s
e
a
ccr editat¡ eor ga n isatí e
Besluit Besluit strekkende
tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding
hbo-master
Master of Business Administration van de Hogeschool NCOI Datum
28 augustus
201 2
onderwerp Def¡nit¡ef besluit accreditat¡e
hbo-maaster Master of Business
Administration NCOt
(x4475) uw kenmerk ons kenmerk NVAO/201 22580/ND
bijlagen 1
Algemene gegevens Naam instelling Naam opleiding Datum aanvraag Varianten opleiding Locaties opleiding Naam VBI Datum visitatie Datum VBI-rapport Datum verificatie
Hogeschool NCOI hbo-master Master of Business Administration (60 ECTS) 16
juli2010
deeltijd, duaal Amsterdam, Arnhem, Rotterdam, Eindhoven, Zwolle en Utrecht Hobéon Certificering B.V. 26 januari en 15 maart 2010 13 juli 2010 25 juni 2012
Beoordelingskader Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-master] van de NVAO (Accreditatiekader; Stcrt. 2003, 120, zoals nadien gewijzigd). Op grond van het toepasselijke Accreditatiekader wordt een opleiding beoordeeld aan de hand van zes onderwerpen, te weten: doelstellingen opleiding, programma, inzet van personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en resultaten.
Samenstelling panel - R.B. (Ruud) van der Herberg, voorzitter, partner bij Hobéon en adviseur Ruud de Moor Centrum Open Universiteit;
-
P. (Paul) Breman, senior adviseur Twijnstra Gudde en lector Organiseren van lnnovatie Hogeschool Utrecht;
-
D.J. (Jan) Eppink, emeritus hoogleraar Management en Organisatie, o.a. Faculteit
-
J. (Jasper) Klapwijk, studentdeskundige, is tweedejaarsstudent van de parttime opleiding
-
Master of Business Administration van TiasNimbas Business School te Utrecht; H.R. (Rob) van der Made, secretaris, Hobéon Certifìcering.
Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit Amsterdam;
lnleiding
Tevens heeft
de NVAO op 30 juni 2011, aanvullend aan het paneladvies, vragen
voorgelegd aan de Hogeschool NCOI. Deze vragen hadden betrekking op: de vormgeving van de opleiding, de stand van zaken van de realisatie van de verbeterplannen rond de onderzoeksgerichtheid van de opleiding, de toelatingsvoon¡raarden in verhouding tot de eindkwalificaties - ook wat betreft het verschil tussen de duale en de deeltijdse variant - en lnlicht¡ngen
Sigrid Pauwels +31 (070) 312238o s.pauwels@nvao. net
Parkstraat 2812514 JK I Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag PO Box 85498 | 2508 CD The Hague lThe Netherlands T + 31 (0)70 312 2300 | F + 31 (0)70 312 2301 info@nvao net I www nvao net
pagina2van14 de toetsing van de leerdoelen. De aldus verkregen informatie heeft september 201 1 schriftelijk bevestigd.
de instelling op 6
Ten slotte heeft nog een bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de instelling en de NVAO op 7 november 2011,ter verduidelijking van de aanvullende informatie. De NVAO heeft alle aanvullende informatie in haar besluitvorming betrokken.
Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport Doelstellingen opleiding Het panel komt tot de volgende bevindingen en overuuegingen. Onderwerp
I
Doelstellingen opleiding:
Het panel stelt vast dat de opleiding op basis van een benchmarkonder¿oek en de bestudering van internationale bronnen en standaarden, zoals AMBA, een herijking uitgevoerd van het eindtermenprofiel en op grond daarvan het beroeps- en competentieprofìel opgesteld. Het nieuwe beroeps- en competentieprofìel is door haar Raad
van Advies beoordeeld en vastgesteld. De opleidingsdoelstellingen heeft de opleiding
vertaald naar beheersingsindicatoren,
die leidend zijn voor de
toetsing. De
opleidingsdoelstellingen en competenties hebben een duidelijke hbo-oriëntatie en sluiten qua niveau aan bij zowel de Dublin Descriptoren voor hbo-masteropleidingen als de AMBAcriteria. Actualisering gebeurt, doordat het opleidingsmanagement twee keer per jaar met de Raad van Advies de competenties "tegen het licht houdt" en ze waat nodig aanpast.
De NVAO vraagt aandacht voor de opmerking van het panel over de validatie van opleidingscompetenties in de DenktanURaad van Advies. Deze validatie wordt uitgevoerd door een relatief beperkt aantal van maximaal vier werkvelddeskundigen. Er bestaat naar het oordeel van het panel het risico op door'tunnelvisies' geleide opleidingsproflelen indien niet een brede vertegenwoordiging van bijvoorbeeld beroepsverenigingen betrokken is bij de validatie en binnen de Denktanks/Raden van Advies bewust wordt gezocht naar een zekere mate van 'checks and balances'tussen werkvelddeskundigen.
