeleid 2009-2014. Het toetsprogramma maakt inzichtelijk welke opleidingscompetenties waar in het curriculum getoetst worden. De instituutsdirectie en de studieleiding zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van de toetsen. De examencommissie van HvdZ-R ziet toe op een juiste naleving van de richtlijnen die gelden voor de uitvoering van toetsing, beoordeling en toekenning van studiepunten. De Marof kent een toetssysteem dat uitgaat van specifiek, integratief en cumulatief beoordelen en toetsen. Specifiek beoordelen en toetsen vindt plaats bij kennisgerichte modulen, bij vaardigheidstrainingen (bijv. Radarnavigator bij Operational Level) en practica. Docenten van de opleiding voeren het toetsbeleid uit. Zij ontwikkelen de toetsen, stellen criteria en normen vast binnen de regels van het instituut. Het auditteam stelt vast dat de gehanteerde criteria van de beoordeling zijn afgeleid van de leerdoelen. In de modulehandleiding staat de vorm van toetsing beschreven. Voor studiejaar 20092010 zijn de modulehandleidingen niet allemaal vastgesteld. Hier is een inhaalslag voor nodig in het schooljaar 2010-2011 volgens de opleiding, zoals beschreven in Toetsplan 2009-2011. De toetsen van een groot aantal vakken is verzameld in een toetsenbank. Hier kunnen studenten de toetsen van voorgaande jaren bekijken. De opleiding heeft geen beschikking over een toetsendatabase die de kwaliteit van de toetsen waarborgt. Zo kan het voorkomen dat studenten identieke vragen krijgen uit toetsen van eerdere leerjaren. Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoende variatie biedt in toetsvormen. Studie van verschillende documentatie laat zien dat de opleiding de volgende toetsvormen inzet in haar onderwijs, te weten: - schriftelijke tentamens, afgeleid van de behandelde stof tijdens hoor-, werk- of stcolleges; - opdrachten/verslagen; - mondelinge toetsingen, vaak een reflectie op een opdracht of een portfolio; - simulator-assessments;
26/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
-
•
•
•
•
•
•
vaardigheden en houdingen worden aan boord door de bemanning en de begeleidende docenten geobserveerd en door de docenten beoordeeld. De huidige mix van toetsvormen kost docenten veel tijd. In het schooljaar 2010-2011 onderzoekt de opleiding of zij slimmer kan toetsen. Hierbij denkt de opleiding onder andere aan multiple choice toetsen (voor kennistoetsen) en combitoetsen. Beoordeling van de stage vindt plaats via het zogenaamde Onboard Training Record Book, dit sluit aan op de internationale eisen. Tijdens de stage worden taken uitgevoerd, zoals de ankerprocedure en het organiseren van brandroloefeningen. Deze worden afgetekend door de stagementor aan boord. De student schrijft een stageverslag en krijgt opdrachten van de opleiding mee die hij moet uitvoeren. De opleiding toetst de beheersing van competenties aan de hand van assessments. De toets bestaat uit een nagebootste praktijksituatie waarin de student operationele taken dient uit te voeren (bijvoorbeeld in de machinekamer of in een simulator). Daarnaast worden ook leidinggevende competenties beoordeeld waarbij de student inhoudelijke en leidinggevende taken uitvoert op gebieden van techniek, belading en navigatie. Daarnaast worden vaardigheden op tactisch en strategisch niveau in assessments beoordeeld. Externe deskundigen vervullen een adviserende en begeleidende rol bij het toetsen van kennis en vaardigheden. Er is bijvoorbeeld altijd een externe deskundige bij het afstuderen van de student. Het auditteam constateert dat toetscriteria vooraf bekend zijn bij studenten. Zo blijkt tijdens de visitatie uit bestudeerde documentatie en uit het gevoerde gesprek met studenten. Ook constateert het auditteam dat de correctietermijn van toetsen en projecten tien werkdagen is en dat na iedere module een module-evaluatie plaatsvindt. Het auditteam heeft verschillende toetsen ingezien en beoordelingen bestudeerd. Op grond hiervan stelt het auditteam vast dat de opleiding een variatie van toetsvormen inzet die voor een groot deel aansluit bij de te toetsen lesstof. Het auditteam plaatst een kanttekening bij de mate waarop de opleiding het beoogde niveau per individuele student inzichtelijk maakt bij groepsopdrachten. Bij de opdrachten die het auditteam gezien heeft, hebben de studenten veelal hetzelfde cijfer gekregen. Tijdens het gesprek met de docenten is aan bod gekomen dat docenten er wel naar streven studenten afzonderlijk te beoordelen, maar dat studenten in de praktijk vaak een teamgenoot kiezen van gelijkwaardig niveau. Dit staat wat betreft het auditteam los van het feit dat de aandacht moet hebben voor het verantwoorden van individueel behaalde resultaten over de hele linie van de opleiding.
Overwegingen De opleiding heeft haar uitgangspunten voor toetsing en beoordeling gebaseerd op die van de hogeschool en helder verwoord in een eigen passend toetsbeleid. De wijze van toetsing en beoordeling sluit aan bij het onderwijsconcept dat ten grondslag ligt aan het curriculum. De examencommissie ziet formeel toe op een adequate uitvoering van de werkwijze rondom toetsing en examinering. De gehanteerde toetsvormen zijn in zekere mate gevarieerd en van voldoende niveau. Bij de beoordeling van opdrachten is een expert uit het werkveld betrokken. De wijze van beoordelen sluit voldoende aan op de toets(vorm). De mate waarin
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
27/62
individueel behaalde resultaten binnen groepsopdrachten worden verantwoord, behoeft de nodige aandacht. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • Het panel stelt op basis van de bestudeerde cv’s vast, dat de docenten beschikken over relevante en recente werkervaring in de beroepspraktijk. • De opleiding heeft in haar meerjarig strategisch personeelsplan, de inzet en scholing van personeel beschreven. • De docenten beschikken over voor de opleiding relevante en actuele praktijkkennis uit het maritieme cluster en houden dit bij door contacten met het werkveld te onderhouden, door actuele vakliteratuur bij te houden, door het begeleiden van projecten, stages en afstuderen, door het bijwonen van vakgeoriënteerde bijeenkomsten en door deelname aan onderzoek. • De opleiding biedt de mogelijkheid voor alle docenten om in de individuele scholingsafspraken extra scholing en ontwikkelingen in het maritieme cluster bij te houden in de vorm van (opfris)cursussen, bezoek aan symposia of vaarstages op te nemen. • Alumni zijn positief over de praktijkkennis van hun docenten. Uit de HBO-Monitor 2009 blijkt dat de praktijkkennis en -ervaring van docenten als goed wordt beoordeeld. • In het onderwijs wordt veelvuldig gebruik gemaakt van simulatoren. Om deze te mogen bedienen zijn, door het STCW voorgeschreven, persoonsgebonden certificaten nodig. Docenten van de opleiding (in dienst van STC) beschikken over de benodigde certificaten die mede onder toezicht van de IVW staan. Overwegingen Op basis van de bestudeerde cv’s en de gevoerde gesprekken stelt het auditteam vast dat de docenten actief deelnemen aan verschillende activiteiten in het relevante werkveld. Daarbinnen zijn docenten goed op de hoogte van actuele ontwikkelen en raken zij bekend met nieuwe inzichten die zij actief inbrengen in het onderwijs.
