Verslag van de vergadering van de statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid op 14 februari 2007 van 14.00 uur tot 17.00 uur in de statenzaal van het Provinciehuis te Groningen Aanwezig: mw. J.W.F. Boon-Themmen (voorzitter, VVD), mw. W.J. Mansveld (PvdA), mw. C.A. de Lange (PvdA), dhr. J.W. Kok (PvdA), mw. L.K. Smit (PvdA), mw. I.L. Voogd (PvdA), mw. A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), dhr. J.G. Abbes (CDA), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), dhr. B. Hofman (VVD), mw. T. Deinum-Bakker (D66), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), dhr. D. de Vries (plaatsvervangend lid D66), mw. I.S. Bulk (SP) dhr. B.P.A. Blom (SP), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Niet aanwezig: mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), dhr. P. G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. G.J van de Lagemaat. Voorts aanwezig: mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom op deze laatste vergadering van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. Berichten van afmelding zijn ontvangen van dhr. Van de Lagemaat en mw. Hoekzema. Mw. Smit (PvdA) meldt dat haar partij op deze mooie Valentijnsdag is begonnen met de actie ‘Liefde voor Groningen’. De PvdA-fractie heeft besloten om op dezelfde ludieke wijze ook de commissiegenoten een hart onder de riem te steken middels uitreiking van een rode roos. Mw. Smit deelt rozen uit.
De voorzitter meldt dat de nieuwe versie van de mantelzorgkrant ter inzage ligt bij de secretaris. Verder zijn enkele documenten rond gedeeld die aan de orde komen bij de mededelingen van de gedeputeerde. 2.
Regeling van werkzaamheden
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Mw. Stavast (GroenLinks) wil graag aandacht voor de stand van zaken van de ambulancezorg, niet zozeer voor het geregelde vervoer van geplande ritten naar ziekenhuizen, maar wel voor de ‘één-één-twee-gevallen’. Bij de planning van de stukken staat dat er in de loop van het jaar een landelijk wetsontwerp komt en dat er dan over gesproken zal worden. Echter, zolang de situatie niet is veranderd, is de provincie verantwoordelijk. De GroenLinks-fractie heeft verschillende signalen ontvangen vanuit de ambulancezorg zelf dat er zich veranderingen voortdoen die reden geven tot zorg over de tijdigheid waarmee de ambulances ter plaatste kunnen zijn. Er is over dit onderwerp geregeld in
1
de commissie gesproken. Mw. Stavast zou graag een beknopte tussentijdse evaluatie willen ontvangen. Het ambulanceplan loopt van 2005 tot 2009. Graag zag zij dat antwoord wordt gegeven op de recente veranderingen in de werksituatie, met name of de ambulance van een bepaalde plaats een andere ambulance van een andere plaats tijdig kan vervangen als de eerste bezet is. De tweede vraag is of er, als er deze zomer in sommige landelijke gebieden veel meer mensen aanwezig zijn dan normaal, voorzieningen zijn om extra ambulances stand by te hebben. Mw. De Lange (PvdA) vraagt welke indicaties mw. Stavast heeft voor de veranderingen waarop zij doelt. Mw. Stavast (GroenLinks) antwoordt dat een bepaald aantal (ca. 38) ambulances in de provincie klaar staan op strategische plaatsen. Als er een is uitgereden, dient er een tweede beschikbaar te zijn. Dat is echter nu op sommige plaatsen niet meer het geval en dan moet van een andere plaats een ambulance komen. Mw. De Lange (PvdA) vraagt hoe mw. Stavast aan deze kennis komt. Mw. Stavast (GroenLinks) antwoordt dat zij dit heeft vernomen van mensen die op het terrein werkzaam zijn. Mw. De Lange (PvdA) vraagt of het anders verloopt dat is voorzien in het plan van twee jaar geleden. Mw. Stavast (GroenLinks) antwoordt dat er inderdaad een verandering in de werksituatie is opgetreden en in de planning. Mw. Mulder (gedeputeerde) brengt naar voren dat zij deze geluiden niet kent. Er is een plan en de GGD is daarbij betrokken. Dat is een verandering, want er is nu één stichting voor ambulancezorg. Dat is goed, want daarop was ingezet. Verder is er een plan van spreiding. Voor zover bekend, is er geen verandering opgetreden. Mw. Mulder zegt toe dat zij zal nagaan of er iets is veranderd. Mochten er veranderingen zijn, zal zij de commissie daarvan schriftelijk informeren. Mochten de veranderingen conform zijn aan hetgeen in het plan is voorzien, dan komt de concrete werkwijze waarschijnlijk daarmee overeen. Als er evenwel afwijkingen zijn, krijgt de commissie daarover bericht.
- vaststellen van de agenda De voorzitter meldt dat er verscheidene ingekomen stukken zijn nagezonden. Een stuk betreft het IVAK en Kunststation C, i.c. de budgetafspraken. Zij stelt voor deze brief te agenderen onder punt 8i. Er is voorts een brief binnen gekomen van de heer Van den Berg van de Stichting voor VluchtelingenStudenten UAF. De voorzitter stelt voor die brief te betrekken bij de rapportage armoedebeleid (agendapunt 12). De voorstellen worden zonder beraad of stemming overgenomen. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Er hebben zich geen insprekers gemeld.
2
4.
Vaststelling verslag van 12 januari 2007
Dhr. Hofman (VVD) refereert aan pag. 32 onderaan. Er staat “Het is studentikoos, want ontgroening haalt het negatieve van de vergrijzing eraf.” Wat hij heeft willen zeggen is: “Het studentikoze van ontgroening haalt het negatieve van de vergrijzing af.” Graag zag hij dit gecorrigeerd. De voorzitter concludeert dat met inbegrip van deze wijziging het verslag is vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) loopt de toezeggingen langs. Toezegging 1. De budgetovereenkomst is reeds naar de commissie gestuurd. Toezegging 2. De bedoelde inventarisatie staat nu op de agenda. Toezegging 3. De budgetovereenkomsten met IVAK en Kunststation C staan onder 8i op de agenda. Toezegging 4. Het jaarverslag Kunstraad volgt in een later stadium. De voorzitter concludeert dat van de vier toezeggingen aan drie toezeggingen is voldaan en dat alleen toezegging 4 op de lijst blijft staan. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)/commissaris van de Koningin
Mw. Mulder (gedeputeerde) heeft een mededeling over jongerenparticipatie. Op 5 maart vindt om 16.00 uur de lancering plaats in de statenzaal van een jongerenspel over de provincie. Victoria Koblenko zal daarbij aanwezig zijn. Zij is nu ambassadeur voor de Derde Kamer. Mw. Mulder nodigt de aanwezigen van harte uit om daarbij aanwezig te zijn. Het is de bedoeling dat het spel gespeeld wordt door jongeren en statenleden. De uitnodiging zal nog worden verstuurd. Voorts heeft de gedeputeerde ter agendering aangemeld dat zij over het G6-programma een evaluatie wil presenteren. Dat betreft ‘werken in de wijk’ in verstedelijkte gemeenten in de provincie Groningen. Dat vindt plaats op 20 februari in A6 om 19.00 uur. Iedereen is van harte welkom.
De gedeputeerde biedt naar aanleiding van deze laatste vergadering van de commissie in deze periode, na het eerder uitgereikte kerstpakket, een afscheidspakket aan, bestaande uit Het Sociaal Rapport ‘Weten waar we staan’, dat mooi is uitgevoerd en waar de nieuwe Staten waarschijnlijk vier jaar mee zullen werken en een bundeling van de Verslagen van de Rondetafelgesprekken. Voorts wordt een Sociaal Journaal uitgereikt met artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van Welzijn, Zorg, Wonen en Jeugd. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) refereert aan zijn toezegging dat hij mondeling zou rapporteren over het Openluchtmuseum Het Hoogeland. De vorige keer was dat enigszins in het gedrang geraakt. Nu licht de gedeputeerde een paar punten toe. 1. Er is een toezichthouder bij het Openluchtmuseum Het Hoogeland. Hij bezoekt het museum twee keer per maand en geeft adviezen. Er worden vorderingen gemaakt met de administratieve organisatie. Er wordt gewerkt aan een liquiditeitsbegroting. Het tekort over het afgelopen jaar valt mee. Het bedraagt slechts € 1.300. Er zijn bijna 13.000 bezoekers geweest. Men heeft een aantal zaken genoemd in het plan van aan pak ter hand genomen. Een voorbeeld is het ‘gebouwenadoptieprogramma’. Dat heeft € 5.600 opgebracht en dit jaar is er al ruim € 4.000 binnen gekomen.
3
Er is een eenmalige baat in de vorm van een erfenis binnengekomen ter hoogte van € 22.000, waarmee het vermogen wordt versterkt. De bestuursamenstelling is bijna geheel rond. Er zijn acht van de negen leden volgens het profiel gevonden. Het College van B&W heeft besloten dat haar subsidie structureel met € 10.000 geïndexeerd wordt opgehoogd en dat er in 2007 en 2008 nog voor elk jaar € 10.000 bij komt. Dit besluit moet nog worden voorgelegd aan de raad. Men wil graag vóór de nieuwe cultuurnota van de provincie samen met de provincie de balans opmaken. Dhr. Gerritsen benadrukt dat dit een belangrijke stap is van de gemeente, want daardoor is er wat lucht ontstaan. De ontwikkelingen gaan weliswaar langzaam, maar bewegen zich in ieder geval de goede kant op. Te melden valt dat er monumenten zijn die niet onder het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) vallen. Er wordt nagegaan hoe dat moet worden aangepakt. Gedacht wordt aan een onderhoudfonds. Men heeft de intentie een pand te verkopen in Uithuizermeden. Er wordt voor gezorgd dat de collectie wordt veilig gesteld. Die collectie behoort overigens niet tot de kerncollectie van het museum. Dhr. Abbes (CDA) vraagt hoever men is gevorderd met de verkoop van het pand in Uithuizermeden. Mw. Stavast (GroenLinks) is verheugd dat er nog verder wordt nagegaan of er aansluiting gevonden kan worden bij het Brim. In de brief wordt geadviseerd om andere partijen te benaderen met dezelfde categorie panden over een mogelijke samenwerking. Is dat één van de richtingen waarin een oplossing wordt gezocht? Dhr. Kok (PvdA) heeft nog een aanvullende vraag. Er wordt straks gesproken over de inventarisatie en het masterplan als het gaat om de monumenten. Dhr. Kok neemt aan dat de panden waarover nu wordt gepraat, daarbij worden betrokken. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt bevestigend op de laatste vraag. In verband met het Brim is het zo dat gekeken wordt naar samenwerking om als aangewezen organisatie te worden beschouwd. De laatste informatie is echter dat dit niet kan. Dit probleem is nog niet opgelost. Daarom wordt nu meer gedacht in de richting van een onderhoudsfonds. Voorts zal het Brim worden geëvalueerd en de gehanteerde criteria zullen nader worden bekeken. Het kan zijn dat er in de landelijke discussie toch nog een oplossing wordt gevonden, omdat het niet gaat om een uniek geval. De intenties is dat het pand in Uithuizermeden verkocht gaat worden en men is nu bezig om na te gaan hoe een en ander juridisch dient te verlopen. 7.
Rondvraag
Dhr. Kok (PvdA) refereert aan de noordelijke ontwikkelingsas (NOA). Eerder heeft hij hiervoor aandacht gevraagd in relatie tot de discussie over kunst en cultuur. Graag hoort hij of er inmiddels een strategisch plan is opgesteld over kunst en cultuur in verband met de NOA. Mw. Van Kleef (CDA) is benieuwd hoe het staat met het verslag van de bijeenkomst die is gehouden in de Stadsschouwburg over de AID’s Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat er in relatie tot NOA nog geen strategisch plan Kunst en Cultuur is opgesteld, maar dat dit wel i het proces in ontwikkeling is. Er is morgen een bijeenkomst waar diverse culturele instellingen en gezaghebbende mensen bij elkaar zullen zijn waarop verder nagedacht zal worden hoe nadere stappen zijn te zetten. Het Groninger Museum is daarbij een belangrijke partner en een trekker in het culturele veld. Een en ander zal resulteren in concrete voornemens en mogelijk wel in een strategisch plan.
4
Dhr. Kok (PvdA) vraagt of nadere afspraken mogelijk zijn. Hoe staat GS hierin? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat het voortouw bij het veld moet blijven liggen. GS zal de uitwisseling van ideeën met interesse volgen. Mw. Deinum (D66) heeft een aanvullende vraag. Zij neemt aan dat de drie noordelijke provincies hieraan gaan werken, want de NOA is opgepakt door het SNN. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) bevestigt dat dit het geval is. Mw. Mulder (gedeputeerde) beantwoordt de vraag over de AID’s. Het verslag ligt maandag in het FO met een brief richting de Staten. Die zullen de week daarna in GS worden geaccordeerd en dan gaan de stuken uit. 8. Ingekomen stukken (ter kennisneming) a. Brief van GS van 18 januari, nr. 2007-00.215/3/A.12,GMO (bijlage) over Planning Statenstukken januari t/m maart 2007 b. Brief van GS van 16 november 2006, nr. 2006-17.721a/46/A.24, CW betreffende Openluchtmuseum Het Hoogeland c. Brief van GS van 14 december 2006, nr. 2006-17.477a/50/A.13, CW betreffende verantwoording subsidiebedrag nieuwbouw (RTV-Noord) d. Brief van GS van 15 december 2007, nr. 2006-23.736, FC betreffende zenderkosten RTV-Noord en de brief van GS van 22 december, nr.2006-22.451a/51/A.17, CW betreffende begroting RTV-Noord en Zenderkosten 2006-2008 e. Brief van GS van 22 december 2006, nr. 2006-23.817/51/A.33, FC betreffende halfjaarrapportage 2006 Groninger Museum in perspectief f. Brief van GS van 1 februari 2007, nr. 2007-00.372b/5/A.13, CW betreffende Budgetafspraken 2005-2008 RTV-Noord g. Brief van GS van betreffende Nota Archeologiebeleid regio Noord-Groningen h. Brief van GS van 1 februari 2007, nr. 2007-00.857a/A.12, CW betreffende Rijkscultuurnota 2009-2012: accenten noordelijk convenant i. Brief van GS van 6 februari, nr. 2007-00933a, CW, inzake het IVAK en Kunststation C, betreffende de budgetafspraken Dhr. Kok (PvdA) heeft een vraag over brief e. De laatste tijd zijn er gunstige berichten binnengekomen inzake de bijdrage van het SNN, maar ook van de Postcode Loterij. Hij vraagt wat dat betekent voor dit begrotingsjaar. Mw. Van Kleef (CDA) vraagt inzake brief f een nadere toelichting op het onderzoek van RTV Noord naar de mogelijkheden tot experiment met de instelling van een provinciale visitatiecommissie. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) wil graag weten of voor 2006 nu het bedrag van € 40.000 wordt overgehouden of komt men op nul uit? Over de bezoekersaantallen heeft de ChristenUnie-fractie al eerder bezorgdheid uitgesproken. Dhr. Hilverts is nu echt benieuwd over er van het bedrag iets overblijft. De voorzitter sluit zich namens de VVD-fractie bij deze vraag aan en doet de felicitaties aan het museum. De prijs is bedoeld voor de versterking van de eigen collectie. Heeft de prijs eventueel doorwerking naar de exploitatie? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) bevestigt dat er ten aanzien van het Groninger Museum positieve ontwikkelingen zijn te melden. Door het Fonds Kunst en Economie kunnen grote tentoonstellingen elk jaar worden gehouden. Dat is belangrijk voor het aantal
5
bezoekers. De BankGiro Loterij heeft vijf maal € 300.000 ter beschikking gesteld onder bepaalde voorwaarden. Binnenkort zal gekeken worden naar wat die voorwaarden precies zijn. Er kunnen in ieder geval extra activiteiten worden ondernomen en dat is goed nieuws. De exploitatie van het vorige en huidige jaar, ook in verband met een ophoging van de structurele subsidie van de provincie en de Stad, zal op een goede en inzichtelijke manier worden weergegeven. Het jaar sluit niet op € 40.000 zoals gepland, maar op € 7.000. Dat is redelijk, maar er is nog aanleiding om dit, via het plan van aanpak, goed te blijven volgen. Het aantal bezoekers is beperkt gebleven. Het gaat om 146.000 bezoekers en dat is minder dan de 170.000 die waren voorzien. Dat heeft te maken met de tentoonstelling ‘Professor Van Giffen en het geheim van de wierden’ die minder bezoekers heeft getrokken dan verwacht. RTV-Noord en de visitatiecommissie. Er is een voornemen bij RTV-Noord om dat uit te gaan voeren. Binnenkort zal dat in het bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld. GS heeft echter op dat punt niets te eisen, want dat wordt zelf georganiseerd. Het College is blij dat de suggestie die is gedaan, is opgepakt. Het is niet zo dat dit landelijk gebeurt, maar men gaat dat provinciaal organiseren. Bespreekpunten 9.
