Jli
ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
Aold Hoksebarge REDAKTIE:
W. E. ten Asbroek J. Overbeeke J. Vredenberg ADMINISTRATIE: A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, Haaksbergen, Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester Historische Kring Haaksbergen
„Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van de „Historische Kring Haaksbergen". Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement ƒ 12,50 per jaar. Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteurs.
Bestuur van de Historische Kring Haaksbergen D. Jordaan J.G.H.zn.
Bleekhuisie, Voorzitter
7481 TT Haaksbergen
tel. 7481
J. G. L. Overbeeke
Fazantstraat 13 Secretaris
7481 BG Haaksbergen
tel. 1634
A. J. Temmink
Eibergsestraat 108 Postrekening 2547699 Penningmeester
7481 HN Haaksbergen
B. E. Asbreuk
Erve Meyerinkbroek
7482 PN Haaksbergen tel. 05405-214
W. E. ten Asbroek
Van Heemskerkstraat 11
7482 BS Haaksbergen
tel. 4799
Mej. R. Brummelhuis,
Dr. Ariënsstraat 8
7481 JL Haaksbergsn
tel. 3594
H. J. J. ten Hagen
Mozartstraat 46
7482 VD Haaksbergen
tel. 3509
J. B. A. Leusink J.
Nachtegaalstraat 13
7481 AT Haaksbergen
te!. 2023
F. Overbeek J,
Bevertstraat 14
7481 CX Haaksbergen
tel. 1564
Vredenberg
Weverstraat 16
7481 JZ Haaksbergen
tel. 2348
,
273 ACTIVITEITEN VAN DE HISTORISCHE KRING
Op dinsdagavond 14 maart j.1. hield onze voorzitter, de heer D. Jordaan, een lezing in zaal Damen aan de Veldmaterstraat. Het onderwerp van de causerie was een tocht door het Twentse land van omstreeks 1920, De Ie zing werd geïllustreerd met dia's uit die tijd, vervaardigd door de bekende historicus en schrijver wijlen de heer J. J. van Deinse. Om deze te kunnen vertonen was een oude "toverlantaarn" geleend van de Oudheidkamer Twente, Voor de pauze werden lichtbeelden vertoond van Twentse gebruiken en na de pauze kreeg men een indruk van de buiten- en binnenkant van boerderijen rondom Haaksbergen. Het was een zeer interessante avond met prachtige oude plaatjes, waarvoor de ongeveer 100 aanwezigen de spreker een warm applaus brachten. Minder druk bezocht, nl. door slechts 70 dames en heren, was de jaarvergadering op dinsdag 18 april j.l. in café Evers aan de Hengelosestraat, Na voorlezing en goedkeuring van de jaarverslagen 1971 werden de heren J.B,A, Leussink en J.F. Overbeek als bestuursleden herkozen. De voor zitter deelde mede, dat aan de uitgave over de geschiedenis van de Haaks~ bergse kerken nog steeds hard gewerkt wordt door een team van vijf schrijvers, maar het boekwerk zal op zijn vroegst in het komende najaar of in het voorjaar 1973 kunnen verschijnen. In juni a,s. zal er een excursie gehouden worden naar de Hof te Boekelo, waarbij de deelnemers met een ouderwetse stoomtrein vervoerd zullen worden. In september zal een uitstapje gemaakt worden naar de Plechelmusbasiliek te OldenzaaL Om deze excursies in goede banen te leiden, zal aan de deelnemers gevraagd worden om zich van tevoren schriftelijk aan te melden. Na afloop van de jaarvergadering vertelde de heer Mr. B. Plegt uit Oldenzaal humoristische verhalen in de Twentse taal over "het aole dorp", waarmee hij Losser bedoelde. Over deze plaats is van zijn hand reeds een boekje met dezelfde titel verschenen en één of twee vervolgen zullen nog uitgegeven worden. De vertellingen van Mr. Plegt werden met grote aandacht door de aanwezigen beluisterd en met een dankbaar applaus beloond. Ook deze avond was zeer geslaagd. Het Bestuur BESTUURSMEDEDELING Ter voorkoming van hoge incassokosten verzoeken wij allen, die hun contributie of abonnementsgeld nog niet betaald hebben, dit thans omgaand te doen op postrekening nr. 2547699 t.n. v, de Penningmeester Historische Kring Haaksbergen,
274
ASSINKKAMP (I) In enkele opeenvolgende artikelen zal de historische ontwikkeling van het gedeelte Haaksbergen tussen Molenstraat en Hibbertstraat beschreven worden en wel speciaal van het deel, dat in de jaren na 1600 Assinkkamp genoemd werd. Om het verhaal te verduidelijken en de juiste plaats te kunnen aangeven is hierbij een stuk van de eerste kadasterkaart van Haaksbergen afgedrukt. Ook bij volgende artikelen zal regelmatig verwezen worden naar deze kaart, die omstreeks 1830 gemaakt werd. Om het verband met de huidige situatie te laten zien eerst enkele opmerkingen bij de plattegrond. De Von Heydenstraat heette toen nog Oostenstraat. De Eibergsestraat van nu werd toen Sondershoek genoemd naar het erve Sonderen, dat vroeger aan de Lansinkstraat lag. De naam Spoorstraat kon nog niet bestaan omdat de trein pas in 1884 kwam. Meestal werd de Spoorstraat toen Deldensestraat genoemd. Bij de Pancratiuskerk ontbrak de noordelijke zijbeuk, die in 1888 gebouwd zou worden. Het plein om de kerk heette Kerkhof en diende nog echt