Het panel besteedt aandacht aan de doelstellingen van de opleiding op het terrein van onderzoek. Kenmerkend is volgens het panel dat NCOI zich in haar professional masteropleidingen richt op 'het tot stand brengen van een optimale interactie tussen (toegepast) wetenschappelijk onderzoek, ondenruijs en de beroepspraktijk door middel van het verzamelen, ontwikkelen, verspreiden en (leren) toepassen van kennis op het gebied van 'evidence based educational practice'. De nadruk ligt daarbij op het verder ontwikkelen van (onderzoeks)competenties en het kunnen traceren, selecteren, analyseren, en op merites en bruikbaarheid kunnen waarderen, van wetenschappelijke onderzoeken en literatuur, en hiermee zelf kennis veruerven. De NVAO stelt vast dat in het VB|-rapport deugdel¡k en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt derhalve het onderwerp "Doelstellingen opleiding" als voldoende
pagina 3 van 14 ProgrammA
Het panel komt tot de volgende bevindingen en overwegingen
De MBA-opleiding beslaat een tweejarig programma. Jaar 1 bestaat uit het kernprogramma met vier verplichte masterclasses en een kick-off bijeenkomst. De masterclasses in jaar 1 zijn: strategisch HRM, Financieel Management, Organisatie en Management en Strategie en Omgeving. Jaar 2 behelst het zogenaamde topprogramma, dat is samengesteld uit drie verplichte masterclasses en een keuzemasterclass. De masterclasses in jaar 2 zt¡n:
bedrijfskundig procesmanagement, persoonlijk leiderschap, methoden
en
technieken,
inclusief scriptie, en de keuzemasterclass. De student kan kiezen uit 23 masterclasses, waarmee hij zich specialiseert. Met de uitwerking van de opleidingsdoelstellingen in competenties en beheersingindicatoren borgt de opleiding dat al haar doelstellingen worden afgedekt en bereikt. De introductie van competentiegericht onderwijs en de drie leerlijnen in het programma zorgen voor een goede samenhang tussen verwerving van kennis, inzicht en vaardigheden.
Het panel stelt vast dat actuele vakliteratuur, samen met andere kennisbronnen, de basis de kennisoverdracht. De literatuur wordt zorgvuldig geselecteerd en is daardoor relevant en actueel. Het panel wijst er op dat studenten worden uitgedaagd om ook andere literatuur te benutten. Die literatuur wordt via de online kenniscommunity ter beschikking gesteld. Het panel heeft een aantal praktijkcases ingezien en beoordeelt deze
vormen voor
als adequaat.
ln de afgelopen jaren is een aantal wezenlijke wijzigingen in de opleiding doorgevoerd. ln 2005 is de Masterclass Bedrijfskundig Procesmanagement toegevoegd aan het curriculum. Het panel stelt vast dat de opleiding hiermee alle inhoudsgebieden voor een MBA afdekt die onder meer door AMBA worden aangegeven. Een belangrijke verandering die met ingang van studiejaar 2006-2007 is ingevoerd, heeft betrekking op de Masterclass Methoden en Technieken. Deze Masterclass is in omvang (aantal dagdelen) uitgebreid. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het belang dat de opleiding hecht aan ondezoeksmethoden voor praktijkgeoriënteerd onderzoek. Het panel is expliciet nagegaan of de doelstellingen op het gebied van onderzoek worden gerealiseerd. Daarover rapporteert het panel dat fasegewijs een onderzoekslijn in het
programma wordt opgezet, waardoor
in de gehele
opleiding
er
zowel expliciet
(eindopdrachten) een versterkte aandacht is voor onderzoeksmethoden en technieken. Het panel signaleert bij de beoordeling van de (bijeenkomsten)
eindwerken
als impliciet
dat een aantal scripties nog wel manco's vertoont waar het de
onderzoekstechnische aspecten betreft. "Zeker waar het gaat om een scherpe vraagstelling en het daaruit afleiden van de onderzoeksmethode. Ook het uitvoeren van een gedegen literatuurstudie moet naar het oordeel van het panel bij de studenten verder worden ontwikkeld (p69)". Het panel behandelt in het licht van deze constatering een aantal aanscherpingen in de onderzoekslijn in het programma die door de opleiding worden aangekondigd. Het gaat dan om een nieuwe opzet van de onderzoeksl'rjn: "methoden en
technieken van ondezoek worden van meet af aan en door het gehele programma aangeboden. De onderzoekslijn mondt aan het einde van het tweede jaar uit in de voorbereiding op de proeve van bekwaamheid. ln het studiemateriaal voor de ondezoekslijn is ondermeer opgenomen een bijeenkomst over 'literature search"'(p69). Via de online leeromgeving biedt de opleiding de student toegang tot wetenschappelijke artikelen. Het panel wijst op plannen om vanaf september 2010 de ondezoekslijn te versterken door aan de masterclasses een aantal eindopdrachten toe te voegen.
pagina 4 van
l4
De NVAO stelt wel vast dat het panel niet heeft kunnen vaststellen of deze maatregelen de gewenste resultaten hebben opgeleverd.
De om de koppeling van de onderwijs aan (toegepast) onderzoek te versterken heeft de opleiding plannen aan het panel gepresenteerd om een onderzoeksfaculteit in te richten. Het panel maakt wel nadrukkelijk het voorbehoud dat het panel nog geen resultaten van deze matregelen heeft kunnen waarnemen, laat staan kunnen beoordelen. Het panel laat met de uitspraak dat de maatregelen het ontbreken van een lectoraat en kenniskring enigszins kunnen compenseren ook in het midden of dat gemis voldoende wordt gecompenseerd.