28/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • Voor het toewijzen van onderwijstaken aan docenten is in 2008 het PTD-model ingevoerd, met als uitgangspunt de centrale rol van de onderwijsuitvoering in de taken van docenten, op basis van de contacttijd tussen docent en studenten. • Het personeelsbeleid van het instituut is vastgelegd in het meerjarig strategisch personeelsplan. De omvang en samenstelling van de personeelsformatie is aantoonbaar afgeleid van de eisen die de opleidingen van het instituut stellen. De hogeschool heeft als norm gesteld dat minimaal 65 procent van het budget wordt besteed aan onderwijsactiviteiten. • De opleiding streeft naar de hogeschoolnorm van maximaal 20 procent van de personeelsbegroting te besteden aan overhead (management, staf, secretariaat) en 80 procent aan onderwijsgevend personeel. • De Hogeschool Rotterdam heeft als norm dat de student/docent ratio tussen 1 op 25 of 1 op 30 dient te liggen. De opleiding heeft een ratio van 1 op 19 sinds 2008. In gesprekken met het opleidingsmanagement kwam aan bod dat dit ratio hoger is vanwege de vele praktijkuren die de Marof-opleiding kent. • De opleiding streeft binnen het opleidingsteam naar een evenwichtige mix van docenten met minimaal een hbo-opleidingsniveau en 3 jaar praktijkervaring. Voor de docenten die STCW vakken geven is de eis dat zij minimaal 3 jaar vaartijd kunnen aantonen. Daarnaast streeft de opleiding naar een evenwichtige mix van docenten verdeeld in de domeinen navigatie, techniek, calamiteiten en management & bedrijfsvoering. • Vanwege de mix met de STC-Group is niet geheel duidelijk hoe groot het huidige docententeam is. De zelfstudie meldt twaalf docenten, het auditteam heeft zestien cv’s van docenten ontvangen. De opleiding is niet voldoende in staat gebleken om dit verschil te verklaren. • De meeste docenten zijn al jaren aan de opleiding verbonden, er is geen of nauwelijks sprake van verloop. De komende jaren zal de opleiding te maken krijgen met personeel dat met pensioen gaat. • Door de combinatie met de STC-Group is de opleiding in staat om een goede pool van docenten in stand te houden. • Het ziekteverzuim percentage van de Marof in 2009 is 3,8 procent. Dit percentage ligt lager dan het landelijk gemiddelde en dat van de STC-Group. • Door de uitstroom van pensioengerechtigden en de verwachte groei van de opleiding zal er in de komende jaren vacatureruimte ontstaan. Er wordt al actie ondernomen op het gebied van werving en selectie om de docenten die met pensioen gaan, te vervangen.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
29/62
Daarbij zal gelet worden op het streven om een goede diversiteit binnen het team tot stand te krijgen. Overwegingen Op basis van de gegevens en de gevoerde gesprekken met studenten en docenten beoordeelt het auditteam de beschikbare capaciteit positief. Het auditteam constateert dat de opleiding voldoende personeel inzet om het programma met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • Volgens de ontvangen cv’s van docenten hebben acht van de zestien docenten een maritieme bacheloropleiding afgerond. Vijf van de zestien docenten heeft over een academische opleiding afgerond. Eén docent heeft de opleiding Cornelis Douwes gevolgd en één docent is gepromoveerd. • Alle docenten die in vaste dienst zijn, hebben een didactische aantekening. Door middel van scholing en professionalisering houden docenten hun inhoudelijke en organisatorische kwalificaties op peil. • De hogeschool heeft professionaliseringsbeleid vastgelegd in de Kadernotitie Professionalisering Hogeschool Rotterdam (2006). In deze notitie zijn de investeringen van de hogeschool beschreven voor de doorontwikkeling van de kwaliteit van personeel. Sinds 2008 wordt ingezet op het verhogen van het opleidingsniveau van het onderwijsgevende personeel. Per 2009 geldt als doelstelling het aantal op masterniveau opgeleide docenten gefaseerd te verhogen van 50 procent naar 60 procent. Jaarlijks starten veertig docenten met een mastertraject binnen de hogeschool. • De opleiding beschikt - op basis van de gegevens verstrekt aan het auditteam – over een ratio van één op drie docenten met een masteropleiding. Kanttekening hierbij is dat er voor een maritiem officier geen academische masteropleidingen bestaan die het nautische vakgebied afdekken. • De personeelsontwikkeling wordt op instituutsniveau gestuurd vanuit de jaarlijkse cyclus van plannings- en beoordelingsgesprekken die voor iedere medewerker van toepassing is. Zo worden, aan het begin van de cyclus met iedere medewerker, resultaatafspraken gemaakt ten aanzien van het verzorgen van onderwijs, werk in de organisatie en professionalisering. Afspraken worden vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelplan (Handreiking POP en voorbeeldformulieren POP). Vervolgens wordt, aan het eind van de cyclus, de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken (Handreiking gesprekscyclus Hogeschool Rotterdam 12 maart 2008; gesprekscyclusformulieren
30/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
• • •
•
•
directeur, lector, docentfuncties en algemeen medewerker). Bij de opleiding worden alle functioneringsgesprekken van de docenten door de opleidingsdirecteur gevoerd. Voor de invulling van afspraken in het kader van professionalisering is voor docerend personeel 10 procent van de arbeidstijd gereserveerd. Naast een eventueel mastertraject, kan de medewerker in aanmerking komen voor scholing georganiseerd door de Dienst P&O. Deze dienst biedt een divers palet aan trajecten voor deskundigheidsbevordering voor onderwijzend en ondersteunend personeel. Deze trajecten zijn bijvoorbeeld gericht op versterking van kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde, didactiek, ICT of studieloopbaancoaching. Het team van docenten wordt aangestuurd door de opleidingsdirecteur. Voor nieuwe docenten is er een inwerkprogramma. Docenten geven in het gesprek met het auditteam aan, dat zij tevreden zijn over de mogelijkheden die zij hebben om te investeren in hun professionele ontwikkeling en de wijze waarop dat wordt gestimuleerd. De opleiding gebruikt de certificering van Investors in People (hierna: IiP) bij de STCGroup als praktijkgericht instrument voor verbetering van het personeelsbeleid en de organisatie en uitvoering daarvan. Het IiP kent vier basisprincipes: commitment, planning, actie en evaluatie. Belangrijk daarbij is de scholing van personeel, de interne communicatie in de organisatie en de mate van betrokkenheid van personeelsleden bij de organisatiedoeleinden. Evaluatie-uitkomsten en gesprekken met studenten en alumni getuigen van tevredenheid over de kwaliteit van de docenten van de opleiding.
Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat het personeelsbestand over de gewenste kwaliteiten beschikt om het beoogde programma naar wens uit te voeren. Docenten beschikken over de nodige kwalificaties en de relevante expertises die binnen de opleiding aan bod komen. Studenten en alumni zijn tevreden over de kwalificaties van docenten. Via functionerings- en beoordelingsgesprekken wordt toegezien op het gewenste functioneren van docenten en wordt de professionaliteit bewaakt. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn met een goed beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
31/62
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • Sinds 2005 is de Marof opleiding gevestigd in het nieuwe pand aan de Lloydstraat 300. Hier hebben alle opleidingen voor de transportketen hun intrek in genomen (vmbo, mbo, hbo, contractonderwijs en de master Shipping and Transport van de STC-Group). • Het auditteam constateert dat de huisvesting en materiële voorzieningen van hoog niveau zijn om studenten voor te bereiden op de praktijk en gericht op het behalen van operationele, tactische en strategische competenties. Simulatoren, practica en opleidingsschepen worden daarbij ingezet als leermiddel en gebruikt om te toetsen of studenten aan de gestelde competenties voldoen. • Het auditteam constateert dat het opleidingsinstituut een groot en kwalitatief hoogstaand simulatorenpark heeft en beschikt over eigen opleidingsschepen en practicaruimten die onderscheidend zijn. Het simulatorpark bestaat uitsluitend uit simulatoren die voldoen aan de (veiligheids)eisen en richtlijnen van de IMO, STCW en ISO9002/14001. • Er is een omvangrijk investeringsplan geschreven door de STC-Group om haar leidende positie met betrekking tot het voorzieningenniveau en in het bijzonder de kwaliteit van de simulatoren en hands on practica internationaal te behouden en verder te versterken. • De voorzieningen worden gebruikt door de reguliere opleidingen (vmbo, mbo en hbo), het contractonderwijs en onderzoek. • Er zijn adequate ICT-mogelijkheden aanwezig die de studenten kunnen benutten. Daarnaast is er in het hele gebouw een draadloos netwerk geïnstalleerd, zodat studenten met een eigen laptop kunnen inloggen. • De mediatheek van de STC-Group is gevestigd in het pand waar de opleiding zich bevindt en beschikt over de complete actuele internationale wetgeving op maritiem gebied. Daarnaast kunnen studenten hier specifieke informatie opzoeken in de beschikbare titels of via de computers die verbonden zijn met Internet. • Studenten kunnen naast de mediatheek van de STC-Group gebruik maken van de mediatheek van de Hogeschool Rotterdam of de Technische Universiteit Delft. • De studenten hebben naast leslokalen de beschikking over voldoende studieplekken en overlegruimtes. Deze ruimtes kunnen studenten gebruiken wanneer zij hier behoefte aan hebben. Daarnaast kunnen studenten voor het maken van groepsopdrachten klaslokalen gebruiken die op dat moment niet in gebruik zijn. • De student heeft, naast alle materiële voorzieningen in relatie tot het onderwijsprogramma, de beschikking over faciliteiten zoals restaurant/kantine- en sportfaciliteiten. De opleiding heeft een eigen studievereniging ‘Mariteam’ met diverse buitenschoolse activiteiten zoals sloeproeien. • De vaarpraktijk komt vanaf het eerste jaar aan bod bij het varen op de opleidingsschepen de Delfshaven en de Eendracht. Studenten leren tijdens de tochten met de Delfshaven sturen (inclusief de commando’s), meren en ontmeren, manoeuvreren, reisvoorbereiding, navigeren en wachtrondes lopen in de machinekamer. Op het zeezeilschip de Eendracht
32/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
•
•
• •
maken studenten een meerdaagse zeereis en oefenen met navigeren, wachtlopen (ook ’s nachts), samenwerken, leidinggeven, en dat onder alle zich voordoende weersomstandigheden. Bij de tochten met de Delfshaven en de Eendracht worden de studenten intensief begeleid door docenten. In het tweede en het derde jaar gaan studenten een week naar het landelijk Maritiem Simulator Training Centrum in Terschelling om te oefenen op de brug, lading en machinekamer simulator. Studenten behalen tijdens hun studie met behulp van de voorzieningen onder andere de volgende certificaten: Basic Training, EHBO diploma, Radar Navigator Operational Level, Marcom A, Tanker familiarisation, Scheepsgezondheidszorg Beperkt, Advanced Fire Fighting en International Ship and Port Security. De opleiding beschikt over modern uitgeruste theorielokalen. De aanwezigheid van symposia ruimten biedt de student de gelegenheid om projecten, uitgewerkt in groepsverband, professioneel te presenteren aan het bedrijfsleven en andere geïnteresseerden. Marof Rotterdam is de enige opleiding in Nederland die – via de constructie met de STCGroup- de simulatoren in eigendom heeft. Studenten zijn over tevreden over de faciliteiten en de simulatoren die de opleiding aanbiedt..
Overwegingen Op basis van de kwalitatief hoogstaande huisvesting en voorzieningen en in het bijzonder het grote en kwalitatief hoogstaande simulatorenpark en de onderscheidende opleidingsschepen en practica-voorzieningen, bevestigd gedurende de rondleiding op de leslocatie en de gevoerde gesprekken, beoordeelt het auditteam de voorzieningen van de Rotterdamse hbo-Marof-opleiding als excellent. De opleiding maakt gedurende de vier jaren intensief gebruik van voorzieningen die van hoge tot zeer hoge kwaliteit zijn. De simulatoren vormen daarbij een belangrijk onderdeel. Studenten leren hierop te werken door een steeds complexer wordende praktijkopdracht uit te voeren. Zo worden zij goed opgeleid voor de latere vaarpraktijk. Studenten zijn tevreden over de kwaliteit van de faciliteiten en de simulatoren. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel excellent.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
33/62
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • De studiebegeleiding is, in de vorm van studieloopbaancoaching (SLC), een belangrijk onderdeel van het ROM en ondergebracht in de studentgestuurde leerlijn. Op die manier komt SLC terug in elke studiefase. De uitgangspunten voor SLC zijn door de hogeschool voor ieder instituut vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR (2006). • Binnen SLC vindt de integratie plaats van het geleerde gericht op de competentieontwikkeling van de student (zie ook facet 2.3). Via SLC wordt onder andere gestuurd op beroepsoriëntatie, selectie en verwijzing alsmede op loopbaanoriëntatie. Hiermee wordt de gewenste studievoortgang, -planning en het bevorderen van de studentverantwoordelijkheid bewaakt en bevorderd. Ook staat de professionele ontwikkeling van de student staat centraal in de SLC. Studenten leren hun ontwikkeling van de studiecompetenties en de eigen studievoortgang te bewaken en te sturen. Dit gebeurt onder begeleiding van een studieloopbaancoach die, zo mogelijk, door Hogeschool Rotterdam is gecertificeerd. Vast staat dat iedere student ten minste drie individuele gesprekken heeft met zijn studieloopbaancoach. In het najaar van 2010 zullen de coaches de SLC-training van de HR volgen. • Een studieloopbaancoach van de opleiding begeleidt maximaal vijftien studenten van hetzelfde leerjaar. • In het kader van het hogeschoolbeleid om de diversiteit in de studentenpopulatie te vergroten, werkt de hogeschool met peercoaching (Peercoaching aan de Hogeschool Rotterdam, juni 2007). Peercoaches zijn studenten die fungeren als