Adviesrapport Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Instellingstoets kwaliteitszorg 6 juni 2013
Inhoud
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Samenstelling van het auditpanel 2.2 Werkwijze van het auditpanel 2.3 Opbouw van het adviesrapport en opzet van de hoofdstukken
5 5 5 7
3
Beschrijving van de instelling 3.1 Algemene gegevens 3.2 Profiel van de instelling 3.3 Kengetallen per september 2012
9 9 9 10
4
Beoordeling per standaard 4.1 Standaard 1: Visie op de kwaliteit van het onderwijs 4.2 Standaard 2: Beleid 4.3 Standaard 3: Resultaten 4.4 Standaard 4: Verbeterbeleid 4.5 Standaard 5: Organisatie- en beslissingstructuur
11 11 14 21 23 25
5
Adviezen ter verbetering
28
Bijlage 1: Samenstelling van het panel
30
Bijlage 2: Programma’s van de locatiebezoeken
32
Bijlage 3: Overzicht van de bestudeerde documenten
40
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
42
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
1 Samenvattend advies Het auditpanel heeft vastgesteld dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) beschikt over een visie op kwaliteit en daarvan afgeleide centrale doelstellingen, die door de hele organisatie worden gedragen. De doelen zijn afgestemd met de stakeholders. Conform de 'couleur locale' gedachte staat de HAN verschillen in tempo in de beleidsuitvoering toe. Dit wordt in de organisatie ervaren als voldoende ruimte om eigen accenten te leggen en de eigen professionaliteit in te brengen. Er is een goede balans tussen centrale uitgangspunten en decentrale inkleuring. Het panel heeft geconstateerd dat de couleur locale werkt als een motor in de onderwijsontwikkeling, doordat het eigenaarschap bevordert en mensen enthousiast en betrokken maakt. Een aspect van couleur locale is dat het principe van verschillende snelheden bewust wordt gehanteerd. Hierdoor kan het tempo van ontwikkelingen variëren per opleiding. Dat brengt het risico met zich mee dat belangrijke doelstellingen vertraagd worden gerealiseerd. Hierdoor kan een spanning ontstaan met het tijdig realiseren van centrale doelstellingen. Het panel suggereert dat in sommige gevallen sterker op het tempo kan worden gestuurd. Het beleid is resultaatgericht geformuleerd in de vorm van managementcontracten, waarin toetsbare doelen zijn opgenomen. HAN-brede kaders en thema's zijn helder doorvertaald naar doelen op het niveau van de faculteiten en de onderwijsinstituten en vinden vervolgens hun weerslag in teamplannen per opleiding op een wijze die past bij de eigen situatie en herkenbaar is voor docenten. Die vertalingen geven in het algemeen op een 'rijke' manier invulling aan de centrale onderwijsvisie. Centrale elementen uit de onderwijsvisie, zoals: een krachtige relatie met de beroepspraktijk, een onderzoekslijn in elk curriculum en internationalisering, zijn op alle niveaus herkenbaar uitgewerkt. Het panel heeft veel voorbeelden gezien van verbeteringen op het gebied van toetsing en het borgen van het eindniveau. De relaties in de driehoek onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk worden verstevigd. Aan een HAN-breed kader voor studieloopbaanbegeleiding wordt nog gewerkt. Wel heeft de HAN een goed beleid op het gebied van studeren met een functiebeperking. Het personeelsbeleid sluit aan bij de HAN-brede doelen. Ontwikkeling van personeel wordt actief bevorderd. Vorderingen op het gebied van de voorzieningen hebben geleid tot een hogere studenttevredenheid. Er zijn ook aandachtspunten, maar het panel heeft geconstateerd dat de HAN die goed in beeld heeft en gericht werkt aan verbeteringen. Ten aanzien van het onderwijsrendement streeft de HAN naar het landelijk gemiddelde percentage. Daarmee wordt nauwelijks een verbetering op dit punt gerealiseerd. Het panel vindt die rendementen te laag, gezien de aard van de hogeschool en de maatschappelijke opdracht naar de studenten. Het panel zou hier meer ambitie willen zien. Het panel is zeer positief over het kwaliteitszorgsysteem van de HAN. Op instellingsniveau worden interne en externe metingen geanalyseerd, waardoor het CvB zicht houdt op de mate waarin de kwaliteit wordt gerealiseerd. Ook voert de HAN een actief verbeterbeleid. Het panel waardeert in het bijzonder de opvolging van verbeteracties naar aanleiding van interne audits, de invoering van thematische audits, waardoor het CvB op basis van signalen op enig moment kan interveniëren en de combinatie van drie implementatielijnen. De eerste implementatielijn is gerelateerd aan de thema's uit het instellingsplan, de tweede aan HAN-brede thema's die verbeterd moeten worden. De derde lijn betreft instituten en de opleidingen daarbinnen waar de kwaliteit zorgelijk is. Hierdoor vindt een systematische
pagina 3
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
identificatie van risico's plaats. Uit een casus van zo'n lijn 3 opleiding is het panel gebleken dat het verbetertraject zeer effectief is geweest. Het CvB heeft een proces geïnitieerd om de kwaliteitscultuur naar een hoger niveau te brengen. Het delen van kennis en uitwisselen van good practices zijn hierin belangrijke elementen. Het panel ondersteunt het voornemen van het CvB om te werken aan een goed evenwicht tussen de procedurele en niet-procedurele aspecten van het kwaliteitssysteem. De Raad van Toezicht, het College van Bestuur, faculteitsdirecteuren, instituutsdirecteuren, en opleidingscoördinatoren hebben allen welomlijnde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Door de systematiek van managementrapportages en bilateraal overleg tussen CvB en faculteit en tussen faculteit en instituut houdt het bestuur zicht op de vorderingen in de realisatie van de doelstellingen en kan het zo nodig bijsturen. Een verbeterpunt is minder detaillering en meer focus in de rapportages. Medewerkers en studenten hebben inspraak via medezeggenschapsraden en opleidingscommissies. De medezeggenschap is goed geregeld. De medezeggenschapsraad functioneert goed. De examencommissies hebben hun nieuwe verantwoordelijkheden goed opgepakt en worden toegerust om hun taken naar behoren uit te voeren. Op grond van bovenstaande bevindingen en afwegingen spreekt het panel op alle vijf standaarden het oordeel 'voldoet' uit. Het eindoordeel is derhalve positief ten aanzien van de vraag of de HAN 'in control' is over de kwaliteit van haar opleidingen.
Den Haag, 6 juni 2013 Namens het panel ter beoordeling van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
prof. dr. Luc François (voorzitter)
pagina 4
drs. José van Vonderen (secretaris)
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
2 Inleiding en verantwoording
2.1
Samenstelling van het auditpanel Het auditpanel is als volgt samengesteld: – prof. dr. Luc François (voorzitter), directeur Internationale Betrekkingen, Universiteit Gent, en hoogleraar Geschiedenis bij de faculteit Letteren en Wijsbegeerte; – dr. ir. Jan Houben (lid), voorzitter College van Bestuur Hogeschool Ipabo, Amsterdam/Alkmaar; – Els Verhoef MCM (lid), actief op het terrein van advies, coaching en interimbestuur in het (hoger) onderwijsdomein; – Arie van Scheepen BEng (student-lid), recent afgestudeerd in Algemene Operationele Techniek/ Energietechniek, Hogeschool Utrecht. Het panel werd ondersteund door drs. Frank Wamelink, procescoördinator NVAO, en drs. José van Vonderen, secretaris. In bijlage 1 zijn de CV‟s van de panelleden opgenomen.
2.2
Werkwijze van het auditpanel 2.2.1. Werkwijze van het auditpanel in het algemeen Voorbereiding De basis van deze audit vormden de Kritische Reflectie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), het instellingsplan 2008-2012 en het instellingsplan 2012-2016 van de HAN, en het accreditatieportret van de HAN opgesteld door de NVAO. Het panel heeft deze documenten voorafgaand aan de audit bestudeerd en heeft op basis daarvan zich een eerste indruk kunnen vormen en zijn eerste bevindingen en vragen geformuleerd. Naar aanleiding van het bestudeerde materiaal heeft het panel gekozen voor drie audit trails: – trail 1: relatie onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk/regio – trail 2: kwaliteit van toetsing en waarborgen gerealiseerd eindniveau – trail 3: verbetertraject bij de opleiding Fysiotherapie. Het panel heeft gekozen voor de trail onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk/regio omdat praktijkgericht onderzoek in het instellingsplan van de HAN een prominente plaats heeft. De doelstellingen zijn dat het praktijkgerichte onderzoek nauw verweven is met het onderwijs en een sterke relatie heeft met de beroepspraktijk, dat onderzoeksvaardigheden deel uitmaken van alle curricula, dat het onderzoek concrete onderwijsproducten oplevert, en dat betrokkenheid bij onderzoek bijdraagt aan de competenties van de docenten op dit terrein. De HAN heeft daarnaast de ambitie om zich als een regionaal kenniscentrum te positioneren. Doel van de trail was om na te gaan of het College van Bestuur de realisatie van deze doelstellingen voldoende kan bewaken en indien nodig ondersteunt en bijstelt.
pagina 5
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Voor de trail kwaliteit van toetsing en waarborgen gerealiseerd eindniveau is gekozen omdat deze aspecten een aandachtspunt zijn in de kwaliteitscycli van de HAN. Uit verschillende evaluaties blijkt dat toetsing een aandachtspunt is. De HAN heeft in het onderwijsmodel een aantal uitgangspunten voor de toetsing beschreven. Deze laten ruimte voor verschillen tussen opleidingen („couleur locale‟). Niettemin wordt een aantal eisen gesteld aan het toetsbeleid van de opleidingen. Eveneens zijn verbeteracties op het terrein van toetsen en beoordelen ingezet. Het panel wilde nagaan of de beleidsuitgangspunten worden ingevuld en relevante informatie over de uitvoering in de onderwijspraktijk, door alle lagen van de organisatie heen, tot het CvB reikt. De trail verbetertraject bij de opleiding Fysiotherapie had als doel de werking van de interne kwaliteitszorg en de effectiviteit van verbeterprocessen na te gaan. De HAN kent als onderdeel van de interne kwaliteitszorg zogenaamde „lijn 3‟ opleidingen of instituten. Dit zijn instituten/opleidingen die, blijkens interne en externe evaluaties, beoordelingen en rapportages, niet aan de kwaliteitseisen voldoen. Bij het Instituut voor Paramedische Studies betrof dit met name de opleiding Fysiotherapie. Bij deze opleiding is een ambitieus verbetertraject in gang gezet. De casus van Fysiotherapie biedt een interessante inkijk in de werking van de kwaliteitszorg en verbeterprocessen binnen de HAN. In het kader van de uit te voeren trails heeft het panel aan de HAN gericht om extra schriftelijke informatie gevraagd (zie bijlage 3). Verkennend bezoek Op 16 en 17 april 2013 heeft het panel een eerste bezoek aan de HAN gebracht. Dit bezoek had een algemeen onderzoeksdoel, waarbij het gehele kwaliteitssysteem van de HAN in brede zin is bestudeerd. Het bezoek op 16 april begon met het vooroverleg van het panel en verdere bestudering van de documenten. De HAN had een reeks sleuteldocumenten die in de Kritische Reflectie genoemd waren, via een portal aan het panel ter beschikking gesteld. Deze portal bevatte ook enkele andere relevante documenten (zie bijlage 3). Bevindingen en vragen die eerder per e-mail waren uitgewisseld, zijn besproken en gespreksonderwerpen zijn benoemd. Verder zijn op 16 en 17 april gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de verschillende geledingen van de HAN (zie bijlage 2) en is het open spreekuur van het panel bezocht. 2.2.2 Werkwijze van het panel met betrekking tot de audit trails Tijdens het tweede bezoek, op 7 en 8 mei 2013, zijn de drie audit trails uitgevoerd. Trail 1, relatie onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk/regio, is uitgevoerd bij twee kenniscentra, die in twee faculteiten zijn gesitueerd en over beide locaties van de HAN zijn verspreid: a) HAN SOCIAAL, onderzoek en ontwikkeling sociaal agogische praktijk (faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij, instituut Sociale Studies), met name de programmalijn participatie van kwetsbare burgers in de maatschappij. Verbonden bacheloropleidingen zijn: Creatieve Therapie, Culturele en Maatschappelijke Vorming, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Pedagogiek, Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Toegepaste Psychologie.