Brief van GS van 22 december 2006, nr. 2006-23.628/51/A.19, CW betreffende Inventarisatie Monumentenzorg Groningen
Dhr. Kok (PvdA) merkt op dat het al weer ruim twee jaar is geleden dat de PvdA-fractie dit onderwerp onder de aandacht bracht. Het staat keurig in de cultuurnota. De tijd dringt. Zojuist is al gesproken over de Brim en de problemen met het Rijk. De zorg betreft de monumenten zelf en de urgentie is groot. Alvorens op het stuk in te gaan geeft dhr. Kok een doorkijkje van hoe het, wat de fractie van de PvdA betreft, zou moeten gaan als het gaat om het masterplan. Men verkeert met de inventarisatie nog in een beginstadium. Straks volgt een analyse en de benoeming van wat tot nu toe de Collectie Groningen heet, maar wat ook de cultuurhistorische hoofdstructuur genoemd zou kunnen worden. Dat is niet nieuw, want elders is dat al gangbaar. Vervolgens dient het pakket ter bescherming en herstel te worden vastgesteld. Dat is één lijn. De PvdA-fractie hoopt in het masterplan meerdere lijnen terug te vinden. Het gaat namelijk niet slechts om de beschrijving en de analyse, maar dat alles zal ook moeten worden uitgedragen. De kennis zal actueel gehouden moeten worden en niet slechts voor handen zijn voor specialisten, maar ook voor een breed publiek. Dan gaat het om een cultuurhistorische atlas. Ik heb hier een prachtige atlas ontwikkeld in Utrecht voor een breed publiek. De kennis moet niet slechts analoog voorhanden zijn, maar ook digitaal op de website. Een derde lijn betreft de presentatie van het masterplan. De cultuurnota geeft er al blijk van dat deze periode als proef wordt gebruikt om de collectie ten toon te stellen. Er zouden ook heldere afspraken voor de komende tijd gemaakt moeten worden inzake de bewustwording en beleving door een breed publiek. Dit zijn de drie lijnen die de PvdAfractie straks hoopt terug te vinden. Waar gaat het hier om? Het gaat om het erfgoed, de Groninger collectie die alle aandacht verdient. Zoals in Utrecht en Zuid-Holland al het geval is, staat de PvdA-fractie een cultuurhistorische hoofdstructuur voor en wel voor het bijzondere onroerend erfgoed. Dat is niets anders dan een onzichtbare lijn die cultuurhistorische objecten verbindt tot een samenhangend geheel. De inventarisatie is niet voldoende. De PvdA-fractie wil zich inzetten om de cultuurhistorische hoofdstructuur veilig te stellen en te gebruiken als inspiratiebron bij de ruimtelijke ontwikkelingen. Dan gaat het om culturele planologie. De PvdA-fractie heeft hoge verwachtingen van dit masterplan. Het gaat om de plekken die zeldzaamheidswaarde vertegenwoordigen en in de inventarisatie dienen voor te komen, om bijzondere cultuurhistorische landschappen (bijvoorbeeld kerkenpaden, industrieel erfgoed en in het bijzonder de scheepsbouw) en de archeologie. De eerste
6
vraag is of de gedeputeerde dit beeld onderschrijft. Daarbij dient het niet te blijven, want dat dient de lijn, in goed Gronings weergegeven, ‘be good and tell it’ te worden gevolgd. De kennis moet worden getoond en gedeeld. De cultuurhistorische hoofdstructuur dient beschreven te worden in een cultuurhistorische atlas en straks aanwezig te zijn op de website voor de gehele provincie. Het is pure reclame, want kunst en cultuur hebben ook economische waarde. De website van Friesland geeft hiervan een prachtig voorbeeld. Het gaat dus om een digitaal en analoog vorm gegeven culturele atlas. Onder het motto ‘verwachtingen vroegtijdig managen’ gaat dhr. Kok in op het voorliggende stuk en de criteria inzake behoud en ontwikkeling. Lang niet alles is te bewaren en de provincie is niet overal verantwoordelijk voor. Het is eigenlijk een continu proces en niet iets wat voor 25 jaar kan worden vastgesteld. Het gaat om doublures en hiaten en de zeldzaamheidswaarde van een object. Het gaat niet om, zoals het enigszins populair in het stuk staat, vergeten orgels waarvan er plotseling 150 herinnerd worden. Dat is volgens de PvdA-fractie niet het criterium. Er zullen heldere criteria moeten worden vastgesteld en liefst in één keer in de vorm van een totaalpakket en niet steeds op ad hoc basis volgens een salamitactiek. Kortom, er dient een duidelijk beeld te worden geschetst waar het Rijk en de gemeenten voor verantwoordelijk zijn. Dan blijft er wellicht nog wat over die door de provincie worden beschouwd als Groningse parels waaraan de provincie een bijdrage zou kunnen leveren. Dit is geen discussie voor vandaag, maar eerder voor de toekomst. In het kader van het masterplan zal daarover verder door gepraat moeten worden en dat geldt overigens ook voor nog andere aspecten. Door het stuk ontstaat de indruk dat verwachtingen gemanaged moeten worden. Er worden een aantal trajecten door elkaar naar het veld in beeld gebracht. Het is niet slechts een inventarisatie van kwaliteiten, maar er worden ook vragen gesteld naar de kosten van het herstel. Dat brengt het risico met zich mee dat verkeerde verwachtingen worden opgeroepen. Die twee trajecten dienen daarom zoveel mogelijk gescheiden te worden om teleurstellingen later te voorkomen. De PvdAfractie vraagt zich af of de gedeputeerde het hiermee eens is. De laatste lijn in het masterplan, de vergroting van de bewustwording. Er wordt hier al een tijd aan gewerkt. Er staat een en ander beschreven in de Cultuurnota als het gaat om de presentatie, cultuureducatie. Maar juist als er straks een prachtig beleidsdocument ligt, vraagt de PvdA-fractie om extra aandacht in hetzelfde document als het gaat om de educatie en de presentatie. Tot slot. In het stuk wordt heel wat beschreven. Dhr. Kok vindt het jammer dat er al gesproken wordt over euro’s en over bedreigingen, terwijl zijn fractie toch vele kansen ziet. Kansen niet alleen voor het behoud, maar voor een bredere inzet van het erfgoed. Het maakt immers deel uit van de Groninger identiteit. Er dient vooral in kansen te worden gedacht als het gaat om de cultuurhistorische hoofdstructuur. Als het gaat om geld vraagt dhr. Kok het volgende. Hij vond nog een stuk van september 2005 van het IPO met een prachtig landelijk overzicht over wat de provincies doen op dit gebied. Teleurstellend was dat de provincie Groningen geheel onder aan de lijst bungelde als het gaat om uitgaven op dit gebied. Er wordt wel vijftien maal minder uitgegeven dan de provincie Utrecht of Gelderland. Moeilijk beoordeelbaar is of dat al dan niet terecht is en wat dat voor de toekomst betekent. Graag hoort dhr. Kok van de gedeputeerde wat hij daarvan vindt en hoe hij dat grote verschil duidt. Dhr. Zanen (PvhN) ondersteunt het betoog van dhr. Kok. Het gaat om kaderstelling op dit terrein en dat moet zelf worden ingevuld. Er is sprake van een ontwikkeling dat overheden bevorderen dat er allerlei kunstuitingen ontstaan bij nieuwe gebouwen en die zelfs in percentages worden vastgelegd. Er is een vorige keer gesproken in relatie tot dit gebouw. Het ging om de schilderijen van Henry de Wolf en Jo van Dijk die wat in de knel kwamen. Er zijn wat voorzieningen getroffen. Op de Grote Markt speelt het punt van de monumentale trap van Jan van der Zee. Ook zijn in schoolgebouwen versieringen aangebracht, maar op een bepaald moment wordt zo’n school gesloopt en wat gebeurt er dan met die kunstwerken? De vraag is wie daarvoor verantwoordelijk is en of er wellicht een provinciaal beleid voor ontwikkeld kan worden.
7
Mw. Bulk (SP) heeft begrepen dat er een landelijke inventarisatie komt van kunst aan gevels en flats. Zij neemt aan dat dit daar ook bij wordt betrokken. Als dat niet zo is, dient de provincie apart aan de slag te gaan, maar zij neemt aan dat dit ook bij de landelijke inventarisatie wordt opgenomen. Mw. Stavast (GroenLinks) beoordeelt het betoog van dhr. Kok als een schitterend vergezicht. Het is goed om over bewustwording te spreken, maar misschien dient vooral het genieten gestimuleerd te worden. Bij lezing van het stuk werd mw. Stavast zowel blij als fors bezorgd. Blij met de hoeveelheid mooie dingen en bezorgd over hoe al dat moois behouden kan blijven. Het gaat nu nog om een inventarisatie en niet om een beleidstuk. Mw. Stavast zou het jammer vinden als de criteria worden toegesneden op wat behapbaar is en zij doet de oproep aan iedereen om zich op alle mogelijke manieren in te zetten om voor het behoud van al het aanwezige moois niet de criteria aan te passen aan wat qua geld bij elkaar is te brengen. Dhr. Abbes (CDA) resumeert dat de PvdA-fractie het belang schetst in de gehele context. Ook in de volgende periode dient een en ander te worden ondernomen te worden om het cultureel erfgoed in de provincie Groningen te bewaren. Namens de CDAfractie wil dhr. Abbes dit punt wat massiever en concreter op de agenda zetten, want het gaat heel sec om de notitie Inventarisatie monumentenzorg Groningen. Hij herkent veel in de bijdrage van dhr. Kok, maar er ligt nu gewoon een groot probleem op tafel. Dat noopt tot het maken van keuzen. Er is een x-aantal monumenten in de provincie waarvan de staat van onderhoud op dit moment zeer slecht is. Er worden een aantal concrete voorbeelden genoemd en er is een urgentielijst samengesteld. De vraag is wat men hiermee wil. Voor de CDA-fractie was het een kwestie van tijd wanneer dit stuk op de agenda geplaatst zou worden. De CDA-fractie zou het in elk geval hebben geagendeerd als het compleet was. Het is nog niet compleet, omdat bepaalde categorieën monumenten nog niet zijn uitgezocht. Bijvoorbeeld het industrieel erfgoed, boerderijen en woonhuizen. De CDA-fractie vindt het belangrijk dat voordat wordt gediscussieerd over politieke keuzes het gehele beeld compleet is. De CDA-fractie heeft met name over de categorie ‘boerderijen’ specifieke opvattingen en maakt zich daarover zorgen. Los van de context gaat het nu puur om het monumentenbestand aan beeldbepalende boerderijen in de provincie Groningen. Om politieke keuzes te kunnen maken moet je eerst weten hoe het probleemveld eruit ziet. Dit stuk vormt een poging om de restauratiebehoeften van de Groninger monumenten te inventariseren. Dit is het eerste onderdeel van het masterplan. Men verwacht het beeld in het voorjaar van 2007 compleet te hebben en vervolgens zal men onderzoeken welke financiële mogelijkheden er zijn en zullen financiële voorstellen worden gedaan. Het is nu wat prematuur om de notitie op dit moment te gebruiken om keuzes te maken. Dat is nog niet aan de orde. Terwijl de notitie nog niet compleet is komen de deskundigen nu al uit op een bedrag van € 63 miljoen! Dat betreft de restauratiebehoefte en dat is iets anders dan de urgentielijst, maar het geeft aan dat er een massief probleem op tafel ligt. Als je de gemeentelijke lijsten en de Rijkslijsten bekijkt, blijkt dat de boerderijen grotendeels behoren tot de categorie ‘MSP-afvallers’. In 1987 is een inventarisatieproject tot stand gekomen. Dhr. Abbes heeft het deel voor Oost-Groningen. Hij stelt dat het interessant is om sinds 1987 na te gaan wat er al is verdwenen. Dat betreft niet slechts de categorie van de zogenaamde MSP-afvallers, maar ook de categorie ‘gemeentelijke monumenten’. De afdeling Cultuur heeft de monumentenorganisaties en deskundigen gevraagd om een urgentielijst samen te stellen die als bijlage is bijgevoegd. Om de allerergste knelpunten op te lossen is een bedrag van € 5,5 miljoen nodig. Dhr. Abbes benadrukt dat de politieke discussie nog moet komen, maar een en ander roept bij de CDA-fractie wel al de vraag op wat de gezamenlijke fracties willen met het monumentenbestand in de provincie Groningen. Wordt het een prioriteit of wordt het onder aan de lijst gezet? Dhr. Abbes vraagt het College of dit toch niet een moment is om de discussie ook aan de hand van de begroting te voeren en te zoeken naar mogelijkheden voor dit doel. De
8
notitie noopt tot actie. Wordt toegelaten dat de secco’s in Loppersum van de muren vallen? Dhr. Kok (PvdA) heeft een wat dubbel gevoel gekregen. Dhr. Abbes zegt enerzijds dat hij nergens op vooruit wil lopen, terwijl hij de commissie anderzijds uitdaagt om er wel wat over te vinden. Verwacht dhr. Abbes dat de commissie ad hoc gaat reageren en met geld gaat strooien? Dhr. Abbes (CDA) antwoordt dat hij dat stuk dat door de PvdA-fractie is geagendeerd inderdaad ongeschikt is voor het maken van politieke keuzen. Toch dient iedereen er wel als statenlid over na te denken. Want in verband met die secco’s in Loppersum, die molen in Haren, het dak van de kerk in Uithuizen kan niet nog een jaar lang worden gewacht. Dhr. Kok (PvdA) wijst er op dat statenleden zich geen verantwoordelijkheden moeten eigen maken, terwijl die bij het Rijk, gemeente of andere instellingen ligt. Men dient grote zorgvuldigheid te betrachten voordat een discussie over geld wordt aangegaan. Dhr. Abbes (CDA) geeft aan die discussie nog helemaal niet aan te willen gaan. Hij roept de commissie op om over de kwestie na te denken en mogelijkheden te zoeken richting Rijk en gemeenten. Als het stuk in het voorjaar gereed is kan vervolgens gericht worden gediscussieerd over concrete voorstellen ten aanzien van een compleet beeld. Dan pas kunnen keuzen worden gemaakt. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) benadrukt dat als het College een volledige inventarisatie heeft uitgevoerd, beslissingen pas daarna kunnen worden genomen. Misschien valt het bedrag uiteindelijk nog wel hoger uitvallen en dan dienen er weer andere prioriteiten te worden gesteld. De voorzitter denkt dat het goed is als de gedeputeerde wordt gevraagd om voor de Voorjaarsnota met de inventarisatie te komen, zodat dan in ieder geval vruchtbare beslissingen genomen kunnen worden voor de meest urgente gevallen.
