Hbo-bachelor Fiscaal Recht en Economie Universiteit Nederlandse Antillen (UNA) 20 januari 2010 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
INHOUD
pagina 2
INHOUD
2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet van personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Condities van continuïteit
11 11 16 28 31 33 36
5
Overzicht advies
38
Bijlage 1 – Samenstelling panel
39
Bijlage 2 – Programma locatiebezoek
41
Bijlage 3 – Overzicht van bestudeerde documenten
43
Bijlage 4 – Lijst met afkortingen
47
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
1 Samenvattend advies De Universiteit Nederlandse Antillen (UNA) heeft op 1 juli 2009 bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een aanvraag ingediend voor toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Fiscaal Recht en Economie. De NVAO heeft een panel van deskundigen een beoordeling laten uitvoeren van de kwaliteit van de opleiding. De opleiding Fiscaal Recht en Economie (FRE) is een bacheloropleiding van 240 ECTS die als voltijdse en deeltijdse variant sinds september 2009 te Willemstad (Curaçao) wordt aangeboden. Op basis van het aanvraagdossier en de aanvullende informatie verstrekt voor, tijdens en na het locatiebezoek heeft het panel een positief advies geformuleerd. In het positieve oordeel zijn vooral meegenomen de resultaten van de inspanningen van de opleiding sinds het aantreden van het nieuwe Antilliaanse opleidingsmanagement in september/oktober 2009. Het aanvraagdossier van 1 juli 2009 bleek eerder een blauwdruk te zijn op basis waarvan de opleiding is gestart in september 2009. Vervolgens heeft zich in het najaar een aantal nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die de kwaliteit van de opleiding in alle opzichten ten goede zijn gekomen. De beoogde eindkwalificaties van de opleiding FRE sluiten aan bij de eisen van de vakgenoten en de beroepspraktijk, en bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor op hbo-niveau. Bij de formulering van de doelstellingen wijst het panel evenwel uitdrukkelijk op het belang van een adequate aansluiting op de behoefte van het Antilliaanse beroepenveld en de inbedding in de lokale context. Tevens nodigt het panel het recent aangetreden managementteam uit om de eigen visie op de opleiding breed uit te dragen, ook ter informatie van aanstaande studenten, en deze te vertalen in het programma. Tot tevredenheid van het panel is de betrokkenheid van de Antilliaanse beroepspraktijk optimaal geborgd via een representatieve en gedreven Raad van Advies. Het beoogde programma FRE voldoet aan de eisen van een professionele bacheloropleiding. Het is het panel in positieve zin opgevallen dat de opleiding terecht een eigen invulling wenst te geven aan het curriculum en zich daarmee onafhankelijk opstelt ten opzichte van de Nederlandse partneropleiding die model heeft gestaan. Deze ontwikkeling sterkt het panel in zijn overtuiging dat het programma in goede handen is bij het recent aangetreden Antilliaanse opleidingsteam. Het panel formuleert wel enkele aanbevelingen die een positief oordeel over het programma echter niet in de weg staan. Zo wordt de selectieprocedure voor studenten in de deeltijdse variant aangepast met het oog op een betere aansluiting. Ook is een betere borging van de kwaliteit van de toetsing, ook van de werkplek, vereist. Verder wordt de opleiding geadviseerd een consistente visie op het te hanteren onderwijsmodel te ontwikkelen en deze ook uit te voeren. Belangrijk hierbij is uit te gaan van de Antilliaanse behoefte en context. Het panel vraagt daarom gepaste terughoudendheid bij het kopiëren van (Nederlandse) onderwijsconcepten die ook valkuilen kennen en mogelijk minder goed aansluiten op de bestaande onderwijscultuur op de Nederlandse Antillen. Ter bevordering van de studievoortgang wijst het panel op bijkomende maatregelen om eventuele taal- en andere deficiënties weg te werken. Verder adviseert het panel om te onderzoeken welke variant (deeltijd of duaal) het beste aansluit op de behoefte en de kwalificaties van de instromende studenten met ervaring.
pagina 3
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Het panel is van oordeel dat voldoende personeel beschikbaar is voor de opleiding FRE. Deze wordt gedragen door een gekwalificeerd en gedreven docententeam dat beschikt over goede banden met de beroepspraktijk. De samenwerking met Fontys Hogescholen garandeert ook uitwisseling van expertise. Verder verwacht het panel veel van de wetenschappelijke omgeving waarin de docenten opereren. Wel vraagt het panel bijzondere aandacht voor de scholing van docenten, ook gastdocenten, en van stagebegeleiders mocht de opleiding ertoe besluiten om daadwerkelijk competentiegericht te gaan werken. Voorts is naar verwachting extra capaciteit vereist voor een optimale begeleiding van studenten bij diverse opleidingsonderdelen. De opleiding kan gebruik maken van geschikte huisvesting en overige materiële voorzieningen. De opleiding volgt thans nog vooral een traditioneel onderwijsconcept waarbinnen de studiegeleiding goed is geregeld. Zodra de opleiding overstapt op een competentiegericht onderwijsmodel, zal de studiebegeleiding moeten worden aangepast. De opleiding is zich daarvan terdege bewust en bereidt zich hierop voor. De informatievoorziening ten behoeve van de studievoortgang is in orde. Het panel heeft begrip voor de omstandigheden die maken dat kwaliteitszorg nog niet optimaal is ingebed in de opleiding. Toch meent het panel dat een en ander versneld kan worden ingevoerd te meer omdat alle betrokkenen bij de opleiding FRE het belang van een goed werkend kwaliteitszorgsysteem meermaals hebben benadrukt. Dat geldt zeker voor de decaan, het opleidingsmanagement en de zeer actieve Raad van Advies. De verwachting is dan ook dat medewerkers, studenten en alumni op korte termijn eveneens actief worden betrokken bij de nieuwe opleiding. Op basis van de beschikbare informatie en de toezeggingen van het instellingsbestuur beoordeelt het panel de condities voor continuïteit als voldoende. De afstudeergarantie, de voorziene investeringen en de financiële voorzieningen zijn toereikend. Het panel adviseert de NVAO om positief te oordelen over de kwaliteit van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Fiscaal Recht en Economie van de Universiteit Nederlandse Antillen.
Den Haag, 20 januari 2010 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Fiscaal Recht en Economie van de Universiteit Nederlandse Antillen,
Jaap Vedder (voorzitter)
pagina 4
Michèle Wera (secretaris)
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
2 Inleiding en verantwoording De Universiteit Nederlandse Antillen (UNA) is in september 2009 gestart met de nieuwe opleiding hbo-bachelor Fiscaal Recht en Economie (FRE). De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft op verzoek van de instelling een beoordeling laten uitvoeren van de kwaliteit van de opleiding. De UNA heeft daartoe op 1 juli 2009 een aanvraagdossier ingediend. 2.1
Werkwijze panel De aanvraag voor toetsing van de opleiding FRE is ingediend samen met de aanvraag voor toetsing van de nieuwe bacheloropleiding Social Work (SW). Voor de toetsing van beide opleidingen is een beroep gedaan op een panel van deskundigen bestaande uit eenzelfde voorzitter en verschillende domeindeskundigen. Op 13 oktober 2009 heeft de NVAO een panel FRE ingesteld bestaande uit vier leden: – dr. Jaap Vedder, zelfstandig adviseur onderwijsvernieuwing en onderwijskwaliteit, Nederland (voorzitter FRE en SW); – Jan Los, AA/Fb, zelfstandig NMI-gecertificeerd en forensisch mediator, Nederland; – mr. Ate Sietzema, hoofd opleidingen (teamleider) Accountancy en Fiscale Economie, Hanzehogeschool Groningen, Nederland; – drs. Stanley Heinze, Directeur Directie Sociale Zaken, Ministerie van Sociale Zaken, Aruba (panellid FRE en SW). Het is uiteindelijk niet gelukt om een student-lid uit de regio (Antillen of Aruba) op te nemen in het panel. Het toetsingsproces van beide UNA-aanvragen is begeleid door Henri Ponds en Michèle Wera, beiden NVAO-beleidsmedewerker. Het panel FRE is ondersteund door Michèle Wera als procescoördinator en secretaris, het panel SW door Henri Ponds. Het panel is gevraagd de NVAO te adviseren over de kwaliteit van de nieuwe opleiding. Dit advies vormt de basis voor het kwaliteitsoordeel van de NVAO. Meer informatie over de algemene werkwijze van de NVAO bij toetsing van een nieuwe opleiding is te vinden in het ‘Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ van 14 februari 2003, gepubliceerd 22 mei 2003, Staatscourant 2003, 120 (toetsingskader). Voor de afspraken met de NVAO in het kader van het Protocol van Samenwerking op het gebied van onderwijs tussen Aruba, Nederland en de Nederlandse Antillen zij verwezen naar de brief van de gewezen minister van Onderwijs M. van der Hoeven van 8 juli 2005. De NVAO wordt gevraagd een oordeel uit te spreken over de kwaliteit van een opleiding. Daarbij gaat het uitdrukkelijk niet om een accreditatie in de zin van de Nederlandse WHW (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek). Uitgangspunten bij de beoordeling van deze aanvraag zijn: – Dossier bij de aanvraag van de Universiteit Nederlandse Antillen (1 juli 2009); – Aanvullende stukken bij het aanvraagdossier naar aanleiding van schriftelijke vragen van het panel (7 december 2009); – Locatiebezoek aan de instelling; – Aanvullende stukken bij het aanvraagdossier na het locatiebezoek (15 december 2009); – Toetsingskader van de NVAO.
pagina 5
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Het panel heeft de volgende werkwijze gehanteerd: – Bestudering van het aanvraagdossier: de leden van panel hebben alle stukken behorend bij het aanvraagdossier bestudeerd en beoordeeld aan de hand van het toetsingskader. – Eerste voorbereidend paneloverleg: op 6 november 2009 vond een voorbereidend paneloverleg plaats. De individuele bevindingen zijn uitgewisseld, verschillende zienswijzen zijn besproken en punten die opheldering vereisten, zijn geïnventariseerd. Het panel heeft een aantal vragen geformuleerd die schriftelijk aan de opleiding zijn voorgelegd. Voorts is het programma van het locatiebezoek besproken en zijn afspraken gemaakt over de organisatie ervan. – Tweede voorbereidend paneloverleg: het panel heeft zich op 13 december 2009 gebogen over de reactie op de schriftelijke vragen ontvangen op 7 december 2009. Voorts is een inventarisatie gemaakt van vragen die in elk geval aan de orde moeten komen tijdens de gesprekken met de opleiding. – Locatiebezoek: het voltallige panel heeft op 14 december 2009 deelgenomen aan het bezoek. Het programma is opgenomen in bijlage 2. Tijdens een gezamenlijke sessie ten behoeve van beide panels FRE en SW is gesproken met een vertegenwoordiging van het instellingsbestuur onder wie de rector magnificus. Verder is het kwaliteitszorgsysteem van de UNA gepresenteerd en kreeg het panel een rondleiding. Tijdens de gesprekken met de opleiding FRE heeft het panel in vier verschillende gespreksrondes feiten uit het aanvraagdossier kunnen verifiëren. Achtereenvolgens is gesproken met een vertegenwoordiging van het opleidingsmanagement, docenten, studenten en het werkveld. Ook is kennis genomen van aanvullende informatie. Verder is nader ingegaan op de punten uit het aanvraagdossier die voor het panel onvoldoende duidelijk waren en die vooraf schriftelijk aan de opleiding zijn gemeld. – Afsluitende bijeenkomst: op 15 december 2009 heeft het panel in een besloten bijeenkomst van gedachten gewisseld over vooral de onderwerpen en facetten die nog extra toelichting vereisten. Bij elk onderdeel heeft het panel zijn bevindingen en overwegingen geformuleerd. Elk onderwerp en elk facet zijn beoordeeld. In de eindafweging geeft het panel zijn samenvattend advies. – Concept paneladvies: de bevindingen, overwegingen en oordelen van het panel zijn verwerkt tot een concepttekst voor het paneladvies. Deze tekst is in nauw overleg met de voorzitter van het panel tot stand gekomen. – Paneladvies: het paneladvies is op 20 januari 2010 vastgesteld door het panel en aangeboden aan de NVAO. Voor een weloverwogen en goed onderbouwd advies is het locatiebezoek een belangrijk instrument. Het panel heeft de gastvrije en openhartige opstelling van de instelling en haar medewerkers erg op prijs gesteld. Het gesprek met de studenten en de presentatie van het kwaliteitszorgsysteem heeft het panel in het bijzonder gewaardeerd. 2.2
Opbouw paneladvies Een samenvattend advies is opgenomen in hoofdstuk 1. In de algemene hoofdstukken 2 en 3 wordt in het kort ingegaan op de gevolgde werkwijze bij de beoordeling en op de opleiding zelf. Het daarop volgende hoofdstuk 4 volgt het toetsingskader en bevat het oordeel van het panel per onderwerp en per facet. Dit uitgebreide hoofdstuk vormt de onderbouwing van het uiteindelijke advies. De integrale afweging is in tabelvorm terug te vinden in hoofdstuk 5. De bijlagen bevatten informatie over het panel, het locatiebezoek, de bestudeerde documenten en een lijst met afkortingen.