als begraafplaats. Alle Haaksbergse woningen waren sinds de Franse tijd doorlopend genummerd en deze cijfers zijn in de tekening aangegeven. Naast de hervormde kerk ziet U nr. 53, het bekende huis "De Dom", thans Von Heydenstraat 2 en 4, Woning nr. 54 is het voor enkele jaren helaas afgebroken Hoedemakershuis of Logement De Zwaan, waarschijnlijk de plaats, waar oorspronkelijk de Hof van Haaksbergen gestaan heeft en dus het allereerste begin van het dorp. Nr. 55 is de toenmalige hervormde pastorie, die in latere jaren dichter bij het kerkhof herbouwd zou worden en thans het adres Markt 12 heeft. Langs de westzijde van de Molenstraat vond men in 1830 volgende panden: Nr. 74 thans café Ottink, Molenstraat 26, vroeger geheten het Huis aan de Boom, Nr. 75 thans mevrouw Hofsté op Bruinink-Morsman, Molenstraat 24, Nr. 76 thans het Wolhuis Kerkemeijer, Molenstraat 22, Nr. 77 thans het pand Reinderink, Molenstraat 16-18, Nr. 78 thans het pand van mevrouw Leurink-Hollink, Molenstraat 12-14, Nr, 79 vroeger het Brevinkhuis, thans het winkelpand Busschers en Kluivers, Molenstraat 6-10, Nr. 80 thans het pand Kleijsen, Molenstraat 4, Nr. 81 thans groentehandel Van den Berg, Molenstraat 2, Nr. 82 thans de zaken van Sanders en Hartman, Markt 16 en 17, Nr. 83 thans de Amsterdam Rotterdam Bank, Markt 18, eigendom van de familie Ten Asbroek, Nr. 84 thans Schoenhandel Konings, Markt 19, Nr. 85 en 86 thans de katholieke pastorie, Markt 20, Nr. 87 thans de bibliotheek, Markt 21, eigendom van de R„K. kerk,
275
276
Nr. 88, 89 en 93 thans Hotel Centraal, Markt 23, Nr. 90 thans het sterk verkleinde pand van Bar de Blokhut, Spoorstraat l, Nr. 91 waarin tot voor kort Slagerij Meier, Spoorstraat 3, gevestigd was, Nr. 92 hier stond later het postkantoor, dat voor enkele jaren afgebroken is en tenslotte Nr. 94 thans tuin van de pastorie. De situatie van 1830 week dus nog niet zo heel veel af van de huidige, al werden er sindsdien huizen bijgebouwd langs de Eibergsestraat en de Hib-bertstraat en zijn alle genoemde panden wel verbouwd of herbouwd. In 1600 was de toestand echter wel heel anders. Sinds 1580 waren de verschrikkingen van de tachtigjarige oorlog over het dorp Haaksbergen en het omliggende platteland gekomen. De meeste bewoners waren gevlucht, door oorlog en ziekte was de bevolking belangrijk in aantal verminderd. Het dorp was maar klein, het bestond uit kerk en kerkhof met wat woningen daar omheen. Verder had men lintbebouwing langs de Blankenburgerstraat tot aan het "Endeke too" en langs de Oostenstraat. De Molenstraat, genoemd naar de windmolen, die in 1601 in de Sondershoek gebouwd werd, was nog maar een pad of bestond misschien helemaal niet. Het verkeer met door paard of koe getrokken wagens vanaf Eibergen en Neede bereikte het centrum via de weg, die vóór woning nr, '60 rechtsaf boog en tussen de woningen nrs. 53 en 54 op het kerkplein kwam. Het verkeer van Enschede en Boekelo ging door de Blankenburgerstraat en bereikte samen met de wagens van Delden en Goor bij woning nr. 90 de kern van het dorp. De tegenwoordige Enschedesestraat in het dorp tegenover de woningen nrs. 53 en 54 bestond namelijk nog niet. De kerksteeg ten zuiden van de kerk was vermoedelijk alleen maar de weg naar de pastorie en werd pas kerksteeg, toen de Molenstraat bewoners kreeg. Ook ten noorden van de kerk was een kerksteeg, die pas voor enkele jaren gedeeltelijk verdwenen en tot parkeerplaats gemaakt is. Vóór 1550 was deze steeg vermoedelijk het kerk-pad voor het kasteel de Blankenborch. Een derde kerksteeg was nog aanwezig recht tegenover de toreningang tussen de woningen nrs. 87 en 88. Waarschijnlijk kwam De Braak in die jaren tegenover deze steeg uit en waren zij voor de boeren van Holthuizen en Brammelo de kortste verbinding met de kerk. Ten zuiden van deze laatste kerksteeg lag tussen Molenstraat en Hibbertstraat een grote akker of kamp, die doorliep tot aan de Eibergsestraat. Waarschijnlijk had deze akker samen met andere landerijen rondom het dorp oorspronkelijk tot de Hof van Haaksbergen en later tot de Blanken-Dorch behoord. Na de verkoop van de Blankenborch aan de bisschop van Utrecht in 1449 waren ook deze landerijen eigendom van het bisdom geworden. In 1528 verkocht het bisdom Utrecht zijn Overstichtse goederen
277