rolmodel, gastheer, vraagbaak en coach voor medestudenten. Peercoaching wordt in aanvulling op SLC ingezet. De studieloopbaancoach verwijst, wanneer de vraag daartoe is, een student door naar een peercoach. Afspraken met een peercoach zijn niet vrijblijvend. Deze worden vooraf vastgelegd. Een coördinator peercoaching ziet toe op naleving hiervan. • Naast peercoaching kunnen studenten begeleid worden door zogenaamde zeepa’s en zeema’s (varende alumni). • Informatievoorziening is gericht op de bevordering van de studievoortgang en op de behoeften van de studenten. Via het studentvolgsysteem Osiris wordt de studievoortgang van studenten gevolgd en kunnen, wanneer gewenst, direct afspraken met studenten worden gemaakt om de gewenste studievoortgang te ondersteunen. • Daarnaast vindt informatievoorziening richting studenten plaats via n@tschool, het intranet van de STC-Group, e-mail en de informatieborden in het gebouw. • De stage neemt een belangrijke plaats in het curriculum in. De stagecoördinator en stageadministratie zijn tijdens de stageperiode de contactpersonen voor de student en het stageverlenend bedrijf. De stagecoördinator is tevens verantwoordelijk voor de inhoudelijke opbouw en uitwerking van de stages en draagt zorg voor de
34/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
•
•
informatievoorziening aan studenten en andere betrokkenen. De stagecoördinator zorgt voor de evaluaties met studenten. Elke student wordt gekoppeld voor het afstuderen aan een afstudeerbegeleider vanuit school en een begeleider vanuit het bedrijf. Er is tijdens de afstudeerperiode tussentijds overleg bij het bedrijf tussen het bedrijf, de student en de school. Aan het einde van de afstudeerperiode is er een verdediging van de scriptie door de student op school waarbij de begeleider van het bedrijf en school aanwezig zijn. De begeleider van het bedrijf heeft hier een adviserende rol. De afgelopen jaren heeft de opleiding gewerkt aan de informatievoorziening richting studenten. Zij waren ontevreden over het lesrooster en de manier waarop roosterwijzigingen doorgegeven werden. Navraag bij studenten leert dat de instelling een goede inhaalslag heeft gemaakt met betrekking tot de roosters en de wijzigingen hierop. De instelling streeft naar een open contact met haar studenten. In het gesprek geven de studenten aan dat zij altijd met hun op- of aanmerkingen bij docenten of de opleidingsdirecteur terecht kunnen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding de studiebegeleiding steeds professioneler is gaan inrichten om zo de gewenste ontwikkeling naar een zelfstandige student te realiseren. Het huidige niveau van de studiebegeleiding is goed en de opleiding heeft verbetertrajecten ingezet voor de toekomst. De SLC’ers zien gedurende de studie toe op deze gewenste ontwikkeling, stimuleren deze, en bewaken de studievoortgang van de student. De informatievoorziening is naar het oordeel van het auditteam op dit moment toereikend en gericht op het bevorderen van de gewenste studievoortgang en om studenten op tijd en adequaat te informeren. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn met een goed beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • De Instituutsdirecteur is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid van het instituut en van de opleidingen van het instituut. Richtlijn daarbij is het document Kwaliteitszorgbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: ‘Kwaliteit is doelbereiking’.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
35/62
•
•
•
•
Het kwaliteitszorgkader van de hogeschool is ontleend aan het strategisch beleid van de hogeschool en aan het accreditatiekader van de NVAO. Het kwaliteitsbeleid van het instituut en van de opleiding berust, in het verlengde van het hogeschoolbeleid, op drie pijlers: 1. De beleids- en jaarplancyclus van planning en control (P&C-cyclus). Basis voor het management en sturing is de planvorming, vastgelegd in het meerjarig strategisch beleidsplan van het instituut. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs en management en sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen tussen het Instituut en het CvB heeft hierbij een centrale rol. Elk instituut van de hogeschool heeft een gesystematiseerd geheel van procedures en documenten, op basis waarvan het CvB de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitscriteria kan vaststellen. 2. Met de interne kwaliteitszorgsystematiek van de opleiding wordt cyclisch en methodisch gewerkt aan kwaliteitsverbetering. De kwaliteitszorg heeft betrekking op drie door Hogeschool Rotterdam vastgestelde domeinen: Onderwijskwaliteit, Kwaliteit van management en sturing, en Operationele kwaliteit. De hogeschool heeft haar doelstellingen binnen deze domeinen en de NVAO-criteria uitgewerkt in toetsbare streefdoelen (Toetsbare streefdoelen van de Hogeschool Rotterdam, 2006). Binnen dit kader heeft het instituut en vervolgens de opleiding eigen kwaliteitsbeleid vastgelegd. 3. Het bureau Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC biedt het College van Bestuur onafhankelijke informatie via het periodiek uitvoeren van (midterm) audits bij opleidingen en instituten, halverwege de accreditatieperiode. Dit gebeurt aan de hand van de facetten van het NVAO-kader. De opleiding heeft haar eigen kwaliteitsbeleid vast gelegd in het Kwaliteitsbeleid 20092014. Daarin is uiteengezet via welke instrumenten de opleiding periodiek evaluaties uitvoert. De opleiding kent schriftelijke en mondelinge evaluaties. Voorbeelden van schriftelijke evaluaties zijn de module- en projectevaluaties, stage-evaluaties, minoronderzoek, afstudeeronderzoek, studenttevredenheidsonderzoek, alumnionderzoek, exitonderzoek, werkgeversonderzoek, externe onderzoeken en incidentele onderzoeken. Als mondelinge evaluatie en overleggen kent de opleiding de examencommissie, opleidingscommissie, studentoverleg, beroepenveldcommissie en domeinbeheerdersoverleg. Daarnaast kent de opleiding nog de medezeggenschapsraad en docentenvergadering. Daarbij maakt de opleiding gebruik van het studententevredenheidsonderzoek (STO) dat de hogeschool eens per twee jaar uitvoert. Het laatste STO dateert van maart 2009. Het auditteam heeft in het Strategisch Beleid en het Kwaliteitsbeleid geen streefnormen voor tevredenheid in de documentatie kunnen vaststellen. De opleiding kan volgens het auditteam niet toetsen in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd en of verbetermaatregelen nodig zijn. De streefdoelen die de opleiding nastreeft zijn de volgende: - maritieme (transport)kennis aanreiken, vergaren en op het hoogste niveau ontwikkelen en ontsluiten voor het maritiem cluster; - maritieme kennis borgen en voor het maritiem cluster veiligstellen; - de grootste hbo zeevaart opleiding van Nederland worden;
36/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
- studenten geïntegreerd opleiden met inzicht in het maritieme cluster. Om te voldoen aan de gestelde kwaliteitsnormen en te borgen dat de gestelde doelen worden bereikt, zijn er meerdere (kwaliteits)processen ingericht binnen de Marof. Het gaat daarbij om de volgende kwaliteitsprocessen: 1. zesjaarlijkse NVAO accreditatiecyclus; 2. zesjaarlijkse interne audit halverwege de accreditatiecyclus door de afdeling Auditing, Monitoring en Control (AMC) van de Hogeschool Rotterdam; 3. planning & control cyclus opleiding; 4. EMSA/IVW cyclus (vijfjaarlijks); 5. Kwaliteitsinstrumenten vanuit de opleiding, het IBB en de STC-Group.