pagina 6
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Locatie Variant Sector
3.2
Nederlandse Antillen Universiteit Nederlandse Antillen Fiscaal Recht en Economie bachelor hbo Willemstad voltijd en deeltijd economie
Profiel instelling De Universiteit Nederlandse Antillen is opgericht in 1979 als een Antilliaans instituut voor hoger onderwijs, waaraan zowel wetenschappelijke als hoger beroepsopleidingen worden aangeboden. Volgens het informatiedossier is in 2000 een herstructureringstraject gestart om zowel inhoudelijke als organisatorische aspecten van het instituut te moderniseren. Dit had als voornaamste doel het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijsaanbod en het behalen van een hoger onderwijsrendement bij de verschillende faculteiten. Hiertoe heeft de UNA in 2005 een nieuwe visie en missie geformuleerd. Tevens staat in de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen (LUNA) aangegeven dat de UNA naar een doelmatige samenwerking met andere centra van wetenschapsbeoefening binnen en buiten de Nederlandse Antillen dient te streven. Daarnaast heeft de UNA als nationale universiteit een belangrijke signalerende, bewustmakende en oplossingsaanbiedende functie. De UNA geeft hier gestalte aan door proactief in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Onder andere door het uitbreiden van het opleidingenaanbod met onder meer de nieuwe bacheloropleidingen FRE en SW. De UNA bestaat thans uit vijf faculteiten, die in totaal 17 opleidingen aanbieden: – Faculteit der Rechtsgeleerdheid; – Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen; – Faculteit der Technische Wetenschappen; – Algemene Faculteit; – Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen. De opleiding FRE wordt aangeboden door de Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen (SEF). Deze faculteit verzorgt zowel hbo- als wo-opleidingen. Verder wordt gewezen op de sociaal-culturele, maatschappelijke, financieel-economische en geografische context waarbinnen de UNA opereert. Deze context is mede bepalend voor haar functioneren en verschilt in bepaalde opzichten van die van soortgelijke instellingen in het buitenland. Belangrijke kenmerken van de UNA-omgeving zijn: – Land/eiland in ontwikkeling;
pagina 7
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
– – – –
Kleinschaligheid; Caribische c.q. Antilliaanse c.q. Curaçaose cultuur; Specifieke maatschappelijke functie als nationale universiteit; Specifieke wensen en behoeften vanuit het werkveld, voortkomend uit de maatschappelijke situatie; – Beperkte financiële middelen, gekoppeld aan beperkte mogelijkheden voor het werven van additionele financieringsbronnen; – Sterke concurrentie met Nederland als hoog gewaardeerd studieland onder de bevolking; – De verscheidenheid aan vooropleidingen van de instromende studenten. Het informatiedossier stelt uitdrukkelijk dat de enigszins bijzondere context nimmer mag leiden tot concessies aan de beoogde kwaliteit. Duidelijk is dat de UNA volop in ontwikkeling is mede ten gevolge van de binnenkort veranderde status van het eilandgebeid Curaçao. Tijdens het locatiebezoek heeft de rector magnificus alvast de hoofdlijnen van het ontwerp van strategisch plan gepresenteerd. De verwachting is dat dit plan begin 2010 kan worden vastgesteld. Uitgangspunten van het strategisch plan 2010-2015 zijn: – Concretiseren relaties en afspraken UNA als universiteit van Curaçao; – Afronden huidige accreditatieproces en verder uitbouwen kwaliteitszorg; – Consolideren organisatie UNA; – Consolideren/vergroten onderwijsaanbod in breedte/hoogte; – Verdere gepaste (o.a. infrastructuur) groei van aantal studenten; – Handhaven en continu verbeteren van de combinatie hbo- en wo-opleidingen; – Samenwerkingsrelaties structureren, gerichter en effectiever maken; – Internationaliseren van diverse opleidingen; – Vergroten van onderzoeksactiviteiten en –producten. In het plan zijn verder opgenomen de hoofdlijnen voor onderwijs en onderzoek, maatschappelijke dienstverlening, kwaliteitszorg, studentenservice, personeel en financiën. De UNA heeft indrukwekkende ambities geformuleerd. Voorop staat dat de instelling een publiekrechtelijk orgaan is en blijft (en dus geen stichting), en dat zij zich profileert als de universiteit van Curaçao dienstbaar aan de Caribische regio. De UNA houdt rekening met een forse toename van het aantal studenten op middellange termijn. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat kan worden uitgegaan van een potentieel van 3.000 tot 4.000 studenten. Door extra investeringen en kwaliteitsbevorderende activiteiten hoopt de UNA met name studenten aan te trekken die thans nog ervoor kiezen om in het buitenland te studeren. Door het bekostigingsmodel op basis van het aantal ingeschreven studenten is de continuïteit van de financiering, ook voor nieuwe opleidingen, gegarandeerd. De dynamiek en de ambitie van de UNA worden ook vertaald in de realisatie van nieuwbouw om het groeiende aantal studenten en opleidingen te huisvesten.
3.3
Profiel opleiding Uit het aanvraagdossier (p. 9 e.v.): “In het kader van haar doelstellingen en de gebleken behoefte aan Antilliaans opgeleide fiscalisten heeft de UNA een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Fontys [Hogescholen] om in de kalenderjaren 2009, 2010 en 2011 een hbo-bacheloropleiding Fiscaal Recht en Economie te ontwikkelen, te starten en uit te voeren. Als uitgangspunt voor de ontwikkeling van deze bacheloropleiding dient het bestaande curriculum van de
pagina 8
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
bacheloropleiding Fiscaal Recht en Economie van Fontys. Dit materiaal, op basis van het curriculum, is in het kader van de samenwerking ontwikkeld tot materiaal dat geschikt is voor de opleiding Fiscaal Recht en Economie van de UNA. […] De opleiding Fiscaal Recht en Economie aan de UNA leidt studenten op tot startbekwame hbo-professionals met het competentieprofiel Fiscaal Recht en Economie op bachelorniveau. De opleiding heeft gekozen voor een competentiegerichte opzet van het curriculum, gebaseerd op de in het Antilliaans beroeps- en opleidingsprofiel geformuleerde beroepsinhoudelijke kerncompetenties (inclusief twee lange stages van 17 weken). Deze vijf beroepsinhoudelijke competenties zijn vertaald naar drie hoofdmodules in het curriculum.” Onderstaand schema is ontleend aan het aanvraagdossier (p. 25):
Naar aanleiding van schriftelijke vragen van het panel heeft de opleiding aanvullende stukken ter beschikking gesteld met name over de doelstellingen en het programma. Tijdens het locatiebezoek zijn ook bijkomende gegevens verstrekt over het didactische concept inclusief de toetsing, de invulling van het tweede jaar, de relatie met het beroepenveld i.c. de Raad van Advies en het kwaliteitszorgsysteem. Nieuwe opleiding De opleiding wordt aangeboden sinds september 2009 en is nieuw voor de instelling en de Nederlandse Antillen. Varianten De opleiding kent twee varianten: voltijd en deeltijd. In het eerste jaar van de voltijdse variant staan 30 studenten ingeschreven. In het tweede jaar zijn 18 studenten gestart, gelijkelijk verdeeld over beide varianten.
pagina 9
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Uit de aanvullende informatie in reactie op een schriftelijke vraag van het panel over de deeltijdse variant schrijft de opleiding: “Voor deze mensen is een programma opgesteld waarbij de propedeuse en de praktijkonderdelen (vaardigheden) van de opleiding zijn vrijgesteld. Deze student heeft zich immers reeds een aantal vaardigheden in de praktijk eigen gemaakt. Hij kan tijdens de opleiding de theorie direct toepassen in zijn praktijk. Daarnaast is de student reeds beroepsgeschikt gebleken en heeft hij zich de basiskennisen vaardigheden uit het propedeusejaar reeds aangemeten.” Studieomvang De studieomvang van de opleiding bedraagt 240 ECTS.
pagina 10
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen In maart 2008 heeft bij het fiscale beroepenveld op Curaçao een onderzoek plaatsgevonden naar de behoefte aan in de Nederlandse Antillen hoger opgeleide fiscalisten. Uit dit onderzoek is, aldus de aanvrager, een duidelijke vraag naar voren gekomen. Vervolgens is een Antilliaanse beroeps- en opleidingsprofiel voor de hbo-fiscalist opgesteld. Als basis gold het uit Nederland afkomstig landelijk beroeps- en opleidingsprofiel, vastgesteld door het Landelijk Overleg Fiscale Economie (LOFE) en het Nederlandse fiscale beroepenveld. In februari 2009 zijn deze plannen gepresenteerd aan het Antilliaanse beroepenveld en in overleg zijn deze aangepast aan het specifieke van de Nederlandse Antillen en van het Nederlands Antilliaanse fiscale werkveld. Het werkveld van de fiscalist kan worden ingedeeld in twee beroepscontexten: de fiscaaleconomische en fiscaal-juridische dienstverlening enerzijds en de belastingdienst anderzijds. De opleiding heeft een eigen Raad van Advies bestaande uit zeven leden afkomstig uit beide beroepscontexten. Deze raad heeft de eindkwalificaties waaraan een opleiding FRE moet voldoen, vastgesteld in het Antilliaanse Beroeps- en Opleidingsprofiel. Het gaat dan zowel om de algemene competenties van een hbo’er als de specifieke competenties van een hbo-fiscalist. De competenties zijn onderverdeeld in drie categorieën: beroepsinhoudelijke, professionalisering en participant in een arbeidsorganisatie. In subhoofdstuk 3.3 Profiel opleiding is al ingegaan op de intensieve betrokkenheid van Fontys Hogescholen bij de ontwikkeling van de UNA-opleiding FRE. De samenwerking tussen beide instellingen garandeert ook het continu monitoren van de ontwikkelingen in het Nederlandse beroeps- en opleidingsprofiel van de hbo-fiscalist. Eventuele wijzigingen zullen worden voorgelegd aan de Raad van Advies en, daar waar nodig, wordt het Antilliaanse beroeps- en opleidingsprofiel geactualiseerd. In haar reactie op de schriftelijke vragen van het panel geeft de opleiding een nadere toelichting over de naamgeving van de UNA-opleiding die afwijkt van haar Nederlandse voorbeeld: “Alhoewel de Nederlandse opleiding die model heeft gestaan officieel ‘nog’ geregistreerd staat als Fiscale Economie, hanteert zij sinds jaren de naam Fiscaal Recht &
pagina 11
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Economie, althans in al haar uitingen. Zij profileert zich met Fiscaal Recht en Economie en heeft daar goede ervaringen mee.” Overwegingen Op basis van het aanvraagdossier kon het panel niet anders dan zich afvragen in hoeverre de nieuwe opleiding tegemoet komt aan de eisen van de Antilliaanse vakgenoten en beroepspraktijk, en in hoeverre beide opleidingen – de bestaande Fontysopleiding en de nieuwe UNA-opleiding – van elkaar verschillen. Vooral de inkleuring van de lokale context werd node gemist in het dossier. Onduidelijk bleef of de UNA-opleiding een eigenstandig Antilliaans karakter ambieerde of eerder een kopie was van het Nederlandse model. De eigen invulling was in elk geval niet overtuigend en de doelstellingen leken onvoldoende domeinspecifiek. Ook in de uitvoering van het programma leek de UNA-opleiding op het eerste gezicht (te) zwaar te leunen op haar Nederlandse voorbeeld. Bij de bespreking van onderwerp 2 komt het panel hierop terug. Verder bleef de informatie over de deeltijdse variant in het dossier vrij beperkt; de variant duikt pas voor het eerst op bij facet 2.5 Instroom (aanvraagdossier, p. 25). In de schriftelijke reactie op vragen van het panel voorafgaand aan het bezoek legt de opleiding omstandig uit waarom is gekozen voor de blauwdruk van de Fontysopleiding als basis voor de UNA-opleiding: de competenties van de Antilliaanse hbo-fiscalist en de Nederlandse hbo-fiscalist wijken nauwelijks van elkaar af. Daarom verschillen beide opleidingen op hoofdlijnen niet veel van elkaar. Verder gaat de opleiding in op de Antilliaanse context die is terug te vinden in de gemaakte keuzes in het programma. Zo zijn de eigen belastingwetgeving en privaat- en publiekrechtelijke wetgeving leidend. De economische vakken zijn gebaseerd op wat in Nederlands-Antilliaanse context gebruikelijk is, de te verwerven vaardigheden gaan uit van de eisen van het lokale beroepenveld, de casuïstiek is ontleend aan de Antilliaanse praktijk en beide stages vinden plaats in het lokale beroepenveld. Voorts is er aandacht voor de meertalige context van de toekomstige fiscalist. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel zijn zorg over de eigenheid van de opleiding uitgesproken in verschillende sessies. Meteen in het eerste gesprek met vertegenwoordigers van het instellingsbestuur maakte de SEF-decaan duidelijk dat de UNA ‘geen dependance van een Nederlandse instelling’ wenst te zijn. Met dertig jaar ervaring moet de UNA in staat zijn een eigen invulling te geven aan nieuwe opleidingen weliswaar naar het voorbeeld van verwante opleidingen die elders worden aangeboden maar wel met een lokale inbedding, niet alleen voor het eilandgebied Curaçao maar ook voor de Caribische regio. Onderzoek heeft uitgewezen dat er behoefte is aan hbo-fiscalisten opgeleid op de Nederlandse Antillen. De UNA wil hieraan tegemoet komen, niet door het kopiëren van de bestaande Nederlandse opleiding FRE, maar door het aanpassen van een beproefd model aan de lokale vereisten. De UNA en de faculteit willen deze uitdaging aangaan en zijn bereid om te investeren in deze nieuwe opleiding FRE, ook tegen de achtergrond van de verregaande internationale ambities. Getuige daarvan is het aantreden van een compleet nieuw opleidingsmanagement in september/oktober 2009. Dit opleidingsmanagement geeft enkele aanvullende argumenten waarom is gekozen voor het Fontysmodel: – De opleiding FRE van Fontys Hogescholen is geaccrediteerd door de NVAO en staat garant voor kwaliteit;
pagina 12
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
– De UNA-opleiding neemt de Antilliaanse fiscaal-economische en fiscaal-juridische systemen als basis met inachtneming van de historische gronden, zijnde het Nederlandse stelsel, en de internationale financiële markten. – Niet alleen Fontys Hogescholen maar ook de UNA heeft ervaring met competentiegericht onderwijs als didactisch concept; – Beide instellingen bieden een voltijdse en deeltijdse variant aan van de opleiding FRE; – De samenwerking tussen beide instellingen garandeert voor de komende periode uitwisseling van docenten en studenten. Tegelijkertijd volgt een aantal typische accenten: – De lokale context is volstrekt anders en biedt de fiscalist in opleiding voldoende uitdagingen die voor de Nederlandse professional minder relevant zijn; – Lokale (gast)docenten geven een eigen invulling aan de opleiding die zal afwijken van wat in Nederland gebeurt; – Het beroepenveld is evident anders en is optimaal vertegenwoordigd in een eigen Raad van Advies; – De opleiding zal in een latere fase minoren aanbieden voornamelijk gericht op de internationale dimensie in het algemeen en de Caribische in het bijzonder; – De opleiding heeft profijt van het wetenschappelijke klimaat van de instelling die zowel hbo- als wo-opleidingen aanbiedt; – De kleinschaligheid van de UNA en de SEF biedt nadelen maar vooral ook voordelen waarop later in het advies nog wordt teruggekomen. In de latere gesprekken met docenten, studenten en werkveld worden bovenstaande uitgangspunten en verwachtingen bevestigd. De opleiding wil in de eerste plaats generalisten afleveren met kennis van fiscale zaken van het eilandgebied Curaçao. Daarnaast moeten zij zich ook kunnen bewegen op de internationale fiscale markt van met name het Caribische gebied. Van afgestudeerden wordt bovendien verwacht dat zij direct en breed inzetbaar zijn in tegenstelling tot elders opgeleide hbo-fiscalisten die wel beschikken over de juiste bagage, maar alsnog een vertaalslag naar de Antilliaanse context moeten maken. Voorts wil de opleiding uitdrukkelijk een deeltijdse variant aanbieden gezien de grote belangstelling van werkende studenten. Enerzijds is het panel aangenaam verrast door de uitgesproken mening van de opleiding en de diverse stakeholders over het passende domeinspecifieke karakter van de opleiding, anderzijds moet het panel ook vaststellen dat deze duidelijkheid ontbreekt in het aanvraagdossier. De aanvullende stukken, de gesprekken tijdens het locatiebezoek en de recente positieve ontwikkelingen hebben evenwel de zorgen en twijfels van het panel over de beoogde eindkwalificaties grotendeels weggenomen. Met het aantreden van een competent en bevlogen Antilliaans opleidingsteam in het najaar 2009 is de blauwdruk van Fontys in slechts enkele maanden tijd met succes vertaald naar een lokale opleiding die goed aansluit op de behoefte van het beroepenveld en rekening houdt met de UNA-context. Kortom, het Fontysmodel is verder ontwikkeld vanuit de Antilliaanse werkelijkheid. Overtuigend is aangetoond dat de opleiding FRE verstandig heeft gehandeld door niet het wiel opnieuw te willen uitvinden maar door een goed (Nederlands) voorbeeld te volgen en vervolgens terecht een eigen (Antilliaanse) richting te kiezen. Thans zijn ook Antilliaanse docenten betrokken bij de nadere vormgeving van de opleiding; in de ontwerpfase is vooral overlegd met Nederlandse vakgenoten. Bovendien heeft de opleiding
pagina 13
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
in een vroeg stadium voorzien in een representatieve en zeer betrokken Raad van Advies die ook in de toekomst erover zal waken dat aan de domeinspecifieke eisen wordt voldaan. Het panel adviseert wel om de eigen visie op de opleiding en met name de lokale inbedding ervan en beide varianten duidelijker voor het voetlicht te brengen. Vooral aanstaande studenten kunnen hiermee hun voordeel doen. Bovendien kan gerichte voorlichting over de meerwaarde van een lokale FRE-opleiding bijdragen aan de realisatie van het UNA-beleid om de studentenvlucht en de vaak daarmee gepaard gaande ‘brain drain’ naar Nederland en de Verenigde Staten in te dammen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2
Bachelor (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen In het aanvraagdossier (pp. 15-17) zijn de beoogde eindkwalificaties beschreven. In een matrix is de relatie gelegd tussen de Dublin-descriptoren en deze eindkwalificaties. Met de Raad van Advies en via diverse evaluaties worden de eindkwalificaties getoetst aan hun eindniveau en zo nodig aangepast. Overwegingen De concretisering van de relatie van de eindkwalificaties met de Dublin-descriptoren in de gepresenteerde matrix vond het panel weinig inzichtelijk. De aanvullende informatie naar aanleiding van schriftelijke vragen en de mondelinge toelichting tijdens het locatiebezoek hebben evenwel aangetoond dat de beoogde eindkwalificaties zonder meer aansluiten bij de internationale kwalificaties van een bacheloropleiding. Voor twee descriptoren vraagt het panel bijzondere aandacht: 1. Communicatie: de Antilliaanse fiscalist in spe treedt op in een meertalige samenleving. Docenten en studenten zijn gemotiveerd om een extra inspanning te leveren maar op basis van de gesprekken met studenten en het ingeziene materiaal (o.a. gemaakte toetsen) heeft het panel ook moeten vaststellen dat nog een lange weg te gaan is. De drie- soms viertalige context en het juridische taalgebruik waarmee de opleiding FRE rekening moet houden, vormt dan ook een ware uitdaging en vraagt om een creatieve aanpak. 2. Leervaardigheden: over de competentie reflecteren bevatte het aanvraagdossier slechts summiere informatie. Sinds het aantreden van het nieuwe opleidingsmanagement is over de verschillende leerlijnen – en dus ook over de reflectielijn – verder nagedacht. Deze exercitie heeft alvast geresulteerd in een overzichtelijke leerlijnenmatrix. De implementatie in de verschillende opleidingsonderdelen laat echter nog op zich wachten. Bij de vertaling van beide eindkwalificaties in het programma zal het panel hierover aanvullende opmerkingen maken (zie onderwerp 2). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Bachelor’ als voldoende.
