Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 17 augustus 2009 NVAO
Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 5
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
12 12 18 29 33 36 39
5
Overzicht advies
41
Bijlage 1: Samenstelling panel
42
Bijlage 2: Programma site visit
44
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
45
Bijlage 4: Omschrijving competenties van de opleiding
47
Bijlage 5: Lijst met afkortingen
49
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
1 Samenvattend advies In deze samenvatting worden de bevindingen en overwegingen van het panel dat namens NVAO is gevraagd om de TNO-aanvraag van de opleiding Sport- en Beweeginnovatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) te beoordelen kort weergegeven. Daarna volgen het eindoordeel en het advies van het panel aan NVAO. De opleiding baseert zich niet op algemeen erkende eindtermen aangezien het een relatief nieuw vakgebied betreft. Wel heeft de aanvrager onderzoek laten uitvoeren naar de behoeften in het werkveld, hetgeen heeft geresulteerd in het formuleren van drie beroepstaken en zeven kerncompetenties die aan de basis liggen van de opleiding. Bij de totstandkoming van de eindkwalificaties voor de opleiding is het werkveld voldoende geconsulteerd. Daarbij heeft de aanvrager zich vooral op Nederlandse vakgenoten gericht, maar hij maakt in de aanvraag ook de vergelijking met opleidingen in het buitenland. Men heeft een duidelijk beeld van hoe de opleiding is gepositioneerd in het werkveld. De opleiding leidt op tot nieuwe functies die een gat vullen tussen de bestaande functies. Dit wordt ook bevestigd door het werkveld. Dat de eindkwalificaties van hbo-niveau zijn, wordt in de aanvraag voldoende aangetoond. Afgestudeerden moeten in staat zijn om zelfstandig in een multidisciplinaire omgeving te kunnen werken. In het veld is behoefte aan deze opleiding. Het programma voldoet aan de eisen die doorgaans gesteld worden aan een hbo-opleiding. De literatuur die in de opleiding gebruikt zal worden is van voldoende niveau. Interactie met de beroepspraktijk is er tijdens de opleiding voortdurend. Het grootste deel van de tijd brengen de studenten in de praktijk door. Daarnaast is ook het merendeel van de docenten in de praktijk werkzaam. Tijdens de opleiding wordt voldoende aandacht besteed aan onderzoek. De eisen die gesteld worden aan de masterthesis getuigen van voldoende niveau. Opdrachten stimuleren de studenten om voortdurend de link te leggen tussen theorie en praktijk. De aanvrager heeft aangetoond dat er een duidelijke relatie is tussen het programma en de toetsing in het eerste jaar en de eindkwalificaties. Per beroepstaak zijn leerdoelen geformuleerd. Er wordt niet alleen gebruik gemaakt van formatieve en summatieve toetsen, maar ook van kennistoetsen. De toetsen zijn gevarieerd en sluiten aan bij de didactische werkvormen. Het programma is opgezet vanuit de beroepstaken. Voor elk blok is er een blokverantwoordelijke en de docenten hebben regelmatig overleg, waardoor de samenhang in het curriculum wordt geborgd. Er is daarnaast sprake van regelmatige terugkoppeling tussen opleiding en werk. Studenten maken gebruik van een POP, houden hun competentieontwikkeling in een portfolio bij en worden zowel op het werk als op de opleiding goed begeleid. De aanvrager heeft voldoende maatregelen getroffen om zowel de horizontale als de verticale samenhang in het curriculum te borgen. De studielast is in het eerste jaar zwaarder dan in het tweede jaar. Aan het begin van de opleiding wordt een contract afgesloten tussen de student, de opleiding en zijn werkgever om ervoor te zorgen dat de student voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om de opleiding te volgen en af te ronden. Met iedere toekomstige student wordt een intakegesprek gehouden. De instroomeisen voor de opleiding zijn duidelijk. Er kan een grote diversiteit aan studenten instromen; de opleiding zal hier gebruik van maken. De aanvrager heeft de intentie uitgesproken om in september 2009 te starten, maar om een goede
pagina 3
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
instroom te garanderen raadt het panel aan de start van de opleiding minimaal een half jaar op te schorten. De opleiding beschikt over een goed docentencorps dat in staat is om de verbinding met de praktijk goed te leggen. Een groot aantal van hen is gepromoveerd. Er is voldoende capaciteit vrij gemaakt om te opleiding aan te kunnen bieden; de docenten zijn vanaf 1 september 2009 vrij geroosterd en het financiële plan laat zien dat er ook voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Naast de docenten zal er ook onderzoekscapaciteit beschikbaar zijn van de vakgroepen die bij de opleiding betrokken zullen zijn. De cv’s van de docenten laten zien dat zij in staat zijn om het onderwijs niet alleen inhoudelijk, maar ook didactisch op adequate wijze te verzorgen. De HAN beschikt over uitstekende voorzieningen om de opleiding aan te bieden en er is een uitgebreid systeem van studiebegeleiding. De kwaliteit van de begeleiding op de werkplek wordt geborgd door middel van een contract en de mogelijkheid om vanuit de opleiding tijd vrij te maken voor sturing op de werkplek. De opleiding hanteert een goed werkend systeem van kwaliteitszorg. Dit systeem bestaat uit regelmatig uitgevoerde evaluaties van het onderwijs en uit een overlegstructuur waarin diverse gremia binnen en buiten de opleiding regelmatig bij elkaar komen voor overleg over relevante onderwerpen m.b.t. de kwaliteit van het onderwijs. Het panel raadt de aanvrager gezien de brede doelgroep waar de opleiding zich op richt - aan de beroepenveldcommissie breder samen te stellen. Studenten die aan de opleiding beginnen, krijgen de garantie dat zij de opleiding ook af kunnen maken. Er is al veel geïnvesteerd om de opleiding te ontwikkelen en het panel voorziet geen probleem om de opleiding op te starten. Mocht de opleiding echter niet bekostigd worden, dan kan de continuïteit van de opleiding wel in gevaar komen. De begroting van de opleiding (en ook het collegegeld) is gebaseerd op bekostiging van de opleiding. Aanvraag voor bekostiging loopt nog. Op basis van bovenstaande bevindingen en argumenten is het panel tot de conclusie gekomen dat de nieuwe opleiding aan de minimale eisen voor basiskwaliteit voldoet. Het panel adviseert het bestuur van NVAO dan ook de aanvraag van de HAN positief te beoordelen.
Den Haag, 17 augustus 2009 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe hbo masteropleiding Sport- en Beweeginnovatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Dr. H. Stegeman (voorzitter)
pagina 4
Mw. Drs. T. Kleene (secretaris)
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
2 Inleiding en verantwoording Deze rapportage geeft de beoordeling weer van het door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (voortaan NVAO) ingestelde panel ter toetsing van het door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen bij brief van 2 maart 2009 ingediende voorstel voor een nieuwe masteropleiding Sport- en Beweeginnovatie.
2.1
Werkwijze panel Bij de toetsing van de hbo-master Sport- en Beweeginnovatie heeft het panel de criteria uit het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO d.d. 14 februari 2003 (verder: Toetsingskader) in acht genomen. Het panel heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. Op 24 juni 2009 is het panel daartoe bij elkaar geweest. Tijdens deze bijeenkomst zijn de eerste bevindingen van het panel besproken en nadere vragen geformuleerd voor de aanvrager. Een deel van deze vragen is voorafgaand aan het locatiebezoek aan de aanvrager voorgelegd met het verzoek om deze schriftelijk te beantwoorden. Op 2 juli heeft het panel de antwoorden op de vragen ontvangen. In bijlage 2 van dit rapport is een overzicht opgenomen van alle door het panel bestudeerde documenten. Op 7 juli 2009 heeft het panel een locatiebezoek afgelegd. Tijdens dit bezoek is het panel in verschillende gespreksrondes van nadere informatie voorzien en zijn de vraagpunten aan de orde gesteld en waar nodig in discussie gebracht. Na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige oordelen m.b.t. alle onderwerpen en facetten in het toetsingskader. De secretaris heeft op basis van deze bespreking een eerste concept van het paneladvies opgesteld. Dit concept is door de panelleden bestudeerd en van commentaar en suggesties voorzien, waarna de definitieve tekst van het advies is opgesteld. Het locatiebezoek is voor de oordeelsvorming van groot belang geweest. Het panel spreekt zijn waardering uit voor de prettige ontvangst, de organisatie en de constructieve gedachtewisseling. Het panel is van oordeel dat de aanvraag van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen positief beoordeeld kan worden.
2.2
Opbouw paneladvies Kern van het achterliggende advies vormt hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die het Toetsingskader daarvoor aanreikt. De opbouw is daarbij zo, dat het panel - per facet - onder het kopje bevindingen eerst een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voor zover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Daarna volgen de overwegingen van het panel, waarbij de gereleveerde bevindingen worden beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende conclusie.
pagina 5
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend - en (bij ongelijke beoordelingen op de facetten) afgewogen - oordeel. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin de voorgedragen opleiding kort wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd, met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van de site visit en een overzicht van geraadpleegde stukken.
pagina 6
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Graad Locatie(s) Variant Sector Domein
3.2
Nederland Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Master Sport- en Beweeginnovatie (MSBI) hbo-master Master Sport- en Beweeginnovatie (MSBI) HAN Nijmegen deeltijd Gedrag en Maatschappij | Gezondheidszorg Sport en Bewegen
Profiel instelling De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is op 1 februari 1996 ontstaan door een fusie van de HEAO-Arnhem, de Hogeschool Gelderland en de Hogeschool Nijmegen. Daarmee is vrijwel het hele beroepsonderwijs uit de regio ondergebracht in een onderwijsinstelling met 27.000 studenten en 2.700 medewerkers. De HAN telt ongeveer 75 bachelor- en masteropleidingen. Daarnaast verricht de HAN via contractactiviteiten kennisintensieve dienstverlening in de vorm van onder meer (post-hbo) cursussen, individuele begeleiding en coaching, training, maatwerktrajecten en advies. De HAN heeft locaties in Arnhem en Nijmegen. De HAN kent vier faculteiten, te weten: • Economie en Management (FEM); • Educatie; • Techniek; • Gezondheid Gedrag en Maatschappij (GGM). De faculteit GGM verzorgt ten behoeve van circa 10.000 studenten twintig hbo-opleidingen. Deze opleidingen zijn gegroepeerd onder de volgende instituten: Instituut Paramedische Studies, Instituut Sociale Studies, Instituut Verpleegkundige Studies, Instituut Mondzorgkunde en Instituut voor Sport- en Bewegingsstudies (ISBS). De contractactiviteiten van de faculteit worden verzorgd door Seneca, Onderzoeks- en expertisecentrum voor arbeid, sport en gezondheid (onderdeel ISBS) en VDO, Opleidingsen Adviescentrum. De faculteit heeft diverse vestigingen in Nijmegen. Vanaf september 2004 zijn bijna alle bacheloropleidingen alsmede de faculteitsdirectie en het faculteitsbureau gehuisvest op de nieuwbouwlocatie van de HAN-campus te Nijmegen. Deze campus grenst aan het complex van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het Instituut voor Sport- en Bewegingsstudies van de HAN wil bijdragen aan kwaliteitsverbetering, professionalisering en kennisontwikkeling op het terrein van sport, bewegen en gezondheidsbevordering. Daartoe beweegt het instituut zich in een netwerk van organisaties, instellingen en bedrijven die zich bezighouden met deze thema’s. Voorbeelden daarvan zijn: de gemeente Arnhem en de gemeente Nijmegen, de provincie Gelderland, koepelorganisaties in de sport (NOC*NSF, NISB, Gehandicaptensport
pagina 7
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Nederland, GSF, Olympisch Steunpunt Gelderland) en beroepsopleidingen sport en bewegen. Met veel van de genoemde organisaties is overleg gevoerd over de ontwikkeling van de Master Sport- en Beweeginnovatie (MSBI) In bijlage 9 van het informatiedossier is een overzicht te vinden van de steunende partijen uit het werkveld. Kernactiviteiten van het instituut zijn de volgende. • Op geleide van vragen vanuit de samenleving of van partners ontwikkelt het instituut systematisch kennis op het gebied van sport en bewegen, onder meer door het uitvoeren van onderzoek. • Het instituut is verantwoordelijk voor het aanbod van cursussen op het gebied van sport, bewegen en gezondheidsbevordering, voor in elk geval de regionale markt. • Het instituut verzorgt een aanbod van bacheloronderwijs op het gebied van sport, bewegen en gezondheidsbevordering en hoopt binnenkort dus ook een masteropleiding aan te kunnen bieden; • Het instituut zoekt naar maximale samenwerking en synergie in het bestaande aanbod van cursussen en opleidingen. • Het instituut fungeert als kennispoort in de regio op het gebied van sport, bewegen en gezondheidsbevordering. In het informatiedossier is een uitgebreide lijst opgenomen van initiatieven die de afgelopen jaren genomen zijn, die bijdragen aan het versterken van de positie van ISBS in de regio. Het beleidsplan van het Instituut voor Sport- en Bewegingsstudies, is opgenomen als bijlage 2 van het informatiedossier.
