Haagse Hogeschool Toets Nieuwe Opleiding Opleiding: HBO Master Facility Management Variant: deeltijd Visitatiedatum: 13 december 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, februari 2007
2/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 11 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 23 25 27 29
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitzorg Condities voor continuïteit
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Eindkwalificaties Facility Management
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
31 32 37 40 41 42
3/50
4/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
5/50
6/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA een Toets Nieuwe Opleiding heeft uitgevoerd voor de Master Facility Management (MFM) van de Haagse Hogeschool (HHS). Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is gestart in november 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 13 december 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: de heer prof. dr. P.S. Zwart (domeinpanellid); de heer J.J.A. Schmitz CFM (domeinpanellid); mevrouw drs. M. Voorthuis (NQA auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief.Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van een tweepuntsschaal (onvoldoende en voldoende) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Haagse Hogeschool is in september 1987 ontstaan als gevolg van een fusie tussen veertien kleinere instellingen voor het hoger beroepsonderwijs in de regio. De hogeschool biedt in totaal 36 hbo opleidingen aan, in voltijd, in deeltijd en in duale vorm. In totaal studeren er circa 17.000 studenten. Sinds de introductie van het Bachelor/Master systeem streeft de Haagse Hogeschool ernaar voor elk bachelordomein een aansluitende hbo masteropleiding te ontwikkelen. De masters dienen qua inrichting aan te sluiten op de onderwijsfilosofie, zoals die is ontwikkeld voor de bacheloropleidingen. Om de doorstroming naar wo-masters te stroomlijnen, is de HHS samenwerkingsverbanden aangegaan met de Universiteit Leiden, de Technische Universiteit Delft en de Open Universiteit. De Haagse Hogeschool biedt momenteel elf masterprogramma’s. Deze zijn ondergebracht in de aparte afdeling ‘Master Studies’, die onderdeel is van de ‘Academie voor Masters & Professional Courses’.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
7/50
In het beleidsdocument van de HHS: het Concept Businessplan 2006-2009 worden de missie, de doelen en de te verwachten resultaten voor de masteropleidingen beschreven. De Haagse Hogeschool omschrijft zichzelf als een moderne kennisinstelling met als belangrijkste taak het opleiden van haar studenten tot gekwalificeerde en onafhankelijke professionals voor de maatschappij en arbeidsmarkt. De master Facility Management is gestart in september 2003 met 11 deelnemers. Op basis van evaluaties bleek echter dat het programma enkele aanpassingen nodig had. Daarom is in september 2004 en 2005 geen intake van nieuwe studenten geweest. In januari 2006 is een tweede cohort gestart in het vernieuwde programma. Eind 2006 hadden zich 10 tot 15 belangstellenden aangemeld. Deze groep bestaat voornamelijk uit alumni van de bacheloropleiding FM van de HHS. De opleiding richt zich op de facility manager, die werkt of wil gaan werken op een strategisch niveau in dit beroepsdomein. De opleiding focust voornamelijk op het managen en richt zich volledig op de uitoefening van het beroep facility manager op masterniveau. Belangrijke facility management functies hebben betrekking op integrale bedrijfsvoering, het optimaliseren van facilitaire processen, innoverend vermogen en verandermanagement. Daarnaast is het van belang dat de facility manager beschikt over sociale en communicatie vermogens die iedere topmanager in een organisatie hoort te hebben. Er is een consortium MFM van de Saxion Hogeschool (locatie Deventer), de Academie Diedenoort FM (locatie Amersfoort/Nijmegen) en Hogeschool Zuyd (locatie Heerlen). Deze opleidingen richten zich specifiek op het domein van de ‘real estate’. De MFM van de Haagse Hogeschool wijkt van deze opleidingen af, evenals de opleidingen in Maastricht en Groningen, die een verdieping geven van facility managent en zich niet specifiek richten op ‘real estate’. 1.3
Werkwijze
De Toets Nieuwe Opleiding van de MFM door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol 2005 (NQA, 2005). De hierin beschreven werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt. NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport van de opleiding gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat zij het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde had bevonden, kon het panel zich gaan voorbereiden op de visitatie. De panelleden bestudeerden het zelfevaluatierapport en bijlagen, formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van
8/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
argumenten en formuleerden vragen. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. Op basis van de uitkomsten van deze vergadering heeft de auditor de opleiding geïnformeerd over de thema’s, die naar verwachting de meeste aandacht zouden krijgen tijdens het bezoek. Hierdoor kon de opleiding zich op een adequate wijze voorbereiden op het bezoek De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het Facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag)indeling van het bezoek door het panel, dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement (2), de docenten en het werkveld en met afgestudeerden en studenten. De afgestudeerden (van cohort 2003) hadden nog het ‘oude’ curriculum gevolgd. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd en gelegd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenoemde ‘schakelmomenten’ ingelast om bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. In het tweede afsluitende gesprek met het opleidingsmanagement heeft het panel nog enkele slotvragen gesteld. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een Facetrapport en een Onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het Facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. In het Onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. De opleiding heeft in januari 2007 een concept van het Facet- en Onderwerprapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn wijzigingen aangebracht. Het definitieve rapport is in februari 2007 door het panel vastgesteld en ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol (NQA, 2005) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
9/50
domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau, benchmarking, generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden of bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. Aangezien geen van deze aspecten voor deze master aan de orde zijn, zijn geen aanvullende teksten geschreven. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een opsomming gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie bij de oordelen op de facetten is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau master en 1.3 Oriëntatie hbo master met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Doelstelling van de opleiding is derhalve positief. 1.5.2 Programma Het panel beoordeelt de facetten 2.1 Eisen hbo, 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma, 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma, 2.4 Studielast, 2.5 Instroom en 2.6 Duur met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Programma is derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Het panel beoordeelt de facetten 3.1 Eisen hbo, 3.2 Kwantiteit personeel en 3.3 Kwaliteit personeel met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Inzet van personeel is derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het panel beoordeelt de facetten 4.1 Materiële voorzieningen en 4.2 Studiebegeleiding met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Voorzieningen is derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt de facetten 5.1 Systematische aanpak en 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg is derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Het panel beoordeelt de facetten 6.1 Afstudeergarantie, 6.2 Investeringen en 6.3 Financiële voorzieningen met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Resultaten is derhalve positief.