pagina 14
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen, waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen In het eerder genoemde Antilliaanse Beroeps- en Opleidingsprofiel worden de eindkwalificaties van de hbo-fiscalist beschreven. Volgens het aanvraagdossier (p. 19) sluiten deze eindkwalificaties aan bij het beroepsprofiel waarvoor wordt opgeleid. De hbofiscalist voert zijn werk uit in de publieke en private sector. Wat de publieke sector of overheid betreft, is hij vooral werkzaam bij de Belastingdienst van de Nederlandse Antillen, onderverdeeld in Inspectie, Eilandsontvanger en Belasting Accountants Bureau. In de private sector werkt hij in organisaties in de zakelijke en financiële dienstverlening: de belastingaangifte- en adviespraktijk van belastingadvies- en accountantskantoren (MKB en particulieren), de financiële adviseringsafdeling van bankbedrijven, verzekeringsinstellingen en trustmaatschappijen. Vooral via de Raad van Advies wordt toegezien op de aansluiting op het beroepenveld. Overwegingen Het Antilliaanse Beroeps- en Opleidingsprofiel is vastgesteld door een eigen Raad van Advies samengesteld uit vertegenwoordigers van het relevante beroepenveld. Het profiel volgt het Nederlandse model maar heeft inmiddels een passende lokale inkleuring gekregen zoals beschreven onder facet 1.1. De aanvankelijke zorgen van het panel over de aansluiting van de beoogde eindkwalificaties bij het door het lokale beroepenveld opgestelde beroepsprofiel zijn daarmee weggenomen. Ook de indruk dat eerder sprake was van een functiebeschrijving is ongedaan gemaakt. Verder sluiten de kwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van de beginnende hbofiscalist hoewel het panel wel waarschuwt voor al te grote verwachtingen. Zo lijkt het thema advisering (jaar 4) voor een beginnende beroepsbeoefenaar nogal zwaar aangezet. Het panel herkent hierin uiteraard de ambitie van de opleiding om generalisten op te leiden maar tegelijkertijd mag niet voorbij worden gegaan aan de intrinsieke eigenschappen van een hbo-opleiding. Tegen deze achtergrond is ook begrijpelijk dat in de diverse gesprekken tijdens het locatiebezoek – o.a. met rector UNA, decaan SEF, opleidingsmanagement FRE en Raad van Advies – de wens is geuit om op termijn te starten met een masteropleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
pagina 15
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De drie facetten die betrekking hebben op de doelstellingen van de opleiding vindt het panel voldoende. De beoogde eindkwalificaties sluiten aan bij de eisen van de vakgenoten en de beroepspraktijk, en bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor op hbo-niveau. Het onderwerp Doelstellingen opleiding wordt daarmee als positief beoordeeld. Het panel wijst daarbij uitdrukkelijk op het belang van een adequate aansluiting van de opleiding op de behoefte van het Antilliaanse beroepenveld en
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
de inbedding in de lokale context. Tevens nodigt het panel het recent aangetreden managementteam uit om de eigen visie op de opleiding breed uit te dragen, ook ter informatie van aanstaande studenten, en deze te vertalen in het programma (zie verder onderwerp 2). Tot slot stelt het panel vast dat de betrokkenheid van de Antilliaanse beroepspraktijk optimaal geborgd is via een representatieve en gedreven Raad van Advies. Ook de betrokkenheid van de (lokale) vakgenoten is nu verzekerd.
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding. – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Volgens het aanvraagdossier (p . 22 e.v.) vindt de kennisontwikkeling in belangrijke mate plaats door gebruik van actuele literatuur, en via projecten en contacten met de beroepspraktijk. De ontwikkeling van de beroepsvaardigheden gebeurt hoofdzakelijk in aan de beroepspraktijk gerelateerde opdrachten, in practica en in stages. Verder is het opleidingsprogramma ontwikkeld in samenspraak met vakgenoten en de beroepspraktijk. Naar aanleiding van een schriftelijke vraag van het panel over de onderzoekscomponent schrijft de opleiding: “In het fiscale werkveld richt onderzoek zich met name op literatuur- en jurisprudentieonderzoek. In het tweede jaar leren de studenten in het programmaonderdeel Analyse Vakliteratuur om juridische teksten te ontleden en samen te vatten. In het programmaonderdeel Vaktechnisch overleg in leerjaar vier, maar ook tijdens de fiscale programmaonderdelen, voornamelijk in latere leerjaren, wordt hier verder aandacht aan besteed. Meer concreet vinden we de onderzoekscomponent terug in de paper Openbare Financiën in leerjaar 2, waarin de student een fiscale stelling over een openbaar financieel vraagstuk dient in te nemen en te beargumenteren. In leerjaar 3 komen de onderzoeksvaardigheden aan de orde en schrijft de student een scriptie tijdens zijn stage bij de Belastingdienst, waarbij hij een fiscale literatuur- en jurisprudentieonderzoek doet aan de hand van een praktijkprobleem. In zijn afstudeerwerkstuk doet de student een toepassingsgericht onderzoek.” Overwegingen Terugverwijzend naar de bevindingen en overwegingen van het panel over de oriëntatie bij de bespreking van de doelstellingen in het vorige hoofdstuk, is het panel van oordeel dat het beoogde programma FRE voldoet aan de eisen van een professionele opleiding. De inzet van bekwame (praktijk)docenten garandeert de aansluiting van het programma bij de meest actuele ontwikkelingen zowel in het kennisdomein FRE als het beroep. De curricula vitae
pagina 16
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
van de docenten, de opgave van recente en relevante literatuur en de aanvullende informatie over de onderzoeks- en beroepscomponent in de opleiding bevestigen dit beeld. Ook garandeert de samenwerking met Fontys Hogescholen een permanente uitwisseling van ervaringen en deskundigheid. Over het te gebruiken studiemateriaal heeft de opleiding duidelijk goed nagedacht. Zo is bij gebrek aan standaardwerken over het kennisdomein Antilliaans belastingrecht gekozen voor beschikbaar onderwijsmateriaal van het Belasting Accountants Bureau (BAB). Daartoe is een licentieovereenkomst gesloten tussen de UNA en het BAB. Met instemming en onder toezicht van de Raad van Advies wordt dit materiaal jaarlijks geactualiseerd. Verder wordt terecht gebruik gemaakt van Nederlandse literatuur gezien de nauwe verwevenheid en de historische relatie van het Nederlandse en Antilliaanse vakgebied. Aanvullende literatuur over de Antilliaanse context is beschikbaar via readers. Voor ondersteunende vakken wordt vooral gewerkt met Engelstalige vakliteratuur. De interactie met de beroepspraktijk lijkt optimaal via projecten, cases, stages en het afstudeerwerk. Vooral de Raad van Advies speelt een vitale rol in deze gezien zijn grote betrokkenheid bij de opleiding in het algemeen en de praktijkonderdelen in het bijzonder. Bij herhaling is het belang van de raad benadrukt door de verschillende gesprekspartners. Deze positieve opstelling zag het panel ook bevestigd in het gesprek met enkele leden van de Raad van Advies tijdens het locatiebezoek. Ook de (gast)docenten hebben vrijwel allen een directe band met de actuele beroepspraktijk. In samenspraak met de raad en het docententeam zal het opleidingsmanagement in de komende periode dan ook werken aan de verdere invulling van het curriculum en aan een nauwere aansluiting bij de Antilliaanse beroepspraktijk. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende. 4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p. 25 e.v.): “De opleiding heeft gekozen voor een competentiegerichte opzet van het curriculum, gebaseerd op de in het Antilliaanse beroepsen opleidingsprofiel geformuleerde beroepsinhoudelijke kerncompetenties (inclusief twee lange stages van 17 weken). Deze vijf beroepsinhoudelijke competenties zijn vertaald naar drie hoofdmodules in het curriculum: Beroepsinhoudelijke competenties
Module in curriculum
1 Werkzaamheden met betrekking tot aangifte
Produceren
2 Controlewerkzaamheden 5 Vertegenwoordigen op fiscaal terrein
Procederen
3 Informeren op fiscaal terrein
Adviseren
4 Werkzaamheden mbt fiscaal-juridisch en financieel advies
pagina 17
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
– Propedeuse – Om de student voor te bereiden op deze hoofdmodules, is ervoor gekozen om te beginnen met een propedeusejaar waarin basiskennis en -vaardigheden worden aangebracht [waarbij] een brede basis wordt gelegd in het fiscale, het financieeleconomische en het juridische domein. Deze domeinen zijn relevant voor de opleiding, zodat de student een brede basis heeft en zich een adequaat beeld van het werkveld en de domeinen verwerft. In de hoofdfase wordt vervolgens structureel toegewerkt naar het verwerven van de verlangde competenties in een coherent studieprogramma. – Produceren – In de module produceren (jaar 2 van de opleiding) staan beroepscompetenties 1 en 2 centraal. Deze module staat volledig in het kader van het kunnen maken en controleren van diverse belastingaangiften. – Procederen – De module procederen (eerste helft jaar 3 van de opleiding) is ingericht in het kader van beroepscompetentie 5. In deze module leert de student zijn cliënt of werkgever te vertegenwoordigen in een fiscale procedure. – Adviseren – In de module adviseren (eerste helft jaar 4 van de opleiding) staan beroepscompetenties 3 en 4 centraal. Deze module staat volledig in het kader van het kunnen adviseren van cliënten en informeren van cliënten en collega’s.” Over haar internationale ambities schrijft de opleiding in reactie op een schriftelijke vraag van het panel: “Binnen het programma zelf besteedt de opleiding FRE op diverse punten aandacht aan de internationale aspecten van belastingrecht, zoals buitenlandse belastingplicht, de Belastingregeling van het Koninkrijk (BRK) en verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. In het derde leerjaar wordt binnen het programmaonderdeel Omzetbelasting aandacht besteed aan de fiscale gevolgen van internationale transacties en wordt in het programmaonderdeel diverse belastingen aandacht besteed aan invoerrechten en accijnzen. In jaar 4 wordt het programmaonderdeel Internationaal en Europees Belastingrecht aangeboden dat geheel in het teken staat van internationalisering (4 ECTS). Naast fiscaalinhoudelijke internationale aspecten wordt binnen het programma ruime aandacht besteed aan het Engels, zowel de schriftelijke als de mondelinge vaardigheid (12 ECTS). Daarnaast is een aantal programmaonderdelen uit het eerste leerjaar in het Engels.” In het aanvraagdossier (p. 27 e.v.) is sprake van de didactische inrichting via vijf leerlijnen: 1. de conceptuele leerlijn; 2. de vaardigheden leerlijn; 3. de ervaringsreflectie leerlijn; 4. de studieloopbaanbegeleiding; 5. de integrale leerlijn. De opleiding hanteert verschillende werkvormen: “In de propedeuse is vorm gegeven aan projectonderwijs, waarin ook hoorcolleges en werkcolleges opgenomen zijn. In jaar twee tot en met vier is gekozen voor verschillende werkvormen in een thematische aanpak en studieactiviteiten.” Voorts volgt de student vanaf jaar drie twee praktijkstages: bij de Belastingdienst en bij de belastingadviespraktijk. (aanvraagdossier, p. 29) Over toetsing schrijft de opleiding onder meer: “De toetsing en beoordeling [zijn] competentiegericht. Dat houdt in dat de toetsing zoveel mogelijk praktijkrelevant is en betrekking heeft op professioneel gedrag in kritische beroepssituaties.” (aanvraagdossier, p. 30)
pagina 18
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Na het locatiebezoek is op verzoek van het panel aanvullende informatie bezorgd over de deeltijdse variant met daarin aandacht voor de instroom, de praktijkcomponent en de toetsing. Overwegingen Vooreerst moet worden opgemerkt dat in het aanvraagdossier de relatie tussen doelstellingen en programma niet voor alle onderdelen helder is omschreven. Ook de studiewijzers geven niet altijd een scherp beeld over wat de student moet kennen en kunnen na het behalen van een bepaalde module. Verder komen in de modulebeschrijvingen de competentiebeschrijvingen niet of nauwelijks terug. Ook het competentiegerichte onderwijsconcept roept de nodige vragen op. Tijdens het locatiebezoek is gebleken dat ook de opleiding zich bewust was van bovenstaande tekortkomingen. Ter plekke heeft het panel dan ook met voldoening kunnen vaststellen dat in de tussenliggende periode – aanvraag 1 juli en locatiebezoek 13 december 2009 – hard is gewerkt aan het bijstellen van het concept. De complete modulewijzers voor het eerste en tweede jaar zijn beschikbaar en bevatten alle relevante informatie. Het programma op hoofdlijnen voor jaar drie en vier biedt voldoende handvatten. Alle informatie is raadpleegbaar via de elektronische leeromgeving Blackboard. Op verzoek van het panel hebben twee studenten de toepassing ervan gedemonstreerd in de marge van het locatiebezoek. Het panel meent dat alle programmaonderdelen bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen. Niettemin wenst het panel drie kanttekeningen te plaatsen die mogelijk verband houden met het te strikt volgen van het Nederlandse model. Een vergelijkbare opmerking maakt het panel ook naar aanleiding van de beoordeling van facet 1.1. De kanttekeningen hebben betrekking op (a) het talenonderwijs; (b) de internationale ambities; (c) de deeltijdse variant. Ad a – Eerder heeft het panel al gewezen op de multilinguale context van de opleiding en het beroep van de hbo-fiscalist (zie facet 1.2). In het werkveld worden drie soms vier talen gebruikt – Papiamentu, Nederlands, Engels en soms Spaans – en de opleiding zelf hanteert ook verschillende instructietalen – in beginsel Nederlands maar ook Engels en soms Papiamentu. Samen met de opleiding meent het panel dat deze unieke setting zowel voorals nadelen biedt. Een voordeel is zeker dat studenten tijdens hun studie alvast wennen aan het door elkaar gebruiken van verschillende talen zoals dat ook in de latere beroepspraktijk het geval zal zijn. Docenten en studenten gaan overigens uiterst creatief om met de meertalige context. Een nadeel is echter dat studenten zichtbaar moeite hebben met het beheersen van deze talen. Op aandringen van de Raad van Advies gaat inmiddels extra aandacht uit naar het Engels maar zeker ook de beheersing van het Nederlands, zowel schriftelijk als mondeling, is een zorg. Opvallend genoeg beoordeelden de studenten met wie het panel sprak, hun taalbeheersing als vrij behoorlijk. Het panel was zeker onder de indruk van de vlotte gesprekken maar wijst tegelijkertijd op de relatief hoge moeilijkheidsgraad van juridische vakliteratuur in een vreemde taal. Het panel adviseert dan ook om extra voorzieningen te treffen om eventuele taaldeficiënties tijdig weg te nemen. Ad b – In reactie op een schriftelijke vraag van het panel over de vertaling van de internationale ambities in het programma gaat de opleiding uitgebreid in op de verschillende opleidingsonderdelen met een internationale dimensie. Ook wordt terecht gewezen op de meertalige context van de opleiding, en de aandacht voor Engels en Nederlands in het