3.3
Profiel opleiding De beoogde opleiding Master Sport- en Beweeginnovatie is een nieuwe opleiding op hbo masterniveau. Het is een tweejarige deeltijdopleiding met gemiddeld één lesdag per week op de hogeschool gedurende 40 weken per jaar. De totale studiebelasting bedraagt ongeveer 20 uur per week. Gedurende de hele opleiding werkt de student aan een praktijkopdracht die hij uitvoert bij zijn eigen werkgever. Parallel aan deze praktijkopdracht wordt via diverse werkvormen ‘just in time’-onderwijs aangeboden. De praktijkopdracht (de masterthesis) vormt de belangrijkste bewijslast bij het summatieve eindassessment, waar getoetst wordt of de student voldoet aan de eindkwalificaties van de opleiding. Met de professionele masteropleiding Master Sport- en Beweeginnovatie wordt volgens het informatiedossier een nieuw soort professional opgeleid die functioneert op hbomasterniveau en wiens profiel optimaal aansluit op de gesignaleerde professionaliseringsbehoefte binnen het werkveld. Deze professionaliseringsbehoefte wordt uitgebreid beschreven en onderbouwd in het informatiedossier. De afgestudeerde master is een ervaren, zelfstandig werkende professional die theorie, onderzoek, praktijk en beleid met elkaar kan verbinden. Hij is in staat om bestaande aannames en werkwijzen te overstijgen (‘outside the box-denken’), nieuwe kennis en inzichten binnen het domein van Sport en Bewegen te ontwikkelen en hierbij de transfer te maken naar sterk overlappende domeinen, zoals de gezondheidszorg en andere sociale thema’s. Deze kennis en inzichten integreert hij in de dagelijkse beroepspraktijk, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe richtlijnen en protocollen die zich kenmerken door een stevig wetenschappelijk fundament. Hiermee zet hij een nieuwe professionele standaard. Teneinde de benodigde innovatie binnen het werkveld te realiseren en te verankeren beschikt de master over uitstekende verandermanagementvaardigheden en leidinggevende capaciteiten. Door zijn
pagina 8
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
inhoudsdeskundigheid en praktijkgerichtheid fungeert hij als rolmodel bij het (inhoudelijk) aansturen en begeleiden van professionals in het veld. Nieuwe opleiding voor Nederland In Nederland bestaat volgens het informatiedossier nog geen opleiding met de naam ‘Master Sport- en Bewegingsinnovatie’. Wel zijn er (vooral bachelor) opleidingen waar de term ‘Sport’, ‘Bewegen’ of ‘Innovatie’ in de naam voorkomt. Begin 2009 zijn er twee professionele masteropleidingen die zich richten op het domein sport: de Master of Sports van Fontys Hogescholen en de Master Sportbeleid en sportmanagement van de Universiteit van Utrecht. De Master of Sports wijkt volgens het informatiedossier af van de MSBI, doordat zij zich richt op een nauwer omschreven sector (alleen sport) en op andere uitstroomprofielen (bijvoorbeeld education en health). De masteropleiding die door de Universiteit Utrecht wordt aangeboden, heeft volgens het informatiedossier een sterk management-georiënteerd profiel. Er bestaan enkele universitaire (onderzoeks)masteropleidingen op het terrein van sport en bewegen, zoals ‘Bewegingswetenschappen’ (Vrije Universiteit Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Maastricht en Radboud Universiteit Nijmegen), ‘Sportbeleid en sportmanagement’ (Universiteit van Utrecht) en de masterstudie ‘Leisure, tourism and environment’ (Universiteit Wageningen). Aan de Universiteit van Tilburg wordt de woopleiding ‘Vrijetijdswetenschappen’ verzorgd met relaties naar het domein van sport. Deze wetenschappelijke masters leiden studenten op tot onderzoekers met het oog op een wetenschappelijke carrière en zijn derhalve minder beroepspraktijkgericht dan de beoogde opleiding MSBI. De conclusie die de aanvrager trekt op basis van de nationale vergelijking is dat er momenteel in Nederland geen masteropleidingen zijn die professionals binnen sport en bewegen opleiden tot seniorprofessionals op masterniveau die in staat zijn de regie te voeren bij complexe vraagstukken, die ontwikkelingen en behoeften signaleren en vertalen naar de praktijk en die in staat zijn door middel van praktijkonderzoek de beroepspraktijk te innoveren en te verbeteren. In die zin is de Master Sport- en Beweeginnovatie een nieuwe opleiding die in een maatschappelijke behoefte voorziet. In bijlage 8 van het informatiedossier wordt verslag gedaan van de nationale en internationale vergelijking van de nieuwe opleiding met reeds bestaande opleidingen in het vakgebied. Onderzoek wijst uit dat er noch in Nederland, noch in het buitenland een masteropleiding Sport- en Beweeginnovatie bestaat en dat een dergelijke master ook aantrekkelijk is voor buitenlandse studenten, met name voor Duitse en Belgische studenten Het is nadrukkelijk de ambitie van de opleiding om aan te sluiten bij internationale masters op het vakgebied om kennis en ervaringen uit te wisselen. Onder meer via het netwerk EURNEST (European Research Network on Events, Sports and Tourism) worden onderwijsinstellingen in Europa (Frankrijk, België, Noorwegen, Oostenrijk, Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië) benaderd en gecontacteerd. Met de Deutsche Sporthochschule Köln hebben reeds verkennende gesprekken plaatsgevonden. Ook zijn er goede contacten met de Sheffield Hallam University in Sheffield (Groot-Brittannië), de Universiteit in Leuven (België) en de Copenhagen Business School (Denemarken). Dit laatste opleidingsinstituut begeeft zich in toenemende mate op het domein van sport en bewegen en toonde zich geïnteresseerd in betrokkenheid bij de opleiding MSBI. In de loop van studiejaar 2009-2010 worden deze contacten geïntensiveerd en geconcretiseerd. Doel is dat studenten van de opleiding toegang krijgen tot netwerken waardoor zij in staat gesteld worden deel te nemen
pagina 9
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
aan excursies, uitwisselingen, gastcolleges en conferenties. Daarnaast dragen de internationale contacten bij aan de ontwikkeling van het vakgebied door uitwisseling van onderzoeksprogramma’s en methodologie. Nieuwe opleiding voor de instelling De HAN kent momenteel meerdere opleidingen, leerroutes, postinitiële cursussen en uiteenlopende initiatieven op het terrein van onderzoek en studentenservice gericht op de wereld van sport en bewegen. Daarnaast is er in de loop van de tijd een veelzijdig en uitgebreid relatienetwerk opgebouwd van organisaties in het werk- en opleidingsveld van sport en bewegen. De HAN kent het volgende opleidingenaanbod binnen de markt van sport en bewegen. • Sport, Gezondheid en Management (ISBS) Een bacheloropleiding gebaseerd op het beroepscompetentieprofiel van de sportgezondheidsmanager (gestart in september 2002). • Eerstegraads Opleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding (ISBS) Op 1 september 2006 is de bacheloropleiding Eerstegraads Leraar Lichamelijke Opvoeding van start gegaan. • Sport- en bewegingseducatie (ISBS) Op 1 september 2008 is de bacheloropleiding Sport- en Bewegingseducatie van start gegaan. • Combinatie CIOS-SGM (ISBS, CIOS Arnhem) In samenwerking met CIOS Arnhem ontwikkelde de HAN een doorlopende leerlijn CIOS – SGM, in eerste instantie voor havisten en vwo’ers. Door een verregaande afstemming van beide programma’s is het voor deze doelgroep mogelijk om in een periode van vijf jaar zowel het CIOS-diploma als het SGM-diploma te behalen. • Opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (Faculteit GGM) In de opleiding CMV heeft sport en bewegen als ‘medium’ en als werkveldsector een belangrijke plaats. De vakgroep Spel&Sport bestaat uit drie docenten, aangevuld met applicaties op het terrein van de buitensport, ervaringsleren en sport (‘outdoor-education’), sport en beleid/sportsociologie/onderwijskunde. Er is een duidelijke inhoudelijke en methodischagogische expertise voor sport en bewegen aanwezig, voor een breed toepassingsterrein van werkveldsegmenten. • Sportfysiotherapie (ISBS) Een erkende post-hbo-opleiding. Binnen deze opleiding werken drie docenten met expertise op het gebied van trainingsleer, begeleiden, coachen en gedrag veranderen en expertise op het gebied van fysiotherapie. • Voeding & Sport en Sportdiëtetiek (ISBS) – Keuze-onderdeel in de initiële hbo-opleiding Voeding en Diëtetiek, – Een post-hbo-opleidingstraject (opleidend tot sportdiëtist, diëtist met specifieke deskundigheid). • Sport- en EventManagement (Faculteit EM) Binnen dit programma werken docenten met expertise op het gebied van begeleiden en coachen en met expertise op het gebied van managen en ondernemen. • Lichamelijke Opvoeding binnen de PABO’s te Arnhem en Nijmegen (Faculteit Educatie) In de initiële opleiding tot groepsleerkracht voor het basisonderwijs is plaats ingeruimd voor lichamelijke opvoeding. Door het onderwijs Lichamelijke Opvoeding aan de PABO te volgen is een student bevoegd om lessen bewegingsonderwijs te geven aan de groepen 1-2 in het basisonderwijs. Op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen zijn er voor zeven FTE taken op het terrein van het bewegingsonderwijs. Er is een brede, actuele expertise voor het bewegingsonderwijs op de basisschool, onder andere als gemeentelijk consulent.
pagina 10
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
•
•
•
Differentiatie PsychoMotorische Therapie (Faculteit GGM) In ontwikkeling is de initiële opleiding GZ Vaktherapeut differentiatie PMT, ter completering van de initiële opleiding Creatieve Therapie (CTO). Docenten dienen over expertise te beschikken op het terrein van sport en bewegen en over concrete werkveldervaringen. Topsporters Opleidingprogramma’s (ISBS) Vanuit de faculteit GGM is voor de gehele HAN, in samenwerking met NOC*NSF en CIOS Arnhem, recent het unieke opleidingsinitiatief TOP voor studerende topsporters gelanceerd en in ontwikkeling gebracht. Verschillende minorprogramma’s zoals: o ‘Evaluatie van Bewegingsprogramma’s’ (ISBS, RuG); o ‘Natuur, recreatie en gezondheid’ (ISBS, WUR); o ‘Sporttoerisme’ (ISBS, Fachhochschule Gelsenkirchen); o ‘Sport & Economie’ (ISBS); o ‘Integraal gezondheidsmanagement’ (ISBS); o ‘Sport & Voeding‘ (ISBS).
De HAN kent nog geen masteropleidingen op het gebied van sport en bewegen.
pagina 11
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving van het bijbehorende criterium uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Het algemene profiel van de master luidt als volgt: “De afgestudeerde Master Sport- en Beweeginnovatie is een ervaren, zelfstandig werkende professional die theorie, onderzoek, praktijk en beleid met elkaar kan verbinden. Hij is in staat om bestaande aannames en werkwijzen te overstijgen (‘outside the box-denken’), nieuwe kennis en inzichten binnen het domein van sport en bewegen te ontwikkelen en hierbij de transfer te maken naar sterk overlappende domeinen zoals de gezondheidszorg en andere sociale thema’s. Deze kennis en inzichten integreert hij in de dagelijkse beroepspraktijk, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe richtlijnen en protocollen die zich kenmerken door een stevig wetenschappelijk fundament. Hiermee zet hij een nieuwe professionele standaard. Teneinde de benodigde innovatie binnen het werkveld te realiseren en te verankeren beschikt de Master over uitstekende veranderkundige vaardigheden en leidinggevende capaciteiten. Door zijn inhoudsdeskundigheid en praktijkgerichtheid fungeert hij als rolmodel bij het (inhoudelijk) aansturen en begeleiden van professionals in het veld.” Binnen het beroepsprofiel worden drie beroepstaken onderscheiden: exploreren, onderzoek en expertise ontwikkelen en exploiteren. Deze indeling is voorgelegd en getoetst bij de werkveldvertegenwoordigers in een klankbordgroep. In samenspraak met hen zijn vervolgens de beroepstaken verder uitgewerkt. Per beroepstaak wordt toegelicht wat hij inhoudt en hoe het handelen binnen de beroepstaak gedefinieerd wordt. Daarna worden de competenties beschreven die de professionele master moet beheersen om de beroepstaken adequaat uit te kunnen voeren. Deze beroepstaken vormen basis voor de opleiding MSBI en zijn in onderwijseenheden uitgewerkt. Het volledig uitgewerkte competentieprofiel, met handelingscriteria, toetsingsproducten e.d. is opgenomen in bijlage 4 van het informatiedossier. De nagestuurde documentatie bevat nog aanvullende informatie.
4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Aan het opstellen van het beroepscompetentieprofiel (bijlage 4 van het informatiedossier) heeft een intensief samenwerkingsproces ten grondslag gelegen tussen de opleiding en het werkveld (overheden, koepelorganisaties, verenigingen, bedrijfsleven en degelijke). De volgende activiteiten hebben plaatsgevonden:
pagina 12
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
•
•
•
•
•
Op verzoek van ISBS is door een extern adviesbureau Bestuur en Management Consultants (BMC) een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar een masteropleiding in het domein Sport en Bewegen (bijlage 5 van het informatiedossier). o Aansluitend op het onderzoek van BMC heeft het Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS) het Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Arbeidsmarkt (KBA) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar zowel het beroepsprofiel als de macrodoelmatigheid van de opleiding ‘Master Sport en Bewegen’ zoals deze toen nog genoemd werd (bijlage 6 van het informatiedossier). In het kader daarvan zijn er relevante maatschappelijke ontwikkelingen beschreven (bijlage 6 van het informatiedossier) die een rol spelen bij de toenemende behoefte aan MSBI’s. Op grond van bestudering van de twee rapporten (BMC en KBA) en overleg met relevante deskundigen is een keuze gemaakt in beroepstaken en kerncompetenties die in de opleiding aan bod komen en de manier waarop deze gerealiseerd worden. In de verdere ontwikkeling van de opleiding is dit opleidingsprofiel als basisdocument gebruikt. Er zijn in verschillende fasen gesprekken gevoerd met sleutelvertegenwoordigers uit het werkveld (NOC*NSF, NISB, Gehandicaptensport Nederland, WOS e.a.), professionals die momenteel reeds (minimaal) op masterniveau functioneren en andere belanghebbende partijen (VWS, OCW). Uit deze gesprekken is gedestilleerd wat van een MSBI verwacht mag worden wat betreft de te vervullen functies en taken en welke competenties hij daarvoor nodig heeft (in bijlage 7 van het informatiedossier is een overzicht van de geraadpleegde personen opgenomen). Er heeft een nationale en internationale inventarisatie plaatsgevonden. Daarin is gekeken of er in binnen- en buitenland vergelijkbare opleidingen zijn qua niveau, doelstellingen, inhoud, omvang en toelatingscriteria (bijlage 8 van het informatiedossier). Het profiel van en de visie op de master Sport- en Beweeginnovatie zijn samen met vertegenwoordigers van het werkveld ontwikkeld en vervolgens weer aan het werkveld voorgelegd. Uit de reacties is behoefte aan en enthousiasme voor een dergelijke opleiding gebleken (bijlage 9 van het informatiedossier: overzicht steunende partijen).