pagina 6
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
b) Technologie en samenleving (faculteit Techniek, instituut Engineering), met name de programmalijn duurzame energie. Er is een koppeling met de bacheloropleidingen Autotechniek, Bouwkunde, Elektrotechniek, Embedded Systems Techniek, Werktuigbouwkunde, Industrieel Product Ontwerpen en Master Control Systems Engineering. Het panel heeft de relevante kwaliteitszorg- en beleidsprocessen vanuit drie invalshoeken bevraagd: vanuit de kenniscentra, vanuit de faculteiten/onderwijsinstituten/opleidingen en vanuit de regio/beroepspraktijk. Tevens was in deze trail de aandacht gericht op professionalisering van docenten, aangezien kwaliteitsverhoging van het personeel en in het bijzonder verhoging van het opleidingsniveau van docenten speerpunten zijn in het HAN-beleid. Trail 2, kwaliteit van toetsing en waarborgen gerealiseerd eindniveau, is uitgevoerd bij de bacheloropleidingen Fiscaal Recht en Economie (FRE) en Sport, Gezondheid en Management (SGM), die binnenkort opnieuw extern worden beoordeeld. De HAN heeft recent in interne audits de aandacht voor toetsing versterkt en de opvolging van verbeterplannen aangescherpt. In de nieuwe situatie heeft SGM een interne audit nieuwe stijl en een thematische audit gericht op toetsing ondergaan. Bij FRE heeft een interne audit oude stijl plaatsgevonden. Het panel onderzocht de kwaliteitszorgcyclus vanaf de interne audit tot heden en het functioneren van het interne kwaliteitszorgsysteem. Bij beide opleidingen waren niet-leerlijngebonden toetsing, integrale toetsing en vrijstellingenbeleid onderdeel van de trail. Bij trail 3 is gesproken met betrokkenen bij het verbetertraject bij de opleiding Fysiotherapie: CvB, faculteitsdirectie, instituutsdirectie, beleidsmedewerkers, curriculumcommissie/taskforce, docenten en studenten. Zoals hierboven beschreven kent de HAN gericht verbeterbeleid aangeduid als „lijn 3‟. De opleiding Fysiotherapie is hiervan een specifieke casus. Bijlage 2 geeft een overzicht van de gesprekken gevoerd tijdens beide locatiebezoeken. 2.3
Opbouw van het adviesrapport en opzet van de hoofdstukken Hoofdstuk 3 bevat algemene informatie over de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen plus een aantal kengetallen. Vervolgens geeft het panel in hoofdstuk 4 zijn oordeel over de kwaliteitszorg van de instelling per standaard van het beoordelingskader. Bij elke standaard zijn de bevindingen opgenomen en worden vervolgens de overwegingen van het panel gegeven. De bevindingen naar aanleiding van de audit trails dienen hierbij steeds als casuïstische evidentie voor de wijze waarop het kwaliteitszorgsysteem als geheel functioneert binnen de HAN. Het gaat daarbij dus niet om een beoordeling van de in de audit trails betrokken opleidingen of programma‟s, maar om bepaalde aspecten daarvan op basis waarvan het panel heeft kunnen nagaan of de instelling in control is. In hoofdstuk 5 zijn adviezen ter verbetering van het kwaliteitszorgsysteem opgenomen. Het rapport sluit af met een samenvattende tabel van de oordelen over de kwaliteitszorg van de instelling. Het rapport bevat verder vier bijlagen met: (1) informatie over de samenstelling van de commissie, (2) het programma van de locatiebezoeken, (3) een overzicht van de bestudeerde documenten en (4) een lijst met afkortingen.
pagina 7
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Het rapport is opgesteld na de locatiebezoeken aan de instelling met bijdragen van alle commissieleden. De commissieleden hebben allen gereageerd op het conceptrapport. Het rapport is in conceptvorm voorgelegd aan de HAN voor de correctie van feitelijke onjuistheden. Op 5 juni heeft de HAN per e-mail gereageerd op het rapport. Daar waar noodzakelijk is de tekst aangepast of verduidelijkt. Vervolgens heeft de voorzitter de definitieve tekst op 6 juni 2013 vastgesteld.
pagina 8
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
3 Beschrijving van de instelling 3.1
Algemene gegevens Land Instelling Locaties Status van de instelling Opleidingen
3.2
Nederland Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Arnhem en Nijmegen Bekostigd 63 bacheloropleidingen, 21 masteropleidingen, 7 associate degree programma's
Profiel van de instelling De HAN is een multisectorale hogeschool met twee campussen, elk met een eigen profiel. In Nijmegen ligt de nadruk op gedrag & maatschappij, gezondheid, sport en opleiden; in Arnhem ligt het accent op techniek. Beide campussen bieden breed economisch onderwijs en een lerarenopleiding primair onderwijs. Ook hebben beide campussen internationale programma's. De HAN wil het internationaal profiel van de Arnhemse campus versterken. De organisatie is ingedeeld in vier faculteiten, die elk bestaan uit een aantal onderwijsinstituten en één of twee kenniscentra voor onderzoek. In de onderwijsinstituten zijn de bacheloropleidingen geclusterd. De masterprogramma's zijn bijeengebracht in een interfacultair instituut. De HAN wil zich verder ontwikkelen tot een university of applied sciences (UAS). Daarom wordt prioriteit gegeven aan de (selectieve) ontwikkeling van professional masteropleidingen en aan de ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek in verbinding met het onderwijs. De hogeschool is terughoudend in het ontwikkelen van associate degree programma‟s.
pagina 9
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
3.3
Kengetallen per september 2012 Studentenaantallen
Totaal aantal studenten Ad-studenten Bachelorstudenten Masterstudenten
30.316 180 29.636 500 2.543
waarvan internationale studenten (geen NL nationaliteit, wel buitenlandse vooropleiding) Opleidingen
Totaal aantal opleidingen Ad-opleidingen Bacheloropleidingen Masteropleidingen
91 7 63 21 (8 bekostigd en 13 niet bekostigd)
waarvan Engelstalige opleidingen waarvan Duitstalige opleidingen
7 3
Verleende diploma‟s (peiljaar 2011)
Ad Bachelor Master
Personeel
Totaal (31-12-2011) Lectoren Associate lectoren Totaal budget
Financiën e e e Totaal baten 1 ,2 ,3 geldstroom
pagina 10
84 4990 110 (alleen bekostigde) 3073 39 6 K € 263,1 miljoen
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
4 Beoordeling per standaard 4.1
Standaard 1: Visie op de kwaliteit van het onderwijs De instelling beschikt over een breed gedragen visie op de kwaliteit van haar onderwijs en op het ontwikkelen van een kwaliteitscultuur. A. Bevindingen Ten tijde van de locatiebezoeken was bij de HAN net een nieuw instellingsplan van kracht geworden. De Kritische Reflectie heeft de HAN geschreven op basis van het oude instellingsplan 2008-2012 (Ruimte voor Kwaliteit). In de gesprekken die het panel heeft gevoerd, was het nieuwe instellingsplan 2012-2016 (Kennis in Interactie) veelal het referentiekader. Daarom heeft het panel gekeken naar de visie op kwaliteit zoals deze uit beide instellingsplannen naar voren komt. Missie en kernwaarden In haar instellingsplan 2008-2012 heeft de HAN haar missie en kernwaarden verwoord. De missie luidt: "De HAN biedt studenten en cursisten onderwijs van hoog niveau in een inspirerende, ondernemende en innovatieve omgeving die afgestemd is op hun wensen en rekening houdt met verscheidenheid in talent en leerstijlen. De HAN verschaft jonge mensen een uitstekende startpositie op de arbeidsmarkt en stelt werkenden in staat zich verder te ontwikkelen. Het onderwijs aan de HAN is van hoogwaardige kwaliteit en getoetst op betekenis voor het beroepenveld. De HAN legt zich erop toe het beste uit studenten te halen door hen een uitstekende opleiding te bieden, gecombineerd met intensieve begeleiding van deskundige medewerkers. Voor bedrijven, instellingen en individuen in de regio is de HAN hét opleidingscentrum en één van de belangrijkste kennispartners. Voor studenten en medewerkers is de HAN een aantrekkelijke en professionele omgeving die ontwikkeling, ondernemerschap en innovatie hoog in het vaandel heeft staan. De HAN wil in Nederland tot de beste grote hogescholen behoren." De kernwaarden zijn: "De HAN werkt vanuit maatschappelijke betrokkenheid en wil een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de samenleving. De HAN is gericht op het bevorderen en delen van kennis en vaardigheden en stelt die ter beschikking aan haar omgeving. De HAN doet dat door het opleiden van mensen tot gewetensvolle en verantwoordelijke beroepsbeoefenaren. Bij alle activiteiten die de HAN onderneemt, streeft zij naar duurzaamheid. Medewerkers van de HAN handelen op basis van persoonlijke integriteit en sociale verantwoordelijkheid. Samenwerking binnen de HAN uit zich in respect en aandacht voor elkaar en erkenning van ieders bijdragen en verantwoordelijkheden. Binnen de professionele cultuur van de HAN zijn betrokkenheid, verantwoordelijkheid, eigenaarschap en professionele identiteit van de medewerkers kernbegrippen. Wij handelen op basis van eerlijkheid, vertrouwen en duidelijke afspraken." Visie op kwaliteit Op bovengenoemde uitgangspunten heeft de HAN haar visie op kwaliteit gebaseerd. Deze visie concentreert zich op vier beleidspijlers. 1. Verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs De onderwijskwaliteit wordt in de visie van de HAN bepaald door de volgende aspecten.
pagina 11
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
– Het onderwijs wordt vormgegeven vanuit de eisen van de beroepspraktijk. De opleidingen streven daarbij een eigen profiel na, gericht op het specifieke beroepenveld – De opleidingen stellen de student centraal en houden door een gedifferentieerde aanpak rekening met verschillen. Het onderwijs is voldoende intensief en structureert in de beginfase en is zo georganiseerd dat studenten in toenemende mate zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun leerproces. Dit wordt ondersteund met studieloopbaanbegeleiding. – De HAN ziet onderzoek als een kritische en doorslaggevende factor om het niveau van het onderwijs te verhogen. Studenten ontwikkelen een onderzoekende houding en verwerven onderzoeksvaardigheden. Om studenten bij onderzoek goed te kunnen ondersteunen, worden docenten gestimuleerd zich te trainen in onderzoek en/of te gaan promoveren. Gepromoveerde docenten vergroten de onderzoekscapaciteit van de HAN en dragen bij aan de kwaliteit van het onderwijs. 2. Synergie tussen onderwijs, onderzoek en marktactiviteiten De HAN wil uitgroeien tot een belangrijk kenniscentrum in de regio en bijdragen aan de innovatieve kracht van de omgeving. Zij wil die regiofunctie versterken door een nadrukkelijker verbinding tussen onderwijs, onderzoek en markactiviteiten. Daarnaast zijn ondernemerschap en internationalisering belangrijke resultaatgebieden binnen dit thema. 3. Organisatieontwikkeling en accentuering van de professionele cultuur In de visie van de HAN is goed werkgeverschap voorwaardelijk voor het realiseren van kwaliteit. De HAN wil haar medewerkers een aantrekkelijke en uitdagende werkomgeving bieden in de vorm van een professionele cultuur. Professionele waarden worden gerespecteerd en medewerkers worden in staat gesteld zich verder te ontwikkelen. 4. Streven naar operational excellence Voor het realiseren van kwaliteit is het in de visie van de HAN eveneens noodzakelijk de processen efficiënt en effectief in te richten en de voorzieningen en ondersteunende processen optimaal af te stemmen op onderwijs, onderzoek en marktactiviteiten. Daarbij is er speciale aandacht voor ict, roostering, huisvesting, interne communicatie en informatievoorziening. Ten aanzien van het onderwijs heeft de HAN in 2008 het vijfjarig vernieuwingsproject HAN Onderwijs Flexibilisering (HOF) afgesloten, dat was bedoeld om de onderwijsprogramma's beter te laten aansluiten op de beroepspraktijk en de verschillen tussen studenten. De uitgangspunten in dit onderwijsmodel zijn: – bevordering van beroepsgerichtheid doordat het onderwijs wordt ontwikkeld rondom beroepstaken en de bijbehorende competenties (competentiegericht opleiden); – bevordering van zelfsturing en daarmee de zelfstandigheid van de student; – flexibilisering door het bieden van keuzemogelijkheden ten aanzien van minoren en leerroutes, waaronder leerroutes op maat op basis van EVC. Op basis van een evaluatie in 2009 is het HOF bijgesteld. Besloten is om studiepunten niet langer te koppelen aan beroepstaken/competenties, maar aan onderwijseenheden. Tegelijkertijd is ingevoerd dat opleidingen op drie niveaus integraal toetsen of studenten de beroepstaken en bijbehorende competenties beheersen. Verder is het besluit genomen om minder gedetailleerde centrale kaders op te leggen en de opleidingen meer ruimte te geven voor een eigen invulling. Dit wordt aangeduid als eenheid in verscheidenheid of „couleur locale‟.