pagina 19
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
curriculum. Dat in dit verband ook het samenwerkingsverband met Fontys Hogescholen naar voren wordt geschoven, vindt het panel minder overtuigend. Gezien de ontstaansgeschiedenis van de opleiding is dat uiteraard een logisch verband. Daarmee is echter nog niet aangetoond dat de UNA-opleiding ook internationaal georiënteerd is. Zonder afbreuk te willen doen aan het belang van de samenwerking met een Nederlandse instelling, zou het panel graag zien dat de opleiding FRE zich inspant om ook samenwerkingsverbanden aan te gaan met andere verwante opleidingen, bij voorkeur in de regio. Dit zou de inbedding in de lokale en regionale context beslist ten goede komen. Ad c – De aanvullende informatie voor, tijdens en na het locatiebezoek heeft het panel een beter beeld gegeven van de deeltijdse variant. Uiteraard is het kunnen beschikken over een relevante werkplek van primordiaal belang voor de deeltijdse student. Des te belangrijker is de borging van de kwaliteit van de werkplek. De eerste aanzetten daartoe zijn gegeven maar deze kunnen volgens het panel nog worden versterkt. Ook zou het aanbieden van een deficiëntieprogramma kunnen worden overwogen. Gebleken is dat deeltijdse studenten met wie het panel sprak, uiteenlopende problemen ondervinden die rechtstreeks voortvloeien uit de gebrekkige aansluiting. Ook meer gepaste studiebegeleiding zou extra ondersteunend kunnen zijn. De deeltijdse variant wordt verder besproken onder facetten 2.5 Instroom en 4.2 Studiebegeleiding. Overigens vraagt het panel zich af waarom niet is gekozen voor een duale variant die een betere combinatie van opleiding en werk mogelijk maakt. Het panel adviseert de opleiding om beide mogelijkheden – deeltijd en duaal – nog eens tegen het licht te houden. Meteen bij eerste lezing van het aanvraagdossier noteerde het panel een discrepantie tussen het gepresenteerde didactisch concept van competentiegericht onderwijs enerzijds en de vrij traditioneel ogende uitvoering van het onderwijsbeleid anderzijds. Zo worden in het eerste jaar veelal hoorcolleges gegeven vooral gericht op kennisoverdracht. Desgevraagd legt de decaan SEF uit dat niet alle faculteiten en opleidingen van de UNA dezelfde ervaringen hebben met competentiegericht onderwijs. Binnen SEF wordt een meer traditionele lijn gevolgd, ook omdat deze faculteit eerder aansluit bij het Angelsaksische wetenschappelijke onderwijs. De opleiding erkent ook ruiterlijk dat bij het opstellen van het aanvraagdossier competentiegericht onderwijs verkeerdelijk is opgevat als ‘competenties gericht op beroepstaken’. Deze misvatting verklaart grotendeels waarom de intentie van competentiegericht opleiden wel aanwezig is maar verder ontbreekt in de uitvoering. Dat neemt niet weg dat de hbo-opleiding FRE op korte termijn wel degelijk invulling wil geven aan een competentiegericht onderwijsmodel. Competentiegericht ‘pur sang’ zal de opleiding FRE echter nooit worden, aldus het opleidingsmanagement. Wel zal de opleiding veel elementen overnemen. Te denken valt aan het portfolio en integratieve toetsen, en leerlijnen als structurerend element. Het recent aangetreden opleidingsmanagement heeft alvast de leerlijnen uitgewerkt in een inzichtelijke matrix. Ook bestaan plannen om de docenten een gerichte nascholing competentiegericht onderwijs aan te bieden. Het panel steunt de opleiding uiteraard in bovenstaande voornemens maar het vraagt ook gepaste terughoudendheid bij het kopiëren van (Nederlandse) onderwijsconcepten die ook valkuilen kennen en mogelijk minder goed aansluiten bij de bestaande onderwijscultuur op de Nederlandse Antillen. Bij een aantal (gast)docenten proefde het panel alvast een zeker voorbehoud. In elk geval is de opleiding gebaat bij een model dat optimaal aansluit bij de eigen behoefte en context. Al bij al moet het panel vaststellen dat het huidige didactische concept vrij traditioneel van opzet is en dat vooralsnog nauwelijks uitvoering is gegeven aan het competentiegericht onderwijsconcept, weliswaar om begrijpelijke redenen. Daarmee is het didactische concept
pagina 20
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
niet in overeenstemming met wat in het aanvraagdossier staat vermeld. De opleiding doet er goed aan zich verder te bezinnen op het onderwijsmodel, een duidelijke keuze te maken en vervolgens plannen en uitvoering op elkaar af te stemmen. Het panel stelt overigens uitdrukkelijk dat het tot dusver gebruikte onderwijsmodel de opleiding prima toelaat om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. In navolging van wat het panel constateert over het didactische concept, merkt het panel ook op over de toetsvormen: volgens het aanvraagdossier zouden deze competentiegericht zijn maar het panel heeft daarvoor geen enkel bewijs aangetroffen. Zo zijn de enig gemaakte en ingeziene examens voor de opleidingsonderdelen Inkomstenbelasting en Loonbelasting klassieke vormen van schriftelijke toetsen. En het portfolio waarvan sprake, is nog niet uitgewerkt. Over de toetsing in de deeltijdse variant schrijft de opleiding in een aanvullend stuk dat zij voornemens is om de competentieontwikkeling in de praktijk op systematische wijze te toetsen. De eerste stappen daartoe zijn gezet. In de marge hiervan benadrukt de opleiding nogmaals dat zij wel degelijk een UNA-opleiding wenst te zijn. In het nagekomen document staat uitdrukkelijk vermeld “anders dan bij onze partneropleiding". Terecht bestempelt het opleidingsmanagement de toetsing tezamen met het didactische concept een prioritair verbeterpunt. De kwaliteit van de toetsing wordt in elk geval geborgd in de facultaire examencommissie. Het panel concludeert dat de (traditionele) toetsvormen in lijn zijn met het gehanteerde (traditionele) onderwijsmodel, en adviseert deze opnieuw tegen het licht te houden zodra de opleiding besluit om daadwerkelijk de stap te zetten naar een vorm van competentiegericht onderwijs. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende. 4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Voorafgaand aan het locatiebezoek is de opleiding gevraagd hoe zij ervoor zorgt dat een coherent studieprogramma wordt aangeboden. Uit de aanvullende informatie: “De opleiding heeft ervoor gekozen om de programmaonderdelen aan te bieden in een beroepsinhoudelijke context. De horizontale samenhang van de onderdelen is te vinden in deze context. Ieder programmaonderdeel in een module draagt bij aan het realiseren van de competenties uit het beroepsprofiel. In iedere module kunnen de programmaonderdelen weer onderverdeeld worden in belastingen, recht, economie en de integratie ervan in het practicum of project.” De verticale samenhang wordt ontleend aan de vijf leerlijnen met de daaraan gekoppelde programmaonderdelen. In een tabel zijn per leerlijn de verschillende programmaonderdelen uitgewerkt. Het aanvraagdossier (p. 32) vermeldt nog: “De verticale samenhang, over de leerjaren heen, is zichtbaar in de toenemende mate van complexiteit en verdieping, zowel in de thematiek, als in de opdrachten, de probleemstellingen en de te gebruiken vakliteratuur. Gedurende de opleiding is er sprake van toenemende zelfsturing; de student krijgt steeds meer verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. Hierbij vindt een overgang plaats van opleidingsgestuurd naar studentgestuurd leren.”
pagina 21
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Overwegingen De aanvankelijke zorgen van het panel over de samenhang van het programma hadden van doen met enkele onduidelijkheden die in de schriftelijke reactie op de vragen niet geheel konden worden opgehelderd. Tijdens het locatiebezoek echter zijn op overtuigende wijze de zorgpunten weggenomen. Deze knelpunten hadden betrekking op: – de coördinatie van het programma; – de verticale samenhang via leerlijnen; – de thematische samenhang; – de samenhang in de propedeuse; – de structurele samenwerking tussen (gast)docenten. Tot het locatiebezoek tastte het panel in het duister over de personele invulling van de coördinatie van het programma. In het aanvraagdossier stond immers te lezen dat deze taken in eerste instantie berustten bij een opleidingsdirecteur gedetacheerd vanuit Fontys Hogescholen totdat met ingang van het studiejaar 2009-2010 een nieuwe opleidingsdirecteur zou worden benoemd. Inmiddels is echter voorzien in een recent aangetreden en zeer capabel en enthousiast Antilliaans opleidingsteam bestaande uit een directeur en een manager. De Raad van Advies zou overigens graag zien dat het opleidingsmanagement nog wordt uitgebreid met een derde lid om de UNA-inbreng te versterken en het draagvlak te vergroten. Het team heeft in korte tijd een eigen dynamiek ontwikkeld en de verdere uitwerking van het opleidingsconcept alleszins voortvarend ter hand genomen. Alle stakeholders zien deze ontwikkelingen dan ook met vol vertrouwen tegemoet. En het panel kan zich daar zonder reserves bij aansluiten. De onduidelijkheid over de leerlijnen is te herleiden tot het weinig heldere onderwijsmodel zoals eerder uiteengezet (zie facet 2.2). Zeer recent – zo is gebleken tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement – zijn de leerlijnen die de verticale samenhang garanderen, nader uitgewerkt in een leerlijnenmatrix. Hoewel de implementatie ervan op niveau van de verschillende opleidingsonderdelen nog niet is geëffectueerd, heeft het panel er vertrouwen in dat dit op korte termijn zal gebeuren. In het verlengde daarvan verwijst het panel ook naar de aanbevelingen onder facet 2.2 die de samenhang zeker ten goede zullen komen. Een kanttekening plaatst het panel bij de suggestie die wordt gewekt dat het programma vanaf het tweede jaar themagericht is. De samenhang rondom een dergelijk thema is echter niet altijd helder. Het panel ziet zeker de meerwaarde van een thematische aanpak maar mist deze vooralsnog in de uitvoering. Wellicht kan in nauw overleg met het docententeam een en ander opnieuw worden bekeken. Het panel doet deze suggestie tegen de achtergrond dat het huidige docententeam niet is betrokken bij de totstandkoming van het programma. Mogelijk ligt daarin de verklaring voor de uiteindelijk povere thematische invulling van het curriculum. Tijdens het locatiebezoek vond in een afsluitend overleg met het opleidingsmanagement nog een nadere gedachtewisseling plaats over de invulling van de propedeuse en de relatie ervan met het curriculum van de drie volgende jaren. Desgevraagd legt de decaan SEF uit dat de faculteit een brede propedeuse aanbiedt voor alle bedrijfskundige opleidingen inclusief de nieuwe opleiding FRE. Daartoe is besloten op basis van zowel inhoudelijke als organisatorische redenen. De instelling wil studenten in het eerste jaar de mogelijkheid geven zich breed te oriënteren alvorens een definitieve keuze te maken. De basis voor FRE (of een andere SEF-opleiding) wordt gelegd in de propedeuse maar tegelijkertijd moeten
pagina 22
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
studenten ook zonder al te veel belemmeringen kunnen overstappen naar een andere bedrijfskundige opleiding. Bovendien lijken de SEF-opleidingen erg op elkaar. Het specifieke van de FRE-opleiding in het curriculum van het eerste jaar is onder meer een oriëntatie op de drie FRE-domeinen, de Introductie Belastingrecht (in plaats van Wiskunde II), het Project Belastingrecht (in plaats van project Accountancy) en een aangiftedag. Deze wordt georganiseerd in samenwerking met tweedejaarsstudenten FRE en de Raad van Advies. Voorts biedt de propedeuse ruimte voor het wegwerken van deficiënties met name bij de instromende havisten. De instelling doet er alles aan om deze studenten binnen boord te houden en met enig succes. Tot slot wil de UNA de financiële middelen zo efficiënt mogelijk inzetten. Het panel heeft zeker begrip voor de argumenten aangevoerd door de instelling om ook de opleiding FRE te starten met een brede propedeuse. Wel meent het panel dat de samenhang in de propedeuse sterker kan, mogelijk via een themagerichte aanpak. De organisatie van een aangiftedag vindt het panel overigens een interessant initiatief. Ook de studenten en de leden van de Raad van Advies toonden zich tijdens het locatiebezoek enthousiast over deze activiteit. Tot slot is met het opleidingsmanagement en de docenten uitvoerig gesproken over de onderlinge afstemming met het oog op een coherent programma. Het opleidingsteam is vrij nieuw en aangetreden na de start van de opleiding FRE; de docenten zijn niet betrokken geweest bij de ontwikkeling van de opleiding. In de voorbije maanden is nog hard gewerkt aan de invulling van de eigen opleidingsonderdelen en is ook vastgesteld dat een en ander beter op elkaar kan worden afgestemd. Alle betrokkenen, ook de gastdocenten, zijn zich daarvan bewust en daarvoor zijn structurele overlegmomenten voorzien. Uit de aanvullende informatie naar aanleiding van een schriftelijke vraag: “Het teamoverleg is in de maand december [2009] gestart met als doel tot afstemming te komen over bijvoorbeeld de opleiding in het algemeen en meer specifiek over de samenhang tussen de vakken en de functie van ieder programmaonderdeel binnen de leerlijnen.” Alles overziende is het panel ervan overtuigd dat in beginsel een coherent programma kan worden aangeboden. Het panel acht het opleidingsteam goed in staat om de samenhang te bewaken en op een aantal punten de nodige versterking aan te brengen. Het panel noemt daarbij uitdrukkelijk de implementatie van de uitgetekende leerlijnen, de themagerichte aanpak en de structurele samenwerking tussen alle docenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende. 4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Het aanvraagdossier (p. 32) vermeldt: “De faculteitsraad en de studentenraad bewaken de evenwichtige spreiding van de studielast en de organisatie van de onderwijseenheden voor de aanvang van de uitvoering van het onderwijsprogramma. Indien de bevindingen van de evaluatie(s) daartoe aanleiding geven, wordt het beleid en/of de praktijk van de uitvoering bijgesteld.”