Het panel oordeelt positief over de samenhang van het programma, de belangrijkste argumenten zijn de volgende. Een kerndocent bewaakt als spin in het web de cohesie tussen de verschillende masterclasses en de docenten die deze vezorgen. Daarnaast blijkt uit de gesprekken van het panel met de docenten en uit verschillende verslagen van bijeenkomsten dat het docentencorps goed geïnformeerd wordt over ontwikkelingen en afstemming binnen het programma. Met betrekking tot het thema internationalisering kiest de opleiding een pragmatische benadering, die in de context van de opleiding voldoet, maar naar het oordeel van het panel nog wel vraagt om een creatievere aanpak van internationale uitwisseling. De studielast is in overeenstemming met de gestelde normen; de opleiding zorgt voor een goede spreiding ervan over het jaar. De instroomeisen zijn helder, de borging van de vereiste werkomgeving adequaat. Ofschoon de opleiding niet in de Engelse taal wordt verzorgd, besteedt de opleiding expliciet aandacht aan de Engelse leesvaardigheid bij instroom.
Het didactisch concept van de opleiding en de daarbij gehanteerde werkvormen zijn passend voor een duale opleiding, waarin doorgaans oudere studenten met al relatief veel werkervaring, studeren. De opleiding hanteert een strikte scheiding tussen doceren, het opstellen van toetsen en het beoordelen ervan, waarmee de objectiviteit wordt versterkt. De opleiding ontwikkelt toetsmatrijzen om de validiteit van toetsen te vergroten. Teneinde de ontwikkeling van de studenten beter te kunnen volgen en sturen, wordt een digitaal portfolio geïntroduceerd, waarin de student ook verantwoording aflegt voor de
uitgevoerde opdrachten op de werkplek. Het panel merkt wel op dat het panel geen resultaten van deze plannen heeft kunnen inzien.
Het panel plaatst de kanttekening dat in het licht van de invoering van de Wet Versterking Besturing, de samenstelling van de examencommissie aandacht behoeft, evenals de nog in te stellen jaadijkse rapportageplicht. De NVAO stelt vast dat in het VB|-rapport voldoende deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden het panel dit ondeniverp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt derhalve het onderwerp "Programma" als voldoende.
pag¡na 5
van',l4 lnzet van personeel Het panel komt tot de volgende bevindingen en overwegingen
Het panel is positief over de kwaliteit van het personeel. Zl1 lrof docenten, die trjdens de audit een gemotiveerde en inspirerende indruk maakten. Deze docenten hebben allen een directe en actuele relatie met de beroepspraktijk. De studenten benoemen dit, zonder uitzondering, als een sterk punt van de opleiding. Alle docenten hebben een afgeronde universitaire opleiding, een zevental is gepromoveerd. De gepromoveerde docenten worden allen ingezet bij het afstuderen. De opleiding heeft acties uitgezet om op korte termijn het aantal gepromoveerde docenten sterk te verhogen, mede in het licht van de AMBA-criteria.
Het panel formuleert aan de hand van de AMBA criteria en de eigen ambities van de opleiding het criterium van meer dan 50% gepromoveerde docenten. Het panel stelt vast dat 7 van de 56 docenten zijn gepromoveerd (=12,5o/o). Het panel redeneert vervolgens dat uit een aanvullende notitie Ondezoek en Kennisontwikkeling bij NCOI de "intentie blijkt om op korte termijn het aantal gepromoveerde docenten sterk uit te breiden". Het bl4ft onduidelijk welke maatregelen concreet genomen worden. Zo wordt bijvoorbeeld uit de passages over het aannamebeleid niet duidelijk dat NCOI voor het vezorgen van de masterclasses een promotie als kwaliflcatie-eis stelt. Op pagina 77 van het beoordelingsrapport stelt het panel terecht vast dat de opleiding strikt
genomen het AMBA criterium voor het vereiste kwalifìcatieniveau van de docenten niet realiseert. Het panel komt tot een positief oordeel "Onder het voorbehoud dat de opleiding per augustus 201 1 inderdaad het aantal gepromoveerden op het juiste niveau heeft gebracht". Strikt genomen komt het panel hier tot een uitgesteld positief oordeel. De situatie waaronder aan het criterium wordt voldaan is verre van gerealiseerd.
Er is een start gemaakt met een 'opleidingsprogramma' voor docenten; daarin komen ondenruerpen aan de orde als: visie op opleiden van NCOI, het gebruik van de online leeromgeving en toetsen en beoordelen. De introductie van de kerndocent heeft ertoe geleid dat docenten meer samenhang in het docentencorps ervaren; docentenbijeenkomsten vergroten de betrokkenheid bij en de informatie-uitwisseling over de opleiding. Er is een werkende cyclus van functionerings- en beoordelingsgesprekken. Het panel beoordeelt het ondenverp "inzet van personeel" als voldoende. De NVAO stelt vast dat in het VB|-rapport echter nog onvoldoende deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden het panel dit onderwerp positief heeft bevonden. Meer bepaald roept de argumentatie gerede twijfel op wat betreft de academische oriëntatie en kwalifìcatie van de docenten. Dit betekent dat de NVAO het oordeel van het panel met betrekking tot het onden¡verp "Personeel" vooralsnog niet kan overnemen. De NVAO beoordeelt derhalve het onderuverp "lnzet van personeel" als onvoldoende
Voozieningen Het panel komt tot de volgende bevindingen en overwegingen.