Overwegingen Het auditteam heeft verschillende documenten bestudeerd waaruit het systeem en procedures voor de interne kwaliteitszorg blijkt die de opleiding hanteert. Daarbinnen hanteert de opleiding geen toetsbare streefdoelen om de kwaliteit van het onderwijs te monitoren. De opleiding voert regelmatig evaluaties uit onder studenten, docenten, alumni en beroepenveld. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel voldoende.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • De opleiding heeft haar aanpak voor interne kwaliteitszorg vastgelegd in het Kwaliteitsbeleid 2009-2014. Deze aanpak laat zien dat er een start is gemaakt met de plan-do-check-act-cyclus. Deze aanpak komt overeen met de systematiek en uitgangspunten die gelden op instituuts- en hogeschoolniveau. • In het kwaliteitszorgplan van de opleiding is uitgewerkt hoe de opleiding naar aanleiding van evaluaties en nader onderzoek verbetermaatregelen in gang zet. Dit doet de opleiding aan de hand van een verbeterplan waarin verbeteracties, doelen, termijnen, middelen en verantwoordelijkheden zijn vastgesteld. • Resultaten vanuit evaluaties worden systematisch binnen het onderwijsteam en het domeinbeheerdersoverleg besproken. De opleidingsdirecteur bespreekt de resultaten van de kwaliteitsmetingen, en de eventuele daaruit voortvloeiende verbeteracties, met de opleidingscommissie. • Tijdens het visitatiebezoek lagen geen managementcontracten van de instituutsdirectie ter inzage en heeft het auditteam niet kunnen vaststellen op basis waarvan de systematische sturing op resultaten blijkt.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
37/62
•
•
•
De HvdZ-R is een lerende organisatie: zij verwerkt aandachtspunten zo snel mogelijk in het programma. Een aandachtspunt hier is het borgen van de maatregelen. De bestudeerde documentatie biedt op het punt van verbetermaatregelen in mindere mate houvast. De gesprekspartners geven aan dat de wijzigingen doorgevoerd zijn. Hoe het aanpassen, van bijvoorbeeld de wijziging van het programma met betrekking de struikelblokvakken precies tot stand is gekomen, is niet uit de documentatie naar voren gekomen. De opleiding kent een informeel karakter, wat blijkt uit bijvoorbeeld het terugdraaien van de roosters. De oorspronkelijke wijziging is tot stand gekomen op basis van de evaluaties (formeel). Vervolgens is deze wijziging teruggedraaid zonder het traject te doorlopen en de uitkomsten te borgen. De PDCA-cyclus komt wel goed naar voren bij het Studieloopbaancoach traject. Hier waren de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek een directe aanleiding om het programma aan te passen voor het huidige collegejaar. Naar aanleiding van de vorige accreditatie, heeft de opleiding in eerste instantie het toetsbeleid van het Instituut voor Bouw en Bedrijfskunde gevolgd en vervolgens besloten om in samenwerking met het IBB eigen toetsbeleid en een toetsplan te formuleren. Dit is verder in facet 2.8 toegelicht.
Overwegingen De uitkomsten van evaluaties worden verwerkt in het curriculum. Via diverse groepen die binnen het interne kwaliteitszorgsysteem opereren, zoals de opleidingsdirectie en het studentenoverleg, worden verbeteringen in gang gezet wanneer dit nodig is. De gevoerde gesprekken en in mindere mate de documentatie geven blijk van verschillende voorbeelden waaruit een gewenste werking van de kwaliteitzorgsystematiek blijkt. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel voldoende.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • In het kwaliteitszorg handboek van de opleiding is vastgelegd dat de studieleiding kan aantonen op welke wijze de medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij evaluatieonderzoek en het formuleren van verbeterplannen. • Met de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs zijn docenten continu actief betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Docenten nemen periodiek deel aan teamoverleggen en hebben zitting in ontwikkelgroepen. Een aantal docenten heeft zitting in de opleidingscommissie. Daarnaast blijven docenten actief betrokken bij het werkveld door het meevaren.
38/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
•
•
•
•
•
•
Studenten zijn op verschillende manieren betrokken bij de continue verbetering van het onderwijs. Studenten nemen deel aan module- en studenttevredenheidsenquêtes waarin de tevredenheid over de inhoud van het onderwijs wordt geëvalueerd en één keer per twee jaar nemen studenten deel aan het hogeschoolbrede STO. Uitkomsten van evaluaties worden per instituut en per opleiding gepresenteerd op basis waarvan eventuele verbetermaatregelen in gang worden gezet. Een vertegenwoordiging van de studenten van de opleiding neemt deel aan de opleidingscommissie van de opleiding die periodiek overleg voert over de inhoud van en organisatie rondom de opleiding. Binnen de opleidingscommissie worden tevens evaluatie-uitkomsten besproken. Studenten hebben in het verleden aangegeven onvoldoende te worden geïnformeerd over de uitkomsten van onderwijsevaluaties. De opleiding heeft hierop een aantal verbeteracties uitgezet om de tevredenheid over de kwaliteitszorg te verbeteren, zoals het publiceren van enquêteresultaten op N@tschool. Uit de gesprekken is gebleken dat studenten het laatste jaar hier een verbetering in hebben ervaren. Deze verbetering is al deels terug te zien in de stijgende lijn van de Nationale Studenten Enquête in 2010. De opleiding voert een enquête uit onder afgestudeerden en neemt deel aan de HBO-Monitor (vergelijk facet 6.1). Evaluatie-uitkomsten worden binnen de interne kwaliteitszorg geanalyseerd en kunnen aanleiding zijn voor verbetermaatregelen (zie ook facet 5.2). Vertegenwoordigers van het werkveld van de opleiding hebben zitting in de beroepenveldcommissie. De beroepenveldcommissie ondersteunt de opleiding door signalen uit het werkveld, over actuele relevante ontwikkelingen, af te geven en samen met de opleiding te bediscussiëren. Verder voorziet de beroepenveldcommissie waar wenselijk de opleiding van feedback over haar doelstellingen en curriculum. De opleiding is recent gestart met een netwerk op Linkedin om haar alumni te kunnen benaderen en hen te faciliteren contact met elkaar te onderhouden.