pagina 23
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Maatregelen die moeten bijdragen aan de studeerbaarheid van het programma zijn: de indeling in semesters, de modulewijzers, de jaarroosters, het toetsrooster, herkansingen en de verdeling van de studielast over de opleidingsonderdelen. Studenten kunnen hun studievoortgang digitaal raadplegen via Progress. Voorts worden studenten bijgestaan door een studieloopbaanbegeleider en mentor. Tot slot ambieert de opleiding efficiënte leerroutes aan te bieden met zo min mogelijk studievertraging. Overwegingen Studenten met wie het panel tijdens het locatiebezoek heeft gesproken, zijn ronduit enthousiast over de opleiding. Dat geldt zowel voor de eerstejaars als voor de tweedejaars in beide varianten. Uitspraken als ‘boeiende materie’ en ‘nog beter dan verwacht’ zijn genoteerd. Van serieuze studievertraging kan in deze fase van de opleiding nog niet echt sprake zijn. Tijdens het locatiebezoek hebben twee studenten op verzoek van het panel in elk geval laten zien hoe zij hun studievoortgang digitaal kunnen volgen. Deze voorziening leek in orde te zijn. Studenten geven aan een onwaarschijnlijk groot aantal uren (ca. 50/week) te besteden aan hun studie. Colleges worden gegeven tussen 8u en 21u omdat nogal wat docenten uit de bedrijfsleven komen, en slechts voor of na kantoortijd beschikbaar zijn. Veel studenten brengen dan ook de hele dag door op de campus. Ook docenten hadden de indruk dat studenten veel tijd spenderen aan de opleiding. Deeltijdse studenten wordt een gecomprimeerd programma aangeboden op maandag. Zij besteden ca. 30u aan hun opleiding, voornamelijk in de vorm van zelfstudie. Zowel studenten als docenten geven aan een meerwaarde te zien in het organiseren van gezamenlijke sessies voor voltijdse en deeltijdse studenten. Vooral bij de behandeling van cases kunnen studenten met en zonder praktijkervaring van elkaar leren. In het eerste semester is alvast geëxperimenteerd met een proeftentamen Recht voor alle tweedejaarsstudenten van beide varianten. Alle participanten waren zeer te spreken over dit experiment. Het programma wordt als zwaar ervaren; de studielast is hoog maar nodig. Klachten over de studeerbaarheid zijn er niet. Wel wordt bepaalde (Engelstalige) vakliteratuur als moeilijk ervaren. Voorts vraagt de overgang van de brede propedeuse naar het tweede jaar van de opleiding FRE aandacht voor die studenten die aanvankelijk niet hebben gekozen voor het FRE-traject. Het panel vertrouwt erop dat de opleiding deze studenten extra begeleidt zoals ook is bevestigd in de gesprekken met de tweedejaarsstudenten. In elk geval worden passende maatregelen genomen om deficiënties weg te werken. Dat kan via een zomercursus voor aanvang van het tweede jaar of door het volgen van extra vakken tijdens het tweede jaar. Naar het oordeel van het panel is de studielast in overeenstemming met het beoogde hbobachelorniveau. Studenten ervaren het programma als interessant maar vrij zwaar. Het panel meent dat gemotiveerde studenten met de nodige inzet en een passende begeleiding goed in staat moeten zijn om de opleiding af te ronden binnen de daarvoor voorziene termijn. De verwachting is dat de deeltijdse studenten er iets langer zullen over doen. Wellicht dat een meer gerichte individuele studiebegeleiding kan worden geboden. Voor de studiebegeleiding wordt verder verwezen naar onderwerp 4 van het toetsingskader. Bij de bespreking van facet 2.5 Instroom wordt nog ingegaan op eventuele belemmeringen voortvloeiend uit het vigerende toelatingsbeleid voor de deeltijdse studenten.
pagina 24
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Tot slot merkt het panel op dat de UNA-opleiding wellicht haar voordeel had kunnen doen met de ervaringen van de Fontysopleiding met het verhogen van de studeerbaarheid. Hierover heeft het panel echter geen informatie gevonden in het aanvraagdossier. Enerzijds is dat begrijpelijk omdat studeerbaarheid gerelateerd is aan contextuele omstandigheden. Zo zullen Nederlandse studenten niet snel opgeven dat zij 30 tot 50 uur per week besteden aan hun studie. Ook zullen zij naar verwachting minder taalgerelateerde problemen ondervinden bij afwezigheid van de meertalige context waarvan sprake op de Nederlandse Antillen. Anderzijds zijn de gelijkenissen tussen beide opleidingen dermate groot dat zeker ook lessen kunnen worden getrokken uit eerdere ervaringen. Te denken valt aan de brede propedeuse, het deeltijdse programma en de verschillende leerroutes. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende. 4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen In het aanvraagdossier (pp. 33-34) wordt achtereenvolgens ingegaan op de inhoudelijke en didactische aansluiting, varianten, verkorte leerroute, drempelregeling, voorlichting en evaluaties. “Om te kunnen starten met de opleiding FRE moet de student een vwo-, havo-, mbo- of sbo-diploma (niveau 4) hebben. Er gelden geen specifieke profieleisen. Voor studenten die 23 jaar en ouder zijn, en die niet aan het toelatingsvereiste voldoen bestaat de mogelijkheid […] een colloquium doctum (toelatingsexamen) te doen. Met de werkvormen in de propedeuse sluit de opleiding aan bij werkvormen waarmee instromende studenten van vwo, havo (nieuwe stijl ) en de sbo-studenten (met competentiegericht onderwijs) vertrouwd zijn. Het zelfstandig plannen en organiseren 1 waarop het werken aan projecten een appèl doet, wordt vanaf de start van de opleiding getraind door de studieloopbaanbegeleider en de projectbegeleider. Deeltijd – De deeltijdopleiding is met name bedoeld voor werknemers van de Belastingdienst en medewerkers van Accountancy- Administratie- en Belastingadvieskantoren. Voor de deeltijdopleiding FRE bestaat een aangepast curriculum voor studenten die relevante werkervaring hebben en minimaal een sbo-vooropleiding. Op basis van verworven competenties kunnen deze studenten bepaalde vrijstellingen krijgen. Met iedere student vindt een intakegesprek plaats. Verkorte route – Voor studenten met een vooropleiding vwo met het profiel Economie & Maatschappij (E&M) en keuzevak Maatschappij & Organisatie (M&O) zijn doorlopende leerlijnen vastgelegd, zodat zij in jaar 2 (Produceren) kunnen instromen.
1
pagina 25
appel, volgens officiële spelling 2005.
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Drempelregeling – In de OER van de SEF is een zogenaamde drempelregeling opgenomen. Deze houdt in dat de student de 60 studiepunten van de propedeuse binnen twee studiejaren moet hebben behaald. Om de kans van slagen te verhogen mag de student die aan het einde van het eerste studiejaar nog geen 40 studiepunten heeft behaald nog niet instromen in de hoofdfase. Voor deze studenten wordt een aparte groep gevormd, waarbinnen maatwerk wordt geleverd. In het studieplan, dat onderdeel is van het POP, geeft de student aan hoe hij zijn studieachterstand wil wegwerken.” De opleiding verzorgt voorlichting via diverse kanalen, ook op Bonaire en Aruba. Informatie over de opleiding is verder beschikbaar op de website van de UNA (www.una.net) en in de vorm van een brochure. In de onderwijsevaluaties in de propedeuse wordt aandacht gegeven aan de aansluiting met het eerder genoten onderwijs. Tot slot meldt de opleiding voornemens te zijn om in het studiejaar 2009-2010 te monitoren in hoeverre deze aanpak succesvol is. Overwegingen De opleiding FRE is gestart in september 2009 en de eerste ervaringen met de selectieprocedure zijn dus opgedaan. De instroomcriteria voor de voltijdse studenten zijn helder. Twee aandachtspunten kwamen al eerder ter sprake: (a) de instroom van studenten in het tweede jaar zonder de FRE-propedeuse, en (b) de taalbeheersing. Voor het eerste punt verwijst het panel naar de bespreking van facetten 2.3 en 2.4. Op het tweede punt wordt verderop nog nader ingegaan aangezien dit evenzeer de deeltijdse studenten regardeert. Op basis van het aanvraagdossier rezen er allerlei vragen over de deeltijdse variant die gedeeltelijk voorafgaand aan het locatiebezoek zijn beantwoord door de opleiding. Een cruciaal zorgpunt echter blijft de selectieprocedure. Inmiddels is ook gebleken uit gesprekken het opleidingsmanagement en de docenten dat de instroomcriteria en de toepassing ervan onvoldoende waarborgen dat studenten met het juiste instapniveau starten met de opleiding. Ook is een generieke vrijstelling van de propedeuse moeilijk te rijmen met een EVC-procedure die juist gericht is op de individuele student. Het opleidingsmanagement erkent de problemen en is voornemens om haar instroombeleid aan te scherpen. Na het locatiebezoek is alsnog aanvullende informatie verstrekt over de instroom. De opleiding meldt onder meer: “ [Het] intakegesprek zal voor nieuwe cohorten worden vervangen door een gestandaardiseerd instroomassessment.” Met de mondelinge en daarna schriftelijke toezegging dat een en ander zal worden aangepast, kan het panel instemmen met de voorgenomen gewijzigde selectieprocedure. Eerder heeft het panel al stilgestaan bij de keuze van de opleiding voor de deeltijdse variant. Kortheidshalve verwijst het panel hier naar de opmerkingen en aanbevelingen onder facet 2.2. Gebleken is ook dat niet alle studenten hun talen even goed beheersen. Daarom zouden meteen bij aanvang van de opleiding studenten met taaldeficiënties moeten worden opgespoord zodat hen een passend begeleidingstraject kan worden aangeboden. In het Nederlands-Antilliaanse beroepenveld is het belangrijk dat de hbo-fiscalist zich zowel van de Engelse als Nederlandse taal kan bedienen; alle officiële documenten zijn namelijk opgesteld in het Nederlands of het Engels. Bovendien moeten studenten kennis hebben van juridische vaktaal. Daarom ook zijn beide talen terecht opgenomen in het curriculum. Het beheersen van de moedertaal (Papiamentu) door de studenten wordt door het beroepenveld als een pre gezien bij de uitoefening van het beroep. Het panel heeft al
pagina 26
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
eerder opgemerkt dat de meertalige context van de opleiding en het beroep voor- en nadelen kent (zie ook facetten 1.2, 2.2 en 2.4). Ook hier wil het panel nogmaals pleiten voor een meer doordacht taalbeleid binnen de opleiding, al dan niet in een breder SEF-verband, om de aansluiting zo goed mogelijk te garanderen en het slaagsucces te vergroten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende. 4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor met in de regel 240 studiepunten. Bevindingen In het dossier (p. 35) staat te lezen: “De voltijd opleiding hbo-fiscalist FRE duurt nominaal vier jaar. De bacheloropleiding bestaat uit 240 studiepunten, verdeeld over de propedeuse die 60 studiepunten omvat, en de hoofdfase die 180 studiepunten omvat.” Op de deeltijdse variant wordt onder dit facet niet nader ingegaan. In het document verstrekt na het locatiebezoek is sprake van een tweeënhalfjarige deeltijdse variant. Overwegingen Het programma is in overeenstemming met de voorziene 240 studiepunten en voldoet daarmee aan de minimumeis van ten minste 240 studiepunten voor een hbo-bachelor. De deeltijdse variant voldoet eveneens aan de formele eisen: 240 studiepunten worden verdeeld over tweeënhalf jaar. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
pagina 27
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Alle facetten van dit onderwerp zijn als voldoende beoordeeld. Het programma voldoet aan de criteria voor een hbo-bachelor. De beoogde doelstellingen en de inhoud van het programma sluiten op elkaar aan. De samenhang van het programma, de studielast en de duur van het programma voldoen alle aan de gestelde eisen van het toetsingskader. Dat geldt uiteindelijk ook voor de instroomeisen. De selectieprocedure voor studenten in de deeltijdse variant wordt aangepast met het oog op een betere aansluiting. Verder formuleert het panel enkele aanbevelingen die echter een positief eindoordeel over onderwerp 2 Programma niet in de weg staan. De opleiding wordt geadviseerd een consistente visie op het te hanteren onderwijsmodel te ontwikkelen en deze ook uit te voeren. Belangrijk hierbij is uit te gaan van de Antilliaanse behoefte en context. Een betere borging van de kwaliteit van de toetsing, ook van de werkplek, is in elk geval vereist. Ter bevordering van de studievoortgang wijst het panel op bijkomende maatregelen om eventuele taal- en andere deficiënties weg te werken. Verder adviseert het panel om te onderzoeken welke variant (deeltijd of duaal) het beste aansluit op de behoefte en de kwalificaties van de instromende studenten met ervaring. Het is het panel ook in positieve zin opgevallen dat de opleiding terecht een eigen invulling wenst te geven aan het curriculum en zich daarmee onafhankelijk opstelt ten opzichte van de Nederlandse partneropleiding. Deze ontwikkeling sterkt het panel in zijn overtuiging dat het programma in goede handen is bij het recent aangetreden Antilliaanse opleidingsteam.