aan de koning van Spanje en heer der Nederlanden Karel V en toen in 1599 de Staten van Overijssel het Spaanse gezag in Twente overnamen, werd zij eigenaar van de landerijen en huizen "tot den Blanckenborgh gehoerer de", zoals ze in de rentmeesterrekeningen genoemd werden, Tot deze landerijen behoorde in 1600 echter al niet meer het terrein tussen Mole straat, Eibergsestraat, Hibbertstraat en de kerksteeg tussen de woning nrs, 87 en 88, Een gedeelte van deze grond en mogelijk zelfs het gehele terrein was eigendom geworden van Johan Assinck, die in 1600 in het Verpondingsregister vermeld wordt als inwoner van het dorp Haaksbergen, Het is zo goed als zeker, dat hij woonde in het huis nr, 79, Van de onder grond van de woningen nrs, 74 tot en met 87 en nr, 94 is aan te nemen of zelfs te bewijzen, dat ze van Johan Assinck afkomstig is, Dit verhaal zal zich beperken tot dit terrein, dat in verkoopactes en testamenten vaak de naam Assinkkamp draagt, welke titel ook aan deze artikelenreeks gegeven is, Na deze lange inleiding eerst aandacht voor de persoon van Johan Assinck Hoewel het niet waterdicht te bewijzen is, duiden bepaalde contacten toch op familiebanden met het bekende erve Assink in Langelo, Ook daar woon de volgens het Verpondingsregister van 1600 een Johan Assinck, die mo -gelijk een neef van de Haaksbergse Johan zou kunnen zijn, beiden genoemd naar dezelfde grootvader, Het is verleidelijk om aan te nemen, dat grootvader Johan Assinck dezelfde is, die in de rentmeesterrekening van 1548/1549 genoemd wordt, In dit jaar moet namelijk een Johan Assinck de grachten van kasteel Diepenheim "ijzen" of wel ijsvrij houden, Maar het is natuurlijk ook mogelijk, dat de verwantschap tussen de Haaksbergse Johan en de Langelose Johan minder nauw is, Aan het erve Assink is uitvoerig aandacht besteed in Aold Hoksebarge van november 1970, Vóór 1430 was Otto van Bronckhorst en Borculo leenheer van Assink. In 1430 wordt zijn zwager Mattheus van Schoneveld alias Van Gravesdorp ermee beleend, in 1458 diens zoon Mattheus junior, in 1519 diens schoonzoon Philips van Viermundt, dan Philips' zoon Ambrosius van Viermundt en ir 1581 Philips kleinzoon Dietrich van Viermundt tot Odinck. In deze tijd werd Assink bewoond door Johan Assinck en zijn vrouw Hendrickjen Gor kinck. Deze Johan wordt in het Verpondingsregister of belastingaanslag van Langelo genoemd. In het dorp woonde toen, zoals gezegd, Johan Assinck met zijn vrouw Ligert, wier achternaam niet bekend is, Behalve in het Verpondingsregister wordt Johan ook enkele malen genoemd in de Haaksbergse gerichtsprotocollen en wel in 1628, 1631 en in 1632, Op 20 februari van laatstgenoemd jaar is hij zelfs keurnoot of bijzitter van het Haaksbergse gericht, Voor het laatst wordt zijn naam vermeld op 3 oktober 1636, vermoedelijk is hij
278 niet zo lang daarna overleden. Verschillende van zijn nakomelingen uit de rechte lijn of uit zijlijnen bewoonden na 1600 gedeelten van de Assinkkamp. Om straks bij het bespreken van deze een beter overzicht te krijgen volgt hieronder een opstelling van Johan Assink's afstammelingen: I. Johan Assinck, overleden na 1636, gehuwd met Ludgert, stamvader van de Haaksbergse Assink's. II. Kinderen uit huwelijk I: A. Arent Assinck, overleden voor 1649, gehuwd met Hendrixken Christiaans, B. Jenneken Assinck, gehuwd met Willem Bargerinck, C. Griete Assinck, gehuwd met Albert Hulsz van Losser. III. Kinderen uit huwelijk II A: A. Karst Assinck, die drie keer huwde: vóór 1649 met Geertjen Wissinck, in 1666 met Jenneken ter Weeme uit Neede en in 1668 met Lutgert Lentelinck, die na de dood van Karst Assinck hertrouw de met Hendrik Ronneboom, B. Aerent Assinck, die ongehuwd overleed voor 1667, C. Hendriksken Assinck, voor 1667 gehuwd met Jan Kramer, D. Aelken Assinck, voor 1662 gehuwd met Jan Derkinck. IV. Kinderen uit huwelijken III A: Uit het eerste huwelijk: A. Jenneken Assinck B. Hendrickjen Assinck, in 1707 gehuwd met Gerrit Roerinck uit het dorp Haaksbergen, C. Grietje Assinck, in 1697 gehuwd met Stoffer ter Becke uit Langelo en in 1715 hertrouwd met Berent ter Luchte uit Hengevelde. Uit het derde huwelijk: D. Jan Assinck, schoenmaker, in 1696 gehuwd met Janna ten Goorkate, dochter van schoenmaker Wijchert ten Goorkate alias Schoowiechert in de Blankenborg, E. Lutgert A s s inck. V. Kinderen uit huwelijk IV D: A. Hendrik Assinck, schoenmaker, vrijgezel, B. Geertruid Assinck, in 1718 gehuwd met kleermaker Jan ten As-broek uit Beckum, stamvader van de Haaksbergse Ten Asbroeken, C. Christiaan Assinck, in 1742 gehuwd met Anna Karsen, weduwe van Werner Manten„ Ook deze was schoenmaker„ Hij woonde echter niet op de Assinkkamp, maar hoek Hibbertstraat/De Braak,
279
D. Aaltjen Assink, in 1753 gehuwd met Engelbertus Brevink uit Wessum. VI, Kinderen uit huwelijk V D: A. Jan Brevink, geboren in 1754, jonggestorven, B. Arnoldus Brevink, schoenmaker, geboren in 1755, gehuwd in I met Jenneken Koonink uit Goor, C. Jan Brevink, geboren in 1757, in 1782 gehuwd met Janna Ottink die in 1791 na de dood van Jan Brevink hertrouwde met Berend Lintelo in Brammelo, VII. Kinderen uit huwelijk VI B: A, Johannes Brevink, schoenmaker, geboren in 1796 en in ca, 183 gehuwd met Johanna Temmink, B„ Egbertus Brevink, sinds 1832 pastoor van Vriezenveen en daar overleden in 1836, Na deze genealogische opsomming zal in het volgende nummer van Aold Hoksebarge begonnen worden met de achtereenvolgende bewoners van de huizen op de Assinkkamp te bespreken. W.E. ten Asbroek J.B,A 0 Leusink J, Overbeeke DE WATERMOLEN VAN HAAKSBERGEN (3)