Dhr. Abbes (CDA) heeft nog een paar concrete vragen, te weten: heeft de provincie inmiddels de grote restauratiebehoefte van de provincie Groningen aangekaart bij het IPO en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten? Graag hoort dhr. Abbes in het positieve geval wat de reacties daarop zijn. Een volgende vraag betreft het volgende. In de notitie staat verwoord dat het Rijk nog geen organisatie voor monumentenbehoud in onze provincie heeft aangewezen welke meer dan 20 monumenten in eigendom heeft en voor subsidie in aanmerking kan komen. Stichtingen komen niet in aanmerking, omdat deze alleen maar leningen kunnen krijgen. Kan de gedeputeerde aangeven hoe het staat met de NV Groninger Monumentenfonds dat enkele jaren gelden is opgericht om bepaalde bedreigde panden op te nemen? De derde vraag. Via het PMJP zijn in het verleden wel eens restauratieprojecten als onderdeel van grote ruimtelijke projecten gefinancierd volgens het concept dat in de toekomst wel weer herhaald zou kunnen worden, zo staat het in de notitie. De daarvoor vereiste plattelandsvisie moet echter nog worden vastgesteld. Mogelijk kan de gedeputeerde aangeven hoe het hiermee staat en of dit punt daarin een plek kan krijgen. Tot slot. Iedereen heeft meegekregen dat Vierhuizen in de prijzen is gevallen. Dat betekent dat de urgentielijst gekort kan worden met € 900.000. Daarvoor in de plaats zal vast wel een alternatief te bedenken zijn, maar dat moet dan nog even wachten totdat de discussie werkelijk gevoerd gaat worden.
9
Dhr. De Vries (D66) merkt op dat dhr. Kok deze brief over de inventarisatie in een veel breder perspectief geplaatst en dat zal ook uiteindelijk moeten gebeuren. Daarmee heeft hij heel nadrukkelijk ook gekeken naar de presentatie van wat er straks allemaal over is. Dhr. De Vries ziet heel duidelijk mogelijkheden om dat te koppelen aan Het verhaal van Groningen. Echter, als men dat wil, zal er toch eerst iets moeten blijven staan. Wat dat betreft is deze inventarisatie absoluut de eerste stap die gedaan moet worden. Dhr. De Vries ondersteunt het pleidooi van GroenLinks om zich niet te laten leiden door budgettaire aspecten, maar om juist ambitieus te zijn en als het enigszins kan alles goed te inventariseren en zo veel mogelijk te restaureren. In een later stadium zullen ongetwijfeld keuzes gemaakt moeten worden. Dhr. Kok (PvdA) vraagt hoe dhr. De Vries de rol ziet van de provincie. Dhr. De Vries (D66) stelt dat de inventarisatie heel goed door de provincie kan worden uitgevoerd. Hoe het budget uiteindelijk wordt bijeengebracht en hoe rijks- en gemeentegelden daarvoor verworven kunnen worden staat er los van. Eerst zal de inventarisatie compleet moeten zijn uitgevoerd en dan kan pas een volgende stap worden gezet. Dhr. Kok (PvdA) is het hiermee eens, maar ook is gezegd dat alles moet worden behouden. Dhr. De Vries (D66) antwoordt dat hij ook heeft gezegd dat er wel degelijk keuzes gemaakt moeten worden, maar er niets tegen is om ambitieus te zijn. Op dit moment kunnen nog geen keuzes gedaan worden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) refereert aan de opmerking van dhr. Kok over de orgels. Hij weet niet hoe lang dhr. Kok in Onstwedde onder de grond heeft gelopen, maar die orgels zijn echt niet uit de lucht komen vallen. De startnota Stroomversnelling maakt reeds gewag van de Stichting Orgelland. Deze stichting is er al veel langer en dat geldt ook voor de orgels. Dhr. Kok (PvdA) reageert stellende dat hij de orgels noemde als voorbeeld van hoe er in dit stuk met criteria wordt omgegaan. Daar viel het woord vergeten en dat is voor de PvdA-fractie geen criterium. Er zijn heel veel orgels en ook de PvdA-fractie is daar trots op, maar dat betekent niet alle orgels behouden zouden moeten blijven. Het zou mooi zijn, maar voordat de PvdA-fractie dat hier gaat zeggen dient voorzichtigheid in acht te worden genomen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) concludeert dat dit ook duidelijk is. Hij heeft aanvullend nog een vraag. De treinstations staan niet opgenomen, terwijl er in de provincie nogal wat stations zijn in de vorm van monumentale panden waar geen trein meer binnen komt rijden. Een voorbeeld is Zuidbroek, maar er zijn vast meer. De ChristenUnie-fractie kan zich vinden in de eerste stap voor het masterplan voor de restauratie en instandhouding va de collectie Groningen. Het College is in goed overleg met betrokken partijen en de fractie verwacht van deze partijen een degelijke inbreng, zodat er een zo compleet mogelijk masterplan komt. De voorzitter, sprekend namens de VVD, vindt dat het stuk niet erg snel bij de commissie is afgeleverd. Vanaf 2004 is in de nota Cultuurbeleid gesteld dat geïnventariseerd moet worden. De toezegging is diverse keren op de toezeggingenlijst teruggekomen en nu is het inmiddels 2007, terwijl de nodige haast is geboden, want bij wijze van spreken staan diverse monumenten op instorten. Het moet dus voortvarender en het is ook nog zo dat de inventarisatie nog lang niet compleet is. Wat nu geïnventariseerd is was dat al behoudens enkele orgels en nog niet zo lang geleden is opdracht tot inventarisatie gegeven. Mw. Boon vraagt op welke termijn de inventarisatie compleet is. De Staten maken zich constant sterk voor het landschap, de omgeving, etc., maar monumenten zijn na-
10
tuurlijk een belangrijk onderdeel van dat landschap van Groningen. Straks resteert slechts landschap met grutto’s, maar zonder monumenten! Een en ander is dus te traag verlopen. Ook is het beter dat het verhaal compleet is als je richting Den Haag gaat om meer geld, terwijl er nu reeds een brief naar Den Haag is verstuurd. Er zal voortvarender moeten worden opgetreden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat op een bijzondere en voortvarende manier aan de slag is gegaan met het monumentenbeleid, want op het moment dat duidelijk werd hoe het zou gaan met Brim en de omzetting van de restauratieregeling in de instandhoudingregeling is onmiddellijk actie ondernomen. Er is een tijd onduidelijkheid geweest hoe een en ander moet plaatshebben en wat de criteria waren. Op het moment dat dit duidelijk werd, is een en ander helder geïnventariseerd. In de Cultuurnota wordt gerefereerd aan een masterplan zonder dat dit nader is omschreven. In de discussies in de commissie is duidelijk geworden waar dat precies over diende te gaan. Op een groot aantal punten wordt het plan uitgebreid en aangevuld. Gelukkig zijn de orgels niet vergeten. Dhr. Hilverts bevestigde dat al. In de Cultuurnota heeft dat al aandacht gehad. Het is inderdaad wel zo dat orgels in het algehele inventarisatieproject wel is vergeten en dat was een zorgelijke ontwikkeling, zeker voor Groningen. Het College trapt niet in deze valkuil. Dit zal verder nadrukkelijk worden geïnventariseerd. Ook dient nog een inventarisatie van de boerderijen plaats te vinden. De gedeputeerde verklaart het eens te zijn met de analyse van dhr. Abbes op dit punt dat er problemen liggen en dat dit helder moet worden. Libau voert een opdracht uit en begin maart worden de resultaten daarvan ontvangen. Hetzelfde kan tegemoet worden gezien inzake het industrieel erfgoed, bijvoorbeeld de treinstations. Zuidbroek is daar inderdaad een prachtig voorbeeld van, maar er zijn er meer. Het is dus goed voor te stellen dat dhr. Abbes graag eerst een totaalbeeld van de restauratiebehoeften en van de knelpunten ziet alvorens een politieke discussie te kunnen voeren. Het gaat om grote bedragen (€ 63 miljoen). Overigens zijn er meer provincies hiermee bezig, met name Limburg, Overijssel en andere. Zij hebben ook al signalen afgegeven en tegen elkaar gezegd in IPO-verband dat er een groot probleem op tafel ligt. Sommige provincies hebben een eigen restauratiefonds. Drenthe heeft binnenkort een instandhoudingsfonds. In Groningen bestaat een fonds voor gemeentelijke monumenten en er bestaat het NV Groninger Monumentenfonds. Dit zijn mogelijk zaken die niet in de IPO-inventarisatie voorkomen, maar dat gaat wel om incidentele stappen waar behoorlijke bedragen mee gemoeid zijn. Overigens is het NV Groninger Monumentenfonds behoort niet tot de aangewezen organisaties in verband met het Brim. Dat is nog niet zo, want zij hebben nog geen 20 monumenten. Als dat binnenkort wel het geval is, dan komt men daarvoor in aanmerking. Al die provincies zijn bezig met fondsen. De vraag kan altijd worden gesteld of er voldoende gebeurt. Als je de budgettaire omvang van deze problematiek ziet, moet worden vastgesteld dat de regeling Brim, inzake de instandhouding, voor geen kanten klopt. Intussen heeft de Kamer dat eigenlijk ook gezegd, want er is een restauratieregeling inzake het wegwerken van achterstanden. Alleen is er sprake van een zeer beperkt bedrag met zeer scherpe criteria die gekoppeld zijn aan bepaalde beschermde dorpsgezichten, zodat er in de provincie Groningen slechts twee monumenten daarvoor in aanmerking zijn gekomen. Dat is mooi, maar onvoldoende en eigenlijk niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. Met de principiële uitspraak van de Kamer dat er sprake is van het wegwerken van restauratieachterstanden is impliciet erkend dat de omschakeling tot de instandhouding van monumenten niet klopt, omdat het werk niet is gedaan. Dhr. Gerritsen denkt dat de restauratie nooit helemaal voltooid zal zijn, omdat er altijd behoefte zal zijn aan restauraties. In het nieuwe regeerakkoord is sprake van een lichtpuntje. Er wordt € 100 miljoen extra gereserveerd voor cultuur en monumenten. Onduidelijk is de verhouding tussen deze grootheden. Er is ook onlangs een bedrag van € 140 miljoen ter beschikking gekomen dat op verschillende manieren is ingezet. € 38 miljoen voor Kanjers, € 27 miljoen naar het Nationaal Restauratiefonds en de resterende € 75 miljoen wordt over een aantal jaren verdeeld. Ook dit is een stap die door het huidige kabinet nog is genomen. Het gaat dus in de goede richting, maar het is nog onvoldoende. In IPO-verband is afgesproken
11
om het totaalbeeld te krijgen over de restauratieachterstanden, met name over de acute problemen. Bij de volgende bewindspersoon zal dit op tafel worden gelegd. Dhr. Gerritsen is het erg eens met mw. Stavast en dhr. Abbes dat hier sprake is van een massief probleem dat de aandacht van het Rijk nodig heeft. De gedeputeerde houdt de commissie van die contacten op de hoogte. De inventarisatie wordt afgemaakt en vervolgens zal bekeken worden of er aanleiding is om hier stappen te zetten ten aanzien van acute knelpunten. Het is nog zoeken naar de juiste volgorde en de juiste verantwoordelijkheden. Dat is de gedeputeerde eens met dhr. Kok. Binnen de verdeling van verantwoordelijkheden zal het Rijk haar verantwoordelijkheid moeten nemen. In de Cultuurnota wordt gesteld dat de collectie Groningen in beeld moet worden gebracht. Dat gebeurt. Daarbij is reeds een groot deel gedaan van wat wordt genoemd de cultuurhistorische hoofdstructuur. Dhr. Gerritsen vraagt zich af wat de toegevoegde waarde is van deze gedachte van de cultuurhistorische hoofdstructuur vergeleken bij wat het College op tafel legt. Het gaat immers om monumenten, landschappen en archeologie. Die discussie zal verder nog gevoerd moeten worden. Belangrijk is hetgeen mw. Stavast en dhr. Abbes naar voren brachten. Acute knelpunten die zo snel mogelijk aangepakt moeten worden. Dat is een belangrijke verantwoordelijkheid. Het is een zaak voor een nieuw College. Bekeken zal moeten worden of er aanleiding is om in dit kader bij de Voorjaarsnota iets te doen. De inventarisatie zal dan nog niet geheel zijn afgerond, maar toch is er reeds een beeld. Uitdragen van kennis. Dhr. Kok benoemt dat nadrukkelijk. De gedeputeerde is het hier zeer mee eens. Het is de invalshoek van de Cultuurnota. Er wordt gestreefd naar presentatie. Er zijn al stappen gezet, samen met het Museumhuis, het project Waddenland. Bij de presentatie worden disciplinegrenzen overschreden. Het gaat om Zoutkamp, de visserij, het eiland Bosch, etc. Qua visuele presentatie is het Verhaal van Groningen via de website al te zien en binnenkort wordt het via een publiekspresentatie gepresenteerd aan het veld. Alle erfgoedinstellingen zijn daarbij ontsloten en kunnen gezamenlijk een presentatie verzorgen van alle zaken die te maken hebben met het erfgoed van Groningen. Het is goed dat dit ook een platform wordt zoals Femke in Friesland. Het Verhaal van Groningen is een goed forum om in veel bredere zin erfgoed, monumenten en cultuurhistorie onder de aandacht te brengen en uit te dragen. Hoe verder met het masterplan? Al gezegd is dat met het Rijk wordt bekeken welke de mogelijkheden zijn. Er wordt verder geïnventariseerd en er komt een selectie met acute zaken waarvoor eventueel verantwoordelijkheid zal kunnen worden genomen. Het punt van de verwachtingen. In het stuk wordt er nadrukkelijk rekening mee gehouden. Het gaat om een massief probleem. Net als bij andere provincies is het ook de ambitie van GS van Groningen om dit in beeld te brengen. Je kunt echter niet zeggen dat die € 63 miljoen op de bank staat en dat het verder even geregeld kan worden. Het probleem is in beeld gebracht en vervolgens dienen de verantwoordelijkheden daar gelegd te worden waar die thuishoren. Dat geldt met name voor de rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten. GS kunnnen niet garanderen dat die € 63 miljoen op tafel komt om dit even allemaal op te lossen. Dat dient nadrukkelijk en duidelijk te worden gezegd. De vraag van de heer Zanen inzake kunstwerken op of aan monumenten. Dit onderwerp bevindt zich wat aan de zijkant. Wat wel mag en wat niet is een kwestie van handhaving en dat ligt bij de gemeente. Er is geen aanleiding om daarover een eigen provinciaal beleid over te gaan voeren. Op de vraag hoe te handelen met kunst aan gevels blijft dhr. Gerritsen het antwoord schuldig. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat zijn zorg is dat kunst aan gebouwen kwetsbaar is als het gebouw in kwestie wordt afgebroken. Het valt onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat het behouden blijft, maar eigenlijk is dat nog maar de vraag. Het gaat altijd om gebouwen die van iemand zijn. Je zou je kunnen voorstellen dat de provincie een overzicht over dat soort objecten heeft of gaat aanleggen om inzicht te hebben in mogelijke dreigingen die voorkomen kunnen worden.