Overwegingen Op grond van het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken met medewerkers, studenten, vertegenwoordigers van het beroepenveld en afgestudeerden komt het auditteam tot het oordeel dat de opleiding verschillende relevante partijen betrekt bij haar interne kwaliteitszorg en dit ook via verschillende (passende) kanalen doet. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel goed. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
39/62
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • De instituutsdirectie is ervoor verantwoordelijk dat de opleidingen systematisch borgen dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding door de afgestudeerden zijn bereikt. • De opleiding borgt het gewenste eindresultaat via het toetsen van de eindkwalificaties op de twaalf competenties door middel van competentietoetsen. Tien van deze competenties richten zich op het operationele vlak, de overige twee competenties zijn strategisch en tactisch van aard. Bij uitvoerende en leidinggevende competentietoetsen zijn meerdere beoordelaars betrokken. Sinds 2008 wordt het afstuderen aan de Marof gedaan door middel van een afstudeeropdracht en een tweede stage. Wanneer deze tweede stage met een voldoende wordt afgesloten, kan de student daadwerkelijk zijn studie afronden. Het afstuderen vindt doorgaans plaats in tweetallen, individueel afstuderen is ook mogelijk. De beoordelingscriteria staan beschreven in de afstudeerhandleiding. Deze zijn gebaseerd op de eindkwalificaties van de opleiding. • De beoordeling van het eindniveau van de student vindt plaats aan de hand van de afstudeeropdracht in het vierde jaar. Het auditteam heeft tien eindwerkstukken van recent afgestudeerden bestudeerd en stelt vast dat het niveau van de eindwerkstukken onderling erg wisselt bij gelijke becijfering. Alle opdrachten zijn naar de mening van het auditteam wel terecht als voldoende gewaardeerd. Het auditteam merkt daarbij op dat de opdrachten in de kern overeenkomen met het profiel van de Marof. Zij zijn hoofdzakelijk operationeel van aard wat overeenstemt met het profiel van de opleiding. Meer aandacht voor de twee tactische/strategische competenties is gewenst. • Het auditteam plaats een kanttekening bij het afstuderen in duo’s, zie ook facet 2.8. • In het gesprek met het beroepenveld komt naar voren dat zij tevreden is over de kwaliteit van de afgestudeerden. De afgestudeerden bezitten de juiste kennis en kunnen dit goed in de praktijk uitvoeren. • Vanuit het beroepenveld is de wens geuit om studenten meer afstudeerscripties in het Engels te laten schrijven. De opleiding zal aan dit verzoek tegemoet komen: in de toekomst wil het opleidingsmanagement streven naar een Engelstalige variant. Hier zijn de eerste stappen in gezet door geleidelijk Engels te introduceren in de opleiding. • Elke student wordt gekoppeld aan een afstudeerbegeleider vanuit school en een begeleider vanuit het bedrijf. De beoordeling van de afstudeeropdracht wordt gedaan door twee beoordelaars en een extern deskundige. • Naast de beoordeling van het gerealiseerde niveau binnen de afstudeerfase, verifieert de opleiding periodiek de tevredenheid in het veld over de opleiding. De opleiding voert iedere drie jaar een alumni-enquête uit waarin de tevredenheid onder afgestudeerden wordt gemeten over het niveau dat zij hebben bereikt in hun opleiding en over de mate waarin zij de aansluiting op de beroepspraktijk ervaren. Volgens de beleidsnota Het Hoogste Goed (2007) van OCW, waaraan Hogeschool Rotterdam zich conformeert, dient
40/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
in 2011 ten minste 60 procent van de ondervraagde afgestudeerden tevreden te zijn over het bereikte niveau. Ook neemt de opleiding deel aan de HBO-Monitor. Uitkomsten van de verschillende enquêtes die in het veld worden afgenomen en gesprekken die met het veld worden gehouden, worden binnen de systematiek voor interne kwaliteitszorg geanalyseerd en leiden waar wenselijk tot verbetermaatregelen. Voorts laten evaluatieuitkomsten zien dat alumni en de vertegenwoordigers van het werkveld tevreden zijn over de opleiding. Overwegingen Op grond van de bestudeerde (eind)producten van studenten en de gevoerde gesprekken met studenten, afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld, stelt het auditteam vast dat de opleiding voldoende kwaliteit aflevert. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • De opleiding heeft in haar rendementsplan twee streefdoelen geformuleerd voor het onderwijsrendement: - Instroom in de propedeuse blijft minimaal tussen 80-90 maar groeit bij voorkeur naar 90-100, met een groter aandeel aan vrouwen (5 procent); - P-rendement na 1 jaar wordt 33 procent (vorig jaar was doel 25 procent), terwijl het hoofdfaserendement intact blijft. - De opleiding streeft naar een propedeuserendement van 70 procent na twee jaar; - De opleiding streeft naar een opleidingsrendement van 65 procent na vijf jaar. • In de gesprekken tussen instituutsdirectie en de opleiding wordt geanalyseerd welke factoren van belang zijn in relatie tot de instroom, de doorstroom en het rendement van de opleiding. Op grond van deze rendementsgesprekken formuleert de studieleiding een plan van aanpak voor versterking van de rendementen. Dit plan van aanpak is beschreven in het rendementsplan uit januari 2010. • Het auditteam heeft niet kunnen vaststellen dat de rendementsgegevens van de opleiding deel uitmaken van het managementcontract tussen de instituutsdirectie en het CvB. Gezien het feit dat er geen management contract ter inzage lag tijdens de visitatie. • Cohort 2007 haalt de doelstelling voor het propedeuserendement niet: na twee jaar heeft 66 procent zijn propedeuse behaald. Eerdere cohorten hebben rendementen (ver) onder de 66 procent. • De cijfers van de HBO-raad laten zien dat de cohorten 2000-2003 allen een opleidingsrendement laten zien dat onder het landelijk gemiddelde ligt. Cohort 2004 ligt
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
41/62
•
• •
boven het landelijk gemiddelde en haalt de doelstelling: 66 procent is afgestudeerd na vijf jaar. De instroom van studenten in de opleiding is sinds de vorige accreditatie meer dan verdubbeld (van 41 naar 85 studenten). Opvallend is dat de opleiding in verhouding met de andere Marof-opleidingen relatief weinig vwo-instroom kent (slechts 8 procent van cohort 2009). De gemiddelde studieduur van gediplomeerden ligt onder het landelijk gemiddelde van alle Marof-opleidingen. De uitval van studenten na het eerste jaar en na het tweede jaar is dalend sinds 2005. Dit komt mede door de intakegesprekken, de intredetoets wiskunde en de bijspijkerlessen die gegeven worden. Om de uitval nog verder te laten dalen heeft de opleiding de SLC aanpak verbeterd, zie ook facet 4.2.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleiding streefcijfers heeft geformuleerd. De opleiding voldoet niet in alle gevallen aan de gestelde streefcijfers, wel is een positieve trend waarneembaar. Om het onderwijsrendement bij te sturen heeft de opleiding activiteiten ingezet. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
42/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
3
Bijlagen
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
43/62
44/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Lid auditteam: De heer ir. H.G.H. ten Hoopen