In het vorige nummer van Aold Hoksebarge behandelden de heren W,E, ten Asbroek en J, Overbeeke uitvoerig de geschiedenis van deze molen en zijn voorgangers, Een kleine opmerking zou ik willen maken bij de laatste alinea van pagina 246 en de eerste van pagina 247, en wel t.a.v. de '"Heyentreckers", Gezien het feit, dat deze worden opgesomd bij eer reeks "andere extra-ordinaris werckluyden" is het niet aan te nemen,dat er molenapparatuur mee bedoeld wordt, Het waren lieden, die de funde ringspalen voor het molengebouw in de grond heiden, Het zware heiblok hing aan een touw, dat over een in een stellage geplaatste katrol liep, Een aantal mannen trok aan dit touw het heiblok omhoog en liet het daarna op de te heien paal vallen, Wat de heien in de oliemolen betreft, moge het schetsje hierbij de wer king van deze verduidelijken. Op de as is aan het uiteinde tegen de gevel een kamwiel gemonteerd, dat wordt aangedreven door een kamwiel op de
280
wateras. De nokken op de as tillen de hei aan de daaraan bevestigde nok omhoog en laten die vervolgens met een klap op de wiggen in het zware persblok vallen, zo eenvoudig als maar kan. Een touw komt hierbij dus niet te pas. Het touw, dat op foto's van de vroegere inrichting van de Haaksberger molen te zien is en dat bevestigd was aan een hei, werd door de mulder gebruikt, als de hei zijn werk gedaan had. Deze werd dan buiten werkinggesteld, "geschort" zoals dit heette, door hem aan dit touw omhoog te rekken. Het touw liep over een katrol en had aan het andere eind en contragewicht, zwaar genoeg om de hei in zijn hoge stand te houden. Het waterrad en de as konden ondertussen rustig rond blijven draaien. H. Hagens
281 HET KERKHOF AAN DE ENSCHEDESESTRAAT
Tot in het begin van de vorige eeuw werd nog overal in Nederland rondom de kerk begraven. Alleen beter gesitueerden werden in de kerk ter aarde besteld. Bij decreet van 12 juni 1804, toen 23 Prairial 12 geheten, ver bood Napoleon het begraven in kerken. Na de inlijving van Nederland bij Frankrijk werd in 1810 deze wet ook hier van kracht. Weliswaar werd het bij de bevrijding in 1813 aan deftige burgers weer toegestaan om in de kerken begraven te worden, maar omdat in Haaksbergen op l januari 1810 de Pancratiuskerk door de hervormden was overgedragen aan de katholieken, is er hier niet meer in de kerk begraven. Bij de overdracht werd nl. uitdrukkelijk vastgelegd, dat vanaf Louwmaand 1810 niemand meer in de kerk begraven mocht worden. De grafzerken mochten door de eigenaren worden weggehaald. Bij Koninklijk Besluit van 22 augustus 1827 werd liet begraven in kerken in geheel Nederland met ingang van l januari 1829 verboden. Langzamerhand was de gewoonte van het begraven op het kerkhof om de kerk ook te Haaksbergen onhoudbaar geworden. Dit blijkt uit een schrijven van de schout aan de kerkvoogden van de hervormde gemeente van 28 augustus 1824: "Het kerkhof alhier te klein zijnd om de overledenen te bevatten, eischt dat er middelen worden bedacht om daarin te voorzien. Onmiddellijk aan het kerkhof is geen grond te bekomen; daarvoor buiten het dorp een kerkhof te vervaardigen geeft kosten van bewalling, brug ter invaart en poorten. En dat niet alleen, maar de opinie der buitenlieden is ook zeer tegen de begraving buiten het dorp. Het eenige en beste middel in dezen zal derhalven bestaan, om bij Uwlieder kerk, alwaar een gevoegelijk plein zich bevindt, voorzien van een goede muur en poorte, bij wijze van vergunning te mogen begraven. En na dit plein vol lijken zal zijn geplaatst, na de ordinaire (gewone) kerkhof terug te keeren, als wanneer men stellig oordeeld aldaar alsdan wederom genoegzaam plaats te zullen vinden ter begraving der overledenen. Daar dit verzoek allerminste (tenminste) op billijkheid is gegrond, vertrouwt men, dat heren kerkvoogden niet aarzelen zullen, dit alzo te accorderen". Dit stellig onaantrekkelijk voorstel werd bij besluit van de vergadering van kerkvoogden op 7 september 1824 afgedaan met de mededeling, dat de grond niet hun eigendom was, maar van de hervormde diaconie. Uit niets blijkt, dat de burgerlijke overheid zich daarop tot deze instantie heeft gewend. Wel richtte de schout op 30 september 1824 een schrijven aan de gouverneur van de provincie met het verzoek te willen gelasten, dat het plein voor de hervormde kerk als kerkhof gebruikt kan worden. Het antwoord op dit verzoek is niet bekend, maar het was stellig afwijzend.