10/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie hbo master Totaaloordeel 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur Totaaloordeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrekken van medewerkers,studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Totaaloordeel
1.7
Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de (eventueel) inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5, waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
11/50
12/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
13/50
14/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
voldoende
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o In de MFM worden twee componenten onderscheiden: 1) Facillity en 2) Management. De component Facility staat voor het beheren van huisvesting, services en middelen. De component Management staat voor managementvisies en -technieken. Beide componenten komen samen in de functie van de facility manager. Door middel van de managementvisies en -technieken in een facilitaire context richt de opleiding zich op het strategische niveau van organisaties. Dit in tegenstelling tot de bacheloropleiding FM, die gericht is op het coördinerende niveau van organisaties. De master onderscheidt zich van andere masteropleidingen FM in Nederland door haar keuze voor het strategisch handelen binnen organisaties. o Volgens een aantal beroepsverenigingen, die competentieprofielen voor Facility Management beschrijven, draagt Facility Management bij aan het realiseren en instandhouden van materiële voorzieningen en verzorging ten behoeve van primaire processen binnen organisaties. De master sluit met haar profiel aan bij de beroepsvereniging IFMA Holland, die is afgeleid van de IFMA (International Facility Management Association). Deze organisatie legt een sterke nadruk op ontwerp, beheer en onderhoud van huisvesting. Minder nadruk legt de IFMA op het strategisch management. De IFMA Holland benadrukt dit strategisch management veel meer en omschrijft Facility Management als ‘de vorming van een werkomgeving, welke bijdraagt aan de strategische organisatiedoelen en voldoet aan de bedrijfskundige, sociale, en milieutechnische eisen. Daarbij worden personeel, locaties, kosten en opbrengsten in een integraal managementproces bestuurd’. De MFM sluit zich aan bij deze opvatting. o De opleiding sluit nauw aan bij de eisen die worden gesteld vanuit de Nederlandse beroepspraktijk. De docenten, waarvan de helft werkzaam is in de beroepspraktijk van facility management spelen hierbij een belangrijke rol. Dit geldt ook voor de Advisory Board, die bestaat leden uit het werkveld. o In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding haar competentieprofiel. De afgestudeerde toont durf, overtuigingskracht, samenbindend leiderschap, organisatiesensiviteit, kan innovatief handelen en heeft zelfinzicht. Tevens heeft de opleiding een aantal kennis-, inzicht-, vaardigheids- en houdingseisen geformuleerd.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
15/50
Facet 1.2
Niveau master
voldoende
Criteria - De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o In de geherstructureerde MFM is extra aandacht besteed aan het niveau. Het ‘nieuwe’ programma is verbreed en de vakken verandermanagement en projectmanagement zijn meer geïntegreerd. Zo hoopt de opleiding beter aan te sluiten op de behoeften uit de beroepspraktijk. Ook worden er thans hogere eisen gesteld aan het niveau van de docenten. De ‘oude’ groep is geëvalueerd, gekozen is voor ‘the best in class’. Het panel heeft op basis van de CV’s van de docenten en het met de docenten gevoerde gesprek geconstateerd dat zij veel kennis hebben van de beroepspraktijk en over voldoende theoretische kennis beschikken. o MFM bouwt voort op de hbo bacheloropleiding FM door te streven naar senioriteit van de afgestudeerde. Hij dient als afgestudeerde in staat te zijn om zelfstandig een opdracht te verwerven, buiten zijn eigen organisatie. o De master profileert zich nadrukkelijk als een professional master en onderscheidt zich hiermee van de master of science. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding in een overzichtelijke matrix een overzicht van de Dublin descriptoren voor de hbo master en de kwalificaties van de MFM. Bij elke kwalificatie wordt een relatie gelegd met kennis-, inzicht-, vaardigheids- en houdingeisen waaraan afgestudeerden moeten voldoen. Zij dienen bijvoorbeeld kennis en inzicht te hebben te hebben van strategische ontwikkeling, het aanbod van modaliteiten, aanpalende vakgebieden, veranderingsprocessen, management methodieken, kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksinstrumenten, hun persoonlijk functioneren en communicatiestructuren. o Het panel is van oordeel dat de opleiding haar kwalificaties op een heldere wijze heeft gerelateerd aan de Dublin descriptoren voor het hbo master niveau. Hiermee is het niveau van de master volgens het panel voldoende geborgd.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo master
voldoende
Criteria De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: - zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties - een hbo master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo opleiding vereist is of dienstig is.
16/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o De MFM is gericht op de uitoefening van het beroep van facility manager op masterniveau in het ruimere kader van de organisatiecontext en alles wat daarmee samenhangt. Specifiek voor deze opleiding is dat het studieprogramma is opgebouwd op basis van de verschillende rollen, die een facility manager speelt in de organisatie bij het uitoefenen van het beroep: de facility manager als strateeg, ondernemer, motivator en regisseur. De rollen komen samen in de afgestudeerde master. Hij beheerst de vier rollen en dient dat ook te laten zien. Hij draagt bij aan de vernieuwing van zijn vakgebied onder andere door een Meesterstuk te schrijven. Hij ontwikkelt het vak, de vakgenoten en zichzelf. o Volgens het panel zorgt de opleiding er met behulp van de vier rollen voor dat zij goed aansluit bij de beroepsprofielen en beroepscompetenties uit het relevante beroepenveld. De werkgevers en afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken zijn van mening dat de opleiding een duidelijk toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de bacheloropleiding FM. Zij vertelden het panel dat de afgestudeerde master beter in staat is om strategisch te handelen binnen een organisatie. o Bij de ontwikkeling van het nieuwe programma heeft de opleiding nauwe contacten onderhouden met het werkveld (onder andere via de Advisory Board), bedrijven en organisaties, zowel in de regio als daarbuiten. o De MFM positioneert zich nadrukkelijk als een 'professional' master en sluit aan bij de 'professional' bachelor met ‘professional 'werkervaring. Tegelijkertijd onderscheidt zij zich als ‘professional’ master van de master of ‘science’. o De Advisory Board bestaat uit vier leden uit het werkveld. De Board dient als platform om de noodzakelijke bedrijfs- en academische contacten te onderhouden. Zij is met betrekking tot de herstructurering van de master al enkele malen bij elkaar geweest en is betrokken geweest bij het ontwerpproces. De belangrijkste taken van de Board zijn: het adviseren over ontwikkelingen op het terrein van algemeen management, het management informeren over de ontwikkelingen in het specifieke werkterrein van de MFM en over ontwikkelingen binnen de ‘core’ modules. Tevens dient de Board gastsprekers uit te nodigen voor alumnibijeenkomsten, ‘Staff Development Seminars’, diploma uitreikingen en andere officiële gelegenheden en adviseert zij individuele docenten, indien zij daarom vragen. o Het panel is van oordeel dat de opleiding met haar multidisciplinaire aanpak en haar focus op ‘het strategische’ er in voldoende mate voor zorgt dat de eindkwalificaties van de afgestudeerden goed aansluiten bij de kwalificaties die verwacht kunnen worden van een hbo master FM.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
17/50
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o De opleiding hanteert het uitgangspunt dat studenten van nature zowel cognitief als emotioneel leren en al lerend kennis, inzichten en ervaring verwerven. De opleiding wil studenten direct vanaf het begin leren om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces en om ’eigenaar’ te worden van hun eigen professionele ontwikkeling als facility manager. o Om deze doelstelling te bereiken hecht de opleiding belang aan de combinatie van het bestuderen van literatuur (boeken en recente artikelen), het volgen van werkcolleges en het uitvoeren van praktijkopdrachten. Deze opdrachten zijn belangrijk om studenten in de gelegenheid te stellen om specifieke competenties te oefenen. De studenten met wie het panel heeft gesproken, herkennen deze combinatie van theorie, praktijk en het werken aan hun persoonlijke ontwikkeling en vertelden het panel hieruit een belangrijk leereffect te halen. o Het curriculum is nadrukkelijk vormgegeven vanuit de in het beroepenveld voorkomende taaksituaties. Deze zijn geordend in een aantal rollen: die van de strateeg, de ondernemer, de motivator en de regisseur. In elke rol staat een aantal competenties centraal. De student verwerft bij het zich eigen maken van elke rol inzicht in de invloed daarvan op het totaal van verantwoordelijkheden van een integraal facility manager. De student studeert af als ‘overall facility manager’. In deze functie komen de rollen samen. o Elke module wordt volgens een vast format beschreven in een Modulebeschrijving. In dit document staan beschreven: de docent die de module verzorgt, het startniveau, de volgende module, de inhoud van de module, de leerdoelen en de relatie met de eindtermen van de master, de gehanteerde onderwijs- en werkvorm(en), de onderwerpen die worden behandeld, de verplichte en de keuze literatuur, de SBU, de te toetsen competenties, de minimum score die moet worden behaald en of het een verplichte of keuzemodule betreft. o Het panel heeft op basis van de bestudering van de Modulebeschrijvingen geconstateerd dat de opleiding voornamelijk Nederlandstalige literatuur voorschrijft. Zij heeft dit aan het management voorgelegd. Een verklaring die het management hiervoor geeft is dat er weinig relevante Engelstalige literatuur aanwezig is in het