12
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) herhaalt dat die verantwoordelijkheid op het gemeentelijk niveau ligt. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat dit dan wel georganiseerd moet worden, want er gebeurt niets vanzelf. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) bevestigt dat dit door de gemeente georganiseerd moet worden. Mw. Bulk (SP) heeft deze week vernomen dat er een commissie komt die landelijk in beeld gaat brengen hoe het zit met de kunst waarover dhr. Zanen sprak en met kunst aan gevels van flatgebouwen die vooral in de jaren vijftig en zestig zijn gebouwd, toen er veel extra subsidie was voor dit soort zaken. Veel van die gebouwen worden nu gesloopt. Vandaar dat dit landelijk in beeld wordt gebracht. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat nog even in op het PMJP. Daarin staat het masterplan expliciet genoemd. Er is dus in principe aandacht voor monumenten en er zijn mogelijkheden in relatie tot bredere projecten. Dat heeft dhr. Abbes zojuist genoemd en dat heeft ook een relatie met toerisme, maar dat zou nog verder kunnen worden ingevuld. Die mogelijkheden bestaan inderdaad in het PMJP. Een en ander is aangekaart bij het IPO en ook bij de Rijksdienst. Dat moet naar een bestuurlijk overleg met de minister of de staatssecretaris. In tweede termijn Dhr. Kok (PvdA) wil graag wat meer helderheid krijgen als het gaat om de taak van de provincie. Het gaat er om geen valse verwachtingen te wekken. De zorg van eenieder is de grote achterstand. Er dienen echter vooruitlopend op de besluitvorming geen beelden te worden neergezet naar de partners in het veld waardoor verwachtingen ontstaan. Het gaat om helderheid in de taak die de provincie heeft en die taak is zeer beperkt. Dhr. Abbes (CDA) vraagt aan dhr. Kok waarom hij dit stuk op dit moment geagendeerd. Dhr. Kok (PvdA) antwoordt vanwege dezelfde zorg die ook mw. Boon heeft verwoord. Twee jaar geleden is er al aandacht voor gevraagd. Duidelijk moet worden waar de provincie voor staat. Dat is zeker ook belangrijk voor het veld. Bij uitzondering zou de provincie eventueel wat kunnen doen voor wat hij eerder de Groningse paarls noemde. Eigenlijk is het toch het Rijk en de gemeenten die in eerste instanties verantwoordelijk zijn, alsmede de overige partners in het veld. Die helderheid moet zo snel mogelijk worden geschapen en die kan pas worden neergezet als er een totaalbeeld is van waar de provincie voor zou moeten staan. Dat zijn de orgels, de monumenten en de landschappen, etc. Er zullen keuzen gemaakt moeten worden. Als het beeld slechts beperkt is, brandt de PvdA-fractie zich liever niet aan bijvoorbeeld weer die orgels. Vandaar dat dhr. Kok er voor heeft gepleit dat de inventarisatie zo snel mogelijk klaar is, daarna kunnen criteria worden vastgesteld en vervolgens dienen er, gelet op het belang dat de provincie hecht aan de monumenten, kunnen al dan niet uitzonderingen worden gemaakt ten aanzien van het behoud. Dhr. Abbes (CDA) vraagt welk wezenlijk punt dhr. Kok nu wil maken. Dhr. Kok (PvdA) antwoordt dat er nog steeds heel veel vertroebeling heerst. Er zijn niet eens criteria vastgesteld en door dhr. Abbes wordt al gezegd dat er geld in de Voorjaarsnota moet worden gereserveerd om een aantal zaken te herstellen. Dhr. Abbes (CDA) stelt dat deze inventarisatie al heel basaal inzicht geeft in een heel concreet probleem. Dat probleem kost geld. De monumenten worden met naam en toenaam genoemd. Zij verkeren in een bepaalde staat en willen die worden gered, dan
13
kost dat zoveel. Het stuk wordt voor vandaag geagendeerd, terwijl het nog niet af is. Dhr. Abbes begrijpt niet wat dhr. Kok nu wil. Hij kan zich goed vinden in de geschetste context en de beleidsvoornemens, alsmede in de piketpaaltjes die door dhr. Kok zijn genoemd. Het punt is dat aan deze discussie niet valt te ontkomen. De voorzitter geeft dhr. Abbes gelijk en vult aan dat nog niet gezegd kan worden wie, wat moet gaan betalen. Dat is nu nog niet aan de orde. Dhr. Kok (PvdA) verklaart vervolgens blij te zijn met de uitspraak van de gedeputeerde dat hij het beeld van de cultuurhistorische hoofdstructuur onderschrijft en de vraag stelt wat daarvan de meerwaarde is vergeleken met wat er nu al gebeurt. Dhr. Kok toont de culturele atlas waarover hij eerder sprak. Daarin staat prachtig beschreven wat men in Utrecht bedoelt met de cultuurhistorische hoofdstructuur. Het vertegenwoordigt de beelden waarnaar dhr. Kok in deze vergadering op zoek is. Het gaat om waar de accenten liggen en wat wel en niet belangrijk wordt gevonden. Dat dient allemaal goed vastgelegd te worden. Vijftien jaar geleden had ook niemand nog een beeld van de Ecologische Hoofdstructuur, terwijl men nu heel goed weet wat dat voorstelt. Het is enerzijds goed voor de specialisten en anderzijds voor het publiek. De bewoner in Bourtange ziet een bulldozer in het landschap en vraagt zich af of dat terecht is. Hij pakt de atlas erbij en kan de mensen met de atlas in de hand erop wijzen dat ze verkeerd bezig zijn of juist goed. Dhr. Abbes (CDA) verklaart dat deze laatste toelichting hem bijzonder aanspreekt en dat het verhaal door hem van harte wordt ondersteund. Dhr. Kok (PvdA) benadrukt dat het niet alleen om de atlas gaat, maar ook om de website. Hijzelf heeft zondagavond verlekkerd gekeken naar de website van Utrecht en raadt dat iedereen aan. Groningen is een van de weinige provincies die dat nog niet heeft. Het materiaal is aanwezig en de stap naar digitale vormgeving is niet groot. Straks wordt een POP-traject aangegaan en dan wordt discussie met het veld gevoerd. Dan past het begrip van de cultuurhistorische hoofdstructuur daar prachtig in. Dhr. Zanen (PvhN) merkt op dat er straks een nieuw College wordt gevormd. Hij krijgt nu de indruk dat zowel de PvdA als het CDA hier iets op tafel legt. Graag hoort hij of zijn indruk terecht is. Dhr. Abbes (CDA) legt de vraag aan het College op tafel wat het College aan wil met die knelpunten. In juni of wanneer de discussie gevoerd zal worden, zijn de secco’s in Loppersum nog slechter. Dat geldt ook voor de molen in Haren. Wil de gedeputeerde aan de hand van het lijstje met urgente zaken nagaan of er niet toch nog mogelijkheden te vinden zijn om binnen nu en een half jaar met een voorstel te komen om deze knelpunten te financieren. Kan er middels enige verschuiving in de begroting niet wat ruimte worden gevonden? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart de discussie tussen dhr. Kok en dhr. Abbes heel interessant te hebben gevonden. Natuurlijk zit er spanning tussen enerzijds het beeld van volledigheid en de verantwoordelijkheid voor wat men al dan niet kan doen. De gedeputeerde kan zich de lijn van dhr. Kok voorstellen, want die verantwoordelijkheid is op dit moment niet waar te maken. Dat dient in alle eerlijkheid erkend te worden. Als je iets wilt doen, dien je je heel selectief op te stellen en dient een en ander in beeld te zijn gebracht. Niets alles kan naar ons toe worden getrokken, hoe zeer het aan het hart gaat. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden. De gedeputeerde kan niet toezeggen dat onderzoek wordt gedaan over hoe de knelpunten gefinancierd kunnen worden. De betreffende punten zullen wel worden bekeken en nagegaan zal worden of er landelijk of elders iets op te vinden valt om te voorkomen dat er daadwerkelijk iets fout gaat. Het is inderdaad een belangrijk probleem en bekeken zal worden of er landelijk iets aan gedaan kan worden.
14
Als het gaat om de bekendheid van de cultuurhistorische hoofdstructuur dient aangesloten te worden bij wat er nu gebeurt. Dhr. Gerritsen zal zich hierin verdiepen, maar hij vraagt zich wel af wat dan in handen wordt gehouden. Kijkend naar de Ecologische Hoofdstructuur is duidelijk dat dit veel consequenties heeft. De vraag is wat zo’n begrip toevoegt aan de inventarisatie die nu aanwezig is en verder wordt vervolmaakt en aan de aanwijzingen die in het POP worden gedaan als cultuurhistorische landschappen. Et is goed om die discussie verder te voeren. Het tweede punt is de website. De gedeputeerde wil er naar toe dat Het verhaal van Groningen zo wordt uitgewerkt dat het allemaal beter en goed zichtbaar wordt. De instellingen, zoals de Stichting Oude Groninger Kerken, zoals de Borgen, de molenorganisatie zijn allemaal aangesloten en hebben hun voorzieningen en monumenten beschikbaar en inzichtelijk. Daar gebeurt dus al ongelofelijk veel. Dat kan allemaal worden gebundeld en op die manier tot uitdrukking worden gebracht. De voorzitter stelt voor dat het stuk als een C-stuk naar de Provinciale Staten gaat. Dhr. Kok (PvdA) wil daarover een opmerking maken. Hij heeft eerder het woord salamitactiek gebruikt. Dat was bedoeld om een en ander helder neer te zetten. Er lijken nu besluiten te worden genomen over keuzen, terwijl hij ervoor gepleit heeft om definitieve keuzen pas te maken bij de bespreking van het totaalbeeld. Als de commissie nu met dit stuk akkoord gaat, betekent dat dan dat niet meer over die keuzes kan worden gesproken? Wat dhr. Kok betreft is dat pas aan de orde bij de definitieve inventarisatie. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is het met dit laatste eens. Dhr. Kok (PvdA) gaat daarmee akkoord. De voorzitter concludeert dat het zo snel mogelijk terug aan de orde komt.
10.
Brief van GS van 21 december 2006, nr. 2006-22.745/51/A.30, CW (bijlage) betreffende Sociaal Rapport 2006 Provincie Groningen
Mw. Mansveld (PvdA) merkt op dat het goed is om in samenhang alle activiteiten en ontwikkelingen op een rij te hebben. Reeds in november jl is een brief over het Sociaal Rapport ontvangen. Het Sociaal Rapport is in feite input voor het sociaal debat en dat gaat pas plaatsvinden in het tweede en derde kwartaal van 2007 in combinatie met de POP-debatten. Dat is hier afgesproken. De PvdA-fractie stelt voor om dit rapport aan alle nieuwe statenleden in de nieuwe periode uit te delen,want de debatten zullen ook pas in de volgende periode plaatsvinden. De voorzitter concludeert, na navraag, dat dit een goed voorstel is. Dhr. Hofman (VVD) steunt het voorstel van de PvdA. Hij ziet dit rapport als een statistisch document en de vraag is of je dient te discussiëren over de methodiek van de statistiek of maak je naar aanleiding van het document een aantal opmerkingen. Hij haalt uit dit document een aantal beleidsonderwerpen die belangrijk zijn voor de toekomst. Het geeft aan dat het aantal jongeren in Groningen terugloopt en dat het aantal ouderen toeneemt, dat er een banentoename is in de zorg en dat de noodzaak aanwezig is om de beschikbare werksoorten anders in te richten. Het is opmerkelijk dat hiervoor steun komt uit onverwachte hoek. Dhr. Hofman herinnert graag aan het debat in Buitenhof van 4 februari jl waar een aantal prominenten zich uitlieten over de toekom-
15
stige regeringsnota, terwijl die nog niet bekend was. Na afloop van die redelijk vrijblijvende discussie werd de gelegenheid gegeven om een motto voor de toekomst uit te spreken, noemde Marcel van Dam de vergrijzing en het inrichten van werksoorten zodanig dat ouderen op de manier zoals zij dat wensen, langer aan het werk zouden kunnen blijven. Dat is ook eens onderwerp van discussie in deze commissie geweest. Aardig is dat dit daar nog eens werd gezegd. Hij zei onder meer dat hij graag zou willen blijven doen wat hij nu doet. Er zijn een aantal opmerkingen in het rapport die dhr. Hofman graag wil herhalen. - Groningen heeft het laagste gezinsinkomen in Nederland. - Groningen heeft de grootste schuldenproblematiek van Nederland. - Groningen heeft de geringste bruto arbeidsparticipatie in de categorie 55- tot 64jarigen. 36% tegenover 45% landelijk. - Groningen heeft een negatief migratiesaldo. - De groene en grijze druk zal blijven toenemen. Dhr. Hofman denkt dat het toekomstige beleid zich onder meer zou moeten richten op zelfstandige economische ontwikkeling in Groningen. In deze commissie is de Noordelijke Ontwikkelingsas aan de orde geweest met betrekking tot kunst en cultuur. Dhr. Hofman ondersteunt dat graag, maar vindt ook dat die breder gezien moet worden. Een heel algemene opmerking is dat een economie zich globaal ontwikkelt en waar Europa een speler is en waar een euroregio een rol in vervult. Het over de grens heen kijken naar soortgelijke regio met soortgelijke betekenissen kun je bijna al als een beleidsvoornemen voor de toekomst uit dit rapport halen. Meer met de benen op de grond staand zijn er ook opmerkingen te lezen over de buurtontwikkeling. Buurtontwikkeling is ook een noodzaak voor de toekomst. Vanmiddag heeft dhr. Hofman gesproken met de Vereniging van Groninger Dorpen over gesproken en daar is sprake van een positieve buurtontwikkeling. Dinsdag aanstaande is er een discussie met de G6 over buurtontwikkeling. Dit onderwerp moet volgens dhr. Hofman in de toekomst aandacht blijven krijgen. Een kleine kritische kanttekening is dat niet alle gegevens up to date zijn. De gegevens over het ouder worden dateren uit 2002. Dat is erg lang gelden. Dhr. Hofman waarschuwt voor het feit dat hierin ook vermeld staat dat er 750 geestelijk gehandicapten nog steeds op een wachtlijst staan en 85 lichamelijk gehandicapten. Dit is een waarschuwing die uit het rapport gehaald kan worden. Het zou een beleidsvoornemen moeten zijn om deze wachtlijsten in de toekomst op te heffen. Mw. Bulk (SP) acht het rapport een prima opsomming van gegevens. Het voorstel van mw. Mansveld om het rapport uit te reiken aan nieuwe statenleden ondersteunt zij. De SP-fractie heeft al een aanvraag gedaan voor een aantal exemplaren voor nieuwe statenleden en die aanvraag kan hierbij worden ingetrokken. Mw. Stavast (GroenLinks) is het ermee eens het rapport nu kort te behandelen. Ook is zij het eens met veel zaken die al zijn gezegd. Vanochtend las mw. Stavast in Trouw een vraagstelling of er niet al aangelopen wordt tegen het als maar meer en langer thuis wonen. Dat is een trend die in de geestelijk gehandicaptenzorg opgang heeft gemaakt. Van niets naar intramuraal en naar kleine wooneenheden in gewone wijken. Dat heeft zeker voor een aantal mensen meer levensvreugde opgeleverd, maar dat geldt niet voor iedereen. De opmerking van deze ochtend was dat een mevrouw zei dat haar moeder de hele dag bezig was met het regelen van alle praktische zaken voor wat ze aan thuiszorg kreeg en hoe ze, als de thuiszorg(st)er er niet was, de container op tijd bij de straat kreeg en andere praktische dingen. Nu zit ze in een intramuraal ouderwets verzorgingstehuis en ze komt toe aan literatuur en leuke dingen en is een veel kleiner deel van de dag bezig met het regelen van praktische zaken. Mw. Stavast denkt dat de eerder gesignaleerde trend die eertijds ook GroenLinks is verdedigd, moet worden omgebogen. Mensen zij nu eenmaal ongelijk en situaties ook. Het aanbod moet daarom liever breed blijven.