Het Kenniscentrum Beroepenveld Arbeidsmarkt (KBA) heeft onderzoek gedaan naar het beroepscompetentieprofiel van de MSBI (opgenomen in bijlage 6 van het informatiedossier). Met behulp van systematische opgezette, opeenvolgende interviewrondes bij sleutelfiguren uit het werkveld van sport en bewegen is een lijst samengesteld met de competenties die volgens het werkveld essentieel zijn voor de MSBI. Vanuit dit overzicht zijn in afstemming met het werkveld zeven kerncompetenties geformuleerd die met elkaar de inhoud van het oorspronkelijke overzicht dekken. In het beroepscompetentieprofiel (opgenomen in bijlage 4 van het informatiedossier) is op de eerste pagina een schema te vinden dat de samenhang tussen de uitkomsten van het KBA onderzoek en de uiteindelijke kerncompetenties weergeeft. De kerncompetenties vormen met elkaar het arsenaal aan geïntegreerde kennis, vaardigheden en attitudes die de MSBI in staat stellen de drie beroepstaken uit te voeren. a. Denken vanuit een hoger abstractieniveau b. Strategisch denken en handelen c. Analyseren & Synthetiseren d. Leidinggeven e. Communiceren f. Kennismanagen g. Effectief handelen. In bijlage 4 van dit rapport is een omschrijving van elke competentie opgenomen. Overwegingen
pagina 13
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Het panel is van mening dat de aanvrager zich bij het opstellen van de eindkwalificaties voor de opleiding voldoende op de hoogte heeft gesteld van de wensen van het beroepenveld. Ook geeft de aanvrager duidelijk aan hoe hij zich onderscheidt van andere opleidingen die zich richten op een vergelijkbaar werkveld. De eindkwalificaties van de opleiding sluiten hierdoor goed aan bij de behoeften van het werkveld en de opleiding onderscheidt zich duidelijk van andere, reeds bestaande opleidingen. Het gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld bevestigt dit beeld. Niet alleen is het werkveld actief betrokken geweest bij de ontwikkeling van de opleiding, na afloop heeft een aantal representatieve vertegenwoordigers uit het werkveld zijn steun betuigd. Een overzicht van deze steunbetuigende partijen is opgenomen in bijlage 9 van het informatiedossier. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2 Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen In het informatiedossier wordt de relatie tussen de kerncompetenties en de Dublindescriptoren als volgt weergegeven: Dublin-descriptoren 1. Kennis en inzicht 2. Toepassen kennis en inzicht 3. 4.
Oordeelsvorming Communicatie
5.
Leervaardigheden
Kerncompetenties Analyseren en synthetiseren Denken vanuit een hoger abstractieniveau Strategisch denken Leidinggeven Leidinggeven Communiceren Kennis managen Effectief handelen
Tevens wordt per Dublin descriptor de relatie met de eindkwalificaties van de opleiding aangegeven. Kennis en inzicht De student maakt voor de ontwikkeling van zijn mastercompetenties gebruik van toonaangevende, actuele en internationaal georiënteerde vakliteratuur (in bijlage 17 van het dossier is een literatuuroverzicht opgenomen). Per onderwijseenheid worden suggesties gedaan welke literatuur voor de specifieke kennisontwikkeling bruikbaar is, maar van studenten wordt ook verwacht dat zij zelf inschattingen maken van wat relevante literatuur is en dat zij zelf bronnenonderzoek doen. Dit kwam ook duidelijk naar voren in het gesprek dat het panel tijdens het locatiebezoek heeft gevoerd met de docenten. Het gaat in de meeste gevallen om wetenschappelijke en vaak ook Engelstalige literatuur. Tijdens de opleiding wordt in alle onderdelen van het onderwijsprogramma steeds aansluiting gezocht bij nieuwe ontwikkelingen en inzichten in het domein Sport en Bewegen. Een voorbeeld hiervan zijn de masterclasses die de deelnemers voor hun studiegenoten moeten organiseren rondom een specifiek theoretisch onderwerp uit het domein van Sport en Bewegen.
pagina 14
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
De kennis die de aspirantmaster gedurende het onderwijs verwerft, bouwt hij verder uit door diverse praktijkopdrachten uit te voeren. Hij gebruikt de verworven inzichten om problemen en vragen in zijn beroepspraktijk aan te pakken en verbeteringen en vernieuwingen in zijn beroepspraktijk en vakgebied te realiseren. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde master Sport- en Beweeginnovatie zal volgens het informatiedossier bij uitstek opgeleid zijn om zijn kennis en ervaring ook in nieuwe en complexe situaties toe te kunnen passen. Kenmerkend voor de vraagstukken waar de master mee te maken krijgt, is dat zij niet te beantwoorden zijn met behulp van standaardoplossingen. Deze Dublin descriptor is van betekenis voor alle kerncompetenties maar is specifiek van belang in samenhang met de competenties ‘Denken vanuit een hoger abstractieniveau’ en ‘Strategisch denken & handelen’. In de visie op de MSBI is er pas sprake van innovatie, het centrale concept van de master, op het moment dat relevante kennis en inzichten uit praktijkgeoriënteerd wetenschappelijk onderzoek daadwerkelijk zijn geïntegreerd en verankerd binnen de beroepspraktijk (beroepstaak ‘exploiteren’). Zowel het beroepscompetentieprofiel als het programma zijn vanuit deze visie ontwikkeld. De (praktijk)opdrachten in de verschillende onderwijsonderdelen zijn vrijwel allemaal gericht op de toepassing van kennis en inzicht. Een van de eisen van de thesisopdracht is dat aantoonbaar wordt bijgedragen aan de professionalisering en verbetering van de beroepspraktijk van sport en bewegen. Oordeelsvorming Van de afgestudeerde master Sport- en Beweeginnovatie wordt verwacht dat hij verantwoordelijkheid neemt in het aansturen van professionals op basis van gewogen oordelen. Gedurende de opleiding komt het afwegen van dilemma’s en het verantwoorden van keuzen met gebruikmaking van relevante kennis en inzicht voortdurend aan de orde; zowel tijdens de bijeenkomsten als bij de afronding van onderwijseenheden in de rapportages, de uitgewerkte plannen en de presentaties. De concretisering van het onderwijskundige concept in de intensieve gesprekken met medestudenten, presentaties en feedbacksystemen levert een belangrijke bijdrage aan het bereiken van het masterniveau. Communicatie Communicatie als middel om doelstellingen te realiseren krijgt veel aandacht gedurende het gehele opleidingstraject. Concreet is dat aan de orde bij de uitvoering van de diverse schrijfopdrachten in het kader van sport- en bewegingstheorie, de eindrapportage van het onderzoek, het presenteren van het onderzoek binnen en buiten de eigen instelling, het begeleiden van leerprocessen van collega’s en vakgenoten in het praktijkverbeteringsproject en het schrijven van een publicabel artikel (onderdeel van de summatieve bewijslast). Adequate communicatie is hierbij steeds een criterium in de beoordeling. Aspecten van communicatie, zoals verantwoorden en onderbouwen, vertalen en overbrengen van informatie naar verschillende doelgroepen, effectiviteit en presentatie van geschreven tekst en gesproken woord, maken deel uit van alle competenties. Leervaardigheden Van alle studenten wordt in de masteropleiding zelfsturend vermogen verwacht op basis van eigen leervragen en het vermogen tot formulering daarvan. De student volgt zijn eigen competentieontwikkeling en verwoordt en stuurt deze op grond van de opleidingscompetenties en daarvan afgeleide leerdoelen. Met betrekking tot het leerproces
pagina 15
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
en de studievoortgang is dit ondergebracht in het onderdeel Studieloopbaanbegeleiding. Daarin werkt de student aan zijn eigen ontwikkeling door middel van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan POP, formuleert en realiseert hij daarvoor eigen leerdoelen, verzamelt hij bewijzen voor het aantonen van zijn competentieontwikkeling (portfolio) en verantwoordt hij zijn competentieontwikkeling bij het assessment. Daarnaast wordt aan het integreren van nieuwe competenties in de eigen persoon gewerkt door middel van coaching en intervisie in kleine (multidisciplinaire) werkgroepen. Verbeteren van reflectievaardigheden neemt bij elk van deze werkvormen een belangrijke plaats in. Overwegingen Het panel is van mening dat het masterniveau van de eindkwalificaties in bovenstaande argumentatie voldoende is aangetoond. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: • De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. • Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Zoals blijkt uit facet 1.1 zijn de eindkwalificaties van de MSBI geconcretiseerd in het beroepscompetentieprofiel. De eerste aanzet tot dit beroepscompetentieprofiel vormen de (deel)resultaten van het onderzoek van het Kenniscentrum Beroepenveld Arbeidsmarkt. Hieruit is vervolgens een overzicht gemaakt van de competenties en taken die volgens het werkveld onderdeel moeten uitmaken van het profiel van de MSBI (toen nog Master Sport en Bewegen). Dit overzicht is het vertrekpunt geweest om tot het uiteindelijke beroepscompetentieprofiel van de MSBI te komen. In het competentieprofiel in bijlage 4 van het informatiedossier is een overzicht te vinden waarin de samenhang tussen het uiteindelijke beroepscompetentieprofiel (BCP) en het overzicht met taken en competenties van KBA wordt weergegeven. Het proces van uitwerking van het KBA-profiel naar het uiteindelijke beroepscompetentieprofiel van de MSBI heeft plaatsgevonden in nauw overleg met relevante deskundigen uit het beroepenveld (waaronder het KBA zelf). De MSBI voert drie beroepstaken uit: exploreren, onderzoek en expertise ontwikkelen en exploiteren. De taken worden in opdracht van organisaties, instellingen of overheid, of op eigen initiatief door de MSBI op actieve wijze en systematisch uitgevoerd in overleg en afstemming met relevante anderen binnen en buiten de eigen discipline en de organisatie. De master is in staat de uitvoering hiervan te verantwoorden met betrekking tot proces, effect en product en te reflecteren op het eigen handelen. Daarbij werkt hij aan zowel zijn eigen professionalisering als aan de professionalisering van de eigen beroepspraktijk. De beschrijving van de beroepstaken die de MSBI vanuit deze verschillende rollen uitvoert en de kerncompetenties die hij daarvoor nodig heeft, laten zien dat de MSBI het niveau van
pagina 16
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
zelfstandig en leidinggevend beroepsbeoefenaar heeft en kan functioneren in een multidisciplinaire omgeving. Overwegingen Het panel is van mening dat het beroepenveld voldoende betrokken is geweest bij het opstellen van de beoogde eindkwalificaties. Bij de taken die de MSBI volgens het beroepscompetentieprofiel uit moet kunnen voeren is ruime aandacht voor het functioneren in een multidisciplinair team en voor leidinggevend optreden. Hiermee voldoen de eindkwalificaties aan de eisen die aan een hbo-masteropleiding kunnen worden gesteld. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
Alle facetten van het onderwerp Doelstellingen zijn beoordeeld met een voldoende. Dit resulteert in een voldoende beoordeling voor het onderwerp Doelstellingen als geheel.
