Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding DOCENT DANS - voltijd CROHO: 34940
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten - Arnhem ArtEZ Dansacademie
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding DOCENT DANS – voltijd ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten - Arnhem ArtEZ Dansacademie
Hobéon® Certificering BV Datum: november 2006 Auditteam: Drs. G.J. Stoltenborg Drs. J.M.L. Algra Dr. D. Klaic Drs. D.W. Schönau MA S. Molenaar Drs. R.F.H.M. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Beslisregels Hobéon Certificering Een korte schets van ArtEZ Dansacademie Een korte schets van de opleiding Docent Dans Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie
2.
2.1.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement Oordeelschema Opleiding Docent Dans, voltijd
9 9 9 13 16 18 18 21 24 26 28 31 32 34 37 37 39 41 44 44 46 49 49 50 52 53 53 54 56
3.
INTEGRAAL OORDEEL/ ADVIES AAN NVAO
57
BIJLAGE I Curriculum Vitae auditoren eb onafhankelijkheidsverklaring auditoren BIJLAGE II Programma Visitatie 17 en 18 mei 2006
1 1 1 1 4 5 6 7 8 8
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, in casu ArtEZ Dansacademie, verzorgt de (voltijd) HBO bachelor opleidingen ‘Dans’ en ‘Docent Dans’ alsmede de HBO master opleiding ‘Dance Unlimited’. Het onderhavige rapport heeft betrekking op:
HBO bachelor opleiding Docent Dans, voltijd
Croho nr. 34940
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de documenten die de opleiding Hobéon ter beschikking heeft gesteld. Zie 1.3.3.
1.3.
Aanpak
1.3.1. Bij zijn beoordeling van de opleiding Docent Dans is Hobéon Certificering, i.c. het door hem geformeerde auditteam, uitgegaan van het NVAO-“Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een HBO-opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.3.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de opleiding Docent Dans geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, doelstelling en opleidingscompetenties tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en op de daaraan gerelateerde opleidingscompetenties, zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de verwante opleidingen enerzijds en het beroepenveld anderzijds. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vervolgens vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en ook passend is voor een opleiding Docent Dans op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 1
1.3.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review 2006; Studiegids; Onderwijs- en Examenreglement – OER; de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages; onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: - strategische keuzen en de positie in de markt; - interne organisatie; - de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende evaluaties en verbetermaatregelen; - ontwikkelingen in het beroepenveld; - beroeps- en opleidingsprofielen; - (validatie) eindkwalificaties; - curriculumontwikkeling en - actualisering; - didactisch concept en werkvormen; - toetsing en beoordeling; - kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; - externe relaties / alumni; - internationalisering; - instroombeleid; - studiebegeleiding; - rendement. De documentatie is Hobéon Certificering ter beschikking gesteld via het digitale documentbeheersysteem DigOport van ArtEZ. Op basis van deze door de opleiding Docent Dans aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, werkveldrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een tweedaagse visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Dans en Cultuur, één externe deskundige op het gebied van onderwijskwaliteit en ‘toetsen & beoordelen’ in het kunstvakonderwijs, één student Dans, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één auditor / onderwijsdeskundige, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Laatstgenoemde trad ook op als secretaris.
1
Visitatie heeft plaatsgevonden op 17 en 18 mei 2006. Tijdens deze visitatie heeft het auditteam ook de bachelor opleiding “Dans” en de
master opleiding “Dance Unlimited” beoordeeld. De bevindingen dààrvan zijn neergelegd in afzonderlijke rapporten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 2
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en -daar waar het de ruimtelijke en materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdens en/of onmiddellijk na de visitatie geraadpleegde additionele documentatie: overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; stageverslagen en -beoordelingen; literatuurlijst. Aldus had Hobéon Certificering voldoende instrumenten om zich op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Hobéon Certificering heeft alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp is gegeven. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van Hobéon Certificering met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 3
1.4.
Beslisregels Hobéon Certificering
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een HBO bachelor opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 4
1.5.
Een korte schets van ArtEZ Dansacademie
ArtEZ Dansacademie in Arnhem is één van de zes officiële dansopleidingen. Zo zijn er, behalve in Arnhem, dansopleidingen in Tilburg (Fontys Hogescholen), Den Haag (Koninklijk Conservatorium), Rotterdam (Hogeschool voor Muziek en Dans), Groningen (Hanzehogeschool) en Amsterdam (Hogeschool voor de Kunsten). De opleidingen bieden elk hun eigen dansopleiding aan zoals expressionistische theaterdans, klassiek ballet, jazzdans of moderne dans en choreografie. ArtEZ Dansacademie maakt deel uit van ArtEZ hogeschool voor de kunsten. ArtEZ Dansacademie biedt vooropleidingen dans, bachelor-opleidingen tot uitvoerend danser, dansmaker, docent dans en een voortgezette (master)opleiding in choreografie (Dance Unlimited). Aan ArtEZ Dansacademie studeren circa 125 studenten uit binnen- en buitenland. Het opleidingsinstituut is met ingang van augustus 2004 samen met ArtEZ Theaterschool gevestigd op de Arnhemse kunstcampus aan de Rijn in een nieuw ondergronds gebouw van architect Hubert-Jan Henket met 23 studio's, een theater en twee presentatiestudio's. Dansstudenten krijgen op de Arnhemse kunstcampus gelegenheid kennis te maken met de andere kunstdisciplines binnen ArtEZ (beeldende kunst/muziek/bouwkunst). Toelating tot de opleiding Dans vindt plaats op basis van selectieprocedures. Naast een gedegen danstechnische scholing, besteedt de Arnhemse dansacademie aandacht aan de individuele artistieke ontwikkeling van de dansers. Uitgangspunt hierbij is dat alleen dansers, dansmakers en dansdocenten die zich als artistieke persoonlijkheden manifesteren, dans op een inspirerende wijze kunnen overdragen aan het theaterpubliek of aan amateur-dansers. Naast klassieke dans biedt de academie een breed scala aan moderne, postmoderne en hedendaagse danstechnieken. Vakken als improvisatie, compositie en theaterstrategieën nemen een belangrijke plaats in binnen het onderwijs. De academie onderhoudt intensieve relaties met het professionele werkveld in binnen- en buitenland. De Academie stemt haar onderwijsprogramma's af op de meest recente ontwikkelingen in de nationale en internationale beroepspraktijk. Nieuwe inzichten met betrekking tot het opleiden van dansers, dansmakers en dansdocenten worden in de onderwijsprogramma's geïntegreerd. De academie werkt intensief samen met de andere dansopleidingen in binnen- en buitenland, waarbij ook uitwisseling van studenten en docenten plaatsvindt. De Dansacademie heeft nauwe contacten met regionale, nationale en internationale gezelschappen, en organiseert voorstellingen, lezingen en workshops.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 5
1.6.
Een korte schets van de opleiding Docent Dans
Aan vijf van de zes HBO Dansacademies wordt een opleiding Docent Dans verzorgd. De ArtEZ Dansacademie telt ca. 150 studenten in de vakopleidingen, waarvan ca. 60 in de opleiding Docent Dans en ca. 120 leerlingen in de vooropleidingen. Aan de ArtEZ Dansacademie zijn ongeveer 60 docenten en medewerkers verbonden. In de dansvakopleiding wordt de student opgeleid tot een danstechnisch grondig en veelzijdig geschoolde creatieve danser, dansmaker of dansdocent. In de opleiding Docent Dans bestaat de basis voor elke student uit klassieke dans, moderne dans, eigentijdse dans, jazz en flamenco. Aan het einde van de propedeuse maakt de student een keuze tot of jazzdans of flamenco naast klassieke dans en moderne dans. De Dansacademie streeft er naar theaterpersoonlijkheden en docenten af te leveren die met beide benen in de huidige veelzijdige danspraktijk staan, zich bewust van het verleden en daardoor zelfbewust in het heden. Het vak dans is een kunstvak, dat naast de ambachtelijke kant, een artistieke en creatieve kant heeft die vooral in een theatrale setting tot uiting komt. Dansdocenten zullen in staat moeten zijn om in hun toekomstige werkveld het vak dans op een geïnspireerde, creatieve en artistieke wijze over te dragen op een publiek of op amateur leerlingen. Binnen het onderwijsprogramma van de opleiding zijn danstechnische scholing en creatieve, expressieve en theatrale ontwikkeling belangrijk. In de opleiding heeft dan ook naast danspraktijkvakken, het werken met gastchoreografen en (gast)docenten aan het instuderen van repertoire en het maken van nieuw werk, het maken van eigen werk en vakken als dans- en cultuurtheorie, drama, theatertechniek, improvisatie en compositie een belangrijke plaats. Afgestudeerden zijn in het binnenschoolse gebied werkzaam als vakleerkracht Dans binnen het primair onderwijs, als docent in het VMBO, HAVO en VWO, in het secundair beroepsonderwijs en enkele opleidingen binnen het HBO. In het buitenschoolse gebied worden functies en werkzaamheden vervuld door docenten/kunstenaars afkomstig van diverse opleidingen. Voor afgestudeerden van de opleiding Docent Dans die werkzaam zijn in de buitenschoolse kunsteducatie gelden vaak ook aanvullende activiteiten. Die betreffen vooral het ‘ondernemerschap in de kunsteducatie’, gericht op nieuw aanbod voor nieuwe doelgroepen. Binnen de centra voor kunsteducatie fungeren afgestudeerden van de opleiding Docent Dans vaak als kaderdocent, staffunctionaris of coördinerende schakel tussen meerdere vakspecialisten. De opleiding Docent Dans is ingebed binnen de instellingen voor kunstvakonderwijs. Dit maakt cross overs naar (onderdelen van de uitstroomprofielen van) de opleiding Dans, respectievelijk andere kunstvakopleidingen mogelijk. Daaraan is dikwijls ook behoefte, want de Docent Dans is in de beleving van het Dansvakonderwijs toch vooral een danser of choreograaf die als specialisatie gekozen heeft voor de breedte van de kunsteducatie. De Docent Dans zal zich voor zijn culturele oriëntatie echter ook breder moeten richten op het terrein van de kunsten en de (multi)culturele samenleving.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 6
1.7.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Studentlid Deskundige onderwijs / secretaris:
Drs. G.J. Stoltenborg Drs. J.M.L.J. Algra Dr. D. KLaic Drs. D.W. Schönau S. Molenaar Drs. R.F.H.M. Stapert
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen dat de voor de beoordeling van de opleiding Docent Dans noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Stoltenborg heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. De werkvelddeskundigen mevrouw Algra en de heren Klaic en Schönau hebben zich in hun beoordeling, vanuit vakgebied en werkveld, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Voorts geldt voor de heer Schönau, dat hij zich, als expert op het gebied van toetsen en beoordelen in het kunst vakonderwijs, ook expliciet een oordeel heeft gevormd over de wijze waarop de opleiding dit aspect organiseert en uitvoert. Mevrouw Algra en de heer Klaic hebben op grond van hun (internationale) kennis van theater, dans, danseducatie, choreografie, dramaturgie een goed en breed zicht op (recente) ontwikkelingen in het domein dans, zowel in de theatrale en artistieke als in de maatschappelijke en educatieve context. De deskundige ‘onderwijs’, Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft een grote, ook internationale, onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen worden gesteld. Mevrouw Molenaar studeert thans aan de Hogeschool voor de Kunsten – Amsterdam: Moderne Theaterdans. Zij is 3e jaars. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 7
1.8.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.9.