16
Dhr. Zanen (PvhN) acht het een goede zaak dat dit rapport als informatiebron wordt gebruikt als wordt gediscussieerd over allerlei beleidsterreinen. Het is informatief. Dat helpt het inzicht versterken. Dhr. Zanen gaat mee met het voorstel van de PvdA. Mw. Van Kleef (CDA) merkt op dat het rapport veel laat zien van het beleid dat de laatste jaren is uitgevoerd wat betreft leefbaarheid, veiligheid en participatie. Zij gaat verder in op een drietal zaken. 1. De daling van het aantal inwoners en de stijging van het aantal huishoudens. De afname van de bevolking vindt hoofdzakelijk in Oost-Groningen plaats. De vraag is wat dit betekent voor de woningbouw c.q. de woningvoorraad in dat gebied. Oost-Groningen is een zwakke regio inzake de armoede. Heeft de provincie wel voldoende in beeld welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen? Wat betekent dat op het gebied van de gemeentefinanciën en het op peil houden van voorzieningen? 2. Maatschappelijke participatie. In het rapport staat de lezen dat één op de tien Groningers meedoet aan de samenleving. Eén op de drie Groningers heeft een tekort aan sociale contacten. Emotionele eenzaamheid komt voor in de stedelijke gebieden. Het gaat hierbij om 50.000 inwoners. Dat vindt de CDA-fractie niet gering. Het is van belang dat de mensen mee kunnen doen met de samenleving en niet buiten deze maatschappij staan. In het provinciaal beleidsplan Welzijn is het versterken van het vrijwilligerswerk een der speerpunten. De vraag is dan hoe dit zich verhoudt tot bovenstaande feiten? Wat is er nodig om mensen meer en beter te laten participeren ten behoeve van de sociale samenhang van buurt- en wijkbeheer? 3. De woonbehoefte van ouderen. Hierover staan ook een aantal feiten op een rij, zoals de toename van extramuraal wonen en de afname van intramuraal wonen. Ondanks deze afname is er nog een overschot aan deze woonvorm, zo kan men lezen. Door middel van de thuiszorg kan men dan zelfstandig blijven wonen. Onduidelijk is welke wensen de ouderen zelf hebben. Is er behoefte aan kleinschalige woonvormen met zorg? Wanneer kiest men voor seniorenwoningen? Welke zorgtoestand wordt als acceptabel beschouwd om zelfstandig te kunnen blijven wonen? Mw. Kleef gaat mee met het verhaal van GroenLinks. De vraag is hoe lang het acceptabel is dat mensen op zichzelf blijven wonen. Voor de CDA-fractie is het van belang dat met deze doelgroep wordt gesproken en niet alleen over hen. Het rapport geeft aan dat er geen volledig beeld is ten aanzien van ouderenwoningen en de te verwachten opgaven daarin. Hoe kan dat? Welke stappen neemt de provincie hierin om in de toekomst te kunnen anticiperen vanuit de gedachte dat de vergrijzing kansen biedt en geen probleemgeneratie gaat worden. Tenslotte, waarom is het wel inzichtelijk in het volgende rapport en hier niet. In het volgende rapport lezen we namelijk wel hoeveel seniorenwoningen ontbreken (4500) en hier blijkt het niet te vinden te zijn. Dat brengt mw. Kleef tot de opmerking dat er geen duidelijk format is gehanteerd voor dit Sociaal Rapport. Het is best moeilijk vergelijkbaar met het voorgaande rapport. Dhr. De Vries (D66) kan zich geheel vinden in de woorden van mw. Mansveld. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) merkt op dat de ChristenUnie-fractie aan de ene kant blij is met het Sociaal Rapport, maar aan de andere kant ook erg teleurgesteld. De fractie is blij dat het Sociaal Rapport, net als de nota Ontgroening en Vergrijzing tot dezelfde conclusie komt met betrekking tot de bouw van woningen voor ouderen. Bij de behandeling van de nota Ontgroening en Vergrijzing in de commissie op 12 januari jl. heeft zijn fractie gezegd: Praten, schrijven. Praten, schrijven. Maar er wordt te weinig gebouwd voor de ouderen in de provincie. De nota sprak over kansen met betrekking tot de verzilvering, maar het huidige College durft die kansen niet te grijpen en schuift het door naar het volgende College. Ook het Sociaal Rapport spreekt over woningbouw voor ouderen en wel op bladzijde 8. “Wil men aan de toekomstige woningbehoefte kunnen voldoen, dan zullen er tot 2020 tienduizend woningen aan de voorraad toegevoegd moeten worden. Vanwege de verwachte bevolkingsgroei gaat het hier voor een belangrijk deel om ouderenwoningen.” Op bladzijde 9 spreekt men over 2000 ouderen die wachten op verzorging en verpleging.
17
Dhr. Hofman noemde het volgende ook al. Ruim 750 verstandelijk gehandicapten en 85 lichamelijk gehandicapten staan op een wachtlijst voor zorg en/of dagbesteding. Eind vorig jaar is het Sociaal Rapport verschenen. Dat is straks drie maanden gelden als het nieuwe College aantreedt. Waarom schuift de gedeputeerde dit door als zij zoveel signalen krijgt? Sociaal Rapport, de nota Ontgroening en Vergrijzing! Grijp als College die kansen! De afgelopen vier jaar heeft de ChristenUnie-fractie meerdere malen het College door dik en dun gesteund met betrekking tot het welzijnsbeleid en het sociale beleid. Met betrekking tot de vorige commissievergadering bij de nota Ontgroening en Vergrijzing en bij dit Sociaal Rapport kan dhr. Hilverts niet anders dan zijn teleurstelling uitspreken over het bouwen en wonen voor ouderen in de provincie. Het verkiezingsprogramma 2003-2007 van de ChristenUnie heeft als thema ‘Handen uit de mouwen!’, maar het College loopt met de handen op de rug. Ze keken ernaar en onderzoeken, praten erover en lieten het zoals het was ... Mw. Mulder (gedeputeerde) herhaalt voor de duidelijkheid welke afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de behandeling van het Sociaal Rapport. Opgemerkt is dat het Sociaal Rapport volgens een afspraak in IPO-verband een aantal thema’s kent op grond waarvan de provincies onderling kunnen worden vergeleken en de provincie elkaar daarin kunnen ondersteunen. Er is ook afgesproken dat het rapport mede gebruikt zou worden bij de POP-cyclus en dat het daaraan zou worden gekoppeld. De POP-cyclus is iets naar achteren geschoven en dat betekent dat dit sociaal rapport eigenlijk pas in die cyclus terecht komt in november 2007. Op dit moment loopt het beleidsplan Welzijn tot 2008 en het zou betekenen dat de sociale agenda voor de komende periode 2008-2011 gemaakt zou moeten worden in het voorjaar van 2008. Daar is dit rapport een prachtig en bruikbaar instrument voor met veel gegevens, maar de gegevens over wonen, welzijn en zorg zijn inderdaad wat verouderd. Het College is dan ook druk bezig met de gemeenten - en dat is uniek in Nederland - om met dezelfde systematiek na te gaan wat de werkelijke behoeften zijn van de mensen die zorg nodig hebben. Niet alleen de ouderen, maar ook mensen met een verstandelijke beperking of mensen die wat meer zorg en hulp nodig hebben. Mw. Mulder is het met mw. Stavast eens dat er grenzen zijn en die worden onderkend. Daarom zal echt worden nagegaan aan welke woningvoorzieningen behoefte is. Kleinschalige woonprojecten zijn voor bepaalde categorieën mensen ideaal en ook voor hun familie. Al met al wordt dat onderzoek uitgevoerd en mw. Mulder geeft dhr. Hilverts mee dat het rapport dat voorzien is in mei, aangevuld zal worden aan het Sociaal Rapport. Dat krijgt de commissie en dat is dan tevens op tijd voor het POPdebat. Het zal ook meegenomen worden met het POP-debat en de Sociale Agenda. Het College heeft voorts gemeend dat de gemeenten eerst gesteund moeten worden middels een goed beeld van wat er nu echt moet komen. Daarna volgen er afspraken met gemeenten en met de woningcorporaties en de zorginstellingen. Dat is het College van plan allereerst in de Regio Groningen - Assen, maar de andere gemeenten zullen daarin volgen. Helaas kan de provincie niet alleen bouwen, met name de woningcorporaties, de zorginstellingen, maar ook de gemeenten hebben er een heel grote rol in. De opzet van het Sociaal Rapport is anders dan vorige jaren want in IPO-verband is naar aanleiding van de cyclus Simons afgesproken om bepaalde thema’s op een bepaalde wijze te onderzoeken. Deze opzet zal ook de komende jaren worden gevolgd. De voorzitter concludeert dat er geen vragen meer over zijn en schorst de vergadering voor enkele minuten. 12.
Verslag van bevindingen Rapportagecommissie Armoedebeleid.
De voorzitter stelt allereerst de voorzitter van de Rapportagecommissie Armoedebeleid in de gelegenheid om de gedeputeerde die in formele zin nog geen exemplaar van het rapport heeft ontvangen, het rapport aan te bieden. Dhr. De Bruijne (PvdA) meldt dat hij het rapport reeds eerder heeft aangeboden en wel aan de voorzitter van Provinciale Staten. Dan kan men zich afvragen hoe de gedeputeer-
18
de het rapport krijgt. Het zal wel met de stukken meekomen, veronderstelt hij, maar formeel is dit wel een punt. De commissie heeft namelijk een rapport uitgebracht aan Provinciale Staten en vervolgens is het de vraag wat het College ermee gaat doen. Deze commissie zal er vanmiddag over discussiëren en op 14 maart zal mogelijk discussie plaatsvinden in de Staten. Het is goed dat de Rapportagecommissie het rapport ook formeel aan de gedeputeerde aanbiedt met het verzoek dat zij er haar voordeel mee doet. Voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, beveelt dhr. De Bruijne de gedeputeerde lezing van het rapport aan. Dhr. De Bruine overhandigt gedeputeerde Mulder het verslag van bevindingen. De voorzitter geeft het woord aan de commissie voor de bespreking van het verslag en met name van de daarin gedane aanbevelingen. Mw. Mansveld (PvdA) herinnert eraan dat haar fractie vorige jaar bij de Algemene Beschouwingen gepleit heeft voor instelling van deze werkgroep, juist omdat men niet wilde blijven staan bij afkeuring van armoede in Nederland en omdat men vanuit de eigen ambitie wilde onderzoeken of vanuit de provincie een bijdrage geleverd zou kunnen worden aan het voorkomen en bestrijden van armoede. Kortom, de daad diende bij het woord gevoegd te worden. Nu ligt het verslag van de werkgroep ter bespreking voor. De werkgroep heeft uitstekend werk verricht en heeft concrete aanbevelingen gedaan. Het zijn er welgeteld negentien en stuk voor stuk zijn zij belangrijk. Toch wenst de PvdA-fractie een aantal van deze aanbevelingen te onderstrepen. De eerste vallen onder de noemer preventie, want ook in het armoedebeleid is preventie belangrijk. Dan wordt direct aan onderwijs gedacht, want dat is de beste garantie voor de toekomst. Jongeren met een goede opleiding zijn zelfredzaam, voegen gemakkelijk in op de arbeidsmarkt en dus op werk en inkomen. Ook bijscholing, omscholing en aanvullende cursussen voor werkzoekenden en werkenden zijn belangrijk voor het behoud of het vinden van werk. Onderwijs en werk dienen dus hoog op de agenda te staan en daar blijven te staan. Armoedepreventie moet ook op de agenda en de lespakketten van basisscholen. Leren hoe je met geld omgaat is belangrijk. Mw. Mansveld ervaart het elke keer weer als schokkend als zij op de TV ziet met welk gemak en met welke voorwaarden leningen worden aangeprezen. De aansluiting van armoedebeleid op jeugdzorg is volgens de PvdA-fractie cruciaal, met name als wordt gekeken naar de multiproblem-gezinnen, want schulden vormen vaak een der problemen die zich daar voordoen. Hier komt ook de invoeging van het armoedebeleid in een breder gebiedsgericht welzijnsbeleid om de hoek kijken waar de provincie samenwerkt met de gemeenten om effectief lokaal welzijnsbeleid te realiseren, wat daar moet het uiteindelijk gebeuren: dicht bij de gezinnen, bij de jongeren, in buurten en wijken en op scholen. Een tweede punt dat de PvdA-fractie wil onderstrepen is het voorkomen van sociale uitsluiting. Geen geld voor verjaardagen, Sinterklaas, familiebezoek, de bioscoop en voor kinderen geen mogelijkheid om deel te nemen aan sport of cultuur en/of schoolreisjes. Hier kunnen provinciale projecten een belangrijk verschil maken en wel provinciebreed. De PvdA-fractie pleit dan ook nadrukkelijk voor de oprichting van een stichting leergeld om te voorkomen dat schoolgaande jeugd van minima worden buitengesloten van sociale activiteiten op en rond de scholen. Ook dient het belang te worden benadrukt om de mogelijkheid van een OV-kortingspas te onderzoeken voor specifiek kwetsbare groepen. Te denken valt aan ouderen of de minima. Bij het rapport is de evaluatie gevoegd van het huidige armoedebeleid van GS en uit dit rapport blijkt confronterend dat steun aan cliëntenorganisaties en belangenorganisaties niet de gewenste effecten opleveren, maar dat juist de projecten gericht op degenen die het betreft, wel succesvol zijn. Voorbeelden zijn het TELI-project, maar ook de Thuiszorgadministratie van Humanitas en het gesprek dat leden van de commissie, i.c. mw. Mansveld zelf en dhr. De Bruijne, hebben gevoerd bij ‘Woonkans’ in Groningen.