pagina 12
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
De couleur locale betreft vooral de wijze waarop de opleidingen het onderwijs vormgeven, passend bij de eisen van de specifieke beroepspraktijk en de kenmerken van de studenten. Nieuw instellingsplan Het nieuwe instellingsplan 2012-2016 bouwt duidelijk voort op het oude plan. De beleidspijlers zijn hierin: onderwijs, onderzoek, beroepspraktijk en regio, personeel (kwaliteit is mensenwerk) en operational excellence. Doordat praktijkgericht onderzoek, dat in het oude instellingsplan onderdeel is van de eerste twee beleidspijlers, nu tot afzonderlijke beleidspijler is benoemd, heeft het een belangrijkere plek gekregen. Ook wordt sterker gekoerst op de verbinding van onderwijs en onderzoek met beroepspraktijk en regio. De HAN wil zich verder ontwikkelen tot university of applied sciences (UAS), waarbinnen kennisontwikkeling, ondernemerschap en innovatie hoog in het vaandel staan. De hogeschool wil zich ook internationaal profileren als UAS. De internationale en interculturele dimensie moeten een centrale plaats krijgen in de curricula en het onderzoek. Het onderwijsrendement is relatief laag (onder het landelijk gemiddelde). Toch heeft de HAN geen rendementsdoelstellingen in het instellingsplan opgenomen anders dan dat het de huidige rendementspositie wil handhaven. Wel bevat het instellingsplan elementen van studiesucces. Het CvB wil hiermee het signaal afgeven te sturen op kwaliteit en een inhoudelijk gesprek te willen voeren. Draagvlak Het wordt binnen de HAN breed erkend dat de aanvankelijke doelen uit het instellingsplan 2008-2012 niet altijd realistisch waren. Die doelen zijn aangepast en er is meer ruimte gekomen voor decentrale eigenheid. Daarnaast is uit interne metingen gebleken dat kennis van dit instellingsplan onder de medewerkers en hun verbondenheid met de strategische doelen niet erg hoog waren. Om tot realistische doelen te komen zijn bij de ontwikkeling van het instellingsplan 20122016 nulmetingen uitgevoerd. Tevens is veel geïnvesteerd in de communicatie met stakeholders over de te volgen koers. Het College van Bestuur is bij alle instituten en service units in gesprek gegaan met docenten en medewerkers en heeft de directies, de medezeggenschapsraad en de Raad van Toezicht geraadpleegd. Over de gekozen speerpunten zijn vijf regionale consultaties in het werkveld gehouden. Tot slot is onder studenten en docenten een enquête uitgevoerd om de uitgangspunten van het instellingsplan te ijken. In de gesprekken heeft het panel vastgesteld dat directies, medewerkers en medezeggenschapsraad tevreden zijn over de stempel die zij hebben kunnen drukken op de te volgen koers. Het werkveld voelt zich verbonden met de doelen van de HAN en kan daar concreet een bijdrage aan leveren. Kwaliteitscultuur Het CvB is van mening dat het kwaliteitszorgsysteem goed op orde is. Het panel onderschrijft dit (zie standaard 3). Wel heeft het CvB zich als opdracht gesteld een betere balans aan te brengen tussen de regels en procedures (in termen van de HAN 'blauwe' cultuur) en de kwaliteitscultuur ('rode' cultuur). Kwaliteit is niet alleen een score op een tevredenheidsindicator, maar ook een inhoudelijk gesprek over realisatie van de doelen. Hierover zijn ook afspraken gemaakt met de Raad van Toezicht. Daartoe is een werkgroep kwaliteitscultuur samengesteld van docenten, beleidsmedewerkers studenten en leidinggevenden. De kwaliteitscultuur is ook onderwerp in de brede managementconferenties, waarin CvB, directeuren, hoofden service units, stafleden en externe experts participeren. Een versterkte inzet op professionalisering van docenten en
pagina 13
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
andere medewerkers moet eveneens gepaard gaan met het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn. Ook heeft bij interne audits minimaal één docent zitting in het auditteam,wat wordt gezien als een middel om het kwaliteitsbewustzijn te verhogen. Verder wordt discussie en meningsvorming georganiseerd. Eenmaal per twee à drie weken zijn er HAN-brede 'etalagebijeenkomsten' over onderwerpen die belangrijk zijn voor het onderwijs en waarin good practices worden besproken. HANovatie is een digitaal platform voor medewerkers voor kennisdeling, discussie en meningsvorming. In vrijwel alle gesprekken heeft het panel gehoord dat veelvuldig uitwisseling van ideeën en oplossingen plaatsvindt binnen en tussen de organisatieniveaus en dat het CvB regelmatig in gesprek gaat met opleidingen, zowel op eigen initiatief als op initiatief van de opleiding. Meermalen is in de gesprekken aangegeven dat een transitie plaatsvindt: van de situatie waarin de autonome docent bepaalt wat kwaliteit is, naar een situatie met een gevoelde teamverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en het niveau van het onderwijs. B. Overwegingen Het panel heeft geconstateerd dat de HAN kritisch heeft gereflecteerd op de resultaten van het instellingsplan 2008-2012 en daaruit lering heeft getrokken. Een duidelijke verbeterslag is gemaakt door bij de totstandkoming van het nieuwe plan alle belanghebbenden over de ambities te consulteren en meer realistische doelen te formuleren. Medewerkers voelen zich verbonden aan het instellingsplan, ervaren de doelstellingen als realistisch en onderschrijven de beleidspijlers voor kwaliteit. De doelstellingen worden ook als bindend ervaren. De regionale beroepspraktijk herkent zich in de doelstellingen. Er vindt een gedegen en intensieve toetsing plaats van de doelstellingen bij de stakeholders en wanneer dat noodzakelijk blijkt worden de doelstellingen herijkt. Het panel ziet tussen het oude en nieuwe instellingsplan consistentie in de visie op kwaliteit en in het strategisch beleid. De versterkte accenten op onderzoek en op de relatie met beroepspraktijk en regio passen bij het streven van de HAN om zich tot UAS te ontwikkelen. Het panel herkent in de gesprekken dat de belangrijke posities van de HAN algemeen worden gedeeld: HAN-identiteit en decentrale eigenheid („couleur locale‟), zoeken naar synergie tussen de kernactiviteiten van de HAN, goed werkgeverschap, operational excellence, resultaatgericht werken en groeien op basis van kwaliteit. Het panel ziet een goede balans tussen centrale uitgangspunten en ruimte voor decentrale inkleuring. Het panel meent wel dat de HAN, vanuit de maatschappelijke opdracht tegenover studenten, meer ambitie zou kunnen tonen ten aanzien van het studiesucces, zeker in het licht van de huidige rendementen, die niet of nauwelijks boven het landelijk gemiddelde uitkomen. Dat een professionele kwaliteitscultuur nog niet tot volle ontwikkeling is gekomen, wordt erkend. Een proces is gestart om dit naar een hoger niveau te brengen. C. Oordeel Het panel is van oordeel dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voldoet aan standaard 1, Visie op de kwaliteit van het onderwijs.
4.2
Standaard 2: Beleid De instelling beschikt over adequaat beleid om de visie op de kwaliteit van haar onderwijs te realiseren. Dit omvat in elk geval: beleid op het gebied van onderwijs, personeel, voorzieningen, toegankelijkheid en studeerbaarheid voor studenten met een functiebeperking, verankering van onderzoek in het onderwijs, evenals de verwevenheid tussen onderwijs en het (internationale) beroepenveld en vakgebied.
pagina 14
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
A. Bevindingen Het panel heeft voor deze standaard in het bijzonder onderzocht hoe de HAN de bij standaard 1 genoemde beleidspijlers heeft uitgewerkt in centrale kaders en hoe dit zijn doorwerking vindt naar het niveau van de opleidingen. Daarbij is specifieke aandacht geschonken aan praktijkgericht onderzoek en professionalisering van docenten (trail 1). Onderwijs Het panel heeft een reeks waarnemingen gedaan die ondersteunen dat de HAN de eigen doelstellingen gestructureerd uitwerkt in beleid. Een voorbeeld is de HAN-visie op onderwijskwaliteit. Die visie heeft, zoals onder standaard 1 beschreven, een ontwikkeling doorgemaakt van HOF naar 'eenheid in verscheidenheid'. Die visie is verwoord in een duidelijk onderwijskader met een aantal concrete streefdoelen. Daarnaast is de onderwijsvisie neergelegd in centrale kaders, zoals het algemeen deel van het Studentenstatuut. De bijstelling van het HOF wordt door de opleidingen omarmd, zo blijkt uit de gesprekken. Docenten ervaren dat zij meer vertrouwen hebben gekregen, dat het eigenaarschap van het onderwijs bij hen ligt en dat zij worden aangesproken op hun vakmanschap. Het panel heeft door documentenanalyse, gesprekken en de audit trails kunnen vaststellen dat de centrale uitgangspunten voor onderwijskwaliteit een goede doorvertaling krijgen naar de opleidingen. Deze vertalingen geven in het algemeen op een „rijke‟ manier en specifiek voor het instituut of de opleiding invulling aan de centrale onderwijsvisie. Centrale elementen uit de onderwijsvisie, zoals: een krachtige relatie met de beroepspraktijk, goede studieloopbaanbegeleiding, eisen met betrekking tot onderwijsintensiteit in de eerste fase van de studie, het expliciet uitwerken van een onderzoeksleerlijn, flexibilisering door een major-minorstructuur, zijn op alle niveaus herkenbaar uitgewerkt. De kaders zijn helder en er wordt nuchter „aangepakt‟ om die doelstellingen ook te realiseren. Een voorbeeld is de beleidsvisie op internationalisering. De HAN wil haar internationaal georiënteerde onderwijsaanbod versterken. Daarnaast legt de HAN prioriteit bij internationalisering van de curricula: in 2016 moeten alle opleidingen van de HAN een internationale dimensie hebben. De vormgeving daarvan kan per opleiding verschillen, afhankelijk van het beroep waarop men zich richt. De International Office van de HAN ondersteunt hierbij. De HAN faciliteert onder meer taaltrainingen en de inhuur van expertise. Ook hier is sprake van een helder geformuleerd uitgangspunt, centrale ondersteuning waar dat nuttig en zinvol is, maar ook veel ruimte voor decentrale inkleuring. Nog een voorbeeld is het HAN-beleid om het ondernemerschapsonderwijs te versterken en de deelname van studenten daaraan te vergroten. Daartoe zijn streefwaarden geformuleerd. In 2002 is binnen de HAN het Centrum voor Ondernemerschapsonderwijs opgericht, dat onder meer de minor ondernemerschap heeft opgezet en masterclasses voor docenten verzorgt in het ontwikkelen van ondernemerschapsonderwijs. Ook werkt de HAN met het concept student companies, waarbij groepjes studenten een eigen onderneming opzetten. Dit heeft zijn uitwerking in een scala aan opleidingen. Het panel heeft vastgesteld dat het Service Centrum Onderwijs (SCO) van de HAN een belangrijke rol speelt bij de onderwijsontwikkeling. Het staat faculteiten, instituten en opleidingen weliswaar vrij om externe deskundigheid in te huren, maar in toenemende mate wordt een beroep gedaan op de onderwijskundigen van SCO.