Lid auditteam: De heer R.J. Gutteling
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw drs. N.A. Zetzema
Deskundigheden auditteam
Studentlid auditteam: Mevrouw J.P.A.M. Jacobs
Bijlage 1
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam:
De heer ir. H.G.H. ten Hoopen De heer Ten Hoopen is ingezet als lid van het auditteam vanwege zijn deskundigheid op het gebied van scheepsvaart(bouw) en transport. Hij heeft na zijn opleiding civiele techniek aan de TU Delft een grote domeindeskundigheid opgebouwd op het gebied van de scheepvaart, verkeer en waterstaat en transport (water, lucht en weg), zowel op uitvoerend als op bestuurlijk niveau. De heer Ten Hoopen is door zijn werkervaring internationaal op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van scheepsbouw en internationale scheepvaart. De heer Ten Hoopen beschikt over visitatie-ervaring en is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over accreditatie en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1959 – 1964 1964 – 1971 1972 – 1980 2003 – 2004
HBS - B TU Delft, civiele techniek Postdoctorale cursussen Personal Coach (certificaat)
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
45/62
Cursussen: Managementcursussen, projectmanagement, cursus Indonesisch Werkervaring: 1969 – 1971 Parttime docent wiskunde en mechanica aan scheepswerktuigkundigen 1971 – 1975 Rijkswaterstaat; beleidsmedewerker afdeling Kustonderzoek Directoraat Waterhuishouding en Waterbeweging 1972 – 1976 International Hydraulic Courses in Delft; Parttime docent/groepwerkbegeleider coastal engineering en begeleiding van internationale studenten 1975 – 1977 Stafmedewerker Stafbureau Internationale Zaken op de Hoofddirectie van Rijkswaterstaat. Secretaris van de Nederlandse delegatie van de Rijncommissie. Internationaal overleg in het kader van EEG, OESO, UNDP en UNO. 1977 – 1980 Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking; adviseur team geïntegreerde zeetransportstudie; uitgezonden naar Indonesië. Specifiek advieswerk gedaan voor het Indonesische Ministerie van Verbindingen inzake havenaanleg en onderhoud. 1980 – 1983 Deltadienst; Projectingenieur Spuikanaal Bath en Secretaris van een wateronttrekkingscommissie 1983 – 1985 Rijkswaterstaat Hoofddirectie: stafmedewerker hoofdafdeling Waterkeringen, Inpolderingen en Waterhuishouding voor speciale opdrachten 1985 – 1990 Rijkswaterstaat, directie Noordzee; Afdelingshoofd Marine Techniek, tevens lid directieteam en de stuurgroep Inland Watertransport India. Coördinator Indonesië. Bestuurslid Stichting MARIS ( Marien Informatie Service) en Afdeling Offshore Techniek van KIVI ( Koninklijk Instituut voor Ingenieurs) Adviseur Directoraat Generaal Internationale Samenwerking 1990 – 1993 Ministerie van Verkeer en Waterstaat; projectleider Mainport en Milieu Schiphol/plv. projectdirecteur van het projectbureau Mainport en Milieu Schiphol 1993 – 1995 Rijksdienst voor Wegverkeer; interim manager Buitendienst. 1995 – 2004 Directeur Hoofdinspecteur Divisie Scheepvaart en Hoofd Nederlandse Scheepvaartinspectie, plv. Inspecteur Generaal van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat (IVW). Lid van het Bestuurscollege IVW, voorzitter commissie van deskundigen voor de Rijnvaart en Hoofd Scheepsmetingsdienst 1998 – 2010 Voorzitter beoordelingscommissie “Schip het Jaarprijs van de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied” Overig: 1998 – 2008 2004 – 2009 2006 – 2010 2006 – 2009 2006 – 2008 2003 – heden 2004 – heden 2004 – heden 2005 – heden 2007 – heden 2008 – heden
Lid van de “ Board of experts “ van Green Award Adviseur ICTU Voorzitter Koninklijke Nederlandse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied Voorzitter van de Stichting Maritieme Prijzen Intercultural Management ICM, adviseur Personal coach voor managers Intervisor Voorzitter College van Toezicht Landelijk Examenbureau Beroepszeilvaart Directeur Advies en Coaching bureau Ten Hoopen Voorzitter landelijke Examencommissie Scheepvaartverkeersdienst Arbiter bij Stichting Arbitrage Visserij
Publicaties: Diverse publicaties en lezingen (nationaal en internationaal) op gebied van kustwaterbouw, scheepvaart en menselijk gedrag bij calamiteiten.
46/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
De heer R.J. Gutteling De heer Gutteling is ingezet vanwege zijn nautische expertise en zijn deskundigheid op het gebied van management aan boord van schepen alsmede vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Hij heeft auditdeskundigheid opgedaan intern binnen het eigen bedrijf. Voor deze visitatie heeft de heer Gutteling onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1977-1981 1989 1989-heden
HTS gestructureerde Nautische HBO opleiding in Amsterdam Diploma 1e stuurman GHV (Vaar Bevoegdheid Bewijs Master all ships) STCW en Company Best Practice certificering behaald en geldig gehouden door volgen van cursussen, waaronder Advanced Firefighting, Passenger Safety & Cargo safety & Hull Integrity, Pilot Exemption Certificate and Simulator training, Medical Care and First Aid training, Crisis Management, Crowd Management, Authorised Risk Assessor, Maritime Resource Management, ISM Code, etc.
Werkervaring: 1981-1987 Stuurman bij Nedlloyd Rederijdiensten b.v. 1986-1987 Diverse detacheringen via Nedlloyd bij o.a. Neddrill en Mammoet en North Sea Ferries 1987-1991 Dienstverband bij North Sea Ferries 1991-1992 Detachering als Fleet Safety Officer 1992-1993 Detachering bij Nieuwbouw Norbank / Norbay 1996-1998 Aanstelling Gezagvoerder op diverse schepen 1998-2001 Project Coordinator Nieuwbouw 2001-heden Senior Master op Pride of Rotterdam bij P&O North Sea Ferries Relevante huidige nevenfuncties:- vice voorzitter Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij (NVKK) - vice chairman Council Nautilus International - lid Beroepenveldcommissie Maritiem Instituut Willem Barentzs Mevrouw J.P.A.M. Jacobs Mevrouw Jacobs is ingezet als studentlid. Zij volgt dezelfde opleiding bij Maritiem Instituut de Ruyter in Vlissingen, waar zij lid is van de opleidingscommissie en bestuurslid van de studentenvereniging. Mevrouw Jacobs is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Jacobs aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2001-2007 2007-2008 2008-heden
Merletcollege Cuijk, VWO maatschappij en economie met M&O en Biologie 1,2 ROC, VWO vakken natuurkunde, scheikunde wiskunde B, Nijmegen hbo Marof, Hogeschool Zeeland - Vlissingen
Werkervaring: 2004-2009 Horeca bij verschillende bedrijven zoals Cruiseschip Jan van Cuijk, café zaal de Bond - Cuijk, café zaal het Lagerhuis - Mill, en camping te Plasmolen 2006 Archief Rabobank Boxmeer (zomervakantiewerk) 2009-heden Concertzaal Middelburg (horeca)
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
47/62
Mevrouw drs. N.A. Zetzema Mevrouw Zetzema is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft expertise opgebouwd in projectmanagement, organisatiebegeleiding en procesverbetering. Zij heeft een aantal publicaties op haar naam staan. Mevrouw Zetzema heeft de interne training NQA-auditor gevolgd. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. Opleiding: 1993–1999 1999-2004 2002-2004 Werkervaring: 2007-heden 2007-heden 2004-2006 2003-2004 1998-2004
48/62