19
Een nieuw project heeft de naam ‘Kennis en informatiesysteem sociale voorzieningen’ (KisSV van de firma Inzicht BV; zie www.inzichtbv.nl). Dit is een computerprogramma waar alle regelingen waar minima gebruik van kunnen maken per gemeente staan geregistreerd. Het is een landelijke database die maandelijks wordt geactualiseerd. De FNV-Bondgenoten, tezamen met het bedrijf Inzicht leiden vrijwilligers op die voor individuen en gezinnen na kunnen kijken in het computersysteem of de betreffende personen recht hebben op bijvoorbeeld zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag, bijzondere bijstand, etc. De PvdA-fractie kan zich voorstellen dat in de provincie het programma ter beschikking wordt gesteld aan bijvoorbeeld de Arme Kant of Humanitas en dat de provincie vanuit haar toekomstige armoedebeleid vrijwilligers hiervoor zou kunnen opleiden. Het verslag van bevindingen biedt veel handvatten om het armoedebeleid in Groningen te actualiseren en te optimaliseren. Duidelijk is dat concrete ondersteuning van instellingen en gemeenten verreweg het meest effectief is. De PvdA-fractie is van mening dat er middelen vrij gemaakt moeten worden om een fonds Armoedebestrijding te vormen voor het realiseren van aanbevelingen. Gedacht wordt aan € 2 miljoen voor de komende vier jaar. Hiervoor wordt GS gevraagd om criteria uit te werken onder de strikte voorwaarden dat geen taken en verantwoordelijkheden worden overgenomen van gemeenten of het Rijk en dat gemeenteoverstijgende initiatieven worden gefinancierd en wel bij voorkeur in samenwerking met de Vereniging van Groninger Gemeenten. De slotvraag van mw. Mansveld is dat zij graag een eerste reactie van de gedeputeerde op het rapport tegemoet ziet vóór de eerstkomende statenvergadering. Dhr. Hofman (VVD) deelt mee dat hij met veel genoegen deel heeft uitgemaakt van de Rapportagecommissie Armoedebeleid, een niet-politieke commissie waarin goed te zien was hoe gering de verschillen zijn als het gaat om een algemeen erkend probleem, zoals armoede in de provincie Groningen. Het is een belevingsonderzoek en dan kun je altijd vraagtekens stellen bij de waarde van het onderzoek, aldus de heer Hofman. Het heeft echter voor hem voldoende waarde om de aanbevelingen die in het rapport staan en nu zijn aangeboden aan het College, van ganser harte te ondersteunen. Hij hoopte dat de aanbieding aan de voorzitter van de Provinciale Staten zou kunnen betekenen dat er vandaag uitwerkingsvoorstellen van de kant van het College zouden worden gedaan en zo niet dat deze alsnog vóór 14 maart aanstaande worden ontvangen. Wat dit betreft sluit dhr. Hofman zich aan bij de PvdA en verklaart zich erg nieuwsgierig naar de voorstellen van het College. Dhr. Hofman deelt mee dat hij samen met de voorzitter een gesprek heeft gehad met Eén Vandaag. Eén van de bedoelingen van het interview leek steeds om de geïnterviewden te laten stellen dat er oorzaken voor armoede zijn aan te geven in het inkomensbeleid. Dat was echter niet de taak van de leden van de commissie en naar het oordeel van dhr. Hofman heeft geen van beide commissieleden zich hieraan bezondigd. De vraag was natuurlijk waarom je dit niet doet, want daar ligt wel de oorzaak voor de noodzaak van het armoedebeleid. Dhr. Hofman is van mening dat als je op dat gebied uitspraken doet, je het armoedebeleid geen goed doet. In feite worden dan uitspraken gedaan over andere instanties, zoals de gemeenten en het Rijk die op dit terrein wettelijke bevoegdheden hebben. Het zou eerder afbreuk doen dan ondersteuning betekenen van het armoedebeleid. Er zijn echter wel een paar aanbevelingen die tegen inkomensbeleid aanhangen. Er worden bijvoorbeeld aanbevelingen gedaan voor dat fonds van € 2 miljoen. Dhr. Hofman verklaart dit van harte te ondersteunen, maar zoals mw. Mansveld al naar voren bracht, is het absoluut noodzakelijk dat in de gaten wordt gehouden dat de provincie niet op het terrein van andere instanties komt, want als dat wel het geval zou zijn, vindt daar een discussie plaats zonder dat het armoedebeleid wordt ondersteund. Het staat er allemaal wel. Immers, uitgegaan wordt van de bevoegdheden en de mogelijkheden van de provincie. Daarbinnen moeten de aanbevelingen liggen en gericht zijn op het voorkomen van armoede en het vinden van initiatieven, alsmede het
20
ondersteunen van onderzoek voor het geval dat armoede niet voorkomen kan worden, eraan bijdragen om armoede zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. Dhr. Hofman is het absoluut oneens met de huidige minister van Financiën die verklaard heeft dat er geen armoede meer in Nederland is. Eerstgenoemde heeft viereneenhalf jaar in Oost-Europa gewoond en hij heeft armoede op de Balkan van nabij meegemaakt. Dat ziet er anders uit dan in Nederland, maar dhr. Hofman kan met zijn hand op zijn hart verklaren dat uit het onderzoek dat hij heeft gedaan en de gevoerde gesprekken en de gelezen brieven blijkt dat hier armoede door degenen die dit ondergaan als echte armoede wordt beleefd. De aanbeveling van de korting op het Openbaar Vervoer. Dhr. Hofman vraagt het College een zodanig voorstel uit te werken waardoor onnodige discussies met gemeenten en het Rijk worden vermeden. Er moeten mogelijkheden zijn en graag hoort hij daarop, mogelijk nu al, een reactie van het College. Dhr. Hofman verklaart erg positief te staan tegenover buurtontwikkeling. Dat heeft hij vaker naar voren gebracht en daar ligt het geheim. Dhr. Ottens uit Hoogezand heeft tijdens de zogenaamde Lagerhuis-discussie in de statenzaal als oplossing gegeven dat je naar de mensen toe moest om de problematiek echt te kunnen onderkennen. Dat ‘naar de mensen toegaan’ is mogelijk wanneer je buurtontwikkeling verder doorvoert. Je haalt de anonimiteit gedeeltelijk weg en biedt de mogelijkheden om eventuele struikelblokken in de administratieve procedures tegen te gaan middels bijvoorbeeld Humanitasprojecten. Dhr. Hofman vraagt hiervoor extra aandacht. Het rapport heeft de unanieme steun van de Rapportagecommissie gekregen en dhr. Hofman is blij dat hij deel heeft uitgemaakt van deze commissie. Hij hoopt dat de inspanningen leiden tot de oplossing van de armoede in Groningen. Mw. Bulk (SP) meldt dat ook zij deel heeft uitgemaakt van de rapportagecommissie en zij heeft er met even zo veel plezier ingezeten als de voorgaande spreker. Hoewel beiden waarschijnlijk met verschillende ideeën aan de commissie begonnen, kwamen zij er met dezelfde ideeën uit. Wat heeft het allemaal, naast het vele werk, opgeleverd? Wat dat vele werk betreft bedankt mw. Bulk dhr. De Bruijne en de griffie die wel het meeste werk hebben verricht. Het heeft opgeleverd 1) dat wordt erkend dat er armoede is en 2) dat dit als probleem wordt gezien in de provincie en 3) dat het op de agenda komt van de provincie en 4) dat min of meer bekend is wat armoede inhoudt. Dat is positief in die zin dat dit middels directe gesprekken met organisaties en ervaringsdeskundigen tot stand is gekomen. Dat is altijd meer waard dan elk ander rapport met slechts koele cijfers kan bieden. Er staat een aantal aanbevelingen in, waarmee de SP-fractie het (nog steeds) mee eens is. Soms wil de SP wat meer, zoals gratis Openbaar Vervoer waarbij ‘gratis’ al dan niet tussen haakjes staat, maar dat blijft wel het streven. Dat zal althans gedeeltelijk landelijk geregeld moeten worden. Verder zou de SP hogere inkomens op bijstandsniveau willen hebben. Ook dat is meer een landelijke zaak. Er blijft nog wel een aantal mogelijkheden over, bijvoorbeeld het fonds waar de PvdA het ook al over had. Het kabinet heeft bepaald dat schoolboeken gratis worden. Dan kunnen er mogelijk weer andere zaken worden gesubsidieerd uit dat fonds, zoals het vergoeden van de zogenaamde vrijwillige ouderbijdrage, hetgeen kan gebeuren zonder in de bevoegdheden van de gemeenten te treden. Deze bijdrage dienen ouders aan scholen te betalen en gebeurt dat niet, worden kinderen uitgesloten van schoolreisjes en dat soort extra zaken. Meer werk is een oplossing voor velen, maar zoals tijdens de Rondetafelconferentie van 10 januari jl. bleek, niet voor allen. Er is namelijk ook armoede bij degenen die wel werk hebben. Er zijn steeds meer werkende armen. Er worden hier geen schulden opgelost. Daarvoor bestaan allerlei instanties en organisaties, maar wel wordt getracht om de oorzaken te bestrijden. Dat is een der weinige zaken die de provincie concreet kan ondernemen. Daarvoor zou dat lesprogramma een kleine opzet kunnen zijn en daar staat mw. Bulk van harte achter.
21
Er zijn grote verschillen in gemeenten qua voorzieningen voor mensen met een laag inkomen. Dat is ontstaan toen de Bijstandswet werd gedecentraliseerd. Elke gemeente ging er op eigen manier mee aan de slag. Dat is jammer, maar het is goed dat er die website is die mw. Mansveld heeft genoemd. Misschien is het mogelijk die informatie ook op de provinciale website te zetten, zodat iedereen kan zien welke regelingen er zijn. Bij de schuldhulpverlening bestaan wachttijden bij de kredietbanken. Er bestaan ook particuliere schuldhulpverleners. De fractie van de SP vindt het eigenlijk een slechte zaak dat mensen aangewezen moeten zijn op particuliere schuldhulpverleners. Mw. Bulk vraagt de gedeputeerde om na te gaan wat daar eventueel aan gedaan kan worden. De vraag die nu actueel is, is wat het College met het rapport gaat doen. De SPfractie is dan ook heel benieuwd naar het antwoord van de gedeputeerde en liefst wordt dat vóór het statendebat ontvangen. Mw. Stavast (GroenLinks) merkt dat zij zeer verrast was door het aantal reacties. Drie dikke stapels met brieven en e-mails. Een groot deel van de mensen die dit aangaat heeft geen enkel vertrouwen meer in de politiek en grijpt toch de kans onder het motto: je weet maar nooit en in elk geval wil ik mijn verhaal kwijt. Het begon dus met een stevig signaal en mw. Stavast bedankt de betreffende mensen voor hun verhaal, omdat dat veel meer informatie geeft dan statistieken en cijfers. Vanzelfsprekend is de fractie van GroenLinks het eens met alle conclusies en aanbevelingen die zijn geformuleerd. Er is sprake van voortschrijdend inzicht. De PvdA heeft bedacht dat het misschien een handig idee zou zijn om aan gemeenten te vragen of gezamenlijk energie ingekocht kan worden bij de energieleveranciers om zodoende een korting te kunnen bedingen op de energierekening die tegenwoordig een belangrijk onderdeel is van de uitgaven. Mw. Stavast vindt dit een voortreffelijk idee en zij zou willen dat dit in de aanbevelingen wordt meegenomen. Het is een uitbreiding op wat er staat ... Mw. Mansveld (PvdA) onderbreekt en stelt dat het voorstel niet betrekking had op gemeenten, maar dat aan uitkeringsinstanties zou worden verzocht om energie gezamenlijk in te kopen.
Mw. Stavast (GroenLinks) antwoordt dat ook dit een prima idee is. Dat betreft een ruimer begrip dan slechts de gemeenten en dat betekent dat de groep die er zijn voordeel mee kan doen des te groter is en dat is des te beter. Mw. Stavast noemt dit voortschrijdend inzicht bij de PvdA. Er is reeds een hoorzitting voor statenleden gehouden om zaken te bedenken. De GroenLinks-fractie heeft nog nader nagedacht en is het geheel eens met de kortingspas voor het OV. Bedacht is dat gratis toegang gegeven kan worden tot organisaties en voorstellingen, d.w.z. tot musea en podiumproducties, waar de provincie aan meebetaald. Dat betekent dat het inkomensverlies bij de betreffende instellingen door de provincie aangevuld kan worden. Het geeft een uitbreiding van de mogelijkheden om het sociale contact te vergroten en de sociale isolatie te verminderen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt zich de volgende situatie voor. Iemand anders en hijzelf willen naar een voorstelling. Eerstgenoemde persoon kan zo doorlopen, terwijl hij een kaartje moet kopen. Dat heeft tot resultaat dat dhr. Hilverts zich zou afvragen waarom die ander zo kan doorlopen. De ander antwoordt: “Dat komt, omdat ik arm ben en daarom mag ik zo doorlopen.” Dhr. Hilverts vraagt of dat niet erg stigmatiserend is. Mw. Stavast (GroenLinks) antwoordt dat stigmatisering altijd aan de orde is. Men zou kunnen kijken of er slimme ideeën zijn om dit te vermijden. Net zoals een OV-pas kan men denken aan een cultuurpas, net zoals een museumjaarkaart. Stigmatisering is inderdaad een probleem, maar hoeft geen reden te zijn om niet een uitbreiding van mogelijkheden te zoeken.