Programma visitatie
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 8
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Het werkveld van de dansdocent bestond voornamelijk uit balletscholen, waarbinnen bepaalde danstechnieken werden gedoceerd, hetgeen de rol van de docent tot techniekdocent beperkte. Het werkveld is verruimd, niet alleen buitenschools, maar ook binnenschools. Hierdoor zijn er een paar accenten verschoven: de dansdocent is nu minder techniekdocent (de discipline staat centraal) maar meer Docent Dans (de beroepsrol staat centraal); de dansdocent creëert voor een groot deel zijn eigen werk, opdrachten en projecten (ook binnenschools). Wat betreft de werkwijze die geleid heeft tot de eindkwalificaties wordt in het “opleidingsprofiel-document” opgemerkt dat het profiel is opgesteld door met name personen afkomstig uit het onderwijsveld (Rotterdamse Dansacademie, Savant Learning Partners en de Dansacademie Arnhem). Deze werkgroep besteedde haar tijd en aandacht vooral aan het opstellen van de competenties. De centrale vraag daarbij was welke vermogens of bekwaamheden studenten moeten verwerven om later een zinvolle bijdrage te kunnen leveren in hun beroepssituatie. Bij elke competentie werden gedragsindicatoren benoemd. Deze indicatoren geven aan welk waarneembare gedrag een afstuderend student/beginnend docent moet vertonen om te mogen concluderen dat hij of zij de desbetreffende competentie verworven heeft. Bij het benoemen van deze indicatoren was het uitgangspunt van de werkgroep het gedrag dat een afstuderend student moet kunnen laten zien en waaruit dan moet blijken dat hij of zij in een toekomstige beroepssituatie competent kan handelen. De eindkwalificaties van de opleiding Docent Dans zijn gebaseerd op het landelijk vastgestelde Opleidingsprofiel voor de bachelor Docent Dans (Netwerk KVDO, augustus 2003). In dit opleidingsprofiel wordt een visie op de beroepen, het werkveld en ontwikkelingen in relatie tot de opleiding beschreven. De eindkwalificaties van de opleiding luiden: creërend vermogen: de beginnende docent maakt dans en dansante producten die voortkomen uit het volgen van een eigen artistieke visie en stelt het creatieve proces in dienst van het docentschap. ambachtelijk vermogen : de beginnende docent bezit het vermogen een breed scala aan instrumentele vaardigheden en ambachtelijke kennis efficiënt en effectief toe te passen. (kunst)pedagogisch vermogen: de beginnende docent bezit het vermogen een veilige en stimulerende leeromgeving te scheppen voor leerlingen/cursisten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 9
didactisch vermogen: de beginnende docent bezit het vermogen (kunst)onderwijs te initiëren, ontwerpen, verzorgen en evalueren vanuit een (kunst) vakgerichte didactische visie. operationaliserend vermogen: de beginnende docent bezit het vermogen voor zichzelf en anderen een inspirerende en functionele onderwijssituatie op te zetten en in stand te houden. vermogen tot samenwerking: de beginnende docent bezit het vermogen vanuit de eigen expertise samen met anderen een bijdrage te leveren aan dans-, kunst-, en cultuuronderwijs. communicatief vermogen: de beginnende docent kan effectief en efficiënt zijn of haar artistieke, pedagogische en/of didactische visies in onderling verband hanteren, presenteren en toelichten. reflectief vermogen: de beginnende docent bezit het vermogen het eigen (kunst)pedagogisch en artistieke handelen te beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen. vermogen tot groei en vernieuwing: de beginnende docent bezit het vermogen zijn of haar kunstenaarschap en docentschap verder te ontwikkelen en te vernieuwen. omgevingsgerichtheid: de beginnende docent bezit het vermogen relevante omgevingsfactoren in de samenleving te signaleren en te gebruiken in zijn of haar werkzaamheden als docent. Deze eindkwalificaties zijn vervolgens verder uitgewerkt naar ‘gedragsindicatoren’. Ter adstructie geven wij hierna de verder uitgewerkte opleidingskwalificaties op het terrein van communicatief vermogen: de beginnende docent: draagt vanuit een innerlijke noodzaak op inspirerende wijze zijn of haar artistieke ideeën en fascinatie voor dans, kunst en cultuur over, afgestemd op de relevante doelgroepen; communiceert effectief en efficiënt, zowel schriftelijk als mondeling, met relevante doelgroepen over voor de doelgroep ter zake doende aspecten (van de dans); communiceert respectvol, informatief en overtuigend met leerlingen, cursisten, ouders, verzorgers en/of collegae over inhoud en voortgang van het onderwijs. Elk jaar wordt in februari/maart een bijeenkomst georganiseerd met vertegenwoordigers vanuit het werkveld (het amateurveld en het onderwijsveld) en alumni. Het werkveld wordt gerepresenteerd door: manager Matchpoint, Cultuureducatie A’dam Zuid Oost; stafmedewerkster NBDK (Nederlandse Beroepsvereniging voor Danskunstenaars); eigenaresse Dansschool; representant Basisonderwijs en Amateurveld (Alumna); representant Pabo en amateurveld (Alumna); representant Voortgezet Onderwijs en Amateurveld (Alumna). Deze bijeenkomsten hebben betrekking op (bijvoorbeeld) de integratie van competenties, leerlijnen en aansluiting van de eindtermen op de beroepspraktijk. Uit het meest recente verslag blijkt dat tijdens de bijeenkomst van februari 2006 gesproken is over de mate waarin de opleiding nog meer aandacht zou kunnen besteden aan innovaties en ondernemerschap binnen de danswereld. Met de stagementoren heeft overleg plaats gevonden over het onderwijsinnovatietraject.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 10
Het onderwijs van de opleiding Docent Dans wordt benaderd vanuit vier invalshoeken: de techniekgerichte; de reproductiegerichte; de expressief/creatieve; de receptief/theoretische. De techniek- en de reproductiegerichte benadering betreffen beide de uitvoering van dans, waarbij de student getraind wordt als danser, die dansfysieke vaardigheden beheerst en een breed dansvocabulaire ter beschikking heeft. In de expressief/creatieve of choreografische benadering staan de expressief/creatieve vakken centraal. Hierin ontwikkelt de student zich tot dansmaker, die een eigen dansidioom ter beschikking heeft en op eigen wijze creatief vorm kan geven aan eigen gevoelens en ervaringen. In het theoretisch/receptieve deel van de opleiding verwerft de student een zeer veelzijdige kennis en deskundigheid op het gebied van danstheorie en dansbeschouwing. Hij ontwikkelt zich tot danskenner, die dans kan plaatsen in maatschappelijke en historische context en daarmee de vele uitingen van dans in heden en verleden kan beschouwen, analyseren en interpreteren. Tevens ontwikkelt de student pedagogische en methodisch-didactische vaardigheden, die voor de overdracht van dans noodzakelijk zijn, alsmede de dansfysieke kennis die daarvoor nodig is. Zowel uit de eindkwalificaties als uit de programmabeschrijving blijkt, dat de opleiding er expliciet op is gericht afgestudeerden ‘af te leveren’ die als danser en danskenner de dans kan overdragen in verschillende stijlen (klassiek, modern, jazz, werelddans) in het buitenschoolse werkveld, met name in de instellingen voor kunsteducatie. Ook kunnen zij optreden als dansdocent in specifieke dansvormen en -trends, eveneens in het buitenschoolse veld of in de amateur dans, maar ook in het primair en voortgezet onderwijs. Als dansmaker en danskenner kunnen zij zowel in het basisonderwijs als voortgezet onderwijs leerlingen hun eigen dansmateriaal laten onderzoeken en ontwerpen. Ook zijn zij in staat, als docent in de buitenschoolse sector, op te treden als choreograaf voor leerlingenvoorstellingen en voor amateur producties. Omdat de opleiding Docent Dans het accent, zo blijkt uit het voorafgaande, niet alleen legt op ‘dans’ en ‘het overdragen van danstechniek’, maar ook -en in toenemende mate- op de meerdimensionale (en daardoor ook Nederlands cultuur gebonden) beroepsrol van ‘docent’, beantwoordt zij niet meer volledig aan het verwachtingspatroon van buitenlandse studenten die veeleer geïnteresseerd zijn in een meer smalle benadering van het ‘docentschap’: het overdragen van en trainen in danstechniek. Dit is de belangrijkste reden waarom het aantal buitenlandse aanmeldingen de laatste jaren flink afneemt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 11
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein: ‘dansen’, ‘dans maken’, ‘techniek overdracht’ en ‘pedagoogdidacticus’. Het auditteam beoordeelt deze meerdimensionale benadering als zeer positief.
Naar het oordeel van het auditteam heeft de opleiding -in samenspraak met het beroepenveld- een helder, goed uitgewerkt, samenhangend en werkvelddekkend referentiekader voor haar programma ontworpen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 12
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen In de Dublin Descriptoren, die het bachelor niveau aangeven, worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden. De opleiding heeft zelf, uitgaande van de Dublin Descriptoren, een beschrijving gegeven van de aansluiting eindkwalificaties en HBO-niveau. Uit deze beschrijving blijkt per Dublin Descriptor het volgende. Kennis en inzicht De beginnende dansdocent heeft aantoonbare kennis, vaardigheden en inzicht op het vakgebied dans. Hierbij ligt in het beroepscompetentie profiel de nadruk op de agogische kwaliteiten, die geflankeerd worden door een grote mate van affiniteit en vakkennis en danstechniek. De bachelor draagt ‘dans’ over in educatieve settings in alle werkvelden, binnen- en buitenschoolse, waarbij niet alleen ambachtelijke vaardigheden, maar juist ook kennis en inzicht in de theoretische aspecten van dans een rol spelen. Als referentiekader van zijn danstechnische, choreografische en danstheoretische vaardigheden en kennis hanteert hij het nationale en internationale werkveld van de artistieke theaterdans. Daarbij heeft hij eveneens kennis en inzicht in de andere (kunst)disciplines en van kunsten en cultuur in het algemeen. In een eventuele master kan worden voortgebouwd op dit bachelorniveau, waarbij de danstheoretische kennis en inzichten kunnen worden uitgebreid en/of verdiept. Dat geldt eveneens voor de kennis van andere (kunst)disciplines en inzicht in het functioneren van kunsten in de cultuur. Toepassen Kennis en inzicht De student kan zijn danstechnische en danscreatieve vaardigheden en zijn danstheoretische kennis op een professionele wijze toepassen. Hij kan zijn keuzen vakinhoudelijk beargumenteren. Hij kan daarbij zijn kennis, inzicht en vaardigheden ook toepassen in interdisciplinaire educatieve situaties. Tevens kent hij de ontwikkelingen in het werkveld van dansdocenten en de professionele netwerken die daarin actief zijn. Op deze wijze ontwikkelt hij zijn eigen professionele identiteit, die hij kan inzetten in confrontatie en samenwerking met andere professionele beroepsbeoefenaars. Oordeelsvorming Op basis van het verzamelen en interpreteren van relevante gegevens op het gebied van dans, cultuur en educatie kan de bachelor zich een oordeel vormen over situaties waarin sprake is van sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Op basis van dat oordeel kan hij dans- en cultuureducatieve settings creëren, die niet alleen vakinhoudelijk maar ook maatschappelijk relevant zijn. Communicatie De beginnend dansdocent is in staat om informatie over het vakgebied, ideeën en oplossingen te communiceren met enerzijds vakgenoten, maar ook met niet-specialisten (schoolleiding/directeuren, collega-docenten, ouders, beleidsmakers, subsidiegevers). Dit is enerzijds de waarborg voor een verdergaande professionele ontwikkeling, anderzijds is het van belang dat de dansdocent bij het ontwikkelen van danseducatieve producten kan afstemmen op de wensen en mogelijkheden van opdrachtgevers
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 13
Leervaardigheden Een Docent Dans wordt niet alleen tijdens zijn opleiding geschoold en gevormd. De ontwikkeling van de Docent Dans moet nadrukkelijk worden bezien in het kader van een Leven Lang Leren. Reeds voor aanvang van de vakstudie heeft de Docent Dans over het algemeen al (een aantal jaren) dansonderwijs genoten om over voldoende ontwikkelde competenties te beschikken die een succesvolle vakstudie mogelijk maken. En ook na de vakstudie moet de docent zich voortdurend blijven ontwikkelen, zowel op artistiek als op kunstpedagogisch terrein. De Docent Dans zal zich daarnaast voor zijn culturele oriëntatie breder moeten oriënteren op het terrein van de kunsten en de (multi)culturele samenleving. Ten slotte: definiëring van niveau en uitstroomprofielen zijn essentieel om helderheid te verschaffen met betrekking tot kwaliteitsbewaking, beroeps- en werkveldoriëntatie. De opleiding heeft, naar het oordeel van het auditteam op een duidelijke manier beschreven wat de positie is van de van de MBO-, van de bacheloren van de master afgestudeerde. De specificatie van het bachelorniveau is eens te meer van belang gezien de recente opkomst van op de sector kunst en kunsteducatie gerichte opleidingen op MBO-niveau. De uitwerking van de verschillende competenties in gedragscriteria geeft voldoende inzicht in het daadwerkelijke bachelorniveau van de opleiding. Ter adstructie volgen hieronder deze gedragscriteria Docent Dans die de opleiding aantoonbaar als richtinggevend voor haar programmering hanteert. De docent Dans: onderkent gedrag- en leerproblemen van leerlingen en roept externe deskundigheid in als dat nodig is; gebruikt kennis van groepsdynamische processen bij de inrichting van zijn werk en bij de omgang met de leerlingen, cursisten of deelnemers; hanteert brede kennis van de andere kunsten in relatie tot zijn of haar docentschap en heeft inzicht in de verbanden tussen de verschillende kunstdisciplines en de mogelijkheden tot samenwerking; formuleert doelen voor leerplannen, lessen en andere leersituaties uitgaande van de eindtermen c.q. doelen zoals gehanteerd in het betreffende type onderwijs; draagt zorg voor een krachtige, inspirerende leeromgeving; toetst de studievoortgang en beoordeelt op verantwoorde wijze het werk (leerresultaat) van cursisten, leerlingen of deelnemers; adviseert en begeleidt bij culturele activiteiten, het samenstellen van een kunstdossier (kunstmentoraat) en draagt bij tot inzicht in de diverse kunstdisciplines en de samenhang daartussen; draagt bij aan realisering en ontwikkeling van (vak)didactiek binnen het team c.q. de organisatie. Wat betreft dit punt geeft de opleiding aan dat vakdidactiek weer is opgenomen in het curriculum, waardoor de docentrol en doceervaardigheden beter tot hun recht zijn gekomen in vergelijking met 2003-2004.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 14
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Niveau Bachelor’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft (in haar competentiematrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de opleiding elke afzonderlijke Dublin Descriptor in specifieke gedragsindicatoren heeft uitgewerkt en vervolgens aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties. Iets wat bovendien op programmaniveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de programmabeschrijving. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. Via de competentiematrix wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie hoger onderwijs aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de Werkveldcommissie) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. Voorts betekent de keuze voor het concept ‘docent dans in buitenschoolse setting’ een goede aansluiting op één van de belangrijke actuele ontwikkelingen binnen danseducatie. Voor een uitwerking van de relatie tussen de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma: zie facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 16
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Oriëntatie HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.);
in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd;
de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld (Werkveldcommissie en gastdocenten) heeft betrokken. Meer nog, zij heeft er een sterk actuele dimensie aan toegevoegd door ook het concept ‘docent dans in buitenschoolse setting’ als uitgangpunt te nemen.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Docent Dans als voldoende.
De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in educatieve danspraktijk en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programma-onderdelen!) waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken.