18/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
o
betreffende domein. Het panel kan deze verklaring onderschrijven. Een andere verklaring van het management is dat studenten de voorkeur geven aan Nederlandstalige literatuur. Het panel vindt dat dit argument geen grote rol mag spelen bij hbo masterstudenten. De opleiding is dit met het panel eens, zeker gelet op de toename van de internationalisering binnen bedrijven en zal in de nabije toekomst meer Engelstalige literatuur gaan gebruiken. Tevens zal zij initiatieven nemen om met gelijkwaardige opleidingen in het buitenland te gaan samenwerken. De master heeft als gevolg van het hogeschoolbeleid geen ‘eigen’ lector. Wel ‘maakt zij gebruik’ van de lector uit het consortium.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
voldoende
Criteria - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o Het curriculum is, zoals al beschreven bij facet 2.1 vormgegeven volgens vier in de beroepspraktijk voorkomende rollen. Uitgegaan wordt van de in het beroepenveld voorkomende taaksituaties. Elke rol wordt geoefend in een aantal modules. Toetsing vindt plaats door middel van een praktijkopdracht, een tentamen en/of seminar en een Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). Kennis en inzicht worden getoetst met behulp van tentamens. o In een matrix in het zelfevaluatierapport geeft de opleiding de relatie weer tussen de modules van het programma en de daarbij behorende competenties. Zo maakt zij zichtbaar in welke modules welke competenties worden onderwezen. o Door middel van de praktijkopdrachten wordt de samenhang tussen de theorie en de praktijk versterkt. In een bijlage bij het zelfevaluatierapport heeft de opleiding de praktijkopdrachten beschreven. In deze opdrachten zijn onderzoekscomponenten opgenomen. In de eerste praktijkopdracht wordt aan studenten gevraagd om een strategisch onderzoek uit te voeren. In de tweede opdracht wordt gevraagd om te onderzoeken op welke wijze veranderingen in de eigen organisatie doorgevoerd kunnen worden. De volgende opdrachten hebben betrekking op financiële- en personeelsplanning. In de praktijkopdrachten wordt getoetst of de student vanuit een toekomstvisie in complexe situaties verschillende oplossingsrichtingen kan bedenken voor een organisatie. Daarnaast wordt door de student meer projecten tegelijkertijd te laten uitvoeren getoetst of hij meerdere projecten tegelijkertijd kan aansturen. In de praktijkopdrachten wordt aan de studenten tevens gevraagd om een beheersmatige onderbouwing te geven. Hiermee wordt getoetst of studenten in staat zijn om een integrale verantwoordelijkheid te dragen. De persoonlijke groei van de student wordt getoetst door het POP.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
19/50
o
o
o o
20/50
De student sluit de opleiding af met de Meesterproef. Deze bestaat uit drie onderdelen: het schrijven van een business report en een artikel en de verdediging van de Meesterproef (in totaal 15,4 EC: 430 SBU: 280 voor het business report en 150 voor het artikel). Voor het business report, het artikel en de verdediging zijn volgens het panel heldere eisen en criteria beschreven voor de opzet en de uitvoering ervan. Het business report wordt in tweetallen gemaakt. De opleiding heeft hier bewust voor gekozen vanwege het leereffect dat het samen aan iets werken heeft. Het management heeft het panel na enige twijfel overtuigd dat dit leereffect daadwerkelijk wordt gerealiseerd en dat beide studenten in voldoende mate een bijdrage hieraan leveren. Een belangrijk aspect hierbij is dat het om ‘oudere’ studenten gaat, die al een aantal jaren werkzaam zijn in de beroepspraktijk. De student moet in het business report in elk geval laten zien dat hij (weliswaar in samenwerking met een collega-student), in staat is om een zelfstandig onderzoek uit te voeren. De proef dient opgebouwd te zijn uit een probleemdefinitie en een theoretisch kader. Tevens dienen de relevantie voor het beroep of de beroepspraktijk, de toegepaste onderzoeksmethodologie, de informatiebronnen, een analyse, conclusies en aanbevelingen te worden beschreven. Het tweede deel van het Meesterstuk is een publicabel artikel van maximaal 2500 woorden, dat de student individueel maakt en dat kan worden gepubliceerd in een Nederlandstalig tijdschrift. Met name door deze activiteit, en overigens ook door middel van andere opdrachten die de student tijdens de opleiding maakt, wordt het individuele niveau van de studenten volgens het panel voldoende geborgd. Beoordelaars van het artikel zijn de supervisor, een docent en een externe redacteur (van het tijdschrift). Ten derde is er de individuele verdediging van het Meesterstuk. Ook hiervoor zijn aandachtspunten geformuleerd. Het eindcijfer van het Meesterstuk wordt voor 60% bepaald op basis van het Businessreport, voor 30% op basis van het artikel en 10% op basis van de verdediging. Het panel heeft een aantal Meesterproeven uit de ‘oude’ opleiding bekeken en was tevreden over het niveau. De opleiding beschikt (nog) niet over een examencommissie. Wel heeft zij een Examination Board, die toezicht houdt op de kwaliteit van de toetsen. Het panel constateert dat de opleiding er goed in is geslaagd om door middel van haar werkvormen en toetsing de door haar geformuleerde leerdoelen en eindkwalificaties te realiseren en deze te borgen.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
voldoende
Criteria - Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o Het curriculum van de MFM is gebaseerd op de functie van integraal facility manager van een middelgroot bedrijf. Deze functie wordt in de opleiding getypeerd in vier rollen (zie ook de facetten 2.1 en 2.2). Na afronding van de opleiding dient de afgestudeerde flexibel om te kunnen gaan met het wisselen van rol, indien de werkplek dat vraagt. Deze rollen zijn belangrijke voor het realiseren van samenhang van het programma, dat een vaste structuur heeft in modules. De modules vormen de leidraad van het curriculum en zorgen voor een samenhangend programma. o Docenten die bij de desbetreffende rol betrokken zijn, nemen deel aan een programmaoverleg, dat onder leiding staat van de kerndocent. Deze docent voert minimaal eenmaal voor aanvang van het semester overleg met de andere docenten en tijdens het semester zovaak als nodig is. Hij dient tevens door zijn instructies aan de (gast)docenten het overzicht over de rol te behouden. De coursemanager is uiteindelijk verantwoordelijk voor de samenhang binnen de rollen en het programma in zijn totaliteit. o Volgens het zelfevaluatierapport functioneert de samenhang in de rol ondernemer nog niet optimaal: de inroostering van het programma was nog niet helemaal goed. Pas na het ontwikkelen van het bedrijfsplan werd de module strategisch management gedoceerd. Dat bleek te laat en wordt thans veranderd. o Het panel constateert dat de vormgeving van het onderwijs door middel van rollen een goede manier is om samenhang te realiseren. Ook vindt zij de borging van de samenhang door de vaste structuur in modules voldoende. Echter, door het feit dat een aantal docenten een aanstelling heeft voor de duur van de module, ligt er een grote verantwoordelijkheid voor deze borging bij de kerndocenten en de coursemanager.
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criteria - Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o Het programma wordt uitsluitend als deeltijdopleiding aangeboden. De minimale studieduur is twee jaar en omvat 80 effectieve lesweken met een gemiddelde studieduur van 21 uur per week.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
21/50
o
o
o
Er is wekelijks één dag les van zes uur. Het totale aantal contacturen van 306 uur wordt zodoende in 50 weken gepland en geeft een speling van 30 weken, waarin examens, projectwerk en thesis worden gepland. De maximale omvang van opdrachten en examens is gerelateerd aan het aantal EC per module. Een overzicht van de aantallen EC is vermeld in het Student Handboek. De studenten met wie het panel heeft gesproken, hebben laten weten dat zij in het algemeen de genormeerde SBU uren nodig hebben en gebruiken.