282
Op zaterdag 29 september 1827 was de Haaksbergse gemeenteraad bijeen om de eventuele aanleg van een kerkhof buiten de bebouwde kom te bespreken overeenkomstig het besluit van provinciale staten van 28 augustus, Overwogen werd dat ten eerste buiten de bebouwde kom geen geschikte plaats aanwezig was, ten tweede in de kerken reeds sedert lange jaren niet meer begraven werd en ten derde de aanleg van een kerkhof buiten de kom grote kosten met zich mee zou brengen. De kern van het dorp telde ca, 1000 zielen, alv/aar men een open en geschikte begraafplaats had, waar het begraven der lijken voor de gezondheid der ingezetenen niet nadelig werd geacht, Voor het ongeschonden blijven der lijken werd behoorlijk gezorgd. Men verzocht daarom gedeputeerde staten, dat de bestaande begraafplaats rondom de Pancratiuskerk voorlopig nog gebruikt mocht worden. Blijkbaar ging G.S. hier niet mee accoord, want op 7 december 1827 was de raad weer bijeen om het besluit van G.S„ van 16 oktober te bespreken. Omdat de gemeente geen gronden bezat, zal men veldgrond van de marke Haaksbergen en Hones of van een ander ten oosten van het dorp moeten aankopen, Sedert 1810 werd in de kerken niet meer begraven. Op het open kerkhof in de kom van de gemeente wordt thans na mate van overlijden begraven, Eigendommelijke begraafplaatsen zijn hierop niet aanwezig. Zonder autorisatie (machtiging) van G, S. mag men echter niet tot aankoop van grond overgaan. Men verzocht daarom hiervoor toestemming en ook voor het successievelijk in de jaarlijkse begroting brengen van de kosten hiervan, In mei 1828 drong de burgemeester bij het provinciale bestuur aan om deze autorisatie te verlenen, Naar aanleiding van een afwijzend schrijven van G, S, van 4 juni 182 S werd in de raadsvergadering van 24 juni de aankoop van een terrein besproken, Ten noorden van het dorp kon men een stuk grond kopen, de Hooge Weide genaamd, wat bijzonder geschikt is, groot, ca. 90 roeden en 90 ellen, voorzien van een poort en brug ter invaart en ter opdraging van lijken en aan weerszijden bezet met een doornen haag voor de prijs van ƒ 1250, -, te betalen in twee of drie jaren zonder interest, naar rato als de inkomsten van de gemeente zulks zullen gedogen en toelaten. Vanaf januari a,s, zou met begraven begonnen kunnen worden, De raad vond dit plan gunstig, temeer omdat men geen huisje hoefde te bouwen, omdat men de doodbaren uit de toren kon halen als tot nu toe, Kwam het kerkhof verder van het dorp te liggen, dan zou men de lijken per kar moeten vervoeren, wat op den duur vele beletselen en kosten voor de schamele gemeente met zich mee zou brengen. De raad, bestaande uit de loco-burgemeester C, Waanders, J.H, Jordaan, H, ter Haar, J, ter Hofstede, G. Teutelink, H, te Lintelo en J. Dwars, besloot daarop eenstemmig om tot aankoop over te gaan.