pagina 15
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
De SCO-medewerkers verklaren dit uit het feit dat zij de HAN-kaders kennen en weten wat er bij opleidingen speelt. Hierdoor ontstaat uitwisseling en kennisdeling tussen opleidingen bij de uitwerking van het centrale HAN-beleid. Begeleiding van studenten De HAN heeft ruim duizend studieloopbaanbegeleiders en vier decanen. Elke student heeft gedurende de hele opleiding een SLB'er. De tevredenheid van studenten over SLB is relatief gunstig met een score van 85% (neutraal en positief) in de NSE-evaluaties. Toch wordt ook kritisch gekeken naar de inhoudelijke doelen van het SLB-traject. Het CvB merkte daarover in het gesprek met het panel op dat de invulling van SLB inhoudelijk verbeterd moet worden, gericht op studievoortgang, keuzebegeleiding en de begeleiding naar zelfsturing. Ook de studentleden van de MR noemden tegenover het panel SLB als verbeterpunt. Over een nadere uitwerking van dit HAN-breed SLB-beleid wordt nog nagedacht. Het panel heeft wel van studenten gehoord dat zij positief zijn over aandacht, bejegening en sfeer. Ondanks de grote organisatie die de HAN is, voelen studenten zich gekend. Hiervoor is ook aandacht in de huisvesting (beleving van kleinschaligheid) en door de vorming van professional communities, die als doel hebben de sociale cohesie en de identificatie met de opleiding en het werkveld te bevorderen. Het panel heeft ervaren dat deze professional communities, die bij enkele opleidingen al gestalte hebben gekregen, een concreet voorbeeld zijn voor verschillende betrokkenen van de wijze waarop het onderwijsbeleid gestalte kan krijgen. De decanen informeren en adviseren zowel de studenten als de studieloopbaanbegeleiders over zaken als studiefinanciering, financiële en persoonlijke problemen. Een specifieke doelgroep van het decanaat zijn studenten met een functiebeperking. De HAN heeft deelgenomen aan het project Studeren met een Handicap, dat heeft geleid tot een voorlichtingsfilm, een handleiding voor studieloopbaanbegeleiders en docenten, en de introductie van een softwareprogramma voor dyslectici. Voor studenten met een functiebeperking is een fonds voorzieningen en hulpmiddelen ingesteld. Het beleid op dit gebied is in 2013 herzien, met als uiteindelijk doel de toegankelijkheid van het onderwijs te optimaliseren en studievertraging te beperken. In het daarin beschreven begeleidingssysteem is de SLB'er voor studenten met een functiebeperking het eerste aanspreekpunt en fungeert het decanaat als expertisecentrum voor de begeleiders. Er zijn senior SLB'ers aangewezen, die contactpersoon zijn voor het decanaat en die door decanen systematisch worden bijgeschoold. Studeren met een functiebeperking is ook een onderwerp in de deskundigheidsbevordering van alle SLB‟ers. Verder laat het beleidsplan zien dat ook op andere terreinen - zoals voorlichting en informatievoorziening, fysieke toegankelijkheid, en toetsing en examinering - maatregelen zijn of worden getroffen voor studenten met een functiebeperking. Uit het gesprek dat het panel met deze studenten heeft gevoerd, blijkt dat zij tevreden zijn over de ondersteuning en dat docenten op de hoogte zijn en rekening houden met hun beperking. Ook is voor hen duidelijk wat hun rechten zijn. Een omissie is dat met hen niet gestructureerd wordt gesproken over de mogelijkheden in de toekomstige loopbaan. Onderzoek in verwevenheid met onderwijs en met betrokkenheid van werkveld De HAN heeft een strategisch onderzoeksbeleid voor 2012-2016 vastgesteld. Met het oog op focus en massa kiest de HAN voor clustering van lectoraten in kenniscentra, die een meerjarig onderzoeksprogramma opstellen. Hierin wordt onder meer beschreven hoe de onderzoekslijnen aansluiten bij het onderwijs van de betrokken opleidingen en bij de beroepspraktijk. Het beleid is verder dat lectoren en (docent-)onderzoekers bijdragen
pagina 16
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
leveren aan het onderwijs. In de masteropleidingen wordt beoogd dat lectoren mede verantwoordelijk worden voor (een deel van) het curriculum en voor het niveau van de thesis. In ontwikkeling is een HAN-onderzoekskader, dat richting moet geven aan de verdere ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek, de integratie van dit onderzoek in het onderwijs en de scholing van docenten. In dit kader zal met name de definitie van toegepast onderzoek verder worden uitgewerkt. In 2016 wil de HAN voor alle opleidingen een inhoudelijk dekkend aanbod van (associate) lectoren hebben. Elke opleiding moet dan een verbinding hebben met één of meer (associate) lectoren, leidend tot bijdragen aan de curricula. Verder moet elke opleiding in 2016 een leerlijn onderzoek hebben geïmplementeerd (bij de nulmeting voor het nieuwe instellingsplan was dit 69%). Hiermee wordt mede een verhoogde deelname van docenten en studenten aan HAN-onderzoeksprogramma‟s beoogd. Ook moet in 2016 elke examencommissie een senior onderzoeker als lid hebben en elke curriculumcommissie iemand met onderzoekservaring. Op een aantal onderwerpen heeft de HAN speerpunten benoemd, die zich moeten ontwikkelen tot centres of excellence: een samenhangend geheel van opleidingen, praktijkgericht onderzoek en kennisvalorisatie. Speerpunten zijn gericht op (regionale) topsectoren, zijn interfacultair en multidisciplinair, hebben bij voorkeur een internationale dimensie, en worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met regionale bedrijven, instellingen en overheden. Over het geheel valt op dat de HAN veel lectoren heeft. Nieuwe lectoraten zijn in voorbereiding. Met name docent-onderzoekers van kenniskringen vervullen een brugfunctie tussen onderwijs en onderzoek; bij lectoren is dit minder het geval. Lectoren zijn nog niet altijd zichtbaar voor studenten, hoewel lectoren veelal gastlessen verzorgen. Het panel stelt vast dat het onderzoek binnen heldere beleidskaders en speerpunten is gebracht. Over de rol van het onderzoek binnen het onderwijs zijn duidelijke afspraken gemaakt. Het onderzoek is ook duidelijk gekoppeld aan de (regionale) beroepspraktijk. Uit trail 1 bij Techniek en Sociale Studies is gebleken dat de kenniscentra en opleidingen op alle fronten werken aan de doelstellingen voor onderzoek. Techniek lijkt hierin het verst gevorderd, met name wat betreft de focus in het onderzoek en het aantal lectoren. Zowel bij Techniek als Sociale Studies vindt samenwerking op instituutsniveau en met lectoraten plaats. In de gesprekken en documentatie zijn veel voorbeelden gegeven van onderwijsproducten als resultaat van onderzoek, wisselwerking tussen onderzoek en onderwijs, samenwerking met het werkveld op het gebied van onderzoek en het verwerven van externe fondsen. Onderzoeksactiviteiten die fragmentarisch en impliciet al in de curricula aanwezig waren, worden geëxpliciteerd, in lijn gebracht en versterkt om tot een leerlijn onderzoeksvaardigheden te komen. De lectoraten zijn hierbij betrokken. In toenemende mate doen studenten onderzoek in het werkveld en participeren zij in onderzoek van lectoraten, met name in afstudeeropdrachten. Binnen het kenniscentrum HAN Sociaal gaat het om grote aantallen studenten die participeren in het onderzoek. Bij het kenniscentrum Technologie en Samenleving wordt ontwikkelwerk in samenwerking met het werkveld uitgevoerd en wordt gezamenlijk onderwijs aangeboden. De werkveldvertegenwoordigers die het panel in deze trail heeft gesproken, zijn tevreden over de samenwerking met opleidingen en lectoraten en zien veel potentie voor nieuwe samenwerkingsprojecten. De HAN sluit volgens hen in het onderzoek steeds beter aan op de thema's die in het werkveld leven.
pagina 17
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Ook de omslag naar meer langlopend programmatisch onderzoek wordt als een positieve ontwikkeling gezien. De onderzoeksthema‟s worden daarbij in overleg met de beroepspraktijk bepaald. Personeel Een speerpunt in het personeelsbeleid is professionalisering van medewerkers en het verhogen van het opleidingsniveau van docenten. Het streefcijfer is 72% masteropgeleide en 8% gepromoveerde docenten in 2016. Master- en promotietrajecten worden gefaciliteerd met tijd en geld. Nieuwe docenten moeten al over een mastergraad beschikken. De HAN ziet hierin een middel om de onderzoeksvaardigheden en de vakinhoudelijke kennis van docenten te versterken. Daarnaast is in 2011-2012 gestart met een cursus onderzoeksvaardigheden voor docenten, gericht op het begeleiden van studenten bij hun (afstudeer)onderzoek. Verder is bij de HAN praktijkkennis altijd een belangrijk selectiecriterium geweest en wordt van docenten voldoende pedagogisch-didactische vaardigheden verwacht. Een pedagogisch-didactische aantekening is voorwaarde voor een vaste aanstelling. Ook leiderschap is een speerpunt in het personeelsbeleid. Het Leerplatform is een management development programma voor directeuren en hoofden service units, ondersteunend aan de realisering van het instellingsplan. Dit platform is ook betrokken bij het meerjarige proces dat is gestart om te komen tot een professionele kwaliteitscultuur. Op basis van interviews met medewerkers over wat zij kritische competenties vinden voor hun leidinggevenden, is een leiderschapskompas opgesteld. Dit is een referentiekader voor leiderschapsontwikkeling en wordt als eerste ingezet bij een vlootschouw van leidinggevenden in instituten en service units. Alle medewerkers hebben jaarlijks een R&O-gesprek met hun leidinggevende, waarin scholingsafspraken worden gemaakt. Volgens de docentleden van de MR vinden deze gesprekken ook daadwerkelijk plaats en worden ze goed gewaardeerd. Uit trail 1 is gebleken dat er veel animo is bij docenten voor het volgen van een masteropleiding en de cursus onderzoeksvaardigheden. Aanvragen voor een relevante masteropleiding worden altijd gehonoreerd. Opleidingen zijn strengere eisen gaan stellen aan de onderzoeksvaardigheden van docenten die afstudeerders begeleiden, hetgeen hen stimuleert zich hierin te scholen. De mogelijkheden voor professionalisering zijn recent uitgebreid met de start van de HAN Academy. Dit kunnen individuele en teamtrainingen zijn, standaard en maatwerk, gericht op de thema's uit het instellingsplan: onderwijs, onderzoek, ondersteuning, leidinggeven en persoonlijke effectiviteit. Binnen één jaar waren hiervoor 2500 aanmeldingen. Voorzieningen Zowel het oude als nieuwe instellingsplan legt een focus bij operational excellence. Studentenoordelen gaven aan dat daar verbetering nodig is. Dit betreft met name faciliteiten, roosters en communicatie. In de gesprekken werd de enorme groei van de HAN als een belangrijke oorzaak genoemd: een verdubbeling van het aantal studenten, waardoor zaken anders georganiseerd en voorzieningen aangepast moesten worden. Er is nu al enkele jaren een duidelijk stijgende lijn zichtbaar in de studenttevredenheid. De HAN heeft op beide campussen nieuwbouw en verbouwing van bestaande panden gerealiseerd. Naar de ict-functie is een onderzoek uitgevoerd. De aanbevelingen daaruit zijn opgenomen in een implementatieplan. Zo is het draadloos netwerk uitgebreid met een aansluiting op Eduroam. Een ander voorbeeld is een webapp voor studenten en medewerkers, waarmee zij op mobiele apparaten hun persoonlijke rooster kunnen inzien.
pagina 18
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Besloten is om het studie informatiesysteem te vervangen door een nieuw systeem dat al bij andere onderwijsinstellingen in gebruik is en waar gebruikers tevreden over zijn. Het programma voor de implementatie van het nieuwe systeem heeft mede tot doel de studievolgprocessen te verbeteren. Bij huisvesting en ict-voorzieningen komt nu meer aandacht voor het faciliteren van het onderzoek en de onderzoekers. Ook op het gebied van roostering zijn diverse verbeterprojecten opgezet, zoals stroomlijning van de roosterprocessen. De opleidingscoördinatoren vertelden het panel dat er een tendens is om roosteraars bij de opleidingen te positioneren. De korte lijnen en het directe contact verbeteren de flexibiliteit en de kwaliteit van roosters. Uit de gesprekken is het panel gebleken dat de interne communicatie en informatievoorziening nog een aandachtspunt is. Ook vinden studenten het digitale systeem (Scholar) niet gebruiksvriendelijk. Over het geheel genomen echter heeft de HAN systematisch beleid gevoerd op het punt van de voorzieningen. Beleidsontwikkeling De HAN legt de verantwoordelijkheid voor het onderwijs primair bij de opleidingen. De HAN is een grote organisatie. Het panel heeft in de gesprekken steeds de vraag gesteld hoe de centrale kaders via faculteitsdirecties en instituutsdirecties uiteindelijk hun uitwerking vinden op het niveau van de opleidingen. In vrijwel alle gesprekken werd gesproken over de HAN als een organisatie met verschillende snelheden. Binnen de centrale kaders kunnen faculteiten, onderwijsinstituten en opleidingen eigen prioriteiten stellen en afspraken maken over de fasering van de invoering, vastgelegd in managementcontracten tussen CvB en faculteit en tussen faculteit en instituut. Dit is conform de couleur locale gedachte dat organisatieonderdelen verschillen in stadium van ontwikkeling en qua sterktes en zwaktes. In die zin is er sprake van een top down èn bottom up benadering, in de sturingsfilosofie van de HAN aangeduid als beleidsontwikkeling in cocreatie. Naar het oordeel van de HAN dwingt dit faculteiten en instituten tot scherpe reflectie, afwegingen en keuzes, versterkt het de noodzakelijk geachte specifieke ontwikkeling van faculteit of instituut en vergroot het de kans dat de doelen worden gerealiseerd. In de gesprekken werd dit door directies en opleidingscoördinatoren volledig onderschreven. In lijn met het instellingsplan zijn de belangrijkste strategische koersdocumenten (onderwijs, onderzoek, personeel) aangepast en hebben de faculteiten en het Service Bedrijf hun strategisch beleidsplan ontwikkeld, in dialoog met het management in hun organisatieeenheid en de medezeggenschapsdeelraden. De centrale kaders worden steeds meer geconcretiseerd via instituutsplannen en vervolgens teamplannen per opleiding op een wijze die past bij de eigen situatie. In de gesprekken is bevestigd dat door deze werkwijze docenten zich herkennen in de opdracht. Verantwoording van faculteit aan bestuur en van instituut aan faculteit over de realisatie van de doelen geschiedt via managementrapportages driemaal per jaar. De voortgangsbewaking richt zich op de kernthema's uit het instellingsplan en op een set van meetbare indicatoren, waarin ook de prestatieafspraken met OCW zijn vervat. Ten opzichte van het oude instellingsplan is in het nieuwe plan het aantal indicatoren gereduceerd van 23 naar zestien, waardoor er volgens de betrokkenen meer balans is tussen kwantitatieve en kwalitatieve doelen. De Raad van Toezicht noemt minder detaillering en meer focus in de managementrapportages als verbeterpunt, ook in het kader van het aanbrengen van een betere balans tussen de „blauwe‟ en de „rode‟ kwaliteitscultuur.