Facet 2.5
Instroom
voldoende
Criteria - Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectiecriteria). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o In het Studentenstatuut 2006-2007 van de HHS is een Reglement In- en uitschrijving opgenomen, dat wordt gebruikt door de MFM. o Om toegelaten te worden tot de master moet er een redelijke verwachting zijn dat een student de doelstellingen van het programma kan volbrengen en de standaard voor een masterdiploma moeten kunnen realiseren. o De instroomeisen zijn: een bachelordiploma FM of een daaraan gelijkwaardig programma (in dit geval dient de bachelor aan te tonen dat hij over voldoende kennis van FM beschikt) en ten minste drie jaar relevante werkervaring. o De selectieprocedure wordt uitgevoerd door de centrale unit: de HHS Master Studies. De procedure omvat een diepte-interview van de kandidaat met de coursemanager. In het gesprek worden de door de kandidaat-student aangeleverde stukken geverifieerd, evenals zijn werkervaring, zijn gerealiseerde bachelor niveau, zijn communicatievaardigheden en motivatie. Verder komen in het gesprek aan bod: de vooropleiding, de algemene situatie van de organisatie en de bedrijfstak waarin de kandidaat werkzaam is. Tevens dient hij te kunnen reflecteren op de situatie van zijn organisatie en zijn eigen functie en taken hierbinnen en wordt hem gevraagd naar de resultaten die hij verwacht van de opleiding. o Voor de intake wordt een inschrijfformulier gebruikt, met als bijlage een beschrijving van de kandidaat over zijn huidige werkkring en zijn motivatie. Het panel heeft een aantal van deze beschrijvingen gezien en vond dat deze er degelijk uitzagen. o Het panel stelt vast dat de intakeprocedure goed verloopt. De procedure is helder en de uitvoering ervan functioneert goed. Studenten met te weinig ‘bagage’ worden daadwerkelijk vooralsnog niet toegelaten. De studenten met wie het panel heeft gesproken hadden echter voorafgaand aan het intakegesprek meer duidelijkheid willen hebben over de criteria die worden gehanteerd voor toelating tot de master. Dat wil zeggen een afgeronde bacheloropleiding en drie jaar ervaring in het werkterrein van facility management.
22/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo master: minimaal 60 studiepunten (EC). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o De opleiding wordt uitsluitend in een parttime variant van twee jaar aangeboden. De minimale studieduur is aldus twee jaar. o Het totale aantal studiepunten is 60 EC’S. De totale studielast is 1680 uur. Deze uren zijn verdeeld over de vier rollen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
voldoende
Criteria De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel: - het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o In het zelfevaluatierapport wordt een overzicht gegeven van de huidige 17 teamleden van de opleiding. De teamleden zijn interne of externe docenten. De interne docenten zijn in vaste dienst bij de HHS en zijn op detacheringsbasis aan de opleiding verbonden. De externe docenten hebben een tijdelijk contract. Van de 17 docenten zijn er negen doctorandi, één is ingenieur en vijf hebben een mastertitel. Drie docenten zijn bezig met een promotietraject. Docenten worden ingehuurd per module. Dit geldt zowel voor de interne als voor de externe docenten. Daarnaast werkt de opleiding met gastdocenten en kerndocenten. Zij zijn de ‘trekkers’ van de verschillende rollen. o Een belangrijk criterium voor de selectie van de docenten is een goede balans tussen academische kennis en ervaring op managementniveau op het terrein van FM en dan met name strategische besluitvorming. o Aan het einde van elke module worden docenten beoordeeld met behulp van studentenevaluaties. Streefdoel is een score van 8 op een tienpuntsschaal. Indien een docent ‘niet bevalt’, wordt hij niet nogmaals gevraagd de module te verzorgen. o De opleiding kiest er bewust voor om te werken met een groot aantal docenten om zoveel mogelijk verschillende invalshoeken van het vak aan bod te laten komen.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
23/50
o
o
Uit de door het panel bestudeerde CV’s van de docenten blijkt dat een groot deel van de docenten werkzaam is in de beroepspraktijk van FM. Zij hebben tevens ruime ervaring in het ontwerpen en implementeren van post hbo opleidingen. De gastdocenten beschikken uiteraard over een ruime werkervaring. Het panel heeft onder andere op basis van het gesprek met vier docenten vastgesteld, dat zij over ruime ervaring en/of kennis van het werkveld beschikken en goed in staat zijn om in hun onderwijs een verbinding te leggen met de beroepspraktijk.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criteria - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o De master maakt gebruik van het Personeelsplan van de HHS. o Zoals al beschreven bij facet 3.1 bestaat het huidige docentencorps uit 17 mensen, onderscheiden in interne en externe docenten (zie facet 3.1). o In principe wordt gestreefd naar de beschikbaarheid van1fte voor 15 studenten. Gelet op de cursusduur van twee jaar is dit 0,5 fte’s per jaar. o In het eerste jaar (2003) is gestart met een groep van 11 deelnemers met een totaal aan 10 docenten. o De opleiding is van oordeel dat zij over voldoende capaciteit aan docenten beschikt. Het panel is het hiermee eens. o Eenmaal per jaar is er een algemene docentenvergadering om het totale programma af te stemmen. Per rol vindt er minimaal één overleg plaats tussen docenten onderling, onder leiding van de coursemanager.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Criteria - Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o Het beroep van facility manager kenmerkt zich volgens het management van de opleiding door ‘doeners’. Desondanks stelt het management aan docenten de eis dat zij zowel beschikken over een academische achtergrond als over relevante professionele kwalificaties. Een academische achtergrond definieert de opleiding als ‘een afgeronde studie op minimaal masterniveau’. Met een professionele achtergrond
24/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
o
o o
o
wordt minimaal drie jaar actuele ervaring op senior-managementniveau in het vakgebied facility management bedoeld. Het panel heeft de CV’s van de docenten bestudeerd en heeft geconstateerd dat de docenten daadwerkelijk aan de eisen die het management stelt voldoen. Echter, zij vindt het jammer dat er tot op heden geen gepromoveerde docenten aanwezig zijn. Volgens het management van de opleiding zijn er nauwelijks PhD's in de facilitaire research. Het panel is verheugd over het feit dat er drie docenten bezig zijn met een promotietraject. Zij hecht hier veel belang aan, met name omdat de opleiding niet beschikt over een ‘eigen’ lector. Eén docent heeft wel jarenlange ervaring met het begeleiden van studenten aan de Open Universiteit bij het schrijven van een scriptie. De opleiding is bezig om de kennis van onderzoeksvaardigheden binnen het team nog beter te waarborgen door contacten met de universiteit van Delft. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling. Minimaal eenmaal per jaar wordt een ‘Staff Development Seminar’ (SDS) georganiseerd, met zowel een academisch als een sociaal doel. Tien procent van de tijd besteden de interne docenten aan deskundigheidsbevordering. Van de docenten die niet in dienst zijn van de HHS, wordt bijgehouden op welke wijze zij zich bijscholen in hun vak. Studentoordelen door middel van module-evaluaties kunnen leiden tot bijscholingstrajecten. De studenten met wie het panel heeft gesproken toonden zich tevreden over de kwaliteit en het (kennis)niveau van de docenten. Uit de nieuwe module-evaluaties, die zijn afgenomen onder studenten uit cohort 2006 blijkt dat zij in het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Het panel is van oordeel dat de docenten over voldoende academische, onderwijskundige en vakinhoudelijke kennis van de beroepspraktijk beschikken om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Zij vindt wel dat het management er goed op toe moet zien dat die docenten die bezig zijn met hun promotietraject dat ook daadwerkelijk afronden, waardoor de kennis van methoden en technieken van onderzoek en onderzoeksvaardigheden goed kunnen worden geborgd in het programma.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
voldoende
Criteria - De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o De opleiding is gehuisvest in een apart deel van het gebouw van de HHS, dat is gereserveerd voor de Contract Unit, waarvan de MFM deel van uitmaakt.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
25/50
o
o
o o o o o o
De studenten beschikken over een eigen intranet omgeving en een supportdesk, die geopend is van 9.00 tot 22.00 uur. Er is een speciale helpdesk voor ict problemen. Studenten kunnen met behulp van SURFnet@ thuis, tegen geringe kosten gebruik maken van internet. Alle master Studies hebben 'state of the art' audio en video apparatuur, een draadloos Internet en laptop computers. Studenten en docenten kunnen gebruik maken van Blackboard. Verder hebben zij de beschikking over aparte computerlokalen. Studenten FM beschikken over een grote ‘oefenkeuken’, met name bedoeld voor de bachelorstudenten. Studenten kunnen gebruik maken van een bibliotheek met ongeveer 60.000 titels. Op hogeschoolniveau is er een International Office, waar studenten terecht kunnen met vragen over het buitenland. Verder is er een restaurant en een café, dat gerund wordt door studenten van de bacheloropleiding FM. Ook zijn er sport en fitness faciliteiten. Studenten en afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken toonden zich tevreden over de voorzieningen. Het panel heeft onder andere op basis van een rondleiding geconstateerd dat de voorzieningen van een voldoende niveau zijn.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criteria - Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o Aan het begin van de opleiding wordt er een startbijeenkomst voor studenten georganiseerd. Zoals al beschreven bij facet 4.1 hebben studenten goede mogelijkheden om zich tijdens de studie digitaal te laten informeren. Actuele informatie krijgen studenten ook tijdens bijeenkomsten met de vaste docenten, via de nieuwsbrief die zij in hun postvak, via de e-mail of via Blackboard ontvangen. o De studievoortgang van de studenten zal vanaf september 2007 geregistreerd worden met behulp van Osiris en worden verzorgd door het Master Studies Front Office. o De studiebegeleiding is in principe de taak van de interne docenten en is vanwege de kleinschaligheid van de opleiding informeel van aard. Deze kleinschaligheid draagt direct bij aan een persoonlijk contact tussen docenten en studenten. Studenten kunnen, indien zij studiebegeleiding wensen, een direct beroep doen op docenten of de coursemanager, zowel tijdens kantooruren als lesavonden. Ook kunnen zij gebruik maken van de centrale diensten van de HHS. o Docenten dienen volgens de richtlijnen van de opleiding snel e-mails van studenten te beantwoorden. Het panel heeft op basis van het gesprek met de studenten geconstateerd dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. o Studenten toonden zich ook tevreden over de begeleiding in het algemeen.