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
4.3 4.3.1
Inzet van personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (pp. 36-27): “De colleges in de theorielijn worden veelal verzorgd door (gast)docenten afkomstig uit de beroepspraktijk. Zij brengen hun specifieke expertise in die bij de verschillende programmaonderdelen gewenst is. Binnen de UNA wordt veel gewerkt met gastdocenten. Het is op het eiland gebruikelijk dat professionals afkomstig uit de beroepspraktijk naast hun reguliere baan in deeltijd colleges verzorgen. Dit is één van de onderscheidende kenmerken van de lokale situatie: er is een grote bereidheid vanuit het werkveld om een bijdrage te leveren aan het (hoger) onderwijs. Ook het aantrekken van gastdocenten uit het buitenland komt binnen de UNA veelvuldig voor. In de begroting van de SEF is dan ook substantieel ruimte om (internationale) gastdocenten aan te trekken. Bij de verdere uitbreiding van het docentencorps zal steeds rekening gehouden worden met een goede spreiding van deskundigheid in de relevante disciplines (fiscaal, juridisch, economisch). Naast de eerdere of lopende ervaring die de medewerkers hebben, zullen zij in hun rol als docent ook tijdens hun werk bij de opleiding veelvuldig in contact komen met het werkveld van de fiscalist. De docenten zullen als stage- en afstudeerbegeleider regelmatig organisaties en instellingen bezoeken. Vast onderwerp bij deze ontmoetingen zijn de ontwikkelingen in het werkveld. Ook binnen de projecten wordt een verbinding met de beroepspraktijk gelegd. In het studiejaar 2010-2011 wordt een start gemaakt met het werven van stage- en afstudeeropdrachten. Eén van de medewerkers zal zich bezig houden met het inrichten van een stagebureau en het aanleggen van een databestand, waarin de contacten met het werkveld en in de toekomst ook de alumni zullen worden opgenomen.” Overwegingen De opleiding beschikt over een goed docententeam bestaande uit een evenwichtige mix van UNA-docenten en gastdocenten uit de praktijk. Voor de continuïteit van de opleiding is het overigens essentieel dat de opleiding een beroep kan doen op lokale (gast)docenten die de verbinding kunnen leggen met de Antilliaanse praktijk. Het opleidingsteam is zich daarvan bewust en is vastbesloten om met name gastdocenten aan te trekken die vertrouwd zijn met de lokale en Caribische context. Enkele leden van de Raad van Advies hebben alvast hun medewerking toegezegd. Het panel heeft ook kunnen vaststellen dat de docenten en de raad een grote rol vervullen bij de praktijkonderdelen van de opleiding. Dat geldt voor projecten, cases, stages en het afstudeerwerk. In wisselende functies zorgen docenten en raadsleden voor de noodzakelijke relatie met de beroepspraktijk van de Antilliaanse hbo-fiscalist. Zij zullen er ook over waken dat tijdens de stages zoveel mogelijk verschillende facetten van het beroep aan bod komen. Studenten moeten met name tijdens de praktijkonderdelen een goed beeld
pagina 28
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
krijgen van het werk waarvoor ze worden opgeleid en van de vereiste vaardigheden. En dan gaat het ook om andere dan beroepsinhoudelijke vaardigheden zoals kunnen omgaan met ethische dilemma’s (jaar 3). Bij monde van de opleidingsdirecteur is alvast toegezegd om bij de verdere uitwerking van de stage hieraan extra aandacht te besteden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende. 4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Informatie uit het aanvraagdossier (p. 37): “De opleiding maakt gebruik van het docententeam van de SEF. Dit team bestaat uit circa 32 fte onderwijzend personeel waarvan 70% vaste en 30% flexibele formatie. Deze flexibele formatie bestaat hoofdzakelijk uit gastdocenten, afkomstig uit de beroepspraktijk die hun specifieke expertise in het onderwijs inbrengen. Voor het studiejaar 2009-2010 is de formatie van de SEF aangevuld met de benodigde fte’s om de opleiding te kunnen ontwikkelen en uitvoeren.” Een tabel geeft inzicht in de personeelsinzet voor de eerste vijf jaren van de opleiding, uitgaande van de te verwachten studentaantallen, de te verwachten uitval en de benodigde ontwikkelcapaciteit. Voor de opleiding FRE is een docent-studentratio berekend van 1:30. Overwegingen Het panel stelt vast dat voldoende personeel beschikbaar is voor de opleiding. De recente samenstelling van het opleidingsteam en de duidelijke positionering van de opleidingsdirecteur moeten het ook mogelijk maken om te zorgen voor de noodzakelijke coördinatie waarop het panel al eerder heeft gewezen (zie ook facet 2.3). Een zorg van het panel – en ook van het opleidingsteam zo is gebleken tijdens het locatiebezoek – is de beschikbare capaciteit voor een optimale begeleiding van de studenten. Te denken valt aan de stages in het derde en vierde jaar van de opleiding, de verschillende praktijkopdrachten en projecten, en de individuele begeleidingstrajecten bij onder meer vastgestelde deficiënties. Voorts heeft het invoeren van een competentiegericht onderwijsmodel verregaande consequenties voor de inzet van personeel, ook in kwantiteit. Een docent-studentratio van 1:30 vindt het panel dan te weinig. Studieloopbaanbegeleiding bijvoorbeeld vereist een forse tijdsinvestering. Het panel adviseert de opleiding dan ook om bijtijds te voorzien in voldoende personeel. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
pagina 29
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Over de kwaliteit van het personeel meldt het aanvraagdossier (pp. 38-39): “De opleiding FRE zet docenten in met (recente) ervaring in het beroepenveld en met ervaring in het (hoger) beroepsonderwijs. Zij kunnen de verbinding maken tussen de ontwikkelingen in het werkveld en de competentieontwikkeling van de student die gedurende de hele opleiding centraal staat. Vanuit de verschillende disciplines waaruit de docenten afkomstig zijn, kunnen zij een bijdrage leveren aan de ontwikkeling, de organisatie en uitvoering van het onderwijs. Bij het samenstellen van het personeelsbestand gaat de opleiding uit van docenten met een relevante hbo- of wo-opleiding met daarnaast ervaring in het werkveld. Docenten die ingezet worden als theoriedocent of als docent voor de flankerende colleges bij de projecten hebben een wo-opleiding in Fiscaal Recht of Fiscale Economie. Deze docenten worden eveneens ingezet als vaardighedendocent, als projectbegeleider, stagebegeleider of studieloopbaanbegeleider. Als voorwaarde om een vaste aanstelling te krijgen bij de UNA geldt dat het pedagogisch getuigschrift moet [zijn] behaald. Daarnaast worden aan docenten van de UNA trainingen aangeboden op het gebied van didactiek, competentiegericht opleiden en toetsen en beoordelen. Medewerkers van Fontys Hogescholen en de UNA werken aan het curriculum en wisselen expertise uit. Binnen de UNA bestaat de zogenaamde ‘studieregeling’, die docenten faciliteert om binnen de UNA opleidingen te volgen. Verder stelt de opleiding haar docenten in de gelegenheid tot het bijwonen van seminars en dergelijke, zowel lokaal als internationaal. Het binnen de SEF geldende systeem van functioneren en beoordelen zal in de opleiding worden geïmplementeerd.” Overwegingen Het panel typeert het docententeam als bekwaam, betrokken en gedreven. Ook studenten spreken lovend over hun docenten. Vooral het feit dat de meeste docenten nauwe banden met de beroepspraktijk hebben, draagt voor de studenten bij aan de aantrekkelijkheid van het programma. Het panel verwacht ook veel van de nauwe verwevenheid van het wo- en hbo-onderwijs aan de UNA. De onderzoekscomponent van de opleiding kan hierdoor worden versterkt. Docenten hebben alvast bevestigd dat een eventueel promotietraject door de instelling wordt gestimuleerd en ondersteund, ook in financiële zin. Verdieping in het vak wordt ook nagestreefd via het samenwerkingsverband met Fontys Hogescholen. Het panel wenst hier uitdrukkelijk te herhalen (zie ook facet 2.3) dat de inzet van het relatief grote aantal gastdocenten, ook uit de regio en het verdere buitenland, gerechtvaardigd is gezien de kleinschaligheid kenmerkend voor een eiland. Uitwisseling van expertise in een iets breder verband is dan essentieel. De UNA heeft passend beleid ontwikkeld voor de borging van de kwaliteit van gastdocenten, dat ook van toepassing is voor de opleiding FRE. Overigens heeft de SEF van oudsher veel ervaring met het inzetten van gastdocenten die zorgen voor the-state-of-the-art expertise, aldus de SEF-decaan.
pagina 30
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Elders in het advies is het panel uitgebreid ingegaan op het onderwijsmodel (onderwerp 2). Het panel beperkt zich hier tot de aanbeveling om docenten, ook gastdocenten, en stagebegeleiders die niet of onvoldoende vertrouwd zijn met competentiegericht onderwijs maximaal te begeleiden voor zover de opleiding daadwerkelijk kiest voor dit didactisch concept. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende. 4.3.4
4.4 4.4.1
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet van personeel De nieuwe bacheloropleiding FRE wordt gedragen door een gekwalificeerd en gedreven docententeam. De docenten hebben ook goede banden met de beroepspraktijk. Het samenwerkingsverband met Fontys Hogescholen garandeert ook uitwisseling van expertise. Verder verwacht het panel veel van de wetenschappelijke omgeving waarin de docenten opereren. Wel vraagt het panel bijzondere aandacht voor de scholing van docenten, ook gastdocenten, en van stagebegeleiders mocht de opleiding ertoe besluiten om daadwerkelijk competentiegericht te gaan werken. Voorts is naar verwachting extra capaciteit vereist voor een optimale begeleiding van studenten bij diverse opleidingsonderdelen.
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Het aanvraagdossier (pp. 40-42) verschaft informatie over het UNA-beleid en de uitvoering ervan ten aanzien van de leeromgeving. Ingegaan wordt op de huisvesting (werkplekken, onderwijsruimtes etc.), bibliotheekvoorzieningen, ICT-faciliteiten en huisvesting voor studenten. Tijdens het locatiebezoek is het panel door de algemeen beheerder van de UNA rondgeleid langs de aula, het computercentrum, de bibliotheek en enkele onderwijsruimtes. De bibliotheek beschikt over een beperkte eigen collectie die wordt aangevuld via de elektronische bibliotheek van de Universiteit Utrecht. Het depot van de bibliotheek is sinds kort gehuisvest in een nieuw pand. Diverse projecten zijn in uitvoering om de collectie van de bibliotheek toegankelijker te maken. Digitaliseren van relevante, typisch Antilliaanse vakliteratuur krijgt daarbij voorrang. Verder zal de indeling van de bibliotheek op termijn worden aangepast zodat deze nauwer aansluit bij de werkwijze van de faculteiten. Gedacht wordt aan het creëren van studielandschappen per thema met werkplekken voor groepen. Overwegingen Meteen bij aankomst van het panel op de UNA-campus viel op dat flink is geïnvesteerd in nieuwbouw. Tijdens de rondleiding werd duidelijk dat de instelling werk maakt van haar ambitie om onderdak te bieden aan tal van nieuwe opleidingen, waaronder FRE en SW, en toenemende aantallen studenten. Verder zijn er plannen om de bestaande gebouwen te renoveren. De aanwezige en in aanbouw zijnde infrastructuur is alleszins toereikend om de
pagina 31
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
opleiding FRE te verzorgen. Het panel waardeert in het bijzonder dat bij de verdeling van de beschikbare ruimte gestreefd wordt naar een verregaande integratie van wo- en hboopleidingen. Ook is rekening gehouden met de specifieke klimatologische omstandigheden met onder meer aangepaste beplanting, werkplekken buiten en overkapte wandelpaden. Wat de ICT-voorzieningen betreft, geeft de UNA aan een stimuleringsbeleid te voeren. Van elke student wordt verwacht dat hij beschikt over een eigen laptop. Een beperkt budget ter ondersteuning is beschikbaar. Aansluitingen voor internet zijn verspreid aanwezig over de campus, ook buiten bij overdekte werkplekken. Studenten beklagen zich wel over het beperkt aantal werkplekken, ook omdat zij hele dagen doorbrengen op de campus. In de bouwplannen is voorzien dat het aantal werkplekken fors wordt uitgebreid. De bibliotheekvoorzieningen zijn bescheiden maar toereikend voor de opleiding FRE, te meer omdat digitale vakbladen via Kluwer beschikbaar zijn. Het panel durft wel te betwijfelen of de samenwerking met de digitale bibliotheek van de Universiteit Utrecht ook voor de langere termijn uitvoerbaar blijft. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende. 4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Volgens het aanvraagdossier (pp. 42-43) vervult de studieloopbaanbegeleider (SLB) een centrale rol in de begeleiding van de student. “De rol van de SLB’er verandert gedurende de opleiding van begeleider via coach naar studieloopbaanadviseur. De SLB’er vervult een belangrijke rol voor de student in het proces van zijn competentieontwikkeling. Dit komt vooral tot uiting bij de stages en projecten, waarin de student reflecteert op zijn competentieontwikkeling en zijn leerdoelen. De individuele gesprekken kunnen de studievoortgang betreffen, maar kunnen ook gaan over persoonlijke problemen waarmee de student zich geconfronteerd ziet. De SLB’er kan dan verwijzen naar een student counselor van de afdeling Student Affairs. […] Uitgangspunt bij de studieloopbaanbegeleiding is dat de student gedurende de hele opleiding dezelfde SLB’er houdt. Om de voortgang van de studenten te kunnen monitoren ontvangt de SLB’er per onderwijsperiode een overzicht uit Progress, het studentvolgsysteem van de UNA [.….]. De studieresultaten van de student zijn vast agendapunt in de individuele gesprekken met de SLB’er. De student kan zelf zijn studievoortgang online in Progress volgen.” De afdeling Student Affairs registreert de studievoortgang van de student in Progress, dat is gekoppeld aan Blackboard. Communicatie met studenten over onderwijsgerelateerde zaken vindt hoofdzakelijk plaats via Blackboard. Uiteraard kan ook de UNA-website worden geraadpleegd. Overwegingen Hoewel de basisvoorzieningen voor studiebegeleiding aanwezig zijn, is het panel van mening dat de begeleiding, ook in sociale zin, intensiever kan afgaande op de reacties van de studenten met wie het panel heeft gesproken. Dat geldt zeker voor de deeltijdse