pagina 17
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.2
Programma De Master Sport en Beweeginnovatie heeft een deeltijdprogramma dat verdeeld is over twee studiejaren. De student kan 30 studiepunten (EC) halen per studiejaar. het totale programma van de opleiding Master Sport- en Beweeginnovatie bestaat uit 60 studiepunten (ects). Het studiejaar is opgedeeld in twee semesters. Elk semester kent twee blokken van negen weken. Tussen semesters zitten zogenaamde nulweken waarin studenten tijd hebben voor zelfstudie. Centraal element in het programma is de masterthesis (afstudeeropdracht). De student is gedurende de hele looptijd van de opleiding bezig met zijn masterthesis, maar het meeste gewicht in tijdsbelasting ligt in het tweede jaar. Het curriculum van de opleiding is vormgegeven aan de hand van de drie beroepstaken van de opleiding (Exploreren, Exploiteren en Onderzoek & Expertise ontwikkelen). Deze beroepstaken zijn uitgewerkt in onderwijseenheden van uiteenlopende aard die een toenemend beroep doen op de zelfstandigheid en zelfsturing van de student. Schematisch ziet het programma er als volgt uit: 1e jaar semester 1
2e jaar semester 2
semester 3
Onderzoek en expertiseontwikkeling (17 EC)
Exploreren (generatie) (7EC)
semester 4 Exploiteren (gebruik) (7 EC)
Thesis (25 EC)
Intervisie/ training/ SLB (4 EC)
Naast de beroepstaken zijn binnen het curriculum drie leerlijnen te onderscheiden die zijn gebaseerd op het leermodel van Dekker, Dercksen & van Heusden (2002): • Binnen de leerlijn ‘off the job’ vallen werkvormen zoals practica en trainingen, het theoretische aanbod in het onderwijs, het onderwijsleergesprek, masterclasses en andere vormen waarbij de praktijk alleen in voorbeelden, casuïstiek of simulaties betrokken is. Het onderwijs binnen deze leerlijn is voor een deel ‘just in time’ voor de praktijkopdracht die de basis vormt voor de masterthesis. • Binnen de leerlijn ‘on the job’ vindt het leren plaats binnen de reële praktijkcontext. Hieronder vallen praktijkopdrachten (waaronder de masterthesis), studiereizen en bedrijfsbezoeken. • Binnen de leerlijn ‘leren leren’ passen werkvormen die ondersteunend zijn aan enerzijds de persoonlijke ontwikkeling van de individuele student (studieloopbaangesprekken, persoonlijke ontwikkelplannen) en anderzijds het maken van de transfer van ‘off the job leren’ naar ‘on the job leren’ (intervisie en coaching in kleine werkgroepen en individuele
pagina 18
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
studieloopbaanbegeleiding; beide ter ondersteuning aan de praktijkopdracht die de basis vormt voor de thesis). In bijlage 10 van het informatiedossier is de blauwdruk van de opleiding Master Sport- en Beweeginnovatie opgenomen. Op verzoek van het panel heeft de aanvrager op 2 juli een nadere uitwerking van deze blauwdruk aangeleverd (bijlage 1 van de aanvullende informatie). Op 14 juli 2009 is in de nagestuurde informatie een meer gedetailleerde uitwerking ontvangen. 4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. • Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen In het onderwijs maken docenten en studenten gebruik van verschillende soorten vakliteratuur: handboeken, vaktijdschriften, literatuurmappen en databases. Binnen de opleiding wordt volgens het informatiedossier een ‘literaire commissie’ samengesteld die de kwaliteit, de actualiteit en variëteit van de beschikbare literatuur borgt. In bijlage 17 van het informatiedossier is een literatuuroverzicht van de opleiding opgenomen. Studenten worden volgens het informatiedossier gestimuleerd om lid te worden van een beroepsvereniging binnen de sector Sport en Bewegen. Studenten zal ook worden geadviseerd zich te abonneren op een vakblad/tijdschrift. De docenten maken in de onderwijseenheden, waar mogelijk, gebruik van recente artikelen uit vakbladen. Studenten leren vanaf de eerste onderwijsweek de methodiek om te zoeken naar specifieke vakliteratuur. Daarbij maakt de opleiding gebruik van moderne informatie- en communicatiemiddelen. Bijlage 16 van het informatiedossier geeft een overzicht van de literatuurvoorzieningen van de HAN. In de opleiding zal volgens het informatiedossier gebruik worden gemaakt van uit de praktijk afkomstige casuïstiek. Het materiaal varieert van videocasuïstiek en schriftelijke casussen tot de echte beroepspraktijk. Bijlage 15 van het informatiedossier laat voorbeelden zien van dergelijke praktijkcasuistieken. Tijdens de opleiding brengen studenten een substantieel deel van hun tijd door in de beroepspraktijk. Daarnaast zijn alle studenten actief binnen het werkveld sport en bewegen. Van de ervaringen die studenten opdoen en eerder opgedaan hebben, zal ruimschoots gebruik worden gemaakt in de opleiding. De kwaliteit van het deel van de opleiding dat in de praktijk moet worden uitgevoerd wordt geborgd door een contract dat bij aanvang van de opleiding wordt afgesloten tussen student, werkgever en opleiding. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel een concept van een dergelijk contract ter inzage gekregen. De opleiding en haar docenten hebben intensief en frequent contact met het werkveld.
pagina 19
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
• • • • • •
Studenten studeren in deeltijd en zijn daarnaast werkzaam in het werkveld sport en bewegen. Veel docenten hebben naast hun onderwijsaanstelling ook een andere functie binnen het werkveld van sport en bewegen. Docenten hebben veel ervaring met onderzoek of voeren onderzoek uit (combinatie onderwijs en onderzoek). Zowel studenten als docenten bezoeken het werkveld. Dit is geprogrammeerd bij de bedrijfsbezoeken, studiereis, praktijkopdrachten en de masterthesis. Uit het werkveld sport en bewegen worden toonaangevende gastsprekers en assessoren betrokken. Er zijn frequente en intensieve contacten met andere masteropleidingen in binnen- en buitenland in het domein van sport en bewegen.
Op het gebied van dienstverlening beschikt de HAN over Seneca, een multidisciplinair expertisecentrum voor arbeid, sport en gezondheid. Seneca valt onder het Instituut Sporten Bewegingsstudies. Binnen Seneca werken medewerkers (9 FTE) met expertise op de diverse terreinen binnen de markt van sport, bewegen en gezondheid. Er is een sterke band tussen Seneca en het onderwijs van ISBS. De kennis die binnen Seneca ontwikkeld wordt, vloeit volgens het informatiedossier rechtstreeks naar de curricula van het instituut. Seneca biedt daarnaast veel leerwerkplekken voor studenten (onder andere afstudeerstages) en veel docenten werken naast het onderwijs parttime in de praktijk bij Seneca (onderzoeken, projecten, advieswerk en dergelijke). Seneca vormt daarmee een belangrijke brug tussen de opleidingen en het beroepenveld. Overwegingen Het panel is van mening dat de in de opleiding gebruikte literatuur en artikelen relevant en van voldoende niveau zijn. Het panel vindt het positief dat er een literaire commissie zal worden benoemd die de kwaliteit van de literatuur zal bewaken. Gezien het duale karakter van de opleiding zal er veel interactie zijn met de beroepspraktijk. Alle studenten zijn op diverse plekken werkzaam in de praktijk. Studenten kunnen daardoor veel van elkaar leren en kunnen daarnaast het geleerdedirect toepassen. Ook de docenten hebben een sterke binding met de beroepspraktijk, waardoor nieuwe ontwikkelingen snel kunnen worden gesignaleerd. Bij de totstandkoming van de opleiding is er zeer nauwe samenwerking geweest met het beroepenveld. Gezien het brede karakter van de opleiding adviseert het panel wel om de toekomstige beroepenveldcommissie breder samen te stellen dan tot nu toe het geval was om zo een goede afstemming van het beroepenveld te vormen Individuele docenten hebben interessante netwerken, maar uit het dossier blijkt nog niet op welke wijze deze netwerken systematisch zullen worden ingezet voor actualisering van het curriculum. Het panel raadt de aanvrager aan de bestaande netwerken in kaart te brengen en adequaat en systematisch in te zetten voor de opleiding. Tijdens het locatiebezoek heeft de opleiding aangegeven plannen te hebben in deze richting. Ook wil het panel de rol die gastdocenten met een volledige aanstelling in de beroepspraktijk kunnen vervullen benadrukken. Het panel ziet het als een meerwaarde dat een deel van de lessen op Papendal wordt gegegeven. Ten slotte is het panel positief over de rol van het expertisecentrum Seneca en de rol die dit centrum kan spelen in de nieuwe masteropleiding. Het panel is van mening dat
pagina 20
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
het expertisecentrum goede mogelijkheden biedt om studenten te laten participeren in onderzoek en om nieuwe ontwikkelingen te integreren in het onderwijs en het programma dus actueel te houden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) • Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. • De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Sinds vijf jaar is binnen de HAN als didactisch concept gekozen voor het competentiegericht leren. Dit is hogeschoolbreed ingevoerd met het project HAN Onderwijs Flexibilisering (HOF). De voornaamste doelstelling van het HOF-project was dat studenten binnen de HAN leerwegonafhankelijk getoetst konden worden. Competentiegericht, flexibel en vraaggericht onderwijs is hiervan het resultaat. Studenten ontwikkelen hun competenties aan de hand van beroepstaken. Ze hebben de ruimte om daarvoor hun eigen leerbronnen te kiezen. Het HOF-onderwijs kan volgens het informatiedossier op basis van evaluaties en verbeteringen bogen op een sterke didactische omgeving die aantoonbaar gekwalificeerd kan worden als vernieuwend, inspirerend, flexibel en vooral lerend. In haar visie op leren en onderwijs sluit de opleiding MSBI aan op de visie die de HAN heeft. Wel legt de opleiding in de verdere uitwerking van het curriculum eigen accenten en volgt zij niet de wijze waarop het onderwijs is uitgewerkt en georganiseerd binnen de bacheloropleidingen, maar kiest zij voor een model dat aansluit bij het profiel van de MSBI. Het onderwijs van de opleiding MSBI is volgens het informatiedossier gericht op het aanleren en oefenen van een beroepstaak en op het verwerven van de competenties die daarvoor nodig zijn. Hiervoor krijgen studenten een aantal gerichte (praktijk)opdrachten en wordt ter ondersteuning hiervan bij de opleiding theorie- en vaardighedenonderwijs aangeboden op het moment dat dit nodig is voor de uitvoering van de opdrachten (just-intime). Tevens is het onderwijs op de opleiding gericht op inbreng van ervaringen en casuïstiek en reflectie. Dit gebeurt zowel binnen de inhoudelijke onderwijsonderdelen als in de doorlopende begeleiding. Afgeleid van bovenstaande visie op leren en het beroepscompetentieprofiel van de MSBI zijn de volgende uitgangspunten voor het onderwijs van de opleiding MSBI opgesteld. • De opleiding is competentiegericht. Er zijn zeven competenties geformuleerd waaraan de student gedurende twee jaar werkt binnen verschillende contexten en aan de hand van drie met elkaar samenhangende beroepstaken. • De student werkt in zijn eigen beroepspraktijk aan competentieontwikkeling, want competentiegericht opleiden betekent praktijkgericht opleiden. Daarnaast wordt er integraal getoetst door middel van beroepsproducten en (portfolio-)assessments. • Er wordt uitgegaan van zelfsturing en zelfbepaling van studenten en aangesloten bij de eigen talenten van de student. Studenten kunnen in hun POP aan eigen leerdoelen werken, passend bij de eigen leerwensen en leermogelijkheden en hun werksituatie. Zij
pagina 21
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
•
•
•
•
•
•
hebben ook vrijheid in de keuze van onderwerp/praktijkvraag wat betreft de praktijkopdrachten en het praktijkonderzoek zolang ze binnen de criteria die door de opleiding opgesteld zijn blijven. Er is sprake van toenemende zelfsturing gedurende het curriculum. Het eerste jaar bestaat uit relatief veel begeleid onderwijs. In het tweede jaar vindt meer onderwijs in zelfsturende, multidisciplinaire teams plaats en bestaat een groot deel uit het werken aan de masterthesis. De opleiding zet aan tot creativiteit en is inspirerend. Dit wordt bereikt door thema’s te ontlenen aan de actuele beroepspraktijk, door de inzet van gastdocenten, door een afwisselend onderwijsprogramma en door opdrachten te verstrekken die een beroep doen op de (ontwerp)creativiteit van de student. De opleiding is gericht op onderzoek van de beroepspraktijk en ontwikkeling van het beroepenveld. Een groot deel van de opdrachten en op te leveren beroepsproducten vraagt om onderzoek en analyse van de beroepspraktijk en draagt bij aan verbetering/innovatie van de beroepspraktijk. Dit blijkt ook uit de centrale rol van het praktijkonderzoek en het praktijkverbeteringsproject dat daaruit voortvloeit en uit de wijze waarop de masterthesis is vormgegeven. De opleiding draagt bij aan progressieve ontwikkeling van de student, diens organisatie en het beroepenveld en is gericht op een verdere professionalisering van het beroep. Dit blijkt vooral uit de opdrachten die veelal gericht zijn op verbetering en verdere ontwikkeling van het werkveld. Formatieve toetsing (primair gericht op het bevorderen van de competentieontwikkeling) vindt gedurende het hele curriculum op diverse momenten en op verschillende wijzen plaats. Summatieve beoordelingen (primair gericht op selectie) vindt plaats aan het eind van het eerste jaar en aan het eind van het tweede jaar.