26/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Systematische aanpak
voldoende
Criteria - Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o De opleiding gebruikt een aantal instrumenten om haar onderwijs periodiek te evalueren: module-evaluaties, focusgroups, een instroomevaluatie en een end-ofstudy evaluatie. In de module-evaluaties komen aan de orde: de aangeboden kennis, kunde en de relevantie van het cursusmateriaal, de effectiviteit van het leerproces, de toereikendheid van de cursusondersteuning en het management en de organisatie van het programma. o De verantwoordelijkheid voor het plannen en uitvoeren van de evaluaties ligt bij de coursemanager. o Streefdoel van het management voor de resultaten van de evaluaties van alle Master Studies binnen de hogeschool is 7,5 op een tienpuntsschaal. De MFM hanteerde echter tot op heden een streefdoel van 7,0 op een tienpuntsschaal. In 2006 is het streefdoel opgehoogd naar 8 of meer op een tienpuntsschaal. Het panel waardeert deze beslissing. Het streefsuccespercentage in de geplande studietijd is 80%. o De module-evaluaties werden tot voor kort ‘online’ georganiseerd. Door een te lage respons worden deze thans weer op papier uitgevoerd. De coursemanager bespreekt de resultaten van de evaluaties met de desbetreffende docent(en). Indien nodig wordt een verbeterprocedure ontwikkeld. Zo wordt volgens haar, weliswaar informeel, de PDCA cyclus toegepast. Eenmaal per jaar worden alle moduleevaluaties gepubliceerd en bediscussieerd in de Course en Review Board. Voorzitter van dit overlegorgaan is de coursemanager. Andere leden zijn docenten, externe examinatoren, een academisch adviseur en enkele externe adviseurs. De Board heeft de expliciete taak om de kwaliteit en de relevantie van alle modules te waarborgen. o Per cohort wordt aan het eind van elk semester een focusgroup georganiseerd. Hierin bespreekt de coursemanager gedurende een uur met een afvaardiging van studenten de kwaliteit van het onderwijs. Hiervan wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Dit wordt eveneens besproken in de Course and Review Board. o Eenmaal per jaar wordt een instroomevaluatie afgenomen: vier maanden na aanvang van de opleiding en aan het eind een end-of-study evaluatie. Deze evaluatie heeft betrekking op de opleiding als geheel. Eenmaal per jaar wordt het hele programma besproken in de Course en Review Board. Dit is voor het eerst gebeurd in 2003. De tweede Board zal in verband met de doorstart van de opleiding bijeengeroepen worden in het voorjaar van 2007.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
27/50
o
o
De cousemanager roept de Course en Review Board naar behoefte bijeen, doch minimaal eenmaal per jaar. Zij informeert de Raad over programma-activiteiten, ontwikkelingen in het beroepenveld, curriculumaanpassingen, voorstellen tot moduleontwikkelingen en aanpassingen hierin en over de resultaten van de evaluaties. Verder geven leden van de Course and Review Board gevraagd en ongevraagd advies over gewenste curriculumwijzigingen en wijzigingen in specifieke modules en/of de uitvoering daarvan. Het panel is van oordeel dat de opleiding systematisch evaluaties afneemt en op deze wijze systematisch aandacht besteedt aan de kwaliteitszorg. Zij waardeert de variëteit aan instrumenten, die worden gebruikt ten behoeve van de bewaking van de kwaliteit van de opleiding en hoge streefdoel van 8,0 dat de opleiding ten aanzien van de resultaten van de evaluaties hanteert.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers,studenten, alumni en het voldoende beroepenveld
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o Betrokkenen bij de kwaliteitszorg van de opleiding zijn: studenten, docenten, alumni, de Course- en Examination Board, de Course en Review Board en de Advisory Board. Dit laatste orgaan geeft de opleiding, minimaal éénmaal en maximaal twee maal per jaar adviezen. o Studenten en docenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg via de moduleevaluaties. De alumni zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door de end-of-study evaluaties. En het werkveld door participatie in de Advisory Board. o De directeur van de Master Studies is verantwoordelijk voor de beleidsmatige aansturing van de kwaliteitzorg; de coursemanager voor het verzamelen van evaluatiegegevens over de opleiding, het voorleggen van de resultaten aan de verschillende Boards en het doorvoeren van verbetermaatregelen. Vanuit de afdeling Contractonderwijs is een medewerker kwaliteitszorg beschikbaar, die de integrale kwaliteitszorg van de master ondersteunt. o De opleiding is bezig met de oprichting van een opleidingscommissie. Hiervoor zijn reeds richtlijnen opgesteld.
28/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Onderwerp 6
Facet 6.1
Condities voor continuïteit
Afstudeergarantie
voldoende
Criteria - De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o De ‘Academie voor Masters en Professional Courses’ van de HHS, waar de opleiding deel van uitmaakt, heeft een gezonde financiële basis, zo blijkt uit het Jaarverslag 2005. Goed lopende opleidingen vormen een buffer voor de minder draagkrachtige opleidingen en programma’s, zo heeft het management het panel laten weten. Hiermee kan de HHS (Master Studies) studenten van de master FM een afstudeergarantie bieden. o De afstudeergarantie is opgenomen in het Student Handboek. Hieruit blijkt dat de studenten tot 2 jaar na de officiële afstudeerdatum van het betreffende cohort kunnen afstuderen.
Facet 6.2
Investeringen
voldoende
Criteria - De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o In een bijlage bij het zelfevaluatierapport is een Standaardbegroting voor het berekenen van de kosten en lasten per cursus per groep opgenomen. De begroting is ingevuld voor het cohort 2006, uitgesplitst naar het jaar 2006 en 2007. Onderscheiden worden: de personele lasten, diensten van derden, overige lasten, huisvesting en overhead. o In het zelfevaluatierapport wordt een overzicht van de ontwikkelkosten voor de korte termijn gegeven. Hierin zijn opgenomen in totaal 36.000 euro voor de accreditatie, 15.000 euro voor de herstructurering en 2.000 euro onvoorzien. Het totale budget bedraagt 53.000 euro. o Het panel beoordeelt de investeringen voldoende om de opleiding te realiseren.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
29/50
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
voldoende
Criteria - De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: o In het zelfevaluatierapport is een zinsnede opgenomen, waarin wordt gesteld dat de HHS zich garant stelt voor de financiële verplichtingen van Master Studies. Hiermee toont de opleiding volgens het panel aan dat de financiële voorzieningen voor eventuele aanloopverliezen voldoende worden gedekt.