Het panel stelt vast dat de opleiding beschikt over de ruimtelijke en materiële faciliteiten die passend zijn voor een duale opleider. Uit systematische bevraging blijkt dat zowel studenten als docenten hierover tevreden zijn. ln 2009 heeft NCOI, en dus ook de opleiding MBA, de beschikking gekregen over een nieuwe online leeromgeving (OLO), waarin een digitale kenniscommunity tot ontwikkeling wordt gebracht. Deze vooziet ook in een betere toegang tot wetenschappelijke artikelen. De opleiding heeft geen eigen fysieke media-/bibliotheek.
pagina 6 van
14 Ter compensatie betaalt de opleiding voor iedere student de kosten voor een abonnement op de dichtstbijzijnde unirrersiteitsbibliotheek. Uit de gesprekken met studenten en docenten is het panel gebleken dat door de verbeterde e-Connectomgeving ook de informatievooziening aan studenten en docenten is verbeterd.
Hoewel
de duale,
meestal oudere, student stelt weinig behoefte
te
hebben
aan
studiebegeleiding, heeft de opleiding op dit punt toch een breed pakket aan voorzieningen beschikbaar, waarvan een student, al naar gelang de behoefte, gebruik kan maken. ln geval van studievertraging, reageert de opleiding proactief. De NVAO stelt vast dat in het VBl-rapport deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden het panel dit ondenruerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt derhalve het ondenruerp "Voorzieningen" als voldoende.
lnteme kwaliteitszorg Het panel komt tot de volgende bevindingen en ovenvegingen
De opleiding hanteert een vaste cyclus voor het uitvoeren van evaluaties. Het kwaliteitssysteem is ingericht volgens de zogenaamde Deming-cirkel (Plan-Do-Check-Act) , daarbij ligt de focus op het onderwijs en de processen om het ondenarijs uit te voeren. ln een evaluatiematrix heeft de opleiding alle evaluaties opgenomen en voozien van frequenties, doelgroepen en evaluatie-instrumenten.
Evaluatieformulieren bevatten relevante vragen; daarnaast voert de opleiding ook panelgesprekken met studenten en docenten, die - zo blijkt uit notulen die het panel heeft ingezien - de opleiding waardevolle informatie opleveren. Uit de evaluatiematrix blijkt dat evaluaties worden uitgevoerd onder alle betrokken stakeholders en leiden tot analyse en aantoonbare verbeteracties. NCOI, en dus ook de opleiding, kent een helder beschreven klachtenregeling. Tijdens de audit is bij het panel het beeld gevestigd van een organisatie waarin sprake is van een kwaliteitscultuur, met name ook onder de docenten. NCOI is gecertificeerd voor verschillende bedrijfsprocessen. De klanttevredenheid is een belangrijke factor voor NCOI.
De NVAO stelt vast dat in het VB|-rapport deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden het panel dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt derhalve het onderwerp "lnterne kwaliteitszorg" als voldoende.
Resultaten Het panel komt tot de volgende bevindingen en ovenregingen
Het panel heeft een representatieve selectie van scripties bestudeerd zowel tevoren als tijdens de site visit. Uit het rapport blijkt dat dit voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De scripties waren naar het oordeel van het panel tenminste van het niveau dat van een hbomasterscriptie mag worden venr¡acht. De beoordeling gebeurt gemotiveerd en is transparant. Objectiviteit wordt bevorderd door een onafhankelijk beoordelaar in te schakelen. Studenten ontvangen tevoren heldere informatie over procedures, inhoudelijke eisen en beoordelingscriteria met betrekking tot de scriptie.
paginaT van 14
Wel stelt het panel vast dat de onderzoekstechnische aspecten nog verbeterd kunnen worden, vooral waar het gaat om het formuleren van een scherpe vraagstelling en het daaruit afleiden van de geschikte ondezoeksmethode. Ook het uitvoeren van een gedegen
literatuurstudie moet verder worden ontwikkeld. Het voortdurend versterken van de onderzoekslijn in het programma en de inrichting van een ondezoeksfaculteit, die NCOIbreed tot een kwaliteitsimpuls op het gebied van praktijkgericht ondezoek moet leiden, ziet het panel in deze als een betekenisvolle en vertrouwenwekkende stap. De NVAO wijst er nadrukkelijk op dat zij deze kanttekening zeer ernstig neemt.