Er wordt binnen de opleiding gebruik gemaakt van verschillende werkvormen, waardoor de ontwikkeling van de student wordt gestimuleerd. Het gaat hierbij om het zich eigen maken van de vereiste kennis, vaardigheden, inzichten en houdingsaspecten en het oefenen van de activiteiten die de MSBI binnen de verschillende beroepstaken uitvoert. De student wordt via een gevarieerd studieprogramma in staat gesteld om de eindkwalificatie van de opleiding te bereiken. Per leerlijn worden de volgende werkvormen gehanteerd: Off the job: • Onderwijsleergesprek • Hoor- en responsiecolleges • Masterclasses • Simulaties On the job: • Praktijkopdrachten • Masterthesis • Studiereis/bedrijfsbezoeken Leren leren: • Coaching • Intervisie • Studieloopbaanbegeleiding • Trainingen
pagina 22
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Volgens het informatiedossier wordt ook in de toetsing de relatie tussen doelstellingen en programma zichtbaar. Er wordt integraal en competentiegericht getoetst. Hierbij wordt het niveau van de student afgezet tegen de eindtermen, zodat de relatie met de doelstelling expliciet wordt. Daarbij gaat het om zowel het handelen als de beroepsproducten die de student oplevert. In bijlage 11 van het informatiedossier is het toetsplan van MSBI opgenomen en in bijlage 18 de OER. Verder is op verzoek van het panel in de aanvullende informatie nog het Toetsboek MSBI door de aanvrager aangeleverd. Na het locatiebezoek werd de opleiding verzocht aanvullend aan het oorspronkelijke informatiedossier een document aan te leveren waarin de samenhang tussen de eindkwalificaties van de opleiding en de leerdoelen van de programmaonderdelen meer expliciet worden aangetoond. Op 14 juli 2009 heeft het panel dit document ontvangen. Overwegingen De HAN heeft een heldere didactische visie, waar de aanvrager in de nieuwe opleiding bij aansluit. De werk- en toetsvormen sluiten goed aan op deze didactische visie. In de uitwerking van de blauwdruk van de opleiding wordt per beroepstaak aangegeven op welke wijze de kerncompetenties die nodig zijn om de beroepstaak uit te voeren worden aangeboden en getoetst. Het panel heeft gezien dat de nagestuurde informatie na afloop van het locatiebezoek al een verbeterde invulling gaf van het programma van de opleiding. Wel adviseert het panel de aanvrager om dit overzicht verder te blijven ontwikkelen, maar het panel heeft er vertrouwen in dat dit na de start van de opleiding nog verder zal worden uitgewerkt. Het panel is van mening dat er sprake is van een grote diversiteit aan werkvormen en toetsvormen die goed passen bij het aangeboden onderwijs. Het toetsplan, de OER en het toetsboek geven een duidelijk beeld van de wijze waarop er in de opleiding zal worden getoetst. Het panel vindt het positief dat er niet alleen competentiegericht wordt getoetst (d.m.v. formatieve en summatieve toetsen), maar dat ook kennis apart wordt getoetst. Het panel raadt de aanvrager wel aan de kennisbasis van de opleiding nog beter in beeld te brengen. Ook de wijze waarop de thesis wordt beoordeeld staat helder beschreven in bijlage 8 van de aanvullende informatie ("Richtlijnen en criteria meesterproef"). Het bijgevoegde beoordelingsformulier maakt duidelijk wat de weging van de verschillende beoordelingscriteria is bij de eindbeoordeling. In bijlage 1 van de nagestuurde informatie is een totaaloverzicht van het rooster van het eerste jaar aangeleverd. Daarin zijn per week de beroepstaken en de bijbehorende handelingscriteria (=leerdoelen) uitgewerkt. Gezien het eerder gegeven advies tot verdere ontwikkeling van het programma, adviseert het panel ook hier een verdere ontwikkeling van het rooster en dit ook in de studiehandleidingen expliciet aan te geven. Gezien de al zichtbare ontwikkeling, heeft het panel er vertrouwen in dat na de start van de opleiding MSBI deze verdere uitwerking ook werkelijk plaats gaat vinden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend.
pagina 23
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Bevindingen Het programma is vormgegeven rondom beroepstaken en is competentiegericht met betrekking tot de ontwikkeling van de student. De inhoudelijke samenhang in het programma ontstaat volgens het informatiedossier doordat de student werkt aan de beroepstaken. Hierdoor worden de competenties (door)ontwikkeld. In het eerste studiejaar werken de studenten aan alle kerncompetenties. Om een goede basis te leggen voor de masterthesis en een goed beeld te krijgen van de eindtermen waarvoor wordt opgeleid wordt gestart met de beroepstaak Onderzoek en expertise ontwikkelen, waarin hij onderzoeksvaardigheden verwerft en een gedegen wetenschappelijke basis legt, de beroepstaak Exploreren en de masterthesis. Er loopt gedurende de gehele opleiding een lintprogramma waarin de competentie ‘effectief handelen’ centraal staat. Dit lintprogramma geeft vorm aan de leerlijn ‘leren leren’ en is ondersteunend aan alle beroepstaken. Hierdoor is er in principe aandacht is voor (onderdelen van) alle kerncompetenties. Studenten kunnen de onderwijseenheden binnen bepaalde kaders in een andere volgorde volgen. De samenhang van de onderwijseenheden kan liggen op het niveau van de inhoud (het thema) en/of op het niveau van competentieontwikkeling. Het curriculum gaat uit van een nevenschikkende opbouw van beroepstaken en onderwijseenheden. Via het studieloopbaanprogramma wordt samen met de studieloopbaanbegeleider bepaald welke route voor de student de meest geschikte is, gezien de doelstellingen en de ontwikkeling van de individuele student. Een van de instrumenten die de begeleider inzet is het POP. De voorgenomen route wordt vastgelegd in een studiecontract. Het perspectief is voortdurend het eindniveau (eindkwalificaties) van de opleiding c.q. het masterniveau. De samenhang in het programma wordt ook zichtbaar door de inrichting van de toetsing. Studenten tonen zich door het uitvoeren van assessments bekwaam voor het uitvoeren van een bepaalde competentie. Studenten krijgen door middel van assessments feedback op hun competenties. Een van de bewijzen die studenten kunnen gebruiken bij het aantonen van hun competentieniveau is het portfolio. In het portfolio wordt door de student relevant bewijsmateriaal opgenomen dat dient als bewijslast voor het functioneren in een authentieke beroepscontext. Ook tijdens formatieve toetsing wordt het portfolio beoordeeld. Door het verzamelen van relevant materiaal en door het beschrijven van het eigen functioneren ten behoeve van beoordelingsdoelen kan op het eigen handelen worden gereflecteerd. Ten slotte toont de samenhang in het programma zich, doordat in alle onderwijseenheden de beroepspraktijk centraal staat, ook wanneer het gaat om theoretische achtergronden, constructen of concepten of het aanleren van vaardigheden. Overwegingen De samenhang in het programma wordt onder andere bevorderd door het werken vanuit de beroepstaken, maar ook door de assessments waarin de verschillende competenties geïntegreerd getoond moeten worden en waarop vanuit de opleiding en vanuit de student zelf wordt gereflecteerd. Ook het werken met een POP en een portfolio zal volgens het panel bevorderlijk zijn voor de samenhang in het programma van de individuele student. Door telkens de relatie met het POP te leggen houdt de student, samen met zijn studieloopbaancoach, de samenhang voortdurend in de gaten.
pagina 24
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Het lintprogramma dat betrekking heeft op de competentie "effectief handelen" is ook bevorderlijk voor de samenhang in het programma. De samenhang tussen theorie en praktijk is ook goed geborgd. Studenten kunnen het geleerde meteen in de praktijk toepassen en nemen hun ervaringen uit de praktijk weer mee naar school. In de opleiding zal gewerkt worden met opdrachten die de studenten moeten uitvoeren in hun eigen werkkring. De kerndocenten van de opleiding hebben regelmatig overleg. Daarin komt onder andere de onderlinge afstemming van de onderwijseenheden aan de orde. Elk blok van de opleiding kent een blokverantwoordelijke die onder andere de samenhang binnen het blok zal bewaken. Op basis van bovenstaande argumenten stelt het panel vast dat het programma voldoende samenhangend is en dat er voldoende elementen zijn die de samenhang in het programma borgen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Volgens het informatiedossier creëert de opleiding flexibiliteit in het programma. Deze flexibiliteit uit zich met name in inlevermomenten van producten. In overleg met de studieloopbaanbegeleider en de docenten stelt de student een jaarplan op. In het jaarplan geeft de student zelf aan op welk moment hij in staat is bepaalde producten aan te leveren. Doel hiervan is dat de student aan het eind van elk studiejaar in staat is deel te nemen aan het summatieve assessment. Over de voortgang van de studie en de afstemming tussen werk en studie zal de student regelmatig contact hebben met de studieloopbaanbegeleider. Het leerproces wordt volgens het informatiedossier geborgd door het geheel van toets- en reflectie-instrumenten. Toetsen lenen zich om te reflecteren op het eigen handelen en het handelen van collega’s. Reflectie is een continu proces waarvan de bijbehorende vaardigheden integraal terugkomen in het onderwijs binnen de opleiding. Studenten worden continu gecoacht op het reflectief handelen, zowel door de opleiding als door collegastudenten. Om nader zicht te krijgen op de verdeling van de studielast over het studiejaar, heeft het panel de aanvrager gevraagd een overzicht aan te leveren met de verdeling van de studielast en toetsing over het eerste studiejaar. In bijlage 3 van de nagestuurde informatie schetst de aanvrager dit beeld. In het eerste jaar is de verdeling van de studielast over de verschillende beroepstaken (onderzoek & expertiseontwikkeling, exploreren, exploiteren, de thesis en studieloopbaanbegeleiding), zowel m.b.t. het aantal contacturen als m.b.t. het benodigde aantal uren zelfstudie, constant. In totaal wordt rekening gehouden met 20 uur contacttijd en zelfstudie samen. Aangenomen wordt dat de zelfstudietijd verdeeld zal zijn over het uitvoeren van opdrachten op het werk en thuis studeren. Daarvoor moet de student gemiddeld 1.5 dag per week inruimen.
pagina 25
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Uit de nagestuurde informatie blijkt dat in het eerste jaar 24 ects en in het tweede jaar 36 ects behaald kunnen worden. Aan het eind van elk studiejaar zijn assessments gepland en tussendoor is sprake van formatieve toetsmomenten. De opleiding verleent geen vrijstellingen en kent geen deficiëntieprogramma's, omdat dit de samenhang en interactie in gevaar zou kunnen brengen. Wel biedt de opleiding studenten de gelegenheid om toetsen te herkansen. Overwegingen Het panel is van mening dat de aanvrager voldoende maatregelen heeft getroffen om het programma studeerbaar te maken. Studenten zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor hun eigen planning en studievoortgang; dit past bij een masteropleiding waarvan de instromende studenten al minimaal drie jaar werkervaring hebben opgedaan. Van deze studenten mag een grote mate van zelfstandigheid worden verwacht. Het panel vindt het terecht dat in deze opleiding geen vrijstellingen worden verleend en dat er geen deficiëntieprogramma's worden aangeboden. Het is de verantwoordelijkheid van de student zelf om ervoor te zorgen dat zijn kennis en vaardigheden op een dusdanig niveau zijn (of worden gebracht) dat hij zonder problemen de opleiding kan volgen. Het panel raadt de aanvrager aan de studielast regelmatig te meten en het programma eventueel aan te passen als daar aanleiding toe is. Het panel adviseert verder om de verdeling van de theoretische studielast over de twee jaren gelijk te trekken naar tweemaal 30 EC. Dit kan bijvoorbeeld door in het eerste jaar al meer zelfstudietijd in te ruimen voor het maken van de thesis. De studielast zal voor een belangrijk deel worden bepaald door de kwaliteit van de begeleiding, zowel bij de opleiding als op de werkplek van de studenten. Beide lijken in orde (zie ook facet 4.2: studiebegeleiding). De kwaliteit van de begeleiding op de werkplek wordt geborgd door middel van een contract tussen opleiding, werkgever en student. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel een voorbeeld van een dergelijk contract gezien. In dit contract worden wederzijdse verantwoordelijkheden beschreven. Zo bestaat de mogelijkheid dat docenten bij de begeleiding op de werkplek worden ingezet. Hoewel in dat contract niet alles tot in detail is vastgelegd, lijkt dit het panel een voldoende borging voor een goede kwaliteit. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen De MSBI is een deeltijdopleiding voor hbo-opgeleide, werkende professionals, die in staat zijn leren en werken te combineren. Van studenten wordt verwacht dat zij in het brede veld van sport en bewegen werkzaam zijn op hbo-niveau. Verder worden de volgende toelatingseisen gesteld aan aspirant-studenten: • een afgeronde bacheloropleiding binnen het domein Sport en Bewegen of aantoonbaar werkzaam zijn op bachelorniveau; • beschikken over onderzoekscompetenties op bachelorniveau;
pagina 26
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
• • • •
•
wetenschappelijke en Engelse teksten kunnen lezen, begrijpen en samenvatten; een relevante werkplek binnen het domein Sport en Bewegen; ruime werkervaring binnen een relevante beroepscontext (minimaal drie jaar); in de uitgeoefende functietijd, ruimte en faciliteiten krijgen om opdrachten, onder andere de masterthesis, vanuit de opleiding uit te voeren (hiertoe wordt vooraf een contract tussen student, werkgever en opleiding gesloten); binnen de werkplek van de student moet een innovatief (op verbetering) gericht vraagstuk voorhanden zijn waarop de student kan afstuderen (masterthesis). Dit vraagstuk moet door de werkgever ondersteund worden en door de opleiding goedgekeurd zijn; er moet praktijkgeoriënteerd, wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk zijn voor de beantwoording van het vraagstuk.