pagina 19
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
In de gesprekken omschreven de faculteitsdirecteuren zich als de verbindende schakel tussen bestuur en onderwijsinstituten, maar ook tussen de instituten onderling. Zij organiseren samenwerking tussen de instituten en zijn de aanstuurders van plannen die de grenzen van de instituten overstijgen. Voorbeelden zijn scholing van examencommissies, internationalisering, kwaliteitszorg en samenwerking met het bedrijfsleven. De instituutsdirectie is het eerste aanspreekpunt voor de opleidingscoördinatoren over de inrichting van teamplannen op opleidingsniveau. De opleidingscoördinatoren spreken hun instituutsdirecteur zeer frequent, waarbij zowel van bovenaf als van onderop zaken aan de orde komen. Binnen de HAN fungeert een tiental stuurgroepen, bestaande uit een CvB-lid, faculteitsdirecteur, instituutsdirecteur, beleidsmedewerker en hoofd van een relevante service unit of stafafdeling, bedoeld om geformuleerd beleid steviger te verankeren en nieuw beleid te formuleren. Ook de brede managementconferenties, die elk kwartaal worden georganiseerd, spelen hierin een rol. Middelen Uit het instellingsplan vloeit de noodzaak voort additioneel te investeren in onderwijs en onderzoek. Die investering zoekt de HAN voornamelijk in reallocatie van middelen en voor een klein deel (met name onderzoek) via externe fondsen. Mede daarom is de ambitie de overhead terug te brengen en het aandeel onderwijzend personeel te vergroten (van 60,9% in 2012 naar 65% in 2016) ten opzichte van het aandeel onderwijsbeheer personeel. Het panel heeft vastgesteld dat het CvB gericht stuurt met middelen en dat faculteitsdirecteuren daarbij een kleine ruimte hebben om eigen accenten te leggen. Voor de onderzoeksspeerpunten wordt aan het werkveld cofinanciering gevraagd. De investering in de ontwikkeling van het personeel is nu al in overeenstemming met de nieuwe cao. Hiermee loopt de HAN voorop in het hbo. De Raad van Toezicht noemde tegenover het panel de financiële situatie van de HAN gezond en zei dat de beschikbaarheid van middelen geen belemmering hoeft te zijn bij de uitvoering van het beleid. Het panel heeft zelf op geen enkel punt de indruk gekregen dat de beschikbare middelen een doorslaggevende belemmering vormen bij het realiseren van de ambities. B. Overwegingen Het panel stelt vast dat de visie is uitgewerkt in centrale kaders die door de hele lijn worden gedragen. De vertaling van het centrale beleid naar de verschillende organisatieniveaus is helder. Op alle organisatieniveaus wordt planmatig en concreet gewerkt aan de HAN-brede doelen. Er zijn voldoende middelen, waarmee gericht wordt gestuurd op de realisatie ervan. Het panel heeft de indruk gekregen dat het CvB weet wat er speelt op de werkvloer en dat er tussen de organisatieniveaus, verticaal en horizontaal, voortdurend dialoog plaatsvindt over het beleid waardoor cocreatie in beleidsontwikkeling wordt gerealiseerd. Het beleid is resultaatgericht geformuleerd in de vorm van managementcontracten, waarin toetsbare doelen zijn opgenomen. Via managementrapportages wordt de voortgang goed bewaakt. Een verbeterpunt is minder detaillering in de rapportages, afhankelijk van doel en doelgroep. Resultaten van het beleid zijn merkbaar. De relaties in de driehoek onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk worden verstevigd. Er wordt goed gewerkt aan de inbedding van onderzoek in het onderwijs en het werkveld ziet toenemende afstemming en samenwerking met betrekking tot onderzoeksthema's. Evenwichtige spreiding van lectoraten over faculteiten is
pagina 20
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
nog een aandachtspunt, evenals de zichtbaarheid van lectoren in opleidingen. Het professionaliseringsbeleid staat ten dienste van de doelstellingen en past in het streven naar kwaliteit en bij de ambitie van de HAN zich tot een UAS te ontwikkelen. De instelling van de HAN Academy is daarbij een goede stap. Het panel onderschrijft het voornemen van de HAN om voor studieloopbaanbegeleiding centrale kaders op te stellen. Het panel waardeert het beleid op het gebied van studeren met een functiebeperking, dat is gericht op inbedding in het handelen van medewerkers. Wel beveelt het panel aan om met studenten met een functiebeperking in gesprek te gaan over hun perspectieven op de arbeidsmarkt, zodat zij een goede afweging kunnen maken bij de studiekeuze. Vorderingen op het gebied van de voorzieningen hebben geleid tot een hogere studenttevredenheid. Een aandachtspunt is het digitale systeem Scholar, dat volgens de studenten niet gebruiksvriendelijk is. De bijstelling van het onderwijsmodel (HOF) en de couleur locale gedachte heeft tot veel dynamiek in de organisatie geleid en wordt ervaren als voldoende ruimte om eigen accenten te leggen en de eigen professionaliteit in te brengen. Het werkt als een motor in de onderwijsontwikkeling, doordat het eigenaarschap bevordert en mensen enthousiast en betrokken maakt. Het panel waardeert ook de rol van SCO bij onderwijsontwikkeling. Een gevolg van couleur locale is wel dat het tempo van ontwikkelingen nogal varieert per opleiding, zoals onder meer uit de trails blijkt. Het panel heeft vastgesteld dat de gestelde doelen beslist niet als vrijblijvend worden ervaren. Niettemin is de vraag of het toelaten van verschillende snelheden mogelijk is zonder concessies te doen aan het tijdig bereiken van het einddoel. Het panel adviseert het CvB daarom sterker op het tempo te sturen. C. Oordeel Het panel is van oordeel dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voldoet aan standaard 2, Beleid.
4.3
Standaard 3: Resultaten De instelling heeft zicht op de mate waarin haar visie op de kwaliteit van haar onderwijs wordt gerealiseerd, en meet en evalueert regelmatig de kwaliteit van haar opleidingen bij studenten, medewerkers, alumni en vertegenwoordigers van het beroepenveld. A. Bevindingen Het panel heeft bij zijn onderzoek op basis van deze standaard in het bijzonder gekeken naar de werking van het kwaliteitszorgsysteem, het evaluatie-instrumentarium, de rapportages en de betrokkenheid van de relevante groepen bij het kwaliteitszorgproces. Audits en accreditatie Het interne kwaliteitszorgsysteem kent een jaarlijks monitoring van opleidingen op basis van een quick scan en een interne audit op basis van een dieptescan en een kritische reflectie halverwege de cyclus van de zesjaarlijkse beoordeling door een externe visitatiecommissie. Beide scans zijn gekoppeld aan de NVAO-standaarden. Sinds 2011 wordt in de interne audit extra aandacht besteed aan toetsing en niveau, zijn thematische audits ingevoerd en wordt gevolgd welke verbeteracties naar aanleiding van audits worden ondernomen (zie standaard 4). Ook voor de kwaliteitszorg onderzoek is een systematiek van quick scans en midterm reviews ontwikkeld, gericht op de externe onderzoeksevaluaties.
pagina 21
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
De bijdragen van onderzoekseenheden aan het onderwijs en aan deskundigheidsbevordering van docenten is in het kwaliteitskader geoperationaliseerd. Ook in het kwaliteitskader onderwijs zijn normen opgenomen over de verbinding tussen onderwijs en onderzoek. Een beleidsadviseur kwaliteitszorg maakt ten behoeve van het CvB van alle visitatierapporten een analyse. Ook worden de accreditatiescores geanalyseerd om trends en eventuele knelpunten te ontdekken. De externe opleidingsbeoordelingen worden uitgevoerd door de NQA, die een meta-analyse heeft opgesteld. Evaluaties De HAN heeft in de Kritische Reflectie inzichtelijk gemaakt dat de opleidingen op alle NVAO-standaarden worden geëvalueerd en dat alle stakeholders - studenten, docenten, externe begeleiders, alumni en werkveld - daarbij betrokken zijn. De tevredenheid van het werkveld moet wel beter gemeten worden, zo heeft de Raad van Toezicht aangegeven, zowel wat betreft het niveau van afgestudeerden als het onderzoek met instellingen en bedrijven. HAN-breed worden periodiek een aansluitingsonderzoek onder eerstejaars uitgevoerd, een exitonderzoek onder studiestakers, een tevredenheidsonderzoek onder medewerkers en een meting klanttevredenheid Service Bedrijf. De gegevens worden geanalyseerd en besproken binnen het management. Daarnaast volgt de HAN de resultaten van de nationale studentenenquête NSE en de landelijke alumni-enquête HBO-monitor. Het Service Centrum Onderwijs van de HAN schrijft ten behoeve van het CvB een reflectie op de resultaten van NSE en HBO-monitor, waarbij de ontwikkelingen in de resultaten, de verschillen in prestaties tussen organisatie-eenheden en de prestaties ten opzichte van landelijke gemiddelden centraal staan. De afdeling HAN Kwaliteitszorg heeft modelvragenlijsten ontwikkeld, die opleidingen kunnen afstemmen op hun situatie. Het Service Centrum Onderwijs ondersteunt opleidingen bij het online evaluatie-instrument HBO-spiegel.nl. Met de opleidingsspecifieke vragenlijsten, vaak aangevuld met mondelinge evaluaties met studenten en met externe begeleiders, evalueren opleidingen ook zelf hun onderwijs. Dit betreft evaluaties van een onderwijseenheid, blok, periode of jaar, evaluaties van de stages en afstudeeropdrachten. De resultaten worden besproken met studenten, docenten en in R&O-gesprekken die leidinggevenden jaarlijks voeren met hun medewerkers. Evaluatiecoördinatoren en kwaliteitszorgmedewerkers van instituten en opleidingen zorgen voor agendering van de resultaten. Het CvB heeft aangegeven naast de formele cyclus van kwaliteitsbewaking en -verbetering ('blauw') veel waarde te hechten aan signalen uit de informele lijn ('rood'). Vandaar dat een proces voor de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur in gang is gezet, waarin het delen van kennis en uitwisselen van good practices belangrijke elementen zijn (zie standaard 1). Managementinformatie De sturing op de onderwijskwaliteit op centraal niveau vindt mede plaats aan de hand van meetbare indicatoren, die ook de prestatieafspraken met het ministerie van OCW reflecteren. Informatie wordt verzameld via het financiële systeem, het HRM-systeem en het studieinformatiesysteem. Deze worden gefaseerd vernieuwd om de kwaliteit van de gegevens te verbeteren.
pagina 22
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
B. Overwegingen Het panel vindt het kwaliteitszorgsysteem van de HAN voorbeeldig. Het systeem is goed doordacht en goed doorvertaald in de hiërarchie. Zowel voor onderwijs als onderzoek is het kwaliteitszorgsysteem inhoudelijk en procedureel afgestemd op de externe kwaliteitsbeoordeling. In beide systemen is de verbinding tussen onderwijs en onderzoek opgenomen. Het kwaliteitszorgsysteem begint met heldere resultaatafspraken of toetsbare streefdoelen. De HAN gebruikt voldoende meetinstrumenten. Het meten van de werkveldtevredenheid is een verbeterpunt. (Meta-)analyses leveren geaggregeerde informatie, waarbij een 'stoplichtenmodel' (rood, oranje, groen) de mate van benodigde aandacht aangeeft. Hierdoor houdt het CvB zicht op de mate waarin de kwaliteit wordt gerealiseerd. De Raad van Toezicht wordt uitvoerig geïnformeerd over de kwaliteit van de opleidingen en bespreekt die ook met het CvB. Interessant is de manier waarop de HAN risico‟s signaleert en volgt. Wanneer uit de metingen blijkt dat bij een opleiding risico‟s bestaan voor de kwaliteit, dan kan het CvB besluiten om de betreffende opleiding of instituut als „lijn 3‟ aan te merken. Hierop worden, in overleg met de volledige stuurkolom, concrete verbeterplannen uitgewerkt (zie standaard 4). Het panel waardeert de aandacht voor de kwaliteitscultuur, maar onderstreept dat dit niet ten koste mag gaan van het formele systeem. Het is van belang dat 'blauw' en 'rood' in goed evenwicht zijn. C. Oordeel De commissie is van oordeel dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voldoet aan standaard 3, Resultaten.
4.4
Standaard 4: Verbeterbeleid De instelling kan aantonen dat zij de kwaliteit van haar opleidingen waar nodig systematisch verbetert. A. Bevindingen Het panel baseert zijn bevindingen met betrekking tot deze standaard, naast de algemene gesprekken en documenten, in het bijzonder op zijn onderzoek in het kader van de trail toetsing en borgen eindniveau en de trail betreffende het 'lijn 3' verbetertraject bij de opleiding Fysiotherapie. De HAN heeft de kwaliteitszorgsystematiek gebaseerd op de pdca-cyclus. De hogeschool geeft zelf aan dat het rondmaken van de cyclus op instellingsniveau naar behoren verloopt door de koppeling aan de planning- en controlcylus. Op het niveau van de opleidingen is het geheel doorlopen van de pdca-cyclus een verbeterpunt. Daarom zijn in 2011 aan de procedure van interne audits twee follow up gesprekken toegevoegd, die de voorzitter van het auditteam voert met de instituutsdirecteur en opleidingscoördinator een half jaar en een jaar na afronding van de audit. Hierin worden de voortgang van verbeteracties, de resultaten, en eventuele knelpunten en behoefte aan ondersteuning besproken. Daarnaast is ingevoerd dat verbeteracties naar aanleiding van visitaties onderdeel zijn van de eerstvolgende interne audit. De HAN beschrijft in haar Kritische Reflectie voorbeelden van verbeteringen op de diverse beleidsterreinen en op verschillende niveaus naar aanleiding van evaluaties en metingen. In de Kritische Reflectie wordt opgemerkt dat de kwaliteitscultuur (zie ook standaard 1)
pagina 23
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
versterkt kan worden door meer systematisch over evaluatie-uitkomsten te communiceren. Ook onderkent de HAN dat verbetertrajecten gebaat zijn bij een ondersteunende cirkel rondom de pdca-cyclus, de IMWR-cyclus. Dit staat voor inspireren, mobiliseren, waarderen en reflecteren. Op instellingsniveau onderscheidt de HAN drie implementatielijnen. De eerste betreft het instellingsplan. Centraal element in de managementcontractbesprekingen tussen CvB en de directies van faculteiten en Service Bedrijf zijn de resultaatafspraken op de kernthema‟s uit het instellingsplan. (Evaluatie)resultaten op de afgesproken indicatoren geven aanleiding tot verbeteracties, waarover afspraken worden vastgelegd. De directies rapporteren driemaal per jaar volgens een format. Een voorbeeld zijn de afspraken om de kwaliteit van het Service Bedrijf te verbeteren, gericht op de doelstellingen voor operational excellence uit het instellingsplan. Ook heeft het Service Bedrijf verbeteracties opgezet ten aanzien van de 'kleine kwaliteit', zoals de ict-functie en roostering. De tweede implementatielijn is thematisch. Dit betreft afspraken over specifiek beleid van faculteiten en het Service Bedrijf op HAN-breed vastgestelde thema's waarop kwaliteitsverbetering nodig is. Deze thema's kunnen voortkomen uit HAN-brede metingen, uit audits en accreditaties of veranderingen in wetgeving. Voorbeelden zijn HAN-brede acties om examencommissies te ondersteunen bij hun nieuwe verantwoordelijkheden, de inrichting van deeltijdopleidingen en het instellingsbreed organiseren van zorgvuldige handelings-, besluitvormings- en registratieprocessen. De thematische audits, waarmee medio 2012 is gestart, kunnen extra informatie genereren voor HAN-brede verbetertrajecten. Implementatielijn 3 betreft instituten en de opleidingen daarbinnen waar de kwaliteit achterblijft en een zorgelijke situatie is ontstaan. In zo'n geval wordt een procedure doorlopen om inzicht te krijgen in de dieper liggende factoren en het verbeterpotentieel te activeren. Bij dit proces is de hele stuurkolom van CvB, faculteitsdirecteur en instituutsdirecteur betrokken. In trail 2 heeft het panel het verbeterbeleid onderzocht ten aanzien van toetsing en borgen eindniveau bij de opleidingen Fiscaal Recht en Economie (FRE) en Sport, Gezondheid en Management (SGM). Daaruit blijkt dat op alle fronten verbeteracties zijn ondernomen naar aanleiding van visitaties, interne audits en andere metingen. Het panel heeft wel de indruk dat de ontwikkelingen bij SGM sneller gaan dan bij FRE. Zaken waaraan is gewerkt, zijn bijvoorbeeld het toetsbeleid en toetsplannen per opleiding, het werken met toetsmatrijzen, een tweede lezer bij toetsconstructie, betere operationalisering van beoordelingscriteria, goede beoordelingsformulieren, intersubjectiviteit in de beoordeling, het borgen van het eindniveau door de beoordelingscriteria aan te scherpen, externen te betrekken bij het beoordelen van afstudeerproducten en achteraf te screenen of de afstudeerprocedure in orde is en het gerealiseerde eindniveau goed is beoordeeld. Ook aan de integrale toetsing wordt gewerkt, al gaven de gesprekspartners aan dat opleidingen nog worstelen met de invulling daarvan. Integrale toetsen kunnen verschillende vormen aannemen (couleur locale). Wel is de eis dat een integrale toets zoveel mogelijk competenties meet. De examen- en toetscommissies spelen een belangrijke rol bij de kwaliteitsverbetering van toetsing. Toetsing is ook opgenomen in facultaire plannen en tevens worden hiervoor instituutsbrede trajecten ingezet, bijvoorbeeld op gebied van scholing in toetsing. Ook is regelmatig overleg tussen de instituutsdirectie en de examen- en toetscommissie. Voor het vrijstellingenbeleid/EVC gelden duidelijke regels. Bij SGM beslist de examencommissie over vrijstellingen aan de hand van vastgestelde criteria. Bij FRE is dit gemandateerd aan senior examinatoren, die aan de examencommissie rapporteren.