Het panel stelt dat de opleiding ten aanzien van de gerealiseerde studieduur
van
geslaagden en het studie-uitvalspercentage alleszins aanvaardbaar scoort. De NVAO wijst er wel op dat het percentage geslaagden per cohort niet erg hoog is. Mogelijk is dit het gevolg van studenten die veel langer over de studie doen, maar wel ingeschreven blijven. Het panel zou er goed aan gedaan hebben om een prognose van de rendementen op grond van de huidige cohortgegevens mee te nemen in de weging. Het panel beoordeelt het ondenverp "Resultaten" als voldoende. De NVAO stelt vast dat in het VB|-rapport echter nog onvoldoende deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden het panel dit onden¡verp positief heeft bevonden. Meer bepaald roept de argumentatie gerede twijfel op wat betreft het gerealiseerd niveau van de opleiding. Dit betekent dat de NVAO het oordeel van het panel met betrekking tot het onderwerp "Resultaten" vooralsnog niet kan overnemen. De NVAO beoordeelt derhalve het onden¡verp 'resultaten' als onvoldoende
Aanvullend De plaats van de module "Onderzoeksvaardigheid" in het programma werd gewijzigd. Aanvankelijk werd deze module aangeboden in de afstudeerfase, nu wordt ze gespreid en geintegreerd aangeboden in de verschillende masterclasses. Op deze manier wil de opleiding meerdere oefenmomenten aanbieden en de training van onderzoeksvaardigheden integreren. Verder zijn in alle masterclasses ondezoeksopdrachten opgenomen.
De opleiding toetst kennis en vaardigheden geïntegreerd, via één toetsvorm zoals een casus en/of eindopdracht. A2onderlijke schriftelijke kennistoetsing gebeurt niet. Ten behoeve van de objectiviteit worden de toetsen ontwikkeld door een toetsafdeling en niet gecorrigeerd door de lesgever zelf. Ook bij de masterthesis gebeurt de begeleiding en beoordeling door andere personen. De opleiding plant verder om in de toekomst te toetsen via portfolio.
De opleiding heeft een modulaire opzet. De toenemende complexiteit van de leerdoelen wordt gerealiseerd via opdrachten, waarbij telkens ondezoeksvaardigheden op een hoger niveau worden geïntegreerd. Verder hanteert de opleiding meerdere mechanismen voor de bewaking van de inhoudelijke afstemming en de kwaliteit, bijvoorbeeld via de aanstelling
van
kerndocenten, startbijeenkomsten voor studenten, evaluaties, vakoverleg
en
kalibreersessies.
Kandidaten - voor de duale variant - moeten beschikken over een aan de masteropleiding veruvant hbo-bachelor diploma, twee tot drie jaren relevante werkervaring en een bij de opleiding aansluitende werkomgeving op voldoende niveau. Studenten worden op basis van een individueel dossier toegelaten. De intake gebeurt door een speciale staf. De Engelse taalvaardigheid van de kandidaat wordt onder meer getoetst. De deeltijdse variant is een residuaire variant, bijvoorbeeld wanneer een student zt¡n baan verliest.
pagina 8 van
14
Bij de werving en
selectie
van nieuwe docenten wordt sterk gefocust
op
onderzoekskwaliteiten. De instelling streeft naar een aanzienlijke verhoging van het aantal gepromoveerde docenten. Zij hanteert hiertoe een streefcijfer van 50%. De overige docenten zijn binnen de instelling getraind in onderzoeksvaardigheden en in het omgaan met onderzoekslijnen. Verder voert de instelling een expliciet beleid om docenten te stimuleren tot publiceren en deel te nemen aan ondezoeksprojecten. De NVAO is in het licht van het vorenstaande tot de slotsom gekomen dat het paneladvies
en de aanvullende reactie van de instelling wat betreft de academische oriëntatie en kwalificatie van de docenten en het gerealiseerd niveau van de opleiding nog onvoldoende steun bieden voor een positieve beoordeling van de aanvraag tot accreditatie.
Verificatie Op 10 april 2012 heeft de NVAO op basis van de hierboven beschreven bevindingen en twijfels besloten om met betrekking tot deze aanvraag om accreditatie van de hbo-master Master of Business Administration van de Hogeschool NCOI het positieve VB|-rapport vooralsnog niet over te nemen. De NVAO heeft twee onafhankelijke deskundigen benaderd, De heer S. Molkenboer en de heer W. Nonneman, om het oordeel in het VB|-rapport met betrekking tot de facetten 3.1 Ersen HBO wat betreft het personeel,3.3 Kwaliteit personeel en 6.1 Gerealiseerd niveau te verifiëren. Op 25juni 2012 hebben de deskundigen een bezoek gebracht aan de Hogeschool NCOI. Op 2 juli 2012 hebben zij hun oordeel over de facetten 3.1 Ersen HBO wat betreft het personeel,3.3 Kwaliteit personeel en 6.1 Gerealisee¡d niveau kenbaar gemaakt.
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel vezorgd door perconeel dat een verbinding /egf fussen de opleiding en de beroepspra
Bevindingen
De opleiding telt 42 docenten. De verificatiecommissie heeft de cv's van de docenten bestudeerd. Zij heeft een analyse gemaakt op basis van professionele gerichtheid en internationale ervaring. 33/42 docenten is actief in de beroepspraktijk. De commissie neemt ook de kwaliteit van deze praktijkervaring mee in haar oordeel. 9142 heeft nauwelijks tot geen praktijkervaring, dit zijn hoofdzakelijk docenten met een academisch tra¡ect. 12142 docenten heeft uitgesproken internationale ervaring. De commissie betrekt bij haar oordeel ook de omvang van de betrokkenheid van elk docent bij de realisatie van het programma. 40142 docenten werkt op free /ance basis. De instelling beschikt hiertoe over een ruime, inzetbare reserve. De inzet van kwaliteitsvolle docenten wordt gewaarborgd via (1) werving en selectie op basis van profielen en (2) een ratingsysteem. Dit ratingsysteem stoelt op studentenevaluaties. Studenten evalueren de docenten twee maal per masterclass. Deze evaluaties bepalen de rating van elke docent. Docenten met de hoogste rating worden het
eerst ingezet. De instelling verklaart dat dit systeem docenten met een lagere rating stimuleert om zich verder te professionaliseren. De commissie onderzocht de wervings- en selectieprofielen en de evaluatieprocedures en -formulieren voor de ratings.