Voor de inhoudelijke aansluiting zijn de gestelde toelatingseisen van belang. Door middel van een intake wordt vastgesteld of de student hieraan voldoet. Bij twijfel kan gebruik worden gemaakt van de uitkomsten van een uitgebreider intake-assessment. Instroom van buitenlandse studenten is volgens het informatiedossier ook mogelijk. Afhankelijk van de hoeveelheid instroom van buitenlandse studenten kan besloten worden de opleiding in het Engels aan te bieden. Eisen aan de beheersing van de Nederlandse en/of Engelse taal zijn er vooralsnog niet. Tijdens de intake wordt, na een positief oordeel over de toelaatbaarheid van de student, door middel van een intake-assessment het startniveau van de student vastgesteld. Dit gebeurt op basis van het beroepscompetentieprofiel van de MSBI. Dit intake-assessment is formatief en valt te beschouwen als een nulmeting van het competentieniveau. Het competentieverslag dat uit het intake-assessment voortkomt, vormt de basis voor en geeft richting aan de persoonlijke ontwikkeling van de student. Deze persoonlijke ontwikkeling wordt geconcretiseerd in het persoonlijk ontwikkelplan (POP) dat de student gedurende zijn hele opleiding bijhoudt en gebruikt bij de studieloopbaanbegeleiding binnen de leerlijn ‘leren leren’. Met bovenstaande eisen zal er sprake zijn van een divers samengestelde groep studenten. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel met vertegenwoordigers van de opleiding hierover van gedachten gewisseld. Uit die gesprekken blijkt dat de opleiding gebruik wil maken van de diversiteit binnen de groep, zodat de studenten van elkaars ervaringen kunnen leren. Overwegingen Het panel stelt vast dat er sprake is van een uitgebreide en degelijke intake-procedure en heeft er vertrouwen in dat alleen die studenten toegelaten zullen worden die voldoen aan de instroomeisen en die de opleiding aan kunnen. De instroomeisen zijn adequaat voor de opleiding. Het panel plaatst wel een kanttekening bij de startdatum die volgens het informatiedossier op 1 september 2009 zal liggen. Dit zal betekenen dat er binnen enkele weken na het accreditatiebesluit voldoende studenten moeten zijn. Gezien het feit dat de opleiding een minimum aantal studenten hanteert acht het panel deze startdatum niet haalbaar. Het panel is van mening dat de aanvrager meer tijd moet nemen voor de selectie om een geschikte groep studenten binnen te halen en dringt erop aan de opleiding op zijn vroegst in januari 2010 te starten. Het aanbieden van de opleiding in het Engels vindt het panel (voorlopig) niet wenselijk. Dit zal onder andere consequenties hebben voor de instroomeisen. Studenten zullen een
pagina 27
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
TOEFL of vergelijkbare Engelse taaltoets moeten afleggen om een minimum niveau te garanderen. Ook zal dit consequenties hebben voor de in de opleiding te gebruiken literatuur, die voor een deel in het Nederlands is, en voor de docenten. De aanvrager heeft het panel echter verzekerd dat de meeste docenten eraan gewend zijn om les te geven in het Engels. Het panel raadt de aanvrager aan om de Engelstalige variant pas aan te bieden als alles hieromtrent goed is uitgedacht. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen en overwegingen Het programma omvat 60 studiepunten, verdeeld over twee jaar. Daarmee voldoet het aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum voor een hbomasteropleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Alle facetten van het onderwerp Programma zijn beoordeeld met een voldoende. Daarom wordt ook het onderwerp als geheel voldoende beoordeeld.
pagina 28
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.3
Inzet personeel 4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Volgens het informatiedossier wordt de opleiding verzorgd door docenten die recente ervaring hebben in en met het werkveld. Deze ervaring is opgedaan door actieve uitoefening van een bepaalde functie in het werkveld of door onderzoek, advisering of bestuurswerk binnen het werkveld. In bijlage 20 van het informatiedossier is een overzicht opgenomen van de beoogde docenten van de opleiding. Op verzoek van het panel heeft de aanvrager voorafgaand aan het locatiebezoek de cv's van de beoogde kerndocenten aangeleverd. Uit het informatiedossier blijkt dat de opleiding streeft naar minimaal 40% gepromoveerde docenten. Uit de cv's van de kerndocenten blijkt dat dit ook het geval is. Overwegingen Het panel is positief over het niveau van de docenten. Het zijn experts op hun vakgebied en zijn goed op de hoogte van de voor het werkveld relevante ontwikkelingen die hun weerslag vinden in de beroepspraktijk. Dit geldt voor zowel vakinhoudelijke alsook politieke, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen. De kerndocenten hebben uitstekende netwerken en kunnen in staat worden geacht om de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk te leggen. Het panel juicht de nauwe betrokkenheid van de lectoren bij de opleiding toe. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen In totaal zijn er bij 25 studenten vijf studieloopbaanbegeleiders en vijf onderzoekbegeleiders c.q. coaches bij de opleiding betrokken. Voor de verzorging van het onderwijs, inclusief voorbereiding, beoordeling, overleg en opleidingscoördinatie en secretariële ondersteuning, is in totaal 1,4 fte personele inzet nodig. In de berekening hiervan is uitgegaan van een verhouding tussen voorbereidingstijd en uitvoering van 1:1 voor de inhoudelijke lessen en 0,5:1 voor voorbereiding van begeleidingsbijeenkomsten en andere vaste sub- of werkgroepen. De studenten hebben tot en met het tweede semester gemiddeld acht contacturen per week. In het tweede jaar neemt het aantal contacturen af, omdat studenten dan in staat zijn om zelfstandig aan hun masterthesis te werken.
pagina 29
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Er zijn ook uren (0,2 fte) begroot voor kwaliteitsmanagement. Op grond van ervaringen en verschillende evaluaties wordt er gewerkt aan voortdurende verbetering van de opleiding. Voor de coördinatie van de opleiding, door de curriculumvoorzitter, is 0,2 fte beschikbaar en voor secretariële ondersteuning is ook 0,2 fte beschikbaar. Daarnaast zijn er uren begroot voor ondersteunende diensten, zoals studentadministratie, cijferadministratie en financiële administratie (in tabel: secretariaat). In onderstaande tabel is de personele verdeling schematisch weergegeven. Inzet jaar 1 Curriculumvoorzitter Kwaliteitssysteem Docenturen (inclusief coaching, training, SLB) Secretariaat Gemiddelde inzet per week Toeslag (ontwikkelkosten, gedurende 1e 2 jaar) Totale inzet per week Totale inzet per studiejaar in FTE totale inzet per studiejaar
8 8 16
Inzet jaar 2 (cohort 1) 8 8 16
Inzet jaar 2 (cohort 2) 8 8 16
8 40
8 40
8 40
16
16
16
56
56
56
1,4
1,4
1,4
1,4
2,8
Overwegingen Het panel vindt het aantal docenten en ondersteuning dat begroot is (op basis van een instroom van 25 studenten per jaar in de eerste twee jaren) om de opleiding aan te bieden realistisch. Er is voldoende capaciteit beschikbaar en uit de gesprekken die het panel tijdens het locatiebezoek heeft gevoerd, is gebleken dat de beoogde docenten voor het komende studiejaar ook daadwerkelijk zijn vrijgeroosterd om de opleiding aan te kunnen bieden. Ook uit de begroting (bijlage 13 van het informatiedossier) blijkt dat er ook in de toekomst voldoende geld beschikbaar is om docenten voor de opleiding in te zetten. Een kanttekening die het panel hier wil plaatsen is het feit dat alle docenten slechts een kleine aanstelling hebben in de nieuwe opleiding. Dit kan zijn weerslag hebben op zaken als de samenhang in het programma, de continuïteit in de opleiding, de afstemming van docenten m.b.t. de wijze van toetsen, etc. Het panel dringt er dan ook op aan dat er een duidelijke overlegstructuur binnen de opleiding wordt ingevoerd waarin duidelijk is waar de verantwoordelijkheden liggen, bijvoorbeeld voor curriculumontwikkeling, het invoeren van verbeteringen en de kwaliteitszorg. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
pagina 30
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen In de MSBI worden volgens het informatiedossier hooggekwalificeerde docenten ingezet. Naast medewerkers van het Instituut voor Sport- en Bewegingsstudies van de HAN, worden ook lectoren van de HAN (onder andere op het thema van Innovatie in de publieke sector, Voeding & Leefstijl en Arbeid & Gezondheid) betrokken bij onderwijsontwikkeling en uitvoering. Externe partners leveren gastdocenten die de student een inkijk geven in ‘best practices’ van het werkveld. Internationale samenwerkingspartners doen hetzelfde vanuit een internationaal perspectief. Door de hogeschool worden aan docenten en docententeams van masteropleidingen de volgende eisen gesteld: • minimaal 40% van de docenten is gepromoveerd (hieraan voldoet het beoogde docententeam van de MSBI ruimschoots, zie het overzicht van bijlage 20 van het informatiedossier); • de docent functioneert ook buiten zijn onderwijsfunctie minimaal op masterniveau; • de docent is expert binnen het vakgebied waarin hij opleidt; • de docent is didactisch/onderwijskundig ervaren en deskundig; • naast zijn onderwijstaak participeert de docent actief in onderzoek en/of advisering ten aanzien van het werkveld; • de docent legt in zijn onderwijs aantoonbare verbindingen tussen opleiding en beroepspraktijk; • binnen het docententeam is, voor zover relevant, aanwijsbaar internationale ervaring of deskundigheid aanwezig. Om de kwaliteit van het personeel blijvend te bewaken en waar nodig te verhogen, vinden jaarlijks activiteiten tot deskundigheidsbevordering plaats, passend bij de leerwensen en mogelijkheden van de betreffende docenten en de behoeften van de opleiding. Hiervoor wordt 10% van de jaartaak van de interne docent gereserveerd. Met interne docent wordt bedoeld een docent met een structurele aanstelling bij de HAN. Jaarlijks wordt met interne HAN-docenten een R&O-gesprek (Resultaat & Ontwikkel gesprek) gehouden, waarin de docent met zijn leidinggevende bespreekt hoe hij zich in het afgelopen jaar ontwikkeld heeft, of zijn doelen behaald zijn en welke doelen hij zich voor volgend jaar stelt. Hiervoor zijn bij de functie passende criteria opgesteld. Deze criteria bieden de docent ook ruimte voor eigen wensen. De docent stuurt zijn eigen ontwikkeling met behulp van plannen en toont zijn competentieontwikkeling aan met zijn portfolio. Overwegingen Het panel stelt vast dat de aanvrager voldoende maatregelen heeft getroffen om de kwaliteit van de docenten te borgen. Niet alleen worden er hoge eisen gesteld aan de docenten die in dienst treden, ook als de docenten eenmaal binnen zijn wordt de kwaliteit goed in de gaten gehouden. Belangrijke instrumenten die hiervoor worden ingezet zijn de jaarlijkse R&O gesprekken. Het panel vindt het positief dat desgewenst ook scholing wordt aangeboden. De cv's van de docenten en de gesprekken die het panel met de docenten
pagina 31
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
heeft gevoerd geven het panel vertrouwen dat er sprake is van voldoende kwaliteit. Niet alleen voldoen de docenten aan de eisen die gesteld kunnen worden aan docenten van een dergelijke opleiding, het panel heeft ook geconstateerd dat er sprake is van veel enthousiasme om de opleiding te starten. De docenten zijn allemaal zeer bevlogen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Alle facetten van het onderwerp Personeel zijn beoordeeld met een voldoende. Daarom wordt ook het onderwerp als geheel voldoende beoordeeld.
pagina 32
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.4 Voorzieningen 4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Er wordt vooral gebruikgemaakt van de lokalen en faciliteiten die ISBS heeft. Deze bevinden zich voornamelijk op de hbo-campus in Nijmegen in de onmiddellijke nabijheid van de Radboud Universiteit Nijmegen.. Daarnaast zal een deel van het onderwijs worden verzorgd op Nationaal Sportcentrum Papendal in Arnhem, waar ISBS in de loop van 2009 diverse onderwijsfaciliteiten in gebruik gaat nemen. De campusfaciliteiten omvatten vrije toegang tot het restaurant, de bibliotheek/mediatheek, computerruimten, leslokalen en vergader- en werkgroepruimten. De computerfaciliteiten (waaronder zoeksystemen) zullen online informatie aangaande het sport- en beweegdomein toegankelijk maken. In bijlage 16 van het informatiedossier is een overzicht opgenomen van alle literatuurvoorzieningen van de HAN. Naast gebruikersrechten voor de mediatheek op de HAN-Campus krijgen de studenten rechten om gebruik te maken van de faciliteiten van de mediatheek van de Radboud Universiteit Nijmegen. Via NOC*NSF hebben studenten In geval zij zich in het Nationaal Sportcentrum Papendal bevinden, toegang tot vele bronnen waaronder het documentatiecentrum in Den Haag. De HAN stimuleert en faciliteert volgens het informatiedossier zo veel mogelijk virtueel leren in een digitale omgeving. Daarvoor zijn op HAN-niveau e-learningfaciliteiten beschikbaar. Van de student wordt verwacht dat hij de beschikking heeft over een computer en een emailadres. Laptops kunnen via draadloze verbindingssystemen worden benut. Studenten kunnen opdrachten digitaal aanleveren en via e-learningfaciliteiten samen aan groepsopdrachten werken. Zij worden via diezelfde faciliteiten geïnformeerd over actuele ontwikkelingen en mededelingen. Overwegingen Het panel is van mening dat de beschikbare huisvesting en voorzieningen ruimschoots voldoende zijn om de opleiding aan te kunnen bieden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen De student wordt door de eigen werkgever in de gelegenheid gesteld om aan opdrachten vanuit de opleiding te werken. Tevens heeft de student bij aanvang van de opleiding een concrete opdracht van zijn werkgever die de basis vormt voor zijn masterthesis. Hiertoe sluiten student, werkgever en opleiding voor de aanvang van de opleiding een contract
pagina 33
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
waarin onder meer de thesisopdracht op hoofdlijnen, de wederzijdse verantwoordelijkheden en de gewenste resultaten worden vastgelegd. Persoonlijke leerdoelen, aansluitend bij de eindkwalificaties van de opleiding, de opleidingscompetenties en de werksituatie, krijgen een plaats in het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) van de student. Het POP wordt voortdurend geactualiseerd. In het (digitale) portfolio, dat de student gedurende de gehele opleiding bijhoudt, neemt de student bewijzen op die zijn competentieontwikkeling aantonen. De begeleiding van studenten is individueel en vindt voornamelijk plaats in het studieloopbaanbegeleidingstraject. Bij de start van de opleiding is nog sprake van een zekere externe sturing, vormgegeven vanuit het instituut. Naarmate de opleiding vordert neemt deze externe sturing steeds verder af en komt er meer ruimte voor de zelfsturing van de student. Het curriculum van de opleiding is procesgericht vormgegeven en gaat uit van de wisselwerking tussen zelfsturing en externe sturing van leerprocessen. Elke student krijgt een ‘personal coach’ (studieloopbaanbegeleider) die de student helpt, adviseert en coacht in zijn ontwikkeling. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) speelt bij de ondersteuning van vraagsturing en competentieleren een sleutelrol en maakt deel uit van het lintprogramma van de opleiding. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het leren leren, het leren reflecteren op de competentieontwikkeling en het maken van individuele keuzes uit het onderwijsaanbod van de HAN. In het algemeen gaat het om begeleiding bij een resultaatgerichte studieloopbaan. SLB is onderdeel van het leerarrangement ter bewaking van een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Het is een toekomstgericht begeleidingssysteem dat studenten uitdaagt om hun reflectievermogen, leervaardigheden en strategieën te ontwikkelen. Dit gebeurt in confrontatie met beroepseisen, studieresultaten en studiegedrag. Tegelijk functioneert SLB als een klankbord voor studenten die (nog) niet voldoende vaardigheden ontwikkeld hebben in zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren en/of in de knoop raken met de balans tussen werk en opleiding. Er is voorzien in de berekende personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten voor een goede studievoortgang. Voor de bewerkstelliging van een goed en tijdig studieverloop is voorzien in de volgende functies: 1. een curriculumvoorzitter; 2. een studieloopbaanbegeleider. Verder beschikt de opleiding over een opleidingssecretariaat en beschikt de HAN over een klachtencommissie. De curriculumvoorzitter is de coördinator van de opleiding. Dit houdt in dat hij de inhoudelijk en organisatorisch eindverantwoordelijke is van de opleiding. Hij is aanspreekpunt voor studenten, houdt de intakegesprekken, voert tussentijds evaluatiegesprekken met studenten over de gang van zaken gedurende de opleiding en verzorgt de diploma-uitreiking. Ook het introductieprogramma voor studenten bij de start van de opleiding en de informatieverstrekking daaraan voorafgaand vallen onder de verantwoordelijkheid van de opleidingscoördinator. Bij de start van de opleiding verdeelt de curriculumvoorzitter de studenten in subgroepen voor studieloopbaanbegeleiding, coaching en onderzoeksbegeleiding. Elke groep krijgt een studieloopbaanbegeleider en een onderzoeksbegeleider c.q. coach toegewezen. De functie
pagina 34
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
van studieloopbaanbegeleider is losgekoppeld van die van coach/onderzoeksbegeleider. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van een persoonlijk ontwikkelplan met leerdoelen (POP); heeft twee keer per studiejaar een voortgangsgesprek met de student over zijn POP en is betrokken bij de portfolio-assessments. Een uitzondering hierop is dat hij, in het kader van objectiviteit, niet bij het assessment van studenten die hij zelf begeleidt betrokken is. De HAN organiseert jaarlijks in het kader van studentenvoorlichting en -werving twee open avonden en twee open dagen waar ook de opleiding Master Sport- en Beweeginnovatie zich presenteert. Tevens zal de opleiding zich presenteren op landelijke studiebeurzen en in contact treden met relaties in het werkveld om de opleiding onder de aandacht te brengen. Overwegingen Het panel is ervan overtuigd dat de studenten tijdens de opleiding op adequate wijze zullen worden begeleid. Er zal niet alleen sprake zijn van individuele begeleiding, maar ook van begeleiding in groepen. De gekozen begeleidingsvormen passen goed bij de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen
De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel ook een voldoende beoordeling.