pagina 24
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Eind 2008 is het Instituut voor Paramedische Studies (IPS) door het CvB tot 'lijn 3' instituut benoemd. De zorgelijke situatie betrof vooral de opleiding Fysiotherapie, waar de kwaliteit blijkens interne beoordelingen daalde tussen 2005 en 2009 en die qua studentenoordelen naar de laagste plaats in de landelijke ranking was gezakt. Dit was onderwerp van trail 3. Daaruit blijkt dat een goede diagnose van de oorzaken is gemaakt. Onderwijsontwikkeling, organisatieontwikkeling en teamontwikkeling waren de drie pijlers van het verbeterplan, waarbij vooral teamontwikkeling de aanjager voor verbeteringen is geweest. De docenten hebben de samenwerking geïntensiveerd en het eigenaarschap op zich genomen. Het verbetertraject werd aangestuurd door de curriculumcommissie, met daaraan een taskforce toegevoegd. Op onderdelen zijn deskundigen ingeschakeld van binnen en buiten de HAN. Monitoring van de vorderingen was geïntegreerd in de systematiek van managementrapportages, met extra monitoring en verscherpt toezicht door het CvB. Qua studenttevredenheid is het resultaat dat de opleiding Fysiotherapie nu in de top 3 van de landelijke ranking staat. B. Overwegingen Op basis van de bij standaard 3 genoemde metingen en evaluaties voert de HAN een actief verbeterbeleid. Het panel waardeert in het bijzonder de opvolging van interne audits (rondmaken pdca) en de combinatie van drie implementatielijnen. De casus Fysiotherapie laat zien dat het lijn 3 verbetertraject zeer effectief is geweest. Uit deze trail, maar ook uit trail 2, blijkt dat met name samenwerking tussen docenten en het uitnodigen tot eigenaarschap bijdragen aan de kwaliteitscultuur. Met de verbeteractiviteiten ten aanzien van toetsing (trail 2) is het kwaliteitsbewustzijn op dit gebied duidelijk toegenomen. C. Oordeel Het panel is van oordeel dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voldoet aan standaard 4, Verbeterbeleid.
4.5
Standaard 5: Organisatie- en beslissingstructuur De instelling heeft een effectieve organisatie- en beslissingsstructuur met betrekking tot de kwaliteit van haar opleidingen, waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk zijn afgebakend en waarvan de inspraak van studenten en medewerkers deel uitmaakt. A. Bevindingen Het panel heeft bij zijn onderzoek op basis van deze standaard in het bijzonder gekeken naar de communicatie tussen de verschillende organisatieonderdelen en de toedeling van de verantwoordelijkheden. De HAN heeft drie besturingsniveaus: instelling, faculteit en instituut. Er zijn vier faculteiten. Het bacheloronderwijs is in elke faculteit georganiseerd in instituten, waarin verwante opleidingen zijn geclusterd. Het masteronderwijs is op HAN-niveau georganiseerd in één interfacultair instituut. Het onderzoek is bij elke faculteit ondergebracht in kenniscentra, waarbinnen lectoraten samenwerken in programmalijnen. In elk kenniscentrum is een eerste lector aangewezen, die participeert in het managementoverleg. De instituutsdirectie stelt in belangrijke mate zelf de organisatiestructuur vast. Ook de werkzaamheden rond kwaliteitszorg zijn door instituten verschillend georganiseerd. Hoewel de verschillen in organisatiestructuur soms spanningen geven en tot discussie leiden, staat
pagina 25
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
de HAN een zekere differentiatie toe op de lagere niveaus, op basis van de specifieke situatie (zoals omvang en ontwikkelingsstadium) en effectiviteit. Dit past bij de couleur locale gedachte. Het tweehoofdige College van Bestuur is verantwoordelijk voor de realisatie van de strategie en doelstellingen uit het instellingsplan. Het HAN managementteam bestaat naast het CvB uit de directeuren van de faculteiten en het Service Bedrijf. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden liggen vast in het bestuursreglement van de HAN. Het CvB legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht. De instituutsdirectie is verantwoordelijk voor de aansturing van de opleidingen: in termen van profiel en eindkwalificaties, inhoudelijke en organisatorische vormgeving van het programma, instroom van studenten, personele bemensing, opleidingsspecifieke voorzieningen, de begeleiding van studenten en het gerealiseerde niveau. De opleidingscoördinatoren zijn verantwoordelijk voor de praktisch organisatorische aansturing van de opleiding. Eén instituut kent onderwijsmanagers, die ook een zekere lijnverantwoordelijkheid hebben. Door de systematiek van managementrapportages en bilateraal overleg tussen instituut en faculteit en tussen faculteit en CvB houdt het bestuur zicht op de vorderingen in de realisatie van de doelstellingen en kan het zo nodig bijsturen. Op basis van de faculteitsrapportages stelt het CvB driemaal per jaar een managementrapportage op voor de Raad van Toezicht, die een HAN-breed overzicht geeft. Zoals al bij standaard 1 is opgemerkt, is ook buiten deze systematiek veelvuldig overleg tussen de organisatieonderdelen. Uit de gevoerde gesprekken en bestudeerde documenten is het panel gebleken dat visie, beleid, resultaten, verbeterbeleid en de samenhang daartussen op adequate wijze aan bod komen. De HAN streeft naar good governance en sluit aan bij de Branchecode Governance Hogescholen. In het kader van de daarbij horende openheid en transparantie worden instellingsplan, jaarverslagen en managementrapportages onverkort op de website van de HAN ter beschikking gesteld. Good governance houdt ook in dat de HAN werkt met een integriteitscode, een klokkenluidersregeling en een klachtenregeling voor seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en werkdruk. Volgens de Raad van Toezicht blijkt uit landelijke evaluaties dat de HAN goed scoort bij het navolgen van de branchecode. Examencommissie Elk instituut heeft een examencommissie; bij de grotere instituten heeft deze taken gemandateerd aan een examenadviescommissie per opleiding. In een nieuw reglement is conform de WHW de rol van examencommissies versterkt ten aanzien van toetskwaliteit en borging eindniveau. Alle examencommissies zijn hiertoe geschoold. In een examencommissie zit ten minste één lid met onderzoekservaring en één extern deskundige. Examencommissies leggen via een jaarverslag verantwoording af aan de faculteitsdirectie. Uit trail 2 is gebleken dat de examencommissies hun nieuwe rol goed oppakken en daarvoor ook worden gefaciliteerd. Medezeggenschap en opleidingscommissie De medezeggenschapsstructuur van de HAN kent een medezeggenschapsraad (MR) op hogeschoolniveau en deelraden op het niveau van faculteiten en Service Bedrijf. In de medezeggenschapsraad en de faculteitsraden hebben personeelsleden en studenten zitting. Volgens het medezeggenschapsreglement heeft de MR het recht om alle
pagina 26
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
aangelegenheden die de hogeschool betreffen te bespreken en daarop een gemotiveerde reactie te ontvangen. Zij heeft instemmingsbevoegdheid bij principiële beleidsdocumenten en regelingen voor personeel en/of studenten, en adviesbevoegdheid bij de uitwerking van andere belangrijke zaken, met name gerelateerd aan het instellingsplan, de begroting en beslissingen rondom inkrimping of uitbreiding van de activiteiten van de hogeschool. Volgens de student- en personeelsleden van de MR die het panel heeft gesproken, functioneert de MR goed, wordt zij voldoende gefaciliteerd en serieus genomen. In 2012 heeft de MR bijvoorbeeld een aantal brainstormsessies met het College van Bestuur gehad over zaken die zij op de agenda wil zetten. Daarnaast hebben het dagelijks bestuur van de MR en de bestuursvoorzitter om de drie weken regulier overleg. De MR bespreekt ook regelmatig belangrijke onderwerpen met vertegenwoordigers van de faculteitsraden, de instituutsraad HAN masterprogramma‟s en de deelraad Service Bedrijf. Elke opleiding heeft een opleidingscommissie (OC), voor de helft bestaande uit docenten en de andere helft uit studenten. De MR meent dat het functioneren van de OC's verbeterd moet worden en bepleit OC's van grotere omvang die frequenter vergaderen over meer kwaliteitsaspecten. Het panel heeft echter meerdere OC-leden gesproken, die zich actief en kritisch opstellen en zich bezighouden met thema's als onderzoek en toetsing. Volgens de MR kost het moeite om studentleden voor de OC's te vinden. Gezocht wordt naar middelen om studenten te activeren, bijvoorbeeld door toekenning van studiepunten voor deelname aan een OC. B. Overwegingen Het panel heeft bediscussieerd dat de HAN ten opzichte van andere hogescholen een extra managementlaag kent. Er is echter uit niets gebleken dat dit niet efficiënt zou zijn of onnodig middelen en menskracht onttrekt aan het primaire proces. Het lijkt eigenaarschap en verbondenheid te bevorderen. De HAN kent een effectieve organisatie- en beslissingsstructuur voor het handhaven van onderwijskwaliteit. De kenniscentra vallen onder de faculteitsdirecties, wat in lijn is met het streven onderzoek met onderwijs te verbinden. De pdca-cyclus is voldoende effectief. Risico‟s worden gesignaleerd. Er is ook een duidelijke „control‟ langs de lijnen van het vaststellen van de OER's en de managementrapportages. OER's worden zeer nauwgezet getoetst. Het systeem van managementcontracten en -rapportages functioneert naar behoren. Binnen de HAN wordt veel inspanning geleverd om de kwaliteit aantoonbaar te kunnen waarborgen. Opleidingen moeten intern aantonen dat zij compliant zijn. Er zijn concrete initiatieven om te komen tot kennisdeling en het ontwikkelen van een kwaliteitscultuur. De HAN heeft „het huis op orde‟, dat wordt adequaat bewaakt en er wordt vanuit realistische ambities aan verbetering gewerkt. De medezeggenschap is op alle niveaus goed geregeld. Medewerkers en studenten worden geraadpleegd en hun aanbevelingen worden serieus genomen. Het panel heeft voorbeelden van goed functionerende OC's gezien. Volgens de MR is dit niet over de hele linie het geval, maar zijn initiatieven genomen om de situatie te verbeteren. De examencommissies zijn zich bewust van hun nieuwe taken en worden goed toegerust om die naar behoren uit te voeren. C. Oordeel De commissie is van mening dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voldoet aan standaard 5, Organisatie- en beslissingsstructuur.
pagina 27
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
5 Adviezen ter verbetering Op grond van de bevindingen tijdens de audit adviseert het panel aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen om onderstaande verbeteringen door te voeren.