Studenten
- die de vergelijking kunnen
maken met een andere professionele of
academische opleiding - waarderen de sterke praktijkgerichtheid van de opleiding naast de
academische insteek. Zrl zijn geboeid omdat de docenten hun ondenarijsopdracht combineren met relevante beroepspraktijk en kiezen bewust voor een opleiding die deze wisselwerking prioritair vindt.
pag¡nagvan14 De opleiding telt verder ook2142 kerndocenten. Hun aanstelling bedraagt ongeveer 30% per docent. Kerndocenten bewaken de actualiteit, de academische insteek en de samenhang van het programma. Ze doen dit samen met het opleidingsmanagement.
Zij spelen ook een fundamentele rol bij de academische en onderzoeksgerichtheid van de opleiding.
Overwegingen Alles añregende besluit de commissie dat het docententeam van de opleiding de hbo-eisen haalt en duidelijk beantwoordt aan de basiskwaliteit. De commissie hecht veel belang aan
de wijze waarop de instelling de kwaliteit van de free lance docenten bewaakt
en
aanzwengelt via ratings. Zij benadrukt verder de rol van de kerndocenten bij de bewaking van de academische insteek. Conclusie De commissie beoordeelt het facet 3.1 "Eisen hbo" als voldoende
Naar het oordeel van de NVAO is in het rapport van de verificatiecommissie deugdelijk en kenbaar gemotiveerd op welke gronden het facet eisen hbo voldoende is bevonden.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderuvijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Bevindingen De opleiding telt 42 docenten. De commissie heeft de cv's van de docenten bestudeerd. Zij heeft een analyse gemaakt op basis van PhD, MBA diploma en publicatielijst, De commissie merkt op dat de informatie soms misleidend is, bijvoorbeeld vermelding "PhD" wanneer het doctorandi betreft. Dit werd door het opleidingsmanagement gecorrigeerd tijdens de sife vr,srï op 25 juni 2012. De instelling vermeldt dat cv's van potentiële docenten in de toekomst via een externe instantie worden gecheckt op correctheid. Na grondige analyse concludeert de commissie dat het docententeam volgende samenstelling kenl. 14142 docenten (33%) is gepromoveerd, 5142 docenten (12%) bereidt een promotie voor en 12142 docenten (28%) heeft een MBA diploma - waarvan één een Master in Public Management. De overige docenten hebben een diploma op masterniveau. 21142 docenten heeft academische ervaring. 6/42 docenten legt publicaties voor op wetenschappelijk hoog niveau. 10142 docenten kan geen publicaties voorleggen. De commissie betrekt bij haar oordeel ook de omvang van de betrokkenheid van elk docent bij de realisatie van het programma. Ten slotte noemen studenten de vakdeskundigheid van de docenten als een sterk punt van de opleiding.
Verder stelt de commissie vast dat de twee kerndocenten van de opleiding een centrale rol spelen bij de inhoudelijke coördinatie van het programma en de ontwikkeling van de
ondezoeksgerichtheid. Kerndocenten hebben
een eigen functieprofiel. Zij
worden
gescreend op onderzoekspotentieel en -activiteit. De commissie stelde de aansluiting vast tussen dit profiel en de cv's van de twee kerndocenten. De kerndocenten zijn voor deze opdracht, naast hun onderwijsopdracht, aangesteld voor 5 dagen per jaar. De commissie merkt op dat dit aan de lage kant is.
De instelling besteedt tijd en middelen aan de ontwikkeling van de ondezoekgerichtheid van de opleiding. Deze doelstelling wordt sterk toegespitst op de rol van een academic board (AB) in de organisatie. De AB functioneert als ondezoeksinstituut en adviesorgaan. Aan het hoofd staat een directeur onderzoek.
is voor drie dagen per week aan de instelling verbonden, naast een academische carrière aan een Nederlandse universiteit. De overige vier leden - eveneens academici, verbonden aan een universitaire instelling of Business School - zijn geëngageerd voor ten minste tien dagen per jaar. De AB heeft als taak om de ondezoekgerichtheid van het
pag¡na1ovan14 Hü
programma te garanderen. De AB vermeldt initiatieven als de opzet van onderzoekslijnen en een scriptieprijs. De AB is het aanwervingbeleid en de aansturing en begeleiding van de ondezoeksactiviteiten van docenten.
ook rechtstreeks relevant voor het personeel, bijvoorbeeld via inspraak in
De AB verklaart verder dat de actiepunten, neergelegd in een document dat eerder aan het panel en de NVAO werd bezorgd, inmiddels in belangrijke mate zijn gerealiseerd.