Door zich mede en expliciet te richten op ‘docent dans in buitenschoolse setting’ anticipeert de opleiding uitdrukkelijk op een van de belangrijke ontwikkelingen in de danspraktijk.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Uit de programmabeschrijving blijkt dat er frequent sprake is van interactie tussen opleiding en werkveld. Centraal staan in de opleiding de zogeheten ‘Doceerpractica”. DD 1: Doceerpractica in het 1e jaar Observeren / hospiteren in ´Snuffelstages´ in alle beroepsrollen in het netwerk van ArtEZ. Onderling lesgeven o.l.v. de docent vakdidactiek. Zelfstandig lesgeven aan amateurs o.l.v. buddy’s. Participatie als “leerling” in de oefenpraktijk van de tweedejaarsstudenten. DD 2: Doceerpractica in het 2e jaar Oefenpraktijk in twee dansdisciplines, binnen de muren van ArtEZ (4 lessen) aan studenten van DD1 en andere studenten van de andere kunstdisciplines. Bij het lesgeven is altijd een medestudent aanwezig, die assisteert waar nodig en die feedback geeft. De mentor begeleidt 2x het lesgeven. Daarnaast begeleidt hij/zij de student bij het maken van een werkplan en evalueert het gehele proces . Hospiteren, 4 maanden 1 les per week, bij een professionele dansdocent in het werkveld en daarna een 5 tal lessen geven aan betreffende lesgroep. Begeleiding door docent Vakdidactiek. Dansdag P.O., begeleiding bij het voorbereiden en aanwezigheid van een vakdocent gedurende de gehele dag. Dansdag V.O., idem als hierboven. Kleuterstage / onderbouwstage P.O. Elke les wordt begeleid door een vakdocent. DD 3: Doceerpractica in het 3e jaar Stage in het buitenschoolse werkveld (8 lessen) in twee dansdisciplines. Begeleiding bij het maken van het werkplan, 2x begeleiding door vakdocent op de werkplek , de dansschool-houder is aanwezig bij alle lessen. Stage V.O. (8 lessen), begeleiding idem als hierboven. Stage P.O. (4 lessen), begeleiding idem als hierboven. Interdisciplinaire stage / CKV stage. In interdisciplinaire setting maken de studenten in 5 maanden een interdisciplinair product in een V.O. school. Hierin vervullen de studenten diverse rollen van het docentschap. De medestudenten zijn buddy en de studenten worden om de week begeleid door een vakdocent.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 18
DD 4: Doceerpractica in het 4e jaar Stage in het buitenschoolse werkveld in 3 dansdisciplines. In een van deze stages maakt de student een choreografie en presenteert deze in de theaters van ArtEZ: drie stageopdrachten. Stage in het binnenschoolse werkveld, P.O en V.O.: twee stageopdrachten Stage in een brancheorganisatie, met een ontwikkel-, onderzoek- of een beleidsopdracht: één stageopdracht Van deze in totaal zes stageopdrachten moeten er drie binnen een half jaar en drie binnen een jaar worden afgerond. De opleiding houdt in haar programmering rekening met de belangrijkste veranderingen die sinds 2003 in de opleiding Docent Dans zijn ingezet en die gebaseerd zijn op de visie op het beroepenveld. Waar voorheen de opleiding zich vooral concentreerde op het lesgeven, wordt het onderwijs nu gericht op een breed handelingsspectrum dat ingegeven is door ontwikkelingen in het beroepenveld. Dit heeft ertoe geleid dat: er meer internationale dans in het onderwijs, didactiek en vakdidactiek in het curriculum is opgenomen, het CKV-onderwijs in het curriculum een substantiële plaats heeft gekregen. Dit is gerealiseerd in de vakken die aangeboden worden door de centrale interfaculteit. Dit gedeelte van het curriculum bevat een aantal dansdiscipline overstijgende kunstvakken. Deze vakken richten zich voor een groot deel op het CKV-onderwijs. Binnen deze vakken/projecten leren studenten samenwerken in groepjes, die bestaan uit studenten van andere kunstvakopleidingen, zoals docent drama, docent muziek en de docent beeldende kunst en vormgeving, er andere accenten zijn gelegd in de stages. Een gedeelte van de bestaande stages is ingewisseld voor een stage binnen een brancheorganisatie met een onderzoek- en/of ontwikkelopdracht. Elk jaar nodigt de opleiding gastdocenten (gemiddeld ca 5 per jaar) uit om hun expertise aan de studenten van de Opleiding Docent Dans over te dragen. Om docenten en studenten in de gelegenheid te stellen met elkaar van gedachten te wisselen over de gevoelswaarde van de opleiding, wordt jaarlijks een Inspiratiedag georganiseerd. Zo was het thema in 2005 Cultureel Burgerschap. De belangrijkste conclusie van de dag, zo geeft de opleiding aan, was het inzicht dat de studenten het Cultureel Burgerschap al geïntegreerd hebben en automatisch vanuit die houding werken, terwijl de maatschappij aan hen vraagt dit bewust in te zetten en te verantwoorden. Soheila Nijand, gastspreekster van de dag en directeur van Interart doet veel onderzoek naar de didactiek van kunstonderwijs aan multicultureel samengestelde groepen. Zij heeft een aantal stageplaatsen aangeboden aan de studenten van de Opleiding Docent Dans.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 19
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de opleiding het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) doceerpractica, de ‘hospiteerfase’, de workshops, “Inspiratiedagen” en de frequente stages zeer ruime mogelijkheden aan de student om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stagewerkplek is goed geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en het stagebiedende organisatie. Deze afspraken hebben betrekking op doelstelling van de stage en de begeleiding van de student. het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date en zeer veelzijdig; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 20
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Het curriculum van de opleiding is thematisch opgebouwd en georganiseerd in blokken. In elk blok staat een bepaald thema centraal. Ook is in elk blok aandacht voor de ontwikkeling van het beroep zichtbaar in attitude, beroepshouding en vaardigheden. Hierdoor is een koppeling tussen beroepsvaardigheden en leerdoelen gewaarborgd. Voor de opzet van de jaarwerkplannen zijn formats gebruikt. Het curriculum van de opleiding is beschreven in de jaarwerkplannen van Docent Dans. Deze jaarwerkplannen hebben het auditteam inzicht gegeven in de inhoud van elk afzonderlijk vak en in de plaats van elk vak in het totaal van de opleiding. Iets wat telkens volgens een vast stramien gebeurt: contacttijd, zelfstudietijd, studiepunten, competenties, doelstelling, eindtermen, werkvormen, programma-indeling, literatuur en toetsing. Uit de voorhanden documentatie heeft het auditteam zich op gedetailleerd niveau een beeld kunnen vormen over de inhoud van de studie. Duidelijk is, dat de opleiding leerdoelen heeft geformuleerd die herkenbaar aansluiten bij de opleidingskwalificaties en dat vervolgens de leerdoelen in het jaarwerkplan op een heldere wijze zijn uitgewerkt. Het curriculum bestuderend, zoals beschreven in onder andere het jaarwerkplan, kan geconstateerd worden dat na afronding van de studie de bachelor de vereiste opleidingskwalificaties van de opleiding Docent Dans bereikt heeft. Wij geven hierna een opsomming van de door de opleiding uitgewerkte doelstellingen. De afgestudeerde van de opleiding Docent Dans: heeft zelf een onderbouwde visie op kunstonderwijs in het algemeen en op het kunstvak dans en het beroep Docent Dans / dansdocent in het bijzonder; kan deze visie uitdragen: zowel intern als extern; naar schoolleiding, collega’s, leerlingen en ouders; kan ideeën en opvattingen over (kunstonderwijs en) dans vertalen naar het dansonderwijs; kan dans en dansonderwijs observeren, analyseren en duiden; heeft inzicht in de fysieke en mentale mogelijkheden van leerlingen en kan hiervan gebruik maken dan wel dit verder ontwikkelen; houdt rekening met de beginsituatie van de leerlingen, zowel bij de inrichting van het onderwijs als in de omgang met leerlingen; beheerst diverse strategieën om (dans)bewegingen aan te leren; heeft kennis van en reageert adequaat op gedrags- en leerproblemen. Dit geldt zowel voor problemen die meer algemeen van aard zijn als voor vakspecifieke problemen; gaat uit van de leerling als een actief, zelfstandig lerende persoonlijkheid; kan werken in en met een groep leerlingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 21
Voor wat betreft het binnenschoolse werkveld geldt, dat de afgestudeerde op de hoogte is van de positie en functie van het vak in de verschillende onderwijstypen; op de hoogte is van de te bereiken eindtermen m.b.t. danseducatie binnen de verschillende onderwijsvormen; zich bewust is van de relatie tussen CKV2 en CKV3-dans (geldt voor HAVO-VWO) en kan deze relatie inzetten in het eigen onderwijs; in staat is eindtermen om te zetten in doelen (algemeen en vakspecifiek) afgestemd op de doelgroep; in staat is gericht te werken aan het bereiken van deze doelen, o.a. middels leerwerkplannen, lesplannen, lescycli, culturele activiteiten of projectweken; de methodisch-didactische benaderingswijzen kent en deze adequaat kan inzetten bij het eigen onderwijs; daarbij verschillende methoden, technieken, strategieën en werkwijzen hanteert; de leermiddelen (inclusief muziek) kent die gebruikt kunnen worden en deze adequaat kan inzetten; in staat is daarvoor een lessenplan te ontwikkelen, uitvoeren en evalueren; in staat is te beoordelen of gestelde doelen zijn bereikt en op basis daarvan de plannen aanpassen; zich bewust is van (historische) ontwikkelingen op het gebied van dans en van (inter-) culturele invloeden en deze kan inzetten (gebruiken) in het eigen onderwijs; in staat is een fysiek veilige en psychisch veilige leer- en leefomgeving te creëren voor de leerlingen. In het jaarwerkplan heeft de opleiding uitgebreid het studieprogramma beschreven. Hieruit blijkt dat de inhoud in ruim voldoende mate een concretisering is van de doelstelling(en). Ter adstructie het volgende voorbeeld voor het vak Moderne Danstechniek: ‘Doelstelling 3e studiejaar: het uitwerken en verdiepen van reeds behandelde lesstof in de moderne danstechniek in de twee voorgaande studiejaren, ter bevordering van meer inzicht in eigen bewegingskwaliteiten. Uitstraling in de beeldende en emotionerende kracht van moderne dans is een belangrijk communicatief aspect. Technische vaardigheden van de student worden ontwikkeld als stimulans voor het ontwikkelen van een eigen dansidioom en artistieke visie. In de oefenstof komt de nadruk te liggen op vloerwerk, vaart en dynamiek. Inhoud: de student moet zich bewust worden van: gewicht, ademhaling, ruimte, richting, dynamiek, ritme en timing. Even belangrijk zijn de contrasten tussen verschillende soorten beweging in tijd, kracht, ruimte. De lesstof is erop gericht de student te leren het lichaam te centreren en het gewicht te verplaatsen met vaart, ruimtelijkheid en inhoud. In de techniekverwerking worden presentatie, emotionaliteit en expressie betrokken’. De inhoud van de programmaonderdelen wordt vanaf het begin van de opleiding gerelateerd aan de danspraktijk en het dansonderwijs. Een belangrijk uitgangspunt van het curriculum is het principe van: relatie theorie en praktijk. De student wordt vanaf de start van de studie met de praktijk en met de leerling geconfronteerd om deze 'ervaringen' vervolgens te benutten als 'bron' of aanleiding voor het leren van theorie en vaardigheden. Dat houdt onder meer in dat in het curriculum van meet af aan sprake is van het verwerven van kennis over dans en CKV in relatie tot het docentschap en het verwerven van werkmodellen met betrekking tot vakdidactiek en onderwijskunde. In het kader van de beroepsoriëntatie is het mogelijk een realistisch en representatief beeld te schetsen van de toekomstige beroepsuitoefening. Daarmee sluit de opleiding aan bij de wijze waarop curricula binnen de CKV worden opgezet en ingevuld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 22
De opleiding draagt er zorg voor dat de afgestudeerde Docent Danser in staat is de in het beroepsprofiel omschreven beroepstaken en activiteiten binnen de diverse taakgebieden en domeinen uit te voeren. De beroepstaken en beroepshandelingen worden concreet vertaald naar het onderwijsprogramma in door de opleiding geformuleerde programmadoelen. Deze les- en leerdoelen zijn dus gerelateerd aan de opleidingskwalificaties.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft op semester-, blok-, project- en vak/practicumniveau door het hele programma heen op inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties. Sterk punt daarbij is, zo oordeelt het auditteam, dat de opleiding daarbij telkens de onderscheiden dimensies van de Dublin Descriptoren als referentie gebruikt (zie onder facet 1.2.); de binnen het programma gepositioneerde projecten en workshops zijn telkens gericht op een concreet en meetbaar leerdoel, telkens gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen en de projecten/workshops nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk HBO-niveau is. (Zie ook onder facet 6.1.)
Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding via de competentiematrix en de uitwerking daarvan naar de programmaonderdelen, op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen heeft geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 23
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De samenhang binnen het curriculum, zo blijkt uit de jaarwerkplannen, wordt zowel nagestreefd in inhoudelijke als in onderwijsdidactische zin via een afstemming van de diverse werkvormen. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen) als de verticale samenhang waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. De opleiding hanteert in het curriculum 6 leerlijnen: integrale docent dansleerlijn; theoretische leerlijn; integrale dansuitvoerende leerlijn; fysiek-technische leerlijn; danscreatieve leerlijn; professioneel maatschappelijke leerlijn. De opleiding heeft in schemavorm de leerlijnen, de vakken, de werkvormen en de competenties naast elkaar gezet. Deze werkwijze biedt voldoende inzicht in de relatie tussen de leerlijnen en de te bereiken competenties. Zo is voor de theoretische leerlijn aangegeven: de essentie van het vak (het verwerven van kennis over dans en CKV in relatie tot het docentschap en het verwerven van werkmodellen m.b.t. vakdidactiek en onderwijskunde), de vakken (onderwijskunde, dansgeschiedenis, muziek, danseducatie PO en VO, cultuurgeschiedenis, CIK instituutspracticum, beroepseducatie en voorbereiding CKV kennis CKV en vakdidactiek CKV), de werkvormen (actieve werkvormen, toepassingsgericht, hoor- en werkcolleges, opdrachten. Bij onderwijskunde en vakdidactiek zijn de stages uitgangspunt. In de door het auditteam bestudeerde jaarwerkplannen is op een duidelijke wijze aangegeven hoe de verschillende studieonderdelen zich tot elkaar verhouden. Per studieonderdeel geeft de opleiding aan welke competenties aan bod komen, de leerdoelen op danstechnisch en methodisch niveau, het belang van het vak voor het toekomstig beroep en de samenhang met andere vakken. Ter adstructie volgen hier twee voorbeelden: Voor het vak ‘Klassieke dans, methode en techniek’ wordt als samenhang met andere vakken aangegeven: In de eindstudiefase wordt voortgebouwd op de technieken, de daaraan gekoppelde methodiek en didactiek en de stage-ervaringen van de voorgaande studiejaren. In deze fase wordt de student voorbereid op de studie-afsluitende stage in klassieke techniek overdracht, op het prepareren en presenteren van voorstellingen door amateurs. Voor het vak ‘A.D.V. methodiek, mondelinge afsluiting’ wordt als samenhang met andere vakken aangegeven: Danseducatie, improvisatie en compositie, onderwijskunde, stages en de methodieken van de techniekvakken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 24
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Samenhang Programma’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de relatie tussen de leerdoelen van elk blok (en daarbinnen van elk project en/of workshop) is helder en logisch; de sterk thematische opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de projecten/workshops en de flankerende practica en (theoretische)modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en projecten) manifest; de strak doorgevoerde leerlijnen waarlang het programma zich ontwikkeld maken een sterke verticale samenhang binnen het opleidingsprogramma manifest.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 25
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De studielast van de opleiding Docent Dans bedraagt 1680 uur (60 EC) per studiejaar, in totaal dus 6720 uur (240 EC). In de jaarwerkplannen is per studiejaar een overzicht te vinden van de verhouding van contacttijd tot zelfstudietijd en het aantal te behalen EC per studieonderdeel. De opleiding streeft naar een zo evenredig mogelijke verdeling van de studielast over het studiejaar. Het auditteam is overigens van mening, dat het programma (met name waar het ‘dans’ betreft) over het algemeen eerder zwaarder dan lichter is dan de aangegeven studielast in uren. Het effect daarvan wordt nog versterkt doordat studenten sterk de neiging hebben meer te doen dan in het programma is opgenomen, doordat zij eigen werk maken en dansen in elkaars werk. Bovendien -en dat is kenmerkend voor een opleiding Docent Dans- is het merendeel van de studenten zeer ambitieus en perfectionistisch. Iets wat zij overigens in de beroepspraktijk, willen zij zich kunnen handhaven, ook moeten zijn. Voor mentoren en studiebegeleiders betekent dit dat zij zeer alert zijn dat studenten hun grenzen niet overschrijden en leren zich te beperken en rust te nemen. In het studieprogramma worden regelmatig rustmomenten ingepland om fysieke en mentale overbelasting van studenten te voorkomen. Dit gebeurt onder andere door vrije dagen in te plannen na een serie voorstellingen en door het inplannen van reflectiedagen in het jaarprogramma. Kortom het begrip ‘studielast’ heeft voor de opleiding Docent Dans een zeer specifieke lading. De last is hoog en studenten accepteren dat, sterker nog: zij willen het. Het is dan ook aan de opleiding studenten op gezette tijden enigszins af te remmen. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding dat op verantwoorde wijze doet via bijvoorbeeld een herordening van de vier programmaonderdelen - danstechnische vaardigheden - theoretische vaardigheden - creatieve vaardigheden - management-organisatorische vaardigheden Tijdens de visitatie bleek het auditteam dat docenten, maar vooral de mentoren, regelmatig praten met studenten over de ervaring van de werkdruk. Stress wordt vooral sterk ervaren op momenten dat de student creatieve prestaties moet leveren. Docenten en mentoren herkennen dit en zijn van mening dat studenten hier doorheen moeten. Toch denkt het docententeam dat studenten hierbij beter begeleid zouden kunnen worden. Oefeningen vanuit bijvoorbeeld NLP (neurolinguistisch programmeren) zouden hierbij kunnen helpen, zo geeft de opleiding aan. De opleiding overweegt de NLP-oefeningen in het programma op te nemen. De studenten geven overigens aan dat de studielast voor de interfacultaire vakken beter afgestemd zou moeten worden op het programma van de Opleiding Docent Dans. Dit is een aandachtspunt van de docenten van de Interfaculteit en de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 26
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt het facet ‘Studielast’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de formele studielast wordt jaarlijks geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de feitelijke studielast hoger is dan de formele, maar dankzij de mitigerende maatregelen die de opleiding heeft getroffen, is die afwijking niet onverantwoord groot. Toch hebben studenten nog problemen met de hoge studielast; de opleiding treft voldoende maatregelen om te voorkomen dat de hoge studielast een negatief (blokkerend) effect heeft op de ontwikkeling van de studenten; de spreiding van de studielast is niet optimaal met name ten gevolge van de studielast-pieken daar waar het om ‘dans’ gaat; na elke blokevaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student extra remediërende maatregelen getroffen.
Kortom: de studielast is hoog (soms te hoog) maar de opleiding is zich daar ten volle van bewust en treft dan ook maatregelen om de ‘last’ te verlagen en beter te spreiden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 27
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De gemiddelde instroom bij de Opleiding Docent Dans bedraagt vijftien. Van de instroom is ± 30% afkomstig uit het buitenland, met uitzondering van de jaren 2001 en 2002 toen ± 50% van de instroom uit het buitenland kwam. Van de Nederlandse studenten heeft meer dan de helft een HAVO-diploma, de overige zijn afkomstig van VWO (30%), enkelen hebben een MBO-achtergrond. In de periode 1998–2004 bestond de instroom voor 99% uit vrouwen. Via o.a. jongensklassen in de vooropleiding en Boys Action worden initiatieven genomen om meer jongens voor deze opleiding te interesseren (zie: Voorbereidend jongenscursus dans). De opleiding streeft naar een instroom van vijftien tot twintig. Blijkens de zogeheten ‘Startnotitie’ heeft de opleiding een heldere visie hoe de instroom kwalitatief en kwantitatief te regelen. Achtergrond hierbij is het voornemen van het CvB om een samenhangend instroombeleid voor ArtEZ te ontwikkelen teneinde een kwalitatief en kwantitatief optimale instroom te realiseren. Uit een bijlage bij deze notitie blijkt dat de opleiding een groot aantal personen heeft geconsulteerd onder wie representanten uit het aanleverend onderwijs. In deze notitie wordt uitgebreid ingegaan op de aansluiting binnen de beroepskolom, de aansluiting tussen het studiehuis en het hoger onderwijs, de aansluiting op MBO-kunstonderwijs en op Cultuurprofielscholen en CVK-vakken. Kernvraag hierbij was tijdens een interne gespreksronde langs faculteiten van ArtEZ: hoe krijgt en behoudt ArtEZ een kwalitatief optimale instroom en hoe gaat men om met de toenemende diversiteit onder studenten? Uit de notitie blijkt dat de opleiding zich uitgebreid heeft verdiept in de achtergronden van de groep instromende studenten. De opleiding kent een stringent instroombeleid. Jaarlijks ontvangt men 150 tot 180 aanmeldingen. Zij allen worden uitgenodigd voor deelname aan de audities. De auditie van de opleiding Docent Dans duurt één dag. Drie maal per jaar worden in het voorjaar auditiedagen gehouden. Per auditiedag melden zich ongeveer 50-60 auditanten aan. Het programma van de auditie bestaat uit een algemeen danstechnische les, een specifiek danstechnische les, een improvisatie/compositieopdracht en een test van de doceervaardigheden. De auditiecommissie bestaat uit de opleidingscoördinator, 4 techniekdocenten, 2 docenten improvisatie en de artistiek directeur. Alvorens de auditanten de auditie bezoeken, hebben zij een vragenlijst ingevuld. Zij moeten dan vragen beantwoorden die met name gerelateerd zijn aan hun motivatie om deze opleiding te gaan volgen. De selectiecriteria die hierbij gehanteerd worden zijn: Technische en fysieke vaardigheden, blijkend uit: basis danstechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden; fysieke mogelijkheden en aanleg; natuurlijke bewegingscoördinatie;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 28
Artistieke aanleg, blijkend uit: zeggingskracht als danser; creativiteit bij improvisatie; originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal; stijlgevoel en presentatie. Een punt van zorg binnen de opleidingen was de tot voor kort afnemende belangstelling vanuit het voortgezet onderwijs (HAVO, VWO en Gymnasium). Een goede samenwerking bij de invulling van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming en de Cultuurprofiel-scholen heeft ertoe geleid, dat die neerwaartse ontwikkeling in positieve zin is omgebogen. In het kader van de MBO-instroom zijn inmiddels van gesprekken gevoerd met de regionale ROC’s hetgeen onder meer heeft geresulteerd in het projectvoorstel “De Muze”. Dit project heeft tot doel om vanuit een integrale visie op kunstonderwijs te komen tot een regionaal scholingsmodel met kunstopleidingen op verschillende niveaus. Centraal binnen het project staat de ontwikkeling van een regionaal model voor studieloopbaanbegeleiding binnen het kunstonderwijs. Daarvoor wordt een projectbureau opgezet, dat kan uitgroeien tot een centrum voor studieloopbaanbegeleiding, genaamd "De Muze". Dit is, naar het oordeel van het auditteam, een belangrijk initiatief. Het kan ertoe bijdragen, dat getalenteerde jongelui in het VMBO die formeel niet toelaatbaar zijn tot het HBO, toch de kans krijgen zich als danser verder te ontwikkelen. Het project “Muze’ zal gefaseerd worden ontwikkeld: te beginnen met een pilot voor de danskunst, om vervolgens de aanpak uit te breiden naar andere podiumkunsten (muziek en drama) en deze tot slot te verbreden naar beeldende kunst en vormgeving. Het projectbureau werkt zelfstandig (maar wel namens de samenwerkingspartners) aan de volgende projectonderdelen: informatie en advies over kunstonderwijs aan jongeren, hun ouders, scholen en instellingen; het organiseren van talentscouting voor onderwijs en beroepspraktijk; het organiseren van assessment en audities; verwijzing naar deelnemende scholen; het opzetten van een gezamenlijke docentpool; het opzetten van een stagebureau; het ontwikkelen van aansluitingsprogramma's en een systeem voor kwaliteitsborging; het (doen) uitvoeren van onderzoek. In de documentatie is aangegeven dat de opleiding tot Docent Dans zich richt op studenten met een: HAVO/Atheneum/Gymnasium-diploma; MBO-4-diploma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 29
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Instroom’ als goed op grond van de hierboven beschreven bevindingen, die het auditteam hier kort samenvat:
de opleiding besteedt zeer veel aandacht aan het beoordelen van het kwalificatieniveau van studenten die in aanmerking willen komen voor de opleiding. Zij doet dat op professionele wijze. Enerzijds door meerdere beoordelaars in te schakelen, anderzijds door het intake-assessment ook een expliciete prognostische dimensie te geven. Een en ander is vastgelegd in eenduidige criteria, opgenomen in “Audit: protocol en criteria”. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Studenten overigens ook, zo bleek tijdens de visitatie; belangrijk is voorts de observatie, dat het restrictieve aannamebeleid door de opleiding wordt gebruikt als een kwaliteitsinstrument. Zowel richting student (geen irreële beloften of voorspellingen) als richting opleiding zelve: de studentenpopulatie is van hoog niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 30
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding, zo blijkt uit de programmabeschrijving, bedraagt 240 EC. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 31
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het didactisch concept van de Dansacademie is gebaseerd op een aantal uitgangspunten. Centraal staat het voorbereiden op het vak van creatief en uitvoerend danser in het theater. Dit betekent, dat er tijdens de opleiding Docent Dans veel geoefend wordt in danstechnieken. Uit de gesprekken met alle betrokken partijen werd in de periode 2003-2004 duidelijk dat de vakinhoudelijke kant van het beroep goed in de opleiding vertegenwoordigd was, maar dat de vakdidactiek eigenlijk ontbrak. Daarom heeft de opleiding het initiatief genomen om de ‘vakdidactiek van dans’ een duidelijk herkenbare plek te geven in de opleiding. Uiteindelijk heeft dit er toe geleid dat de opleiding de vakdidactische component een duidelijk herkenbare plek heeft gegeven in de opleiding Docent Dans getuige de reeds onder 2.2 geformuleerde set kwalificaties die voor een belangrijk deel refereren aan vakdidactiek zoals het rekening houden van de docent met de beginsituatie van de leerlingen, zowel bij de inrichting van het onderwijs als in de omgang met leerlingen en het in het bezit zijn van kennis van en reageert adequaat op leer- en gedragsproblemen bij leerlingen. Dit geldt zowel voor problemen die meer algemeen van aard zijn als voor vakspecifieke problemen. De afgestudeerde Docent Dans kent de leermiddelen (inclusief muziek) die gebruikt kunnen worden en kan deze adequaat inzetten waarvoor de afgestudeerde tevens een lessenplan kan ontwikkelen, uitvoeren en evalueren. De opleiding heeft zich gedurende het studiejaar 2003-2004 voorts gebogen over de thematiek rondom het competentiegericht opleiden. Dit heeft er toe geleid dat vakdocenten onderling meer zicht hebben gekregen op de inhouden van de verschillende vakken. Op basis daarvan kan worden vastgesteld, dat er in relatie tot deze opleiding, een docentenopleiding voor het vak dans (binnen- en buitenschools), op de volgende manieren aandacht wordt besteed aan het vak en het beroep: vakinhoudelijk getinte vakken; methode en technieken van de vier dansdisciplines; improvisatie en compositie; dansgeschiedenis; dansfysieke kennis; muziek; eigen werk; kinderproductie; voorstellingen en evenementen; toegepaste theatertechniek; vakdidactisch getinte vakken; danseducatie PO en VO; doceerpractica; stages;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 32
onderwijskundige vakken; (vakgerichte) algemene onderwijskunde.