Het panel meent dat de HAN, gezien de huidige rendementspositie meer ambitie zou kunnen tonen ten aanzien van het onderwijsrendement. Het huidige rendement, dat grofweg gelijk is aan het landelijk gemiddelde, is naar het oordeel van het panel te laag, in het licht van de maatschappelijke opdracht tegenover studenten en de aard van de hogeschool. Het panel beveelt aan om met studenten met een functiebeperking in gesprek te gaan over hun perspectieven op de arbeidsmarkt, zodat zij een goede afweging kunnen maken bij de studiekeuze. Het 'couleur locale' principe, dat faculteiten, onderwijsinstituten en opleidingen ruimte geeft eigen prioriteiten te stellen en afspraken te maken over de fasering van de invoering van beleid, heeft veel positieve kanten. Een gevolg van couleur locale is echter dat het tempo van ontwikkelingen nogal varieert per opleiding. Dat brengt het risico met zich mee dat belangrijke doelstellingen vertraagd worden gerealiseerd. Hierdoor kan een spanning ontstaan met het tijdig realiseren van centrale doelstellingen. Het panel suggereert dat in sommige gevallen sterker op het tempo kan worden gestuurd.
Het panel is zeer positief over het kwaliteitszorgsysteem van de HAN. Het panel waardeert ook de toegenomen aandacht voor de kwaliteitscultuur, maar onderstreept dat dit niet ten koste mag gaan van de regels en procedures voor kwaliteitsbewaking en -verbetering. Daarom beveelt het panel het CvB aan een goed evenwicht te bewaken tussen de procedurele en niet-procedurele aspecten van het kwaliteitssysteem. Een verbeterpunt in het op zich adequate systeem van managementrapportages is minder detaillering en meer focus in de rapportages.
pagina 28
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Overzicht van het advies De onderstaande tabel geeft per standaard het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Standaard
Oordeel Voldoet
Visie op de kwaliteit van het onderwijs Voldoet Beleid Voldoet Resultaten Voldoet Verbeterbeleid Voldoet Organisatie- en beslissingsstructuur Positief Algemene conclusie
pagina 29
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Bijlage 1: Samenstelling van het panel Voorzitter: Luc François, directeur Internationale Betrekkingen, Universiteit Gent en hoogleraar Geschiedenis bij de faculteit Letteren en Wijsbegeerte; Commissielid: Jan Houben, lid College van Bestuur Ipabo; Commissielid: Els Verhoef, actief op het terrein van advies, coaching en interimbestuur in het (hoger) onderwijsdomein; Commissielid: Arie van Scheepen (student-lid), recent afgestudeerd in Algemene Operationele Techniek/ Energietechniek, Hogeschool Utrecht. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Prof. dr. Luc François Luc François studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Gent, waar hij in 1987 promoveerde. Sinds die tijd is hij aan deze universiteit verbonden, onder meer als hoofd van de vakgroep Nieuwste Geschiedenis (1998-2001) en als directeur Onderwijsaangelegenheden van de Universiteit Gent (2001-2006). In de laatste hoedanigheid heeft hij samen met de faculteiten een opleidingsbeleid ontwikkeld en de overgang naar de bachelor-masterstructuur begeleid. Van 2004 tot 2011 was hij directeur van de Associatie Universiteit Gent. Sinds 1992 is hij hoogleraar bij de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Hij is tevens Rectoraal Adviseur Internationalisering van de Universiteit Gent. Luc François nam deel aan diverse instellingstoetsen kwaliteitszorg en is tevens lid van de visitatiecommissie „geschiedenis‟ (QANU) voor de Nederlandse universiteiten. dr. ir. Jan Houben Jan Houben promoveerde in 1973 in de technische wetenschappen op het gebied van elektrische energievoorziening. Daarvoor was hij al wetenschappelijk medewerker aan de Technische Universiteit Eindhoven. Van 1974 tot 1978 was hij directeur van de Lerarenopleiding Beroepsonderwijs Avondschool Eindhoven en vanaf 1987 voorzitter van het College van Bestuur van de Pedagogisch Technische Hogeschool Nederland (PTHN). Eind 1991 werd hij lid van de raad van bestuur van de stichting Hoger Onderwijs ZuidNederland (HOZN), die enkele jaren later de naam Fontys Hogescholen kreeg. Momenteel is hij voorzitter van het College van Bestuur van hogeschool iPabo. Els Verhoef MCM Els Verhoef heeft een sociaal agogische achtergrond (hbo bachelor behaald in 1976 aan De Horst in Driebergen en hbo master in 1980 aan het IVABO te Amsterdam), later aangevuld met een postdoctorale master organisatiekunde en verandermanagement (SIOO) in 2001. Zij werkte aanvankelijk als maatschappelijk werker in Utrecht (1976-1980) en vervolgens als docent en supervisor aan de Hogeschool van Amsterdam (1980-2001). Vanaf 1988 vervulde zij diverse directiefuncties binnen deze hogeschool. De laatste twee jaar was zij werkzaam als projectleider en organisatieadviseur in een hogeschoolbreed onderwijsvernieuwingsproject. In 2001 werd zij algemeen directeur van de sectoren Techniek en Informatica van de Haagse Hogeschool en in 2004 trad zij toe tot het College van Bestuur van deze hogeschool, waarbinnen zij de onderwijsportefeuille beheerde. Deze functie liep begin 2012 af. Zij is thans actief op het terrein van advies, coaching en interimbestuur in het (hoger) onderwijsdomein.
pagina 30
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
A. van Scheepen BEng Arie van Scheepen is onlangs afgestudeerd in algemene operationele techniek aan de Hogeschool Utrecht. Hij heeft ervaring als studentvertegenwoordiger in diverse organen en functies binnen zijn opleiding, de hogeschool en daarbuiten. Tevens heeft hij een uitgebreide training gevolgd bij de NVAO en is hij betrokken geweest bij verschillende TNO's.
pagina 31
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Bijlage 2: Programma’s van de locatiebezoeken Programma 16 en 17 april 2013
Dag 1: dinsdag 16 april 2013 Locatie:
HAN Campus Arnhem, Ruitenberglaan 31
tijd: 12.30-13.00 uur
Aankomst van het panel, welkom (CvB, Barbara Schaefers/Gerdien Vegter)
13.00-13.15 uur
Toelichting op de documentatie en informatie (Barbara Schaefers/Gerdien Vegter)
13.15-17.00 uur
Vooroverleg van het panel en bestuderen van de documenten
17.00-18.00 uur
Gesprek met het College van Bestuur (waarvan eerste vijf minuten een inleiding door het College) Kees Boele, voorzitter CvB HAN Kristel Baele, lid CvB
19.00 uur
Diner panel (extern)
Dag 2: woensdag 17 april 2013 Locatie:
HAN Campus Arnhem, Ruitenberglaan 31
tijd: 8.45-9.00 uur
Aankomst panel en voorbespreking
9.00-9.45 uur
Studentendelegatie van de medezeggenschapsraad 1. Roxanne Berg, student Personeel en Arbeid VT in Arnhem, FEM 2. Hugo de Boef, student HBO Recht VT in Nijmegen, FEM 3. Arnold Boeijink, student Bedrijfskunde MER VT in Arnhem, FEM 4. Daan Janssen, student Aardrijkskunde 2e graads VT in Nijmegen, FE 5. Giselle Schellekens, student Toegepaste Psychologie VT in Nijmegen, FGGM 6. Abe Vleeming, student Civiele Techniek VT in Arnhem, FT 7. Maarten Venhovens, student Maatschappelijk Werk en Dienstverlening VT in Nijmegen, FGGM
9.45-10.30 uur
Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad 1. Ina Boersma, docent Pabo FE 2. Jürgen Elfrink, docent ISS FGGM 3. Jean Hendriks, docent Built Environment FT 4. Huub Lomans, docent ISS FGGM 5. Hanneke de Natris, medewerker Studentzaken, SB 6. Marijke Pape, docent FSM FEM 7. Eduard Vooren, docent Bedrijfskunde/LE FEM 8. Theo de Wit, docent Opleidingskunde FE
pagina 32
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
10.30-10.45 uur
Pauze
10.45-11.30 uur
Studenten met een functiebeperking en parallel een willekeurig gekozen studentendelegatie Panel splitst zich. Delegaties door panel gekozen. Studenten met een functiebeperking: 1. Nadia Muijen, FE Instituut Leraar en School 2. Danielle Verbeek, FE PABO 3. Rens van Dijk, FEM Financieel Management & Recht 4. Stef Cornelissen, FT Built Environment 5. Rob Derksen, FT Informatica 6. Roy Spaan, GGM Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 7. Nanda Berends, FEM Bedrijfseconomie Studentendelegatie: 1. Chris Saedt, FEM Accountancy VT 2. Karst Koedijk, FEM Commerciële Economie VT e 3. Frank Boerman, FE Leraar Biologie 2 graads VT 4. Besmir Jakupi, FGGM Instituut Verpleegkundige Studies VT 5. Rico Peters, FT Communication and Multimedia Design VT 6. Nico Stapelbroek, FT Informatica VT
11.30-12.15 uur
Functionarissen belast met kwaliteitszorg, managementinformatie/P&C, HR, onderwijsondersteuning 1. Barbara Schaefers, hoofd HAN Kwaliteitszorg 2. Gerdien Vegter, senior beleidsadviseur en auditor HAN Kwaliteitszorg 3. Maarten Panhuijsen, senior beleidsadviseur Stuurinformatie Onderwijskwaliteit/ Service Centrum Onderwijs 4. Thijs Beelen, concern controller 5. Jos Coonen, directeur HR a.i. (tot 1.4.2013) 6. Gisela Albers, hoofd Service Centrum Onderwijs a.i.
12.15-13.00 uur
Lunch en intern overleg panel
13.00-13.45 uur
Opleidingscoördinatoren en opleidingsmanagers 1. Ellen Burger (FEM Facility Management) 2. Martine Overdijk (FEM International Business and Management Studies) 3. Carola Doumen (FE Cluster Talen) 4. Ineke Stijnen (FGGM Ergotherapie) 5. Rogier Vispoel (FGGM Sociaal Pedagogische Hulpverlening) 6. Richard Kaandorp (FT Werktuigbouwkunde)
13.45-14.30 uur
Instituutsdirecteuren In ieder geval Automotive, ILS, Pabo, ISS en verantwoordelijke masteropleidingen, aangevuld tot delegatie van 8 personen 1. Ineke Lokman (FT Automotive)
pagina 33
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
2. Cees van Verseveld (FT Applied Sciences) 3. Yvonne Visser (FE Instituut Leraar en School) 4. Betty van Waesberghe (FE Pabo) 5. Kathelijne van Kammen (FGGM Instituut Sociale Studies) 6. Menno Pistorius (FGGM Instituut Paramedische Studies) 7. Jannie Keizer a.i. (FEM Instituut International Business & Communication) 8. Ans Gielen (HAN Mastersprogramma‟s)
14.30-14.45 uur
Pauze
14.45-15.30 uur
Faculteitsdirecteuren, directeur Servicebedrijf 1. Frank Stöteler (Faculteitsdirecteur FGGM) 2. Janneke Hoekstra (Faculteitsdirecteur FT) 3. Titia Bredée (Faculteitsdirecteur FE) 4. Theo Joosten (Faculteitsdirecteur FEM) 5. Henk Stomphorst (Directeur Service Bedrijf)
15.30-16.30 uur
Vertegenwoordigers van het werkveld en betrokkenen bij dialoog met stakeholders en regio over strategisch beleid van de HAN. 1. Rob Hoogma, voorzitter Raad van Bestuur St. Siza (voor FGGM) 2. Dirk van Bennekom, voorzitter College van Bestuur Alliantie VO Nijmegen (voor FE) 3. Sylvia Veldmaat , lid College van Bestuur St. Fluvius, Ixperium (voor FE) 4. Kees Kranenburg, CTO Systems Integration BeNeLux (voor FT) 5. Gerard Martens, Hoogleraar Zoölogie en Moleculaire Neurobiologie, tevens hoofd afdeling Moleculaire Animale Physiologie , Science Faculteit Radboud Universiteit Nijmegen (voor FT) 6. Wim Beltman, Voorzitter Bestuur Sales Management Ass.(voor FEM) 7. Bart Zegers, Adjunct Directeur bij Wiltec B.V. (voor FEM)
16.30-17.30 uur
Nabespreking van het panel.