283
Daarna stelde men een reglement vast, dat uit 7 artikelen bestond: 1. Er zal slechts één kerkhof in de gemeente Haaksbergen bestaan, wat echter zal worden afgescheiden door een geregeld pad, waardoor ieder lid van een kerkgenootschap bij zijn geloofsgenoten kan worden begra ven (m. a.w. het kerkhof werd verdeeld in een hervormd en een katho liek gedeelte, een situatie, die ook nu nog bestaat), 2. De lijken zullen naast elkaar worden bijgezet, zonder onderscheid van rang, staat of geboorte, zullende er geen de minste preferentie mogen plaats grijpen, 3. Het maken van graven, het effen houden van het kerkhof en het schoon houden van het pad is en blijft zoals thans aan de doodgraver opgedragen alsook de zorg dat de doodbaren behoorlijk in de toren opgeslagen worden, 4. De doodgraver, die thans van ieder lijk voor het maken van een graf 70 cent krijgt, zal vanaf l januari 1829 op de staat van de begroting der gemeente gebracht worden. Ieder zal dan om niet worden bijgezet, 5. De jaarwedde voor de doodgraver wordt bij dezen bepaald op ƒ 70, zonder meer. Hij moet zelf het nodige gereedschap aanschaffen en onderhouden, 6. Hij die één of meer eigen graven op het kerkhof zou willen bezitten, moet zich hierover met het gemeentebestuur verstaan en na sluiting van de koop binnen een maand ten kantore van de gemeente-ontvanger de verschuldigde gelden storten, anders wordt de koop nietig verklaard, 7. De ontvanger zal de gelden overnemen, quiteren en boeken als ; buitengewone ontvangst ten behoeve der gemeente. Op 27 december 1828 werden, om alle onenigheid weg te nemen, nog enkele besluiten genomen: 1. Het aangelegde kerkhof zal voor alle gezindten blijven en is eigendom van de burgerlijke gemeente van Haaksbergen, 2. Het kerkhof, noch het overschot der weide zal van heden af niet meer mogen worden beweid. In het begin van het aanstaande jaar zal om dit te voorkomen aan voor- en achterkant een beplanting met bomen wor den aangebracht, 3. Uit het kerkhof zullen geen plaggen, aarde of iets hoegenaamds mogen worden weggehaald, met uitzondering van de mothopen, die er thans in staan, echter vóór januari a. s. 4. De weg tussen het huis van Morssinkhof (thans dokter Wentink) en de Joodse kerk zal geschikt gemaakt worden tot het vervoer van lijken naar het kerkhof, zodra hierover met Morssinkhof een schikking is gemaakt. Overigens blijft het ieder vrij van de Blankenburgerstraat en andere publieke wegen gebruik te blijven maken. 5. De gemeente zal zorgen, dat nimmer enig nadeel door derden aan de bedoelde grond van het kerkhof wordt toegebracht.
-•ï
284
Op woensdag 17 juni 1829 werd vergaderd over het omringen van het kerkhof met een stenen muur, zoals blijkbaar door G.S, werd verlangd, Omdat er echter geen fondsen of goederen zijn, zou dit alleen te bekostigen zijn uit een hoofdelijke omslag, Men verzocht daarom vrijstelling van deze bepaling, ook al, omdat het kerkhof omgeven was door een doornen haag ter hoogte als bij artikel 3 van het Franse decreet van de 23e Prairial van het jaar 12 was bepaald. Op 24 september werd het antwoord van G.S, voorgelezen, Zij waren accoord, mits de haag twee Nederlandse ellen hoog was» Op 12 augustus 1829 deed burgemeester H. A, P. Schaepman, vader van de bekende katholieke staatsman Dr, Schaepman, zijn intrede in de gemeente Haaksbergen na het overlijden op 3 februari 1829 van zijn voorganger Willem Waanders_Gzn., die op 22 november 1739 te Haaksbergen geboren u-as, Waanders was oorspronkelijk chirurgijn, maar werd in de Patriottentijd op 10 juli 1795 richter van Haaksbergen, In de Franse tijd werd hij maïre en in 1814 schout en secretaris en vervolgens burgemeester en secretaris van Haaksbergen, Zijn zoon was het latere gemeenteraadslid en de loco-burgemeester ChristiaanWaanders, die op 25 december 1781 uit Willem's huwelijk met £uphejnia 1JIessel.s geboren werd, Reeds in 1816 werd deze Christiaan erfmarkerichter van de marke Holthuizen, Eppenzolder en Stepelo en controleerde in deze functie samen met de gemeenteraad de rekening van de gemeente-ontvanger, Ook werd hij in 1821 door de gemeenteraad benoemd als zetter van de direkte belastingen, die de aanslagen moest opleggen, In 1824 werd hij substituut-schout, sinds 1825 substituut-burgemeester (loco-burgemeester) geheten. Christiaan Waanders was op 28 februari 1811 gehuwd met Johanna Henrica Jansson, die reeds op l januari 1819 overleed na hem vijf kinderen geschonken te hebben. Op 18 mei 1820 hertrouwde hij met de Groenlose Theodora Catharina Elisabeth Tellegen, die acht kinderen kreeg, Wegens financiële moeilijkheden werd C. Waanders, die op 12 juni 1855 overleed, genoodzaakt zijn onroerende goederen te verkopen. Tot deze goederen behoorde ook het terrein van het nieuwe kerkhof, maar pas in de raadsvergadering van 27 augustus 1829 werd C. Waanders als verkoper van de kerkhofgrond genoemd. Omdat hij nog minderjarige voorkinderen had, kon hij het terrein, dat reeds in de vergadering van 4 juni 1828 door de raad was gekocht, niet aan de gemeente overdragen. Op 13 mei 1830 werd door notaris Warnaars uit Almelo in een openbare veiling ten huize van de logementhoudster de weduwe G, Mörssinkhof te Haaksbergen publiek ingezet de onroerende goederen in gemeenschap bezeten door C. Waanders en zijn eerste vrouw J,H, Jansson, Tot deze goederen behoorde als tiende perceel: een stuk grond de Steege of Hooge Weide ge-