De commissie waardeert de opzet en de plannen, maar verifieert ook hoe zwaar de adviesbevoegdheid van de AB uiteindelijk weegt op de realisatie van de ondezoeksgerichtheid. Zij bestudeert daartoe het voortgangsdocument "Stand van zaken Academic Board' (zie infra Bijlage 3). De commissie stelt onder meer vast dat onderzoekslijnen zijn vastgesteld, die kaderen binnen welke actuele ondezoeksthema's docenten worden gefaciliteerd. Deze faciliteiten blijken evenwel concreet beperkt tot toegang tot onderzoeksdata en toegang tot het academische netwerk van de AB. De commissie concludeert dan ook dat promoveren en wetenschappelijk publiceren binnen de eigen tijd van de docent gebeuren. De AB stelt hier onder meer persoonlijke motivatie en statusverhoging tegenover. Ten slotte waardeert de commissie de ambitie van de instelling om een eigen buslness revrew op te starten, evenals ratingaspiraties op langere termijn. Het is evenwel nog onduidelijk welke budgettaire middelen en mogelijkheden worden voozien voor de uitwerking van deze
plannen. Overwegingen
Alles afwegende besluit de commissie dat niet elke docent een - sterk - academisch profiel heeft - maar dat de globale academische kwaliteit van het team aan de maat is. De commissie hecht veel belang aan de effectieve wijze waarop de instelling kwalitatieve variatie in het docententeam opvangt en de kwaliteit waarborgt. Zij waardeert onder meer de heldere en operationele beschrijving van leerdoelen - ontwikkeld door specialisten en sturend voor de docenten -, gestandaardiseerd didactisch materiaal en een centraal en gescheiden beoordelingssysteem, los van de docent. Verder meent de commissie dat de minder uitgesproken academische kwaliteit ruimschoots wordt gecompenseerd door de sterke praktijkgerichtheid van het team, die door de studenten buitengewoon wordt gesmaakt. De commissie besluit dat het docententeam van deze opleiding zonder meer de lat passeert. Conclusie De commissie beoordeelt het facet 3.3 "Kwaliteit personeel" als voldoende.
Naar het oordeel van de NVAO is in het rapport van de verificatiecommissie deugdelijk en
kenbaar gemotiveerd
op welke gronden het facet kwaliteit personeel voldoende
bevonden. De NVAO beoordeelt het onden¡rerp Personeel na verificatie voldoende.
is
Gerealiseerd niveau (facet 6.1)
pagina 11 van 14
De gerealiseede eindkwalificaties zijn in
overeenstemming
met de
nagestreefde
eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen Bevindingen De commissie heeft de kwaliteit en het niveau van de masterscripties grondig ondezocht op
basis van een steekproef van 25 exemplarenl. De scripties z\n
duidelijk
praktijkgeoriënteerd, maar voldoende geworteld in de wetenschappelijke theorie. Ze sluiten meestal aan bij de persoonlijke beroepspraktijk van de betrokken student, maar de commissie stelt vast dat studenten de eigen werksituatie overstijgen via de veruorven theoretische bagage. Verder stelt de commissie een duidelijke onderzoekgerichtheid vast. De onderzoeksopzet van elke thesis beantwoordt telkens aan een degelijk stramien. Studenten zijn kennelijk goed opgeleid wat betreft onderzoeksmethodologie. Dat blijkt onder meer uit de kwaliteit van de onderzoeksvragen, de onderzoeksopbouw en de conclusies. Studenten moeten verder lid zijn van een universitaire bibliotheek en hebben via de instelling toegang tot diverse elektronische bronnen en software voor statistische venuerking. De commissie stelt vast dat de gebruikte literatuur degelijk is, maar soms - licht - verouderd. Verder hanteren studenten - naast minder kwalitatieve bronnen - ook de betere
tijdschriften binnen
het
vakgebied
en
gebruiken
ze
systematische
en
correcte
bronvermeldingen.
De commissie ondezocht verder de wijze waarop de masterscripties zijn beoordeeld. De toegekende scores beantwoorden in grote mate aan het niveau van elke scriptie. Zwakkere scripties worden laag beoordeeld, sterke scripties worden goed beoordeeld.
De beoordelingsstandaarden worden afgestemd via bijeenkomsten, specifìeke docentenopleiding en een uitgeschreven examenprotocol, dat de commissie kon raadplegen.
De commissie
bestudeerde
ook de
verslaggeving
van
de
afstemmin gsbijeen komsten.
De commissie ondezocht verder de overige toets- en beoordelingsvormen in de afstudeerfase. Studenten worden voorbereid op de scriptie via eindopdrachten per masterclass. De eisen waaraan eindopdrachten moeten beantwoorden en de beoordelingscriteria zijn vastgesteld door de AB. Studenten moeten voor elke eindopdracht een score "voldoende" halen, om te mogen starten met de scriptie.
Verder peilde de commissie nog naar de afstemming tussen de eindkwalifìcaties en de AMBA criteria, meer specifiek wat betreft inter-persoonlijke vaardigheden en teamwotk. Onder meer uit het gesprek met de studenten leidt de commissie af dat de opleiding hieraan
de nodige aandacht besteedt. Een bijzondere moeilijkheid is hier de niet altijd stabiele samenstelling van de masferclasses met een soms wisselend deelnemersveld.