De hierboven genoemde vakken zijn ondergebracht in zes leerlijnen die als rode draden door de vierjarige opleiding lopen. De bedoeling is dat deze vakken zich in de komende jaren steeds meer gaan richten op het verwerven van de competenties zoals die voor het beroep geformuleerd en landelijk vastgesteld zijn. Zowel het verwerven van kennis als het verwerven van (motorische en [meta-]cognitieve) vaardigheden zijn daarbij van elementair belang, naast aspecten die te maken hebben met attitude en persoonlijkheid. Om studenten in de gelegenheid te stellen om de geformuleerde kwalificaties te bereiken, zijn uren vrijgemaakt om vakspecifieke didactiek te geven. Vooralsnog worden er 20 klokuren beschikbaar gesteld in het eerste leerjaar. Deze vakdidactiek moet aansluiting vinden bij het vakken “danseducatie” (de kleuterlessen) en de vakgerichte onderwijskunde (algemene didactiek).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ als goed en wel op basis van de volgende observaties:
het didactisch concept is in alle programma-onderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van dansgerelateerde en educatieve competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld de projecten, de hospiteerfase en de stages; de centrale plaats (in het binnenschools programma) die de projecten en de workshops in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; de workshops zijn expliciet gekozen vanuit de interdisciplinaire invalshoek (muziek, beeldende kunst, theater, mode) waar in de opleidingsdoelstelling sterk de nadruk op wordt gelegd; door middel van de workshops worden voorts het werken in teamverband en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 33
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Beoordeling en toetsing wordt in de documentatie uitgebreid behandeld. Hieruit blijkt dat de praktijklessen bezocht worden door een Beoordelingscommissie bestaande uit de studieleider/coördinator en een aantal docenten van andere vakken. Na elke beoordeelde les formuleert de commissie haar observaties over de student. Deze beoordeling wordt doorgegeven aan de student. Studenten kunnende commissieleden vragen om verdere toelichting. De opleiding heeft voorheen de nadruk gelegd op de individuele artistieke ontwikkeling en op ‘aanwezigheid en inzet’ als de twee elementen die tot een voldoende beoordeling van de student konden leiden. Thans heeft de opleiding een en ander aanzienlijk aangescherpt. Bij zowel de danstechniekvakken als de dansdidactische vakken zijn de criteria verwoord en is het eindniveau maatgevend. Er wordt getoetst door middel van testlessen met een panel van docenten en een individuele schriftelijke beoordeling van de docent. Ook bij de theorievakken is het eindniveau maatgevend. Getoetst wordt o.a. via schriftelijke toetsen en werkstukken. Bij het eigen werk wordt een beoordeling en feedback gegeven door een panel van docenten. De presentatie van de kinderproductie wordt beoordeeld door een commissie van 5 tot 7 docenten. Het doceerpracticum wordt beoordeeld door de vakdocent die ook de begeleider is van de betreffende student. De beoordeling van de praktijkvakken gebeurt door middel van een testles tijdens het semester, waarin een commissie van docenten de student beoordeelt, naast een vakbeoordeling door de betreffende docent. Na de testles doet de student een self-assessment. Dit self-assessment wordt niet meegenomen in de beoordeling, maar wordt gebruikt tijdens de nabespreking met de mentor, waarin de resultaten van de testles besproken worden en samen met de student wordt gekeken waar hij zich de komende tijd meer op zal richten. Voor methodiek wordt er een apart schriftelijk tentamen afgenomen. De beoordelingscriteria voor de praktijklessen zijn geformuleerd in het werkplan. De beoordeling van studenten is gebaseerd op drie elementen: de vooruitgang die de student geboekt heeft in het bereiken van de competenties/eindtermen van het onderwijsonderdeel zoals beschreven in het werkplan; de vooruitgang die de student gemaakt heeft in het bereiken van de competenties/eindtermen van de opleiding, dus in het bereiken van die kwalificaties die van een beginnende danser, dansdocent of choreograaf verwacht mogen worden; werkhouding en aanwezigheid. In het studieprogramma is ruimte opgenomen voor reflectie in de vorm van wekelijkse reflectiemomenten met de klassenmentor, periodieke reflectiedagen tijdens beoordelingsmomenten en een reflectieweek aan het einde van ieder studiejaar. Een overzicht van toetsingscriteria per studieonderdeel is opgenomen in de jaarwerkplannen 2005-2006.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 34
De student reflecteert en evalueert schriftelijk zijn eigen ontwikkeling binnen alle vakken. De resultaten hiervan verzamelt de student in zijn portfolio. De studentportfolio's bevatten logboeken en verslagen van de verschillende trainingen, projecten en vakken. De logboeken en verslagen geven een beeld van het zelfinzicht van de student in de eigen ontwikkeling in het vak en prestaties. De studentportfolio's worden elk half jaar beoordeeld. Alle beoordelingen gebeuren aan de hand van lijsten met beoordelingscriteria. De opleiding heeft een Examencommissie die de algehele verantwoordelijkheid heeft voor het totale proces van examineren en die verantwoordelijk is voor het afnemen van de examens en de organisatie en de coördinatie van de tentamens. De Examencommissie bestaat uit de directeur van de Dansacademie Arnhem en de hoofden van de verschillende opleidingen en specialisaties. De verantwoordelijkheid voor het afnemen van de tentamens ligt bij de Examencommissie. De Examencommissie kan vrijstelling verlenen voor het afleggen van een of meer tentamens op grond van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden. Tentaminering geschiedt door de docenten van de verschillende onderwijseenheden en de van die onderwijseenheden deel uit makende vakken of onderdelen. De Examencommissie kan ook een commissie van docenten samenstellen en die de taak geven een of meer tentamens af te nemen. Ook is er een commissie aangewezen door de Examencommissie die de presentaties van workshops, het eigen werk en de participatie van studenten in voorstellingen beoordeeld. Aan het begin van elk studiejaar wordt per jaargroep een overzicht uitgedeeld waarin voor elk onderwijsonderdeel de data van de tentamens vermeld staan. Alle evaluatiegegevens worden bij elkaar gebracht en besproken in de beoordelingsvergaderingen waarin alle docenten van een jaargroep participeren. Beoordelingsvergaderingen vinden voor elke jaargroep plaats in december en juni. Voor de eerstejaars studenten is er bovendien voor de herfstvakantie nog een extra beoordeling teneinde mogelijke knelpunten vroegtijdig te kunnen signaleren. Tijdens deze beoordelingsvergadering vindt de beoordeling plaats op basis van de geschreven beoordelingen van de docenten van de danspraktijkvakken, de theorievakken en de workshops, aangevuld met de geschreven beoordelingen van de tentamencommissies die door de Examencommissie zijn aangewezen de studenten te beoordelen in danspraktijkvakken en in presentaties en voorstellingen. Studenten worden geacht, alvorens tot de hoofdfase te worden toegelaten, het propedeutisch examen met goed gevolg af te leggen. Hierin zijn zij geslaagd als zij aan de eindtermen voor de vakken van de propedeutische fase hebben voldaan. In de laatste beoordelingsvergadering van het eerste studiejaar wordt vastgesteld of dit het geval is. De beoordelingsvergadering geeft een bindend studieadvies of de studie al of niet voortgezet kan worden. De student die een negatief bindend studieadvies heeft gekregen, kan zich binnen ArtEZ niet opnieuw inschrijven voor dezelfde opleiding. De Examencommissie kan besluiten dat de propedeutische fase overgedaan kan worden of verlengd door middel van een voorwaardelijke overgang naar het tweede studiejaar. Het afsluitend examen is met goed gevolg afgelegd indien alle onderdelen van de postpropedeutische fase met tenminste een voldoende beoordeling zijn afgesloten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 35
Om aan de eindfase te mogen beginnen, moeten alle studieonderdelen met een voldoende afgesloten zijn. De eindfase wordt als volgt getoetst: afsluitende examens van de drie tot vier praktijkvakken worden afgenomen door een commissie van 5 vakdocenten; afsluitende examens van de drie tot vier methodieken behorende bij de praktijkvakken worden afgenomen door een vakdocent samen met een externe deskundige uit het werkveld.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en gecontroleerde wijze uitgevoerd; de gehanteerde toetsvormen sluiten zeer nauw aan op de werkvormen; de huidige toetsingsmethoden zijn valide en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen of eindtermen; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is goed geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op HBO-niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de sterke nadruk op de relatie tussen buitenschoolse praktijklessen en binnenschoolse theorie- en reflectiemodulen en de pracitica zijn een stevige waarborg voor de interne samenhang van het programma. De verticale samenhang is dankzij de strak doorgevoerde leerlijnen-structuur stevig in het programma verankerd. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot Docent Dans te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zeven facetten van het onderwerp “Programma”als goed en een facet als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E en de daarbij behorende voetnoot) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 36
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Alle vakdocenten van de opleiding Docent Dans komen uit het werkveld van de dans en de danseducatie en beschikken over een brede expertise als danser, choreograaf, repetitor en docent. Hun professionaliteit en visie op de dans en de danseducatie vloeit voort uit hun persoonlijke ervaring als uitvoerend of docerend danskunstenaar. Conform het beleid van ArtEZ blijven de docenten naast hun aanstelling bij ArtEZ ook zo veel mogelijk werkzaam in de eigen beroepspraktijk. Dat verklaart de relatief kleine dienstverbanden. Het docententeam bestaat uit een mix van dansdocenten die affiniteit hebben met diverse dansstijlen. Het team is een mengeling van doeners, denkers en procesbegeleiders. Deze variatie in het team maakt veel mogelijk. De documentatie van de opleiding geeft een voldoende helder beeld van de achtergrond van de docenten. In ieder geval wordt, hun achtergrond bestuderend, het hierboven geschetst beeld van de docenten bevestigd. Voor het realiseren van de stages heeft de opleiding een netwerk van contacten met PO- en VO- scholen, amateur-balletscholen en centra voor kunstzinnige vorming. Daarnaast werkt de opleiding nauw samen met Dansgroepen en Brancheorganisaties. De Interfaculteit van ArtEZ coördineert de Kunstbende-weekenden waarin ArtEZ-studenten van de docentenopleidingen kandidaten van de Kunstbende voorbereiden op hun deelname aan Kunstbende 2005. De faculteitsdirecteur is voorzitter van het SAC KUO (sectoraal adviescollege van de HBO-Raad) en lid van Netwerk Dans (netwerk van dansopleidingen). De coördinator van Docent Dans is bestuurslid van de Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars. Een lid van het docententeam is werkzaam bij het Cito. Het auditteam heeft de CV’s van docenten beoordeeld. Hieruit blijkt dat de docenten direct uit het werkveld afkomstig zijn en daar in de regel nog steeds werkzaam zijn. Ook heeft de opleiding het auditteam een uitgebreide lijst met gastdocenten overhandigd. Ook van hen heeft het auditteam de CV’s geraadpleegd. Het auditteam beoordeelt op grond daarvan de expertise en ervaring van deze gastdocenten als positief. Dankzij het feit dat de docenten zelf afkomstig zijn uit de danspraktijk dan wel daarin nog werkzaam zijn en dankzij het feit dat zij (bijna) permanent in contact staan met de praktijk, beschikt de opleiding over een zeer uitgebreid netwerk binnen de danswereld. Voorts kan zij gebruik maken (en maakt zij gebruik) van het netwerk van collega-docenten in de beeldende en theaterkunst, wier opleidingen in hetzelfde gebouw zijn gehuisvest als de opleiding Docent Dans.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 37
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel vanuit de volgende overwegingen:
de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten (het overgrote deel van het docentcorps) die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn; de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten zowel bij specifieke activiteiten (de workshops) als ook bij ‘reguliere’ activiteiten als intake-assessment en beoordeling van de afstudeerders.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 38
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen In de documentatie is een tabel opgenomen met een overzicht van het personeelsbestand van de opleiding Docent Dans. Of dit voldoende personeel is om de opleiding te kunnen verzorgen is niet eenduidig afleidbaar uit de documentatie. Personeelsbestand per 01-11-05:
Aantal docenten /medewerkers
Bachelor Docent Dans (OP) 28
M/V in %
50 / 50
Nederlands/buitenlands %
79 / 21
Autochtoon/allochtoon %
100 / 0
Gemiddelde leeftijd
47
Gemiddelde taakomvang
0,3
Vast/tijdelijk contract %
94 / 6
Aantal studenten
57
Totaal aantal FTE
8,2
Docent / student-ratio
1 op 7
De docent/student-ratio is voldoende om het voorgenomen onderwijsprogramma van de opleiding Dans te implementeren en te zorgen voor continue curriculuminnovatie. De vereiste onderwijsondersteunende processen worden begeleid door de Centrale Diensten van ArtEZ. De Dansacademie ontvangt voldoende centrale ondersteuning. Voor het buitenschoolse programma wordt voldoende begeleidingscapaciteit ingezet. Studenten die stage lopen worden intensief begeleid; er is veel contact met de stagebiedende instellingen. Docenten van de opleiding bezoeken de stageplaatsen en er vindt overleg plaats met de begeleider ter plaatse. Om de continuïteit van de programma-uitvoering te waarborgen komt het onderwerp capaciteitsbewaking wekelijks terug tijdens het bilateraal overleg van de directeur van de Dansacademie met de directeur van de faculteit Theater. De verhouding tussen instroom en beschikbare capaciteit is stabiel. De directie heeft wel een discontinuïteit ten gevolge van vergrijzing gesignaleerd. De Dansacademie, de faculteit Theater en het CvB van ArtEZ dienen echter rechtspositioneel conform de CAO te functioneren. Een meer evenwichtige leeftijdopbouw is daarom slechts via geleidelijke wegen te bereiken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 39
Het ziekteverzuim van het personeel (docerend, niet-docerend) bedraagt 5,8%. Werkbelasting en -beleving worden gemeten en geregistreerd door de Arbo-dienst. De directeur van de Dansacademie maakt deel uit van het Sociaal Medisch Team (met bedrijfsarts, bedrijfsverpleegkundige en personeelconsulent ArtEZ). In een driemaandelijks overleg worden ziekteverzuim, werkomstandigheden en werkbeleving besproken. Waar nodig neemt directeur of personeelsconsulent passende maatregelen. In aansluiting op de bevindingen bij het facet studielast, wil het auditteam ook hier expliciet melden, dat de ‘last’ ook bij docenten hoog is maar dat dit door hen als onderdeel van hun professionaliteit wordt gezien. Vandaar dat het ziekteverzuim ondanks de hoge ‘last’, laag is.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwantiteit Personeel’ als goed.