285
naamd, groot ongeveer zeventig roeden, gelegen onder Haaksbergen aan de weg naar Enschede tussen de landen van de weduwe Wiedenbroek en van Derk Jordaan, onverhuurd en dadelijk aanvaardbaar. Voorlopig werd dit perceel echter buiten de verkoping gehouden. In de raadsvergadering van 26 mei 1830 deelde burgemeester Schaepman daarop mede, bericht gehad te hebben van notaris Warnaars, dat deze op bevel van de rechtbank te Almelo het stuk land uit de boedel van C. Waanders moest verkopen. Omdat de gemeente reeds 150 lijken begraven had op dit land, werd besloten het kerkhof, dat al lang in gebruik was, aan te kopen voor ƒ 500, -. Op 27 mei 1830 volgde daarop de definitieve publieke toewijzing. Het hierboven bedoelde perceel werd gekocht onder de last "uit hoofde er lijken in dit stuk land zijn begraven, om die graven behoorlijk in een verwulft te brengen en nimmer te mogen openen, terwijl een uur beraad wordt gereserveerd, tenzij men mogt verkiezen hetzelve dadelijk te gunnen; Indien dit stuk land tot eene algemeene begraafplaats mogt worden gekocht, vervalt de last om de graven met overwulfsels te metselen". Daarop werd het terrein door burgemeester Schaepman ingezet op ƒ 500, -, en omdat niemand verhoogde werd hij eigenaar, waarbij hij verklaarde daartoe gemachtigd te zijn door de gemeenteraad van Haaksbergen en wel om van het terrein een algemeen kerkhof te maken. Hiermee had Haaksbergen dan eindelijk zijn algemene begraafplaats, maar niet alle ingezetenen waren tevreden met deze vreemde gang van zaken en voerden een actie, die tot resultaat had, dat er een tweede begraafplaats aan de Spoor straat tot stand kwam. In een volgend artikel zal hierop worden teruggekomen. D. Jordaan MET HOUT WERD VEEL GEDAAN
Het verhaal van de heer H. Kormelink in Aold Hoksebarge van november 1971 over het "Kolenboek" van H. J. ten Raa is voor ondergetekende aanleiding nog eens de aandacht van de lezers te vragen voor hout. Vroeger was dit materiaal nog belangrijker dan nu en voor de boerenbevolking een belangrijke bron van inkomsten. Hout werd voor vele doeleinden gebruikt. Het EIKENHOUT had door zijn grote duurzaamheid vooral waarde als timmerhout. Bij de bouw van boerderijen, woonhuizen en schuren bestond het zgn. vierkante werk of gebinten, dus de stijlen, balken en platen, bijna altijd uit eikenhout. Zelfs de gordingen en sparren en ook de topgevels werden vaak van eikenhout gemaakt. Bij de bouw van water- en windmolens werd veel zwaar eikenhout gebruikt. Ook de scheepsbouw vroeg eikenhout
286
en voor het vervaardigen van spanten werd speciaal kromhout gevraagd, dat door handige houthandelaren voor een krats bij de boeren werd opgekocht en weer duur verkocht aan scheepsbouwers langs de Zaan en andere rivieren. Voor een geheel ander doel werd het eikenhout van de akkerwallen gebruikt. Deze wallen, die aan het Twentse landschap zijn specifieke bekoring geven, waren vroeger en zijn ook nu nog wel begroeid met eikenhakhout. Als dit hout ongeveer twaalf jaar oud was, werd het omstreeks het feest van Pancratius (12 mei) gehakt. De sapstroom was dan zodanig, dat de bast gemakkelijk losliet. De stammetjes werden op lengtes van zeven bandbreedtes en een oetkiek (uitkijk) gehakt. Deze lengte, die 70 cm, bedroeg, werd met een touwtje afgemeten. Met een bot handbijltje werd de bast er afgehaald, gedroogd en samengebonden met een wiere, die ook wel garde of twijg genoemd werd. Als eek werd het dan per mud van 70 kg, verkocht aan leerlooierijen, waar het als looimiddel diende. De overgebleven stammetjes werden tot een bos samengebonden, die een omtrek had van eveneens zeven bandbreedtes en een oetkiek, Men kon deze dus meten met hetzelfde touwtje. Als brandhout werden de stammetjes, die schelkluppels genoemd werden, vaak verkocht op markten in de buurt, Menigmaal werd een schelkluppel ook gebruikt als er ruzie was. Het SPROKKELHOUT, ook wel sprenkel- of sprakelhout genoemd, was afkomstig van de vuilboom of sporkeboom, Een sprenkel is volgens Koenen een dichtspringende lus om hazen en konijnen te vangen en voor dit doel zullen de soepele twijgen van de sporkeboom wel vaak gebruikt zijn, Vuilbomen bloeien heel lang met kleine witte bloempjes en iemkers wisten al lang, dat het sprokkelhout een goede honingbron voor hun bijen betekende, Ook voor het vervaardigen van lemen wanden was sprokkelhout de meest gebruikte bouwstof, Grote betekenis had het hout echter als grondstof voor de polver- of kruitfabrieken, Tot ongeveer 1880 werd dit hout tegen een goede prijs voor dit doel verkocht. Het nu zo onaanzienlijke sprokkelhout had in die jaren een grote waarde, Het ELZENHOUT, dat vooral voorkwam op de lagere gronden, werd in hoofdzaak gebruikt in de kolheupe of kolenhopen, waarin het hout tot houtskool gebrand werd. Maar ook andere houtsoorten konden hiervoor wel gebruikt worden, zelfs stobben werden wel boven in de kolenhopen gepakt, mits ze goed van zand ontdaan waren. De stammen voor de houtskool-meilers werden afgekort op een lengte van 1,25 m, wat overeenkwam met de spoorbreedte van de wagen, waarmee het hout vervoerd werd, In het midden van de kolenhoop werd een bos droge takken overeind gezet om het aansteken mogelijk te maken en rondom deze takkenbos werden vertikaal de stammetjes opgesteld, steeds met het dikke eind naar beneden, zodat