pagina 32
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
studenten van wie een relatief zware inspanning wordt verwacht in combinatie met vaak een voltijdse baan. Aandachtspunten hierbij zijn zelfwerkzaamheid, beheersing van meerdere talen, studiehouding en werkplanning. Bij de bespreking van voorgaande onderwerpen en onderliggende facetten heeft het panel gewezen op de discrepantie tussen enerzijds het voornemen om competentiegericht onderwijs aan te bieden en anderzijds de uitvoering ervan. Ook bij dit facet moet het panel vaststellen dat de centrale rol van SLB zeer beperkt is ingevuld anders dan het aanvraagdossier suggereert. Maar voor de beoordeling van dit facet kan het panel zich eveneens vinden in de recente ontwikkelingen en de toezeggingen om op korte termijn werk te maken van de invoering van competentiegericht onderwijs. SLB zal daarbij de nadrukkelijke aandacht krijgen, aldus de opleidingsmanager en de SEF-decaan. De noodzaak om extra capaciteit in te zetten voor SLB kwam al eerder aan de orde (zie facet 3.3). Verder wil het panel erop wijzen dat bij de invoering van competentiegericht onderwijs niet alleen de docenten maar ook de studenten hierin zullen moeten worden begeleid. De informatievoorzieningen voldoen aan de vereisten. Progress en Blackboard laten toe om de studievoortgang te volgen en te monitoren. De FRE-website maakt een goede indruk maar moet nog worden aangevuld. Communicatie met docenten loopt veelal via korte lijnen als gevolg van de kleinschaligheid van de instelling en de opleiding. Al bij al vindt het panel de studiebegeleiding adequaat. De opleiding volgt thans nog vooral een traditioneel onderwijsconcept waarbinnen de studiegeleiding goed is geregeld. Zodra de opleiding overstapt op een competentiegericht onderwijsmodel, zal de studiebegeleiding moeten worden aangepast. De opleiding is zich daarvan terdege bewust en bereidt zich hierop voor. De informatievoorziening ten behoeve van de studievoortgang is in orde. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende. 4.4.3
4.5 4.5.1
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. De opleiding kan gebruik maken van geschikte huisvesting en overige materiële voorzieningen. De begeleiding kan echter worden versterkt, ook tegen de achtergrond van het voornemen om competentiegericht onderwijs aan te bieden. De informatievoorzieningen zijn toereikend. Onderwerp 4 Voorzieningen krijgt als geheel een positieve beoordeling.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (pp. 45-46): “[De] UNA [beschikt] sinds 2003 over een instellingsbreed kwaliteitsteam, dat een ontwikkelende, beleidsadviserende en voorbereidende functie vervult. Dit team wordt voorgezeten door de onderwijskundige beleidsmedewerker en verder bemenst door faculteitsmedewerkers, die met kwaliteitszorg
pagina 33
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
op faculteitsniveau belast zijn. Dit kwaliteitsteam vervult een belangrijke rol binnen het interne kwaliteitszorgtraject door het ontwikkelen van diverse kwaliteitsinstrumenten, zoals evaluatieformulieren en de klachtenprocedure. Op deze wijze vindt uitwisseling plaats van kennis en expertise tussen de faculteiten. Tevens bevordert dit team een meer uniforme kwaliteitsaanpak bij de verschillende faculteiten en [het] werkt faciliterend naar alle geledingen toe. De [opleidingsdirecteur] van de opleiding is lid van dit kwaliteitsteam.” Ter ondersteuning van de informatie in het aanvraagdossier over kwaliteitszorg is op verzoek van het panel een presentatie verzorgd door de verantwoordelijken voor kwaliteitszorg op het niveau van de instelling en van beide opleidingen FRE en SW. De kenmerken van het UNA-kwaliteitszorgbeleid zoals beschreven in haar kwaliteitsbeleidsplan uit 2006: – een integrale kwaliteitszorgbenadering; – een continue kwaliteitsverbetering; – de PDCA-cyclus; – eenheid in verscheidenheid met centrale aansturing maar uitwerking op faculteitsniveau; – klanttevredenheid, met name van de student. Uit de presentatie kwam duidelijk naar voren dat niet alle faculteiten op dezelfde wijze invulling geven aan kwaliteitszorg. Elke faculteit krijgt de ruimte om in eigen tempo hieraan uitvoering te geven. De introductie van uniforme instrumenten voor kwaliteitszorg wordt wel nagestreefd maar is op korte termijn niet haalbaar. Ondanks het gebrek aan een uniform systeem ‘houdt de UNA de vinger continu aan de pols’. Binnen de instellingen zijn de lijnen kort, en de combinatie van formele en informele evaluatiemomenten zorgt voor een permanente kwaliteitsbewaking en –verbetering. Aan een handboek kwaliteitszorg wordt gewerkt. Kwaliteitszorg is op weg naar een centraal systeem en staat nu bovenaan de agenda van het management, docenten en studenten. Het draagvlak voor kwaliteit en kwaliteitsverbetering is daarmee verzekerd. Dat alleen al is een enorme winst, besluit de UNA-verantwoordelijke voor kwaliteitszorg Kwaliteitszorg heeft in elk geval de aandacht van de faculteit SEF. Alle opleidingen, en dus ook de opleiding FRE, doorlopen dezelfde kwaliteitszorgcyclus en worden daarbij aangestuurd door de SEF-opleidingsmanager waardoor maximale afstemming is gegarandeerd. Bij gebrek aan meteen inzetbare instrumenten maakt de opleiding FRE voornamelijk gebruik van de directe contacten met studenten om de beginfase te monitoren Uitgangspunten voor de kwaliteitszorgcyclus voor SEF zijn: – de PDCA-cyclus zijnde cyclisch en systematisch; – een driejarige cyclus voor onder meer alle programmaonderdelen, de eindkwalificaties en het curriculum; – een stappenplan als concrete uitwerking van de PDCA-cyclus met een koppeling aan het NVAO-kader met onderwerpen, activiteiten en collegejaren; – een kwaliteitskalender per studiejaar gebaseerd op het stappenplan bevattende alle relevante activiteiten (evalueren, analyseren, verbeteren, ontwikkelen). Overwegingen Binnen een relatief kleine instelling is gekozen voor een decentrale uitwerking van kwaliteitszorg. Het panel kan zich vinden in deze pragmatische opstelling te meer omdat de faculteit SEF hierin een voortrekkersrol vervult en duidelijk op weg is naar een
pagina 34
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
gestructureerde aanpak. Zo zijn alvast evaluatieformulieren ontwikkeld – maar nog niet gebruikt – en is een begin gemaakt met structureel overleg met alle stakeholders. Voorts erkent het panel het belang van de frequente informele contacten die zeker in de startfase van de opleiding van groot belang zijn om kleinere problemen direct te verhelpen. Tot slot is in de diverse gesprekken tijdens het locatiebezoek bij herhaling naar voren gekomen dat alle betrokkenen veel waarde hechten aan de kwaliteit van de opleiding en daarmee ook aan kwaliteitszorg. Voor kwaliteitszorg van de opleiding FRE is de opleidingsmanager verantwoordelijk die in korte tijd erin geslaagd is om in goed overleg en in nauwe samenwerking met alle FREbetrokkenen heldere beleidsvoornemens te formuleren en enkele concrete verbeteringen door te voeren. Voorbeelden daarvan zijn het aanbieden van extra werkcolleges wiskunde voor studenten die problemen ondervinden en het aanspreken van docenten op het gebruik van Papiamentu als instructietaal. Deze ontwikkelingen geven het panel vertrouwen in een goede uitwerking van het kwaliteitszorgsysteem voor de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Voor alle stakeholders worden kwaliteitszorginstrumenten ontwikkeld en zijn overlegstructuren voorzien. Studenten hebben bijvoorbeeld inspraak via de faculteitsraad (organisatie), studentenpanels (o.a. voorzieningen) en evaluatieformulieren (inhoud van de opleiding). Omwille van de kleinschaligheid heeft de UNA geopteerd voor een faculteitsraad eerder dan een opleidingscommissie. Ook docenten worden op verschillende manieren bij kwaliteitszorg betrokken. Voor de opleiding FRE is een Raad van Advies ingesteld die het beroeps- en opleidingsprofiel heeft vastgesteld en nauw betrokken is bij de verdere ontwikkelingen van de opleiding. Alumni zijn betrokken bij kwaliteitszorg vanuit een win-winsituatie. Zij treden vaak op als gastdocenten en ervaren hun medewerking als een vorm van nascholing. Voor het beroepenveld en alumni worden ook conferenties georganiseerd. Overwegingen Alle stakeholders worden ongetwijfeld op een of andere manier betrokken bij de nieuwe opleiding FRE. Wel stelt het panel vast dat dit nog niet altijd op een structurele wijze gebeurt. Ook lijkt de aandacht primair uit te gaan naar de inhoud van het programma en minder naar kwaliteitszorg en evaluatie. Bij herhaling is al gewezen op de prominente positie van de Raad van Advies ingesteld nog voordat de opleiding FRE van start ging. De raad en de opleiding hebben dan ook een gezamenlijk belang: het beroepenveld wenst goed gekwalificeerd personeel in dienst te nemen en de opleiding wil goed gekwalificeerde afgestudeerden afleveren. Het is zeker de verdienste geweest van de toenmalige opleidingsdirecteur verbonden aan Fontys Hogescholen dat deze raad niet alleen representatief is samengesteld maar zich ook zeer betrokken voelt bij het wel en wee van de opleiding. Dat neemt niet weg dat diezelfde raad
pagina 35
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
met de nodige afstand kan kijken naar een opleiding waarvan hijzelf mede aan de wieg heeft gestaan. De raad heeft inmiddels verdere ideeën ontwikkeld over zijn betrokkenheid bij de opleiding. In dit verband zijn al eerder genoemd gastcolleges en stageplekken (zie facet 2.1). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende. 4.5.3
4.6 4.6.1
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel heeft begrip voor de omstandigheden die maken dat kwaliteitszorg nog niet optimaal is ingebed in de opleiding. Toch meent het panel dat een en ander nu versneld kan worden ingevoerd te meer omdat alle betrokkenen bij de opleiding FRE het belang van een goed werkend kwaliteitszorgsysteem meermaals hebben benadrukt. Dat geldt zeker voor de SEF-decaan, het opleidingsmanagement en de zeer actieve Raad van Advies. De verwachting is dan ook dat medewerkers, studenten en alumni op korte dan wel langere termijn eveneens actief worden betrokken bij de nieuwe opleiding. De eerste aanzetten daartoe zijn inmiddels gedaan. Daarom beoordeelt het panel beide facetten als voldoende. Het hele onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg wordt derhalve positief beoordeeld.
Condities van continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p. 49): “De UNA stelt zich garant voor de uitvoering van de opleiding en garandeert dat instromende studenten het programma volledig kunnen doorlopen. Naast deze toezegging, wordt de garantie ondersteund door het financiële plan en de opgenomen financiële reserveringen voor ontwikkeling en uitvoering van de opleiding binnen de begroting van de faculteit.” Overwegingen Op basis van de schriftelijke afstudeergarantie verstrekt door de instelling concludeert het panel dat de afstudeergarantie voldoende is gewaarborgd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Volgens de instelling is de personele inzet voldoende om de opleiding verder te ontwikkelen en uit te voeren. “De voorzieningen zijn toereikend, zie § 4.1. De UNA investeert in de toekomst door nieuwbouw en upgrading van haar voorzieningen. In de begroting 2009 en
pagina 36
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
2010 zijn zowel voor de personele inzet als voor de materiële voorzieningen voldoende middelen gereserveerd.” (aanvraagdossier, p. 49) Overwegingen Op basis van de beschikbare informatie in het aanvraagdossier en de toelichting van de SEF-decaan bij het cijfermateriaal concludeert het panel dat de voorziene investeringen toereikend zijn. Additionele investeringen zijn nodig indien de opleiding ertoe besluit om competentiegericht onderwijs in te voeren. De eventueel bijkomende investering is mondeling toegezegd door de SEF-decaan. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende. 4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen “De UNA investeert in uitbreiding van haar opleidingenaanbod. De overheidsbekostiging is jaarlijks, samen met de collegegelden en de overige inkomsten, voldoende om alle opleidingen, bestaande en nieuwe, de benodigde financiën te garanderen. De UNA staat hier garant voor. Voor de opleiding FRE zijn de directe kosten en inkomsten voor het jaar 2010 integraal opgenomen in de begroting van de SEF.” (aanvraagdossier, p. 49) Overwegingen Het panel stelt vast dat de UNA duidelijk investeert in de opleiding. De gepresenteerde cijfers ondersteunen deze constatering. Wel is het panel van mening dat de ambities van de UNA erg hoog zijn. In een korte tijd moet veel worden gerealiseerd. De instelling gaat uit van een groeimodel om de noodzakelijke extra financiële middelen te genereren. Tegelijkertijd is de UNA de enige publieke instelling van hoger onderwijs op het eiland, waardoor de lokale overheid wellicht een bijzondere verantwoordelijkheid neemt voor de UNA. Op basis van de beschikbare informatie in het aanvraagdossier en de toelichting van de SEF-decaan bij het financieringsmodel van de UNA (zie ook subhoofdstuk 3.2) concludeert het panel dat de financiële voorzieningen toereikend zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 37
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Condities van continuïteit Het panel heeft de afstudeergarantie, de voorziene investeringen en de financiële voorzieningen als voldoende gekwalificeerd, en daarmee krijgt het onderwerp Condities voor continuïteit in zijn geheel de score voldoende toegekend.