30/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
31/50
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
32/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
33/50
34/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
35/50
36/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. M.E. Voorthuis
Panellid domein: De heer J.J.A. Schmitz CFM
Panellid, onderwijs: De heer prof.dr. P.S. Zwart
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Visitatiedeskundigheid
X
X
X X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Prof.dr. P.S. Zwart De heer Zwart is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van Bedrijfskunde en Economie en Marketing en Marketingonderzoek en zijn onderwijsdeskundigheid in het bijzonder. Met zijn ervaring in het opzetten van een universitair traject Bedrijfskunde en Economie en zijn status als bijzonder hoogleraar heeft hij een uitstekende onderwijskundige werkvelddeskundigheid. Opleiding: Bedrijfskunde en Economie aan de Universiteit van Groningen Werkervaring: 1971 1983
1985 1990
Docent Marketing and Marketing Onderzoek; doctoraat Economie (MA), Universiteit van Groningen Assistant professor of Marketing Research; Ph.D in Economics Promotieonderzoek: Beslissingsproces van kleine ondernemers: een toepassing in de drogistenbranche Associate professor of Marketing Research Professor Economie van het Midden- en Kleinbedrijf
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
37/50
De heer J.J.A. Schmitz Certified Facility Manager (CFM) De heer Schmitz is ingezet als panellid vanwege zijn grote domeindeskundigheid en internationale ervaring in dit werkveld. De heer Schmitz heeft een uitgebreide expertise op het gebied van alle aspecten van facilitair management. Hij heeft door werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Opleiding: 1975 1979 1981 – 1983 1986 1986 – 1995 1995 1998 2006 Werkervaring: 2001 – heden 1996 – 2001 06/’92 – 12/’92 1988 – 1992 1979 – 1988
Diversen: 1990 – 1994 1993 – 1994 1999 – heden ‘00, ‘01 en 07’ 2000 – 2003 09/’00 – heden 2004 – heden 2005 – heden Vanaf 2007
38/50
Diploma Atheneum A, Aloysiuscollege ’s-Gravenhage Diploma Hogere Hotelschool ’s-Gravenhage, Financieel Economische richting UVA, avondstudie bedrijfseconomie (niet afgerond), NIVE, commercieel onderhandelen Diverse interne bedrijfsworkshops KLM en Hoogovens IJmuiden KPMG, resultaatgericht managen Management Studiecentrum, Zelfsturende Teams in de Zorg Certified Facility Manager (CFM)
Directeur Facilitair Bedrijf UMC St Radboud Hoofd Facilitaire Dienst Ziekenhuis Rivierenland Tiel Algemeen (en statutair mede-)directeur van Catering Partners Holland BV, joint venture tussen Hoogovens Groep BV en Eurest Nederland BV Hoogovens IJmuiden BV, Hoofd afdeling Restauratieve Voorzieningen tevens chef kantinedienst, inclusief begeleiding organisatie naar zelfstandigheid KLM, diverse functies. Vanaf 1980 catering services, afdeling boordverstrekkingen, vanaf 1984 plaatsvervangend hoofd cateringcontracten Europa, Afrika, Noord-, Midden en Zuid-Afrika, vanaf 1986 paatsvervangend hoofd afdeling Catering, vanaf mei 1989 tevens chef Kantinedienst
Bestuurslid Stichting Vrije School Amstelveen, Parcivalschool (Secretaris) Bestuurslid Stichting Vrienden van de Vrije School Amstelveen (Penningmeester) Buitengewoon Ambtenaar Burgerlijke Stand binnen de gemeente Echteld Docent Regionaal Opleidingen Centrum Arnhem, Rijn IJssel College Arnhem, cursus Facilitaire Dienstverlening II (post mbo-niveau) Lid bestuur Parochiële Caritas Instelling Tiel (Parochie H. Dominicus) Bestuurslid Stichting Antroposofische Ouderenzorg Voorzitter Stichting Antroposofische Ouderenzorg Auditor NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen) Voorzitter FMN Kring Zorg
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senioradviseur en - onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenomeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs. Opleiding: 1973 1985 1989 1992 1995 2000
Diploma Pedagogische Academie Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ Training Krauthammer International Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring: 1973 - 1977 1985 - 2002 2002 - 2004 2004 - heden 2005
Basisonderwijs SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg Netherlands Quality Agency Vanuit NQA gedetacheerd bij de Qality Assurance Netherlands Universities (QANU)
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
39/50
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Tijdstip 09.00 - 09.15 uur Aanwezig namens HHS
09.15 - 10.30 uur 10.30 - 11.15 uur Aanwezig namens HHS
11.15 - 12.15 uur Aanwezig namens HHS
12.15 - 12.45 uur Aanwezig namens HHS 12.45 - 13.30 uur 13.30 - 14.00 uur Aanwezig namens HHS 14.00 - 14.30 uur Aanwezig namens HHS
14.30 - 16.30 uur 16.30 - 17.00 uur 17.00 - 17.15 uur
40/50
Programmaonderdeel Ontvangst Martin Wiersma, directeur Academy Masters & Professional Courses Leen Kroon, Manager Masters Janneke Hoving, Course Manager MFM Materiaalbestudering en paneloverleg Werkveld en afgestudeerden Werkveld dhr. L. van der Horst (CV hierbij) dhr. P. Hunnego (lid adviesraad, CV in bijlagen rapport) dhr. H. Bloemen (lid adviesraad, CV in bijlagen rapport) Afgestudeerde Els Peters Opleidingsmanagement Martin Wiersma Leen Kroon Janneke Hoving Studenten dhr. R. Waalwijk (CV in bijlagen rapport) mv. H. Visser (CV in bijlagen rapport) Lunch/paneloverleg Rondleiding Leen Kroon Janneke Hoving Docenten mevr. K. Aba (CV in bijlagen rapport) dhr. A. Leferink (CV in bijlagen rapport) hr. M. Geerdink (CV in bijlagen rapport) Paneloverleg Tweede gesprek met het Opleidingsmanagement Afsluiting
Deelnemers Panelleden
Zaal
Panelleden
Panelleden
Panelleden
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
o
Afstudeeropdrachten
o
HOP6
o
Inschrijfformulieren
o
Brochures van MFM en andere Masters
o
Haagse Medewerker/ HRM Beleidsplan 2005-2008
o
Haags Masterbeleid 2006
o
Businessplan Academy for Masters & Professional Courses 2006 -2009
o
Marketingplan Master Studies 2006
o
(vrijwel) alle literatuur
o
Voorbeelden van (praktijk)opdrachten
o
Voorbeelden van uitwerkingen van (praktijk)opdrachten
o
Draaiboeken voor de vier rollen
o
Vaktijdschriften
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
41/50
Bijlage 5:
Eindkwalificaties Facility Management
De master FM van de HHS heeft het volgende competentieprofiel: De afgestudeerde toont durf Hij gaat risico's aan om een bepaald herkenbaar voordeel te behalen, ook als dit nadelige gevolgen kan hebben voor de eigen positie in de organisatie. Hij durft vanuit een toekomstvisie strategische organisatiedoelen te vertalen naar lange termijndoelen voor de facilitaire organisatie. Hij durft, rekeninghoudend met de trends en externe ontwikkelingen, verschillende scenario’s te ontwikkelen en de consequenties daarvan te communiceren aan bestuurders. Hij durft daarbij integrale verantwoordelijkheid te nemen voor effectiviteit, kwaliteit en kostenefficiëntie. De afgestudeerde toont overtuigingskracht Gedrag dat er op gericht is anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en instemming te krijgen met bepaalde plannen, ideeën en producten. Hij gebruikt overtuigende argumenten bij het uitbrengen van advies aan bestuurders over veranderingen in de samenstelling van een facilitair assortiment, de organisatorische vormgeving of de procesbeheersing. Hij weet anderen voor zijn ideeën te winnen doordat hij op basis van onderzoek naar doelen, behoeften, organisatiekenmerken, financiële en andere randvoorwaarden aansprekende argumenten kan formuleren. Daarom is inzicht in het opzetten en (doen)uitvoeren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek noodzakelijk. De afgestudeerde toon samenbindend leiderschap Het geven van richting en sturing aan een groep ondermeer door het stellen van doelen. Met inzet van de juiste mensen hoogwaardig facilitair assortiment te bieden aan de klant is het doel. Om dit doel te bereiken kan hij conceptueel en praktisch gestalte geven aan een goed functionerende interface tussen facilitaire dienstverlening en het primaire proces of andere afnemers. Door ontwikkelingen in de omgeving zal ook de facilitaire organisatie en/ of het facilitaire assortiment zich ontwikkelen. Het is belangrijk dat de gekozen richting gecommuniceerd wordt met de medewerkers; mensen motiveren, stimuleren en enthousiasmeren, om zich gezamenlijk in te spannen voor de ingezette richting. Coachen en begeleiden van medewerkers is daartoe noodzakelijk. De afgestudeerde toont organisatiesensitiviteit Onderkent invloeden en gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op andere onderdelen van de organisatie. Vanuit goed ondernemerschap voelt hij zich integraal verantwoordelijkheid voor de belangen van de organisatie. Hij heeft een antenne voor veranderingen in de omgeving die van invloed zijn op de organisatie en mogelijke effecten van deze veranderingen kan hij vertalen voor de facilitaire organisatie. Hiertoe moet hij het proces van strategische planning kunnen uitvoeren. Bovendien moet hij draagvlak voor de ingezette veranderingen kunnen creëren.