Gymnasium, Spinoza Lyceum Amsterdam Doctoraal Bedrijfskunde, afstudeerrichting Strategisch Management; Erasmus Universiteit Rotterdam Master in International Management, CEMS programma; Erasmus Universiteit Rotterdam/Universität zu Köln Consultant Organisation & Control, BDO Consultants B.V. te Utrecht Consultant Adviesgroep Familiebedrijven, BDO Consultants B.V. te Utrecht Consultant, Accenture te Amsterdam Onderzoeksassistent, Erasmus Universiteit te Rotterdam Medewerker, Waterland Yacht Charter te Monnickendam
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
49/62
50/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
51/62
52/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip 08.00 – 09.45 uur
Programmaonderdeel Ontvangst panel Materiaalbestudering door panel
09.45 – 10.15 uur
Gesprek met stuurgroep
10.15 – 11.00 uur
Gesprek met onderwijsmanagement
11.00 – 11.15 uur 11.15 – 12:15 uur
Koffiepauze Rondleiding
12:15 – 13.00 uur
Gesprek met docenten
13.00 – 13.45 uur
Lunch
13.45 – 14:30 uur
Gesprek met studenten
14.30 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld en alumni
Deelnemers
J. Tuytel – voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam E. Hietbrink – Voorzitter College van Bestuur STCGroup A. Weeke – Afdelingsdirecteur D. Glasbergen – Instituutsdirecteur Hogeschool Rotterdam IBB A. Weeke Guido Blankenstein - docent, opleidingscommissie Erik Blok - docent,sec examencommissie, vz afstudeercommissie Jules van Cleeff - docent, afstudeercommissie Monique van der Drift - docente, afstudeercommissie Jaco Griffioen - docent Aat Hoorn - vz opleidingscommissie, examencommissie Peter van Kluijven - docent Jaap Meijer - docent René Naudts - docent, sec toetscommissie Rebecca Pols (1e jaar, HAVO) e Rowin Quakkelaar (1 jaar, MBO) e Piet van Zeijl (1 jaar, HAVO) Joost van ’t Hoof (2e jaar, MBO) Tijmen Kruidhof (2e jaar, HAVO) Mignon Scholte (2e jaar, VWO) e Peter Schoneveld (2 jaar, MBO) e Irian Vis (2 jaar, HAVO) e Pim van Nes (3 jaar, MBO) e Arie Jorissen (4 jaar, HAVO) Joep Oosterlee (4e jaar, HBO) Werkveld Alex Binsbergen Rob Krootjes Henri Lefering Ed Sarton – vz beroepenveldcommissie Arjan Uijtendaal Tjitso Westra Alumni Elmer Stolk - 2008 Omrine Wilson - 2010 Wiebe Wiarda - 2010
15.15 – 16.30 uur
16.30 – 17.00 uur
Materiaal bestuderen, intern paneloverleg Tweede gesprek opleidingsmanagement en afronding
Panel A. Weeke – Afdelingsdirecteur D. Glasbergen – Instituutsdirecteur Hogeschool Rotterdam IBB
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
53/62
54/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
1. Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft. 2. Onderwijsbeleid en toetsbeleid. 3. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: - Readers/syllabi (selectie) - Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers (compleet overzicht), - (Stage- en afstudeer)handleidingen - Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken (onderscheiden in verplicht en aanbevolen) - Projectopdrachten (selectie). 4. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen en feedback): - Toetsen - Opdrachten - Portfolio’s en assessments - Stageverslagen - Projectverslagen. 5. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan) 6. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: - Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers - Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten en de analyses) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties onder studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten. 7. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) statuten/reglementen en notulen van de overlegorganen. 8. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. 9. Afstudeerproducten (zie lijst van 25), inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten. 10. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal.
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
55/62
56/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. Het curriculumschema (zie ook facet 1.1) Kerntaken
Domein Niveaus Operationeel Uitvoerend (OU) Operationeel Leidinggevend (OL) Tactisch management (TM) Strategisch Management (SM)
1 Zorg voor de belading van het schip Beladingstechnologie
2 Technisch bedrijf en onderhoud
3 Voert de navigatie
4 Bedrijfsvoering en Logistiek
5 Calamiteiten beheersing
Technische systemen
Navigatie
Management & Bedrijfsvoering
Calamiteiten beheersing
OU1 (CBU) D1, D2, D4 OL1 (CBL) D1, D2, D3, D4
OU2 (CTU) D1, D2 OL2 (CTL) D1, D2, D3, D4
OU3 (CNU) D1, D2, D4 OL3 (CNL) D1, D2, D3, D4 TM (CTM) D1, D2, D3, D4 SM (CSM) D1, D2, D3, D4, D5
OU4 (CMU) D1, D2, D4 OL4 (CML) D1, D2, D3, D4
OU5 (CCU) D1, D2, D4 OL5 (CCL) D1, D2, D3, D4
Competentiematrix met codes die verwijzen naar de competenties en de Dublin Descriptoren. De twaalf competenties zijn: 1 Competentie Nautisch Uitvoerend (CNU) 2 Competentie Technisch Uitvoerend (CTU) 3 Competentie Beladen Uitvoerend (CBU) 4 Competentie Calamiteiten Uitvoerend (CCU) 5 Competentie Management Uitvoerend (CMU) 6 Competentie Nautisch Leidinggevend (CNL) 7 Competentie Technisch Leidinggevend CTL) 8 Competentie Beladen Leidinggevend (CBL) 9 Competentie Calamiteiten Leidinggevend (CCL) 10 Competentie Management Leidinggevend (CML) 11 Competentie Tactische Management (CTM) 12 Competentie Strategisch Management (CSM) a.
b.
Een dimensie die gebaseerd is op de kerntaken uit het landelijk beroepsprofiel en weergegeven is in de volgende domeinen: navigatie, technische systemen, beladingtechnologie, calamiteitenbeheersing en management & bedrijfsvoering Een inhoudelijke en ook onderwijskundige leerlijn die vanuit managementoptiek steeds bredere en complexere taken op hogere managementniveaus aangeeft (van operationeel uitvoerend, naar leidinggevend, naar tactisch en naar strategisch niveau).
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
57/62
Ad a) De kerntaken die aan boord kunnen worden uitgevoerd als maritiem officier: voeren van een veilige navigatie zorgen voor een veilige belading en onderhoud van het schip beheren en onderhoud van het technisch bedrijf handelend optreden bij het bestrijden van calamiteiten zorgen voor een goede bedrijfsvoering van het schip In het landelijk beroepsprofiel worden 6 kerntaken genoemd: “plegen van stelselmatig en preventief onderhoud” is in het competentieprofiel van de Marof-opleiding toegevoegd aan de taak “zorgen voor een veilige belading en onderhoud van het schip”.
Ad b) De managementniveaus zijn: Operationeel uitvoerend, het zelfstandig aansturen van de diverse deelsystemen van het schip (technisch, navigatie, laden en lossen) tijdens een specifieke reis. Leidinggevend aan personen en diverse deelsystemen van het schip (technisch, navigatie, laden en lossen) tijdens een specifieke reis. Het tactisch management: planmatig en uitvoerend zorg dragen voor het goede functioneren van de deelsystemen en het schip als geheel op de termijn van een jaar. Het strategisch management: beheer en management van schip, vloot en rederij op de langere termijn of gericht op innovatie.
58/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Bijlage 6
Curriculumschema
Regulier programma
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
59/62
60/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
Verkort programma
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier
61/62
62/62
© NQA – audit Hogeschool Rotterdam, bestaande hbo-bacheloropleiding Maritiem Officier