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
2 Programma
3 Inzet van personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Condities van continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Bachelor
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende
pagina 38
Oordeel
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Bijlage 1 – Samenstelling panel Voorzitter Dr. Jaap Vedder heeft ruime ervaring als voorzitter van visitatiecommissies voor bacheloren masteropleidingen. Hij was universitair hoofddocent Opleidings- en nascholingsdidactiek aan de Universiteit Utrecht, coördinerend inspecteur Hoger Onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs en plaatsvervangend voorzitter van het College van Bestuur bij de Hogeschool Drenthe. Momenteel is hij zelfstandig adviseur Onderwijsvernieuwing & Onderwijskwaliteit, voorzitter van de Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken/Wiskunde Onderwijs (NVORWO), voorzitter van de Stichting Ambulancezorg Nederland, voorzitter van de Stichting Op Kop (Openbaar Primair Onderwijs Steenwijkerland en Zwartewaterland) en voorzitter van de Stichting Onderwijsfonds COCMA. Jaap Vedder is afgestudeerd wiskundige en gepromoveerd in de sociale wetenschappen. Jaap Vedder beschikt over visitatiedeskundigheid en onderwijsdeskundigheid. Panellid Jan Los (1943) was eerder partner bij Dijker-groep (later Coopers & Lybrand) en in die periode lid van het bestuurscollege en voorzitter van de beroepsgroep AA. Van1997 tot 2004 was hij zelfstandig gevestigd onder de naam Accountants+ Adviesgroep Los BV. Vanaf 2004 is hij zelfstandig NMI-gecertificeerd en forensisch mediator. Hij was verder onder meer vijf jaar lid van de examencommissie AA, vier jaar lid van de DB Nederlandse Orde van Accountants administratieconsulenten en daarna zes jaar voorzitter van deze organisatie, zes jaar lid van de DB SRA, daarna van 2005-2007 voorzitter; drie jaar Lid Raad AA, adviesorgaan van de regering. Hij was tevens een aantal jaren voorzitter/adviseur van de redactieraad van diverse Kluweruitgaven op accountants- en fiscaal terrein. Jan Los beschikt over vakdeskundigheid FRE en visitatiedeskundigheid. Panellid Mr. Ate Sietzema is hoofd Opleidingen (teamleider) Accountancy en Fiscale Economie aan de Hanzehogeschool te Groningen. Voorheen was hij docent Recht/Belastingrecht. Hij is voorzitter van het landelijk Overleg opleidingen Fiscale Economie en was lid van de landelijke werkgroep domeincompetenties bachelor of economics. Hij is lid van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs (FB). Hij was zelfstandig gevestigd als belastingadviseur in samenwerking met een AA kantoor van 1989 tot 2006. A. Sietzema is afgestudeerd in Nederlands Recht en Fiscaal Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ate Sietzema beschikt over vakdeskundigheid FRE en onderwijsdeskundigheid. Panellid Drs. Stanley Heinze is directeur van de Directie Sociale Zaken van het Ministerie van Sociale Zaken van Aruba. Hij studeerde Culturele Antropologie en Niet-Westerse Sociologie. De Directie Sociale Zaken heeft onder directeurschap van S. Heinze de opzet en uitvoering van een masteropleiding Social Work en Development eenmalig gefinancierd. Deze opleiding werd uitgevoerd door de Universiteit van Aruba (UA), met als doel het lokaal kader te versterken. Thans wordt deze opleiding regulier door de UA aangeboden. Stanley Heinze beschikt over regiodeskundigheid. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
pagina 39
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Secretaris en procescoördinator Drs. Henri Ponds en lic. Michèle Wera, beleidsmedewerkers NVAO
pagina 40
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Bijlage 2 – Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 14 december 2009 voor de toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Fiscaal Recht en Economie van de Universiteit Nederlandse Antillen. Locatie: UNA, gebouw R, lokaal R1.01
Tijdstip*
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 09.30 uur
Ontvangst en bestuderen
Visitatiepanel
documenten ter inzage
09.30 – 10.15 uur
Gesprek met instellingsbestuur
10.30 – 11.30 uur
Presentatie & gesprek vertegenwoordigers
-
Dr. Rupert Silberie, rector magnificus
-
Drs. Hugo de França, algemeen beheerder
-
Drs. Renny Maduro, decaan SEF
-
Dr. Miguel Goede, decaan FMG
-
Drs. Sharine Isabella, kwaliteitszorg UNA
-
Mr. Drs. Gerda Fokker, kwaliteitszorg SW
-
Drs. Jeanine Cozijns-Isenia, kwaliteitszorg FRE
kwaliteitszorg
11.30 – 12.30 uur
Gesprek opleidingsmanagement en
- Drs. Renny Maduro, decaan SEF - Mr. Drs. Javier Silvania, opleidingsdirecteur FRE
decaan - Drs. Jeanine Cozijns-Isenia, opleidingsmanager: onderwijskundige ondersteuning
12.30 – 13.15 uur
pagina 41
Overleg panel tijdens lunch
Visitatiepanel
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
13.15 - 14.00 uur
Bezoek voorzieningen
-
Drs. Hugo de França, algemeen beheerder
-
Mr. Ivy Doorstam, docent Recht
-
Drs. Irainety Copra, docent Opebare Financiën
-
Drs. Magali Felipa, docent Communicatieve Vardigheden
-
Drs. Richard Martina, docent Introduction Business Administration I
-
Ing. Ronnie Isenia, docent Introduction Mathematics 1
-
Drs. Paul Cornelissen, docent Belastingrecht
-
Naomi Clifton, 1 jaar, vt
(rondleiding) 14.15 - 15.15 uur
15.30 – 16.15 uur
Gesprek met docenten
Gesprek met studenten
e
e
- Gilmertz Gaari, 1 jaar, vt
16.15 – 17.00 uur
Gesprek met werkveld (Raad van Advies)
e
-
Jonathan Kopra, 1 jaar, vt
-
Rosetti Petrona, 1 jaar, vt
-
Nishel Specht, 1 jaar, vt
-
Alnisha Davis, 1 jaar, vt
-
Lionela Jamanica, 1 jaar, dt
-
Arvela Campagnard, 1 jaar, dt
-
Michelle Maduro, 2 jaar, vt
-
Saimenine Zimmerman, 2 jaar, vt
-
Mr. Clarion Taylor, belastinginspecteur
-
Mr. Fong-Mang Cheong, manager tax, KPMG
-
Hans van Dinther, staffunctionaris P&O, Stichting BAB
-
Mr. Peter Muller, belastingadviseur, Muller & Associates
-
Lennart Huijsen LL.M., tax director, PriceWaterhouseCoopers
e
e
e
e
e
e
e
17.00 – 17.15 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement
- Drs. Renny Maduro, decaan SEF - Mr. Drs. Javier Silvania, opleidingsdirecteur FRE -
17.00(17.15) – 18.00 Afsluitend paneloverleg
pagina 42
Drs. Jeanine Cozijns-Isenia, opleidingsmanager: onderwijskundige ondersteuning
Visitatiepanel
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Bijlage 3 – Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling – Aanvraagdossier met bijlagen, 1 juli 2009 – Aanvullende informatie nav vragen panel, 7 december 2009 – Aanvullende informatie ivm deeltijdse variant, modulewijzer jaar 2 en examens en oefenmateriaal, 15 december 2009
Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek – Hoofdlijnen facultaire en stafplannen, Strategisch Plan 2010-2015 Tafel 0 - Inleiding 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 0.10 0.11 0.12 0.13 0.14 0.15 0.16
Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen (LUNA) Strategic Plan UNA 2006 – 2010. “Delivering future leaders for the Caribbean”, Curaçao, augustus 2005 Ontwerp Landsverordening Hoger Onderwijs Nederlandse Antillen, februari 2009 (LHONA) Bestuurs- en beheersreglement UNA (2006) Overzicht opleidingen UNA (2009) Adviesrapport Toekomst UNA (2007) Overzicht samenwerkingsverbanden UNA (2009) Beleidsplan op hoofdlijnen inzake het Antilliaans Hoger Onderwijs, Commissie Hoger Onderwijs, december 2002 Overzicht Buitengewone Hoogleraren UNA (2008) Fontys Projectplan Curaçao FRE UNA zonder financiële paragraaf (2008) Samenwerkingsovereenkomst Fontys-UNA Elsevier Keuzegids 2008 en Keuzegids Hoger Onderwijs (2008) Strategisch Plan 2008-2010 Fontys Hogeschool Financieel Management “Kwaliteit in diversiteit” (2008) Brochure International Financial Services of the Netherlands Antilles: ”Rock Solid and Different”. Memorandum of Understanding Fontys-UNA (2009) Concept LBHAM 09-010
Tafel 1 – Doelstelling opleiding 1.1 1.2
Antilliaans Beroeps- en Opleidingsprofiel Bachelor Fiscaal Recht & Economie (2009) Opleidingsplan Fiscaal Recht & Economie UNA (2009)
Tafel 2 – Programma 2.1 2.2 a) b) c) 2.3 a)
pagina 43
Onderwijs- en Examenregeling Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen (SEF) 2009-2010 Literatuurlijst 2009-2010: Boekenlijst 1e jaar (propedeuse) voltijd FRE Boekenlijst 1e jaar deeltijd FRE Boekenlijst 2e jaar voltijd FRE Modulewijzers FRE: Modulewijzer Propedeuse (1e jaar voltijd)
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
b) c) d) e) 2.4 a) b) c) d) e) f) g) h) 2.5 2.6 2.7 2.8
Modulewijzer Produceren (1e jaar deeltijd) Modulewijzer Produceren (2e jaar) Modulewijzer Procederen (3e jaar, 1e helft) Modulewijzer Adviseren (4e jaar, 1e helft) Projectbeschrijvingen en stagebrochures: Project Belastingrecht propedeuse FRE, semester 1, 2009/2010 Opdracht Openbare Financiёn 2009-2010 Instructie schrijven paper Openbare Financiёn Project de Procedure (concept): Casus project de Controle Projectdraaiboek Procederen Tijdspad project de Controle Stagebrochure jaar 3 FRE Stagebrochure jaar 4 FRE Toetsbeleid Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen (2009) Handleiding Examencommissie (2009) Notulen Examencommissie (2009) Planning en Toetsdata 2009-2010
Tafel 3 – Inzet Personeel 3.1 3.2 3.3 3.4 a) b) c) 3.5
HR Beleidspunten voor de UNA (2009) Curriculum Vitae (gast)docenten Beleidsnotitie Inzet Gastdocenten UNA “Werven en Werken met Gastdocenten” (2006) Scholingsplan: Beleidsnotitie: Taakbelasting Onderwijzend Personeel (concept 4) (2006) Scholingsplan 2009-2010 Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen Evaluatie Gastdocenten Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen Opleidingsbeleid UNA
Tafel 4 – Voorzieningen 4.1 4.2 4.3 a) b) c) d) e) f) 4.4 a) b) c) d) e) 4.5 4.6 4.7 4.8
pagina 44
Transitie beleidsplan 2009-2011 Student Affairs UNA (2009) Nulmeting Ondersteunende Diensten Resultaten Rapport (2005) Beleidsplannen Ondersteunende Afdelingen: Beleidsplan 2006-2010 Afdeling Campus en Mensa (2005) Beleidsplan 2006-2010 Computer Centrum UNA (2005) Beleidsplan 2006-2010 Financiёle Administratie (2005) Beleidsplan 2006-2010 Facilitaire Dienst (2005) Beleidsplan 2009-2010 Library and Research/Bibliotheek UNA (2009) Beleidskader Kwaliteitszorg UNA 2005-2010: Het kan altijd beter! (2006) Actieplannen Ondersteunende Afdelingen: Actieplan 2009-2011 Student Affairs Actieplan UNA Campus (2009) Actieplan Afdeling Financiёle Administratie (2008) Actieplan Afdeling Financiёle Administratie (2009) Notitie Stand van Zaken Kwaliteitszorg- en Accreditatietraject (2008) Master Plan UNA 2010 Beleidsplan Communicatie & Marketing (2006) Brochure Fiscaal Recht & Economie Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen (2009) Regeling Bindend Studieadvies SEF (2009)
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Tafel 5 – Interne Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.15
Samenstelling Raad van Advies: portfolio’s Notulen vergaderingen met de Raad van Advies Rapport Studententevredenheidsonderzoek UNA (2008) “Het kan altijd beter, Beleidskader Kwaliteitszorg UNA 2005 - 2010”, UNA 2006 “Kwaliteit in onze Universiteit”: Doel, taken en werkwijze van het Kwaliteitsteam van de UNA (2004) Concept Klachtenregeling en Beroepsmogelijkheden UNA (2009) Notulen Kwaliteitsteam UNA Notulen Faculteitsraad Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen 2009 Notulen Petit Comité Accreditatie SEF 2009 Overlegstructuur SEF, inclusief planning 2009-2010 Notulen Full-time Staf SEF 2009 Notulen Parttime Staf (gastdocenten) 2009 Notulen Program Directorsoverleg 2009 Kwaliteitszorg SEF 2009-2016 Evaluatie-instrumenten SEF
Tafel 6 – Condities voor continuïteit 6.1 a) b) c) 6.2 a) b) c) 6.3
Jaarrekening 2008 en begroting 2009 en 2010 UNA : Financial Statements 2008 Report to Board of Trustees of the UNA Begroting 2009 UNA (2008) Begroting 2010 UNA (2009) Begroting Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen 2009-2010 Begroting SEF 2009 Begroting SEF 2010 Beleidsplan 2006-2010 Financiёle Administratie (2005) Voorbeeld bekostigingsmodel HO-instellingen Nederlandse Antillen
Tafel 7 – Literatuur Boeken en readers.
Tafel 8 – Blackboardinformatie Onderstaande documenten zijn via Blackboard beschikbaar voor studenten. Studiegids met bijlagen − Studiegids FRE (op tafel) − Plannings- en Toetsdata (2.8) − Onderwijs- en Examenregeling (2.1) − Belangrijke feestdagen (op tafel) − Klassenlijsten (op tafel) − Contactgegevens docenten (op tafel) − Roosters (op tafel) − Regeling Bindend Studieadvies (4.8) − Reglement Faculteitsraad (op tafel) − Handleiding Examencommissie (2.6) Opleidingsinformatie − Modulewijzers (2.3) − Literatuurlijsten (2.2) − Opleidingsplan en Beroeps-en opleidingsprofiel ( 1.1. en 1.2)
pagina 45
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Documenten beschikbaar gesteld na locatiebezoek – Praktijkcomponent in de deeltijdopleiding FRE – Examens en oefenmateriaal Inkomstenbelasting en uitwerkingen, en Inkomstenbelasting – Modulewijzer Produceren 2009/2010, Jaar 2, Bachelor FRE Overige documenten – Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 februari 2003 – Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 – Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006 – Brief OCW aan NVAO over Kwaliteitsoordeel hoger onderwijs in de Nederlandse Antillen en Aruba, 8 juli 2005 – www.una.net – www.nvao.net
pagina 46
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Bijlage 4 – Lijst met afkortingen
pagina 47
ba
bachelor
BAB
Belasting Accountants Bureau
BRK
Belastingregeling van het Koninkrijk
ECTS
European Credit Transfer System
FRE
Fiscaal Recht en Economie
fte
full time equivalent
havo
hoger algemeen voortgezet onderwijs
hbo
hoger beroepsonderwijs
LOFE
Landelijk Overleg Fiscale Economie
LUNA
Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen
ma
master
mbo
middelbaar beroepsonderwijs
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
OER
Onderwijs- en Examenregeling
PDCA
Plan, Do, Check en Act
sbo
secundair beroepsonderwijs (het equivalent van het Nederlandse mbo)
SEF
Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen
SLB
studieloopbaanbegeleiding
SMG
Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen
SW
Social Work
UA
Universiteit van Aruba
UNA
Universiteit Nederlandse Antillen
vwo
voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
pagina 48
WEB
Wet educatie en beroepsonderwijs
wo
wetenschappelijk onderwijs
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Fiscaal Recht en Economie van de Universiteit Nederlandse Antillen. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 49
#3678
NVAO | Universiteit Nederlandse Antillen | TNO hbo-ba Fiscaal Recht en Economie | 20 januari 2010 |