42/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
De afgestudeerde kan innovatief handelen Gedrag dat er op gericht eigen innovatievermogen te vergroten en anderen te stimuleren tot creatief denken. Een omgevingsbewuste en innovatieve houding is nodig bij het formuleren van ideeën, uitgangspunten en doelstellingen. Om het eigen innovatievermogen te vergroten is het noodzakelijk kennis te nemen van de FM trends en ontwikkelingen in de (internationale) beroepspraktijk. Conceptueel oplossingsgericht denken en handelen op basis van uiteenlopende scenario’s is noodzakelijk. Daarbij beheerst hij managementmethodieken om een omgeving te creëren waarin mensen worden gestimuleerd tot creatief denken en waarin innovaties kunnen worden geïmplementeerd. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van aanbodmodaliteiten op basis van klantbehoefte en organisatiebehoefte en aan de beroepsontwikkeling in zijn geheel. De afgestudeerde heeft zelfinzicht Zoekt actief naar persoonlijke feedback. Stelt zich kwetsbaar op. Laat zien over een reëel inzicht in de eigen sterke en zwakke punten te beschikken. Zelfinzicht is ook nodig om te kunnen leren; zonder zelfinzicht in onderliggende motieven, overtuigingen en gevoelens is het voor mensen moeilijk om hun houding en gedrag structureel te veranderen. Kennis van eigen gedrag en het effect ervan op anderen vormen een stevige basis voor een loopbaanontwikkeling. Om leiderschap te tonen of strategisch beslissingen te durven nemen is het nodig om te kunnen gaan met onzekerheden. Dit vergt een redelijke mate van emotionele stabiliteit. Door bewustwording van eigen kennis en eigen kunnen zal iemand zich kunnen ontwikkelen tot een stabiele persoonlijkheid. Dit competentieprofiel is uitgewerkt in eisen van de opleiding ten aanzien van kennis, vaardigheid en houding. En die eisen vormen samen het raamwerk van de opleiding.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
43/50
Masterniveau In termen van de ‘Dublin descriptoren’ wordt het MFM eindniveau, in profiel en programma, als volgt gewaarborgd: Kennis- en inzichtseisen De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. FM trends uit de (internationale) beroepspraktijk, literatuur en wetenschappelijke onderzoeksresultaten binnen het FM vakgebied en toeleverende disciplines (waaronder de drie bedrijfsdisciplines ‘managing money, managing the market and managing people’). 2. strategische ontwikkeling in organisaties. 3. aanbodmodaliteiten en kan deze ontwikkelen en actualiseren op basis van klantbehoefte en organisatiebehoefte, geplaatst in een maatschappelijke context. 4. verschillende vakdisciplines (FM, aanpalende vakgebieden, bedrijfskunde en HRM) en is in staat deze disciplines te integreren. 5. het verloop van veranderingsprocessen. 6. managementmethodieken en -instrumenten, in het bijzonder voor dienstverlenende omgevingen en met betrekking tot project- en verandermanagement. 7. instrumenten voor kwalitatief en kwantitatief onderzoek. 8. de eigen kwaliteiten en drijfveren. 9. de eigen voorkeurstijl van communiceren. Vaardigheidseisen De afgestudeerde: 10. kan conceptueel denken, bedenkt op basis van dezelfde gegevens verschillende scenario’s voor de organisatie en treedt daarbij buiten zijn eigen denkkaders. 11. kan trends en relevante externe ontwikkelingen vertalen naar een toekomstvisie voor de organisatie. 12. is in staat aanbodmodaliteiten te ontwikkelen en te actualiseren op basis van klantbehoefte en organisatiebehoefte, geplaatst in een maatschappelijke context. 13. kan keuzes maken, ook in situaties met onvolledige informatie, op basis van valide argumenten en theoretische verantwoording daarover afleggen. 14. kan argumenten bedenken met als resultaat instemming te krijgen met bepaalde plannen, ideeën of producten. 15. kan zijn eigen visie en ideeën vol overtuiging presenteren en verdedigen. 16. kan in veranderende organisaties vanuit zijn vakdiscipline bestuurders adviseren. 17. is in staat op managementmethodieken en –instrumenten, in het bijzonder voor dienstverlenende omgevingen en met betrekking tot project- en verandermanagement toe te passen, en kan voor specifieke situaties toepassingen kiezen, beargumenteren en implementeren. 18. is in staat projecten te managen en is gemotiveerd om in (multidisciplinair) teamverband samen te werken. 19. is in staat tot ‘peoplemanagement’: weet mensen te motiveren, te stimuleren, te enthousiasmeren, aan te sturen op capaciteiten en te coachen/begeleiden. 20. kan functioneren als entrepreneur, zoekt de beste oplossingen voor de klanten en is daarbij resultaatgericht.
44/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
21. kan weerstanden herkennen en er beter mee omgaan. 22. is in staat kwalitatief en kwantitatief onderzoek op te zetten, uit te (doen) voeren en kan de uitkomsten van het onderzoek vertalen in beleidsmatige initiatieven waarmee hij een bijdrage levert aan de beroepsontwikkeling. 23. is in staat om op basis van maatschappelijke betrokkenheid tot afwegingen te komen met betrekking tot ethisch ondernemen. 24. toont zelfregie in leren en werken. 25. is gemotiveerd en in staat om onafhankelijk en kritisch te kunnen oordelen, ook in de reflectie op het eigen denken en handelen 26. is gemotiveerd en in staat om bij te dragen aan de reflectie op het beroep en de verdere professionalisering van het beroep. Houdingseisen De afgestudeerde toont de volgende gedragskenmerken: 27. Durf: laat zich niet leiden door angst voor mogelijke nadelige gevolgen; toont lef; pakt lastige situaties aan, loopt er niet om heen; gaat risico’s niet uit de weg. 28. Overtuigingskracht: gebruikt aansprekende argumenten; weet argumenten op de juiste manier naar voren te brengen; weet anderen voor eigen ideeën te winnen; brengt voorstellen enthousiast en beslist; gebruikt een aansprekende stijl om anderen te overtuigen. 29. Samenbindend leiderschap: creëert een ’wij-gevoel’; weet tegenstellingen tussen groepsleden op te lossen met respect voor elkaars waarden en opinies; weet van individuen een groep te maken; weet mensen tot samenwerken aan te zetten; is besluitvaardig. 30. Organisatiesensitiviteit: weet om te gaan met interne spelregels; betrekt diverse partijen bij zijn oordeelvorming; laat zien op de hoogte te zijn van verschillende belangen in de organisatie; heeft een antenne voor gebeurtenissen die van invloed zijn op het huidige beleid; toetst bij de juiste partijen of er draagvlak is voor ideeën, voorstellen en beslissingen; schat mogelijke effecten in van eigen beleid op de andere onderdelen van de organisatie.