17.30-18.00 uur
Bespreken van de eerste bevindingen met het College van Bestuur, toelichting op de audittrails Kees Boele, voorzitter CvB Kristel Baele, lid CvB (in aanwezigheid van projectleider ITK, Barbara Schaefers)
pagina 34
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Programma audit trails op 7 en 8 mei 2013 Dag 1: dinsdag, 7 mei 2013 Audittrail 1: onderzoek- onderwijs- beroepspraktijk/regio
8.45- 9.00 uur
Aankomst van het panel, welkom
9.00- 9.45 uur Lectoren, docent-onderzoekers en docenten onderzoeksvaardigheden Faculteit Techniek/ programmalijn Duurzame Energie”/ Instituut Engineering René Bakker, eerste lector FT / training onderzoeksvaardigheden techniekdocenten Piet Sonneveld, lector duurzame energie Tinus Hammink, programmamanager FT, speerpunt Duurzame (elektrische) Energie (SEECE) Rob van Beek, docent- onderzoeker Jan Geurts van Kessel, docent- onderzoeker Marjo Lodewikus, docent onderzoeksvaardigheden Jeroen van Elburg, docent onderzoeksvaardigheden Hugo Arends, docent onderzoeksvaardigheden
9.45-10.30 uur Opleidingsmanager Engineering/coördinator, opleidingscommissie, curriculumcommissie Pauline van den Born, opleidingscoördinator Elektrotechniek en voorzitter werkgroep „onderzoek in het onderwijs‟ bij Engineering Richard Kaandorp, opleidingscoördinator Werktuigbouwkunde Johan van Eijden, docent en voorzitter opleidingscommissie Werktuigbouwkunde Randy Wijnants, student Embedded Systems Engineering, lid opleidingscommissie Olivier de Visser, student Elektrotechniek, lid opleidingscommissie Mieke Geijsen, student Industriële Productontwikkeling, lid opleidingscommissie Lennie Schrauwers, docent, voorzitter curriculumcommissie Industrieel Product Ontwerpen Ruud Elsinghorst, docent en voorzitter curriculumcommissie Embedded Systems Engineering
10.30- 10.45 uur Pauze
10.45- 11.30 uur Lectoren, docent-onderzoekers en docenten onderzoeksvaardigheden FGGM/ Kenniscentrum HAN Sociaal/ programmalijn “Participatie van kwetsbare burgers in de maatschappij”/ Instituut Sociale Studies Martha van Biene, (eerste) lector Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Huub Pijnenburg, lector Werkzame factoren in de zorg voor jeugd Marion van Hattum, associate lector Werkzame factoren in de zorg voor jeugd Livia Brouwers, docent- onderzoeker Toegepaste Psychologie Inge Smit Tak, docent- onderzoeker Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Joos Meesters, docent- onderzoeker Pedagogiek Meike Heessels, docent onderzoeksvaardigheden Culturele en Maatschappelijke Vorming
pagina 35
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Marianne Lenkhoff, docent onderzoeksvaardigheden Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
11.30- 12.15 uur ISS
Opleidingsmanagers ISS, opleidingscommissies, curriculumcommissies
Joke Pol, onderwijsmanager Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Rogier Vispoel, onderwijsmanager Sociaal Pedagogische Hulpverlening Jacqueline Versluijs, onderwijsmanager Pedagogiek Mariska Gootzen, docent, lid opleidingscommissie Jorien Bal, studente Toegepaste Psychologie, lid opleidingscommissie Marielle Meijers, studente Creatieve Therapie, lid opleidingscommissie Chris Blanken, docent, lid curriculumcie Sociaal Pedagogische Hulpverlening Ellen Schuurman, docent, lid curriculumcie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
12.15- 13.00 uur
Lunch en overleg panel
13.00- 13.45 uur
Beroepenveld/ adviesraad FT en beroepenveld/ adviesraad FGGM
FT: Evert Raaijen. Alfen BV, stuurgroep SEECE en Business Development Manager Mary Geurts, Manager Opleidingen Alliander Ben Ockhuizen, directeur SIKA Energie Maartje van Gelder, Tennet FGGM: Leonie Braks, beleidsmedewerker zorg en welzijn, gemeente Nijmegen Hans Hesta, voormalig directeur Jeugd Pro Persona, Arnhem Marcel Quanjel, manager onderzoek en ontwikkeling St. Entrea
13.45- 14.30 uur Faculteitsdirectie FT en faculteitsdirectie FGGM, instituutsdirectie FT/Engineering en FGGM/ISS programmamanager Valorisatie HAN Janneke Hoekstra, faculteitsdirecteur FT Frank Stöteler, faculteitsdirecteur FGGM Herman Janssen, Instituutsdirectie Engineering FT Kathelijne van Kammen, Instituutsdirectie Instituut Sociale Studies FGGM Jetty Schaap, Instituutsdirectie Instituut Sociale Studies FGGM Noël Maertens, programmamanager Valorisatie HAN 14.30- 14.45 uur
Pauze
Audittrail 3: verbetertraject lijn 3 Fysiotherapie 14.45- 15.30 uur (delegatie) Management van de HAN (verantwoordelijk voor opvolgen lijn 3 verbetertrajecten) Kees Boele, voorzitter CvB; portefeuillehouder onderwijs Frank Stöteler, faculteitsdirecteur FGGM; lid HAN MT Theo Joosten, faculteitsdirecteur FEM; lid HAN MT Paul Peters, beleidsmedewerker onderwijs FGGM
pagina 36
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
15.30- 16.15 uur Instituutsdirecteur, curriculumcommissie/taskforce, docenten (wilkeurig gekozen door panel) Menno Pistorius, Instituutsdirecteur Instituut Paramedische Studies Herman Berndt, hoofd opleiding Fysiotherapie Bastiaan Koekoek, docent, taskforce Front, toetsing Aukje Reinerman, docent, taskforce Front, fasecoördinator jaar 3-4 Jan van Huet, docent, taskforce Front, fasecoördinator 1-2 Marjan Kindt, docent, coördinator Front Jaap Brunekreef, docent/onderzoek Fysiotherapie Joost van Wijchen, docent/praktijkcoaching Fysiotherapie
16.15- 16.30 uur
Pauze
16.30- 17.15 uur
Studenten jaar 3/4 vt
Roeleke Schepers Ozkan Karahan, student Luc Straatman, student Dorien Kok, student
17.15 - einde
Overleg panel
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Dag 2: woensdag, 8 mei 2013 Audittrail 2: Kwaliteit van toetsing en waarborgen gerealiseerd niveau 8.45- 9.00 uur
Aankomst van het panel, welkom
9.00- 9.45 uur Studenten B Fiscaal Recht en Economie/FEM en studenten B Sport, Gezondheid en Management/ FGGM Studenten B Fiscaal Recht en Economie/FEM: e Geerten Bron, 3 jaars VT e Daphne Peters, 2 jaars VT e Ilja Mohlen, 2 jaars VT e Coen Ruitenbeek, 4 jaars VT Studenten B Sport, Gezondheid en Management/FGGM: e Sanne Geurds, 3 jaars VT, lid opleidingscie Chiel van Asselt, 3 vt, lid opleidingscie e Iris de Zee, 2 jaars VT, lid opleidingscie e Antoon Schellekens, 4 jaars VT e Mounia El Moeden, 4 jaars VT
9.45-10.30 uur Docenten Fiscaal Recht en Economie en Sport Gezondheid en Management Cees Draaijer, docent FRE Johan Roest, docent FRE Robin Borg, docent FRE Charles Le Poole, docent FRE
pagina 37
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Marie Louise Verhees, docent SGM Martijn Kamper, docent SGM en tevens lid examencie Martijn van Aarle, docent SGM Ward Trutmans, docent SGM en tevens lid opleidingsci 10.30-10.45 uur
Pauze
10.45-11.30 uur Examencommissies en toetscommissies Fiscaal Recht en Economie en Sport, Gezondheid en Management FRE: Examencommissie: Peter Smith (vz) Janny Marcus (lid) Toetscommissie: Ton de Laat (vz) SGM: Examencommissie: Herman Beerling ( vz) Rob ter Horst (lid) Toetscommissie: Paul Dresen (vz) Nienke Vos 11.30-12.15 uur
Leden HAN stuurgroep onderwijs en betrokkenen bij verbeteracties van toetsing en beoordeling
Stuurgroep onderwijs: Theo Joosten, Faculteitsdirecteur FEM Betty van Waesberghe, directie Pabo Gisela Albers, hoofd Service Centrum Onderwijs (SCO) a.i./cq. Secretaris stuurgroep Onderwijs Betrokkenen bij verbeteracties: Ingrid Kneefel, beleidsmedewerker FEM en SCO Peter Hoekstra, beleidsmedewerker FEM Nienke Vos, docent-toetsdeskundige SGM Mea Verbunt, beleidsmedewerker SCO 12.15-13.00 uur
Lunch en overleg panel
13.00- 13.45 uur Faculteitsdirectie FEM en FGGM en instituutsdirecties van beide opleidingen Theo Joosten, Faculteitsdirecteur FEM Frank Stöteler, Faculteitsdirecteur FGGM Derk Blijleven, Instituutsdirecteur Instituut Financieel Management en Rechten, FEM Peter Hoekstra, beleidsmedewerker FEM/voormalig adjunct-directeur Instituut Financieel Management en Rechten Joris Hermans, Adjunct Instituutsdirecteur Instituut Sport en Bewegingsstudies, FGGM Marjolein Bron, teamleider Sport Gezondheid en Management
pagina 38
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
13.45- 14.30 uur
Professionalisering van docenten/HAN Academy (extra aandachtspunt)
Mascha Gieling, manager HAN Academy Lionne van der Zande, coördinator professionalisering docenten HAN Academy Harry Stokhof, docent Pabo, promovendus FE (digitaal mindmapping) Jan Martens, docent FE, volgt Master Toetsing Cindy Vermeulen, docent FT, volgt Master of Media Innovation Dorothee Dahl, docent FGGM, volgt Master Begeleidingskunde Ernst van Hal, docent HR, FEM, volgt Master Management &Innovatie 14.30 – 15.00 uur
Overleg panel
15.00-15.45 uur
Leden Raad van Toezicht HAN
Lian Krijger Henriette Maassen van den Brink
15.45- 16.00 uur
Pauze
16.00- 17.00 uur
Overleg panel
17.00- 17.45 uur
Terugkoppeling naar CvB
Kees Boele, voorzitter College van Bestuur Kristel Baele, lid CvB in aanwezigheid van Barbara Schaefers, projectleider ITK
pagina 39
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Bijlage 3: Overzicht van de bestudeerde documenten Van te voren zijn aan het auditpanel ter beschikking gesteld: Helder in kwaliteit. Kritische reflectie instellingstoets kwaliteitszorg. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Ruimte voor kwaliteit. Instellingsplan 2008-2012. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Kennis in interactie. Instellingsplan 2012-2016. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen De volgende documenten zijn gebruikt voor de kritische reflectie en lagen ter inzage: Ruimte voor kwaliteit, HAN instellingsplan 2008-2012, juli 2008 Eenheid in verscheidenheid; Werken aan Onderwijskwaliteit, HAN onderwijskader, november 2009 HANdboek Kwaliteitszorg Onderwijs Bacheloropleidingen, versie maart 2011 HANdboek Kwaliteitszorg Onderwijs Masteropleidingen, versie maart 2011 Handboek Kwaliteitszorg Onderzoek, versie oktober 2012 Op weg naar een duurzaam personeelsbeleid, Strategisch Beleidsplan HR 20102016, september 2010 Studentenstatuut Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, studiejaar 2012-2013 Kader Opleidingsstatuut voor de bachelor opleidingen van de HAN, studiejaar 20122013 Kader Onderwijs- en Examenregeling voor de bachelor opleidingen van de HAN, studiejaar 2012-2013 Eindverslag van het project “Terugdringing belemmeringen voor studenten met een functiebeperking aan de HAN”, februari 2010 Jaarverslag over de werkzaamheden van het College van Beroep voor de Examens HAN, jaarver slag 2012 Onderwijs- en onderzoek; geen tegengestelde polen maar een krachtig geheel, oktober 2010 De HAN op weg naar een University of Applied Sciences, augustus 2010 Strategisch Onderzoeksbeleid, september 2011 Naar een internationale en interculturele omgeving, Strategisch beleidsplan Internationalisering 2010-2013, maart 2010 Midterm review Instellingsplan 2008-2012, juli 2010 RMA 2, managementrapportage HAN januari t/m augustus 2012, oktober 2012 Kennis in Interactie, HAN Instellingsplan 2012-2016, april 2012 Onderwijs & Onderzoek, Resultaat van investeren in kwaliteit, jaarverslag 2011 Aanvullende documenten: Interne auditbeleid HAN 2013, februari 2013 Protocol voor de interne audit Bachelor en Masteropleidingen van de HAN 20122013 Versterking interne hiërarchische rapportagelijn bij audits en visitaties onderwijs (Bachelor en Master), februari 2013 Resultaten NSE 2010, juni 2010
pagina 40
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Resultaten NSE 2012, juni 2012 Mainframe HAN-instellingsplan 2012-2016, Overzicht indicatoren, definities, streefwaarden en nulmetingen, september 2012 Studeren met een functiebeperking, beleidsplan, januari 2013 Jaarverslag 2012 Documenten ten behoeve van de trails: Trail 1: relatie onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk/regio Onderzoeksprogrammering Techniek en HAN SOCIAAL Managementcontracten faculteit Techniek en GGM Beleidsplan faculteit Techniek en GGM Managementrapportages faculteiten Jaarverslagen kenniscentra Documentatie rondom aanvragen en projecten Producten/diensten ten behoeve van onderwijs Trail 2: toetsing en borgen eindniveau Rapport vorige visitatie opleidingen FRE en SGM Auditrapport en verbeterplan FRE en SGM Kritische reflectie 2013 FRE en SGM Managementcontract en -rapportage op niveau van instituut en faculteit Documentatie rond verbeteracties Documentatie rond integrale toetsing en vrijstellingenbeleid Trail 3: verbetertraject opleiding Fysiotherapie Managementcontract CvB - faculteit GGM en faculteit - instituut IPS Verbeterplannen Verslaglegging over de voortgang Opleidingsprofiel en studiegids Fysiotherapie 2010-2011 Rapport interne audit Fysiotherapie 2010
pagina 41
Kritische reflectie Fysiotherapie en externe opleidingsbeoordeling 2011
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
CvB EVC HAN hbo MR NSE NVAO OC OER PDCA R&O SCO SLB UAS
pagina 42
college van bestuur elders verworven competentie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen hoger beroepsonderwijs medezeggenschapsraad nationale studentenenquête Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie opleidingscommissie onderwijs- en examenregeling Plan, Do, Check, Act resultaat- en ontwikkelingsgesprekken Service Centrum Onderwijs studieloopbaanbegeleiding university of applied sciences
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013
Het adviesrapport is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op de beoordeling van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 00 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 43
000050
NVAO | Instellingstoets Kwaliteitszorg Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 6 juni 2013