De huidige omvang van de formatie is meer dan voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) en gelet op het in gang gezette beleid om de deskundigheidsbevordering meer sturing te geven, met name daar waar het de met onderwijsvernieuwing samenhangende onderwijskundige scholing betreft, is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 40
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen De opleiding geeft bij de selectie van docenten expliciet aandacht aan hun wijze van benaderen van studenten. De opleiding formuleert dat als volgt: ‘Hier gaat het om een humane houding in tegenstelling tot het gebruiken van macht. Het respect voor het individu (…) Docenten moeten kunnen inzien dat een student zelfstandig moet zijn en geen behoefte heeft aan een goeroe. Hij, de student, is in staat om eigen ideeën te ontwikkelen en wil uitgedaagd worden. De begeleiding daarbij dient het zelfbeeld van de student te versterken, zodat de student zelfvertrouwen krijgt om niet alleen met zijn lijf te kunnen communiceren maar zich ook verbaal te uiten over kunst en het leven’. Van docenten wordt verwacht dat zij (elkaar en de studenten) kunnen inspireren. Daarnaast is het van essentieel belang dat zij afstand kunnen houden en tegelijkertijd betrokken zijn bij de processen die de student ondergaat en meemaakt. De opleiding Dans leidt haar studenten op tot breed georiënteerde dansers. Belangrijke selectiecriteria bij het aantrekken van nieuwe docenten zijn daarom ‘de eigen visie op de danskunst’ en ‘het vermogen om vanuit die visie studenten te inspireren’. Van docenten wordt naast gedegen vakmanschap een open en nieuwsgierige attitude verwacht ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen binnen de dans. De opleiding vindt het van groot belang dat haar docenten in staat zijn om met afwisselende werkvormen de studenten zowel fysiek als mentaal te prikkelen om nieuwe wegen te verkennen. Om de studenten daadwerkelijk de kans te geven zich breed te oriënteren, streeft de opleiding naar een gevarieerde samenstelling van het docententeam. Naast dansers met een jarenlange ervaring als docent en coach, trekt de studieleiding ook jonge dansers aan die kersvers uit het werkveld komen. Met deze diversiteit binnen het docententeam wil de opleiding een continue kwaliteit van het onderwijs garanderen. Kwaliteit die zich uit in aandacht voor de ontwikkeling van de studenten, waarbij de docenten hun eigen kennis en vaardigheden als bron gebruiken en niet als voorbeeld. Docenten die nog geen bevoegdheid hebben voor het HBO-onderwijs volgen de Didactische Cursus Kunstonderwijs. Docenten moeten beschikken over communicatieve vaardigheden. Zij moeten goed kunnen werken in teamverband. Het huidige docententeam bestaat vooral uit rijpere mensen, met ervaring in het onderwijs en of in de werkveld van dans. De gastdocenten zijn vooral de jongeren, aangezien zij vaak degenen zijn die zich bezig houden met vernieuwingen in dans en theater. Samenvattend: het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde docenten, die naast hun docentschap in de danspraktijk werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en ontwikkelingen binnen het opleidingsprogramma brengen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 41
Vanaf 2005 wordt bij ArtEZ gewerkt met een nieuw functiewaarderingssysteem, conform het protocol voor functioneringsgesprekken van ArtEZ. In 2004 heeft het management trainingen gevolgd in het voeren van functioneringsgesprekken binnen dit nieuwe systeem (zie: regeling en gehanteerd formulier). Toen is ook de eerste pilot afgerond. Eind maart / begin april 2005 werden de eerste functioneringsgesprekken gehouden met docenten, coördinatoren, muzikale begeleiders en ondersteunend personeel. Vanaf 2007 zullen jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken plaatsvinden. In deze gesprekken wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan werkbelasting en werkbeleving. Jaarlijks wordt met iedere docent afzonderlijk de jaartaakbelasting afgesproken. Per opleiding wordt, begeleid door de afdeling P&O, een analyse van de bevindingen gemaakt op metaniveau. Deze evaluatie kan leiden tot een generiek scholingsplan van een bepaald docententeam of sectie, tot bijstelling van bepaalde procedures of tot herziening van het curriculum en dergelijke. Begin 2006 is de eerste ronde functioneringsgesprekken afgerond en moet nog een begin worden gemaakt met de metaevaluatie. De resultaten van de meta-evaluatie worden door de directeur van de Dansacademie voorgelegd aan de faculteitsdirecteur, evenals de voorgenomen activiteiten die op basis van verdere evaluatie gaan plaatsvinden. De directeur van de faculteit Theater neemt de meta-evaluatie op in zijn jaarverslag. Belangrijke maatregelen worden opgenomen in het ontwikkelingsplan van de faculteit. Docenten hebben geen Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De functioneringsgesprekken fungeren als instrument om de ontwikkeling van docenten vast te leggen en te volgen. Incidenteel worden docenten in de gelegenheid gesteld hun wensen tot professionalisering te realiseren. In functioneringsgesprekken wordt het onderwerp professionalisering systematisch aan de orde gesteld. Daarnaast vindt professionalisering plaats op de werkplek zelf. De wijzigingen in het studieprogramma in de richting van meer werken vanuit beroepsrollen heeft gevolgen voor het onderwijs van de docenten. Zij geven niet langer 'hun eigen vak' en werken niet langer puur vanuit hun eigen discipline. Zij geven sinds de curriculumherziening duidelijker aan hoe hun discipline zich verhoudt tot de beroepsrollen en het werkveld. Om deze kanteling te realiseren, zijn zij zelf intensief betrokken bij de curriculumherziening. In 2004 zijn maandelijks bijeenkomsten geweest met alle docenten en de onderwijskundige om de beroepsrollen in kaart te brengen en deze te vertalen naar leerlijnen en competenties. De eerste aanstelling is een zogenaamde D4-aanstelling (projectaanstelling). Bij goed functioneren volgt een volgt een D3-aanstelling (met uitzicht op een vaste aanstelling). Aanstelling vindt plaats op basis van de nieuwe inschalingmethode per 2006. Binnen het team werkt een aantal buitenlandse docenten dat door diversiteit in culturele achtergrond nieuwe elementen inbrengt, die vervolgens omgezet kunnen worden in nieuwe werkvormen, dansbenaderingen en dansstijlen. Voor de studenten in de opleiding is dit een verrijking en voor de buitenlandse studenten een herkenning.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 42
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwaliteit Personeel’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; het merendeel van de docenten is actief werkzaam in danspraktijk /danseducatie en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid is een belangrijk instrument om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de opleiding op hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 43
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Huisvesting ArtEZ Dansacademie is sinds augustus 2004 samen met ArtEZ Theaterschool gevestigd op de Arnhemse kunstcampus aan de Rijn in een nieuw ondergronds gebouw van architect Hubert-Jan Henket. Een bijzondere locatie voorzien van de modernste faciliteiten, 23 studio’s en drie goed geoutilleerde theaterzalen. Dansstudenten krijgen op de Arnhemse kunstcampus alle gelegenheid kennis te maken met de andere kunstdisciplines binnen ArtEZ (toneel / beeldende kunst / muziek / bouwkunst). Zo kunnen zij zich ontwikkelen tot allround theaterpersoonlijkheden met een geheel eigen signatuur. De ruimtelijke voorzieningen en daarmee verbandhoudend de gehele ambiance zijn naar het oordeel van het auditteam voortreffelijk. Echter met een belangrijke kanttekening: de ruimtelijke voorzieningen voor docenten en studenten daar waar het betreft onderling overleg, begeleiding, theorielessen e.d. zijn te beperkt in termen van aantal en grootte van de lokalen. Dit vergt van docenten en studenten telkens een passen & meten en veel improvisatie. ICT Vanaf januari 2006 beschikt ArtEZ over een nieuwe netwerkinfrastructuur op basis van glasvezelverbindingen. Dit glasvezelnetwerk heeft een capaciteit van 1 Gigabit en stelt de faculteit Theater in staat om zonder problemen bewegende videobeelden over het intranet te verspreiden en centraal in digitale vorm op te slaan. Deze nieuwe infrastructuur wordt ondermeer gebruikt voor: Videoconferencing: dit stelt de faculteit Theater in staat om gemakkelijker en goedkoper met internationale (gast)docenten te werken. Op afstand bieden docenten advies of theoretisch educatief materiaal aan. Ook voor intervisie op afstand wordt videoconferencing ingezet. Narrowcasting: door intern ArtEZ opnames van dans- of theatervoorstellingen digitaal op te slaan en te verspreiden via het intranet wordt een groter publiek bereikt. Met het opgenomen voorstellingsmateriaal dat online beschikbaar is, vindt dan achteraf analyse en evaluatie plaats.
Mediatheek De mediatheek ArtEZ Arnhem omvat de mediatheken van de faculteiten Beeldende Kunst en Vormgeving, Bouwkunst, Muziek, Theater en de voortgezette kunstopleidingen, Mode Vormgeving en Strategie, Werkplaats Typografie, Fashion Institute Arnhem en Messiaen Academie. De mediatheek beschikt naast boeken ook over bladmuziek, video's, dia's, cd-rom’s en geluidsdragers. Bovendien is er een leeszaal waar tijdschriften en naslagwerken kunnen worden ingezien. Voor het vakgebied Theater (waaronder Dans valt) beschikt de mediatheek over een moderne, recente en kwalitatief goede collectie boeken, tijdschriften, dia's, video’s en DVD’s en cd-rom’s. In de situatie vóór de verhuizing beschikte de Dansacademie over een eigen mediatheek. Dans bracht een grote collectie videobanden (600) mee.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 44
Deze videobanden zijn wel toegankelijk, maar op dit moment nog niet ontsloten via de catalogus. De mediatheek beschikt over een kabel- en een satelliet aansluiting en een afgesloten werkplek voor personeel waar met speciale apparatuur video’s en DVD’s worden opgenomen van het open net. Alle opgenomen programma’s worden opgenomen in de catalogus. Er zijn ook drie werkplekken met video- en DVD-spelers voor algemeen gebruik. Naar het oordeel van het auditteam is de mediatheek van een zeer hoge kwaliteit. Klimaat Al geruime tijd bestaat er onvrede over het klimaat in het Theatrium. Sinds de ingebruikname is, in samenwerking met de installateurs, gezocht naar de meest optimale instellingen voor de klimaatapparatuur. In opdracht van de afdeling facilitaire zaken heeft het adviesbureau dat het klimaatontwerp heeft opgesteld een onderzoek verricht naar de geconstateerde klachten. Dit onderzoek heeft in november en december 2005 plaats gevonden en heeft geresulteerd in een pakket van aanbevelingen. Omdat dit technisch onderzoek geen concrete oorzaak voor de klachten heeft kunnen identificeren en de klachten aanhouden is, in overleg met de faculteit, besloten een laatste onderzoek uit te voeren door de Arbo-Unie. Dit onderzoek zal zich dan richten op het (fysiologisch) welbevinden van de gebruikers. Naar het oordeel van het auditteam is de (ondergrondse) huisvesting in termen van klimaatbeheersing wellicht zodanig complex, dat een oplossing op korte termijn niet verwacht kan worden.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als goed.
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is bijzonder functioneel en in de aankleding is de danspraktijk duidelijk zichtbaar en overal voelbaar. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, ook in het perspectief van het ‘effectief en rechtstreeks gebruikmaken van externe deskundigen’. De mediatheek is zeer wel voorzien en van hoge kwaliteit, als zelfstandige informatiebron (brede en diepe collectie) en als toegang tot externe bronnen.
De klimaatproblemen (waar overigens zeer zorgvuldig aandacht aan wordt besteed) en het feit dat de ruimtelijke voorzieningen voor docenten en studenten (daar waar het gaat om overleg, begeleiding en theorielessen) aanzienlijke verbetering behoeven, weerhouden het auditteam van een oordeel ‘excellent’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 45
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De studie-informatie voor studenten Docent Dans is opgenomen in de studiegids, waarin uitgebreid wordt ingegaan op alle facetten die van belang zijn voor studenten om te kunnen studeren aan de opleiding. Voor de informatievoorziening aan studenten staan de opleiding de volgende middelen ter beschikking: Voorlichtingsbrochure. Deze brochure geeft informatie over alle opleidingen van de ArtEZ Dansacademie en is vooral bestemd voor potentiële en aspirant-studenten. Website. De in augustus 2005 geheel vernieuwde website geeft algemene informatie over de ArtEZ Dansacademie en specifieke informatie over de opleidingen, de locatie, de docenten, de agenda en de open dagen. Verder kunnen potentiële en aspirant-studenten via de rubriek nieuws en via korte filmpjes op de website een idee krijgen van de artistieke dansprestaties per afdeling. Studiegids. Jaarwerkplannen. In de jaarwerkplannen wordt per opleiding van ArtEZ Dansacademie per jaargroep uitgebreid de inhoud van elk onderwijsonderdeel vermeld en toegelicht. Studentendecanaat. Via het Studentendecanaat zijn brochures uitgebracht over onderwerpen als: ongewenst gedrag, studie & handicap en studie-uitval. Wat betreft begeleiding zijn de afgelopen jaren de volgende initiatieven ontwikkeld: Klassenmentoren. De opleiding werkt met klassenmentoren die naast het verzorgen van onderwijs verantwoordelijk zijn voor de studiebegeleiding van een jaargroep (zie hierna). Buddy’s. De opleiding werkt met buddy’s. Dit zijn derde- en vierdejaars studenten die een aanspreekpunt vormen voor eerste- en tweedejaars studenten (zie hierna). Decaan. Het decanaat geeft informatie, advies en begeleiding aan alle studenten en aankomend studenten. De decaan neemt binnen ArtEZ een onafhankelijke positie in en is daarom de aangewezen persoon om elk onderwerp vertrouwelijk te bespreken. De onderwerpen kunnen betrekking hebben op de studie, maar ook op persoonlijke problemen. De decaan houdt vier dagen per week een spreekuur. Voor langere gesprek kunnen studenten een afspraak maken. Paramedische begeleiding. Studenten met blessures kunnen onmiddellijk terecht bij deskundigen (fysiotherapie, chiropractie, ismakogie, mensendieck, osteopatie) in het Arnhemse Ziekenhuis Rijnstate, waarmee ArtEZ een overeenkomst heeft gesloten. Voorts kent Rijnstate een speciaal spreekuur voor de studenten van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 46
Iedere klas heeft een mentor die verantwoordelijk is voor de studiebegeleiding van een jaargroep en de rechtstreeks daaruit voortvloeiende taken. De belangrijkste taken van de klassenmentor zijn onder andere de volgende: de klassenmentor verzorgt de studiebegeleiding van een jaargroep. De studiebegeleiding heeft tot taak allerlei schoolaangelegenheden van inhoudelijke en organisatorische aard te kunnen bespreken. De studiebegeleiding vindt zowel klassikaal plaats binnen een ingeroosterde tijd in het weekrooster als door middel van persoonlijke gesprekken met studenten van een jaargroep; de klassenmentor signaleert aan het hoofd van de opleiding/uitstroomprofiel van knelpunten in de uitvoering en/of organisatie van het onderwijs van een jaargroep van een opleiding/uitstroomprofiel en van knelpunten in de studievoortgang van individuele studenten. Ook werkt de opleiding (en het auditteam acht dit een sterk punt!) met 3e en 4e jaars studenten, buddy’s, die het aanspreekpunt zijn voor de 1e en 2e jaars. Taken van de buddy zijn: de eigen student(en) wegwijs maken binnen de opleiding. wegwijs maken in Arnhem: eventueel hulp bij zoeken woonruimte, Nederlandse regelgeving, waar vind je wat etc. (afhankelijk van of ze uit het buitenland komen) behulpzaam zijn gedurende het begin van de studie als het gaat om roosterzaken, voorbereiding voorstellingen, voorbereiding eigen werk, na rapportages etc. neemt contact met de student op wanneer deze ziek is. heeft regelmatig contact met zijn/haar student(en) over hoe het gaat, afhankelijk van de behoefte van de student(en). stimuleert zijn/haar studenten in het bezoeken van voorstellingen, bijvoorbeeld door met hen (in groepsverband) af te spreken. Studenten zijn, zo bleek uit de gesprekken tijdens de visitatie, tevreden over de begeleiding en over de studie-informatievoorziening. Ook over de informatievoorziening in het kader van de ‘beoordeling en toetsing’ (criteria en feedback) zijn zij tevreden. Het auditteam hecht daar groot belang aan. Immers, alleen bij een goede informatie voorziening heeft ‘beoordeling en toetsing’ een optimaal leereffect.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Studiebegeleiding’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties; het auditteam is zeer gecharmeerd van het buddy-systeem. de paramedische begeleiding is goed geregeld in het kader van een overeenkomst tussen ArtEZ en het Rijnstate ziekenhuis.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 47
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende.