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
45/50
31. Innovatiesensitiviteit: doorbreekt bestaande denkkaders; bedenkt gemakkelijk meerdere oplossingen of benaderingen voor een vraagstuk; ziet kansen en bedenkt mogelijkheden voor nieuwe producten of diensten; kan een omgeving scheppen waarin mensen gestimuleerd worden tot innovatief denken; past ideeën voor verbetering van zaken direct toe. 32. Zelfinzicht: Zoekt actief naar persoonlijke feedback en doet er wat mee. Kennis en inzicht: ontwikkelingen van het vakgebied wordt verdiept en geïntegreerd door up-to-date specifieke vakliteratuur en ondersteunende, meer specialistische informatie te bestuderen en te reflecteren. Toepassen van kennis en inzicht: in de praktijkopdrachten welke in de eigen organisatie worden uitgevoerd, wordt vooral het vermogen getoetst om beroepsmatig verworven kennis en inzicht probleemoplossend te kunnen toepassen op een relevant organisatieprobleem op strategisch niveau, in de praktijk. Oordeelsvorming: bij praktijktoepassingen wordt steeds gewezen op en gevraagd naar methodologische reflectie en verantwoording en een plaatsing in organisatorische of maatschappelijke context, bijvoorbeeld in termen van politiek, ethiek of duurzaamheid. Communicatie: het communiceren, ook in de zin van presenteren, van overwegingen, onderbouwingen en conclusies naar verschillende doelgroepen in praktijkcontexten is nadrukkelijk een leerdoel Leervaardigheden: curriculum en werkvormen zijn mede gericht op zelfreflectie en ‘leren leren’ als kerncompetentie voor de verdere ontwikkeling als mens en beroepsbeoefenaar.
46/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van de Dublin descriptoren, gekoppeld aan de kwalificaties van de MFM. De verwijzingen in getallen tussen haakjes hebben betrekking op de competenties, die aan bod komen in het programma. Kwalificaties Masters Dublin descriptoren
Kwalificaties master Facility Management (nummering verwijst naar eindtermen)
Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
De master heeft kennis van en inzicht in: - FM trends (1) - strategische ontwikkeling (2) - aanbod modaliteiten (3) - verschillende aanpalende vakgebieden (4) - veranderingsprocessen (5) - management methodieken en instrumenten (6) - kwalitatief en kwantitatief onderzoeksinstrumentarium (7) - persoonlijk functioneren (8) - heeft kennis van en inzicht in communicatiestructuren. (9) De master: - kan conceptueel denken, bedenkt op basis van dezelfde gegevens verschillende scenario’s voor de organisatie en treedt daarbij buiten zijn eigen denkkaders (9) - kan trends en relevante externe ontwikkelingen vertalen naar een toekomstvisie voor de organisatie (10) - is in staat aanbodmodaliteiten te ontwikkelen en te actualiseren op basis van klantbehoefte en organisatiebehoefte, geplaatst in een maatschappelijke context (11) - kan keuzes maken, ook in situaties met onvolledige informatie, op basis van valide argumenten en theoretische verantwoording daarover afleggen (12) - kan argumenten bedenken met als resultaat instemming te krijgen met bepaalde plannen, ideeën of producten (13) - kan zijn eigen visie en ideeën vol overtuiging presenteren en -verdedigen (14) - kan in veranderende organisaties vanuit zijn vakdiscipline bestuurders adviseren (15) - is in staat op managementmethodieken en -instrumenten, in het bijzonder voor dienstverlenende omgevingen en met betrekking tot project- en verandermanagement toe te passen, en kan voor specifieke situaties toepassingen kiezen, beargumenteren en implementeren (16)
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt
47/50
Oordeelsvorming
48/50
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
- is in staat tot ‘peoplemanagement’: weet mensen te motiveren, te stimuleren, te enthousiasmeren, aan te sturen op capaciteiten en te coachen/begeleiden (18) - kan functioneren als entrepreneur, zoekt de beste oplossingen voor de klanten en is daarbij resultaatgericht (19) - kan weerstanden herkennen en er beter mee omgaan (20) - is in staat kwalitatief en kwantitatief onderzoek op te zetten, uit te (doen) voeren en kan de uitkomsten van het onderzoek vertalen in beleidsmatige initiatieven waarmee hij een bijdrage levert aan de beroepsontwikkeling (21) - is in staat om op basis van maatschappelijke betrokkenheid tot afwegingen te komen met betrekking tot ethisch ondernemen (22) - toont zelfregie in leren en werken.(23) - is gemotiveerd en in staat om onafhankelijk en kritisch te kunnen oordelen, ook in de reflectie op het eigen denken en handelen (24) - is gemotiveerd en in staat om bij te dragen aan de reflectie op het beroep en de verdere professionalisering van het beroep. (25) De master: - kan trends en relevante externe ontwikkelingen vertalen naar een toekomstvisie voor de organisatie (10) - is in staat aanbodmodaliteiten te ontwikkelen en te actualiseren op basis van klantbehoefte en organisatiebehoefte, geplaatst in een maatschappelijke context (11) - kan keuzes maken, ook in situaties met onvolledige informatie, op basis van valide argumenten en theoretische verantwoording daarover afleggen (12) - kan argumenten bedenken met als resultaat instemming te krijgen met bepaalde plannen, ideeën of producten (13) - is in staat op managementmethodieken en -instrumenten, in het bijzonder voor dienstverlenende omgevingen en met betrekking tot project- en verandermanagement toe te passen, en kan voor specifieke situaties toepassingen kiezen, beargumenteren en implementeren (16) - is in staat kwalitatief en kwantitatief onderzoek op te zetten, uit te (doen) voeren en kan de uitkomsten van het onderzoek vertalen in beleidsmatige initiatieven waarmee hij een bijdrage levert aan de beroepsontwikkeling (21)
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
Communicatie
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
- is in staat om op basis van maatschappelijke betrokkenheid tot afwegingen te komen met betrekking tot ethisch ondernemen (22) - is gemotiveerd en in staat om onafhankelijk en kritisch te kunnen oordelen, ook in de reflectie op het eigen denken en handelen (24) - is gemotiveerd en in staat om bij te dragen aan de reflectie op het beroep. (25) De master: - kan zijn eigen visie en ideeën vol overtuiging presenteren en verdedigen (14) - kan in veranderende organisaties vanuit zijn vakdiscipline bestuurders adviseren (15) - is in staat projecten te managen en is gemotiveerd om in (multidisciplinair) teamverband samen te werken (17) - is in staat tot ‘peoplemanagement’: weet mensen te motiveren, te stimuleren, te enthousiasmeren, aan te sturen op capaciteiten en te coachen/begeleiden (18) - kan functioneren als entrepreneur, zoekt de beste oplossingen voor de klanten en is daarbij resultaatgericht (19) - kan weerstanden herkennen en er beter mee omgaan.(20)
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)
49/50
50/50
© NQA - visitatie Haagse Hogeschool, Toets nieuwe opleiding Master Facility Management (dt)