pagina 35
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.5
Interne kwaliteitszorg 4.5.1.Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De interne en externe kwaliteitszorg van de opleiding MSBI vallen onder het kwaliteitszorgsysteem van de HAN en ISBS en het HAN-kwaliteitskader voor masteropleidingen (zie bijlagen 12 en 19). Daarbij wordt gebruikgemaakt van handreikingen uit het HAN-project Good-Better-Best, het HAN-kwaliteitskader, de dieptescan NVAOmaster en de quickscan NVAO-master. In het schematische overzicht van kwaliteitszorg van de opleiding MSBI (opgenomen in bijlage 19) wordt per facet uit het beoordelingskader van NVAO de norm (streefdoel) opgenomen. De kwaliteit van de opleiding wordt bewaakt bij de instroom, tijdens het opleidingsproces en bij de uitstroom. Aan het einde van ieder studiejaar stelt het opleidingsmanagement een kwaliteitsjaarplan op. Dit omvat onder meer: • kwantitatieve gegevens rond de instroom; • doorstroom- en uitstroomgegevens; • beschrijving en analyse van de verschillende evaluaties van het voorbije jaar; • hieraan verbonden conclusies; • verbeterpunten voor aankomend studiejaar; • een actieplan ter realisering van de verbeteringen; • rapportage over eerder vastgestelde verbeterpunten op basis van de evaluaties. Het kwaliteitsjaarplan is toegankelijk voor alle betrokkenen. Het wordt besproken in het curriculumteam, de opleidingscommissie en in het overleg van de curriculumvoorzitters van andere masteropleidingen binnen ISBS. Bespreking in het overleg van de curriculumvoorzitters van andere masteropleidingen binnen ISBS biedt de mogelijkheid om zaken die de afzonderlijke opleidingen overstijgen gezamenlijk aan te pakken. De ontwikkeling en kwaliteit van de studiematerialen is de verantwoordelijkheid van de beroepstaakvoorzitter. De bewaking van de kwaliteit en de samenhang met ander studiemateriaal is de verantwoordelijkheid van de curriculumvoorzitter. De opleiding voorziet ook in een afvaardiging in de mediatheekcommissie. Overwegingen Het panel is van mening dat de kwaliteitszorg van de opleiding adequaat is vormgegeven. Er is voorzien in diverse soorten periodieke evaluaties en er wordt gewerkt met heldere streefdoelen. De opleiding kent diverse overlegvormen waarin de kwaliteit systematisch aan de orde komt. Het kwaliteitsjaarplan zal een van de belangrijkste documenten voor kwaliteitszorg zijn. Dit document zal voor alle betrokkenen de leidraad vormen voor kwaliteitsverbetering. Het panel is van mening dat er sprake is van een goed kwaliteitszorgsysteem. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
pagina 36
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen De studenten worden volgens het informatiedossier aangemoedigd om bij de curriculumvoorzitter hun mening kenbaar te maken over het programma. Iedere student heeft daarnaast ook toegang tot de klachtencommissie van de HAN. Daarnaast nemen twee studenten plaats in de opleidingscommissie. Na afloop van iedere onderwijseenheid wordt mondeling geëvalueerd tussen docent en studenten. De betreffende docent legt de belangrijkste bevindingen schriftelijk vast en neemt deze mee naar het overleg in het beroepstaakteam. Tweemaal per jaar wordt een schriftelijke evaluatie gehouden over de opleiding in de afgelopen periode. De resultaten en verbeterpunten worden door de curriculumvoorzitter teruggekoppeld naar de studenten. Tweemaal per jaar wordt over elk programma een bespreking belegd met alle betrokken docenten. Besproken worden onder andere de evaluaties van de onderwijseenheden, de resultaten van de schriftelijke enquête en de samenhang binnen en tussen programma’s. De curriculumvoorzitter zit het overleg voor. Met de individuele docenten worden eventuele verbeteracties afgesproken. In het curriculumteam wordt de samenhang tussen de programma’s besproken, mede in het licht van de evaluaties van de studenten. Twee jaar na het afstuderen vindt een onderzoek plaats onder alumni en hun werkgevers over de opleiding en de relevantie voor het werk(veld). Alumni zullen ook gevraagd worden mee te werken aan voorlichtingsactiviteiten over de opleiding of als gastdocent. Via de alumni wordt op deze wijze ook het werkveld bij de opleiding betrokken. Er is contact met de diverse (afnemende) beroepenvelden via de beroepenveldcommissie van de MSBI. Deze commissie bewaakt de kwaliteit en civiele waarde van de opleiding. De functie, taken en werkwijze van de beroepenveldcommissie is beschreven in het onderwijsen examenreglement van de opleiding (opgenomen in bijlage 18 van het informatiedossier). Overwegingen Het panel is van mening dat alle belanghebbenden voldoende bij de kwaliteit van de opleiding zullen worden betrokken, niet alleen door het invullen van evaluatiefomulieren, maar ook via diverse organen die de opleiding kent, zoals een beroepenveldcommissie, een curriculumcommissie en een beroepstaakteam. Het panel vindt wel dat de beroepenveldcommissie, gezien de brede doelstelling van de opleiding, zou moeten worden uitgebreid, zodat de belangrijkste werkvelden zijn vertegenwoordigd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
pagina 37
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
De systematische aanpak en de betrokkenheid beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel ook een voldoende beoordeling.
pagina 38
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.6
Continuïteit In bijlage 13 van het informatiedossier presenteert de aanvrager het financiële plan van de opleiding. 4.6.1 Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen en overwegingen ISBS heeft geïnvesteerd in de totstandkoming van de opleiding. Het College van bestuur van de HAN stelt zich, via de Faculteit GGM en de directie van ISBS, garant voor de uitvoering en garandeert dat deelnemers aan het programma de gelegenheid wordt geboden de opleiding in haar geheel te doorlopen om zodoende de geldende eindkwalificaties te kunnen verwerven. Op 14 juli 2009 heeft het panel hiervan een schriftelijke bevestiging ontvangen. Daarmee wordt voldaan aan de eisen m.b.t. de afstudeergarantie voor de instromende studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen en overwegingen De investeringen die reeds door ISBS gedaan zijn voor de ontwikkeling van de opleiding zijn volgens het informatiedossier aanzienlijk. Zij hebben geleid tot het programmaontwerp op basis van verkennende onderzoeken, het macrodoelmatigheidsonderzoek, de blauwdruk van de opleiding en de omschrijving van het profiel van de opleiding MSBI, het curriculum en het informatiedossier. De faculteit GGM heeft uren ter beschikking gesteld voor respectievelijk de projectleider, de inhoudelijk coördinator (curriculumvoorzitter), secretariële ondersteuning en programmaontwikkelaars ter voorbereiding en uitvoering van het accreditatieproces in het kader van de Toets Nieuwe Opleiding van de opleiding MSBI. Indien de opleiding groen licht krijgt voor de start, dan zijn voldoende investeringen gereserveerd voor de werving van studenten, (gast)docenten, reservering van accommodatie en andere noodzakelijke voorzieningen. Een en ander wordt ondersteund door het financiële plan dat als bijlage 13 is toegevoegd aan het informatiedossier. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
pagina 39
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen en overwegingen Het financieel plan is opgenomen in bijlage 13 van het informatiedossier. De kosten voor de opleiding worden gedekt uit collegegelden en door overheidsbijdragen. Indien de opleiding MSBI bekostigd gaat worden, betalen studenten het wettelijk vastgestelde collegegeld voor het betreffende studiejaar. Als het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen besluit niet tot bekostiging over te gaan, zal een hoger bedrag aan inschrijfgeld worden verlangd. Er wordt uitgegaan van 25 studenten in het eerste jaar, waarna gedurende de daaropvolgende jaren wordt doorgegroeid naar een jaarlijkse instroom van 45 in 2015. Zoals blijkt uit het financiële plan is de begroting vanaf 2013 sluitend. De faculteit GGM heeft voor de ontwikkeling en start van masteropleidingen een voorziening getroffen in haar begroting en stelt zich garant voor de financiering van de MSBI. Er kan uit de reserve geput worden als besloten wordt tot een start met minder dan 25 studenten en wanneer een sluitende exploitatie niet wordt gerealiseerd. Dit werd bevestigd door het management van de opleiding tijdens het locatiebezoek. Ook is de opleiding bereid om, in het geval er van rijkswege niet wordt overgegaan tot bekostiging van de opleiding, studenten die reeds begonnen zijn aan de opleiding toch slechts het wettelijke collegegeld te laten betalen. Aan studenten die nog niet aan de opleiding begonnen zijn, zal echter de kostprijs worden berekend. Het veld heeft herhaaldelijk aangegeven, zowel in het gesprek dat het panel had met vertegenwoordigers van het werkveld als in de steunbetuigingen van verschillende partijen, dat het niet voldoende draagkracht heeft de kostprijs van de opleiding te betalen om studenten op te laten leiden. In het geval bekostiging uitblijft, zou de aanvrager in staat zijn slechts een of twee cohorten op te leiden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Aangezien alle facetten van het onderwerp Continuïteit door het panel als voldoende zijn beoordeeld, wordt ook het onderwerp als geheel beoordeeld met een voldoende.
pagina 40
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer. Onderwerp
oordeel
facet
1 Doelstellingen
Voldoende
1.1 domeinspecifieke eisen
V
1.2 master
V
1.3 oriëntatie hbo
V
2.1 eisen hbo
V
2.2 relatie doelstellingen programma
V
2.3 samenhang programma
V
2.4 studielast
V
2.5 instroom
V
2.6 duur
V
3.1 eisen hbo
V
3.2 kwantiteit
V
3.3 kwaliteit
V
4.1 materiële voorzieningen
V
4.2 studiebegeleiding
V
5.1 systematische aanpak
V
5.2 betrokkenheid
V
6.1 afstudeergarantie
V
6.2 investeringen
V
6.3 financiële voorzieningen
V
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
oordeel
Het panel, ingesteld door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie ter beoordeling van de voor een toets nieuwe opleiding ingediende opleiding, • in acht nemend het toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van 14 februari 2003, • zich baserend op de documenten zoals aangehaald in de bijlage Overzicht van bestudeerde documenten en op bevindingen en waarnemingen uit het locatiebezoek, waarvan het dagschema is terug te vinden in de bijlage Programma locatiebezoek, adviseert het bestuur van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, op basis van de resultaten van de specifieke beoordelingen waartoe het panel per onderwerp en per facet is gekomen, een positief toetsingsbesluit te nemen met betrekking tot de door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) ter toetsing voorgelegde hbo masteropleiding Master Sport- en Beweeginnovatie.