Ten slotte verifieerde de commissie of de opleiding het beoogde niveau gelijkwaardig realiseert in elke vestiging. De instelling beschrijft een specifieke systematiek waarmee zij
een gelijkwaardig niveau in elke vestiging garandeert. Zij noemt onder meer een vaste programmastructuur, gestandaardiseerd didactisch materiaal, afstemmingsbijeenkomsten tussen (kern)docenten en steekproeven door het management. Ook vermeldt de instelling haar specifieke beoordelingssysteem als een belangrijke factor. Dit stoelt op een strikte scheiding - over de vestigingen heen - tussen docent en beoordelaar bij de toetsing en tussen begeleider en beoordelaar bij de scripties. Studenten onderschrijven dit.
1
Conform de NVAO Richtlijn voor de beoordeling van afstudeerwerken tijdens het visitatieproces dd 8 juli 2011.
paginai2vanl4 Zii getuigen bijvoorbeeld hoe de vervanging van tijdelijk añivezige docenten in dit systeem naadloos verloopt, ook wat de toetsing betreft. De commissie formuleert als kanttekening dat de academische vrijheid van de betrokken docent in dit systeem eerder beperkt is. Overwegingen
Alles afwegende besluit de commissie dat de eindkwalificaties zijn gerealiseerd en dat het gerealiseerd niveau van de opleiding aan de maat is. De commissie schonk daarbij uitgebreid aandacht aan de masterscript¡es. Zij hecht veel belang aan de vaststelling dat studenten de ondezoeksmethodologie beheersen en de betere vakliteratuur hanteren. De combinatie met de praktijkgerichte insteek beschouwt de commissie als een meenryaarde.
Ten slotte vindt de commissie de aanpak van de instelling om het niveau te bewaken effectief en geslaagd. De commissie vat samen dat de NCOI - weliswaar binnen haar eigen business model - een gelooñruaardig opleidingsconcept neerzet en hiervoor de nodige evidentie heeft aangeleverd. Conclusie De commissie beoordeelt het facet 6.1 "Gerealiseerd niveau" als voldoende
Naar het oordeel van de NVAO is in het rapport van de verificatiecommissie deugdelijk en kenbaar gemotiveerd op welke gronden het facet gerealiseerd niveau voldoende is bevonden. De NVAO beoordeelt het onden¡verp Resultaten na veriflcatie voldoende.
Advies Op basis van bovenstaande bevindingen stellen de onafhankelijke deskundigen na veriflcatie vast dat de beoordeelde facetten met een voldoende gekwalifìceerd kunnen worden.
Ovenrvegingen
De NVAO heeft
geconstateerd
dat de opleiding
hbo-master Master
of
Business
Administration van de Hogeschool NCOI de basiskwaliteit van de opleiding waarborgt, ook wat betreft de facetten waarover het VB|-rapport onvoldoende duidelijkheid bood. Het advies van het VB|-rapport dat de opleiding accreditatiewaardig is, kan dan ook alsnog worden opgevolgd
pag¡na 13 van
14 Beslu¡t Op grond van het voorgaande besluit de NVAO dat accreditatie wordt verleend aan de hbomaster Master of Business Administration (60 ECTS; varianten: deeltijd, duaal; locatie: Amsterdam, Arnhem, Rotterdam, Eindhoven, Zwolle en Utrecht) van de Hogeschool NCOI te Hilversum. lngevolge het bepaalde in artikel 5a.10, tweede lid, van de WHW heeft de NVAO de directie van de NCOI hogeschool te Hilversum in de gelegenheid gesteld haar zienswijze op het voornemen tot besluit van 17 juli 2O12 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2012 en is van kracht tot en met 31 augustus 2018. Den Haag, 28 augustus 2012 Nederlands- Vlaamse Accreditatieorganisatie
9["
K.L.L.M. Dittrich (voorzitter)
Tegen dit besluit kan op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt bij de NVAO. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken.
pagina 14 van 14
Bijlage: Overz¡cht van beoordelingen door het panel Onderwerp
L Doelstellingen
Facet
1
I
Beoordel¡ng
Beoordel¡ng
door VBI
door VBI
Deeltüd
Duaal
domeinspec¡fieke eisen
1 2 niveau master 1 3 oriëntatie hbo
Beoordeling onderwerp 2. Programma
V
v
G
G
V
V
V
V
V
V
G
G
G
G
V
v
G
G
2 1 eisen hbo 2.2 rclatie doelstellingen
-
programma
2 3 samenhang programma 2 4 studielast
2 5 ¡nstroom 2 6 duur 2.7 afstemming vormgeving en inhoud 2 8 beoordeling en toetsing
Beoordeling onderwerp 3. lnzet personeel
3.'1 eisen hbo 3 2 kwant¡te¡t personeel
3 3 kwaliteit personeel
Beoordel¡ng onderwerp 4. Voorzieningen
4.1 materiële voorzieningen 4 2 studiebegeleid¡ng
Beoordel¡ng onderwerp 5. lnterne kwaliteitszorg
5
I
evaluat¡e resultaten
5 2 maatregelen tot verbeterlng
5.3
betrokkenheid
medewerkers,
studenten, alumni en beroepenveld
Beoordeling onderwerp 6. Resultaten
6.1 gerealiseerd niveau 6 2 onderw¡jsrendement
Beoordeling onderwerp E¡ndoordeel
V
V
Positief
Posit¡ef