22
De fractie van GroenLinks heeft ook nog een uitbreiding bedacht van het TELIproject. Zij denkt dat er wel degelijk mogelijkheden voor de provincie zijn om als er herstructurering plaatsvindt in wijken waarvan de gemeente weet dat dit een groep mensen betreft die op de armoedegrens zitten, extra investeringen te doen in energiebesparing middels bijvoorbeeld centrales voor warmtekrachtkoppeling, maar ook in andere vormen, bijvoorbeeld in isolatie. Het helpt gewoon als je zonder huurverhoging wel een lagere energierekening krijgt. Dat is een aanvullend voorstel van de GroenLinksfractie. Op pag. 13 van het rapport staat dat men succesvolle voorbeelden van activiteiten bij gemeenten en provincies wil inventariseren en beschrijven. Mw. Stavast stelt dat de commissie het erover eens was dat daar met nadruk het bestrijden van bureaucratie moet worden genoemd. Het niet uitputtend gebruik van de mogelijkheden heeft deels met bureaucratie te maken op allerlei niveaus. Men dient zich af te vragen of het nut heeft om te proberen bij bureaucratische hindernissen, hetzij in geval van onbekendheid en/of ingewikkeldheid, hetzij in geval van traagheid, een effectieve slag te maken. Mw. Stavast herhaalt hetgeen zij ook bij de hoorzitting naar voren heeft gebracht, namelijk dat zij vindt dat er veel armoede is en dat je weliswaar kunt zeggen dat je je in deze nota moet beperken tot provinciaal beleid, maar dat de provincie wel degelijk een functie heeft om signalen door te geven. Ieder lid is ook lid van een politieke partij die landelijk functioneert en daarom is het zeer interessant als de VVD-collega het met zijn VVD-collega’s oneens is. Het gaat hier om een belangrijk signaal. De GroenLinks-fractie is van mening dat eigenlijk alle uitkeringen op het minimum structureel te laag zijn. Dat kan weliswaar een formulering zijn die niet iedereen deelt, maar het is politiek cryptisch als woorden worden gebruikt om helderheid te voorkomen bijvoorbeeld als je zegt dat de perceptie die politiek bestuurlijk Nederland heeft, afwijkt van de beleving van de doelgroep. Uit de brieven blijkt dat er mensen zijn die ontzettend secuur en creatief met heel weinig geld omgaan en soms houdt het dan gewoon op. Natuurlijk moet er gezocht worden naar mogelijkheden om een en ander rond te krijgen. Natuurlijk moet er een schuldregeling of budgettering worden ingevoerd als er te veel geld wordt uitgegeven. Toch zijn er mensen die langdurig op een uitkering zijn aangewezen die een stuk plezier in het leven wordt ontnomen doordat er altijd maar weer iets niet kan. Het is een taak van de provincie om zulke signalen door te geven. Een voorbeeld is de AOW. Landelijke politici spreken over rijke ouderen. Dat klopt alleen als je AOW hebt èn een goede pensioenvoorziening. Echter, precies hier in Groningen waar veel mensen geen werk hebben gehad, hebben ook veel mensen geen goede aanvullende pensioenvoorziening. Dat is een signalering vanuit Groningen waard. Tot zo ver de bijdrage van GroenLinks. De titel van het rapport luidt: armoede is ... Aangevuld dient die te luiden: armoede in een rijk land als Nederland is een schandaal. Dhr. Zanen (PvhN) brengt naar voren dat het onderwerp armoede door deze Staten op de agenda is gezet als een thema waar onderzoek naar gedaan moet worden, ondanks het feit dat als het gaat om welzijn de gemeenten wellicht eerder aan zet zijn dan de provincie. Dat dit is gebeurd is een goede zaak, vooral gezien de resultaten. Er blijkt dat er behoefte is aan sturing en stimulering van het helpen van mensen die in de problemen zijn gekomen om welke reden dan ook en waarbij armoede het begrip is dat de situatie het beste omschrijft. Armoede kan heel verschillend zijn. Het komt vaak voor bij mensen die diverse schulden hebben opgebouwd en mede daardoor de situatie niet meer aankunnen. Zij komen dan in allerlei conflicten als het gaat om het betalen van zaken, de huur of de energierekening. Dat gaat van kwaad tot erger en daar men niet meer uit de schulden weet te komen komt men in een situatie van armoede te verkeren. Als je als provincie in gesprek met de gemeenten over dit thema gaat, dient dat gesprek erop gericht te zijn om dit probleem op te lossen. Dan moet je in het gesprek onderzoeken welke activiteiten eventueel gestimuleerd kunnen worden. Het lijkt dhr. Zanen goed dat de provincie dan in het gesprek met de gemeenten mogelijkheden kan bieden. In die zin is het bestemmen van een fonds voor te treffen maatregelen een goede zaak.
23
In bijlage 5 staan aanbevelingen genoemd die niet door iedereen in de commissie worden gedeeld. Het idee wordt genoemd om arbeidskrachten vanuit de provincie beschikbaar te stellen aan gemeenten. Dat lijkt dan op een soort vliegende kiep, zoals op andere beleidsterreinen ook bekend is. Het lijkt dhr. Zanen te overwegen om dit als mogelijkheid achter de hand te houden als gemeenten hier behoefte aan hebben. Er is gesproken over de ombudsfunctie. Dhr. Zanen is hier niet per se een voorstander van. Hij vindt dat de mensen terecht moeten kunnen bij de instantie waar een schuld bij bestaat. Er moet bij die instelling zelf een mogelijkheid zijn om een eventuele klacht aan de orde te stellen. Dat is zeker wel waardevol. Inzake een korting is dhr. Zanen voorstander van een korting op het Openbaar Vervoer. Misschien via een kortingspas of via een voorziening in de chipkaart gekoppeld aan de inkomenssituatie. Dhr. Zanen is er geen voorstander van om dit op allerlei terreinen uit te breiden. Daar ligt echt een taak van de gemeente. Dat geldt voor cultuur, kunst en sportvoorzieningen. In de gemeente Groningen is het al mogelijk om het geld voor een sportvereniging terug te krijgen. Je zou wel over dit onderwerp overleg met de gemeenten kunnen voeren. In zijn algemeenheid is dhr. Zanen van mening dat deze commissie indringend heeft gewerkt, vooral ook doordat gesprekken zijn gevoerd met mensen die hebben gereageerd via de brieven. Dhr. Zanen heeft met zijn fractiegenote, Danny Hoekzema, gesprekken gevoerd met een gezin die zeer indringend en herkenbaar waren. Hij denkt dat het goed is als de provincie dat signaal gebruikt om zaken in een goede richting te duwen. Kredietbanken. Er is een gesprek gevoerd met de Volkskredietbank Noordoost Groningen. De aanpak die men daar koos, sprak zeer aan. Er werd heel zakelijk met mensen met zo’n probleem gewerkt. Bij die instelling bestond de angst dat met invoering van de WMO de mogelijkheden van de kredietbanken wellicht eerder beperkt zouden worden dan uitgebreid. Dhr. Zanen vraagt hiervoor aandacht. Uit de voorbeelden die werden genoemd komt dat overigens duidelijk naar voren. Als je als begeleider of coach bezig gaat met betrokkenen om samen een uitgavenpatroon te organiseren, blijkt dat goed te werken. De kredietbanken deden dat op dezelfde manier en dat moet mogelijk blijven. Als dat het gevolg is van de aandacht van de provincie is dat een goed resultaat. Mw. Van Kleef (CDA) merkt op dat veel werk is verricht, onder andere door de griffie. Vanuit diverse invalshoeken is onderzoek verricht en dat alles onder leiding van een bezielende voorzitter. Kortom, er ligt een gedegen rapport dat niet alleen interessant is voor de commissie, maar ook voor de gemeentelijke en landelijke overheid. De CDAfractie hecht eraan om dit rapport onder de aandacht te brengen van de overige overheden, gelet op de vele actiepunten die er in staan, met name die betreffende de gemeenten. Daarmee wil de CDA-fractie ook benadrukken dat de provinciale verantwoordelijkheid op dit beleidsveld zeer marginaal is en dat de provincie vooral een voorwaardenscheppende rol heeft. Het CDA heeft het rapport gelezen vanuit haar visie van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid. Solidair zijn met de zwakkeren in de provincie en daarnaast de verantwoordelijkheid om de verantwoordelijkheid neer te leggen waar die hoort, bij de burger en vervolgens bij de overheden. Eigen verantwoordelijkheid houdt niet in ‘eigen schuld, dikke bult’, waar mensen het zelf niet meer redden is de overheid er met een vangnet. In het rapport staan een paar duidelijke oorzaken van armoede, onder andere de disbalans tussen inkomens en uitgaven en het niet gebruik maken van regelingen. Het CDA is er voorstander van dat de aanbevelingen welke betrekking hebben op thuisadministratie, preventie, vroeg-signalering, omgaan met geld, educatieve TV, leergeld, door het College zullen worden overgenomen. Het niet gebruik maken van regelingen betekent dat er bij de gemeentelijke overheden veel geld onterecht op de plank blijft liggen. Het CDA ziet dan ook graag dat de provincie in haar aanvullende rol op het gemeentelijk beleid in overleg met de gemeenten beziet hoe het niet-gebruik tegen is te gaan en wat hiervoor nodig is en ook waar hiervan de
24
oorzaken liggen. In dit kader is het van belang dat de gemeentelijke cliëntenraden Sociale Zekerheid voldoende en kwalitatief zijn toegerust om hun taken ten behoeve van de cliënten goed te kunnen uitvoeren. Dit is onderdeel van een der aanbevelingen. Armoedebeleid is ook een speerpunt in het welzijnsbeleid en het CDA is benieuwd wat er op dit punt momenteel wordt gedaan. De fractie kan zich voorstellen dat na het verschijnen van dit rapport de genoemde speerpunt nog eens tegen het licht wordt gehouden. In het CMO-onderzoek is bijvoorbeeld aangetoond dat er gemeenten zijn die geen zicht hebben op de doelgroep van het armoedebeleid, behalve dan het bestand van de bijstandsuitkeringen. Werkenden en zelfstandigen met een laag inkomen zijn niet in beeld. Is het College bereid om binnen het gebiedsgerichte werken dit onder de aandacht te brengen van de gemeenten en te bezien hoe zij hiermee omgaan? Als rode draad voor het provinciaal armoedebeleid vindt het CDA het van belang dat er geïnvesteerd wordt in de zelfredzaamheid van mensen en in hun zelfbeeld. Dat valt ook te lezen in het regeerakkoord van de nieuw te vormen regering. Onder het kopje Inkomensbeleid van het nieuwe regeerakkoord staat onder punt 3 op pagina 26 en 27 het volgende: “De mogelijkheden voor gemeenten voor het voeren van een gericht armoedebeleid, schuldhulpverlening en inkomensondersteuning worden verruimd en, waar mogelijk, in samenhang met bevordering van arbeidsparticipatie. Voor gerichte ondersteuning van kwetsbare groepen komen extra middelen beschikbaar.” De provincie zal dus bij het opstarten van projecten in het kader van het armoedebeleid hier rekening mee kunnen houden. Daarom pleit de CDA-fractie ervoor dat de provincie voor 2007, vooruitlopend op nieuw beleid bij de gemeenten, bepaalde overgangsmaatregelen gaat meefinancieren. Bijvoorbeeld bij de schuldhulpverlening en vrijwilligersorganisatie die aan cliënten daadwerkelijk hulp bieden. Voorts wil het CDA nog eens benadrukken dat voedselbanken geen menswaardige oplossing vormen om armoede te bestrijden. De CDA-fractie is van mening dat voedselbanken juiste instellingen zijn als het gaat om verspilling van goed voedsel en dat mensen met een smalle beurs hier gebruik van kunnen maken. Het CDA zou het de moeite waard vinden om eens na te gaan in hoeverre voedselbanken als een soort kleine supermarkt in de kringloopwinkels geïntegreerd kunnen worden. Ten slotte constateert de CDA-fractie dat het armoedeprobleem in de provincie Groningen terugloopt volgens het Sociaal Rapport naar 9%. Dat is verheugend nieuws en daarmee wijkt de provincie niet veel meer af van de landelijke cijfers. Is het bekend wat hieraan ten grondslag ligt en, zo ja, kan dat verder worden uitgebouwd? Het is goed dat de provincie haar ogen niet sluit voor de armoedeproblematiek en dat zij haar rol zoekt in de marge van haar taken. De aanbevelingen waarvan preventie, vroegsignalering en participatie centraal staan worden door het CDA van harte ondersteund. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of mw. Van Kleef serieus bedoelt om voedselbanken structureel te integreren onder de noemer van supermarkten in kringloopwinkels. Mw. Van Kleef (CDA) antwoordt dat het de CDA-fractie de moeite waard lijkt om daar een serieus naar te kijken. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of zij het dan normaal vindt dat voedsel dat over de houdbaarheidsdatum heen is, maar dat mensen nodig hebben omdat zij echt niet meer rond kunnen komen, structureel in de markt wordt gezet onder het mom van supermarkten in kringloopwinkels. Is dit wat mw. Van Kleef bedoelt? Mw. Van Kleef (CDA) antwoordt bevestigend. Het gaat er niet om de voedselbanken structureel overeind te houden, maar er moet toch iets met dat voedsel gebeuren. Vernietiging zou zonde zijn en dan is het goed dat dit wordt bestemd voor mensen met een smalle beurs.
25
Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt of zij, als dit voedsel in de gewone winkels niet meer verkocht mag worden, dit wel wil verkopen in winkels voor armen. Mw. Van Kleef (CDA) antwoordt dat het haar niet gaat om producten die over de houdbaarheidsdatum heen zijn, maar wel om producten die nu toch ook worden geleverd en bijvoorbeeld verkeerd zijn geëtiketteerd, of waar een taalfout op het etiket staat ... Mw. Mansveld (PvdA) interrumpeert. Zij is bij een gezin geweest dat in een voedselpakket zeventien potten kippensoep aantrof die over de datum heen waren. Dat zijn de producten waar het om gaat en dat zijn mensen die zich dood schamen om naar een voedselbank te gaan. Wilt u dat structureel integreren in kringloopwinkels onder het mom van speciale supermarkten? Mw. Van Kleef (CDA) benadrukt dat producten die over tijd zijn volgens haar ook niet via voedselbanken verspreid mogen worden. Dat is inderdaad mensonwaardig. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat voedselbanken mensonwaardig zijn en dat de PvdAfractie daarvan afwil. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt hoe de CDA-fractie de vrijwilligers ziet die zich voor die voedselbanken hebben ingezet. Worden die niet zomaar even opzij gezet? Die mensen hebben daarin hun energie gestoken en die hebben gezien dat er problemen zijn. Zij hebben zich ingezet voor de zwakken in de samenleving. Wat doet het CDA met die vrijwilligers? Mw. Van Kleef (CDA) wijst erop dat de voedselbanken er niet zijn voor de vrijwilligers. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) beaamt dat, maar benadrukt dat dit wel vrijwilligers zijn van humane instellingen en kerken die zich inzetten voor de zwakkeren in de samenleving. Zij hebben er hun best voor gedaan en die worden nu dus zomaar opzij gezet? Mw. Van Kleef (CDA) stelt dat het CDA altijd heeft gezegd dat voedselbanken overbodig zouden moeten zijn en worden. De toevoer van producten naar voedselbanken die niet over tijd zijn en anders vernietigd zouden worden, zouden een herbestemming kunnen krijgen. In Rotterdam bestaat bijvoorbeeld al een dergelijke winkel. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) antwoordt dat er geen verschil van mening bestaat over de producten. Het punt is wat er met de vrijwilligers moet gebeuren. Kennelijk wordt hun werk niet gewaardeerd. Mw. Van Kleef (CDA) antwoordt dat het werk van de vrijwilligers ten zeerste wordt gewaardeerd. Een en ander heeft niets met waardering of onderwaardering te maken of het wegschuiven van vrijwilligers. Het gaat de CDA-fractie om een stukje zelfrespect van de mensen. Mw. Winter (CDA) benadrukt dat de discussie wel helder gehouden moet worden. Het gaat niet over de vrijwilligers, maar wel over het voedsel en hoe mensen met een smalle beurs tegemoet gekomen kunnen worden. De discussie over vrijwilligers zou nu niet gevoerd moeten worden. Vrijwilligers kunnen mogelijk ook nog voor beter werk ingezet worden dan het distribueren van voedsel. De voorzitter denkt dat men het er over eens is dat voedselbanken goed werk doen, maar dat ze eigenlijk niet nodig zouden moeten zijn.