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen. Sterk punt is de inzet van ouderejaars bij de studiebegeleiding.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 48
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De onderwijsinstelling besteedt, getuige de hoeveelheid documenten, veel aandacht aan evaluaties. Zo is in 2004 door de afdeling KtweeO (Kwaliteitszorg en Onderwijsontwikkeling) een nieuw systeem van kwaliteitszorg geïntroduceerd. Doel van dit systeem is kwaliteitszorg onderdeel te laten uit maken van de pdca-cyclus. De tool ter ondersteuning van dit systeem is DigOport. Het voordeel van deze tool is dat een opleidingsteam continu informatie kan opslaan over de onderwijsvernieuwingen en dat men gebruik kan maken van multimedia als bewijsmateriaal. Dit laatste past goed bij kunstopleidingen. Opgemerkt moet worden dat het DigOport-systeem bij het opstellen van de voorliggende rapportage uitermate geschikt is gebleken: in de teksten wordt verwezen naar documenten waar vervolgens ‘op geklikt’ kan worden. Wel is het noodzakelijk de toegankelijkheid/instelling voor derden te vereenvoudigen. Projecten en vakken worden na afloop zowel mondeling als schriftelijk geëvalueerd. Verder worden stageverslagen, verslagen over werkveldoriëntatie, zelfevaluaties van studenten en programma-evaluaties geschreven. De klassenmentoren vragen studenten om gemeenschappelijk een evaluatie van het studieprogramma te maken. De studenten van elke jaargroep komen bij elkaar en geven de sterke en de zwakke punten aan van het studieprogramma. Deze informatie krijgt de staf tussen eind januari en midden februari. De opmerkingen worden dan meegenomen en in sommige instanties heeft dat ook zijn weerslag op de plannen voor de fine tuning van het programma voor het volgende schooljaar. In maart 2004 is er een nieuw systeem voor interne kwaliteitszorg geïntroduceerd. Doel van dit systeem is kwaliteitszorg onderdeel te laten uit maken van de pdca-cyclus. Het voordeel, zo geeft de opleiding aan, is dat een opleidingsteam continu informatie kan opslaan over de onderwijsvernieuwingen en dat men gebruik kan maken van multimedia als bewijsmateriaal.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Evaluatie Resultaten’ als voldoende. En wel op grond van de volgende observaties: het door het de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op ArtEZ-niveau vastgelegde procedures; het in 2004 geïntroduceerde DigOport-systeem betekent een substantiële ondersteuning bij de implementatie van de pdca-cylus. in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 49
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Na invoering van de eerste veranderingen in het onderwijsplan heeft het docententeam het aangepaste curriculum besproken om overlap of blinde vlekken te onderzoeken. Een van de conclusies van dit onderzoek was, dat er bepaalde lacunes bestonden binnen de vakdidactiek. Hiervoor zijn verbetervoorstellen geformuleerd die terug te vinden zijn in het ‘Concept voor vakdidactiek’. Voor het studiejaar 2004-2005 is er onderscheid gemaakt tussen didactiek, vakdidactiek en methodiek. Zo is er een goed gedocumenteerde notitie verschenen ‘Het belang en de invulling van het vak Algemene Dansdidactiek, de stand van zaken’. Hierin wordt aangegeven dat er, in het kader van het invoeren van de competenties, kritisch gekeken is naar de opbouw van het curriculum, de onderwijs tijd en de invulling van de vakken daarbinnen. De visie op wat de studenten moeten kunnen als ze de academie verlaten en het soort docent dat zij dan moeten zijn, bleek duidelijk te verschuiven. Dit heeft direct te maken met de veranderde vraag uit het amateur-werkveld en het groeiende besef dat de studenten beter voorbereid moeten worden op het binnenschoolse werkveld. Blijkens de Management Review 2006 heeft de opleiding goed zicht op de zwakke punten in haar organisatie en performance en wordt ook zichtbaar dat evaluaties inderdaad leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen, bijvoorbeeld met betrekking tot: versterking profilering en presentatie in het buitenland; introductie van profielkeuzen in het 3e jaar, gelet op de grote uitbreiding van het beroepenveld; Meer accent in het curriculum op dansbeschouwing en dansanalyse; spreiding studielast; positie van de zogeheten interfacultaire vakken; het muziekonderwijs mede in relatie tot de andere ‘vakken‘ versterken; inschakeling van studenten bij interne kwaliteitszorg systematiseren. Over de effecten van deze (recente) verbetermaatregelen valt nog weinig te zeggen, maar het auditteam waardeert de inzet waarmee de implementatie van deze maatregelen wordt aangepakt. Bij de invoering van de onderwijsvernieuwingen is ook gestreefd naar een betere documentatie. In de werkplannen van alle studiejaren van de Docent Dansopleiding staan de vakken beschreven aan de hand van de volgende rubrieken: formele gegevens; competenties en plaats in het curriculum; inhoud; vorm; toetsing en beoordeling; materiaal; evaluatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 50
Verder heeft de opleiding een ‘Werkplan Docent Dans – onderwijsvernieuwing richting meer projectonderwijs’ opgesteld waarin op een heldere wijze in schemavorm is aangegeven op welke wijze projectonderwijs gestalte zal krijgen binnen de opleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ als voldoende en wel op grond van de volgende observatie:
de uitkomsten van de periodieke (kwartaal-, jaarlijkse) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 51
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, zijn docenten (via de blok- en modulen evaluaties) en het beroepenveld (bijvoorbeeld gastdocenten) en vertegenwoordigers uit stagebiedende instellingen/scholen actief betrokken bij de evaluatie en bij de verbeteracties van de opleiding. Studenten worden via de blok- en projectevaluaties betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en dit levert evaluatieve gegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. Voorts vindt tenminste eenmaal per jaar evaluatie plaats door de elke jaargroep. In 2005 werd een bijeenkomst gehouden met een representatieve groep uit het werkveld en alumni over de onderwijsontwikkelingen binnen de opleiding Docent Dans. De deelnemers waren van mening dat het beroep Docent Dans aan het veranderen is en dat de nieuwe plannen van de opleiding hier perfect op aansluiten. Het feit dat het beroep Docent Dans eindelijk de waardering krijgt die het verdient en dat dit terug te vinden is in de nieuwe plannen van de opleiding, stemde iedereen zeer tevreden. In 2005 is voorts onder alle alumni van de Docent Dans opleiding een internet enquête gehouden, waarin gevraagd werd naar feedback over de genoten opleiding, het carrièreverloop en de behoefte aan een alumninetwerk en –activiteiten. De belangrijkste punten waren: alumni willen meer contact, d.w.z. alumni vertellen graag waar zij mee bezig zijn en zij horen graag hoe het curriculum eruit ziet en wat er allemaal verandert; alumni waren van mening dat studieonderdelen m.b.t. de zakelijke aspecten van ondernemerschap in de opleiding meer diepgaand behandeld zouden kunnen worden; de feedback op de opleiding wordt meegenomen bij de onderwijsinnovatie. Op ArtEZ-niveau wordt inmiddels alumnibeleid geformuleerd. Concrete maatregelen voor de alumni voor de Docent Dansopleiding worden hierin meegenomen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ als voldoende. De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam reden om tot dit oordeel te komen.
Studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en op hogeschool-niveau en (ii) externe onderzoeken en enquêtes.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 52
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Welnu: De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij via enquêtes van alumni verkrijgt. Voorts wordt vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten werken, gevraagd naar hun oordeel over het niveau van de bij hen werkende studenten. Tenslotte zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling van de afstudeeruitvoering van studenten. De opleiding volgt haar studenten ook via de recensies in het voormalige tijdschrift De Kunsten die door experts worden geschreven naar aanleiding van afstudeeropdrachten. (Het auditteam heeft er ca. 10 geraadpleegd.) Aldus maakt de opleiding gebruik van voldoende bronnen om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (alumni, stagebiedende instellingen/scholen, overige experts) het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die de praktijk stelt aan de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het auditteam heeft zelf enige afstudeerproducties gezien en beoordeelt deze positief zowel in artistiek als in pedagogisch-didactisch opzicht. Het zijn werkstukken waar dans en muziek met veel elan worden samengebracht in verschillende didactische settings passend bij de onderscheiden doelgroepen.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt het “Gerealiseerd niveau’ als voldoende.
Eigen waarneming van afstudeerwerken en de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie (op de kwaliteit van de afgestudeerden) van het beroepenveld en van expert-recensenten, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 53
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Instroom De gemiddelde instroom bij de Opleiding Docent Dans bedraagt vijftien. Van de instroom is ± 30% afkomstig uit het buitenland, met uitzondering van de jaren 2001 en 2002 toen ± 50% van de instroom uit het buitenland kwam. Van de Nederlandse studenten heeft meer dan de helft een HAVO-diploma, de overige zijn afkomstig van VWO (30%), enkelen hebben een MBO-achtergrond. In de periode 1998–2004 bestond de instroom voor 99% uit vrouwen. Via o.a. jongensklassen in de vooropleiding en Boys Action worden initiatieven genomen om meer jongens voor deze opleiding te interesseren (zie: Voorbereidend jongenscursus dans). De opleiding streeft naar een instroom van vijftien tot twintig. Het beoogde rendement bedraagt 75%. Onderwijsrendement Het rendement van de cohorten 2001 en 2002 lag op 59%. Voor de cohorten daarna wordt een aanmerkelijk hoger rendement gerealiseerd. Het lage rendement van de cohorten 2001 en 2002 is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het relatief grote aantal buitenlanders (± 50%) dat instroomde. De opleiding Docent Dans leidt niet alleen op voor het lesgeven in de techniekvakken en de amateursdans, maar vooral ook voor het regulier onderwijs, primair en voorgezet onderwijs. Daarbinnen heeft het vak dans een plaats gekregen. Daarnaast wordt sinds 2000 voorbereid op de CKV-vakken. Deze vakken zijn typisch Nederland-gebonden en komen in die vorm niet voor in de landen van herkomst van de buitenlandse (met name Duitse) studenten. Buitenlandse studenten komen vooral voor de dansante en danstechnische vakken. De oriëntatie op het reguliere onderwijs van de opleiding heeft vele buitenlandse studenten dan ook doen besluiten te stoppen met de opleiding. Op basis van deze grote uitval is de voorlichting aan buitenlandse studenten verbeterd, waarbij vooral aandacht is besteed aan de plaats die de voorbereiding op het beroep docent in het programma inneemt. Dit heeft vanaf 2003 geleid tot een aanzienlijke daling buitenlandse instromende studenten. Deze daling leidt onmiskenbaar tot een verhoging van het rendement. Nederlandse studenten zijn vanuit hun vooropleiding bekend met de CKV-vakken en weten dus beter aan wat voor soort opleiding zij beginnen. Rendementen worden nadrukkelijk gevolgd. Het exit-onderzoek moet de gegevens gaan leveren over de tussentijdse uitval. Mochten rendementen zich neerwaarts ontwikkelen dan wordt erop vertrouwd dat het exit-onderzoek het materiaal levert op basis waarvan passende maatregelen genomen kunnen worden. Vooralsnog is echter geen neerwaartse trend te voorzien.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 54
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Onderwijsrendement’ als voldoende.
De opleiding heeft streefcijfers vastgesteld (Propedeuse 75%. Totale opleiding 70%). Tegen de achtergrond van de strenge selectie aan de poort is het huidige onderwijsrendement laag (60%) ook naar het oordeel van de opleiding. Dit geldt a fortiori voor het propedeuserendement (uitval: 50%). Via de onlangs geïntroduceerde exit-gesprekken, krijgt de opleiding een instrument in handen om tot rendementsanalyse te komen die haar in staat stelt concrete acties te ondernemen om het rendement te verbeteren. Thans zijn reeds maatregelen getroffen die moeten leiden tot een (nog) betere voorlichting aan kandidaat studenten.
Het rendement is laag. Omdat het auditteam ‘rendement’ echter niet als een geïsoleerde waarde beschouwt, vindt het auditteam in het feit dat de opleiding streefcijfers heeft vastgesteld en in het feit dat zij via de introductie van het gesystematiseerde exit-gesprekken tot een solide rendementanalyse wil komen, rechtvaardiging van zijn oordeel ‘voldoende’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 55
2.1.