287
er tenslotte een koepelvormig bouwsel ontstond. De hoop werd met plaggen afgedekt, waarover nog wat zand werd gestrooid om het geheel nagenoeg luchtdicht af te sluiten. Nu kwam het vakwerk van de kolenbrander, die ook tijdens de bouw al aanwijzingen gegeven had. Het hout moest verkolen, maar niet totaal verbranden en dit betekende een precieze regeling van de hoeveelheid verbrandingslucht. De kolenbrander, die meestal twee tot vijf kolenhopen bij elkaar of dicht in de buurt tegelijk brandde, wist dit te bereiken door een gatenstelsel in het plaggendek. Het vuur brandde van onderen naar boven en na ongeveer één week was de kolenhoop "gaar", zoals men dit noemde. Om verdere verbranding tegen te gaan werd de hoop daarna met een enkele decimeters dikke zandlaag afgedekt. Een maand later was het vuur gedoofd en kon men overgaan tot het afleveren van de verkochte houtskool. Tijdens het branden woonde de kolenbrander al dan niet met een hulp in een eenvoudige hut in de buurt van de kolenhopen, om onmiddellijk te kunnen ingrijpen, als er iets mis dreigde te gaan. Vooral als er storm opstak, moest met man en macht gewerkt worden om een dikker gronddek aan te brengen om zo de vergrote luchttoevoer af te remmen. Zover bekend was wijlen de heer B. Siemerink, Hengelosestraat 40, de laatste kolenbrander van Haaksbergen, Als men de laatste telefoongids openslaat ziet men nog achter het telefoonnummer 1328 de houtskoolindustrie van de firma B. J. Siemerink & Zn. vermeld. Het was echter in 1965, dat aan de Voortweg te St. Isidorushoeve op een perceel grond van de Diaconie de laatste houtskool gebrand werd door de heer Siemerink. B. E. Asbreuk DE TAAL VAN HAAKSBERGEN (XV)
(Vervolg aantekeningen Prof. Herman Scholten) VERWEELDEREN Dit woord ken ik niet. In Twente zegt men verwelken en ook wel verzaluwen. DISSEL Onhandelbaar persoon: Een plompen dissel. SADDE, SEDDE Een seddeken is een klein mensch, koe, verken, etc. Een sadaas is een klein dog kwaadaardig mensch; een '. kat-aas, die gedurig keakelt en nog erger is dan een sad-aas. KREGEL Een kregel paard, dat niet lui is. KUIEREN Van de enden zegt men ook, dat ze aan de waek (woerd) kuieren als zij door zeker geluid te maken en rondom denzelven te zwemmen te kennen geven, dat zij het met hem houden.
288
WAGTEN
Wachten en waeren, een term gebruikelijk in opdracntsbrieven, TUIGEN (Zich geldelijk veroorloven), Dat woord heeft in Imp. (verleden tijd) tuigde, getuigd, etuigd of etuugd; van tuuën voor tuugen zegt men toog, etoogen - trok, getrokken. LANGEN (Aangeven). Hand-langer. TWEELICHTEN, In den tweelichten, in de tweedonkeren, entre chien et TWEEDONKEREN, loup, (Tussen hond en wolf) TUNTELEN Iets doen dog niet beschikken; tuntelwerk: werk daar men niet aan schikken (vorderen) kan; tunteler: die gewoon is te tuntelen, BOT Bot-bijle, daar men botten mee hakt; ook van iemand die veel werk doet; zich afbottelen, afarbeiden. BLêèKES In Twente zijn blekken mazelen; blekken is blaffen; Blaekes voor Blaedekes, kleine bladen ,,,, In Twente verkort men de lange klinkers en verdubbelt men de medeklinker. KEEREN De kamer uitkaeren, Keeren is weerom keeren en ook weerom doen keren; geld uitkeeren; keeren wordt ook gebruikt van bier en water; het bier, het water keert, schift eer 't gekookt wordt, (Hier zal schrijver toch wel melk bedoeld hebben in plaats van water), REUPE ..,., waaruit de paarden 't hooi reupen, afreupen, uit trekken om het te vreten; reupen wordt gebruikt voor gras met gehele handen vol aftrekken, afplukken, ROPPEN Plukken is alle veren schoon uitplukken; roppen: de grootste uitplukken, de kleinste laten zitten, SLAAGE Betekent in Twente niet een wagenspoor, dat noemt men een spoor of spaar en wagenspaar, maar het wordt gebruikt van eenen voerweg (rijweg), die veel gebruikt is en een open spoor heeft. Als de voerlieden zien dat twee wegen, waar de eene naar een of ander huis loopt en weinig bevaren (bereden) is, en de andere naar eene stad loopt, althans sterk bevaren is en een open spoor heeft, zich scheiden, zeggen ze van den laatsten: hier gaat de slaage heen, deze is de weg, die het meest gebruikt en ingeslagen wordt; helleslage, helleweg, heirbaan betekenen de grote wegen, J, Vredenberg (wordt vervolgd)