26
Mw. Winter (CDA) denkt dat het ieders belang is om de voedselbanken zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. Zij heeft de ChristenUnie onlangs op een verkiezingsdebat keihard horen zeggen dat men liever vandaag dan morgen van de voedselbanken af wil. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt dat zolang er nog armoede is in Nederland en zolang er nog mensen zijn die zich het lot aantrekken van de armen in de samenleving, er voedselbanken zullen zijn en dienen die mensen gesteund te worden. Echter, liever vandaag nog dan morgen ziet dhr. Hilverts dat iedere Groninger fatsoenlijk rond kan komen. Mw. Mansveld (PvdA) refereert aan de woorden van mw. De Winter dat zij de voedselbanken graag opgeheven zou zien. Voorts meldt zij dat ze afgelopen maandag een debat heeft meegemaakt waar de lijsttrekker van het CDA bepleit heeft dat de voedselbanken wat hem betreft nog honderd jaar mogen voortbestaan. Mw. Winter (CDA) vult aan dat het er niet om ging om de armen van een aalmoes te voorzien, maar dat deze opmerking was gemaakt in het kader van de verspilling. Dat is ook de opzet geweest van de voedselbanken en die toevoeging was er wel bij gezegd. Mw. Mansveld (PvdA) begrijpt dat mw. De Winter dit omzet in structurele supermarkten in kringloopwinkels voor mensen met een smalle beurs. Mw. Van Kleef (CDA) benadrukt dat je dan in ieder geval een goede bestemming hebt voor producten die anders gewoon weggegooid zouden worden. Dat past ook in het kader van de duurzaamheid. Mw. Mansveld (PvdA) antwoordt dat de voedselbank daarvoor niet was bedoeld. De voorzitter vraagt of mw. Van Kleef haar betoog heeft afgerond. Mw. Bulk (SP) vindt het tot nu toe een heel leuke discussie met hoop voor de toekomst omdat juist die partijen die deel gaan uitmaken van de nieuwe regering zich hier zo druk over maken. Mw. Bulk denkt dat het daarom wel goed komt. Dhr. Abbes (CDA) bespeurt bij mw. Bulk enige naweeën van de heer Hemmes. De toon begint te komen ... Mw. Bulk (SP) betreurt het dat het bij die naweeën blijft daar dit haar laatste commissievergadering is. Dhr. De Vries (D66) refereert aan het feit dat D66 de motie tot instellen van deze Rapportagecommissie heeft ondersteund. Heel lang heeft D66 gedacht dat armoedebeleid tot het beleid van Rijk en gemeenten behoort en dat de provincie er niet veel mee moet doen. Toch is de motie welbewust en overwogen gedaan. Op basis van de uitkomsten van deze commissie en de rapportage kan slechts worden geconcludeerd dat het feit dat de fractie hieraan heeft deelgenomen, goed is geweest. De provincie heeft wel degelijk een rol bij het armoedebeleid. Dat blijkt uit de aanbevelingen. Het zijn aanbevelingen die overstijgend zijn aan gemeentebeleid, maar nog geen rijksbeleid raken. Daarmee kan veel worden gedaan en daarmee moet veel worden gedaan. Dat laatste is de opdracht aan het College. Het rapport mag niet in de kast verdwijnen. D66 kan zich in alle aanbevelingen goed vinden en dhr. De Vries geeft commentaar op een kleine selectie daaruit. Het project ‘thuisadministratie’ van Humanitas. Dhr. De Vries denkt dat er op een simpele manier veel winst kan worden geboekt. Hetzelfde geldt voor de Educatieve TV, lespakketten op school en de stichting Leergeld. Wel is het van belang dat er een heel goede communicatie wordt onderhouden, zodat punten niet opzij worden gezet, omdat mensen er niets van weten.
27
Er is meer mogelijk dan mensen nu al weten en daar zou meer aandacht naar uit moeten gaan. Dhr. De Vries denkt dat communicatie over de regelingen misschien wel de belangrijkste aanbeveling is. Toch zijn er punten die bij de aanbevelingen en de uitwerkingen daarvan een rol spelen. Veel aspecten van het armoedebeleid zullen straks draaien op vrijwilligersorganisaties. Wil dat goed gaan, moet worden voorkomen dat er straks beleidsnota’s moeten komen, want dan worden de vrijwilligers gefrustreerd, want die willen de handen uit de mouwen steken en niet uitgebreide beleidsnotities schrijven. Bij de aanbevelingen zou dhr. De Vries willen zien dat als er beleidsnotities zijn – die heb je nodig, want je moet ergens kunnen zien of een aanbeveling ook resultaat heeft – deze beperkt moeten blijven tot twee A4-tjes, opdat de vrijwilligers niet met een eindeloze hoeveelheid papier worden belast. Als er dan toch uitgebreidere beleidsnotities nodig zijn, zou ambtelijke ondersteuning een zeer essentieel onderdeel moeten zijn, maar dhr. De Vries zou het zonde vinden als het geld dat is bedoeld voor het armoedebeleid juist daarvoor besteed zou worden. Er is nuttiger werk te doen. Dhr. De Vries meldt opgebeld te zijn door mensen die het rapport inmiddels hebben gelezen en vermeldt welk commentaar hij heeft gekregen. Het betreft punt 2.4. Overige aspecten bij financiële problemen op pag. 11 van het CMO-rapport Armoede en armoedebestrijding in de provincie Groningen. Degene die hem opbelde zei dat toen zij dat stukje las zij het gevoel kreeg gehandicapt te zijn geworden, omdat zij arm is. Zo heeft zij dit geïnterpreteerd. Chronisch ziek en gehandicapt. Dhr. De Vries heeft dat niet zo gelezen, maar het feit dat dit zo kan worden gelezen, acht hij niet juist. De commissie heeft uitdrukkelijk bedoeld dat mensen die chronisch ziek of gehandicapt zijn, meer kansen hebben om in de problematiek van de armoede te geraken. Er zou aandacht moeten worden besteed aan het feit dat iemand uit deze doelgroep dit net andersom heeft gelezen dan bedoeld. Tot slot verwijst dhr. De Vries naar H.3. Conclusies en aanbevelingen voor toekomstig armoedebeleid op pag. 12, de tweede alinea: “In zijn algemeenheid constateert de Rapportagecommissie dat de perceptie die politiek bestuurlijk Nederland heeft van de armoedeproblematiek afwijkt van de beleving van de doelgroep.” Dhr. De Vries concludeert dat hier in feite een heel harde uitspraak richting politiek wordt gedaan. Hij denkt dat het zeker zinvol is als dit rapport niet slechts naar de gemeenteraden in Groningen wordt toegestuurd, maar dat zeker ook de Tweede Kamerfracties deze rapportage zouden moeten ontvangen om er iets mee te kunnen doen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) merkt op dat er al veel is gezegd. Bij hem is een vraag over het provinciaal studiefonds blijven hangen waarover dhr. Hofman of de SP sprak. Het ging over de schoolboeken die gratis zijn. Dhr. Hilverts is er benieuwd naar, nu de schoolboeken gratis zijn, wat de gevolgen zijn voor het provinciaal Gronings studiefonds. Daar zal naar gekeken moeten worden. Het CDA zei dat het rapport naar de gemeenten moet gaan. Dat is inmiddels al gebeurd in de provincie Groningen. Dhr. Hilverts ondersteunt het idee dat het rapport ook naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Naar aanleiding van het evaluatierapport Armoedebeleid heeft de ChristenUniefractie een vraag. In de Staten is op de Dag voor de Verantwoording uitgebreid gesproken over de subsidie aan de voedselbanken. Toen hebben College en Staten vastgesteld dat zoals eerder in de correspondentie al was aangegeven, de subsidie zou worden gecontinueerd tot 2008. Echter, de fractie leest niets over wat er na 2006 gaat gebeuren, maar de afspraak tot 2008 staat toch? Graag hoort dhr. Hilverts een reactie van het College. Vele Groningers hebben de Rapportagecommissie van advies gediend. Zij hebben aangegeven tegen welke problemen zij aanlopen. De schriftelijke reacties en de gesprekken hebben dhr. Hilverts persoonlijk geraakt. Het is nu aan de provincie als overheid, de gemeenten en het Rijk om het beleid zo op te zetten dat de financieel zwakkeren in de provincie worden geholpen. Om dit alles in kaart te brengen is hard gewerkt. Veel dank aan de griffie! Er is nogal veel aan hen gevraagd. Ook met het College en de voorzitter van de Rapportagecommissie is goed en plezierig samengewerkt.
28
Ook de gedrevenheid en grote eensgezindheid in de Rapportagecommissie heeft dhr. Hilverts als bijzonder plezierig ervaren. De ChristenUnie-fractie kan zich vinden in de aanbevelingen zoals genoemd op pag. 13, 14 en 15. Dhr. Hilverts verwacht niet dat het huidige College dit nog gaat oppakken en daarom wenst zijn fractie het nieuwe College veel succes bij het uitwerken van de plannen. De voorzitter vraagt aan de gedeputeerde of zij op dit moment op de vele vragen wil antwoorden. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt kort te willen reageren. In eerste instantie beseft zij dat dit een heel bijzondere commissie is. De commissie heeft zojuist een pakket van haar gekregen en dat is reeds meerdere malen in de afgelopen periode gebeurd, maar zijzelf heeft ook veel van deze commissie in ontvangst mogen nemen. Mw. Mulder noemt de Meldweek Jeugdzorg en de Rondetafelgesprekken rondom jeugd en nu een rapport over armoede. Eduard van Zuijlen gaf tijdens de laatste statenvergadering aan hoe duaal is gewerkt en de aanbieding van dit rapport aan de gedeputeerde is wederom een voorbeeld van hoe met de nieuwe wet wordt omgegaan. Mw. Mulder bedankt de commissie voor het rapport. Er zit veel (denk)werk en tijd aan vast, met name door de gevoerde gesprekken met de mensen die het betreft. Dat zullen ingrijpende gesprekken zijn geweest die hun nawerking hebben. Mw. Mulder wil toezeggen dat zij nog voor de statenvergadering een korte reactie zal geven op het rapport. Dat zal geen uitwerking zijn tot in de details, maar het zal wel een schriftelijke reactie zijn. Nu geeft zij een aantal zaken aan. De Groninger Gemeenten hebben verklaard dat zij toch als eersten over de eigen zorgtaken gaan voor de burgers in de gemeente. Dat is ook zo, maar het is al bijna net zo als met de jeugd, hoe eerder je erbij bent, hoe preventiever je bent, hoe eerder je signaleert, des te beter het is. Dat betekent dat voor hetgeen provinciaal opgepakt kan worden het goed is dat deze aanbevelingen er liggen. Met betrekking tot de vraag van de ChristenUnie hoe het zat met de subsidiëring van de voedselbanken, antwoordt mw. Mulder dat het bedrag voor die voedselbanken vaststaat tot 2008. De voorzitter vraagt of als zij reageert, ook wil reageren op wat in de commissie Economie en Mobiliteit wordt gezegd. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat er meer commissies zijn waar dit stuk aan de orde komt. Ambtelijk zullen de vragen worden genoteerd en een en ander zal worden meegenomen in de reactie van het College. De voorzitter merkt op dat er een aantal opmerkingen is gemaakt, bijvoorbeeld door GroenLinks inzake de uitbreiding van de aanbevelingen en vraagt of men die nog in tweede instantie wil peilen bij de andere partijen of dat men mogelijk bij de statenvergadering komt met een motie om er aandacht voor te vragen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt voor om dit laatste te doen, want dan hebben de fracties ook de gelegenheid gehad om er over te praten. De voorzitter denkt dat de voorstellen dan toch even op papier gezet zouden moeten worden. Mw. Stavast (GroenLinks) neemt aan dat deze in het verslag zullen staan. De voorzitter neemt aan dat het verslag van dit punt tijdig klaar zal zijn. Mw. Stavast (GroenLinks) meldt te zijn vergeten dat bij de vaststelling van de agenda besloten is de brief van de Stichting voor VluchtelingenStudenten UAF bij dit punt te betrekken. Het gaat hier om een heel concrete en adequate brief, maar dat betekent nog
29
niet dat alle aanbevelingen integraal overgenomen zouden moeten worden, want dat zou onevenwichtig zijn ten opzichte van de rest. Misschien kan die brief als bijlage bij het rapport worden gezien, omdat het wel om een relevante inbreng gaat. De voorzitter beschouwt dit als een goed voorstel. Zij concludeert dat de verdere beraadslaging over het rapport zal geschieden in de statenvergadering van 14 maart aanstaande. 13.
Sluiting
De voorzitter herinnert aan het feit dat dit de laatste vergadering was van deze commissie in deze statenperiode. Zij bedankt allen die deel hebben genomen aan deze commissie. Het was een goede tijd en er zijn goede discussies gevoerd. Hopelijk zullen die in de toekomst doorwerken. Degenen die ook na de verkiezingen doorgaan wenst zij veel succes toe en de mensen die, al dan niet voorlopig, afzwaaien bedankt zijn voor hun inzet.
De voorzitter sluit de vergadering om 17.00 uur. Toezeggingenlijst Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid (tot en met vergadering van 14 februari 2007) Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuill ehouder Gerritsen
1.
12/01/2007
Jaarverslag Kunstraad
Het jaarverslag van de Kunstraad zal aan de commissie worden verzonden.
2.
14/02/07
Ambulancezorg
Indien er veranderingen zijn met betrekking tot de gemaakte afspraken omtrent het plan van spreiding zal de gedeputeerde de commissie hierover berichten.
Mulder
3.
14/02/07
Sociaal Rapport
Het sociaal rapport zal verzonden worden naar de nieuwe leden van PS (na 7 maart).
Griffie i.o.m. afdeling CW.
30
4.
14/02/07
Armoedebeleid
Het college zal in een brief reageren op het Rapport van de Rapportagecommissie Armoedebeleid en de behandeling van dit rapport in de Statencommissies ECS en E&M. De brief van het college zal betrokken kunnen worden bij de behandeling van dit punt tijdens de vergadering van PS op 14 maart.
31