Oordeelschema Opleiding Docent Dans, voltijd
De oordelen in hoofdstuk 2 m.b.t. de opleiding dans geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Docent Dans, voltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie HBO 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
4
Oordeel V4 G G G V4 G G G G G V G G V4 G G G V4 G G V V V V V V V
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 56
3.
INTEGRAAL OORDEEL/ ADVIES AAN NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, in casu de Faculteit Theater, verzorgde HBO bachelor opleiding Docent Dans (voltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. De onderwerpen “Doelstellingen Opleiding”, “Programma”, “Inzet Personeel” en “Voorzieningen” komen, naar het oordeel van het auditteam, in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 57
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. G.J. Stoltenborg Hans Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatie-onderzoeken die door Hobéon certificering worden uitgevoerd. Drs. J.M.L.J. Algra Jaqueline Algra studeerde na haar kandidaatsexamen Nederlandse Taal- en Letterkunde (KUN) Theaterwetenschappen aan de UvA. Zij is thans werkzaam als dansdramaturge. Haar professionele carrière laat zich als volgt kort samenvatten. Als dramaturge / adviseur betrokken bij een groot aantal choreografieëno.a. Choreografieën Marie-Cécile de Bont / DANSERS VAN DE BONT Choreografieën Andrea Leine en Harijono Roebana / LEINE & ROEBANA Choreografie Gerard Mosterd / St. NIEUWE HUIZEN: Mimografie Karina Holla / St. SCHREEUW: Als auteur / redacteur betrokken bij: redacteur dans / mime / bewegingstheater / muziektheater (bijvoorbeeld): De Uitkrant, Uit Buro, Amsterdam (1992-heden) TheaterMaker / TM, tijdschrift over theater, muziek en dans (april 1997- augustus 2001) auteur diverse artikelen (1987-heden) in o.a. TM (TheaterMaker), tijdschrift over theater, muziek & dans; The Sleeping Beauty, Scholenpakket, Educatieve Dienst Het Muziektheater, Amsterdam; Carnet, tijdschrift voor Performing Arts in the Netherlands and Flandres; Boekmancahier, kwartaalschrift over kunstonderzoek en -beleid; auteur en eindredacteur (bijvoorbeeld): Krisztina de Châtel, Dwars door de Ruimte; boek ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van Dansgroep Krisztina de Châtel (International Theatre & Film Bookshop, Amsterdam 2001) auteur en coördinator ontwerp & druk Holland Festival: Magazine en Programmaboeken (1993/1994)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 58
Als docent/inleider: bijvoorbeeld: inleidingen / interviews Gastprogrammering Het Muziektheater inleidingen / interviews Het Nationale Ballet inleidingen / interviews Nederlands Dans Theater: inleidingen en/of forumdiscussies bij o.a. Dansateliers Rotterdam, Julidans Festival Amsterdam, Theater Kikker Utrecht, De Melkweg. Als projectmedewerker betrokken bij: Directie overleg Dansgezelschappen (2006) Dansopleidingen Theaterschool, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (vanaf 2003) Projectorganisatie Kunstvakonderwijs / Ministerie OC en W (1998-1999) Theater Instituut Nederland (1998-1999) Als adviseur / bestuurslid Amsterdams Fonds voor de Kunst: (1995-2002) St. Nederlandse Dansdagen (1998-2001) Mama Cash Als docent Theaterwetenschap, Universiteit van Utrecht (2001-2002) colleges analyse toneel en dans, historisch onderzoek dans productiegeschiedenis, repertoire, choreografie-/dansstijlen, dansgeschiedenis e.a. Dr. Dragan Klaic Dragan Klaic is a theater scholar and cultural analyst. He serves as a Permanent Fellow of Felix Meritis Foundation in Amsterdam and teaches Arts and Cultural Policy at the University of Leiden. He is lecturing widely at the universities, speaking at conferences and symposia and serving as advisor, editor, columnist, researcher and trainer. His fields of engagement are contemporary performing arts, European cultural policies, strategies of cultural development and international cultural cooperation, interculturalism and cultural memory . Educated in dramaturgy in Belgrade and with a doctorate in theater history and dramatic criticism from Yale University, Klaic worked as a theater critic and dramaturg, held professorships at the University of Arts Belgrade and University of Amsterdam, led the Theater Instituut Nederland, co-founded the European Theater Quarterly Euromaske, and served as the President of the European Network of Information Centers for the Performing Arts and of the European Forum for the Arts and Heritage. He was the Moderator of the Reflection Group of the European Cultural Foundation (2002-2004) and author of its final report Europe as a Cultural Project (Amsterdam: ECF 2005). He is the initiator of the European Festival Research Project, an informal consortium for the study of the current festivalization of the daily life. In the fall of 2005 he spent one month in Istanbul studying the emerging alternative cultural infrastructure and it connectivity with the EU cultural constellations. Among his books are several works published in the former Yugoslavia before 1991, as well as Terrorism and Modern Drama (co-edited with J. Orr, Edinburgh Univ. Press 1990, paperback 1992), The Plot of The Future: Utopia and Dystopia in Modern Drama (Michigan Univ. Press 1991), Shifting Gears/ Changer de vitesse (co-edited with R. Englander, TIN Amsterdam 1998) and most recently an exile memoir Exercises in Exile, published in Dutch (Thuis is waar je vrienden zijn. Ballingschap tussen Internet en Ikeatafel, Amsterdam: Cossee 2004) and soon to come out in Croatian in Zagreb. His book on international cultural cooperation is expected in 2006. Klaic’ articles and columns appeared in many periodicals in several languages. He is a Contributing Editor of the Theater magazine (USA), board member of Praemium Erasmianum (Amsterdam) and member of several advisory boards in Budapest, Brussels, Paris and Amsterdam.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 59
Drs. D.W. Schönau Mr. Schönau has a degree in art history and psychology. At Cito he has been involved in the production of final examinations in the visual arts and art history at all levels of secondary education. He was actively involved in the introduction of the assessment of the core curriculum in lower secondary education and in other new types of assessment. He has a keen interest in new ways of assessing, specifically in portfolio assessment. He has written examination syllabuses for the visual arts, classical languages and classical culture, and published extensively on a number of issues related to art education and assessment. Mr. Schönau has a large international network, thanks to a Fulbright scholarship that introduced him to a wide range of universities in the United States in 1978, and led to his involvement in InSEA. He has given presentations and workshops in Taiwan, Australia, United States, Brazil, Colombia, Canada, Japan, Turkey and many countries in Europe. In Hungary he was involved in a three-years Cito project to reform the national Matura examinations in the visual arts. This project caused a fundamental change to the way the arts ware taught and assessed in Hungary. This was possible thanks to the active involvement of local specialists. His approach is teacher oriented, in accordance with his view that any change in education will only be successful if teachers see its potential and if they are prepared to invest their time and energy in what they believe is relevant to them and their students. From 2000 to 2003 Mr. Schönau was project manager of the course programme of in service teacher training in secondary education at Cito. Since 2003 he has been general consultant on assessment for schools in secondary and tertiary education. His activities take Cito’s expertise to school management and to the teachers, in a way that gives credit to the school’s potential and the teachers creativity and professionalism. This relates to training in both the construction of written tests and of all types of portfolio assessment. He has a special interest in school reform and its consequences for student assessment at school level. He has given presentations, trainings and workshops at over 100 schools for secondary education in the Netherlands. Since 1979 he has been a member of a great number of committees, working groups and advisory boards, related to testing, examination programmes and curriculum development, but also to the field of general cultural education, art and museums. Mr. Schönau has been active as external specialist in visual art education in Hungary, Finland and Colombia. S. Molenaar Sabine Molenaar volgde van 1995 tot 2003 de Vooropleiding Dans (Fontys Hogescholen). Vanaf 2003 volgt zij de bachelor opleiding Moderne Theater Dans aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 66
BIJLAGE II: Programma Visitatie 17 en 18 mei 2006 Woensdag 17 mei 2006: Hogeschool-, facultair en academiebeleid t.b.v. opleidingen Dans Tijd 08.30 – 09.15 09.15 – 09.30
Activiteit / Gesprekspartners Voorbespreking Managementteam -Jan Deering (Directeur Faculteit Theater) -Hlif Svavarsdottir (Directeur Dansacademie) -John Bliekendaal (Coördinator opleiding Dans/Dansmaker)
Auditoren Auditteam* Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
09.30 – 10.30
-Netty van den Bosch (Coördinator opleiding Docent Dans) -Joao da Silva (Coördinator Dance Unlimited) Managementteam
Auditteam
10.30 – 10.45
Overleg Auditteam
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Hogeschool-, facultair en academiebeleid t.b.v. opleidingen Marktpositie en instroom Personeel Voorzieningen Kwaliteitszorg Resultaten / rendementen Interne terugkoppeling, verificatie
10.45 – 11.30
Managementteam
Auditteam
11.30 – 12.30
Coördinatoren ‘Dans’ -John Bliekendaal -Mary O’Donnell (E)5 (Docent compositie / improvisatie)
Auditteam
-Marta Nejm (E) (Docent klassieke danstechnieken) -Hlif Svavarsdottir
12.30 – 13.15
5
Lunch / Overleg Auditteam
Auditteam
Specifieke aspecten kunstopleidingen Relatie beroepenveld Internationalisering / Lectoraat Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Instroom / Propedeuse Afstuderen Alumnibeleid Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
(E)= Engels sprekend
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 67
13.15 – 14.00 14.00 – 15.00
Rondleiding algemene voorzieningen Docenten ‘Dans’ -Aryeh Weiner (E) (Docent klassieke en hedendaagse danstechnieken) -Eva van Schaik (Docent Dansgeschiedenis)
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent Internationalisering Studiebegeleiding
-Joao da Silva (Docent hedendaagse danstechnieken en compositie) -Kristin de Groot (Docent hedendaagse danstechnieken)
15.00 – 15.15 15.15 – 16.00
16.00 – 16.45
-Phyllis Gutelius (E) (Docent Graham en moderne danstechnieken) Overleg Auditteam Studenten ‘Dans’ DP1: Merel Janssen DT1: Vincent de Munck DT2: Laura Witzleben (E) DT3: Rebecca Fokkema DM3: Ellemiek ter Baak DM3: Anna Weissenfells (E) DM4: Laura Hoyer Examencommissie / Kwaliteitszorg -Hlif Svavarsdottir -Joao da Silva -John Bliekendaal -Netty van den Bosch -Joke Oosterhuis (Hoofd KtweeO: Onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg)
16.00 – 16.45
Verificatie ‘Dans’
16.45 – 17.00 17.00 – 18.00
Verplaatsing & versnapering Voorstelling studenten opleiding Danser/Dansmaker en Dance Unlimited en verificatie opleidingsspecifieke voorzieningen
Verificatie algemene voorzieningen
Auditteam Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid Studielast Materiële voorzieningen
Stoltenborg Schönau Stapert
Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, Studielast Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken medewerkers e.a.
Klaic Algra Molenaar Auditteam Auditteam
Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
Gerealiseerd (HBO-)niveau Opleidingsspecifieke voorzieningen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 68
Donderdag 18 mei 2006: opleidingen Docent Dans en Dance Unlimited Tijd 08.30 – 08.45
Gesprekspartners
Auditoren Auditteam*
08.45 – 09.30
Coördinatoren ‘Docent Dans’ -Hlif Svavarsdottir (Directeur Dansacademie)
Auditteam
-Hélène Jagers -Netty van den Bosch -Rina Bernabela
09.30 – 10.15
Docenten ‘Docent Dans’ -Eva van Schaik (Docent Dansgeschiedenis)
Auditteam
-Marja Bavinck (Docent Onderwijskunde) -Hélène Jagers (Docent Klassieke danstechnieken)
11.15 – 12.00
-Jacky Westerhof (Docent Flamenco) -Rina Bernabela (Docent Jazz) -William Buys (E) (Docent Klassieke danstechnieken en methodiek) Overleg Auditteam Studenten’Docent Dans’ DD1: Bibi Bakker DD2: Carla Philip DD3: Inge van Amerongen DD4: Inge de Bruine DD4: Marlon van Riel Verificatie ‘Docent Dans’
12.00 – 12.45
Lunch / Overleg Auditteam
10.15 – 10.30 10.30 – 11.15
Auditteam Auditteam
(Deel) Auditteam Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking: Definitieve vaststelling programma en vervolg op 1e auditdag Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Instroom / Propedeuse Afstuderen Alumnibeleid Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent Internationalisering Studiebegeleiding
Interne terugkoppeling, verificatie Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid Studielast Materiële voorzieningen Nader te bepalen n.a.v. gesprekken Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 69
12.45 – 13.30
Coördinator en docenten ‘Dance Unlimited’ -Joao da Silva (Coördinator) -Mary O’Donnell (E) (Docent Open Form)
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Instroom / Propedeuse Afstuderen Kwaliteitszorg Alumnibeleid
Auditteam
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid Studielast Materiële voorzieningen Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
-Monique Masius (Gastdocent Branding)
13.30 – 14.15
- Diny v/d Heuvel (Mapping) - Annemoon Geurts (Mapping) Studenten ’Dance Unlimited’ -Alexandra Waierstall (E) -Isabel Cuesta (E)
14.15 – 14.45
Verificatie ‘Dance Unlimited’
Klaic Stapert Deel Auditteam
Pending issues
14.45 – 15.30
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Overleg Auditteam
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
15.30 – 16.00
* Auditteam: Drs. G.J. Stoltenborg (Hans): Dr. D. Klaic (Dragan):
lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering werkvelddeskundige met aandachtsgebied ‘internationaal’ en ‘Dance Unlimited’ Drs. Schönau M.A. (Diederik): Vakdeskundige met aandachtsgebied (internationale) didactische aspecten kunstopleidingen en ‘Docent Dans’ Drs. J.M.L.J. Algra (Jacqueline): Werkvelddeskundige met aandachtsgebied dans algemeen / choreografische aspecten en ‘Dans’ S. Molenaar (Sabine): Studentlid / 3e jaars Student Moderne Theaterdans – Hogeschool voor de Kunsten - Amsterdam Drs. R.F.H.M. Stapert (Rob): Onderwijsdeskundige / secretaris / senior-adviseur Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Docent Dans, ArtEZ Dansacademie – november 2006 70