pagina 41
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Dr. H. (Harry) Stegeman (1946) was van 1968 tot 2002 achtereenvolgens leraar lichamelijke opvoeding in het middelbaar beroepsonderwijs, wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit, beleidsmedewerker op het ministerie van Onderwijs, directeur studentensport aan de Universiteit Utrecht en beleidsmedewerker/hoofdredacteur bij een onderwijsvakorganisatie. Daarna was hij senior-onderzoeker bij het W.J.H. Mulier Instituut in ’s-Hertogenbosch en lector aan de Hogeschool Windesheim. Hij was meermalen lid en voorzitter van auditteams en visitatiecommissies in het hoger onderwijs. Panelleden Drs. M. (Maaike) van Meerten was van 2005 tot 2007 verenigingsmanager bij Stichting de Noordpunt op Sportpark Marco van Basten, gecombineerd met het BOS-projectleiderschap in Utrecht. In 2006 werd zij met het bestuur van de stichting uitgeroepen tot sportbestuur van Nederland. Ook was zij penningmeester van BVM sport, de beroepsvereniging voor verenigingsmanagers in de sport. Sinds 2007 werkt zij als programmamanager Advies (Bondsondersteuning en Verenigingsadvies) bij Stichting Sport & Zaken. Daarnaast is zij lid van verschillende werkgroepen binnen het Olympisch Plan 2028 en Olympische Netwerken, heeft zij zitting in verscheidene besturen binnen de sport en geeft zij gastcolleges en begeleiding aan studenten van HBO- en universitaire opleidingen in Nederland. Pascal Weijers, BSc, is studentlid van het panel. Hij volgt momenteel de master Science & Business Management aan de Universiteit Utrecht. In 2007 behaalde hij zijn bachelordiploma scheikunde. In 2006 was hij lid van het studentenpanel dat betrokken was bij de visitatie van de opleiding scheikunde door de QANU. In het collegejaar 2007-2008 was hij als vertegenwoordiger van de studenten lid van het bestuur van de faculteit Bètawetenschappen van de Universiteit Utrecht. In 2008-2009 was hij voorzitter van LinQ, de organisatie die de studentmedezeggenschap aan de Universiteit Utrecht ondersteunt. Prof. dr. P.M.E. (Paul) De Knop is momenteel rector magnificus van de Vrije Universiteit Brussel. Voordien was hij leraar LO in het secundair onderwijs in de stad Antwerpen. Vervolgens was hij wetenschappelijk assistent, docent en hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Brussel. Van 1997 t/m 2008 was hij bijzonder hoogleraar “Maatschappelijke, didactische en beleidsmatige aspecten van LO en sport in Nederland” aan de Universiteit van Tilburg. Hij fungeerde reeds meermaals als panellid en als voorzitter van visitatiecommissies in Nederland.
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Secretaris Drs. T (Tineke) Kleene Tineke Kleene studeerde in 1989 af bij Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Tineke werkt sinds 1995 als zelfstandig onderwijskundige, houdt zich sinds 2002 voornamelijk bezig met kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. Daarbij werkt zij onder andere in opdracht van de NVAO en van diverse hogescholen. Bij hogescholen heeft zij ervaring
pagina 42
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
opgedaan met de voorbereiding van diverse opleidingen op de accreditatie en op een Toets Nieuwe Opleiding. Door deelname aan vele visitatie- en accreditatieprocessen deed zij audit-deskundigheid op. Procescoördinator Drs. A.N. (Astrid) Koster, beleidsmedewerker NVAO
pagina 43
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 7 juli 2009 voor de toetsing van de nieuwe opleiding Master Sport- en Beweeginnovatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Locatie: Kapittelweg 33, Nijmegen
Programma 09.00u – 09.30u 09.30u – 09.45u 09.45u – 10.15u 10.15u – 11.00u
11.00u – 11.15u 11.15u – 12.00u
12.00u – 12.30u 12.30u – 14.00u
14.00u – 14.30u 14.30u – 15.00u 15.00u – 16.00u
pagina 44
Ontvangst + bestuderen/ bespreken aanvullende informatie (besloten) Korte presentatie van de opleiding (aanvullend op het reeds ingediende dossier) Rondleiding Expertisecentrum Sessie 1 – gesprek met management (faculteitsbestuur en onderwijsinstituut) Tjeerd de Jong (opleidingsmanagement & faculteitsbestuur)) Kasper Bakker(opleidingsmanagement) Frank Stöteler (faculteitsbestuur) Tjeu Verhagen (faculteitsbestuur) Korte pauze Sessie 2 – gesprek vertegenwoordigers werkveld Jans Bekhuis (consultant, BMC) Hans Schuit (consultant, KBA) Vertegenwoordiger NISB Rene van de Burg (directeur WOS) telefonisch bereikbaar Lunch (besloten) Sessie 3 – gesprek met de ontwikkelaars/ inhoudelijk kernteam (opleidingsmanagement, vertegenwoordigers kwaliteitszorg, docenten). Prof. Dr. Gert Jan Schaafsma Drs. Fokke Aukema Dr. Egbert Oldenboom Drs. Sebastiaan Platvoet Dr. Nicolette van Veldhoven Drs. Joris Hermans Drs. Kasper Bakker Paneloverleg (besloten): voorlopige oordeelsvorming Sessie 4 – tweede gesprek vertegenwoordigers opleidingsmanagement met aandacht voor zaken die nog onduidelijk/ onvoldoende zijn (eventueel) Paneloverleg (besloten): definitieve oordeelsvorming per facet en per onderwerp en input t.b.v. paneladvies
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling Rapport aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Sport- en Beweeginnovatie met de volgende bijlagen: • Instellingsplan van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen • Beleidsplan Instituut voor Sport- en Bewegingsstudies • Masteropleidingen aan de HAN • Beroepscompetentieprofiel Master Sport- en Beweeginnovatie • Adviesrapport BMC • Rapport macrodoelmatigheid en competentieprofiel KBA • Lijst van betrokken deskundigen en beroepsveldvertegenwoordigers • Nationale en Internationale vergelijking • Overzicht steunbetuigende partijen • Blauwdruk opleiding Master Sport- en Beweeginnovatie • Toetsplan Master Sport- en Beweeginnovatie • HAN Kwaliteitszorg: kader en instrumenten master • Financieel plan Master Sport- en Beweeginnovatie • Kennis als vermogen, discussienota HAN, 28 juni 2006 • Voorbeelden praktijkcasuïstieken Master Sport- en Beweeginnovatie • Literatuurvoorzieningen HAN • Literatuuroverzicht Master Sport- en Beweeginnovatie • Onderwijs- en examenregeling (OER) 2009-2010 Master Sport- en Beweeginnovatie • Kwaliteitszorgplan Master Sport- en Beweeginnovatie, 2009-2013 • Overzicht beoogde docenten Aanvullende informatie die het panel voorafgaande aan het locatiebezoek heeft ontvangen: Antwoorden op de door het panel gestelde vragen met de volgende bijlagen: • Verder uitwerking blauwdruk curriculum • PR materiaal van de opleiding • CV's van de kerndocenten • Overzicht taken in inzet van de kerndocenten • Informatie over studieloopbaanbegeleiding (SLB) • Intakeprocedure • Richtlijnen en criteria meesterproef (masterthesis) Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek • Toetsboek MSBI 2009/2010, handleiding competentietoetsing • Blauwdruk onderwijs Exploreren • Blauwdruk onderwijs Onderzoek & Expertise ontwikkelen • Blauwdruk onderwijs Exploiteren • Beroepstaak Expertise Ontwikkelen en Onderzoek, handleiding jaar 1 • Algemene informatie studentbegeleiding • Leerlijn "Leren leren": Studieloopbaanbegeleiding, handleiding jaar 1 en 2 • Leerlijn "Leren leren": Persoonlijke effectiviteit, handleiding • Richtlijnen en criteria ter beoordeling van de Master Sport- en Beweeginnovatie • Selectie PR MSBI • Voorbeeldovereenkomst Masterthesis tussen student, werkgever en de opleiding
pagina 45
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Aanvullende informatie beschikbaar gesteld na het locatiebezoek • Schema met daarin per beroepstaak de bijbehorende kerncompetenties en de leerdoelen (handelingscriteria) • Document waarin de instelling schriftelijk bevestigt dat zij financieel garant staat voor de opleiding • Overzicht met daarin de verdeling van de studielast per week (incl. thema's en toetsing) per beroepstaak gedurende het eerste jaar • Verduidelijking van tabel 3 op p. 73 van het informatiedossier. Overige documenten • Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Den Haag, Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), 9 februari 2005 • Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Den Haag, Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), 14 februari 2003.
pagina 46
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Bijlage 4: Omschrijving competenties van de opleiding a.
b.
c.
d.
e.
f.
pagina 47
Denken vanuit een hoger abstractieniveau → De master is in staat om abstract te denken. Hierdoor is hij in staat om theoretische inzichten te implementeren op de werkvloer. Tevens is hij in staat om bestaande praktijken kritisch te benaderen en indien nodig te verbeteren. Hiervoor dient hij in staat te zijn om toegepast onderzoek uit te voeren. Zijn handelen is evidence based. Ervaring en intuïtie spelen een belangrijke rol in zijn handelen maar de kenniscomponent ontbreekt zelden of nooit. Bij het abstracte denken is de praktijk/werkvloer sturend voor vraagstelling en onderzoeksaanpak. De master is en blijft continu op de hoogte van ontwikkelingen in zijn vakgebied. Hiervoor leest hij wetenschappelijke literatuur over sport en bewegen en is hij in staat de opgedane kennis te transfereren naar de werkvloer. Strategisch denken en handelen → De master is in staat richting te geven aan een proces waarin nieuwe ideeën, principes en logica binnen de beroepspraktijk ontstaan en worden toegepast en/of verbeterd. De master is in staat om ontwikkelingen te volgen en mogelijkheden te zien op micro-, meso- en macroniveau. Hij kan ontwikkelingen (intern en extern) vertalen naar concrete handelingen binnen de eigen organisatie. De master weet welke stappen gezet moeten worden om nu en in de toekomst in te spelen op de kansen en mogelijkheden die er zijn in het werkveld van sport en bewegen. Analyseren & Synthetiseren → De master onderscheidt zich op de arbeidsmarkt door zijn vermogens om vraagstukken methodisch en systematisch aan te pakken. Hij is in staat om zelfstandig vraagstukken en bestaande aannames kritisch-creatief te benaderen en indien nodig aan te pakken. Bij de aanpak is de master in staat om analytisch te werk te gaan en in relatief korte tijd de kern in een vraagstuk en/of probleem te benoemen. Op basis van de analyse legt de master verbindingen tussen losse elementen en/of eenvoudige toepassingen met als doel een bestaande aanpak te verbeteren of een nieuwe aanpak van een vraagstuk neer te zetten. Leidinggeven → De master is in staat om leiding te geven aan noodzakelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen het werkveld van sport en bewegen. Hij weet hierbij aan de voorkant van het proces vertegenwoordigers van verschillende werkvelden, contexten en denkwerelden tot elkaar te brengen en via dialoog en samenwerking te komen tot nieuwe, in potentie innovatieve, combinaties. Na validering en concretisering van deze nieuwe combinaties is hij in staat deze te integreren en borgen binnen de beroepspraktijk van sport en bewegen. Communiceren → De master is communicatief vaardig in het verdiepen van de inhoud en het over de grenzen van disciplines en organisaties heen tillen van het vraagstuk waarvoor hij geplaatst wordt. In het praktijkgerichte onderzoek communiceert hij doelgericht en efficiënt naar de verschillende betrokkenen, zowel schriftelijk als mondeling. De master is een uitstekend pleitbezorger en in staat om op basis van heldere argumentatie met oog voor de verschillende belangen draagvlak voor vernieuwing en verandering te creëren. Kennismanagen → De master is in staat om optimale condities te scheppen voor het ontstaan van nieuwe combinaties door het bijeenbrengen van kennis uit verschillende contexten. Hij kan deze nieuwe combinatie ook kritisch toetsen aan bestaande inzichten en wetenschappelijke kennis. Het verspreiden en borgen van kennis in en tussen verschillende kennisdragers draagt bij aan beter gebruik van kennis en de body of knowledge van de sector sport en bewegen.
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
g.
pagina 48
Effectief handelen → De master is in staat gedragsalternatieven te ontwikkelen om adequaat te handelen in uiteenlopende contexten en bij verschillende vraagstukken met betrekking tot sport en beweeggerelateerde thema’s. Reflecterend vermogen, persoonlijke effectiviteit en lerend werken zijn hierbij voorwaardelijk.
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Bijlage 5: Lijst met afkortingen ba BCP BT CT CV CvB DBU EC ECTS EVC FEZ FGGM HAN hbo ISBS ma MSBI NVAO OC SBU SLB VO wo
pagina 49
Bachelor Beroepscompetentieprofiel Beroepstaak Curriculumteam Curriculumvoorzitter College van Bestuur Docentbelastinguren Examencommissie European Credit Transfer System Eerder verworven competentie Financieel Economische Zaken Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hoger Beroeps Onderwijs Instituut voor Sport- en Bewegingsstudies Master Master Sport- en Beweeginnovatie Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Opleidingscommissie Studiebelastingsuren Studieloopbaanbegeleider Voortgezette Opleiding Wetenschappelijk Onderwijs
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding Master Sport- en Beweeginnovatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 50
#3614
NVAO | Hbo-ma Sport- en Beweeginnovatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 17 augustus 2009 |